63

U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt
Page 2: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Rapport

Y c B 1 t 1 I ú U I ‘P

Effecten van de OV-Jaarkaart voor Studenten, Nieuwe Stiji

Resultaten Voormeting

In opdracht van Ministerie van V & W Ministerie van O & W

Contactpersonen Rob van Baarle (DGVEPV) Francis Cheung (AVVNLP)

Uitgevoerd door Hague Consulting Group Rapportnummer 375-MY B/1 Contactpersoon Eric Kroes

............................ Ministerie van Verkeer en Waterstaat Informatie en Documentatie Postbiis 20901 25M) EX Den Haag Tel. 070-3517086 / Fax. 070-3516430

Page 3: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Samenvatt i n g

In januari 1991 is de Openbaar Vervoerkaart voor Studenten (OVS-kaart) ingevoerd. Deze kaart, die de reiskostenvergoeding die studenten voorheen via hun beurs kregen vervangt, geeft studenten het recht op vrij reizen met het openbaar vervoer gedurende het gehele jaar. Deze kaart had onder meer een substantiële toename van de openbaar vervoer kilometers tot gevolg. Inmiddels is een nieuw contract gesloten betreffende de OVS-kaart tussen het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en de vervoermaatschappijen. In dit nieuwe contract is de formule voor de OVS-kaart herzien. Met ingang van november 1994 zullen studenten de keuze krijgen uit twee verschillende typen openbaar vervoer jaarkaart, te weten een weekendkaart en een weekkaart. De eerste kaartvorm geeft recht op vrij reizen in het weekeinde en fungeert op werkdagen als rail- actief kaart voor de trein (40% korting na 9 uur) en geeft op deze dagen recht op 50% korting binnen het stads- en streekvervoer. De tweede kaartvorm werkt andersom. Gedurende de vakantieperiode (1 6 juli tot en met 16 augustus) de weekkaart als openbaar vervoer kortingkaart.

Hague Consulting Group heeft in het verleden voor het Directoraat Generaal voor het Vervoer de gevolgen van de OV-Studentenkaart op het reisgedrag van studenten onderzocht. Ook van de kaart in zijn nieuwe verschijningsvorm wordt verwacht dat zij invloed zal hebben op het reisgedrag van studenten. Deze veranderingen zullen eveneens door Hague Consulting Group worden geanalyseerd.

Dit rapport beschrijft de eerste stap voor deze analyse, te weten het in kaart brengen van het reisgsdrag van studenten in maart 1994. De belangrijkste resultaten, die door middel van enquêtes in een zgn. voormeting zijn vergaard, worden in het hoofdrapport weergegeven. Een nameting is gepland in maart 1995. Voor detailinformatie wordt verwezen naar het bijbehorende tabellenboek.

-:%AG U E-ZO N SULT I NG - S R O U P 1

Page 4: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

I I il d I

-=IAGUE-VON SULTING-C ROUP 2

Page 5: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Summary

In January 1991, the Public Transport Pass for Students was introduced in The Netherlands. This card replaces the travel cost allowance for students, included in their scholarship, and entitles them to free use of public transport throughout the year. One of the main results of this card was a substantial increase in students' public transport mileage. Since then a new contract has been negotiated between the Ministry of Education and the transport companies. In this new contract the formula has been changed. From November 1994 onward, the pass wil1 be replticed by two different public transport passes from which students can choose. A week pass wil1 entitle students to free travel during the week, and a reduced fare during the weekends, a weekend pass has a converse validity. During one month in the summer holidays (July 16 to August 16), the week pass functions as a reduction pass.

In the past, Hague Consulting Group, under contract of the Dutch Ministry of Transport, studied the effects of the Public Transport Pass on travel behaviour of students. It is expected that the new card wil1 again effect travel behaviour of students. These effects wil1 also be analysed by Hague Consulting Group.

In this report, the first step towards this analysis is described, namely the analysis of the students' travel behaviour in March 1994. The most important results, collected through interviews in a so-called before survey, are described in the main report, whereas more detailed information can be found in the appendix containing tables only. A further wave is planned in March 1995.

-3AG U E-CO N SULT I NG - C R O U P 3

Page 6: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

-=IAGUPZON SULTING-CROUP 4

Page 7: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

In houdsopgave

Pagina

Samenvatting ............................................................................................ 1

Summary ................................................................................................... 3

Inhoudsopgave .......................................................................................... 5

Lijst met Tabellen ..................................................................................... 7

Lijst met Figuren ...................................................................................... 9 ..

I .o

2 .

3 .

4 .

Inleiding ......................................................................................... 11 1.1 Achtergrond ......................................................................... 11

1.2 1.3 Opzet en indeling van dit rapport ....................................... 13

Het veldwerk .................................................................................. 15

Opzet van het veldwerk ....................................................... 15 2.3 Steekproeftrekking .............................................................. 16

Verwerking veldwerk resultaten .................................................. 19

3.2 Verwerking ........................................................................... 19 Definitie van verplaatsing en reis ....................................... 22

Kenmerken Personen ................................................................... 23 4.1 Algemeen ............................................................................. 23

Persoonskenmerken per segment ...................................... 23

Doel van het onderzoek ....................................................... 12

2.1 Inleiding ................................................................................ 15

2.2

2.4 Het dagboekje ...................................................................... 17

3.1 Controle ................................................................................ 19

3.3

4.2

-XAGUE-CONSULTING-C ROUP 5

Page 8: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

5 . Kenmerken Verplaatsingen .......................................................... 27

5.1 Algemeen ............................................................................. 27

5.2

5.3

Verplaatsingskenmerken per segment .............................. 27

Openbaar vervoer gebruik .................................................. 30

6 . Gereisde Kilometers ..................................................................... 33

6.1 Algemeen ............................................................................. 33

6.2 Totale kilometerproduktie ................................................... 34

6.3 Autokilometers ..................................................................... 36

6.4 Fietskilometers .................................................................... 36

6.5 6.5.1 Trein ........................................................................... 38 6.5.2 StadsBTM ................................................................. 39 6.5.3 Streekbus ................................................................. 40

Openbaar Vervoer Kilometers ............................................ 37

7 . Verklarende woordenlijst ............................................................. 41

.. Bijlage A: Dagboekje .............................................................................. 45

Bijlage B: Begeleidende brief ................................................................ 53

Bijlage C: Ophoogfactoren .................................................................... 57

C1 Persoonsgegevens .............................................................. 57

C2 Verplaatsingsgegevens ....................................................... 57

-3AG UE-ZON SULTING -C ROUP 6

Page 9: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Lijst met Tabellen

Pagina

Tabel 1 Indeling enquête .............................................................. 16

Tabel 3 Responsoverzicht ............................................................ 20

Tabel 4 Studentenpopulatie per 1 maart 1994 ............................ 22

Tabel 5 Percentage openbaar vervoergebruik naar

Tabel 2 Invulperioden en verdeling enquêtes ............................. 17

.. vervoerwijze ......................................................................... 31

Tabel 6 Gemiddelde afstand per vervoerwijze ............................ 34

Tabel 7 Persoonsophoogfactoren per segment ......................... 57

dag ........................................................................................ 58 Tabel 8 Verplaatsingsophoogfactoren per segment en

~

-=IAGUE-VON SULTING-CROUP 7

Page 10: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

-:#AG U E-ZO N SULT I NG - S R O UP 8

3 D

Page 11: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Lijst met Figuren

Pagina

Figuur 1 Verdeling respondenten over provincies ..................... 21

Figuur 2 Samenhang tussen verplaatsing en reis ...................... 22

Figuur 3 Rijbewijsbezit per leeftijdsgroep .................................. 24

Figuur 4 Autobezit ......................................................................... 25

Figuur 5 Zelfstandig wonende studenten .................................... 25

Figuur 6 Aandeel uitwonende studenten per leeftijd ................. 26 Figuur 7 Gemiddeld aantal verplaatsingen per week ................. 28

