16
ZONDAG, 30 MAART 1952 15" JAARGANG - N• 29 Vereniging zonder winstgevend doel Verschijnt elke Zondag Aiwnnementsprijs: 400 fr. per jaar Postcheckrekening No 3185.22 Beheer en Redactie: Mr. René VICTOR, Justitiestraat, 21, Antwe·rpen WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN I. - Inleiding 1. De artikelen 12, 14 en 15 van de wet van 15 December 1872, die de tWee'de titel van het Wet- boek van Koophandel vo·rmen, alsmede de wet van 30 Mei 19•24, gewijzigd d!oor de wet van 9 Maart 1929, houdende instelling van het Handelsregister, voor- zien d:e openlbaarmaking van d:e :huwelijkse voo·r- waarden van kooplieden. Onder het Ancien Régime bleven de 'huwelijkse vooDWaarden geheim. Het waren destijds echte over- eenkomsten tussen twee families, die er angstvallig over waakten hun gelheimen te bewaren. «Les families nobles surtout ne se souciaient nullemenrt de faire ét'a1:age de leur pauw'ei:é croissante » (De Page en Dekkers:, t. X, vol. I, p. 186, no 113). De ontwikkeling van handel en .nijivierheid maakten de publiciteit evenwel noodrzakcelijk; handelaars en nij:ve- raars moesten weten tot en in ihoev:erre zij erediet kon'den verlenen. Daarom bepaaldie artikel 1, titeil 8, van die ordonnantie van 1673, genaamd de « Code marchand » of « Code de Savary », na:ar de naam van een invloedrijk koopman uit de 16" ,eeuw, dat in de streken, waar de gemeenschap · van goederen door de geWoonte of het gelbruik gevestigd was, af•wijkingen van dit stelsel slechts: konden worden ing.eroepen tegenover derden van het ogenblik: af, d:a t zij openibaar gemaakt en geregistreerd waren. voorsChrift werd ook in 'het ontwerp van Miromesnil van 1778 (titeL III, artikelen 17 - 19) op- genomen. De Colde de Commerce van 1807 - 1808 voor- zag elVeneens de opellJbaarmaking (artikelen 67- 6g,); de ibepaJ.ing,en daaromtrent we·rden bijna ·letterlijk overgenomen in de wet van 15 December 1872. Terwijl de ord!onnanüe van 1673 aHeen de ve·ilig- heidi van d!erden op het oog had, hebben d:e wetgevers van 1807 en 1872 ook met het crediet der echtgenoten zelf rekening gehouden; de in de ordonnantie van 1673 v;oorziene sanctie in geval van niet-bekend- making van de huwelijksvoorwaarden. werd in de Code d:e Commerce van 1807 en in de wet van 1872 niet uitdirukkeij1:k opgenomen. 2. De redenen en het belang der publiciteit van de huweHjkse voo!'IWaarden van koopHeden zijn duide- lijk. De I'lechten van derden 'verschillen immers naar- , gelang h'et door de handelaar gekozen h\lwelijks- . stelsel. De koopman, gehuwd onder het dotale stelsel of ondier het stelsel van scheiding van g;o:ederen, biedt aan zijn schuldeisers minder waarhorgem dan de handelaar, die onder het stelsel van de w.ettelijke gemeenschap gehuwd is. De vrouw, h:ande:Jaarster, d!te onder het stelsel •van de wettelijke g.emeenschap is gehuwd, verbindt niet alleen haar eigen .goederen · maar ook de goederen van haar man en van de ge- meenschrup. Daardoor wordt :haar crediet t.o.v. derden grote:r. Is zij echter gehuwd onder het dotal>e stelsel - dat in onze gewesten evenwel zelden - dan vinden d!e derden slechts Ziekerheden in haar ; paraphernale goederen, eventueel haar voorlbehouden · goederen of de dotale goederen, die in het 'huweliJlkS-: contract krachtens· artikel 1557 B.W. vevvreemdbaar zijn v.erklaavd. Haar crediet in in dit geval geringer. De publiciteit is tensLotte ook in het belang van de echtgenoten ZJelf ingevoed. 3. PUJbliciteitsmaatrege•len zijn echter dan eerst doeltreffend, wanneer die daartoe strekkende voor- schriften daadwerkelijk worden nageleefd. De wet- gever heeft daarom strafrechte1ijke en burgerlijke sancti<es voorzien, verschillend naar de omstandig- . heden ·en de personen. Of deze sancties het nage- streefde doel ber;eiken, zal moeten blijken uit hert hi'erna volgend onderzoek 4. De wet van 15 December 1872 onderscheidt drie gevallen waarin tot openbaarmaking moet worden oy;ergegaan : a) Van elk huwelijkscontract van de toekomstige echtgenoot, die handelaar is vóór de huwelijksvol- trekking. In dit ;geval rust op de notaris, die het I huw,elijkscontract heeft verleden, de plicht om bin- ' 'nen de maand vanaf de dagtekening van het contract e·en uittreksel van dit contract te dieponleren ter griffie van de Rechtbank van Koophandel, of, zo deze niet bestaat, van de Rechtbank van: ·eerste aanleg van de woonplaats van de man (artikel 12 van de wet van 15 December 1872, gewijzigd wat de in- schrijving in het handelsregister bertDeft door de wet van 9 Maart 1929, artikel 3). Dit uittreksel vermeh:I: het huwelijksstelsel dat de ·echtgenoten hebben gekozen. Bij de bespreking van

WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

ZONDAG, 30 MAART 1952 15" JAARGANG - N• 29

Vereniging zonder winstgevend doel

Verschijnt elke Zondag Aiwnnementsprijs: 400 fr. per jaar

Postcheckrekening No 3185.22

Beheer en Redactie: Mr. René VICTOR, Justitiestraat, 21, Antwe·rpen

WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN •

I. - Inleiding

1. De artikelen 12, 14 en 15 van de wet van 15 December 1872, die de tWee'de titel van het Wet­boek van Koophandel vo·rmen, alsmede de wet van 30 Mei 19•24, gewijzigd d!oor de wet van 9 Maart 1929, houdende instelling van het Handelsregister, voor­zien d:e openlbaarmaking van d:e :huwelijkse voo·r­waarden van kooplieden.

Onder het Ancien Régime bleven de 'huwelijkse vooDWaarden geheim. Het waren destijds echte over­eenkomsten tussen twee families, die er angstvallig over waakten hun gelheimen te bewaren. «Les families nobles surtout ne se souciaient nullemenrt de faire ét'a1:age de leur pauw'ei:é croissante » (De Page en Dekkers:, t. X, vol. I, p. 186, no 113). De ontwikkeling van handel en .nijivierheid maakten de publiciteit evenwel noodrzakcelijk; handelaars en nij:ve­raars moesten weten tot en in ihoev:erre zij erediet kon'den verlenen. Daarom bepaaldie artikel 1, titeil 8, van die ordonnantie van 1673, genaamd de « Code marchand » of « Code de Savary », na:ar de naam van een invloedrijk koopman uit de 16" ,eeuw, dat in de streken, waar de gemeenschap · van goederen door de geWoonte of het gelbruik gevestigd was, af•wijkingen van dit stelsel slechts: konden worden ing.eroepen tegenover derden van het ogenblik: af, d:a t zij openibaar gemaakt en geregistreerd waren.

Derg~elijk voorsChrift werd ook in 'het ontwerp van Miromesnil van 1778 (titeL III, artikelen 17 - 19) op­genomen. De Colde de Commerce van 1807 - 1808 voor­zag elVeneens de opellJbaarmaking (artikelen 67- 6g,); de ibepaJ.ing,en daaromtrent we·rden bijna ·letterlijk overgenomen in de wet van 15 December 1872.

Terwijl de ord!onnanüe van 1673 aHeen de ve·ilig­heidi van d!erden op het oog had, hebben d:e wetgevers van 1807 en 1872 ook met het crediet der echtgenoten zelf rekening gehouden; de in de ordonnantie van 1673 v;oorziene sanctie in geval van niet-bekend­making van de huwelijksvoorwaarden. werd in de Code d:e Commerce van 1807 en in de wet van 1872 niet uitdirukkeij1:k opgenomen.

2. De redenen en het belang der publiciteit van de huweHjkse voo!'IWaarden van koopHeden zijn duide­lijk. De I'lechten van derden 'verschillen immers naar-

, gelang h'et door de handelaar gekozen h\lwelijks­. stelsel.

