Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1 1/15
/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
VOLKSGEZONDHEIDSKUNDIGE INTERPRETATIE VAN LUCHT- EN DEPOSITIE METINGEN (2014) IN BEERSE DOOR ZORG EN GEZONDHEID
7.10.2015
/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
2 2/15
Inhoudstafel
Overzicht van de gemeten vervuilende stoffen, de meetresultaten en toetsingswaarden 3
Zware metalen 3
Dioxinen en PCB’s 3
Volksgezondheidskundige interpretatie per vervuilende stof 4
Lood 4
2.1.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling 4
2.1.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden 4
Zink 5
2.2.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling 5
2.2.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden 5
Koper 6
2.3.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling 6
2.3.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden 6
Nikkel 6
2.4.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling 6
2.4.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden 7
2.4.3 Carcinogeen risico 7
Arseen 7
2.5.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling 7
2.5.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden 8
2.5.3 Carcinogeen risico 8
Mangaan 8
2.6.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling 8
2.6.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden 9
Cadmium 9
2.7.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling 9
2.7.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden 9
2.7.3 Carcinogeen risico 10
Chroom 10
2.8.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling 10
2.8.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden 10
2.8.3 Carcinogeen risico 11
Dioxines en dioxineachtige PCB 11
2.9.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling 11
2.9.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden 12
2.9.3 Carcinogeen risico 13
Ruimere volksgezondheidskundige interpretatie 13
Evaluatie gecombineerde blootstelling 13
3.1.1 screening naar niet-carcinogene effecten door de combinatie van blootstelling: 14
3.1.2 Total Cancer Risk 14
Aandachtspunt m.b.t. Cadmium 15
Volksgezondheidskundige conclusie 15
3 3/15
In dit rapport beschrijft Zorg en Gezondheid de volksgezondheidskundige betekenis van de resultaten van de
luchtkwaliteit in 2014 in Beerse gemeten door de Vlaamse Milieumaatschappij. De betekenis voor de
volksgezondheid wordt bepaald door de meetresultaten te toetsen aan gezondheidskundige advieswaarden.
Volksgezondheidskundige advieswaarden en wettelijke grenswaarden vallen niet noodzakelijk samen. Bij het vaststellen van de wettelijke Europese luchtkwaliteitsnormen is niet alleen het belang van de volksgezondheid bepalend. Ook de technische haalbaarheid en het economisch aspect spelen een rol in de bepaling van deze wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Gezondheidskundige advieswaarden, welke enkel vanuit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid zijn opgemaakt, zijn daarom in vele gevallen strenger dan de wettelijke normen.
De risicoschattingen in dit rapport veronderstellen de hypothetische situatie van levenslange blootstelling van
de bewoners aan concentraties zoals deze in 2014 werden gemeten.
Overzicht van de gemeten vervuilende stoffen, de meetresultaten en toetsingswaarden
ZWARE METALEN
Toetsingswaarde (ng/m³) Jaargemiddelde resultaat in de verschillende
meetposten (ng/m³)
VLAREM grenswaarde
EU grenswaarde
EU streefwaarde
Absheide 00BE01
Lange Kwikstraat 00BE02
Heidestraat 00BE07
Lood 500 263 63 205
Zink 307 37 204
Koper 105 13 75
Nikkel 20 6 3 4
Arseen 6 5 0,6 4
Mangaan 11 6 11
Cadmium 30 5 6 / /
Tabel 1 : overzicht van de meetresultaten en toetsingswaarden
De meetposten Absheide en Heidestraat bevinden zich respectievelijk 50m en 170m ten noorden van Metallo-
Chimique en de meetpost Lange Kwikstraat bevindt zich 1600m ten noordwesten van Metallo-Chimique en
450m ten noorden van Campine.
DIOXINEN EN PCB’S
Er zijn geen wettelijke normen voor dioxine- en PCB depositie.
De gemeten waarden ‘dioxines’ zijn de som van 17 toxische dioxines en ‘PCB’ is de som van 12 toxische
dioxine-achtige PCB’s.
4 4/15
Absheide 75BE01
meetperiode vervuilende stof (pg
TEQ/(m².dag))
01-02/14 diox 13
PCB 5,8
03-04/14 diox 36
PCB 5,2
05-06/14 diox 4,0
PCB 1,9
07-08/14 diox 16
PCB 9,6
09-10/14 diox 17
PCB 8,3
11-12/14 5,9
2,2
jaar gemiddelde diox 15
PCB 5,5
Tabel 2 : overzicht van de meetresultaten
Volksgezondheidskundige interpretatie per vervuilende stof
Het afleiden van de gezondheidskundige advieswaarden doet Agentschap Zorg en Gezondheid niet zelf. Die
afleiding van veilige waarden is immers een complex werk dat door verschillende belangrijke (internationale)
instanties wordt uitgevoerd. Volgende instanties werden geraadpleegd:
- WHO (Wereldgezondheidsorganisatie)
- US-EPA (Agentschap voor bescherming van het milieu in de Verenigde Staten)
- ATSDR (Agentschap voor toxische stoffen en ziekteregistratie in de Verenigde Staten)
LOOD
2.1.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling
In het algemeen kan lood in het milieu aanwezig zijn door historische vervuiling, bv van non-ferro bedrijven,
door gebruik van loodhoudende benzine in het verleden (nu verboden), via loden waterleidingen en
loodhoudende verf. Ondertussen zijn veel van deze problemen grotendeels aangepakt, maar er kan nog lood
aanwezig zijn in het milieu - zij het in veel mindere mate dan vroeger. Met lood beladen stof kan worden
ingeademd maar door kinderen ook worden ingeslikt. Lood kan zich opstapelen in bot en tanden.
