Upload
others
View
6
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Autoriteit Nucleaire Veiligheid enStralingsbescherming
> Retouradres Postbus 16001 2500 BA Den Haag
ANVS
AANTEKENEN StralingsbeschermingAanvragen en MeldenBezuidenhoutseweg 67
Erasmus Medisch Centrum Postbus 16001
Veiligheid en Milieu 2500 BA Den Haagwwwanvs.nl
Stralingsbeschermingseenheidt.a.v. dhr. M.J. Huikeshoven T 070-3487366
Algemeen coördinerend stralingsdeskundige E Postbus.Aanvragenenmelden
Postbus [email protected]
3000 CA Rotterdam
Onze referentie2016/0790-11
Datum 19 oktober 2016Betreft Vergunning Kernenergiewet Bijlage(n)
Bijlage radionuclidenlaboratorium
KERNENERGIEWETVERGUNNING VERLEEND AAN ACADEMISCH ZIEKENHUIS
BEHORENDE BIJ DE OPENBARE UNIVERSITEIT ROTTERDAM VOOR HET
VERRICHTEN VAN HANDELINGEN MET RADIOACTIEVE STOFFEN EN IONISERENDE
STRALING UITZENDENDE TOESTELLEN
Verleend door:
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU.
1. Het besluit1. Vergunning
De op 23 oktober 2012, aan het Erasmus Universitair Medisch Centrum gevestigd
te Rotterdam, verleende vergunning met nummer 2012/0709-06 wordt gewijzigd
conform de aanvraag.
De vergunning luidt nu als volgt:
Aan Academisch Ziekenhuis behorende bij de openbare universiteit Rotterdam
gevestigd te Rotterdam wordt, krachtens de artikelen 29 en 34 van de
Kernenergiewet en de artikelen 23, 24 en 25 van het Besluit stralingsbescherming
voor onbepaalde tijd conform de aanvraag vergunning verleend voor:
A. TOESTELLEN
Het verrichten van handelingen ten behoeve van de productie van radiofarmaca,
binnen de locatie cyclotronfaciliteit Cyclotron Rotterdam B.V. gelegen aan de
‘s Gravendijkwal 230 te Rotterdam, met ioniserende straling uitzendende
toestellen binnen de volgende omvang:
1. 1 cyclotron, merk GE Healthcare, type PETtrace 880, met een maximale
protonenenergie van 16,5 MeV en deuteronen tot een maximale energie van
8,4 MeV, inclusief de onderdelen van de lineaire versnellers waarin zich
radioactieve stoffen bevinden die zijn ontstaan tijdens het gebruik van het
toestel.
Pagina 1 van 21
B. RADIOACTIEVE STOFFEN EN SPLIJTSTOFFEN
Het verrichten van handelingen ten behoeve van de productie en ontwikkeling van
radiofarmaca, dosimetrie, kwaliteitsbewaking, ijk- referentie- en
analysedoeleinden en wetenschappelijk onderzoek binnen de locatie
cyclotronfaciliteit Cyclotron Rotterdam B.V. gelegen aan de ‘s Gravendijkwal 230
te Rotterdam, met radioactieve stoffen binnen de volgende omvang:
1. Het voorhanden hebben en toepassen van open bronnen binnen de locatie tot
een maximum op enig moment van 150 Reinh.
2. Het voorhanden hebben en toepassen van open radioactieve stoffen in ten
hoogste 5 radionucliden-laboratoria op B-niveau en 5 radionucliden
laboratoria op C-niveau met aangrenzende nevenruimten en de bergplaats,
waarbij de belastingsfactor, berekend volgens hoofdstuk 2 van de bijlage
radionucliden-laboratorium, per radionucliden-laboratorium niet meer mag
bedragen dan 1.
3. Het vervoeren van open bronnen binnen de cyclotronfaciliteit Cyclotron
Rotterdam B.V. en van de locatie cyclotronfaciliteit Cyclotron Rotterdam B.V.
naar de locatie Erasmus Medisch Centrum.
4. Het voorhanden hebben en toepassen van ingekapselde bronnen voor
dosimetrie, kwaliteitsbewaking, ijk-, referentie- en analysedoeleinden met een
activiteit van maximaal 50 megabecquerel (MBq) per bron en een
gezamenlijke activiteit van maximaal 500 MBq.
5. Het voorhanden hebben en toepassen van een multinuclidebron in een
afgesloten vial ten behoeve van ijk- en referentiedoeleinden met een activiteit
van maximaal 370 kilobecquerel (kBq).
6. Het uitvoeren van besmettingscontroles aan ingekapselde bronnen.
7. Het voorhanden hebben en toepassen in de vorm van bewerking en
verwerking van radioactieve (afval)stoffen voor zover dit is gericht op het
voorkomen van het ontstaan van afvalstoffen, hergebruik van radioactieve
(afval)stoffen of scheiding aan de bron van radioactieve (afval)stoffen.
8. Het zich ontdoen door lozing in de lucht tot een maximum van 2,5 Reinh per
jaar, zoals bedoeld in artikel 35 lid 6 van het Besluit stralingsbescherming.
9. Het zich ontdoen door lozing in de lucht van het radionuclide argon-41 tot een
maximum van 400 MBq per jaar.
PaQina 2 van 21
10. Het voorhanden hebben van radioactief materiaal, targetmateriaal en
geactiveerde onderdelen ten behoeve van opslag in een bergplaats en in de
cyclotronbunker.
11. Het binnen de radionucliden-laboratoria voorhanden hebben en toepassen van
germanium-68/gallium-68 generatoren ten behoeve van bereiding van
radiofarmaca en wetenschappelijk onderzoek, waarbij de gezamenlijke
activiteit van het germanium-68 ten hoogste 3400 MBq bedraagt.
II. Voorschriften
Aan deze vergunning worden de voorschriften verbonden, zoals opgenomen onder
hoofdstuk 4 van deze beschikking.
