32
Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden VIRGO

Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Een virus de wereld uit helpen is zo makkelijk nog niet. Waar virussen vroeger geïsoleerd waren binnen kleine gastheerpopulaties, maakt onze levensstijl het ze nu veel gemakkelijker om de hele wereldbevolking te bereiken. Hoewel virussen zichzelf niet kunnen voortplanten, zijn hun genenpakketjes genoeg om zich door een gastheer te laten vermeerderen en vanuit daar verder te verspreiden. Doordat ze snel muteren, kunnen virussen gemakkelijk van niches profiteren. Dat maakt virusbestrijding moeilijk. Vaccins helpen niet altijd. Onderzoeksconsortium Virgo zoekt naar een betere aanpak van virussen: weet je hoe ze precies werken in het lichaam, dan kun je infecties beter behandelen of zelfs voorkomen. In de uitgave Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden lees je er alles over.

Citation preview

Page 1: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

Page 2: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden
Page 3: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

Amsterdam 2016

Virusinfecties: beter begrepen, beter bestredenVIRGO

Page 4: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

InhoudVoorwoord 3

Volg de immuunrespons in stapjes 4

Model immuunsysteem beter door slim combineren data 6

Viruskillers ook economisch succesvol 8

Snotterende dromedarissen verspreiden dodelijk virus 10

Oppepper voor een uitgeput afweersysteem 14

Gluren door het sleutelgat: Een kakofonie van genactiviteit 17

‘Onschuldig’ mazelenvirus brengt je afweer om zeep 20

Ziekenhuis of niet? Je genen bepalen het 24

Vaccins werken niet als je ze op de plank laat liggen 26

Virgo partners 28

Colofon 29

Deze uitgave kwam tot stand in samenwerking met NEMO Kennislink, de populair-wetenschappelijke

website voor het Nederlandse taalgebied. Voor meer actuele informatie en nieuws over onderwerpen in dit

boek, raadpleeg: www.nemokennislink.nl/partners/virgo, of één van de volgende thema’s:

www.nemokennislink.nl/thema/er-vroeg-bij-zijn

www.nemokennislink.nl/thema/medicijnen-op-maat

www.nemokennislink.nl/thema/virussen-te-lijf

Voor meerinformatie klik op de links en de ikonen

Page 5: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

Voorwoord

Voor U ligt een fraai boek over de baanbrekende

resultaten die zijn geboekt binnen het LSH-FES-

project Virgo. LSH staat voor ‘Life Sciences &

Health’, oftewel de toepassing van de levensweten-

schappen voor onze gezondheid, en FES voor ‘Fonds

Economische Structuurversterking’, de zogenoemde

aardgasbaten.

Virgo begon zijn activiteiten in 2010, na goedkeuring

door de Nederlandse overheid van een overkoepe-

lend voorstel. Dit voorstel werd ingediend door een

combinatie van vele partners – waaronder kleine en

middelgrote bedrijven, multinationals, universitaire

en medische onderzoeksgroepen, patiëntenorgani-

saties, en de ministeries van VWS, OCW en EZ.

De FES-subsidie werd ingezet om tot een publiek-

private samenwerkingsverband te komen: tegen

elke euro subsidie van de overheid werd ook een

euro door de partners geïnvesteerd. Na zes jaar hard

werken zijn de resultaten direct inzetbaar voor

patiënten, danwel kunnen ze worden gebruikt

voor onderzoek dat heel dicht bij patiënten staat.

Hiermee heeft het consortium aangetoond dat het

de onderzoeksgelden optimaal heeft ingezet om

bij te dragen aan het verbeteren van de nationale

gezondheid, en voor het aanjagen van de economi-

sche bedrijvigheid in Nederland.

Veel van deze resultaten vindt u terug in dit boek,

waarbij u zich keer op keer zult kunnen verwonde-

ren over de laatste ontwikkelingen in dit boeiende

vakgebied. Ik wens u dan ook veel leesplezier!

Herman Verheij

L S H - F E S S E C T O R C O Ö R D I N A T O R

Virgo heeft een enorme stap voorwaarts gemaakt in

de rationele benadering van virusbestrijding. Het

succes van vaccins uit het verleden is vaak te danken

aan trial and error – maar deze strategie werkt lang

niet altijd meer. Meer kennis over virussen is nodig

voor een gerichte aanpak en betere vaccins. Binnen

Virgo hebben we nieuwe tools ingezet en ontwikkeld

om die kennis te genereren. We hebben ons gericht

op technologie voor het ontdekken van nieuwe

virussen, en op onderzoek van de virus-gastheer-

interactie. Daarbij namen we de hele cyclus in be-

schouwing, van besmetting van een virus tot en met

de respons van de gastheer op moleculair niveau.

Van de twintigduizend genen die we hebben, is een

kwart betrokken bij de afweer; als je wilt weten wat

er precies gebeurt, moet je niet slechts door het

sleutelgat kijken, maar het geheel in beschouwing

nemen. De genomics-technologie die wij nu gebrui-

ken biedt die mogelijkheid, maar werd nog niet veel

toegepast in het virusonderzoek. Genomics is nu een

van de vele tools in dit veld.

Nog altijd worden honderden miljoenen mensen

per jaar geïnfecteerd met gevaarlijke virussen. Onze

genomics-aanpak is een stap voorwaarts, maar ook

een grote uitdaging: het levert een schat aan data

met een oneindige complexiteit.

Arno Andeweg

V I R O L O O G B I J V I R O S C I E N C E L A B B I J H E T E R A S M U S M E D I S C H C E N T R U M , C O - C O Ö R D I N A T O R V I R G O

Ab Osterhaus

V O O R M A L I G H O O F D V I R O S C I E N C E L A B B I J H E T E R A S M U S M E D I S C H C E N T R U M , C O Ö R D I N A T O R V I R G O

3

Page 6: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

“Virussen zijn slim”, stelt Virgo-coördinator Ab

Osterhaus. Hoewel ze zichzelf niet kunnen voort-

planten, zijn hun genenpakketjes genoeg om zich

door een gastheer te laten vermeerderen en vanuit

daar verder te verspreiden. Doordat ze snel muteren,

kunnen virussen gemakkelijk van niches profiteren.

Dat maakt virusbestrijding moeilijk.

De veranderende wereld heeft het voor virussen juist

gemakkelijker gemaakt. Osterhaus: “Toen ik afstu-

deerde, was het pokkenvirus net uitgeroeid. ‘Zo zul-

len we alle virussen binnenkort wel onder controle

krijgen’, was toen de gedachte. Maar dat viel enorm

tegen. Je ziet juist een toenemende berg infecties, die

bijna allemaal bij de dierenwereld vandaan komen.”

Virussen springen dan over van een dierlijke gastheer

op mensen, soms met grote gevolgen. In een kleine

geïsoleerde mensenpopulatie kan een virus zich

veel minder goed op de been houden, omdat er

simpelweg te weinig gastheren zijn om te kunnen

overleven. Osterhaus: “De intensieve veeteelt en

de global village maken dat virussen zich sneller

dan ooit verspreiden.”

Te sterke reactieOm het probleem van virusverspreiding aan te

pakken, richt Virgo zich op verschillende antivirale

strategieën. “Het mooiste is natuurlijk het maken

van een vaccin, dat preventief werkt”, zegt co-

coördinator Arno Andeweg. In het verleden is er

veel succes geboekt met vaccins van opgekweekte

verzwakte of dode virussen, die eenmaal bij de

mens toegediend een immuunrespons in gang

zetten die het individu beschermt tegen het echte

virus. “Veel van die vaccins zijn ontdekt door

trial and error, maar dat werkt helaas niet voor alle

virussenVoor RSV, een virus dat luchtweginfecties

veroorzaakt virus bij jonge kinderen, zorgde zo’n

vaccin echter juist voor een te sterke respons,

waardoor het lichaam zelf extra schade aan de

tekst: Rineke Voogt beeld: Parkers

Introductie

Volg de immuunrespons in stapjes

Een virus de wereld uit helpen is zo makkelijk nog niet. Waar virussen vroeger

geïsoleerd waren binnen kleine gastheerpopulaties, maakt onze levensstijl het

ze nu veel gemakkelijker om de hele wereldbevolking te bereiken. Vaccins

helpen niet altijd. Onderzoeksconsortium Virgo zoekt naar een betere aanpak

van virussen: weet je hoe ze precies werken in het lichaam, dan kun je infecties

beter behandelen of zelfs voorkomen.

4

Page 7: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

longen aanricht.” Meer kennis over de gastheer-

respons en de regulatie daarvan is dus nodig om op

een rationele manier goede vaccins te ontwikkelen.

WegpestenDie kennis verzamelt Virgo met nieuwe technieken.

Door minutieus alle stapjes te bestuderen van de

virus-gastheer-interactie, kom je erachter op welke

plekken je het virus kunt aanpakken. Wanneer een

virus een gastheer binnenkomt, gaat het immuun-

systeem in de weer – een kwart van onze ruim twin-

tigduizend genen hebben een rol in de afweer.

T-helpercellen zetten bijvoorbeeld andere immuun-

cellen aan het werk: B-cellen worden aangespoord

tot het maken van afweerstoff en, en cytotoxische

T-cellen tot het doden van de virus-geïnfecteerde

cellen. Op DNA-niveau gebeurt er van alles in deze

cellen; genen worden aan- en uitgeschakeld om een

infectie op te ruimen, die genen worden overgeschre-

ven in boodschapper-RNA. Ook de eiwitsynthese

en verdere biochemische tussen- en eindproducten

veranderen onder de invloed van een virusinfectie.

