Upload
others
View
5
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Verslag “wildspotting” Baraque de fraiture.
DU JAMAIS VU – deel 1
Sinds enkele jaren gaan we , in de periode van de bronsttijd van de herten, in het jagersjargon
“roodwild” genoemd, in de omgeving van Wibrin deze dieren observeren. Via via, waren we te weten
gekomen dat Mevrouw de Gravin de Limbourg Stirum een zeer wildrijke jacht bezat in die contreien.
Zij richtte er, samen met haar jachtwachters, een soort amfitheater in met een muur van takken en
dood hout, om “leken en toeristen”, maar ook geïnteresseerde jagers, de kans te geven, weliswaar
van op een eerbiedwaardige afstand, de “bronstgevechten, schijnaanvallen en drijverijen van het
roodwild” te observeren.
Enkele jaren geleden verkocht zij haar buitenverblijf (is dat kasteel dat je kunt zien liggen, enkele
kilometers voor Wibrin) aan de CEO van Suez. Zij houdt nu verblijf in een boerderij in de omgeving.
Très chic, il parait…
Krassende Kraai, Goedlachse Specht, Bedachtzame Otter, en hun madammen, ook de mijne, Stom
Konijn, begaven ons al meermaals ter plaatse. Succes was steeds gegarandeerd. Bedoelde periode
speelt zich, afhankelijk van de weersomstandigheden, doorgaans af in de tweede helft van de maand
september.
Twee jaren geleden, tijdens ons stamkamp, zijn we trouwens samen op die jacht, clandestien achter
een monument voor een gevallen piloot uit de tweede wereldoorlog gekropen, om wat verder een
hele roedel herten te observeren. Remember?
Vorig jaar in september waren we
weer van de partij en kregen we
de gelegenheid even een praatje te
slaan met de Gravin, een zeer
vriendelijke en hoogstaande dame.
Maar zo maakten we ook kennis
met haar private jachtwachters:
vader Johan en zoon Helmut
Kindermans, beiden (uiteraard) van
Lauw afkomstig. Moet het nu juist
lukken dat de dochter van Johan
achter het huis van vriend
Bedachtzame Otter aan het
bouwen was in Wibrin!
Van het ene kwam het andere en zo versierden we een afspraak met Helmut om het wild te gaan
spotten… We moesten natuurlijk wachten tot na het jachtseizoen, dat normaal eindigt op 31
december. Door verandering van de wet werd deze periode inmiddels verlengd met één maand, om
de jagers toe te laten hun verplicht afschot te realiseren, en eventueel gewonde en zieke dieren op
te ruimen.
Na veel vijven en zessen werd de definitieve afspraak vastgelegd voor zondag 10 maart om 15u aan
de “Bizonfarm”, gelegen vlakbij de Baraque. Traden aan: Kraai, Eland, Specht, Spitsmuis, Dolfijn en de
genaamde “dikkop”, alias Gène, broer van de 2 andere broers…. Kraai, Eland en Dolfijn met Helmut in
een zilverkleurige Landrover Defender (van het lange type), Specht, Spitsmuis en Gène bij Johan in
een donkergroene Mitsubitsi-pickup. Zij gingen de grote grafelijke jacht verkennen, wij een kleiner,
maar toch wildrijk revier in de omgeving. Den Otter had ons ondertussen laten weten dat hij op
doktersbevel zijn woning niet mocht verlaten. Spijtig voor hem, misschien ook voor Fabienne (pas op,
dat is maar een veronderstelling). Gelukkig voor ons echter, die nu meer ruimte hadden in de jeep.
De “garden” hadden voor ons zelfs een hele voorraad verrekijkers ter beschikking, en nog niet van de
minsten, waaronder een 10x40 Swarowski, van het eerder duurdere type. Helmut zegde me zelfs dat
hij in het bezit was van een Zeiss 20x50 met een prijskaartje van (tien jaren geleden) van 180.000
Bfr.! Deze kijker is voorzien van een ingebouwde computer, die de trillingen van de handen, of het
lichaam, neutraliseert!!! Eland kocht zich destijds een kijker voor 25 euro op de markt in Sint-
Truiden. Was natuurlijk al kapot. Een oude, voorhistorische kijker was ook kaduk, maar Eland liet
hem vallen … resultaat: werkt weer prima!