III. Documenten
De volgende documenten maken deel uit van de vergunning:
— de op 7 juli 2016 ontvangen aanvraag, de op 15 september 2016 en de op
29 september 2016 ontvangen aanvullende informatie;
— de op 18 juli 2012 ontvangen aanvraag met de daarbij behorende bijlagen C
t/m F en 1 t/m 4, 7 en 17.
Bij strijdigheden prevaleert het meest recente document.
IV. Openbaarmaking en publicatie
De beschikking bevat milieu-informatie. Daarom wordt deze beschikking ingevolge
artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur actief openbaar gemaakt door
publicatie van deze beschikking op de internetsite wwwanvs.nl.
Van het verlenen van deze vergunning wordt tevens mededeling gedaan in de
Staatscourant.
V. Inwerkingtreding
Deze beschikking treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.3
van de Wet milieubeheer (Wm).
Pagina 3 van 21
2. De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling van deaanvraag
2.1. De aanvraag
De aanvraag met kenmerk V&Msu 16314 heb ik op 7 juli 2016 ontvangen en heeft
betrekking op een wijziging van de op de op 23 oktober 2012 aan het Erasmus
Universitair Medisch Centrum gevestigd te Rotterdam, verleende vergunning met
nummer 2012/0709-06.
Het betreft de volgende gevraagde wijzigingen:
— Het uitbreiden van het aantal Relflh dat voorhanden mag zijn en toegepast
mag worden van 60 naar 150.
— Het uitbreiden van het aantal Reflh dat in de lucht geloosd mag worden van 2
naar 2,5.
— Het toevoegen van het voorhanden hebben van een germanium-68/gallium-
68 generator in een radionuclidenlaboratorium ten behoeve van bereiding van
radiofarmaca en wetenschappelijk onderzoek, met een maximale activiteit van
3400 MBq.
— Het uitbreiden van de radionucliden waarmee handelingen worden verricht
met Cu-64 (door middel van productie in cyclotron) en Ge-68, Ga-68, Zr-68
en Lu-177 (door middel van inkoop).
— Het toevoegen van een multinuclidebron ten behoeve van ijk- en
referentiedoeleinden, met een maximale activiteit van 370 kBq.
Bij de aanvraag zijn de volgende documenten toegevoegd:
— Bijlage A: Ruimtenummer indeling & drukregime.
— Bijlage B: Overzicht productie radionucliden en synthese.
— Bijlage C: Berekening van de labbelasting met behulp van het protocol
handelingen met open radioactieve stoffen (HORS-protocol).
— Bijlage D: Berekeningen omgevingsdosisequivalent ten behoeve van
terreingrensdosis.
— Bijlage E: Berekening stralingsbelasting blootgestelde werknemers.
— Bijlage F: Berekening lucht- en waterlozing.
— Bijlage G: Overzicht terreingrensdosis.
— Bijlage H: Risicoanalyses aangevraagde radionucliden.
— Bijlage 1: Overzicht aanvullingen tov verzamelvergunning 2012/0709-06.
— Bijlage J: Aanvraag wijziging schriftelijke interne toestemming.
— Bijlage K: gegevens multinuclidebron.
— Bijlage L: Gewijzigde schriftelijke interne toestemming.
Op 12 augustus 2016 is verzocht om aanvullende informatie, Op 15 september
2016 heb ik de volgende aanvullende gegevens ontvangen:
— Brief met bijlagen.
— Bijlage: Aanvullende gegevens op ref. 2016/0709-5.
— Bijlage B: Radionucliden en synthese (eerder verstrekt).
Pagina 4 van 21
— Bijlage C: Hors_aangepast (aangepaste versie van eerder verstrekt).
— Bijlage D: Omgevingsdosisberekeningen (eerder verstrekt).
— Bijlage e: Stralingsbelasting (eerder verstrekt).
— Bijlage 1: Overzicht aanvulling tov verzamelvergunning (eerder verstrekt).
— SHO1: Procedure: Voorwaarden, verantwoordelijkheden en administratie
stralingshygiene (inclusief bijlagen SHO1-A01, SHO1-A02).
— QAO6: Procedure: Kleding, hygiene en schoonmaak (inclusief bijlagen QAO6-
A-02, QAO6-F01).
Op 23 september 2016 heb ik voor de tweede keer verzocht om aanvullende
informatie. Op 29 september 2016 heb ik de volgende aanvullende gegevens
ontvangen:
— E-mail met onderwerp: RE: beantwoording vragen n.a.v. aanvraag wijziging
verzamelvergunning cyclotron.
— Bijlage: Beantwoording vragen ANVS op aanvraag wijziging
verzamelvergunning Cyclotron Rotterdam BV.
De aanvraag en de aanvullende informatie heb ik getoetst aan artikel 43, eerste
lid en artikel 44, tweede lid, van het Besluit stralingsbescherming en artikel 2.6
van de Uitvoeringsregeling stralingsbescherming EZ van de Uitvoeringsregeling
stralingsbescherming EZ en volledig bevonden.
2.2. Gevolgde procedure
Dit besluit is ingevolge de artikelen 29a en 34 van de Kernenergiewet en de
artikelen 45 en 46 van het Besluit stralingsbescherming niet tot stand gekomen
overeenkomstig de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de
Algemene wet bestuursrecht.
Er is al eerder een overeenkomstige vergunning voor handelingen met
radioactieve stoffen met betrekking tot dezelfde plaats aan de aanvrager
verleend. Het is niet te verwachten dat door gebruikmaking van de gevraagde
vergunning nadeliger gevolgen voor mensen, dieren, planten en goederen kunnen
worden veroorzaakt dan bij de eerder verleende vergunning in aanmerking zijn
genomen.