De koopman, gehuwd onder het dotale stelsel of ondier het stelsel van scheiding van g;o:ederen, biedt aan zijn schuldeisers minder waarhorgem dan de handelaar, die onder het stelsel van de w.ettelijke gemeenschap gehuwd is. De vrouw, h:ande:Jaarster, d!te onder het stelsel •van de wettelijke g.emeenschap is gehuwd, verbindt niet alleen haar eigen .goederen

· maar ook de goederen van haar man en van de ge­meenschrup. Daardoor wordt :haar crediet t.o.v. derden grote:r. Is zij echter gehuwd onder het dotal>e stelsel - dat in onze gewesten evenwel zelden voor~omt -dan vinden d!e derden slechts Ziekerheden in haar

; paraphernale goederen, eventueel haar voorlbehouden · goederen of de dotale goederen, die in het 'huweliJlkS-: contract krachtens· artikel 1557 B.W. vevvreemdbaar zijn v.erklaavd. Haar crediet in in dit geval geringer.

De publiciteit is tensLotte ook in het belang van de echtgenoten ZJelf ingevoed.

3. PUJbliciteitsmaatrege•len zijn echter dan eerst doeltreffend, wanneer die daartoe strekkende voor­schriften daadwerkelijk worden nageleefd. De wet­gever heeft daarom strafrechte1ijke en burgerlijke sancti<es voorzien, verschillend naar de omstandig-

. heden ·en de personen. Of deze sancties het nage­streefde doel ber;eiken, zal moeten blijken uit hert hi'erna volgend onderzoek

4. De wet van 15 December 1872 onderscheidt drie gevallen waarin tot openbaarmaking moet worden oy;ergegaan :

a) Van elk huwelijkscontract van de toekomstige echtgenoot, die handelaar is vóór de huwelijksvol­trekking. In dit ;geval rust op de notaris, die het

I huw,elijkscontract heeft verleden, de plicht om bin­' 'nen de maand vanaf de dagtekening van het contract

e·en uittreksel van dit contract te dieponleren ter griffie van de Rechtbank van Koophandel, of, zo deze niet bestaat, van de Rechtbank van: ·eerste aanleg van de woonplaats van de man (artikel 12 van de wet van 15 December 1872, gewijzigd wat de in­schrijving in het handelsregister bertDeft door de wet van 9 Maart 1929, artikel 3).

Dit uittreksel vermeh:I: het huwelijksstelsel dat de ·echtgenoten hebben gekozen. Bij de bespreking van

Page 2: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

1251 RECHTSKUNDJG WEEKBLAD 1252

die Code de Commerce in 1807-1808, waaraan deze bepaling is pn:Uee:rid, weTd voorgesteld het huwelijks­contract in zijn :geheel t·e pUbliceren. DH voorstel werd evenrwel niet aangenomen, omdat men de mening was toegedaan, dat een z.o uitgebreide pu!bli­citeit een jnmenging in familiale aangeJ.iegenheden zou beteken en het huwelijk tusS'en handelaars be­moeilijken (Loerlé, ESJprit du Code de Commerce, XVII, 287, 322 ~e.v.).

b) Vian het huwelijlkscontracrt: van de· echtgenoot, die handelaar wordt na de h'UJW1elij!ksvo1tr1ekking.

In dït geval moet d!e echtgenoot binnen de maand :l1ia de dag, dat hij ·.zijn handel belgormen is., een uit­treksel van zijn huwelij'kseontract ter griffie . depo­neren. Geen pUibliciteit is vereist wanneer hij onder het srt:elsel van de wettelijke gemeenschap gehuwd is (artikel 14 van de we·t van 15 Deoemher 1872). De notaris is niet tot deponering verplicht, veniit'S: hij niet kan weten welk beroep de echrtgenoot na het v:erlijden van het huwelijkscontract zal uitoefenen.

c) Van .elk vonnis, da;t de scheiding rvan tafel en bed of de ·echtscheiding tussen man en vrouw, van wte ~een handelaar is, uitspreekt; de bekendmaking moet geschieden in de door het Wetboek van Burger­lijke Rechtsvordering voorgeschreven vo·rmen (arti­kel 15 van de wet van 15 December 1872).

5. Arltikel 15 van de wet 'Van 15 Deoember 1872 spreekt noch van die gerechtelijke scheiding van goe­deren, noch van het 'herstel der gemeensschap - in geval van verzoening tussen de van tafe-l' en 'bed gescheiden ec'hrtgenoten - hersbel d!at krachtenss artikel 1451 B. W. bij notariële akte moet geschieden.

Scheid!ing van goederen en he:I'stel der rgemeen­scihap moeten bekend gemaakt woroen krachtens de artil{Jelen 1145 en 1451 B.W., 866, 867, 868 en 872 IVlan het We1!borek van Burgerlijke RechtsiVord'ering, in de bij die artikelen voorgesehrerven vorm, nl. door aanplakking in de gehoorzalen van de Recht!banken van eerst·e aanlreg en van Koop'hande·l.

De wet van 1872 voorziet evenmin: het geval, waar­in een van -d!e toekomstige echtgenoten hande-laar wordt na het siruiten van het ihuwelij!kscontract maar vóór het aangaan van het huwrelij:k. In dergelijk geval rust de verplichting tüt bekendmaking op de echtgenoot-handlelaar (cfr De P·age' en DekkeTs, t. X, vol. I, 11!0 1'18).

Tenslotte moet volgens antikei 5 van de wet van 30 Mei 1924, ge·wijlzigd door de wet van 9 Maart 1929, · elke wijziging in hert 'huwelij'ks:go:edlerrenstels,el be~ · kendgemaakt worden ter griffie van de Rechtbank , van Koorpthandel, belast met de inschrijrving in het handelsregister (zie ook artikel 21 van dezelfd!e wet).

Naast deze bepalingen, die alJJeen op koüplieden toepasselijk zijn, moe1t ook de aranid!acht gevestigd worden op di·e van die hypotheekwelt van 16 December 1851- (de huwelijkse voorwaarden waarbij onroe·rende rechten worden overg;edragren, moeten word/en: oveT- .: g.e•schreven in hert register van d!e hypotheekbewaar­der) en van artikel 76, 10° B.W. (in de akte van , huwelijk moeten de datum van het huwelijkscantTact -en de naam 'Van de notaris 1Vie:rme1d! worden).

Er bestaan voor kooplieden bijgevo·lg twee soor­ten van publiciteit: di,e van de wet van 15 December 1872 en die van de wet van 1924, naast die bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en het We1:1boek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zij stellen het volkomen g~ebr,ek. aan coördinatie in het licht.

11. - Niet~bel{endmaking van de huwelijkse voorwaarden van de echtgenoot die handelaar is vóór

het huwel\jk. - Sancties

A. De aansprakelijkheid van de notaTis.

Zoals reeds opgïem·er:kt is de notaris krachtens arltikel 13 van de we1t van 1872 verplic'hlt binnen de maand na ihet v;erlijd!en van het huwelijrkscontracrt een uittreksel van dit huwelijkscontract t:er griffie van de Rechtbank van Koophandiel te de~poneren.

In verband met deze bepalingen kunnen verschil., lenrde 'Vragïen rijzen.

a) Moet de notaris een uittreksel van het huwe­lijkscontract deponeren, wanneer de toekomstige echtgenoot op het ogenblik van het verlijden van het contract geen handel·aar is, maar hert wordt vóór het veTval van de termijn van: één maand?

De wet voorziet dit .g~eval niet. Kent die notaris de verandering van beroep, dan

zou hij volgens Cambron zijn verplichting moeten nakomem Kent hij deze verandering nie,t, dan is hij vran alle v.erantwoordelijrk'heid ontheven, omdat arti­kel 14 aan d!e echtgenoot, die na hert huwelijk hande­laar wo!rdt, oprl.egt rtort de üpenbaarmaking der huwe­lijkse ·voorwaarden oiVer te gaan (vgl. Cambron, De la publicrité ·srpéciale à l·aqueU:e sont assujetties les conventions ma:triomoniral:es', B.J. 1926, 260; Rrechub. Brugg.e, 27 Januari 1892, Pas. 1892, III, 267).

ib) De aan die notaris bij ·artikel 13 opgelegde v~er­plichtinrg woTd!t in de Franse rechtspraak 'Srtreng op­gevat. Zij blijtf1t beSJtaan, zelfs dan wanneer de toe­komstige echtgeno'ot, ihande·laar bij het verlijden Vlan hert huwelij1kscoont:Jr:act, sindsdien opgehouden 'hereft handelaar te zijrn ( Cass. 27 neoemrber 1859·, D.P. 1861, III, 113).

