72
4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden Van ideaal naar waar verhaal

Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

  • Upload
    others

  • View
    2

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

4xL:

Lang Leve Leren Laagopgeleiden

Van ideaal naar waar verhaal

Page 2: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch
Page 3: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

4xL:

Lang Leve Leren

Laagopgeleiden

Van ideaal naar waar verhaal

Page 4: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Colofon Dit rapport ‘4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden’ is een uitgave van PSW i.s.m. Mee & Ander Stationsplein 4 Henny Ketelaar Postbus 1228 Postbus 4009 5200 BG ’s-Hertogenbosch 5203 GA ’s-Hertogenbosch telefoon : (073) 612 43 25 (073) 689 32 17 / (06) 135 07 482 telefax : (073) 612 85 75 e-mail : [email protected] [email protected] tekst : Elisabeth Scholt, Laura Dekkers en Henny Ketelaar lay-out : Sameia Ahmed prijs : n.v.t. ‘s-Hertogenbosch, 01 september 2010 Rapport 2121 3

Page 5: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Inhoudsopgave Voorwoord.................................................................................................... 5 Samenvatting................................................................................................ 7 Hoofdstuk 1: Inleiding.................................................................................11 Hoofdstuk 2: Wat weten we over laaggeschoolde volwassenen? ................13

2.1 De aantallen................................................................................... 13 2.2 De arbeidsmarkt voor lagergeschoolde volwassenen ............. 15

Hoofdstuk 3: Wat weten we over het leren door laaggeschoolde volwassenen?..........................................................................19

3.1 Cijfers over deelname aan scholing ........................................... 19 3.2 Welke competenties hebben mensen nodig? ........................... 24 3.3 Hoe leren mensen met een lagere vooropleiding? .................. 25 3.4 Wat motiveert mensen om (verder) te leren?........................... 27

Hoofdstuk 4: Werknemers en scholing....................................................... 29

4.1 Waarom investeren in scholing? ................................................ 29 4.2 Wat doen werkgevers aan scholing van hun werknemers?.... 30 4.3 Wat is het scholingsaanbod voor werknemers?....................... 32 4.4 Wat doet de rijksoverheid? ......................................................... 33 4.5 Hoe kunnen we de vraag naar scholing vergroten? ................ 35

Hoofdstuk 5: Werkzoekenden en scholing................................................. 39

5.1 Waarom investeren in scholing? ................................................ 39 5.2 Wat doen gemeenten en UWV aan scholing van hun cliënten? ......................................................................................... 40 5.3 Wat is het scholingsaanbod voor werkzoekenden? ................ 41 5.4 Wat doet de rijksoverheid? ......................................................... 41 5.5 Hoe kunnen we de vraag naar scholing vergroten? ................ 42

Page 6: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Hoofdstuk 6: Nuggers en scholing............................................................. 45 6.1 Waarom investeren in scholing van de nuggers?..................... 45 6.2 Wat doen gemeenten aan scholing van de nuggers?............... 45 6.3 Wat is het scholingsaanbod voor nuggers ................................ 46 6.4 Wat doet de rijksoverheid? ......................................................... 47 6.5 Hoe kunnen we de vraag naar scholing vergroten? ................ 47

Hoofdstuk 7: Is er hoop?............................................................................. 49 7.1 Krappe arbeidsmarkt ................................................................... 49 7.2 Verdergaande innovatie............................................................... 50 7.3 Activerende stelsel van sociale zekerheid ................................. 51 7.4 Versnelling van de samenleving ................................................. 51 7.5 Steeds meer kennis, inzicht en ervaring bij beslissers............. 52 7.6 Krappere overheidsbudgetten.................................................... 53 7.7 Marktwerking in de educatie....................................................... 53 7.8 De ontwikkelingen op een rijtje ................................................. 54

Hoofdstuk 8: Wat is er nodig?..................................................................... 57

8.1 Conclusies...................................................................................... 57 8.2 Een wenkend perspectief............................................................ 58 8.3 Welke allianties zijn hiervoor nodig?......................................... 60

Literatuur ................................................................................................... 63 Gehouden interviews.................................................................................. 67

Page 7: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch
Page 8: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch
Page 9: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

5

Voorwoord ‘Voor de toekomst van Nederland is het essentieel dat we alle talenten benutten en elke keer als we een talent onbenut laten, brengen we een offer aan onze eigen toekomst.’ Dat zijn woorden van Alexander Rinnooy Kan, SER-voorzitter en voorzitter van de werkgroep Kennisinvesteringsagenda van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch vooruitgang is geboekt. We benutten nog steeds lang niet al het talent dat in Nederland beschikbaar is. De afstand tot onze naaste concurrenten, Duitsland en Scandinavië, is verder opgelopen. Het doel om tot de top 5 te behoren, raakt daarmee verder uit zicht’. Deze woor-den bij de presentatie van de derde evaluatie van de Kennisinvesteringsagenda in maart 2010 geven te denken.

De provincie Noord-Brabant spreekt in de Agenda van Brabant de wil uit tot de top van de (industri-ele) kennis- en innovatieregio’s in Europa te behoren en koppelt dit bovendien aan de ambitie om zoveel mogelijk Brabanders te laten delen in de welvaart en aan alle Brabanders kansen te bieden, zodat zij zich aanpassen aan veranderende omstandigheden. Een uitstekende agenda, juist door deze koppeling van doelen. Maar met een eenzijdige focus op kennisintensieve bedrijvigheid en bijbeho-rende kennisinfrastructuur alleen vallen deze doelen niet beide te bereiken. Kennis en vaardigheden van de beroepsbevolking worden een steeds belangrijkere productiefactor. Zo wordt een Leven lang leren náást goed initieel onderwijs een absolute voorwaarde voor een goede economische ontwikkeling. Nederland wil daarom dat 35% van de beroepsbevolking in 2016 deel-neemt aan leven lang leren. In 2007 zitten we landelijk pas op 17,1% en Noord-Brabant blijft daar met 16,5% nog iets bij achter, al is het niet meer zoveel als in 1999. Nu is het alleen weerbarstig dat de deelname aan een leven lang leren inmiddels landelijk afvlakt ondanks alle geleverde inspanningen sinds 2000. Dit komt volgens het rapport Tijd voor ontwikkeling (2009) van de landelijke denktank Leren en werken behalve door conjuncturele ontwikkelingen vooral doordat bepaalde groepen werk-nemers, en dan met name laagopgeleiden onder mbo niveau 2, te weinig meedoen met een leven lang leren. Bij hoogopgeleiden is inmiddels sprake van een scholingsverzadiging. Daar moeten we de ver-dubbeling van leven lang leren dus niet van hebben. Het provinciaal beleid is daarom de afgelopen jaren logischerwijs mede gericht op een aanpak die een doorbraak kan bewerkstelligen voor de groep laagopgeleiden. Logisch, maar wel tamelijk uniek voor Nederland: geen andere provincie richt zich met economisch beleid en de bevordering van leven lang leren specifiek op deze doelgroep, trouwens dat doen het Rijk en de sociale partners eigenlijk ook niet, ook al wordt al jaren geconstateerd dat deze groep fors achterblijft. Aansprekende voorbeelden van deze provinciale activiteiten, maar niet de enige, zijn de leerbonnen, ETV Brabant (educatieve televisie), het leerambassadeursproject bij de VDL groep en meer in algemene zin de steun aan de regionale leerwerkloketten.

Page 10: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 6

Vijf jaar na de start van Kennis = Meedoen kijken we opnieuw naar de stand van zaken. Hoeveel laagopgeleiden zijn er? Wordt hun aantal inmiddels kleiner? Blijft hun werkgelegenheid op peil? Hoe is het gesteld met hun deelname aan leven lang leren? Wat doen sociale partners, gemeenten en on-derwijsaanbieders voor deze doelgroep? Houden zij in beleid en uitvoering genoeg rekening met de specifieke kenmerken van laagopgeleiden? En last but not least: wat kunnen we in Noord-Brabant doen om onze ambities op het gebied van economische en sociale ontwikkeling waar te maken? Om een antwoord te geven op deze vragen heeft PSW een quick scan uitgevoerd. Dit rapport biedt geen evaluatie van het door de provincie gevoerde beleid. Wel zijn een tiental partij-en uit overheid, onderwijs en bedrijfsleven bevraagd welke betekenis de buitengewone aandacht van de provincie voor deze doelgroep heeft gehad voor hen en andere partijen. Eigenlijk zonder uitzon-dering wordt waardering uitgesproken voor de rol van de provincie als aanjager en mindsetter op dit thema. Met relatief bescheiden middelen heeft de provincie het thema op de agenda gezet, de discus-sie gevoerd, partijen bij elkaar gebracht en creatieve actie gestimuleerd. Al behoort deze rol niet tot de kerntaken van de provincie, het is wel een voorbeeld van hoe een middenbestuur in alliantie met anderen het verschil kan maken en het economische en sociale domein met elkaar kan verbinden. Noord-Brabant heeft wel degelijk laten zien dat er ook voor de doelgroep laagopgeleiden vooruitgang geboekt kan worden wanneer beleid en uitvoering van leven lang leren specifiek worden toegespitst op deze doelgroep. Vanuit deze positieve ervaring is het nu zaak dat de provincie doorpakt en een impuls van betekenis geeft aan leven lang leren zoals dat ook in Engeland is gebeurd. Dat kan vooral door samen met ge-meenten, sociale partners, Rijk, roc’s, woningbouwverenigingen, SW-bedrijven, bibliotheken en ande-re maatschappelijke organisaties te investeren in een laagdrempelige, fysieke en virtuele kennisinfra-structuur voor leven lang leren voor laagopgeleiden die ook aansluiting biedt op de bestaande infra-structuur voor beroepsonderwijs. Daarmee wordt een solide steen gelegd in de kennisinfrastructuur van laag tot hoog. Dit alles hoeft ook niet veel extra geld te kosten. Veel middelen zijn er al, vooral bij gemeenten: educatiegelden, bibliotheekgelden, welzijnsmiddelen, participatiegelden. En er kan ge-zocht worden naar aanvullende financiering uit Europa. Wat vooral nodig is, is visie en lef om geza-menlijk de beschikbare gelden gericht in te zetten. In een aantal Brabantse regio’s, ook die waar high tech hooggenoteerd staat, wordt het belang van extra aandacht voor de (te) lage opleidingsgraad van hun beroepsbevolking scherp onderkend. De provincie mag daarom ook op draagvlak rekenen. Zo kan de tweeledige doelstelling van de Brabantse agenda écht gestalte krijgen. En kan de provincie zich in de haar op het lijf geschreven rol ook zonder wettelijke taak opnieuw uiterst verdienstelijk maken voor de Brabantse samenleving. André van Gils directeur PSW

Page 11: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

7

Samenvatting Waar willen we de komende jaren met Brabant naartoe? Hoe verbinden we economische groei met sociale verbondenheid? Hoe houden we de Brabantse samenleving veerkrachtig en vitaal? Welke kan-sen grijpen we in de internationaliserende economie en samenleving? Dit zijn zomaar vier vragen uit de ‘Agenda van Brabant’ van de provincie Noord-Brabant1. De provincie formuleert op deze vragen nog geen concreet antwoord. Dat doet het voorliggende rapport wel. Weten en kunnen in het Brabant van 2020 Het Brabant van de nabije toekomst zal veel lijken op het Brabant van nu. Het verschil is dat het toe-komstige Brabant nog net wat sneller, kennisintensiever en complexer zal zijn. Om mee te kunnen in die ingewikkelde kennissamenleving heeft iedereen – hoe kan het ook anders – kennis nodig. Geen feitenkennis, maar een ‘weten’ en ‘kunnen’, zodat mensen zich thuis kunnen voelen in de samenleving en een plek houden op de arbeidsmarkt. Maar niet iedereen beschikt over het ‘weten’ en ‘kunnen’ om volop in het Brabant van 2020 mee te kunnen doen. Vooral de mensen met een lagere vooropleiding – zonder startkwalificatie – vormen een risicogroep. Dan hebben we het niet over een klein deel van de bevolking: anno 2010 is nog altijd meer dan 30% van de 65-minners laaggeschoold! Een deel van hen mist nu al de competenties die nodig zijn voor een betaalde baan en staat al aan de zijlijn. Een ander deel heeft wel betaald werk. In Brabant worden nog altijd zo’n 300.000 banen ingevuld door laagopgeleiden- , maar zal zich verder moeten ontwikkelen om dat werk te behouden. Lagergeschoolde mensen beschikken vaak niet over alle competenties die nodig zijn voor het gewone maatschappelijk verkeer. Dat zijn de basiscompetenties die door hoger opgeleide beleidsmakers en bestuurders als zó vanzelfsprekend worden beschouwd dat ze er niet eens bij stil staan: lezen en schrijven, formulieren invullen, informatie opzoeken op internet en reflecteren. Ondertussen dendert de samenleving voort: wat laaggeschoolde mensen nu niet kunnen, kunnen ze over tien jaar misschien wel, maar dan zullen zij weer nieuwe dingen moeten beheersen. Werkgevers en uitkeringsinstanties investeren niet Voor alle duidelijkheid: het gaat er niet om dat alle mensen tot in het oneindige doorscholen en zich kwalificeren. Maar het is wel belangrijk dat ook laaggeschoolde mensen zich naar hun mogelijkheden blijven ontwikkelen, tijdens hun dagelijkse werkzaamheden en ook door scholing. Maar daar zit nu juist de crux. Laaggeschoolde werknemers leren veel minder op hun werkplek dan middelbaar en hooggeschoolde werknemers. Laagopgeleiden volgen veel minder vaak scholing dan middelbaar en hoogopgeleiden. Werkgevers investeren veel meer tijd en geld in de ontwikkeling van hogeropgeleide medewerkers dan in hun laagopgeleide werknemers. Ook al staat onomstotelijk vast dat scholing flink rendeert - de productiviteit gaat er substantieel van omhoog - scholing van laag- en ongekwalificeerd personeel krijgt geen prioriteit.

1 Provincie Noord-Brabant, 2010, pag. 3.

Page 12: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 8

Ook uitkeringsinstanties investeren niet noemenswaardig in scholing van werkzoekenden; hun focus ligt vooral op snelle re-integratie in plaats van duurzame re-integratie. En ook hier is aangetoond dat scholing rendeert: met name beroepsgerichte scholing vergroot de kansen op een baan substantieel. Alleen de gemeenten besteden nog geld aan educatie. Maar hoe lang nog? Want nu zijn die gelden nog substantieel van omvang en bovendien geoormerkt, maar over 2½ jaar niet meer: dan is het bud-get gehalveerd en kunnen gemeenten zelf beslissen waar dit aan te besteden. Laaggeschoolde mensen investeren ook niet Waarom wijzen we de vinger eigenlijk naar werkgevers en uitkeringsinstanties? Is het eigenlijk niet die persoon zelf die ervoor moet zorgen dat hij zich ontwikkelt en dat hij richting geeft aan zijn eigen loopbaan? Het is toch zijn eigen verantwoordelijkheid? Ja, misschien wel. Maar een feit is dat hij die verantwoordelijkheid niet uit zichzelf neemt (kán nemen, omdat hij daartoe de competenties niet heeft) en dat er tegelijkertijd niemand is – geen werkgever of uitkeringsinstanties – die hem daartoe dwingt of stimuleert. Een paar vooruitstrevende werkgevers en gemeenten daargelaten. Stel dat die persoon zich toch verder wil ontwikkelen: hoe weet hij wat hij nodig heeft en waar hij dat vervolgens kan halen? Dat raakt een cruciaal punt. Want om de eigen behoeften te kennen en daarin te kunnen voorzien, heeft iemand nou net de basiscompetenties nodig die hij nog moet leren: reflectie op de eigen vaardigheden, lezen en schrijven, informatie opzoeken op internet. Dan wordt het voor een laaggeschoolde persoon dus lastig om zichzelf verder te ontwikkelen. Hij kan natuurlijk voor advies bij zijn werkgever of uitkeringsinstantie aankloppen, maar of hem dat verder brengt? En stel dat die persoon – na een flinke ontdekkingstocht – weet waarin hij zichzelf wil (of moet) be-kwamen: is er dan ook een aanbod voor hem? Dat blijft vooralsnog een vraag. Onduidelijk is welke scholingsinstituten basale scholing aanbieden en in hoeverre dit scholingsaanbod aansluit bij behoef-ten van laaggeschoolde mensen. Effectieve scholing voor laagopgeleiden moet aan een aantal ken-merken voldoen, zoals gerichtheid op de praktijk en ‘leren door te doen’. Maar ook zelfsturing, een modulaire opzet (kleine stukken) en succeservaringen zijn van belang. Beperkt onderzoek wijst uit dat hierin nog wel het nodige valt te verbeteren. Komt het vanzelf goed of gaat het onvermijdelijk fout? Dit overziend kunnen we niet anders, dan concluderen dat de ontwikkeling van laaggeschoolde men-sen geen prioriteit krijgt, waardoor zij steeds verder achterop komen. De vraag is of die laaggeschool-de werknemer anno 2010 nog wel interessant is voor de werkgever van de toekomst. Laat staan of die laaggeschoolde werkzoekende anno 2010 voldoende interessant is voor de werkgever van de toe-komst. De vraag is ook of die laaggeschoolde burger van nu in de toekomst nog wel zijn weg kan vinden in de samenleving. Optimisten zouden kunnen denken: het komt vanzelf wel goed. Straks trekt de economie weer aan, slaat de vergrijzing hard toe en is iedereen nodig op de arbeidsmarkt; dan moeten werkgevers wel investeren. Maar niets is minder waar: werkgevers kunnen hun fabriek ook naar elders verplaatsen of mensen van elders naar hun fabriek halen. Pessimisten zouden kunnen denken: het is zinloos om in laag- en ongekwalificeerde werkenden en werkzoekenden te investeren, want werkgevers kiezen gewoon voor beter gekwalificeerde mensen van elders. Maar ook dat hoeft niet waar te zijn: want als die gekwalificeerde mensen hier voorhanden zijn, is er geen reden om ze van elders te halen.