2.1.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden
5 5/15
Meetplaats Meetresultaat lood lucht (ng/m³)
Absheide 263 (= 0,263 µg/m³)
Lange Kwikstraat 63 (= 0,063 µg/m³)
Heidestraat 205 (= 0,205 µg/m³)
De gemeten concentraties lood in de lucht in de meetposten in Beerse blijven onder de gezondheidskundige
WHO richtwaarde van 500 ng/m³ voor chronische blootstelling (WHO, 2000).
Bij de gemeten waarden van lood in Beerse worden dan ook géén nadelige gezondheidseffecten door de
inhalatie van lood verwacht, ook niet bij kinderen.
De advieswaarde van de WHO voor lood in fijn stof bedraagt net als de EU-norm 500 ng/m³ als jaargemiddelde.
Deze waarde moet verzekeren dat de concentratie van lood in bloed bij kinderen onder de waarde van 10 μg/dl
blijft. Wetenschappelijk onderzoek toont echter aan dat er geen veilige grens bestaat en zelfs onder deze
waarde van 10 μg/dl lood in bloed, lood een impact kan hebben op de intellectuele vermogens en de
gedragsontwikkeling van een kind.
Kinderen zijn de gevoeligste groep voor blootstelling aan lood. Een hoge lood-inname kan aanleiding geven tot
een gestoorde ontwikkeling van het zenuwstelsel met effecten op het IQ, bloedarmoede, verstoring van de
nierfunctie en van de mannelijke vruchtbaarheid. Bij de in Beerse gemeten resultaten worden die effecten niet
verwacht.
Het International Agency for Research on Cancer (IARC) van de WHO klasseert anorganisch lood als
"waarschijnlijk carcinogeen voor mensen" (klasse 2A). Maar hoe groot het kankerrisico is bij een bepaalde
concentratie is niet bekend (er is geen unit risk1). Organisch lood behoort tot IARC groep 3: het is niet te
klasseren wat zijn kankerverwekkende eigenschappen betreft.
ZINK
2.2.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling
De bevolking komt met zink in contact via de omgevingslucht, via voeding en drinkwater. Zink is in tegenstelling
tot andere zware metalen niet zo schadelijk voor de mens, tenzij bij erg hoge blootstellingen die bijvoorbeeld
kunnen voorkomen bij metaalarbeiders. Zink is zelfs een essentieel element: het lichaam heeft een kleine
hoeveelheid nodig. Bij een gebrek aan zink kunnen symptomen ontstaan zoals een gestoorde groei.
2.2.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden
Meetplaats Meetresultaat zink lucht (ng/m³)
Absheide 307 (=0,307 µg/m³)
Lange Kwikstraat 37 (= 0,037 µg/m³)
Heidestraat 204 (= 0,204 µg/m³)
1 Een unit risk (UR) is het geschatte extra risico op kanker indien men levenslang wordt blootgesteld aan 1 µg/m³ van die stof. Stel dat de
unit risk van een stof = 5 x 10-6 per µg/m³ bedraagt, dan verwacht men dat, indien 1 miljoen mensen een leven lang dagelijks worden
blootgesteld aan een concentratie van 1 µg/m³ van die stof, er van dat miljoen mensen er 5 mensen méér kanker zullen krijgen dan
wanneer dat miljoen mensen niet levenslang aan die stof zou zijn blootgesteld geweest. Indien diezelfde miljoen mensen aan die stof met
UR = 1µg/m³ zouden zijn blootgesteld geweest maar levenslang aan een concentratie van 2µg/m³, worden niet 5 maar 10 extra kanker-
gevallen verwacht op die 1.000.000 mensen.
6 6/15
Noch WHO, ATSDR, of EPA heeft een gezondheidskundige toetsingswaarde voor chronische blootstelling aan
zink in omgevingslucht. Dit heeft te maken met de relatieve onschadelijkheid van zink tenzij bij zeer hoge
concentraties die zich niet voordoen bij milieublootstelling.
Zink kreeg ook géén IARC-classificatie van kankerverwekkend vermogen en EPA besluit dat zink niet te
klasseren is wat kankerverwekkende eigenschappen betreft.
Ondanks het gebrek aan toetsingswaarden kan men stellen dat, gezien de erg beperkte schadelijkheid van zink,
en het niet voorkomen van extreme concentraties, er geen gezondheidseffecten te verwachten zijn van zink in
Beerse.
