Thorn | Mededelingenbordthornmededelingenbord.nl/.../Beeldenstorm-tekst-Kuttner.docx · Web viewHij...
7
Erich Kuttner, Het hongerjaar 1566 Hier vind je enkele bronnen die Erich Kuttner vond tijdens zijn onderzoek naar de oorzaken van de Beeldenstorm. De teksten zijn zonder uitzondering uitspraken/notities van mensen die de Beeldenstorm meemaakten. A Situatie vóór de Beeldenstorm B Voorbeelden hongeropstootjes in Doorniuk en Gent (Vlaanderen) C Reacties andere steden D Beeldenstorm E Reacties edelen, mening van de rijken over Beeldenstorm van de armen A Situatie vóór de Beeldenstorm 1 Paillard, kroniekschrijver van Valenciennes 12 februari 1562 K.183 “Er ontstond een oploop nadat twee kousenmakers, Foveau en Maillard waren opgepakt omdat ze calvinistisch waren. Zij behoorden tot het laagste en onwetende volk. De opwinding der bevolking vindt uiteindelijk haar oorsprong in haar werkloosheid. Sommige betogers bezigen uitdrukkingen als: wij hebben geen werk en gaan het zoeken waar wij het kunnen vinden, desnoods door het openbreken van de gevangenis om Foveau en Maillard te bevrij-den. Dan besluit de magistraat er nauwlettend op toe te zien dat er geen tumult ontstaat. Om die reden zal in maart een begin worden gemaakt met het werk aan de vestingwerken van de stad, en wel op die plaatsten waar zij herstel van node hebben. Zo krijgen arme lieden de gelegenheid geld te verdienen.” Opmerking van Kuttner over de 2 kousenmakers: “Uit de verslagen van hun verhoor blijkt dat het zeer ontwikkelde en belezen mannen waren.” 2 Mourillon, rapport aan Margaretha van Parma, 7 juli 1566: K. 265 “Men heeft mij bericht dat het heel pijnlijk is de toestand te Antwerpen gade te slaan. Het lijkt wel of er in het geheel geen handel meer wordt gedreven en de kooplieden trekken zich terug. Het komt bij niemand op ter beurze te gaan en goederen te
Thorn | Mededelingenbordthornmededelingenbord.nl/.../Beeldenstorm-tekst-Kuttner.docx · Web viewHij had zich een groot en deftig huis uit baksteen laten bouwen. Het volk noemt het
· Erich Kuttner, Het hongerjaar 1566
Hier vind je enkele bronnen die Erich Kuttner vond tijdens zijn
onderzoek naar de oorzaken van de Beeldenstorm. De teksten zijn
zonder uitzondering uitspraken/notities van mensen die de
Beeldenstorm meemaakten.
· A Situatie vóór de Beeldenstorm
· B Voorbeelden hongeropstootjes in Doorniuk en Gent
(Vlaanderen)
· C Reacties andere steden
· D Beeldenstorm
· E Reacties edelen, mening van de rijken over Beeldenstorm van de
armen
A Situatie vóór de Beeldenstorm
1 Paillard, kroniekschrijver van Valenciennes 12 februari 1562
K.183
“Er ontstond een oploop nadat twee kousenmakers, Foveau en Maillard
waren opgepakt omdat ze calvinistisch waren. Zij behoorden tot het
laagste en onwetende volk. De opwinding der bevolking vindt
uiteindelijk haar oorsprong in haar werkloosheid. Sommige betogers
bezigen uitdrukkingen als: wij hebben geen werk en gaan het zoeken
waar wij het kunnen vinden, desnoods door het openbreken van de
gevangenis om Foveau en Maillard te bevrij-den. Dan besluit de
magistraat er nauwlettend op toe te zien dat er geen tumult
ontstaat. Om die reden zal in maart een begin worden gemaakt met
het werk aan de vestingwerken van de stad, en wel op die plaatsten
waar zij herstel van node hebben. Zo krijgen arme lieden de
gelegenheid geld te verdienen.”
Opmerking van Kuttner over de 2 kousenmakers:
“Uit de verslagen van hun verhoor blijkt dat het zeer ontwikkelde
en belezen mannen waren.”
2 Mourillon, rapport aan Margaretha van Parma, 7 juli 1566: K.
265
“Men heeft mij bericht dat het heel pijnlijk is de toestand te
Antwerpen gade te slaan. Het lijkt wel of er in het geheel geen
handel meer wordt gedreven en de kooplieden trekken zich terug. Het
komt bij niemand op ter beurze te gaan en goederen te verkopen; op
het minste gerucht gaan alle winkels dicht, soms 2 à 3x per
uur.”