Oolk wordt de notaris beboet in ge,val het huwelijk niet doorgaat, indi·en de oorzaak, die de voltrekking on!rnogelijk he:eflt •gemaak!t, ·zich na het verst!rijken van de termijn van deponering heeft voorgedaan (Trib. Amiens, 3 Juni 1865, D. P. 1865, III, 39, aan­gehaald in Rép. prat. DoHaz, vo, Cantrat de mariage, no 95). .

c) Blijtft op de notaris de verplichting tot depone­ring berruSiten, indien in het hukerlijkscontact de 'hoe­danigheid van handeLaar niet is verméld, alhoewel deze horedanigihei'd aan de notaris bekend is?

Op deze vraag moet volgens de rechtspraak en r.echitsleer bevesltigend geantwoord worden, wanneer de notaris er prersro'Onlijk kennis van heeft, wanneer het algemeen bekend is of indien de hoed!anig:heid van handelaar uit de bedingen van he't huwelijks-: contract blijkt (cfr Beltjens, Encyclopédiet de droit commerrcial, 2e éd., p. 56, no56, no 2; Rechtb. Komrij~, 21 November 1901, .Anna:les du notariat et de• l'en­re~gistrement, 1903, •p. 24; Rechtb. d'Argenti:eu, 11 Januari 1877, S. 1877, II, 218). Hij is tot depo:nering verplicht, ofschoon ·de toekomstige echteno'ot zich V1oo·r werkman of bediende uitgeref.t, te~ij1 hij in werkelij~heid hande·laar is (Bor'd'eaux, 22 Juni 1836, Journal de l'enrregisrtrement belg;e, no 1000, aange­haald' in de noot ondier 'het vonnis: van de Rechtbank rte Brugge, 27 Januari 1892, Pas. 1892, TIJ, 267).

Moesrt in d:ergel·ijk geval de notaris van zijn ver­plichting ontheven zijn, dan :zouden der in het belang van iedereen voorgeschreven publiciteitsmaatregelen ondoelmatig 'Zijn. Daarenboven moe1 de plicht van de notaris in verband gelbracht woi!:'den met arükel 11 van de w.et van 25 ventös.e, jaar XI, die aan de notaris geh~e-dt zich ·te verg.ewissen :omtrent de hoe­danigheid van de partijren en, z.o hij deze niet kent, zich te doen bijstaan door twee .getuigen.

Page 3: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

1253

De rbtaris ia:l e·venwel niét tot deponering ver­plicht zijn, ·wanneer· de toekomstige echtgenooit zich in het huwelijksconrtract uitg;eeft voor 'handelaar, hoewel hij het in werkelijkheid nie1t is (verg. Lyon­Caen et Renault, t. I, 312 e.v.; Cambron, op. cit. B. J. 1926, 260; Valenee, 10 December 1862, D. P. 1863, Hl, 32; RechtJb. Brugge, 27 Januari 1892, Pas'. 1892, III, 267; · Gent, 3 Maart 1892, Pas'. 1892, III, 343; eonJtra : Guillouard, Cantrat de mariage, t. I, no 207; Rechtb. ViUefranclhe, 26 Augustus 1881, S. 1882, II, 229; Pardessus, Droit commercial, t. I, no 93).

Het Openba,ar Ministerie zal moeten bewijzen, dat de 'echtgenoot werkelijk handielaar was op het ogen­blik van het aangaan der !huwelijkse voorJWaarden (Gent, 31 Maart 1892, Pas. 1892, II, 343; De Prug.e, t. x, vol. 1, no 117).

De vraag kan g~esteld worden of de notaris ver­antwoordelijk zal zijn, wanneer helt handelsrechtelijk kar.akite·r van het beroep van de toekomstige echt­genolot niet vaststaat en dez'e door tedereen als niet­handelaar beschouwd wordt? Met ander.e woorden, zal d!e r:echtsprreuk «.error communis facit jus » gelden, mag de notaris op de schijn af.gruan?

De Franse rechtsleer en rechtspraak beantJWoordt deze vr:aag bev>estigendi. Het ada•gium «error commu­nis facit jus» dat in Frankrijk :een uitJg,ebreid toepas­singsgelbied! heeft ge~onden - sclhept een subjectief recht voor de notaris. Maar dit geldt aUeen op voor­waarde, dat de notaris de hierboiV'en vermelde ver­plichting van artikel 11 van de wet van 25 ventöse, jaar XI, h~eft nageleefd (verg. Recht!b. Pau, 2 De­oemher 1899, Rev. prat. du N ot. belge, 1900, p. 333; mijn artike1l «De Rech'ts,schijn », R.W. 1950-1951, 289. e.v.).

d) Het uittreksel van het huweHjkscontr:act moet nedergelegd worden ter griffi<e van de Rechtbank van Koophandel van de woonplaats. 'Van de man.

Het kan gebeuren, dat de toekomstige echtgenoot zijn woonplaruts in een ander arrondissement vestigt binnen de maanld na de dagtekening van 'het ihuiWe­lijkscontraot. In principe zou de deponering in het belang van derdien in de ni:euwe woonplaats moeten g~eschieden. AaTIJVaard wordt evenwel, dat de notaris zo hij de deponering v:errichtte in het arrondissement van de oude woonplaats, van alile •verantwoordeHjl:kheid zou ontheven zijn, indien hij mocht beJWij,zen, dat het hem onmogelijk was de verandering van woonplaats te kenTIJen ( rvgl. Dalloz, Rép. prat. vo, Contract de mariage, no g.3 in fine; Cambron, op. cit., k'ol. 262).

Welke sancties zijn door de wetgever geste·ld op het Vierzuim van de notaris om het hu:weUjkscontract t·e deponeren?

a) KraC'h:tens arrtiklel 13 van de· wet van 15 Decem­bre 1872 kan aan de notaris een boe·te. worden op­g:e1egd 'Van 26 tot 100 frank Deze boete wordt op­gelegd: onverschillig of de .nJotaris te goeder trouw of te kwader trouw heeft · gehfmdeld. Hij ma;et immers zijn v:erplichtingen k!en:nen en nakomen. Locré :acht deze sanctie ruimschoots voldoendie (Esprit du Code de Conimeree, t. I, 182).

De door artik.el 13 gestelde boete wordt door die meerderheid d'er auteurs en der rechtspraak 'beschouwd als een straf. Een boete, die een b'evel of V·erbod van de wet sanctionneert, is onrverschilli.g welke. r'echts­maoht ·ze ook uitspreektt, krachtens artiklel 7 W. v. S .. e·en straf, zodat alle regels IVaTIJ het Wetboek rvan Strafrecht en o.a. die welke betrekking hebben op· de vervangende ge<Vangenisstraf, die verjaring en de opdeciemen toepasseliJk zijn (zie o.a. Travaux du Comité d'Etudes et de législation, année 1948, 194, t. II, p. 261, e.v., en de daarin uitvoering aangehaalde rechtsleer en rechrtspraak; Hof Gent; 10 Feibruari

1254

1950, R.W .. 1950-1951, 1286, met conclusire van substi-' tuut Pr1ocureur-Generaa.l Dumon) .

b) De wetgevell' heeft evenwel geoorde·el1dl, dat deze báerte green sanctie is, wanneer het verzuim van de not•aris het •g;evo.Ig is van een hedri,eglij'ke verstand­houding van de echtgenoten. Artikel 13 voorziet in derg<elijrk geval omzetting van de notaris. uit zij:n amlbt. Jurisprudientiële beslissingen zijn daaromtrent niet te vinden. Dit komt waarschijnlijk doordat de bredrieglijke verstandhouding zelden of nooit te be­wijzen is, zodat artikel 13 een !bepaling is:, die zonder practisdhe toepassing is gebleven en blijv~n zal.

c) Artikel 13 voorziet dart de notaris burgerlijk verantwoordelijk is, doch sLechts in geval van be­drieglijlke 'Verstandhouding met d!e echtgenoten.