Het Virgo-onderzoek richtte zich op al die niveaus.

Dat heeft geleid tot verscheidene biomarkers, indi-

catoren die helpen bij de diagnose, behandeling en

prognose van een infectie. Als je aan de hand van

zo’n biomarker bijvoorbeeld kunt zien dat iemand

extra gevoelig is voor een bepaalde virusinfectie,

dan kun je voorspellen dat de infectie ernstig zal

zijn en kun je de patiënt gerichter behandelen.

De technologie helpt ook om meer nieuwe virussen

te ontdekken, zoals gebeurd bij het MERS-virus.

De strategie is dan om zoveel mogelijk gegevens

te verzamelen van een onbekende infectie zodat je

kunt zien waar het op lijkt en hoe je het moet behan-

delen. Tot slot kan deze aanpak nieuwe of verbeterde

vaccins opleveren, omdat de respons van een gastheer

op een vaccin beter gemeten kan worden.

“Natuurlijk: alle virusinfecties voorkomen kan

nooit”, zegt Andeweg. Er verschijnen telkens nieuwe

virussen in de populatie. Sommige virussen die

bijna waren uitgeroeid, zoals mazelen en polio,

blijken toch weer de kop op te steken, bijvoorbeeld

door een lage vaccinatie-graad in crisisgebieden.

“Het wegpesten is nog niet voorbij. Het blijft een

kat-en-muisspel.”

Virgo richt zich op vier groepen virusinfecties, die

samen de meest voorkomende virussen omvatten.

De eerste groep is de acute respiratoire virale

infecties, luchtweginfecties waaronder infl uenza,

SARS, MERS en RSV. Diarree-veroorzakende virussen

(acute enterale virale infecties), zoals het Norovirus,

vormen de tweede groep. Onder de derde groep

vallen chronische leverinfecties hepatitis B en C,

en de vierde groep is HIV.

Deze “haarbal” is een voorstelling van het netwerk van genen waarvan bekend is dat het betrokken is bij het immuunsysteem. Een lijn staat daarbij voor “een relatie”, terwijl een stip een gen representeert.

5

Page 8: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO Infographic

tekst: René Rector beeld: Robin van der Lee

Infographic

Model immuunsysteem beter door slim combineren data

Of je ziek wordt van een virus, hangt mede af van hoe goed je immuunsysteem het

kan bestrijden. Maar van dat bestrijdingsmechanisme weten we op genetisch

niveau nog lang niet alles. Bioinformatici van het Virgo onderzoeksconsortium beten

zich vast in het uitzoeken welke genen hierbij een rol spelen.

Zowel virussen als hun gastheren

hebben er baat bij als ze de ander

kunnen herkennen. Virussen

omdat ze zichzelf anders niet

kunnen reproduceren, gastheren

omdat ze de indringers anders

niet kunnen bestrijden. Herken-

nen gebeurt met behulp van

eiwitten, waarvan het bouwplan

in het genetisch materiaal van

virus en gastheer ligt opgeslagen.

TurvenVirologen proberen goed in de

vingers te krijgen wat er in de

interactie tussen virus en gastheer

gebeurt, met als doel virussen te

kunnen bestrijden. Maar uitzoe-

ken hoe het genetisch zit, is lastig.

“Bestudeer je het mazelenvirus,

dan weet je vooral hoe het zit bij

mazelen. Een deel van de genacti-

viteit in het immuunsysteem die

je dan meet, is specifiek voor dat

virus. We willen weten wat er

generiek gebeurt – daar heb je in

de bestrijding van veel meer

virussen iets aan”, zegt Martijn

Huynen, hoogleraar aan het Cen-

trum voor Moleculaire en Biomo-

leculaire Informatica van het

Radboud universitair medisch

centrum in Nijmegen.

Huynen en onderzoeker Robin

van der Lee legden talloze data-

sets uit moleculair en biomedisch

onderzoek naast elkaar om

de belangrijke genen in ons

immuunsysteem te identificeren.

Die datasets komen uit andere

onderzoeken en bestaan uit ver-

schillende soorten data (zie

figuur rechts). Elk van die onder-

zoeken afzonderlijk heeft nieuwe

inzichten over het immuunsys-

teem opgeleverd, maar het slim

combineren van al de data kan

ons nog veel meer vertellen.

Huynen: “Als je de genen gaat

turven die in al je datasets naar

voren komen als ‘betrokken

bij het immuunsysteem’, dan

houd je er geen één over die

overal in voorkomt. In plaats

daarvan moet je op basis van

virologische en immunologische

kennis gaan uitrekenen in

welke mate, en met welke

waarschijnlijkheid, een gen

betrokken is. Je moet ‘gewogen’

gaan turven.”

Na vele statistische breinbrekers

hielden Van der Lee en Huynen

een verzameling van een paar

honderd genen over. Daarna

kwam een volgende moeilijke

stap: controleren of die nieuw

gevonden genen daadwerkelijk

een rol spelen in het immuunsys-

teem. “Dat was verschrikkelijk

veel werk”, vertelt Van der Lee.

Daarvoor zijn onder andere

experimenten uitgevoerd door

virologen aan de Universiteit

Utrecht. Uiteindelijk kwamen

de bioinformatici op een model

dat volgens hun berekeningen

een veel betere beschrijving was

van het immuunsysteem, dan

wat tot nu toe beschikbaar was.

Interventiestrategieën Het verfijnde model biedt

aanknopingspunten om in de

toekomst nieuwe interventie-

strategieën tegen infectieziekten

te bedenken. Maar het is nu vooral

fundamenteel wetenschappelijk:

we weten nu van veel meer genen

dat zij een rol spelen bij het orga-

niseren van de afweer tegen heel

veel ziekteverwekkers.

6

Page 9: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

Genexpressie

Vergelijk bij verschillende infecties de genexpressie bij besmette mensen en bij virus-vrije mensen. Daar waar verschillen in activiteit wordt waargenomen, bevinden zich genen die betrokken zijn bij het immuunsysteem.

Eiwitinteracties

Bestudeer databases van gemeten interacties tussen menselijke eiwitten en viruseiwitten. Grote kans dat die menselijke eiwitten (en dus de bijbehorende genen) betrokken zijn bij het immuunsysteem.

Genoomregulatie

Sommige eiwitten zetten cellen aan tot het aflezen van DNA. Van een flink aantal van zulke “transcriptiefactoren” is bekend dat ze een rol spelen in het immuunsysteem. Kijk vervolgens op welk stuk DNA ze ‘passen’, en dan weet je ook welk gen ze aanzetten.

Genoomevolutie

Omdat virus-gastheer- interactie voor zowel het

virus als de gastheer een kwestie is van “de ander een stap voorblijven”, evolueren genen die een rol spelen bij het immuunsysteem sneller dan andere. Vergelijk genetisch materiaal van mensen met dat van mensapen en andere organismen, en speur naar de grootste verschillen.

Genetische data

Vergelijk genetisch materiaal binnen de menselijke populatie. Immuun- systeem-gerelateerde genen vertonen meer variatie dan andere genen, omdat de blootstelling aan virussen in verschillende werelddelen varieert.

Nieuwe kennis over de immuunrespons

tegen virussen

Nieuwgeïdentificeerde

genen

Genen die een rol spelen in het immuunsysteem

Genfuncties ontdekken door datacombinatiesDatasets combineren en analyseren levert nieuwe kennis op.

Maar waar haal je ze vandaan?

7

Page 10: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●

●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●

●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●

●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●

●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●

●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●

●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚

✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚

✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚

✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚

✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31

VIRGO

▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲

▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲

▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲

▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲

▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲

▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲

▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ■ ■

■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■

■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■

■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■

■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■

■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■

■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■

■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■

■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■

■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■

■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■

tekst: Joost van der Gevel beeld: Parkers

Case study

Publicaties met een impactfactor groter dan 10

Publicaties met een impactfactor groter dan 5

Publicaties met een impactfactor kleiner dan 5

Proefschriften tot en met 2015

In de jaren daarna volgen er nog ongeveer 20

Voordrachten op congressen en symposia

Posterpresentaties

Patentaanvragen en 2 toegekende patenten

Nieuwe spin-offs in 2013

Nieuwe projecten met publieke partners

Nieuwe projecten met industriële partners

Niet-wetenschappelijke publicaties

Niet-wetenschappelijke presentaties

Bijdragen aan het publieke debat/discussies

Onderwijsactiviteiten en -bijdragen

Nieuwe virussen ontdekt

Nieuwe klinische toepassingen (zoals protocollen)

Nieuwe publieksproducten (zoals informatieve websites)

Adviesraden en -commissies waarin consortiumleden

zitting hebben

8

Page 11: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

Het Virgo-project heeft de virologie een boost

gegeven aan nieuwe kennis en nieuwe technieken.