Page 13: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

9

Versterking van de vraagzijde op de scholingsmarkt Niets gaat vanzelf en het komt ook niet vanzelf goed. De overheid kan het op z’n beloop laten, maar dan groeit de ‘kenniskloof’ tussen de laagopgeleiden en de hoger opgeleiden. De overheid kan ook het probleem bij de kop pakken. Dat kan door de vraagzijde van de scholingsmarkt zodanig te ver-sterken, zodat werkgevers, uitkeringsinstanties én de lagergeschoolde zelf meer om scholing en leer-mogelijkheden gaan vragen. Dan volgt het aanbod grotendeels ‘vanzelf’, want zo goed werkt de scho-lingsmarkt gelukkig wel. Hoe kan die vraagzijde worden versterkt? Dat kan bijvoorbeeld door die vraagzijde rechtstreeks te beïnvloeden met leerbonnen, gekoppeld aan sociale innovatie in het midden- en kleinbedrijf. Maar het kan ook indirect, door agendasetting bij gemeenten, sociale partners en rijksoverheid. En het kan door het scholingsaanbod heel dicht bij de mensen te brengen, zodat die scholingsvraag als ‘vanzelf’ ontstaat. Leren om de hoek De scholing kan naar de mensen worden gebracht door leerwerkpunten: daar kunnen mensen – om de hoek – werken aan hun basisvaardigheden en daar kunnen zij worden begeleid in hun loopbaan. Deze leerwerkpunten zijn er zo her en der al, in een wijk, een bibliotheek of bij een bedrijf. Het begin is er dus al. Deze leerwerkpunten kunnen worden uitgebreid tot een dekkende infrastructuur, zodat er overal in Brabant ‘om de hoek’ zo’n leerwerkpunt is. Daar is niet zoveel voor nodig: gewoon een ruimte met een aantal computers met internet, een aanbod aan e-learning voor laaggeschoolden en een docent/begeleider, ondersteund door een vrijwilliger. Bij het leerwerkpunt worden mensen op weg geholpen, met lezen en schrijven, rekenen, computer-vaardigheden, Nederlandse taal en communicatieve vaardigheden. Thuis, achter hun eigen pc, kunnen mensen verder leren en oefenen. En willen mensen meer dan is de stap van het leerwerkpunt naar het regionale leerwerkloket, de roc’s en andere beroepskwalificerende opleiding niet zo groot meer. Zo krijgt Brabant een sluitende en scholingsinfrastructuur. Ook de gelden zijn er al, vooral bij gemeenten: educatiegelden, bibliotheekgelden, welzijnsmiddelen, participatiegelden. Er is dus geen extra geld nodig. Wat nodig is, is lef om de beschikbare gelden ge-richt in te zetten. Als gemeenten hierbij allianties sluiten met bijvoorbeeld werkgevers en woning-bouwverenigingen, kan nog meer worden bereikt. De provincie kan gemeenten flankeren door allian-ties aan te gaan met de sectorfondsen, sociale partners en het Rijk om scholing van laaggeschoolde mensen op de agenda te krijgen èn om het aanbod aan e-learning verder te ontwikkelen. Brabant in 2010 En waar staat Brabant over tien jaar? Dan heeft Brabant een sterke scholingsinfrastructuur van laag tot hoog, zowel in de steden als op het platteland, van waaruit wordt geïnvesteerd in het sociaal kapi-taal van de Brabanders. Het is een toekomstgerichte investering in de duurzame welvaart en welzijn van de Brabanders. Èn het is een investering in een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Kortom, het is een investering in de toekomst van Brabant, die zich meervoudig zal terugverdienen.

Page 14: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 10

Page 15: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

11

1. Inleiding

Nederland wil om economische redenen dat 35% van de beroepsbevolking in 2016 deelneemt aan een leven lang leren. Nu zitten we nauwelijks op de helft en de deelname aan leven lang leren vlakt sinds 2000 wat af. Dit heeft onder andere te maken met conjuncturele invloeden in combinatie met visie: tijdens laagconjunctuur is er weinig bereidheid geld te investeren in scholing, tijdens hoogcon-junctuur geen tijd. Ook lijkt er sprake van een zekere scholingsverzadiging bij grote bedrijven en ho-ger opgeleiden. De groei van een leven lang leren zal nauwelijks in die segmenten kunnen plaatsvin-den. Ten derde moeten we constateren dat het ook komt doordat bepaalde groepen werknemers en dan met name laagopgeleiden te weinig meedoen met een leven lang leren. De scholingsdeelname van lager geschoolde volwassenen is nog altijd substantieel lager dan die van middelbaar en hoger ge-schoolde volwassenen. Dit vormt de aanleiding voor dit rapport. Als we onze ambitie op het terrein van een leven lang leren willen waarmaken, is het nodig om deze doelgroep nader te beschouwen. Het beleid om leven lang leren te bevorderen, is veelal gericht op kenniswerkers, het topsegment van de beroepsbevolking. Of het is generiek van aard: het richt zich op alle volwassenen en houdt te weinig rekening met de specifieke kenmerken van de laaggeschool-den onder hen. Lager geschoolden kúnnen daardoor niet evenredig profiteren van alle maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen. Met alleen generiek beleid is het onmogelijk om een doorbraak te bewerkstelligen. Dat is om sociale en economische redenen triest, want juist laagopgeleiden hebben een groot risico om niet meer goed mee te kunnen in onze complexe samenleving in het algemeen en op de arbeids-markt in het bijzonder. Terwijl ze toch een kwart tot een derde van onze beroepsbevolking uitmaken. Daarmee dreigen laagopgeleiden steeds meer een groep te worden die de samenleving veel kost, in plaats van een groep die een waardevolle maatschappelijke en economische bijdrage levert. Dit rap-port wil eraan bijdragen om dit in Brabant te voorkomen door het verschaffen van inzicht in de vol-gende vier kernvragen: 1. Hoe is de situatie qua laagopgeleiden op dit moment in Brabant? 2. Waar moeten we rekening mee houden als we de scholingsdeelname van lager geschoolde vol-

wassenen substantieel willen verhogen? 3. Wat zijn de ontwikkelingen die van invloed zijn op de scholingskansen van laagopgeleiden? 4. Wat kunnen Brabantse partijen doen om de deelname van laagopgeleiden aan een leven lang

leren substantieel te verhogen?

Page 16: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 12

Page 17: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

13

2. Wat weten we over laaggeschoolde volwassenen?

Dit hoofdstuk zet de aantallen laaggeschoolden in Noord-Brabant op een rij. We schetsen de omvang van de groep laaggeschoolden in de beroepsbevolking, laten zien hoeveel werkzoekenden er laagge-schoold zijn. We geven ook een cijfermatig beeld van het aanbod laaggekwalificeerde banen in Noord-Brabant en geven de top 12 van Brabantse economische sectoren waar veel laaggeschoolden werken. Wat is 'laaggeschoold'? ‘Laagopgeleid’ of ‘laaggeschoold’ betekent dat iemand geen startkwalificatie heeft. Een laagopgeleide volwassene heeft dus maximaal basisonderwijs, vmbo, mbo 1 of avo onder-bouw. Sommige statistische gegevensbronnen (zoals de databank van UWV WERKbedrijf) hanteren echter nog een oude definitie van 'laagopgeleid' waar de groep met mbo-niveau 1 buiten valt.

2.1 De aantallen Bevolking In de provincie Noord-Brabant woonden op 1 januari 2009 1,6 miljoen (1.637.199) mensen in de leeftijd 15 tot 65 jaar. In Nederland is gemiddeld 32% van de bevolking tussen 15 en 65 jaar laagopge-leid2. Als we dit landelijk gemiddeld percentage doortrekken naar de provincie Noord-Brabant, dan wonen er naar schatting in Brabant 523.159 laaggeschoolde personen in de leeftijd 15 tot 65 jaar3.

Beroepsbevolking Een deel van de bevolking werkt of is actief op zoek naar werk; dit is de beroepsbevolking. In 2008 kende de provincie Noord-Brabant een beroepsbevolking (leeftijd van 15 tot en met 64 jaar) van 1.151.000 personen, afgerond 1,2 miljoen. Daarvan zijn er 286.000 laaggeschoold, dat is 24,8%. Lan-delijk ligt dit percentage iets lager, namelijk op 23,7%4.

2 ‘Laagopgeleid’ of ‘laaggeschoold’ betekent dat iemand geen startkwalificatie heeft. Een laagopgeleide volwassene heeft dus

maximaal basisonderwijs, vmbo, mbo 1 of avo onderbouw. Sommige statistische gegevensbronnen (zoals de werkzoekenden gegevens in de databank van UWV WERKbedrijf hanteren nog een definitie van laagopgeleiden waar de groep met mbo niveau 1 buiten valt.

3 CBS Statline, 24-02-2010. Peildatum 1 januari 2009. 4 CBS Statline, 23-02-2010. Peiljaar 2008.

Page 18: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 14

Werkend of niet werkend De beroepsbevolking in Noord-Brabant bestaat uit twee groepen: werkzame en niet-werkzame per-sonen. Van de laaggeschoolden in de beroepsbevolking (286.000), valt 94% onder de werkzame be-roepsbevolking (270.000). Dat zijn personen die in Nederland betaald werk hebben van 12 uur of meer. De afgelopen decennia is het opleidingsniveau van werkenden in Nederland gestegen. Het percentage werkenden met maximaal een diploma op vmbo-niveau is afgenomen van 48% (in 1988) naar 23% (in 2006)5.

Niet-werkende werkzoekenden Eind december 2009 bedroeg het aantal laaggeschoolde niet-werkende werkzoekenden (NWW) in Noord-Brabant 33.839 personen. Dit staat gelijk aan 48% van het totale aantal NWW’ers. Van de laaggeschoolde niet-werkende werkzoekenden is 51% ouder dan 45 jaar, 14% is jonger dan 27 jaar6. Ongeveer tweederde van hen heeft een diploma op vmbo-niveau, een derde hooguit basisonderwijs of enkele jaren voortgezet onderwijs7. Van de bijna 34.000 laaggeschoolde werkzoekenden in Noord-Brabant, woont de grootste groep in Zuidoost-Brabant met 11.214 personen, gevolgd door West-Brabant met 9.082 laaggeschoolde werk-zoekenden, Noordoost-Brabant met 7.254 en Midden-Brabant met 6.038 laaggeschoolde niet-werkende werkzoekenden8. Beroep bij inschrijving Laaggeschoolde werkzoekenden in Noord-Brabant (maximaal vmbo-diploma) zijn grotendeels inge-schreven voor drie categorieën beroepen: 44% voor de elementaire beroepen (alleen basisonderwijs), 38% voor de lagere beroepen (vmbo-niveau), 16% voor middelbare beroepen (mbo) en een restgroep van 3% staat ingeschreven voor de hogere beroepen (hbo en wo). Laaggeletterdheid In Nederland zijn naar schatting 1,5 miljoen volwassenen laaggeletterd. Dat is ongeveer dertien pro-cent van de volwassen bevolking. Van de 1,5 miljoen mensen zijn 1 miljoen autochtoon en 500.000 allochtoon.9 Omgerekend zijn er zo’n 240.000 volwassen Brabanders laaggeletterd. Mensen die laag-geletterd zijn, kunnen onvoldoende lezen en schrijven - en vaak ook onvoldoende rekenen - om vol-waardig deel te kunnen nemen aan onze informatiemaatschappij. Ze hebben moeite om hun eigen doelen te realiseren en kunnen hun kennis- en vaardigheden niet zelfstandig verder ontwikkelen.

5 Fouarge D. e.a. (2010). 6 UWV WERKbedrijf, Kerncijfers werkzoekenden SONAR databank, februari 2010. 7 Personen met een mbo-niveau 1 zijn in de categorie 'laaggeschoolden' van UWV werkbedrijf nog niet meegerekend, wat het feitelijk aantal werkzoekenden zonder startkwalificatie nog hoger doet uitkomen. 8 UWV werkbedrijf, Kerncijfers werkzoekenden SONAR databank, februari 2010. 9 www.stichtinglezenenschrijven.nl, gedownload op 20 februari 2010.

Page 19: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

15

2.2 De arbeidsmarkt voor lagergeschoolde volwassenen Banen voor laaggeschoolden in Noord-Brabant: 302.400 In de huidige kennissamenleving worden nog redelijk veel banen door laaggeschoolden bezet. Eind 2008 zijn er in Noord-Brabant totaal 1.246.200 banen. Daarvan wordt 24,3% vervuld door laagge-schoolden (tot maximaal mbo-niveau 1), dat zijn 302.400 banen. Het aandeel banen voor laagge-schoolden ligt in Brabant iets hoger dan het landelijke aandeel van 23,6%10. Tweederde van de 302.400 laaggekwalificeerde banen wordt bezet door mannen, eenderde door vrouwen. Top 12 sectoren met laaggekwalificeerd werk Gemiddeld hebben de Brabantse sectoren 24,3% van hun banen bezet door laaggeschoolden. Maar wat zijn de ‘sectoren’ waar absoluut en relatief veel laaggeschoolden werken? Absoluut gezien zijn de meeste laaggekwalificeerde banen te vinden in de grotere Brabantse sectoren 'detailhandel & reparatie', 'bouw', en 'overige industrie' (exclusief voedings- en genotmiddelen, chemie en metalektro). Relatief gezien, dat wil zeggen het aandeel laaggekwalificeerde banen binnen de sector zelf, bieden de sectoren 'wegvervoer', 'voedings- en genotmiddelenindustrie' en 'overige industrie' (exclusief chemie en metalektro) vooral werk aan laaggeschoolden. De top 12 van Brabantse sectoren met een meer dan gemiddeld aandeel laaggeschoolden ziet er als volgt uit: Top 12 Sectoren met veel laaggekwalificeerde banen (maximaal mbo 1)

Sector

Absoluut aantal 'lage' banen

Aandeel (%) in de sector

Detailhandel en reparatie (1) 49.500 34,7 % Bouw (2) 30.800 35,7 % Overige industrie (excl. chemie en metalektro en VGM) (3) 26.700 (3) 39,4 % Groothandel 23.700 25,2 % Zakelijke diensten 2 (uitzendwezen, beveiliging, reiniging, callcenters, secretariaatswerk e.d.)

20.600 37,7 %

Horeca 19.400 36,5 % Metalektro 18.900 22,4 % Vervoer over de weg 16.900 (1) 48,0 % Landbouw 15.200 33,4 % Welzijnszorg (incl. verpleeg- en verzorgingshuizen 14.000 14,6 % Voedings- en genotmiddelenindustrie (VGM) 11.200 (2) 40,3 % Overig vervoer 10.600 32,2 %

10 LISA banen 2008 & Enquête beroepsbevolking 2007-2009, bewerkt door VDWresearch, 2010.

Page 20: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 16

Opleidingsrichting van laaggekwalificeerde banen Die 302.400 Brabantse laaggekwalificeerde banen worden bezet door laaggeschoolden met de vol-gende onderwijsachtergrond11: • 20% wordt bezet door mensen met alleen basisonderwijs; • 31% wordt bezet door mensen met een algemene lagere opleiding (vmbo of mbo 1)12; • 28% wordt bezet door mensen met een technische opleiding (vmbo of mbo 1); • 12% wordt bezet door mensen met een verzorgende opleiding (vmbo of mbo 1); • 6% wordt bezet door mensen met een economische opleiding (vmbo of mbo 1); • 2% wordt bezet door mensen met een horeca/logistiek opleiding (vmbo of mbo 1). Werkgelegenheidsontwikkeling in Noord-Brabant Eind 2009 publiceerde de Economie Monitor Brabant cijfers over de werkgelegenheid in Brabant. Daarin wordt gesteld dat de economie de weg naar boven weer lijkt te hebben gevonden. Op basis van recente prognoses groeit de Nederlandse economie volgend jaar met ongeveer 1%. Voor Noord-Brabant wordt dezelfde groei verwacht. Omdat in de Brabantse economie de conjunctuurgevoelige sectoren, zoals industrie en transport & logistiek sterk zijn vertegenwoordigd, profiteert Brabant rela-tief snel en in grote mate van een aantrekkende wereldhandel en uitvoer. Ook de perspectieven voor de zorgsector zijn goed. De bouw komt naar verwachting het laatst uit het dal van de crisis13. Vacatures In Noord-Brabant stonden er in het derde kwartaal van 2009 gemiddeld ruim 6.700 vacatures open bij de vestigingen van het UWV WERKbedrijf14. In dezelfde periode werden maandelijks gemiddeld ongeveer 2.900 nieuwe vacatures aangemeld. De meeste vacatures staan open voor beroepen op ele-mentair (basis)niveau, gevolgd door technische beroepen en administratief/economische beroepen (met name op middelbaar niveau). Hierbij moet opgemerkt worden dat in de vacatures bij het UWV WERKbedrijf de hogere opleidingsniveaus sterk ondervertegenwoordigd zijn. Dit komt omdat hoger opgeleiden vaak via andere kanalen een nieuwe baan zoeken.

11 Van 1 procent de laaggekwalificeerde is de opleidingsrichting onbekend. Bron: LISA banen 2008 & Enquête beroepsbevolking 2007-2009, bewerkt door VDWresearch, april 2010. 12 Onder algemeen vallen opleidingen in de richting algemeen, leraren, sociale wetenschappen, kunst, communicatie, juridisch/bestuurlijk, openbare orde en veiligheid. (Indeling CBS.) 13 ETIN Adviseurs, Economie Monitor Brabant, vierde kwartaal 2009. 14 ETIN, Economie Monitor Brabant, vierde kwartaal 2009.

Page 21: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

17

Tabel 2 Top 5 openstaande vacatures naar beroep per regio, november 2009 West-Brabant Midden-Brabant Noordoost-Brabant Zuidoost-Brabant

1. Productiemedewerker 1. Heftruck- chauffeur

1. Productie- medewerker

1. Productie-medewerker

2. Medewerkers uitgifte horeca

2. Orderpicker 2. Circusartiest 2. Accountmanager verzekeringen

3. Agrarische seizoenskracht 3. Magazijn- medewerker

3. Medewerker rubberindustrie

3. Schoonmaker

4. Medewerker technische dienst elektrotechniek

4. Productie- medewerker

4. Medewerker verzorging

4. Magazijn-medewerker

5. Callcenter medeweker 5. Koerier 5. Magazijn medewerker

5. Orderpicker

Bron: UWV WERKbedrijf In: ETIN Adviseurs, Economie Monitor Brabant, vierde kwartaal 2009 Perspectieven voor laaggeschoolden Zijn er op termijn nog wel banen voor laaggeschoolden? Volgens de arbeidsmarktprognose 2009/2010 van UWV WERKbedrijf worden voor lager opgeleiden de kansen op de arbeidsmarkt de komende jaren kleiner. Laaggeschoolden hebben nog het meeste perspectief in beroepen als verzor-gende en heelkundige, waar de werkgelegenheid naar verwachting stabiel blijft15. Het ROA dat jaarlijks prognoses uitspreekt over de toekomstige arbeidsmarkt naar opleiding en be-roep, stelt dat de economische crisis en de terugval in de vraag naar personeel op de verschillende opleidingsniveaus anders uitpakt. Enerzijds blijft de structurele trend van upgrading doorgaan, waar-door binnen veel beroepen de vraag naar hoger opgeleiden toeneemt ten koste van lager opgeleiden. Ook worden meer competenties (samenwerken, klantgerichtheid) verwacht van laaggeschoolden door veranderingen in productieomgeving en organisaties. Anderzijds blijken juist hoger opgeleiden (hbo’ers en wo’ers), maar ook ongeschoolden vaak te werken in sectoren en beroepen die getroffen worden door de economische crisis. Met name vmbo’ers, havo/vwo’ers en mbo’ers werken relatief weinig in deze sectoren en beroepen. Daardoor is de afname in de werkgelegenheid op deze oplei-dingsniveaus mild ten opzichte van de onder- en bovenkant van de arbeidsmarkt16. Conclusie We kunnen concluderen dat in Noord-Brabant nog altijd een aanzienlijk deel van de (be-roeps)bevolking laaggeschoold is. Er wonen ruim 523.000 laaggeschoolde Brabanders tussen 15 en 65 jaar. Van de beroepsbevolking heeft een kwart (286.000 mensen) geen startkwalificatie. Er zijn 34.000 laaggeschoolde niet-werkende werkzoekenden in Brabant. Voor de laaggeschoolden zijn in de provincie ruim 300.000 laaggekwalificeerde banen beschikbaar. Tweederde van deze banen wordt ingevuld door mannen. Het meeste laaggekwalificeerd werk is te

15 UWV WERKbedrijf Arbeidsmarktprognose 2009-2010, juni 2009, pag. 47. 16 ROA, De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014, pag. X en 45 e.v.