Op grond: van de alg,emene iburgerliJ'kie principes kan de notaris ev;enwel aansprakelijk gesteld wordt!n, zelfs bij afwezigh·eid van bed'rl:eglijke vers:tandhou­ding, wanneer hij door ver.zuim :een schade a'an der­den heeft beroklkend: en er een causaal ver1band be­staat tussen schuld en schade (ar1tikel 1283 B.W.; zie Pardessus, op. cit., no 93 in fine).

B. De aansprakelijkmeid der echtgenoten.

De wet van 15 December 1872 V'OoT'Ziet geen: enkele sancüe tegen de echtgenoten. Niettegenstaande het verzuim van de notaris werken dre niet-gepubliceerde huwelijkse vooriWaard'en tegen derden. Het ware o:n:biHijk de echtgenoten voor de nalatigheid van de

: notaris aansprakelij:k te stelLen, daar zij, .g•een fout 'hebben begaan (zire Thaller et Percerou, Traité. de i drroit commercial, 1931, t. I, 215; Fr:edericq, t. I, p. 261; ; Fr. Cass., 20 AprH 1869, S. 1869, I, 359; Reohtb. Brus­; sel, 29 Juli 1913, Pas. 1913, 305). ; Volgens rechtsleer en rechtspraak 1bes1taat hun ver­! antwoordelijkhei'd s1ec'hts in geval van bedrieglijke i verstandJh'ouding met de notaris of, zo zij aari de :notaris hun hoedanigheid van handelaar herbben ver­' zwegen, waardoor de vervuHing der wet<telij,ke :for.,. malitei ten w:erd belet. Deze verantwoordJijkheid

. steunt op artikel 1382 B. V.l. (rv,er:g. ThaUer et Per­ce:wu, op. c1t., t. I, 215; Lyon-Caen et Renault, t. I, no 317; Planiol, Ripert et Mast, t. VIII, no 74, e.a.; Kortrijk., 2.6 Nov<ember 1901, Jur. des Fl. 1903, 2658). N amur, dte bij die redactie van de wet van 15 Decem­ber 1872 een grote rol ·.speelde, meent, dat in dat gerval de eohtgeno;ten moeten beschouwd worden als gehuwd onder het stelsel var. de wettelijke gemeen­schap (rt. I, ll

0 191). En' dit 'ZOU 'Volgens talrij:ke auteurs, de 'beste s:anctie zijn (zie Lacour et Boute­rou, Préds de droit commercial, 1921, no 153; Thaller et Percerou, t.a.p.; Pl,aniol, Ripert et Mast, t.a.p.; Lyon-Caen et Renault, t.a.p.; Fredericq, t. I, p. 263).

lil. - Niet-bekendmaking van de huwelUkse ,roorwaarden van de echtgenoot die handelaar wordt

na het huwelijk, - Sancties

De echtgenoot, die hande'laar word!t na het huwe.;. lijk en verzuimt een ui,ttreksel van zijin rhuwe:lijks:­contrat binnen die maand, volgen:di op de dag, dat hij zijn handel begonnen is, ter griffie te deponeren, is, in ge<Val van faillissement, strafrechtelijk (~artike-114) en hurgerlijik verantwoordelijk.

a) Bij verzuim van puiblicatie kaln de nalatige echtgenroot in: geval 'Van faillissement wegens een­voudige bankbreuk, v·eroordieeld worden. Op dit. mis­drijf is een grevangendssrtFaf ges'teld rvan één maand to·t ,twree jaar (artikel 489 W. v. S.). . Deze S'anctie is facu-ltatief; zij wordt weinig of niet toegepa·s,t en is oil1!doeltreffend.

Page 4: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

-~------~~---------- --- ---------

1255 RECHTSKUNDIG WEEKBLAD 1256

ïb) Bij. V'olletd~g __ -stilzwijgen van _de_ we!t mo·et, zoa-ls · volgrt u~t .een inte-rpr:etatie1 van re:chtsle·e·r en recht­spràak, een ondiersche,id g·etrnaakt worden al naa:r­gel·ang de man, de vrouw of heiden de wet ihebiben overtreden. ·

1. Is het de man, dan ,eist de billijkheid, dat de vrouw nQ.;et de gevo,lgen van de misstap van haar man moet dra:gen; de huwelij·kse voorwaarden belhou­den hun weTking 1tegen derden, die s-l,echts . .een vorde­ring tegen de man helbb~n op grond! van het :gemeen recht (artikel 1382 B. W.), indien de niet-puhlicrutie i

hun 'S'Chadle veroorzaa'klt heeft (zie' Escarra, Principes ' de droit cûmmercial, t. I, no 254; Nov-ellesr, Droit co!i:n- : merci-al, t. I, p. 198, no 33).

2. Is hert d!e vrouw dan wordt de nalatigheid van · harentw:e'ge beschouwd als een quasi-delict. Het he-r­stel van d'e daardoor veToorzaakte schade kan zelfs .: op !haar dotale goederen vervolgd: worden, daar de onv:ervreemdbaarheid harer dotale goederen niet be­stemd is •om haar aan de g·evolgen van haar delicten te doen onrtlkomen (zie Beltjens, Encyclopéàie. die droit commerc~al, 2° éd., t. I; 57, no ·13; · ThaileT et Percerou, op. cit., t. I, 215'bis; Lacour ert Boute•rou, op. cit., t. I, no 153; Planiol-Ripert ert Mast, t. VIII, p. 95, no 94; Planiol, Traité é1émenttaire de dif'oit ei-vil, 9e éd., t. II, no 1606 .e.a.; Fr. Cass., 27 F-ebruari 1888, D. P. 1889, I, 1929; Fr. Cass.., 29 · Maar.t 1893, S. 1893, I, 288; Amiens, 16 Januari 1894, D. 1894, II, 208). Volgens een arrest van het Franse Hof van CaSISatie ibe:gaat de vrouw een quasi-delict, waarvoor zij aansp:vak!e­lijk is, zelfs indien zij gehandeld heeft zonder opz;et om te s'chaden (Cass., 29 Maart 1893, S. 1893, I, 288). Talrijk!e auteurs zijn ervenwel van mening, dat die!I"­gelijke opvatting te "Sitreng is in geval het gaat om een eenvoudige veilwaarlozing van de publicatie-for-maliteiten; vol~ens hen is: vereist kwaadwillig opzet om te schaden (v·e,rg. Lyorn-Caen ert Renault, op. cit., t. I, no 344-245; GuiUouard, op. cit., t. IV, p. 402 en 403).

Bestaat er bedrieglijke verstandhouding tussen beidie echtgenoten, dan ·kunnen zij op al hun goed'eT'en ·: VieTVolgdi worden als'Of er getneens'Chap bestond; de : vrouw kan zich ni1e:t beroepen op de oniV'ervre:emd'- ·• baarheidl van haar dotal,e goederen (zie Esearra, op. cit., t. I, no 254; Novelles, Droit commercial, t. I, p. 198, TI0 33).

Andere sanCities zouden volgens rechtsleer en recht­spraak niet te rechtvaardig;en zijn. Niet-gteprubliceer­de huwelijkse voorwaarden hebben niettemin werking tegenover derden; het zou immers ni:et aannemelijk zijn, dat de onschuldige echtgenoot de •gevolgen zou moeten dragen van die nalatigheid van de andlere echtgenoot (rverg. naast de hierborv:en aan:g.ehaalde. auteurs en r:edhtsrpraak, Delvincourt, Insrtitutes de droi.t commun., p. 7; Touillter, t .. XII, no 70; Frede­ricq, t. I, p. 264; De Page, t. X, voL I, 11° 118; Cass., 16 janvier 1841;. Pas. 1841, I, 72; Rechtb. Bruss:el, 29 Juli 1913, Pas.. 1913, UI, ·305; Hoei, 31 Juli 1913, Pas. 1913, UI, 315; Brussel, 24 Januari 1914, Pas. 1914, II, 52; Rec'htb. Brussel, 22 De·cember 1925 en 1 Maarrt 1926, Jur. oom. Brux. 1926, 381; contra Par­des,sus, Droit commercial, t. I, no 94; Brussel, 13 Fe­bruari 1912, Pas. 19114, II, 52; Rechtb. Brugge, 17 No­vember 1931, Rerv. prat. rrot. 1932, p. 195 e.v. met noot en de d!aarin aangehaalde rechtspraak en r:echtsleer : krachtens artikel 171 (artikel 15 van de wet van 12 Juli 1931) moet de Belg, d'i·e in he-t buitenland gehuwd is1, zijn huwelijksakte bij zijn terugkeer laten ov•erschrijven in de registers van de Burgerlijke Stand; lbij dit vonnis werd hesHst diat bij g;e!breke aan overschrijving de in arrtike1 76, 10° bepaalde sanctie

niet toepassreli,jk. i•s .... Volg:ens 'Dhaller en . :Percerou zouden de ·derden, indien zij twijfelen omtrent de aard van het huweHjkstelsel der ·met hen contracterende echtgenoten, moeten eisen, dat d!ezen zich tegenOiv-er hen hoofde-lijk verlbinden ( t. I, no 215ibis).

