Upload
leanh
View
222
Download
2
Embed Size (px)
Citation preview
Oefentoets: het weer
Verbind wat bij elkaar hoort.
Hoeveel graden is het hier?
Naam: ……………………………………
Datum: ………./……………../…………..
……………/50
…………../10
Het is 0° Celsius.
Het is 20° C.
37°C
100° Celsius.
De klas.
Het vriest.Er is ijs.
Mijn lichaam.
Water kookt.
……../4
……../4
Kleur de thermometer in.
Wat doe je aan? Geef twee voorbeelden.
Regen:
…………………………………………………
…………………………………………………
Sneeuw:
………………………………………………….
………………………………………………….
Zonnig en warm weer:
…………………………………………………..
…………………………………………………..
……../4
……../6
Welke soort neerslag is dit? Schrijf de naam erbij.
Door te veel regen kan er een ………………………………………………… zijn.
Door te weinig regen kan er een ……………………………………………….zijn.
……../3
……../3
Deze wind draait snel rond en neemt alles op zijn weg mee.
Het is een ……………………………………..
Wat hoort bij elkaar?
thermometer
windzak
pluviometer
windhaan
anemometer
……../5
Kleur alle vormen van neerslag.
Geef telkens één voorbeeld.Waarvoor gebruiken de mensen
de wind: ……………………………………………………….
de neerslag:
………………………………………………………..
Vul in: zee, verdamping, regen, sneeuw, rivier
regen
misthagel
ijzel sneeuw
wind
ijs
temperatuur
……../5
……../4
……../5
Het weerbericht. Kijk goed naar deze bladzijde uit de krant.
Vul in, kijk goed naar het weerbericht.
Op de warmste plek in België is het …………………………………graden Celsius.
In de Ardennen kan het heel koud worden. Hoeveel graden zal het daar minimum zijn?
…………………………….. graden Celsius.
Welke neerslag zal er vallen?
………………………………………………………..
Waar of niet waar? Zet een kruisje.
waar niet waarHet kan op sommige plaatsen vriezen.
Het is vandaag zonnig.
Zaterdag en zondag zal het sneeuwen.
Het onweer.
Wat je hoort is de ………………………………
Wat je ziet is de ………………………………………………..
Succes!
……../6
……../1