Nieuwe technologieën zijn ingezet voor preventie

van pandemische virusinfecties, en virale mysteries

– zoals het Trojaanse paard dat het mazelenvirus

achterlaat – zijn ontrafeld. Er is nu veel meer bekend

over hoe virussen het lichaam binnendringen, welke

receptoren ze benutten als sleutel om een cel binnen

te komen, en hoe ze gastheercellen herprogramme-

ren om zich te laten vermenigvuldigen. Er zijn tien-

tallen nieuwe virussen ontdekt. Hoogleraar Virologie

en Virgo-coördinator Ab Osterhaus: “We kunnen nu

in bijvoorbeeld vocht uit de longen van ernstig zieke

patiënten met deep sequencing het erfelijk materiaal

vastleggen van alles wat erin zit. En vervolgens met

gebruik van nieuwe bioinformaticatools vaststellen

welk virus de ziekte veroorzaakt. Door de nieuwe

technieken kunnen we een virus als het MERS-

coronavirus nu snel herkennen als ‘nieuw’, en

daarmee ook sneller diagnostiek, geneesmiddelen

en een vaccin ontwikkelen.”

ToppublicatiesVermeerdering van kennis is enigszins te kwantifi-

ceren in publicaties en promoties, en in aantallen

nieuw ontdekte virussen, ontwikkelde vaccins,

patenten en spin-offs (zie illustratie). Zo zijn er uit

het project tientallen publicaties in wetenschappe-

lijke tijdschriften voortgekomen, waaronder een

flink aantal in toptijdschriften als Science en Nature.

Er zijn verschillende onderzoekers op dit onderzoek

gepromoveerd en over de hele wereld uitgevlogen

om hun kennis in te zetten voor nieuwe virologische

vraagstukken. Het Rotterdamse Viroscience Lab is

uitgegroeid tot een Centre of Excellence.

Eigen broekDoel van de FES-gelden was niet alleen wetenschap-

pelijk succes, maar ook kruisbestuiving met het

bedrijfsleven. “Wij hebben berekend dat we met

die subsidie het negenvoudige hebben gegenereerd

aan subsidies uit het buitenland en gelden van de

industrie. Dat is dus nieuw geld voor de Nederlandse

economie”, vertelt Eric Claassen, aanvankelijk als

hoogleraar Immunologie betrokken bij het project

en inmiddels hoogleraar Ondernemerschap in de

levenswetenschappen aan de VU. “Die FES-gelden

zijn als het ware een startmotor geweest. Ze hebben

echter alleen zin als het leidt tot iets duurzaams. Wij

hebben er daarom op ingezet een onderzoeksgroep

neer te zetten die zijn eigen broek kan ophouden. We

begonnen met zes man. Met de tien miljoen subsidie

uit de FES-gelden hebben we uiteindelijk voor meer

dan tien jaar honderd banen gegenereerd in het toe-

gepast biomedisch onderzoek, duizend manjaren

werk. Hiervoor ontvingen we de Valorisation Award

van een miljoen van het Netherlands Genomics

Initiative (NGI).”

Viruskillers ook economisch succesvol

Het Virgo-consortium levert een caleidoscoop aan nieuwe inzichten, diagnos-

tische tools, vaccins en spin-off bedrijven. “Het heeft de investeringen vanuit

het Fonds Economische Structuurversterking ruim terugverdiend”, zegt

hoogleraar Virologie Ab Osterhaus.

9

Page 12: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

tekst: Joost van der Gevel

Procesverslag

Zomer 2012

In een Saoedisch ziekenhuis sterft

een zestigjarige patiënt van de

Egyptische arts en viroloog Ali

Mohamed Zaki. De patiënt heeft

een longontsteking en nierfalen.

Het lukt Zaki het virus te kweken

en hij vermoedt dat de man een

infectie heeft met een paramyxo-

virus, een familie waartoe ook

het mazelen- en het bofvirus

behoren. De groep van Ron

Fouchier van Erasmus MC heeft

hiervoor net een nieuwe diagnos-

tische methode gepubliceerd.

Zaki neemt contact op met

Rotterdam en stuurt materiaal

van zijn patiënt op.

Het is geen paramyxovirus,

stellen ze vast in Rotterdam.

Uit de RNA-sequenties blijkt

dat het om een onbekend corona-

virus gaat, familie van SARS en

verschillende verkoudheids-

virussen. Het virus zal later de

naam Middle East Respiratory

Syndrome coronavirus (MERS)

krijgen. Dr. Zaki meldt het, in

lijn met de internationale regel-

geving van de Wereldgezond-

heidsorganisatie (WHO), bij het

ministerie van Volksgezondheid

in Saoedi-Arabië. En hij zet

het nieuwe virus ook alvast

op ProMED-mail, de web- en

mailservice voor uitbraken van

infectieziekten. Dat is op donder-

dag 20 september.

September 2012 Op zaterdag 22 september krijgt

Ab Osterhaus, een gerenommeerd

viroloog van het Erasmus Medisch

Centrum, een telefoontje uit

Engeland. In een ziekenhuis in

Londen is een man opgenomen

die met een privé-vliegtuig uit

Qatar is gekomen. Hij is direct

in isolatie aan de kunstmatige

beademing gelegd. De man heeft

een longontsteking en nierfalen,

en is er slecht aan toe. De Britse

artsen achten de kans groot

dat hij zal overlijden. Ze vragen

om sequentiegegevens van het

nieuwe virus en probes – stukjes

complementair RNA – om het

virus te diagnosticeren.

Ook deze man heeft MERS. De

man zal nog bijna een jaar op de

intensive care liggen voor hij

overlijdt. Binnen een week na het

telefoontje uit Londen, ontwik-

Een sterfgeval in Saoedi-Arabië door een onbekend virus. Dat is het begin van een testcase voor de door Virgo ontwikkelde toolbox van genomics, proteomics en bioinformatics voor ontdekking van virussen, ont- wikkeling van vaccins en voorkomen van verspreiding.

Snotterende dromedarissen verspreiden dodelijk virus

FO

TO

: S

TA

LIN

RA

J

10

Page 13: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

kelt de Universiteit van Bonn

in Duitsland, samen met het

Rotterdamse Viroscience lab,

een specifieke test om het virus

aan te tonen. Er zijn dan pas twee

patiënten. Door hun ervaringen

met SARS en Influenza vermoe-

den de virologen dat het virus

recent is “overgesprongen” van

een dier. Maar welk? Ze gaan het

uitzoeken.

Op coronavirussen – “corona” is

Latijn voor kroon of krans – zit

een krans van uitsteeksels, eiwit-

ten die kunnen binden aan recep-

toren op menselijke en dierlijke

cellen. Als zo’n viraal eiwit bindt

aan een receptor, kan het virus de

cel binnendringen en versmelt het

met de cel, het virusgenoom komt

vrij en de cel begint nieuwe exem-

plaren van het virus te maken.

Mensen en dieren die geïnfecteerd

zijn geweest met het virus hebben

antistoffen tegen onder meer dat

specifieke virale oppervlakte-ei-

wit aangemaakt. Als je weet hoe

dat eiwit eruitziet, kun je een test

ontwikkelen om die antistoffen

aan te tonen en je kan die infor-

matie ook gebruiken om de

receptor op te sporen.

Najaar 2012

Bart Haagmans en Stalin Ray

identificeren het menselijke en

dierlijke eiwit DPP4 als receptor.

Het zit op de buitenkant van cel-

len in de longen, in de nieren,

darmen en cellen van het

immuunsysteem. Dit cellulaire

eiwit is de sleutel waarmee het

virus de cel binnendringt. Klei-

nere diersoorten zoals muizen,

hamsters en fretten, blijken niet

te infecteren te zijn door het

MERS-coronavirus. Alle dieren

hebben zo’n receptor, maar door

variatie in de aminozuurvolgorde

zijn er verschillen die binding

voor het virus moeilijker of

onmogelijk maken.

FO

TO

: E

LM

OU

BA

SH

ER

AB

U B

AK

ER

AB

D F

AR

AG

Januari 2013

Nog een patiënt in Londen. Een

zestigjarige Pakistaanse man

wordt opgenomen na een pel-

grimstocht naar Mekka en Medina

in Saoedi-Arabië. De zoon en een

nicht van de man komen over uit

Pakistan. Beiden worden ziek.

De zoon, die als leukemiepatiënt

extra risico loopt, overlijdt binnen

tien dagen. De nicht herstelt.

De vader overlijdt na acht weken

intensive care. MERS blijkt dus

ook overdraagbaar tussen men-

sen. Het virus zal in de jaren

daarna vaker opduiken, vooral

in ziekenhuizen in Saoedi-Arabië

en de Golfstaten, waarbij ook veel

personeel overlijdt.

Snotterende dromedarissen verspreiden dodelijk virus

11

Page 14: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

“Er is nog een heel ander probleem: kamelenpokken.”

Mei 2014

In het slachthuis blijkt de helft

van de dromedarissen positief

voor MERS. Koopmans wil ver-

spreiding terugdringen door

bijvoorbeeld dromedarissen uit

Australië – die geen MERS hebben

– te vaccineren of ze rechtstreeks

van de boot naar het slachthuis

te brengen. “Verspreiding tussen

mensen in het ziekenhuis kun

je aanpakken door ziekenhuis-

personeel te vaccineren of door

goede hygiëne”, zegt Koopmans,

“maar dan hou je nog steeds

druppelsgewijs infectie vanuit

die dieren. Die overdracht willen

wij blokkeren.”

FO

TO

: E

LM

OU

BA

SH

ER

AB

U B

AK

ER

AB

D F

AR

AG

April 2014

Er is een MERS-uitbraak in Qatar.