KOPER
2.3.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling
Koper komt van nature voor in het milieu: in gesteente, in water, in bodem en in lucht. Het is net als zink een
essentieel element voor de mens. Vervuiling met koper kan optreden rond stortplaatsen, rond sommige
industrie (bv rond afvalverwerking, kopersmelterijen, koperraffinaderijen, …).
2.3.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden
Meetplaats Meetresultaat koper lucht (ng/m³)
Absheide 105 (=0,105 µg/m³)
Lange Kwikstraat 13 (= 0,013 µg/m³)
Heidestraat 75 (= 0,075 µg/m³)
Noch WHO, noch ATSDR heeft een gezondheidskundige toetsingswaarde voor chronische blootstelling aan
koper in omgevingslucht. Dit heeft te maken met de relatieve onschadelijkheid van koper bij
milieublootstellingen. Enkel bij erg hoge blootstellingen die accidenteel kunnen optreden bij werknemers van
hogervermelde industrie zullen gezondheidseffecten optreden.
Koper kreeg ook géén IARC-classificatie van kankerverwekkend vermogen en ook EPA besluit dat koper niet te
klasseren is wat kankerverwekkende eigenschappen betreft.
Ondanks het gebrek aan toetsingswaarden kan men stellen dat, gezien de erg beperkte schadelijkheid van
koper, en het niet voorkomen van extreme concentraties in de lucht, er geen gezondheidseffecten van koper te
verwachten zijn bij de gemeten concentraties in Beerse.
NIKKEL
2.4.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling
Nikkel is een natuurlijk element dat onder meer voorkomt in de aardkorst.
Nikkel wordt gebruikt voor de productie van roestvrij staal en andere metaallegeringen. In de buurt van
dergelijke industrie kan milieuvervuiling met nikkel voorkomen. Nikkel kan zich binden aan luchtpartikels, kan
zich neerzetten op de bodem en kan het drinkwater verontreinigen.
7 7/15
2.4.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden
Meetplaats Meetresultaat nikkel lucht (ng/m³)
Absheide 6 (=0,006 µg/m³)
Lange Kwikstraat 3 (= 0,003 µg/m³)
Heidestraat 4 (= 0,004 µg/m³)
In alle meetposten blijft de jaargemiddelde concentratie voor nikkel ruim onder de gezondheidskundige
toetsingswaarde van ATSDR (MRLchron, inhal, , 2005) van 90 ng/m³. Dit wil zeggen dat er géén nadelige effecten
van nikkel op de gezondheid verwacht worden zoals contact dermatititis (huidaandoening door
overgevoeligheid voor nikkel) of ontstekingsreacties ter hoogte van de luchtwegen. Wat betreft de mogelijke
ontwikkeling van longkanker, is echter onderstaande bijkomende toetsing noodzakelijk.
2.4.3 Carcinogeen risico
IARC klasseert metallisch nikkel in groep IIB, als mogelijk kankerverwekkend (1990). Nikkel (“nickel compounds”
daarentegen is volgens IARC bewezen kankerverwekkend (2012). WHO stelt dat een concentratie nikkel van
1µg/m³ overeenstemt met een extra kankerrisico van 3,8 x 10-4 bij levenslange blootstelling. Toegepast op de
gemeten concentratie van 6 ng/m³ in de meetpost van de Absheide betekent dit een extra kankerrisico bij
levenslange blootstelling van 2,3/ miljoen .
Meetplaats Nikkel Kankerrisico bij UR = 3,8 x 10-
4 (WHO,2000)
Absheide 0,006 µg/m³ 2,3 x10-6
Lange Kwikstraat 0,003 µg/m³ 1,2 x 10-6
Heidestraat 0,004 µg/m³ 1,5 x 10-6
Een risico wordt doorgaans als onaanvaardbaar beschouwd indien het groter is dan 1/10.000 bij levenslange
blootstelling.
Een extra risico bij levenslange blootstelling van < 1/miljoen beschouwt men als een verwaarloosbaar klein
risico.
Het risico dat overeenkomt met de gemeten blootstelling gemeten in de meetpost in Absheide (2,3/ miljoen) is
niet verwaarloosbaar maar nog steeds laag. Idealiter streeft men vanuit volksgezondheidskundige
overwegingen naar een verdere daling van de blootstelling.
ARSEEN
2.5.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling
Burgers worden blootgesteld aan arseen via de lucht, drinkwater en voeding. Meestal is voeding de grootste
bron. Sommige bodems bevatten van nature meer arseen dan gemiddeld en dit kan dan in drinkwater terecht
komen.
Vroeger werd arseen gebruikt als behandeling tegen syfilis, als kleurstof in snoepjes, als pesticide in fruitteelt
en als behandelingsmiddel van hout. Momenteel wordt arseen nog gebruikt in halfgeleiders (die toegepast
worden in led’s of zonnecellen), in kopiëertoetsellen, faxen of laserprinters als lichtgevoelige laag en in
legeringen voor batterijen van voertuigen.
Professionele arseenblootstelling kan optreden bij koper- of lood-smelten.