Figuur 8 Verplaatsingen naar hoofdvervoerwijze ....................... 29

Figuur 9 Openbaar vervoergebruik naar vervoerwijze ............... 31

Figuur 1 O Afgelegde kilometers per vervoerwijze ..................... 35

Figuur 11 Verdeling OV kilometers over de dag ......................... 38

-XAG VE-ZON SULTING-I ROUP 9

Page 12: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

- ~~~

-:%AG UE-CON SULT ING- C ROU P

Page 13: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

1 .O Inleiding

1 .I Achtergrond

Per 1 januari 1991 is de Openbaar Vervoer Jaarkaart voor Studenten (OV- S kaart) ingevoerd. Deze kaart had als doel het vervangen van het in de basisbeurs opgenomen bedrag voor reiskosten tussen het woonadres en het studieadres. De gevolgen van deze kaart voor het reisgedrag van studenten zijn aan menig onderzoek onderworpen. Bij oversluiting van het oude contract voor de OV-S kaart, met een duur van vier jaar, is besloten om de gebruiksmogelijkheden van de OV-S kaart in de nieuwe vierjarige contractperiode, ingaande 1 riovember 1994, te wijzigen. Studenten krijgen vanaf dat moment de keuze uit of een kaart die recht geeft op gratis reizen door de week en die als kortingkaart fungeert in het weekeinde, de zgn. weekkaart, of een kaart met een omgekeerde geldigheid. Deze zgn. weekendkaart geeft recht op gratis reizen in het weekeinde en reizen met korting door de week. Beide kaarten gelden als een kortingkaart gedurende één maand in de zomervakantie (1 6 juli tot 16 augustus).

De achterliggende gedachte bij de invoering van de nieuwe kaart is dat de meeste uitwonende studenten de weekendkaart zullen gebruiken om naar hun ouderlijk huis te reizen, terwijl thuiswonende studenten vooral de weekkaart zullen gebruiken om dagelijks tussen het ouderlijk huis en de onderwijsinstelling te forenzen. De nieuwe structuur van de OV-S kaart, ook wel de OV-S kaart Nieuwe Stijl genoemd, zal waarschijnlijk wederom veranderingen teweeg brengen in het reisgedrag van studenten.

Om deze veranderingen in kaart te brengen heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat tezamen met het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen opdracht verleend aan Hague Consulting Group om door middel van onderzoek de effecten van de invoering van de OV- Studentenkaart Nieuwe Stijl te meten en evalueren. Daarbij is gekozen voor een opzet door middel van een voor- en nameting. Hierbij wordt voor iedere meting een representatieve steekproef getrokken van alle studenten met studiefinanciering. Het huidige reisgedrag van studenten, de voorsituatie, is gemeten in de maand maart van 1994. Het reisgedrag van studenten na invoering van de OV-S Nieuwe Stijl zal worden gemeten in maart 1995. Het veldwerk voor dit onderzoek is uitgevoerd door Bureau Veldkamp in Amsterdam.

-XAGU&-CX3NSULTING-CROUP 11

Page 14: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

1.2

In dit rapport wordt verslag gedaan van de voormeting van het onderzoek. De opgetreden veranderingen ten gevolge van de OV-S Nieuwe Stijl zullen in het voorjaar van 1995 worden gerapporteerd in een vervolgrapport. In dit stadium van het onderzoek kunnen daarover nog geen uitspraken worden gedaan. Ook zullen er geen vergelijkingen worden gemaakt met eerdere onderzoeken naar het reisgedrag van studenten, die eveneens door Hague Consulting Group zijn uitgevoerd in opdracht van de Ministeries van Verkeer en Waterstaat en van Onderwijs en Wetenschappen. Deze eerdere onderzoeken hadden immers betrekking op een panel van studenten die vanaf een paar maanden voor de invoering van de OV-S zijn gevolgd. Bijna al deze studenten zijn inmiddels afgestudeerd, en dit onderzoek kon daarom niet worden voortgezet. Bovendien ontbreken in deze onderzoeken de studenten van het "overig onderwijs". Tenslotte hadden deze onderzoeken betrekking op de maand november. Gezien de geplande invoering van de OV-S Nieuwe Stijl in november 1994 is deze maand niet geschikt als onderzoeksmaand voor de effecten van de nieuwe kaart, en in de Begeleidingsgroep vai7 het Onderzoek Studentenkaart is besloten het onderzoek te verschuiven naar de maand maart. Het reisgedrag van studenten in maart is niet zonder meer vergelijkbaar met het gedrag in november.

Doel van het onderzoek

Doel van het onderzoek naar de effecten van de invoering van de Openbaar Vervoer Studentenkaart Nieuwe Stijl is het beantwoorden van de volgende beleidsvragen:

Hoe ziet het reisgedrag van studenten, gemeten in zowel aantallen verplaatsingen als in kilometers, er uit bij de huidige OV- Studentenkaart, en hoe ontwikkelt zich dit na invoering van de OV- Studentenkaart Nieuwe Stijl?

Wat is het gebruik van de verschillende vervoerwijzen (in aantallen verplaatsingen en kilometers) door de studenten bij de huidige OV- Studentenkaart, en hoe ontwikkelt zich dit na inioering van de OV- studentenkaart Nieuwe Stijl?

In hoeverre zijn er bij bovengenoemde ontwikkelingen (in aantallen verplaatsingen en kilometers) verschillen te constateren per type kaart (Nieuwe Stijl), reismotief, onderwijstype, woonsituatie, leeftijd, en dag en tijdvak van reizen?

Hoe groot is het bezit van rijbewijzen en de beschikbaarheid van auto's onder de studenten, en hoe ontwikkelt zich dit na invoering van de OV- Studentenkaart Nieuwe Stijl?

-3AG U E-ZO N SULT I NG - S R O U P 12

Page 15: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

c

1.3

Hierbij dienen de effecten voor houders van de twee nieuw in te voeren kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt naar de veranderingen in de mobiliteit gedurende de dagen en tijdvakken waarin met de nieuwe kaart kosteloos kan worden gereisd, en wanneer de kaart slechts als kortingkaart functioneert dan wel het volledige tarief zal moeten worden betaald.

Doel van de hier gerapporteerde fase van het onderzoek is het in kaart brengen van het reisgedrag van studenten in maart 1994, onder de huidige OV-S kaart. Deze beschrijving zal fungeren als de basis situatie voor de volgende meting(en). Het feitelijke hoofddoel van het onderzoek, het in kaart brengen van de veranderingen ten gevolge van de invoering van de OV-S kaart Nieuwe Stijl, zal worden gerapporteerd na uitvoering van de nameting in maart 1995.

Opzet en indeling van dit rapport

In dit rapport wordt verslag gedaan van de opzet en resultaten van de voormeting die is uitgevoerd in maart 1994. De beschrijving van het veldwerk voor deze voormeting wordt beschreve3 in hoofdstuk 2. Hoofdstuk 3 bevat een kort overzicht van de bewerking van de gegevens uit het veldwerk onderzoek. In hoofdstuk 4 t/m 6 worden de resultaten van de voormeting kort beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de persoonsgegevens van de studenten, de verplaatsingsgegevens en de gereisde kilometers.

Bij dit rapport hoort een aparte bijlage met tabellen, het zgn. tabellenboek. In deze bijlage worden de resultaten van de voormeting in meer gedetailleerde vorm gepresenteerd.

-3AG U E-ZO N SULT IN G - I R O U P 13

Page 16: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

-:$AC U E-CO N SULT I NG - C R O U P 14

Page 17: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

2.

2.1

2.2

Het veldwerk

Inleiding

Het veldwerk voor het onderzoek naar de effecten van de OV- Studentenkaart Nieuwe Stijl bestaat uit het houden van enquêtes onder studenten voor en na invoering van deze nieuwe kaart. Het veldwerk voor de voormeting is uitgevoerd en apart gerapporteerd door Bureau Veldkamp in Amsterdam'. In dit rapport wordt een kort overzicht van het veldwerk gegeven.

Opzet van het veldwerk

Het analyseren van het huidige reisgedrag van studenten is slechts mogelijk indien voldoende kwantitatieve gegevens over dit reisgedrag bekend zijn. Deze gegevens zijn verzameld door middel van enquêtes. Via de Informatie Beheer Groep (IBG), die de studiefinanciering verzorgt, zijn 5204 adressen verkregen van studenten die in maart 1994 over een OVS- kaart beschikken. Deze studenten hebben een enquête toegestuurd ge kregen.

De studenten die zijn benaderd, vormen een aselecte steekproef uit de geheie studentenpopulatie. Er is bij de steekproeftrekking voor gezorgd dat personen uit vier geselecteerde onderwijstypen zijn vertegenwoordigd, te weten WO, HBO, MBO en Overig, en dat er een voldoende spreiding aanwezig was over studenten aan instellingen in grote (meer dan 100 duizend inwoners) en kleine steden (minder dan 100 duizend inwoners).

De getrokken respondenten kregen per post een dagboekje toegestuurd, waarop zij gedurende drie opeenvolgende dagen al hun verplaatsingen dienden bij te houden. De dag waarop zij met invulling dienden te beginnen was daarbij aangegeven, waarbij om een voldoende spreiding van dagen over de week in de enquêtegegevens te realiseren de aanvangsdagen voor de respondenten evenredig over de week waren gespreid. Indien een respondent niet op de aangegeven dag kon beginnen met invullen van het dagboekje, is gevraagd de invulperiode exact 1 week uit te stellen.

'Veldwerk Verslag Onderzoek Studenten OV-Jaarkaart, Bureau Veldkamp rapport 1852/JW/JW, Amsterdam, mei 1994

-=IAGUE-VON SULTING-CROUP 15

Page 18: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

2.3

Segment

Hiermee bleef de spreiding over de dagen van de week gewaarborgd. De basis invulperiode betrof drie dagen in de periode van 14 tot en met 22 maart, met een uitloop mogelijkheid naar 29 maart 1994. Een voorbeeld van een dagboekje is opgenomen in bijlage A. Bijlage B bevat een kopie van de begeleidende informatiebrief.

- Doel netto Verwachte Uit te zetten

Respons bruto

Steekproeftrekking

WO Groot HBO Groot MBO Groot

Bij de steekproeftrekking uit het adressenbestand van de Informatie Beheer Groep is onderscheid gemaakt naar vier onderwijstypen (WO, HBO, MBO en Overig) en twee urbanisatiegraadklassen voor de plaats waar de onderwijsinstelling staat (meer dan 100 duizend en minder dan 1 O0 duizend inwoners). In totaal zijn acht segmenten onderscheiden.

