Thema 6Activiteit 8 België!

Doelen 1 De kinderen ervaren dat de juiste verhouding tussen woord en beweging de expressie vergroot.

2 De kinderen ervaren dat een sprekende mimiek en intonatie je rol versterken.3 De kinderen kunnen hun fantasie aanspreken.4 De kinderen kunnen zich inleven in een personage.5 De kinderen maken (met behulp van de leerkracht) een samenhangend verhaal.6 De kinderen kunnen hun spel verrijken met attributen.7 De kinderen kunnen personages herkennen en benoemen.8 De kinderen hebben aandacht voor hun publiek.9 De kinderen kunnen reflecteren over hun prestatie.

Eindtermen enleerplandoelen

ET GO! OVSG KathOndVla

3.23.53.6

4.3.1.44.3.2.2

4.3.2.114.3.2.64.3.1.14.3.2.84.3.2.9

4.3.2.204.3.2.214.3.2.254.3.2.104.3.1.6

4.3.2.144.3.3.3

4.3.2.13

MV-DRA-BV-1.7 MV-DRA-BV-1.11 MV-DRA-BV-1.15 MV-DRA-BV-1.19MV-DRA-SB-2.8

MV-DRA-SB-2.10 MV-DRA-SB-2.12

DRM-1.5DRM-1.6DRM-2.5DRM-3.1DRM-3.6DRM-3.7DRM-4.1DRM-5.2DRM-6.8DRM-7.4DRM-8.1DRM-8.2DRM-8.7

6.36.4

4.5.1.74.5.2.4

MV-ALG-03MV-ALG-12MV-ALG-15MV-ALG-19

Leermiddelen Les jours tristes (uit Amélie Poulain) - Yann Tiersen

Foto’s België

Foto’s evaluatie

Evaluatieblad

Materiaal Verkleedkledij (zie Vooraf)

Vooraf Voorzie voldoende ruimte zodat de kinderen ongehinderd kunnen oefenen.

Geef de kinderen de opdracht om verkleedkledij mee te brengen die hoort bij een personage (bv. een verstrooide professor, een voetballer, een rijke sjeik, koning Filip, een bedelaar …). Overleg vooraf opdat er voldoende variatie is.

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

1 x

75'

beweging - drama / muzisch taalgebruik - beeld - muziek - media

1

4 Auteur Sara de Smet • Coördinatie Yves Bondue en Steef Coorevits

1 InstapVrij expressiemoment

Les jours tristes

1.1 Ik word …Laat de kinderen zich verkleden in hun personage. Leg hen uit dat ze nu zichzelf niet meer zijn, maar dat ze zich moeten gedragen zoals hun personage.Zet de muziek op. De kinderen lopen door de klas en begroeten elkaar. Ze doen dit op de manier zoals hun personage dat zou doen.Bv. een bedelaar met hangende schouders, een rijke sjeik met het hoofd in de lucht …

Je legt het liedje voor een tweede maal op, maar de kinderen doen bewegingen die expliciet bij hun personage horen.Bv. een clown springt vrolijk in het rond, een kleuter loopt wat verlegen rond …

1.2 Verschillende rollenJe bespreekt met de kinderen de verschillende rollen. - Wie zagen ze? - Hoe werd dit uitgebeeld? - Hoe kunnen bepaalde rollen nog versterkt worden? …

2 KernGroepswerk

Foto’s

2.1 Op ontdekking doorheen BelgiëJe verdeelt de kinderen in groepjes van vijf tot zes kinderen en geeft aan elke groep twee prenten. Ze bespreken hetgeen op de prent staat. Daarna laat je ze één prent kiezen waarmee ze verder willen werken.

2.2 Het verhaalDe kinderen maken een verhaal.

Waarop moeten ze letten?- Alle personages doen mee. - Het speelt zich af op de plaats van hun prent.- Er moet iets spannends gebeuren.- Het verhaal duurt ongeveer 2 minuten.

De kinderen brainstormen over hun verhaal. - Wat moet er zeker in? - Wat gebeurt er? - Wie doet wat? …

Na de brainstorm schrijven ze kort hun verhaal uit. Ze verdelen de rollen en zoeken eventueel nog attributen.Het is belangrijk dat je als leerkracht je kinderen hierin begeleidt. Stuur hen. Stel hen voor een probleem (bv. het begint heel hard te regenen, er komt een wolf aan gelopen …). Je zal snel merken welke groepjes er zelfstandig aan de slag kunnen en bij welke groepjes je meer zal moeten begeleiden. Doe dit ook zodat elke groep op zijn manier een samenhangend verhaal heeft.

2

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

beweging - drama / muzisch taalgebruik - beeld - muziek - media

4

3

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

beweging - drama / muzisch taalgebruik - beeld - muziek - media

4

De kinderen oefenen hun verhaal. Jij stuurt hen tussendoor. Bijvoorbeeld:- Kijk naar het publiek.- Spreek luid genoeg.- Gebruik je speelvlak.- Sta niet voor elkaar.- Zorg voor een stemgeluid dat bij je personage past.- Gebruik intonatie.- Let op je lichaamshouding en mimiek. …

3 AfsluiterToonmomentEvaluatie

Evaluatieblad

Prenten

De kinderen tonen hun stukje aan elkaar.

De kinderen krijgen drie stroken.- Strook 1 - vuilnisbak: Wat is tegen gevallen? Wat wil ik zo snel mogelijk vergeten?- Strook 2 - reiskoffer: Wat heb ik geleerd? Wat ga ik meedragen?- Strook 3 - schatkist: Wat wil ik koesteren? Wat ga ik nooit vergeten?

De kinderen leggen de ingevulde briefjes bij de juiste prent.Houd hierover een kort klassikaal evaluatiemoment. Laat de kinderen vrijuit praten.