De WHO vraagt Koopmans onder-

zoek te doen. Op een kleine boer-

derij zijn twee mensen ziek en

een aantal dromedarissen heeft

een soort verkoudheid. Mensen

en dromedarissen hebben het-

zelfde virus. De vraag is: wie

geeft het aan wie? Koopmans

focust zich op de verspreiding. Ze

onderzoekt in Qatar verschillende

groepen dieren: bij het slachthuis,

op de markt en bij de dromedaris-

races. Koopmans: “Die regio is

booming, vanwege de olie en

gasrijkdom. Er is een enorme

welvaart en bedrijvigheid, waar

veel mensen op afkomen en dat

creëert weer een vraag naar voed-

sel, waardoor er een grote markt

voor dromedarisvlees is ontstaan.

De dieren worden nu in grote

aantallen gefokt. In Qatar is één

centraal slachthuis. Het land

importeert ook veel dieren uit

de Hoorn van Afrika en Australië

en die komen allemaal bij elkaar

op dezelfde markt, waar ze soms

maanden staan voor ze naar dat

slachthuis gaan. Dat is werkelijk

een ‘snelkookpan’ voor virus-

verspreiding.”

FO

TO

: M

AR

ION

KO

OP

MA

NS

Voorjaar 2013

Hoogleraar virologie Marion

Koopmans en Chantal Reusken

van het RIVM testen in het

Midden-Oosten grotere huisdie-

ren, zoals koeien, geiten, schapen

en dromedarissen, op antistoffen.

Dromedarissen blijken de enige

met antistoffen tegen het

MERS-coronavirus. Al snel wordt

dit door andere onderzoekers

bevestigd. Ze vinden die antistof-

fen zelfs in bloed van dromedaris-

sen uit de jaren tachtig.

FO

TO

: M

AR

ION

KO

OP

MA

NS

12

Page 15: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

FO

TO

: P

AU

LA

BIE

ST

A

Snotterende dromedaris verspreidt dodelijk virus

December 2014

Het werkt. De gevaccineerde

dromedarissen worden niet ziek.

En de niet-gevaccineerde drome-

darissen wel. Maar dat is nog geen

garantie voor succes. De niet-

gevaccineerde dromedarissen

krijgen van MERS namelijk een

flinke snotneus, maar daar blijft

het bij. In Saoedi-Arabië is daar-

door mogelijk weinig interesse

voor een vaccinatieprogramma.

Daar hebben de virologen op

geanticipeerd. Osterhaus: “Ze

hebben er namelijk óók een heel

ander probleem: kamelenpokken.

We hebben dat MERS-eiwit

ingebouwd in een ‘vector’, een

kreupel pokkenvirus waarvan

je niet meer ziek kan worden.

Dit MERS-vaccin beschermt

die dieren daardoor óók tegen

kamelenpokken. Je slaat zo dus

twee vliegen in een klap. En dat

is waarschijnlijk wél interessant

voor de Saoedi’s.”

April 2016

En MERS? April 2016 staat de

teller bij de WHO wereldwijd

op 1.698 patiënten sinds 2012,

van wie er 609 zijn overleden.

November 2014 Ab Osterhaus en Bart Haagmans

testen vaccins op dromedarissen

in Barcelona. Om antistoffen

op te wekken gebruiken ze het

MERS-eiwit dat bindt aan de

receptor. Die antistoffen blokke-

ren dan de binding van het virus

aan de receptor, ze plakken

eigenlijk op het virus waardoor

dat niet meer kan binden en

cellen niet meer kan infecteren.

Haagmans: “Je kunt zo’n blok-

kade al van te voren induceren

met een vaccin. Daarvoor hoef je

niet het hele virus te geven – dat

bindingseiwit kan al voldoende

zijn.”

Zomer 2015

In Zuid-Korea is een grote uit-

braak in verschillende zieken-

huizen, waarbij 186 mensen ziek

worden van wie er 36 overlijden.

Intussen zijn onderhandelingen

gaande over verdere ontwikkeling

van het vaccin, en vaccinatie van

dromedarissen en eventueel van

ziekenhuispersoneel. Osterhaus:

“Het idee is: control at the source.

Als je de bron wegneemt stopt het

vanzelf. Dus door de dromedaris-

sen in te enten, bescherm je

ook de mens. Op die manier is

West-Europa vrijgemaakt van

rabiës, hondsdolheid. Het is een

heel oud principe.”

FO

TO

: D

O W

IDA

GD

OF

OT

O:

MA

RIO

N K

OO

PM

AN

S

FO

TO

: C

HA

NT

AL

RE

US

KE

N

“Er is nog een heel ander probleem: kamelenpokken.”

13

Page 16: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO Interview

Immunoloog André Boonstra richt zich met name

op hepatitis B-virussen. “Het hepatitis B-virus heeft

een hoge replicatiesnelheid over een lange periode”,

vertelt hij. “Er komen dus voortdurend veel nieuwe

virusdeeltjes bij. Negentig procent van de volwas-

senen raakt het virus desondanks zelf kwijt. In tien

procent van de gevallen wordt de infectie echter

chronisch. Bij kinderen is dat net andersom: het

overgrote deel van de hepatitisinfecties bij kinderen

wordt chronisch.”

Oppepper voor een uitgeput afweersysteem

Sommige virussen activeren het afweersysteem dusdanig dat dat zichzelf

uitput. Het resultaat is een chronische infectie, waarbij patiënten levenslang

virusremmers moeten slikken. Het kan wellicht ook anders: geef het afweer-

systeem een zetje in de goede richting zodat het daarna op eigen kracht

het virus kan opruimen.

tekst: Elles Lalieu

14

Page 17: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

En zo’n chronische situatie is gevaarlijk. Het virus

deelt zich heel vaak en maakt daardoor heel veel

signaalstoffen (antigenen) aan, die het afweersysteem

ziet als een bedreiging. In reactie op die enorme

hoeveelheid antigenen maakt het afweersysteem

heel veel virusspecifieke afweercellen, met name

T-cellen. Zo’n sterke reactie kan leiden tot schade

aan de lever, waar het hepatitisvirus zich ophoudt.

Om ernstige schade te voorkomen trekt het lichaam

zelf aan de noodrem. Als het afweersysteem wordt

blootgesteld aan een enorme hoeveelheid antigenen,

raken de T-cellen uitgeput: ze verliezen het vermogen

om te delen. Dat beperkt de schade aan de lever,

maar zorgt er ook voor dat het virus nooit helemaal

onschadelijk wordt gemaakt.

“Wij hebben geprobeerd dat uitgeputte afweersys-

teem weer te activeren”, vertelt Boonstra. “Dat acti-

veren kan op twee manieren. De eerste is met behulp

van exhaustionremmers. Een uitgeputte T-cel heeft

aan de buitenkant allemaal zogenoemde exhaustion-

markers, signaalstoffen die overprikkeling van

het afweersysteem voorkomen door de deling van

T-cellen te remmen. Door die markers te blokkeren

met antilichamen kun je de uitputting opheffen en

wordt de reactie van T-cellen weer sterker.”

De tweede methode is door middel van TLR-stimu-

latie. TLR staat voor Toll-Like Receptoren. Dat zijn

moleculen aan de buitenkant van een afweercel die

structuren van ziekteverwekkers kunnen herkennen.

Ze zijn als het ware de sensoren van het afweersys-

teem. Door deze sensoren te stimuleren, kun je het

afweersysteem weer activeren.

Beide strategieën zijn potentieel risicovol. Overprik-

keling van het afweersysteem ligt op de loer. Boon-

stra: “Met de bestaande therapieën zijn we in staat

om het hepatitisvirus goed te onderdrukken, zodat

er weinig virusdeeltjes in het bloed en de lever zitten.

Maar het is zeer lastig om alle virusdeeltjes uit het

lichaam te verwijderen. Je wilt het hepatitisvirus

goed onderdrukken zodat er weinig virusdeeltjes in

het bloed zitten, maar ze wel in de lever aanwezig

zijn. Ons idee is om mensen eerst te behandelen

totdat het virus bijna weg is en dan deze methode

van heractivatie te gebruiken om het laatste zetje

te geven. Bij klinische trials zullen we de dosis heel

langzaam op moeten voeren.”

Bij een HIV-infectie (aids) speelt een vergelijkbaar

probleem. Viroloog Rob Gruters probeert het afweer-

systeem zo te stimuleren dat het HIV aan kan vallen.

“HIV infecteert cellen van het afweersysteem”,

vertelt hij. “Dat is op zich al heel vervelend, maar

daar komt nog eens bij dat het virus zijn DNA

inbouwt in dat van de cel. Zo wordt het virus onder-

deel van het DNA van de gastheer en kan het zich

schuilhouden. Daarnaast kan het virus heel snel ver-

anderen. Er ontstaat een race waarbij het virus het

“ Het overgrote deel van de hepatitisinfecties bij kinderen wordt chronisch.”

Onderzoeker Rik de Groen bekijkt bloedcellen van patiënten met virale hepatitis onder de microscoop.

Een kijkje in het laboratorium van immunoloog André Boonstra.

FO

TO

: R

OB

GR

UT

ER

S

15

Page 18: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

Gluren door het sleutelgat:

Een kakofonie van genactiviteit

Oppepper voor een uitgeput afweersysteem

afweersysteem steeds een stap voorblijft. Uiteindelijk

raakt het afweersysteem uitgeput en geeft het op.”