-

552 65 Yo 849 508 55 Y0 924 348 35 Y0 994

Het aantal te benaderen studenten was gebaseerd op zowel de responsverwachting op grond van voorgaande onderzoeken als de omvang van de totale populatie in een segment. In totaal werd gestreefd naar ongeveer 2400 te verwerken enquêtes ('netto'), met naar verwachting bij ongeveer drie verplaatsingen per dag in totaal tussen de 22 duizend en 24 duizend verplaatsingen. De verdeling van het netto aantal enquêtes per segment is evenredig aan de werkelijke verdeling van de studenten over de acht segmenten, zodat de verwachte nauwkeurigheid voor alle segmenten dezelfde is. In tabel 1 zijn de netto streefaantallen met de bijbehorende verwachte responspercentages en de bruto uit te zetten enquêtes naast elkaar gezet.

Overig Groot WO Klein HBO Klein MBO Klein Overig Klein Totaal

Tabel 1 Indeling enquête

125 35 Y0 357 79 65 Yo 122

285 55 Y0 51 8 37 1 35 Y0 1060 133 35 Y0 380

2401 46 Yo 5204

I -XAG U E-CO N SULT I NG - S R O U P

l6 Y

Page 19: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

2.4

Invul periode maandaa 14 t/m woensdaa 16 maart

In totaal hebben 5204 studenten een enquête toegestuurd gekregen. Om spreiding over de dagen van de week te verkrijgen was elke enquête voorzien van een begindatum voor het bijhouden van de verplaatsingen. De invulperioden, met daarbij het aantal uitgezette enquêtes, zijn opgenomen in tabel 2.

Enquêtes 742

Tabel 2 Invulperioden en verdeling enquêtes

dinsdag 15 t/m donderdag 17 maart woensdag 16 t/m vrijdag 18 maart donderdag 17 Vm zaterdag 19 maart

zaterdag 19 t/m maandag 21 maart zondag 20 Vm dinsdag 22 maart

vrijdag 18 t/m zondag 20 maart

742 742 742 744 746 746

Indien de respondent niet in de gevraagde periode de enquête kon invullen, is gevraagd de invulperiode exact een week op te schuiven.

Het dagboekje

De enquête had de vorm van een driedaags dagboekje, met daarin vragen over alle verplaatsingen die de student gedurende de drie invuidagen heeft gemaakt. Daarnaast was er een pagina met algemene vragen naar een aantal persoonsgegevens van de student.

De persoonsgegevens van de student dienen als achtergrondgegevens voor de analyse. Gevraagd is naar de leeftijd, het vervoermiddelenbezit en het zelfstandig dan wel bij de ouders wonen. Ook is gevraagd naar het woonadres en het studieadres, en indien van toepassing het woonadres van de ouders.

Van alle gedurende de invulperiode gemaakte verplaatsingen, behalve de verplaatsingen van minder dan 1 kilometer die geheel lopend zijn afgelegd, is vervolgens een aantal kenmerken gevraagd. Belangrijke punten zijn het vertrek- en aankomstadres, het vertrek- en aankomsttijdstip, de activiteiten op het vertrek- en aankomstadres en de gebruikte (keten van) vervoermiddelen. Binnen elke verplaatsing kon een keten van zeven vervoerwijzen worden geregistreerd. Per vervoerwijze is de respondenten gevraagd om van alle achtereenvolgens gebruikte vervoermiddelen een inschatting te geven van de afstand. Daarbij kan gedacht worden aan een verplaatsingsketen als 2 km fietsen, vervolgens 30 km met de trein, en tot

-:ZAG UE-ZO N S ULTING - S R O U P 17

Page 20: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

slot nog 8 km met de (stads)bus. Er konden in totaal maximaal 23 verplaatsingen worden geregistreerd.

-XAG UE-ZON SULTING-S ROUP 18

Page 21: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

3.

3.1

3.2

Controle

De geretourneerde dagboekjes zijn gecontroleerd op inconsistenties en, een veel voorkomende fout, ontbrekende retourverplaatsingen. De belangrijkste controles hadden betrekking op het verkeerd invullen van reistijden. Zo komt het regelmatig voor dat de twaalf-uurs klok wordt gebruikt in plaats van de 24-uurs klok (bijvoorbeeld aankomsttijd 3.00 ais 3 uur Is middags, =15.00, werd bedoeld). Ook komt het voor dat respondenten een verplaatsing 's nachts op de verkeerde datum laten plaats vinden.

Respondenten die te veel invulfouten hebben gemaakt (gemiddeld meer dan 1 per verplaatsing) zijn voor de analyse niet gebruikt. De ontbrekende retourverplaatsingen zijn waar mogelijk met de hand ingevuld. Vaak kon bijvoorbeeld worden vastgesteld wat het vertrek- en aankomstadres moeten zijn geweest, en in welke periode is gereisd. Ook de vervoermiddelen en de bijbehorende afstanden waren vaak te herleiden. Waar dit onmogelijk bleek zijn respondenten eveneens niet voor analyse gebruikt.

Respondenten die stelselmatig de afstanden niet hebben ingevuld zijn eveneens uit de bestanden verwijderd. Bij die respondenten die zo nu en dan een afstand niet hebben ingevuld, is de bij de vervoerwijze horende gemiddelde afstand van alle met deze vervoerwijze gemaakte overige reizen ingevuld. In paragraaf 6.1 wordt nader ingegaan op deze procedure.

Verwerking

Na uitvoering van de controles is een aantal respondenten verwijderd uit de bestanden. Tabel 3 bevat het netto streefaantal respondenten, het geretourneerde aantal en het uiteindelijk verwerkte aantallen respondenten, alle per segment. In de laatste kolom is het aantal bijbehorende verwerkte verplaatsingen op genomen.

-:#AG UE-CO N SULT1 NG - C R O U P 19

Page 22: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Tabel 3 Responsoverzicht

WO Groot HBO Groot MBO Groot Overig Groot

Segment I Doel netto 1 Retour I Verwerkt I Verplaatsingen I 552 506 490 4398 508 498 476 4499 348 400 371 31 15 125 121 112 972

HBO Klein MBO Klein

WO Klein I 79 I 79 I 76 I 71 6 I 285 309 289 2662 371 438 388 3381

Overig Klein Totaal

133 159 146 1412 2401 251 O 2348 21 155

De verdeling van de respondenten over de provincies is weergegeven in figuur 1. In deze figuur is te zien dat studenten van onderwijsinstellingen in alle provincies zijn benaderd. Bovendien zijn de provincies zonder universiteit(en) duidelijk mirider sterk vertegenwoordigd in de representatieve steekproef.

De verplaatsingsgegevens zijn vervolgens gekoppeld aan de persoonsgegevens. De gekoppelde bestanden zijn daarna opgehoogd naar de totale populatie, waarbij rekening is gehouden met een verschillend aantal verplaatsingen per dagsoort. Per segment heeft elke respondent een gewicht gekregen ter grootte van het quotiënt van de totale populatie van dat segment en het aantal bijbehorende respondenten. Om het gewicht voor de verplaatsingen per dagsoort te verkrijgen is voor elke dagsoort de populatie per segment gedeeld door het aantal studenten waarvan ritten op die dagsoort zijn waargenomen. De randtotalen, ofwel het aantal studenten per segment, zijn aangeleverd door de IBG. De correctie per dagsoort is uitgevoerd in verband met een mogelijk systematisch verschil per dagsoort. Zo kan worden verwacht dat in het weekend meer vrije tijdsverplaatsingen zullen worden gemaakt dan door de week. De gebruikte gewichten (ophoogfactoren) zijn weergegeven in bijlage C.

-XAG U E-33 N SULT I NG-r’, RO U P 20

Page 23: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Respondenten per onderwi jsprovincie T O T A L Waar nemi nqen Zonal Bar Char t

R3 /

/

- II

OU-S Uoormet inq Studentenkaart Nieuwe S t i j l

OU Studenten

kaart Nieuwe stlJ1

K E Y

,eqment

w o HBO

MBO

Over i q

200 T

120 l 6 O I

Page 24: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

3.3

Segment WO Groot

,-

Populatie 130650

Tabel 4 geeft het aantal studenten per segment weer, zoals geregistreerd bij IBG in maart 1994.

HBO Klein MBO Klein

Tabel 4 Studentenpopulatie per 1 maart 1994

70228 101195

Overig Klein Totaal

371 50 61 2829

Definitie van verplaatsing en reis

In de verdere verwerking wordt onderscheid gemaakt tussen verplaatsingen en reizen. Een verplaatsing is gedefinieerd als een rit met één bepaald motief, binnen een verplaatsing kunnen meer vervoerwijzen gebruikt worden. Elke verplaatsing wordt gekenmerkt door een hoofdvervoerwijze, die gedefinieerd is als de vervoerwijze waarmee de grootste afstand is afgelegd. Een reis is een deel van een verplaatsing die met één vervoerwijze is gemaakt. In het in hoofdstuk 2 aangehaalde voorbeeld betreft het een Verplaatsing met eerst 2 km fiets, 30 km trein en vervolgens 8 km (stads)bus. De hoofdvervoerwijze van deze verplaatsing is trein en de verplaatsing bevat naast een fietsreis, twee openbaar vervoer reizen, namelijk een treinreis en een (stads)busreis. Deze verplaatsing wordt in paragraaf 5.3 beschreven als een verplaatsing met een combinatie van openbaar vervoer (i.c. trein+stad). In figuur 2 is de relatie tussen verplaatsing en reis weergegeven.

Figuur 2 Samenhang tussen verplaatsing en reis

fietsreis treinreis busreis

I I

vertre kad res aankomstad res

; verplaatsing met hoofdvervoerwijze trein

-:%AG uË-ZO N SULT I NG - c RO U P 22

#

1)

I Q I E ff II

e

Page 25: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

4.

4.1

4.2

Kenmerken Personen

Algemeen

In het eerste deel van het bij dit rapport behorende tabellenboek zijn de opgehoogde resultaten voor de persoonsgegevens weergegeven. De resultaten zijn gegeven in de vorm van kruistabellen waarin als centrale segmentatievariabele steeds het onderwijstype is gehanteerd. Er zijn aparte tabellen opgenomen voor thuis- en uitwonende studenten.

De cellen in de kruistabellen bevatten het aantal personen per onderwijstype en kenmerk, opgehoogd naar de totale studentenpopulatie, en telkens het zgn. kolompercentage. Dit percentage geeft weer hoe groot het aandeel is van een deelsegment (bijvoorbeeld de thuiswonenden bij verdeling naar woonadres) binnen elk onderwijstype.

Hieronder worden de meest in het oog springende resultaten op persoonsniveau kort besproken.

Persoonskenmerken per segment

Op een aantal punten is er een opvallend, doch bij nader inzien voor de hand liggend verschil voor wat betreft de persoonskenmerken van de studenten.