·IV. - Ni.et-bekendmaldng van ,de w.ijziging·en, die de huwel\jkse voorwaarden na het huwelijk

ondergaan. - Sancties

De modaliteitel!1 •va:n bekendmaking en de in g:eiVal van niet naletvinrg daarvan gestelde sancties ~Zijn voor­g-eschreven door hert Burgerlijk Wetboek, het Wet­boek van Burgerlijke Rechtsvordering en 'het Wet­boek ~Van Koophandel.

1. Het Burgerlijk Wetboek voorziet, dat inrnen de publicati.-emaatr,eg-e1en, nl. d!e verschillende aanplak­kingen, ingeval van gerechtelijke sc'heid'ing van goe­deren, niet w.erden nag-elieefd, de tenuitvoerlegging van het 'V1onnis, dat de scheiding van goederen uit­spreekt, nietig is (al'ltikel 1445).

· -2. Het Wetboek van: Burgerlijke Reohts;vord:ering voortzie-t, dat de -derden bij niet nal'etving der pu:blica­tiema-atregelen, voor het -geval' van g:erechte:lij(ke scheiding 'Van goe1deren en schei'ding van •ta:f.e-1' en bed, krachtens de artikelen 872 •e·.v. dierden-verzet kunnen doen teg:en het vonnis dat de sc'heid!ing van goederen of de sch·eiding van tafel en bed! uitspreekt (artikel 873).

Deze voorschriften g-elden zowerl 'VOOr, k'Ooplieden als voor niet-kooplieden. Zij steunen ni-et op d!e nood­zakelijkh1ei'd 'Van enige 'bekendmaking 'Voor het be­staan van he:t stelosel van: scheiding van goederen tussen die echtgenoten; het doel van die. wertgever is geweest alle schuldeisers te verwittigen, opdat de scheiding niet zou wo·rden getVordeni! of uitgevoerd ter hedrieglij:kre ibenad!elh).g hunner rec'hte111 en om ze in die ge•regen!heid te steller. derden-v1erzet te doen tegen het v:onn:i:s.

Voor heli ov'erige kan het vonnis ingeroepen wor­d!en, zelfs tegen schuldeisers, die vóór de bekend­making gecontracteerd hebben, op voorwaardie even­wel, dat de uii:lvoering van het vonnis is: gelbeurd bin­nen de door de wet gestelde termijn (cfr. conclusies van adivocaat-gen:eraal Decuyper, bij arr. Cass'., 16 janvier 1841, Pas. 1841, I, 72; zie nog : De Page, t. X, no 119, FI'ie'dericq, t. I, 141).

3. Het Wetboek van .Koophande'l beveelt de open­baarmaking van het vonnis, d!at de scheiding · van tafel enr bed uitspr:e•ekt, bij gebreke waarvan rde schuldeis•ers steeds ontvankelijk zijn om zich er teg-en te verzetten voor wat hun b.elrungen aangaat, en e1ke vereffening, die .er het g;e;volg v:an mocht zijn te bestrijden (ai'!tike'l 15 'Van de wet van 15 December 1872). Het is slechts -een herhaling van de reg-éls van h'et gemeen rech.t; de wert 'van 1872 voorziet evenwei niet de bekendmaking van de g:erechtelijike' scheiding van goe'deren, noch het herstel van de· gemeenschap na sche~ding van tafrel en 1bedi (zie Fredericq, t. I, no 141; De Page, t. V, n 11 119).

De bepalingen: van de wet van 15 Dec-ember 1872 werden aangevuld door de wetten van 30 Mei 19,24 en 9 Maár.t 19·29, die bepalen, dat -elk vonnis of arrest, waarbij die 'echtscheiding, sch·eiding van tafel en bed of sèheiding_ van goederen wordit uitgespro­ken, in hett Handelsregister moet worden ingeschre­v:en C artikel 4) ; zo ni,et kan de h-andelaar ZiC'h niet op d"e in artikel 5 bedoelde wijtZigingen her"~oepen tegenov.er derden, die gehandeld helbben vóórdiai die wijiZ-igingen in het hrande·lsr:egister zijn opgegeven,

Page 5: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

1257 RECHTSKUNDIG WEEKBLAD 1258

maar- het ontbreken van- de opgave kan door .bedoelde koopman- tegelll derden niet aangervoerd worden (arti­kel 5'bis') (zie ook artikel 2, 7°, artikel 4, 5°, wet van 9 Maart 1929).

V. ~ De regeling in de buit€1nlandse \vetge.ving

1. NedJerland. - De bepalingen, waarbij van de: wettelijkie gemeensschap geheel of gedeeltelijk wordt . afgeweken, kunnen t.a.:v. derden nie.t vroeg.er werken dan vanaf hun overschrijving in een openhaar regis:.. ter, dat gehouden wordt ter griffie van de Arrollldis­sementslrec'htbank binnen wier rec'htsge'bie'd het hu­welijk is rvoltrokken (ar!tikel 207 Ned!. B. W.).

De bedingen, uit kracht waarvan activa bui ten de gemeenschap blijven, moeten dus· altijd openbaar ge­maakt worden, will'en zij tegenover derden werken. De eenmaal vóór de openibaarma:king door derden verkregen rechten houden stand (zie : Suyl.ing, Hu­welijksgoederenrecht, ll08

. 230 en 22). Derden1 evenwel, die met de inhoud van de geheim

gehouden huwelijkse voorwaarden beken'd zijn, wor­den ·niet b'esehe·rmd; slechts d!e ibona fide derden wor­den tegen de gevolgen van hun onwetendheid g.edek,t. Op 'hem, die tot pulblicatie gehouden was, rust echter de· bewijslast, dat de derde met d!e huwelijkse voor­w.aarden bekendi was.

Derden mogen beroep doen op nie.t-giepuhliceerde voorwaarden : zij hebben dus een keuze· tussen schijn of werkeUjkheid; ~ulks is volkomen in overeenstem­ming met de ratio van de w:et : de bescherming van derden (cfr. Suyling : op. cit., n°" 19 en 20; Ass<er­Scholten, .t. I, p. 163; Molengraaff, Leidraad hij de beoefening van het Nederlndsche Handels:r:echt, Dl. I, 7e druk, 1940, p. 58).

De kooplieden zijn daarenboven gehouden hun hu­welijkse voorwaarden in te schrijven in hert lhandels·­regi·ster (Han<delsregisterw.et, arti'kel 5, lid. 3; arti­kel 3; artikel 22; K. 29). Zolang de voorg·esch!'ieven opgave ter inschrijving van enig feit niet is gedaan, kan hij., di'e gehouden is dli·e· opgave te doen, zich niet op dat f.eit beroepen tegenov.er derdien, die te goeder trouw verklaren dat h'et 'hun üTIJb'e:kend was. De opgave verLeent aan het f:eit Wierki.ng tegenoiVei' derden (verg. ·Molengra:af, op. cirt., p. 62).

OfschooTIJ het Nederlands< ste~sel een hetere rege­ling bevat, wijkt <h<et evenwel niet veel af Va\ll het Belgisch st!els·eL De dubbele publiciteit waaraan de handelaar onderworpen is, doet inderdaad! ook in Ned!erland verschiHende vraagstukken rijzen.

Om tegenover derden werking 1Je heibben, is het in Nederland voor een koopman v;oldoende dat zijn hu.;. Wk·elijkse voorwaarden, ofwel in het openlbaar I'legis­ter ter griffie, ofwel in het handelsre1gis,ter zijn bekendgemaakt. De vraag rijst ~echter aan wenre ver­melding de voorkeur moet worden gegeven, wanneer er tegenstrijdligbeid bestaat tussen die v:ermeld!i.ngen in het handelsregister en die in h:et o-penba·ar regis­ter. Het komt ons voor dat de d'erd'e in dit gJeval de keUI~e hebben moet; de publiciteitsmaatregelen wer­den immers in het ·belang van derd'en ingesteld.

In Be1gië z:al· de d!erde evenwel op het handels'" register niet mogen afgaan - althans vol:gens r.echrts­l,eer en rechltspraak - hiJ zal de huweUj:k<s.akte moe­ten raadplegen om volledige zekerheid te 'hebben; zijn in Ne'derland de huw,elijkse voorwaarden in het handelsr:egister vermeld, dan mogen derde:J;t daarop afg:aa;n; zijn zij daarin niet ·verme'ld, dian moeten zij h<et openbaar' register raadplegen:.

Ook in België kan zich de mogelijkheid voordoen dat de huwelijks'akte het hestaan van een huwe<lijks­contract niet vermeldt, terwijl het handelsregis:ter dit

bestaan Wel v,ermel•dt. · Wer~en· in: dit. geval de huwe­lijkse voOTwaartien ntet tegen derden? O.i. Wel : door inzag.e van het handelsregister kunnen zij immers kennis krijgen van het bestaan van huwelijkse• voor­waarden. AHeen hij, die bona. fidie in onwetendheid v;erkeert, verdient bescherming.

2. Frank:r-ijk. - De Franse wetgeving •Wordt door dezelfde regelen, met dezelfde onderschei'<:j.ingen be-heerst als de Belgische. ·

De Code de Commerce van 1807 voorzag de publi­catie d!er huwelijkse voorwaarden onder die vorm van aanpla~king in de gehoorzalen der verschillende rechtbanl~en (artikel 69). De wet van 18 Maart 1919 he'eft deze oudeTWets1e formaliteit vervangen door een eenvoudige vermelding in het handelsregister (arti­kel 4, 7°).

Daarnaast bestaat de wet van 10 Juli 1850, di:e de openiba:armaking der huwelijkse voorwaarden zonder onderscheid tussen kooplieden en ndet:..kooplieden -op straf van niet-werking tegenover dierden - voor­schrijft. De Belgisclhe hypotheekwet van i6 Decem­ber 1851 h'eeft deze bepaling 01vergenomen.

De Franse reahtsleer en rechtspraak staan evenals de Be'l,gische op het standpunt, dat ndet in het handelsregister ïngeschrelV'en huwelijlkse voo·rwaarden toch tegenalVer de·rden kunnen worden ingeroepen (zie infra). De vermelding in het han<dielsregister heeft geen andeTe betekenis van een blote inlichting zonder wettelij~e .gevolgen.

Op de onvolledigheid, het gebrek aan eenvormig­heid en doeltreffendlheid van de bepalingen betreff'en­de de publiciteit werd vooral in de laatste jaren her­haaldelijk gewez,en en wetsvoorstellen w:erqen gedaan tot invoering va\ll een huwelijksgoederenDegister naar het voorbeeld van hert Duits « Gütterrechtsregislter » (zie o.a. Escarra, Prinicpes d!e droit commercial en matière commercia1e, Rev. trim. de dr. c~ercial, 1951, no 3, p. 454 •e.v.).

3. Duitsland. - De huwelijkse rvoorwaardlen - zo van kooplieden als van niet-kooplieden - moeten, willen zij tegen derden werken, in het zgn. « Gü tter­rechrtsregi,ster » van de woonplaa ts1 van de man in:ge­sc'herven worden. Dit register wm'ldt, zoals het han­dels- en h'et vennootschapsregister door h~t « Amts­g.ericht » (vredegerecht) g·ehouden. Viel'lander:t de man Vian woonplaats, zo moet de inschrijving opnieuw ge­schieden in het rechtsgebied van zijn nieuwe woon­plaats (par. 1558- 1563 B.G.B.).

De algemene regiel is dat het v.erzoek tot inschrij~ vinig doo<r beide echtgenoten moet gedaan worden.

· Het verzoek van een van beide echtgenoten is even­wel voldoende, wanneer, met het verzoek, tegelijk hert huwelijkS'contract wordt voor.gel<egd (par. 1561).

Het huwelijksgo1e'derenregister dienrt: tot bescher­ming van derden; nd.et-ing,eschreven huw.eHjkse, voor­

, waarden werken tegenalVer derden . te goeder trouw , niet (par. 1435).

'IIe goed'er trouw is hij, di·e de niet inmeschreven .: huwelijkse voorwaarden niet kelllt; niet i.nge1schreven

doch aan derdien bekende huwelijkse voorwa:arden · werken derhalve tegen dezen (zie : Th. Kipp.-M. · Wolff l.iehrbuch des Bürgerlichen Rechts, IV, par. 42, · p. 164 e.v.). Terwijl de inschrijving in het huwe1ijks-goelàerenregister niet dwingend is voorgeschreven

,. d.w.z. dat de echt·gen:oten hun huwelijkse voorwaar­! dien ni,et moeten inschrijven, indie:n zij deze niet tegelll­: QIV'er dffi'lden willen doen werken - is voor koop­, lteden die inschrijving in het handelsr.egi·stèr impera-

tief voorgeschreiVen. Zolang een feit, dat in het han­- deisregister moet worden ingeschreven, niet inge-

Page 6: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

.1259 RECHTSKUNDI~ WEEKB~AD 12.60

schDe~en en ·bekend gemaakt is, kan het door hem, : ·die . tot d!e inSchrijving . dá.arvan v.erplicht was, niet ; worden ingeroepen tegenover een derde, tenzij het i aan dlez·e hek:Jend! was (par. 15, H.G.R; zi.e Jlad-Gardow- ! Heinich'en, Kommentar zum Hand!els:g'es'etz;buc'h, Bd·. I, p. 190, e.v.).

4. Zwitserland. Het Zwitserse stelsel komt in hoofd­zaak overe,en met het Duitse. De huwe1ijks'e voor­waarden hebben slechts werking tege'llioover ·d!erdlen · vanaf de dag hunner in8chrijving in het hüwelijks'­goederenregis;ter en: :hun bekendmaking ( artike11en 248, 249, 250, 251 Z.G.B.).

Is ·een ·echtgeno'Ot in het huwelijksgoederenregister en tegelijk al's handelaar in lhet hanldelsrtegis:ter inge­sohreven, dan moeten in beid'e regis:ters de nodi:ge ver­wijzingen aangebracht worden"

Alvor:ens over te gaan tot de inschrijJVing in het hand!elsr:egi'ster gaat de ambtenraar na of het huwe.­lijksgoede'r'enregis:ter d'e huwelijkse voorwaarden van de echtg,enoot-handlelaar vermeldt (artike,len: 110 vv. Ordonnantie op het Handelsregister van 7 Juni 1937).

Het huweli]'lkssgoeder:enregister heeft ni,et .publici­teits- dooh constiotuti'eve werkin'g.Dez;e werking is aller­eerst negatief : het TI!og niet ingeschreven huwelijks­contract werkt niet tegen derden; teg~enorver dezen blijft het tot d'usver ibestaande huweJ.ijksv,e,rmogen­rechlt gelden. M1aar de werking is ook posdtief: de ingeschreven huwelijkse voorwaardJen zijn die, welke de rechtsbetrekkingen tot derden bepal'en; d'it geldt tegeooVier aUe derden, onve.rschillig of zij de inschrij­ving kennen of niet. (·zie A. Egger, Konunentar zum SchweiZJerischen Zivi.lgesetzhuch, II, I, art. 248, p. 491 vv.).

VI. - Critische beschouwingen

Uit het voorafgaande blijkt hoezeeT d!e wettelijke regeling ter zake van de publiciteit te w:elliSen over­laat (zie ook n:oot onder arr1est Gell!t, 10 FebTuari 1950, R. W. 1950-1951, 1288 e.v.), zowel wat volledigheid als doel treff:endheid betrefit.

1. De algemene d!oor rechtslee•r 'en rechtsp[''aak aan­vaarde regel is, dat niet gepUibliceerdle huweUj:ks!Voor­waar:den van lmopli'eden niettemin werking tegen der­den hebben.

Naast e:en vonnis van de Rechtbank van Koophandel te Brussel van 18 April 1839, dat tr:oUiwens: door het :

derden ·ten ge.volg;e (o.~. C;;tss. 16.janrv1er. 1841, Pas. 1841, I, 72; Rb. Brussel, 22 Decemlber ·1925 e:n .~. M~art 1926, J.C.B. 1926, 381; Lyon, 19 Februari 1934, D.H. 1935, I. Sommaire). ·

Door de ni,et-werking der huwelijkse Voorwaarden zouden de. rechten Yan. d'erde!n . ge'ens:zins worden op­g.eoff,erd!; de·ze ·kunnen zich immers houdJen aan art. 76 10°, B.W.; de dla,arbij voorgesrchr'e'V'en veTmelding in de huwelijksakte lîcht hen nopens het bestaan van een huwelijkscontract in. Daarenbaven zou de nie't-w:erking van het huwelijkscontract in strijd zijn met de oniVer­anderlij[{lheid ervan. (Cambron, B.J., 19·26, koL 269).

'Degen deze opvatting kan men e;y;enw.el zowel' prac­tische als theoretische bezwaren inbrengen.

De . pUJblidtei t i·s een geiVolg van het toenemen en van de in:gewikkieldheid van het handels;ver'keer; ree'ds CoLbert ( Ord!onnantie van 1673) zag in dat terwille van de reehts'zekerheid publiciteit een eerste vereiste was. PUibliciteit vindt alleen 'haar r:ed'en van hestaan in die recbtszeikerheid; wat .tegen derden kan worden ingeroepen moet aan derden !bekend zijrn; wat niet aan derden be1~end is, kan tegen derden ni:et werken. We·lk nut heeft d!e publiciteit wanneer men niet kan: of mag vertrouwen op deze publiciteit? Geen enkel. Zij is zelfs van a'ar'd d!erden 'Op een dwaalspoor te brengen : uit de niet- openbaarmaking der huwelijkse voorwaar­den in het hand!elsregister kunnen zij afleiden dat de echtgenoot-handrelaar gehuwd is· onder het s't!elsel van de wettelijke geme'enschap; zij zuHen naar dit stelsel d!e omvallig hunner verrlbintenissen re'gelen.

In verlband met de heersende .mening is het vo'Or de derde VJerkieslijker de. wet v•an 15 December 1872 als dode Let:ter te beschouwen en zich eenvoudig te houden aan art. 76, 10° B.W. Een raadpLeging van het handels­~egister is voor hem nri:et van het mlnsite nut.

Naar d:e heersende opvatting zouden de zaken zich als . volgt, moe:ten voordoen; : de hanrdeJa:ar zal eerst het handelsregi·ster ra·adpl1egen; zijn de huwelijkse voorwaarden daarin niet ·vermeld!, dan zal hij, rwil hij geen risico's lopen, op de Burgerlijke Stand of ter griffie VJan de Rechtbank van eerste A•an:l!eg inilichtin­gen moeten nemen omtrent de ip: die huweli}ksakt!e ver­melde huwelijlkse voortwa·arden. Wil hij voHedri.'g op de hoogte zijn, dan zal hij zich tot die notaris moeten W1enden ... Wat een verplaatsingen! Wat •e;en :formali-teiten ! Is het te veiwondeTen, dat zij i·n groue· mate het handelsverkeer belemmeren?. Zij zijllli zeker ndet te verenigen met de s:nelh:eid!, waarmede overeenkomsten in de ha:nd!e1 moeten worden ,geslot,en. Aldus ontstaat of kàn 'aUhans grot'e rechtsonzekerh.eid ontSitaan.

Kan het werkelijk de bedoeling van de wetg;ever geweest zijn, dlat niet-gepubliceerde huwe!lijlks'e voor­waarden ni,ettemin ·aan derden kunnen wordeDJ tegen­geworpen:?

In het ontwerp rv:an de Code 'de Commerce van 1807 waJs de bepaling van de Ordonnantïre' van 1673 op­genomen. Zij Wie'rd evenwel met in d!e Code zelf be­houden teJlJgevolge van talrijlke opw'erpdngen:, die ech­ter niet steekhoudend! waren; in de plaa:ts v'an de elllige afdoende sanctie, voorzren in de Ordonnanrtie

Hof van Beroep bij arrest d!d. 8 Felbruari 1840 ver­nieügd! werd, (zde. conclusies van a:dvocaat-g:eneraal De Cuyper, Cass. 16 Janua:ri 1841, Pas:. 1841, I, 72) blijkt 1er s:lechts eenJ arrest van het Hof van Beroep te Bruss·el van 13 Februari 1912 1Je hesrtaan, dat wer­king van met. ·gepubliceerde voorwaarden van koop­lireden teg:enoveT deTd!en ontzegt; de publiciteit is in­gesteld met hert oog op de :bescherming van de belan­gen van derden; wordit zij n'Ï'et inJ acht genomen, zo mdst het huwelijkscontract werking tegenorve'r 'dlerden; zou men anders: besli'ssen, dan ·zou men het doel van d!e wet miskennen (Pas. 1914, 2, 52). Buiten dit arrest zijn ·eT ·geen andeTe rechterlij~e bes'lissingen in de21elfde zin te 'Vind'en. , van 1673, werden S'ancties· g,esrtel'd, die· ondoeltr-effend

zijn .gebreken. De aldus geveS!tigde rechtspraak en rechtsloeer doen hun ziensrwij,ze steunen op de letter van de wet van 15 December 1872 en op het algemeen artikel 76, 10o B.W. Indien he:t doel IVan de wetgever ware geiWe.est:: aan .niet :gepu'blicee·!'ld!e huwelijkse voorwaarden wer­king te onrtJzeggen, dan had hij zulks: ui,tdrukkeldjk bepaald en waren de door h·em ingeste'lde straf- en bur:gerlijke sancties overbodig geweest. Alleen de niet inachtneming van de ver.meldiing van het bestaan van een huwelijkscontract en van de naam van: de notaris· in de huwelij'ks,a'kte' hetbben· niet-w'er:king tegeno·ver

Bij d!e totstandkoming van de wet. van 1872 kwam de vraag niet .ter sprake.

Namur was ovan: mening, dat de huwelijkse voor-waarden, in geval van beddeglijke' verstandhouding der ·echtg,enoten met d!e notaris nie·t tegen derden kon­den ingeroepen worden en vele auteurs helblben zich bij die meninrg aangeslot:en. (Pardessus was: van oor­deel, dat .n~et gepubliceerde hUiwelijlkse voorwaarden nimmer tegen derden konden. werken. Droit commer­cial,.t. I, nl' 94). Kan eenzelfde ziensiWij:ze ·aJls~ d[e van

Page 7: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

1261 RECHTSKUNDIG WEEKBLAD 1262

Namur :niet v;erdedigd worden, wanneeT de echtgenoot door blote na:l!atigheid zijn huwe1lij,kse voorwaarden niet beltendmaakt? Het resultaat van de handelwiJze van de handelaar, hetzij te goeder, hetzij te kwader trouw is toch : eventuele schad!e voor derden, die de wetgever door publicit!eit juist wilde voorkomen.

De wetten van 1924 en 1929 helbben deze leemte niet aangevuld. De daarbij in~estelde sancties ·zijn even ondoeltreff:end als die van de wet van 1872. De ver­meldingen in het Handel'Sregister hebben geen andere betekenis dan die om derden voor te lichten.

Het is duidelij;k, dat de bij de artike1len 13 en 14 van de wet van 1872 bepaalde sancties onvoliledig en ondoeltreffend zijn. De sanctie van ar.t. 13 heeft geen enkele uitwerking t.a.v. derden. De V·erantwoordelijlk­heid van de notaris in geval van bedrieglijke verstand­houding met de echtgenoten en de vera.ritwoordelijik­'heid van deze laatsten zelf volstaan niet om de bescherming van derden t·e verzekeren. De bedrieglijke verstand/houding kan immers zelden worden bewee-en.

Hoe kan men het causaal ver1band bewijzen tussen schuld en schade, indien men aanvaardt zoals. de recht­spraak en de rechtsleer dit doen, dat de derden zich omtrent de huwelijkse voorwaarden van de echt­genoten h'a:ddien kunnen vergewissen door hun huwe­lijksakt'e te raadplegen? Dat causaa'l ver.ban:d be'Staat niet, als d!e echtgenoot bewijst dat de derden kiennis konden hebben van de huwelijks·akbe. De rechtspraak en de auteurs zijn. derhal·ve .niet consequent, ·wanneer . zij beslissen, dat de overtreder van ar:t. 14 een quasi­delict hegaa t en op grond daarvan schadevergoeding verschuldigd is. Schade, die de derdie lijdt is immers aan eigen schuld te wijten, vermits: hij ·volg·ens die­zelfde rechtsleer en rechtspraak de huwelijksakte had moeten inzien.