Bij HIV spelen dus twee problemen: het virus breekt

bepaalde afweercellen (zogenoemde CD4 T-cellen)

af en de afweercellen die overblijven krijgen het

virus niet onder controle. Probleem één is aan te

pakken door het toedienen van virusremmers. De

hoeveelheid afweercellen is meetbaar in het bloed.

Bij gezonde mensen zitten er 500 tot 1.500 CD4

T-cellen in een bloedmonster van één microliter.

Bij een onbehandelde HIV-infectie kan dat aantal

teruglopen tot minder dan honderd CD4 T-cellen

per microliter. Therapie wordt gestart als er minder

dan 350 CD4 T-cellen per microliter gevonden wor-

den. Dankzij het toedienen van virusremmers gaat

het aantal afweercellen weer omhoog, maar de func-

tie van die cellen wordt nooit meer zo goed als die

vroeger was.

Probleem twee is lastiger. Gruters: “Het afweersys-

teem herkent het virus wel, maar bekijkt vervolgens

de verkeerde delen, namelijk de delen die het virus

snel aan kan passen. We proberen met een therapeu-

tisch vaccin het afweersysteem zo ‘op te voeden’

dat de overgebleven T-cellen weer met het virus in

gevecht kunnen. We boekten goede resultaten in het

laboratorium en bij proefdieren en hebben inmiddels

zeventien mensen gevaccineerd. Eén patiënt kon

zeven jaar lang zonder therapie, maar in het algemeen

had de vaccinatie een beperkt effect.”

Gruters wil het vaccin verbeteren door andere delen

van het virus aan te bieden. “Het afweersysteem moet

het virus zo vroeg mogelijk herkennen”, stelt hij. “Het

virus dringt afweercellen binnen om zich te kunnen

delen. De eerste paar kleine eiwitten die zo’n cel

ontregelen heeft het virus nodig om de productie van

extra virusdeeltjes op gang te brengen en die zullen

dus niet zo snel veranderen. Door die ‘vroege eiwitten’

aan te bieden in het vaccin krijg je een veel betere

afweerreactie en kan het virus niet meer ontsnappen.”

Ook bij HIV speelt het risico op overprikkeling van

het afweersysteem een belangrijke rol. Een geacti-

veerde afweercel staat klaar om allerlei nieuwe pro-

ducten te maken en is daardoor een makkelijke prooi

voor het virus, dat nieuwe virusdeeltjes wil laten

maken. Cellen in rust zijn voor een virus veel moei-

lijker succesvol te infecteren. Wordt het afweersys-

teem geactiveerd, maar slaagt het er toch niet in om

het HIV helemaal op te ruimen, dan heb je kans dat

het virus zich juist beter kan verspreiden.

Gruters beschrijft de overprikkeling van het af-

weersysteem als een soort allergische reactie. “Het

afweersysteem reageert veel te heftig op de prikkels

die je toedient. Het is alsof je met een kanon op een

mug staat te schieten. Het kanon richt veel meer

schade aan dan nodig is.”

Het aanpakken van zowel hepatitis B als HIV is dus

nog niet zo eenvoudig. Aan de ene kant wil je het

afweersysteem stimuleren om de virussen onscha-

delijk te maken, maar aan de andere kant wil je

voorkomen dat het afweersysteem te sterk wordt

geprikkeld. Een subtiele strategie dus.

“ Het afweersysteem herkent het HIV-virus wel, maar bekijkt de verkeerde delen.”

FO

TO

: R

OB

GR

UT

ER

S

Patrick Boers (senior research analist) en Cynthia Lungu (master student) analyseren viraal DNA.

16

Page 19: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO Case study

Er zijn duizenden ziekteverwekkers die ons kunnen aanvallen en we hebben maar

één afweersysteem. Dat afweersysteem heeft een beperkt aantal genen beschikbaar

om in te zetten. En dus is er een ingebakken fl exibiliteit om de juiste respons

tegen iedere ziekteverwekker te krijgen. “Vroeger keken we door een sleutelgat

en nu kunnen we de deur open doen en in de kamer kijken.”

tekst: Elles Lalieu

Gluren door het sleutelgat:

Een kakofonie van genactiviteit

http://www.kennislink.nl/thema/

er-vroeg-bij-zijn

17

Page 20: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

Die ingebakken flexibiliteit maakt onderzoek naar

de afweerreactie van de gastheer lastig, maar niet

onmogelijk. Binnen onderzoeksconsortium Virgo is

gezocht naar genen die een belangrijke rol spelen in

de afweerreactie tegen dengue.

Eén gen, één functie. Dat is de traditionele gedachte.

Maar die gedachte klopt niet. Een gen van het afweer-

systeem kan bij de ene infectie tot expressie komen

en bij contact met een andere ziekteverwekker juist

onderdrukt worden. “We moeten dus veel uit de kast

trekken om hoofdrolspelers van figuranten te onder-

scheiden”, vertelt viroloog Arno Andeweg. “Maar

aan de andere kant, meten is weten. En nu kan het.

We kunnen tegenwoordig de activiteit van alle 20.000

genen van de mens in één keer meten. Vroeger keken

we door een sleutelgat en nu kunnen we de deur open

doen en in de kamer kijken.”

GenexpressieDe basis voor dit kamertje kijken is DNA-sequen-

cing; het op volgorde aflezen van alle genetische

letters van het DNA-molecuul (zie kader). In de

afgelopen jaren is de capaciteit van sequencing

machines steeds verder toegenomen. “In de jaren

negentig hadden wetenschappers honderden appa-

raten nodig en dan nog deden ze er tien jaar over om

het complete menselijke genoom in kaart te bren-

gen”, vertelt bio-informaticus Henk Jan van den

Ham. “Nu kun je binnen drie dagen het genoom

van tien mensen sequencen met één apparaat.”

In de praktijk ging het detecteren van betrokken

genen als volgt: in samenwerking met Indonesische

artsen namen Cox van de Weg en Eric van Gorp

bloedmonsters af van patiënten met een dengue-

infectie en werd de expressie van alle 20.000 genen

gemeten. “Van het hele genoom weet je dan welke

stukjes aan of uit staan, maar dan ben je er nog niet.

Want welke genen zijn nu echt belangrijk? Van een

DNA-sequencingDNA-sequencing is een techniek om de volgorde van alle genetische letters van een DNA-molecuul te bepalen.

Eerst wordt het DNA, dat uit twee strengen bestaat, in kleine stukjes geknipt. Daarna worden de strengen van

elkaar gescheiden. Eén van de twee strengen wordt in een oplossing met vier verschillend gekleurde bouwblokjes

en lijm gebracht. Tijdens het proces dat volgt, hechten de passende bouwblokjes zich aan de DNA-streng. De

reactie gaat net zolang door totdat de streng compleet gekopieerd is en de kleur de volgorde van de bouwblokjes

heeft verraden. Tot slot worden alle stukjes DNA, als in een grote puzzel, samengevoegd tot het hele genoom.

Deze techniek kan ook worden gebruikt om de activiteit van de afzonderlijke genen van het genoom in een stukje

weefsel, of bijvoorbeeld bloedcellen, te meten. Door genspecifieke fragmenten te “turven” kun je de activiteit van

een gen bepalen. Hoe vaker je een bepaald fragment tegenkomt, hoe hoger de activiteit van het gen.

De denguemug (Aedes aegypti) brengt het virus over waar je dengue van krijgt.18

Page 21: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO Gluren door het sleutelgat: Een kakofonie van genactiviteit

aantal genen is dat bekend, maar van duizenden

genen weten we het niet goed”, zegt Van den Ham.

Subtiele verschillenHet is ondoenlijk om alle genen één voor één te

bekijken. Andeweg: “Het antigeen van een ziekte-

verwekker wordt in eerste instantie herkend door

één cel van het afweersysteem. Maar daarna wordt

er heel veel gedeeld, zodat er een enorm grote popu-

latie afweercellen ontstaat. Bij die delingsprocessen

gaan duizenden genen aan en dat draagt bij aan een

enorme hoeveelheid data.”

De bulk van de data is afkomstig van cellen die

delen, maar dat is niet waar Andeweg en zijn colle-

ga’s naar op zoek zijn. Ze zijn op zoek naar subtiele

verschillen die bepalen of iemand een goede of een

slechte afweerreactie heeft tegen een bepaalde

ziekteverwekker.

Om die subtiele verschillen te kunnen vinden,

maakten de onderzoekers gebruik van co-expressie

netwerk analyse. “Binnen het hele patroon van

genen, vind je groepen genen die een bepaald

gedrag vertonen”, zegt Van den Ham. “Je kunt de

oorspronkelijke 20.000 metingen dus samenpersen

in setjes. Zo maak je een netwerk van genen. In dat

netwerk zitten knopen die wellicht te koppelen zijn

aan klinische variabelen.”

In de gevarenzoneMet een voorbeeld laat Van den Hem zien hoe zo’n

netwerk werkt. “Er zullen groepen genen zijn die

wel actief zijn, maar waarvan de activiteit gedurende

infectie niet verandert. Neem het gehoor. Genen die

belangrijk zijn voor het gehoor spelen geen rol bij

infectie en hun activiteit blijft dus vlak. Bij dengue

hebben we genen ingedeeld in ruim twintig groepen,

zodat genen met hetzelfde gedrag in dezelfde groep

zitten. Ongeveer de helft van deze groepen is in

verband te brengen met belangrijke kenmerken van

dengue, bijvoorbeeld de hoeveelheid bloedplaatjes

in het bloed.”

