68
De bouwnijverheid Sectorbeschrijving 12 april 2013

UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

  • Upload
    vonhu

  • View
    235

  • Download
    3

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid Sectorbeschrijving 12 april 2013

Page 2: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 1

Samenvatting 2

Inleiding 4

1. Werkgelegenheid en vacatures 6

1

2. Trends 20 rends

3. Tekorten en overschotten 32

16 en daarna

4. Kansen 40 rofiel bouw

laters erkzoekenden

regio

5. Conclusie 52

Literatuurlijst 54

Bijlage 1: Sociale organisatie bouwnijverheid 54

wnijverheid de bouw

Colofon 66

1.1. Werkgelegenheid in vogelvlucht 6 1.2. Vacatures in de bouw 3

2.1. Economische t 20 2.2. Arbeidsmarkttrends 26

3.1. Huidige situatie 32 3.2. Toekomst: tot 20 37

4.1. Instroomp 40 4.2. Kansen voor schoolver 41 4.3. Kansen voor niet-werkende w 44 4.4. Uitstroomkansen 46 4.5. Kans op werk naar 50

1. Inleiding 56 2. Cao’s bou 56 3. Brancheorganisaties in 58 4. Werknemersorganisaties bouw 60 5. Bedrijfstakorganisaties 60 6. Vacaturesites 63

Inhoudsopgave

Page 3: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 2

Werkgelegenheid daalt tot 2015 met 77.000 arbeidsjaren arbeidsjaren. Daarvan kwamen er

r onafgebroken

2013 en 2014 zet die daling door en verliest de bouw nog eens ruim 25.000 arbeidsjaren. In totaal zal

rootste klap in b&u-bouw 2012 viel in de burgerlijke en utiliteitsbouw (b&u). Daar ging bijna 12

9

a 2014 weer groei met 50.000 arbeidsjaren en groei aantal vacatures met 30% trekt de

e positieve ontwikkeling van de werkgelegenheid na 2014 is terug te zien in het toenemend aantal

ingmarkt, de

elft bouwplaatspersoneel heeft geen startkwalificatie chtergrond en 14 procent alleen een

ts hoger eren

eelname mbo-opleidingen daalt met name op niveau 1 en 2 l jaren. Door de

af, maar de

ebrek aan leerwerkplekken voornaamste oorzaak terugloop deelname n zijn.

t te oor

en op de 6 zelfstandigen in de bouw is schijnzelfstandig ld. In 2012 was 22 procent van het

p

De werkgelegenheid in de bouw had in 2012 een omvang van 444.000336.000 voor rekening van werknemers, 98.000 van zelfstandigen en 10.000 van uitzendkrachten/gedetacheerden. De bouwwerkgelegenheid is de afgelopen vier jaagedaald, in totaal met ruim 50.000 arbeidsjaren. Inhet arbeidsvolume in zes jaar met 77.000 arbeidsjaren zijn gekrompen. Het werkgelegenheidsverlies treft vooral werknemers. Door de crisis hebben bedrijven hun personeelsbestand teruggebracht tot een kleinere vaste kern. Een grotere personeelsbehoefte wordt met inhuur van zelfstandigen en uitzendkrachten opgevangen. GDe grootste klap tussen 2008 enprocent van de werkgelegenheid verloren. De werkgelegenheid in de grond-, water- en wegenbouw (gww) daalde in diezelfde periode met slechts 1.000 arbeidsjaren (-4 procent). In de gespecialiseerde bouw, waar de branches afbouw en bouwinstallatie onder vallen, verdween de afgelopen vier jaar bijnaprocent van de werkgelegenheid. In 2013 en 2014 neemt de b&u relatief sterker af dan de andere sectoren. Vanaf 2015 neemt de werkgelegenheid in alle sectoren weer toe. NHet dieptepunt op de bouwarbeidsmarkt wordt naar verwachting in 2014 bereikt. Pas vanaf 2015 werkgelegenheid in de sector weer aan. Het arbeidsvolume van werknemers neemt dan geleidelijk weer toe met bijna 50.000 tot 472.000 arbeidsjaren in 2018. Dvacatures. Dat bedraagt in 2013 zo’n 18.000. UWV verwacht dat het aantal vacatures tussen 2014 en2017 naar gemiddeld 28.500 groeit, een toename van ruim 30 procent. Hiermee wordt het niveau van het aantal vacatures in de periode vóór de crisis overigens nog niet gehaald. De cijfers zijn vanzelfsprekend met onzekerheid omgeven en afhankelijk van de ontwikkelingen op de woninvesteringen in infrastructuur en de stand van de Nederlandse economie. HDe helft van het bouwplaatspersoneel heeft een vmbo- of mbo-1 adiploma basisschool. Dat betekent dat 64 procent geen startkwalificatie heeft. Weg- en waterbouwkundige arbeiders (straatmakers en wegenbouwers) zijn gemiddeld genomen ieopgeleid. De samenstelling van de beroepsbevolking in de bouw is aan het kantelen: het aantal jongneemt substantieel af, het aantal ouderen neemt toe. Dit zal binnen enkele jaren tot een omvangrijke vervangingsvraag leiden. DDe instroom van jongeren in bouwopleidingen (vmbo, mbo en hbo) daalt ademografische ontwikkeling neemt het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs sowieso daling in de bouwopleidingen is groter dan de demografische terugloop. De deelname aan het vmbo- en mbo-bouw is sterker teruggelopen dan die aan de bouwgerichte hbo-opleidingen. De meeste leerlingen volgen een bouwgerichte mbo-opleiding. De afname aan de mbo-opleidingen bouw doet zich vooral voorop niveau 1 en 2. GTyperend voor de sector is dat er op mbo-opleidingen bouw meer bbl- dan bol-leerlingeBelangrijkste reden hiervoor is de mogelijkheid om al bij aanvang van de opleiding in loondienstreden, op basis van een leer/werk-dienstverband. De instroom van jongeren is daardoor gevoelig veconomische schommelingen. In de huidige recessie daalt het aantal bbl-leerlingen dan ook sterk. Het gebrek aan leerwerkplekken is de belangrijkste oorzaak. ESinds 1995 is het aantal zelfstandigen in de bouw meer dan verdubbetotale arbeidsvolume in de bouw zzp’er, van de gehele beroepsbevolking was dit 14 procent. Veruit het grootste deel van de zelfstandigen, 83 procent, was voorheen werknemer. Uit onderzoek blijkt dat één o

Samenvatting

Page 4: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

de zes zelfstandigen in de bouw 'schijnzelfstandig' is. Werkgevers ontslaan werknemers en huren ze vervolgens als zelfstandigen in. Dat is op dit moment goedkoper. Meer complexe en meer eenvoudige functies De functie-eisen voor bouwpersoneel veranderen. Het bouwproces wordt complexer, waardoor hogere eisen worden gesteld. Maar de bouw biedt ook toekomst aan laaggeschoolde medewerkers. Uit de voorspellingen van het EIB is af te leiden dat de kwalitatieve vraag naar personeel na de crisis een andere is. Er is sprake van uiteenlopende ontwikkelingen. In de toekomst zal meer nadruk op renovatie en herontwikkeling van bestaande bouwlocaties liggen. Het relatieve aandeel van onderhoudswerkzaamheden zal groeien. Dat stelt hogere eisen aan de functies op de bouwplaats. Tegelijkertijd nemen het gebruik van prefab bouwmaterialen en standaardisering van werkwijzen een vlucht. Veel werk dat nu op de bouwplaats wordt verricht, vindt dan plaats bij toeleveranciers en die werken fabrieksmatiger. Daardoor ontstaan eenvoudigere uitvoerende functies op de bouwplaats. WW-volume verdubbeld maar werkhervatting na WW blijft relatief op peil Het verlies aan werkgelegenheid in de bouw heeft zich vertaald in een hoge werkloosheid. Het WW-volume is in een jaar tijd bijna verdubbeld en heeft in december van 2012 het hoogste niveau sinds de aanvang van de crisis bereikt. Het aantal lopende uitkeringen bedroeg in die maand ruim 20.000. De werkloosheid manifesteert zich vooral onder 55-plussers (17 procent). Opvallend is dat het aantal beëindigde uitkeringen vanwege werkhervatting in 2012 (16.000) nauwelijks verschilt van dat van 2011 (16.300). Ondanks crisis toch beroepen met veel vraag Ondanks de crisis zijn er nog beroepen met veel vacatures ten opzichte van het aantal ingeschreven kortdurend niet-werkende werkzoekenden. De vraag naar assistent-onderhoudsmedewerkers is relatief groot. De arbeidsmarkt voor de lagere en middelbare bouwplaatsberoepen is juist zeer ruim. De vraag naar personeel in de elektrotechniek en installatietechniek is behoorlijk. De arbeidsmarkt voor deze beroepen is krap. Voorbeelden zijn monteurs gas/water/warmte en data/elektra. Hiervoor zijn ook ruim voldoende stageplaatsen voorhanden. Na de crisis perspectieven voor schoolverlaters, WW-ers en zij-instromers De verwachting is dat de ruime arbeidsmarkt met een hoge werkloosheid van tijdelijke aard is. Vanwege de grote vervangingsvraag en de lagere instroom in de bouwopleidingen ontstaat na de crisis veel vraag naar vakbekwaam personeel. Het is voor de bouw van belang deze spagaat op een goede manier op te lossen. De bouw moet overleven, maar moet tegelijkertijd vakbekwaam personeel vasthouden en de instroom in de mbo-opleidingen – op alle niveaus – vergroten. De bouw biedt na de crisis dan ook goede perspectieven voor schoolverlaters, werklozen en zij-instromers die bereid en in staat zijn om het bouwvak te leren.

De bouwnijverheid 3

Page 5: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 4

In tijden van crisis is het van belang om te weten waar zich werkgelegenheidsmogelijkheden aandienen.

V maakt samen met werkgevers-, werknemersorganisaties en arbeidsmarktdeskundigen

G en de

eze sectorbeschrijvingen bieden een actueel beeld van de overschotten en tekorten en van kansen en

lle beschrijvingen worden gepubliceerd op www.werk.nl/arbeidsmarktinformatie en zijn bedoeld voor

deze Sectorbeschrijving Bouwnijverheid ligt de focus op de algemene burgerlijke & utiliteitsbouw e

hoofdstuk 1 wordt een beeld geschetst van de actuele werkgelegenheid, van de fdstuk 2 zijn

de bouw

jlage 1 geeft een beeld van de sociaaleconomische organisatie van de sector Bouw (cao’s,

In vrijwel elke sector van de economie – of het nu om een krimp- of groeisector gaat – doen zich tegelijkertijd overschotten en tekorten voor, in verschillende beroepen of regio’s. Kennis over die teverwachten tekorten en overschotten kan voorkomen dat vacatures onnodig lang openstaan of dat mensen onnodig werkloos worden of blijven. UWbeschrijvingen van meer dan twintig sectoren. Dit project wordt begeleid door een landelijke klankbordgroep, waarin – naast UWV – landelijke werkgevers- en werknemersorganisaties, VNstichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) zitting hebben. Dmogelijkheden voor (bijvoorbeeld) doelgroepen. Ook geven de sectorbeschrijvingen inzicht in trends op de arbeidsmarkt, in de samenstelling en (toekomstige) ontwikkeling van de werkgelegenheid en van het aantal vacatures. De sectorbeschrijvingen bieden daarnaast een beeld van de samenstelling en ontwikkeling van het arbeidsaanbod. Aarbeidsmarktprofessionals van gemeenten, brancheorganisaties, bonden, opleidingsinstellingen, (grote) werkgevers, uitzendbureaus et cetera. In(b&u), op de grond-, water- en wegenbouw (gww, ook wel Infra genoemd) en op de gespecialiseerdwerkzaamheden in de bouw (schilderen, stukadoren, installatie en afbouw). Deze sectorbeschrijving is gebaseerd op rapporten van kenniscentra (Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid EIB, Fundeon, Kenteq en Savantis), informatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), banken (Rabobank enING bijvoorbeeld), het Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) en UWV. Inwerkgelegenheidsprognose en van de ontwikkeling van het aantal vacatures. In hoomarkante trends in de sector Bouwnijverheid beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van (toekomstige) overschotten en tekorten. Hoofdstuk 4 beschrijft de kansen en mogelijkheden dieaan doelgroepen biedt en de uitstroomperspectieven voor (potentieel) boventallig personeel. Bikennisorganisaties, O&O-fondsen, links naar interessante sociaaleconomische informatie en arbeidsmarktinformatie).

Inleiding

Page 6: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 5

Page 7: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 6

1.1. Werkgelegenheid in vogelvlucht

1.1.1. Definitie van bouw idsmarktontwikkelingen in de bouwnijverheid beschreven. De

e hoofdindeling in de sectorbeschrijving bouwnijverheid volgt de indeling van de bedrijfstak voor de

e

w) (geen grondverzet): bouw van wegen, spoorwegen en

roefboren,

Volgens het EIB kende de werkgelegenheid in de bouwnijverheid in 2012 een omvang van 444.000

deze sectorbeschrijving wordt ook gebruikgemaakt van twee andere indelingen. De eerste betreft de

rsteenbedrijf,

tweede betreft de indeling van de Kenniscentra. Daarin valt de b&u en gww onder Fundeon, evenals

deze Sectorbeschrijving Bouwnijverheid (verder te noemen: bouw) wordt primair van de SBI-indeling

.1.2. Ontwikkeling werkgelegenheid ebroken gedaald, in totaal met ruim 50.000

l

digen

In deze sectorbeschrijving worden de arbevraag die dan als eerste moet worden beantwoord is: wat is de definitie van bouwnijverheid? Dbouwnijverheid volgens de Standaard Bedrijfsindeling 2008 (SBI’08) van het Centraal Bureau Statistiek. Volgens deze indeling vallen de volgende activiteiten (branches) onder de bouwnijverheid:

algemene burgerlijke en utiliteitsbouw (b&u): bouw en verbouw van woningen, kantoren en andergebouwen, projectontwikkeling; grond-, water- en wegenbouw (gw kunstwerken, leggen van kabels en buizen, bouw van overige civieltechnische werken; gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw: slopen van bouwwerken, grondverzet en p schilderen en stukadoren, bouwinstallatie, afwerking van gebouwen, dakbouw en overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw.

arbeidsjaren. Dit is exclusief projectontwikkelaars. Inuitvoerende bouw. In deze indeling wordt de werkgelegenheid in sommige delen van de afbouw en de gespecialiseerde installatiebedrijven buiten beschouwing gelaten. De in dit rapport gehanteerde indelingvan uitvoerende bouw volgt de cao-indeling. Hierbij gaat het om werknemers die vallen onder de cao voor de Bouwnijverheid (medewerkers in loondienst op de bouwplaats, en het leidinggevend en kaderpersoneel oftewel Uitvoerend Technisch en Administratief, UTA), de cao voor het Natuude cao Afbouw en de cao Bitumineuze en Kunststof Dakbededekkingsbedrijven. Volgens het EIB waren in 2012 circa 174.000 werknemers in de uitvoerende bouw. Dede gespecialiseerde aannemerij. De beroepen in de afbouw (zoals schilderen en stukadoren) vallen onderSavantis en de installatieberoepen onder Kenniscentrum Kenteq. Invan het CBS uitgegaan. Waar nuttig wordt een uitstapje gemaakt naar andere bouwgerelateerde sectoren. Als dit gebeurt, wordt dat in de tekst vermeld. 1 De bouwwerkgelegenheid is de afgelopen vier jaar onafgarbeidsjaren (tabel 1). In 2013 en 2014 zet de daling door, met nog eens ruim 25.000 arbeidsjaren. Intotaal zal het arbeidsvolume in zes jaar met 77.000 arbeidsjaren zijn gekrompen. Het verlies treft voorawerknemers. Volgens het EIB is deze forse daling overigens nog hoger omdat het arbeidsvolume van zelfstandigen niet goed kan worden gemeten (zie kader). Terwijl de inzet van uitzendkrachten en gedetacheerden is gehalveerd, registreert het CBS geen daling van het arbeidsvolume van zelfstanin de bouw. Opvallende werkgelegenheidsontwikkeling zelfstandigen

Uit door het CBS gepubliceerde cijfers blijkt dat zowel het aantal zelfstandigen als het aantal gewerkte uren door zelfstandigen in de bouw zouden zijn toegenomen. Ook cijfers van de Kamer van Koophandel laten een stijging van het aantal bedrijven met één werkzame persoon zien. Dit kan betekenen dat zelfstandigen hun marktvolume hebben weten te behouden. Het kan ook duiden op een registratieprobleem. In het eerste geval hebben zelfstandigen ieder jaar even veel gewerkt en hebben zij geen nadelige gevolgen van de crisis ondervonden. Uit enquêtes van het EIB onder zelfstandigen zonder personeel blijkt echter dat de duur van hun gemiddelde werkweek eind 2010 ongeveer 5 tot 7 procent lager lag dan in 2008. Eind 2012 daalde het aantal uren nog verder en lag de gemiddelde werkweek 11 procent onder het niveau van 2008. Daarnaast nam de orderportefeuille af van 4,3 maanden in 2008 naar 2 in 2012. Dit kan alleen maar betekenen dat het arbeidsvolume van zelfstandigen wel degelijk is afgenomen. Omdat voor de historische cijfers wordt aangesloten op de CBS-cijfers, is er in feite sprake van een onderschatting van het werkgelegenheidsverlies van zelfstandigen.

Bron: EIB (2013), Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013

1. Werkgelegenheid en vacatures

Page 8: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 7

Tabel 1: Bouwwerkgelegenheid 2008-2018 (x 1.000 arbeidsjaren)

2008 2010 2012 2013 2014 2018 Mutatie

2012-2018

(in %)

Werknemers 378 358 336 317 309 352 4,8%

Zelfstandigen 97 98 98 98 98 100 2,0%

Uitzendkrachten/gedetacheerden 20 10 10 10 11 20 100%

TOTAAL 495 466 444 425 418 472 6,3%

Vaste kern 397 377 354 335 327 367 3,7%

Flexibele schil 98 89 90 90 92 105 16,7%

Aandeel vaste kern 80,2 80,9 79,7 78,8 78,2 77,8 -3 %

Aandeel flexibele schil 19,8 19,1 20,3 21,2 21,8 22,2 +12%

Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, 93

navolging van de productiedaling die in 2013 doorzet, zal de bouwwerkgelegenheid volgens het EIB

f

ns het EIB in 2014 met 0,5 procent stijgen, maar de bouwarbeidsmarkt r

p.

Inverder dalen. Bij een daling van de bouwproductie met 5 procent neemt de totale bouwgerelateerde werkgelegenheid in 2013 met 4 procent af (zie tabel 1). Het werkgelegenheidsverlies komt geheel voorrekening van werknemers. Het arbeidsvolume van werknemers neemt met 19.000 arbeidsjaren verder a(-5,5 procent). De werkgelegenheid van zelfstandigen blijft op hetzelfde niveau als in 2012. Dat geldt ook voor uitzendkrachten.

e bouwproductie zal volgeDreageert daarop met enige vertraging. In totaal neemt de bouwgerelateerde werkgelegenheid dat jaamet 7.000 arbeidsjaren af naar 418.000. Door de crisis hebben bedrijven hun personeelsbestand teruggebracht tot een kleinere vaste kern en vangen zij een grotere personeelsbehoefte op korte termijnmet inhuur van zelfstandigen en uitzendkrachten op. Het arbeidsvolume van werknemers zal daarom in 2014 met 2,5 procent verder dalen naar 309.000 arbeidsjaren. Het arbeidsvolume van zelfstandigen blijftstabiel. Het arbeidsvolume van uitzendkrachten neemt met 1.000 arbeidsjaren toe. Uitzendkrachten profiteren als eerste van het herstel van de bouwproductie. Onzekerheden rond de ramingen

Uitgangspunt voor de ramingen van het EIB is het meest actuele economisch beeld voor Nederland van het CPB. Daarin wordt voor 2012 uitgegaan van een krimp van 0,5 procent. De economische situatie in 2013 en de daaropvolgende jaren is echter met onzekerheid omgeven, zowel over het moment als de kracht van het herstel. Hierdoor kan het economisch beeld voor Nederland veranderen, en daarmee ook het beeld voor de bouwnijverheid. Naast onzekerheid over de algemene economische uitgangspunten spelen bij de ramingen voor de bouw ook andere onzekerheden een rol. In het Lente- en regeerakkoord zijn maatregelen afgesproken die in de komende jaren een fors negatief effect op de bouwproductie zullen hebben. Op korte termijn is het beeld voor de bouw vrij duidelijk vanwege de reguliere doorlooptijden van bouwprojecten. Orderportefeuilles, vergunningen en vastgestelde overheidsbudgetten bieden belangrijke informatie voor de toekomst. De onzekerheid over de economie zal vooral de ontwikkelingen op middellange termijn beïnvloeden. Zij werkt door in de vraag naar gebouwen en infrastructurele werken en kan ook van directe invloed op de vraag zijn. Het gaat daarbij om de mate waarin en de wijze waarop bezuinigingen van het Rijk en andere overheden worden ingevuld. Er valt een aantal beleidskeuzes te maken en die pakken verschillend uit voor de bouwgerelateerde investeringen van overheden. Over de impact op de woningbouwproductie van ingrepen in het Lente- en regeerakkoord die op de woningmarkt zijn gericht, bestaat bovendien extra onzekerheid. Het gaat om de beperking van de hypotheekrenteaftrek, en de gevolgen van de verhuurderheffing voor het investeringsgedrag van corporaties.

Bron: EIB (2013), Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013

Page 9: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 8

In 2014 verwacht het EIB het dieptepunt op de bouwarbeidsmarkt. Dat betekent zes achtereenvolgende jaren van krimp van de bouwwerkgelegenheid. Pas vanaf 2015 trekt de werkgelegenheid weer aan. Het arbeidsvolume van werknemers neemt geleidelijk toe met bijna 45.000 tot 352.000 arbeidsjaren in 2018. Het arbeidsvolume van uitzendkrachten neemt toe met 9.000 arbeidsjaren. Het (geregistreerde) arbeidsvolume van zelfstandigen groeit met slechts 2.000 arbeidsjaren. Bouwsector wil snelle actie voor banenbehoud

'De overheid moet de woningmarkt snel op gang brengen met helderheid en gerichte actie. Dat levert minstens zo veel op als het Rijk erin investeert.' Dat zegt Elco Brinkman, voorzitter van Bouwend Nederland, in een reactie op de ronduit sombere verwachtingen die het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) op 31 januari 2013 presenteert. De werkloosheid in de bouw loopt bij het huidige beleid in 2013 nog scherp op. Na stabilisatie in 2014 komt er op z’n vroegst in 2015 weer groei van werkgelegenheid. Dan zijn er in totaal zo’n 70.000 banen verloren gegaan. 'Dat is dan na zeven jaar crisis, die tot nu toe steeds zwaarder wordt. De gevolgen zijn desastreus. Er zijn nu al bijna 50.000 banen verdwenen, de bouwproductie is nu al met bijna 20 procent gedaald. Het water staat veel bouwbedrijven dan ook steeds hoger aan de lippen, veel zijn er al failliet gegaan', constateert Brinkman. 'En onze sector gaat nog een paar onnodig zware jaren tegemoet als er niet op korte termijn maatregelen worden genomen om het tij te keren. Het is nu zaak om iets te doen. De bouw kan niet nog eens twee jaar door de zure appel heen bijten. Dat is ook niet nodig, we kunnen juist bijdragen aan de oplossing.' Wat moet er dan gebeuren? 'Er is grote maatschappelijke behoefte om veel naoorlogse oude huurwoningen te vervangen door nieuwbouw, of die op z’n minst heel veel energiezuiniger te maken. Dat is niet alleen goed voor alle bewoners daarvan, maar ook jarenlang voor vele duizenden banen. Daar kan niemand spijt van krijgen en daar pleiten we al langer voor. Wat dus nodig is, is snelle duidelijkheid over het huurbeleid en vooral over de verhuurderheffing. Ook moet er meer financiële ruimte komen voor starters op de koopmarkt. Derde punt is een fonds voor het snel energiezuinig maken van bestaande gebouwen. Last but not least moet het probleem van de funding gap van de bankensector opgelost worden. Daarbij moet de hypotheekrente in Nederland in lijn worden gebracht met die in andere Europese landen', aldus Brinkman. 'Maar eerst zou de bouwsector voor de korte termijn – in 2013 dus – een stevige investeringsimpuls van de overheid moeten krijgen. Anders loopt simpelweg het aantal werknemers in de sector zo drastisch terug dat er straks te weinig bouwvakkers zijn om groei in de toekomst te verwezenlijken.' Waaruit moet die impuls bestaan? 'Ik denk allereerst aan zoiets als de tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwproductie van een paar jaar geleden, door een eerder kabinet. Samen met een hoognodige en stevige verlaging van de gemeentelijke grondprijs gaat zoiets echt zoden aan de dijk zetten. Dat is heel zinnig, want dan draagt de bouw weer snel bij aan de groei van werkgelegenheid, in plaats van werkloosheid met tienduizenden verloren arbeidsplaatsen. Dan is de bouw de oplossing en niet het probleem. Het effect van dergelijke regelingen is aantoonbaar positief, dat is ook onderzocht door het EIB. Ze pakken bovendien kostenneutraal uit voor de overheidsfinanciën. Dus dat kan het argument niet zijn.'