Page 22: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 18

vinden in de sectoren 'detailhandel & reparatie', 'bouw' & 'industrie'. Wegtransport kent als sector percentueel gezien de meeste laaggekwalificeerde banen, 48% is laaggekwalificeerd werk. Perspectieven voor laaggeschoolden worden de komende jaren kleiner. Het meeste perspectief voor laaggeschoolden is te vinden in de zorg. De vraag naar hoger gekwalificeerde mensen neemt toe, maar ook binnen het segment van lager gekwalificeerde beroepen worden diverse nieuwe competenties van werkenden verwacht. Kwantitatief zijn vraag en aanbod van arbeid in dit segment dus (nog) in balans, maar de verwachting is dat zowel overschotten als krapte ontstaan door veranderingen in de werkge-legenheidsstructuur en de aard van het laaggeschoolde werk.

Page 23: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

19

3. Wat weten we over het leren door laaggeschoolde volwassenen?

Dit hoofdstuk beantwoordt de vraag 'Wat weten we over het leren door laaggeschoolde volwasse-nen?' We starten met cijfers over deelname aan scholing door laaggeschoolden. Daarna wordt inge-gaan op hoe laaggeschoolde mensen leren en wat zij daarvoor nodig hebben.

3.1 Cijfers over deelname aan scholing Streefcijfers Op de EU-top in Lissabon hebben de EU-lidstaten aantal streefcijfers afgesproken met betrekking tot het niveau van de beroepsbevolking. Het Nederlandse kabinet heeft deze vertaald in een aantal nationale doelstellingen. Een van de doelstellingen heeft betrekking op 'leven lang leren' en luidt: ‘In 2010 volgt 20% van de Nederlanders van 25-64 jaar een cursus of opleiding’17. Deelname aan 'leven lang leren' in Noord-Brabant De doelstelling van de nationale Kennis Investerings Agenda (KIA) luidt dat in 2016, 35% van de beroepsbevolking deelneemt aan 'leven lang leren'. In Nederland nam in 2007, 17,1% van de beroepsbevolking deel aan 'leven lang leren'. In Noord-Brabant ging het om 16,5%. In 1999 bedroeg het deelnamepercentage in Noord-Brabant 13,1% en was het gat met de Nederlandse score 2%18. Kenmerken van deelnemers aan postinitieel onderwijs Als we kijken naar de vooropleiding van mensen die deelnemen aan ‘postinitieel onderwijs’19 dan is te zien dat het deelnamepercentage toeneemt naarmate het niveau van vooropleiding hoger is, zie figuur 1. Van mensen met alleen basisonderwijs neemt 7,3% deel aan postinitieel onderwijs, van mensen met opleidingsniveau vmbo-mbo 1 is dat 9%.

17 Denktank Leren en werken, Tijd voor ontwikkeling, pag. 11 e.v. Zie ook ROA, Leren en werken, pagina 21. 18 Provincie Noord-Brabant, Eerste Provinciale KIA foto 2009, pag. 11. 19 CBS Statline, 25-02-2010 (peiljaar 2008). De Europese indicator voor 'leven lang leren' is een vrij ruwe maat. Iedereen tussen 25

en 65 jaar die deelneemt aan een opleiding of cursus wordt meegeteld. In de indicator zijn dus ook de tragere student van mbo, hbo en wo meegenomen die nog bezig zijn met hun initiële schoolloopbaan. Terwijl bijvoorbeeld een 24-jarige die een bedrijfs- opleiding volgt niet wordt meegenomen. Het CBS heeft daarom de indicator 'postinitieel onderwijs’ ontwikkeld. Hierin wordt de deelname aan opleidingen weergegeven nadat men het initiële onderwijs heeft verlaten. Beide indicatoren laten voor Neder- land over de jaren eenzelfde verloop zien. De indicator voor postinitieel onderwijs ligt op een wat lager niveau dan de levenlang leren indicator (CBS Jaarboek onderwijs 2009).

Page 24: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 20

Figuur 1 Deelname aan 'leven lang leren' ten opzichte van de betreffende bevolkingsgroep, peildatum 2008

0

5

10

15

20

25

30D

eeln

ame

perc

enta

ge basisonderwijs

vbo/mavo/vmbo/mbo1

havo/vwo/mbo

hbo

wo

Bron: CBS Statline, 25 02-2010 Het aandeel scholingsdeelnemers onder de 'werkzame' beroepsbevolking is nagenoeg even hoog als onder de 'werkloze' beroepsbevolking (respectievelijk 18,5% en 18,3%). Ook is er nauwelijks verschil tussen de deelname onder mannen en vrouwen. Personen in de leeftijdscategorie 25 tot 30 nemen het vaakst deel aan postinitieel onderwijs: 23% van de leeftijdsgroep participeert in levenlang leren. Allochtonen volgen vaker een postinitiële opleiding dan autochtonen, met name de niet-westerse allochtonen. Van hen neemt 21,6% deel aan postinitieel onderwijs. Dit komt doordat zij veel oplei-dingen doen die te maken hebben met de inburgering en het leren van de Nederlandse taal. Onder westerse allochtonen is de deelname 18,4%, de autochtone bevolkingsgroep kent een relatieve scho-lingsdeelname van 15,7%. Deelname door bijstandsgerechtigden De Divosa-monitor 2009 onderzocht de belangrijkste belemmeringen van bijstandsklanten om te participeren in arbeid. Ruim 80% van alle bijstandsgerechtigden heeft te maken met belemmeringen. Een belangrijke belemmering is een lage of verouderde opleiding, 22% van de bijstandsgerechtigden heeft daar mee te maken. Voor bijstandsgerechtigden is beroepskwalificerende scholing één van de minst ingezette instrumenten; 8% van het werkdeel wordt daaraan besteed. Als vervolgens gekeken wordt naar de inzet in trajecten voor bijstandsklanten, dan stelt de monitor dat scholing maar weinig wordt ingezet 20. Deelname aan 'werkgerelateerde cursussen' In Nederland is nog weinig bekend over leeractiviteiten van volwassenen, vooral als die activiteiten buiten het reguliere onderwijs vallen21. Het CBS heeft begin 2008 informatie verzameld via het Adult Education Survey (AES) over werkgerelateerde cursussen met een duur van minder dan zes maanden

20 Divosa-monitor 2009, pag. 84-85, 107. 21 Paepon, (de belangenvereniging van particuliere onderwijs aanbieders) geeft een cijfermatig beeld van niet-bekostigd onderwijs,

maar biedt geen inzicht in deelname door of het aanbod voor laagopgeleiden.

Page 25: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

21

die men op het moment van interviewen of de 12 maanden daarvoor volgde. De gemiddelde cursus-deelname in Nederland van de totale bevolking van 25 t/m 64 jaar bedraagt in 2008 28%. Voor de werkende beroepsbevolking zijn er verschillende achtergrondkenmerken die van invloed zijn op de mate van cursusdeelname. De belangrijkste staan in tabel 2. Het opleidingsniveau is het meest bepalend voor het wel of niet volgen van een cursus, hoe hoger het opleidingsniveau des te vaker volgt men een cursus. Daarnaast is de bedrijfstak waarin de werknemer werkt van belang. Vooral in de overheidssectoren blijken meer werknemers een cursus te volgen dan gemiddeld22. Tabel 2 Cursusdeelname (werkgerelateerd) naar achtergrondkenmerken Opleidingsniveau Bedrijfstak

Laag 16% Industrie, delfstoffenwinning en energie 29%

Middelbaar 32% Handel en horeca 23%

Hoog 51% Vervoer en communicatie 24%

Financiële en zakelijke dienstverlening 44%

Arbeidsduur Openbaar bestuur 55%

12 – 19 uur 22% Onderwijs 51%

20 – 28 uur 32% Gezondheids- en welzijnszorg 41%

29 – 34 uur 41% Overig & onbekend 30%

> 35 uur 38%

Leeftijd

Arbeidsmarktpositie 25-29 jaar 42%

Vaste arbeidsrelatie 38% 30-34 jaar 42%

Flexibele arbeidsrelatie 21% 35-39 jaar 36%

Zelfstandigen 31% 40-44 jaar 34%

45-49 jaar 36%

Grootteklasse 50-54 jaar 31%

Aantal werknemers 1-9 28% 55-59 jaar 31%

Aantal werknemers 10-99 28% 60-65 jaar 29%

Aantal werknemers 110 of meer 40%

Bron: CBS Bron: Denktank 2009, pagina 13.

22 Bron: Denktank werken en leren, Tijd voor ontwikkeling, pag. 11 e.v.

Page 26: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 22

Redenen en belemmeringen bij laaggeschoolden In de AES survey van het CBS is gekeken naar redenen en belemmeringen voor deelname aan cur-sussen. Er volgt 47% van laaggeschoolde cursisten een cursus om het werk beter te kunnen doen of om meer kans te hebben op het vinden of veranderen van een baan. Veel vaker dan bij hoogopgelei-den spelen bij laaggeschoolden meer passieve redenen, zoals het verplichtende karakter van de cursus of een focus op het behalen van een certificaat. Het lijkt erop dat relatief veel laaggeschoolden door hun werkgever verplicht worden aan de cursus deel te nemen. Tweemaal zoveel laaggeschoolden dan hoogopgeleiden volgen een cursus die een wettelijk erkend diploma oplevert. Driekwart van de laaggeschoolde cursusdeelnemers krijgt het inschrijf-, les- en examengeld vergoed. Zij moeten de cursus vaker geheel of gedeeltelijk zelf betalen, dan de middelbaar- en hoogopgeleiden. Bijna een op de vijf laaggeschoolde cursusdeelnemers krijgt geen enkele vergoeding van de werkgever. Van de hoogopgeleiden krijgt 92% de cursuskosten vergoed23. Deelname volwassenen aan de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) De samenwerkende kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven (COLO) signaleren dat het aandeel volwassenen in de beroepsbegeleidende leerweg van het mbo in het schooljaar 2009/2010 gestegen is24. Men ziet dit als een opmaat voor een leven lang leren. Van de ruim 168.000 deelnemers die dit schooljaar deelnemen aan de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) van het mbo zijn er ruim 65.000 ouder dan 25 jaar. Meer dan 30.000 deelnemers aan de bbl-opleidingen zijn ouder dan 40 jaar en bijna 3.000 daarvan zijn boven de 55 jaar. De oudere deelne-mers zijn voor de helft werkenden die alsnog hun kwalificatie behalen, hun kwalificatie naar een hoger niveau willen brengen of die hun kwalificatie uitbreiden om van baan te kunnen veranderen. De ande-re helft zijn herintreders die werken en leren willen combineren, omdat ze een inkomen nodig hebben om hun gezin te kunnen onderhouden. De meeste ouderen die deelnemen aan de bbl-opleidingen komen we tegen in de zorg met 12.500 deelnemers boven de 40 jaar. Tweede is de agrarische sector en derde de procesindustrie. Spectaculai-re stijger is transport en logistiek. In deze sector is het aantal deelnemers boven de 40 jaar meer dan verdubbeld in vergelijking met vorig jaar tot bijna 2.000. Bijna alle bedrijfstakken laten een groei zien met gemiddeld 16%.

23 CBS, Sociaaleconomische trends, 2e kwartaal 2009, pag. 27 e.v. 24 Colo Barometer, maart 2010, pag. 2-3.

Page 27: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

23

Bron: Smit, 2005.

‘Natuurlijk heb ik hier ook mensen die zeggen: nou Hans, dat hoeft voor mij allemaal niet, laat mij maar lekker schoonmaken. Die jongens kiezen daar ook voor en dan moet je ook niet zeuren als je over 10 jaar ook nog steeds hetzelfde vloertje staat te schrobben. Dat zijn dan keuzes die je maakt en die moet ik dan ook respecteren aan de ene kant. Maar aan de andere kant is het wel zo dat mensen in ons bedrijf wel mee moeten groeien met het bedrijf, omdat mijn klanten nou eenmaal steeds meer eisen gaan stellen.’

Welke stappen neemt iemand om te gaan leren:

Op al deze vier stappen in het beslissingsproces kunnen ‘instanties’, zoals werkgevers en uitkerings-instanties, een stimulerende of ondersteunende rol spelen.

4. Leren en blijven leren: diegene volgt een cursus/opleiding en gaat daarna eventueel nog door (de kans dat deze fase succesvol wordt doorlopen hangt af van de effectiviteit van het leren, de aansluiting op de mogelijkheden van de persoon en het rendement). Wat aandachtspunten: le-ren in de praktijk, korte-termijn-doelen, onder werktijd, succeservaringen organiseren, groeps-aanpak (leren in een groep), veilige leeromgeving, beloning na afloop (in welke vorm dan ook).

3. Keuze maken: diegene formuleert wat hij wil leren en kiest een cursus/opleiding (de kans dat deze fase succesvol wordt doorlopen hangt af van de informatie en ondersteuning die hij krijgt). Een goede begeleiding hierbij is essentieel, bij voorkeur door een onafhankelijk iemand, dus niet door bijvoorbeeld een leidinggevende (want die heeft ook altijd een andere doelstelling).

1. Bewustwording: iemand wordt zich bewust van de noodzaak tot scholing. Iemand wil iets kun-nen of bereiken, maar realiseert zich dat hij hiervoor iets moet leren. Als iemand van zijn baas of uitkeringsinstantie ‘moet’ leren, is een goede communicatie over het hoe en waarom essenti-eel.

2. Intentie om te leren: diegene gaat denken dat scholing voor hem een haalbare kaart is (bijvoor-beeld door bepaalde informatie of acties die zijn zelfvertrouwen versterken). Zelfvertrouwen is hierin essentieel. Belangrijk daarbij is aan te sluiten bij de competenties die iemand al in huis heeft. Ambassadeurs en scholingsbudgetten kunnen stimulerend werken.

Hans Weijnen, directeur Zweegers Onderhoudsgroep, interview d.d. 18 februari 2010

Page 28: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 24

3.2 Welke competenties hebben mensen nodig?

Om mee te kunnen in onze samenleving hebben mensen bepaalde competenties nodig. Het gaat dan om vaardigheden die mensen nodig hebben om in diverse situaties te kunnen functioneren: in hun privésituatie, in het werk en in de samenleving. Maar het gaat ook om de competentie om te kunnen leren en zich verder te kunnen ontwikkelen. Veel laaggeschoolde mensen beschikken wel over (enige) vakvaardigheden, maar niet altijd over de basisvaardigheden. Tot de basisvaardigheden behoren tegenwoordig: lezen en schrijven, omgaan met de computer, talenkennis, probleemoplossend vermogen, bereidheid tot samenwerken en leervermo-gen25. Specifiek voor werkenden geldt dat ze ontwikkelingen in hun werk (kunnen) bijhouden en ‘employable’ moeten zijn26.

‘Ze denken vaak dat ze dom zijn en schamen zich, omdat ze niet kunnen meepraten over compu-ters en het internet. Sommige mensen zijn werkelijk báng voor computers. Die komen echt met klamme handjes binnen.’

Lydia Woudenberg, initiatiefnemer van ‘De Digibeet’ in Nijmegen over digibeten. Bron: Bosman, J. en Gigengack, D., ‘@@p, noot, muis’, op: www.brabantsdagblad.nl, 1 april 2010. Werkgevers verwachten van hun aankomende lageropgeleide werknemers vooral dat ze sociaal en communicatief vaardig zijn, dat ze gemotiveerd zijn en dat ze het vermogen en de bereidheid hebben om zich door scholing de vereiste vakvaardigheden eigen te maken. Het enkele gegeven dat een werknemer laaggeschoold is, blijkt voor werkgevers vaak niet van doorslaggevend belang, school-baarheid wel27. Werknemers in productiefuncties moeten de sociale en communicatieve vaardigheden hebben om zich in een groep te kunnen handhaven. Om instructies te begrijpen, moeten werknemers ook de Nederlandse taal machtig zijn (spreken, verstaan en lezen). Bij dienstverlenende functies worden nog hogere eisen gesteld aan de sociale en communicatieve vaardigheden vanwege het contact met klan-ten. Kleine bedrijven stellen overwegend hogere eisen aan functies dan grote bedrijven, omdat het takenpakket vaak breder is en er minder begeleiding is28.

25 Hansen, 2004. 26 Smit, 2005. 27 Hansen, 2004. 28 Hansen, 2004.

Page 29: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

25

3.3 Hoe leren mensen met een lagere vooropleiding?

Leerstijlen Mensen met een lagere vooropleiding leren vaak anders dan hoger opgeleide mensen. Als ze leren via een cursus, moet die cursus voor een laagopgeleid iemand overzichtelijk zijn, met een duidelijke rode draad29. Lagergeschoolde mensen zijn vaak gevoelig voor informatie-overload (vinden het moeilijk te shiften), dus daarom moet het thema rechtlijnig en helder bij de cursist worden gebracht. Vaak leert een lagergeschoold iemand graag van een vakman of vakvrouw: iemand die weet waarover hij spreekt. Als we dit koppelen met de leerstijlen van Kolb, dan is een laagopgeleide relatief vaak een zogenaam-de ‘beslisser’. De beslisser leert het beste van leeractiviteiten waar30: • een duidelijk verband is tussen leren en werken; • hij zich kan richten op praktische zaken; • er technieken worden getoond met duidelijke praktische voorbeelden; • hij de kans krijgt om dingen uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een expert. Als je uitgaat van deze leerstijl, hoe moet scholing van laaggeschoolde mensen er dan uitzien?

‘Het heeft niets met intelligentie te maken, maar je moet zorgen dat die opleiding strookt met het werk wat die jongens doen. Wat ik ze hier vandaag vertel, moeten ze morgen in de praktijk tegenkomen. Zolang je dat enigszins voor elkaar kan krijgen, dan werkt het.’

Hans Weijnen, directeur Zweegers Onderhoudsgroep, interview d.d. 18 februari 2010. Toepassing in de praktijk Lagergeschoolde mensen zitten meestal niet te wachten op theorie en willen/kunnen ook geen stapels boeken lezen. Hun praktijkgerichte leerstijl vraagt vooral om ‘oefenen’ of gewoonweg ‘doen’. Ge-schikte leervormen zijn dus: voordoen hoe het niet moet en hoe het wel moet, een filmpje daarover laten zien, cursisten een casus uit de praktijk laten oplossen, cursisten (onder begeleiding) laten oefe-nen, daar feedback op geven, nogmaals laten oefenen, etc. Vooral internet geeft een scala aan moge-lijkheden: e-learning, leerzame TV-programma’s en instructieve filmpjes op YouTube. Door praktijkgericht te leren, wordt de transfer van het geleerde naar de praktijk ook gemakkelijker. Want daar gaat het uiteindelijk om: toepassing van de nieuwe competenties in de praktijk. Dat gaat niet altijd vanzelf, want tussen de leersituatie en toepassingssituatie bestaan vaak verschillen. Voor laaggeschoolde mensen is het zaak om die verschillen zo klein mogelijk te laten. Het echte ‘leren op de werkvloer’ is nog het beste.