De handelingen met toestellen zijn op grond van de artikelen 45 en 23 van het
Besluit stralingsbescherming vrijgesteld van de bepalingen van de afdeling 3.4
van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3. Het toetsingskader
Aan het wettelijk kader van de stralingsbescherming, zoals vastgelegd in de
Kernenergiewet en de onderliggende besluiten, liggen onder meer de drie
principes van het stralingsbeschermingsbeleid ten grondslag, te weten:
rechtvaardiging, ALARA en dosislimieten. Indien aan deze uitgangspunten niet
Pagina 5 van 21
wordt voldaan of indien aan de andere voorwaarden genoemd in artikel 39 van
het Besluit stralingsbescherming niet wordt voldaan, wordt de vergunning niet
verleend.
Rechtvaardiging houdt in dat een handeling die blootstelling aan ioniserende
straling met zich meebrengt, slechts is toegestaan indien de economische, sociale
en andere voordelen van de betrokken handeling opwegen tegen de
gezondheidsschade die hierdoor kan worden toegebracht. Dit principe is
vastgelegd in artikel 4, eerste lid van het Besluit stralingsbescherming.
Toepassing van ALARA (as low as reasonably achievable) is de optimalisatie,
gericht op beperking van de blootstelling aan ioniserende straling. In de
wetgeving is het ALARA beginsel vastgelegd in artikel 31 van de Kernenergiewet
en artikel 5 van het Besluit stralingsbescherming.
Dosislimieten vervullen een vangnetfunctie, indien het toepassen van
rechtvaardiging en ALARA niet voldoende is om een bepaald beschermingsniveau
te bereiken. De limietwaarden zijn vastgelegd in artikel 48, 49 en paragraaf 7.1
van het Besluit stralingsbescherming.
2.4 Bevindingen en overwegingen
Met inachtneming van paragraaf 2.3 heb ik de aanvraag getoetst aan artikel 39
van het Besluit stralingsbescherming. Geen van de daarin genoemde bepalingen
staat vergunningverlening in de weg.
De in de aanvraag bedoelde handelingen zijn opgenomen in bijlage 1 van de
Regeling bekendmaking rechtvaardiging gebruik van ioniserende straling.
Derhalve is sprake van gerechtvaardigde handelingen. Ook in de situatie die is
beschreven in de aanvraag zijn deze handelingen gerechtvaardigd.
Uit de aanvraag is gebleken dat de aanvrager in voldoende mate
stralingshygiënische maatregelen treft. Deze stralingshygiënische maatregelen en
de aan de vergunning verbonden voorschriften bieden voldoende waarborgen, dat
mensen, dieren, planten en goederen ten gevolge van de toepassing van
radioactieve stoffen en/of ioniserende straling, zo weinig schade of hinder daarvan
zullen ondervinden als redelijkerwijs mogelijk is.
Tenslotte is uit de aanvraag gebleken dat de dosislimieten voor leden van de
bevolking en werknemers niet overschreden zullen worden.
De vergunning met referentienummer 2012/0709-06 die met deze vergunning
wordt gewijzigd, is aangevraagd tegen de achtergrond dat de aanvrager beschikt
over een complexvergunning met referentienummer 2010/2590-33, verleend d.d.
Pagina 6 van 21
31 januari 2010 (laatstelijk gewijzigd d.d. 12 augustus 2015 met nummer
20 15/0738-05).
Cyclotron Rotterdam B.V. verbindt zich aan de Regeling Stralingsbescherming
Erasmus Universitair Medisch Centrum en alle vastgelegde interne voorschriften
en procedures zijn bindend voor allen die binnen de locatie Cyclotron Rotterdam
B.V. werkzaam zijn. De handelingen met het cyclotron vallen binnen de
verantwoordelijkheid van het Erasmus Universitair Medisch Centrum.
Voor de begrenzing van de milieubelasting is aangesloten bij de voorschriften uit
de op 31 januari 2011, aan het Erasmus Universitair Medisch Centrum gevestigd
te Rotterdam, verleende vergunning met nummer 2010/2590-33, laatstelijk
gewijzigd op 12 augustus 2015, met nummer 2015/0738-05. De reden hiervoor is
dat deze vergunning betrekking heeft op dezelfde locatie en dezelfde
vergunninghouder als onderhavige vergunning. De AID voor Locatie
Ziekenhuis/Faculteit uit hoofdstuk 4.VI van deze vergunning moet dan ook worden
gelezen als een AID voor alle handelingen die plaatsvinden op de locatie van het
Erasmus Medisch Centrum gelegen aan de ‘s Gravendijkwal 230 te Rotterdam.
2.5 Besluit
Op grond van het bovenstaande heb ik besloten om tot wijziging van de
vergunning over te gaan.
Ik heb de tenaamstelling van de vergunning aangepast aan de formele statutaire
naam van de vergunninghouder.
Daarnaast heb ik op grond van artikel 19, eerste lid, van de Kernenergiewet de
vergunningvoorschriften gewijzigd of aangevuld. Deze aanpassingen zijn conform
nieuwe inzichten bij het bevoegd gezag en ter waarborging van de
handhaafbaarheid van de vergunning, om zo de belangen als genoemd in artikel
15b, eerste lid van de Kernenergiewet beter te beschermen.