Bron: website Bouwend Nederland, 31 januari 2013

1.1.3. Werknemers bouw-cao sterk gedaald Het aantal werknemers in de uitvoerende bouw1 neemt op middellange termijn verder af. De werkgelegenheid daalt in 2013 met 9 procent naar bijna 123.000 arbeidsjaren (tabel 2). In 2014 komt daar nog eens 6 procent bij. Net als voorgaande jaren is het werkgelegenheidsverlies onder het bouwplaatspersoneel veel sterker dan onder het UTA-personeel.

1 Hierbij gaat het om werknemers die vallen onder de CAO voor de bouwnijverheid (medewerkers in loondienst op de

bouwplaats enerzijds en het Uitvoerend Technisch en Administratief (UTA) personeel anderzijds), werknemers die vallen onder de CAO voor natuursteen, de CAO Afbouw en werknemers die vallen onder de CAO voor bitumineuze dakdekkers.bouwplaats enerzijds en het Uitvoerend Technisch en Administratief (UTA) personeel anderzijds.

Page 10: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Tabel 2: Ontwikkeling werkgelegenheid werknemers uitvoerende bouw naar beroepsgroep, 2008-2018 (x 1.000 arbeidsjaren)

2008 2012 2013 2014 2018 Mutatie 2008-

2012 (in %)

Timmerlieden 51.700 36.800 32.600 30.000 27.900 -29%

Metselaars 8.700 5.400 4.600 4.100 3.300 -38%

Voegers/tegelzetters 3.200 1.600 1.400 1.200 1.000 -50%

Dakdekkers 4.800 3.900 3.600 3.400 3.600 -19%

Wegenbouwers 2.700 2.100 1.900 1.700 1.400 -22%

Straatmakers 4.800 3.600 3.200 2.900 2.200 -25%

Machinisten/monteurs 6.300 5.900 5.700 5.500 5.100 -6%

Machinisten/monteurs 6.300 5.900 5.700 5.500 5.100 -6%

Overig bouwplaatspersoneel 37.300 27.800 25.100 23.300 20.900 -25%

Totaal bouwplaats (cao) 119.500 87.100 78.000 72.200 65.400 -27%

Leidinggevenden 21.100 18.100 16.800 16.200 17.300 -14%

Kader 16.800 15.700 15.000 14.700 16.500 -7%

Administratief personeel 16.900 14.300 13.300 12.800 13.700 -15%

Totaal UTA (cao) 54.900 48.200 45.100 43.800 47.500 -12%

Totaal Totaal 174.400 135.200 123.100 116.000 112.900 -16,5%

Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, p. 99

Ondanks dat de bouwproductie en de werkgelegenheid in de totale bouw op middellange termijnen weer toenemen, is die groei niet voldoende om de dalende trend binnen de uitvoerende bouw op te vangen. Het aandeel werknemers dat op de bouwplaats werkt en onder de cao valt, neemt verder af. Een mogelijke oorzaak is de groei van de flexibele schil (waarover later meer in deze sectorbeschrijving). De werkgelegenheid in de uitvoerende bouw neemt tussen 2015 en 2018 jaarlijks met gemiddeld 0,5 procent af. De werkgelegenheid van het bouwplaatspersoneel neemt sterker af: jaarlijks met 2,5 procent. De werkgelegenheid van het UTA-personeel daarentegen groeit op middellange termijn jaarlijks met 2 procent.

1.1.4. Samenstelling van de werkgelegenheid Persoonskenmerken Kenmerkend voor medewerkers in de bouw is dat ze bijna allemaal fulltime werken, autochtoon en man zijn. Het aandeel vrouwen in de bouw is met 8 procent erg klein (tabel 3), vergeleken met andere sectoren (45 procent). Medewerkers in de bouw zijn ook meer dan gemiddeld laag of middelbaar opgeleid. Het aandeel hoger opgeleiden (ho en wo) bedraagt in de bouw slechts 13 procent, tegenover 34 procent voor alle sectoren samen. Slechts 4 procent van de werknemers in de bouw komt uit een ander land of heeft een ouder die afkomstig is uit een ander land (allochtoon). Dit lage percentage kan deels worden verklaard doordat in deze cijfers geen uitzendkrachten of zelfstandigen zijn meegenomen. De meeste buitenlandse medewerkers in de bouw zijn niet direct in dienst van Nederlandse bouwbedrijven, maar werken via een uitzendbureau.

De bouwnijverheid 9

Page 11: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 10

Tabel 3: Werkzame beroepsbevolking bouw en totaal naar kenmerk, 2011

Aantal x 1.000 Aandeel in %

totaal bouw totaal bouw

Geslacht mannen 4.095 433 55 92

vrouwen 3.297 40 45 8

Leeftijd 15-25 764 51 10 11

25-35 1.631 108 22 23

35-45 1.936 129 26 27

45-55 1.957 115 26 24

55-65 1.104 71 15 15

Opleidingsniveau laag 1.670 177 23 37

middelbaar 3.130 230 42 49

hoog 2.524 61 34 13

Etniciteit autochtoon 5.987 454 81 96

allochtoon 1.404 19 19 4

Bron: CBS

De gemiddelde leeftijd van bouwwerknemers is 39,8 jaar, wat overeenkomt met het landelijk gemiddelde. In 2000 was de gemiddelde leeftijd in de bouwnijverheid volgens het CBS nog 37,42. Dit is iets jonger dan van de totale beroepsbevolking. Zelfstandigen zonder personeel zijn gemiddeld ouder dan werknemers (41 jaar). Dat komt omdat zij vaak zelfstandig worden na enkele jaren in dienst te zijn geweest. De groep jongere bouwwerknemers is tussen 2008 en 2012 met 27 procent afgenomen, het aandeel ouderen (55-plussers) is sterk gegroeid (tabel 4). De vergrijzing in de bouw tekent zich de komende jaren sterker af. De verwachting is dat de gemiddelde leeftijd verder zal stijgen.

Tabel 4: Leeftijdsopbouw bouw 2008-2012 (vierde kwartaal) in procenten van totaal

2008 2009 2010 2011 2012 Mutatie 2008-2012

in %

Leeftijdscategorie

0-24 jaar 14,8 13,9 13,0 12,3 10,8 -27%

25-54 jaar 68,9 69,2 69,6 69,8 70,7 +3%

>55 jaar 16,3 16,9 17,4 17,9 18,5 +13% Bron: Fundeon, Arbeidsmarktmonitor 2012-Q4

De gemiddelde werkweek van de bouw-cao’er is langer dan in andere sectoren: meer dan 80 procent werkt langer dan 32 uur. Dat betekent dat slechts een beperkte groep in deeltijd werkt. Kijkend naar het opleidingsniveau in de bouw is het mbo volgens het ROA de belangrijkste toeleverancier (tabel 5). Dat geldt het minst voor de beroepsgroep bouwvakkers, waaronder de meeste uitvoerende bouwplaatsberoepen (timmerlieden, metselaars, dakdekkers en andere) vallen. De helft van de beroepsgroep bouwvakkers heeft een vmbo- of mbo-1 achtergrond en 14 procent heeft alleen een diploma basisschool. 64 Procent heeft dus (nog) geen startkwalificatie. Weg- en waterbouwkundige arbeiders (straatmakers en wegenbouwers) zijn gemiddeld genomen iets hoger opgeleid. Het aandeel

2 Bron: APE, Bouwen aan de toekomst (2012)

Page 12: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 11

werknemers met alleen een vmbo-diploma is hoog vergeleken met het gemiddelde opleidingsniveau van de beroepsbevolking in Nederland. Tabel 5: Bouwberoepen naar opleiding

Beroepsgroep basis-onderwijs vmbo

mbo-1

havo/vwo/

mbo2-4

hbo wo

Bouwvakkers 14% 50% 33% 2%

Aannemers en installateurs 3% 17% 70% 8% 2%

Weg- en waterbouwkundige arbeiders 21% 43% 35% 1%

Weg- en waterbouwkundige vakkrachten 10% 24% 53% 10% 3%

Weg- en waterbouwkundige ontwerpers en

projectleiders

nb nb nb 67% nb

Monteurs 5% 24% 64% 5% 1%

Elektromonteurs 2% 20% 70% 7% 1%

Bron: ROA (2011), Arbeidsmarkt naar opleiding en beroep 2016

Werkgelegenheid naar grootteklasse Volgens het CBS waren er in 2012 130.7003 bouwbedrijven: dat is 9 procent van het totaal aantal bedrijven in Nederland. Kenmerkend voor de bouwnijverheid is de kleinschaligheid. Het merendeel van de bedrijven (77 procent) bestaat uit ondernemingen met één werkzame persoon. Er zijn echte ook grote landelijke bedrijven in de bouw. De vijf bekendste zijn:

BAM-groep, circa 25.000 medewerkers, € 7,9 miljard omzet in 2011; VolkerWessels, circa 16.000 medewerkers, € 4,7 miljard omzet in 2011; Heijmans, circa 8.300 medewerkers, € 2,4 miljard omzet in 2011; Ballast Nedam, circa 4.000 medewerkers, € 1,4 miljard euro omzet in 2011; Strukton, circa 3.800 medewerkers, € 1,3 miljard omzet in 2011.

Kleine bouwbedrijven minst getroffen door de crisis

In het derde kwartaal van 2012 daalde de omzet in de bouw met ruim 4 procent in vergelijking met dezelfde periode een jaar eerder. Het aantal faillissementen steeg ten opzichte van 2011 met ruim 35 procent. In totaal gingen in 2012 1.213 bouwbedrijven failliet. De omzetdaling was het minst bij de kleine bouwbedrijven met minder dan tien werknemers. Middenbedrijf krijgt zwaarste klappen In de eerste negen maanden van 2012 daalde de omzet in de bouw met ruim 6 procent. In vergelijking met het topjaar 2008 is de omzetdaling ongeveer 15 procent. Het middenbedrijf (tien tot honderd werknemers) kreeg de grootste klappen met een omzetverlies van ongeveer 25 procent. De omzet in het kleinbedrijf daalde met 2 procent. Het grootbedrijf leed een omzetverlies van 10 procent.

3 Exclusief projectontwikkeling

Page 13: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Bron: CBS, december 2012

Werkgelegenheid naar branche De grootste klap in de periode 2008-2012 viel in de burgerlijke en utiliteitsbouw, waar bijna 12 procent van de werkgelegenheid verloren ging (tabel 6). In de grond-, water- en wegenbouw daalde de werkgelegenheid in diezelfde periode met slechts 1.000 arbeidsjaren (-4 procent). In de gespecialiseerde bouw, waaronder de branches afbouw en bouwinstallatie, verdween in de afgelopen vier jaar bijna 9 procent van de werkgelegenheid. Tabel 6: Bouwwerkgelegenheid 2008-2018 naar sector (x 1.000 arbeidsjaren)

2008 2010 2012 2013 2014 2018 Mutatie 2012-

2018 (in %)

B&u

werknemers 114 102 96 89 86 97 1,0%

zelfstandigen 34 34 34 34 34 35 3,0%

Totaal 147 136 130 123 120 132 1,5%

Gww

werknemers 55 57 54 52 52 53 -1,9%

zelfstandigen 4 4 4 4 4 4 0

Totaal 59 61 58 56 56 57 -1,7%

Gespecialiseerde bouw

werknemers 210 199 186 176 172 202 8,6%

zelfstandigen 59 60 60 60 60 61 1,7%

Totaal 269 259 246 236 232 263 6,9%

Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, p. 93

Ook in 2013 en 2014 neemt de werkgelegenheid in de b&u volgens het EIB relatief sterker af dan in de andere sectoren. Het EIB verwacht dat vanaf 2015 de werkgelegenheid in alle sectoren toeneemt. In de b&u neemt de werkgelegenheid van 2012 tot 2018 gemiddeld met 1,5 procent per jaar toe. Toch blijft het niveau in 2018 onder dat van 2008. In de gww neemt de werkgelegenheid in deze periode met bijna 2 procent af. Ook in de gww zal de werkgelegenheid in 2018 2.000 arbeidsjaren onder het niveau van 2008

De bouwnijverheid 12

Page 14: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 13

uit komen. De gespecialiseerde bouw profiteert relatief gezien het meest van de opleving (gemiddeld 3,5 procent groei van de werkgelegenheid), maar komt net als de andere sectoren niet op het niveau van 2008 terug. In alle bouwsectoren neemt het aandeel van zelfstandigen toe.

Werkgelegenheid naar regio Tabel 7 toont de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de uitvoerende bouw naar regio. Die verschilt en dat komt door verschillen in regionale bouwproductie-ontwikkeling. In 2011-2012 is de werkgelegen-heidsdaling in Noord-Nederland zeer beperkt, terwijl die in de Randstad-Zuid veel sterker is dan het landelijk gemiddelde. In 2012-2013 loopt de werkgelegenheidsontwikkeling tussen de regio’s veel minder sterk uiteen. Tabel 7: Werkgelegenheid van werknemers, uitvoerende bouw , 2011-2013 (x 1.000 arbeidsjaren),

2011 2012 2013 Mutatie 2011-2013

(in %)

Noord 15.200 15.000 14.300 -5,9%

Oost 39.300 36.500 32.400 -17,6%

Randstad-Noord 29.800 27.100 24.800 -16,8%

Randstad-Zuid 25.600 21.900 20.000 -21,9%

Zuid 37.500 34.800 31.600 -15,7%

Totaal 147.400 135.200 123.100 -16,5%

Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, p. 101

1.2. Vacatures in de bouw

1.2.1. 1.2.1. Kwantitatief beeld Huidige situatie Het aantal openstaande vacatures in de bouwnijverheid ontwikkelt zich volgens CBS-cijfers vanaf het derde kwartaal van 2008 slechter dan gemiddeld (figuur 2). Vanaf het tweede kwartaal van 2007 tot het tweede kwartaal van 2009 daalt het aantal sterk. Daarna blijft het op ongeveer hetzelfde niveau tot het tweede kwartaal van 2011, waarna opnieuw een daling inzet. In het vierde kwartaal van 2012 stonden er 3.600 vacatures open. Dat is 84 procent minder dan in het vierde kwartaal van 2007 en bijna 30 procent minder dan in het derde kwartaal van 2011. Figuur 2: Openstaande vacatures per kwartaal, 2007-2012 (indexcijfers, eerste kwartaal 2007=100)

0

20

40

60

80

100

120

1e

kw 2

00

7

2e

kw

3e

kw

4e

kw

1e

kw 2

00

8

2e

kw

3e

kw

4e

kw

1e

kw 2

00

9

2e

kw

3e

kw

4e

kw

1e

kw 2

01

0

2e

kw

3e

kw

4e

kw

1e

kw 2

01

1

2e

kw

3e

kw

4e

kw

1e

kw 2

01

2

2e

kw

3e

kw

4e

kw

totaal bouwnijverheid

Bron: CBS

Page 15: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Op de website van UWV, www.werk.nl, is de ontwikkeling van het aantal openstaande vacatures te zien. Tabel 8 toont dat het aantal openstaande bouwvacatures bij UWV vanaf 2011 vooral op de lagere beroepsniveaus is gedaald. De sterkste daling vindt plaats op elementair beroepsniveau en lager bouwkundig beroepsniveau (tot en met mbo-2). Het aantal vacatures voor weg- en waterbouwkundige beroepen is veel minder gekrompen dan het aantal voor de b&u en de gespecialiseerde aannemerij. Wel is het aantal vacatures voor hogere weg- en waterbouwkundige beroepen sterk gedaald.

Tabel 8: Aantal openstaande vacatures naar beroepsgroep 2010-2012 (vierde kwartaal)

2010 2011 2012 Mutatie

2011-2012 in %

Elementair bouw 540 730 599 -18%

Lager bouwkundig 1.555 2.265 1.460 -36%

Lager weg- en waterbouwkundig 554 704 656 -7%

Middelbaar bouwkundig 1.323 2.698 1.706 -37%

Middelbaar weg- en waterbouwkundig 208 315 296 -6%

Hoger bouwkundig 79 305 178 -42%

Hoger weg- en waterbouwkundig 57 349 196 -44%

Wetenschappelijk bouwkundig 4 30 10 -66%

Bron: UWV

Het hoogste aantal openstaande vacatures betreft wegenbouwarbeiders, grondwerkers bouw en straatmakers (476) en sanitair- en verwarmingsinstallateurs (eveneens 476), zoals te zien is in tabel 9. Tabel 9: Bouwberoepen met meer dan 100 openstaande vacatures 2011 en 2012 , 4e kwartaal

Beroep 2011 2012 Mutatie in %

Wegenbouwarbeider, grondwerker bouw, straatmaker 533 476 -11%

Sanitair-, verwarmingsinstallateur (aanleg en onderhoud), gas-, pijpfitter 533 476 -11%

Algemeen onderhoudsman: timmeren, gas, water, elektro (eigen gebouw,

middelbaar)

530 449 -15%

Huisschilder, verfspuiter 393 376 -4%

Betontimmerman, parketvloerenlegger, monteur systeembouw,

bouwvaktimmerman (lager)

544 249 -54%

Allround loodgieter 658 242 -63%

Metselaar, tegelzetter, voeger, steenbewerker 424 240 -43%

Sjouwer, opperman 283 211 -25%

Onderhoudsloodgieter, verwarmingsonderhoudsmonteur 335 211 -37%

Sloper van gebouwen 211 185 -12%

Kabelwerker, gasleidinglegger 162 175 8%

Steigermaker 144 148 +3%

Schilder-behanger 65 124 +91%

Hulparbeider wegenbouw, grondwerk 74 107 +45%

Dakdekker 265 100 -62%

Bron: UWV

De bouwnijverheid 14

Page 16: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 15

De grootste afname vond in 2012 plaats bij bouwvaktimmerlieden (-54 procent), dakdekkers (-62 procent) en allround loodgieters (-63 procent). Het aantal vacatures voor beroepen als gasleidinglegger en hulparbeider grondwerk steeg licht. Het aantal openstaande vacatures voor schilder-behanger verdubbelde bijna. Verwachte ontwikkeling De CBS Vacature-indicator geeft aan hoe de vacatures zich naar de verwachting van ondernemers zullen ontwikkelen. Hoe meer de vacature-indicator positief of negatief van de nullijn afwijkt, hoe groter de verwachting dat het aantal vacatures zal toe- of afnemen. Uit figuur 3 blijkt dat ondernemers in de bouwnijverheid van juli 2010 tot juli 2011 positief waren gestemd over de ontwikkeling van het aantal vacatures in hun sector. Daarna zijn ze er pessimistisch over en vanaf januari 2012 zelfs veel pessimistischer dan gemiddeld. Typerend voor de sector is dat een herstel zich over het algemeen veel later aftekent dan in andere sectoren.

Figuur 3: Vacature-indicator totaal en bouwnijverheid in %

-3

-2,5

-2

-1,5

-1

-0,5

0

0,5

1

jan

2009 fe

bm

rtap

rm

ei jun jul

aug

sep

okt

nov

dec

jan

2010 fe

bm

rtap

rm

ei jun jul

aug

sep

okt

nov

dec

jan

2011 fe

bm

rtap

rm

ei jun jul

aug

sep

okt

nov

dec

jan

2012 fe

bm

rtap

rm

ei jun jul

aug

sep

okt

nov

dec

jan

2013 fe

b

totaal bouw nijverheid

Bron: CBS

Prognose De positieve ontwikkeling van de werkgelegenheid na 2014 is terug te zien in de prognose van het aantal vacatures. UWV verwacht dat dit aantal groeit van 18.100 in 2013 naar gemiddeld 28.500 over de periode 2014-2017 (tabel 10), een toename van bijna 60 procent. Daarmee wordt het niveau van vóór de crisis overigens nog niet gehaald. Deze cijfers zijn met onzekerheid omgeven en afhankelijk van de ontwikkelingen op de woningmarkt, de investeringen in infrastructuur en de stand van onze economie. Tabel 10: Aantal ontstane vacatures sector Bouw 2005-2017 In aantallen

2010 2012 2013 Gemiddeld 2014-2017

29.900 22.100 18.100 28.500

Bron: UWV, update arbeidsmarktprognose (januari 2013)

De vacaturegraad is het aantal openstaande vacatures per 1.000 banen. Het CBS registreert deze vacaturegraad aan het einde van elk kwartaal. In de bouwsector is de vacaturegraad afgenomen van 54 in het eerste kwartaal van 2008, naar 12 in het derde kwartaal van 2012. Een hoge werkloosheid in combinatie met een lage vacaturegraad duidt op een afnemende spanning op de bouwarbeidsmarkt.

Page 17: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Het ROA publiceert tweejaarlijks het rapport Arbeidsmarkt naar Opleiding en Beroep. De laatste versie dateert van eind 2011 en biedt naast een beeld van de (samenstelling van de) werkgelegenheid ook een beeld van de ontwikkeling van de werkgelegenheid naar beroep(-sgroep) tot 2016. Vervangingsvraag en uitbreidingsvraag

De vraag naar personeel in een sector is afhankelijk van de uitstroom van personeel dat vervangen moet worden. Die uitstroom kan zijn veroorzaakt door baanverandering naar een bedrijf buiten de sector of door pensionering, emigratie, uitstroom naar werkloosheid of arbeidsongeschiktheid of door bijvoorbeeld zorgtaken. Dit wordt vervangingsvraag genoemd. De behoefte aan personeel is ook afhankelijk van verandering in de productie. Bij groei van de productie is sprake van uitbreidingsvraag. Bij groei van de werkgelegenheid is het aantal baanopeningen gelijk aan de uitbreidingsvraag plus de vervangingsvraag. Bij krimp is het aantal baanopeningen gelijk aan de vervangingsvraag.

Het ROA verwacht tot 2016 voor een aantal beroepsgroepen in de bouw groei en voor een aantal beroepen krimp (tabel 11). Het aantal bouwvakkers neemt toe, het aantal aannemers en installateurs (waaronder ook de zzp’ers vallen) daalt. Voor de meeste beroepen in de bouw krimpt de werkgelegenheid.

Tabel 11: Verwachte baanopeningen naar bouwberoep tot 2016

Beroepsgroep Groei/krimp

werkgelegenheid

2012-2016

Vervangingsvraag

2012-2016

Baanopeningen totaal

2012-2016

Bouwvakkers 3.600 44.200 47.900

Aannemers en installateurs -6.800 62.000 62.000

Architecten en bouwkundige projectleiders 400 18.400 18.800

Weg- en waterbouwkundige arbeiders -100 4.000 4.000

Weg- en waterbouwkundige vakkrachten -3.300 16.000 16.000

Weg- en waterbouwkundige projectleiders en

ontwerpers

-800 3.400 3.400

Weg- en waterbouwkundigen

(academisch)

5.000 7.700

12.700

Elektromonteurs -3.700 22.800 22.800

Monteurs -8.800 57.800 57.800

Elektronicamonteurs -200 3.900 3.900

Bron: ROA, AIS 2016, bewerking UWV

1.2.2. Kenmerken van vacatures Veel vacatures in de bouw worden informeel vervuld. In 2012 deed UWV onderzoek naar kenmerken van vervulde vacatures. Met de kanttekening dat het hierbij vooral gaat om extern uitgezette vacatures blijkt uit het UWV-onderzoek Vacatures in Nederland 2011 dat:

de vacatures in de bouw grotendeels afkomstig waren van grote bedrijven (55 procent); de vacatures vooral technisch personeel (47 procent) betroffen; er meestal vraag was naar middelbaar (40 procent) of hoger opgeleid personeel (31 procent); er meestal (in 76 procent van de vacatures) werkervaring werd vereist; meer dan gemiddeld specifieke vakkennis (40 procent) en/of een vakdiploma (32 procent)

noodzakelijk was.