29 Ontleend aan ‘Leerlekkerland’. Hier wordt gesproken over een ‘taakgerichte’. Laaggeschoolde mensen hebben vaak de leerken- merken van zo’n taakgericht iemand. 30 Zie bijvoorbeeld de informatie over de leerstijlen van Kolb op www.thesis.nl.

Page 30: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 26

‘Veel werknemers willen niet terug naar de schoolbanken, daar hebben ze niet zo’n goede herinnerin-gen aan. Zij hebben behoefte aan eigentijds leren in een context, op de werkplek. Om deze mensen goede scholing te bieden is dus maatwerk nodig.’

Hanneke Berben, voorzitter College van Bestuur van ROC Nijmegen, in: RBO perspectief. Aansluiten op de competenties van mensen Vanzelfsprekend moeten mensen de competenties hebben om scholing daadwerkelijk te kunnen vol-gen. Zo zijn er (laaggeschoolde) mensen die niet goed kunnen lezen en schrijven, of die de Neder-landse taal nog niet goed machtig zijn. Een goede intake kan uitkomst bieden. Anderzijds moeten mensen natuurlijk ook geen scholing volgen om dingen te leren die ze al weten en kunnen. Want ook al hebben lagergeschoolde mensen weinig diploma’s, ze kunnen wel veel compe-tenties in huis hebben. Een quick scan, Ervaringsprofiel of een EVC-procedure kunnen dan nuttig zijn. Begeleiding èn zelfsturing Zelfsturing is belangrijk bij het leren: mensen die hun eigen leerproces kunnen sturen, leren beter. Dat geldt ook voor lagergeschoolde mensen. Zij moeten inzicht krijgen in hoe ze hun eigen leren kunnen sturen, hoe ze beter kunnen leren en waarvoor ze het doen31. Zeker voor lagergeschoolde mensen, met vaak negatieve leerervaringen, is het belangrijk dat er ie-mand is op wie zij kunnen terugvallen. Het kan namelijk tegenzitten: iemand kan het niet bijbenen, hij is ontevreden over de docent, hij heeft privéproblemen die belemmerend werken of hij kan het ge-leerde in de praktijk niet toepassen. Het is handig dat de cursist dan kan terugvallen op iemand anders dan de docent of leidinggevende, bijvoorbeeld op een personeelsfunctionaris. Behapbare stukken Veel lager geschoolde mensen zijn niet gericht op de lange termijn. Een opleiding van jaren is voor hen niet te overzien. Het is daarom belangrijk om de opleiding op te delen in kleine stukken. Iemand volgt dan korte modules die elke keer met een certificaat worden afgesloten. Zo kan iemand gaande-weg zelfs een kwalificatie bij elkaar sprokkelen. En zo kan hij vakmodules ook eenvoudig combineren met modules basisvaardigheden, zoals lezen en schrijven of rekenen. Ook voor mensen met heel negatieve leerervaringen, werkt die stapsgewijze aanpak goed. Als je ze eenmaal over de drempel hebt met een leuke en praktische cursus, kun je er aan werken dat ze zich opscholen. Een cursus computervaardigheden of internetten werkt – nog steeds – voor veel mensen als een goede trigger.

31 De Greef, 2009. In veel educatieve trajecten wordt aan zelfsturing nog (te) weinig aandacht besteed, waardoor het leerresultaat

uiteindelijk minder is dan dat het mogelijk is.

Page 31: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

27

3.4 Wat motiveert mensen om (verder) te leren?

Wat motiveert mensen om een cursus te volgen? Wat stimuleert hen om – ook na een cursus – verder te leren? Wat moet je hen in het vooruitzicht stellen? Een beloning Voor laaggeschoolde werknemers werkt een prestatiebeloning goed in de zin dat werknemers dan eerder geneigd zijn aan de scholing mee te doen en die met goed gevolg af te ronden32. Maar belonen kan ook door waardering op een andere wijze te tonen: ‘Goed gedaan, ga zo door!’. Mensen willen graag dat hun inspanning en prestatie gezien en gewaardeerd wordt. Certificaten uitreiken Door een diploma of certificaat in het vooruitzicht te stellen, weet een cursist waar hij naar toe werkt. Hiermee krijgt hij een ‘papiertje’ in handen, waarmee hij richting derden kan laten zien wat hij gedaan heeft. Dit versterkt zijn positie op de arbeidsmarkt. Voor veel lagergeschoolde mensen is een formele kwalificatie een stap te ver om in één keer te behalen. Door de opleiding op te knippen in kleine delen en per onderdeel een certificaat uit te reiken, kan een cursist meer succesmomenten beleven. Bij niet-kwalificerende opleidingen kan een ‘zelfgemaakt’ certificaat worden uitgereikt. Ook al heeft dit geen formele status, meestal wordt het door cursisten zeer gewaardeerd.

‘Zolang ik mensen hier intern opleidt en een certificaat van Zweegers geef, dan heb je nog niet zo snel het risico dat ze daar morgen mee naar een concurrent kunnen gaan. Want in de buitenwereld heeft dat certificaat niet echt waarde. Maar als ik bijvoorbeeld STEK-gecertificeerd wil zijn als bedrijf, dan moet ik de mensen een erkende opleiding voor airco monteur laten volgen. Dat is een kostbare opleiding, maar daar ontkom je niet aan. Dat zijn ondernemersrisico’s die erin zitten. Als je ergens wilt komen, dan zul je stappen moeten zetten. Ook in opleiden en daar horen risico’s bij.’

Hans Weijnen, directeur Zweegers Onderhoudsgroep, interview d.d. 18 februari 2010. In het zonnetje Cursisten vinden het overwegend fijn om na succesvolle afronding van de scholing in het zonnetje te worden gezet. Hiermee wordt hun geleverde inspanning erkend. Dat kan bijvoorbeeld door van de uitreiking van certificaten een feestje te maken of een ‘wall of fame’ te maken (een muur met de na-men van de gediplomeerden erop). Bijdrage aan het grotere geheel Het gaat niet om de scholing sec; scholing heeft altijd een hoger doel. Het moet bijvoorbeeld leiden tot een hogere productiviteit, betere samenwerking of een grotere participatiegraad. Voor cursisten is het belangrijk dat dit resultaat zichtbaar is. Een manager kan bijdragen aan de zichtbaarheid van het resultaat door hierover te communiceren. Hierdoor krijgt het leren voor de cursist een zinvolle bete-kenis: hij beseft dat hij daadwerkelijk bijdraagt aan de onderneming.

32 Fouarge, 2010.

Page 32: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 28

Page 33: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

29

4. Werknemers en scholing In hoeverre nemen laaggeschoolde werknemers deel aan scholing? En in hoeverre nemen werkgevers initiatieven om hun laaggeschoolde medewerkers te laten leren? In dit hoofdstuk geven we antwoord op deze vragen. Ook kijken we naar het scholingsaanbod voor werknemers met een lagere vooroplei-ding en de maatregelen van de rijksoverheid. We beginnen met de vraag waarom het zinvol is om in de scholing van laaggeschoolde werkenden te investeren.

4.1 Waarom investeren in scholing? Middelbaar opgeleide werknemers nemen twee keer zo vaak deel aan scholing dan laaggeschoolde werknemers. Hoogopgeleide werknemers zelfs drie keer zo vaak33. Waarom zouden werkgevers en werknemers meer tijd en geld moeten investeren in leren van laaggeschoolde werknemers? Onderzoek is daar heel duidelijk over: scholing leidt tot een hogere productiviteit van werknemers34. Een toename van 10% in de investering in bedrijfsopleidingen leidt tot een productiviteitstoename van 0,7% tot maar liefst 73%35. Het rendement op ‘bedrijfsgebonden leren’ is dus zo hoog ‘dat je er moeilijk te veel aan kunt doen’36. En omgekeerd: onvoldoende competenties bij werknemers zetten een rem op de innovatiekracht van het bedrijfsleven. Scholing blijkt bij laaggeleide werkenden vooral bij te dragen aan de interne inzetbaarheid; het leidt er niet zozeer toe dat werknemers van werkgever veranderen. Het risico dat een lager geschoolde werk-nemer na scholing naar de concurrent gaat, is niet zo groot. Het zijn met name de hoger opgeleiden die rendement uit scholing halen in de vorm van mobiliteit naar een beter betaalde baan37. Ook de lagergeschoolde werknemers zelf profiteren van scholing38: • ze ontvangen veelal op enig moment een hoger loon, vaak al binnen een paar jaar39; • ze verbeteren hun arbeidsmarktperspectief, waardoor de kans op werkloosheid kleiner wordt40. Kortom, zowel de werkgever als de werknemer profiteert van een investering in scholing van die lagergeschoolde werknemer.

33 Hier is gekeken naar de deelname aan ‘werkgerelateerde cursussen’, zie tabel 2 in hoofdstuk 3. 34 Fouarge, 2010. de omvang van deze verhoging is echter niet vast te stellen (onderzoeken geven verschillende uitkomsten aan). Het effect van scholing op de productiviteit specifiek voor laagopgeleiden is echter niet onderzocht. 35 Groot, 2009b. 36 Groot, 2009a. 37 Fouarge, 2010, conclusies op basis van andere onderzoeken. 38 Fouarge, 2010. 39 Deelname aan bedrijfsopleidingen leidt tot een loongroei van 1 tot 8%. Bron: Groot, 2009b. 40 Dit effect treedt alleen op bij jongere werknemers (tot 35 jaar, 4,3% minder kans op werkloosheid na twee jaar) en oudere

werknemers (vanaf 45 jaar, 3,6% minder kans); bij de tussencategorie is er geen effect. De kans op niet-werkloosheid neemt bij laagopgeleiden in de jaren na de cursusdeelname overigens toe (tot 4,9 % minder kans na 10 jaar) in tegenstelling tot bij de an-dere opleidingsniveaus.

Page 34: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 30

4.2 Wat doen werkgevers aan scholing van hun werknemers? HRM-beleid Lageropgeleide werknemers nemen veel minder deel aan cursussen dan hoger opgeleide werknemers. Dat is in ieder geval deels te wijten aan hun werkgever. Werkgevers stimuleren hun laaggeschoolde werknemers namelijk minder om cursussen te volgen dan hun hooggeschoolde werknemers. Lagerge-schoolde werknemers krijgen ook minder feedback van hun werkgever over ontwikkel- en door-groeimogelijkheden41. Laagopgeleide werknemers hebben minder vaak een POP-plan en er worden minder vaak functioneringsgesprekken gehouden waarin scholing/loopbaanontwikkeling een item is42. Kortom: werkgevers (vooral in het mkb) richten zich minder op de ontwikkeling en groei van laaggeschoolde medewerkers dan van hun hoger geschoolde medewerker. Cultuur van leren In veel bedrijven, vooral in het mkb, is er geen leercultuur: loopbaan en scholing zijn geen gespreks-onderwerpen. Leidinggevenden zien niet altijd het nut in van scholing. Veel werkgevers weten ook niet hoe ze lagergeschoolde werknemers ‘in beweging’ moeten krijgen. Vaak vinden ze het al lastig om hen voor een functiegerichte scholing te motiveren43. Voor zover lager geschoolde werknemers meedoen aan een cursus, komt het initiatief hiervoor vaker van de werkgevers, vaak in de verplichtende vorm44. Dan zegt de directie welke opleidingen het per-soneel moet volgen, niet zelden zonder duidelijkheid te geven over het hoe en waarom. Dan is het ook niet vreemd als werknemers niet graag meedoen.45

Informeel leren als alternatief Het meeste leren werknemers niet tijdens scholing, maar gewoonweg op de werkplek. Als we alle tijd die werkenden besteden aan leeractiviteiten bij elkaar optellen, dan blijkt dat 94% van die tijd betrek-king heeft op ‘learning bij doing’ en slechts 6% op het volgen van scholing46. Maar niet elke werknemer leert op de werkplek evenveel. Werknemers die uitdagend werk hebben, samenwerken en een zekere vrijheid hebben om hun taken uit te voeren, leren over het algemeen meer op de werkplek dan werknemers die hoofdzakelijk routinematige taken hebben47. Het zijn dan ook vooral de hoger opgeleiden die op de werkplek leren, meer dan de lager opgeleiden. Laagopgelei-

41 Van de laagopgeleide werknemers vindt 23% dat hun werkgever hen stimuleert om cursussen te volgen (middelbaar opgeleiden 27% en hoger opgeleiden 29%). 31% van de laagopgeleiden vindt dat hun werkgever hen niet tot scholing stimuleert ( 24% van de middelbaar opgeleiden en 20% van de hoger opgeleiden). 34% van de laagopgeleide werknemers vindt dat ze geen feedback krijgt van de werkgever over ontwikkel- en doorgroeimogelijkheden (26% van de middelbaar opgeleiden en 28% van de hoger opgeleiden). Bron: Fouarge, 2010. 42 Fouarge, 2009. 43 Smit, 2005. 44 43% bij de lager opgeleiden versus 32% bij hoger opgeleiden. Bron: Fouarge, 2010. 45 Smit, 2005. 46 Bron: het persbericht ‘Blijf investeren in menselijk kapitaal!’ van de Maastricht University van 6 april 2010, naar aanleiding van de presentatie van Andries de Grip, directeur van het Netwerk Sociale Innovatie, tijdens een bijeenkomst van de Denktank van het NSI. 47 Denktank, 2009.

Page 35: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

31

de werknemers besteden namelijk minder werktijd aan taken waarvan ze kunnen leren en werken meer op routine48.

‘Binnen arbeidsorganisaties is een toenemende belangstelling te zien voor innovatie en zogenaamd informeel leren. Daarbij gaat het om leerprocessen die de verbetering van de dagelijkse arbeid on-dersteunen, een reflexie op het eigen werk en de ervaring die daarin wordt opgedaan. Aan de vraag-zijde wordt een verdere ontwikkeling van het leven lang leren geremd door een nog onvoldoende op de lange termijn gerichte articulatie van de vraag door organisaties.’

Bron: Denktank, 2009, pag. 32. CAO-afspraken Sociale partners maken in CAO’s afspraken met elkaar over scholing. In nagenoeg alle CAO’s is iets over scholing opgenomen. De meeste afspraken hebben betrekking op functiegerichte scholing (93% van de onderzochte CAO’s). Afspraken over basisvaardigheden – van belang voor vooral laagopge-leide werknemers – worden daarentegen nauwelijks gemaakt: slechts 6% van de CAO’s bevat afspra-ken over cursussen Nederlands en 18% afspraken over algemene scholing49. Ook bevatten veel CAO’s instrumenten waarmee het leren kan worden bevorderd. Zo bevat drie-kwart van de CAO’s afspraken over ontwikkelingsplannen en in bijna 40% over loopbaanadvisering. De vraag is echter in hoeverre de laaggeschoolde werknemers hiervan profiteren. Specifiek voor laagopgeleide werknemers is in de CAO’s niet veel opgenomen, terwijl juist deze groep extra stimulansen (of de verplichting) nodig heeft zich te laten scholen. Dan is het wrang dat blijkt dat juist lagergeschoolde werknemers vaker hun cursusgeld (deels) zelf moeten betalen dan middelbaar en hoger opgeleiden, terwijl die laatste groepen meestal meer verdienen. Verschillen tussen sectoren In hoeverre de verschillende sectoren investeren in de scholing van werknemers, is niet bekend. Wel zijn onlangs vier sectoren met elkaar vergeleken: de metalektro, de bouw, het beroepsgoederenver-voer en de vlees- en vleeswarenindustrie50. Daaruit blijkt dat: • een strak en rigide productieproces leidt tot weinig leren op de werkplek en ook tot een lage

deelname aan cursussen en opleidingen; • een productieomgeving waarin vakmanschap van werknemers centraal staat, leidt tot hoge in-

stroomeisen (kwalificaties) van nieuwe medewerkers; • bedrijven die minder kunnen vertrouwen op instroom van nieuwe medewerkers vanuit het initi-

eel onderwijs (schoolverlaters), maar hun medewerkers vanuit andere groepen moeten recrute-ren (werkzoekenden, buitenlanders), zelf meer ‘initiële trajecten’ (zoals een cursus Nederlands) verzorgen;

• nieuw beleid of wet- en regelgeving rondom (bijvoorbeeld rondom veiligheid of het ‘nieuwe rijden’) leiden tot een hogere scholingsgraad.

48 Fouarge, 2010. 49 Najaarsrapportage CAO-afspraken 2009. 50 Gielen, 2009.

Page 36: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 32

Sectoren die in staat zijn de individuele werknemers als centrale actor te positioneren en tegelijkertijd op sectorniveau ‘massa’ weten te organiseren voor professionele ondersteuning en facilitering, hebben de goede randvoorwaarden om een leven lang leren te realiseren. Daar waar het sectorniveau meer gefragmenteerd is en het organisatiebelang prevaleert boven het individueel belang, komt een leven lang leren moeizaam van de grond51.

‘De hoofdconclusie (…) is dat er in Nederland nog onvoldoende aandacht besteed wordt aan de em-powerment van het individu om zijn eigen leven lang leren vorm te geven. In de sectoren vinden we veel scholingsbeleid op sectorniveau dat met name vanuit het perspectief en het belang van de bedrij-ven geformuleerd is. Dat komt enerzijds sectoroverschrijdende aspecten van een leven lang leren niet ten goede en doet anderzijds te weinig recht aan de persoonlijke motieven voor een leven lang leren. De Bouw laat zien dat van het equiperen van werknemers effect verwacht mag worden.’

Bron: Gielen, 2009, pag. 65.

4.3 Wat is het scholingsaanbod voor werknemers? Het scholingsaanbod Wie geven de scholing aan werknemers? Dat zijn vooral private scholingsaanbieders; het publieke aandeel is veel kleiner. Van de ruim 1,4 miljoen deelnemers (waaronder ook niet-werkenden) aan pos-tinitieel onderwijs volgt driekwart scholing die wordt aangeboden door een particuliere aanbieder52. Het gaat vooral om bedrijfsgerelateerde scholing53. Er zijn veel aanbieders op de markt van postinitiële scholing. Deze markt is niet transparant. Werkge-vers weten vaak ook niet waar ze terecht kunnen. Niet onderzocht is in hoeverre particuliere scho-lingsinstellingen ook cursussen in basisvaardigheden aanbieden. Ook is onbekend of het scholings-aanbod aansluit bij de leerkenmerken van mensen met een lage vooropleiding. Onder de particuliere opleidingen vallen ook de brancheopleidingen54. Deze brancheopleidingen geven meestal algemene branchegerichte opleidingen en cursussen. Per saldo zijn het vooral de grote-re bedrijven die hiervan profiteren55. Voor specialistische opleidingen (maatwerk) kunnen bedrijven veelal niet bij de brancheopleidingen terecht. Ook kunnen bedrijven niet bij een andere brancheoplei-ding terecht dan waar zij bij zijn aangesloten. Er zitten dus schotten tussen de branches. Dat heeft een remmende invloed op de scholing van werknemers buiten de eigen branche. Over de effectiviteit van de opleidingsfondsen, waaruit de brancheopleidingen grotendeels bekostigd worden, is weinig bekend56. Of van de vele honderden miljoenen euro’s die via deze fondsen worden verdeeld, de lageropgeleide werknemers naar rato profiteren, valt dus niets te zeggen. 51 Gielen, 2009. 52 Denktank, 2009. 53 Van de ruim 1,4 miljoen deelnemers aan postinitieel onderwijs in 2005 volgden ruim 1,3 miljoen deelnemers een bedrijfsoplei- ding. Bron: Denktank, 2009. 54 Meer dan 85% van alle werknemers werkt bij een bedrijf dat is aangesloten bij een O&O-fonds. 55 Er zijn zo’n 140 sectorfondsen; ruim 85% van de werknemers valt onder zo’n fonds. Over de effectiviteit van O&O-fondsen in het stimuleren van scholing is weinig tot niets bekend. Bron: Groot, 2009a. 56 Groot, 2009a.