8 8/15
2.5.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden
Meetplaats Meetresultaat arseen lucht (ng/m³)
Absheide 5 (= 0,005 µg/m³)
Lange Kwikstraat 0,6 (= 0,0006 µg/m³)
Heidestraat 4 (= 0,004 µg/m³)
Noch WHO, noch ATSDR hebben toetsingswaarden voor chronische blootstelling aan arseen in de
omgevingslucht voor niet-carcinogene effecten.
CalEPA, wat een kleinere instantie is van EPA in California, heeft een chronische inhalatie referentiewaarde
maar enkel voor de fractie anorganisch arseen van 0,015 µg/m³ (CalEPA, 2008). CalEPA heeft deze waarde
afgeleid naar aanleiding van de vaststelling van verminderde intellectuele functies bij kinderen die blootgesteld
worden aan arseen in drinkwater. Het door VMM gemeten arseen is de som van anorganisch en organisch
arseen. Zelfs indien zeer hypothetisch alle gemeten arseen van de schadelijkere anorganische vorm zou zijn,
dan ligt de hoogst gemeten waarde (meetpost Absheide) 3x lager dan de referentiewaarde van 0.015 µg/m³
van CalEPA. Er wordt dus géén impact van arseen op de intellectuele functie bij kinderen of andere niet-
carcinogene gezondheidseffecten verwacht bij de huidige gemeten arseen concentratie in Beerse.
De WHO stelt dat longkanker het kritieke effect is bij blootstelling aan arseen.
2.5.3 Carcinogeen risico
De inademing van anorganisch arseen verhoogt het risico op longkanker (IARC groep I, 2012 ; EPA groep A). De
WHO geeft een longkankerrisico aan van 1,5 x 10-³ bij levenslange blootstelling aan een concentratie van 1
µg/m³ in de omgevingslucht (WHO, 2000). EPA begroot dit kankerrisico als 4,3 x 10-³ /µg/m³ (EPA, 2012).
Wat betekent dit voor Beerse?
Meetplaats Totaal Arseen Kankerrisico bij UR = 1,5 x 10-
3 (WHO,2000)
Kankerrisico bij UR = 4,3 x 10-
3 (EPA,2012)
Absheide 0,005 µg/m³ 7,5 x 10-6 25 x10-6
Lange Kwikstraat 0,0006 µg/m³ 0,9 x 10-6 3 x 10-6
Heidestraat 0,004 µg/m³ 6,1 x 10-6 20 x 10-6
Het gemeten arseen is totaal arseen. Indien wordt aangenomen, als meest pessimistische inschatting, dat alle
aanwezige arseen van de anorganische vorm zou zijn, zou het geschatte risico op kanker volgens het risicogetal
van de WHO in Absheide en Heidestraat groter zijn dan 1 op een miljoen (respectievelijk 7,5 / miljoen en
6,1/miljoen). Dit extra risico op kanker door arseen is gezondheidskundig niet meer verwaarloosbaar.
Volgens het risicogetal van EPA bedraagt het extra risico in Absheide, Heidestraat en Lange Kwikstraat
respectievelijk 25, 3 en 20 per miljoen. Gezien deze risicoschattingen gedaan zijn met de meest pessimistische
veronderstellingen (worst case aannames) is dit extra kankerrisico mogelijk niet verwaarloosbaar maar niet
onaanvaardbaar. Idealiter streeft men vanuit volksgezondheidskundige overwegingen naar een verdere daling
van de blootstelling.
MANGAAN
2.6.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling
Mangaan (Mn) is een essentieel element, waarvan het lichaam een kleine hoeveelheid nodig heeft voor een
goede werking van meerdere enzymsystemen. Mangaan komt voor bij ijzer- en staalindustrie, droge cel
9 9/15
batterijen, lassen. Mangaan kent nog vele andere toepassingen. Zo komt het voor in diesel, als
brandstofadditief, in schimmelwerende middelen, … Het komt ook voort vanuit natuurlijke bronnen. Voeding
zoals granen en noten kan mangaan bevatten.
2.6.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden
Meetplaats Meetresultaat mangaan lucht (ng/m³)
Absheide 11 (= 0,011 µg/m³)
Lange Kwikstraat 6 (= 0,006 µg/m³)
Heidestraat 11 (= 0,011 µg/m³)
De WHO heeft uit literatuuronderzoek vastgesteld dat bij toenemende concentraties mangaan, er in de eerste
plaats effecten op het zenuwstelsel worden vastgesteld. Men heeft dit waargenomen bij werknemers die aan
hoge concentraties werden blootgesteld. De WHO heeft vertrekkende van deze vaststellingen een
toetsingswaarde voor chronische blootstelling in omgevingslucht vastgelegd op een jaargemiddelde van 0.150
µg/m³ (WHO, 2000).
De gemeten concentraties in de meetposten in Beerse zijn lager dan deze WHO-toetsingswaarde. Dit betekent
dat potentiële effecten van mangaan ter hoogte van het zenuwstelsel, zoals beven, gangstoornissen,
spierspasmen in het gelaat niet zullen optreden. Dergelijke symptomen ziet men pas verschijnen bij hoge
beroepsmatige blootstelling en ook dan is dat nog uitzonderlijk.