Een groot deel van de bouwbedrijven geeft aan in 2011 met uitzendkrachten (41 procent) te hebben gewerkt of zzp'ers (26 procent) te hebben ingehuurd. Werkgevers is naar hun motivatie daarvoor gevraagd. Het blijkt dat uitzendkrachten (65 procent) door bouwbedrijven vooral worden ingezet om

De bouwnijverheid 16

Page 18: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 17

piekperiodes te overbruggen en zzp'ers (44 procent) vooral vanwege de flexibele personeelsvoorziening. Figuur 4 geeft inzicht in de kenmerken van vacatures in de bouw. Figuur 4: Kenmerken van vacatures in de bouw (2011)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

laag

middelbaar

hoog

werkervaring

geen werkervaring

Tijdelijk met uitzicht op vast

Tijdelijk

Korter dan een half  jaar

Half tot een jaar

Langer dan een jaar

Korter dan 12 uur

12 ‐ 31 uur

32 uur of meer

bouw totaal

Bron: UWV, Vacatures in Nederland 2011

De mensen die werden aangenomen waren vooral mannen (87 procent), met een middelbare (42 procent) of hogere opleiding (32 procent). De meesten (65 procent) had al een baan (figuur 5). Figuur 5: Kenmerken aangenomen personen bouw (2011)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

man

vrouw

jonger dan 25 jaar

25‐40 jaar

40‐45 jaar

45‐55 jaar

55 jaar en ouder

laag

middelbaar

hoog

Had een baan

Nee, zat zonder werk

Nee, was schoolverlater

Nee, is student

bouw totaal

Bron: UWV, Vacatures in Nederland 2011

Page 19: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Andere kenmerken van vervulde vacatures in de bouw zijn: er worden meer vacatures vervuld waarvoor werkervaring is vereist; het betreft vaker tijdelijk werk zonder uitzicht op een vast dienstverband; het betreft meestal een werkweek van 32 uur of meer; er worden veel meer mannen aangenomen (wat overeenkomt met de man-vrouw-verhouding in de

sector); minder dan gemiddeld worden jongeren onder de 25 jaar aangenomen.

De bouwnijverheid 18

Page 20: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 19

Page 21: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 20

2.1. Economische trends

2.1.1. Algemeen beeld ens ING4 dalen, maar de krimp zal naar verwachting kleiner zijn

er nog

e impact van de bouwproductie op de Nederlandse economie is groot. De daling van het BBP in het

jden n

oor de slechte economische omstandigheden is de vraaguitval bij bouwbedrijven tot een recordhoogte

annemers zeggen dat zij, om kosten te minderen, het personeelsbestand verder willen inkrimpen. In de

G Economisch Bureau verwacht voor 2013 een krimp in de bouw van 2,0 procent. In 2014 is er enig

lijven

Ook in 2013 zal de bouwproductie volgdan in 2012. De woningbouw blijft gebukt gaan onder de vastgelopen woningmarkt. De recessie doet investeringen in bedrijfsgebouwen afnemen en overheidsbezuinigingen hebben hun weerslag op de infrasector. Door de enorme vraaguitval van de afgelopen jaren kampt de sector met een flinke overcapaciteit. Daardoor is het aantal faillissementen opgelopen. Een licht herstel in 2014 kan higeen einde aan maken. Dderde kwartaal van 2012 met 1,6 procent (jaar op jaar) werd voor ruim een derde (0,6 procent) veroorzaakt door de daling van de bouwproductie. De conjunctuurgevoelige bouw heeft zwaar te lionder de economische krimp. Bedrijven stellen investeringen in bedrijfspanden uit, overheden bezuinigeop infrastructuur en door de vastgelopen huizenmarkt in combinatie met een onzekere consument ligt het aantal verkopen van nieuwbouwwoningen op een historisch laag niveau. Dgestegen. In november 2012 gaf 49 procent van de bedrijven aan dat een gebrek aan opdrachten de belangrijkste belemmering voor het op gang houden van hun productie was. Ab&u-sector wil 44 procent van de bedrijven een deel van het personeel kwijt. In de infrasector, die minder door de recessie is getroffen, wil een derde de personeelsbezetting verkleinen. INherstel te verwachten. Dit zal door het dan nog steeds zeer lage productieniveau waarschijnlijk onvoldoende zijn om een einde te maken aan de overcapaciteit en zullen de prijzen onder druk bstaan. Aantal faillissementen blijft hoog Overcapaciteit zorgt voor toenemende concurrentie en prijsdruk, waardoor opdrachten noodgedwongen vaak onder de kostprijs worden aangenomen. De lage prijzen en de gedeeltelijke stilstand van het productieapparaat zorgen ervoor dat de kosten (zoals lonen van vaste werknemers en rentekosten van ingenomen grondposities) voor bouwbedrijven doorlopen terwijl de inkomsten dalen. Hierdoor ontstaan verliezen, met uiteindelijk een recordaantal faillissementen tot gevolg. Zo gingen er in de laatste maanden van 2012 zo’n honderd bouwbedrijven per maand failliet. Tijdens de vorige krimpperiode in de bouw, in de jaren 2002 tot en met 2004, steeg het aantal faillissementen veel beperkter. Enerzijds lag dat aan de beperktere productiekrimp van toen, circa 10 procent in drie jaar. Die krimp is nu veel groter: sinds 2009 is er al circa 20 procent van de productie afgegaan. Daarnaast was er in 2000 en 2001 een veel grotere ondercapaciteit dan in 2007-2008 (figuur 6). Tijdens de productiekrimp in 2002-2004 konden bedrijven hierdoor terugkeren naar hun 'normale' bezettingsgraad terwijl dat in 2009 en daarna direct leidde tot overcapaciteit en oplopende kosten.

4 ING Kwartaalbericht Bouw, december 2012

2. Trends

Page 22: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 21

Figuur 6: Over- en ondercapaciteit bouw en aantal faillissementen, 1994-2012

Bron: ING (2012), Ondernemen in sectoren 2013

e ontwikkeling van de bouw hangt nauw samen met de conjunctuur. Indicator voor de conjunctuur is de

erhoud van

. Pas als s

iguur 7: Samenhang tussen ontwikkeling BBP, investeringen van bedrijven en

Dontwikkeling van het BBP. Het zijn vooral de nieuwbouw en, in mindere mate, de herstel- en verbouwactiviteiten in de b&u die zeer conjunctuurgevoelig zijn. De gww-productie en het ondgebouwen zijn dat minder. Figuur 7 toont de samenhang tussen conjuncturele ontwikkeling en bouwproductie. Goed te zien is dat de bouwproductie vertraagd reageert op de conjuncturele ontwikkeling. Door de crisis worden investeringen en onderhoud uitgesteld of zelfs afgeblazen bedrijven na de crisis weer ‘boven Jan’ zijn, groeit de investeringsbereidheid. De bouwproductie trekt dupas weer aan als het BBP gedurende enige tijd groeit.

Fbouwproductie: percentuele stijging/daling per jaar

Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, p. 28

Beeld naar sector5 e bouw om (tabel 12). De woningbouw heeft daarin een

i in de

2.1.2.In totaal gaat er ruim 50 miljard euro in daandeel van een kleine 35 procent, de gww van bijna 25 procent en de utiliteitsbouw van ruim 20 procent. Uit tabel 12 blijkt dat de woningbouw zich sneller herstelt dan de gww. Tot 2018 is de groeproductie in de woningbouw en de utiliteitsbouw ook groter dan die in de gww. Binnen de woningbouw is de groei van de productie in de nieuwbouw groter dan die in verbouw en onderhoud. Bij de utiliteitsbouw is het omgekeerde het geval.

5 Gebaseerd op EIB (2013), Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013

Page 23: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 22

Tabel 12: Bouwproductie per subsector, 2012-2018 (in mln. €)

2011 2012 2013 2014 2018 Mutatie 2012-2018 (in %)

Woningbouw

Nieuwbouw 11.487 10.350 9.475 9.750 13.775 +33%

Herstel en verbouw 6.492 5.900 5.425 5.350 6.750 +14%

Utiliteitsbouw

Nieuwbouw 7.817 7.125 6.750 6.875 7.900 +11%

Herstel en verbouw 4.353 4.050 3.975 4.125 4.825 +19%

Onderhoud gebouwen 9.158 9.150 9.000 8.900 9.400 +3%

Gww

Nieuwbouw 8.874 8.025 7.750 7.675 8.300 +3%

Onderhoud 5.724 5.525 5.375 5.375 5.700 +3%

Externe onderaanneming

2.449 2.275 2.150 2.150 2.525 +11%

Totaal bouw 56.354 52.400 49.900 50.200 59.175 +13%

Bron: EIB, Ver prod rkg 2013

Woningbouw is en een kortstondige opleving in het begin van 2011 is de woningbouwproductie in

e-

iguur 8: Uitbreiding woningvoorraad en aantal huishoudens (beide linkeras, chteras)

wachtingen bouw uctie en we elegenheid

Na jaren van cris2012 opnieuw fors teruggelopen. Het dieptepunt van de crisis wordt naar verwachting in 2013 bereikt.Ten opzichte van het productievolume in 2008 ligt het niveau van de woningbouwproductie dan 33 procent lager. Hiermee wijkt Nederland opvallend af van de rest van Europa. De verklaring moet, naast de aanhoudend hoge hypotheekrente en de verslechterde economische situatie, ook worden gezocht in de beleidsmaatregelen die in 2012 zijn aangekondigd en die de woningmarkt hard raken. Ook als er geen sprake is van inhaalvraag, zal het herstel van de woningbouwproductie na de crisis krachtig zijn, zo verwacht het EIB, hoewel er ook dempende factoren zijn. Onder invloed van de demografische ontwikkling vertoont de huishoudengroei een dalende trend en het beleid heeft ook op middellange termijn een drukkend effect op de bouwproductie. De groei van de woningvoorraad blijft in de periode 2015-2018 echter nog steeds achter bij de groei van het aantal huishoudens (figuur 8). Dit verschil zal in 2016 zijn opgelopen tot ruim 130.000 woningen. Hierdoor blijft het niveau van de woningbouwproductie op middellange termijn onder het niveau van vóór de crisis.

Fhuishoudens 5-jaars voortschrijdend gemiddelde) en gecumuleerd verschil (re2010-2016

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

2010 2011 2012 2013 2014 2015 20160

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

120.000

140.000

160.00080.000

Uitbreiding woningvoorraad Uitbreiding huishoudens Verschil

Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, p. 34

Page 24: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 23

Negen trends in de b&u

Meer aandacht voor duurzaam bouwen door opdrachtgever en bouwer; Verschuiving van grootschalige nieuwbouw in buitengebied naar kleinschalige (her) bouw in bestaande situatie; Toename mondigheid van de klant; Samenwerking door bedrijven door voorwaartse (richting planontwikkeling en ontwerp) of achterwaartse integratie

(richting beheer, onderhoud) in het bouwproces; Meer aandacht voor virtueel bouwen oftewel Building Information Modelling (BIM). Dit is een model (database)

waarin gegevens van architect, constructeur, installateur en aannemer worden verwerkt. Bouwen op grote uitleglocaties maakt steeds meer plaats voor binnenstedelijk bouwen. Samenwerking tussen

bouwpartijen, gemeenten en woningcorporaties wordt hierdoor belangrijker. Nederland vergrijst, waardoor de vraag naar huisvesting verandert. Voorbeelden hiervan zijn woonconcepten voor

jonge, koopkrachtige senioren en hoogkwalitatieve woonzorgvoorzieningen voor oudere senioren. Duurzaam bouwen en energiebesparing komen hoger op de wensenlijst van overheden, consumenten en

bedrijfsleven met een huisvestingsbehoefte. Een bouwopdracht bestaat steeds vaker niet alleen uit de realisatie van een bouwwerk, maar ook uit ontwerp,

engineering, financiering, onderhoud of exploitatie ervan.

Bron: Rabobank, Cijfers en trends, 2013

Utiliteitsbouw (kantoren en bedrijfspanden)

respectievelijk herstel en verbouw

el

n

eld 3,5

e nieuwbouw van kantoren heeft sinds begin deze eeuw een scherpe val laten zien (figuur 9). Volgens

iguur 9: Nieuwbouwproductie van kantoren 2002-2018

In 2012 kromp de utiliteitsbouw met ongeveer 8 procent, nieuwbouw met 9 en 7 procent. Het beginnende herstel in 2011 kwam onder druk te staan door de eurocrisis. Door verslechterde afzetmogelijkheden zijn investeringen van bedrijven opnieuw afgenomen, in het bijzonder die in gebouwen. In de publieke sector wordt bezuinigd en ook dat zet druk op investeringen in vastgoed.In 2013 daalt de nieuwbouw utiliteit naar verwachting met 5 procent en de herstel en verbouw met 2 procent. Door het gematigd herstel van de economie is er in 2014 slechts een bescheiden groei van deutiliteitsbouw met 2,5 procent. Investeringen door de marktsector zullen bij algemeen economisch herstweer aantrekken. Het herstel is in vergelijking met andere herstelperiodes na een crisis bescheiden. Veel bedrijven hebben voorlopig nog last van een lage bezettingsgraad en daarom duurt het langer voordat er financiële ruimte is om bedrijfshuisvesting uit te breiden. Het EIB verwacht dat door het grote overaanbod aan kantoren de investeringen in nieuwe op de middellange termijn laag zullen blijven. Door budgettaire druk bij overheden worden er weinig nieuwe 'overige gebouwen', bijvoorbeeld in de sociaal-culturele sector, gebouwd. Bouwen voor de zorgsector kan op termijn wel krachtig groeien, maar voorlopig lijkeinvesteringen, door stelselwijzigingen en onzekerheden, nog niet los te komen. Het herstel van de utiliteitsbouw blijft per saldo gematigd. In de periode 2015-2018 groeit deze subsector met gemiddprocent per jaar. De nieuwbouw komt volgens het EIB op gemiddeld 3,5 procent per jaar uit en de herstel en verbouw op 4 procent. Dde Investment Property Databank is het totaalrendement op kantoren over de afgelopen vier jaar nihil enwas het rendement op jaarbasis in 2012 zelfs -2 procent vanwege lagere huuropbrengsten. Deze prijsdruk biedt weinig ruimte voor rendabele nieuwbouw.

F(mln. euro, prijzen 2011)

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018

Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, p. 55

Page 25: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 24

Herstel van de kantorenmarkt op langere termijn

De ontwikkelingen op de kantorenmarkt worden op korte en middellange termijn gedomineerd door de hoge structurele leegstand. Daardoor blijft de nieuwbouwproductie van kantoren tot 2020 naar verwachting op een historisch zeer laag niveau. Op langere termijn zal dat niveau naar verwachting wel stijgen. In het EIB-onderzoek Kantorenmonitor Neder-land is de vraag naar kantoren tot 2040 in kaart gebracht. Uit deze studie blijkt dat in veel regio’s de komende jaren een toename van het aantal kantoorbanen wordt verwacht. Uit de analyse komt verder naar voren dat ‘Het Nieuwe Werken’ geen effect laat zien op het ruimtegebruik per werkne-mer en dat er ook geen reden is om aan te nemen dat het ruimtegebruik in de toekomst sterk zal veranderen. Door de groei van de kantoorwerkgelegenheid in combinatie met herstructurering en transformatie van leegstaande kantoren neemt de leegstand op termijn af en kunnen de huren gaan toenemen. Dit creëert ruimte voor investeringen in nieuwe kantoren. De nieuwbouw zal dan op een hoger peil liggen dan nu, maar wel beduidend lager dan voor de crisis.

Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013 Onderhoud

ud vallen alle werkzaamheden die zijn gericht op het in stand houden van gebouwen. Het

en en

van n

itten

iegroei

rond-, water- en wegenbouw afgenomen. Voor 2013 voorziet het EIB een verdere daling

ee

n, al

Onder onderhogaat onder meer om schilderwerk, onderhoud aan centrale verwarming of warmwaterinstallatie en reparatie van dak, goten of houtwerk. Mede door de toegenomen woningvoorraad in voorgaande jarde tijdelijke verlaging van de btw op bouwwerkzaamheden aan bestaande woningen, heeft het onderhoud zich in 2011 weten te herstellen na een ongewoon scherpe daling in 2010. In 2012 heeft de onderhoudsproductie zich gestabiliseerd. Door de verslechterde economie zal het onderhoud gebouwen in 2013 en 2014 opnieuw dalen met respectievelijk 1,5 en 1 procent. Het onderhoud vawoningen wordt extra beperkt door de voorgenomen verhuurderheffing. Doordat zij krapper bij kas zworden corporaties gedwongen te snoeien in hun uitgaven, waaronder die voor onderhoud. Met de verbetering van de economie zal op middellange termijn ruimte ontstaan voor groei van de totale onderhoudsproductie van gebouwen. Het EIB gaat voor de periode 2015-2018 uit van een productvan het woningonderhoud met 1 procent per jaar. Voor de utiliteitsbouw wordt op de middellange termijn een groei van 2 procent per jaar verwacht. Doordat op middellange termijn de koopkracht nauwelijks toeneemt, hebben consumenten slechts beperkte ruimte om meer geld uit te geven aan onderhoud. GDe gww-productie is in 2012 met 7 procent van circa 3 procent, vooral door lagere uitgaven aan infrastructuur bij de lagere overheden en de afronding van enkele grote projecten. Het onderhoud zal in 2013 met 2,5 procent krimpen. Daarmkomt de totale afname sinds 2009 op 15 procent. In 2014 zal de totale gww-markt nog enigszins krimpen. De lagere overheden blijven de komende jaren onzeker over hun financiële mogelijkhedezijn door recente afspraken met het Rijk de bezuinigingsopgaven enigszins verlicht. Op de middellange termijn herstelt de gww-markt, met gemiddeld 2 procent groei in de periode 2015-2018. Herstel komt vooral door de groei in b&u-gerelateerd werk bij gemeenten en bedrijven en door investeringen in de marktsector. De rijksinvesteringen groeien op middellange termijn marginaal.

Twaalf trends in de gww

Voor- en achterwaartse ketenintegratie door grote en middelgrote gww-bedrijven; Traditionele scheiding tussen ontwerp en uitvoering vermindert ten gunste van geïntegreerde contractvormen. Opdrachtgever verschuift risico’s naar aannemer. Toenemende aandacht voor duurzaam bouwen; Aanhoudende mobiliteitsgroei vraagt om infrastructurele aanpassingen. Grote belangstelling voor wateropvang, waterbeheer en waterkering (Ruimte voor de Rivier, Mainport Rotterdam,

plannen Deltacommissie); Bedrijven kunnen profiteren van een toenemende complexiteit van opdrachten door inbreng van hun specifieke

kennis, projectmanagement e.d. Overheid belooft aanbestedingsregels voor het mkb te versoepelen en kleinere bestekken minder te ‘clusteren’. Bij nieuwe contractvormen (prestatie, design and construct, life cycle) zullen risico’s vaker bij de uitvoerder van

werken komen te liggen. Gww-bedrijven ervaren hinder van de grote hoeveelheid vergunningen en lange procedures rondom

vergunningverlening. Complexiteit werken neemt toe. Dit vergt meer kennis en samenwerking tussen partijen. Door vergrijzing en beperkte instroom van jongeren ontstaat een tekort aan technisch uitvoerend personeel.

Bron: Rabobank, Cijfers en trends, 2013

Installatiebedrijven

latiebedrijven bestaat uit elektrotechnische en werktuigkundige

en loodgieters-, en

a een opleving in 2011 krimpt de omzet in de installatiebranche in 2012 met ongeveer 5 procent, aldus het EIB. Oorzaken zijn het aanhoudend onzekere economische klimaat en de impasse op de

Het branchecluster instalinstallatiebedrijven. De laatste zijn onderverdeeld in twee groepen: verwarmings- en luchtbehandelingsinstallatiebedrijven (CV/LB-bedrijven) en gas(fitters)-, waterleiding-sanitairinstallatiebedrijven (GaWaLo/S-installatiebedrijven). N

Page 26: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 25

woningmarkt. Voor 2013 wordt een lichte krimp in de omzet van 1 procent verwacht. De bodem van de reserves is voor veel installateurs in zicht. Omdat zij hun capaciteit al hebben gereduceerd, drmogelijkheden om zich verder aan te passen op. Het aandeel van de installatietechniek in de bouwp

ogen de

roductie (installatiequote) neemt gestaag toe doordat oningen en utiliteitsgebouwen steeds meer en beter worden uitgerust. Dat vergt

een belangrijke

at er .

winstallatiewerkzaamheden op gebieden als energiebesparing, beveiliging, automatisering en domotica. Energiebesparing en domotica (woonhuisautomatisering) zullen de komende jaren groeimarkt worden (zie box). De vergrijzing en de steeds hogere eisen van (koopkrachtige) woonconsumenten aan luxe, comfort en veiligheid stimuleren dit. De markt weet nog onvoldoende wop dit gebied beschikbaar is. Bovendien heeft domotica vaak, onterecht, een exclusief imago Langer zelfstandig wonen: Voorbeeldwoning Wel Thuis

Wel Thuis is een voorbeeldwon in Delft. Deze bijzondere – levensloopgeschikte – woning laat zien hoe ouderen en ingmensen met een beperking langer zelfstandig kunnen blijven wonen dankzij slimme installatietechniek. In de voorbeeldwoning, gesitueerd in een bestaande galerijflat aan de Diepenbrockstraat in Delft, kunnen mensen die hun huis willen laten aanpassen ideeën opdoen. Wel Thuis is een initiatief van UNETO-VNI – de brancheorganisatie voor installateurs –, Zorginstelling Pieter van Foreest, de gemeente Delft, woningbouwcorporaties Vestia en Vidomes en opleidingsfonds Otib. De voorbeeldwoning Wel Thuis laat zien hoe eenvoudig het is om een bestaande woning levensloopgeschikt te maken. De gehanteerde aanpak is toepasbaar op de meer dan een half miljoen galerijwoningen uit de jaren zestig en zeventig, die in het beheer zijn van woningbouwcorporaties. Een levensloopgeschikte woning als Wel Thuis is niet alleen interessant voor bewoners met beperkingen, maar ook voor vitale vijftigers en zestigers, die nog geen gezondheidsproblemen hebben. Zij kunnen nu al kiezen voor een woning die eenvoudig kan worden aangepast aan hun toekomstige gezondheidssituatie. Daarbij kan het gaan om verminderde mobiliteit, ademhalingsproblemen – COPD –, lichte dementie of visuele of verstandelijke beperkingen. De technische aanpassingen in de woning zijn afhankelijk van de gezondheidstoestand van de bewoners. Te denken valt bijvoorbeeld aan een zorgoproepsysteem, inloop- of inroldouche, aangepast toilet, personenalarmering, slipvaste vloeren of een in hoogte verstelbare keuken. Maar ook verlichting met aanwezigheidsdetectie, automatische bediening van gordijnen, zonwering en ventilatie en binnendeuren die automatisch openen, kunnen ervoor zorgen dat iemand langer zelfstandig kan blijven wonen. Toekomstige bewoners van een levensloopgeschikte woning en andere geïnteresseerden kunnen een bezoek brengen aan de voorbeeldwoning Wel Thuis in Delft. In de woning worden rondleidingen verzorgd door een speciaal opgeleid team van de TU Delft. Aanmelden voor een bezoek kan via de website www.welthuis.net.