De leeftijdsopbouw van de studentenpopulatie verschilt aanzienlijk tussen de segmenten. WO studenten zijn aanmerkelijk ouder dan MBO studenten en vooral de overige studenten. Deze laatste categorie bestaat dan ook vooral uit HAVO en VWO leerlingen.

De verdeling over de geslachten is ongeveer gelijk voor alle onderwijstypen. In elk segment is de verhouding mannelijke en vrouwelijke studenten ongeveer 1 op 1. Opvallend is wel dat bij een uitsplitsing naar uit- en thuiswonende studenten meer vrouwen uitwonend zijn.

Onder WO en HBO studenten is het rijbewijsbezit hoger (60 procent) dan onder de overige studenten (40 procent voor MBO, 20 procent voor de rest). Het eerder geconstateerde leeftijdsverschil tussen deze segmenten is hieraan niet vreemd. Figuur 3 geeft het aandeel studenten dat een

-XAGUE-SONSULTING-S ROUP 23

Page 26: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

--

rijbewijs heeft per onderwijstype weer. In het onderwijstype 'Overig' hebben studenten gemiddeld een bij hun leeftijdgenoten achterblijvend rijbewijsbezit. Gezien de geheel andere levensfase waarin deze zich bevinden (middelbare scholieren die een aantal keer zijn blijven zitten) is dit niet vreemd. WO studenten halen gemiddeld iets later hun rijbewijs dan MBO en HBO studenten. Deze achterstand is op 22-jarige leeftijd ongeveer weggewerkt.

Figuur 3 Rijbewijsbezit per leeftijdsgroep

90

80

70

60

% 50

40

30

20

? O

18jr 19jr 20jr 21 jr 22jr 23jr 24jr 25jr 26jr >=27 jr

Het bezit van auto's daarentegen is ongeveer gelijkelijk verdeeld (figuur 4). Ongeveer 90 procent van alle studenten heeft geen auto, ongeveer 10 procent wel. Het aandeel studenten dat de beschikking heeft over een auto ligt met ca 20 procent wat hoger.

Het aantal jaren dat men studeert ligt in het WO segment hoger dan in het HBO en MBO segment. In deze laatste twee segmenten zijn de meeste respondenten vierdejaars of jonger. In het segment Overig is daarentegen het aandeel hogerejaars zeer aanzienlijk. Bijna 60 procent is zesdejaars of hoger. Daarbij dient te worden bedacht dat dit met name middelbare scholieren in de laatste fase van hun opleiding zijn.

-XAGUE-CONSULTING-CROUP 24

Page 27: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

c . -

Figuur 4 Autobezit

1 O0

80

60

O h

40

20

O wo HBO MBO Overig

I mAuto UGeen autol

Het grootste verschil tussen de segmenten is te constateren bij het zelfstandig of thuis wonen (figuur 5). Van de WO studenten woont 85 procent zelfstandig, van de MBO studenten is dat slechts 16 procent. Onder HBO'ers is de verdeling ongeveer 40-60, en overige studenten wonen op 10 procent na allemaal thuis.

Figuur 5 Zelfstandig wonende studenten

1 oo/l I ..

80

60

Y0 40

20

O wo HBO MBO Overig

.Thuis UUit

Over het algemeen gaan WO studenten jonger zelfstandig wonen dan HBO en MBO studenten. Het aandeel zelfstandig wonende studenten per leeftijdsklasse en ondenvijstype is opgenomen in figuur 6.

-3AG U E-CO N SULT ING - I R O U P 25

Page 28: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Figuur 6 Aandeel uitwonende studenten per leeftijd

1 O0

90

80

70

60

% 50

40

30

20

10

T x

t .J" -IH - i

O 4 4

18jr 19jr 20jr 21 jr 22jr 23jr 24jr 26jr 26jr >=27 jr

G A G U E-VO N SULT I NG- C R O U P 26

Page 29: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

5.

5.1

5.2

Kenmerken Verplaatsingen

Algemeen

In het tweede deel van het bij dit rapport behorende tabellenboek zijn de door studenten gemaakte verplaatsingen opgenomen. Het betreft opgehoogde aantallen naar het niveau van een week, en wel de onderzoeksweek in midden maart 1994.

De centrale segmentatievariabele is telkens het onderwijstype, en de Verplaatsingen zijn uitgezet naar een aantal percoons- en reiskenmerken. In de tabellen zijn kolompercentages opgenomen, waaruit kan worden afgelezen hoe groot het aandeel van een bepaalde verplaatsingskenmerk is binnen het segment. Een voorbeeld: bij een onderverdeling naar reisdagen kan uit het kolompercentage worden afgelezen hoe hoog het aandeel van de verplaatsingen in een week is dat op zondag wordt afgelegd, voor elk onderwijstype apart.

Hieronder worden de belangrijkste kenmerken van de verplaatsingen samengevat.

Verplaatsingskenmerken per segment

In totaal worden er per week bijna 12,9 miljoen verplaatsingen gemaakt door de bijna 613 duizend studenten. Gemiddeld komt dit neer op 21 verplaatsingen per week, ofwel 3 per dag. MBO studenten reizen minder dan gemiddeld (bijna 20 verplaatsingen per persoon per week), HBO studenten reizen het meest (bijna 22 verplaatsingen per persoon per week).

+€AG U E-Vû N SULT I NG - S R O U P 27

Page 30: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Figuur 7 Gemiddeld aantal verplaatsingen per week

wo HBO MBO Overig

Het aandeel fiets als hoofdvervoerwijze in alle verplaatsingen is het grootst. Gemiddeld wordt voor 31 procent van alle bijna 12,9 miljoen verplaatsingen per week de fiets gebruikt. De verschillen tussen de onderwijstypen zijn groot. Onder WO studenten ligt het fietsgebruik op 40 procent, terwijl MBO studenten voor slechts 23 procent van de verplaatsingen de fiets gebruiken. Direct hiermee in verband staat het vaker zelfstandig wonen van WO studenten. Onder thuiswonende WO studenten ligt het fietsgebruik eveneens iets boven de 20 procent.

MBO studenten gebruiken relatief vaak de streekbus, 17 procent tegen een gemiddelde van 11 procent. Dit zal direct samenhangen met de locatie van veel MBO instellingen, die vaker dan WO OT HBO instellingen in kleinere plaatsen zijn gelegen.

De trein wordt voor ongeveer 18 procent van de verplaatsingen gebruikt, met een duidelijk lager aandeel onder studenten in de categorie 'overig'.

In figuur 8 wordt de verdeling van de verplaatsingen naar hoofdvsrvoerwijze, de vervoerwijze waarmee de grootste afstand is afgelerld, weergegeven. Hier is geen onderscheid gemaakt naar de onderwijstypen.

-XAG U E-33 N SULT I NG - C R O U P 28

Page 31: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Figuur 8 Verplaatsingen naar hoofdvervoerwijze

trein streekbus 18%

22%

Op zondag wordt er beduidend minder gereisd dan op andere dagen. Ongeveer 10 procent van de verplaatsingen vindt dan plaats De meeste verplaatsingen vinden plaats op de vrijdag, met een aandeel van bijna 17 procent. De verdeling over de onderwijstypen ligt ongeveer gelijk.

Over de hele week vinden de meeste verplaatsingen plaats tussen 7 en 24 uur, met een duidelijke piek tussen 16 en 18 uur (ruim 16 procent). Tussen 18 en 20 uur is het relatief rustig (10 procent van de verplaaisingen). Voor MBO en overige studenten ligt de piek tussen 7 en 9 uur, voor WO en HBO studenten tussen 16 en 18 uur.

Wanneer onderscheid wordt gemaakt naar dagsoort wordt het beeld iets anders. Op maandag tot en met donderdag zijn twee pieken te onderscheiden, de tijdvakken 7-9 uur en 16-18 uur, op vrijdag zijn er geen pieken. Door-de-weeks wordt 2 a 3 procent van de verplaatsingen tussen O en 7 uur gemaakt. In het weekend begint men 's ochtends duidelijk wat later, maar men gaat wat langer door. Op zaterdag en zondag worden de meeste reizen tussen 9 en 24 uur gemaakt met een piek na 20 uur, terwijl tussen O en 5 uur toch nog 8 procent van alle weekendverplaatsingen wordt gemaakt.

Studenien reizen vooral om naar college of practicum te gaan. Net iets meer dan 28 procent van de verplaatsingen vindt plaats met dit reismotief. WO studenten reizen minder voor dit motief, 17 procent, HBO studenten ongeveer gemiddeld en MBO en overige studenten meer, ongeveer 38 procent. Deze laatste onderwijstypen hebben een duidelijk meer schools karakter dan de eerste twee. Vooral WO en HBO studenten reizen ook voor 'overig onderwijs', zoals naar de bibliotheek gaan. Vrijetijds- besteding is ook een belangrijk reismotief voor studenten van alle onderwijstypen (circa 17 procent), terwijl winkelen vooral voorkomt onder WO en HBO studenten. Hier is een duidelijke samenhang te constateren met zelfstandig of thuis wonen: zelfstandig wonende studenten gaan vaker winkelen of boodschappen doen dan thuiswonende studenten.

-XAG U E-VO N SULT I NG - C R O U P 29

Page 32: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

5.3

Uitwonende studenten maken gemiddeld iets meer verplaatsingen in de week dan thuiswonende studenten, maar het verschil is klein (21,4 tegen 20,7).

Openbaar vervoer gebruik

In figuur 8 is te zien dat studenten voor een groot deel van hun verplaatsingen gebruik maken van het openbaar vervoer als hoofdvervoerwijze. In deze figuur is echter niet te zien hoe groot het totale openbaar vervoer gebruik is (als hoofdvervoerwijze én als nevenvervoerwijze, bijvoorbeeld natransport). In deze paragraaf worden alle verplaatsingen waarbij men geheel of gedeeltelijk met het openbaar vervoer heeft gereisd (en dus minstens één openbaar vervoer reis bevatten, zie paragraaf 3.3) gegroepeerd naar gebruikte vervoerwijze(n). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verplaatsingen waarbij wel en Verplaatsingen' waarbij niet gebruik wordt gemaakt van enige vorm van openbaar vervoer. Het gaat hierbij dus niet alleen om die verplaatsingen die als hoofdvervoerwijze een openbaar vervoermiddel (trein, bus, tram of metro) kennen, maar ook om verplaatsingen waarbij slechts gedeelten van de verplaatsing met het openbaar vervoer worden afgelegd. Bijvoorbeeld een verplaatsing waarbij men met de fiets naar het station gaat en verder met de trein heeft als hoofdvervoerwijze trein, en wordt hier gegroepeerd bij "alleen trein". Een reis waarbij naast fiets en trein ook stadsbus wordt gebruikt, valt in de categorie "stad en trein".

