33
SOCIOLOGIE H1 letterlijk: “samenlevingskunde” Individu en samenleving Elk individu maakt deel uit van een samenlevingsverband. Anderen leren ons vanaf de geboorte aan om in die samenleving te overleven. menselijke conditie : mensen zijn in de wereld geworden, ze hebben niet voor hun bestaan gekozen. Ze kunnen en moeten de wereld veranderen. Een vat vol mogelijkheden en beperkingen Allerlei dingen die vanzelfsprekend lijken, zijn enkel mogelijk omdat we deel uitmaken van een sociaal verband. bvb. We hoeven geen honger en epidemieën te vrezen feitelijke solidariteit: gaat om de “koude” solidariteit = mechanismen die in de samenleving zijn ontwikkeld en waardoor het leven mogelijk of gemakkelijk wordt. Tweeslachtigheid: beperkingen zorgen voor vrijheid. Er bestaan routines in de samenleving we moeten niet telkens opnieuw uitvinden hoe we ons moeten gedragen. Mensen zijn met elkaar verbonden, ze vormen met elkaar een sociale werkelijkheid. Sociale feiten: sociale relaties tussen de mensen (vriendschap, liefde, …) maar ook strijd en competentie. Menselijk handelen ligt aan de basis maar ze zijn ook vrij zelfstandig en sturend. Bvb. De positieve waardering van arbeid Regulering dient om de omvang in het dagelijks leven te organiseren wat voor een individu een persoonlijk probleem kan zijn, vormt voor sociologen een sociaal feit dat persoonlijke problemen overstijgt. Vb. Echtscheidingen Solidariteit en strijd: fundamentele sociale krachten Solidariteit Paradox vd individualisering: maatschappelijke welvaart gaat samen met individuele hulpeloosheid. We vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, … Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. Collectief bewustzijn: Besef dat men samen met anderen een gemeenschap vormt en daarom moreel verplicht is de eisen van

Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

SOCIOLOGIE

H1 letterlijk: “samenlevingskunde”

Individu en samenlevingElk individu maakt deel uit van een samenlevingsverband. Anderen leren ons vanaf de geboorte aan om in die samenleving te overleven.menselijke conditie : mensen zijn in de wereld geworden, ze hebben niet voor hun bestaan gekozen. Ze kunnen en moeten de wereld veranderen.

Een vat vol mogelijkheden en beperkingenAllerlei dingen die vanzelfsprekend lijken, zijn enkel mogelijk omdat we deel uitmaken van een sociaal verband.bvb. We hoeven geen honger en epidemieën te vrezenfeitelijke solidariteit: gaat om de “koude” solidariteit = mechanismen die in de samenleving zijn ontwikkeld en waardoor het leven mogelijk of gemakkelijk wordt.Tweeslachtigheid: beperkingen zorgen voor vrijheid. Er bestaan routines in de samenleving we moeten niet telkens opnieuw uitvinden hoe we ons moeten gedragen.

Mensen zijn met elkaar verbonden, ze vormen met elkaar een sociale werkelijkheid.Sociale feiten: sociale relaties tussen de mensen (vriendschap, liefde, …) maar ook strijd en competentie. Menselijk handelen ligt aan de basis maar ze zijn ook vrij zelfstandig en sturend. Bvb. De positieve waardering van arbeidRegulering dient om de omvang in het dagelijks leven te organiseren wat voor een individu een persoonlijk probleem kan zijn, vormt voor sociologen een sociaal feit dat persoonlijke problemen overstijgt. Vb. Echtscheidingen

Solidariteit en strijd: fundamentele sociale krachten Solidariteit

Paradox vd individualisering: maatschappelijke welvaart gaat samen met individuele hulpeloosheid. We vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, …Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt.Collectief bewustzijn: Besef dat men samen met anderen een gemeenschap vormt en daarom moreel verplicht is de eisen van de gemeenschap te honoreren.Durkheim: 2 type samenlevingen

1. Traditionele samenleving: (“soort zoekt soort”)eenvoudige arbeidsverdeling + mechanische solidariteit (homogene cultuur, gemeenschapsbezit)

2. Moderne samenleving: (“individuen hebben elkaar nodig”)Complexe arbeidsverdeling + organische solidariteit (privébezit, verhoogd individualisme)

het wordt alsmaar moeilijker om samenleving te organiseren.Nu een multiculturele samenleving. Sociale relaties zijn broos, er moet steeds meer energie ingestoken worden.

Page 2: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

Strijd

Strijd tussen individuen over sociale goederen: geld, macht, status, …Conflicten zijn onvermijdelijk en nodig. Samenleving kan hierdoor zichzelf veranderen en reproduceren

*Maatschappelijke conflicten: klassenconflict*Individuele conflicten*Belangenconflicten: als 2 actoren dezelfde sociale goederen opeisen*waardeconflict: De ene actor wil aan een andere actor zijn waarden en opvattingen opleggen

Manifest conflict: iedereen kan het conflict zien (vb. Oorlog, staking, …)Latent conflict: wel aanwezig maar niet waargenomen door betrokkenen.

Conflictparadox: conflict is functioneel maar wordt wel vaak vermeden.

H2 Waarmee zijn sociologen bezig?Eens de mensen de samenleving zagen als een door henzelf gemaakt (en niet door God) werd ze voorwerp van onderzoek.

1. Natuurwetenschappelijke onderzoekers worden overal met dezelfde werkelijkheid geconfronteerd. Natuurwetten zijn dus overal en altijd dezelfde. De samenleving functioneert volgens particuliere wetmatigheden de opgeleverde kennis is enkel geldig voor die bepaalde samenleving

2. Natuurwetten kunnen niet worden veranderd of afgeschaft.Samenlevingen komen tot stand door collectief handelen kan dus wel veranderen.- bewuste veranderingen: economisch en sociaal beleid- onbewust ingrijpen: *self-destroying prophecy = zichzelf vernietigende voorspelling (bvb. Bij verkiezingen) *self-fulfilling prophecy = mensen gedragen zich naar verwachtingen en doen die zo uitkomen.

