34
Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas Natuurtoets en 0-situatie monitoring Bart Peters Gijs Kurstjens Eindrapport November 2004

Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas Natuurtoets en 0-situatie monitoring

Bart Peters Gijs Kurstjens Eindrapport November 2004

Page 2: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

Peters, B. & G. Kurstjens, 2004. Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas; Natuurtoets en 0-situatie monitoring. Studie in opdracht van de Maaswerken. Bureau Drift, Berg en Dal. In samenwerking met Kurstjens Ecologisch Adviesbureau, Beek-Ubbergen, VZZ, Arnhem en SOVON, Beek-Ubbergen. Foto omslag: oevers bij de Baend, Well (Bart Peters) Correspondentie: Bureau Drift Nassaulaan 38, 6571 AD Berg en Dal 024 3502727 of [email protected] © Bureau Drift. Alles uit dit rapport mag worden overgenomen mits er op de bovenstaande wijze verwezen wordt naar dit rapport en de auteur(s). © Kaartmateriaal De Maaswerken.

Page 3: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

INHOUD 1 Inleiding........................................................................................... 1

1.1 Achtergrond..................................................................................... 1 1.2 Onderzoekstrajecten ........................................................................ 1 1.3 Aard van de ingreep ........................................................................ 2 1.4 Reden van ecologisch onderzoek .................................................... 3 1.5 Onderzoeksgebieden ....................................................................... 4 1.6 Opzet van het rapport ..................................................................... 4

2 Literatuuronderzoek ........................................................................ 5 2.1 Inleiding........................................................................................... 5 2.2 Methode ........................................................................................... 5 2.3 Flora................................................................................................. 5

2.3.1 Recente literatuur/gegevens: ........................................................... 5 2.3.2 Aangetroffen soorten ...................................................................... 5 2.3.3 Conclusie ......................................................................................... 6

2.4 Zoogdieren ...................................................................................... 6 2.4.1 Recente literatuur/gegevens: ........................................................... 6 2.4.2 Aangetroffen soorten ...................................................................... 6 2.4.3 Conclusie ......................................................................................... 8

2.5 Vogels (broedvogels) ....................................................................... 8 2.5.1 Recente literatuur/ gegevens: .......................................................... 8 2.5.2 Aangetroffen soorten per locatie .................................................... 9 2.5.3 Conclusie ......................................................................................... 9

2.6 Herpetofauna ................................................................................... 9 2.6.1 Recente literatuur/ gegevens ........................................................... 9 2.6.2 Aangetroffen soorten .................................................................... 10 2.6.3 Conclusie ....................................................................................... 10

2.7 Insecten en ongewervelden ........................................................... 10 2.7.1 Recente literatuur/gegevens .......................................................... 10 2.7.2 Aangetroffen beschermde soorten ................................................ 10

2.8 Conclusie ....................................................................................... 10 3 Veldonderzoek............................................................................... 11

3.1 Hogere planten .............................................................................. 11 3.1.1 Methode ......................................................................................... 11 3.1.2 Resultaten ...................................................................................... 11

3.2 Zoogdieren .................................................................................... 15 3.2.1 Methode ......................................................................................... 15 3.2.2 Resultaten ...................................................................................... 15

3.3 Vogels ............................................................................................ 16 3.3.1 Methode ......................................................................................... 16 3.3.2 Resultaten ...................................................................................... 16

3.4 Herpetofauna ................................................................................. 16 3.4.1 Methode ......................................................................................... 16 3.4.2 Resultaten ...................................................................................... 17

3.5 Insecten ......................................................................................... 17 3.5.1 Methode ......................................................................................... 17 3.5.2 Resultaten ...................................................................................... 17

Page 4: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

4 Effecten, mitigatie en compensatie ............................................... 21 4.1 Te verwachten Effecten als gevolg van het project ...................... 21

4.1.1 Flora............................................................................................... 21 4.1.2 Zoogdieren .................................................................................... 22 4.1.3 Broedvogels ................................................................................... 22 4.1.4 Herpetofauna ................................................................................. 22 4.1.5 Insecten ......................................................................................... 23

4.2 Conclusie ....................................................................................... 23 4.3 Mitigatie ......................................................................................... 23 4.4 Compensatie .................................................................................. 23 4.5 Monitoring ..................................................................................... 23

Page 5: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

1

1 INLEIDING

1.1 ACHTERGROND Voor 1970 had de Zandmaas in Noord-Limburg nog over grote trajecten betrekkelijk natuurlijke oevers. Er was nog geen sprake van afwerking met steenzettingen en stortstenen. In plaats daarvan waren overal zandstrandjes, kleine oeverwalafzettingen en lokale erosiewandjes aanwezig. Door het gestuwde karakter van dit Maastraject was ook plaatselijk een gevarieerde moerasbegroeiing met rivierruigtes en Riet aanwezig. Kort na 1970 werden de laatste stukken vrije oever met stortsteen afgewerkt en was de rivier volledig vastgelegd. De achtergrond hiervan was niet zozeer rivierkundig, maar had te maken met belangen van agrariërs die protest aantekende tegen de toegenomen afkalving van stroken landbouwgrond als gevolg van golfslag van de scheepvaart. Rijkswaterstaat heeft in de jaren 60 negatief geadviseerd over het vastleggen van oevers, omdat zij van mening was dat er voor het behoud van de vaargeul of stabiliteit van het zomerbed geen redenen waren, en het daarmee niet binnen haar verantwoordlijkheid viel (Helmer e.a., 1999). Het vastleggen van de oevers van de gestuwde Maas is een belangrijke reden geweest voor de afname van floristische en faunistische waarden in de oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen en Riempjes zijn volkomen verdwenen door het verdwijnen van vrije slik- en zandoevers. Stroomdalplanten op de oeverwallen namen sterk in aantal af (zie bijv. de oude verslagen van Sissingh, 1946) of verdwenen doordat maisakkers en productiegrasland tot dicht aan de rivier konden oprukken en morfologisch actieve oeverwalsituaties verdwenen. Dit heeft direct zijn invloed gehad op de insectenfauna en naar verwachting ook op andere faunagroepen. Voor vogelsoorten als Kleine plevier, Oeverzwaluw en IJsvogel verslechterde de situatie vergelijkbaar en onder water verdween een gevarieerde, ondiepe oeverzone voor vissen en macrofauna. Het gevolg is dat de oevers van de Gestuwde Maas thans tot de meest soortenarme rivieroevers van Nederland behoren. Om de uitgangssituatie voor natuur in de Maasoevers te verbeteren is in het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute het plan opgenomen om op een aantal trajecten de oeverbestortingen te verwijderen. Hierdoor kan spontane erosie weer op gang komen en krijgt de ontwikkeling van zandige rivierstrandjes, morfologisch actieve oeverwallen, lokale steilwandjes en een gevarieerde oeverbegroeiing weer kans. Omdat er nog geen ervaring is met (het herstel) van vrij eroderende oevers (VEO’s) langs de Gestuwde Maas zullen eerst 4 proefprojecten van beperkte schaal worden uitgevoerd.

1.2 ONDERZOEKSTRAJECTEN Bij wijze van proef zal de bestorting op de volgende locaties worden verwijderd (zie figuur 1):

1. 1100 meter oostoever bij Oud-Bergen (hierna “Bergen” genoemd); 2. 400 meter oostoever bij Aijen;

Page 6: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

2

3. 350 meter westoever ten zuiden van Vierlingsbeek (hierna “De Waerd” genoemd);

4. 1400 meter oostoever nabij Well.

Figuur 1 Ligging van de voorgestelde trajecten voor Vrij Eroderende Oevers. Op de meeste locaties is reeds door De Maaswerken een oeverstrook verworven van 30 tot 100 meter breed waarbinnen spontane morfologische ontwikkelingen en een natuurlijker vegetatiebeheer mogelijk zijn.

1.3 AARD VAN DE INGREEP In kader van het project zal een strook van ca. 100 m evenwijdig aan de oeverlijn worden aangekocht en een natuurbestemming krijgen. Vrije erosie zal mogelijk worden door vanaf het water de bestaande stortsteenbekleding en steenzettingen te verwijderen tot 1 m diepte onder de waterlijn. Los van het kappen van struweel in het kader van het reguliere onderhoudsbeheer van de oevers, zal in het kader van dit project geen extra opgaande begroeiing (bomen, bosschages, wilgenstruweel) worden verwijderd. Vanaf het moment dat de beschoeiingen verwijderd zijn zal spontane erosie kunnen plaatsvinden, vooral onder invloed van hoogwater en golfslag van de scheepvaart. Naar verwachting zal deze erosie in een beperkt tempo voortschrijden, gelet op de betrekkelijke erosiebestendigheid van de lemige toplaag van de oever. Van plek tot plek kan dit tempo echter verschillen. Gebaseerd op enkele referentielocaties langs de Zandmaas (zoals bij het veerhuis van Oeffelt, in- en uitstroom van oude Maasarm van Keent), waar nooit oeverbeschoeiing is aangebracht, zal de morfologisch actieve oever mogelijk zo’n 20-25 meter breed worden. Op plekken waar vrij snel bos en struweel opschieten kan deze verbreding minder uitvallen. Zeker is dat de erosie aanvankelijk relatief snel zal voortschrijden, maar nadat zich zandige oevers en strandjes hebben ontwikkeld sterk in snelheid zal afnemen omdat vooral de invloed van golfslag door de scheepvaart niet meer direct op de oeversteilwandjes zal in werken.

Page 7: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

3

Naast het toelaten van erosie zal ook het veranderend beheer invloed hebben op de natuur van de oevertrajecten. Door het verdwijnen van landbouwkundig gebruik zal enerzijds de vorming van kleine zandige oeverwallen (na grote hoogwaters) en een spontanere vegetatieontwikkeling mogelijk worden. Bij Well zal de oeverstrook naar verwachting binnen de begrazingseenheid van het natuurgebied “De Baend” gaan vallen; voor de overige drie trajecten is nog geen besluit over het beheer genomen.

1.4 REDEN VAN ECOLOGISCH ONDERZOEK Er is in 2004 om twee redenen ecologisch onderzoek gedaan: 1. Om te onderzoeken of er door de ingreep schade kan optreden aan beschermde soorten in het kader van de Flora en Fauna Wet en Europese richtlijnen. Vanuit deze invalshoek is met name gekeken naar beschermde soorten en zeldzame soorten (Rode Lijst); 2. Om een 0-situatie voor toekomstige monitoring vast te leggen. Om de effectiviteit van het project te meten zal een meerjarige monitoring plaatsvinden. Ten behoeve hiervan is een uitgebreidere methodiek van inventariseren gehanteerd. Concreet betekent dit dat er voor de meest indicatieve soortgroepen (met name flora en insecten) frequenter is gekeken en dat ook niet enkel beschermde/bedreigde soorten in beeld zijn gebracht (zie methode beschrijving bij de resultaten). Tevens is een kaart van de onderzoeksgebieden opgesteld met de uitgangssituatie van het vegetatiebeeld.

Figuur 2 Ligging van en toponiemen rond de onderzoeksgebieden: 2a Bergen, 2b De Waerd en Aijen, 2c Well.

2c

2b 2a

Page 8: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

4

1.5 ONDERZOEKSGEBIEDEN Onderzoek heeft plaatsgevonden in een ruimere zone rond de oevertrajecten. Dit om bestaande natuurwaarden ook goed in de omgeving en omringende populaties te kunnen plaatsen. De onderzoeksgebieden zijn weergegeven in figuur 2.

1.6 OPZET VAN HET RAPPORT Voorafgaand aan het veldonderzoek is een literatuurstudie verricht om bestaande kennis te verzamelen en gerichter veldwerk te kunnen doen. De resultaten hiervan zijn te vinden in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 zijn de resultaten van het veldonderzoek weergegeven, waarin per soortgroep en gebied ook de methode van onderzoek is weergegeven. Hoofdstuk 4 gaat in op de daadwerkelijk effecten van de ingreep op beschermde en bedreigde soorten en doet zo nodig aanbevelingen voor mitigatie en compensatie.

Page 9: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

5

2 LITERATUURONDERZOEK

2.1 INLEIDING Ter voorbereiding op het veldwerk is op basis van bestaande literatuur- en onderzoeksgegevens een inschatting gemaakt van beschermde- en bedreigde soorten die in de onderzoeksgebieden voor kunnen komen en voor welke groepen extra veldwerk noodzakelijk is. De aandacht gaat hierbij in eerste aanleg uit naar planten- en diersoorten die voorkomen op de bijlagen van de Vogel- en Habitatrichtlijn en opgenomen zijn in de Flora- en Faunawet. Daarnaast is ook gekeken naar bedreigde soorten (Rode Lijst) omdat ze – ondanks het ontbreken van een wettelijk beschermde status - wel tijdens de ontheffingsaanvraag bij het Ministerie van LNV meegewogen worden.

2.2 METHODE Voor dit literatuuronderzoek zijn databanken van gegevensverzamelende instanties, verspreidingsatlassen, onderzoeksrapporten en overige literatuur gebruikt.

2.3 FLORA 2.3.1 Recente literatuur/gegevens: - Databank Provincie Limburg - Databank Natuurhistorisch Genootschap in Limburg (NHGL) - Losse waarnemingen Stichting het Limburgs Landschap (Harry Bussink), Frans Coolen, Bart Peters, Jan-Joost Bakhuizen. 2.3.2 Aangetroffen soorten Van alle locaties is uit bestaande bronnen slechts een incompleet beeld van de flora voor handen. Daarbij komt dat veel data op km-hok-niveau aanwezig zijn (data uit de databank van het Natuurhistorisch Genootschap). Hierdoor is niet op te maken of soorten ook daadwerkelijk binnen het projectgebied voorkomen, of toch daarbuiten. Hieronder staan de bestaande data besproken waarbij is aangegeven of het om Rode Lijst-soorten (RL-KW is bijv. Rode Lijst-Kwetsbaar) of Wettelijk beschermde soorten gaat (WB). Bergen De gegevens uit de databank van de Provincie Limburg stammen uit 1989 en zijn daarmee niet meer actueel. In deze bestanden komt 1 wettelijk beschermde soort voor: Vogelmelk (WB). Deze soort is echter naar verwachting verdwenen. De databank van het NHGL is zeer incompleet voor dit gebied. Er zijn enkele Rode-Lijst soorten in de km-hokken van deze oeverstrook bekend, waarvan de meeste echter niet in de oeverstrook te verwachten zijn. Een beperkte inventarisatie van Jan-Joost Bakhuizen in juni 2003 bracht geen wettelijk beschermde of Rode Lijst-soorten aan het licht.

Page 10: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

6

De Waerd Hiervan zijn in zijn geheel geen bruikbare floragegevens voor handen. Ayen De gegevens uit de databank van de Provincie Limburg stammen uit 1989 en zijn daarmee niet meer actueel. Er zijn toen geen wettelijk beschermde of Rode Lijst-soorten aangetroffen. De databank van het NHGL is zeer incompleet. Andere bronnen zijn niet voor handen. In de km-hokken rond de oeverstroken bij Ayen (2 hokken) zijn twee Beschermde/bedreigde soorten: Kruisbladwalstro (RL-KW) en Rapunzelklokje (Wet. beschermd, RL-KW). Well In 1998 is het traject met aanliggend natuurgebied de Baend in zijn geheel door de Provincie gekarteerd. Er kwamen enkele beschermde en Rode Lijstsoorten voor: Beemdkroon (RL-GE), Dwergviltkruid (RL-GE), Rapunzelklokje (WB, RL-KW), Grasklokje (WB), Kamgras (RL-GE), Goudhaver (RL-GE). Limburgs Landschap heeft in haar databank vooral incidentele waarnemingen opgenomen. In 2000 (G. v/d Brink) werd alleen Grote kaardebol (WB) als aanvullende beschermde soort in het natuurgebied gevonden. In 2002 werd door W. Laarakker Gevlekte orchis (WB, RL-KW) in het gebied aangetroffen. Het is aannemelijk dat deze soort oostelijk van de weg (dus buiten het projectgebied) staat, maar dit moet in veldwerk geverifieerd worden. Overige interessante, provinciale aandachtssoorten zijn Stinkende ballote en Klein vlooienkruid. Gelet op de snelle vegetatieontwikkeling sindsdien (natuurontwikkelingsgebied) zijn deze data mogelijk alweer enigszins verouderd. 2.3.3 Conclusie Vanwege de beperkte beschikbare gegevens, slechte interpretatiemogelijkheden van de bestaande gegevens (Km-hokniveau) en eventuele veroudering van gegevens is extra floristisch veldonderzoek nodig in alle terreinen.

2.4 ZOOGDIEREN 2.4.1 Recente literatuur/gegevens: - Atlas van de Nederlandse Zoogdieren (Broekhuizen et al., 1992) - Atlas van de Nederlandse Vleermuizen (Limpens et al., 1997) - Actuele verspreidingsgegevens burchten en foerageergebied Das (Vereniging Das en Boom) - Zoogdieren in Watersysteemrapportage Maas 1996 (Liefveld et al., 2001) 2.4.2 Aangetroffen soorten Langs het totale traject van de Zandmaas zijn in de periode 1970-1996 in totaal 45 soorten zoogdieren aangetroffen. Een deel van de soorten is echter zeer lokaal en incidenteel waargenomen (bijv. Boommarter, Damhert). Bovendien zitten er soorten bij die niet in het winterbed leven zoals Eekhoorn (Liefveld et al., 2001). In de vier oeverzones komen in potentie naar verwachting maximaal 30-35 zoogdieren voor waaronder ook onbeschermde exoten als Muskusrat, Beverrat, Bruine rat en Amerikaanse nerts. De meeste van deze soorten zijn weliswaar beschermde maar algemeen verspreide soorten in Nederland (o.a. Mol, Haas, Konijn). In dit onderzoek is nader geanalyseerd welke nationaal bedreigde (Rode Lijst) en internationaal beschermde soorten (Habitatrichtlijn) langs de oevers zijn te verwachten. Het gaat daarbij dan om de Waterspitsmuis, alle soorten vleermuizen en de Bever. Daarnaast is ook gekeken naar de Das die weliswaar

Page 11: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

7

niet bedreigd is, maar wel beleidsrelevant. Omdat deze soorten vrij mobiel zijn is niet gekeken per gebied maar naar de status per soort. Waterspitsmuis De waterspitsmuis die in potentie zou kunnen voorkomen, wordt in de zoogdieratlas (Broekhuizen et al., 1992) niet vermeld uit het onderzoeksgebied. Geschikt biotoop (moeras met een vegetatie van elzenbroek, moerasspirea- en rietverbond) is momenteel afwezig in de oeverzones. Van deze soort zijn maar zeer weinig waarnemingen bekend van de Maas (Liefveld et al., 2001) en speciaal onderzoek in het studiegebied wordt als niet zinvol ingeschat. Vleermuizen Recente gegevens van vleermuizen zijn slechts fragmentarisch en moeilijk interpreteerbaar (km-hok) beschikbaar. De bestanden van de VZZ zijn vooral van voor 1991 met incidentele aanvullingen daarna. Bergen Geen gegevens in de databestanden voor handen. Aijen Geen gegevens in de databestanden voor handen. De Waerd Uit de 2 km-hokken rond Aijen zijn in de bestanden van het Natuurhistorische Genootschap (tevens VZZ) 2 soorten bekend: Dwergvleermuis en Laatvlieger. Well Uit de km-hokken van de Baend zijn Laatvlieger en Dwergvleermuis bekend in de databestanden. Bever Langs de Zandmaas zijn sinds 1992 enkele bevers aanwezig die afkomstig zijn van een herintroductie in de Nord-Eifel (Kurstjens & Jansen, 2002). Bovendien loopt vanaf 2001 het project Toekomst voor de Bever in Limburg waarbij naast bescherming en biotoopherstel ook op ca. 10 geschikte locaties in Noord- en Midden-Limburg beverfamilies worden uitgezet (Kurstjens, 2001). In de omgeving van het studiegebied hebben twee beverterritoria (solitaire dieren) gelegen. Tussen 1993 en 2000 leefde een bever bij het Leukermeer (gemeente Bergen). Deze bever foerageerde ook incidenteel aan de overzijde in het mondingsgebied van de Oostrumse Beek bij kasteel Geysteren (rivierkm. 135). In de benedenloop van de Loobeek (aldaar Molenbeek genaamd) bij Vierlingsbeek (gemeente Boxmeer) was tussen 1999 en 2000 eveneens een territorium gevestigd. Recent (eind 2003) heeft zich opnieuw een bever gevestigd in dit fraaie beekdal (monding aan Brabantse oever bij rivierkm. 140,6; km-hok 199/400). Het gaat daarbij waarschijnlijk om een dier dat afkomstig is van de uitzetting op het Gelderns-Niers-kanaal in oktober 2002 dat ca. 16 km stroomopwaarts ligt in het stuwpand Belfeld (figuur 3). Das De Maasvallei in Noordoost-Brabant en Noord-Limburg is een van de drie grote kerngebieden van de Das in Nederland (van Moll, 2002). Op de terrasranden van het winterbed en soms ook in hoge gelegen delen van het winterbed liggen dassenburchten. De verspreiding van dassenburchten op kilometerhok-niveau (situatie 2000) is afkomstig uit Van Moll, 2002 (zie figuur 3).

Page 12: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

8

Om te foerageren maken de dieren graag gebruik van de voedselrijke Maasuiterwaarden. In de vier oeverzones is dat echter alleen het geval bij de locaties De Waerd (Brabant) en Aijen (Limburg). Bij de andere oevers (Well en Bergen) leven de dassen weliswaar in hetzelfde km-hok maar aan de overzijde van de Maas. De Maas wordt doorgaans niet overgezwommen om te foerageren, maar wordt enkel overbrugd tijdens dispersie om nieuwe territoria te vestigen.

Figuur 3 Voorkomen van Das (km-hok-niveau) en Bever rond de projectlocaties 2.4.3 Conclusie Bij het veldonderzoek dient de aandacht uit te gaan naar vleermuizen omdat deze alle zijn beschermd volgens de Habitatrichtlijn. De bestaande gegevens hiervan zijn fragmentarisch en enkel op km-hok-niveau beschikbaar. Het onderzoek zal zich richten op het gebruik van de oeverzones als foerageergebied vanuit aangrenzende verblijfplaatsen in dorpen en bossen. Alle overige waarnemingen van zoogdieren worden ook genoteerd omdat vrijwel alle soorten beschermd zijn.

2.5 VOGELS (BROEDVOGELS) 2.5.1 Recente literatuur/ gegevens: - Broedvogelinventarisatie Noordelijk Maasdal 2000 en 2002 (locaties Well en Aijen zijn daarin vertegenwoordigd). (Kurstjens & van der Weide, 2001; 2003). - Proefvlak De Baend (locatie Well) dat vanaf 1998 jaarlijks wordt geïnventariseerd in het kader van het Natuurmeetnet van de Provincie Limburg - Avifaunakartering Limburg. Deelgebied IV (Kop van Limburg) (van Noorden, 1995) - Vogels in het Land van Cuijk (Hendriks et al., 2001) (locatie De Waerd)

Page 13: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

9

2.5.2 Aangetroffen soorten per locatie Bergen In de Maasuiterwaard tussen Oud-Bergen en Aijen zijn in 1993 territoria aangetroffen van Grasmus (3), de watervogels Meerkoet (3), Waterhoen (1) en Fuut (1) en van akkervogels als Scholekster (1) en Gele Kwikstaart (1). Op grotere afstand van de Maas broeden meer akkervogels waaronder ook Wulp en Veldleeuwerik. Graslandsoorten zoals Graspieper waren afwezig (van Noorden, 1995). Soorten van de Rode Lijst (bijv. Patrijs) zijn in 1993 niet vastgesteld in de oeverzone. De Waerd In de Maasuiterwaard tussen Vierlingsbeek en Maashees zijn in 1992 territoria van de volgende schaarse broedvogels aangetroffen: Torenvalk (1), Kerkuil (1) en Ransuil (1). Weidevogels, Patrijs en Steenuil zijn niet aangetroffen (Hendriks et al., 2001). Aijen De oeverzone is zowel in 2000 als 2002 onderzocht in het kader van broedvogelinventarisatie Noordelijk Maasdal. Daarbij is een selectie van ca. 88 bijzondere soorten onderzocht. In het onderzoeksgebied is in beide jaren geen enkele bijzondere broedvogel aangetroffen. Well Het noordelijk deel van de oeverzone is zowel in 2000 als 2002 onderzocht in het kader van broedvogelinventarisatie Noordelijk Maasdal. Daarbij is een selectie van ca. 88 bijzondere soorten onderzocht. Het zuidelijk deel van de oeverzone behoort tot het natuurontwikkelingsgebied De Baend dat in beheer is bij de Stichting het Limburgs Landschap. Dit vormt een proefvlak van de Provincie Limburg dat vanaf 1998 jaarlijks op broedvogels wordt geteld. Noordelijk deel (vanaf dwarsweg Elsteren) In de oeverzone van het noordelijk deel zijn in 2002 territoria van de volgende soorten aangetroffen: Bosrietzanger (2), Gele Kwikstaart (1), Grasmus (2), Kievit (2), Kleine Karekiet (3), Nijlgans (1) en Spotvogel (1). Zuidelijk deel (vanaf dwarsweg Elsteren) In de oeverzone van het zuidelijk deel zijn in 2002 en 2003 territoria van de volgende soorten aangetroffen: Grasmus (2), Tuinfluiter (2), Bosrietzanger (1) en Fitis (1). 2.5.3 Conclusie Een broedvogelinventarisatie in 2004 is nodig om voor de locaties De Waerd en Bergen over actuele informatie te beschikken. Analoog aan de broedvogelinventarisatie Noordelijk Maasdal wordt voorgesteld om een selectie van 88 bijzondere soorten (BMP-B + extra soorten) te inventariseren volgens de uitgebreide territoriumkartering (3 vroege ochtendrondes, 2 dagrondes + 1 avondronde).

2.6 HERPETOFAUNA 2.6.1 Recente literatuur/ gegevens

• Amfibieën in zoete rijkswateren, resultaten monitoring 2000. Ravon i.s.m. Natuurbalans/ Limes Divergens in opdracht van RIZA.

• Natuurbank Limburg

Page 14: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

10

2.6.2 Aangetroffen soorten Alleen bij de locatie Well liggen potentiële voortplantingswateren in de oeverzone. De beekmonding bij Aijen is daarnaast een geschikt verblijfswater. Alle oevers van de Zandmaas zijn daarnaast in potentie zomerhabitat (landbiotoop) maar doordat op dit traject van de Zandmaas momenteel wateren in het winterbed schaars zijn, ontbreken amfibieën doorgaans in de oeverzones. Reptielen komen overigens in het winterbed van de Maas niet voor (m.u.v. de uitheemse Roodwangschildpad). Langs dit deel van de Zandmaas kunnen in het winterbed vier algemeen voorkomende soorten amfibieën worden verwacht. Bedreigde of internationaal beschermde soorten (Kamsalamander, Poelkikker) zijn niet bekend van dit deel van de Zandmaas (Liefveld et al., 2001). Van het nieuwe natuurgebied De Baend dat in 1995 is ontstaan door het afgraven van klei t.b.v. de aanleg van nieuwe kades rond Noord-Limburgse Maasdorpen zijn geen waarnemingen bekend van amfibieën uit de Natuurbank Limburg. 2.6.3 Conclusie Om een compleet en actueel beeld te krijgen van het voorkomen van amfibieën in de Baend is aanvullend veldwerk nodig met een avondronde in het voorjaar en zomerbezoeken voor de resultaten van evt. voortplanting.

2.7 INSECTEN EN ONGEWERVELDEN Het gaat hierbij om soorten uit de volgende groepen: kevers, libellen, dagvlinders, sprinkhanen, slakken en aquatische ongewervelden (o.a. macrofauna). 2.7.1 Recente literatuur/gegevens - Gegevens Natuurbank Limburg (dagvlinders) - libellenatlas (Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002) - sprinkhanenatlas (Kleukers e.a.., 1997) 2.7.2 Aangetroffen beschermde soorten Volgens de bovenstaande gegevens zijn in de vier oeverzones geen bedreigde en/of beschermde soorten insecten en overige ongewervelden aangetroffen. In potentie zijn de volgende relevante soorten evenwel langs de Maasoevers te verwachten: Rivierrombout (Habitatrichtlijn), Beekrombout, Glassnijder, Bruin blauwtje, Koninginnepage en Gouden sprinkhaan (Rode Lijst).

2.8 CONCLUSIE Omdat uit de literatuur alleen een incompleet beeld bestaat van het voorkomen van insecten in de oeverzones is aanvullend veldonderzoek van belang. Langs de vier pilotprojecten van Vrije Eroderende Oevers zullen echter alle dagvlinders, libellen en sprinkhanen worden onderzocht (voorkomen, dichtheden) om een complete 0-situatie voor meerjarige monitoring te verkrijgen. Dit betekent dat hier 5 maandelijkse veldbezoeken in de periode mei-september noodzakelijk zijn.

Page 15: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

11

3 VELDONDERZOEK

3.1 HOGERE PLANTEN 3.1.1 Methode Alle onderzoeksgebiedjes zijn onderzocht op planten. In verband met het gebruik van de data als 0-meting voor toekomstige monitoring is dit gedaan op maar liefst 5 dagen verspreid over het seizoen (met name vanwege de gelijktijdige insecteninventarisatie) (tabel 1). Alle soorten zijn genoteerd en van abundantiecode in Tansley voorzien (digitaal bijgeleverd). Van alle beschermde en bedreigde soorten zijn de coördinaten ingemeten met GPS (ca. 5 m nauwkeurigheid). De resultaten zijn in GIS verwerkt tot stippenkaarten (zie bijlage 1). Ook zijn kaarten met het algemene vegetatiebeeld gemaakt. Voor de inventarisatie van Well is dit onderzoeksgebied in drie delen opgesplitst. Dit heeft te maken met het verschillende karakter van de uitgangssituatie op de drie deeltrajecten in de oever. Dit kan van belang zijn voor toekomstige monitoring. Het gaat hierbij om: 1. de hoge grazige oever van het natuurgebied (geel en lichtgroen in figuur 4c), 2. de voedselrijke distelruigte (oranje in figuur 4c); 3. de oever langs de maïsakker en het productiegrasland (bruin en donkergroen in figuur 4c). Voor deze drie oevertrajecten zijn digitaal de complete soortenlijsten met abundantie meegeleverd. Tabel 1 Data waarop inventarisatieronden voor flora en insectenfauna zijn uitgevoerd. Gebied 1e ronde 2e ronde 3e ronde 4e ronde 5e ronde Bergen 5 mei 23 juni 21 juli 24 aug 11 sept Aijen 20 mei 23 juni 21 juli 24 aug 11 sept De Waerd 20 mei 23 juni 21 juli 24 aug 11 sept Well 28 mei 6 juli 23 juli 24 aug 11 sept

3.1.2 Resultaten Algemeen vegetatiebeeld In figuur 4 zijn ecotopenkaarten van de verschillende onderzoeksgebieden weergegeven. Hieruit blijkt het algemene vegetatiebeeld van de oeverstroken. Bergen De locatie Bergen bestaat vooral uit akkergronden. De sterk bemeste gronden lopen bijna tot tegen de Maas aan en er is weinig ruimte voor een gevarieerde oeverontwikkeling. Slechts een smal strookje bestaat dan ook uit een voedselrijke ruigte met hier en daar wat wilgenstruweel. De oever is grotendeels met zwaar breuksteen afgewerkt. Parallel aan de weg naar de veerstoep (net buiten het onderzoeksgebied) bevindt zich een

Page 16: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

12

kwelwaterrijke sloot met enige indicatieve oever- en waterplanten (Bosbies, Sterrenkroos spec. en Smalle waterpest). Aijen De locatie Aijen bestaat vooral uit intensief productiegrasland. Dit werd in mei/juni gemaaid, in de nazomer beweid. Aan de noordzijde is de oeverstrook nog begroeid met een redelijk opgeschoten essen-schietwilgenbosje. Meer naar het zuiden wordt ook de oever intensief begraasd en bemest; de vegetatie is hier veel lager. De oever is deels met breuksteen deels met zwaar grind afgewerkt. Tussen de twee weidepercelen ligt de afvoer van de Aijense Beek. Deze heeft ondanks de aanvoer van ijzerrijk kwelwater een voedselrijk karakter, met soorten als Liesgras, Bosbies en Grote egelskop. Bij schoning van de beek werd het maaisel in 2004 gewoon op de oevers gegooid, wat doorgaans verruiging met brandnetel (nu al volop aanwezig) in de hand werkt. Langs het aanrijpad verder van de Maas staat nog een fraai ontwikkelde haag.

De Waerd Het ingrepengebied van De Waerd bestaat enkel uit maïsakker. Noordelijk gaat dit wel over in soortenarm, recent ingezaaid grasland. De oeverruigte met hier en daar wilgenstruweel is zeer smal. De oever is grotendeels met zwaar breuksteen afgewerkt. In het voorjaar is een groot deel van de strook bespoten met herbiciden, waardoor vegetatieontwikkeling achterbleef gedurende het seizoen. Well De locatie Well kent een gevarieerder vegetatiebeeld. Zuidelijk ligt het natuurgebied van de Baend tot aan de Maas. De oevers worden extensief begraasd met paarden. Een groot deel van de eerste 30 meter oever bestaat uit een mozaïek van grasland, stekelstruweel en lage ruigte. De oevers bestaand uit steenbestorting. Hierachter ligt een wilgenbos dat spontaan in kleiputten is opkomen waar in 1995 klei voor de kades rond Well werd gewonnen. Er liggen ook enkele beschaduwde wateren in. Meer naar het noorden ligt een perceel met voedselrijke ruigte (voormalig weiland) dat onderdeel uitmaakt van het natuurgebied. Nog verder noordelijk gaat het gebied over in een grote maïsakker en uiteindelijk een intensief benut productiegrasland. Omdat hier geen begrazing op de oevers plaats vindt is de oeverruigte langs de maïsakker weelderiger van karakter. De Wandse Graaf aan de noordkant van het ingrepengebied is volledig

Oever bij Aijen

Page 17: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

13

drooggevallen, ook tijdens nattere perioden, omdat het water nu achterblijft in het natuurgebied van de Baend aan de oostkant van de landweg. Beschermde en bedreigde soorten In tabel 2 zijn bedreigde en beschermde soorten uit de verschillende gebieden weergegeven. Stippenkaarten zijn opgenomen in bijlage 1. Een complete soortenlijst van de gebieden met abundantie is digitaal meegeleverd. Tabel 2 In het onderzoeksgebieden voorkomende beschermde en bedreigde plantensoorten.

Gebied Soort (NL naam) Soort (wet. naam) voorkomen FF-Wet Status Rode Lijst

Bergen Kruisbladwalstro Cruciata laevipes 1 ex oever Kwetsbaar Grote Kaardebol Dipsacus fullonum 1 ex in akkerrand x Aijen Vogelmelk Ornithogalum umbellatum 1 ex rand grasland-oever x De Waerd Geen beschermde of bedreigde soorten Well Kruisbladwalstro Cruciata laevipes 10-50 ex struweelgrasland

natuurgebied Kwetsbaar

Rode ogentroost Odontites vernus ssp. serotinus 3 ex Gevoelig Grote Kaardebol Dipsacus fullonum 4 ex op oever, 3 in

natuurgebied bij ingang x

Brede wespenorchis Epipactus helleborine 3 ex x

Bergen In Bergen is slechts één Rode-Lijst soort aangetroffen. Het ging om 1 ex van Kruisbladwalstro tussen breuksteen op de oever. Kruisbladwalstro is relatief algemeen langs de Noord-Limburgse Maas. Daarnaast werd in een akkerrand nog een exemplaar van Grote kaardebol gevonden. Aijen In Aijen komt één wettelijk beschermde soort voor, Vogelmelk. Hiervan stond slechts één exemplaar op de overgang van het intensieve grasland naar de oeverzone. Van het intensieve grasland is een representatieve opname gemaakt die digitaal meegeleverd is. Dit geldt ook voor de complete soortenlijst met abundantie van de oeverstrook en de oevers van de Aijense Beek. De Waerd In het onderzoeksgebied van De Waerd komen geen beschermde of bedreigde soorten voor. Well In het grazige struweelgrasland binnen het natuurgebied van de onderzoekslocatie Well (geel in figuur 4c) komen vele tientallen exemplaren Kruisbladwalstro voor. Het staat vooral in een zone zo’n 20 meter van directe de oever. Kruisbladwalstro is relatief algemeen langs de Noord-Limburgse Maas. Vlak aan de oever zijn in dit deel enkele exemplaren van Rode ogentroost gevonden. In de ondergroei van een wilgenbosje langs de oever groeide enkele exemplaren van de algemeen voorkomende maar beschermde Brede wespenorchis. Nabij de klappoort van het natuurgebiedje en op één plek aan de oever staan enkele exemplaren van Grote kaardebol. Deze soort is, hoewel wettelijk beschermd, landelijk algemeen en ook langs de Maas een frequente verschijning. In het gedeelte buiten het begrazingsterrein staan geen beschermde of bedreigde soorten.

Page 18: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

14

Figuur 4 vegetatiebeeld van de onderzoeksgebieden: 4a Bergen, 4b Aijen en De Waerd, 4c Well.

4b

4

4

Page 19: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

15

3.2 ZOOGDIEREN

3.2.1 Methode Vleermuizen De onderzoeksgebieden zijn in 2004 door de Vereniging van Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ) onderzocht op het voorkomen van vleermuizen. Hierbij is gedurende 2 of 3 avonden/nachten met batdetector geïnventariseerd. Op enkele punten is ook gecontroleerd op vliegroutes van en naar (onbekende) kolonies. Tabel 3 Bezoekdata met weersgesteldheid vleermuizenïnventrisatie. Bezoekdatum Temperatuur Wind Neerslag 17-6/18-6 2004 17 oC

W 4B na regenbui

6 -8 2004 24-22 oC NW 3B - 3 -9 2004 20-15 oC

W 2-3B later nevel

Overige zoogdieren Tijdens de veldbezoeken is gericht gekeken naar sporen (holen, uitwerpselen, pootafdrukken, graafactiviteit etc.) en fysieke aanwezigheid van zoogdieren. 3.2.2 Resultaten Vleermuizen Stippenkaarten met het voorkomen van jagende vleermuizen en vliegroutes zijn opgenomen in bijlage 2. In alle gebieden behalve Aijen jaagt Gewone dwergvleermuis vrij regelmatig voor langs de Maasoever. Bij Well gebruikt deze soort de bomenrij/haag langs het weggetje als vliegroute. Bij de Waerd is ook Meervleermuis aangetoond, jagend boven de rivier. Andere soorten komen niet foeragerend binnen de onderzoeksgebieden voor. Net daarbuiten zijn wel Laatvlieger (oostelijk deel natuurgebied De Baend; rond het dorp Oud-Bergen), Ruige dwergvleermuis (De Waerd) en opvallend, een Grootoorvleermuis noordelijk van Aijen. In De Waerd gebruiken Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis de singels ten oosten van het onderzoeksgebied waarschijnlijk als vliegroutes. Rosse vleermuis is wel in alle gebieden in kleine aantallen waargenomen maar alleen op route (niet jagend). Overige zoogdieren In het gebied zijn weinig sporen van zoogdieren aangetroffen. Aangetroffen soorten zijn ondergebracht in bijlage 3. Interessant is echter de vondst van vraatsporen van Bever aan wilgen en elzen bij Bergen. Het gaat waarschijnlijk om de Bever die zich aan de overzijde van de Maas in het mondingsgebied van de Molenbeek heeft gevestigd (zie hoofdstuk 2). Op verschillende plekken konden sporen van Mol en Veldmuis aangetroffen worden. In het struweelgrasland bij Well werden tweemaal Konijn en éénmaal een Haas gesignaleerd. Bij Aijen werd een hol van Muskusrat in de oever aangetroffen, naast éénmaal een zichtwaarneming van Haas en Konijn. Van de Das werden geen sporen gevonden.

Page 20: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

16

3.3 VOGELS 3.3.1 Methode Alle gebieden zijn geïnventariseerd op broedvogels volgens de uitgebreide territoriumkartering. Gelet op reeds beschikbare informatie (zie hoofdstuk 2) hoefde alleen de locaties Bergen en De Waerd geïnventariseerd te worden in 2004 (veldwerk uitgevoerd door Fred Hustings, SOVON). Het gedeelte van Well dat binnen de Baend valt is door de Provincie Limburg ook in 2004 geïnventariseerd en meegenomen in onderstaand overzicht. Voor Aijen en Well-noord zijn actuele gegevens uit 2002 voor handen uit de het project “Broedvogelkartering Noordelijk Maasdal” van SOVON. Er is met name gelet op het voorkomen van 88 meer bijzondere soorten zoals die ook in de broedvogelkartering van het Noordelijk Maasdal worden gehanteerd, met special aandacht voor soorten van de Rode-Lijst en de Provinciale aandachtsoortenlijst (als Patrijs en Geelgors). Tabel 4 Aantal territoria van BMP-B+ vogelsoorten in de onderzoeksgebieden

Soort Bergen (2004)

Aijen (2002)

De Waerd (2004)

Well-zuid (2004)

Well-noord (2002)

Bosrietzanger 4 1 7 2 Braamsluiper 1 Fuut 1 1 1 Gele kwikstaart 2 1 1 Grasmus 4 4 2 2 Grauwe gans 1? Kievit 1 2 Kleine karekiet 2 1 1 3 Kneu 2 Meerkoet 6 2 3 Nachtegaal 3 Nijlgans 1 1 1 Putter 1 Spotvogel 1 2 1 1 Tuinfluiter 1 1 3 Wilde eend 2 (3?) 1

3.3.2 Resultaten In alle onderzoeksgebieden zijn geen territoria van bedreigde broedvogels aangetroffen. In de directe oevers bevinden zich met name soorten als Meerkoet, Kleine karekiet, Bosrietzanger en een enkele Grasmus en Wilde eend. Bijzonder is het voorkomen van 3 paar Nachtegaal in de Baend. Deze soort is zeldzaam in het Maasdal en heeft zich sinds dit jaar voor het eerst gevestigd in het jonge wilgenbos rond de voormalige kleiputten. Opvallend is dat in het gebied bij Aijen geen (!) bijzondere broedvogels zijn aangetroffen.

3.4 HERPETOFAUNA 3.4.1 Methode Alleen in het gebied bij Well (kleiputten van De Baend) zijn geschikte voorplantingswateren voor amfibieën voorhanden. Op 22 april is een apart avondbezoek (goede natte maar zachte avond) gebracht aan het gebied voor de vroege soorten (o.a. Bruine kikker, Gewone pad, Kleine watersalamander) waarbij met zaklamp en schepnet naar amfibieën is gezocht. Daarnaast is tijdens de bezoeken vanaf mei gezocht naar voortplantingstekenen van deze en andere soorten.

Page 21: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

17

3.4.2 Resultaten In de wateren van de Baend werd voortplanting geconstateerd van Kleine watersalamander (2 ex. baltsend) en Groene kikkercomplex (2 roepende ♂♂, later in seizoen ook juvenielen en subadulten). De poelen zijn erg overgroeid met dicht wilgenbos en lijken minder geschikt voor eiafzet. Dit verklaard wellicht ook het lage aantal dieren. Daarnaast is er een adulte Bruine kikker en Gewone pad gezien tijdens de nachtelijke voorjaarsronde, maar er zijn geen aanwijzingen gevonden voor voortplanting (eiklompen of eisnoeren). Bij Bergen en Well werden “overzomerende” Groene- en Bruine kikkers aangetroffen op de oever van de Maas. Bij Aijen werden enkele Middelste groene kikkers langs de uitstroom van de Aijense beek gezien.

3.5 INSECTEN 3.5.1 Methode Van de insectenfauna zijn alle soorten dagvlinders, libellen en sprinkhanen geïnventariseerd. Dit is gedaan gedurende 5 dagen verspreid over het seizoen (zie tabel 1). Er is steeds bij goed weer (zonnig, boven 20°C) geïnventariseerd. Tijdens alle vijf bezoeken zijn de oeverstroken eerst onderlangs afgelopen en tijdens de terugweg ook bovenlangs hoger op de oever (m.u.v. hoog begroeide maisakkers). Zoals in § 3.1.1 aangegeven is het transect op de oever van Well in drie delen opgesplitst vanwege het verschillende karakter van de uitgangssituatie. 3.5.2 Resultaten Aangetroffen soorten zijn ondergebracht in tabel 5 t/m 7. Er werden geen wettelijk beschermde soorten aangetroffen. Uitgebreidere insectendata zijn opgenomen in bijgeleverde digitale bestanden. Libellen Interessantste vondsten zijn die van Kanaaljuffer bij Aijen en Bruine glazenmaker bij Well. Onduidelijk is waar voorplanting van deze soorten in de nabije omgeving plaatsvindt. Aardig is ook het voorkomen van Blauwe breedscheenjuffer in de kwelsloot nabij de veerstoep van Bergen net buiten het onderzoeksgebied. Dagvlinders De dagvlinderfauna volgt het landelijke beeld in de meeste agrarische gebieden. Er komen alleen nog weinig kritische soorten voor en de aantallen zijn vaak laag. Alleen het natuurlijk begraasde grasland bij Well steekt er wat bovenuit. Op relatief kleine oppervlakte komen hier relatief vrij veel soorten voor met indicatieve graslandsoorten als Icarusblauwtje, Zwartsprietdikkopje, Oranje en Bruin zandoogje. Sprinkhanen Ook voor sprinkhanen beperkt het zich tot algemene soorten. Aardig is de vondst van Greppelsprinkhaan langs een ruige haag bij Aijen, een locatie die vooralsnog niet bekend is van het Noordelijk Maasdal. Vanwege het feit dat er slechts één exemplaar zat moet aangenomen worden dat het hier om een langvleugelig exemplaar (macroptere) van Greppelsprinkhaan ging die op drift is geraakt vanuit populaties in de buurt (Maasduinen). Er was duidelijk geen sprake van een populatie. Opnieuw springt het begraasde struweelgrasland van Well er uit in termen van dichtheid van soorten.

Page 22: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

18

Tabel 5 Voorkomen van libellen in de onderzoeksgebieden. Aantalsindex Voortplanting

* = 1-2 t = tandem

** = 3-9 e = ei-afzet

*** = 10-49 v = vers uitgeslopen

**** = 50-100 l = larve-huidje (exuviae)

***** = > 100

Well Soort Bergen Aijen De Waerd 1 2 3

Lantaarntje * * Weidebeekjuffer * * * Kanaaljuffer * Vuurjuffer **, t Azuurwaterjuffer * Gewone oeverlibel **, t * * * Paardenbijter * * Platbuik * Bruine glazenmaker * Bruinrode heidelibel * * * Bloedrode heidelibel Totaal aantal soorten

5

6

1

*

7

Tabel 6 Voorkomen van dagvlinders in de onderzoeksgebieden. Aantalsindex

* = 1-2

** = 3-9

*** = 10-49

**** = 50-100

***** = > 100

Well Soort Bergen Aijen De Waerd 1 2 3

Klein koolwitje ** * * ** *** ** Klein geaderd witje * * * Groot koolwitje * * * Atalanta * * * Icarusblauwtje * Bont zandoogje * Oranje zandoogje ** * Bruin zandoogje * * Zwartsprietdikkopje Totaal aantal soorten

5

4

1

** 8

Page 23: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

19

Tabel 7 Voorkomen van sprinkhanen en krekels in de onderzoeksgebieden.

Well Soort Bergen Aijen De Waerd

1 2 3 Krasser ** *** * **** * Ratelaar ** ** **** Bruine sprinkhaan ** **** Rietsprinkhaan * *** Greppelsprinkhaan * Grote groene sabelsprinkhaan Totaal aantal soorten

4

* 4

* 2

* 5

Overige soorten Bijzonder is de vondst van vier exemplaren van het Klein Vliegend Hert (Dorcus parallelipipedus) onder dood hout langs de randen van het zachthoutooibos in Well. De larven van deze bijzondere kever leven onder meer in vermolmde oude essen, waarvan er in het terrein (o.a. langs de Maas) diverse exemplaren groeien.

Aantalsindex

* = 1-2

** = 3-9

*** = 10-49

**** = 50-100

***** = > 100

Page 24: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

20

Page 25: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

21

4 EFFECTEN, MITIGATIE EN COMPENSATIE

4.1 TE VERWACHTEN EFFECTEN ALS GEVOLG VAN HET PROJECT Op grond van het literatuuronderzoek en de aanvullende veldstudie is een duidelijk beeld ontstaan van de actuele natuurwaarden in het onderzoeksgebied. Per beschermde soort/soortgroep wordt de te verwachten effecten op een rij gezet. 4.1.1 Flora Directe schade door weghalen van bestortingen Er zijn geen wettelijk beschermde soorten die zo dicht aan de oever staan dat ze direct verdwijnen door het weghalen van bestortingen. Van de bedreigde soorten staat alleen Kruisbladwalstro bij Bergen zo dicht aan de oever dat hij verdwijnt. Het is echter een soort die zal profiteren van het herstel van kleinschalige oeverwalafzettingen en een natuurlijker beheer op de oevers. Kruisbladwalstro kan zich eenvoudig opnieuw vestigen omdat hij nog veel langs de Maas voorkomt. Bij Well heeft hij zich ook in de laatste jaren (sinds introductie van natuurlijke begrazing) sterk uitgebreid. Effecten op termijn Enkele soorten kunnen in theorie door voortschrijdende erosie op wat langere termijn verspoelen. Het gaat daarbij om Rode ogentroost (3 ex), Vogelmelk (1 polletje, Aijen) en Brede wespenorchis (3 ex Well). Rode ogentroost is een soort die uitgerekend sterk zal kunnen profiteren van de realisatie van natuurlijkere oevers. De soort is een pionier van lemige gronden die juist nu weinig kans meer heeft langs de Gestuwde Maas. De relatief open bodemsituaties die vanaf de start van het project zullen ontstaan bieden de mogelijkheid voor deze soort zich uit te breiden en op meer plaatsen weer voet aan de grond te krijgen. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor Grote kaardebol in het gebied. Brede wespenorchis is een algemene soort die typisch is voor ooibossen, voedselrijke ruigtes en aangeplante populierenbosjes. Hij staat bij Well met enkele exemplaren in een wilgenbosschage nabij de maasoever. Tegen de tijd dat erosie van de huidige standplek dreigt kan de soort zich eenvoudig op andere delen van de oever hebben verspreid. Hij komt nog regelmatig in de directe omgeving (o.a. natuurgebied De Baend) voor. Ook Vogelmelk is een beschermde maar relatief algemene soort die wat verder van de rivier staat, maar op lange termijn zou kunnen verspoelen. Tot die tijd krijgt Vogelmelk echter een verbeterde kans zich spontaan uit te breiden. Van Vogelmelk staat slechts één enkel polletje bij Bergen. Het staat hier bij de gratie van een weipaal aan de rand van het intensieve grasland. Er is een gerede kans dat de soort onder het huidige beheer helemaal verdwijnt. Daarnaast is verspoeling van knolletjes van Vogelmelk een natuurlijke manier van spontane verspreiding van de soort. Gelet op deze context worden eventuele negatieve effecten op beschermde en bedreigde flora niet als een zwaarwegend of compensatiewaardig effect gezien.

Page 26: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

22

Daarnaast wordt verwacht dat veel (stroomdal)planten zich door uitvoering van het project weer nieuw zullen kunnen vestigen. Juist de terugkeer van morfologisch actieve oevers en oeverwallen is hiervoor in andere onderzoeken een belangrijke voorwaarde gebleken (Peters e.a., 2000; Peters, e.a. 2003). Echter ook de verandering van het beheer op de oevers is in dit kader van belang. 4.1.2 Zoogdieren Vleermuizen De oeverzone van de Maas wordt vooral als foerageergebied gebruikt door Gewone Dwergvleermuis. In de omgeving foerageren ook enkele andere soorten vleermuizen. Alle soorten zijn wettelijk beschermd en staan in bijlage 4 van de habitatrichtlijn. Op deze faunagroep worden zonder uitzondering enkel positieve effecten verwacht. De opgaande begroeiing langs de Maas blijft met het weghalen van de beschoeiingen grotendeels intact. Daarnaast zal de voedselsituatie van de oevertrajecten kunnen verbeteren door verandering van het beheer (meer ruigtes, beter biotoop voor insecten). Ook krijgt de spontane opslag van bomen en andere landschapselementen op de vrije oevers meer kans. Er ontstaat een grotere diversiteit in het landschap en meer variatie in oeverbegroeiing. Overige zoogdieren Door vergroting van het areaal zandstrandjes en open situaties treedt verlies aan landbiotoop voor zoogdieren op. Hierbij moet vooral gedacht worden aan een vermindering voor kleine zoogdieren, die zich in ruigtes ophouden (Veldmuis, spitsmuizen, Egel, Haas). Door verandering van het beheer zal de hoeveelheid ruig en gevarieerd biotoop echter sterk toenemen. Daarnaast ontstaat een veel gevarieerder vegetatiebeeld met ruimte voor beschutting en betere mogelijkheden voor het graven van holen in bijvoorbeeld steilwandjes en oeverwalafzettingen. Voor Bever die in toenemende mate langs de Maas voorkomt zijn vrij eroderende oevers uitermate belangrijk om weer geschikt biotoop (ooibos en steiloevers om holen in te graven) langs de Gestuwde Maas te verkrijgen. Voor Das is geen sprake van significant verlies van potentieel foerageergebied, omdat de terreinen momenteel al weinig geschikt zijn (maïsakker, hoog opgaande ruigte) of omdat de soort niet voorkomt. Per saldo is dan ook geen sprake van significant negatieve effecten op voorkomende zoogdieren; voor een aantal soorten is sprake van duidelijk positieve effecten. 4.1.3 Broedvogels In de oeverruigte zijn territoria gevestigd van enkele algemene soorten van de Maasoevers (Grasmus, Bosrietzanger, Kleine karekiet). Naar verwachting keren deze soorten, soms in hogere aantallen, terug na uitvoering van de werkzaamheden. 4.1.4 Herpetofauna De bospoelen in de voormalige kleiputten bij Well aan de westkant van de weg zijn thans in beperkte mate van belang als voortplantingsplaats voor Kleine watersalamander en (Middelste) Groene kikker. Vanwege de sterke overschaduwing is sprake van suboptimaal biotoop. Veel grotere aantallen van deze soorten worden aangetroffen in het deel van het natuurgebied te oosten van het weggetje waar de wateren een open en met waterplanten begroeid karakter hebben. Wanneer de vrije erosie meer dan 30 meter zou voortschrijden zou de (kunstmatige) oeverwal tussen de Maas en de poelen verdwijnen. Het is thans moeilijk in te schatten of dit daadwerkelijk negatief zou kunnen zijn voor de

Page 27: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

23

aangetroffen amfibieënsoorten. Een dusdanige erosie wordt echter niet verwacht, zeker niet op korte termijn. Daarbij komt dat de poelen over enkele hoogwaters opgezand/opgeslibd zullen zijn vanwege de specifieke ligging net achter de oeverwal. Ze zullen dus binnen afzienbare tijd vanzelf verdwijnen. De vrije erosie zal ook positieve effecten op amfibieën kunnen hebben door het ontstaan van poelen, baaitjes en hoogwaterkolkjes aan de Maas zelf. Gelet op de aard van de ingreep en de beperkte aanwezigheid en algemeenheid van amfibieën worden eventuele negatieve effecten dan ook als verwaarloosbaar beoordeeld. 4.1.5 Insecten Op de insectenfauna worden geen negatieve effecten verwacht. De huidige oevers zijn zeer arm aan indicatieve vlinders, libellen en sprinkhanen en er komen geen beschermde soorten voor. Juist voor deze groepen lijkt uitvoering van het project Vrij Eroderende Oevers van belang. Er ontstaat een gevarieerdere oeverbegroeiing met meer ruimte voor de vestiging van belangrijke waardplanten voor vlinders en structuurrijke zoomvegetaties. Dit is mede afhankelijk overigens van het beheer dat zal plaatsvinden. Het grotere areaal aan permanente en tijdelijke wateren dat in de oeverzone zal kunnen ontstaan is positief voor libellensoorten als Blauwe breedscheenjuffer en Weidebeekjuffer. Sprinkhanen profiteren van de terugkeer van ruigtes en natuurlijk grasland (mede afhankelijk van het beheer). Op de eroderende oevers zullen pioniersoorten als Gewoon doorntje, Oranje luzernevlinder en verschillende loopkeversoorten nieuw biotoop vinden.

4.2 CONCLUSIE Er wordt geen significante schade van het project Vrij Eroderende Oevers op bestaande natuurwaarden verwacht. Het project wordt van belang geacht om karakteristieke rivieroeversoorten langs de Gestuwde Maas weer een kans te geven.

4.3 MITIGATIE Schade aan broedvogels dient voorkomen te worden door het project buiten het broedseizoen (april tot half juli) uit te voeren.

4.4 COMPENSATIE Omdat geen werkelijk negatieve effecten op bestaande natuurwaarden worden verwacht is compensatie niet nodig.

4.5 MONITORING Om de effectiviteit van het project Vrij Eroderende Oevers te controleren wordt geadviseerd meerjarig te monitoren. Gedacht wordt hierbij aan een jaarlijkse inventarisatie in de eerste 3 jaar, gevolgd door een meting elke 3 jaar in de periode daarna. Na een krachtig hoogwater (> 2500 m3 bij Borgharen) zou echter in alle gevallen het seizoen erna moeten worden gekeken. Van belang is ook om volgens de hier gebruikte methode (5 velddagen verspreid over het seizoen) te blijven kijken, om zo een eenvormige methodiek te blijven hanteren en een compleet beeld te krijgen. Hierbij kan vooral ook de geomorfologie gelijktijdig met de ecologie in kaart worden gebracht (eenvoudige methodiek met bijv. piketten en GPS).

Page 28: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

24

Page 29: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

25

LITERATUUR Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen, 1992. Atlas van de Nederlandse Zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. Dijk, A.J van. 1996. Broedvogels inventariseren in proefvlakken (handleiding Broedvogel Monitoring Project). SOVON, Beek-Ubbergen. Dijkstra, V. 2003. Monitoring van de bever in Limburg 2002/2003. Eerste tussenrapport. Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ) in opdracht van Provincie Limburg en Stichting Ark in samenwerking met het Beveroverleg Limburg. Helmer, W., W. Overmars & A. van Winden, 1999. Toekomst voor een Zandrivier. Een visie op het Maasdal van Maasbracht tot Mook. Hoofdrapport. Bureau Stroming b.v., Laag-Keppel. Hendriks, R., M. Hornman, R. Pahlplatz & M. van der Weide. 2001. Vogels in het Land van Cuijk. Vogelwerkgroep Rijk van Nijmegen e.o., Nijmegen. Kleukers, R.M.J.C., E.J. van Nieukerken, B. Ode, L.P.M. Willemse & W.K.R.E. van Wingerden. 1997. De sprinkhanen en krekels van Nederland (Orthoptera). Nederlandse Fauna 1. Nationaal Natuurhistorisch Museum, KNNV Uitgeverij & EIS-Nederland, Leiden. Kurstjens, G. 2001. Toekomst voor de Bever in Limburg. Deel 2. Locatiestudies en bescherming. Studie in opdracht van de Provincie Limburg. Kurstjens, ecologisch adviesbureau, Beek-Ubbergen. Kurstjens, G. & W. Jansen. 2002. Tien jaar bevers in Limburg. Zoogdier 13 (3): 11-15. Kurstjens, G. & M.J.T. van der Weide. 2001. Broedvogelinventarisatie Noordelijk Maasdal 2000. SOVON-informatierapport 2001/02. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Kurstjens, G. & W. Jansen. 2002. Tien jaar bevers in Limburg. Zoogdier 13 (3): 11-15. Kurstjens, G. & M.J.T. van der Weide. 2003. Broedvogelinventarisatie Noordelijk Maasdal 2002. SOVON-informatierapport 2003/02. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Liefveld, W.M., K. Van Looy & K.H. Prins. 2001. Biologische monitoring zoete rijkswateren: watersysteemrapportage Maas 1996. RIZA rapport 2000.056. Limpens, H.J.G.A., K. Mostert & W. Bongers. 1997. Atlas van Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie. KNNV Uitgeverij, Utrecht.

Page 30: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

26

Meijden, R. van der, B. Odé, C.L.G. Groen, J.-P.M. Witte & D. Bal. 2000. Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Gorteria 26 (4): 85-208. Moll, G.C.M. van. 2002. Verspreiding van de Das in Nederland. 1995-2000. Expertisecentrum LNV, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Wageningen. Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie. 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). De Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Peters, B., K. van Looy & G. Kurstjens, 2000. Pioniervegetaties langs grindrivieren: De Allier en de Grensmaas. Natuurhistorisch Maandblad 89: 123-136. Peters, B., G. Kurstjens & T. Teunissen, 2004. De Flora van de Gelderse Poort; een inventarisatie en aanzet tot toekomstige monitoring. Flora en Faunawerkgroep Gelderse Poort, m.m.v. de Provincie Gelderland, VROM, Stichting Ark en Staatsbosbeheer. Sissingh, 1946. Landschappelijke en floristische beschrijving van kaartbladen en gebieden in Limburg van de Provinciale Planologische Dienst in Limburg. Archieven Provincie Limburg, Maastricht. SOVON, 1996. Handleiding Broedvogel Monitoring Project; Broedvogels inventariseren in proefvlakken. SOVON, Beek-Ubbergen.

Page 31: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

27

BIJLAGEN Bijlage 1 Verspreidingskaartjes beschermde en bedreigde plantensoorten. Locatie Well.

Locatie Bergen

Page 32: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

28

Locatie Aijen

Page 33: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

29

Bijlage 2 Stippenkaarten vleermuizen

Page 34: Vrij Eroderende Oevers langs de Noord-Limburgse Zandmaas · 2006. 11. 22. · oeverzones van de Noord-Limburgse Maas. Karakteristieke rivierpioniers als Klein vlooienkruid, Slijkgroen

30

Bijlage 3 Aangetroffen fauna in het onderzoeksgebied gedurende veldwerk 2004

Locatie/terrein Soort NL X Y Presentie Status Datum Waarnemer/ bron

Locatie/terrein

Bergen Bruinrode heidelibel 1-2 11-9-2004 PC oevertalud Gewone oeverlibel enkele ex 11-09-

04/24-08-04 PC oevertalud

Lantaarntje 1-2 24-8-2004 PC oevertalud Klein geaderd witje 199706 364356 1 ex 18/05/04 BP oevertalud Breedscheenjuffer 199753 364395 4 ex 18/06/04 BP kwelsloot veerstoep Weidebeekjuffer 199750 364400 1 ex 18/06/04 BP oevertalud Platbuik 1 ex 21-07-04 GK Oever Bruine sprinkhaan vrij algemeen 10/08/04 BP gehele terrein Ratelaar zeldzaam 10/08/04 BP gehele terrein Krasser enkele 10/08/04 BP gehele terrein Bruine sprinkhaan zeldzaam 24-8-2004 PC oeverruigte Rietsprinkhaan 1 24-8-2004 PC oeverruigte Klein koolwitje enkele 10/08/04 BP oeverruigte Klein geaderd witje 2 21-07-04 GK Oevertalud Groot koolwitje 1 21-07-04 GK Oevertalud Bont zandoogje 1 ex 10/08/04 BP ruige taludrand Bruin zandoogje 2 ex 10/08/04 BP langs haag Bever (vraat) 199424 400824 22-04-04 GK/BP Bergen Haas 199808 364404 1 ex 18/06/04 BP In lage ruigte langs kade Bruine kikker 199630 400580 1 ad 24-8-2004 PC Oever Maas Aijen Vuurjuffer enkele 18/05/04 BP Maasoever Weidebeekjuffer 20-05-04 BP oeverzone Kanaaljuffer 200260 399330 1 vr 24-08-04 PC monding beek Bruinrode heidelibel 1-2 11-9-2004 PC Azuurwaterjuffer 2 21-7-2004 BP/GK Gewone oeverlibel 1 21-07-04 GK oevertalud Ratelaar enkele 10/08/04 BP gehele terrein Krasser enkele 10/08/04 BP gehele terrein Grote groene sabelsprinkhaan 2 24-8-2004 PC ruigte bij haag langs pad Greppelsprinkhaan 1 21-07-04 GK/BP ruigte bij haag langs pad Klein koolwitje 3 ex 20-05-04 BP verspreid Klein geaderd witje 1 21-07-04 BP Oevertalud Atalanta 2 20-05-04 BP rond struweel Oranje zandoogje 3 ex 10/08/04 GK rond veerstoep en

aanliggende kade De Waerd Gewone oeverlibel 1 ex 11-09-04 PC Maasoever Groene kikker 200130 399150 1 ad 24-8-2004 PC Maasoever Bruine kikker 200160 399220 1 ad 24-8-2004 PC Maasoever Krasser 1-2 10/08/04 PC oeverruigte Grote groene sabelsprinkhaan 1 24-8-2004 PC oeverruigte Klein koolwitje 1 21-07-04 BP oeverruigte Well Weidebeekjuffer 202712 395822 2 ad (vr en m) 28-05-04 BP deelgebied 1 Gewone oeverlibel 1-2 24-8-2004 PC deelgebied 1 Bruinrode heidelibel 1-2 11-9-2004 PC deelgebied 1 Paardenbijter 1-2 11-9-2004 PC deelgebied 1 Bloedrode heidelibel 1-2 24-8-2004 PC deelgebied 1 Bruine glazenmaker 1 21-07-04 BP/GK deelgebied 1 Lantaarntje 1-2 24-8-2004 PC deelgebied 3 Ratelaar algemeen in

struweelgrasland 10/08/04 BP vooral deelgebied 1

Krasser vrij algemeen in struweelgrasland

10/08/04 BP vooral deelgebied 1

Bruine sprinkhaan vrij algemeen 24-8-2004 PC vooral deelgebied 1 Rietsprinkhaan 1-2 24-8-2004 PC oeverruigte Grote groene sabelsprinkhaan 1 21-07-04 BP distelruigte deelgebied

2 Groot koolwitje enkele 21-07-04 BP/GK oeverzone Klein koolwitje regelmatig 28-05-04 BP ruigte, oeverzone Klein geaderd witje enkele 21-07-04 BP/GK Oevertalud Atalanta 2 20-05-04 BP Oeverzone Icarusblauwtje 1-2 10/08/04 BP struweelgrasland Bruin zandoogje 1-2 21-07-04 BP/GK struweelgrasland Oranje zandoogje 1-2 21-07-04 BP struweelgrasland Zwartsprietdikkopje 3 21-07-04 BP struweelgrasland Groene kikker 203290 395570 1 ad. 24-8-2004 PC Maasoevver Konijn 203380 395590 1 ad. 24-8-2004 PC ruigte Haas 203320 395560 1 ad. 24-8-2004 PC ruigte Konijn 203360 395700 1 ad. 11-9-2004 PC ruigte Rozenkevers 21-07-041- BP Op aardpeer Klein vliegend hert 4 ex 21-07-04 GK Onder dood hout in

ooibos kleiputten Distelboktor 1 ex 21-07-04 GK/BP Ooibos kleiputten