Het IARC heeft mangaan niet geëvalueerd, en EPA stelt dat mangaan niet te klasseren is voor wat zijn
kankerverwekkend vermogen betreft.
CADMIUM
2.7.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling
Cadmium is een zwaar metaal dat van nature in lage concentraties in de aardkorst aanwezig is. Eén van de
voornaamste bronnen van cadmium is sigarettenrook. In het verleden werd cadmium voornamelijk uitgestoten
door non-ferro bedrijven en verbrandingsovens. Cadmium wordt gebruikt in legeringen, in halfgeleiders, in
televisiebuizen en in oplaadbare batterijen en accu’s.
Vooral via voeding en inademing worden de mensen blootgesteld aan cadmium.
2.7.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden
Meetplaats Meetresultaat cadmium lucht
(ng/m³)
Absheide 6 (= 0,006 µg/m³)
Lange Kwikstraat /
Heidestraat /
Cadmium stapelt zich op in het lichaam (bio-accumulatief). Kleine hoeveelheden geven na inname geen acute
gezondheidsproblemen, maar bij langdurige blootstelling kunnen ze de nierwerking verstoren en de
botdensiteit verminderen.
ATSDR heeft een toetsingswaarde voor chronische blootstelling van 0,010 µg/m³. Onder deze grenswaarde
worden geen niet-carcinogene effecten verwacht (ATSDR, 2012). De gemeten waarde in Absheide ligt onder
deze grenswaarde.
10 10/15
Uit wetenschappelijke studies is gebleken dat het inademen van cadmium longkanker kan veroorzaken. De
toetsingswaarde van de WHO voor cadmium in fijn stof bedraagt net als de toekomstige EU-streefwaarde 5
ng/m³ als jaargemiddelde. Volgens de WHO is de algemene bevolking onder deze waarde voldoende
beschermd tegen zowel de niet-kankerverwekkende als de kankerverwekkende effecten ten gevolge van de
blootstelling aan cadmium in fijn stof.
In de meetpost Absheide overschrijdt de jaargemiddelde concentratie de toetsingswaarde van de WHO, dit is
gezondheidskundig niet verwaarloosbaar. Wat betreft de mogelijke ontwikkeling van longkanker, is echter een
bijkomende onderstaande toetsing noodzakelijk.
2.7.3 Carcinogeen risico
Meetplaats Cadmium Kankerrisico bij UR = 1,8 x
10-3 (EPA, 2000)
Absheide 0,006 µg/m³ 10,9 x10-6
Cadmium is door het IARC (Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek) geklasseerd als bewezen
kankerverwekkend voor de mens (IARC groep 1). Een betrouwbaar eenheidsrisico voor longkanker door
cadmiumblootstelling kan volgens de WHO op dit moment niet worden afgeleid vanwege de invloed van de
verstorende blootstelling aan arseen in de beschikbare epidemiologische studies.
Zonder een eventuele verstoring in aanmerking te nemen schat de EPA dat een levenslange blootstelling aan 1
μg/m³ cadmium overeenstemt met een extra levenslang kankerrisico van 1,8 x 10-3.
Het extra individueel risico op longkanker ten gevolge van levenslange blootstelling aan cadmium ter hoogte
van Absheide is ongeveer 11/miljoen. Dit is gezondheidskundig niet verwaarloosbaar, maar lager dan wat
doorgaans als onaanvaardbaar beschouwd wordt (indien het groter is dan 1/10.000 bij levenslange
blootstelling).
CHROOM
2.8.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling
Chroom is overal in het milieu aanwezig. Het komt voor onder verschillende vormen waaronder elementair
chroom, chroom3+, en in mindere mate het toxischere chroom6+. Niet elke vorm van chroom is even schadelijk:
de oplosbare fractie (zeswaardig chroom – Cr6+) is 1.000 maal toxischer dan de onoplosbare fractie
(driewaardig chroom – Cr3+). Het chroom6+ is afkomstig van menselijke activiteit zoals industrie, afval- en
brandstofverbranding, de behandeling van hout en leder maar ook van roken.
2.8.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden
Daar waar chroom3+ een essentieel element is, en ons lichaam er dus een beperkte hoeveelheid van nodig
heeft om gezond te blijven, is chroom6+ toxisch en kankerverwekkend. De longen zijn het gevoeligste orgaan
voor de blootstelling aan chroom6+ : irritatie van neus en luchtwegen, daling van de longfunctie en longkanker
komen voor bij personen die bv beroepsmatig aan hoge concentraties zijn blootgesteld. Blootstelling aan
chroom kan ook aanleiding geven tot allergie ter hoogte van de luchtwegen of ter hoogte van de huid.
Meetplaats Meetresultaat chroom lucht (ng/m³)
Absheide 6 (= 0,006 µg/m³)
Lange Kwikstraat 3 (= 0,003 µg/m³)
Heidestraat 5 (= 0,005 µg/m³)
11 11/15
EPA bepaalde voor chroom6+ een referentieconcentratie (RfC) van 0.1 µg/m³, op basis van proefdierstudies bij
ratten. De RfC is een schatting van de dagelijkse concentratie die levenslang mag ingeademd worden zonder
dat er nadelige effecten worden verwacht op de gezondheid voor wat niet-carcinogene effecten betreft. De RfC
houdt rekening met gevoelige groepen; deze worden er ook door beschermd. Op alle meetplaatsen in Beerse
wordt deze referentieconcentratie jaargemiddeld ruim gerespecteerd.
ATSDR heeft voor Cr6+ op fijn stof geen toetsingswaarde voor inademing op lange termijn berekend. Wel werd
een toetsingswaarde voor inademing voor blootstellingen van 14 dagen tot 1 jaar berekend maar deze is hier
dus niet geschikt.
2.8.3 Carcinogeen risico
IARC klasseert chroom in groep I: de inhalatie van chroom6+ verhoogt het risico op longkanker.
De WHO begroot het extra longkankerrisico als 4 x10-2 bij levenslange blootstelling aan een concentratie van 1
µg/m³ chroom6+ in de omgevingslucht (2000).
De VMM meet enkel totaal chroom. Er wordt geen rekening gehouden met de vorm of de verbinding waarin
het metaal zich bevindt. Naar analogie met wetenschappelijke literatuur en op basis van chroom-speciatie-
metingen uitgevoerd gedurende negen weken in 2012 werd het aandeel van Cr6+ ingeschat van 1,8 % tot 5,3%
t.o.v. de totale chroomfractie.
De toepassing van dit aandeel geeft volgend resultaat van schatting van kankerrisico’s door chroom:
Meetplaats Kankerrisico bij UR = 4 x 10-2 (WHO,2000) Kankerrisico bij UR = 1,2 x 10-2 (EPA, 2000)
Aandeel Cr6+ =
1,8%
Aandeel Cr6+ = 5,3% Aandeel Cr6+ = 1,8% Aandeel Cr6+ = 5,3%
Absheide 4,32 x10-6 12,72 x10-6 1,30 x10-6 3,83 x10-6
Lange Kwikstraat 2,16 x10-6 6,36 x10-6 0,65 x10-6 1,92 x10-6
Heidestraat 3,6 x10-6 10,6 x10-6 1,08 x10-6 3,19 x10-6
Op alle meetposten is het extra individueel risico op longkanker ten gevolge van levenslange blootstelling aan
Cr6+ groter dan één op 1.000.000 en dus gezondheidskundig niet verwaarloosbaar, maar klein. Een risico wordt
doorgaans als onaanvaardbaar beschouwd indien het groter is dan 1/10.000 bij levenslange blootstelling. Dit is
niet het geval voor chroom6+ in Beerse.
DIOXINES EN DIOXINEACHTIGE PCB
2.9.1 Beschrijving en omschrijving van de blootstelling
Dioxines is de verzamelnaam voor 210 scheikundige stoffen waaronder de polychloordibenzo-p-dioxines
(PCDD) en de polychloordibenzofuranen (PCDF). De 17 meest toxische dioxines hebben chlooratomen op de
2,3,7,en 8-meetplaats.
Polychloorbifenyl (PCB) zijn gehalogeneerde aromatische koolwaterstoffen ; 12 van de 209 zijn toxisch en
omdat deze op dezelfde manier als dioxines aan cellen binden worden ze ook dioxineachtige PCB genoemd (DL-
PCB). PCB 126 is de meest toxische.
Het zijn de 17 meest toxische dioxines die samen met de DL PCB gemeten worden, en het resultaat wordt
uitgedrukt in TEQ/m².dag. Het zijn beiden persisterende organische polluenten die kunnen opstapelen in de
voedselketen. Dioxines ontstaan als bijproduct bij onvolledige verbranding. Dit kan bij natuurlijke processen,
zoals vulkaanuitbarstingen maar ook door menselijke activiteit: afvalverbranding, crematoria, ferro en non-
12 12/15
ferro industrie. De dioxine-uitstoot die bij afvalverbranding en industriële processen vrijkomt is de laatste
decennia zo sterk gedaald, dat nu vooral de gewone burger door hout- en andere verwarming, opstoken van
groenafval en/of huishoudelijk afval en sigarettenrook de oorzaak is.
PCB daarentegen werden tot 1985 doelbewust geproduceerd om te gebruiken in o.a. transformatoren,
condensatoren, … Nadien werd de productie verboden omwille van de giftige eigenschappen van PCB.
Dioxines en PCB komen vooral via besmet voeding in de mens terecht. Daarom worden meetposten voor
dioxines en PCB geplaatst in woonzones en in landbouwgebied omwille van hun relatie met voedsel.
Industriële meetposten kunnen dan weer nuttig zijn in het aanwijzen van de bron, en bij het opvolgen van
eventuele saneringsmaatregelen van die bron. Een belangrijke bron kan een shredderinstallatie (het vermalen
van schroot) zijn. Eerder onderzoek van VMM toonde aan dat de verontreiniging meestal beperkt blijft tot
enkele honderden meters rond het bedrijf. De impact is dus het grootste als er een woonzone of agrarisch
gebied paalt aan het schrootbedrijf.
2.9.2 Vergelijking van de meetresultaten met gezondheidskundige toetsingswaarden
ATSDR heeft enkel toetsingswaarden voor orale (via de mond) blootstelling, maar geen toetsingswaarden voor
de concentratie in de lucht of in neervallend stof (depositie). Ook andere instanties zoals de WHO en EPA
hebben geen luchtkwaliteitswaarden voor dioxines en DL PCB omdat directe inhalatie maar een klein deel
uitmaakt van de totale blootstelling. Het overgrote deel komt in de mens terecht via voeding, zoals via vette
vis, volle melk en melkproducten, vet vlees, waarin het zich opstapelt.
Er zijn wel bij verschillende instanties toetsingswaarden voor de maximaal toelaatbare inname van dioxines en
PCB per maand in voeding, zoals van JECFA, USEPA en WHO. De depositie-meetresultaten kunnen daaraan niet
rechtstreeks getoetst worden.
VMM liet door VITO een toetsingswaarde berekenen, afgeleid van de maximale hoeveelheid dioxines en DL-
PCB die men wekelijks mag innemen via voeding volgens de advieswaarde van het Europees Wetenschappelijk
Comité voor menselijke voeding. De hier van afgeleide maandgemiddelde drempelwaarde voor depositie is 21
pg TEQ/(m².dag) voor de som van dioxines en DL PCB. De jaargemiddelde drempelwaarde voor depositie is 8,2
pg TEQ/(m².dag). Dit geldt voor woonzones en agrarische gebieden, omdat ze beide een link hebben met de
voedselketen.
Meetresultaten dioxines, DL PCB en hun som ter hoogte van meetpost Absheide (woonzone) (in pg
TEQ/(m².dag)
jan-feb 2014 dioxines 13
DL PCB 5,8
dioxines + DL-PCB 18,8
maart-april 2014 dioxines 36
DL PCB 5,2
dioxines + DL-PCB 41,2
mei-juni 2014 dioxines 4,0
DL PCB 1,9
dioxines + DL-PCB 5,9
juli-aug 2014 dioxines 16
DL PCB 9,6
dioxines + DL-PCB 25,6
Sept-okt 2014 Dioxines 17
DL PCB 8,3
Dioxines + DL PCB 25,3
13 13/15
Nov-dec 2014 dioxines 5,9
DL PCB 2,2
dioxines + DL-PCB 8,1
Jaargemiddelde 2014 dioxines 15
DL PCB 5,5
Dioxines + DL PCB 20,5
Tabel 3 : overzicht van de meetresultaten dioxines (=de 17 toxische dioxines), de som van 12 DL PCB en de som van beide
De afgeleide toetsingswaarde werd driemaal overschreden, naar aanleiding van verhoogde dioxines. Het
jaargemiddelde overschrijdt de afgeleide toetsingswaarde van 8,2 pg TEQ/(m².dag).
Voor dioxines en PCB is de cumulatieve blootstelling belangrijker dan de acute blootstelling omdat deze stoffen
zich opstapelen in het lichaam. Een occasionele beperkte overschrijding zal geen aanleiding geven tot nadelige
gezondheidseffecten. Kinderen en zeker kinderen die borstvoeding krijgen zijn de gevoeligste groep. Effecten
op de ontwikkeling zijn het eerste effect dat kan worden waargenomen (WHO, 2000). Toetsingswaarden
houden echter rekening met de effecten op kinderen.
2.9.3 Carcinogeen risico
Het IARC klasseert TCDD in groep 1 (bewezen kankerverwekkend voor mensen), en sommige andere dioxines in
de niet-klasseerbare groep (groep 3). PCB worden als groep geklasseerd in groep 2A, dus als waarschijnlijk
kankerverwekkend voor mensen. Recent klasseerde het IARC 2 specifieke PCB ook in groep 1.
Bijzonder is dat dioxines en PCB niet genotoxische carcinogenen zijn, en dat men er van uitgaat dat er voor het
ontstaan van kanker door dioxines en PCB een drempelwaarde bestaat.
De getolereerde maximale intake die de WHO vooropstelt (70 pg/kg LG/maand voor PCDD, PCDF en coplanaire
PCB uitgedrukt als TEF) wordt als voldoende laag beschouwd om ook te beschermen voor kanker (WHO, 2010).
De depositieresultaten van VMM kunnen hier echter niet rechtstreeks aan getoetst worden.
Ruimere volksgezondheidskundige interpretatie
EVALUATIE GECOMBINEERDE BLOOTSTELLING
In de meeste volksgezondheidskundige risicoanalyses wordt enkel stof per stof gekeken of er al dan niet een
probleem verwacht wordt voor de (volks)gezondheid. In het “echte leven” worden mensen echter blootgesteld
aan een mengsel van vervuilende stoffen. Dit kan een invloed hebben op het effect van de blootstelling op de
gezondheid. Een stof-per-stof aanpak kan de risico's van gecombineerde blootstelling in sommige gevallen
onderschatten, zeker wanneer verschillende stoffen een gezamenlijk effect uitoefenen op het menselijk
organisme.
Om die reden liet Agentschap Zorg en Gezondheid door VITO een tool ontwikkelen om te screenen naar
effecten van gecombineerde blootstelling. Deze tool is gebaseerd op de filosofie van de WHO-IPCS benadering
voor beoordeling van mengeltoxiciteit, en is gesitueerd in de screeningsfase, die in beperkte mate rekening kan
houden met gemeenschappelijke gezondheidseffecten van stoffen in mengsels, zonder evenwel rekening te
houden met overeenkomsten of verschillen in werkingsmechanismes van de gezondheidseffecten.
Dit wordt beschouwd als een conservatieve benadering.
Voor Beerse was het mogelijk volgende stoffen samen te screenen op hun gemeenschappelijk effect:
nikkel
arseen (anorganisch)
14 14/15
cadmium
chroom 3+
chroom 6+
lood
mangaan
3.1.1 screening naar niet-carcinogene effecten door de combinatie van blootstelling:
HI = ∑ HQini=1 waarbij HQi =
expi
refi
De Hazard Index (HI) van een mengsel is de som van de component-specifieke 'Hazard Quotients' (HQi)). De
HQ van een stressor i wordt op zijn beurt berekend als de ratio van de blootstelling (exp i) over de
referentiewaarde (refi) van stressor i. Voor stoffen met niet-carcinogene effecten is refi de dosis waar beneden
geen negatieve effecten te verwachten zijn op menselijke gezondheid (zie de toetsingswaarden in
bovenstaande bespreking per polluent).
In Beerse is de hazard index niet voor elk orgaansysteem kleiner dan 1 bij de gemeten concentraties waardoor
een mogelijks gezondheidsprobleem bij blootstelling aan dit mengsel niet uit te sluiten valt.
De hazard index voor renale effecten ligt boven de 1.
Dit geeft aan dat, hoewel er geen gezondheidseffecten verwacht worden bij beoordeling van de individuele
stoffen aan hun respectievelijke gezondheidskundige toetsingswaarde, de gecombineerde blootstelling toch
relevant kan zijn. Vooral de gecombineerde blootstelling door cadmium en lood zou kunnen inwerken op het
renale systeem.
3.1.2 Total Cancer Risk
Het Total Cancer Risk van het mengsel is gebaseerd op het effect-additie principe en wordt berekend als de
som van de extra kankerrisico’s van de verschillende componenten:
𝑇𝑜𝑡𝑎𝑙 𝐶𝑎𝑛𝑐𝑒𝑟 𝑅𝑖𝑠𝑘 = ∑ 𝑅𝑖𝑠𝑘𝑖 = ∑ 𝑑𝑖𝐵𝑖
𝑛
𝑖=1
𝑛
𝑖=1
Waarbij Riski het risico is, di de dosis en Bi een potency parameter (slope factor of unit risk) van de ide
carcinogene stof.
EXTRA KANKERRISICO Nikkel 2,3 x 10-6
Arseen 7,5 x 10-6
Cadmium 10,9 x 10-6
Cr6+ (met toepassing UR van WHO, 2000) 4,32 x 10-6 tot 12,7 x 10-6
RISICO MENGSEL (Total Cancer Risk) 24,9 x 10-6 tot 33,3 x 10-6
Het totale extra kanker risico bij levenslange gecombineerde blootstelling aan in 2014 in Beerse gemeten
concentraties van nikkel, arseen, Cr6+ en cadmium bedraagt 2,5/100.000 tot 3,3/100.000, afhankelijk van het
aandeel van Cr6+. Dit risico is volksgezondheidskundig niet verwaarloosbaar maar niet onaanvaardbaar hoog
volgens internationale gebruik.
15 15/15
AANDACHTSPUNT M.B.T. CADMIUM
Volgens bovenstaande gegevens levert cadmium enerzijds een niet onbelangrijke bijdrage aan het extra
kankerrisico en anderzijds zou cadmium samen met lood renale effecten kunnen veroorzaken.
De meetresultaten van cadmium volgens de VMM meetmethode lagen onder de drempelwaarde en werden
daarom uitbesteed berekend via een methode met een hoge meetonzekerheid van 15,4%, wat de schattingen
onzekerder maakt.
Volksgezondheidskundige conclusie
Gezondheidskundig blijft er in Beerse een verhoogd risico bestaan op renale effecten en longkanker door de
aanwezigheid van zware metalen in de omgevingslucht. Dit verhoogde risico is niet onaanvaardbaar hoog,
maar vooral de concentraties nikkel, arseen, cadmium en chroom zijn gezondheidskundig niet
verwaarloosbaar. Verdere inspanningen om de emissies te doen dalen, zeker voor arseen en cadmium, zijn
vanuit gezondheidskundig standpunt wenselijk.