Voor bijna 58 procent van alle ruim 12,9 miljoen door studenten gemaakte verplaatsingen geldt dat er geen openbaar vervoer wordt gebruikt. Van alle overige reizen is het stadsvervoer het meest gebruikte vervoermiddel. Voor ruim 12 procent van alle verplaatsingen wordt alleen van het stadsvervoer gebruik gemaakt, en in combinatie met andere openbaar vervoermiddelen komt hier nog eens 13 procent bij. Met andere woorden bij ruim een kwart van alle verplaatsingen wordt van het stadsvervoer gebruik gemaakt, terwijl slechts in 13 procent van alle verplaatsingen het stadsvervoer tevens hoofdvervoerwijze is. Stadsvervoer is dus relatief vaak een nevenvervoe rwijze.

Bij het streekvervoer geldt dat het in bijna 3 procent van alle verplaatsingen als nevenvervoerwijze gebruikt wordt. Het streekvervoer (als hoofdver-voerwijze en nevenvervoerwijze) wordt in ruim 14 procent van alle 12,9 miljoen verplaatsingen per week gebruikt. De trein wordt, zo& verwacht, het minst vaak als nevenvervoerwijze gebruikt. Van alle 'combinatiereizen' komt de variant stadsvervoer en trein het meest voor: ruim 8 procent van alle verplaatsingen. In figuur 9 en tabel 5 is het openbaar vervoer gebruik in verplaatsingen per vervoerwijzecombinatie weergegeven.

-=I AG U E-CO N SULT I N G - C R O U P 30

Page 33: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Tabel 5 Percentage openbaar vervoergebruik naar vervoerwijze

Figuur 9 Openbaar vervoergebruik naar vervoerwijte

Stad+Trein Alleen Stad 2y0 8% Stad+Streek

Trein+Streek 3% 2,5%

Alleen Streek 7%

Alleen Trein 7%

58%

-3AG UË-ZO N SULT I NG - S R O U P 31

Page 34: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

I -:ZAG UE-CON SULT INC-C ROU P 32

Page 35: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

6.

6.1

Gereisde Kilometers

Algemeen

Van elke verplaatsing en elk daarbij gebruikte vervoermiddel is aan de respondenten verzocht om het aantal kilometers dat is gereisd op te geven. Zo zijn voor een verplaatsing die bestaat uit bijvoorbeeld 3 kilometer fietsen, 50 kilometer met de trein en 6 kilometer met de bus, alle genoemde reisonderdelen gevraagd. Op deze manier is het mogelijk om van alle vervoerwijzen apart de gerapporteerde kilometers te analyseren.

Zoals verwacht is het voor een aantal respondenten moeilijk gebleken om voor elk onderdeel van elke verplaatsing de kilometers in te vullen. Echter, het aantal respondenten waarbij deze informatie ontbrak was gering. Slechts 18 respondenten hebben systematisch de kilometergegevens verzuimd in te vullen. Deze zijn voor de analyse niet meegenomen, zie ook hoofdstuk 3. Voor die respondenten (1 48) die incidenteel kilometer- gegevens achterwege hebben gelaten is de gemiddelde afstand voor de betreffende vervoerwijze, zoals vastgesteld bij de verplaatsingen van de overige respondenten, ingevuld. Voor de fiets is daarbij onderscheid gemaakt naar de fiets als voor- en natransportmiddel en als hoofdvervoerwijze. Dit is in grote lijnen dezelfde procedure als het CBS hanteert bij verwerking van de enquêtes van het OVG.

Tabel 6 geeft de gemiddelde reisafstand voor de verschillende vervoerwijzen weer, tevens is in deze tabel een indicatie van de nauwkeurigheid van deze gemiddelden gegeven door de 95 procent betrouwbaarheidsmarge. Bijvoorbeeld de gemiddelde autoafstand per verplaatsing ligt met 95 procent zekerheid tussen de 14,5 en 15,9 kilometer. Uit de tabel blijkt al dat studenten voor de langere afstanden met name de trein gebruiken. De gemiddelde afstand met stadsvervoer (5,l km) mag in eerste instantie groot lijken, echter hierbij dient overwogen te worden dat de totale gemiddelde afstand hier kan bestaan uit voor- en natransport samen. Denk hierbij aan een verplaatsing 2 km tram, 15 km trein en 3 km stadsbus. Bovendien is het aandeel respondenten in de grote steden groter dan die uit kleine steden, met als gevolg langere afstanden met stadsvervoer.

Voor alle verplaatsingen waarvoor van de trein gebruik is gemaakt, zijn telkens het eerste instapstation en het laatste uitstapstation gevraagd. Uit

-:%AG U E- ZON SULT I NG - C R O U P 33

Page 36: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

6.2

Vervoerwijze Auto (incl passagier) Fiets voor en natransport Fiets hoofdtransport Streekbus Stads bus/- t ra m/-m e t ro Trein

een stationsafstandenmatrix van NS zijn de bijbehorende stationsafstanden toegevoegd, en deze zijn in de controlefase vergeleken met de afstanden zoals opgegeven door de respondenten. Voor de treinkilometer tabellen zijn deze werkelijke afstanden gebruikt. Dit omdat deze afstandsgegevens het meest nauwkeurig zijn.

Gemiddelde afstand (kms) 95% marge (kms) 152 f 0,7 293 *0,1 3 2 * 0,1

14,7 f 0,4 591 f 0,1

45,1 f 1,4

Tabel 6 Gemiddelde afstand per vervoerwijze

Totale kilometerproduktie

Alle studenten tezamen leggen per week ongeveer 235 miljoen kilometers af. Per persoon is dat ruim 380 kilometer per week, ofwel bijna 55 kilometer per dag. Wanneer we dit vergelijken met de kilometerproductie van alle Nederlanders2 van 18 tot 25 jaar (onderscheiden naar geslacht) blijkt dat mannelijke studenten iets meer kilometers reizen dan hun leeftijdgenoten in de totale bevolking, namelijk 54,2 kilometer per persoon per dag tegen een gemiddelde van circa 45. De vrouwelijke studenten reizen echter over nog grotere afstanden dan hun leeftijdgenoten, namelijk gemiddeld 55,3 kilometer per persoon per dag tegen een bevolkingsgemiddelde van circa 37.

Van het totaal aantal kilometers per week worden bijna 49 miljoen kilometers in de auto afgelegd, bijna 17 miljoen op de fiets, ongeveer 10 miljoen lopend. Ruim tweederde van alle afgelegde kilometers worden in het openbaar vervoer afgelegd, namelijk ruim 28 miljoen kilometers in het streekvervoer, 17 miljoen kilometer in het stadsvervoer, en bijna 114 miljoen kilometers in de trein. De verdeling van de door studenten gereisde kilometers over de vervoerwijzen is weergegeven in figuur 10. Opvallend is dat studenten veruit de meeste kilometers afleggen met de trein (49 procent) .

De meeste kilometers, 32 procent, worden afgelegd voor het volgen van een college of practicum. Onder MBO'ers is het aandeel van college en

*CBS (1992) De mobiliteit van de Nederlandse bevolking 1992. Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek

-:i AG U E-ZO N SULT I NG - C R O U P 34

Page 37: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

practicum hoger dan gemiddeld, 47 procent, en onder WO’ers lager met 17 procent. Dit is zowel te wijten aan het meer schoolse karakter van de MBO opleiding (meer verplaatsingen) als aan het vaker zelfstandig wonen van WO studenten (verplaatsingen over kortere afstanden).

Figuur 1 O Afgelegde kilometers per vervoerwijze

trein 49%- lopen 4%

streekbus 12% stadsbtrn

7 %

Naast het onderwijs is vooral familiebezoek met 17 procent een belangrijk motief. WO’ers leggen 30 procent van de kilometers met dit reismotief af, MBO’ers en overige studenten 7 resp. 10 procent. Vrije tijdsbesteding en bezoek aan overigen hebben beide een aandeel van circa 13 procent. Bij vrije tijdsbesteding valt op dat dit motief onder Overige studenten een hoger dan gemiddeld aandeel heeft (22 procent).

Met name op vrijdag worden de meeste kilometers afgelegd: 17 procent van alle in de week gereisde kilometers. Onder HBO studenten is dit aandeel wat hoger, 19 procent. Alle overige dagsoorten hebben een aandeel van 13 a 14 procent. WO studenten leggen wat meer kilometers dan gemiddeld af in het weekeinde, MBO studenten reizen juist meer door de week.

Het zwaartepunt op de dag ligt tussen 7 en 9 uur. Van alle kilometers wordt 17 procent in die periode afgelegd. MBO studenten leggen 22 procent van hun kilometers af tussen 7 en 9 uur, WO studenten 12 procent. Het omgekeerde beeld is zichtbaar tussen 9 en 12 uur. In die periode leggen MBO studenten 11 procent van hun kilometers af, tegen 16 procent voor de WO’ers. In totaal heeft deze periode een aandeel van 13 procent. De afgelegde kilometers gedurende de rest van de dag zijn gelijkelijk verdeeld over zowel de uren (met uitzondering van de nacht) als over de onderwijstypen.

Uitwonende studenten leggen meer kilometers af dan thuiswonende studenten, Per week reist een thuiswonende student gemiddeld ongeveer 365 kilometer, tegen 405 kilometer voor een uitwonende student.

-XAG U E-ZO N SULT ING - C R O U P 35

Page 38: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

6.3

6.4

Per onderwijstype zijn er grote verschillen in afgelegde afstand. HBO studenten leggen gemiddeld de grootste afstand af. Per persoon per week leggen zij gemiddeld 417 kilometer af. WO studenten reizen gemiddeld 398 kilometer per persoon per week, MBO studenten ruim 375 kilometer. De overige studenten reizen het minst, gemiddeld 259 kilometer per week.

Autokilometers

Studenten leggen in totaal per week bijna 49 miljoen autokilometers af (als bestuurder en passagier). Uit statistieken van het CBS kan worden afgeleid dat alle Nederlanders van 18 jaar en ouder gemiddeld 2,14 miljard autokilometers per week maken (OVG, 1991). Studenten leveren slechts 2% van alle gemaakte autokilometers. In combinatie met het feit dat van alle Nederlanders boven de 18 (ongeveer 11,5 miljoen) ca. 5 procent studeert kan dus worden geconcludeerd dat studenten beduidend minder autokilometers afleggen dan de gemiddelde Nederlander (van 18 jaar of oud e r) .

Met name voor de reismotieven vrije tijdsbesteding en bezoek afleggen worden autokilometers gemaakt. Bij WO studenten overheerst het motief familiebezoek, in alle overige segmenten is het aandeel vrije tijdsverkeer het hoogst.

De meeste autokilometers worden afgelegd in het weekeinde. Zowel de zaterdag als de zondag heeft een aandeel van ca. 20 procent van alle auto kilometers, direct gevolgd door de vrijdag met 17 procent. Op maandag wordt verreweg het minst met de auto gereisd. Alle onderwijs segmenten vertonen wat de verdeling over de dagsoorten betreft ongeveer hetzelfde patroon.