3 Margaretha van Parma: spotprent en brief naar haar broer, koning
Filips 2, 7 juli 1566
( Spotprent : Margaretha en Alva persen de Nederlandse leeuw uit
terwijl Filips II en de paus links toekijken ) ( (brief) De steden
en alle goedge - zindten zijn bevreesd, dat zij bin- nenkort
volksoproer zullen beleven ten dele vanwege de godsdienst, ten dele
ook om te roven en van de rijken te plunderen…… er is hier een
wonde plek: dat is de verarming van het volk die haar oorzaak vindt
in de volledige stilstand van de handel.” )
4 Brief Margaretha van Parma aan de gilden van Gent, 27 juli 1566
K.266
“De ongeoorloofde predicaties (= hagepreken) kunnen tot anarchie en
plunderingen leiden. Men heeft daarvoor weinig verstand en oordeel
nodig, doch des te meer dat kwade instinct, dat de armen ertoe
verleidt, de rijken te plunderen en hen onder het juk te
jagen.”
5 P. de la Barre schrijft in zijn kroniek van Doornik op 21 juli
1566 K.266
“De magistraat (= burgemeester) van Doornik besluit de rijkste een
aanzienlijkste personen “ van de gemeenschap op te roepen ten einde
een stadswacht te vormen. Want men was van mening dat de rijkste,
die het meest te verliezen hebben, er veel scherper op toe zouden
zien, dat er geen plunderingen in de stad zouden plaatsvinden, dan
dat de arme dat zouden doen. Zij zouden immers ten gevolg van de
duurte er eerder toe geneigd zijn zelf aan die plunderingen mee te
gaan doen.”
6 brief van de Spaanse adviseur Castillo aan de Spaanse
legerleiding 8-8-1566 K267
“De bijeenkomsten, waarop te midden van een bewapende schare wordt
gepredikt, worden overal zo geweldig bezocht, dat deze mensen het
land zullen plunderen, tenzij god een wonder doet geschieden. Want
hun armoede is ontzettend en de gemoederen zijn tot het kookpunt
verhit”.
B Voorbeelden hongeropstootjes in Doornik en Gent
1 P de la Barre in zijn kroniek van Doornik op 23 juli 1566
K.268-269
Te Doornik werd er zo zeer ‘à la hausse’ in graan gespeculeerd, dat
het stadsbestuur zich begin juli genoodzaakt zag de tussenhandel op
straffe van 50 Carolusguldens te verbieden. Die maatregel heeft
echter niet veel geholpen, want op marktdag liep een grote menigte
volks te hoop, die in de voorgaande tijd vanwege de duurte van het
graan veel gebrek en armoede had geleden, en zij uitten op de markt
luide hun verontwaardiging.
Zoals zo dikwijls bij zulke gelegenheden het geval is, kwamen er
oncontroleerbare geruchten
in omloop over grote aankopen door woekeraars. De volkswoede
richtte zich vooral tegen een zekere Baudelet, een koopman die nog
maar kort geleden als arme dronkaard naar Doornik was gekomen, doch
inmiddels door graanspeculatie schatrijk was geworden.
Hij had zich een groot en deftig huis uit baksteen laten bouwen.
Het volk noemt het ‘het door het bloed der armen roodgeverfd
kasteel’. Daarmee wilden de mensen zeggen dat hij zijn huis had
gebouwd met geld dat hij met zijn graanwoeker had verdiend en dat
dit geld uit het zweet en bloed der armen was geperst.
Het ‘rode kasteel’ werd door het volk bestormd, evenals het huis
van een broeder van Baudelet. Om het volk te kalmeren heeft de
magistraat vandaag de straffen op tussenhandel aanmerkelijk
verhoogd. In plaats van een geldboete wordt er nu de doodstraf op
gesteld.”
2 van Vaernewijck in zijn kroniek van Gent op 21 augustus 1566 (let
op: dit is één dag vóór
in Gent de Beeldenstorm uitbrak) K.270
Driemaal in de week was er in de stad graanmarkt en tussen 2
marktdagen was de graanprijs 2x achter elkaar telkens een schelling
per zak omhoog gegaan. De magistraat van Gent had daardoor de straf
op woeker net als vorige maand in Doornik verhoogd. Vanochtend (de
21e) liep de graanprijs echter opnieuw op en er kwam bovendien zo
goed als niets op de markt. Het koren wordt dus met opzet
achtergehouden met het oogmerk grote winst te maken. Ook hier doken
er allerlei geruchten op over de woekerpraktijken van bepaalde
handelaren. De marktbezoekers, bijna allen vrouwen, gingen tot
lynchjustitie tegen de handelaars over. Sommigen kregen een pak
slaag, een buitengewoon gehate koopman werd door een woeden-de
menigte achtervolgd tot in zijn huis. Daar werd hij door de vrouwen
van de hanebalken geslagen en naar de stadsgevangenis
getransporteerd. Dit ging met de nodige mishandelingen gepaard,
zodat de schout hem voor zijn eigen veiligheid opsloot. Een ander
poogde zich in het riool te verstoppen, maar ook daar werd hij door
de woedende vrouwen uitgehaald, mishandeld en naar de gevangenis
gesleept.
( Afbeelding van de Beeldenstorm in Gent zoals afgebeeld in een
anoniem pamflet uit 1622 )
C Reacties andere steden
1 gebroeders van Campene, kroniek Oudenaerde 20 augustus 1566
K271
“De oproerigheid heeft luttel of geen winst voor het volk.
Echter….. de armoede snijdt haar zeer, dat kon elk wel
bedenken.”