Bron: Uneto-VNI

Instroom van nieuw personeel en behoud van talent blijft voor installatiebedrijven noodzakelijk om waliteit te kunnen garanderen. De toenemende installatiequote van gebouwen en woningen gaat hand in k

hand met de complexiteit van de oplossingen die worden gevraagd. Hier ligt de komende jaren dé uitdaging voor de installateur. Waar hij nu nog vooral uitvoerend is, wordt steeds meer een regisserende en adviserende rol van hem verwacht. Bovendien wordt het belang van samenwerking met andere installateurs en bouwers steeds groter. Elf trends voor installatiebedrijven

Stijgende energiekosten en aangescherpte milieueisen; Schaalvergroting en samenwerking om de rol van totaalaanbieder te kunnen invullen; Toenemende vraag naar producten en diensten op het gebied van comfort, gemak en veiligheid (domotica); Strengere eisen van de overheid aan energieprestaties van gebouwen; Installateurs nemen steeds vaker het onderhoud en beheer of zelfs het hele eigendom van installaties over. De toenemende installatiequote, de stijgende complexiteit van installaties en de toegenomen aandacht voor

energieverbruik versterkt de positie van de installateur in bedrijfskolom. Energiemanagement (installatie zonnecellen), (zorg)domotica en veiligheid zijn groeimarkten. De bouw van het aantal nieuwbouwwoningen en utiliteitsgebouwen is sterk gedaald. Er wordt steeds meer geavanceerde elektronica in gebouwen toegepast. Dit vereist dat installatiebedrijven zowel

kennis van de werktuigkundige installatie als van de elektronica moeten hebben. Verschuiving rol installateur van uitvoering naar regie en advies; Tekort aan voldoende gekwalificeerd personeel in de installatiebranche.

Bron: Rabobank, Cijfers en trends, 2013

Page 27: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 26

2.2. Arbeidsmarkttrends

tallen lopen fors terug Het eerlingen en deelnemers dat aan een bouwopleiding begint (vmbo, mbo en hbo), daalt al

l leerlingen in het e

n

and per 1 oktober

2.2.1. Leerlingen en deelnemersaan aantal l

jaren, zo blijkt uit tabel 13. Door demografische ontwikkelingen neemt het aantavoortgezet onderwijs sowieso af, maar de daling in de bouwopleidingen is groter dan de demografischterugloop. Dit wordt mede veroorzaakt door een negatief imago van de sector onder jongeren. Zij hebbeook minder belangstelling voor techniek. De deelname aan het vmbo en mbo bouw is sterker teruggelopen dan de deelname aan de bouwgerichte hbo-opleidingen.

Tabel 13: Actuele deelnemers bouwopleidingen, st

Onderwijs 2010 2011 2012 Mutatie

2010-2012 in %

vmbo (Bouwen, wonen en interieur en bouwbreed) 7.393 6.431 5.690 -23%

mbo 20.738 18.952 16.628 -20%

hbo 12.629 12.453 11.921 -6%

Totaal 40.760 37.836 34.239 -16%

Bron: Fundeon, 2013

am het aantal studenten in de meeste hbo-studies in 2012 toe, uitgezonderd techniek, dustrie en bouwkunde. Ook hieruit blijkt dat de belangstelling voor technische studies afneemt. De

te hbo-opleidingen, 2010-2012

ers volgen een bouwgerichte mbo-opleiding. De afname aan de mbo-opleidingen ouw manifesteert zich vooral op niveau 1 en niveau 2 (tabel 14).

Volgens het CBS ninonderliggende data laten zien dat bouwstudies als bouw- en stedenkunde afnemen, maar dat infrastudies zoals civiele techniek licht toenemen (figuur 10).

Figuur 10: Aantal deelnemers bouwgerich

Bron: Fundeon, 2013

De meeste deelnemb

Page 28: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 27

Tabel 14: Aantal deelnemers mbo Fundeon naar bbl/bol en niveau, 2010-2012

bbl bol

Niveau 2010 2011 2012 Mutatie 2010-

2012 in %

2010 2011 2012 Mutatie 2010-

2012 in %

1 422 409 176 -58% 345 291 245 -29%

2 6.097 5.479 3.987 -35% 1.228 891 1.337 +9%

3 4.473 4.089 3.498 -22% 356 402 412 +16%

4 993 987 864 -13% 6.824 6.404 6.109 -10%

Totaal 11.985 10.964 8.525 -29% 8.753 7.988 8.103 -7%

Bron: Fundeon, 2013

ouwsector is dat er (met uitzondering van niveau 4) op mbo-opleidingen bouw meer

bl- dan bol-deelnemers zijn. Belangrijkste reden hiervoor is de mogelijkheid om al bij aanvang van de

Typerend voor de bbopleiding in loondienst te treden, op basis van een leer/werk-dienstverband, zoals bij een regionaal opleidingsbedrijf (zie box). De instroom van jongeren is daardoor gevoelig voor economische schommelingen. In de huidige recessie is dan ook te zien dat het aantal bbl-leerlingen sterk daalt. Het gebrek aan leerwerkplekken is de belangrijkste oorzaak. Een bbl-leerling kan niet met de opleiding starten als hij geen werkplek heeft gevonden. Wel kan een deelnemer dan instromen in de theoretischevariant (bol). Regionaal opleidingsbedrijf

Een regionaal opleidingsbedrijf is een samenwerkingsverband van aannemers in de bouw of Infra die landelijk of regionaal actief zijn. Het opleidingsbedrijf treedt op als werkgever voor de leerlingen en detacheert ze bij erkende leerbedrijven. Daarnaast beschikt het opleidingsbedrijf over een werkplaats waar leerlingen voorbereidende of praktijkinstructie krijgen. In Nederland zijn 72 regionale opleidingsbedrijven met leerlingen in dienst die een opleiding volgen in de bouw, Infra of gespecialiseerde aannemerij. Het voordeel van deze opleidingsbedrijven is dat de leerling niet afhankelijk is van één leerbedrijf. Als hij een bepaald onderdeel niet bij het ene leerbedrijf kan leren, wordt hij (tijdelijk) overgeplaatst naar een ander. Het opleidingsbedrijf zorgt voor de begeleiding van de leerling. Het houdt de voortgang in de gaten en vormt zo een schakel tussen het erkende leerbedrijf en het ROC.

De opleidingsbedrijven kampen in toenemende mate met een financieel probleem. Kern daarvan is dat er

inder betaalde leerwerkplekken zijn bij de deelnemende bedrijven. Daardoor kan een leerling niet

. Het

. Vooral het aantal leerlingen van

mworden gedetacheerd en is het opleidingsbedrijf genoodzaakt om hem (doorbetaald) op zijn leerling-werkplaats te houden zonder daar inkomsten voor te ontvangen. Gevolg is dat de opleidingsbedrijven een sterk terughoudend aannamebeleid voeren of – recent – zelfs leerling-werknemers moesten ontslaanafgelopen jaar zijn enkele opleidingsbedrijven gefuseerd of gesloten. Deelname aan b&u-opleidingen is veel sterker teruggelopen dan die aan Infra-opleidingen en de pleidingen die zijn gericht op de gespecialiseerde aannemerij (tabel 15)o

timmeropleidingen en dat van vakman gww en monteur gas, water, warmte is sterk gedaald. Daarentegen is het aantal deelnemers aan de opleiding voor middenkaderfunctionaris bouw en Infra gegroeid.

Page 29: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 28

Tabel 15: Ontwikkeling aantal leerlingen Fundeon naar sector en kwalificatie 2009-2012

2010 2011 2012 Mutatie

2010-2012 in %

Sector

B&u 13.376 12.410 11.426 -15%

Infra 4.014 3.556 3.366 -6%

GA 932 980 855 -8%

Totaal 18.322 16.946 15.647 -15%

Kwalificatie

Middenkaderfunctionaris bouw en Infra (4) 4.263 4.428 4.924 +16%

Timmerman (2) 4.196 3.775 3.366 -20%

Timmerman allround (3) 2.628 2.336 1.842 -30%

Kaderfunctionaris bouw en Infra (4) 904 872 782 -13%

Assistent bouw en Infra (1) 767 700 421 -45%

Machinist (3) 1.079 1.012 970 -10%

Middenkaderfunctionaris Infra (4) 602 631 836 +39%

Vakman gww (2) 665 446 397 -40%

Straatmaker (2) 500 404 338 -32%

Monteur gas, water, warmte (2) 251 221 138 -45%

Monteur mobiele werktuigen allround (3) 182 205 188 +3%

Bron: Fundeon, 2013

Niet alleen Fundeon heeft cijfers over het aantal mbo-leerlingen bouw. Kenteq (elektro en installatie) en avantis (schilderen en onderhoud) bieden ook bouwgerelateerde opleidingsinformatie aan. Tabel 16 laat

e Szien dat voor deze opleidingen het aantal deelnemers de afgelopen jaren eveneens is gedaald, alleen is dkrimp – met uitzondering van de afbouw - minder groot dan bij de Fundeon-opleidingen.

Tabel 16: Aantal leerlingen Kenteq en Savantis 2010-2012

2010 2011 2012 Mutatie

2010-2012 in

%

Sector

Afbouw 654 624 491 -25%

Schilderen en onderhoud 3.925 3.887 3.617 -8%

Installatie 6.329 5.839 5.680 -10%

Elektro 11.296 9.859 9.350 -17%

Bron: Kenteq en Savantis

Crisisoverzicht bouw: dreigend tekort vaklieden

De bouwsector stroomt sinds de crisis leeg. Dat stelt FNV Bouw op basis van eigen cijferonderzoek. Per week verliezen 250 bouwvakkers hun baan, van wie velen de sector verlaten omdat ze door alle faillissementen geen ander werk kunnen vinden. 'Tel dat op bij de vergrijzing in de bouw en het tekort aan leerling-bouwvakkers en je hebt een groot tekort aan personeel in de nabije toekomst', waarschuwt de vicevoorzitter van FNV Bouw, Charley Ramdas, 'dus kabinet: doe nu iets, zodat je in de toekomst nog een bouwsector hebt.' Ontbrekende huizen Naar verwachting trekt de vraag naar nieuwe kantoren, ziekenhuizen en fabrieken vanaf 2014 weer aan. Het aantal woningen schiet nu al tekort. 'De regering vertelt ons zelf dat er elk jaar 75.000 nieuwe huizen nodig zijn. De laatste

Page 30: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 29

jaren zijn er echter hooguit 50.000 woningen per jaar bijgekomen. Daardoor "ontbreken" nu al 100.000 huizen. Dat aantal zal oplopen nu woningcorporaties, de grootste opdrachtgevers van de bouw, massaal aangeven door de verhuurderheffing vanaf 2013 minder te kunnen bouwen,' zegt Ramdas. In 2014 komt het woningtekort op minimaal 125.000. Als de economie aantrekt zijn deze woningen snel nodig en zullen ze ook snel gebouwd moeten worden. Leegstroom De bouwsector stroomt sinds het begin van de crisis leeg. Op dit moment worden daarnaast 21.000 arbeidsplaatsen in de bouw vervuld door 55-plussers die in de komende jaren met pensioen gaan. De instroom van bouwleerlingen (bbl) is met bijna de helft gedaald, van 6.600 naar 3.800. Ramdas: 'Niet alleen is er dus een grote uitstroom van vaklieden door ontslagen en de vergrijzing, er is ook een te kleine instroom van goed opgeleide bouwvakkers. Als dit tij niet nu keert, zijn er straks, als de economie eenmaal aantrekt, huizen, kantoren en ziekenhuizen nodig maar kan niemand ze nog bouwen.' Investeringen 'FNV Bouw roept tegen dit kabinet: investeer nou in die bouw. We vragen geen zakken met geld voor de sector. We vragen stimulerende maatregelen die de motor van de economie weer op gang brengen. Er liggen zoveel kansen. Om huiseigenaren en huurders hun huis, één miljoen huizen in totaal, te laten verduurzamen bijvoorbeeld. Dit levert bouwvakkers werk op en daarvoor hoeft de overheid alleen maar ja te zeggen tegen het Nationaal Fonds Energiebesparing,' aldus Ramdas. De bouwbond pleit verder voor het ombouwen van leegstaande kantoorpanden tot woonunits voor studenten en het naar voren halen in de tijd van infrastructurele projecten. FNV Bouw wil ook dat de verhuurderheffing wordt aangepast. Ramdas: 'In de huidige vorm is deze een nekslag voor de bouwsector. Woningcorporaties moeten kunnen blijven investeren in nieuwbouw en onderhoud. Linksom of rechtsom. En dat kan niet met deze heffing.'

www.fnvbouw.nl, 18 december 2012

2.2.2. Flexibele schil groeit eruit de meeste bouwmedewerkers zijn in vaste loondienst, de rest heeft een tijdelijk contract of een

flexibele schil (zzp’ers, uitzendkrachten en gedetacheerd

Ook plaatsmedewerkers in dienst, maar huren deze in van

r in

van

genomen. Volgens het CBS waren er in 2011

n. Over het algemeen komen zzp’ers minder voor in de Infra dan in de b&u. . Voor

e

Vleer/werk-dienstverband. Tegelijkertijd is depersone In 2012 was 22 procent vel) groot. an het totale arbeidsvolume in de bouw zzp’er, terwijl dat percentage landelijk op 14 procent van de gehele beroepsbevolking ligt. Sinds 1995 is het aantal zelfstandigen in de bouw meer dan verdubbeld. Door het grote aantal kleine bedrijven en zelfstandigen kent de bouwsector een grote versnippering. grote bouwbedrijven hebben nauwelijks nog bouwkleinere onderaannemers. De sector is eenvoudig toegankelijk voor zzp’ers en buitenlandse medewerkers,omdat werk op een bouwplaats niet bedrijfs- maar vakspecifiek is; dit is typerend voor de bouw. Veruit het grootste deel van de zelfstandigen, 83 procent, is voormalig werknemer. Het is voor een werkgever op dit moment goedkoper om iemand als zelfstandige in te huren dan hem als werknemeloondienst te nemen. Zelfstandigen bieden de werkgever bovendien meer flexibiliteit. Dit is de belangrijkste reden voor de toename van het aantal 'schijnzelfstandigen': zzp’ers met slechts één of twee opdrachtgevers per jaar. Uit onderzoek van bureau APE6 blijkt dat één op de zes zzp'ers in de bouw schijnzelfstandig is. Het betreft werknemers die ontslagen zijn en vervolgens door hun voormalige werkgever als zelfstandige worden ingehuurd. Dat bespaart kosten voor het bedrijf, maar leidt tot oneerlijke concurrentie en vergroot de uitstroom uit de bouw-cao. Daardoor komt de betaalbaarheid collectieve voorzieningen meer onder druk te staan. In de flexibele schil zijn ook arbeidsmigranten uit de tien MOE-landen (Midden- en Oost-Europese landen)werkzaam. Tussen 1994 en 2004 is dit aantal flink toeongeveer 62.000 MOE-landers in loondienst in Nederland. In de sector Bouw zijn relatief weinig arbeidsmigranten uit MOE-landen in loondienst,. Veel arbeidsmigranten uit deze landen werken als zzp’er of uitzendkracht in de bouw. Landelijk werkt maar liefst 55 procent van de MOE-landers in de uitzendbranche. Dat gaat niet altijd volgens de regels. Regelmatig komen bedrijven en uitzendbureaus diearbeidsmigranten uit MOE-landen inzetten, cao-afspraken niet na.7 Verder blijkt uit onderzoek dat veel zelfstandigen uit deze landen slechts één werkgever hebben, waaruit kan worden opgemaakt dat zij 'schijnzelfstandigen' zijn. De burgerlijke en utiliteitsbouw kent veel zzp’ers. Vooral de timmerman begint vaak voor zichzelf, bijvoorbeeld als klusjesmaLoonbedrijven uit de landbouwsector worden wel steeds vaker ingezet in het grondwerk in de Infraeen behoorlijk deel zijn dat zzp’ers. Ook de gespecialiseerde aannemerij maakt veel gebruik van flexibelarbeid. Het verschilt per branche of dat gebeurt via de inzet van zzp’ers (zoals de metsel-, voeg-, tegelzetbedrijven en bitumineuze dakdekkers doen) of via de inleen van uitzendkrachten of collega-bedrijven (zoals steigerbouw- en dakdekbedrijven doen). De natuursteenbedrijven maken zowel gebruik van zzp’ers als van uitzendkrachten. Ditzelfde geldt voor de betonstaalvlechtbedrijven, die overigens grotemoeite hebben om aan personeel te komen. Deze branche heeft in de jaren voor de crisis veel gebruikgemaakt van buitenlandse zzp’ers. De hellende-dakenbranche kent een groot verloop van

6 APE, Bouwen aan de toekomst (2012) 7 APE, Bouwen aan de toekomst (2012), p. 17

Page 31: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 30

werknemers. Veel ex-werknemers worden zzp’er. Dakdekbedrijven maken voornamelijk gebruik vuitzendkrachten, vooral uit Duitsland. Collegiale inleen en zzp’ers worden hier beperkt ingezet. Rietbedrijven maken meer gebruik van collegiale inleen en zzp’ers en juist minder van uitzendkrachteDe steigerbouw kent een grote flexibele schil van ruim 40 procent

an

n.

e beroepsbevolking in Nederland vergrijst. Dat geldt ook voor de bouw- en infrasector. Het patroon wijkt van de beroepsbevolking in de bouw is aan het

o voor de Bouwnijverheid

8. 2.2.3. Vergrijzing en ontgroening Dniet echt af van andere sectoren. De samenstelling kantelen: het aantal jongeren neemt substantieel af, het aantal ouderen neemt toe (figuur 11). Dit leidt binnen enkele jaren tot een omvangrijke vervangingsvraag.

Figuur 11: Jongste en oudste leeftijdsgroep in de ca

Bron: EIB 2012

atief korte verblijfsduur van jongeren in de bouw, is de gemiddelde leeftijd in de ouwsector niet hoger dan het landelijk gemiddelde voor alle sectoren. Het aandeel ouderen is sinds 2000

sector nu

iddeld rond zijn

nties e functie-eisen voor bouwpersoneel veranderen. Het bouwproces wordt complexer en daardoor worden

itvoerend, technisch en administratief (UTA)

Ondanks de relbwel sterk toegenomen doordat de vut is afgeschaft. Daardoor is de voorheen relatief jonge bouw‘normaal’. Het aandeel ouderen blijft stijgen. Dat komt door natuurlijk verloop, maar ook doordat de participatiegraad van oudere werknemers is toegenomen: de gemiddelde leeftijd waarop werknemers de bouw verlaten, stijgt volgens APE9. Dit sluit weliswaar aan bij de landelijke trend, maar bouwmedewerkers gaan nog steeds het vroegst met pensioen. Landelijk steeg de gemiddelde pensioenleeftijd van 60,8 in 2000 naar 63,1 in 2011. In de bouw gaat de werknemer gem62ste met pensioen, in 2000 was dat nog 60. 2.2.4. Veranderende competeDhogere eisen gesteld. Een voorbeeld daarvan is het upersoneel. Maar de bouw biedt ook toekomst aan laaggeschoolde medewerkers (zie box).

Simpel en complex

Het is duidelijk dat zich in de bouw een tekort aan gediplomeerde mensen aftekent. Maar wat zijn de prognoses voor de bouwarbeidsmarkt in kwalitatieve zin? Is er straks ook sprake van een tekort aan bepaalde vaardigheden of competenties? In het rapport Bouwen aan de toekomst gaat bureau APE, dat onderzoek deed in opdracht van de Programmaraad Bouwnijverheid, op deze vraag in. In de voorspellingen van het EIB is te zien dat de vraag naar bouwproductie, wanneer deze herstelt, een ander soort vraag is dan voorheen. Het ziet er niet naar uit dat er in Nederland nog op dezelfde schaal aan ontwikkeling van VINEX-locaties wordt gedaan, op een paar aangewezen plaatsen na. Ook de grote voorraad leegstaande kantoorpanden vraagt om een nieuwe aanpak. In de toekomst zal meer nadruk op renovatie en herontwikkeling van bestaande bouwlocaties liggen. De komende tien jaar zal het relatieve aandeel van onderhoudswerkzaamheden groeien, zowel binnen de b&u als binnen de gww. Wat deze ontwikkeling betekent voor de kwaliteiten van de mensen die de bouw de komende tien jaar nodig heeft, is volgens APE minder eensluidend. Er zijn wel enkele rode lijnen te ontdekken. Er is sprake van uiteenlopende ontwikkelingen. De omgeving waarin wordt gebouwd wordt complexer, dus zijn er volgens APE mensen nodig die méér kunnen dan de (vak)mensen van vandaag. Tegelijkertijd wordt het werk op de bouwplaats eenvoudiger, dus kan het werk worden gedaan met lager geschoolde mensen. In eerste instantie lijken deze voorspellingen elkaar tegen te spreken. Toch zijn ze met elkaar te rijmen, omdat ze voortvloeien uit twee parallelle ontwikkelingen. Aan de ene kant ziet men dat de werkomgeving steeds complexer wordt. Renoveren betekent meestal bouwen in een bestaande, stedelijke omgeving, waar veiligheid en beperking van overlast belangrijke thema’s zijn. Bovendien leeft de gedachte dat renovatie onvoorspelbaarder is dan nieuwbouw: je weet nooit wat je tegenkomt. Om daar goed mee om te kunnen gaan, moeten bouwplaatsmedewerkers volgens APE veelzijdig en oplossingsgericht zijn. De term ‘allround specialist’ is daarvoor wellicht de juiste uitdrukking. Verwacht wordt dat de

8 Bron: Fundeon (2012), Arbeidsmarkt- en onderwijsinformatie 2012 9 APE (2012), Bouwen aan de toekomst

Page 32: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 31

toekomstige bouwplaatsmedewerker een uitgebreider pakket aan capaciteiten moet hebben. Hij of zij moet niet alleen efficiënt kunnen samenwerken, maar ook beschikken over goede communicatievaardigheden en kennis van ICT. De onderliggende aanname bij de tweede categorie is dat de ontwikkeling van prefab- bouwmaterialen en standaardisering van werkwijzen een vlucht zullen nemen. Dit geldt voor de resterende nieuwbouw, maar mogelijk ook voor renovatiewerk. Met name voor de isolatie van bestaande (blokken van) woningen en de transformatie van voormalige kantoorpanden liggen kansen. Veel werk dat nu op de bouwplaats wordt verricht, vindt dan bij toeleveranciers plaats en die werken meer fabrieksmatig. De plaatsing van prefab materialen in het bouwproces is vervolgens een kwestie van inklikken en aandraaien, zo stelt APE.

Bron: APE (2012), Bouwen aan de toekomst

Volgens APE krijgt het uitvoerend, technisch en administratief personeel de komende tien jaar met een

l

e

n

eer van

zij

.2.5. Gevraagde samenstelling personeel verandert en advies onderzoek gedaan

r 12

iguur 12: Typen behoefte aan (midden-)kaderpersoneel

taakverzwaring te maken. Door innovatie, veranderende voorkeuren en uitgebreidere regelgeving (vooraop het gebied van duurzaamheid) groeit de complexiteit van gebouwen en constructies. Een van de gevolgen is dat samenwerking met de installatiebranche belangrijker is geworden. Maar ook binnen dbouwnijverheid moet met steeds meer partijen worden samengewerkt. De sector is erg versnipperd (relatief weinig bedrijven die op meerdere vakgebieden actief zijn) en het aantal zzp’ers groeit. Op eebouwplaats is al gauw een tiental juridische entiteiten werkzaam. Andere bron van complexiteit ligt in deverschuiving naar meer integrale vormen van aanbesteden, zoals Design, Build, Finance, Maintain, Operate (DBFMO) en prestatiecontracten. Op zoek naar creatieve oplossingen experimenteren opdrachtgevers momenteel met contractvormen op een hoger abstractieniveau. Daarbij wordt mbouwbedrijven verwacht dan bij de traditionele contractvormen. Men legt bijvoorbeeld niet vast welke werkzaamheden moeten worden verricht, maar wat het resultaat moet zijn. Bedrijven bepalen zelf hoedit resultaat het beste kunnen bereiken. De komende tien jaar zullen er volgens APE steeds meer van dit type contracten komen, met de bijbehorende nieuwe processen en werkrelaties. Dit vraagt kennis van regelgeving en kunde op het gebied van project- en procesmanagement. 2 USP Marketing Consultancy heeft in opdracht van BOB Opleiding, training naar de toekomstige arbeidsmarkt en opleidingsbehoefte in de bouw. In dit kader zijn zeshonderd bedrijven en instellingen (uitvoerders en opdrachtgevers) bevraagd naar hun verwachtingen. Figuugeeft de resultaten weer. Fper type bedrijf/instelling

Bron: USP (2012), Toekomstige arbeidsmarkt en opleidingsbehoefte bouw

it de figuur blijkt dat de behoefte aan hbo’ers sterk groeit, met uitzondering van de installatiebranche. UDaar groeit juist de behoefte aan mbo’ers sterk. De behoefte aan fulltimers is in de meeste sectoren – met uitzondering van de woningbouwcorporaties – groter dan aan parttimers. Het meeste perspectief voor schoolverlaters ligt bij gemeenten, bij projectontwikkelaars, in de installatiebranche en bij de woningbouwcorporaties (WBC).