Vooral 's avonds tussen 20 en 24 uur wordt de auto gebruikt. Ongeveer 20 procent van alle autokilometers wordt in deze periode afgelegd. Bij MBO studenten is tevens een kleinere piek van ca. 17 procent tussen 16 en 18 uur te zien.

Thuiswonende studenten leggen in een week de meeste autokilometers af: ca. 85 kilometer per persoon tegen 73 kilometer voor zelfstandig wonende studenten. Dit zal mede worden veroorzaakt door de grotere autobeschikbaarheid onder thuiswonende studenten.

Fietskilometers

Studenten leggen per week 16,7 miljoen kilometer fietsend af. Van alle fietskilometers die in Nederland worden afgelegd door personen van 18 jaar en ouder (circa 213 miljoen per week, OVG 1991) is dit een kleine 8

-XAG U E-ZO N SULT ING -C ROU P 36

Page 39: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

procent, ofwel de student heeft een hoger gemiddeld fietsgebruik dan de gemiddelde Nederlander.

Het belangrijkste reismotief om te gaan fietsen of lopen is het onderwijs. In bijna 32 procent van de gevallen wordt de fiets voor verplaatsingen naar colleges of practica gebruikt. Bij WO ligt dit aandeel lager (20 procent), bij MBO en Overige studenten hoger (55 procent). Met name WO en Overige studenten gebruiken de fiets ook vaak voor vrijetijdsbesteding: ca 20 procent, tegen 17 procent gemiddeld voor dat motief.

Vooral op werkdagen wordt de fiets gebruikt. In het weekeinde ligt het aandeel fiets aanmerkelijk lager. Op zaterdag wordt 12 procent van de fietskilometers afgelegd, op zondag slechts ruim 1 O procent. De overige dagen hebben elk een aandeel van rond de 15 procent.

De fiets is een vervoermiddel voor overdag. De meeste fietskilometers worden tussen 7 en 18 uur afgelegd, terwijl het aandeel van de avonduren laag is.

Er is geen verschil tussen thuis- en uitwonende studenten.

6.5 Openbaar Vervoer Kilometers

In totaal leggen alle studenten samen ongeveer 159 miljoen kilometer per week af met het openbaar vervoer, dit is 68 procent van alle gereisde kilometers per week. Op werkdagen is de piek in het reizen met het openbaar vervoer te vinden 's ochtends tussen 7 en 9 uur. Op vrijdag is deze piek wat minder groot, en bovendien is juist tussen 12 en 18 uur een relatief hoog openbaar vervoer gebruik te zien. In het weekend is het reispatroon afwijkend. Op zaterdag is een piek tussen 9 en 12 zichtbaar, terwijl op zondag het reizen met het openbaar vervoer na 18 uur op gang komt. Figuur 11 geeft dit patroon weer.

-:I AG U E-CO N SULT I NG- C R O UP 37

Page 40: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Figuur 11 Verdeling OV kilometers over de dag

' 1 6 t

sp--- i I

O-5U 5 - 7 ~ 7-9U 9- 12- 14- 16- i a- 20- 12u 14u 16u 18u 20u 24u

6.5.1 Trein

Per week leggen alle studenten samen ongeveer 1 14 miljoen treinkiloineters af. Per student is dit 186 kilometer per week. Opvallend is het grote verschil tussen de segmenten onderling. WO studenten leggen aanzienlijk meer treinkilometers af dan MBO en Overige studenten. HBO studenten zitten daar tussenin. Het aantal kilometers per persoon per week bedraagt voor WO studenten 234,5 (333 per dag), voor HBO studenten 209,2 (29,8 per dag), voor MBO studenten 157,8 (22,5 per dag) en voor de overige studenten 83,7 (12 per dag).

Ook tussen uit- en thuiswonende studenten zit een groot verschil. Thuiswonende studenten reizen ongeveer 148 kilometer per week met de trein, uitwonende studenten 231 kilometer.

Het in kilometers belangrijkste reismotief voor sporende studenten is het college en practicum, ruim 32 procent van de treinkilometers worden voor dit motief gereisd. Zoals ook eerder is geconstateerd is de diversiteit tussen de onderwijstypen hier groot. Onder WO studenten is het aandeel college/practicum lager (1 7 procent) dan onder de overige studenten, waarvan vooral MBO eruit springt met 53 procent. Ook bij de overige onderwijstypen is het aandeel van het onderwijsmotief voor de treinkilometers met 18 procent lager dan gemiddeld. Daarbij dient te worden bedacht dat dit vooral middelbare scholieren zijn, en dat deze scholen vaak in of dicht bij de woonplaats te vinden zijn.

Na college en practicum is bezoek (van familie en anderen) het belangrijkste motief, 23 procent van de treinkilometers wordt afgelegd voor familiebezoek (in het weekend naar huis), en 14 procent voor overige

-3AG U E-GO N SULT I NG - C R O U P 38

Page 41: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

-- bezoekjes. Onder WO studenten is het motief familiebezoek zeer belangrijk, 36 procent, onder MBO studenten met 9 procent is dat veel minder.

Daarbij dient te worden bedacht dat WO studenten veel vaker uitwonend zijn en dus ook vaker 'naar huis' reizen. Vergelijking van uitwonende studenten onderling leert dat het verschil tussen WO- en MBO studenten daar veel kleiner is: 42 procent van de door uitwonende WO'ers afgelegde treinkilometers hebben het reismotief 'familiebezoek', tegen 27 procent van die door MBO'ers afgelegd. Combinatie met het aandeel verplaatsingen voor dit motief, dat voor uitwonende studenten van alle onderwijstypen ongeveer gelijk is, en het aandeel van alle afgelegde kilometers voor familiebezoek, dat voor uitwonende WO studenten eveneens veel hoger is dan voor MBO'ers, leert dat uitwonende WO'ers gemiddeld verder van hun ouderlijk huis af wonen dan uitwonende MBO'ers.

De reisdag waarop de meeste treinkilometers worden afgelegd is de vrijdag, met een aandeel van 17 procent. Alle andere dagen hebben een aandeel van tussen de 12 en 15 procent. De verdeling over de onderwijstypen is vrij gelijkmatig. De belangrijkste reisperioden met de trein zijn tussen 7 en 9 uur (18 procent) en tussen 16 en 18 uur (17 procent).

6.5.2 StadcBTM

Met het stadsvervoer leggen studenten per week ongeveer 17 miljoen kilometer af. Vooral uitwonende studenten verplaatsen zich met het stadsvervoer. Gemiddeld legt een uitwonende student 30,5 kilometer per week met het stadsvervoer af, tegen 25,4 kilometer voor thuiswonende studenten.

De meeste stadskilometers worden gemaakt voor het motief college/practicum. Het aandeel van dit motief is 41 procent. Voor WO studenten ligt dit lager (22 procent), voor MBO studenten hoger (54 procent). Ook vrije tijdsverplaatcingen zorgen met 12 procent voor een belangrijke bijdrage aan de met het Stadsvervoer gereisde kilometers. HBO studenten geven dit reismotief het minst weer, 9 procent, Overige studenten het meest, 16 procent.

In het weekeinde wordt het minst met het stadsvervoer gereisd. Slechts 9 procent van de kilometers worden op zaterdag afgelegd, op zondag is dit aandeel 7 procent. Vooral op vrijdag, 17 procent, en dan vooral onder HBO'ers en MBO'ers, worden de meeste stadskilometers gemaakt. Op dinsdag en woensdag reizen WO studenten weer meer dan gemiddeld met het stadsvervoer, 18 procent tegen een gemiddelde van 16.

Ook stadsvervoer is (net als de fiets) een vervoerwijze voor overdag. Ruim driekwart van alle stadskilometers worden tussen 7 en 18 uur gemaakt. Twee perioden van de dag springen er uit als het gaat om de verdeling

- -~

-:*AG U E-VO N SULT I NG - C R O U P 39

Page 42: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

van de vertrektijdstippen over de dag. In de periode van 7 tot 9 en die van 16 tot 18 uur worden respectievelijk 19 en 17 procent van alle gereisde stadskilometers afgelegd.

6.5.3 Streekbus

De streekbus blijkt bij uitstek een vervoermiddel voor MBO studenten te zijn. Van de 28,4 miljoen kilometer die er per week met dit vervoermiddel worden afgelegd, nemen MBO'ers er bijna de helft (13,6 miljoen) voor hun rekening. Dit is gemiddeld 67,5 kilometer per persoon per week. Het zijn ook met name de thuiswonende MBO studenten die veel kilometers in de streekbus afleggen (70,5 kilometer), maar ook de thuiswonende HBO studenten leggen 62,7 kilometer per persoon per week af in het streekvervoer. WO studenten maken het minst gebruik van de streekbus, zij leggen gemiddeld slechts 21,2 kilometer per week hiermee af.

Het belangrijkste reismotief in de streekbus is het college en practicum. Gemiddeld over alle motieven bedraagt het aandeel hiervan bijna 58 procent. Vooral MBO studenten reizen met de streekbus naar de onderwijsinstelling. Het aandeel van het motief college/practicum voor MBO studenten is ruim 70 procent. WO studenten zitten daar met 313 ver onder, terwijl HBO studenten hier weer ongeveer tussenin zitten. WO studenten gaan naast naar college met de streekbus vooral op pad voor familiebezoek (bijna 30 procent).

Over het algemeen wordt met name op vrijdag met de streekbus gereisd. Voor MBO studenten is de spreiding over de door-de-weekse dagen wat gelijkmatiger dan voor de overige segmenten. WO en HBO kennen een piek in streekvervoerkilometers op de vrijdag. Het aantal streekbuskilometers ligt voor alle segmenten in het weekend lager dan door de week, met name het aandeel van de weekeinddagen in de streekbus verplaatsingen van MBO studenten is met minder dan 5 procent op zowel zaterdag als zondag laag.

De piek ligt voor de streekbus tussen 7 en 9. Bijna 26 procent van alle kilometers worden in deze periode afgelegd. Bij WO'ers ligt het aandeel van deze periode met 15 procent wat lager. Deze studenten reizen tussen 14 en 18 uur meer met de streekbus.

-=CACUE-ZONSULTING-CROUP 40

Page 43: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

7. Verklarende woordenlijst

Autokilometers Schattingen van in de auto gereisde afstanden, hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen het reizen als autobestuurder of -passagier.

AVV Adviesdienst Verkeer en Vervoer

BTM Bus/Tram/Metro. Een veel gebruikte afkorting voor het stadsvervoer.

CBS Centraal Bureau voor de Statistiek

DGV Directoraat Generaal voor het Vervoer

Fietskilometers Schattingen van de per fiets afgelegde afstanden.

HBO Hoger beroeps onderwijs, het onderwijs aan alle hogescholen exclusief de theologische hogescholen.

HCG Hague Consulting Group

Hoofdvervoerwijze De vervoerwijze waarmee de grootste afstand binnen de verplaatsing is afgelegd, zie paragraaf 3.3 vaR dit rapport.

I BG Informatie Beheer Groep, voorheen de Informatiseringsbank. De instantie die de bestanden met betrekking tot de registratie van alle studiefinancieringsgerechtigde studenten in Nederland beheert.

MBO Middelbaar beroeps onderwijs Hiertoe werd tot 1992 ook het zogenaamde kort-MBO gerekend, sinds 1993 wordt het KMBO ingedeeld bij de categorie "Overige onderwijs".

Motief

-XAG UE-ZON SULTING-S ROUP 41

Page 44: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

De belangrijkste reden waarom een verplaatsing gemaakt wordt, bijvoorbeeld onderwijs volgen, werken, bezoek.

NS Nederlandse Spoorwegen

OVG Onderzoek Verplaatsingsgedrag

O & W Onderwijs en Wetenschappen

OVS-kaart (nieuwe stijl) Studenten Openbaar vervoer waarbij alle openbaar vervoer

jaarkaart. Ingevoerd per 1 januari 1991, binnen Nederland qratis toegankelijk was.

Vanaf 1 november 1994 zullen er twee typen kaarten zijn, waarmee het openbaar vervoer of op werkdagen of in het weekend gratis toegankelijk is en de studenten op de andere dagen deels met korting kunnen reizen.

Openbaar vervoer kilometers Schattingen van de afstanden afgelegd in stadsvervoer en streekvervoer, tezamen met de door de spoorwegen gehanteerde afstanden over het spoor tussen stations in Nederland.

Overig onderwijs Het (Voortgezet) Speciaal Onderwijs (VSO, SO), het Lager en Middelbaar Algemeen Vormend Onderwijs (LAVO, MAVO) en het Lager Beroeps Onderwijs (LBO) alsmede vanaf de vierde klas van het Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs (VWO) en het Hoger Algemeen Vormend Onderwijs (HAVO)

Reis Een onderdeel van een verplaatsing welke afgelegd wordt met één vervoerwijze, zie paragraaf 3.3 van dit rapport.

StadsBTM zie BTM

Studiejaar Het door de student zelf opgegeven studiejaar, dit hoeft niet noodzakelijk de 'klas' te zijn, of de door de Informatie Beheer Groep gehanteerde studiejaar definitie.

Studieplaats De plaats waarin de onderwijsinstelling van de student gevestigd is.

Verplaatsing Een reis van A naar B met één motief, waarbij meer vervoerwijzen achter elkaar gebruikt kunnen worden. Een verplaatsing wordt gekenmerkt door een hoofdvervoerwijze, zie aldaar.

-XAG U E-33 N SULT I NG - C R O UP 42

Page 45: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Vervoerwijze Een van de gebruikte vervoerwijzen in een keten van vervoerwijzen per verplaatsing, zie paragraaf 3.3 van dit rapport.

wo Wetenschappelijk onderwijs, het onderwijs aan alle universiteiten en theologische hogescholen, alsmede Nijenrode.

Woonadres of Woonplaats Het adres waar de student woont gedurende de perioden dat onderwijs wordt gevolgd; dit kan zijn bij de ouders of zelfstandig, bijvoorbeeld op kam e rs.

-:%AG U E Z 0 N SULTING - C R O U P 43

Page 46: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

-:I AG U E-ZO N SULT I NG - G R O U P 44

I I

Page 47: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Bijlage A: Dagboekje

-3AG U E-ZO N SULT I NG - C R O U P 45

Page 48: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

-3AG U E-CO N SULT IN G - C R O U P 46

Page 49: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

8 I

I I

MOBILITEITSONDERZOEK STUDENTEN

maart 1994

DAGBOEK

-3AG U E-GO N SULT I NG-C R 0 U P 47

Page 50: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

PERSOONSGEGEVENS -

............. jaar 1.

2.

3.

3a.

3b.

3c.

1.

ia.

ib.

).

ja.

).

I

Wat is uw leeftijd?

- man - vrouw

o o

Bent u een man of een vrouw?

- ja, rijbewijs o - nee o Benr u in het bezit van een r@

bewijs voor een personenauto (rijbewijs BE of BI?

Bezir u een (personenlauto? - ja, auto - nee

O o

- ja, (brornifiets O - nee o Bezit u een fiets of een bromfiets?

- ja, auto - nee

D D

Kunr u gewoonliyk voor uw verplaatsingen over een (personenlauro beschikken?

Welk iype onderwis volgt u? - universiteit - HBO - MBO

D O O

. anders, nl.: ......................................

In welke plaars ligt uw onderwijs- adres?

- in (piaatsnaaml:

Hoe lang volgt u de opleiding al waar u nu mee bezig bent? ............. jaar (incl. lopende studiejaar]

Waar woont u meestal n7dens de school-/collegeperiode?

- bij ouder(s)lverzorger(s) O -. vr.6 - zelfstandig

I kamerslhospita e.d.) O

In welke plaats woont u dan tijdens de school-/collegeperiode?

- in (plaatsnaam):

In welke plaats woontíwonen uw ouderísUverzorgerís) ?

- in (plaatsnaam):

.......................................................

Her kan zon dat w(i u over enige riid vragen ean een vervolgonderzoek mee te werken. Mogen w i j u evei w e e l hiervoor benaderen?

- ja, kan dan zo nodig benaderd worden O

- nee O

WILT U DE ONDERSTAANDE VRAGEN, ALS D U E VAN TOEPASSING ZIJN. NA AFLOOP VAN DE DRIE-DAAGSE INVULPERIODE BEANTWOORDEN

B. Als u op de le dag van de invulperiode GEEN verplaatsmgen heeft gemaakt, kunt u dan aengeven war hiervan de reden is?

..................................................................................................................

Ba. Als u op de 2e dag van de invulperiode GEEN Verplaatsingen heeft gemaakt. kunt u dan aangeven war hiervan de reden is?

..................................................................................................................

3b. Als u op de 3e dag van de invulperiode GEEN verplaatsingen heefi gemaakt, kunt u dan aangeven wat hiervan de reden is?

.................................................................................................................

-3AEUE-ZONSULTING-SROUP 48

Page 51: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

I I 4 I

.- BUAEAd VELDKAMP telefoon: 020 - 66 10 999 -

INSTRUCTIE VOOR HET INVULLEN VAN HET DAGBOEK

De invulperiode is op het etiket op de omslag van dit dagboek aangegeven. Wilt u alle

verplaatsingen die u in deze aaneengesloten periode van drie dagen maakt in dit dagboek noteren.

- Niet genoteerd wordt:

- een verplaatsing geheeldopend van minder dan édn kilometer

Enkele algemene punten bij het invullen

krijgr u dit dagboekje te laat in handen, dan vragen wij u de invulperiode precies

één week re verschuiven.

de invulperiode begint op de eenre invuldag om 00.00 uur en eindigt op de derde

invuldag om 24.00 uur.

ais u op een dag geen verplaatsingen heen ingevuld in her dagboek, wilt u dan bij

vraag 8, 8a of 8b onder de lijsr met persoonsgegevens aangeven war daarvan de reden is.

als u ergens naar toe gaaf, maakt u een verplaatsing. Gaat u van daaruit terug naar

huis of ergens anders heen, dan is dir een nieuwe verplaatsing. Bijvoorbeeld u gaat

naar L w onderwijsadres en daarna weer terug naar huis. U maakt dan twee

verplaatsingen.

voor elke verplaatsing vulr u een pagina mei de vragen O t/m 3 in.

wanneer u op weg ergens naar roe nog meer bestemmingen aandoe?, dan zijn dit

allemaal aparte verplaatsingen.

bij vraag 2c worden alle vervoermiddelen (inclusief 'lopen') die door u tidens één

verplaatsing zijn gebruikt in voloorde van gebruik genoteerd. Voor elk vervoermiddel vulr u de afstand in die u er mee heeft afgelegd.

als u her bestemmingsadres weer verlaat is dit in de regel het vertrekadres van de

nieuwe verplaatsing .

vergeet u nier de persoonsgegevens vdór in dit dagboek in te vullen.

Opsturen van het ingevulde boekje en verzending boekenbon

- u kunt het boekje terugsturen in de bugevoegde antwoordenvelop waar u geen

postregei op hoeft te plakken. N.B.: voor (0.8.) het opsturen van de boekenbon maken wd gebruik van de sticker op dif dagboekje.

Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u ons bellen: telefoon 020 - 66 10 999. Vraagt

u dan náar EO Schreuders of naar Joke Willekes.

-=I AG U E20 N SULT I NG - C R O U P 49

Page 52: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

VOORBEELD

o.

1.

1 a.

Ib .

2.

2a.

Eb.

2c.

3.

Datum van de verplaatsing

Van welk adres vertrok U?

.. . op: ....u% .... dag .... 11 .... mn@

- van eigen woonadres

- van vast onderwijsadres O - van ander adres, in (plaatsnaam):

.......................................................

Wat deed u op dat vertrekadres?

1 wonen 2 onderwijs (coilege+/pranical 3 oveng ondewi$ (bezoek bibl. e.d.1 4 boodschappen doenlwinkecelen 5 werk Iniet studeren)

Hoe laat vertrok u van dat adres?

Waar ging u toen heen?

War ging u doen op deze plaats van bestemming?

Hoe laar kwam u op deze plaats van bestemming aan?

(wl nr. bezigheid inl

6 sportluitgaadwip rqdsbeneding 7 bezoekfam*eloudera 8 bezwkbmiuenlanderen 9 anders. nl.: ..................................................

. om ....... 1.7 ..... uur ... 2 ~ . : ...... min. l

(gebruik 24 uum Mok. bijv. 6 uur ‘s avo& is 18.001

- naar eigen woonadres O - naar vast onderwijsadres O - naar ander adres, in (plaatsnaam):

........... k4:d.m ........................

(vul nr. bezigheid in. zie antwoord. mogelijkheden vr. 1 al

. om ....... 1.8 .... uur .... Q.S” ..... min. (gebruik 24 uurs &lok1

Op welke manier maakte u deze verplaatsing, welke vervoermiddelen heeft u achtereenvolgens gebruikt? Wilt u ook een scharring geven van de afstand die u

met elk gebruikt vervoermiddel heeft afgelegd.

nr. vervoer- schatting middel aantal km.

1 =lopen 2 = Ibromlfiets 3 = aulobestuurder 4 = autopassagier 5 = motor 6 = stadsbus 7 = streekbus 8 = tram/metro 9 = trein

10 = anders

- eerst met : ............ 2 .....I...... 6 km.

.......... - vervolgens: .... IC... km.

- dan : .... 6 .... .......... 2 km. 3

,..@-. km.

- dan ............ ............ km.

- dan ............ ............ km.

- dan ............ ............ km.

DE VOLGENDE VRAAG HOEFT U ALLEEN IN TE VULLEN ALS U BIJ D U E VERPLAATSING VAN DE TREIN GEBRUIK HEEFT GEMAAKT