Pagina 7 van 21
3. Definities
In deze vergunning gelden de onderstaande definities. Voor de overige termen en
definities wordt naar de Kernenergiewet, het Besluit stralingsbescherming en de
onderliggende ministeriële regelingen verwezen.— activering:
het proces waarbij een stabiele nuclide in een radionuclide wordt omgevormd
door het materiaal waarin dat nuclide zich bevindt, met deeltjes of met
hoogenergetische gammastralen te bestralen;
— bergplaats:
ruimte die uitsluitend wordt gebruikt voor de opslag van radioactieve stoffen;
— besmettingscontrole:
controle van een oppervlak of een voorwerp, niet zijnde een ingekapselde
bron, op radioactieve besmetting, waarbij het volgende in aanmerking wordt
genomen:
1. het oppervlak dat wordt afgewreven bedraagt circa 5 cm2;
2. de detectielimiet van de meting bedraagt voor alle nucliden maximaal 2
becquerel;
— bewaakte zone:
een ruimte als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit
stralingsbescherming;
— bijlage radionucliden-laboratorium bij de vergunning:
Deze bijlage bevat de eisen die vanuit het oogpunt van stralingsbescherminggelden voor een radionucliden-laboratorium;
— broncertificaat:
document van de producent van de ingekapselde bron waarin ten minste de
activiteit, de nuclide, de gegevens van de capsule, de classificatie volgens
Internationale standaard ISO 2919:1999 of recenter en het serienummer zijnvermeld;
— correctiefactor voor lozing in lucht en in water:
correctiefactor zoals bedoeld in artikel 35 lid 6 van het Besluit
stralingsbescherming;
— deugdelijke container:
lekvrij, goed afgesloten vat of tank bestand tegen aantasting van binnenuit
of buitenaf, zoals corrosie, breuk, etc.;
— diploma loniserende straling:
diploma, certificaat, of ander getuigschrift afgegeven door een instelling als
bedoeld in artikel 7f van het Besluit stralingsbescherming;
— gecontroleerde zone:
een ruimte als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel a, van het Besluitstral i ngsbescherm ing;
— intern transport:
het verplaatsen van radioactieve stoffen, splijtstoffen of ertsen binnen een
inrichting of een locatie, of tussen twee locaties binnen een inrichting, indien
Pagina 8 van 21
het vervoer onderworpen is aan regelgeving die op de inrichting van
toepassing is en het vervoer niet via de openbare weg plaatsvindt;
— lek:
een bron waarbij een afgewreven activiteit van meer dan 185 becquerel is
vastgesteld;
— lektest:
een controle van de behuizing van een radioactieve stof op radioactieve
besmetting;
— radioactieve besmetting:
een alfa besmetting van 0,4 becquerel of meer per cm2 of een bèta/gamma
besmetting van 4 becquerel of meer per cm2;
— radionucliden-laboratorium:
laboratorium van 8-niveau, C-niveau respectievelijk D-niveau wat daarover
is gesteld in de bijlage radionucliden-laboratorium;
— terreingrens:
de begrenzing van de locatie, zoals aangeduid op een tekening (bijlage 1A
van de aanvraag d.d. 17 juli 2012) zoals bedoeld volgens bijlage 1.5 van de
Uitvoeringsregeling stralingsbescherming EZ;
— versneller:
Toestel dat deeltjes versnelt en ioniserende straling met een energie van
meer dan 1 mega-elektronvolt kan uitzenden;
— voldoende instructie:
instructie als bedoeld in de artikelen 15 en 16 van het Besluit
stralingsbescherming, gericht op de handeling waarbij de werknemer
betrokken is;— waarschuwingssignalering en -teken:
waarschuwingsbord en/of -teken dat in de in artikel 20, eerste lid, van het
Besluit stralingsbescherming bedoelde situaties wordt aangebracht.
Pagina 9 van 21
4. Voorschriften1. Algemeen
1. Voor zover in de vergunning inclusief de voorschriften niet anders is bepaald
worden de handelingen verricht overeenkomstig de in hoofdstuk 1.111
genoemde documenten.
2. Het gebruik van het cyclotron en de bijbehorende ruimten gebeurt binnen de
randvoorwaarden zoals aangegeven in de aanvraag d.d. 17 juli 2012 en in
bijlage 7 en 17 van de aanvraag d.d. 17 juli 2012;
3. Het vervoer van geproduceerde radioactieve stoffen van de cyclotronfaciliteit
Cyclotron Rotterdam B.V. naar de locatie Erasmus Medisch Centrum geschiedt
volgens het voorschrift van het Erasmus MC zoals aangegeven in bijlage 7 en
17 van de aanvraag d.d. 17 juli 2012.
II. Organisatie
1. De ondernemer zorgt ervoor dat de handelingen met ioniserende straling
plaatsvinden binnen de kaders en voorschriften van deze vergunning door of
onder toezicht van een coördinerend deskundige die ten minste het diploma
ioniserende straling niveau 3 of een gelijkwaardig diploma heeft behaald.
2. De ondernemer zorgt ervoor dat deze coördinerend deskundige schriftelijk
gemandateerd is voor deze verantwoordelijkheid en dat hij zo vaak als nodig,
en ten minste eenmaal per kalenderjaar, verantwoording aan hem aflegt door
middel van een rapportage.
3. De ondernemer zorgt ervoor dat iedere handeling met ioniserende straling
uitsluitend binnen de aanwijzingen van de coördinerend deskundige geschiedt
door of onder toezicht van een toezichthoudend deskundige. De
toezichthoudend deskundigen hebben voor de verschillende toepassingen ten
minste niveau 3 van stralingsdeskundigheid of een gelijkwaardig niveau.
4. De ondernemer zorgt ervoor dat degenen die handelingen uitvoeren met de
bronnen ten minste het volgende niveau van stralingsdeskundigheid of een
gelijkwaardig niveau hebben:
handelingen met open radioactieve stoffen in het laboratorium: voldoende
handelingen met ingekapselde radioactieve bronnen: instructie
verantwoordelijkheid voor lektest en/of besmettingscontrole: niveau 3
Pagina 10 van 21
III. Voorschriften met betrekking tot bronnenA. Cyclotron
1. De handelingen met het cyclotron en de ruimte waarin de handelingen met
het cyclotron plaatsvinden moeten in stralingshygiënisch opzicht op elkaar zijn
afgestemd. De effectieve dosis voor personen buiten de ruimte ten gevolge
van handelingen met toestellen mag niet meer bedragen dan 1 millisievert per
jaar.
2. De bediening van het cyclotron moet gebeuren op een plaats waar de
effectieve dosis voor personen niet meer kan bedragen dan 1 millisievert per
jaar.