Page 37: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

33

De mbo-beroepsopleidingen worden overwegend gebruikt als initieel onderwijs, dus voor jongeren. Vooralsnog is het aandeel volwassenen beperkt, maar hun aandeel neemt wel toe, vooral in de be-roepsbegeleidende leerweg (lerend werken), in 2009 zelfs met 16%. Inmiddels is zo’n 20% van de bbl’ers een 25+ werknemer die zich laat opscholen57. Voor werknemers met werkervaring, maar zonder diploma’s, biedt het Ervaringscertificaat goede kansen. Hiermee kunnen zij hun opleidingstraject verkorten. Halverwege 2009 waren zo’n 27.000 ervaringscertificaten afgegeven58, deels aan werknemers. EVC voor de laagste kwalificatie (niveau 1) lijkt echter weinig nut te hebben: het kost te veel tijd/geld en levert weinig op. Advies en begeleiding Vraag en aanbod op de scholingsmarkt komen niet altijd gemakkelijk bij elkaar. Zo weten bijvoor-beeld veel bedrijven nauwelijks wat er in opleidingsland te koop is, wat dat kost en hoe je dat kan bekostigen. Bovendien verschilt het opleidingsaanbod per regio en sector59. Om vraag en aanbod beter bij elkaar te brengen, zijn daarom diverse ‘makelaars’ actief: • leerwerkloketten, waarbij werkgevers en werknemers terecht kunnen voor met name duale tra-

jecten (leren en werken), EVC en EVP; • branche servicepunten: leerwerkloketten voor specifieke branches; • sectorale loopbaanadviseurs: in sommige sectoren kunnen bedrijven en werknemers gebruik

maken van sectorale loopbaanadviseurs, zoals in de bouw, het onderwijs en de gemeenten; • loopbaanfaciliteiten van de vakbonden voor hun leden; • private loopbaanadviseurs.

4.4 Wat doet de rijksoverheid? Fiscale faciliteiten voor werkgevers Werkgevers kunnen de scholingskosten van hun werknemers in mindering brengen op hun inkom-sten- of vennootschapsbelasting, waaronder ook (tot bepaalde hoogte) de kosten van het Ervarings-certificaat of mbo-opleiding. In hoeverre dit scholing stimuleert, is nooit onderzocht. Wél bestond enkele jaren geleden een extra aftrekmogelijkheid van scholingskosten voor 40-plussers. Deze rege-ling leidde er echter niet toe dat werkgevers meer investeerden in de scholing van hun 40+ werkne-mers60. Die regeling is inmiddels afgeschaft. Fiscale faciliteiten voor werknemers Werknemers kunnen hun (beroepsgerichte) scholingskosten aftrekken van de inkomstenbelasting, maar hier maakt maar 2% van de bevolking gebruik van61. Het ligt niet voor de hand te veronderstel-

57 Colo Barometer van stageplaatsen- en leerbanenmarkt maart 2010. Er zitten grote verschillen tussen de sectoren. De zorgsector heeft veruit de meeste volwassen deelnemers. 58 Bron: artikel ‘Vijf vragen aan staatssecretaris Marja van Bijsterveldt: ‘Ervaringscertificaat kan beter’’ van J. Buevink van VNO- NCW op www.vno-ncw.nl. 59 Grijpstra, 2009. Hier gaat het om bedrijven aan wie ETV of deeltijd-WW is toegekend. 60 Groot, 2009b. 61 Groot, 2009a.

Page 38: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 34

len dat dit laagopgeleiden zijn. Daarnaast kunnen werknemers hun spaarloon- en levensloopregeling benutten voor scholing. In hoeverre de spaarloonregeling hiervoor wordt benut is onbekend, maar de levensloopregeling wordt nauwelijks benut voor scholing62.

‘Fiscale instrumenten lijken over het algemeen een klein bereik te hebben. Het zijn niet de meest geschikte instrumenten om scholing van laagopgeleiden te stimuleren; laagopgeleiden hebben namelijk vaak weinig belastbaar inkomen of besparingen. Bovendien spelen bij de beslissing van laagopgeleiden om scholing te volgen niet alleen financiële overwegingen een rol (…), maar vaak ook een lage motivatie, slechte ervaringen met scholing etc.’

Bron: Denktank, 2009, pag. 38. Scholingsbudgetten voor werknemers Individuele scholingsbudgetten blijken voor laaggeschoolde mensen een goed stimuleringsinstrument. Een individueel scholingsbudget vergroot vooral de scholingsmogelijkheden voor werknemers die bij hun werkgever minder vaak in aanmerking komen voor scholing, zoals lagergeschoolde werknemers63. Een meerderheid van de laaggeschoolde mensen die gebruik maken van een individueel scholingsbudget zou zonder dat budget geen scholing hebben gevolgd64. In een aantal CAO’s is het individueel scholingsbudget wel opgenomen, maar in de praktijk lijkt het instrument nog niet noemenswaardig te worden ingezet. De rijksoverheid studeert nog op de even-tuele invoering van scholingsbudgetten. Scholingsverplichting bij WTV en deeltijd-WW Bedrijven die werktijdverkorting en deeltijd-WW hebben toegekend gekregen, moeten verplicht het desbetreffende personeel bijscholen. Deze scholingsverplichting blijkt bedrijven een impuls te geven en versterkt de scholingscultuur. Bedrijven moeten namelijk een scholingsplan maken voor àlle be-trokken medewerkers. Daarmee komt scholing ook in beeld voor die medewerkers die anders minder kans op een scholingstraject zouden hebben gehad, zoals lagergeschoolden. In de praktijk gaat het vooral om interne en kortdurende trainingen65. Stimuleringsregeling leercultuur Half 2010 wordt er – gedurende anderhalf jaar – een stimuleringsregeling van kracht voor 500 mkb-bedrijven om te werken aan hun leercultuur. Deze bedrijven ontvangen gratis ondersteuning en ad-vies over de wijze waarop zij het leren op het werk kunnen bevorderen. Doel hiervan is dat mkb-bedrijven de mogelijkheden voor leren binnen hun bedrijf verder ontwikkelen en investeren in de inzetbaarheid van hun medewerkers door middel van bijvoorbeeld scholing. MKB-Nederland voert de regie over het project en gaat met een aantal geselecteerde branches bedrijven werven.

62 Denktank, 2009. 63 Groot, 2009b. 64 Groot, 2009b en Dagevos, 2009. 65 Grijpstra, 2009.

Page 39: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

35

Sociale innovatie Technologische innovatie kan niet zonder sociale innovatie. Uiteindelijk zijn het de mensen die het moeten doen. Om de Nederlandse concurrentiepositie te behouden, moet er steeds ‘slimmer’ gewerkt wordt. Recent is daarom de MKB Krachtcentrale gelanceerd: een programma om 1.000 bedrijven slimmer te laten werken, met name door de productiviteitsgroei te vergroten door vakmanschap en talenten van medewerkers beter te benutten. De MKB Krachtcentrale helpt adviseurs, ondernemers en werknemers om ‘slimmer werken’ in de praktijk toe te passen. De MKB Krachtcentrale wordt uitgevoerd door NCSI en Syntens. Europese subsidieprogramma’s Met Europese subsidieprogramma’s ondersteunt de overheid bedrijven (via de sectorfondsen) die in scholing van werknemers willen investeren. Deze subsidieprogramma’s blijken een positief effect te hebben op het scholingsvolume. Ook leidt het – in vergelijking tot fiscale faciliteiten – tot een grotere toename van scholing van mensen die anders geen scholing zouden hebben gevolgd66. Omscholingsbonus Werkgevers die een lagergeschoolde werkloze in dienst nemen en diegene vervolgens bijscholen, ko-men in aanmerking voor de omscholingsbonus. Van deze regeling wordt echter weinig gebruik ge-maakt. Daarom heeft de overheid de regeling recent verruimd voor middelbaar en hoger opgeleiden. Leerwerkloketten De rijksoverheid stimuleert de oprichting van de leerwerkloketten oftewel Servicepunten Leren en Werken. Brabant heeft er zes, die de hele provincie bedienen. De subsidiëring van de leerwerkloket-ten door de rijksoverheid loopt ten einde. Dan zullen de samenwerkingspartners dit zelf moeten fi-nancieren, waarbij UWV WERKbedrijf waarschijnlijk als trekker zal fungeren. De praktijk zal uitwij-zen welke consequenties dit heeft.

4.5 Hoe kunnen we de vraag naar scholing vergroten? Wat kan een werkgever doen? Een werknemer met een lagere vooropleiding leert vaak pas als het ‘moet’. Vaak mist hij de intrinsie-ke motivatie om iets te gaan leren67. Laaggeschoolde werknemers gaan dus niet ‘vanzelf’ een cursus volgen. Wil je deze groep aan het leren krijgen, dan zul je als werkgever zelf in actie moeten komen. Want ze willen best wel leren, maar je zult dan wel randvoorwaarden moeten scheppen.

66 Denktank, 2009. 67 Leerlekkerland, 2008.

Page 40: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 36

De volgende manieren zijn effectief om de scholingsdeelname van de laaggeschoolde werknemers te bevorderen68: • Maak werknemers bewust van de noodzaak van scholing, toon het nut aan van het volgen van

een cursus voor zowel het bedrijf als de werknemer zelf, zowel nu als in de toekomst. • Stel de scholing gewoonweg verplicht, betaal de scholingskosten of stel een scholingscheque ter

beschikking69. • Pas HRM-instrumenten toe, vooral: houd functioneringsgesprekken en stel persoonlijke ontwik-

kelplannen op. Maak een werknemer meer zelf verantwoordelijk voor zijn werk en loopbaan, met ‘uitdagende’ vragen zoals: hoe wil jij je werk doen, wat wil je eigenlijk, hoe kunnen wij jou daarbij helpen?70.

• Stel een financiële beloning in het vooruitzicht of beloon op een andere wijze71. • Zorg ervoor dat werknemers – ook als zij de scholing volgen – aansluiting houden bij de sociale

groep waar ze bijhoren (met name hun collega’s), dus dat ze niet als een ‘buitenbeentje’ worden beschouwd.

• Richt binnen het bedrijf een ‘open leercentrum’ in, met de nodige begeleiding. Ambassadeurs kunnen hierin een goede rol spelen: werknemers die hun collega’s informeren over scholingsmogelijkheden en hen stimuleren en ondersteunen om weer te gaan leren. En als een werknemer eenmaal scholing volgt, kijk dan samen met hem hoe en waar hij het geleerde kan toepassen, wie hij daarbij kan betrekken en hoe. Zo kan een werkgever bevorderen dat de nieuwe competenties daadwerkelijk worden benut. Hier ligt ook een taak voor de scholingsinstelling. Wat kunnen overheid en sociale partners doen? Werknemers met een lagere vooropleiding moeten het hebben van hun werkgevers, maar ook zij investeren te weinig in het leren van hun lagergeschoolde werknemers. Hoe kunnen overheid en soci-ale partners ervoor zorgen dat werknemers en werkgevers wél gaan investeren? De rijksoverheid maakt een goed begin met twee nieuwe maatregelen: de stimuleringsregeling rondom de leercultuur en de MKB-krachtcentrale. Hiermee kunnen 1.500 mkb-bedrijven worden bereikt. De acties rondom de Ervaringsprofielen en Ervaringscertificaten bieden ook goede mogelijk-heden. Deze maatregelen zullen echter niet ‘vanzelf’ leiden tot een fundamentele opscholing van de lagergeschoolde werknemers, eenvoudigweg, omdat ze onvoldoende aansluiten op de drijfveren van lagergeschoolde werknemers om weer te gaan leren. Daarom is er meer nodig. Er is vooral een mix van maatregelen nodig om lagergeschoolde mensen meer aan het leren te krijgen; één actie is ontoe-reikend om een verschil te maken.

68 Fouarge, 2010 en Smit, 2005. 69 Scholingscheques voor werknemers hebben tot effect dat werknemers vaker zelf het initiatief nemen tot scholing, scholing vaker buiten werktijd plaatsvindt, scholing vaker niet werkgerelateerd is en dat werknemers gemotiveerder zijn om scholing te volgen. Bron: Groot, 2009a. Een goede informatievoorziening over de mogelijkheden van het budget is een must. 70 Gielen, 2009. 71 Die toepassing van HRM-instrumenten hebben overigens geen effect op de bereidheid tot scholingsdeelname van werkenden, maar wel op de feitelijke deelname aan scholing. Prestatiebeloning werkt vooral voor laagopgeleide werknemers. Bron: Fouarge, 2010.

Page 41: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

37

De overheid kan substantieel verschil maken: • door het individueel scholingsbudget te introduceren voor alle laaggeschoolde werknemers om

zich op te scholen tot (zo mogelijk) startkwalificatieniveau, waaronder ook de basisvaardigheden; • door werkgevers – waar mogelijk – te verplichten om hun laaggeschoolde werknemers te scho-

len tot (zo mogelijk) startkwalificatieniveau, waaronder ook de basisvaardigheden (en eventueel omgekeerd, in de vorm van een wederzijdse scholingsaanspraak);

• door roc’s expliciet de opdracht te geven hun aanbod aan educatie en beroepsopleidingen af te stemmen op de wensen en mogelijkheden van lagergeschoolde, volwassen werknemers. Denk daarbij aan het modulair opbouwen van de beroepsopleidingen, het introduceren van toelei-dingstrajecten (opstapjes) en het bieden van onderwijs in basisvaardigheden;

• door te checken of het eigen beleid (wetgeving, stimuleringsregelingen) effectief is voor met name de laaggeschoolde werknemers.

‘In de toekomst zal er alleen nog werkzekerheid zijn voor medewerkers met minimaal een WEB-2 niveau. Okay, in tijden van hoogconjunctuur zullen ook werknemers onder dit niveau aan de bak ko-men. Maar om duurzaam inzetbaar te blijven is WEB-2 een minimumeis – alles wijst erop dat voor de meerderheid van de werknemers WEB-3 niveau de ondergrens zal worden. Kortom: een diploma is mooi, maar geen eindstation. (…) Voor wie werkzekerheid wil, is voldoende actuele scholing een kei-harde noodzaak.’

Frank Visser, landelijk projectleider Certificering Vakmanschap bij Philips, in: jaarverslag Certificering Vakmanschap 2009, pag. 5. Ook sociale partners kunnen een fundamenteel verschil maken, minimaal door bovenstaande te om-armen. Daarnaast zouden sociale partners een bijdrage kunnen leveren: • door schotten tussen opleidingsfondsen weg te halen: als een werkgever bijdraagt aan het ene

fonds, zou hij ook bij brancheopleidingen van een ander fonds terecht moeten kunnen; • door de fondsen meer dan evenredig ten goede te laten komen aan laaggeschoolde werknemers

en vanuit de fondsen ook opleidings- en verletkosten (deels) te vergoeden voor opleidin-gen/cursussen rondom basisvaardigheden;

• door vanuit de sociale partners advies en begeleiding over scholing en loopbaan te organiseren en faciliteren, bij voorkeur sectoroverstijgend;

• door te checken of het eigen beleid (CAO-afspraken, O&O-fondsen) effectief is voor met name de laaggeschoolde werknemers.

Tot nu toe wijst de Stichting van de Arbeid de wettelijke scholingsplicht echter af en vindt dat de introductie van het individueel scholingsbudget moet worden overgelaten aan de sociale partners zelf. De lagergeschoolde werknemers worden daarmee in de kou gezet.

Page 42: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 38

Page 43: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

39

5. Werkzoekenden en scholing In hoeverre nemen laaggeschoolde werkzoekenden deel aan scholing? En in hoeverre nemen uitke-ringsinstanties (gemeentelijke Sociale Diensten en UWV WERKbedrijf) initiatieven om hun laagge-schoolde cliënten te laten leren? In dit hoofdstuk geven we antwoord op deze vragen. Ook kijken we naar het scholingsaanbod voor werkzoekenden met een lagere vooropleiding en de maatregelen van de rijksoverheid. We beginnen met de vraag waarom het zinvol is om in de scholing van laagge-schoolde werkzoekenden te investeren.

5.1 Waarom investeren in scholing?

Er is weinig bekend over de scholingsdeelname van laaggeschoolde werkzoekenden; er bestaan hier-over geen cijfers. Wel is helder dat werkzoekenden doorgaans niet of nauwelijks in hun eigen scholing investeren. Het zijn de instituties die meestal vóór hen scholing inkopen: de gemeentelijke sociale diensten of UWV WERKbedrijf, al dan niet via inschakeling van re-integratiebedrijven. Waarom zouden de uitkeringsinstanties meer tijd en geld moeten investeren in leren? Het antwoord is helder: omdat werkzoekenden hierdoor een sterkere positie op de arbeidsmarkt krijgen. Onderzoek wijst namelijk uit dat (vooral) beroepsgerichte scholing een effectief instrument is: het vergroot sub-stantieel de kans op werk72. En omgekeerd: onvoldoende competenties leiden steeds vaker tot struc-turele werkloosheid en maatschappelijke uitsluiting, met alle ongewenste gevolgen van dien, zoals armoede en een minder goede gezondheid.

‘Als we aan onze leden (gemeentelijke sociale diensten, HK) vragen wat voor de mensen in hun kaartenbakken de belemmeringen zijn bij het vinden van werk, dan is het antwoord voor één op de vijf mensen: lage en/of verouderde scholing, vaak in combinatie met fysieke en psychische belem-meringen. Scholingsverplichting is daarom een belangrijke component om de afstand van deze men-sen niet verder te vergroten.’

Réne Paas, voorzitter Divosa, in: RBO perspectief.

72 RWI, 2009b. Naast beroepsgerichte scholing blijkt ook bemiddeling een effectief instrument te zijn.

Page 44: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 40

5.2 Wat doen gemeenten en UWV aan scholing van hun cliënten? Scholing via gemeenten Ondanks de bewezen effectiviteit van beroepsgerichte scholing, wordt scholing door gemeenten wei-nig ingezet73. Zij willen dat werkzoekenden zo snel mogelijk aan het werk gaan. Dit vertaalt zich in de aanbesteding van re-integratietrajecten, waarin het vooral draait om werken en waarin scholing weinig aandacht krijgt74. Het is ook sterk de vraag of de (scholings)behoefte van de cliënt de leidraad is voor de keuze van re-integratietrajecten. Kijken we bijvoorbeeld naar de inburgering, dan zien we dat gemeenten inburge-ringstrajecten inkopen op grond van eigen inzichten en minder op grond van behoeften van inbur-geraars75.

‘Wat mooi zou zijn is dat vanuit gemeenten echt bereidheid zou komen om te kijken naar

hun WWB-bestanden. Ze zeggen dat ze die kennen, maar ik ben er niet van overtuigd dat dat zo is. Wie zijn het, wat zijn hun hang-ups, wat kunnen ze?’