“Als we weten welke genen bepalend zijn voor een

ziektebeeld, dan kunnen we het lichaam trainen

om een goede afweerreactie in gang te zetten”, vult

Andeweg aan. Onderzoek aan de genen is dus ook

van belang voor het ontwikkelen van vaccins. En

juist bij dengue is zo’n interventie van belang omdat

het verloop van de ziekte moeilijk te voorspellen is.

“De meerderheid van de dengue-infecties verloopt

zonder klachten, maar vijftien tot twintig procent

van de patiënten wordt wel ziek. De eerste ver-

schijnselen zijn griepachtige symptomen. Na een

aantal dagen lijkt herstel in te treden, maar een paar

procent van de patiënten gaat juist dan een kritieke

toestand in: door lekkage van bloedvaten ontstaan

overal bloedingen.”

Dengue komt op steeds meer plaatsen voor, door-

dat het leefgebied van de muggen die de ziekte

verspreiden steeds verder uitbreidt. Er zitten dus

steeds meer mensen in de gevarenzone en daarom

is meer kennis over deze onvoorspelbare ziekte

geen overbodige luxe.

Moderne technieken laten precies zien welk deel van het genoom veel (rood), weinig (turkoois) of geen (zwart) expressie vertoont. Door een ‘heatmap’ van een sterk reagerende patiënt te vergelijken met die van een gewone patiënt, wordt inzichtelijk waar in het immuunsysteem de reactie uit de hand loopt.

FO

TO

: M

UH

AM

MA

D M

AH

DI

KA

RIM

VIRGO

Die ingebakken flexibiliteit maakt onderzoek naar

de afweerreactie van de gastheer lastig, maar niet

onmogelijk. Binnen onderzoeksconsortium Virgo is

gezocht naar genen die een belangrijke rol spelen in

de afweerreactie tegen dengue.

Eén gen, één functie. Dat is de traditionele gedachte.

Maar die gedachte klopt niet. Een gen van het afweer-

systeem kan bij de ene infectie tot expressie komen

en bij contact met een andere ziekteverwekker juist

onderdrukt worden. “We moeten dus veel uit de kast

trekken om hoofdrolspelers van figuranten te onder-

scheiden”, vertelt viroloog Arno Andeweg. “Maar

aan de andere kant, meten is weten. En nu kan het.

We kunnen tegenwoordig de activiteit van alle 20.000

genen van de mens in één keer meten. Vroeger keken

we door een sleutelgat en nu kunnen we de deur open

doen en in de kamer kijken.”

GenexpressieDe basis voor dit kamertje kijken is DNA-sequen-

cing; het op volgorde aflezen van alle genetische

letters van het DNA-molecuul (zie kader). In de

afgelopen jaren is de capaciteit van sequencing

machines steeds verder toegenomen. “In de jaren

negentig hadden wetenschappers honderden appa-

raten nodig en dan nog deden ze er tien jaar over om

het complete menselijke genoom in kaart te bren-

gen”, vertelt bio-informaticus Henk Jan van den

Ham. “Nu kun je binnen drie dagen het genoom

van tien mensen sequencen met één apparaat.”

In de praktijk ging het detecteren van betrokken

genen als volgt: in samenwerking met Indonesische

artsen namen Cox van de Weg en Eric van Gorp

bloedmonsters af van patiënten met een dengue-

infectie en werd de expressie van alle 20.000 genen

gemeten. “Van het hele genoom weet je dan welke

stukjes aan of uit staan, maar dan ben je er nog niet.

Want welke genen zijn nu echt belangrijk? Van een

DNA-sequencingDNA-sequencing is een techniek om de volgorde van alle genetische letters van een DNA-molecuul te bepalen.

Eerst wordt het DNA, dat uit twee strengen bestaat, in kleine stukjes geknipt. Daarna worden de strengen van

elkaar gescheiden. Eén van de twee strengen wordt in een oplossing met vier verschillend gekleurde bouwblokjes

en lijm gebracht. Tijdens het proces dat volgt, hechten de passende bouwblokjes zich aan de DNA-streng. De

reactie gaat net zolang door totdat de streng compleet gekopieerd is en de kleur de volgorde van de bouwblokjes

heeft verraden. Tot slot worden alle stukjes DNA, als in een grote puzzel, samengevoegd tot het hele genoom.

Deze techniek kan ook worden gebruikt om de activiteit van de afzonderlijke genen van het genoom in een stukje

weefsel, of bijvoorbeeld bloedcellen, te meten. Door genspecifieke fragmenten te “turven” kun je de activiteit van

een gen bepalen. Hoe vaker je een bepaald fragment tegenkomt, hoe hoger de activiteit van het gen.

De denguemug (Aedes aegypti) brengt het virus over waar je dengue van krijgt.19

Page 22: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO Case study

Rik de Swart, viroloog aan het Erasmus Medisch

Centrum Rotterdam, houdt zich al jarenlang bezig

met mazelen. Tien jaar geleden liep hij de Noord-

Ierse viroloog Paul Duprex tegen het lijf op een

mazelencongres. “Duprex hield daar een presentatie

over een mazelenvirus dat GFP, een fluorescerend

eiwit, maakt”, vertelt De Swart. “Hij had alleen

geen goed model om het fluorescerende virus in te

testen. Wij hadden dat wel en dus besloten we, tien

jaar geleden, om te gaan samenwerken. Nu hebben

we dus een goed model waarin geïnfecteerde cellen

zichtbaar worden. En dat heeft onze kennis over

mazelen enorm vergroot.”

Paard van TrojeVoorheen werd altijd gedacht dat mazelen een klas-

siek luchtwegvirus is, een virus dat epitheelcellen

van de luchtwegen infecteert. Maar in 2000 werd

een receptor voor mazelen ontdekt op afweercellen.

Toen De Swart en zijn team het gekleurde mazelen-

virus loslieten in de luchtwegen van apen, zagen zij

dat met name cellen onder in de longen geïnfecteerd

raken. Dat was een vreemde plek om virussen aan te

treffen, vond De Swart, wetende dat er in de boven-

ste luchtwegen ook cellen zitten die infectie probe-

ren te voorkomen. “Dendritische cellen – dat zijn

cellen van het afweersysteem – steken geregeld hun

uitlopers uit naar de bovenste luchtwegen om te

‘voelen’ of er indringers in de buurt zijn”, legt De

Swart uit. “We denken dat het mazelenvirus op zo’n

moment zijn kans grijpt en, liftend op een dendriti-

sche cel als een paard van Troje, wordt meegenomen

naar de cellen van het afweersysteem.”

Het is voor het virus best moeilijk om zo liftend bin-

nen te komen, maar eenmaal binnen richt het al snel

grote schade aan. Allerlei afweercellen, waaronder

B-cellen en verschillende typen T-cellen, raken

geïnfecteerd. De receptor waar het mazelenvirus aan

bindt, komt vooral voor op cellen die al eens stukjes

van een indringer hebben gezien. Die cellen raken

aangetast. Tegelijkertijd komt er een goede afweer-

reactie op gang tegen het mazelenvirus zelf. Het

afweersysteem ruimt de aangetaste afweercellen op.

tekst: Elles Lalieu beeld: Plos Pathogens/Rik de Swart

‘Onschuldig’ mazelenvirus brengt je afweer om zeep

Mazelen zijn dankzij vaccinatie een zeldzame ziekte geworden. Maar vaccineren

ligt onder vuur en dus krijgen we, ook in Nederland, weer af en toe te maken met

mazelenuitbraken. Onderzoek naar mazelen blijft dus van belang om de infectie

zelf en de gevolgen daarvan beter te kunnen begrijpen.

20

Page 23: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

Dat is op zich natuurlijk goed nieuws: de patiënt

knapt op. Maar omdat het mazelenvirus juist op

afweercellen hecht, en die cellen worden opge-

ruimd, verliest de patiënt wel het immunologische

geheugen.

GeheugencellenDe Swart: “We wisten al dat infectie met mazelen

het afweersysteem verzwakt en ook dat dit weken

tot maanden kan duren. We wisten ook dat het aan-

tal witte bloedcellen tijdens een infectie omlaag

gaat, maar dat aantal is binnen een week alweer

terug naar normaalwaarden. Wat wij hebben ont-

dekt, is dat de aantallen wel weer terugkomen,

maar dat de samenstelling is veranderd. De cellen

die terugkomen zijn afweercellen die de acute

mazeleninfectie bestrijden, maar de geheugencellen,

die effectief zijn tegen andere infecties, zijn allemaal

in aantal verlaagd.”

Geheugencellen zijn afweercellen die onthouden

wat ze hebben gezien en bij een tweede contact

met dezelfde ziekteverwekker snel in actie kunnen

komen. Na een infectie met mazelen verliest een

patiënt dus tijdelijk een deel van de afweer tegen

andere, met name bacteriële, infecties. Maar tijdelijk

betekent niet een paar weken of maanden, maar

ruim twee jaar. Die conclusie trekt De Swart uit

onderzoek in samenwerking met Amerikaanse epi-

demiologen. Uit databases van de Verenigde Staten,

Groot-Brittannië en Denemarken verzamelden zij

cijfers over de sterfte aan mazelen en de sterfte aan

andere infectieziekten, zowel voor als na de invoe-

ring van mazelenvaccinatie.