3. Er moeten maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat personen
onbevoegd de cyclotronruimte kunnen betreden wanneer het cyclotron in
werking is.
4. In iedere ruimte waar handelingen met toestellen worden uitgevoerd moeten
beschermingsvoorzieningen aanwezig zijn om de blootstelling van de
werknemers te beperken.
5. Indien met bouwkundige voorzieningen de benodigde dosisbeperkingen niet
kunnen worden verkregen, moeten deze door middel van organisatorische
maatregelen worden gerealiseerd.
6. Het cyclotron wordt gebruikt in de daarvoor bestemde ruimte; deze is
ingedeeld als gecontroleerde zone.
B. Open bronnen
Algemeen
1. Een binnenkomende zending met een open bron wordt door of onder toezichtvan ter zake deskundig personeel op een door de toezichthoudend
deskundige aangewezen plaats uitgepakt en gecontroleerd. Indien deverpakking beschadigd is of wanneer tijdens het transport een incident heeftplaatsgevonden wordt de toezichthoudend deskundige geïnformeerd dienadere instructies geeft. Wanneer de zending met een open bron buitenwerktijd wordt afgeleverd wordt de bron direct opgeslagen in een bergplaatsen wordt de toezichthoudend deskundige hierover geïnformeerd.
2. Retouremballage (verpakkingsmateriaal) van een zending met een open bronwordt, alvorens zij de locatie verlaat, zowel in- als uitwendig ontdaan van
Pagina 11 van 21
radioactieve besmetting. Aanduidingen of waarschuwingstekens van
radioactiviteit hierop worden daarna verwijderd of onleesbaar gemaakt.
3. Het is voor onbevoegden niet mogelijk om een ruimte waarin handelingen
met open bronnen plaatsvinden te betreden zonder dat de toezichthoudend
deskundige daarvoor toestemming heeft gegeven. Voor een gecontroleerde
zone waarin met open bronnen wordt gewerkt, geldt daarbij dat de ruimte
elektronisch is afgesloten en alleen toegankelijk is met een elektronische
kaartlezer. Aanvullend is de toegang tot specifieke ruimten binnen de
cyclotronfaciliteit beperkt door het gebruik van sloten, zoals beschreven in
bijlage 7 van de aanvraag d.d. 17 juli 2012.
4. In of bij de ruimte waarin handelingen met open bronnen plaatsvinden, zijn
persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals werkkleding, laboratoriumjassen
en handschoenen, aanwezig zodat voorkomen kan worden dat werknemers
besmet raken met radioactieve stoffen. Ter controle van mogelijk aanwezige
radioactieve besmetting is apparatuur voor meting van radioactieve
besmetting aanwezig.
5. De ruimten waarin handelingen met open bronnen plaatsvinden, worden
regelmatig, volgens een vastgelegde procedure, gecontroleerd op
radioactieve besmetting. Wanneer sprake is van radioactieve besmetting
wordt deze door of onder toezicht van de toezichthoudend deskundige
opgeruimd.
6. De schoonmaak van een ruimte waarin handelingen met open bronnen
plaatsvinden, wordt uitgevoerd door een werknemer die daarvoor voldoende
instructie heeft ontvangen, onder toezicht van de toezichthoudend
deskundige, en nadat de ruimte is gecontroleerd op radioactieve besmetting.
7. Materialen die in de ruimte zijn geweest waarin handelingen met open
bronnen plaatsvinden, verlaten deze ruimte slechts nadat zij gecontroleerd
zijn op radioactieve besmetting. Wanneer sprake is van radioactieve
besmetting wordt deze door of onder toezicht van de toezichthoudend
deskundige opgeruimd.
8. In een ruimte waar handelingen met open bronnen plaatsvinden en in een
radionucliden-laboratorium is geschikte stralingsmeetapparatuur aanwezig die
is afgestemd op de gebruikte nucliden.
Pagina 12 van 21
Handelingen binnen het radionucliden-laboratorium
9. Een radionucliden-laboratorium voldoet aan de eisen die op grond van de
Arbeidsomstandighedenwet aan laboratoria worden gesteld en zoals is
aangegeven in hoofdstuk 1 van de bijlage radionucliden-laboratorium.
10. De totale hoeveelheid radioactiviteit waarmee in het radionucliden
laboratorium en de daarbij behorende nevenruimten gelijktijdig per handeling
wordt gewerkt, bedraagt niet meer dan de hoeveelheid die voor de gegeven
omstandigheden wordt bepaald volgens de methode, die is beschreven in
hoofdstuk 2 van de bijlage radionucliden-laboratorium. Bij het berekenen van
de hoeveelheden wordt gebruik gemaakt van de parameterwaarden voor die
omstandigheden, zoals aangegeven in deze bijlage.
11. Wanneer met de open bronnen geen handelingen worden uitgevoerd worden
deze opgeslagen in een bergplaats. Als dagelijkse voorraad kan een
hoeveelheid van maximaal 0,5 Relflh in de werkruimte worden opgeslagen.
12. van voorschrift 111.8.11 kan worden afgeweken als het gaat om het tijdelijk
bewaren van reststoffen in een hotcell, waarbij het direct overbrengen naar
een bergplaats onredelijk hoge blootsteling van werknemers met zich zou
meebrengen.
13. Na iedere elutie of productie vanuit een germanium-galliumgenerator wordt
een kwaliteitscontrole uitgevoerd.
C. Ingekapselde bronnen
Algemeen
1. Een binnenkomende zending met een ingekapselde bron wordt op een door
de toezichthoudend deskundige aangewezen plaats uitgepakt en
gecontroleerd. Indien de verpakking beschadigd is of wanneer tijdens het
transport een incident heeft plaatsgevonden wordt de toezichthoudend
deskundige geïnformeerd die nadere instructies geeft. Wanneer de zending
met een ingekapselde bron buiten werktijd wordt afgeleverd wordt de bron
direct opgeslagen in een bergplaats en wordt de toezichthoudend deskundige
hierover geïnformeerd.
2. Retouremballage (verpakkingsmateriaal) van een zending met een
ingekapselde bron wordt, alvorens zij de locatie verlaat, zowel in- als
uitwendig ontdaan van radioactieve besmetting. Aanduidingen of
waarschuwingstekens van radioactiviteit hierop worden daarna verwijderd of
onleesbaar gemaakt.
Pagina 13 van 21
3. De constructie van een ingekapselde bron voldoet aan de eisen daaraan
gesteld in de International Standard ISO 2919:1999 of recenter.
4. Indien, in tegenstelling tot hetgeen hierboven is voorgeschreven, de
ingekapselde bron niet hoeft te voldoen aan de voorschriften in de
International Standard ISO 2919:1999 of recenter of daaraan niet kan
voldoen, dan is de constructie van de ingekapselde bron zodanig dat
verspreiding van radioactiviteit wordt voorkomen.
5. De ingekapselde bron gaat vergezeld van een broncertificaat waarop de
specifieke gegevens van de ingekapselde bron zijn weergegeven. Van
bronnen die v6ér 1995 zijn geproduceerd moeten de gegevens worden
vastgelegd voor zover ze beschikbaar zijn of te achterhalen zijn.
6. De omstandigheden waaronder het feitelijk gebruik van de ingekapselde bron
plaatsvindt, mogen niet zwaarder zijn dan waarvoor deze is ontworpen.
7. Het beheer van de ingekapselde bron is zodanig dat steeds bekend is wat de
gegevens van iedere bron zijn. De ingekapselde bron is daartoe, indien
praktisch mogelijk, voorzien van een serienummer.
8. De ingekapselde bron is niet lek.
Handelingen
9. Er zijn maatregelen genomen om te voorkomen dat de ingekapselde bron
onbevoegd of onbedoeld in de stralingspositie kan worden gebracht.
10. In de nabijheid van de ingekapselde bron zijn geen brandbare,
brandbevorderende of explosieve stoffen aanwezig, tenzij hun aanwezigheid
voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
11. Een ingekapselde bron, toegepast in een vaste meetopstelling, wordt in de
bergplaats opgeborgen indien:
— dit uit het oogpunt van stralingshygiëne noodzakelijk is;
— de meetopstelling definitief buiten gebruik is gesteld.
Overige ingekapselde bronnen worden na gebruik opgeborgen in de
bergplaats.
IV. Bergplaats
1. Het omgevingsdosisequivalenttempo aan de buitenzijde van de bergplaats
moet zo laag zijn als redelijkerwijs mogelijk is. In ieder geval mag op geen
enkel punt op 0,1 meter afstand van het oppervlak van de bergplaats een
omgevingsdosisequivalenttempo kunnen worden gemeten van meer dan
1 microsievert per uur.
Pagina 14 van 21
2. De buitenzijde van de bergplaats moet voorzien zijn van een duidelijk leesbaar
en onuitwisbaar opschrift ‘RADIOACTIEVE STOFFEN” en van een duidelijk
zichtbaar waarschuwingsteken.
3. De bergplaats moet deugdelijk afgesloten zijn en uitsluitend geopend kunnen
worden door de ondernemer en personen die daartoe van hem de
bevoegdheid hebben gekregen.
4. De ondernemer moet ervoor zorgen dat de constructie van de bergplaats, al of
niet deel uitmakend van een gebouw voldoet aan de eis dat de
brandwerendheid niet lager is dan 60 minuten. Bij de bepaling van de
brandwerendheid kan gebruik gemaakt worden van de in het Bouwbesluit
genoemde toepasselijke NEN bladen.
5. De ondernemer moet ervoor zorgen dat de bergplaats bekend wordt gemaakt
bij de verantwoordelijke brandweer.
6. Wanneer de bergplaats eenvoudig te verplaatsen is, moet deze worden
geplaatst in een afsluitbare ruimte of kast, die deugdelijk is afgesloten en
uitsluitend geopend kan worden door de ondernemer en personen die daartoe
van hem de bevoegdheid hebben gekregen.
7. Bij de opslag van open bronnen moet de bergplaats eenvoudig
decontamineerbaar zijn en moet bovendien geventileerd worden met een
ventilatievoud van ten minste 3 maal per uur.
8. Opslag van vloeistoffen mag uitsluitend plaats vinden in deugdelijke
containers en boven een adequate voorziening voor gelekte vloeistoffen.
V. Overdracht radioactieve stoffen en toestellen
1. Indien definitief geen handelingen meer met het cyclotron zullen worden
verricht, wordt daarvan binnen vier weken mededeling gedaan aan de
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, sector
Stralingsbescherming, team Aanvragen en Melden. Indien definitief geen
handelingen meer met een ingekapselde bron zullen worden verricht, wordt
daarvan binnen vier weken mededeling gedaan aan de Autoriteit Nucleaire
Veiligheid en Stralingsbescherming, sector Stralingsbescherming, team
Aanvragen en Melden. De ondernemer ontdoet zich van de ingekapselde bron,
conform artikel 14a, onder b, van het Besluit stralingsbescherming. Na het
zich ontdoen van de ingekapselde bron wordt dit aan de Autoriteit Nucleaire
Pagina 15 van 21
Veiligheid en Stralingsbescherming, sector Stralingsbescherming, team
Aanvragen en Melden gemeld.
2. Indien definitief geen handelingen meer met open radioactieve stoffen zullen
worden verricht, wordt daarvan binnen vier weken na dat besluit van de
ondernemer mededeling gedaan aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en
Stralingsbescherming, sector Stralingsbescherming, team Aanvragen en
Melden. In dat geval ontdoet de ondernemer, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 37 van het Besluit stralingsbescherming zich zo spoedig
mogelijk, doch in ieder geval uiterlijk binnen twee jaar na dat besluit, van de
radioactieve stoffen.
Na het zich ontdoen van de open radioactieve stoffen wordt dit aan de
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, sector
Stralingsbescherming, team Aanvragen en Melden gemeld.
3. Radioactieve afvalstoffen worden zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is op
adequate wijze afgegeven aan een aangewezen instelling of ophaaldienst
zoals bedoeld in artikel 37, zevende en achtste lid, van het Besluit
stralingsbescherming. Tijdelijke opslag van radioactieve afvalstoffen voor een
periode van maximaal twee jaar is toegestaan met het oog op verval tot niet-
radioactieve afvalstoffen of uit overwegingen die een efficiënte wijze van het
zich ontdoen naar een erkende ophaaldienst beogen.
4. Voor zover redelijkerwijs mogelijk worden radioactieve afvalstoffen geschëiden
opgeslagen naar aard, zoals vast, vloeibaar waterig, vloeibaar organisch, naar
activiteitsgehalte en naar halveringstijd.
5. De radioactieve afvalstoffen, worden als zodanig herkenbaar op een
deugdelijke wijze opgeslagen in een daarvoor bestemde ruimte die voldoet
aan de eisen gesteld aan een bergplaats.
6. In het geval dat een laboratorium, of een andere ruimte waarin gewerkt is
met open radioactieve stoffen, buiten gebruik wordt gesteld, vindt vrijgave
plaats overeenkomstig hoofdstuk 1.12 “Vrijgave van een radiologische ruimte”
van de bijlage radionucliden-laboratorium. Na vrijgave wordt dit aan de
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, sector
Stralingsbescherming, team Aanvragen en Melden gemeld.
Pagina 16 van 21
VI. Milieubelasting
1. De door alle aan de vergunninghouder vergunde handelingen veroorzaakte
bijdrage aan de MID buiten de locatie is zo laag als redelijkerwijs mogelijk is.
De AID overschrijdt in geen geval de waarde van 60 microsievert per jaar.
2. Wanneer het feitelijk gebruik van het gebied buiten de locatie gedurende een
aaneengesloten periode van ten minste vier maanden structureel wijzigt,
waardoor een andere correctiefactor uit de bijlage 1.5 behorende bij
ministeriële regeling “Uitvoeringsregeling stralingsbescherming EZ” moet
worden gehanteerd, en door het nieuwe gebruik de AID van 60 microsievert
per jaar wordt overschreden, meldt de ondernemer dit terstond aan de
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, sector
Stralingsbescherming, team Inspectie en Handhaving. Tevens draagt de
ondernemer zorg voor aanvullende maatregelen met als resultaat een AID
lager dan 60 microsievert per jaar voor het nieuwe feitelijke gebruik.
3. Wanneer blijkt uit wijzigingen van bestemmingsplannen, die betrekking
hebben op dat betreffende gebied, dan wel wanneer blijkt uit verleende
omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht die betrekking hebben op dat betreffende gebied, dat
wijzigingen in het feitelijk gebruik te verwachten zijn of mogelijk worden, en
de ondernemer heeft kennisgenomen van deze wijzigingen of had hiervan
kennis kunnen nemen, meldt de ondernemer dit terstond aan de Autoriteit
Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, sector Stralingsbescherming,
team Inspectie en Handhaving. Tevens draagt de ondernemer zorg voor
aanvullende maatregelen met als resultaat een AID lager dan 60 microsievert
per jaar voor het nieuwe feitelijke gebruik.
4. In het in VI.2. genoemde geval wordt binnen twee maanden na het moment
van melding aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming,
sector Stralingsbescherming, team Inspectie en Handhaving een plan tot
reductie van de AID overlegd. Het plan is binnen een jaar na het moment van
melding gerealiseerd.
5. In het in VI.3. genoemde geval wordt binnen twee maanden na het moment
van melding aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming,
sector Stralingsbescherming, team Inspectie en Handhaving een plan tot
reductie van de AID overlegd. Het plan wordt gerealiseerd binnen een door
deze inspectie vast te stellen periode, welke afhankelijk is van de realisatie
van het nieuwe feitelijke gebruik.
6. Voor lozingen in lucht is de afstand van het lozingspunt tot de terreingrens zo
groot als redelijkerwijs mogelijk is en ten minste 50 meter.
Pagina 17 van 21
VH.Controle, registratie, meldingen en rapportagesA. Algemeen
1. Wijzigingen betreffende gegevens van de in hoofdstuk 1.111 genoemde
documenten worden vooraf gemeld aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en
Stralingsbescherming, sector Stralingsbescherming, team Aanvragen en
Melden, Postbus 16001, 2500 BA Den Haag, onder vermelding van de
vergunning waar de wijzigingen betrekking op hebben.
2. De administratie, zoals bedoeld in artikel 120 van het Besluit
stralingsbescherming en de artikelen 2.8 en 2.9 van de Uitvoeringsregeling
stralingsbescherming EZ, en de in de vergunning genoemde registraties en
rapportages zijn tenminste vijf jaar op het kantoor van de coördinerend
deskundige aanwezig.
3. De vergunning is fysiek of elektronisch beschikbaar op het kantoor van de
coördinerend deskundige en op de plaats van de handelingen.
B. Radioactieve stoffen
1. Ingekapselde bronnen worden periodiek gecontroleerd.
Minimaal jaarlijks vindt een visuele controle van de ingekapselde bron plaats.
Wanneer deze wordt toegepast in een bronhouder vindt een visuele controle
van de bronhouder plaats. Daarnaast wordt de ingekapselde bron en/of
bronhouder/meetopstelling minimaal jaarlijks volgens een schriftelijk
vastgelegde procedure gecontroleerd op lekken, radioactieve besmetting en
op het omgevingsdosisequivalenttempo aan de buitenzijde van de
bronhouder. Hierbij wordt beschadiging van de ingekapselde bron voorkomen.