Thecla van Hoogstraten, directeur Ster College van ROC Eindhoven, interview d.d. 23 februari 2010.

Scholing via het UWV Het UWV hanteert een scholingsprotocol waarin is opgenomen wanneer consulenten scholing voor werkzoekenden mogen inzetten. Algemene leidraad is dat de scholing noodzakelijk is voor het ver-krijgen van een baan en dat de scholing gericht is op beroepen waarnaar op de arbeidsmarkt vraag is. Het is onduidelijk welk effect het scholingsprotocol heeft op de scholingsdeelname van UWV-cliënten. Wel concludeert het UWV dat voor klanten voor wie scholing als een zelfstandig instrument wordt ingezet, dit vaker naar werk leidt in vergelijking tot scholingen die een onderdeel zijn van een re-integratietraject76. Ook blijkt dat als cliënten zelf de beschikking krijgen over een re-integratiebudget (IRO), zij meer scholing inkopen dan als het UWV voor hen beslist77. Dus werkzoe-kenden die zelf hun re-integratietraject mogen inrichten, kiezen vaker voor scholing. In hoeverre dit ook voor laaggeschoolde werkzoekenden geldt, is onduidelijk.

73 Divosa monitor 2009, p. 84-85 en 107. 74 Er zijn geen harde cijfers voorhanden over de inzet van scholing voor werkzoekenden. 8% van alle re-integratietrajecten zijn gekoppeld aan beroepsgerichte scholing. Maar daarnaast kan scholing ook geïntegreerd zijn in re-integratietrajecten en daarover zijn geen cijfers beschikbaar. Bron: RBO perspectief, 2009. 75 Maanen, 2009. 76 Zie de notitie ‘Scholingsbeleid UWV (versie 8 september 2008)’. 77 Denktank, 2009. Onduidelijk is in hoeverre dit ook voor lagergeschoolde werkzoekenden geldt.

Page 45: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

41

5.3 Wat is het scholingsaanbod voor werkzoekenden?

Het scholingsaanbod In de bbl-opleiding worden leren en werken direct aan elkaar gekoppeld; dit is in beginsel dus een geschikt traject voor laaggeschoolde werkzoekenden. Circa 20% van de bbl’ers bestaat momenteel uit ‘oudere’ (25+) werkzoekenden/herintreders en hun aantal groeit78. Sommige brancheopleidingen zijn toegankelijk voor werkzoekenden, waarvan de kosten dan grotendeels betaald worden vanuit de scho-lingsfondsen79. Roc’s hebben ook afdelingen voor educatie, die cursussen verzorgen voor met name lagergeschoolde mensen en anderstaligen, in opdracht van de gemeenten80. In hoeverre hiervan werk-zoekenden gebruik maken, verschilt per gemeente. Voor het overige volgen werkzoekenden scholing bij particuliere scholingsinstituten. Daarnaast zijn er nog vijf scholingsinstituten in Nederland die specifiek bedoeld zijn voor mensen met een handicap. Advies en begeleiding Vraag en aanbod op de scholingsmarkt komen niet altijd gemakkelijk bij elkaar. Voor uitkeringsin-stanties is vaak niet zonneklaar of scholing nodig/gewenst is en – zo ja – welke scholing dat precies moet zijn. Voor uitkeringsinstanties en werkzoekenden zijn de volgende adviseurs actief: • leerwerkloketten, waarbij UWV, sociale diensten en werkzoekenden terecht kunnen voor met

name duale trajecten (leren en werken), EVC en EVP; • branche servicepunten: leerwerkloketten voor specifieke branches; • competentie test centra (CTC): advisering aan UWV WERKbedrijf over de competentie-

ontwikkeling (met name niet beroepsgericht) van werkzoekenden; • onafhankelijke arbeidsadviseurs en private loopbaanadviseurs.

5.4 Wat doet de rijksoverheid?

Fiscale regelingen voor werkzoekenden Werkzoekenden kunnen theoretisch hun (beroepsgerichte) scholingskosten aftrekken van de inkom-stenbelasting. 2% van alle mensen benut deze mogelijkheid. Het ligt niet voor de hand te veronder-stellen dat laaggeschoolde werkzoekenden – met een veelal niet al te hoge uitkering – hiervan gebruik maken. Europese subsidieprogramma’s Met Europese subsidieprogramma’s ondersteunt de overheid onder andere gemeenten en UWV die in scholing van hun werkzoekenden willen investeren. Deze subsidieprogramma’s blijken een positief effect te hebben op het scholingsvolume81.

78 Colo Barometer van stageplaatsen- en leerbanenmarkt maart 2010. 79 Meer dan 85% van alle werknemers werkt bij een bedrijf dat is aangesloten bij een O&O-fonds 80 Kasperkovitz, 2009. 81 Denktank, 2009.

Page 46: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 42

Ervaringscertificaat Voor werkzoekenden met werkervaring, maar zonder diploma’s, bieden het Ervaringsprofiel (EVP) en het Ervaringscertificaat (EVC) goede kansen. Hiermee kunnen zij hun opleidingstraject verkorten. Halverwege 2009 waren er zo’n 27.000 ervaringscertificaten afgegeven82, deels aan werkzoekenden.

5.5 Hoe kunnen we de vraag naar scholing vergroten? Wat kunnen UWV en gemeenten doen? Een laaggeschoold iemand leert vaak als het ‘moet’. Een werkzoekende met een lage vooropleiding schoolt zich bijvoorbeeld pas als het verplicht wordt gesteld in zijn re-integratietraject. Vaak mist hij de intrinsieke motivatie om iets te gaan leren83. Wil je lagergeschoolde werkzoekenden aan het leren krijgen, dan zul je als uitkeringsinstantie in actie moeten komen. Want ze willen best wel leren, maar je zult daarvoor dan wel de randvoorwaarden moeten scheppen. Gemeenten en UWV kunnen daar-voor het volgende doen: • Breng je bestand uit werkzoekenden goed in beeld, waaronder de opleiding en de leerpotentie. • Test werkzoekenden expliciet op actuele competenties, waaronder ook de basiscompetenties

zoals lezen, schrijven, rekenen en computervaardigheden. • Verruim de criteria waaronder een werkzoekende scholing mag volgen, met name voor basis-

vaardigheden en (langdurige) beroepsgerichte scholing, in combinatie met werk of stage: leer-werktrajecten. Maak met het roc ook afspraken over leerwerktrajecten voor werkzoekenden.

• Maak werkzoekenden zelf verantwoordelijk voor hun eigen re-integratie- of scholingstraject en stel hiervoor het budget (scholingscheque, IRO, persoonsgebonden budget) ter beschikking, in-clusief de nodige begeleiding.

• Stel scholing gewoonweg verplicht, maak werkzoekenden bewust van de noodzaak van scholing en toon het nut aan van het volgen van een cursus/opleiding, zowel nu als in de toekomst.

• Pas HRM-instrumenten toe, met name: organiseer (onafhankelijke) loopbaanadvisering, stel trajectplannen op (of laat een werkzoekende zijn eigen trajectplan opstellen) en laat werkzoe-kenden adviseren over scholing.

• Stel een beloning/resultaat in het vooruitzicht, in welke vorm dan ook (bijvoorbeeld een baanga-rantie of een financiële bonus)84.

82 Bron: artikel ‘Vijf vragen aan staatssecretaris Marja van Bijsterveldt: ‘Ervaringscertificaat kan beter’’ van J. Buevink van VNO- NCW op www.vno-ncw.nl. 83 Leerlekkerland, 2008.

Page 47: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

43

Specifiek voor gemeenten: • organiseer in de wijken en dorpen open leercentra, waar mensen op hun eigen niveau aan hun

basisvaardigheden kunnen werken en advies kunnen krijgen over scholing en participatie.

En als een werkzoekende eenmaal scholing volgt, kijk dan samen met hem hoe en waar hij het geleer-de kan toepassen, wie hij daarbij kan betrekken en hoe. Zo kan ook de uitkeringsinstantie of het re-integratiebedrijf bevorderen dat de nieuwe competenties daadwerkelijk worden benut. Hier ligt ook een taak voor de scholingsinstelling. Wat kunnen overheid en sociale partners doen? Werkzoekenden met een lagere vooropleiding gaan meestal niet vanuit zichzelf scholing volgen. Te-gelijkertijd geven hun uitkeringsinstanties geen prioriteit aan leren. Zo blijft de impasse intact. De rijksoverheid mengt zich hier niet in, maar faciliteert en stimuleert wel een aantal (zinvolle) initiatie-ven: de leerwerkloketten en EVC/EVP. Aan de andere kant bezuinigt het rijk wel flink op het educa-tie- en participatiebudget. Als het rijk zou willen, zijn er wel meer mogelijkheden om wat directer te sturen, bijvoorbeeld: • door een individueel scholingsbudget te introduceren voor laaggeschoolde werkzoekenden om

zich op te scholen tot (zo mogelijk) startkwalificatieniveau, waaronder ook de basisvaardigheden; • door uitkeringsinstanties te verplichten om hun laaggeschoolde werknemers te scholen tot (zo

mogelijk) startkwalificatieniveau, waaronder ook de basisvaardigheden; • door roc’s expliciet de opdracht te geven hun aanbod aan educatie en beroepsopleidingen af te

stemmen op de wensen en mogelijkheden van lagergeschoolde, volwassen werkzoekenden. Denk daarbij aan het modulair opbouwen van de beroepsopleidingen, het introduceren van toeleidingstrajecten (opstapjes) en het bieden van onderwijs in basisvaardigheden.

Sociale partners kunnen een bijdrage leveren door de mogelijkheden van de opleidingsfondsen ook ter beschikking te stellen aan werkzoekenden.

84 Die toepassing van HRM-instrumenten hebben overigens geen effect op de bereidheid tot scholingsdeelname van werkenden,

maar wel op de feitelijke deelname aan scholing. Prestatiebeloning werkt vooral voor laagopgeleide werknemers. Bron: Fouarge, 2010.

Page 48: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 44

Page 49: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

45

6. Nuggers en scholing In hoeverre neemt de laaggeschoolde mensen uit de niet-beroepsbevolking (de niet-werkzoekende niet-werkenden) deel aan scholing? En in hoeverre nemen gemeenten initiatieven om hun laagge-schoolde burgers te laten leren? In dit hoofdstuk geven we antwoord op deze vragen. Ook kijken we naar het scholingsaanbod voor nuggers met een lagere vooropleiding en de maatregelen van de rijks-overheid. We beginnen met de vraag waarom het zinvol is om in de scholing van de niet-beroepsbevolking te investeren.

6.1 Waarom investeren in scholing van de nuggers? Naast de werkenden en werkzoekenden is er ook een groep mensen die niet actief is op de arbeids-markt: ze hebben geen betaald werk en zoeken dat ook niet. Dit zijn de ‘niet-werkzoekende niet-werkenden’ oftewel de niet-beroepsbevolking, die vooral bestaat uit arbeidsongeschikten, huisvrou-wen (en een enkele huisman) en gepensioneerden. We noemen die groep hier kortweg de nuggers85. Omdat zij geen werk hebben, moeten zij andere manieren vinden om daadwerkelijk mee te (blijven) doen en bij te blijven in de samenleving. Hoe kunnen gemeenten ervoor zorgen dat zij participeren? Uit onderzoek blijkt dat educatieve trajecten een effectief participatie-instrument zijn, vooral voor laaggeschoolde mensen. Van de cursisten van educatieve trajecten (variërend van een lees- en schrijf-cursus tot een computercursus) vindt 51% zichzelf geactiveerd en 43% vindt dat zijn participatie is toegenomen86. Door educatie worden vooral kwetsbare volwassenen meer zelfredzaam. Ze gaan ook meer deelnemen aan de samenleving. Kortom: educatie is effectief om de participatie van mensen te bevorderen!

6.2 Wat doen gemeenten aan scholing van de nuggers? Als het gaat om de scholing van de nuggers zijn de gemeenten aan zet. Zij hebben namelijk de regie rondom participatie. Zo bepalen gemeenten het beleid voor de volwasseneneducatie, dat wordt uitge-voerd door de roc’s. Het gaat hierbij met name om onderwijs in basisvaardigheden. Gemeenten ont-vangen hiervoor een budget van het rijk, dat zij – tot 2013 – verplicht bij een roc moeten besteden. Ook bepalen de gemeenten het wmo-beleid, waaronder ook de participatiebevordering van bijvoor-beeld mensen met een beperking en ondersteuning van vrijwilligers. In dit kader subsidiëren gemeen-ten bijvoorbeeld de welzijnsinstellingen, die een deel van de non-formele educatie geven. Ook subsi-diëren gemeenten de bibliotheken die ook een educatieve taak hebben. Omdat gemeenten de regie voeren, verschilt de aanpak en prioriteitenstelling per gemeente. Werving en toeleiding naar educatie- 85 Deze term verwijst normaalgesproken naar de ‘niet-uitkeringsgerechtigde niet-werkenden’ ongeacht of deze werkzoekend is of niet. In dit hoofdstuk gaat het echter uitsluitend om de ‘niet-werkzoekende niet-werkenden’ ongeacht of ze een uitkering heb- ben. 86 Onder laaggeschoolde educatie-cursisten liggen de percentages wat hoger. Docenten schatten deze percentages hoger in voor

hun cursisten. In dit onderzoek zijn de educatieve trajecten onderzocht, zoals die door roc’s worden gegeven in het kader van de volwasseneneducatie.

Page 50: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 46

trajecten – ook voor werkenden en werkzoekenden - blijkt een specifiek aandachtspunt: in geval van anderstaligen worden die meestal aangeleverd door de gemeenten, maar de andere cursisten moet het roc vaak op eigen kracht binnenkrijgen. Hiervoor werken roc’s steeds meer samen met andere lokale partijen, zoals de sociale werkvoorziening, welzijnsinstellingen en bibliotheken. Een wijkgerichte aanpak lijkt daarbij goed te werken. Door wijkgericht (of dorpsgericht) te werken, worden scholingsinstituten namelijk beter zichtbaar en toegankelijk. In Tilburg heeft dit bijvoorbeeld tot een dusdanige toename van cursisten geleid. Helaas is het budget inmiddels niet meer toereikend, mede door de bezuinigingen.

‘Stimuleren kun je op afstand doen. Dat zit hem niet in letters, flyers of fancy advertenties, wat nog heel veel organisaties blijven doen. Ik vind het niet echt slim, maar je kunt vaak niet echt anders als je weinig geld hebt. Het is een goedkope manier met veel bereik, althans veel huizen... Beter werkt het om men-sen met enthousiasme en passie, zoals welbespraakte ouderen of studenten van maatschappelijke oplei-dingen, de wijk in te laten gaan voor persoonlijke benadering. Bijvoorbeeld om te zeggen: kijk eens naar die televisieprogramma’s. Of naar bedrijven waarvan bekend is dat er laaggeschoolden werken, die wer-ken vaak graag mee als het een doordacht initiatief is. Ik geloof daar heilig in.’

Coen Pots, voormalig projectleider ETV.nl Brabant, interview d.d. 3 februari 2010. Een aandachtspunt bij educatieve trajecten is de toepassing van het geleerde in de praktijk. roc’s be-steden hier nog weinig aandacht aan. Door dit meer te doen, kan met educatieve trajecten een (nog) hoger rendement worden gehaald87. Als één van de weinige provincies is de provincie Noord-Brabant actief geweest om het leren onder laaggeschoolde mensen te stimuleren. De provincie heeft enkele jaren de leerbon uitgereikt aan lager-geschoolde mensen om hen te stimuleren weer te gaan leren. Die leerbon heeft goed gewerkt: twee-derde van de leerbonners zegt met de leerbon over de streep getrokken te zijn om weer te gaan le-ren88. Inmiddels heeft een aantal gemeenten ervoor gekozen om dit instrument over te nemen, zoals Eindhoven, ’s-Hertogenbosch en Oss.

6.3 Wat is het scholingsaanbod voor nuggers? Het scholingsaanbod In geval van inburgering en volwasseneneducatie kiezen de gemeenten de scholingsaanbieders89. Zij zijn de opdrachtgever of subsidieverstrekker en bepalen derhalve het beleid. Hierdoor verschilt het beleid per gemeente. Volwasseneneducatie wordt ingekocht bij het roc; vaak gaat het hierbij om de basisvaardigheden.

87 De Greef, 2010. 88 Dagevos, 2009. 89 Als inburgeraars het inburgeringstraject zelf kunnen en willen betalen – hetgeen bijna geen inburgeraar doet – of als ze een

individueel inburgeringsbudget krijgen – hetgeen weinigen krijgen – hebben inburgeraars wél een vrije keuze. Bij de volwasse- neneducatie zijn gemeenten vooralsnog nog verplicht die bij een roc in te kopen; in de praktijk is dat meestal het roc in de eigen regio.

Page 51: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

47

Non-formele educatie wordt verzorgt door onder andere welzijnsinstellingen, volksuniversiteiten en bibliotheken. Het gaat dan om een breed scala aan cursussen, die ook toegankelijk zijn voor werkzoe-kenden en werkenden. Bibliotheken blijken veel potentie te hebben als leerplek voor volwassenen, door de faciliteiten (internet, cursusruimte) en diverse leermiddelen, maar die blijft nog veel onbe-nut90. Inburgering wordt ingekocht op de private markt, waarbij een veelheid van scholingsinstituten en re-integratiebedrijven actief is. Het aandeel aan duale trajecten neemt toe, waarbij het scholingstraject wordt gecombineerd/geïntegreerd met stage of (vrijwilligers)werk. Advies en begeleiding Als lagergeschoolde mensen al willen gaan leren, is het voor hen niet altijd gemakkelijk om een pas-sende cursus of opleiding te vinden. Niet-actieven op de arbeidsmarkt hebben geen ‘adviseur’ waarop zij kunnen terugvallen, terwijl werkenden en werkzoekenden die wél hebben, bij bijvoorbeeld de leerwerkloketten. Voor zover de niet-beroepsbevolking wordt geadviseerd, lijkt dit meestal tijdelijk van aard, zoals in Brabant bij de leerbonnen en in Tilburg in de wijken.

6.4 Wat doet de rijksoverheid? De rijksoverheid heeft ervoor gekozen om de gemeenten verantwoordelijk te maken voor de partici-patiebevordering van de niet-beroepsbevolking, waaronder ook scholing en educatie. Alleen met de (tijdelijke) oormerking van het educatiebudget voert het rijk nog een expliciet beleid, waarmee voor-alsnog een publiek scholingsaanbod bestaat voor lagergeschoolde volwassenen. Maar met ingang van 2013 laat het rijk dit geheel aan de gemeenten over.

6.5 Hoe kunnen we de vraag naar scholing vergroten? Wat kunnen gemeenten doen? Gemeenten hebben dé instrumenten in handen om de scholing van hun lagergeschoolde nuggers bevorderen. Niet elke gemeente stuurt daarin echter even sterk en even effectief. Gemeenten kunnen hierin wel een substantieel verschil maken: • door een integraal participatiebeleid op te zetten (zonder schotten) en de lokale samenwerking

tussen lokale organisaties te bevorderen en te faciliteren, zodat werving-toeleiding-scholing-participatie onlosmakelijk met elkaar samenhangen;

• door een leerbon te introduceren voor laaggeschoolde mensen, met name gericht op de verwer-ving van basisvaardigheden;

• door in de wijken en dorpen open leercentra in te richten, waar mensen op hun eigen niveau aan hun basisvaardigheden kunnen werken en advies kunnen krijgen over scholing en participatie.

90 Kasperkovitz, 2009.

Page 52: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 48

‘Efficiënter werken, ja. Maar de kansen liggen ook in een betere samenwerking. Bijvoorbeeld tussen club- en buurthuiswerk en het educatiewerk. Je zult daar slimme verbindingen moeten leggen. Want natuurlijk leren mensen niet alleen in een klas. Integendeel. Mensen leren in de samenleving, daar kun je slimme verbindingen maken.’

Wil de Kort, beleidsmedewerker Educatie bij de gemeente Tilburg, interview d.d. 27 januari 2010. Wat kan de rijksoverheid doen? Ook al heeft de rijksoverheid de gemeenten volledig verantwoordelijk gemaakt voor de participatie van de nuggers, toch heeft het rijk wel degelijk invloed op de scholing van deze groep. Door te be-zuinigen op het educatie- en participatiebudget kiest het rijk er (impliciet) voor om het scholingsaan-bod voor lagergeschoolde nuggers te verminderen. En door de leerwerkloketten te laten richten op de werkenden en werkzoekenden, valt daar voor een nugger niets te halen.

Page 53: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

49

7. Is er hoop?

Op grond van de vorige hoofdstukken kunnen we concluderen dat er momenteel in de scholing van laaggeschoolde volwassenen weinig geïnvesteerd wordt. De mensen zelf gaan zich meestal niet op eigen initiatief scholen en hun werkgevers of uitkeringsinstantie geeft aan scholing van laagopgeleiden geen prioriteit. Generiek beleid waarmee scholing wordt bevorderd, heeft op de scholingsgraad van laaggeschoolden weinig effect. De opleidingskloof tussen lageropgeleiden enerzijds en middelbaar en hoger opgeleiden anderzijds zal dus groeien. Of is er nog hoop: zijn er ontwikkelingen in aantocht die een positief effect hebben op de scholingsgraad van laaggeschoolde volwassenen? Of zal de kloof in nog rapper tempo groeien, omdat er ontwikkelingen zijn aan te wijzen die een negatief effect hebben? In dit hoofdstuk nemen we de ontwikkelingen onder de loep die waarschijnlijk van invloed gaan wor-den op de scholingsdeelname van lager geschoolde volwassenen.

7.1 Krappe arbeidsmarkt Binnen één à twee jaar zal de economie weer aantrekken. In combinatie met de vergrijzing en ont-groening van beroepsbevolking, ontstaat er een krappere arbeidsmarkt. In een krappe arbeidsmarkt zijn werkgevers eerder geneigd om te investeren in personeel, dus dat biedt ook kansen voor laagge-schoolden91. Anderzijds moeten in een krappe arbeidsmarkt de werknemers ook vol aan de bak, waardoor werkgevers vaak weinig tijd vrijmaken voor scholing. Welke keuzes gaan werkgevers ma-ken? Op een krappe arbeidsmarkt is het lastig om (goed) nieuw personeel te vinden. De schoolverlaters kunnen dan niet meer in de behoefte van werkgevers voorzien. Werkgevers moeten dan dus een gro-ter beroep doen op andere werkzoekenden, zoals de huidige (en nieuwe) werklozen, de nuggers en werknemers van elders uit de EU. Lagergeschoolde mensen zullen onder deze groepen oververte-genwoordigd zijn. Om hen inzetbaar te maken en te houden, wordt het voor werkgevers bijna onont-koombaar om te investeren in scholing. Hoewel: misschien zullen werkgevers er wel voor kiezen om weg te trekken naar landen waar wel voldoende gekwalificeerd personeel voorhanden is of het laagge-kwalificeerde werk elders laten doen. Of arbeidsmigranten aantrekken. Welke keuzes gaan werkgevers maken? Op een krappe arbeidsmarkt zullen de ‘kansrijke’ werkzoekenden op enig moment wel weer een baan vinden. De uitkeringsinstanties houden uiteindelijk een ‘granieten bestand’ over, bestaande uit de mensen met de grootste afstand tot de arbeidsmarkt; om hen ook maar enige kans op werk te bieden, zijn leer-werkcombinaties onontkoombaar. Hoewel: uitkeringsinstanties hebben voor leerwerktrajec-ten wél werkgevers nodig. En werkgevers kunnen zoals gezegd andere keuzes maken.

91 Gielen, 2009.

Page 54: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 50

‘Als de crisis straks achter de rug is, ontstaat er krapte op de arbeidsmarkt. Om werknemers te binden, moeten werkgevers dus nog meer maatwerk gaan leveren dan ze al doen. Meer scholing en vrije tijd, maar ook meer stageplaatsen en investeren in persoonlijke ontwikkeling, zoals fitnessprogramma’s.’

Hans van der Steen, directeur arbeidsvoorwaarden van de Algemene Werkgevers Vereniging Nederland (AWVN), ‘Werkgever lokt personeel steeds vaker met scholing en vrije tijd’, in: De Pers, 5 maart 2010. Ontwikkeling Kans Bedreiging

Bereidheid werkgevers tot inves-tering in personeel.

Weinig tijd voor scholing binnen bedrijven.

Noodzaak tot het aantrekken van nieuw (lagergeschoold) personeel dat geschoold móet worden.

Wegtrekken van bedrijven naar andere landen met voldoende (ge-kwalificeerd) arbeidspotentieel.

Krappe arbeidsmarkt

Noodzaak tot investeringen in de competenties van werkzoeken-den met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

Weinig beschikbare leerwerktrajec-ten voor laaggeschoolde werkzoe-kenden.

7.2 Verdergaande innovatie De lonen in Nederland zijn relatief hoog en dat zal de komende jaren zo blijven. Om op de internati-onale markt concurrerend te zijn en te blijven, zal de arbeidsproductiviteit in Nederland nog verder omhoog (moeten) gaan. Het Nederlandse bedrijfsleven zal ‘meer’ moeten doen met hetzelfde aantal (of met minder) mensen. Innovatie is dus noodzakelijk. Bij innovatie lijkt de focus momenteel vooral te liggen op innovatie van technologie, producten en processen. Maar in tweede instantie zal ook sociale innovatie onontkoombaar zijn: bedrijven zullen zich steeds meer realiseren dat ‘slimmer werken’ nodig is. Slimmer werken betekent per definitie dat mensen ‘anders’ (moeten) gaan werken; leren is daaraan inherent. Gaandeweg zullen werkgevers zich realiseren dat het noodzakelijk is om ook in hun (lagergeschoolde) werknemers te investeren. Tenzij die werkgevers natuurlijk wegtrekken naar elders. Ontwikkeling Kans Bedreiging

Toenemende innovatie Noodzaak tot sociale innovatie (anders werken), waaraan ‘leren’ inherent (onontkoombaar) is.

Wegtrekken van bedrijven naar andere landen met voldoende (ge-kwalificeerd) arbeidspotentieel.

Page 55: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

51

7.3 Activerend stelsel van sociale zekerheid Om ons stelsel van sociale zekerheid betaalbaar te houden, wordt het steeds ‘activerender’ van aard. Werkgevers worden steeds meer verantwoordelijk gesteld voor de inzetbaarheid van hun medewer-kers. Zij zullen meer en meer de financiële lasten van ziekte en arbeidsongeschiktheid van hun werk-nemers dragen. Maar ook werknemers worden steeds meer verantwoordelijk voor hun eigen loop-baan. Van hen wordt steeds meer verwacht dat zij werken aan hun eigen inzetbaarheid en de kansen pakken die werkgevers hen bieden. Dat geldt ook voor de lager geschoolde werknemers. Daarbij komt dat mensen steeds langer zullen moeten doorwerken en dus later met pensioen gaan. Hierdoor voelen zowel werkgevers als werknemers dat het nodig is om te investeren in de (door)ontwikkeling van mensen. Ook de lagergeschoolde werkenden zullen hiervan profiteren. Zij moeten daarvoor echter wel over de competenties beschikken om hun eigen loopbaan vorm te kun-nen geven en daar wringt de schoen. Ontwikkeling Kans Bedreiging

Activerend stelsel van soci-ale zekerheid, waaronder langer doorwerken.

Noodzaak bij werkgevers en werknemers om te werken aan duurzame inzetbaarheid.

Onvoldoende basisvaardigheden en loopbaancompetenties bij laag-opgeleide werknemers om de ei-gen loopbaan vorm te geven.

7.4 Versnelling van de samenleving We leven momenteel in een ‘snel’ en dynamisch tijdperk. De technologische ontwikkelingen voltrek-ken zich in een hoog tempo. Nog nooit eerder zijn ontwikkelingen zo snel gegaan als nu. Iedereen voelt die snelheid, ook de lagergeschoolde mensen. Zij ervaren op enig moment de noodzaak om in actie te komen en nieuwe dingen te leren, zoals bijvoorbeeld met de computer om te gaan. Maar er zal ook een groep laaggeschoolde mensen zijn die die noodzaak niet voelt en niet in actie komt. Zij raken steeds verder achterop en komen losser van de samenleving te staan. Op enig moment is hun achterstand zo groot dat de kloof niet meer te overbruggen is. In onze huidige snelle en complexe samenleving, leven mensen vaak een intensief leven. Werk neemt daarin een steeds grotere plek in. Maar ook vanuit andere domeinen (gezin, familie, samenleving) wordt een beroep op mensen gedaan. De complexiteit van onze samenleving doet een meer dan evenredig beroep op laaggeschoolde mensen: zij worden daar onevenredig door belast. Waar een hoogopgeleide meestal wel weet waar hij voor wat terecht kan en hoe hij dat moet doen, is dat voor een lagergeschoolde vaak lastiger. Dat begint al bij het invullen van een formulier of het regelen van de belasting. Naarmate mensen meer moeten en de samenleving ingewikkelder wordt, zullen laagge-schoolden meer worden belast. Op enig moment hebben zij geen ruimte meer – mentaal en ook qua tijd – om zich te scholen en verder te ontwikkelen. Onze snelle samenleving biedt ook nieuwe leerkansen, ook voor lagergeschoolde mensen. In Neder-land hebben we momenteel een prachtige infrastructuur om te leren: nagenoeg elk huishouden be-schikt over een TV en een computer met internetverbinding. Daarmee heeft iedereen in beginsel toe-gang tot allerlei vormen van leren: educatieve televisie, e-learning, sociale netwerken, games. Maar dan

Page 56: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 52

moet er natuurlijk wel een goed aanbod zijn voor de lagergeschoolde mensen. Op dit moment is dat aanbod nog onvoldoende en twijfelachtig is of dat aanbod zal worden versterkt. Ontwikkeling Kans Bedreiging

Noodzaak tot scholing om bij te blijven.

Ontstaan van een nieuwe groep ‘afhakers’ die niet in staat is bij te blijven en overbelasting van laag-geschoolde mensen in hun po-ging tot meedoen.

Versnelling van de samenle-ving: technologische ontwik-kelingen en toenemende complexiteit.

Prachtige infrastructuur met TV en internet bij nagenoeg ieder-een.

Onvoldoende leeraanbod.

7.5 Steeds meer kennis, inzicht en ervaring bij beslissers In de afgelopen jaren zijn er veel initiatieven genomen om laaggeschoolde mensen meer te laten leren. Denk aan de experimenten met de individuele leerrekeningen, de stimulering van duale leertrajecten en de werving van laaggeletterden. Ook Brabantse partijen hebben allerlei initiatieven genomen, met projecten zoals WerkZat, ETV.nl Brabant en de leerbon. Dus we weten zo langzamerhand wel hoe we laaggeschoolde mensen kunnen stimuleren te leren en hoe het scholingsaanbod eruit moet zien. Maar is die kennis ook daar waar de besluiten over scholing worden genomen: bij werkgevers en bij uitkeringsinstanties? Eén ontwikkeling in het onderwijsaanbod voor volwassenen is opvallend: de deelname van volwasse-nen aan de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) van het middelbaar beroepsonderwijs neemt toe. De roc’s en AOC’s lijken zich steeds meer bewust van de volwassenen als een nieuwe doelgroep voor hun leertrajecten. Waar zij de komende jaren een daling van hun ‘jonge’ studenten verwachten, zit in de volwassenen juist de groeikans. Roc’s en AOC’s zullen het mbo-onderwijs steeds meer op deze doelgroep gaan afstemmen, door inzet van EVP, EVC, e-learning en een modulaire opzet van het beroepsonderwijs. Tenzij de rijksoverheid deze ontwikkeling op enig moment een halt toeroept, inge-geven door de noodzaak te bezuinigen, door het mbo voor de volwassenen niet meer te bekostigen. Ontwikkeling Kans Bedreiging

Mogelijkheid tot het doen van effectieve investeringen, name-lijk in initiatieven die renderen.

Kennis en inzichten zijn niet bij alle relevante beslissers aanwezig: werkgevers en uitkeringsinstan-ties.

Steeds meer kennis, inzicht en ervaring: we weten wat werkt en wat niet om lagerge-schoolde volwassenen te laten leren. Verdere benutting van het mid-

delbaar beroepsonderwijs (bbl en deeltijd-bol) voor lager ge-schoolde volwassenen.

Inperking van het mbo door de rijksoverheid tot uitsluitend jon-geren, ingegeven door bezuini-gingen.

Page 57: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

53

7.6 Krappere overheidsbudgetten De rijksoverheid zal de komende jaren bezuinigen. Die bezuinigingen zullen doorwerken naar de gemeenten. Het participatiebudget wordt krapper. Gemeenten zullen daardoor scherpere keuzes ma-ken in hun participatiebeleid en focussen op de bovenste helft van de participatieladder: vrijwilligers-werk, betaald werk met ondersteuning en betaald werk zonder ondersteuning. Gemeenten gaan vooral inzetten op (kwalificerende) participatietrajecten voor beperkte groepen mensen en veel minder (of niet meer) op korte cursussen ter verhoging van de algemene participatie-graad en het ‘bijblijven’ in de samenleving. Scholing van de niet-beroepsbevolking zal nauwelijks meer aan de orde zijn: de niet-actieven op de arbeidsmarkt worden een vergeten groep.

‘We hebben voor het eerst een wachtlijst van mensen die komen voor een lees- en schrijfcursus. Dat is wel heel zuur. De wijkbewoner wordt dus de dupe van ons succes. Ook voor anderstaligen. Die mensen komen na de inburgering weer terug bij ons om hun taalniveau te verhogen. We hadden daarvoor een cursus die heel goed liep, maar waarbij we nu ook weer rond de 40 mensen op de wachtlijst hebben staan. Die mensen willen hun taalniveau verhogen tot B1, het niveau waarop ze naar een mbo-opleiding kunnen. En dat kunnen we nu dus ook niet meer uitvoeren.’

Rietje Toonen, projectleider Educatie van ROC van Tilburg, interview d.d. 1 februari 2010. Ontwikkeling Kans Bedreiging

Krappere overheidsbudget-ten.

Inzetten op kwalificerende parti-cipatietrajecten gericht op werk.

Geen educatieaanbod meer voor de laaggeschoolde niet-actieven op de arbeidsmarkt om ‘bij te blijven’.

7.7 Marktwerking in de educatie De inburgering en re-integratie is al geprivatiseerd en per 2013 zal ook de volwasseneneducatie wor-den aanbesteed. Mede door de krappere budgetten zullen gemeenten heel bewuste keuzes maken en het maximale uit hun geld willen halen. Dat zal gemeenten en onderwijsaanbieders prikkelen om ren-dement te halen. Tegelijkertijd bestaat het risico dat hierdoor de kwaliteit inboet, door toename van de groepsgrootte, vermindering van de eisen/voorwaarden die aan docenten worden gesteld en wisse-ling van onderwijsaanbieders (afname van continuïteit). Wat zal het effect zijn de aanbesteding op de onderwijsaanbieders? Als we kijken naar de gevolgen van de aanbesteding van de inburgering kunnen we verwachten dat de afdelingen voor volwassenen-educatie van de roc’s grotendeels verdwijnen. Evenals bij de inburgering is gebeurd92, zullen roc’s hierop al vóór 2013 anticiperen door nauwelijks meer in (nieuw) personeel te investeren93. De ko-mende twee jaren is het dus wat ‘aanmodderen’ met de educatie. Of het daarna beter wordt, is de

92 Dekker, 2009. 93 Vergelijk ook de gang van zaken in de beginfase van de Wet Inburgering, toen gemeenten niet in staat bleken om voldoende inburgeraars aan te leveren, waardoor de inburgering stagneerde.

Page 58: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 54

vraag. Want zal de educatiemarkt voor particuliere aanbieders voldoende interessant zijn? Dat hangt er mede van af in hoeverre gemeenten in staat zullen zijn voldoende deelnemers te (laten) leveren. We hebben al bij de inburgering gezien dat daar een afbreukrisico ligt. Niet onwaarschijnlijk is dat het formele educatie-aanbod op termijn volledig verdwijnt. Gemeenten zullen er steeds meer voor kiezen om educatie – vooral voor mensen op de onderstede treden van de participatieladder - onder te brengen bij het welzijnswerk, waarmee de formele educatie weer non-formeel wordt. Welzijns- en vormingswerk kunnen dan weer meer met elkaar verbonden worden. Anderzijds zal de samenwerking tussen educatie/inburgering en het beroepsonderwijs, die net op gang aan het komen was, worden gestopt. Ontwikkeling Kans Bedreiging

Bewuste keuzes en meer rende-ment.

Vermindering van de kwaliteit van de volwasseneneducatie.

Marktwerking in de educatie.

Verbinden van vormingswerk en welzijnswerk.

Verdwijnen van de formele volwasseneneducatie.

7.8 De ontwikkelingen op een rijtje Als we de ontwikkelingen uit de vorige paragrafen op een rijtje zetten, ziet het beeld er als volgt uit:

Ontwikkeling Kans Bedreiging

Bereidheid werkgevers tot inves-tering in personeel.

Weinig tijd voor scholing bin-nen bedrijven.

Noodzaak tot het aantrekken van nieuw (lagergeschoold) personeel dat geschoold móet worden.

Wegtrekken van bedrijven naar andere landen met voldoende (gekwalificeerd) arbeidspotenti-eel.

Krappe arbeidsmarkt

Noodzaak tot investeringen in de competenties van werkzoeken-den met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

Weinig beschikbare leerwerktra-jecten voor laaggeschoolde werkzoekenden.

Toenemende innovatie Noodzaak tot sociale innovatie (anders werken), waaraan ‘leren’ inherent (onontkoombaar) is.

Wegtrekken van bedrijven naar andere landen met voldoende (gekwalificeerd) arbeidspotenti-eel.

Activerend stelsel van sociale ze-kerheid, waaronder langer door-werken.

Noodzaak bij werkgevers en werknemers om te werken aan duurzame inzetbaarheid.

Onvoldoende basisvaardighe-den en loopbaancompetenties bij laagopgeleide werknemers om de eigen loopbaan vorm te geven.

Page 59: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

55

Ontwikkeling Kans Bedreiging

Noodzaak tot scholing om bij te blijven.