Ais u op deze reis de trein heefr gebruikt, wat was dan het eerste NS-instapstation en war was het laarste NS-uitstapstation op deze reis? - laatste NS-uitstapstation:

~ het 1 e NS-instapstation:

.... Qm ... tcay ... C..:. S.. ..

....... .... C?..S ,..... .....

I Ii I

8 I I 1 1

-:ZAG U E-VO N SULT I NG - C R O UP 50

Page 53: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

O. Datum van de verplaaîsing

1 . Van welk adres vertrok u?

. op: .................. dag ............ mrt.1apr.

- van eigen woonadres O - van vast onderwijsadres 0 - van ander adres, in (plaatsnaam):

ALLEREERSTE VERPLAATSING

1 a. Wat deed b op dat vedekadres?

1 wonen

2 onderwijs (coflepes/practicai 3 overig onderwijs (bezoek bibl. e.d.1 4 boodschappen doenlwinkeien 5 werk (niet studeren1

1 b. Hoe laat vervok u van dat adres?

2.

Za.

2b.

2c.

3.

Waar ging u roen heen?

Wat ging u doen op deze plaats van bestemming?

Hoe laat kwam u op deze plaats van bestemming aan?

.......................................................

..................... (wt n. bezigheid inl

6 rpon/urtgaan/vrip tijdsbestedmg 7 beroekfamülelouben 8 imzoekkenussenlanderen 9 a m . nl.: ..................................................

. om .................. uur .................. min. (gebnYk 24 UUTS rWok. bijv. 6 uur ‘s avoods is 18.00)

- naar eigen woonadres O - naar vast onderwijsadres O - naar ander adres, in (plaatsnaam):

............. (vul nr. bazigheid in, zie antwwrd-

mogelijkheden vr. 1 ai

. om .................. uur .................. min. (gebruik 24 UUIS &lok)

Op welke manier maakte u deze verplaatsing, welke vervoermiddelen heeft u achtereenvolgens gebruikt? Wilt u ook een schatting geven van de afstand die u mer elk gebruikt vervoermiddel heefr afgelegd.

nr. vervoer- schatting middel aantal krn.

1 = lopen -eerst met : ............ ............ km. 2 = (bromlfiets 3 = autobestuurder 4 = autopassagier 5 = motor 6 = stadsbus

7 = streekbus 8 = tramlmetro 9 = trein

10 = anders

............ vervolgens: ............ km.

- dan ............ ............ km.

- dan ............ ............ km.

- dan ............ ............ km.

- dan ............ ............ krn.

- dan ............ ............ km.

DE VOLGENDE VRAAG HOEFT U ALLEEN IN TE VULLEN ALS U BIJ DEZE VERPLAATSING VAN DE TREIN GEBRUIK HEEFT GEMAAKT

- het 1 e NS-instapstation: Als u o p deze reis de trein heeft gebruikt, wat was dan het eerste NS-instapstation en wat was het laatste NS-uirstapstation op deze

reis? - laatste NS-uitstapstation:

.......................................................

~~

-:#AG U E Z 0 N SULT I NG - S R O U P 51

Page 54: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

-=I AG U E-ZO N SULT I NG - C R O U P

I I B I

52

Page 55: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

I I I I I I 1 8 1 U 3 I

I 1 U 1 I I I

e

Bijlage B: Begeleidende brief

-:i AG U E-ZO N SULT I NG - C R O U P 53

Page 56: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

I I

-3AC U E-VO N SULT I NG - C R O U P 54

Page 57: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Aan

geadresseerde

Datum maart 1994 Ons kenmerk

Mioirteric van Verkeer en Waterstaat

Directoraat-Generaal voor het Vervoer

Bijlagein)

Uw kenmerk

Onderwerp

onderzoek studentenkaart

Geachte student(e),

In januari i991 is de openbaar vervoer jaarkaart voor studenten ingevoerd. Dit betekent dat sinds die tijd elke student(e) die studiefinanciering ontvangt, de beschikking heeft over een openbaar vervoer jaarkaart. De Ministeries van Verkeer en Waterstaat en Onderwijs en Wetenschappen hebben sinds de invoering van de openbaar vervoer jaarkaart voor studenten regelmatig onderzocht wat de effecten zijn va0 het bezit van deze kaart.

Om de effecten op de langere termijn te kunnen bepalen, wordt nu een nieuwe meting uitgevoerd door Veldkamp Marktonderzoek te Amsterdam en Hague Consulting Group te Den Haag. Ik wil u hierbij vragen om aan deze meting mee te werken door gedurende drie aaneengesloten dagen al uw verplaatsingen te noteren in het bijgesloten dagboekje. Om welke dagen het gaat, is aangegeven op de omslag van het dagboekje. Verder treft u voorin het dagboekje een korte vragenlijst aan met persoonsgegevens, die u verzocht wordt om in te vullen.

Alle informatie die u geeft, wordt strikt vertrouwelijk behandeld en komt uitsluitend onder ogen van de onderzoekers van beide betrokken bureaus. Als blijk van waardering voor het invullen wordt aan degenen die het dagboekje ingevuld terug sturen een boekebon Ier beschikking gesteld. U ontvangt deze na afloop van het onderzoek via bureau Veldkarnp. Als u vragen heeft, kunt u ook bij hen terecht (telefoon 020 - 66 10 999. vraagt u naar mevrouw B. Schreuders of naar mevrouw J, Willekes).

Ik wil u in verband met de verdere afwikkeling van het onderzoek verzoeken om het ingevulde dagboekje zo spoedig mogelijk M de driedaagse periode op te sturen. Het dagboekje kan ongefrankeerd worden geretourneerd in de bijgesloten antwoordenveloppe.

Ik dank u bij voorbaat voor uw medewerking aan het onderzoek.

Met vriendelijke groeten,

Postadres postbus 20901.2500 EX Den Haag

Bezoekadres Plesmanweg 1-6 Telefoon 070-35161 71

Telefax 070.3517051

55 -=IAGUE-VON SULTING-CROUP

Page 58: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

I I

-XAG UE-CON SULTING- C ROUP 56

Page 59: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

Bijlage C: Ophoogfactoren

WO steden > IOO.OOO HBO steden > 100.00 MBO steden > 100.000

C1 Persoonsgegevens

2.66632653061 301 E+0002 2.767521 0084021 1 E+0002 2.692722371 96565E+0002

Om de steekproef op te hogen naar totalen voor de gehele studentenpopulatie zijn ophoogfactoren bepaald. Op persoonsniveau is de bepaling van deze factoren eenvoudig. Per segment is de ophoogfactor voor elk segment het quotiënt van het totaal aantal studenten van het segment en het aantal studenten in de steekproef. De ophoogfactoren die in de voormeting zijn gebruikt zijn hieronder in tabel 6 weergegeven.

Overig steden > 100.000 WO steden < 100.000

Tabel 7 Persoonsophoogfactoren per segment

2.1 13571 42857043E+0002 2.40789473684272E+0002

I segment 1 ophoogfactor

c2

I Overig steden < 100.000-

Verplaats i n g s g eg eve n s

De ophoogfactoren voor de verplaatsingsgegevens zijn bepaald per segment en per dagsoort. Dit is gedaan omdat niet voor elke dagsoort de reisgegeven van exact evenveel personen beschikbaar zijn. De reisgegevens betreffen immers een steekproef in ruimte en tijd.

De ophoogfactoren zijn verkregen door in de steekproef per persoon bij te houden van welke dagen verplaatsingen gerapporteerd zijn. Per segment is het totaal aantal studenten gedeeld door dit aantal. Op deze manier ontstond een matrix met ophoogfactoren voor zeven dagen en acht

-XAC U E-ZO N SULT I NG -C R O U P 57

Page 60: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

segmenten. Elke persoons-dag-combinatie in de steekproef wordt vermenigvuldigd met de bijbehorende ophoogfactor om het aantal corresponderende combinaties in het segment waar de combinatie in valt te verkrijgen. Ook alle verplaatsingen en de daarbij behorende gereisde kilometers zijn vermenigvuldigd met de ophoogfactor die bij de persoons- dag-combinatie hoort.

8a: WO stedeml 00.000 ophoogfactor . maandag 6.40441 176470369E+0002

De berekening heeft geleid tot de in tabel 7 weergegeven ophoogfactoren voor de verplaatsingen.

woensdag donderdag

Tabel 8 Verplaatsingsophoogfactoren per segment en dag

6.66581 632653251 E+0002 6.281 25000000000E+0002

vrijdag zaterdag

I dinsdaa I 6.631 9796954281 6E+0002 I

5.9931 19266051 80E+0002 5.83258928571 828E+0002

8b: HBO steden>l00.000 maandag dinsdag

ophoogfactor 6.30306220095605 E+0002 6.55393034826033E+0002

I zondaa I 5.85874439462088E+0002 I

donderdag vrijdag zaterdag zondag

6.755589743591 85E+0002 6.521 4851 4851 928E+0002 6.21 386792453006E+0002 6.01 5251 141 55374E+0002

I woensdaa 1 6.933368421 05724E+0002 I

8c: MBO steden>l00.000 maandóg

ophoogfactor 5.8421 052631 5495E+0002

~

donderdag vrijdag zaterdag

I dinsdaa I 6.36305732483976E+0002 I

6.8896551 7241 508E+0002 6.36305732483976E+0002 6.24375000000000E+0002

I woensdag 1 6.054545454541 22E+0002 I

I zondaa I 6.32278481 01221 OE+0002 I

U D

I 1 I

I I I B I

-3AGUE-ZONSULTING-SROUP 58

Page 61: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

vervolg tabel 8

8d: Overig stedeml 00.000 maandag dinsdag woensdag donderdag

ophoogfactor 5.91 79999999981 4E+0002 5.38000000000000E+0002 5.26044444444589E+0002 4.38370370370336E+0002

vrijdag zaterdag zondaa

I 8e: WO stedencl00.000 I ophoogfactor I

4.30399999999907E+0002 4.46641 509433743E+0002 5.26044444444589E+0002

maandag dinsdag woensdag

6.53571 428571 828E+0002 6.53571 428571 828E+0002 5.90322580644861 E+0002

donderdag vrijdag zaterdag zondag

5.382352941 17592E+0002 5.08333333333489E+0002 4.94594594594557E+0002 5.382352941 17592E70002

-XAG UE-CON SULTING-C ROU P 59

8f: HBO stedencl 00.000 maandag dinsdag woensdag donderdag

ophoogfactor 5.61 824000000022E+0002 6.0023931 6239022E+0002 6.2703571 4285448E+0002 5.7563934426 1 959 E+0002

vrijdag zaterdag zondag

552976377952844E+0002 5.280300751 87795E+0002 5.36091 603053734E+0002

Page 62: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt

--

8h: Overig stedencl 00.000 ophoogfactor maandag 5.71 538461 538032E+0002 dinsdag 6.5 1 754385964945 E+0002 woensdag 6.29661 O1 6949452E+0002 donderdag 5.80468750000000E+0002

- vrijdag 5.89682539682835E+0002

vervolg tabel 8

zaterdag zondag

1

5.463235294 1 2039 E+0002 5.991 9354838691 7E+0002

-:%AG UE-ZO N SULTING- 3 R OUP 60

Page 63: U N NGpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/10350/... · kaartsoorten (weekkaart en weekendkaart) afzonderlijk te worden vastgesteld. Tevens dient een onderscheid te worden gemaakt