Vaker ziekDe Swart: “Er is een duidelijke correlatie tussen

het optreden van mazelen en de sterfte aan andere

infectieziekten. En dat verband is er tot ongeveer

28 maanden na een mazelenuitbraak. Het bijzondere

van deze studie is dat in verschillende databases

dezelfde benadering is gevolgd en dat daar steeds

dezelfde periode uitrolt. Na de invoering van maze-

lenvaccinatie is het aantal gevallen van mazelen

Deze patiënt uit Nigeria heeft rode uitslag over de hele rug. Een bekend fenomeen bij mazelen. Op het moment dat de huiduitslag optreedt, is de piek van infectie echter al voorbij. Daarom is het virus zo besmettelijk: andere mensen krijgen het al voordat de pati-ent echt ziekteverschijnselen vertoont.

Deze menselijke dendritische cel is in een kweekbakje geïnfec-teerd met GFP-mazelenvirus. Het GFP-eiwit wordt gemaakt in het cytoplasma van de cel. Daardoor wordt de hele cel fluorescent.

F O T O : M I K E B L Y T H

21

Page 24: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

M F H LN P

N P GFP M F H L

natuurlijk veel lager, maar nog steeds zien we dan

tot ruim twee jaar na een uitbraak een hogere sterfte

aan andere infectieziekten. We denken daarom dat

we een sterk verband te pakken hebben.”

De onderzoekers bekijken inmiddels of dezelfde

relatie ook voorkomt in andere databases, zoals die

van huisartsen. Daarin worden anoniem gegevens

over de ziektegeschiedenis van de patiënt opge-

slagen. “We willen uiteindelijk bij vijfhonderd

tot duizend kinderen die mazelen hebben gehad,

kijken naar de ziektegeschiedenis van een paar jaar

daarna”, vertelt De Swart. “En dan kijken we niet

naar sterfte, maar naar bijvoorbeeld antibiotica-

gebruik en ziekenhuisopnamen. Deze groep willen

we vergelijken met kinderen die geen mazelen

hebben gehad om te kijken of kinderen in de twee

jaar na een mazeleninfectie echt vaker ziek zijn.”

UitroeienMazelen blijven een enorm gezondheidsprobleem,

omdat ze zo ongelooflijk besmettelijk zijn. Het virus

komt moeilijk naar binnen, maar gaat heel effectief

naar buiten. Dat is de truc. Op het hoogtepunt van

de infectie (twee tot drie dagen voordat mensen

daadwerkelijk ziekteverschijnselen vertonen) zijn

er overal in het afweersysteem geïnfecteerde cellen.

In dat stadium maakt het virus ook contact met de

epitheelcellen van de luchtwegen. Zo komen er heel

veel virusdeeltjes terecht in de bovenste lucht-

wegen. Door te hoesten kan een patiënt die virus-

deeltjes heel efficiënt in de omgeving verspreiden.

En dat compenseert ruimschoots voor het moeilijke

binnenkomen van het virus.

Er is een vaccin en de mens is de enige natuurlijke

gastheer voor het mazelenvirus. Mazelen kan apen

infecteren, maar over het algemeen zijn de groepen

waarin die dieren leven te klein om het virus lang te

laten overleven. Apen die eenmaal geïnfecteerd zijn

geweest, kunnen niet meer ziek worden. En dus

duurt het in een kleine groep apen niet lang voordat

het virus geen “verse” gastheer meer kan vinden.

Dat de mens de enige gastheer is, betekent dat we

mazelen in theorie kunnen uitroeien door iedereen

tegen de ziekte te vaccineren. Maar volgens De Swart

zal dat nog een lastige klus zijn.

“Er zijn grote problemen met de acceptatie van

vaccinaties”, stelt hij. “In een beschermde groep

maakt het niet zoveel uit als een enkeling zich niet

laat vaccineren. Er is dan toch wel bescherming door

de groep. Maar als de onbeschermde groep groot

genoeg wordt, komt er ruimte voor een uitbraak.

Zoals in 2013 gebeurde in de orthodox protestantse

gemeenschap in Nederland.”

Alternatief vaccinerenNaast het probleem met acceptatie is ook het vaccin

zelf niet in alle situaties even praktisch. Het vaccin

bevat een levend verzwakt virus en moet daarom

koel bewaard worden. Vooral in tropische landen is

dat niet altijd te doen, met als resultaat dat kinderen

wel gevaccineerd worden, maar met een vaccin dat

zijn werk niet meer goed doet. Bovendien wordt het

vaccin toegediend met een naald, wat risico geeft

op besmetting met hiv of hepatitis. De Swart en

zijn team zijn op zoek naar een alternatieve manier

van vaccineren, die in de tropen wel goed toegepast

kan worden.

“Wij willen het vaccin laten inademen met een ver-

nevelaar”, vertelt De Swart. “In ons apenmodel

zagen we al een goede afweerreactie als het vaccin

Boven: het genoom van een mazelenvirus. Dit bevat slechts zes genen (N, P, M, F, H en L) die samen coderen voor acht eiwitten. Onder: het genoom van een GFP-mazelenvirus. Dit virus brengt GFP (green fluorescent protein) tot expressie. Dankzij deze proteïne kun je zien welke cellen geïnfecteerd raken en welke niet.

22

Page 25: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

in de longen terecht komt. Dat is nu nog in opge-

loste vorm, maar het allermooiste zou zijn als je het

vaccin in gedroogde vorm kunt bewaren want dan

blijft het heel lang stabiel. Daar zijn mijn collega’s in

Amerika op dit moment mee bezig. Probleem is nog

wel dat je bij inhaleren nooit zeker weet of iemand

een volledige dosis heeft gehad. Kortom, er is ruimte

voor verbetering van het mazelenvaccin, maar dat

gaat niet op korte termijn gebeuren. Tot die tijd

willen we met de resultaten van ons onderzoek

wel het imago van mazelen als een ‘onschuldige’

kinderziekte ontkrachten.”

Infectie van makaken met een GFP-mazelenvirus. Op de piek van virusreplicatie zijn fluores-cerende cellen (groene puntjes) zichtbaar in de huid (A), op het tandvlees (B), op de tong (C) in de lymfeknopen (D-F) en in de milt (G). Enkele dagen na de piek verschijnt huiduitslag (H), waarin nog steeds fluoresce-rende cellen zitten (I).

‘Onschuldig’ mazelenvirus brengt je afweer om zeep

23

Page 26: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO Case study

“RSV is één van de belangrijkste virusinfecties bij

kinderen”, vertelt kinderarts Pieter Fraaij. “De

meeste kinderen raken voor het eerst geïnfecteerd in

hun eerste levensjaar. Het begint met verkoudheids-

verschijnselen zoals hoesten, maar een deel van

de kinderen wordt daarna zieker en zieker. Eén op

de honderd kinderen komt uiteindelijk met adem-

halingsklachten terecht in het ziekenhuis. Soms is

dat zo ernstig dat patiënten op de intensive care

beademd moeten worden.”

BloedmonstersWelke kinderen dan het risico lopen op een ernstige

vorm van infectie, is echter moeilijk te voorspellen.

Op het moment dat een kind bij de dokter of het zie-

kenhuis aanklopt, is het lastig te zeggen of er wel

sprake is van RSV en of de infectie echt doorzet.

Daarom blijven uit voorzorg veel kinderen die wor-

den doorverwezen ter observatie in het ziekenhuis.

“Dat betekent dat er meer kinderen blijven dan

noodzakelijk is”, stelt viroloog Arno Andeweg.

“Wij hebben in het bloed gezocht naar biomarkers

die zodra een arts RSV bij een kind constateert al

kunnen voorspellen of een kind ernstig ziek gaat

worden of niet.”

Het onderzoeksteam verzamelde bloedmonsters van

gezonde kinderen, kinderen met een milde RSV-in-

fectie en kinderen met een ernstige RSV-infectie.

Tussen de 20.000 genen die het menselijk genoom

rijk is, gingen zij op zoek naar die genen die signifi-

cant in expressie verschillen tussen kinderen met

een ernstige RSV-infectie en gezonde kinderen of

kinderen met een milde infectie.

tekst: Elles Lalieu

Ziekenhuis of niet? Je genen bepalen het

Het respiratoir syncytieel virus (RSV) is een belangrijke veroorzaker van verkoudheid.

Bij volwassenen blijft het meestal bij een snotneus, maar RSV-infecties kunnen

bij pasgeborenen heel ernstig verlopen. Zo ernstig dat ze op de intensive care van

het ziekenhuis terechtkomen en zonder behandeling overlijden. Een test die kan

voorspellen welke kinderen een ernstige infectie zullen ontwikkelen, zou mooi zijn.

“ De betrouw- baarheid van deze test ligt tussen de 96 en 97 procent.”

24

Page 27: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

In iedere groep zaten tien tot twintig kinderen.

Het aantal bloedmonsters was dus veel minder

dan het aantal genen waarnaar werd gekeken en

dan schiet de klassieke statistiek tekort. “Wij heb-

ben daarom een methode gebruikt die machine

learning heet”, vertelt statisticus Victor Jong.

“Met machine learning bouw je stapje voor stapje

een model. Je begint met de variabele (in dit geval

een gen) dat het sterkst discrimineert tussen een

ernstige infectie of een milde infectie. Vervolgens

voeg je steeds een variabele toe, totdat de voor-

spellende waarde van het model niet meer toe-

neemt.”