2 Posthumus, kroniekschrijver van Leiden 15 aug. (feestdag
Mariahemelvaart) 1566 K271
“De magistraat deelt mede dat in het algemeen de neergang van de
nering (=handel) alhier en de dure tijden grote armoede onder de
gewone man hebben gebracht. Hierdoor moet de schout bedacht zijn op
mogelijke onrust. “
3 afgelezen van een rekening van de magistraat van Den Bosch. 18
augustus 1566 K271
“200 gulden, dagloon voor 336 tewerkgestelden over 2 dagen.”
Teruggerekend is dit in de toenmalige muntsoort bijna 6 stuivers
per dag, hetgeen een behoorlijk hoog dagloon was.
4 afgelezen van een rekening op diezelfde dag van dezelfde Bossche
magistraat: K271
“360 gulden voor wijn, teneinde de schouten gunstig te stemmen
omdat zij de onlusten moesten dempen. Het gemene volk is hier
immers als een dol beest zonder kop of staart.”
( Afbeelding : Hongerige mensen die vechten om voedsel in de stad
Leiden tijdens het beleg van 1574. Deze prent (gravure) is gemaakt
door Willem Haen in 1612. )
D Beeldenstorm
1 Kuttner zelf over het verloop van de Beeldenstorm 1940-‘41
K271-272
“In augustus ontlaadde zich eindelijk het onweer, dat nu al weken
boven het land hing. De bliksem sloeg echter niet in het huis der
bezitters in, doch in de kerk. De Beeldenstorm joeg over het land,
binnen 14 dagen raasde hij van zuid naar noord. Het uitgangspunt
lag in West-Vlaanderen, waar de uitgemergelde, geradicaliseerde
textielarbeiders om het hardst vernielden en plunderden. Pas nadat
deze streek een week lang het voorbeeld had gegeven, begon de
Beeldenstorm te ‘trekken’. Maar toen sprong hij ook als snel vuur
van stad naar stad over.
De gang van zaken was bijna overal hetzelfde: de volksmenigte drong
ordeloos de kerken en kloosters binnen, dikwijls volwassenen,
halfvolwassenen en kinderen door elkaar,en zij vernielden
allereerst de voorwerpen van de katholieke eredienst:
heiligenbeelden, altaren, schilderijen, beelden, kansels, koren,
houtsnijwerk, orgels, gebrandschilderde ramen, relikwieënkisten,
boeken enz. Daarnaast werden allerlei kostbaarheden, vooral
relikwieën-schrijnen, hostiekelken enz. benevens geldkisten en in
de kloosters voorraden spijs en drank, deels geplunderd, deels
vernield. Onder de beeldenstormers bevonden zich 2 categorieën:
fanatieke gelovige die alleen maar vernielden en hebzuchtige, voor
wie de vernielingen alleen maar een voorwendsel waren om te
plunderen.
2 de la Barre, Kroniek van Doornik 23 augustus 1566, K272-273
Nu eens overwoog de ene groep, dan de andere. In Doornik werden de
scherven der kostbaar-heden zorgvuldig verzameld, geïnventariseerd
en van stadswege opgeborgen. In Antwerpen daarentegen verdween een
geheim fonds van het Kapittel van 6000 gulden.
Verderop bij 25 augustus vervolgt de la Barre:
Een grote groep, die uit Doornik wegtrok en tenslotte in Noord
Frankrijk uit elkaar werd geslagen, was voor een deel door
godsdienstige ijver bezield, een ander deel wered door armoede
gedreven, sommigen koesterden uitsluitend het plan een aantal
goederen te roven en te plunderen, om aldus tegemoet te komen aan
hun armoede en hun nooddruft.
3 van Varnewijck,Kroniek van Gent, 22 augustus 1566, K273-274
De levensmiddelenvoorraden van de kloosters werden soms ter plekke
opgegeten en gedronken of doelloos verspild, zoals te Gent, waar
men tot aan de enkels in het weggelopen bier kon waden. Daarentegen
verontschuldigden te Oudenaarde de beeldenstormers hun roof er mee,
dat zij thuis niet te eten en te drinken hadden. Hier speelde de
honger van de arme weversbevolking een grote rol.
E Reacties edelen, mening van de rijken over Beeldenstorm van de
armen
1 Graaf Lodewijk van Nassau, de jongere broer van Willem van
Oranje, in een brief aan zijn
andere broer Jan van Nassau, half augustus 1566. K.267-268
Want aan de ene zijde hebben de papisten (= katholieken) het op ons
lijf en ons goed gemunt, maar anderzijds bestaat het gevaar dat de
gewone man onder de schijn van de godsdienst en de prediking de
teugels in handen zal nemen en dat het uiteindelijk tot een oproer
moet komen, immers zij willen hun eigen zin doorzetten zoals dat nu
eenmaal de gewoonte is van het gepeupel. De gereformeerden voeren
onder het volk niet alleen de nieuwe religie, maar ook grote
ongehoorzaamheid.”
2 Brederode, Hollands edelman en dichter, brief uit augustus 1566
aan een vriend; K268