3. Met de natuur kan worden geëxperimenteerd, met een samenleving niet.

Experimentele effect: mensen weten dat ze geobserveerd worden en zullen zich daarom anders gaan gedragen (Haw-Thorne-onderzoek)Haw-Thorne effect = dat mensen beter presteren als ze aandacht krijgen van de leidinggevende.

Natuurwetenschappen: causale verbanden met sluitende voorspelbaarheid Sociale wetenschappen: probabiliteitsverbanden: Er is een bepaalde kans dat

fenomeen B zich voordoet als A gebeurt.

Page 3: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

Sociologie structureert de empirische werkelijkheidDurkheim: Mensen handelen volgens vrij vaststaande overtuigingen. Soms wel overwogen, soms onbewust.Lewin: Een theorie is maar zinvol als wij daarmee de sociale werkelijkheid beter kunnen begrijpen.

! Noodzaak van voortdurende dialoog tussen denken en waarnemen en tussen wetenschappers onderling.Inzicht verwerven in de gegevens die we verzamelen sociologie zoekt naar structuren in samenlevingsverbanden.

Een structuur verwijst naar samenhang tussen fenomenen, helpt bij het verklaren voorspellen van de werkelijkheid staan NOOIT los van de feiten.STRUCTUREEL ≈ RELATIONEEL gaat om relaties tussen elementen

1ste definitie van sociologie

Sociologie is de wetenschap die het sociaal handelen van mensen bestudeert, evenals de daaruitvoortkomende patronen en structuren in hun bestaan, voortbestaan en veranderen.

Sociaal handelen= als het rechtstreeks of onrechtstreeks wordt beïnvloed door het handelen van anderen

Vaste resultaten van dat sociaal handelen, die op hun beurt dat sociaal handelen zullen sturen bvb. Gedragspatronen, opvattingen

- positionele dimensie: wordt meteen zichtbaar via interactie- en communicatiepatronen- symbolische structuren (of cultuurpatronen): waarden en normen, doelstellingen en verwachtingen waarden = collectieve opvattingen over wat wenselijk isnormen = collectieve bindende gedragsregels

Freischwebende Intelligenz: intellectuelen hebben geen belangen, vooroordelen of passies en zijn dus in staat om te oordelen op basis van de loutere feiten.

Factoren die bijdragen tot selectieve waarneming:

1. Materiële beperking: we kennen niet alles en iedereen in onze samenleving. Door onze sociale positie missen we stukken informatie of kunnen we ze juist gemakkelijk verkrijgen.

2. Onze waarneming gebeurt vanuit onze kennis die we al hebben

3. Onze waarneming is beïnvloed door onze voorkeur voor of afkeer van personen en toestanden. Deze houding is sociaal bepaald.Socialisatieproces: een proces waarbij een individu zich in de omgang met andere culturen de cultuur van zijn eigen omgeving eigen maakt. We leren goed van kwaad en mooi van lelijk te onderscheiden.

Page 4: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

Selectieve waarneming begint niet altijd terug opnieuw.Vanuit de ervaringen die we opdoen, bouwen we stapsgewijs een raamwerk op dat onze verdere waarneming zal beïnvloeden. = referentiekader

Kenmerken:

1. Referentiekader vormt 1 geheel alle waarnemingen gebeuren vanuit zelfde kader

2. Beschikt over stabiliteit maar is niet onveranderlijk3. Er bestaan veel referentiekaders in de samenleving opgedane ervaringen

kunnen nooit hetzelfde zijn voor iedereen4. Niet alleen de ongelijkheid maar ook de gelijkheid is belangrijkcultuurpatronen

We handelen vooral a.d.h.v. wat we geloven dat de werkelijkheid is Eens mensen vooroordelen hebben, helpt meer info niet als tegengif.Stereotypen: min of meer gefixeerde of vereenvoudigde voorstellingen over andere groepen

Breekpunt tussen ‘common sense’ en wetenschapZij die zich wetenschappelijk met de samenleving bezighouden moeten een aantal strikte regels in acht nemen bij het verzamelen, verwerken en interpreteren van de onderzoeksgegevens.

1. Gegevens moeten representatief zijn: een zo getrouw mogelijke weergave representatieve steekproef

2. Betrouwbare methoden gebruiken3. Validiteit: zijn de gegevens die worden verzameld wel een goede uitdrukking van

datgene wat wordt onderzocht?*geven mensen in een interview eerlijke antwoorden of laten ze zich leiden door wat ze sociaal wenselijke antwoorden vinden?

Wetenschappelijk paradigma = bestaat uit een specifieke combinatie van uitgangspunten van waaruit naar de sociale werkelijkheid wordt gekeken. Bevat ook theorieopvattingen.

Geleid door het een of andere paradigma, vatten de sociologen hun onderzoek aan. Dit strikt controleerbare gedeelte van het wetenschappelijke onderzoek verloopt volgens de empirische cyclus.

1. Formulering van 1 of meerdere hypothesen.Zelfvoldane mensen zijn nooit goede onderzoekers, ze missen de mogelijkheid om de werkelijkheid met andere ogen te bekijken.Hypothese = wetenschappelijke veronderstelling

2. Hypothese toetsing: veldexperiment, inhoudsanalyse, … = falsifiëren = hypothese wordt aanvaard zolang niet is bewezen dat ze in tegenspraak is met de verzamelde feiten.

3. Analyse + eventuele verklaring variabelen opdelen in afhankelen en onafhankelen + tussenin een intermediaire variabele.

Page 5: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

- Comte: vader van de sociologie maatschappelijke verschijnselen waarnemen en uit die waarnemingen algemene wetten formuleren. Want alleen als men de wetten van de samenleving kent kan men de samenleving veranderen. Dat was volgens hem nodig na de Franse Revolutie.SOCIALE FYSICA

- Max Weber: Verstehende methode

Sociaal handelen staat centraal in de maatschappij. Vragen naar motieven die de mensen tot dat handelen aanzetten. Proberen begrijpen wat de zin is van sociaal handelen.

Sociologen: waarnemen en waarneembare

H3 De ramen aan het plein

Actoren en structuren, consensus en conflictOrdenen van paradigma’s:

- Actor vs. structuur:Gebaseerd op het inzicht dat het maatschappelijk gebeuren zich afspeelt op verschillende werkerlijkheidsniveau’s

Microniveau: individuele actoren en hun sociale relaties binnen het gezin of de vriendengroep; face-to-face-relaties

Macroniveau: het globale maatschappelijke systeem

Mesoniveau: sociale groepen zoals een buurt, onderneming, …

Conflict versus consensus

Grondleggers symbolisch interactionisme en de etnomethodologie Cooley : hoe we onszelf zien is een weerspiegeling van hoe anderen ons

waarnemen en zich tegenover ons gedragen = looking-glass self

Weber: sociologen moeten proberen om de ideeën , motieven, … die ons tot handelen aanzetten te begrijpenOnderzoekt waarom het kapitalisme in W-Europa is ontstaan en nergens anders. Het ontwikkelde zich sneller bij een protestantse bevolking en in een calvinistische omgeving.

Mead: Menselijke eigenschappen komen tot stand door de omgang met anderen?

Hij verteld van het “zelf” = de bron en het voorwerp van handelen.Taal + role-taking (= je moet je kunnen inleven in de rol van anderen voor succesvolle deelname aan de sociale interactie. Zijn belangrijk bij het ontstaan van het ‘zelf’. groeit via fases: Als kind persoonlijke zelf Nadien groepszelf

Page 6: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

Eindproduct: sociaal zelf dat uit 2 elementen bestaat

- ik : antwoord direct op de buitenwereld- mij= persoon die zich bewust is van zichzelf als object klasse, leeftijd, gender

Symbolisch interactionisme Interactie en communicatie tussen actoren zijn niet echt gebaseerd op het feitelijk handelen maar op de interpretatie ervan. De sociale orde = proces van continue creatie

EtnomethodologieDe sociale werkelijkheid moet gezien worden als een voortdurend proces van interactie waarin deelnemers op een betekenisvolle manier communiceren. Er bestaat een noodzakelijke morele orde die de basis vormt voor sociale organisatie.

De sociale ruilInteractie= uitwisseling van sociale goederen ≠met symbolisch interactionisme (geen uitwisseling van betekenissen)Mensen worden enkel door eigenbelang gedreven.2 stromingen:

- collectivistische versie: indirecte ruil centraal- Individualistische versie: nadruk op directe ruil e worden gemotiveerd door een verlangen om beloningen te maximaliseren.

DIRECTE RUIL:Homans : Wat in de samenleving gebeurt, moet het gevolg zijn van de motiveringen van individuen.Homan’s wet: Hoe frequenter individuen met elkaar interacteren, hoe meer ze een samenhangende groep gaan vormen.

Blau : Het beginsel van het minste belang: de deelnemer die het minst te verliezen heeft, heeft de bovenhand in de relatie.

INDIRECTE RUILDurkheim: Gebouwd op het vertrouwen van de deelnemers dat anderen hun sociale verplichtingen zullen nakomen geeft stabiliteit

Beginsel van de wederkerigheid: als we iets krijgen wordt er verwacht dat we ze beantwoorden met een gelijkaardig geschenk

Economische ruilDe vaststelling van de waarde gebeurt op de markt.Bij de sociale ruil: beïnvloed door de personen die in de ruilrelatie zijn betrokken. Bij symbolische ruil: waarde bepaald door de aard van de relatie. De verplichtingen zijn duidelijk afgebakend

Page 7: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

StructuurfunctionalismeInspiratiebron: organicisme= Elk samenlevingsverband kan gezien worden als een organisme. Elk onderdeel vervult een eigen functie.

Voorvader: Durkheim

-Uitgangspunten:

1. Verklaring van het sociale leven moet worden gezocht in de sociale verschijnselen zelf, niet in de natuurlijke werkelijkheid.

2. De samenleving is een entiteit die nooit tot individuele leden kan worden teruggevoerd.

3. De samenleving is in de eerste plaats een morele orde. ze worden van de ene op de andere generatie doorgegeven.

- 3 postulaten:

1. Functionele eenheid: alle delen werken samen

2. Alle relatievormen van handelen zijn functioneel zorgen voor het voortbestaan van het systeem

3. Sommige instituties zijn onmisbaar bvb. Godsdienst

Parsons: De systeembouwerOnderscheid tussen 4 systemen:

1. Behavioral system:

2. Personality system +subsystemen

3. Organisational system social system

4. Cultural system

4 functionele vereisten:

1. Aanpassing: systeem heeft controle nodig over zijn omgeving

2. doelrealisatie of Goal attainment: behoefte aan collectieve doelstellingen

3. integratie of Integration: onderlinge afstemming van delen.

4. patroonbehoud of Latency: handhaving van fundamentele cultuurpatroon

=AGIL-schema

Page 8: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

Merton: relativering van 3 postulaten

1. Subsystemen dragen niet altijd bij tot het in stand houden van het hele systeem

2. Niet ieder maatschappelijk verschijnsel vervult een functie

3. Niets is onmisbaar voor het voortbestaan van het systeem

Manifest Latent

functioneel Draagt bij tot de stabiliteit en is bedoeld

Draagt bij tot stabiliteit en is niet zo bedoeld

Disfunctioneel Werkt destabiliserend en is zo bedoeld Werkt destabiliserend en is niet zo bedoeld

Conflictsociologische paradigmaGaat over conflicten doe ingebakken zijn in de maatschappelijke ordening

Weber: Pluraliteit!

Binnen elke maatschappij is een strijd voor overheersing aan de gangklassenstrijd

Karl Marx: Arbeid is 1ste historische daadArbeidsproces: grondstof + arbeidsmiddelen = productiemiddelen + arbeid = productiekrachten

= PRODUCT

Contradictie tussen productiekrachten en productieverhoudingen vorming van nieuwe productiewijze.

Bovenbouw STRAAT IDEOLOGIE

Benedenbouw SOCIALE PRODUCTIEVERHOUDING

TECHNISCHE PRODUCTIEVERHOUDING

PRODUCTIEKRACHTEN

Page 9: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

H4 Blokken uit de sociologische blokkendoos

Sociaal handelenSamenleven betekent ontmoeten. We gedragen ons altijd op een bepaalde manier, we zullen op elkaar reagerenWeber: 4 grondcategorieën van sociaal handelen

1. Affectief sociaal handelen: niet doelgericht, uitdrukking van een toestand2. Traditioneel sociaal handelen: automatisch handelen3. Waarderationeel sociaal handelen: gaat om het waardevolle van het handelen zelf, niet om het resultaat.4. Doelrationeel sociaal handelen: systematisch verwezenlijken van weloverwogen doelstellingen

= zeer complex gebeuren, voortdurende wisselwerking tussen interactie van communicatie symbolische betekenis waarneembare handelingen

Interactie: kan in kaart worden gebrachte in een sociogram:

A ----------- DB

Goffman:

- Beleefde inattentie: je overtreed de fysieke afstand maar blijft toch beleefd

- Front/Back stage: in de coulissen is sociale beheersing minder en is minder formeel gedrag vereist.

4 zones: Intieme, de Persoonlijke, de Sociale, de Publieke Afstand

Bracketing: het begin en het einde van de interactie markeren.Frequentie: aantal interacties die plaatsgrijpen per tijdseenheid.Regelmaat: aantal frequenties. Vb. 1x per jaarUitgebreidheid: hoe uitgebreider, hoe belangrijkerRichting: wie initiatief neemt

Communicatie: het overdragen van gedachten en gevoelens, …Pseudocommunicatie: een verschillende betekenis hechten

4.4 Sociale relatiescommunicatie en interactie kunnen tot groepsvorming leidenMAAR moet volgens vast patroon verlopenSTABILITEIT

- primaire sociale relaties: face to face, sterk gevoelsgeladen relaties.vb. Gezin

- secundaire sociale relaties: actoren ontmoeten elkaar als vreemden doelrationeel handelen

Page 10: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

4.5 Sociale posities (soc positie + soc rol)=een plaats in een netwerk van sociale relaties. We handelen vanuit een stel posities, die we tegelijkertijd innemen. De sociale positie hangt nooit helemaal vast aan een posititekleder.

2 wijzen van positiebekleding

- Toewijzing: door je sociale afkomst, geslacht, …Je hebt nauwelijks greep op de voorwaarden die de toegang tot zo een positie bepalen.

- Verwerving: Door eigen inspanningWe handelen positiegebonden

4.6 De sociale status heeft te maken met de positie zelf.

Elke sociale positie krijgt een zekere waardering mee Sociale statusJe krijgt een rangorde van posities met een hogere sociale status naar posities met een lagere sociale status.

- Status: verbonden met positie

- Aanzien: verbonden met

4.7 De status (in) congruentietheseIndividuen zullen bij het aangaan van duurzame sociale relaties rekening houden met de weerslag die dit heeft op hun maatschappelijke status

- statuscongruentie= toestand waarbij de meeste componenten van een globale sociale status in evenwicht zijn

- Statusincongruentie= Als de verhouding tussen de diverse componenten van de globale status als onevenwichtig worden gezien

4.8 De sociale rolWe verwachten dat anderen zich op een bepaalde manier gaan gedragen, naargelang van de positie die ze bekleden.sociale rol = gedragsverwachtingen

Kenmerk van de sociale positie, niet van de bekleder zelfBij elke sociale positie horen een aantal sociale rollen, die samen een rollenstelsel vormen hiërarchie

- Muss-verwachting: de harde kern van elke rol, meestal in wetten gezet. De ermee verbonden sancties zijn altijd negatief.

- Soll-verwachtingen: gebeurt vaker in het sociale verkeer

- Kann-verwachtingen: Hebben te maken met handelingen die strikt genomen niet verplicht zijn. Positieve sancties

Page 11: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

Rolconflicten: Als je tegenstrijdige verwachtingen hebt die met elkaar worden geconfronteerd

Intern rolconflict: conflict tussen verschillende rollen die bij eenzelfde positie horen

Extern rolconflict: conflict tussen rollen die bij verschillende posities horen

Mechanismen die aan het rollenstelsel stabiliteit geven:

1. De rollenspeler zal zich vooral richten tot de belangrijkste spelers vinnen het rollenspel

2. De deelnemers kunnen elkaar in evenwicht houden of kunnen tegen elkaar worden uitgespeeld om een compromis te bekomen.

3. De rollenspeler geen of weinig vrijheid geven

4. Het rolbetrokken gedrag afschermen

5. Positiebekleder kan zich bevrijden van een 1 tegen allen positie vb vakbond oprichten

6. Bij te uiteenlopende verwachtingen rollenstel inperken

4.9 Rolatributen ( non verbaal communicatiemiddel)= uiterlijke tekenen ter herkenning

- communicatieve functie en utilitaire functie

bv. Uniformen om mensen snel te kunnen plaatsen.

Statussymbolen: verwijzing naar een schaars sociaal goed dat zich achter de sociale positie bevindt: macht, rijkdom zorgen dat de sociale afstand tussen hogeren en lageren blijft behouden

H5: Een netwerk is geen groepGroepen: Combinatie van:

- Netwerkdimensie: interactie en communicatie

- Culturele dimensie: gemeenschappelijke waarden en normen

De sociale categorie geen volwaardige groep, geen interactie en communicatie en geen gemeenschappelijke waarden en normen.

Attributionele variabelen zijn namelijk eigenschappen die worden toegekend aan individuen. Bv. Geslacht, leeftijd, …

Grinsberg: noemde deze groepen quasi-groups

Page 12: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

Sociale netwerken= georganiseerd geheel van posities en relaties, kanalen die verschillende plekken verbinden. Ze zijn bepalend voor de toegang tot verschillende sociale middelen.

Kenmerken van netwerken:

1. Morfologie

- Omvang: Bepaald door het aantal actoren

- Dichtheid: onderlinge verbondenheid tussen de leden

- Diversiteit: verscheidenheid van sociale goederen

- Centraliteit: mate waarin gestructureerd wordt rond 1 centrale actor

2. Interactionele kenmerken:

- Sterkte van zwakke banden: zij vormen een brug naar hun netwerk.sterke relaties met gelijken, soort zoekt soort -> homofilie

- Verwantschap: steun verlenen aan verwanten

- Samenstelling: positionele kenmerken van de leden van de groep

5.4 GroepenBevat collectieve dimensie groepsbewustzijnHet aantal leden bepaalt het aantal contacten. Leden zullen de interactie enkel verder zetten als ze zinvol zijn.

- Officiële doelstellingen

- Feitelijke doelstellingen

Samenzijn

Mensen zijn enkel met elkaar verbonden door de tijdelijke situatie die hen samenbrengt. Mist gemeenschappelijke waarden en normen.

Collectiviteit

Grote groep, onmogelijk om met iedereen contact te hebben. Samenhorigheid door gemeenschappelijke waarden en normen. Bestaat uit samenhangende, kleinere netwerken.

Subsidiariteitsbeginsel: De rol van de staat moet beperkt blijven tot datgene wat niet door de natuurlijke samenlevingsvormen kan gedaan worden.

Primaire groepen

Kleine groep met zekere duurzaamheid, veel interactie en communicatie, gevoelens van samenhorigheid.Cooley: Primaire groepen zijn fundamenteel voor de vorming van de sociale natuur, “wij”, gevoel van sympathie. (1e en meest nabije levensgroep bep vr soc handelen)

Page 13: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

Voorwaarden voor het ontstaan van primaire groepen:

Beperkte omvang van de groep gemakkelijker voor face-to-face relaties

Gemeenschappelijke waarden

Frequente interactie

Functies zijn belangrijk

primaire groepen zijn sterfelijk

5.5 referentiegroepen= groepen waarvan mensen hun waarden of gedrag refereren. Lidmaatschapsgroep= groep waarvan je lid bent.

Merton en Kitt:Conformistisch gedrag = de aanpassing aan de normen en verwachtingen die gangbaar zijn in de lidmaatschapsgroep.

Vergelijkende referentiegroep:referentiegroep heeft enkel een voorbeeldfunctieRelatieve deprivatie= je voelt je tekortgedaan t.o.v. anderen.Voorwaarden:

1. Je hebt het goed niet

2. Je ziet anderen die het wel hebben

3. Je wil het goed ook hebben

4. Men ziet het als haalbaar om het ook te hebben

Normatieve referentiegroepJe wil lid worden van de referentiegroep, de waarden van andere groepen zijn belangrijk. Anticiperende socialisatie.

H6: Moderne samenlevingen zijn altijd multicultureelCultureel = immaterieel

Etnocentrisme: andere cultuurelementen beoordelen en veroordelen

Cultuur= ± samenhangend geheel van waarden, normen, verwachtingen en doeleinden, dat door samenlevingsverbanden wordt gedragen. Dat zorgt voor specificatie van het sociale gedrag en dat door de leden van een samenlevingsverband wordt aangeleerd en doorgegeven.

Page 14: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

4 KENMERKEN VAN CULTUUR

1. WAARDEN

= Algemene opvattingen over wat moreel juist isvb. Rechtvaardigheid, democratie, solidariteit, vrijheid, …

AMP= Algemeen menselijk patroon (Jan Romein)Dat het menselijk gedrag over heel de wereld zou hebben gekenmerkt vooraleer de Europese ontwikkeling daarvan begon af te wijken.

Kenmerken: Specifieke houding t.o.v. de natuur, het leven, het denken, de tijd, de autoriteit en de arbeid

Parsons: Patroonvariabelen

Patroonvariabelen A: expressieve waarden

Patroonvariabelen B: doelgericht en instrumentele waarden

sociale samenhang is pas mogelijk als het merendeel van de groep dezelfde waarden deelt.Referentiekaders worden vandaag gevormd door kleinere netwerken of tribus zou voor de erosie van grotere sociale verbanden zorgen.Tegenwoordig: niet langer voorafgaande instemming maar onderlinge afspraken.

2. NORMEN

= Gedragsregels, bieden een concrete houvast, ze regelen het dagelijkse sociale verkeer.

- Belangrijkste normen: mores en wetten

- Zwakkere normen: Folkways = gebruiken

Universals: gelden voor iedereen in een bepaald samenlevingsverband

Specialties: in sommige groepen

Alternatives; actoren kunnen zelf vrij kiezen

Formele normen: exact geformuleerde universalsInformele normen: gewoontes, soms universals, soms specialties

3. DOELEINDEN

= gewenste resultaten van gedrag

Page 15: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

4. VERWACHTINGEN

= Opvattingen over wat zal en kan gebeuren. Hangt meestal samen met de norm.

Dominante cultuur: geeft de toon aan binnen een samenlevingsverband3 breuklijnen in België:- Communautaire - ideologische - tussen kapitaal en arbeid

Subcultuur: verschilt maar komt ook overeen met sommige punten

Tegencultuur: reageert afwijzend op de dominante opvattingen

Verschillen in die tijd:

1. Contingente karakter van opvatting: opvattingen zijn tijdsgebonden

2. Differentiatie van culturele sferen Moderne maatschappij is heterogeen, bestaat uit verschillende waardesferen

3. Belang van het zelf: We kiezen onze waarden zelf

Verschillen in de ruimte:bv. Eetgewoontes, kledingstijl, …

Veel cultureel kapitaal begrijpen en leren waarderen van kunst grote participatie aan cultureel leven.

Hulpbronnen voor de participatie in de hogere cultuur:

1. Financiële speelruimte2. Intellectuele vaardigheden hoogstaande culturele levensstijl i.p.v. materiële.3. Vrije Tijd: theater vraagt vrije tijd4. Hoge opleiding

Cultureel kapitaal culturele eventsEconomisch kapitaal materiële consumptie

6.8 Institutionalisering en desinstitutionaliseringCultuur is verankerd in het sociale gebeuren = INSTITUTIESbvb. Huwelijk, vakantie, school, economie, gezondheid, …=gevestigde manier waarop het sociale leven is georganiseerd.

Specifieke normen voor elke institutie institutioneel handelen = handelen dat moet gebeuren volgens bepaalde patronen

Belangrijke institutionele veranderingen:Onderwijs, arbeid, gezin, …

1. Onderwijs: inflatie van diploma’s2. Arbeid: minder stabiele levenslooptrajecten3. Gezin: instabiliteit van het kerngezin centrale institutie

Page 16: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

H7 Levenslang leren om in het gareel te blijven

Cultuur wordt aangeleerdVrijheid van de mens: het gebrek aan 1ste natuur; instincten en natuurlijke verdedigingsmiddelen, wordt gecompenseerd door de 2e natuur; cultuur moet worden verworven!

Cultuuroverdracht van samenlevingsverband samenleving = acculturatie samenlevingsverband individu = enculturatie

= socialisatie

Functies van socialisatieMens-zijn is een sociaal-culturele verworvenheid.Internalisatie = individuen ervaren cultuurpatronen als iets van zichzelf

Primaire socialisatie vindt plaats in primaire groepen:- gezin en peer-groups. (voor informeel)

Secundaire relaties in formele situaties- vooral op schoolRites de passage: Sluiten een bepaalde periode van socialisatie af en markeren de start van een nieuwe fase.

Tertiaire socialisatie: Via de massamedia, onpersoonlijk karakter

Totale of gulzige instituties sektes (GEEN VRIJHEID)

Differentiële socialisatie:Repressief opvoedingspatroon: bij arbeidsgezinnenParticipatief opvoedingspatroon: in middenklassengezinnen leren sneller hun handelingen en gevoelens verbaliseren. Geloven in beloningen later voor inspanningen nu.

Kinderen uit arbeidersklasse: restricted code met veel veronderstellingenKinderen uit middenklasse: elaborated code, kan op diverse situaties toegepast w.

Horizontale segregatie: het ontstaan van typische mannen- en vrouwenberoepen.Verticale segregatie: overwicht van mannen in de toplaag van de organisatie.

7.5 ConformismeLeden moeten zich conform het aangeleerde gedragenconformisme= zich anders gedragen dan aangeleerd (+ Conformisme slaat op het aanpassen van zichzelf aan het gedrag en de opvattingen die heersen in een bepaalde groep met als doel geaccepteerd te worden)

Sociale controle = om leden op het rechte pad te houden of brengenSociale sancties: door sancties worden mensen tot bepaald gedrag aangezet

Page 17: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

Mertons typologieDeviantie: afwijken van algemeen geldende waarden en normen. groepen waarbij dit vaak voorkomt = randgroepen

Typologie om deviant handelen te plaatsen:

Hij gaat uit van doelstellingen en middelen om deze doelstellingen te bereiken, maar niet iedereen heeft de middelen.Vandaar: andere middelen zoeken voor succes zwartwerk, drughandel, …Deviantie: handelen dat in strijd is met de regels van het samenlevingsverband.

grijze zone = overgangszone tussen normaal en afwijkend gedrag

Durkheim:

Altruïstische zelfdoding: als er te veel integratie is

Anomische zelfdoding: te weinig integratie

Egoïstische zelfdoding

Deviantie: -stimulerend conformisme gevoel van samenhorigheid - legt de basis voor veranderingen in de samenleving.Schanpaaleffect: Door afwijkers te sanctioneren, geeft men anderen de overtuiging dat hun waarden OK zijn.

H8: Een naamwoord en een werkwoord

3 ideaaltypen van organisatieverbanden:1. Associatie

Vooral bij organisaties die geen economische of bestuurlijke finaliteit hebben. vrijwillige verenigingen, democratisch karakter

2. Prebureaucratische organisatie

Vb. Familibedrijf

3. Bureaucratische organisatie

Posities worden verworven, hiërarchie, expliciete voorschriften, mogelijkheid van een loopbaan via promotie in de hiërarchie.

ijzeren wet van Michiels:Zwakkeren moeten zich organiseren in hun strijd tegen de sterkeren

Oligarchie: een kleine ondoordringbare elite monopoliseert de besluitvorming

Merton’s bureaucratische persoonlijkheid: toont aan hoe mensen in een bureaucratische organisatie zich beschermen tegen de druk ie op hen wordt uitgeoefend door externen. Door regels formeel toe te passen .

Page 18: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

De moderne organisatie is een contingent fenomeen = Open systeem dat door de omgeving wordt beïnvloed en zelf greep heeft op die omgeving. input - troughput - output - feedback

- Officiële doelen: wordt vastgelegd in de stichtingsakte.- Operatieve doelen: reële handelingen van de organisatie- Systeemdoelen: het streven naar het voortbestaan van de organisatie

5 kenmerken van organisatiemiddelen

1. Liquiditeit= mate waarin middelen direct verruilbaar zijn.Hoogste liquiditeit= geld (universeel ruilmiddel)

2. Stabiliteit= als een middel in voorraad kan worden gehouden en gebruikt wanneer nodig. Vb geld (politieke steun niet)

3. Relevantie= naarmate het directer nodig is het doel van de organisatie te realiseren.

4. Universaliteit= Middel dat door alle organisaties wordt begeerd

5. Vervangbaarheid= arbeid door machines vervangen

De 7 C’s van organisatieontwerp:

1. Configuratie= specificeert de verdeling van verschillende taken

2. Complexiteit= Differentiatieprocessen (toenemen van meerdere structuren, …)- Horizontale = arbeidsdeling dat leidt tot verschillende subeenheden- Verticale = ontwikkeling van hiërarchische niveaus- geografische = mate waarin ze geografisch gespreid zijn

3. Compliance= de mate van formalisering, mate waarin de verdeling van taken is vastgesteld.Taylorisme: 1) Scheiding tss arbeidsproces en kennis van arbeiders 2) Scheiding tussen uitdenken en uitvoeren 3) Gebruik van het kennismonopolie van het management

4. Centralisatie= besluitvorming en controle kunnen centraal en decentraal gebeuren.

5. Coördinatie: Meer differentiatie vraagt meer coördinatie 2 voorwaarden: 1) Er dient genoeg info te zijn om de juist beslissingen te kunnen nemen 2) Er moet achteraf gecontroleerd worden of de juiste beslissingen genomen werden

6. Communicatie: bottom-up <--> top-down

7. Cultuur: (zie boek)

Organisatie interactie tussen doelen, middelen en hun omgeving

Page 19: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

H9: Kiezen tussen Durkheim, Weber en Marx?

2 types relatie:

1. Nevenschikkend Sociale differentiatie/verscheidenheid

2. Boven- en onderschikkend sociale ongelijkheid

Natuurlijke soortverschillen: de ene heeft donker haar, de andere blond

Natuurlijke rangverschillen: sommige mensen lopen sneller als andere

Sociale differentiatie: sociale rollen vervullen zonder dat daaraan een positieve of negatieve evaluatie wordt gekoppeld. Bvb. Vader zijn

Sociale stratificatie(= opsplitsen van de populatie in lagen): sociale differentiatie + EVALUATIE rangschikking van sociale posities.

4 types van sociale verschillen:ONDERSCHIKKING (hiërarchie)

Breuklijnen Neen ja

neen Sociale differentiatie ongelijkheid

ja fragmentering uitsluiting

- Sociale differentiatie: Gelijkaardigheden en verschillen tussen samenlevingsverbanden

- Sociale fragmentering: verzameling van verschillende gebieden die van elkaar gescheiden zijn, maar niet noodzakelijk ondergeschikt.

- Sociale ongelijkheid: 2 verklaringen uiteenlopende waardering econ organisatie vd samenlev

- Sociale uitsluiting: breuklijnen + hiërarchische verhouding

Scheiding tussen in en out

Er is een dominante aanwezig

De buitenstaanders beschikken niet over de juiste middelen om de kloof te dichten. Vb. Armoede, discriminatie

Ordesociologen samenleving = geheel dat naar evenwicht streeftConflictsociologen klassenconflicten houden onze maatschappij in beweging

Page 20: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

Standen, kasten en klassen- Standensamenleving: erfelijk en endogaam (enkel huwelijkspartners uit

dezelfde stand komen in aanmerking). Rechten en plichten van elke stand zijn nauwkeurig omschreven.

- Kastensamenleving: Traditioneel en religieus voorgeschreven. Erfelijk en endogaam.5 streng gescheiden kasten hiërarchie van prestige, rijkdom, …Brahmanen staan het hoogst, paria’s het laagst.

- Klassensamenleving: Lidmaatschap is minder stabiel

Sociale klassen, Durkheim en de functionalisten ( maatsch. Waardering)Welke vormen van sociale ongelijkheid zijn maatschappelijk aanvaardbaar?

Functionalisten: noodzakelijk voor het voortbestaan v/d samenleving dat cruciale sociale posities bekleed werden.verschillende sociale beloningen verbinden verschillende sociale posities. samenleving = ladder met sporten

Sociale klassen, Marx economische positie

Sociale Klassen = sociaal antagonistische groepen, door de specifieke plaats die ze in en bepaalde productiewijze innemen. Plaats wordt bepaald dor relatie tot de productiemiddelen.

Zero sum game: Wat de ene partij wint, gaat altijd ten koste van eenzelfde verlies bij de andere partij.

Sociale mobiliteit is goed om te kijken hoe de samenleving in elkaar zit, het is geen oplossing voor de verdeling van de macht.

Totstandkoming van klassen: (3 stadia)1. Strijd tussen de individuele kapitalist en de individuele arbeider.

2. Strijd tussen klassen-an-sich. Gemeenschappelijke toestand inzake het bezit van productiemiddelen.

3. Strijd tussen klassen-fur-sich. Klassenbewustzijn is er. dan kunnen we spreken van klasse in de volle betekenis van het woord.

Strijd tussen 2 klassen: Burgerij en proletariaat

Weber: Klasse, stand, partij + politieke dimensie tussen de functionalisten en MarxGaat uit van sociaal handelen. Beperkte zich tot stratificatiefenomenen

- Economisch Positie op de markt Klasse

- Sociaal status stand

- Politiek macht partij

Page 21: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

1. Klasse: drukt de rangschikking van levenskansen uit

a. Bezitsklasse: bepaald door hun materiële bezit

b. Verwervingsklasse: bepaald door de kansen om diensten of goederen op de markt rendabel te maken.

c. Sociale klasse: variabel karakter

2. Stand: Status, prestige Sociale waardering gebeurt vooral op basis van:

- de levensstijl- de formele opleiding- het prestige dat uit de geboorte of een beroep voortvloeit

3. Partij: Kan binnen een kerk, een bedrijf, …Maar er moet een bestuursapparaat aanwezig zijn. Grootste organisatie: Nationale staatBezit het monopolie van legitiem geweld.

H10: Hedendaagse benadering van de sociale stratificatie

Pierre Bourdieux volgde WeberBasisconcepten:

Samenleving = sociale ruimte die uit met elkaar verbonden velden bestaat (veld = geheel van posities)

Economisch kapitaal materiële mogelijkheden. Bvb inkomen en bezit

Symbolisch kapitaal sociaal kapitaal geheel van relaties cultureel kapitaal geheel van opvattingen

kapitaal is omzetbaar

Dominante klasse: burgerij

Gedomineerde klasse : De kleine burgerij of middenklasse Arbeidsklasse

Habitus: waarnemingsschema’s, waarderingsschema’s, smakenBepaalde principes (neigingen of disposities onderbewuste schema’s

Klassenhabitus: bepaalt (o.b. handelingsschema’s) de consumptie (o.b. waarderingschema’s) de smaak

Page 22: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

bepalen de leefstijl:Door het uitdragen van een levensstijl trachten mensen zich te onderscheiden van elkaar. Afbakening tussen sociale groepen.

- Burgerij: Veel economisch, sociaal of cultureel kapitaal + formalistisch ingesteld

Intellectuelen + kunstenaars >< industriëlen + groothandelaars weinig econ. Kapitaal, veel cultureel >< veel econ. Kapitaal, weinig cultureel

- Middenklasse: onderwijzers, bedienden, …

Te weinig economisch en cultureel kapitaalNumerus Clausus op het aantal kinderen

- Arbeidersklasse: Realistische levenshouding. Moeten een eenvoudig leven leiden met een eenvoudige smaak. Maar ze aanvaarden dat en voelen zich hier zelfs goed bij.

Klassen verschijnen ook altijd als standen

H11: Het zijn altijd dezelfden die winnen

Beïnvloeding= zachtere vorm van machtInteractieproces waarbij het gedrag van de ene actor verandert

Macht= het gedrag wordt gestuurd

Gezag= Als de beïnvloeding aanvaard wordt

Charismatisch: behoort iemand toe. Vb kenmerken v zijn persoon(lijkheid) - profeten Traditioneel: berust op tradities, overlevering, gewoonten - paus rationeel - legaal: controleerbare principes en regels - rechter

WEBER

Macht: basis voor die macht is de positie, niet het gedrag. verwijst naar een mogelijkheid

- manipulatie : verborgen machtuitoefening- Dominantie: beide partijen merken het- Hegemoniale macht: aangeleerd tijdens de socialisatie (gewoonte) vanzelfsprekend

Machtselite: combineren verschillende machtsbronnen Publieke opinie = invloedrijke macht in een moderne samenleving

3 pijlers: - politieke commentatoren - Opiniepeilingen - Sociale mobilisatie

massabijeenkomstenMachtsmiddelen: dwangmiddelen (-), lokmiddelen (+)

Page 23: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

Sociale mobiliteit= elke overgang van de ene naar de andere positie

- Horizontale: tussen posities die zich op hetzelfde niveau bevinden en enkel functioneel met elkaar verschillen

- Verticale: tussen hoge en lage posities beroepspositie intergenerationele mobiliteit: veranderingen in beroepspositie tussen 2 of meer generaties. intragenerationele mobiliteit: wanneer iemand tijdens zijn loopbaan een hogere of lagere beroepspositie inneemt

hoe groter de statuscongruentie, hoe minder mobiliteit

Sociale mobiliteit in onze maatschappij is veel geringer dan men denkt. belangrijkste kanaal: onderwijs

Factoren die geringe mobiliteit verklaren:

1. Mensen geloven dat de bestaande ongelijkheid gerechtvaardigd is

2. Er worden geen nieuwe posities geschapen in sommige landen

3. De hoogste sociale klassen hebben machtsmiddelen om de bestaande verdeling in stand te houden.

Controle over informatiekanalen

Oplossingen van dominante klassen zijn het meest effectief

Toegang tot sociale klasse voor afstammelingen.

Gevoelens van onzekerheid creëren bij mogelijke sociale stijgers

H12 Stromend water lijkt hetzelfde maar is dat nooitFrankfurterschüle: mens wordt slecht een schakel in een gespecialiseerd systeem. De kans op emancipatie is zeer klein volgens hen.

Modernisering: overgang van feodale, agrarische, gesloten samenleving kapitalistische, industriële, open samenleving.

Groei van industriële complexen, minder religie, toenemende individualisering

Page 24: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

Parsons: 4 cruciale processen

1. Structurele differentiatie: Splitsing van een oorspronkelijk homogeen geheel in delen met een eigen karakter eigen institutiesparadox: Hoe kunnen schaalvergroting en schaalverkleining tegelijk optreden?

2. Rationalisering: werkelijkheid systematiseren zodat ze beheersbaar en voorspelbaar wordt.Een modern individu wordt geacht om op een zakelijke wijze voor zijn belangen op te komenParadox: pluralisering en generalisering (veelvormigheid en algemenisering)

3. Individualisering: lossere band tussen het ‘ik’ en het ‘wij’Minder invloed van tradities, wereld met veel mogelijkheden zelf keuzes makenParadox: grotere vrijheidsgevoel en gevoel van onmacht

4. Domesticering van de natuur: mate warin we ons hebben bevrijd van biologische en natuurlijke beperkingen, zoals door technologie en wetenschap.We hebben de natuurlijke omgeving geruild voor een door ons gecreëerde.Paradox: Naarmate de mensen zich bevrijden van hun natuurlijke beperkingen, worden zij juist afhankelijker van de door hen gecreëerde technische infrastructuur.

Modernisering: Feodale, agrarische, gesloten samenleving kapitalistische, industriële, open samenleving

Gaat gepaard met: - Massale productie van goederen - minder religie - toenemende individualisering

4 cruciale processen:

1. Structurele differentiatie:

Homogeen geheel verschillende delen/ eigen instituties meer gespecialiseerdparadox: schaalverkleining en schaalvergroting

- Opsplitsing in kleinere instituties = schaalverkleining

Maar, meer op elkaar aangewezen dus uiteindelijk 1 groot samenwerkend geheel

2. Rationalisering

Werkelijkheid wordt geordend om ze voorspelbaar en beheersbaar te maken.

Paradox: pluralisering en generalisering

- Niet alleen eigen doelstellingen realiseren, maar ook specifieke waarden en normen. Maar generalisering: veralgemening en vervaging van overkoepelende waarden

Page 25: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen

3. IndividualiseringEr zijn veel mogelijkheden in de wereld, je kan zelf kiezen welke je wil gebruiken. Lossere band tussen ‘ik’ en het ‘wij’

Paradox: Vrijheid en machteloosheid.

We denken dat we veel vrijheid hebben maar die is beperkt. Keuzes maken doet ons denken dat we vrijheid hebben

4. Domesticering van de natuur

De mate waarin we ons hebben bevrijd van de natuurlijke beperkingen. Bv door technologie en wetenschap. We hebben de natuur verruild voor een door onszelf gecreëerde omgeving.

Paradox: deconditionering en conditionering - Toenemende onafhankelijkheid van de natuur = deconditioneringmaar de mens werd echter afhankelijker van hulpmiddelen en van andere mensen.

Bourdieu: Samenleving is een sociale ruimte die uit een geheel van onderling verbonden velden bestaat Gestructureerd geheel van posities

geheel van machtsrelaties

economisch Kapitaal sociaal

symbolisch

cultureel

klassen verschijnen ook als standenDe levensstijl wordt bepaald door de economische positie

Page 26: Web viewWe vertrouwen er op dat anderen hun werk zullen doen. Vb. Slager, garagist, Solidariteit verwijst naar wat een groep samenhoudt. ... AMP = Algemeen