Page 33: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 32

3.1. Huidige situatie

3.1.1. WW-gerechtigden uw heeft zich vertaald in een hoge werkloosheid. Die is in een

Het verlies aan werkgelegenheid in de bojaar tijd bijna verdubbeld en heeft in december 2012 het hoogste niveau sinds de aanvang van de crisis bereikt. Figuur 13 laat de ontwikkeling zien van de WW-uitkeringen van werknemers uit de bouw. WW-uitkeringen seizoensgerelateerd

De WW-uitkeringen in de bouw kennen onder invloed van het weer een seizoenspatroon. Zo worden er in de 'warme' periode (lente/zomer) meer uitkeringen beëindigd dan erbij komen, waardoor het aantal WW-uitkeringen in die periode daalt. Daarna treedt in de herfst/winter geleidelijk een toename op omdat er meer nieuwe uitkeringen worden verstrekt dan er worden beëindigd.

Het aantal lopende WW-uitkeringen in de bouwnijverheid is na een daling in 2011 in een jaar tijd

r W-

iguur 13: Aantal nieuwe, lopende en beëindigde WW-uitkeringen bouw, 2009-2012

toegenomen met bijna driekwart: van 11.800 in december 2011 naar 20.200 in december 2012. Ewerden in 2012 de helft meer nieuwe WW-uitkeringen verstrekt dan in 2011. Het aantal beëindigde Wuitkeringen is in 2012 (23.400) vrijwel even hoog als in 2011 (23.700). Opvallend is dat ook het aantal beëindigde uitkeringen vanwege werkhervatting in 2012 (16.000) nauwelijks verschilt van dat van 2011(16.300). F

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

14.000

16.000

18.000

20.000

22.000

24.000

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

9.000

10.000

11.000

12.000

jan‐09 feb

mrt

apr

mei jun jul

aug

sep

okt

nov

dec

jan‐10 feb

mrt

apr

mei jun jul

aug

sep

okt

nov

dec

jan‐11 feb

mrt

apr

mei jun jul

aug

sep

okt

nov

dec

jan‐12 feb

mrt

apr

mei jun jul

aug

sep

okt

nov

dec

stand

instroom

/uitstroom

Instroom, uitstroom en stand ww-uitkeringen

nieuwe beëindigde werkhervatting lopende

Bron: UWV

e werkloosheidscijfers zijn volgens het EIB10 een onderschatting van de werkelijkheid. Een deel van de

Dteruggelopen werkgelegenheid wordt opgevangen door de flexibele schil van zelfstandigen en uitzendkrachten, die nu minder uren maken. Dit komt niet tot uiting in deze WW-cijfers.

10 EIB (2013):Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013

3. Tekorten en overschotten

Page 34: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Het aantal werknemers in de uitvoerende bouw dat een WW-uitkering ontvangt, is tussen 2008 en 2012 meer dan verviervoudigd (figuur 14). In december 2012 ontvingen zo’n 15.500 personen uit de (uitvoerende) bouw een WW-uitkering. Dat komt neer op een werkloosheidspercentage van 11. Figuur 14: Aantal personen met een WW-uitkering uitvoerende bouw 2008-2012 (maandcijfers)

Bron: UWV

Uit de gegevens van UWV blijkt dat het percentage WW-gerechtigden (gerelateerd aan het aantal werknemers in dezelfde leeftijdscategorie) sterk met de leeftijd toeneemt. Ondanks voorzieningen en regelingen die oudere werknemers beter tegen ontslag beschermen, is de werkloosheid bij werknemers van 55 jaar en ouder afkomstig uit de bouw fors opgelopen. Dat wordt duidelijk uit tabel 17. Bij de groep 55-plus ligt het werkloosheidspercentage rond 17 procent, terwijl dit percentage voor werknemers in de leeftijd 35-45 jaar (gemiddelde leeftijd) in de uitvoerende bouw tegen de 10 ligt. Tabel 17: Percentage WW-uitkeringsgerechtigden uitvoerende bouw naar leeftijd, 2011-2012

Leeftijd 2011 2012 Mutatie in %

< 25 jaar 3 6 100%

25-35 jaar 4 9 125%

35-45 jaar 5 10 100%

45-55 jaar 7 12 71%

55-65 jaar 10 17 70%

Gemiddeld 6 11 83%

Bron: UWV

Oudere werklozen in de knel

Oudere werklozen die in de bouw hebben gewerkt, vonden in 2012 vanuit de WW minder vaak een nieuwe baan dan jongere werklozen, zo blijkt uit cijfers van UWV. Ongeveer 55 procent van de WW-uitkeringen van werknemers die 55 of ouder zijn, wordt wegens werkhervatting beëindigd. Bij werknemers tussen de 35 en 45 jaar ligt dat percentage met ongeveer 75 een stuk hoger. Zo’n 30 procent van de uitkeringen van oudere werknemers wordt om een andere reden beëindigd: (vervroegd) pensioen, arbeidsongeschiktheid of overlijden. Bij werknemers tussen de 35 en 45 jaar ligt dat percentage op ongeveer 10. Bovendien blijven oudere werknemers langer werkloos. Zo’n 35 procent van de WW-uitkeringen van die categorie wordt pas na meer dan een jaar beëindigd. Bij werknemers van 35 tot 45 jaar ligt dat met 10 procent een stuk lager. Wel hebben oudere werknemers langer rechten kunnen opbouwen dan jongere werknemers. Omdat herstel van de werkgelegenheid voorlopig nog op zich laat wachten, zal het voor oudere werklozen moeilijk zijn om na langdurige inactiviteit opnieuw een baan in de bouw te vinden. Naast de sociale problemen voor de betrokkenen levert dit ook schade voor de Nederlandse economie op, omdat productiecapaciteit gedurende een lange periode niet zal worden benut en er veel kennis en ervaring verloren gaat.

De bouwnijverheid 33

Page 35: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Het aantal WW-gerechtigden dat bouwgerelateerd is, ligt veel hoger dan de eerder geschetste aantallen. Dat wordt duidelijk uit tabel 18. Daarin wordt het totaal aantal bouwgerelateerde WW-gerechtigden getoond. Dat is inclusief werkzoekenden met een bouwberoep, die bijvoorbeeld afkomstig zijn uit de uitzendsector of de land- en tuinbouw. Ook worden hierin de WW-gerechtigden meegeteld die bijvoorbeeld als installateur of elektricien werkzaam waren. Tabel 18: WW-gerechtigden bouwgerelateerd, 2011-2012 UWV_Sector Beroepscategorie 2011-Q4 2012-Q4 Mutatie

2011-2012

Agrarisch bedrijf bouw-/Infraberoep 227 353 +56%

Bouwbedrijf alle beroepen 8.813 16.037 +82%

Uitzendbedrijf bouw-/Infraberoep 2.899 4.578 +58%

Schildersbedrijf alle beroepen 1.927 2.895 +50%

Stukadoorsbedrijf alle beroepen 636 1.052 +65%

Dakdekkersbedrijf alle beroepen 110 267 +143%

Mortelbedrijf alle beroepen 45 68 +51%

Steenhouwersbedrijf alle beroepen 25 41 +64%

Railbouw alle beroepen 104 181 +74%

Overige sectoren bouw-/Infraberoep 4.742 6.776 +43%

Totaal 19.528 32.248 +65%

Bron: Fundeon, op basis van UWV

In totaal is het aantal WW-gerechtigden bouw/Infra ruim 32.000. Dat betekent dat er naast de ruim 20.000 WW-gerechtigden uit de bouw (inclusief bijvoorbeeld schilders, stukadoors en dakdekkers, in tabel 20 aangeduid als ‘alle beroepen’) er ook 12.000 WW-gerechtigden met een bouwberoep zijn die uit een andere sector komen. Het totaal aantal bouwgerelateerde WW-gerechtigden is in 2012 ten opzichte van 2011 met 65 procent gestegen. Duidelijk wordt dat het aantal WW’ers dat uit de bouwsector komt, met 82 procent veel sterker is gestegen dan het aantal WW’ers met een bouw- of Infraberoep uit andere sectoren. Zo steeg het aantal WW'ers bouw dat in de uitzendsector heeft gewerkt, met een kleine 60 procent. Tabel 19 laat zien voor welke beroepen de meeste WW'ers staan ingeschreven en in welke beroepen de toename van het aantal WW'ers het grootste is geweest. Getoond worden de beroepen waarvoor eind 2012 meer dan honderd WW'ers stonden ingeschreven. Als de groep ‘overig’ buiten beschouwing wordt gelaten, staan de meeste WW'ers ingeschreven voor de beroepen timmerkracht (4.388) en metselaar (1.886). In deze beroepen is ook de toename van het aantal WW'ers in 2012 erg groot (meer dan 100 procent).

De bouwnijverheid 34

Page 36: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Tabel 19: WW-gerechtigden naar beroep, sector bouwbedrijf respectievelijk alle sectoren, 2011 en 2012 (vierde kwartaal) Sector Bouw Totaal

2011 Q4 2012 Q4 Mutatie in %

2012 Q4

overig 3.096 4.744 +53%

timmerkracht 1.956 4.388 +124% 6.976

metselaar 936 1.886 +101% 2.600

uitvoerder bouw 444 834 +88% 1.209

assistent bouw en Infra 412 572 +29% 1.526

middenkaderfunctionaris bouw en Infra 186 492 +165% 2.289

leidinggevend hoger 243 458 +88% 1.568

straatmaker 287 442 +54% 525

machinist 189 383 +103% 978

tegelzetter 106 243 +129% 398

vakman Infra gww 116 184 +59% 304

betontimmerman 106 182 +72% 375

voeger 118 165 +40% 280

bouwkundige 97 152 +57% 709

restauratiemedewerker 48 123 +156% 172

wegmarkeerder 114 123 +8% 143

dakdekker 63 111 +76% 321

betonstaalverwerker 65 111 +71% 287

Bron: Fundeon, op basis van UWV

3.1.2. Niet-werkende werkzoekenden (NWW’ers) De niet-werkende werkzoekenden (NWW’ers) die bij UWV staan ingeschreven, vormen een (deels) andere populatie dan de WW-gerechtigden. Zo kunnen WW’ers wel een uitkering hebben, maar niet actief op zoek zijn naar werk. Ook bijstandsgerechtigden, positieverbeteraars of met werkloosheid bedreigde werknemers kunnen bij UWV ingeschreven staan. Het aantal WW’ers en de ontwikkeling van dit aantal zijn de beste graadmeter voor de omvang en ontwikkeling van de werkloosheid. Het NWW-bestand biedt de mogelijkheid om gedetailleerder in te gaan op de samenstelling van de groep werkzoekenden. De NWW-gegevens kunnen ook worden gebruikt om een verhouding te schetsen tussen het aantal niet-werkende werkzoekenden en het aantal vacatures, naar beroep bijvoorbeeld. Tabel 20 laat de ontwikkeling van het aantal NWW’ers met een bouwberoep naar opleidingsniveau zien. De tabel maakt duidelijk dat de crisis de elementaire beroepen het minst zwaar heeft getroffen. De groei van het NWW-bestand voor die beroepen is met 11 procent veel lager dan het gemiddelde voor alle bouwgerelateerde beroepen. De hogere bouw-, weg- en waterbouwberoepen zijn zwaar getroffen. De groei van het aantal NWW’ers is met 62 procent hoog. De toename van NWW’ers voor elektrotechnische beroepen blijft achter bij de andere beroepsgroepen. Opvallend is dat het aantal bij UWV ingeschreven werkzoekend en gedeeltelijk arbeidsgeschikten over de hele linie zeer fors is toegenomen.

De bouwnijverheid 35

Page 37: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 36

Tabel 20: NWW-bestand bouw naar beroepsgroep, 2011 en 2013 NWW Gedeeltelijk arbeidsgeschikten

2011 2013 Mutatie in %

2011 2013 Mutatie in %

Elementair bouw 5.041 5.620 11% 256 856 234%

Lager bouwkundig 17.527 28.696 64% 508 2.028 299%

Middelbaar bouwkundig 8.319 11.445 38% 238 913 284%

Hoger bouwkundig 1.815 2.933 62% 45 168 273%

Lager weg- en waterbouwkundig 2.978 4.078 37% 81 321 296%

Middelbaar weg- en waterbouwkundig 1.334 2.159 62% 27 106 293%

Hoger weg- en waterbouwkundig 368 570 55% 6 37 517%

Lager elektrotechnisch (niet automatisering) 1.554 1.920 24% 80 358 348%

Middelbaar elektrotechnisch (niet automatisering)

3.598 4.426 23% 104 361 247%

Hoger elektrotechnisch 607 621 2% 5 32 540%

Wetenschappelijk bouwkundig 829 890 7% 6 26 333%

Bron: UWV

Op basis van UWV-gegevens valt ook een beeld te schetsen van de spanning op de arbeidsmarkt naar beroep. Daarvoor heeft UWV de spanningsindicator ontwikkeld. Deze indicator is het verhoudingsgetal tussen het totaal aantal openstaande vacatures11 aan de ene kant en het aantal ingeschreven NWW’ers dat korter dan zes maanden niet-werkend is aan de andere kant. Tabel 21 maakt duidelijk voor welke beroepen er veel aanbod (van NWW’ers) is tegenover een gering aantal vacatures (ruime arbeidsmarkt) óf veel vacatures tegenover weinig ingeschreven NWW’ers (krappe arbeidsmarkt). De spanningsindicator geeft dus een goede indicatie van overschotten en tekorten. Het beeld in tabel 21 is divers. De beroepen zijn gerangschikt naar het hoogste aantal vacatures. De vraag naar assistent-onderhoudsmedewerkers is in vergelijking met het aantal ingeschreven NWW’ers voor dat beroep groot. Dat bleek ook al uit de beperkte toename van WW-gerechtigden voor dit beroep. Daarentegen is de arbeidsmarkt voor andere lagere en middelbare bouwplaatsberoepen zeer ruim te noemen. De vraag naar werkenden in de elektrotechniek en installatietechniek op middelbaar niveau is relatief behoorlijk. De arbeidsmarkt voor deze beroepen is krap.

11 Het totaal aantal openstaande vacatures is gebaseerd op Jobfeed. Dit bestand met internetvacatures is ontdubbeld,

herwogen en opgehoogd naar het totaal aantal openstaande vacatures volgens het CBS.

Page 38: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Tabel 21: Spanningsindicator bouw Beroepen met een (zeer) krappe arbeidsmarkt Beroepen met een (zeer) ruime arbeidsmarkt

KRAP 1. assistent onderhoudsmedewerker (schilder-, metsel-,

timmerwerk, eigen gebouw; elementair) 2. uitvoerder weg- en waterbouw 3. weg- en waterbouwkundig opzichter (middelbaar) 4. manager bouw, bouwinstallatiebedrijven 5. elektrotechnisch monteur, installateur (zwakstroom) 6. elektronicamonteur (middelbaar) 7. tekenaar elektrotechniek; tekenaar-constructeur

elektrotechniek (middelbaar) 8. installateur beveiligingsinstallaties

KRAP-GEMIDDELD 9. uitvoerder bouw en -installatiewerk 10. landmeettechnicus, weg- en waterbouwkundig

tekenaar; cartografisch, landmeetkundig tekenaar, weg- en waterbouwkundig tekenaar-constructeur (middelbaar)

11. bouwkundig tekenaar-constructeur (hoger), bouwkundig bestekschrijver

12. projectleider weg- en waterbouw ( hoger)

RUIM-ZEER RUIM 1. sjouwer, opperman 2. hulparbeider wegenbouw, grondwerk 3. betontimmerman, parketvloerenlegger, monteur

systeembouw; bouwvaktimmerman (lager) 4. metselaar, tegelzetter, voeger, steenbewerker 5. huisschilder, verfspuiter 6. steigermaker 7. betonwerker, -productenmaker, -ijzervlechter;

cement- en andere minerale productenmaker 8. schilder-behanger 9. wegenbouwarbeider, grondwerker bouw,

straatmaker 10. allround loodgieter 11. onderhoudsloodgieter,

verwarmingsonderhoudsmonteur 12. bouwkundig tekenaar-constructeur (middelbaar) 13. sanitair-, verwarmingsinstallateur (aanleg en

onderhoud); gas-, pijpfitter 14. bouwcalculator (middelbaar) 15. assistent uitvoerder bouw; bouwkundig

werkvoorbereider (middelbaar) 16. decor-, markiezen-, rolluikentimmerman;

bouwvaktimmerman (middelbaar) 17. hei-, grondverzet-, wegenbouwmachinist 18. bouwkundig projectleider (hoger) 19. binnenhuisarchitect; architect, bouwkundig

ontwerper-constructeur (hoger) 20. weg- en waterbouwkundig ontwerper-

constructeur, verkeersplanoloog (hoger) 21. stedenbouwkundige; architect, bouwkundig

ontwerper-constructeur (wetensschappelijk) 22. elektricien-installateur (bouwnijverheid)

Bron: UWV

3.2. Toekomst: tot 2016 en daarna

Het ROA doet een prognose voor de arbeidsmarktsituatie tot 2016. Dat het aantal vacatures in de bouw na 2014 behoorlijk stijgt en de uitstroom uit het onderwijs afneemt, wordt weerspiegeld in de arbeidsmarktsituatie in 2016 zoals die in tabel 22 wordt weergegeven. De tabel beschrijft of voor een bepaald beroep of beroepsgroep tot 2016 (enige) knelpunten voor werkgevers mogen worden verwacht. Tabel 22: Knelpunten arbeidsmarkt bouw 2016 naar ROA-beroepsgroep

Aantal werkenden

2012 (x 1.000)

Baanopeningen tot

2016

(x 1.000)

Knelpunten

2016

Beroep

Bouwvakkers 175 48 Groot

Aannemers en installateurs 180 62 Groot

Architecten en bouwkundige projectleiders 50 19 Groot

Weg- en waterbouwkundige arbeiders 20 4 Enige

Weg- en waterbouwkundige vakkrachten 30 16 Enige

Weg- en waterbouwkundige projectleiders en ontwerpers 10 3 Groot

Weg- en waterbouwkundigen (academisch) 26 13 Zeer groot

Monteurs 193 58 Groot

Elektronicamonteurs 8 4 Groot

Elektromonteurs 84 23 Groot

Bron: ROA (2011), Arbeidsmarkt naar opleiding en beroep 2016

De bouwnijverheid 37

Page 39: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Het ROA verwacht voor de twee grootste beroepsgroepen in de bouw, bouwvakkers (timmerlieden en metselaars et cetera) en aannemers en installateurs (samen goed voor 53 procent), in 2016 grote knelpunten in de personeelsvoorziening. Het zal voor werkgevers lastig worden om voor deze beroepen geschikt personeel te vinden. Hier liggen dus kansen voor (toekomstige) werkzoekenden die bereid en in staat zijn een bouwopleiding te volgen. De beroepsgroep van aannemers en installateurs is omvangrijk. Naast allround onderhoudsmedewerkers en loodgieters vallen er bijvoorbeeld ook specialistische installatieberoepen en een deel van het kader- en UTA-personeel onder. Ook voor de beroepsgroep elektromonteurs zal een groot knelpunt ontstaan. Hetzelfde geldt voor hoger opgeleide weg- en waterbouwkundigen. Ook voor de weg- en waterbouwkundige vakkrachten, monteurs en architecten verwacht het ROA knelpunten. Het gaat hierbij om beroepen waarvoor een mbo-3 of -4, of een hbo- of academische opleiding vereist is. In de afbouw en b&u zijn de knelpunten op de lagere niveaus groter dan in de infratechniek. De bezuinigingen leiden tot minder investeringsimpulsen in de Infra, waardoor het aantal knelpunten geringer is.

Instroom vanuit opleidingen niet genoeg om aan vervangingsvraag te voldoen

De vervangingsvraag in de bouw ligt gemiddeld op 10 procent van alle werknemers per jaar. Op dit moment bedraagt de instroom van nieuwe leerlingen slechts een derde van de vervangingsvraag. Het feit dat er nu nog geen arbeidsmarktkrapte wordt ervaren, kan dus geheel worden toegeschreven aan de gestagneerde bouwproductie. Wanneer deze weer op gang komt, ongeacht in welk jaar dat precies gebeurt, zal de krapte zich vrij snel doen voelen. Daarbij geldt dat ook als door gunstigere arbeidsmarktperspectieven de populariteit van bouwopleidingen weer toeneemt, de instroom nog steeds onvoldoende zal zijn om de krapte op te vangen. Het is belangrijk op te merken dat het niet noodzakelijk is dat de bouw weer op de oude productieniveaus terugkomt. Een kentering van dalende naar licht groeiende productie is waarschijnlijk al voldoende. Hoewel over de hele linie tekorten worden verwacht, zullen die volgens APE het hoogst zijn in vmbo- en mbo-opgeleid personeel.

Bron: APE, Bouwen aan de toekomst (2012)

De bouwnijverheid 38

Page 40: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 39

Page 41: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 40

UWV heeft het CBS gevraagd voor alle sectoren aan te geven door wie vacatures worden vervuld: et-

ers

abel 23: Instroomprofiel sector Bouw naar herkomst 2009-2010

4.1. Instroomprofiel bouw

werknemers uit een andere sector, schoolverlaters, zelfstandigen, uitkeringsgerechtigden of door niuitkeringsgerechtigden (NUG). Ook is gevraagd wat de persoonskenmerken van deze nieuwe werknemin de bouw zijn. Tabel 23 beperkt zich tot de intersectorale mobiliteit, dus de mobiliteit van buiten de bouw naar een baan in de bouw. T

% van de instroom 2009-2010

bouw

Totaal

alle sectoren

Niveau

bouw t.o ere.v. and

sectoren

Trend

bouw

2000-2010

Andere sector

w.v. zakelijke dvl. 15%

uitzend 12%

groothandel 6%

Metalektro 5%

Overige industrie 5%

70 55 Zeer hoog ++

++

-

-

-

+

Schoolverlaters* 10 17 Zeer laag -

NUG/overig 10 14 Laag --

Uitkering

WW

AO-uitkering

bijstand

andere uitkering

7

4

1

1

1

11

6

1

2

2

Laag

Laag

Gemiddeld

Laag

Laag

-

-

--

-

-

Zelfstandigen 3 3 Gemiddeld 0

Pensioen/vut 0 0 n.v.t.

TOTAAL 100 100

Bron: CBS, bewerking UWV

bel 23 maakt duidelijk dat de bouw vooral werknemers aantrekt uit andere sectoren. In 2010 was dat

voor

Tabij maar liefst 70 procent het geval. De zakelijke dienstverlening, waaronder ook de uitzendbureaus vallen, is de grootste leverancier. Het percentage van 70 is veel hoger dan het landelijke gemiddelde alle sectoren; bovendien is dit aandeel tussen 2000-2010 ook nog gestegen. In de sector lopen ook initiatieven om deze zij-instroom op peil te houden. Komindebouw.nl

Komindebouw.nl is dé nummer 1 vacaturebank voor de bouw- en infrasector van Nederland. Voor het online werven van een nieuwe medewerker binnen de bouw- en infrasector maakt een groeiend aantal ondernemingen gebruik van komindebouw.nl. Vacatures, stageplaatsen en leerwerkplekken komen direct van aannemers, architecten- en ingenieursbureaus, woningcorporaties, overheden en andere werkgevers binnen de bouw- en infrasector. Een van de kernpunten van Komindebouw.nl is transparantie in de arbeidsmarkt. Komindebouw.nl staat voor een rechtstreeks contact tussen werkgevers en kandidaten, dus zonder tussenkomst van een uitzendbureau of intermediair. De website van Komindebouw.nl is op 23 april 2008 online gegaan. In bijna vijf jaar is zowel de website als de organisatie achter Komindebouw.nl gegroeid. De kracht van het portaal is dat wordt samengewerkt met branchebepalende organisaties. Daarmee wordt de 'sector' direct betrokken in de ontwikkeling en marketing van het portaal. Bouwend Nederland, CNV Vakmensen en FNV Bouw zijn inmiddels vaste relaties. Verder werkt komindebouw.nl samen met de Aannemersfederatie, de Fosag, NVAf, VSB en andere partijen. Komindebouw.nl functioneert als een flexibele netwerkorganisatie die snel en adequaat op veranderingen in de markt kan reageren.

Meer informatie op: www.komindebouw.nl

4. Kansen

Page 42: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Tegenover deze omvangrijke instroom uit andere sectoren staat dat maar weinig uitkeringsgerechtigden een baan in de bouw vinden. Zo is het aandeel in de instroom van WW'ers met 4 procent vrij laag en is het ook nog eens gedaald. Het aandeel van niet-uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapten in de instroom is zeer sterk afgenomen. Ook is het aandeel schoolverlaters laag en tussen 2000 en 2010 afgenomen. Wel past hierbij de kanttekening dat veel bbl-leerlingen vanuit een leerwerkbaan instromen naar een vast dienstverband bij een werkgever. Fundeon schat dat het hierbij om circa 75 procent van de schoolverlaters niveau 2 gaat. Deze leerwerkbanen komen niet tot uitdrukking in de cijfers van het CBS. De persoonskenmerken van instromers zijn weergegeven in tabel 24.

Tabel 24: Instroomprofiel sector Bouw naar persoonskenmerken, 2009-2010

% van de instroom 2009-2010

bouw

Totaal

alle sectoren

Niveau

bouw

Trend

bouw

2000-2010

Migrant (bv MOE-lander) 2 3 Laag 0

M 85 54 Zeer hoog -

V 15 46 Zeer laag +

15-25 29 29 Gemiddeld --

25-45 48 49 Gemiddeld +

45-55 17 16 Gemiddeld +

55-65 7 6 Gemiddeld ++

Vanuit NWW-bestand 7 10 Laag

Autochtoon 86 76 Hoog +

Allochtoon (westers, niet-westers) 14 24 Laag -

Totale instroom 41.920 1.062.790

Waarvan uit andere sector 29.170 597.600

Instroom in % van de werkgelegenheid 12,1% 16,4% Laag

Bron: CBS, bewerking UWV

Het aandeel ouderen is weliswaar vergelijkbaar met dat in andere sectoren, maar is tussen 2000 en 2010 zeer sterk gestegen. Het aandeel jongeren is juist zeer sterk gedaald. De tabel laat ook zien dat zo’n 2 procent van de instromers uit migranten bestaat. Dit zijn vooral MOE-landers. Hun aandeel ligt in werkelijkheid – zoals eerder beschreven – veel hoger, omdat zij meestal geen dienstbetrekking bij een bouwbedrijf hebben, maar voor een uitzendbureau of als zzp’er werken. Ook het aandeel allochtonen is laag en zelfs afgenomen tussen 2000 en 2010. In 2010 zijn er ruim 29.000 nieuwe werknemers in de bouw begonnen. Ten opzichte van de omvang van de werkgelegenheid bedraagt de instroom in dat jaar ruim 12 procent. Dat is een stuk lager dan in andere sectoren; de instroom voor alle sectoren tezamen bedroeg in 2010 ruim 16 procent. Ook hierbij geldt dat de instroom via leerwerkbanen omvangrijk is en niet in de cijfers tot uitdrukking komt.

4.2. Kansen voor schoolverlaters

Dat de werkgelegenheid in de bouw over de hele linie onder druk staat, komt ook tot uitdrukking in het aantal kwalificaties waarvan de stichting Samenwerkingsverband Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) inschat dat er een goede (meer dan gemiddelde) stagemogelijkheid is.

De bouwnijverheid 41

Page 43: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Kans op werk en kans op stage

SBB publiceert voor alle mbo-kwalificaties van alle kenniscentra de kans op werk en de kans op stage, ook regionaal (zie www.kansopwerk.nl, www.kansopstage.nl). Kans op werk toont de toekomstige kansen voor de afgestudeerde mbo'er (op alle vier opleidingsniveaus) in ruim zeshonderd beroepen. Het gaat om de kans voor een schoolverlater om een baan te vinden in het verlengde van zijn opleiding. Er wordt bekeken wat die kans is als de student nu met de opleiding begint en deze binnen de normale studieduur afrondt. Gaat het om een tweejarige opleidingen, dan gaat het dus om de kans op werk over twee jaar. Gaat het om een opleiding van 3 jaar, dan laat kans op werk het perspectief op een baan over 3 jaar zien. Kans op stage laat zien wat op dit moment de kans is om een stage of leerbaan te vinden voor de meer dan zeshonderd beroepsopleidingen in het mbo. Het toont of studenten dit jaar moeilijk of gemakkelijk een stage of leerbaan kunnen vinden.

Tabel 25 laat de kwalificaties met een (zeer) goede kans op werk zien, volgens de inschattingen van SBB en de kenniscentra Fundeon, Kenteq en Savantis. Tabel 25: Kwalificaties met een (zeer) goede kans op werk

Kwalificatie Niveau

Kans op stage

2013

Kans op werk na opleiding

Monteur gas, water, warmte 2 Bouw en Infra +/= +

Monteur data/elektra 2 Bouw en Infra +/= +

Eerste monteur gas, water, warmte 3 Bouw en Infra +/= +

Middenkaderfunctionaris 4 Bouw en Infra = +/=

Technicus data/elektra 4 Infratechniek = +

Technicus gas/warmte 4 Infratechniek = +

Technisch tekenaar 3 Werkvoorbereiden = +

Tekenaar-constructeur 4 Werkvoorbereiden = +

Werkvoorbereider fabricage 4 Werkvoorbereiden = +

Werkvoorbereider installatie 4 Werkvoorbereiden = +

Tekenaar-werkvoorbereider 4 Werkvoorbereiden = +

Opmeter 3 Werkvoorbereiden = +

Servicetechnicus elektrotechniek 4 Serviceapparatuur en installaties = +

Servicetechnicus koudetechniek 4 Serviceapparatuur en installaties = +

Servicetechnicus installatietechniek 4 Serviceapparatuur en installaties = +

Servicetechnicus werktuigbouwkunde 4 Serviceapparatuur en installaties = +

Technicus 4 Middenkader engineering = +

Commercieel technicus 4 Middenkader engineering = +

Allround ondernemer klussenbedrijf 3 Onderhoud en verbouwbedrijf = +

- Creatieve en ambachtelijke techniek

- Afbouw en onderhoud Bron: SBB, bewerking UWV

Legenda

+ Goede kansen

+/= Ruim voldoende kansen

= Evenwicht in kansen

=/- Matige kansen

- Geringe kansen

In de bouw en Infra bieden drie kwalificaties (monteur gas/water/warmte en data/elektra) een goede kans op werk en eveneens drie kwalificaties ruim voldoende kansen op een stageplaats. Net als de andere sectoren hebben de Infra-deelnemers op dit moment moeite een stage- of leerwerkplek te vinden. Positieve uitzondering vormen de monteurs infratechniek (data/elektra, gas/water/warmte) die dankzij inspanningen van de nutsbedrijven aan de slag kunnen in het onderhoud aan kabels en leidingen. De kans op werk is eveneens positief voor de monteurs in de ondergrondse netwerken die bij gebrek aan nieuwbouw worden ingezet voor onderhoudswerkzaamheden. Hoewel de beroepspraktijkvormingsmarkt voor de meeste bouw- en Infra-opleidingen op dit moment matig tot gering is, kunnen deelnemers voor de opleiding middenkaderfunctionaris (bol 4) nog redelijk worden geplaatst. Voor deze functie zijn de

De bouwnijverheid 42

Page 44: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

vooruitzichten op werk behoorlijk tot goed. De vooruitzichten zullen waarschijnlijk alleen nog maar beter worden omdat Fundeon nu al een verschuiving van bouwplaatspersoneel naar uitvoerend technisch personeel ziet. In de installatietechniek bieden vijftien kwalificaties een goede tot zeer goede kans op werk, met name op niveau 4. Voorbeelden zijn servicetechnicus koudetechniek, installatietechniek en elektrotechniek. Er is voor deze beroepen op dit moment evenwicht tussen de behoefte naar en aanbod van stageplaatsen. In de afbouw, onderhoud en hen de creatieve en ambachtelijke techniek(glas) zijn er geen kwalificaties die een (zeer) goede kans op werk laten zien. Het sombere beeld verbetert de komende jaren aanzienlijk. Vanwege een toenemende vervangingsvraag, aantrekkende bouwproductie en een tekort aan instroom uit het onderwijs nemen de knelpunten voor werkgevers na 2014 in rap tempo toe. ROA verwacht in 2016 goede tot zeer goede instroomperspectieven voor schoolverlaters in de bouw (tabel 26). Tabel 26: instroomperspectieven schoolverlaters 2016

Opleiding Knelpunten 2016 Arbeidsmarktperspectief 2016

vmbo bouw zeer groot zeer goed

vmbo installatietechniek groot goed

vmbo elektrotechniek groot goed

mbo bouw groot goed

mbo grond- weg- en waterbouw groot goed

mbo installatietechniek geen slecht

mbo werktuigbouw en mechanische techniek groot goed

mbo elektrotechniek groot goed

hbo bouwkunde enige redelijk

hbo civiele techniek groot goed

hbo werktuigbouwkunde groot goed

hbo elektrotechniek groot goed

wo bouwkunde zeer groot zeer goed

wo civiele techniek groot goed

wo werktuigbouwkunde zeer groot zeer goed

wo elektrotechniek vrijwel geen matig Bron: ROA (2011), Arbeidsmarkt naar opleiding en beroep 2016

Enige uitzondering is volgens ROA het mbo installatietechniek. Daar zouden geen knelpunten te verwachten zijn en zou het arbeidsmarktperspectief slecht zijn. Dit beeld wordt door de sector evenwel niet herkend en is ook strijdig met de gegevens over kans op werk en kans op stage. In de kaders worden enkele voorbeelden belicht van innovatieve en inspirerende opleidings- en loopbaanprojecten in de bouw. Espeq in Noord-Holland is een voorbeeld van een regionaal opleidingsbedrijf.

Meer informatie: www.espeq.nl

De bouwnijverheid 43

Page 45: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Loopbaantraject Bouw & Infra biedt omscholing

Het Loopbaantraject Bouw & Infra geeft werknemers in de bouw en Infra de mogelijkheid om zich om te scholen naar een ander beroep. Dat kan een stap hogerop zijn, maar ook een stap opzij. In de meeste gevallen wordt omgeschoold naar een andere functie in de bouw- en infrasector. Alleen wanneer er sprake is van gezondheidsproblemen kan de deelnemer zich laten omscholen naar een beroep buiten de sector. Een onderzoek door een arboarts bepaalt of de werknemer het risico loopt om binnen vier jaar uit te vallen. Het doel van het Loopbaantraject is echter om zoveel mogelijk werknemers te behouden voor de bouw- en infrasector. Het Loopbaantraject Bouw & Infra is voor iedereen van elke leeftijd, elk niveau en met of zonder diploma. De enige voorwaarde is dat de deelnemer werkt volgens de cao voor de Bouwnijverheid en de werkgever premie voor hem afdraagt aan het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid (O&O-fonds). Een werknemer kan zich één keer in de vijf jaar aanmelden voor een loopbaantraject. Tijdens een loopbaantraject biedt de trajectadviseur ondersteuning. Deze bekijkt samen met de deelnemer welke functie bij de deelnemer past en welke opleiding of cursus daarvoor nodig is. Een opleiding volgen via het Loopbaantraject kan alleen bij een volledige loopbaanstap. Taken en verantwoordelijkheden van de huidige functie moeten verschillen van de nieuwe functie. Belangrijk is dat een loopbaantraject vrijwillig en individueel is.

Meer informatie op: www.fundeon.nl/loopbaantraject.

4.3. Kansen voor niet-werkende werkzoekenden

Op basis van zijn polisadministratie heeft UWV in kaart gebracht in welke sector NWW'ers afkomstig uit de bouw een nieuwe bestemming vinden. Tabel 27 toont de resultaten.

Tabel 27: NWW'ers ex-bouw naar bedrijfstak van bestemming, 2010 en 2011 2010 2011

Aantal NWW Aantal NWW

Totaal 18.579 16.252

Bedrijfstak na NWW

Bouwnijverheid 7.891 7.126

Financiële en zakelijke dienstverlening 5.475 3.825

Industrie en delfstoffen 822 620

Handel 763 490

Overige sectoren 976 707

Niet in polis 2.652 3.484

Bron: UWV

Tabel 27 laat zien dat de meeste ex-werknemers uit de bouw in diezelfde bouw weer een nieuwe baan vinden. In 2010 gold dat voor bijna 8.000 NWW’ers en in 2011 voor ruim 7.000. De financiële en zakelijke dienstverlening, waaronder ook de uitzendsector valt, is ook een populaire bestemming, maar het aantal NWW’ers dat hier in 2011 een nieuwe baan vond, is wel met ruim 1.500 afgenomen. Ex-werknemers uit de bouw komen nauwelijks in andere dan de twee genoemde bedrijfstakken aan het werk. Het aantal NWW’ers dat (als werknemer) weer aan het werk is gekomen, is in een jaar tijd met meer dan 2.000 gekrompen. In deze cijfers is niet meegenomen in hoeverre NWW’ers als zelfstandige aan het werk gaan. Daarover zijn geen cijfers bekend. Het aantal NWW’ers dat vanuit de bouw in een andere sector een baan vindt, is veel groter dan het aantal NWW’ers dat niet in de bouw werkte maar daar in 2010 of 2011 wel werk in vond. Dit wordt getoond in tabel 28. Alleen de instroom van NWW‘ers die in de zakelijke dienstverlening (inclusief uitzenden) hebben gewerkt, kent een substantiële omvang. De totale omvang van de instroom van NWW’ers uit een andere sector is de afgelopen jaren zeer beperkt gebleven. Na de crisis liggen hier groeiperspectieven.

De bouwnijverheid 44

Page 46: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Tabel 28: instroom van NWW’ers vanuit andere sector in de bouw, 2010 en 2011

2010 2011

Aantal NWW Aantal NWW

Totaal 4.272 3.673

Bedrijfstak voor NWW

Zakelijke dienstverlening 2.068 1.870

Handel 530 510

Industrie 595 429

Overige sectoren 618 543

Niet in polis 461 321

Bron: UWV

Oudere werkzoekende vakkrachten straks hard nodig

Het is volgens Fundeon de vraag of metselaars en timmermannen boven de 45 jaar terug zullen keren in het arbeidsproces als de bouwproductie aantrekt. Is dat niet het geval en herstelt de instroom van leerlingen zich onvoldoende, dan verliest de bedrijfstak gekwalificeerd personeel. Daarmee dreigt er zowel een kwantitatief als een kwalitatief tekort aan arbeidskrachten. Kwantitatief omdat er onvoldoende arbeidskrachten zullen zijn om straks aan de vraag te kunnen voldoen en kwalitatief omdat oudere vakkrachten verdwijnen en er onvoldoende aanbod komt vanuit de vakopleiding. Met de oudere werknemers verdwijnen ook de leermeesters die onmisbaar zijn voor de begeleiding van leerlingen. Om het opleiden in de praktijk, waaraan de bedrijfstak hecht, voor de toekomst veilig te stellen is het volgens Fundeon nodig om oudere werknemers te behouden voor en terug te leiden naar de arbeidsmarkt. Daarnaast moet de bedrijfstak inzetten op zij-instroom zoals dat in de Infra al jaren gebruikelijk is. Dit zal niet eenvoudig zijn, want er zijn nu al technische sectoren die met tekorten kampen en in dezelfde vijver vissen. Bovendien zal de beroepsbevolking vanaf 2020 krimpen als gevolg van demografische ontwikkelingen. Daardoor krijgen alle sectoren met hetzelfde probleem te maken en zullen ze allemaal hun best doen om de schaarse arbeidskrachten voor zich te winnen.

Bron: Fundeon, 2013

In de kaders worden enkele voorbeelden gegeven van projecten en activiteiten die mensen met afstand tot de arbeidsmarkt kansen willen bieden.

Handleiding social return voor opdrachtnemers in de bouw en Infra

TNO heeft in opdracht van de Commissie Arbeidsmarktzaken van de cao-partners in de bouw een handleiding social return geschreven. De inhoud van deze handleiding is gebaseerd op onderzoek van TNO, interviews met vijf bouw- en infrabedrijven die er ervaring mee hebben en suggesties van sociale partners.

Social return betekent dat een opdrachtgever met opdrachtnemers afspraken maakt over het leveren van een bijdrage aan werk(ervaring) voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Dit gebeurt vooral bij inkoop en aanbesteding van werken en diensten, soms ook van leveringen. Vooral overheden passen social return toe. Woningbouwverenigingen beginnen er nu mee. Vaak gaat het om een verplichting, maar niet altijd. Het bekendste voorbeeld is de 5-procent-regeling. Die houdt in dat een opdrachtnemer 5 procent van de aanneem- of loonsom moet besteden aan het inzetten van uitkeringsgerechtigden. Overheden zoals het Rijk (ministeries, Rijkswaterstaat en Rijksgebouwendienst), provincies, waterschappen en gemeenten hanteren social return vooral bij aanbestedingen waarbij dit relatief eenvoudig te realiseren is omdat ze veel lager geschoold werk bevatten. Dat is bijvoorbeeld het geval in de bouw, onderhoud, groenvoorziening, schoonmaak, catering en zorg. De handleiding social return biedt praktische tips en trucs en is te vinden op: http://www.tno.nl/downloads/handleiding_social_return_werkgevers_bouw_infra1.pdf

De bouwnijverheid 45

Page 47: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

150 mensen aan het werk in bouw, metaal en schildersbranche

In 1,5 jaar tijd moeten 150 deelnemers (opnieuw) een baan hebben als schilder, stukadoor, elektrotechnicus of bouwvakker door het project 'Versterken brede leerwerkomgeving Gelderland'. Jonge en oudere werknemers die nu werkloos thuis zitten of werkloos dreigen te worden, kunnen aan het project deelnemen. De provincie Gelderland subsidieert het project.

De coöperatieve vereniging Schilder^sCOOL Zutphen werkt hiervoor samen met ROC Aventus en de opleidingsbedrijven van de bouw, metaal, installatiewerk, schilders en stukadoors. Gedeputeerde Jan Jacob van Dijk: ‘We weten dat straks alle vakkrachten hard nodig zijn. De vraag naar gekwalificeerd personeel in de techniek neemt fors toe. Daarom is het een uitstekend initiatief dat de opleidingsbedrijven gezamenlijk investeren in behoud van en het opleiden van nieuwe vakkrachten.’ Het project richt zich specifiek op potentiële werknemers die geen werk hebben en nu een WW-uitkering of een bijstandsuitkering hebben. Ook mensen met enige afstand tot de arbeidsmarkt kunnen voor scholing en een baan in aanmerking komen. Leeftijd is daarbij ondergeschikt. De motivatie van de deelnemer en de deelname aan werk staan voorop. De eerste aanmeldingen voor het project zijn al binnen. In het project volgen werknemers onderwijs in meerdere disciplines en werkzaamheden die op de bouw uitgevoerd worden. De leerlingen zijn extra aantrekkelijk voor de werkgevers doordat ze meerdere facetten leren. Door de daling van het aantal opdrachten en de daarmee afnemende inkomsten, zien de bouw en aanverwante bedrijfstakken zich op dit moment genoodzaakt personeel te ontslaan. Dit terwijl op (middel)lange termijn, mede als gevolg van de pensionering van grote groepen werknemers en steeds lager aantal jongeren dat voor techniek kiest, de vraag naar gekwalificeerd personeel in de sector techniek juist zal toenemen.

www.Gelderland.nl, 4 juni 2012

Bouwvakker vindt snel weer baan na ontslag De werkgelegenheid in de bouw is in de regio Achterhoek met 8 procent flink hoger dan het landelijk gemiddelde: 5 procent. Maar dat betekent ook dat de malaise in de bouw in deze regio extra hard aankomt. Verbeteringen lijken er voorlopig niet te komen. 11.000 Achterhoekers werken nu nog in de bouw. Het UWV Werkbedrijf verwacht dat dit aantal verder daalt. Door 18 faillissementen in de Achterhoekse bouwsector zijn dit jaar 454 medewerkers ontslagen. Maar veel bouwvakkers vinden snel weer werk in andere sectoren. 'Ik vrees dat we er nog niet zijn qua aantallen ontslagen', zegt Henk Korten, vestigingsmanager van het UWV in de Achterhoek. 'We kunnen moeilijk peilen waar het dieptepunt in de bouw zal liggen. Pas als de wereldhandel en de export aantrekken, zal dat een gunstige uitstraling hebben op de bouwsector.' Hoewel er geen reden is voor tevredenheid over de huidige gang van zaken in de bouw, geven de cijfers van het UWV Werkbedrijf ook positieve signalen af. Honderden bouwvakkers hebben de afgelopen anderhalf jaar werk gevonden in andere sectoren. 'Het is niet precies na te gaan in welke sector die mensen nieuw werk hebben gevonden. Wel zijn het in hoofdzaak technische beroepen, maar ze komen ook in de handel terecht', zegt Henk Korten. 'We hadden niet verwacht dat zoveel bouwvakkers zo snel weer werk zouden vinden.' Veel bouwvakkers steken volgens hem 'horizontaal' over naar een andere werkgever. Zonder dus lange tijd 'in een uitkering' te zitten. Korten snapt wel dat bouwvakkers snel weer een baan vinden. 'Weliswaar daalt het aantal vacatures in de Achterhoek, maar werkgevers in diverse sectoren, vooral in de techniek, hebben problemen bij het aantrekken van nieuwe medewerkers. De beroepsgroep bouwvakkers heeft in de Achterhoek het imago van "mouwen opstropen". Bouwvakkers staan bij andere werkgevers te boek als ongecompliceerde werknemers. Die willen ze graag hebben.'

De Stentor / Gelders Dagblad, 17-10-2012

4.4. Uitstroomkansen

In opdracht van UWV heeft het CBS voor twintig sectoren een uitstroomprofiel opgesteld. Daarin wordt beschreven welke bestemming werknemers uit de bouw hebben gevonden: een baan in een andere sector, pensioen, uitkeringsgerechtigd et cetera. De gegevens hebben betrekking op het (crisis-)jaar 2010. Tabel 29 toont de resultaten voor de bouw. De helft van de ex-werknemers uit de bouw heeft een baan in een andere sector gevonden. Dat ligt iets onder het gemiddelde voor alle sectoren. Uitzendbureaus (12 procent) en de overige zakelijke dienstverlening (9 procent) vormen de belangrijkste bestemmingssectoren. De uitstroom naar een uitkering ligt hoger dan gemiddeld. Dat geldt in het bijzonder voor de uitstroom naar de WW. Eén op de zestien uitstromers wordt zzp’er. Dit aantal ligt hoger dan in andere sectoren.