VoorspelbaarheidDat werkt ongeveer zo: stel; je zit op een voor-

spelbaarheid van tachtig procent. En met het

toevoegen van een extra variabele komt de

voorspelbaarheid op 80,0001 procent. “Ga je

die variabele dan meenemen in je model? Waar-

schijnlijk niet”, stelt Jong, “Want het heeft niet

zoveel zin om variabelen toe te voegen, en dus

het model complexer te maken, als de voorspel-

baarheid er niet veel beter van wordt.”

Het RSV-model kwam uit op 84 variabelen die de

voorspelbaarheid in belangrijke mate verbeterden:

84 genen die een belangrijke rol spelen bij het ont-

wikkelen van een ernstige infectie. De nauwkeurig-

heid van de test is goed en ligt tussen de 96 en 97

procent. Geeft de test als uitslag dat een kind tien

procent kans heeft op een ernstig verloop, dat klopt

die voorspelling dus in 96 of 97 procent van de

gevallen.

Uitkomsten begrijpenOf de test in de praktijk ook goed werkt, moet nog

onderzocht worden. Fraaij: “Meten is makkelijk,

maar de uitkomsten begrijpen is vaak een stuk moei-

lijker.” Jong vergelijkt de uitslag van de test met de

weersverwachting. “Als er negentig procent kans is

op regen, neem je een jas mee. Als een kind negentig

procent kans heeft op een ernstig verloop van RSV,

moet het natuurlijk in het ziekenhuis blijven. Als er

veertig procent kans is op regen, zal de één wel een

jas meenemen en de ander niet. Als een kind veertig

procent kans heeft om ernstig ziek te worden, dan

moet de arts aan de hand van observaties beslissen

wat er gebeurt.”

“ Soms is RSV zo ernstig dat patiënten beademd moeten worden.”

“ Uit voorzorg blijven er meer kinderen in het ziekenhuis dan noodzakelijk is.”

25

Page 28: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

Virusinfecties zijn soms onnodig problematisch. Tegen tal van virussen

bestaan uitstekende vaccins, maar ze zijn niet voor iedereen beschikbaar.

Soms zijn ze te duur, soms willen mensen niet gevaccineerd worden

omdat ze het systeem niet vertrouwen. Dat geeft een dilemma: vaccins

werken niet als je ze op de plank laat liggen. Ab Osterhaus (coördinator

Virgo) en Arno Andeweg (co-coördinator Virgo) vertellen.

Vaccins werken niet als je ze op de plank laat liggen

Discussie

26

Page 29: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

VIRGO

Niet overal ter wereld zijn alle vaccins beschikbaar. Wat betekent dat voor virusbestrijding? Andeweg: “Dat niet iedereen toegang heeft tot

medicatie of vaccins is een kwalijke zaak. In de eerste

plaats heeft het alles te maken met de oneerlijke ver-

deling van welvaart. In de Westerse wereld zijn we

al snel geneigd om te denken dat een virus niet meer

bestaat of niet interessant is, terwijl het elders nog

veel problemen veroorzaakt. In ontwikkelingslanden

zijn bijvoorbeeld honderden miljoenen mensen het

slachtoff er van chronische virale hepatitis of het

denguevirus. Beschikbaarheid van vaccins en goede

medische zorg is uiterst belangrijk – maar (vaak

simpele) hygiënemaatregelen zijn ook cruciaal.”

Osterhaus: “Verspreiding van vaccins en antivirale

middelen in tijden van crisis heeft vaak te maken met

de politieke situatie. Als een paar landen alle vaccins

opkopen wanneer een pandemie dreigt, is er voor

andere landen niets over. Terwijl pandemische vacci-

natie niet alleen voor de happy few beschikbaar moet

zijn, maar uiteindelijk voor iedereen die het nodig

heeft. Daar moeten we oplossingen voor verzinnen,

bijvoorbeeld door in Europa gezamenlijk in te kopen.

Wetenschappelijk zijn we hier bij Virgo niet mee

bezig, maar we zien wel dat we soms door het oog

van de naald kruipen.”

Toch is het ook in juist rijke Westerse landen moei-lijk om iedereen aan een vaccin te krijgen – zie bijvoorbeeld de ophef rond vaccinatie tegen HPV, het baarmoederhalskanker veroorzakende virus.Osterhaus: “Ik maak me inderdaad wel zorgen over

de acceptatie van vaccins. Mensen zijn kritisch op de

wetenschap; geloven niet zomaar meer wat de dokter

zegt. Aan de ene kant gaat het om religieuze redenen,

daar kan je weinig aan doen. Maar daarnaast zijn het

hoogopgeleide mensen die een ‘mazelenparty’ orga-

niseren omdat het zo goed voor kinderen zou zijn.

Er is niks gezonds aan, maar die ouders weten dat

niet. Ze hebben het zelf nooit meegemaakt en

kennen de gevolgen en eventuele complicaties

van de ziekte niet meer.” (Zie ook ‘Onschuldig’

mazelenvirus brengt je afweer om zeep.)

Andeweg: “Het is logisch dat mensen het systeem

niet vanzelfsprekend vertrouwen. Iedereen is een

mondige burger, de tijd is gelukkig geweest dat

alleen de dokter weet wat goed voor je is. Maar het

is zorgelijk dat de achterdocht toeneemt. Het doel

van dit wetenschappelijk onderzoek is afname van

de ziektelast, en dat wordt alleen bereikt als de

gegenereerde kennis ook kan worden toegepast.

Hoe kunnen we die achterdocht tegengaan? Andeweg: “Degelijke informatie is belangrijk. Die

achterdocht moet ons verder brengen om kennis

beter te delen. Als wetenschappers moeten we goed

kunnen vertellen wat de voor- en nadelen kunnen

zijn van een vaccinatie. Correct geïnformeerde men-

sen kunnen dan zelf een afweging maken in het

belang van henzelf en de mensen om hen heen.”

Osterhaus: “Aan de ene kant is er veel bereikt en

gebeurt er goed werk in ons vakgebied, maar het is

zonde dat we te weinig doen aan de acceptatie van

de vruchten ervan: nieuwe vaccins. Er circuleren

vreselijke fi lmpjes over wat er gebeurt na vaccinatie.

Niemand rekent de sceptici erop af. Het is de taak

voor de wetenschap om tegengeluid te geven.

Daarvoor moeten we ook sociale wetenschappers

en sociale media in de arm nemen: leren over de

psychologie achter acceptatie, en de manier waarop

communicatie het best werkt.”

Wat doet zo’n complex probleem met uw motivatie voor dit onderzoek?Andeweg: “Elke onderzoeker weet dat zijn werk

voor de lange termijn is: fundamenteel onderzoek

met zicht op praktische toepassing. We zijn gewend

dat we niet in één stap thuis zijn; oorlogen, armoede

en politiek blijven altijd een rol spelen.”

Osterhaus: “Ons onderzoek is pure noodzaak. We

zien steeds meer infecties de kop op steken. Daar

moeten we een wal tegen opwerpen – door onze

SARS-aanpak hebben we een beginnende pandemie

onder controle gekregen. Doen we dit soort onder-

zoek niet, dan moeten we met z’n allen op de blaren

zitten.”

tekst: Rineke Voogtbeeld: René den Engelsman

27

Page 30: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

AIMMTherapeutics

VIRGO heeft als doel een beter begrip te krijgen van de belangrijkste acute en chronische virale ziekten zoals infl uenza, hepatitis en aids. Deze virale ziekten komen het meest voor. We bestuderen de wisselwerking tussen virussen die deze ziekten veroorzaken en de gastheer op moleculair en fysiologisch niveau.

AIMM Therapeuticswww.aimmtherapeutics.com

Academisch Medisch Centrum Amsterdam – www.amc.nl

Bristoll-Myers-Squibbwww.bms.com

Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam – www.erasmusmc.nl

F. Hoffman-La Roche Ltd.www.roche.com

Gilead Sciences Nederland bvwww.gilead.com

GlaxoSmithKlinewww.gsk.com

Universiteit Leidenwww.leidenuniv.nl

Leiden University Medisch Centrumwww.lumc.nl

Netherlands Proteomics Centerwww.netherlandsproteomicscentre.nl

Novavaxwww.novavax.com

Psynova Neurotechpsynova.com

Radboudumc Nijmegenwww.radboudumc.nl

Universiteit Utrechtwww.uu.nl

Universitair Medisch Centrum Groningen – www.umcg.nl

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu – www.rivm.nl

UMC Utrechtwww.umcutrecht.nl

ViroClinics Bioscienceswww.viroclinics.eu

Vironovativewww.vironovative.com

Thermo Fisher / Dionexwww.dionex.com

Contact: www.virgo.nl, [email protected], 010-7044770

28

Page 31: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden

ColofonRedactie

Joost van der Gevel, Elles Lalieu, Rineke Voogt

Hoofd/eindredactie

Sciencestories.nl, René Rector

Vormgeving

Parkers, Rick Verhoog en Sara Kolster

Infographics

Parkers, Marjolein Fennis en Sara Kolster

Projectleiding

Giovanni Stijnen, NEMO Kennislink

Coördinatie

Giovanni Stijnen en Sanne Deurloo, NEMO Kennislink

Deze uitgave kwam tot stand dankzij het LSH-FES subsidieprogramma en in samenwerking met NEMO Kennislink en Paul Huber (Virgo).

Page 32: Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden