51

Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht van Machiel Botman Andreas Gefeller Terri Weifenbach Marco Wiegers

Citation preview

Page 1: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

90-76703-24-8

Page 2: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 3: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

Verborgen Terreinen

Aurora Borealis © 2005 Groningen

fotografische ontdekkingstocht van

Machiel BotmanAndreas GefellerTerri WeifenbachMarco Wiegers

Page 4: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

Bert van Mansom directeur Landschapsbeheer Groningen

Peter Breukink directeur Stichting Oude Groninger Kerken

Voorwoord

Het verleden kan letterlijk tot ons spreken. In de Groninger Ommelanden was het vroeger

niet ongewoon om de geschiedenis van de overledene op zijn grafsteen te beitelen. De familie

huurde een dichter in, liet hem in dichtvorm de levensgeschiedenis van de dode optekenen, en

vereeuwigde het resultaat in steen.

Dit gebruik biedt ons vandaag de dag een schat aan informatie. Niet alleen over de overle-

dene, maar ook over zijn leefgewoontes en de sociale structuur van zijn gemeenschap. Via een

gedicht kunnen we een verdwenen wereld opnieuw betreden. Een stenen zerk verschaft ons op

verrassende wijze toegang tot de regionale geschiedenis.

Het spreekt vanzelf dat deze poorten naar het verleden moeten worden behouden. Maar zo

vanzelfsprekend was dat tot voor kort niet. Het stelselmatig conserveren van elementen uit de

regionale historie heeft in Groningen pas een jaar of tien geleden een aanvang genomen. Dat

was op tijd voor een aantal kerken en kerkhoven, maar niet voor een aantal borgen en kerkter-

reinen. Deze waren door de geschiedenis vrijwel ‘uitgewist’ en voor het ongeoefende oog niet

langer zichtbaar. Ze waren verworden tot verborgen terreinen.

Het project ‘Verborgen Terreinen’, een samenwerking van Landschapsbeheer Groningen,

de Stichting Oude Groninger Kerken en de Stichting tot behoud van Particuliere Historische

Buitenplaatsen, heeft zich tot doel gesteld deze landschapselementen weer zichtbaar te maken.

In dit grote restauratieproject worden meer dan twintig historische kerk- en borgterreinen aan

de oppervlakte gebracht. Dat gebeurt door het herstellen van paden en grachten, grafstenen en

houtwallen, hekwerken en piëdestallen, singels en bosschages. Cultureel erfgoed wordt aan de

vergetelheid onttrokken, haar luisterrijke geschiedenis tot leven gebracht

Van oudsher zijn de Groninger borg- en kerkterreinen met elkaar verbonden. De borgen,

versterkte landhuizen van soms kasteelachtige omvang, waren veelal eigendom van de lokale

adel, die op zijn beurt de lokale kerk financieel steunde. Deze relatie mondde dikwijls uit in een

Page 5: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

visuele aanwezigheid van de adellijke familie in de betreffende kerk. Deze kon familiewapens

bevatten van haar begunstigers of een indrukwekkend praalgraf, zoals dat van de heer van Nit-

tersum in de kerk van Stedum.

Van de enkele honderden borgen die Groningen ooit kende, zijn er nog zestien over. De rest

is verdwenen of ernstig aangetast door oorlogshandelingen, functieveranderingen, afbraak of

een gebrek aan onderhoud. Van vele zijn alleen nog de contouren zichtbaar, in de vorm van

een gracht, oprijlaan of reliëf in de natuur. In totaal zijn van een kleine honderd borgen nog op

enige wijze sporen terug te vinden in het landschap van Groningen.

Veel provinciale kerkterreinen hebben de tijd juist opvallend goed doorstaan. Dat is te dan-

ken aan de vroege inrichting van gemeentelijke begraafplaatsen buiten de dorpen. Daardoor

verloren de kerkterreinen hun oorspronkelijke functie en bleven de graven eeuwenlang intact,

waar in andere delen van Nederland oude graven werden geruimd om plaats te bieden aan

nieuwe. Wel moesten de in onbruik geraakte kerkterreinen het stellen zonder de traditionele

zorg. Dat heeft tot ernstig verval geleid.

Het herstelproject ‘Verborgen Terreinen’ wil deze cultuurhistorisch waardevolle plekken

opknappen, herkenbaar maken en veiligstellen voor de toekomst. Maar er is meer. Dankzij

de restauratie blijft bijzondere flora behouden, zoals de monumentale bomen op kerkterrei-

nen, gesnoeide beplanting langs oude oprijlanen en boomgaarden, en specifieke stinzenflora op

borgterreinen. Dat het project de toeristische en recreatieve aantrekkelijkheid van de provincie

vergroot, spreekt voor zich.

Om de ‘Verborgen Terreinen’ op aansprekende wijze aan het publiek voor te stellen hebben

Landschapsbeheer Groningen en de Stichting Oude Groninger Kerken een gelijknamige foto-

opdracht in het leven geroepen. Op voorspraak van de Stichting Fotografie Noorderlicht, die

optreedt als gelegenheidscurator, is aan drie internationaal vermaarde fotografen en een jong,

regionaal fototalent gevraagd om het mystieke en verborgen karakter van deze eeuwenoude

cultuurterreinen te ontbloten. De geselecteerde fotografen, Machiel Botman (Nederland),

Andreas Gefeller (Duitsland), Terri Weifenbach (Verenigde Staten) en Marco Wiegers (Gro-

ningen), worden niet alleen gebonden door hun fascinatie voor locaties, maar ook door de gave

om daar een eigen, voorheen verborgen sfeer aan te ontlokken.

De foto’s worden gepresenteerd op Landgoed Verhildersum in Leens, een van de weinige

nog bestaande borgen in de provincie Groningen, en in dit boek. Met de tekstbijdragen van

Marjoleine de Vos, Jane Leusink, Maria van Daalen, Aafke Steenhuis, Willem van Toorn en

Bas Heijne vormen ze een belangwekkend historisch en cultureel document over de provincie

Groningen. Regionale geschiedenis wordt zichtbaar gemaakt in woord en beeld.

Het verleden kan letterlijk tot ons spreken. MetVerborgen Terreinen gaan we op prikke-

lende wijze de dialoog aan.

Marjoleine de Vos

Lees maar. Wij hebben bestaan

H et kan lang duren voor je weet wat je ziet. Het kan zelfs lang duren voor je weet dat er

iets te zien ís. Men kan jarenlang door de stad fietsen of langs de Amstel, over de Ve-

luwe of op waddeneilanden, door weilanden of over de hei, en als men een vogel ziet denken,

als er al iets gedacht wordt: ‘hé, vogel’. Als de zomer aanbreekt zingen de vogels weer harder en

vroeger en menigeen hoort dat graag.

De vogels.

Wélke? Geen idee.

Nooit ziet wie van niets weet een tureluur of een winterkoninkje, nooit een bonte piet of

een kievit. Ik kan het uit eigen ervaring getuigen. Wat ik vroeger zag waren meeuwen, eenden,

mussen, zwanen - en vogels. Omdat nooit iemand tegen mij gezegd had, en ik zelf nooit ge-

vraagd had, wat er allemaal voor vogels waren, hoe die eruit zagen, waar ze woonden.

Ik wil nu beslist niet als een groot vogelkenner poseren, maar sinds ik mijn repertoire wat

heb uitgebreid zie ik veel meer. En heb ik ook meer zin om iets te zien, het is meer de moeite

waard geworden om door de weilanden te lopen, omdat je dan kunt denken ‘ha een grutto, wat

zijn ze toch mooi rossig’ en vertederd kunt zijn om het gedoe van de kievit die zeker denkt dat

je op zijn eieren uit bent. De wereld is als het ware voller en rijker als je meer ziet. En meer

weten veroorzaakt meer zien.

Zo gaat het met landschappen ook. Het duurt heel lang voor je er iets aan ziet. Mensen die

klagen over hoe de historie van het landschap wordt uitgewist, klagen vaak aan dovemansoren,

Page 6: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

of aan blindemansogen: voor de niet-ingewijde, de niet-kenner is er aan een landschap sowieso

heel weinig te zien.

Uit een enquête die de Volkskrant enige maanden geleden hield, blijkt dat de meeste mensen

onder natuur verstaan: een bos, en wel een bos in de buurt, liefst op fietsafstand. Aan zoiets

als kleinschalig boerenland hechtten de meeste ondervraagden geen betekenis, tenminste geen

betekenis in de zin van ‘natuur’. Dat was misschien ook wel een fout in de enquête, want klein-

schalig boerenland is natuurlijk ook geen natuur, het is cultuur. Maar dat maakt vermoedelijk

voor de waarderingscijfers niets uit. De meeste Nederlanders vinden ongeveer hetzelfde wat de

overheid vindt: dat natuur leuk en mooi is zolang erin gerecreëerd kan worden. En recreëren in

de natuur, dat is door het bos lopen of fietsen. En in de zomer aan het strand zitten, of in een

meertje plonzen. Liefst met een barbecue op de kant. Dus worden er veel fietsroutes aangelegd,

en wandelingen met paaltjes. En omdat natuurbeheerders meer opvoedkundige ideeën hebben

verschijnen langs die wandelingen en routes overal informatieborden, met leuke verhalen over

het gele gras dat je ziet en de oeros die op dat gras staat te kauwen. Dat is natuur.

Aan cultuurlandschap heeft zoals gezegd niemand een boodschap, tenzij er iets spectacu-

lairs op te zien is. Forten. Kastelen. Een romantische ruïne, een mooie buitenplaats, een thee-

tuin. Waar niets van dat alles te zien is hoef je ook niet te gaan kijken. Mooi zo, zou je denken,

lekker rustig, maar om een of andere reden is het ook weer nooit ‘mooi zo’ als niemand zich

ergens voor interesseert. Er moeten mensen heen. Mensen op fietsen die ademloos zeggen: oh,

een verborgen terrein. Dus hier heeft ooit iets gestaan waarvan nu helemaal níets meer te zien

is, wat gewéldig interessant.

Je ziet ze al staan.

Het is een moeilijk streven, om aandacht te vragen voor alles wat eigenlijk niet te zien is. Ten

eerste weet niemand waar hij of zij naar moet kijken, want we weten niet meer wat er was, het

is voor de meesten van ons onmogelijk geworden een landschap te lezen, en ten tweede is er

ook gewoon niet veel meer te zien. Omdat wij, zoals bekend, altijd maar geregeerd en bestuurd

worden door types die in voortdurende groei en vooruitgang geloven, die liever een tekentafel

zien dan een weiland, en die dan aan die tekentafel graag dat weiland veranderen in een mooie

vinexwijk. En dan praten we nog niet over de onnoemelijke schade die er aan het landschap

is toegebracht door de ruilverkaveling en het aldoor maar groter maken van boerenbedrijven.

Want al denken de meeste mensen dan niet meteen aan hooiland als ze het over natuur hebben,

iedereen, ook iemand die van niets weet, kan ondergaan hoe saai het is om over een rechte weg

door enorme percelen aardappelen te lopen of te wandelen, en hoe heerlijk om langs een idyllisch

kronkelweggetje tussen hagen, hekken en sloten, langs verschillende akkertjes en weilanden te

dwalen. Zelfs wie het verschil niet zou kunnen benoemen kan het verschil wel voelen. Zoals veel

mensen niets weten over de geschiedenis van hun stad, maar heus wel voelen dat het in het oude

centrum heel anders is dan in de nieuwbouwwijk. Ze benoemen dat met ‘sfeer’ of met ‘karakter’.

Iets met sfeer of karakter buiten een oud stadscentrum is vaak niet makkelijk meer te vin-

den, want sfeer is geen groei en karakter levert geen geld op, maar een bedrijvenpark wel. Dus

is de Randstad vrijwel geheel geasfalteerd op het ‘groene hart’ na, maar daar wordt nu aan

gewerkt. Dat was een te groot hart. Dat kan best wat minder met dat Hart.

I n Groningen is het anders. Daar is weliswaar voor een deel ook alles uitgewist met het

grote radeergum van de moderne tijd, daar zijn ook percelen vergroot en kronkelende wa-

terlopen rechtgetrokken, maar op allerlei plaatsen is er toch nog iets gebleven. Sporen. Sporen

van oude wegen, van bewoning, van menselijk gedoe van eeuwen geleden. Heel Groningen,

heel Noord Nederland is natuurlijk in zekere zin een spoor van vroegere bedrijvigheid – als

niet ooit die dijken waren aangelegd en die terpen en wierden waren opgeworpen dan was

dit land helemaal niet zo lang al zo bloeiend bewoonbaar en dan zag het er ook heel anders

uit. En wie weet dat het ooit zo gegaan is, dat er op de slibwallen vestigingen ontstonden, dat

men gebruik maakte van de vruchtbare klei en het water zo goed mogelijk bedwong, dat al

die merkwaardig kronkelende wegen in zulk wijd land, zonder zichtbare obstakels voor een

Page 7: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

gewoon rechte weg, overblijfsels zijn van kronkelende wegen langs kronkelende waterlopen,

dat allerlei plasjes restanten zijn van prielen ontstaan door het binnenlopende water, die ziet

er ook niets van. Die ziet hooguit het merkwaardige verschijnsel van dorpen op heuveltjes,

waardoor de huizen heel dicht op elkaar gepropt moeten staan. Maar verder ziet zo iemand

gewoon wijd land en zo iemand noemt dat ‘vlak’, een woord waarvoor ik al menige bewoner

van het Hoge Land snuivend de neus heb horen ophalen. Wat nu vlak. Niks vlak. Overal zijn

dijken, afgegraven wierden, bestaande wierden, akkers hebben soms een zachte glooiing over-

gehouden, kerken kijken uit over de omgeving – wie noemt dat nu vlak?

Maar zoals gezegd: zien moet je leren. Zoals voor wie niets weet van het Drentse verleden

het essenlandschap als het ware niet bestaat, zo bestaat ook Middeleeuws Groningen niet voor

wie niet weet dat er zoiets was als middeleeuws Groningen. Sporen moet je leren herkennen,

anders zijn er eenvoudigweg geen sporen.

In een stuk getiteld ‘Oefeningen bij een beek’ beschrijft de dichter C.O. Jellema hoe hij

terug gaat naar zijn geboorteplaats Beilen. Hij heeft eindeloos veel herinneringen aan het huis

waar hij woonde, aan de tuin van waaruit je zo over een voetpad de velden in liep omzoomd

met houtwallen, aan de zandwegen, aan de beek die daar kronkelde. Natuurlijk weet hij wel

dat wat hij zal aantreffen niet meer kan zijn wat hij zich herinnert. En dat is dan ook niet zo.

Het kind dat hij er was, is, zo schrijft hij, volkomen uitgewist. De buurtschappen zijn weg, de

zandwegen verdwenen, de bramen, het voetpad, de kronkelende stroom – heel die wereld die

hij intiem gekend heeft is weg. En nu, schrijft hij, “kan er ongestraft langs de spoorlijn, voor

treinreizigers duidelijk leesbaar en als het ware ter verontschuldiging van de karakterloosheid

der rechthoekige en door dode sloten afgebakende stukken land, een bord staan waarvan het

opschrift nog de vernietiging van het oeroude cultuurlandschap weet te loochenen: natuuront-

wikkelingsproject.” Wat hij ziet is een zinloos, onleesbaar gemaakt, zielloos landschap.

Maar, dacht ik, toen ik zijn mooie verhaal, waarin de verontwaardiging al lang voor ze scherp

kan worden is omgebogen tot filosofische weemoedigheid: zou iemand die geen herinnering

heeft aan die plek ook zien dat daar een doelloze zandstrook loopt, dat de sloten te recht, de

velden te groot zijn, dat hier iets weg is kortom? Of zouden we er langs lopen zonder ergens

erg in te hebben, een van de vele onopmerkelijk plekken in Nederland?

Dat laatste is wèl zo waarschijnlijk.

Misschien zouden we op de lagere school ook nog een ander soort leesles moeten krij-

gen, landschapleesles. Of misschien zou iedereen om te beginnen een gedicht van Willem van

Toorn uit zijn hoofd moeten leren, waarin hij aan het landschap het menselijk bestaan ziet.

Het gaat zo:

Tussen wolken en aarde de tekens:

dit waren wij, zijn wij. Kijk maar,

wij graven land uit het water,

stapelen stenen tot torens,

onze blik laat geen ruimte met rust.

Aan de rafelige rand van ons blikveld

raakt het oog nog vluchtig verleden:

het scheve hek, de vergeten

wan in de graanschuur, het muntgeld

met het scheepswrak mee opgegraven,

de gebroken boog van de brug.

Wij zijn hier maar even, een onrust

die tast in de stilte naar taal,

een wet om angst te beheersen.

Lees maar. Wij hebben bestaan.

Page 8: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

ren – de mensen hoeven nu ook weer niet de hele tijd respectvol naar een eeuwenoud prieletje

te gaan zitten kijken, ze moeten ook wonen en autorijden en naar de Spar kunnen en maïs

verbouwen en een makelaarskantoor opzetten. Maar het lezen, daar gaat het om, we hebben

het lezen verleerd. En wie het landschap niet leest, die ziet niets dat in stand gehouden moet

worden, die zit te kijken als een kip naar het onweer als hij iemand hoort zeggen, zoals ik

laatst hoorde, over het Reitdiepgebied, dat je daar nog oude diepjes kunt zien kronkelen die

dezelfde loop hebben als toen het water nog vrij het land instroomde en dat je hart opspringt

als je zoiets ziet. Hun hart springt helemaal niet op. Ze zien ook geen kronkelend diepje. Ze

zien een slootje als zovele. Gaap. En misschien staat daar dan straks een bord naast dat ogen-

schijnlijke slootje dat zegt: dit is geen slootje beste fietser, dit is een kronkelend diepje en het

is heel bijzonder.

A an de andere kant: beter zo’n bord dan dat bord ‘natuurontwikkelingsproject’. Beter

een groepje merkwaardigen die het landschap afspeuren naar restjes, die verrukt in

een grasstrook een oude weg herkennen en in een leeg perceel de afdruk van een borg, die met

een priem in de muur gaan zitten prikken om te kijken of er misschien achter de negentiende-

eeuwse schijn nog een oudere wereld verborgen zit, die de graven van allang vergeten doden

netjes opschilderen en het patroon van bakstenen tot op een paar jaar nauwkeurig kunnen

dateren, dan die algemeen heersende onverschilligheid, dat totale ‘nou en’- gevoel, dat gevoel

dat de wereld er voor ons is, het landschap voor ons, de dieren voor ons, en dat wij geen enkele

verplichting hebben, geen enkele andere dan doen waar we zin in hebben. Of waarvan de

heersende ideologie zegt dat we er zin in hebben. Die ideologie schrijft voor dat we moeten

groeien, ontwikkelen, steeds meer geld verdienen, alles asfalteren behalve die paar plaatsen die

officieel als natuur zijn aangewezen. Cultuurlandschap bestaat niet, wat bestaat is ‘groen’ en

in ‘groen’ moet men kunnen recreëren anders is het zinloos groen. Of het is natuurbeheersers

groen, en dan mag niemand erop behalve de natuurbeheersers zelf en die hekrunderen van ze.

L ees maar in het landschap. Dan zie je dat wij er waren.

Laatst stond ik op een wierde, de wierde van Groot Wetsinge om precies te zijn, en

daar bovenop staat een kerkje, maar dat kerkje is er niet meer. Er staat als het ware de voetaf-

druk van een kerk, en met een beetje fantasie zie je hem staan, het smalle schip, het siermet-

selwerk in de bogen (staand vlechtwerk, mompelt de blije amateur die ook iets geleerd heeft,

liggend keperwerk, overhoekse kepers), de kleur van de kloostermoppen, de wat scheve toren

met zijn zadeldak. Een rest van het kerkhof is er nog wel. Twaalfde-eeuws moet het kerkje

geweest zijn, neergezet op een wierde die toen al meer dan duizend jaar op een godshuis lag te

wachten. De geheel gerestaureerde kosterij staat er nog, of weer, wel, en ook de pastorie is er

nog, met zijn veertiende-eeuwse steenhuis, zijn hoge ramen, zijn kelder, zijn bewering van al zo

lang bewoond te zijn geweest, al in de tijd dat Columbus naar Amerika reisde. Heel gewoon

is het, om aan vijftiende-eeuwse Spaanse hoven te denken en merkwaardig onwennig om aan

vijftiende-eeuwse Groningers te denken, die in een mooi huis op een heuveltje woonden en

boerenland bewerkten, die hun huizen almaar verbouwden tot steeds sjiekere verblijven met

mooie ontvangstkamers en versierde kastdeuren.

Je voelt dan ook ineens weer dat je het verleden niet begrijpt. Wat was dat land voor hen,

hoe keken zij er tegenaan? Ze moeten heel vaak bang geweest zijn voor het water, en met recht,

tijdens de Marcellusvloed in de vroege dertiende eeuw verdronken honderden mensen, huizen

verdwenen, kerken werden verwoest. Hun land was zo zelfgemaakt en zo wankel.

In een gesprek dat ik eens met Cor Jellema had over zijn gedicht ‘Kerkje van Fransum’ zei

hij dat de dijken in Groningen volgens de legende door een heilige aangelegd waren, Sint

Walfriedus van Bedum. Hij zei: ,,Vroeger gebeurden belangrijke ingrepen in het landschap in

het besef dat men iets deed dat bijna ongeoorloofd was, dat je de goden tartte. Daarom is de

dijkaanleg denk ik aan Walfriedus toegeschreven: die was een heilige, die mocht dat doen.”

Dat is heel wat anders dan even een woonwijk aanleggen, een sloot dicht smijten, een bouw-

land buldozeren waar daarnet nog een boomgaard stond. Natuurlijk mag er wel wat verande-

Page 9: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

Willem van Toorn

OosterhouwIn memoriam C.O.Jellema

Grens van het noorden. Het wad hard gevroren

achter de dijk. Scherper kan wind niet zijn.

Hagen van ijzel. Grijs licht op de schijn-

dode akkers. Ieder uitzicht verloren,

denk je, op thuiskomen, intimiteit,

beslotenheid, schuilplaatsen, oude sporen

van een verleden waar we toe behoren

als kinderen in een prentenboek van tijd.

Tot in de tuin: lijnen van ordening

onder de rijp, vindplaats, herinnering

aan zuidelijker tuinen. Langs het pad

naar het huis toe. Hoge kamers in

waar een heel leven stem krijgt. Schemering,

lichtval op een donker portret, oud glas.

De luiken dicht. Vrede. De wind verstomt.

Wie hier woont is niet bang voor wat er komt.

Maar nooit ontstaat er meer iets dat zegt: ‘Lees maar. Wij hebben bestaan.’ Dat moet er al zijn.

Dat krijg je niet terug. Dat kun je alleen maar bewaren.

Daarom moeten we het oude landschap blijven lezen, van de vage tekens duidelijke signalen

maken, met de vinger wijzen en zeggen kijk daar, daar waar je niets ziet, daar is heel veel te zien.

Daar woonden mensen, die hebben bestaan, die bouwden, die leefden, die sliepen, die wan-

delden over die merkwaardige kronkelwegen, die schreven elkaar en die stierven hier op zo’n

wierde - nergens in Nederland staat er zoveel geschreven als hier. Wie zijn leesbril opzet ziet

een eindeloos interessant landschap, almaar mooier onder de grote, de wisselende, de wijde,

Groningse lucht.

Page 10: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

Andreas Gefeller (D)

Page 11: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 12: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 13: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 14: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 15: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 16: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 17: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 18: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

Machiel Botman (NL)

Page 19: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 20: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 21: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 22: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 23: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 24: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 25: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 26: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

Terri Weifenbach (USA)

Page 27: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 28: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 29: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 30: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 31: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 32: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 33: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 34: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

Marco Wiegers (NL)

Page 35: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 36: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 37: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 38: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 39: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 40: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 41: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht
Page 42: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

Jane Leusink

Overhoekje

Iemand moet zien dat ik sta, aan dit chemieplantsoen

ontsnapt, aan de expansiedrift van deze industrie

ontkomen, een schip dat nergens heen gaat.

Gestript van as en schroef, slot en beslag

Genaast en aan de dood ontslapen. Blijf kijken

of voor mijn part knikkebol, consumeer

een duivekater met die vagebond van aan

de overkant en sla met haar een borrel

achterover. Neem het zoals het is.

In het nachtleven vertellen wij zo weinig.

Over onszelf vraag ik: zie je me

staan, bloed ik niet te erg? Vraag: dump me

niet, ook al komen onze tijdschema’s niet overeen.

Eén troef heb ik: verlatingsangst, een feest wel

voor het oog en in dit licht, op deze plek,.

dit overhoekje van een handelskade

‘Overhoekje’ is geschreven bij Heveskes

De hoge hemel van Holwinde

H olwindsterweg, staat op een straatnaambordje dat als een uitgestrekte vinger naar een

bijna leeg landschap wijst. Vanuit Uithuizen en de wierde Oldorp fiets ik over een

eenzaam landweggetje langs enorme groene velden met wintertarwe, grijze akkers met poot-

aardappelen en wuivende weilanden met schapen en lammeren waarop een felle voorjaarszon

schittert. Alleen het suizen van de harde noordoosten wind is te horen, en soms de kreet van

een scholekster of een kievit. Een hoge, strakblauwe hemel. Een buizerd wiekt boven de mes-

scherpe kleivorens.

Ik ben op weg naar Holwinde, een plek met een legendarisch verleden. Holwinde ligt in de

driehoek tussen de gehuchten Oldorp, Doodstil en Helwerd. Alleen al die namen! Oldorp

heette vroeger Aldathorpe, het oude dorp; de wierde dateert van ongeveer 400. Bij opgravin-

gen zijn gewichten, munten en scherven uit de vroege Middeleeuwen gevonden, onder andere

van de Vikingen. Dat wil zeggen dat Oldorp indertijd aan zee lag en dat de schepen die kwa-

men handeldrijven hier op het strand werden getrokken. Vanuit Oldorp werd omstreeks 900

een nieuw dorp op een kwelderwal gesticht: Uthuson, de uiterste huizen, ofwel Uithuizen.

En van daaruit werd in de veertiende eeuw op de drassige kweldergronden meer naar het

oosten, de meden, Uithuizermeden gebouwd. De naam Doodstil komt van Dode’s Til, de

brug van Doede, en Helwerd werd vroeger ook als Helagvurd gespeld: dan zou het misschien

‘heilige wierde’ betekenen. Deze nu vrijwel verlaten plekken hebben een illustere geschiedenis:

twaalfhonderd jaar geleden waren Helwerd en Holwinde mijlpalen bij de vestiging van het

roomse keizerrijk van Karel de Grote; het rijk dat de voorganger was van de huidige Europese

Gemeenschap.

Aafke Steenhuis

Page 43: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

V an het oude Holwinde, waar vroeger een borg, enkele boerderijen en een kapel ston-

den, rest nu alleen nog een boerderij. De huidige eigenaren, Sijbrand en Kim Doorn-

bos Clevering wonen hier met hun twee jonge kinderen. Landbouwer en makelaar Sijbrand

Doornbos Clevering (1970) leidt me rond langs de singel en gracht rond het bedrijf. Op de

onlangs herstelde singel zijn veel bomen aangeplant: kastanjes, Noorse esdoorns, linden, iepen,

grauwe abelen, eiken en goudessen. ‘We hebben er zoveel uiteenlopende bomen neergezet om-

dat die op verschillende tijden, met verschillende kleuren en vormen in blad komen,’ vertelt hij.

‘Dat geeft een gevarieerde aanblik. Boomrijke singels rond borgen en boerderijen waren oor-

spronkelijk bedoeld als windschut, vooral tegen de harde westenwinden, en als houtvoorraad.’

In de uitgebaggerde gracht van Holwinde groeit alweer veel riet, waarin zangvogeltjes huizen.

Wat betekent de naam Holwinde? Een winde is een bocht, in dit geval een bocht in het

Holwindstermaar, een watertje dat zich door een groot deel van Noord-Groningen slingert

en dat vroeger een priel van de zee was. En hol? Misschien heeft het dezelfde betekenis als hol

in Holland: laaggelegen. Dan zou Holwinde een laaggelegen plek bij een bocht in een priel

zijn. Maar er wordt door sommigen aan een meer mythologische betekenis gedacht: de plek is

genoemd naar Holle, of Holda: de oude Germaanse godin van vruchtbaarheid, seizoenen en

dood. Zij was de heerseres over bronnen, putten en over de onderwereld waar de gestorvenen

woonden. Uit haar putten kwamen de zielen van de nieuwgeborenen, die door ooievaars aan

zwangere vrouwen werden gebracht. Het sprookje van Vrouw Holle is een overblijfsel van

deze Germaanse godenwereld: een ijverig meisje springt in de waterput om haar spintol die

erin gevallen is te zoeken en komt dan in een heel mooi landschap terecht, waar broden haar

vragen om uit de oven gehaald te worden, en appels geplukt willen worden. Het meisje wordt

de hulp van vrouw Holle, die haar opdraagt het beddegoed zo stevig op te schudden dat het

op de aarde gaat sneeuwen. Als vrouw Holle haar gouden haren kamt, schijnt de zon. En als

ze de was doet, regent het op aarde. Zou het waterrijke Holwinde een heiligdom van de godin

Holle zijn geweest?

H oe dan ook, in 787 kwam de Friese prediker Liudger op verzoek van Karel de Grote

naar het noorden van Groningen om de mensen hier te kerstenen. Liudger was af-

komstig uit een voorname Friese familie uit de Vechtstreek; zijn ouders heetten Thiatgrim

en Liafborg. Hij studeerde in Utrecht, York en in het klooster van Monte Cassino ten zuiden

van Rome en was de aangewezen figuur om in het noorden, waar de Friezen en de Saksen in

opstand waren gekomen omdat ze heidens en onafhankelijk wilden blijven, deze volken aan

de keizer en de paus te onderwerpen. Met grote inzet ging Liudger aan het werk. Volgens de

overlevering zou hij in Holwinde het heiligdom van Holle hebben vernietigd en er een houten,

christelijk kapelletje voor in de plaats hebben gebouwd.

Liudger bleef een jaar of zeven in deze streken. Een bijzondere ontmoeting had hij in het huis

van een weduwe in het nabije Helwerd, ze heette Meinsuit. Toen Liudger met zijn leerlingen

bij haar aan tafel zat, werd de blinde zanger Bernlef bij hem gebracht. Bernlef speelde harp

en zong liederen over de dappere daden en oorlogen van oude Friese helden en koningen.

Liudger vroeg Bernlef of hij boete wilde doen. De volgende dag, toen Liudger op zijn paard

Bernlef tegenkwam, hield hij hem staande en maakte een kruisteken op zijn ogen. Opeens kon

Bernlef weer zien. Hij was zo dankbaar dat hij zich bij het gevolg van Liudger aansloot. En in

plaats van de heidense heldenliederen van weleer zong hij nu psalmen uit de bijbel. De laatste

jaren denkt men zelfs dat Bernlef de schepper is van het beroemde, in Fries-Saksische taal

geschreven epos de Heliand, dat omstreeks 830 geschreven moet zijn, en dat ongeveer even

omvangrijk is als de Ilias en de Odyssee. Het verhaal over de heiland is aangepast aan de fiere

noordelijke smaak: Jezus is in dit dichtwerk een soort Saksische koning die Nazarethburg be-

woont, zijn discipelen zijn dappere edelen, sommige maaltijden zijn Germaanse drinkgelagen,

en de aarde heet, nog net als in het heidendom, middelgaard: het gebied tussen het licht en

het nevelrijk.

Page 44: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

O orspronkelijk was Holwinde de naam van een nederzetting, en heette de boerderij in

oude geschriften de Sybrandaheerd, maar al gauw kreeg de edele heerd de naam Hol-

winde. In 1617 kwam de katholieke familie Ludolf Heerma hier wonen, die er een borg, een

bakstenen kasteel, van heeft gemaakt, met een statig voorhuis, een langwerpig achterhuis, hoge

smalle vensters, een poort, een gracht en een singel. Op de borg verbleven geregeld katholieke

priesters die op het protestantse Groninger Hogeland clandestien bij katholiek gebleven fami-

lies de mis kwamen opdragen. Een van die predikers was pater Franciscus Mijleman die over

zijn lotgevallen het boek Ommelander Eer schreef. Hij stierf op de borg, waarna hij in het katho-

lieke grafkelder van de Heerma’s in de protestantse kerk van Usquert werd begraven. In de acht-

tiende eeuw werd de borg gesloopt, alleen het stenen poortgebouw bleef er nog tot 1840 staan.

Er kwam een boerderij voor in de plaats. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging de boerderij in

vlammen op toen een Engelse bommenwerper die door Duitse jagers werd bedreigd, zijn bom-

men liet vallen. In 1947 werd een nieuw woonhuis gebouwd, de schuur dateert van 1953.

‘De oplangen gebinten constructie is gemaakt volgens een traditionele bouwwijze,’ vertelt

Sijbrand Doornbos Clevering, en wijst in de hoge boerenschuur op de dwarsbalken en pa-

len die op stiepen staan. ‘Alleen hebben ze hier niet precies de juiste maten aangehouden, de

dorsdeel is te breed, waardoor de dakhelling te vlak is geworden en de westelijke muur wat is

gaan wijken. Zo nauw luistert zo’n contructie.’ De familie van Sijbrand Doornbos Clevering

woont al sinds mensenheugenis in deze streek, de ouderlijke boerderij ligt ten oosten van het

nabijgelegen Rottum, en is al zo’n drie eeuwen in familiebezit.

Niet alleen adellijke geslachten, predikers en hereboeren hebben in Holwinde vertoefd, ook

duivelse misdadigers. Tot mijn schande moet ik bekennen dat een van mijn voorvaders, de

beruchte ridder van Steenhuisheerd, hier een halsmisdrijf heeft gepleegd. Dat zat zo.

Ridder Steenhuis, die op de Steenhuisheerd bij Uithuizermeeden woonde, was een mach-

tige, knappe jongeman. Maar hij was erg opvliegend van aard. Hij werd verliefd op de dochter

van de Menkemaborg, maar zij durfde een verbintenis met die driftkop niet aan, en toen hij

bleef aandringen stelde zij hem een voorwaarde: als hij met pasen naar de vroegmis in de

kapel van Holwinde zou gaan, en daar zou zweren dat hij zijn ergste vijand, zijn drift, zou

beheersen, dan wilde zij wel met hem trouwen. Op de bewuste paasmorgen versliep de rid-

der zich. Hij schrok, gaf zijn paard de sporen en reed als een bezetene op zijn zwarte paard

naar de kapel. Maar de priester had net de paasmis beëindigd. ‘Overnieuw!’ riep de ridder van

Steenhuisheerd. ‘Hou de mis overnieuw!’ Maar de priester weigerde. De ridder werd razend

en sloeg de priester de kop af. Hij galoppeerde terug naar zijn borg, trok de ophaalbrug op en

ging bezweet aan de paastafel zitten. De dienstmeid vertrouwde het niet en liep naar buiten

naar de put. Toen zij met een kan water terugkeerde, zag zij dat de tafel, de stoelen en de ridder

in de grond weggezakt waren. En ook de kasten en kisten waren in de diepte verdwenen. En

sinds die tijd spookt ridder Steenhuis, of de Sweerdman zoals hij ook wel wordt genoemd, op

grauwe avonden in deze streek rond, zo zegt de overlevering.

S ijbrand Doornbos Clevering heeft de zwarte ronddolende ridder nooit bij Holwinde

gezien. Hoe is het om op zo’n historische plek, in de eenzaamheid te wonen? ‘Het is een

prachtig gebied,’ zegt hij, ‘ ik ben hier opgegroeid.’ Samen met zijn vader heeft hij een agrarische

onderneming,zowel een landbouwbedrijf als een agrarisch makelaarskantoor. Hij houdt van

de ruimte, de zeelucht.

‘Als je hier ‘s ochtends heel vroeg in het veld bent, kun je dezelfde geuren en geluiden waar-

nemen als achter de dijk op de kwelder. Je kunt je voorstellen dat dit land uit de zee is ontstaan.

Wat ik mooi vind zijn die eerste geluiden, ver weg. Als het windstil is, draagt het geluid heel

ver.

‘s Ochtends blijft de nevel lang hangen boven het Holwindstermaar. Buien blijven soms ste-

ken bij het maar, het kan bij ons droog zijn en aan de andere kant regenen. In heldere nachten

zien we het vuurtorenlicht van het Duitse eiland Borkum.’

Page 45: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

Jane Leusink

Aan het licht

Genius fluistert, tongen schrijven,

brengen ons waar wij niet willen.

Zijn wij schreeuwend uit geborgenheid

gestoten op gemis, ontbeerde samenhang

nu de contouren zichtbaar zijn gemaakt,

schrikachtig in dit bliksemflitsende

geraas van daglicht aangetreden, reeds half

vergeten teruggehaald, geboren in het schuim

van zeeën vol beleids- en anderszins

gestuurde ruimte.

Hoe moeten wij praten leren, uit onze daken

gaan, ons geluk niet op kunnen?

Getuigt ook het vermarktingsplan

van onze waarde voor het nageslacht?

Als wij geen uitgetrapte vuurtjes zijn,

maar aangeraakt door hoefijzeren taal,

en aan dit licht gebracht (voor de dag

geduwd), bezie ons pralend lapis

lazuli bewerkte testament van linden

langs een oprijlaan of ingezakte

gracht hergraven en van buitenmuur

voorzien. Beproef de zon ons aangedaan,

ook al schijnt hij in het water.

‘Aan het licht’ is geschreven bij de borgterreinen Alma, Tammingahuizen, Nittersum, Eelsum, Holwinde

Het verzet van de kluit die verplaatst, de traagheid van de boom

die valt, de steen die uit de aarde groeit,

de neiging van het lichaam zijn rusttoestand

te handhaven. Je kunt het aanraken, u hebt geluk..

Zak op uw weerspannige knieën, tuur,

spied als in gebed verzonken torenvalk

zijn prooi. Laat de details spreken, u

verleiden als een aai van lente

de kuif- en wilde eend, de grutto,

scholekster in water, lucht en vette klei.

Wij reizen van het ene in het andere

leven met knipperende, verblinde ogen,

restanten in de tijd, gedolven tot aanwezigheid

opdat wij spreken: zie ons verdriet in vreugde

verdronken, gaan wij met flinke edelmoed

in sexy aftertaal als hotshots overleven.

Page 46: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

aan wat de zuidzijde moet zijn geweest van een kleine boerenwoning. Twee, drie steenrijen

hoog staan de muren, er is een gat in de grond, de kelder? En aan de westmuur zitten nog

kettingen, aan de binnenzijde, voor de koeien? Dat waren dan kleine beesten die dicht opeen

stonden.

Ik loop wat aarzelend rond. Kijk, binnen de gracht is nog een gracht, en daarbinnen stond

het steenhuis. Hoe zouden de funderingen zijn, hier op de zeeklei? Want zeeklei moet het we-

zen, zover kwam de zee nog wel naar binnen. De eerste dijk hier in de omtrek is de Wolddijk,

die dateert uit de tiende eeuw, toen had je getijden, en kreken en prielen. De zeeklei zal het zijn

die gebakken werd in de steenovens, die hier op Harssensbosch gestaan hebben; mooie rode

stenen moet dat hebben opgeleverd, van dat rood dat alleen in Groningen voorkomt. Een rood

steenhuis dus, in dat wuivende, geurende, zomerse groen rondom.

Het is een idyllische plek. Ik zie de kleine verhogingen in het landschap, van bewoning van

eeuwen, van dorpswierde, en oude borg, steenovens, en nieuwe borg. Hoe zou het eruit gezien

hebben? Een hoog steenhuis, wel 25 meter, misschien wel 11 x 8 meter als woonoppervlak.

Het moet van heel ver te zien zijn geweest met zijn zadeldak, en zijn hoge ingang, meters boven

het maaiveld, met een buitentrap die kon worden ingenomen als dat veiliger werd geacht.

Tápíeíeíe… de roep van een scholekster, die schuin over mijn hoofd scheert. Het geluid

brengt de gedachte aan zee nog dichterbij. Wat zou je vanuit dat steenhuis gezien hebben?

Opkomend tij, binnenstromend water dat langzaam de geulen vult? Ik stel mij een ogenblik

voor dat ik het ben die hier de sleutels aan de gordel draagt, de huisvrouwe van het steenhuis,

die naar het noorden kijkt voor het weer op het wad, naar het oosten om te zien wie er voorbij-

komen op de weg naar de stad Groningen, naar het zuiden en westen om de eigen landerijen te

zien, en de boerderij daar beneden. Het is warm. Verderop zijn een paar schapen en lammeren

onder een meidoorn bijeen gekropen om maar uit de zon te zijn. Ik doe even de ogen dicht.

En dan gebeurt het. Iets of iemand trekt lichtjes aan mijn haar, precies boven mijn fonta-

nel. Dat ken ik ergens van, dat is mij vaker gebeurd, op begraafplaatsen, in oude kastelen, in

Maria van Daalen

Een lindeboom aan de zuidkant“Hersingherheerd, husinghe, hemynge ende wyrtlandt” (1457)

A ls ik met de fiets de hobbelige zandweg oprijd, moeizaam balancerend tussen kuilen

en stenen, duikt er links een diepzwarte kraai ineen, klaar voor de opvlucht. Maar hij

blijft nog zitten… zo gevaarlijk ben ik blijkbaar niet, en trouwens, ik rijd naar het westen,

niet zijn kant uit. Rechts en links rondom zijn helder groene weilanden, met hoog gras vol

bloeiende halmen en zelfs wat rode zuringstengels, en met fluitekruid aan de slootkant. Rechts

lopen schapen en lammeren; twee, drie kleine witte jongen beginnen te mekkeren, de kleine

koppen smachtend geheven. Nee, ik kom niet voor jullie, ik wil graag dit pad af fietsen - vanaf

het begin, met “Harsensbos” op een nette richtingaanwijzer, en een vers blankhouten hek dat

uitnodigend openstaat, tot aan de oude plek, die niet meer bewoond is, en waar al helemaal

geen bos is.

Het pad leidt naar niets. Dat zijn de mooiste paden. Het eindigt bij wat prikkeldraad. Ik

vermoed daarachter, in de lage weilanden, het Selwerderdiepje dat deels is omgelegd en als

slotgracht langs het terrein van het oude steenhuis loopt. In de gracht laten zich de kwakende

kikkers horen, een dik, vol, groen geluid. Nu is ook links een weiland vol schapen, zwart en wit;

tussen mij en hen staan wijd uitwaaierende, bloeiende meidoorns langs een sloot.

De slotgracht, opnieuw uitgegraven, recht als een lineaal, omringt een stuk land langs vier

kanten. Op het stuk land: niets. Een boom, een lindeboom, keurig geknot, en al oud. Hij staat

Page 47: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

Bas Heijne

Wat je niet ziet

Twee nieuwe betonnen dampalen in een oud Gronings landschap. Weiden, bomen aan

de horizon, een lange, begroeide weg, gemarkeerd met twee greppels. Die weg, vermeldt

de tekst op bronzen plaquette op een van de palen, is eeuwenoud. Het gaat om de oprijlaan van

de Groningse borg Tammingahuizen, die uit de Middeleeuwen stamt. Van de borg zelf zijn

slechts enkele sporen achtergebleven, wat onopvallende krassen in het landschap. Wat was, is

vrijwel helemaal verdwenen. Van veel Groningse borgen of steenhuizen restten meestal alleen

nog de namen: Nittersum, Eelsum, Holwinde, Dijksterhuis, Harsens…

Wat je niet ziet: er is, door historici en romantici, veel geschreven over de aantrekkings-

kracht van ruïnes, de door de tijd aangevreten gebouwen, de wankelende of ingestorte kastelen

en paleizen, de resten van tempels en kerken, de overgroeide boerderijen en huizen, die, door

mensen verlaten, zich langzaam maar zeker overgeven aan de natuur. Ruïnes worden gekoes-

terd, nog meer dan keurig gerestaureerde gebouwen, omdat ze juist door hun onvolkomenheid

direct contact leggen tussen onze verbeelding en de werkelijkheid. Ze vormen de onvermijde-

lijke tegenzang van ons diepgewortelde idee van vooruitgang, de voorwaartse pijl van de tijd.

Ruïnes bewegen achterwaarts, ze keren zich langzaam van de wereld af. Ze zijn er nog, maar ze

zijn er ook al niet meer – en juist hun vervallen staat betrekt de toeschouwer direct bij een on-

zichtbaar verleden, dat onverwacht toch tastbaar blijkt te zijn. Nergens is Huizinga’s befaamde

historische sensatie, het plotselinge, spontane gevoel het verleden te kunnen aanraken, zo sterk

steencirkels. Er is hier nog iemand aanwezig. Iemand uit een voorbije tijd, die misschien hier

begraven ligt, iemand uit die tweeduizend jaar bewoning van deze oude plek. Ik open mijn

ogen, voorzichtig, zonder te bewegen, en probeer om me heen te kijken. Niets te zien. Maar

er is onmiskenbaar iets verschoven in de zomerdag. Hier, waar ik sta, is het kil geworden,

middenin de zon. Op het pad is nergens schaduw, op de hele plek niet, of… Jawel, ginds bij de

lindeboom, een oude, dikke stam, met hier en daar groene bladeren aan de geknotte takken,

een schaduw… Nee, niet een schaduw: een vrouw.

Ik houd de adem in. Zij staat half afgewend, lange rokken draagt zij, waarvan de bovenste

laag even opwaait, nu zij zich kalm omdraait, en mij aanziet. Haar ogen vallen net binnen de

schaduw van de boom, als bewegende donkere plekken onder een blank voorhoofdje. Haar

haar is weggetrokken uit haar gezicht, en verstopt onder een mutsje. Is het een gouden oorijzer

dat daar even blinkt? Ik kan het niet goed zien. Haar mond beweegt, zij staat net iets te ver weg

om haar te verstaan, maar zij spreekt, helder, in mijn oor. Buwe van Hersinze ben ik, ik was zijn

eerste vrouw, maar ik stierf in het kraambed van mijn tweede kind, het was een jongetje, het

kwam dood ter wereld, ik had hem zo graag zijn naamdrager gegeven, de stamhouder, maar

het mocht niet, toen de chirurgijn eindelijk kwam, was ik al doodgebloed, de weeën kwamen

onverwachts, terwijl ik bezig was een zwart lam te zogen dat door zijn moeder verstoten was,

waar jij staat, daar brak mijn water, de knecht moest mij helpen om het huis in te komen, de

meiden hadden alles al klaar voor het kraambed, maar die nacht stormde het, en de vader was

in stad gebleven, hij wist van niets, toen hij eindelijk naar huis kon rijden... Ze draait haar

hoofd weg, tegen de zon in, knijpt haar ogen even dicht, ik knipper even met de ogen, dat kan

nu wel… En dan is het weg. Er is niets. Er trekt licht een schaduw langs de stam van de boom,

een vogel misschien, of een bedrieglijke beweging van de hartvormige bladeren. Ik schud met

een vlug gebaar van mijn schouders de rilling van me af, en pak mijn fiets, en ga de weg terug.

De warmte weerkaatst van het zandpad.

NOOT: Voor veel informatie, zie de website www.ubbega.nl/borgen/index.asp?ac=harssens.

Page 48: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

als bij een ruïne. Beschouw het als een alledaagse vorm van mystiek, een vorm van wereldse

transcendentie; de ruïne bevindt zich ergens tussen twee werelden, op een onbestemd punt

tussen heden en verleden. ,,Het verleden is een vreemd land, ze doen de dingen daar anders,’’

luidt de beroemde openingszin van L.P. Hartley’s roman over een even geheime als voorbije

hartstocht, The Go-Between.

Een ruïne trekt je mee naar dat vreemde land.

Romantische dwepers met ruïnes in de negentiende eeuw zagen er ook een overwinning van

de natuur in; al het gefnuikte menselijke streven dat in die vervallen gebouwen tot uitdrukking

kwam, de trots, de macht en hoogmoed van de mens die zich de heerser over de wereld waan-

de. Wij zijn die sensatie kwijtgeraakt; wij hebben ons afgekeerd van de morele lessen van het

verval. Wij zien geen noodzaak om ons eigen hoogmoed of die van anderen af te straffen met

een lesje vergetelheid. Wij zoeken juist wortels in wat voorbij is. In een wereld waarin het besef

van continuïteit van generaties geërodeerd is, waarin we door een dagelijkse bombardement

van beelden ons gevoel van bedding zijn kwijtgeraakt en steeds meer moeite hebben om over

de grenzen van ons eigen heden te kijken, ontstaat vanzelf de behoefte naar een hernieuwd,

bestendig contact met onze omgeving.

De borgen van Groningen zijn geen ruïnes te noemen. Ze zijn al zoveel stappen verder, ze

zijn vrijwel geheel opgegaan in het landschap. De meeste borgen zijn gesloopt. Van voorbije

menselijke aanwezigheid zijn nog maar nauwelijks sporen te vinden; wat was houdt zich vrij-

wel onzichtbaar op in het heden. Maar van dat landschap hebben ze op een vreemde manier

cultuur gemaakt. In al hun vergankelijkheid zijn ze toch nog een aanwezigheid, veelal onzicht-

baar en ongrijpbaar. Een weg, een gracht, een nog slechts door begroeiing gemarkeerde platte-

grond; het zijn overblijfselen die gemakkelijk over het hoofd te zien of te negeren zijn. Argeloze

wandelaars zullen ze nauwelijks opmerken. Architectonisch is er weinig eer aan te behalen, als

monument kunnen ze ons niet verbluffen. Stuk voor stuk maken ze te weinig indruk om zich

in ons bewustzijn te nestelen. Nee, het is het landschap dat tot ons spreekt.

Wat zegt dat landschap ons? Er is de afgelopen decennia een grote onwil geweest om onze

landschappen als een vorm van cultuur te zien. We waren verliefd op het idee van de natuur

als iets dat bij uitstek natuurlijk was, waar de mens met zijn tengels vanaf moest blijven. Waar

de mens ingreep in de natuur, daar ging het onherroepelijk mis. Om diersoorten en zeldzame

planten te behouden, moest zoveel mogelijk land worden teruggegeven aan de natuur – en

mensen konden daar maar beter wegblijven. De mens stond, luidde de nauwelijks verborgen

boodschap, haaks op de natuur.

Die notie heeft ongetwijfeld veel Nederlandse natuur van de ondergang gered, maar als

onverwachte bijwerking heeft ze ook een eigenaardig soort smetvrees veroorzaakt; we zijn

nauwelijks meer in staat om het eeuwenlang door mensen aangeraakte Nederlandse landschap

als een vorm van cultuur te zien. We zijn ook bang geworden om ons landschap aan te raken,

uit angst dat we het vernietigen. Maar door het landschap met als zijn sporen van menselijke

bemoeienis buiten onszelf te plaatsten, snijden we ook de banden met onze omgeving door.

Door de verdwenen Groningse borgen zo veel mogelijk zichtbaar te maken, door als het ware

te restaureren wat er niet meer is, of misschien moet ik zeggen, te markeren, herstellen we ook

de banden tussen ons bewustzijn en onze natuurlijke omgeving. Iedere borg heeft zijn indivi-

duele geschiedenis, het woelige verhaal van zijn opkomst en ondergang, de geslachten die er

vaak eeuwenlang huisden en die ontelbare familiegeschiedenissen hebben nagelaten. Maar de

zichtbaar gemaakte resten in het Noord-Groningse landschap verwijzen niet alleen naar die

specifieke geschiedenissen. Ze maken ook iets voelbaar.

Zoals tastbare ruïnes je meenemen naar het vreemde land waar de mensen de dingen anders

doen, zo brengen de verborgen terreinen een misschien nog wel dieper contact tot stand. Ze

brengen ons namelijk niet alleen in contact met het verleden. Juist doordat ze geheel en al

onderdeel van de natuur zijn gaan uitmaken, bevestigen ze onze vanzelfsprekende band met

het landschap, ze maken deel uit van wat ik onze identiteit zou noemen, als dat woord niet als

zo besmet en sleets was. Die identiteit heeft ook niets te maken met een verheven zelfbeeld,

Page 49: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

met een oneigenlijke trots op afkomst of regio. Zoveel vereenzelviging staan de onzichtbare

borgen niet eens toe. Ze harnassen ons gevoel van identiteit niet, ze scheppen juist ruimte.

Het zijn niet meer dan sporen, die ons losjes met het onzichtbare verleden verbinden, die ons

laten voelen dat we niet losjes rondzweven in het claustrofobisch vacuüm van het eeuwige

heden, maar wel degelijk deel uitmaken van de geschiedenis van mensen en landschap. De

onzichtbare Groningse borgen, die nu beetje bij beetje weer tot een aanwezigheid worden, zijn

levende geschiedenis.

Jane Leusink

Finale

Geen klooster, steenhuis, graf, hier geen restanten.

Geen fundamenten raken het geheugen

aan dan wat papier, het Internet fabriekt

zoals de dood ons hart.

Geen krijgsgewoel verstoort de orde van weleer

of een versterkte woning. Geen vinger kan

er langer bij.

Gezeuld de dolmen, elders opgetast,

uit tijd gegraven schacht naar drieduizend

voor Christus.

Bedankt de gravers van fabrieksterrein

en werkgelegenheid: de zij-, en dekstenen

dringen zich aan ons op als onbeholpen

liefdesboodschap, enkel de sluitsteen.

Maar zie mij staan, zie mij nu aan in eenzaamgroene

wegvlieghouten krans van wilgentakken,

ijzerwerken, rails van roest en bagger-

plaats beklemd geraakt, hoe kan men

in zijn eentje overleven?

‘Finale’ is geschreven bij Heveskes

Page 50: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

Verborgen Terreinen is een project van:

Stichting Oude Groninger KerkenA-Weg 5c, 9718 CS Groningenwww.groningerkerken.nl

Stichting tot behoud van Particuliere Historische BuitenplaatsenWiekenweg 9, 8181 AX Heerdewww.stichting-phb.nl

Landschapsbeheer GroningenRoderwolderdijk 60, 9744 TH Groningenwww.groningen.landschapsbeheer.com

Stichting Borg VerhildersumWierde 40, 9965 TB Leenswww.verhildersum.nl

UitgeverStichting Aurora Borealisonder auspiciën van Stichting Fotografie Noorderlicht

ISBN 90-76703-24-8

Stichting Fotografie NoorderlichtAkerkhof 12, 9711 JB GroningenNederland

T + 31 (0)50 318 22 27F + 31 (0)50 318 22 04E [email protected] (informatie & webshop)

Foto grafenselec t ieTon Broekhuis, Wim Melis

Produc t ie fo to - opdrachtenYpe van Gorkum

Proj ec tbegeleidingAnnalies Groot Stichting Oude Groninger Kerken, Welmoed van der Goot Stichting Borg Verhildersum

Foto graf ieMachiel Botman (Nederland)Andreas Gefeller (Duitsland)Terri Weifenbach (Verenigde Staten)Marco Wiegers (Nederland)

Tekstredac t ieMarc Floor

Auteursselec t ieAthena’s Boekhandel/De Culturele Onderneming

TekstenMaria van DaalenBas HeijneJane LeusinkAafke SteenhuisWillem van ToornMarjoleine de Vos

Vertal ing Engelse edit ieDonald Mader

VormgevingHans Miedema m;v ontwe rpe r ’s bno

Litho graf ieNoorderlicht

DrukTienkamp & Verheij Groningen

ZetwerkOffsetkopie Hoofddorp

BindwerkAbbringh Groningen

O plage1000 (Nederlandse editie)500 (Engelse editie)

Het copyright voor alle foto’s en teksten in dit boek berust bij de respectievelijke fotografen en auteurs

Niets uit deze publicatie mag vermenigvuldigd worden in welke vorm dan ook zonder schriftelijke toestemming vooraf van de uitgever

© Stichting Aurora Borealis 2005

Colofon

VSB Kammingafonds

Verborgen Terreinen is mogelijk gemaakt dankzij de steun van:

Page 51: Verborgen Terreinen Aurora Borealis © 2005 Groningen fotografische ontdekkingstocht

90-76703-24-8