Ontstaan van een nieuwe groep ‘afhakers’ die niet in staat is bij te blijven en overbelasting van laaggeschoolde mensen in hun poging tot meedoen.

Versnelling van de samenleving: technologische ontwikkelingen en toenemende complexiteit.

Prachtige infrastructuur met TV en internet bij nagenoeg iedereen.

Onvoldoende leeraanbod.

Mogelijkheid tot het doen van effectieve investeringen, namelijk in initiatieven die renderen.

Kennis en inzichten zijn niet bij alle relevante beslissers aanwe-zig: werkgevers en uitkeringsin-stanties.

Steeds meer kennis, inzicht en ervaring: we weten wat werkt en wat niet om lagergeschoolde volwas-senen te laten leren.

Verdere benutting van het mid-delbaar beroepsonderwijs (bbl en deeltijd-bol) voor lager geschool-de volwassenen.

Inperking van het mbo door de rijksoverheid tot uitsluitend jongeren, ingegeven door be-zuinigingen.

Krappere overheidsbudgetten. Inzetten op kwalificerende parti-cipatietrajecten gericht op werk.

Geen educatieaanbod meer voor de laaggeschoolde niet-actieven op de arbeidsmarkt om ‘bij te blijven’.

Bewuste keuzes en meer rende-ment.

Vermindering van de kwaliteit van de volwasseneneducatie.

Marktwerking in de educatie.

Verbinden van vormingswerk en welzijnswerk.

Verdwijnen van de formele volwasseneneducatie.

De crux zal zijn om de kansen te benutten en de bedreigingen het hoofd te bieden. Dat kan door samen te werken: als provincie, gemeenten, UWV en sociale partners de handen ineen slaan. Dat hoeft niet handen vol extra geld te kosten; het is vooral zaak om ‘massa’ te maken. Door samen op te trekken en voort te bouwen op wat is en wat werkt, is er veel mogelijk. Het volgende hoofdstuk schetst hiervoor het beeld.

‘In de huidige netwerksamenleving kunnen overheden complexe (maatschappelijke) vraag-stukken vrijwel nooit zelfstandig oplossen. Dat kan alleen in partnerschappen. Het gaat om slim schakelen tussen overheden, de markt en maatschappelijke organisaties.’

Provincie Noord-Brabant, 2010, pag. 10 en 27.

Page 60: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 56

Page 61: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

57

8. Wat is er nodig? Wat is er nodig dat ook lager geschoolde mensen – bijna een derde van alle volwassenen – zich blij-ven ontwikkelen en mee kunnen in de huidige samenleving? Hoe kunnen de belangrijkste partijen – werkgevers, gemeenten, UWV en rijk – hiervoor de randvoorwaarden scheppen, zodat de lagerge-schoolde mensen de kansen kunnen pakken? En wat kan de provincie Noord-Brabant hierin beteke-nen? Deze vragen worden in dit hoofdstuk beantwoord. We starten hierbij met resumé.

8.1 Conclusies De vraag naar scholing Alles wijst erop dat een investering in leren loont, ook voor laaggeschoolde volwassenen. Maar de huidige scholingsmarkt biedt laaggeschoolden onvoldoende kansen. Zijzelf investeren weinig in scho-ling en ook hun werkgever of uitkeringsinstantie hecht hier weinig belang aan. Werkgevers en uitke-ringsinstanties ondernemen weinig acties om laaggeschoolde mensen te stimuleren om meer te gaan leren. En de rijksoverheid neemt overwegend generieke maatregelen; die zijn niet effectief om juist de laaggeschoolde volwassenen meer te laten leren. Het aanbod van scholing Het scholingsaanbod voor laaggeschoolde volwassenen is onoverzichtelijk. De laaggeschoolde zelf, maar ook de instanties/werkgevers hebben vaak weinig zicht op het aanbod. In dit gat wordt ge-poogd te voorzien door verschillende typen ‘scholingsmakelaars’, zoals de leerwerkloketten. De scho-ling voor volwassenen wordt vooral door particuliere scholingsinstituten aangeboden, maar onduide-lijk is of dit aanbod is toegesneden op de leerkenmerken van de laagopgeleiden onder hen. De ge-meenten voorzien momenteel nog wel in een educatie-aanbod voor laaggeschoolde volwassenen, maar dit is beperkt en staat ook nog onder druk. Er is een algemeen toegankelijk multimediaal scho-lingsaanbod voor volwassenen (TV, e-learning), maar dit heeft een zeer bescheiden schaal. Conclusie De huidige scholingsmarkt werkt voor laaggeschoolde volwassenen niet. De vraag naar scholing is te laag en het aanbod is onoverzichtelijk. Als de markt niet werkt, is het aan de overheid om – in sa-menwerking met sociale partners, marktpartijen en maatschappelijke organisaties – om in actie te komen.

Page 62: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 58

8.2 Een wenkend perspectief Kennis als basis Brabant wil zich de komende jaren nog sterker op de kaart zetten. De provincie wil de randvoorwaar-den en infrastructuur creëren om Brabant te laten excelleren als complete kennisregio94. Dat kan niet zonder de 30% Brabanders met een lagere vooropleiding. Brabant heeft hen en hun vakmanschap keihard nodig. De provincie wil dat het einde van de economische crisis het begin zal zijn van een nieuwe, duurzame markteconomie. Als het gaat om de scholing en ontwikkeling van de Brabanders, is die scholings-markt echter nog niet duurzaam, omdat de laaggeschoolde Brabanders in hun ontwikkeling achter-blijven. Dat kan Brabant niet laten gebeuren. Hoe kan de provincie kansen bieden aan àlle Braban-ders, zodat zij zich aanpassen aan veranderende omstandigheden door nieuwe kennis en vaardigheden te ontwikkelen?95 De tijd is rijp en Brabant is er klaar voor. Leerwerkpunten In Brabant hebben we een sterke onderwijsinfrastructuur, alleen niet voor lagergeschoolde mensen. Zij gaan zich niet ‘vanzelf’ scholen en weten vaak ook niet waar ze dat kunnen doen. Dus daarom moet de scholing naar hen toe worden gebracht, heel zichtbaar en concreet. Dit doen we door de educatieve infrastructuur in Brabant te versterken. Op regionaal niveau bestaan er al (succesvolle) leerwerkloketten en op individueel niveau hebben mensen al bijna allemaal een TV en computer met internetverbinding. Om het gat tussen die twee te dichten, komen er leerwerkpunten: in wijken, dorpen en op de bedrijventerreinen. Het leerwerkpunt is een plek waar mensen terecht kunnen om te leren, waar ze begeleid worden en waar ze advies kun-nen krijgen. Gewoon een fysieke plek met een paar computers en een veelzijdige/flexibele docent met enkele vrijwilligers, waar een ieder werkt aan datgene wat hij wil/moet leren. Die leerwerkpunten bestaan overigens al op diverse plekken: in diverse gemeenten, bij sommige bre-de scholen, bij een aantal grotere bedrijven en bij enkele SW-bedrijven. Met inzet van educatiegelden kunnen die leerwerkpunten worden uitgebreid tot een dekkend Brabants netwerk. Zo kan iedereen dichtbij huis of werk zichzelf verder ontwikkelen. Leeraanbod Dan moet er natuurlijk wel een geschikt ‘leeraanbod’ beschikbaar zijn: met name vormen van e-learning die geschikt en interessant is voor laaggeschoolde mensen. Met de programma’s van ETV.nl is er al een basis, die momenteel door het Brabantse ETV.nl wordt uitgebreid. Daar ligt vooral een taak voor de overheid, om er voor te zorgen dat dit aanbod ontwikkeld wordt, omdat hier de ‘vraag’ naar scholing faalt96. Hiervoor is namelijk massa nodig. Voor specifieke sectorale programma’s kun-nen de sociale partners hun scholingsfondsen benutten.

94 Provincie Noord-Brabant, 2010, pag. 36. 95 Provincie Noord-Brabant, 2010, pag. 22-23. 96 Dat zien we nu ook al bij het expertisecentrum ETV.nl, waar inmiddels diverse roc’s vanuit financiële redenen zijn uitgestapt. Met de aanbesteding van de educatie kan de overheid ook niet meer verwachten dat roc’s verder gaan investeren in ETV.nl.

Page 63: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

59

Doorontwikkeling leerwerkloketten Als mensen meer willen leren dan in het lokale leerwerkpunt mogelijk is, kunnen ze terecht bij het leerwerkloket in hun regio. De loketten gaan zich daarvoor doorontwikkelen, zodat iedereen daar terecht kan voor fundamentele loopbaan- en scholingsvraagstukken. De leerwerkloketten bouwen hun coördinerende en toeleidende rol rondom de leerwerktrajecten en Ervaringscertificaten verder uit en de roc’s en private aanbieders ontwikkelen nog meer modulaire leerwerktrajecten voor volwasse-nen. Dit alles gebeurt in nauwe samenwerking met de gemeenten, UWV WERKbedrijf en bedrijven, die de deelnemers aanleveren. Voor werknemers van ‘innovatieve’ mkb-bedrijven die nu achterblijven qua scholing stelt de provincie een leerbon beschikbaar, ter stimulering dat technologische, product- en procesinnovatie hand in hand gaan met de ontwikkeling van medewerkers97.

Bron: Gielen, 2009, pag. 67.

- Educatieve TV - E-learning

Bij mensen thuis

- E-learning - Begeleiding bij e-learning en

advies

Leerwerkpunt in wijk, dorp of bedrijf

- Loopbaanbegeleiding - Scholingsadvies en doorgelei-Leerwerkloket

- EVP en EVC - E-learning - Kwalificerende leerwerktrajecten

ROC en AOC

‘Bredere ingangen voor het beroepsonderwijs (kiezen voor een domein in plaats van een traject), gekoppeld aan meer systematische loopbaanbegeleiding, lijkt een betere voorbereiding op een toe-komst waarin flexibiliteit en heroverweging van loopbanen wenselijk is.’

97 Dit kan bijvoorbeeld door de leerbon ter beschikking te stellen aan bedrijven die gebruik maken van innovatieregelingen, zoals van de Stimuleringsregeling leercultuur en de MKB krachtcentrale.

Page 64: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 60

Om deze educatieve infrastructuur tot stand te brengen, neemt de provincie Noord-Brabant het voortouw. Dit kan de provincie doen: • door agendasetting bij gemeenten, sociale partners en maatschappelijke organisaties; • ondersteuning bij de doorontwikkeling van en communicatie rondom de leerwerkloketten, zodat

deze meer doelgroepen kunnen bedienen; • ondersteuning van gemeenten bij de opzet van en communicatie rondom de leerwerkpunten in

de wijken, dorpen en bedrijven; • opstartsubsidies voor de totstandkoming van de leerwerkpunten aan gemeenten en (grotere)

bedrijven; • continuering van de subsidiëring van ETV.nl Brabant, voor de doorontwikkeling van educatieve

programma’s; • creëren van podia voor samenwerking tussen organisaties en voor de uitwisseling van kennis,

expertise en ervaringen. Op deze wijze verbindt de provincie het economisch en sociaal beleid met elkaar:

Provincie Noord-Brabant

Economisch beleid Sociaal beleid

- leerwerkloketten - sociale innovatie - leerbonnen - leerwerkpunten bij

bedrijven

- leerwerkpunten in wijken en dorpen

- ETV.nl Brabant

8.3 Welke allianties zijn hiervoor nodig? Het behoort niet tot de kerntaak van de provincie om zelf een educatieve infrastructuur tot stand te brengen. Dat moet de provincie vooral ook niet doen. Maar de provincie Noord-Brabant kan wél doen waar ze altijd sterk in is geweest: innovatie en samenwerking stimuleren in wisselende coalities of platforms. Dat kan door partijen bij elkaar te brengen die ieder hun bijdrage (ook financieel) kun-nen leveren aan versterking van het leerklimaat in Brabant. Denk hierbij vooral aan gemeenten, on-derwijsinstellingen, maatschappelijke organisaties, woningcorporaties en (natuurlijk) het bedrijfsleven. Dit onderwerp leent zich ook voor een regionale aanpak.

Page 65: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

61

Het zijn vooral de gemeenten en het bedrijfsleven die de leerwerkpunten zouden, kunnen/moeten faciliteren. De onderwijsinstellingen hebben hierin vooral een uitvoerende rol, in samenwerking met andere maatschappelijke organisaties (welzijnsinstellingen, bibliotheken, etc.). In specifieke wijken en dorpen kunnen ook de woningcorporaties – bevordering van de leefbaarheid – een faciliterende rol vervullen. Maar al deze partijen zullen dat niet vanzelf doen. Daarvoor zal de provincie in actie moe-ten komen. De provincie kan bevorderen en stimuleren dat deze partijen de initiatieven nemen die noodzakelijk zijn. Zo kunnen we ons Brabants sociaal kapitaal maximaal benutten.

Page 66: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 62

Page 67: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

63

Literatuur Bakas, A. en M. van der Woude, De toekomst van werk, Amsterdam, PiCompany, 2010 CBS, EBB 2007-2009, bewerkt met LISA baan gegevens door VDWreasearch, april 2010 CBS, Sociaaleconomische trends, 2e kwartaal 2009 CBS Statline Colo, Colo Barometer van de stageplaatsen- en leerbanenmarkt, maart 2010 Dagevos, J., R. Smeets en M. Smulders, Een duwtje in de rug. Evaluatie van de provinciale leerbonnen, Til-burg, Telos/PON, november 2009 Dekker, H.S. en J.W.M. Mevissen, Effecten van marktwerking op arbeid. Inburgeringscursussen, Amsterdam, Regioplan, 2009 Denktank leren en werken, Tijd voor ontwikkeling; advies van de Denktank Leren en Werken over het stimuleren van een leven lang leren in Nederland, Den Haag, ministerie van OCW & SZW, juli 2009 Divosa, Divosa-monitor 2009 Meer dan ooit; sociale diensten en participatiebevordering, Utrecht, Divosa, no-vember 2009 Fouarge D., A. de Grip en A. Nelen, Leren en werken, Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeids-markt (ROA), Maastricht, Universiteit Maastricht, maart 2009 Ecorys, Vacatures in Nederland 2009. UWV WERKbedrijf, november 2009 ETIN Adviseurs, Economie Monitor Brabant, vierde kwartaal 2009. Gedownload van www.brabantstad.nl op 1 maart 2010 Fouarge, D., T. Schils, en A. de Grip, Prikkels voor postinitiële scholing van laagopgeleiden, Amsterdam/’s-Hertogenbosch, Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo), januari 2010 Gielen, P.M. et al, Verschillen in leercultuur tussen sectoren, Tilburg, IVA beleidsonderzoek en advies, april 2009 Greef, M. de, Leren voor leven: een eigen plek in het dagelijks leven. Onderzoeksresultaten outcome en invloed van volwasseneneducatie, Spectrum Gelderland, oktober 2009

Page 68: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 64

Groot, W. en H. Maassen van den Brink, Werkt de markt voor bedrijfsgerelateerde scholing? Een overzichtsstu-die, Amsterdam/’s-Hertogenbosch, Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo), maart 2009a Groot, W. en H. Maassen van den Brink, Werkt het scholingsbudget? Amsterdam/Maastricht, TIER, mei 2009b Grijpstra, D., L. de Ruig en K. van Uitert, Scholing in crisistijd. Ervaringen van bedrijven met werktijdverkor-ting, deeltijd-WW en VNNW, Consult en Research voor Beleid, november 2009 Hansen, S. en T. Huisman, Opleiden en leren van laaggeschoolden in Nederland, ’s-Hertogenbosch, Cinop, 2004 Kasperkovitz, J., M. van Tits en S. van der Fuhr, De leerfunctie van bibliotheken in beeld. Rapportage 2009, december 2009 Maanen, D. van, N. van Gestel en K. Visscher, Marktwerking in het Inburgeringsonderwijs. Eindrapportage, Capgemini Consulting, juni 2009 Najaarsrapportage Cao-afspraken 2009, december 2009 Onderwijsraad, Middelbaar en hoger onderwijs voor volwassenen, juli 2009 Philips, Sleutel naar succes. Jaarverslag Certificering Vakmanschap 2009, 2010 Provincie Noord-Brabant, Agenda van Brabant. Traditie en technologie, ’s-Hertogenbosch, april 2010 Provincie Noord-Brabant, SER Noord-Brabant e.a. KIA foto provincie Noord-Brabant 2009, ’s-Hertogenbosch, januari 2010 Raad voor Werk en Inkomen, Tijd voor scholing. Werkwijzer Scholing, op www.rwi.nl Raad voor Werk en Inkomen, Een open en flexibele infrastructuur voor een Leven lang leren, februari 2008 Raad voor Werk en Inkomen, Arbeidsmarktanalyse 2009, april 2009a Raad voor Werk en Inkomen, Factsheet Re-integratie, november 2009b RBO, Perspectief, Assen, 2009, nummer 11 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014, Maastricht, Maastricht University School of Business and Economics, november 2009

Page 69: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

65

Nieuweboer J. en A. Pleijers, ‘Deelname aan cursussen voor het werk hangt vooral samen met oplei-dingsniveau’ in: CBS, Sociaaleconomische trends, 2e kwartaal 2009, pag. 27-33 Smit, A.A., S. Andriessen en K. Stark, Lageropgeleiden in beweging. Employability van lager opgeleiden, aanbeve-lingen en praktijkvoorbeelden, Hoofddorp, TNO Kwaliteit van Leven, 2005 TELEAC/NOT, Leerlekkerland. Stijlen van een leven lang leren in Nederland, 2008 UWV WERKbedrijf, Statistische informatie SONAR databank UWV WERKbedrijf, Arbeidsmarktprognose 2009 – 2010. Met een doorkijk naar 2014, Amsterdam, juni 2009

Page 70: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010 66

Page 71: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

Rapport, 4xL: Lang Leve Leren Laagopgeleiden, september 2010

67

Gehouden interviews 27 januari 2010 Gemeente Tilburg Wil de Kort – beleidsmedewerker Educatie 28 januari 2010 Gemeente Eindhoven Patrick van den Nieuwenhof – manager servicepunt Sacha Sibille – programmamedewerker Meedoen Hans Tilman – beleidsmedewerker Onderwijs 1 februari 2010 ROC van Tilburg Rietje Toonen – projectleider Educatie 3 februari 2010 ETV.nl Brabant Coen Pots – projectleider 3 februari 2010 Stichting Zet Margreeth Broens – adviseur Joost Andrik - adviseur 10 februari 2010 Cubiss Jan Plooij – senior adviseur Anneke Oonincx – coördinator WerkZat 23 februari 2010 ROC Eindhoven Thecla van Hoogstraten – directeur Ster College 18 februari 2010 Zweegers Onderhoudsgroep Hans Weijnen – directeur 17 februari 2010 ECABO Lian de Bruijn – senior-adviseur

Page 72: Van ideaal naar waar verhaal - Bvekennis€¦ · van het Innovatieplatform. En hij vervolgt: ‘Helaas constateren we voor het derde achtereenvolgende jaar dat er maar sporadisch

psw

stationsplein 45211 AP ‘s-Hertogenboschpostbus 12285200 BG ‘s-Hertogenboschtelefoon (073) 612 43 25fax (073) 612 85 [email protected]