De bouwnijverheid 46

Page 48: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 47

De gemiddelde totale verblijfsduur van werknemers in de bouw is volgens APE12 vijftien jaar. Een kwart van alle werknemers verlaat de bouw binnen vijf jaar en nog eens een kwart binnen tien jaar. De relatief korte verblijfsduur versterkt het effect van vergrijzing: de blijvers zijn gemiddeld ouder dan degenen die de sector verlaten. De bouw kent een jaarlijkse natuurlijke uitstroom van ongeveer 10 procent. Het aantal werknemers dat in 2010 de bouw verliet, ligt evenwel veel hoger. Toen stroomde 15 procent van de werknemers uit. Dit geeft eens temeer aan hoezeer de crisis op de bouwwerkgelegenheid heeft ingegrepen. Tabel 29: Uitstroomprofiel sector Bouw

% van de uitstroom 2009-2010

bouw

Totaal

alle sectoren

Niveau

bouw

t.o.v. andere

sectoren

Van werk naar werk 51 54 Laag

Naar uitkering

WW

AO

bijstand

overige uitkering

21

14

2

1

4

18

10

2

2

4

Hoog

Hoog

Gemiddeld

Laag

Gemiddeld

Naar pensioen 10 6 Zeer hoog

Naar overig

student

zelfstandige

overig

18

2

6

10

22

5

4

13

Laag

Zeer laag

Hoog

Hoog

Top-5 sectoren

(als percentage van de uitstroom

naar andere sector)

Uitzendbureaus 12%

Overige zakelijke dvl. 9%

Overige industrie 6%

Groothandel 4%

Metaal 4%

Uitzendbureaus, 12%

Overige zakelijke dvl. 12%

Groothandel, 9%

Zorg, 9%

Overige industrie, 5%

Totale uitstroom 53.610 1.074.600

waarvan naar andere sector 27.330 584.110

Uitstroom in % van de

werkgelegenheid

15,0% 16,6% Laag

Bron: CBS, bewerking UWV

Gegevens van APE13, die zijn gebaseerd op een enquête van het EIB in 2011, kleuren deze uitstroomgegevens verder in. Het uitstroompercentage is het hoogst onder de jongste werknemers. Het gaat om leerlingen die voortijdig hun bbl-opleiding afbreken en om starters die de sector verlaten omdat het bouwvak hen tegenvalt. Maar liefst 40 procent van de jongeren met een vmbo-opleiding verlaat de sector binnen twee jaar. Ook al is het in andere bedrijfstakken eveneens gebruikelijk is dat jongeren in 12 APE (2012), Bouwen aan de toekomst 13 APE (2012), Bouwen aan de toekomst

Page 49: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

het begin van hun loopbaan vaak van werkgever veranderen (jobhoppen), in de bouw lijkt er ook iets anders aan de hand te zijn. Een belangrijke reden om te stoppen is dat de mentaliteit van de jongeren niet aansluit bij de cultuur die in de bouw heerst, aldus APE. Ook op basis van de gegevens van het ROA is een beeld te geven van de uitstroomperspectieven voor werknemers uit de bouw. In tabel 30 is per ROA-beroepsgroep weergegeven in welke vergelijkbare beroepen in andere sectoren mensen werken, en hoe de werkgelegenheid zich voor dat beroep tussen 2006 en 2010 heeft ontwikkeld. Tabel 30: belangrijkste bedrijfssectoren bouwberoepen

Beroep % dat werkt in

de bouw

Trend bouw

06-10

% dat werkt in andere

bedrijfssectoren

Trend andere

bedrijfssectoren 06-10

Bouwvakkers 71,1% 0 Hout- en bouwmaterialen 11,6% -

Aannemers en installateurs 66,9% 0 Hout- en bouwmaterialen 10,4%

Zakelijke dienstverlening 6%

+

-

Architecten en bouwkundig

projectleiders

29,4% - Zakelijke dienstverlening 32,3%

Overheid 10,6%

0

+

Weg- en waterbouwkundige

arbeiders

75,4% 0 Overheid 8,5%

Landbouw en visserij 3,5%

nb

++

Weg- en waterbouwkundige

vakkrachten

57,4% 0 Overheid 12,8%

Landbouw en visserij 7,3%

Zakelijke dienstverlening 6,7%

0

-

--

Weg- en waterbouwkundige

projectleiders en ontwerpers

26,6% ++ Overheid 35%

Zakelijke dienstverlening 28,9%

-

0

Weg- en waterbouwkundigen

(academisch)

5,5% 0 Zakelijke dienstverlening 57,4%

Overheid 17,9%

0

-

Monteurs 8,5% 0 Handel en reparatie 30,7%

Machine-industrie 9,6%

0

0

Elektromonteurs 44,3% 0 Communicatie 7,7%

Zakelijke dienstverlening 4,7%

0

--

Bron: ROA

Het beeld is niet rooskleurig. De belangrijkste uitwijksector voor bouwberoepen is de hout- en timmerindustrie, respectievelijk houtgroothandel. Voor architecten en bouwkundig projectleiders is de trend van 2006 tot 2010 negatief geweest. Voor weg- en waterbouwkundige projectleiders en ontwerpers was die weliswaar positief, maar gelet op de economische ontwikkelingen in de afgelopen jaren is het de vraag of dit beeld nog steeds klopt. Voor aannemers en installateurs waren de uitwijkmogelijkheden positief richting hout- en bouwmaterialen, en voor architecten en bouwkundig projectleiders richting overheid. Hier geldt dezelfde conclusie: met de bezuinigingen op infrastructuur en gebouwen zijn de mogelijkheden binnen de sector Overheid op dit moment ook niet groot. Er waren uitstroommogelijkheden voor weg- en waterbouwkundige arbeiders richting overheid en landbouw, maar de uitstroommogelijkheiden voor gww-vakkrachten richting de landbouw zijn juist negatief. Gelet op dit sombere beeld is het van belang om medewerkers niet alleen op eigen kracht naar ander werk te laten zoeken, maar dit vanuit de sector te faciliteren. In de kaders zijn enkele voorbeelden beschreven van projecten en activiteiten, die de mogelijkheden om via VWNW een andere baan te vinden beogen te vergroten. FNV Bouw succesvol met van-werk-naar-werk

Actieve betrokkenheid van de vakbond is belangrijk bij succesvolle begeleiding van-werk-naar-werk. Dat blijkt uit de evaluatie van de Tijdelijke Regeling Van Werk Naar Werk, die minister Kamp onlangs naar de Tweede Kamer stuurde. Met geld van de Tijdelijke Regeling zijn 9 projecten gefinancierd. Eén van die projecten is uitgevoerd door FNV Bouw.

De bouwnijverheid 48

Page 50: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Regiobestuurders van FNV Bouw hebben met geld van het Ministerie van SZW professionele van-werk-naar-werkbegeleiding geregeld voor 76 mensen die anders hun baan waren kwijtgeraakt. Nu heeft twee derde van hen weer werk gevonden.

De doelstelling van FNV Bouw was om voor 50 mensen begeleiding en scholing te regelen. Dat zijn er uiteindelijk 76 geworden. Samen met werkgevers en sectorale instellingen zorgde FNV Bouw voor begeleiding en scholing van de deelnemers. Van hen maakte 60 procent al de overgang naar een nieuwe baan. De andere 40 procent wordt nog begeleid. Dat zijn goede resultaten, vooral omdat de deelnemers aan het project lager geschoold waren dan gemiddeld, en er door de bank genomen al een dienstverband van 19 jaar op hadden zitten. Dat is een categorie werknemers die moeilijk overstapt naar een nieuwe baan. FNV Bouw is blij met het resultaat. Vice-voorzitter Charley Ramdas: 'We hebben aangetoond dat we er bij moeten zijn als werknemers ontslagen worden. In de eerste plaats natuurlijk om ontslag te voorkomen als het nog vermeden kan worden, en voor een goede schadeloosstelling voor werknemers. Maar de vakbond moet er óók zijn om mensen te steunen in een heel moeilijke tijd. Niet met mooie woorden, maar met echte steun bij het vinden van ander werk. De subsidie heeft ons daarbij op weg geholpen, en op dat pad gaan we in de toekomst verder.

www.fnvbouw.nl, 31 juli 2012

Extra geld voor 'Werk naar Werk' in verschiet

Van Werk Naar Werk-trajecten helpen in 60 procent van de gevallen mensen die ontslagen dreigen te worden aan een nieuwe baan. Dat blijkt uit de resultaten van negen VWNW-projecten over de afgelopen twee jaar. Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken is tevreden en heeft 300 miljoen in het vooruitzicht gesteld voor een vervolg. Nieuwe baan De afgelopen twee jaar hebben 680 werknemers deelgenomen aan projecten in negen bedrijven in verschillende sectoren als de schildersbranche, de bouw en de grafische industrie. 404 van hen hebben een nieuwe baan gevonden. De meeste mensen zijn overgestapt naar een tijdelijke baan (74 procent). De helft van hen is minder gaan verdienen en vier op de tien kregen een lagere functie. Sectorfondsen De verschillen tussen de projecten zijn groot, zo blijkt uit het evaluatierapport. Sommige bedrijven behaalden een beter resultaat dan beoogd, andere bleven ver achter bij de prognoses. De kans van slagen bleek het grootst bij bestaande, goedlopende samenwerkingsverbanden, zoals sectorfondsen en de samenwerking tussen sociale partners. Zij werkten samen door bijvoorbeeld werknemers te scholen voor een andere baan. Ook helpt het als vakbonden zorgen voor afspraken in de cao of het sociaal plan. Voorwaarde voor succes ‘Uit de experimenten blijkt dat het creëren van voldoende draagvlak bij zowel werkgevers en werknemers als bij de samenwerkende partijen de eerste voorwaarde voor succes is,’ aldus minister Lodewijk Asscher op een werkgeversbijeenkomst in Gelderland waar het rapport werd gepresenteerd. ‘Maar ook door gebruik te maken van bestaande netwerken. Bedrijven kennen elkaar onderling. Ze voelen zich verbonden door de affiniteit met de sector.’ 300 miljoen Volgens de minister hebben de projecten, die in totaal 2 miljoen euro hebben gekost, een mooi resultaat behaald dat hoop biedt voor de toekomstige arbeidsmarkt. Hij wil dan ook met de sociale partners in gesprek over een vervolg om meer sectoren te betrekken. ‘Als sectoren met goede plannen komen ben ik bereid die mede te financieren, daar is al 300 miljoen euro voor gereserveerd’, aldus de minister. Het onderzoeksrapport Evaluatie Van Werk Naar Werk van Cap Gemini is te vinden op: www.rijksoverheid.nl.

Bron: Binnenlands Bestuur, 17 januari 2013

De bouwnijverheid 49

Page 51: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

4.5. Kans op werk naar regio

Ten slotte het beeld van de ontwikkeling van de werkgelegenheid en het aantal vacatures in de bouw naar arbeidsmarktregio. In tabel 31 wordt een overzicht gepresenteerd. De tabel is als volgt opgebouwd: Kolom 1: Arbeidsmarktregio Kolom 2: Totaalbeeld (zie uitleg hieronder) Kolom 3: Omvang van de werkgelegenheid 2012 (x 1.000 banen) op basis van CBS Kolom 4: Percentueel aandeel bouw in de regionale werkgelegenheid Kolom 5: Groei of krimp van de werkgelegenheid in 2013 ten opzichte van 2012. Kolom 6: Groei of krimp van het aantal vacatures bouw in 2011 ten opzichte van 2010 Kolom 7: Vacaturegraad 2010-2011. Aantal vacatures gedeeld door het aantal banen. Met kleur is aangegeven hoe de arbeidsmarkt zich in de betreffende regio ontwikkelt. Oranje en rood zijn de regio’s die lager dan gemiddeld scoren, groene regio’s doen het beter dan gemiddeld. Legenda

Veel beter dan het landelijke gemiddelde +2

Beter dan het landelijke gemiddelde +1

Gelijk aan het landelijke gemiddelde 0

Slechter dan het landelijke gemiddelde -1

Veel slechter dan het landelijke gemiddelde -2

Het totaalbeeld komt dan tot stand door de punten op te tellen:

++ >+2

+ +2

0 -1 - +1

- -2

-- < -2

Veel beter dan gemiddeld doet de bouw het in Midden-Utrecht, Drechtsteden, Zeeland West-Brabant en Noordoost-Brabant. Beter dan gemiddeld doet de bouw het in Stedendriehoek, Midden-Gelderland en Rijnmond. Veel slechter dan gemiddeld doet de bouw het in Groningen en Friesland, Flevoland, Zuid-Kennemerland, Zaanstreek-Waterland, Gooi en Vechtstreek, in Holland-Rijnland, Noord- en Midden-Limburg en Zuid-Limburg. In deze arbeidsmarktregio’s krimpt de werkgelegenheid in 2013 sterker dan gemiddeld, en nam het aantal vacatures in 2012 sterker af dan gemiddeld. De andere arbeidsmarktregio’s zitten rond het gemiddelde. Bij deze uitkomsten moet wel in aanmerking worden genomen dat in de bouw veel wordt gependeld. Veel bouwvakkers uit het Noorden werken bijvoorbeeld in Oost- of Midden-Nederland. Dit biedt perspectieven voor mensen in regio's die zich minder gunstig ontwikkelen. Ontwikkelt de arbeidsmarkt zich in een andere – qua afstand bereikbare – regio gunstiger, dan liggen daar voor hen arbeidsmarktperspectieven.

De bouwnijverheid 50

Page 52: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Tabel 31: Werkgelegenheid en ontstane vacatures bouw naar arbeidsmarktregio

Arbeidsmarktregio

TOTAAL

Banen van

werknemers

2012

X 1.000

Aandeel in

regio in %

Groei/

krimp

2013 in

%

Groei/krimp

vacatures

2011

in %

Vacature-

graad

Groningen -- 10 3,9 -1,3 -7.7 4,7

Friesland -- 13 5,1 -1,2 -18,9 4,1

Drenthe 0 8 5,0 -1,3 +5,4 3,8

IJsselVechtstreek 0 15 6,5 -0,9 +2,6 4,3

Twente 0 17 6,1 -1,1 -13,3 5,5

Flevoland -- 5 3,5 +0,1 -12,3 5,9

Stedendriehoek + 13 4,5 -1,3 +4,3 9,1

Midden-Gelderland + 13 4,0 -1,0 +38,6 8,6

Zuid-Gelderland 0 6 4,2 -0,7 +42,0 7,3

Achterhoek 0 8 6,5 -1,7 +21,5 4,2

Rivierenland 0 6 5,8 -1,0 -10,5 10,7

NH-Noord 0 13 5,3 -1,5 +0,5 7,2

Zuid-Kennemerland -- 6 3,9 -1,2 -28,1 6,8

Zaanstreek-Waterland -- 8 7,6 -1,3 -30,2 6,3

Groot-Amsterdam 0 17 2,1 -0,6 -10,2 11,5

Oost-Utrecht 0 8 5,1 -1,2 -9,9 8,8

Midden-Utrecht ++ 22 4,6 -0,9 -1,8 10,2

Gooi en Vechtstreek -- 3 2,8 -1,6 -15,9 5,8

Midden-Holland 0 7 7,1 -0,8 -8,8 7,1

Drechtsteden ++ 18 9,3 -1,4 +8,2 8,4

Holland-Rijnland -- 10 4,6 -1,4 -19,4 6,6

Rijnmond + 37 5,6 -1,1 -5,6 7,1

Haaglanden 0 18 3,4 -0,6 -28,9 7,4

Zeeland ++ 8 5,3 -1,2 +15,4 12,3

West-Brabant ++ 15 5,1 -1,4 +7,7 8,7

Midden-Brabant 0 8 3,8 -0,9 +31,9 6,5

NO-Brabant ++ 17 5,6 -1,2 +12,1 7,8

ZO-Brabant 0 16 4,2 -0,9 -2,3 5,7

NM-Mimburg -- 9 3,8 -1,5 +34,1 4,6

Zuid-Limburg -- 9 3,5 -1,8 +4,6 7,2

Totaal 362

Gemiddeld 12,1 4,6 -1,1 -1,4% 7,3 Bron: UWV

De bouwnijverheid 51

Page 53: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 52

Uit deze Sectorbeschrijving Bouwnijverheid blijkt dat de ruime arbeidsmarkt in de bouw met een hoge

a

e bouw moet overleven, maar moet ook vakbekwaam personeel vasthouden en de instroom in de mbo-

bouwplaats. Het at

arvoor zijn

werkloosheid naar verwachting van tijdelijke aard is. Verwacht wordt dat de bouwproductie na de crisis aantrekt en dat er ook in segmenten van de bouw sprake zal zijn van een inhaalslag. Daarom ontstaat nde crisis veel vraag naar vakbekwaam personeel. De instroom in de bouwopleidingen is de afgelopen jaren sterk teruggelopen en de vervangingsvraag naar personeel neemt op termijn toe vanwege de vergrijzing. Het is voor de bouw van belang om deze spagaat op een goede manier op te lossen. Dopleidingen voor de bouw – op alle niveaus – vergroten. Tegelijkertijd veranderen de functie-eisen voor bouwpersoneel. Het bouwproces wordt complexer, waardoor hogere eisen worden gesteld. Maar de bouwbiedt ook toekomst aan laaggeschoolde medewerkers. Aan de voorspellingen van het EIB is te zien dat de kwalitatieve vraag naar personeel na de crisis anders is. In de toekomst zal meer nadruk op renovatie en herontwikkeling van bestaande bouwlocaties liggen. Het relatieve aandeel van onderhoudswerkzaamheden zal groeien. Dat stelt hogere eisen aan de functies op degebruik van prefab bouwmaterialen en standaardisering van werkwijzen nemen een vlucht. Veel werk dnu op de bouwplaats wordt verricht, vindt dan bij toeleveranciers plaats en die werken meer fabrieksmatig. Daardoor ontstaan eenvoudigere uitvoerende functies op de bouwplaats en davakmensen nodig, van zowel hoger als lager niveau. Daarmee biedt de bouw na de crisis perspectieven voor leerlingen, studenten en lageropgeleide werklozen en heeft de bouw tevens mogelijkheden voor instroom uit andere sectoren.

5. Conclusie

Page 54: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 53

Page 55: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 54

ABN-AMRO (2012), Visie op bouwen en vastgoed, Sector-update 2012

PE (2012), Bouwen aan de toekomst, toekomstscenario’s voor de bouwarbeidsmarkt

IB (2013), Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013

IM (2012), Ondernemen in sectoren 2012

ndeon (2012), Rapportage arbeidsmarkt- en onderwijsinformatie 2012

G (2013), Sectoren in economisch perspectief 2013

G (2013), Regio’s in economisch perspectief

abobank (2013), Cijfers en trends 2013

OA (2011), Arbeidsmarkt naar opleiding en beroep 2016

avantis (2011), Trends en ontwikkelingen in de afbouwbranche 2011-2016

avantis (2012), Onderwijs- en arbeidsmarktinformatie 2012

SP Marketing Consultancy (2012), Rapportage instroom- en opleidingsbehoefte schildersbranche i.o.v.

SP Marketing Consultancy (2012), Toekomstige arbeidsmarkt- en opleidingsbehoefte t.b.v. BOB

WV (2012), Brancheschets Bouw 2012

WV (2011), Vacatures in Nederland 2011

ebsites: tis.nl, www.fundeon, nl, www.kenteq.nl

uw.nl

A E E Fu IN IN R R S S USavantis U U U Wwww.savanwww.bouwendnederland.nl, www.cbs.nl, www.fnvbo

Literatuurlijst

Page 56: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 55

Page 57: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 56

1. Inleiding

In deze bijlage wordt de sociale organisatie in de bouwnijverheid geschetst. De (belangrijkste) cao’s,

De drie grootste cao’s t ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de honderd

e Cao

abel B1: Belangrijkste cao’s bouwnijverheid

brancheorganisaties en bonden in de sector komen aan bod, evenals de eigen bedrijfstakorganisaties,zoals de kenniscentra. Tevens worden enkele vacaturesites in de bouw vermeld.

2. Cao’s bouwnijverheid

Op de steekproeflijst van hebelangrijkste cao’s in Nederland, staan drie cao's in de bouwnijverheid: de Cao Bouwnijverheid, dTechnisch Installatiebedrijf en de Cao Schilders- afwerkings- en glaszetbedijf. De gegevens in tabel B1 betreffen de stand per 1 juli 2012. T

naam cao avv totaal Ingangsdatum Expiratiedatum

Bouwnijverheid 101.400 49.900 151.300 1-1-2012 1-1-2013

Technisch Installatiebedrijf (metaal) 102.700 33.600 136.300 1-4-2011 1-5-2013

Schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf 20.200 4.100 24.300 1-3-2011 1-3-2013 Bron: Ministerie van SZW

Onder de Cao Bouwnijverheid vallen medewerkers in loondienst op de bouwplaats, en het leidinggevend

e Cao Bouwnijverheid wordt afgesloten tussen de volgende werkgevers- en werknemersorganisaties:

erkgeversorganisaties: vereniging van bouw- en infrabedrijven;

and (BOVATIN);

kistingbedrijven (VSB);

jke- en Utiliteitsbouw;

rijven Nederland (OBN);

erknemersorganisaties:

sen.

e Cao Technisch Installatiebedrijf valt feitelijk onder de Kleinmetaal, maar onder deze cao valt ook t

of herstellen

en kaderpersoneel, oftewel Uitvoerend Technisch en Administratief (UTA). Deze cao had een looptijd tot 1januari 2013 en is automatisch verlengd tot 1 januari 2014. Onder de cao vielen per 1 juli 2012 151.300 werknemers. Van dit aantal werken er 101.400 bij leden van de zestien werkgeversorganisaties die de cao hebben getekend. Per 1 maart 2013 bedraagt het aantal werknemers volgens Cordares, de pensioenuitvoeringsorganisatie in de bouw, nog 118.400. D W1. Bouwend Nederland, de2. Aannemers Vereniging Metselwerken (AVM); 3. Vereniging Nederlandse Voegbedrijven (VNV); 4. Bond van Aannemers van Tegelwerken in Nederl5. Nederlandse Vereniging van Kitverwerkende Bedrijven (NVK); 6. Vereniging Wapeningsstaal Nederland (VWN); 7. Vereniging van Steiger-, Hoogwerk- en Betonbe8. Vereniging van Infrabedrijven MKB INFRA; 9. Boorinfo Branche Vereniging; 10.Noordelijke vereniging Burgerli11.Vereniging Kalkzandsteen Lijmbedrijven (VKL); 12.VERAS, Vereniging voor aannemers in de sloop; 13.Ondernemersorganisatie MKB Bouw; 14.Ondernemersvereniging Bestratingsbed15.NVB, vereniging voor ontwikkelaars & bouwondernemers; 16.Vereniging van Waterbouwers. W1. FNV Bouw; 2. CNV Vakmen Dbouwplaatspersoneel, zoals installateurs. Het gaat om bedrijven die zich onder meer bezighouden meontstoppen van huisrioleringen, herstellen en/of onderhouden van installaties voor gas- of watervoorziening, aanleggen en/of onderhouden van centrale verwarming, aanbrengen en/dakbedekkingen van aluminium, zink, lood of koper. Maar ook radio- en televisiereparatiebedrijven,

Bijlage I Sociale organisatie bouwnijverheid

Page 58: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 57

beveiligingsbedrijven, installatiebedrijven voor (tele-)communicatie en lichtreclamebedrijven vallen eronder. Geschat wordt dat ongeveer de helft van de 136.000 werknemers bouwgerelateerd is. De cwordt getekend door de Uneto-VNI en de Nederlandse Vereniging van ondernemingen op het gebied van koudetechniek en luchtbehandeling (NVKL) aan werkgeverszijde en FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en de Unie aan werknemerszijde.

ao

nder de Cao voor Schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf vielen per 1 juli 2012 ruim 24.000 mers die

.

jde.

ndere bouwcao’s elden in de bouw:

Owerknemers. Het gaat om schilders van woningen en gebouwen in de nieuwbouwsector, werkneonderhoud doen aan huizen en gebouwen van particulieren en bedrijven en om werknemers die glas plaatsen, behang aanbrengen of metalen objecten zoals bruggen en hoogspanningsmasten onderhoudenDe looptijd van deze cao is per 1 maart 2013 afgelopen. De cao wordt getekend door de Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in de Schilders-, Onderhouds-, Metaalconserverings- en Glasbranche (FOSAG) aan werkgeverszijde en FNV Bouw en CNV Vakmensen aan werknemerszi AOok de volgende cao’s g

Cao Railinfra: bedrijven die infrastructuren voor spoor-, trein-, en metrolijnen aanleggen, vernieuwen en onderhouden.

Cao Mortel en morteltransportondernemingen: bedrijven die betonmortel en metselspecie voor bouwbedrijven produceren en/of betonmortel naar en op de werkplaats transporteren. Cao chuurwerk

mineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven: bedrijven die dakbedekking van bitumen

Stukadoors-, afbouw-, en terazzo-/ vloerenbedrijf: bedrijven die raap-, pleister- en saan wanden, plafonds of gevels doen, plafonds en wanden monteren of dek- en terrazzovloeren leggen. Cao Bituen/of kunststof aanbrengen en onderhouden.

ghouden met vormen van het be- of verwerken van Cao Natuursteenbedrijf: bedrijven die zich bezinatuursteen, met het plaatsen van blokken, platen, halfproducten, eindproducten of tegels van natuursteen. Ook het kristalliseren, schuren en slijpen van natuursteen, het aanbrengen, reinigen en restaureren van inscripties, onderhoud aan grafwerk en het stellen van natuursteen op bouwplaatsen en begraafplaatsen vallen eronder.

en op het water of op (of rond) baggerschepen.

Sociale fondsen lden tevens aparte cao’s voor de zogeheten bedrijfstakeigen

et Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid fungeert als thesaurier voor de bedrijfstak.

eidsverhoudingen

eze laatste zijn als volgt geformuleerd: w, vooral die in het bouwonderwijs (vmbo, mbo en hbo);

roepspraktijk;

strajecten;

rzoek; bedrijfstak;

De bouw kent ook een Aanvullingsfonds Bouwnijverheid, dat aanvullingen verstrekt aan werknemers die

et O&O-fonds van de schildersbranche heet Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het ert de

et O&O-fonds van de Technische Installatiebranche heet OTIB, het Opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het Technisch InstallatieBedrijf. OTIB ondersteunt werkgevers en werknemers bij het ontwikkelen

Cao Waterbouw: bedrijven die werk Cao Vlakglas: glasbewerkings- of glazeniersbedrijf.

In de drie grootste cao's in de bouw geregelingen, waarin de vorming van de sectorale sociale fondsen wordt geregeld. HHet subsidieert activiteiten en projecten van andere organisaties die binnen de doelstellingen van het fonds passen en die bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de sector. Het gaat onder meer om bevordering van de instroom in de bouw en het bouwonderwijs, verbetering van de beroepspraktijkvorming in bedrijven, verbetering van de arbeidsomstandigheden en arbin de bedrijfstak. D

bevordering van de instroom in de bou verbetering van de beroepspraktijkvorming in bedrijven; bevordering van de aansluiting van het onderwijs op de be stimulering en ontwikkeling van om-, bij- en nascholing; stimulering en ontwikkeling van loopbaan- en certificering instandhouding van de landelijke mbo-vakopleiding voor de Infra; verbetering van arbeidsomstandigheden en veiligheid; bevordering van arbeidsgezondheid; realisering van arbeidgerelateerd onde verbetering van de arbeidsverhoudingen in de uitvoering van de declaratieregeling collectieve ongevallen.

een uitkering ontvangen en stimuleringsuitkeringen bij re-integratie. Daarnaast voorziet het fonds in een tegemoetkoming in de loonkosten voor extra verlofdagen van werknemers van 55 jaar of ouder. HSchilders- en Onderhoudsbedrijf. Dit fonds financiert opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten, bevordwerkgelegenheid in de bedrijfstak, verstrekt aanvullingen, int premies voor een collectieve ongevallenverzekering en bevordert goede arbeidsomstandigheden. H

Page 59: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 58

van kennis en vakmanschap en wil jong en oud laten kennismaken met de branche. Op de lange termijnwil OTIB:

kennis ontwikkelen, managen en delen; borgen

van de kennisinfrastructuur;

voldoende praktijkleerplaatsen;

he installatiebranche een tegemoetkoming voor scholing van hun werknemers. Goed geschoolde vaktalenten geven de branche immers een kwaliteitsimpuls. Voor de

eld en initieert daar waar nodig nieuwe rsussen en trainingen. Ook ontwikkelt OTIB instrumenten die keuzes rond scholing ondersteunen. De

g

et overleg tussen werkgevers en werknemers op sectorniveau is per cao verschillend, elke sector kent n 2001 is het Technisch Bureau voor de Bouwnijverheid

oe op de

ties in de bouw

tief. In deze paragraaf worden de grootste werkgeversorganisaties, betrokken bij de grootste cao’s, belicht:

goed en aantrekkelijk beroepsonderwijs; instroom bevorderen en borging van werknemers binden aan de branche.

OTIB verstrekt werkgevers in de technisc

diverse opleidingen zijn verschillende regelingen voor tegemoetkoming van toepassing. Werkgevers en werknemers dragen op grond van de voor de bedrijfstak afgesloten CAO een bepaald bedrag af voor scholing en ontwikkeling. OTIB heeft geen winstdoelstelling. OTIB brengt het cursus-, onderwijs- en trainingsaanbod in becunieuwste innovatieve ontwikkelingen zijn te vinden op www.innovaties.otib.nl. Door middel van trendanalyses en gericht innovatieonderzoek wordt hier een database bijgehouden met relevante ontwikkelingen, trends en technologieën. De innovatiethema’s variëren van woningautomatiserin(domotica), hernieuwbare energie tot ICT en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het gaatoverigens om bewezen innovaties die al in de branche worden toegepast. Sociaal overleg op sectorniveau Hzijn eigen instituties of overlegvormen. Iopgericht. Dit voert het secretariaat van cao-partijen die betrokken zijn bij de Cao Bouwnijverheid, de betreffende bedrijfstakfondsen en het pensioenfonds. Het Bureau Naleving & Werkingssfeer ziet tnaleving van cao-afspraken.

3. Brancheorganisa

In de bouw zijn veel werkgevers- en brancheorganisaties ac

Bouwend Nederland; Uneto-VNI; FOSAG.

Bouwend Nederland (www.bouwendnederland.nl) met ongeveer 4.500 aangesloten

erenigt, verbindt en ondersteunt en

ehartiging

ouwend Nederland is belangenbehartiging. In de contacten met landelijke, p ovinciale en regionale overheden probeert BN voor bouwbedrijven en infrabedrijven zodanige

professionalisering en vernieuwing van de bouwsector door het aanbieden van programma’s gericht op de bedrijfsvoering van bouwondernemingen. Belangrijkste

biedt de leden een uitgebreid pakket aan dienstverlenende activiteiten aan, zowel in d vorm van eerste- als tweedelijnsdienstverlening en ledenvoordelen.

Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven, isbouwbedrijven de grootste ondernemersorganisatie in de bouw. BN vbouwbedrijven en infrabedrijven. BN heeft drie kerntaken: belangenbehartiging, brancheontwikkeling ledenservice.

Belangenb

Eén van de kerntaken van Br

randvoorwaarden te scheppen dat zij daarbinnen optimaal kunnen presteren.

Brancheontwikkeling

Bouwend Nederland stimuleert de

thema’s voor de komende jaren zijn ketenoptimalisatie en cultuur en leiderschap.

Ledenservice

Bouwend Nederlande

Page 60: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Uneto-VNI (www.uneto-vni.nl) Uneto-VNI is de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de elektrotechnische detailhandel. Het is een van de grootste werkgeversorganisaties in Nederland. De Nederlandse installatiebranche is rijk geschakeerd. Installatiebedrijven zijn actief in de:

woningbouw; utiliteitsbouw; industrie; infrastructurele sector.

Installatiebedrijven richten zich op ontwerp, advies, uitvoering en beheer van technische installaties. Van alle bedrijven in deze branche zijn circa 5.000 lid van Uneto-VNI. Zij zijn goed voor zo’n 130.000 banen en een omzet van 14,5 miljard euro (90 procent van de omzet in deze branche). Uneto-VNI heeft duurzaamheid en energiebesparing hoog in het vaandel. Op thema's heeft het speerpunten benoemd. Met onderzoek, kennisoverdracht en producten stelt de brancheorganisatie haar leden in staat om op deze gebieden nieuwe kansen te benutten. Ook het betaalbaar houden van de vergrijzing in Nederland staat hoog op haar agenda.

Technologische oplossingen dragen ertoe bij dat ouderen langer zelfstandig thuis kunnen wonen. Daarnaast kunnen technische voorzieningen helpen de zorgkosten in ziekenhuizen en instellingen naar beneden te krijgen. FOSAG (www.fosag.nl) OnderhoudNL (www.onderhoud.nl) is de merknaam van Koninklijke Vereniging FOSAG, de ondernemersorganisatie van (restauratie-)schilders- en (totaal-)onderhoudsbedrijven, industriële onderhoudsbedrijven en glaszetbedrijven. Met ruim 2.600 aangesloten bedrijven in vijf marktsegmenten cq sectoren is OnderhoudNL de grootste vereniging in het (totaal-)gebouwonderhoud en het onderhoud van industriële installaties en kunstwerken. De totale sector is in Nederland goed voor een omzet van ruim 3 miljard euro en biedt direct en indirect werk aan zo’n 25.000 mensen. Andere brancheorganisaties bouw De bouw kent ook een groot aantal kleinere brancheorganisaties. Een paar voorbeelden: Aannemersfederatie bouw (www.aannemersfederatie.nl) Aannemersfederatie Nederland Bouw en Infra is een landelijke koepel van brancheorganisaties die ruim 1800 bedrijven vertegenwoordigen, met een totale omzet van 3,6 miljard euro en een arbeidsvolume van 40.000 werkzame personen. Momenteel zijn er zeventien ondernemersorganisaties aangesloten, waarvan de meeste partij zijn bij de Cao Bouwnijverheid. VOBN (www.vobn.nl) De Vereniging van Ondernemers van Betonmortelfabrikanten in Nederland (VOBN) verenigt, verbindt en ondersteunt de Nederlandse betonmortelindustrie. De kerntaken zijn belangenbehartiging, brancheontwikkeling en individuele en collectieve ledendiensten. VOBN vertegenwoordigt ruim 140 betonmortelcentrales in Nederland.

De bouwnijverheid 59

Page 61: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

4. Werknemersorganisaties bouw

Er zijn twee grote werknemersorganisaties in de bouw actief: FNV Bouw (de grootste) en CNV Vakmensen.

FNV Bouw (www.fnvbouw.nl) Meer dan de helft van alle bouwvakkers in Nederland is lid van FNV Bouw: zo´n 133.000 leden, waaronder zo'n 40.000 uitkeringsgerechtigden, vutters en gepensioneerden. FNV Bouw onderscheidt verschillende sectoren:

Bouw & Infra Afbouw & Onderhoud waterbouw woondiensten meubel & hout.

De eerste drie vallen onder de sector Bouwnijverheid. FNV Bouw is onderdeel van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), verreweg de grootste vakcentrale van Nederland (1,4 miljoen leden). FNV Bouw & Infra en FNV Afbouw & Onderhoud maken zich sterk voor leerlingen, werkenden, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden in deze sectoren. FNV Waterbouw behartigt belangen voor bedrijven in zowel het zoet- als zoutwater. FNV Bouw is van oudsher ook de belangenbehartiger van de baggeraars. Een andere FNV-bond, de Federatie van Werknemers in de Zeevaart (FWZ), doet dit voor de zeevarenden. Tot die laatste categorie behoort de koopvaardij, maar ook het nautisch personeel aan boord van baggerschepen. Sinds 1 januari 2013 hebben FNV Bouw en Nautilus International (de nieuwe naam van de FWZ) hun krachten gebundeld in FNV Waterbouw. CNV Vakmensen (www.cnvvakmensen.nl) CNV Vakmensen is met 135.000 leden de grootste bond binnen het CNV. De bond komt op voor werknemers in:

het vervoer; de industrie; de voeding; de bouw; de facilitaire dienstverlening.

CNV Vakmensen ontstond in 2010 uit een fusie tussen de CNV BedrijvenBond en CNV Hout en Bouw. CNV Kunst en Cultuur maakt sinds 1 januari 2012 deel uit van CNV Vakmensen. Onderhandelaars sluiten zo'n zeshonderd cao’s af. Daarnaast biedt CNV Vakmensen dienstverlening en een professionele helpdesk voor leden. CNV Vakmensen behartigt de belangen van werkenden en niet-werkenden op het gebied van arbeid en inkomen en doet dit vanuit een christelijk sociale gedachte. Rechtvaardig, duurzaam, verantwoordelijk en solidair zijn kernwaarden.

5. Bedrijfstakorganisaties

In de bouwsector zijn organisaties actief die namens of voor de bedrijfstak taken uitvoeren. De meest in het oog springen zijn de (wettelijke) kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven Fundeon en Savantis. Naast wettelijke taken voeren zij, in opdracht van sociale partners, bovenwettelijke taken uit op het snijvlak van onderwijs, opleidingen en bedrijfsleven. Ook andere Kenniscentra, zoals Kenteq (installatieberoepen), zijn toeleverancier, maar in deze bijlage worden alleen Fundeon en Savantis belicht. Tevens wordt een profiel gegeven van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB), Stichting Arbouw en het SOMA College. Fundeon (www.fundeon.nl) Fundeon is het kennis- en adviescentrum voor het opleiden en ontwikkelen van personeel in de bouw en Infra. Het vormt de schakel tussen onderwijs en bedrijfsleven. Fundeon draagt bij aan betere opleidingen, meer en beter vakkundig personeel en het zorgt daardoor voor betere bedrijven in de bouw, Infra en gespecialiseerde aannemerij. In opdracht van het ministerie van OCW onderhoudt Fundeon de mbo-kwalificatiestructuur en erkent het leerbedrijven. Namens de bedrijfstak ontwikkelt Fundeon lesmethodes voor mbo-opleidingen, adviseert het werkgevers en werknemers over scholings- en loopbaanmogelijkheden en keert het sectorale tegemoetkomingen uit aan bedrijven die investeren in het opleiden van nieuwe vakmensen. Bovendien maakt het kenniscentrum voorlichtingsproducten om jongeren en zij-instromers te informeren over de beroeps- en opleidingsmogelijkheden. Via onder meer de sectorplatforms, waarin brancheverenigingen en vakbonden zitting hebben, en het Onderwijsplatform Bouw en Infra wordt afgestemd welke producten worden ontwikkeld. Het bestuur,

De bouwnijverheid 60

Page 62: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

dat bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties en vanuit het onderwijs, bepaalt welke producten en diensten Fundeon aanbiedt aan werkgevers, werknemers en het onderwijs. Het ontwikkelen van deze nieuwe producten en diensten gebeurt in nauwe samenspraak met mensen uit de sector en het onderwijs. Daarnaast richt Fundeon zich op de ontwikkeling van medewerkers in de bouw en infra. De adviseurs Personeelsontwikkeling adviseren werkgevers over de mogelijkheden voor bij- en omscholing van werknemers in de bouw en infra. Zelfstandige onderdelen van Fundeon, het Loopbaantraject Bouw & Infra en de EVC-centra Bouw & Infra, ondersteunen werknemers bij hun loopbaanontwikkeling of het behalen van hun beroepsdiploma op basis van hun werkervaring (EVC).

Loopbaanproject Bouw & Infra (www.fundeon.nl/loopbaantraject)

Werknemers in de bouw en infra kunnen zich via het Loopbaantraject Bouw & Infra omscholen naar een ander beroep. Dat kan een stap hogerop zijn, maar ook een stap opzij. Wanneer het werk te zwaar is, is zelfs omscholing naar een beroep buiten de sector mogelijk. Een loopbaantraject biedt werknemers de kans om zich te ontwikkelen. Om die functie te krijgen die hij altijd heeft willen hebben. Of om te zorgen dat hij tot aan zijn pensioen gezond en tevreden kan blijven werken.

EVC (www.fundeon.nl/evc-centra)

Via de EVC-centra Bouw & Infra kan een werknemer een ervaringscertificaat halen. Op basis van een ervaringscertificaat geeft een regionaal opleidingencentrum (ROC) vrijstellingen voor een opleiding of reikt het diploma uit. Savantis (www.savantis.nl) Savantis, een van de zeventien kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, werkt voor vier sectoren:

Schilderen en Onderhoud; Afbouw; Reclame, Presentatie en Communicatie; Schoonmaak en Glazenwassen.

Het register van erkende leerbedrijven telt meer dan 11.000 ondernemingen, waar ruim 9.500 leerlingen en stagiairs uit het middelbaar beroepsonderwijs het praktijkdeel van hun opleiding volgen. Bovendien verzorgt Savantis praktijk- en theorietrainingen, met jaarlijks 5.000 deelnemers. Savantis is zowel kennis- als vakcentrum. Als kenniscentrum heeft het wettelijke taken. Daartoe behoort de erkenning van leerbedrijven. Ook ontwikkelt en onderhoudt Savantis de kwalificatiedossiers, waarin de inhoud van een beroep en de benodigde competenties, kennis en vaardigheden voor een beginnende beroepsbeoefenaar zijn beschreven. Savantis verzamelt en publiceert tevens arbeidsmarktinformatie. Als vakcentrum voert Savantis diverse andere taken uit, zoals examinering, training en de ontwikkeling van lesmateriaal.

Het bestuur van Savantis bestaat uit vertegenwoordigers van CNV Vakmensen en FNV Bouw en FOSAG en de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA). Het onderwijs is vertegenwoordigd door de MBO Raad.

De bouwnijverheid 61

Page 63: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Het verhaal van Savantis begon in de jaren vijftig, toen het werd opgericht als ‘Het Leerlingstelsel en de Vakopleiding voor het Schildersbedrijf in Nederland’. Hoewel de omgeving in al die jaren steeds veranderde, bleef het werkgebied actueel: praktisch onderwijs voor beginnende vakmensen.

Tot 2003 gingen het kenniscentrum door het leven als Opleidingscentrum SVS. Om uitdrukking te geven aan de veelzijdigheid van de organisatie werd de naam toen veranderd in Savantis – een afgeleide van het Franse woord ‘savant’, ofwel: getuigend van grote vakkennis. EIB (www.eib.nl) Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) is een onderzoeksbureau voor toegepaste economische analyse. Zowel in opdracht als op eigen initiatief verricht het EIB onderzoek voor marktpartijen en overheid. Het beantwoordt tevens op onafhankelijke en wetenschappelijke wijze economische en sociale vraagstukken over de bouw en gebouwde omgeving. Met onderzoek en analyses die (beleids)beslissingen onderbouwen en versterken. Bouwbedrijven, werknemers- en brancheorganisaties, toeleveringsbedrijven, dienstverleners in de bouw, projectontwikkelaars, woningcorporaties, financiële instellingen, kenniscentra voor beroepsonderwijs en gemeentelijke, provinciale en landelijke overheden bouwen op de cijfermatige inzichten van het EIB. Sociale partners en het bedrijfsleven zijn vertegenwoordigd in de Raad van Toezicht van het EIB.

Arbouw (www.arbouw.nl) Arbouw is door werkgevers- en werknemersorganisaties opgericht om de arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid te verbeteren en het ziekteverzuim te verminderen. In het bestuur van Arbouw zitten vertegenwoordigers van Bouwend Nederland, Stichting FOSAG-NOA, FNV Bouw en CNV Vakmensen. De belangrijkste taken zijn: onderzoek en ontwikkeling, bedrijfstakondersteuning en

De bouwnijverheid 62

Page 64: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

bedrijfsgezondheidszorg. - Onderzoek en Ontwikkeling (O&O) De afdeling Onderzoek en Ontwikkeling doet onderzoek naar arbeidsomstandigheden, arbovriendelijke werkmethoden en -technieken, de aard en ernst van arborisico's, beroepsziekten en ongevallen. De onderzoeksresultaten vormen regelmatig de basis voor het ontwikkelen van praktische instrumenten, normen, richtlijnen, informatiesystemen en voorlichtingsmateriaal voor werkgevers en werknemers. - Bedrijfstakondersteuning (BTO) De afdeling BTO heeft twee kerntaken. Enerzijds het onderzoeken van de behoeften van de bedrijfstak en anderzijds het toesnijden van de informatie die binnen Arbouw beschikbaar is op de wensen van de bedrijfstak. Daarnaast zorgt zij ervoor dat deze informatie ook daadwerkelijk op de juiste plaats terechtkomt. Om de doelgroepen te bereiken verzorgt de afdeling o.a. voorlichtingssessies en voorlichtingsmateriaal zoals folders, posters, brochures, websites en Arbouw Magazine. Voor vragen over arbeidsomstandigheden is de Arbouw Infolijn iedere werkdag bereikbaar tussen 09.00 en 17.00 uur op telefoonnummer 0341 46 62 22. - Bedrijfsgezondheidszorg (BGZ) In de bedrijfstak bouw krijgt iedere werknemer periodiek een oproep van een arbodienst voor een medische keuring. De afdeling Bedrijfsgezondheidszorg (BGZ) van Arbouw organiseert en coördineert dit. Dit betekent o.a. dat BGZ de arbodiensten opdracht geeft de werknemers uit te nodigen, dat zij de arbodiensten informeert over hoe zij de keuring dienen uit te voeren en dat zij zorg draagt voor de betaling van de keuringen. De uitslagen van de verschillende gezondheidskeuringen kunnen voor Arbouw weer reden zijn tot onderzoek. SOMA College Het SOMA College is een landelijke mbo-vakopleiding voor de Infra, gefinancierd door de overheid en de bedrijfstak bouw. In twee tot vier jaar worden deelnemers opgeleid tot machinist grond-, water- en wegenbouw (gww), allround monteur mobiele werktuigen, kaderfunctionaris of straatmaker. De opleidingen zijn te volgen via de beroepsopleidende leerweg (bol) of de beroepsbegeleidende leerweg (bbl). 6. Vacaturesites

De belangrijkste vacaturesites voor de bouw zijn: Werk.nl Werk.nl (www.werk.nl) is een website van UWV, die werkzoekenden ondersteunt bij het zoeken naar werk. De belangrijkste diensten zijn:

een WW- of bijstandsuitkering (WWB/IOAW) aanvragen; inschrijven als werkzoekende bij UWV; vacatures zoeken; de Werkmap, de persoonlijke pagina op werk.nl.

Op het terrein van vacatures biedt Werk.nl de volgende activiteiten aan:

Cv plaatsen op werk.nl: met de cv op werk.nl zijn werkzoekenden zichtbaar voor werkgevers. Werkgevers kunnen direct reageren op uw cv.

Vacatures zoeken en direct solliciteren: Op werk.nl staan veel vacatures. Geïnteresseerden kunnen direct via werk.nl reageren.

Automatisch vacatures ontvangen: Werk.nl zoekt geschikte vacatures bij het Cv van werkzoekenden. De vacatures verschijnen automatisch in het aangemaakte profiel.

Automatisch vacatures ontvangen per e-mail: werk.nl kent een e-mailservice. De werkzoekende ontvangt dan automatisch passende vacatures per e-mail.

Test uzelf online: Op werk.nl staan veel online testen, bijvoorbeeld interesses en kwaliteiten. Zo kunnen werkzoekenden gericht zoeken naar een baan.

Handige tips en informatie over werk: Op werk.nl staan veel handige tips en informatie over werk. Bijvoorbeeld over solliciteren, maar ook over rechten en plichten.

www.komindebouw.nl Komindebouw.nl is de belangrijkste vacaturebank voor de bouw- en infrasector van Nederland. Een groeiend aantal ondernemingen maakt voor het online werven van medewerkers gebruik van de site. Vacatures, stageplaatsen en leerwerkplekken komen direct van aannemers, architecten- en ingenieursbureaus, woningcorporaties, overheden en andere werkgevers binnen de bouw- en infrasector. Meer informatie op www.komindebouw.nl

De bouwnijverheid 63

Page 65: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

Andere vacaturesites Www.bouwmatch.nl www.monsterboard.nl www.allebouwvacatures.nl www.bouwjobs.nl www.uta-jobs.nl www.werktuigbouw.ikwerk.nl

De bouwnijverheid 64

Page 66: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 65

Page 67: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 66

Uitgave beidsmarktinformatie en -advies

ostadres 5

rdam

nlichtingen

edactie tert

r Aalst

UWV Afdeling ar PPostbus 58281040 HG Amste ITel. 06-22947956 RKees van UiMechelien van de

Colofon

Disclaimer

Alles uit deze uitgave mag worden overgenomen, graag zelfs, maar gebruikt u wel de bronvermelding. UWV © 2013

Page 68: UWV Sectorbeschrijving Bouwnijverheid

De bouwnijverheid 67

Einde rapport