Kraai was vergeten zijn ’s zondags kostuum uit te doen, hij trok dan maar zijn sokken over zijn
broekspijpen. Eland deed hem na, uiterst belachelijk, met dan ook nog een vrouwelijk ogend
oorbandje, dat zijn spinnekopachtig haar, of wat daarvoor moet doorgaan in kunstenaarskringen, als
een bezem bijeen bond. Niet om aan te zien, zelfs al ben ik dat zicht al enkele malen gewend tijdens
onze wandeltochten…
Wij vertrokken dus in twee verschillende richtingen, in twee verschillende terreinwagens, met twee
verschillende wachters, doorkruisten twee verschillende domeinen, en, zaten, achteraf beschouwd,
in twee totaal verschillende werelden: wij, de oudsten met de jonge garde, zij, de jongsten, met
vader garde. Wij geboeid luisterend naar alle wetenswaardigheden over jacht en bosbouw tijdens
een drie uren durende monoloog vanwege Helmut, enkel onderbroken door wildvoedering en
spotting van in het totaal ongeveer 50 à 60 stuks roodwild, alsook enkele reegeiten.
Zij, naar ik vernam van Specht, zagen ongeveer 200 stuks roodwild, alsook Reynaert de Vos, maar
kregen bijna de stuipen van het gezever van Gène. “Om zot van te worden”….
Gedurende het ganse jaar wordt er op beide jachten bijgevoederd, dit om de wildstand gezond en
sterk te houden. Het voedsel bestaat uit gerst, spelt, erwten en hooi natuurlijk. Maïs is nu ten
strengste verboden omdat de dieren hiervan veel te vet en zeugen onvruchtbaar worden. De
wildvoedering gebeurt door beide wachters dagelijks gedurende de wintermaanden, minder
frequent natuurlijk in de zomer. Tijdens strenge winters stilt het roodwild ook zijn honger met de
bast van jonge aanplant: nefast voor de bosbouw natuurlijk…
Helmut: “Onze beuken sterven massaal af boven de 500m als gevolg van de zure regen”.
De “groen mannen” kennen er niks van. Ze stellen dan voor bepaalde percelen te rooien, te freezen,
terug aan te planten en dan te omrasteren om het wild uit de nieuwe aanplant te houden. Helmut
stelde voor te voederen op die plaatsen, zodanig dat freesmachines van méér dan 10 ton overbodig
worden, vermits de evers de grond zouden verluchten, daarna aan te planten en dan te omrasteren.
“Wat doen die van het groen”?
Ze planten aan, zagen dan de dikke beuken om op die plaats (ge kunt vermoeden wat het resultaat
voor de jonge planten zal zijn), laten Helmut dan voederen en plaatsen tezelfdertijd hun raster!!!
Op vraag van Helmut voorzien ze dan achteraf toch een opening (naar “de straat” gekeerd), zodanig
dat wandelaars die erin verzeild geraken een ontmoeting riskeren met een wanhopige “keiler” die
zich de weg naar de uitgang versperd ziet.
Kostprijs van dit alles op jaarbasis: 150.000 euro. Kan hun niks schelen, ze leven van jaarlijks
terugkerende budgetten en subsidies.
Neen, het zijn bepaald niet de beste vrienden van de “garde”! Ze rooien ganse percelen dennen, om
het veen te herstellen, de dekking voor het wild verdwijnt, leggen met zware machines vennen aan,
die ze door middel van pvc-buizen laten overlopen of draineren. Een draak van een oplossing.
De bronstplaats op de “grote jacht” is de belangrijkste van de omgeving, en trekt dus de “bronstige”
mannetjes van de wijde omgeving aan. Na deze periode trekken deze zich “afgepeigerd” terug, naar
hun respectievelijke revieren. De hinden met hun kalveren, zijn echte standdieren, die hun
territorium nauwelijks verlaten. Het plaatshert, of kapitaler, drijft een zo groot mogelijke “roedel”
samen, die hij in die periode verdedigt tegen (jongere) belagers, en dekt al zijn hinden één voor één,
naargelang ze “willig” worden. Daarna voegen de moeders zich terug bij hun kalveren. Tijdens de
bronst eet of slaapt het plaatshert nauwelijks, hij brult (“burlen”) van zonsondergang tot dagenraad.
Resultaat: hij heeft zijn genen maximaal doorgegeven aan zijn (nog ongeboren) nakomelingen, maar
totaal verzwakt en vermagerd likt hij zijn wonden van de talloze gevechten met rivalen, dit in
volstrekte eenzaamheid gedurende de maand november. Om stoer te doen wentelt hij zich in de
modder, schiet voortdurend sperma in zijn “baard” (langere nekharen), stinkt uren in de wind en
wroet met zijn machtig gewei in de grond. Zo getooid met mos, takken en wortels probeert hij zijn
tegenstanders nog meer te imponeren.
In de winter tolereert de kapitaler terug het gezelschap van enkele jonge herten: zijn “schildknapen”.
De oudste herten gooien hun gewei af begin maart, gevolgd door de rest. Zondag zagen we reeds
enkele “kaalkoppen”, de meesten droegen echter nog hun hoofdtooi. Wandelaars, die het nu
gemunt hebben op de afgeworpen stangen zijn een doorn in het oog van de jachtopzieners: ze
verstoren het wild dat het bij deze sneeuw al zo moeilijk heeft. De hinden werpen hun kalfjes in juni,
en zo begint de cyclus van hun leven opnieuw.
Het verschil tussen een hoorn en een gewei?
Een hoorn bestaat uit bundels aaneen geklit haar en wordt nooit afgeworpen (cfr. neushoorn en
buffel). Een gewei wordt jaarlijks afgeworpen, bestaat uit beenderige structuur en groeit aan onder
een bast of huid, die daarna vervelt en wordt afgeschuurd. Het eerste jaar blijft het mannelijk
hertekalf kaal (hooguit twee onderhuidse knobbeltjes). Het tweede jaar krijgt het twee korte of
langere spiezen en wordt daarom spitshert of daguet (dolk) genoemd . Vanaf het derde jaar zegt het
gewei niets meer over de leeftijd van het dier: kan reeds 8 of 10 ender zijn. Het hert bereikt zijn
maximaal gewei (kan in België tot 22 enden gaan ) rond de leeftijd van 12 jaren. Daarna “zet het
gewei terug”, het wordt jaarlijks kleiner, met minder enden, totdat er sprake is van een
“moordenaar”: een oud hert met slechts enkele lange en vlijmscherpe enden. Zo een dier moet
onmiddellijk afgeschoten worden alvorens de bronsttijd begint.
We spreken van een regelmatig of een onregelmatig gewei, naargelang we te doen hebben met een
paar of een onpaar aantal enden. We spreken van een vork (2) of een kroon(minimaal 3) enden aan
het bovenste uiteinde van het gewei. In het midden kennen we het “middenend”, daaronder
eventueel een “ijstak”, beneden 1 of meerdere aanvalsenden. Het gewicht van een volwassen hert
bedraagt ongeveer 180 kg. Volgens Otter moet iedere gevonden tak “aangegeven” worden. Ge ziet al
van hier dat dit altijd gedaan wordt.
Het aantal af te schieten dieren wordt jaarlijks vastgelegd door de “staatsgarden” of door “le conseil
cynégétique”. Iedere jachtheer wordt beboet wanneer zijn afschot niet gerealiseerd wordt. Vandaar
de verlenging met één maand van de jachtperiode dit jaar. Tijdens drijfjachten worden de roedels
gedreven naar de jagers: de “leidhinde” loopt steeds voorop, gevolgd door haar kalf, haar jaarling,
daarna de rest, met als afsluiter het grootste hert (de lafaard)…
Over zwartwild gesproken…
Everzwijnen trekken ’s nachts rond en leggen soms vele tientallen kilometers af op zoek naar voedsel.
Het zijn omnivoren, alleseters, en door hun gewroet kunnen ze landbouwers veel schade berokkenen.
De jagers kunnen zich hiertegen verzekeren, maar “de groenen” zijn natuurlijk nooit verantwoordelijk,
ook al maken ze het de jagers onmogelijk het everbestand onder controle te krijgen, door
bijvoorbeeld, de nachtelijke loerjacht te verbieden (cfr. De prietpraat hierover in “het gejank van
Limburg” van vandaag dinsdag 12 maart) of het voederen te verhinderen.
De jaarlijkse aangroei van het zwartwild bedraagt niet minder dan 300 %. Het is dan ook zaak alles in
het werk te stellen om de populatie kort te houden .Helmut doet dit door ALLE pyjama’s of “frislings”
(= jonge biggen) tot eind december zonder pardon neer te leggen. De zeugen worden dan terug
bronstig op een veel gunstiger moment, wat hun nageslacht dan ten goede komt. Het is dan aan de
jagers om, tijdens het seizoen, het afschot te realiseren.
In de Kempen, en ook verder in Vlaanderen is de “plaag” van de wilde zwijnen niet meer in te dijken.
Groenen richten wel klopjachten in, zoals , onlangs in Postel: 200 participanten met als resultaat Een,
één, 1 wild varken op het “tableau”. Complete waanzin. Het zullen de verzekeringsmaatschappijen
zijn die de druk zullen opvoeren na weer eens een omgewoelde akker of zwaar accident. Volgens
Helmut zullen we, ook in Limburg, met de evers moeten leren leven. De media moeten ook eens
ophouden met “prietpraat” te vertellen. De “gazetten” staan zo al bol van de zever over deze
onderwerpen (en andere).
Onze safari door sneeuw en ijs, over omgevallen bomen, door diepe plassen en tussen zwiepende
takken brengt ons in alle uithoeken van het jachtrevier om te eindigen rond 18u aan ons beginpunt,
de “bizonfarm”. De andere ploeg is reeds aanwezig. We danken Johan en Helmut voor de heerlijke
namiddag, voorzien beiden van een kleine tegemoetkoming en stevenen naar Wibrin waar we op het
aperitief uitgenodigd zijn “aux volets bleus”. Fabienne en André, comme toujours, ontvangen ons
zeer gul met pils, streekbier, witte en rode wijn. De gastvrouw reserveerde in het restaurant van de
brouwerij L’Achouffe” rond 19.30u, waar we genoten van “boulettes Liégoises”, côte à l’os,
kaaskroketten en ander lekkers. Waar we iets minder van genoten was het “oeverloze gezwam” van
Gène. Ik vraag me werkelijk af wat Fabienne nu van de familie Spaas moet denken.
Hiermee eindig ik mijn deel van het verslag: volgend jaar mogen we van beide garden weer van de
partij zijn. Dank u Johan en Helmut, jullie waren beiden geweldige gidsen.
Wat Johan echter met Gène besprak weet ik natuurlijk niet. Het had ondermeer iets met chocolade te
maken…???? Mag ik Goedlachse vragen hierover de sluier te lichten en ook mijn verslag wat te
verluchten met wat sfeerbeelden? Alvast bedankt.
P.S. Eland verwijt me altijd mijn mails niet te lezen? Ha, ha…
Klievende Dolfijn.
Hasselt, dinsdag 12 maart 2013.
DU JAMAIS VU – deel 2
Klievende noemde het verslag “du jamais vu “, de gebroeders Spaas hebben de gewoonte soms licht
te overdrijven maar ik moet toegeven: het was de moeite. Hoeveel keer hij (Gène) tegen de
boswachter gezegd heeft dat hij nooit van zijn leven zoveel herten bijeen gezien heeft … ik kan ze
niet meer tellen.
In grote lijnen onderschrijf ik dan ook het verhaal van Hubert, zijn vader is meer gemodereerd maar
wanneer hij tegen Gène bezig was, waren de anekdotes en superlatieven niet te tellen. Soms konden
Spitsmuis en ikzelf niet volgen als zij in jagerslatijn (kogeltypes…biches...pyjama’s…de voedercocktail
“le pot belge”) hun wetenswaardigheden uitwisselden .
En waar de broertjes Spaas en Kraai het hebben over 8 of 10 enders (zie de nota over geweitypes)
wees Johan de gids dit lachwekkend opzij … hij spreekt over de gebreken en mankementen van zijn
herten … zijn job … hij schiet alles af wat gekwetst of ziek is. Hij vertelde ons het verhaal over een
mannetjeshert met X-benen en hoe hij samen met de conseil het hert opgespoord en afgeschoten
heeft: hij liep mee met de kudde, maar kon niet over een beek springen dus stak hij de beek over
waar de jagers zich hadden opgesteld en dat was zijn einde.
Ik heb het woord conseil
aangehaald , hij had het
ook over de ingenieur (van
waters en bossen). Deze
laatste heeft zijn kennis
van de natuur uit de
boekjes en onze vrienden
de boswachters kijken
laatdunkend op hen neer
(zie verslag Marc over het
aanleggen van vennetjes
met plastieken
verloopbuizen).
Ook de gewichtsaanduiding van een hert is speciaal. Een gewone leek zoals ik en zelfs de
geroutineerde jager zoals Gène willen weten wat zo’n mannetjeshert weegt. Geen belang voor
Johan … zij gebruiken een “leeg” hert zonder kop om hun gewichtsaanduiding door te geven vb. 170
kg.
Dit verhaal van onze geroutineerde jager wil ik u toch niet onthouden (geen namen omwille van de
privacy - insiders weten natuurlijk over wie het gaat ). Jager X heeft een groot jachtgebied in Limburg
maar ook in Eupen en hij moet van de conseil bvb. 60 evers afschieten om het bestand in evenwicht
te houden. Hij en zijn vriendjes komen maar aan 30 stuks, wat hem een fikse boete gaat opleveren
van de staat (de conseil houdt de aantallen bij). Onze Limburgse jager is echter een slimme en laat
het overblijvend aantal evers in Limburg schieten , vrachtwagen op en naar Eupen waar hij de conseil
kan komen laten tellen. Maar onze Waalse vrienden zijn ook niet van den domme: ze snijden de oren
af en laten het DNA bepalen … proces... valsheid in geschrifte maar dan hebben ze buiten onze Gène
gerekend. Iedereen weet hoe hij de kost verdiend en met zijn beste Duits-Hasselts weet hij de
rechter te overtuigen van het idiote van de argumentatie in het proces waarop onze Limburgse jager
de dans ontspringt en de roem van onze Gène de provinciegrenzen vlot overstijgt….
Ik ga een laatste onderwerp aansnijden want anders ben ik straks een verhandeling aan ‘t schrijven
zoals onze kampverslaggevers en dat is niet de bedoeling. Zoals jullie weten of misschien niet
argeloze lezer, komt in een gesprek met de Spaasbroeders een bepaald gegeven altijd terug nl.
stoelgang of in gewone mensentaal : kak … en in dit geval ging het over everzwijnenstront.
Hoe lokt men everzwijnen: mais, neen, ten strengste verboden want de zeugen worden er steriel
van… vraag me niet hoe want ik snap het verband niet … en ook maar eveneens verboden is
chocolade, want daar zijn die beesten zot op (muizen ook , want zo vang ik ze).
Het verhaal is van onze boswachter die moet zorgen dat hij everzwijnen lokt als het jachtgezelschap
komt … dus grote brokken gelegd … resultaat: het jachtgezelschap had een hoop everzwijnen
neergelegd, maar de conseil was er bij om te tellen en wat zag de man dat die beesten op dezelfde
plaats gescheten hadden … en steek je neus maar eens in die stront … hij blinkt en hij ruikt naar de
chocolade … maar vertelde Johan, de conseil had niets in de gaten … en Johan kreeg geen boete aan
zijn broek …
Hier sluit ik mijn kort verslag over een geweldige namiddag in Wibrin mee af. 100 Herten is een
voorzichtige schatting … aan de lage kant … het kunnen er meer geweest zijn … twee vossen en
enkele reetjes … Ik moet er toch eens aan denken om een 300 of 400 mm lens aan te schaffen … 200
mm voor herten is een beetje weinig …
Goedlachse Specht