De resultaten van deze controles worden geregistreerd, onder vermelding
van:
— de datum van de controle,
— het nummer van de bron die is gecontroleerd,
— de wijze waarop de controle werd uitgevoerd,
— de naam van degene die de controle verrichtte, en
— de resultaten van de controle.
2. De lektest hoeft niet te worden uitgevoerd bij ingekapselde bronnen met een
activiteit van minder dan 1 MBq en van minder dan 0,02 Reflh of bij
ingekapselde bronnen die een gasvormige radioactieve stof bevatten.
3. Wanneer de ingekapselde bron definitief niet meer wordt gebruikt, wordt aan
deze ingekapselde bron, voordat deze wordt opgeslagen in de bergplaats of
wordt overgedragen, volgens een schriftelijk vastgelegde procedure een
lektest uitgevoerd.
Pagina 18 van 21
4. In een speciaal daarvoor bestemd register, dat zich in of nabij de bergplaats
bevindt, wordt de hoeveelheid radioactiviteit die zich in de bergplaats bevindt,
aangetekend. Deze registratie vindt minimaal plaats gespecificeerd naar
nuclide en activiteit. Elke uitgifte of ontvangst van de ingekapselde bron uit of
in de bergplaats wordt meteen in dit register aangetekend. Bij uitgifte wordt
bovendien de bestemming aangetekend.
5. De handelingen die buiten het radionucliden-laboratorium en de daarbij
behorende nevenruimten worden uitgevoerd, worden geregistreerd.
C. Rapportage
1. De in voorschrift 11.2. van hoofdstuk 4 genoemde rapportage wordt voor
1 juni van ieder jaar over het voorgaande kalenderjaar uitgebracht. De
rapportage bevat een opsomming van de activiteiten in dat kalenderjaar in het
kader van de stralingsbescherming en van de resultaten daarvan. In deze
opsomming komt in ieder geval een overzicht voor van:
— alle aanwezige open radioactieve stoffen en ingekapselde bronnen,
gespecificeerd naar nuclide en activiteit, en eventuele mutaties daarin met
vermelding van plaats en aard van de toepassing;
— de in dat jaar gebruikte radioactieve stoffen, kwalitatief en kwantitatief;
— wijzigingen van de situatie binnen het kader van de vergunning; Zie ook
voorschrift VII.A.1.
— mutaties in de organisatie van de stralingsbescherming, zoals personele
wijzigingen, gevolgde opleidingen, en dergelijke;
— een analyse van de geregistreerde persoonsdosisequivalent en/of
geschatte effectieve doses van de betrokken werknemers;
— een onderbouwde schatting van de emissie in de lucht;een opgave van de
totale stralingsbelasting voor het milieu ten gevolge van alle bronnen
binnen de locatie tezamen. De stralingsniveaus buiten de locatie worden in
kaart gebracht met behulp van een plattegrond van de locatie;
— een overzicht van de radioactieve afvalstoffen;
— de controlewerkzaamheden die zijn uitgevoerd en de resultaten daarvan;
— calamiteiten en stralingsincidenten.
2. Afhankelijk van de hoogte van de effectieve dosis wordt ook nader inzicht
geboden in de mogelijkheden die redelijkerwijs bestaan om de dosis
verdergaand te reduceren (ALARA). In het jaarverslag zal dit cijfermateriaal
worden geëvalueerd in vergelijking met de gegevens van de twee jaardaarvoor.
3. Tevens wordt in dit jaarverslag inzicht gegeven in de beoordeling van
rechtvaardiging van nieuwe handelingen binnen het kader van de vergunning
en eventuele evaluatie van bestaande handelingen, alsmede van de
Pagina 19 van 21
maatregelen die zijn genomen om de effectieve dosis ten gevolge van deze
handelingen zo laag als redelijkerwijs mogelijk te houden en de resultaten
daarvan.
VIII. Stralingsincident, ongeval of radiologische noodsituatie
1. Bij een stralingsincident worden onverwijld zodanige maatregelen getroffen,
dat (verdergaande) besmetting en/of blootstelling van personen wordt
tegengegaan.
2. Een stralingsincident, ongeval of radiologische noodsituatie wordt terstond
gemeld bij:
a. het Meld- en informatiecentrum (088-4890000), dat 24 uur per dag
bereikbaar is. Meldingen kunnen ook via de website worden gedaan:
http ://www.autoriteitnvs. nl/aanvragen-en-melden/melden-van-
incident, en
b. de betrokken stralingsarts indien overbestraling van een A-werknemer
heeft plaatsgevonden.
5. OndertekeningDen Haag,
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,namens deze,afdelingshoofd directie Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming,
ir.M:J-. Korse-NoordhkMTö
Belanghebbenden kunnen binnen 6 weken na de dag van verzending van ditbesluit een bezwaarschrift indienen bij de directie Autoriteit Nucleaire Veiligheid enStralingsbescherming, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en JuridischeZaken van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, afdeling AlgemeenBestuurlijk-Juridische Zaken, Postbus 20901, 2500 EX Den Haag.Dit besluit is verzonden op de in de aanhef van dit besluit genoemde datum.
Het bezwaarschrift moet van een handtekening, datum, naam en adres van deindiener zijn voorzien. De indiener dient duidelijk aan te geven waarom hij tegendit besluit bezwaar aantekent.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijnafloopt voor het indienen van een bezwaarschrift. Indien gedurende die termijn bij
Pagina 20 van 21
de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eenverzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werkingvoordat op dat verzoek is beslist.
Voor nadere informatie over dit besluit kunt u terecht bij het InspraakpuntKernenergiewetvergunningen, telefoon 070 348 73 66, op werkdagen van 09.00 -
12.00 uur en van 14.00 - 17.00 uur. Ook is het mogelijk om uw vraag per e-mailte stellen aan [email protected] onder vermelding van hetkenmerk van dit besluit.
Pagina 21 van 21