2. De enige afdoende sanctie in de hierboven onder­zochte g;eval'len :kan alleen zijn, dat niet gepubliceerde huweilijkse voorwaarden niet werken tegenover deT­den. Slechts dan zou de door de we;t ingerichte publi­citeit zin hebben en zouden de be'langen van deTdien beschermd worden.

Deze stelling druist niet in tegen de ratio van de wet : doel der wet is immers derden te beschermen. Dezen mogen er op v<ertrouwen, dat de 1echtgenoten gehuwd zijrn onder het stel'sel der wettelijke gemeen­schap, indien de daarvan . af·wijkende bepalingen niet bekend gemaakt zijn. Een niet-bekendmaking door de ecbJtgenoten van hun huwelijkse voorwaarden is door niets anders te verklaren, dlan dat zij aan hun huwe­lijks'e · voorwaanfen geen werking tegenorv;er derden wensen te verlenen.

Door het huwelijkscontract regelen de echtg,enoten in de eersrt:e plaats hun ondierling'e vermogeiils~echte­lijkie verhoudingen; indien zij deze ook naar buiten wi"l1en doen werken, behoren zij daaraan publiciteit te geven. Dit is voor h:en nie1t zoZieer ·een verplichting •als wel e·en recht. Het argument, da:t de niet-wer.king van het huwelijkscontract tegenov<er de «onschuldige» · echtgenorten of ·echtgenoot onbillijk zou zijn, kan rnet opwe:g·en tegen: de eisen van het moderne rechts­verkeer, waarin 1het maatschappelijk belang op het particulier belang die voorkeur 'hebben moet.

VLAAMSE JURISTEN,

De « onschuldige » echtgenoo.t kan zich desgevallend keren tegen hem, die tot de bekendma·king gehouden wa:s : de notaris of de mede-echtgenoort:.

Het rechtsiVerkeer eist, dat ~lk der echtgenoten over zijn belangen wake in die zin, da:t elk der echt­genoten zich vergewissen moet of de !bekendmaking geschied is; immers hun heider belangen ·s·taan op het spel, zodat men bezwaarlijk kan spreken ov:er «on­schuldige » ech·bgenoot - en over billijikheid - : die echtgenoot draagt schuld, indien hij zich niet ver­gewts,t heeft of de inschrijving door de notaris of de echtgenoot-koopman is geschied.

3. De lege ferenda kan me:t een enkele sanctie worden volst1ran : niet-ingeschr.even en ·gepUibliceerde huwelijkse vonDwaardien missen werking tegeno:ver derden ·te goeder trouw.

De inschrijving of bekendmaking behoeft niet dtwin­gend te zijn vo'orgeschrerven; zij is alleen dan vereist, wanneer de echtgenoten hun van het stelsel der wettelijke geme:enschap afwijkende bepalingen tegen derden wiHen doen werken.

De inschrijving zal, zoals dit in Nederland, Duits­land en Zwitserland! het geval is (zie infr'a) cons,titu­tieve werking hebben; eerst vanaf de insehrijlving hebben dé huwelijkse ·voorwaarden I'lechtskra:cht tegen­ov;er derden.

Die ins'chrij'Ving behoeft niet binnen -een bepaald ter­. mijn te geschieden; h:et hangt van de editgenoten af

of en wanne,er zij hun huwelij,ks1e voorwaarden geheel of gedeeltelijk tegen deroen willen doen werken.

Derden moeten v:oHedig ingelicht worden; een een­voudige v~ermelding v•an helt bestaan van een huwe­lijkscontract (cfr. art. 76, 10° B.W.) of d:e aanduiding va:n het stelse11 volstaan niet; aUe afwijk~p'de bepalin­gen van de wettelijke gemeenschap behm·en te worden ingeschreven om tegïen derden te kiunnen werken. Dit betekent geen openlbaarma.king van d:e « .geheimen » van de familie vermits het aan het oordeel der echt­genoten is oV!erg:ela.ten of en welke afwijkende bedin­gen zij ook tegenoVïer derden wü1en laten $pelen..

De notaris kan van ·zijn verplichting ()ffi een uittrek­sel uit het huwelijkscontract te deponere-n ontheven worden: v<ermits die huwelijkse voorwaaroen sleehts bij de voltrekking van het huwelijk uitw1er\Grrg kunnen hebben, behoeven zij ook eerst nadien te *orden inge­schreven. Het is w,ens,elijk naar het voor.beelld ·van het Duitse en Zwitserse « Gütterrechtslf'egislter » een bij­zonder huwelijksregister in te voeren, dat rter griffie van de vredegerechten of van de Rechtbanken van Eerste Aanleg zou kunnen gehouden worden, en waar­in, zonder 'onderscheid van beroep, de huwelijkse voor­waarden kunnen worden inges'Chreven; hert is voor elke col1/1:o:1actant - hij weze handielaar of met - van belang op snelle wijze te weten in hoeverre hij verlbin­tenissen kan of mag nagaan.

Met de invoering 'V'an dergelijke bepalingen zal in ielder ge'Val meer juridische z:ekeTJ:reidl in het belang van allen worden bereikt.

Henri BOONEN, Advocaat te Antwerp/e':n.

Abonneert U op het "Rechtskundig Weel<blad''

Page 8: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

1263 RECHTSKUNDIG WEEKBLAD

RECHTSPRAAK

HOF VAN VERBREKING

2e Kamer. - 17 December 1951.

V oorzitter : M. Dumoulin. Raadsheer-Verslaggever : M. Daubresse.

Eerste Advocaat-Generaal: lVL ·Hayoit de Termicourt.

Verkeer. - Niet gebruik malien van stadslichten (kruisingsschijnwerpers). Bijr toepassing van artikel 85, A, 9, 2° van het Algemeen V erkeersregle­ment komt het aan op het werkelijk zicht] niet op . een theoretisch zicht.

De bepaling van artikel 85) A} 9/2" van het Algemeen V~erk.ee.rsreglementJ waarbid hret gebruik van stads­lichten (kruisingsschijnwerpers) verrbod'e:n is op plaatsen) waar dle openbare verlichting het rnagelijk maakt bij niet mistig weder een voertuig· gemakke­lijk op 100 meter t:e onderscheiden) b1e'doreU niet het theoretisch zicht bij niet mistig weer) d'och het · werkelijke zicht Jzoa;ls de op lvet bewuste ogenblik heersende atmosfe.rische omstandigheden het toe­laten. DergleUjloo omstandigheden moetv:m derhalve : in aanmerking worde;n genomen om ter beoordelen · of een autobestuurder schuld had wegens het op h~et · ogenblik van het ongeval niet gebruikmaken van de ' stadsl~ch ten.

Peüt J., 'b.p. t/ 'Dhiri'art J. en Lambert U.

schijnweif'J.jers door standlichten ni·et een theoretisch zicht van honderd m·eter vereist, maar ·een werkelijk :zJicht;

Overwegende dat uit de vaststellingen van het be-­stDeden arrest evenals uit d~e van 1h'et vonnis a quo, waarnaar \hèt arrest in deze opzichtren verwijst, blijkt enerzijds, dat 'hét ongeval, dat de sclhadle berokkend lheef.t, waarvan aanlegger tegen v~erweerders: het her­stel vervolgt, zich voorgedaan heeft in een van open­bare vei'Ilichting voorziene agglomeratie, toen de dUis­ternis reeds 'gevallen was en het zic!ht onrtoerreikerrd was .gemaakt ni.et door mist, maar door regen, ander­zijds, dat Vierweerster op het ogenblik dier botsing een voertuig bestuurde, dat slechts door s:tandllichben was verlicht;

Overwegende dat artikel 85, A, 9/2° van het Konink­lijk Be<s:luit van 1 Februari 1934 bepaalt dat !het _gJebrui;ken van kruiSlingsschijnwerpers verplichtend is bij de doortocht van agglomeraties voorzd.en van üpenr­bar:e v.erlicihting, maar dat 'het gebruik dlier lampen v;erbod!en is op de plaatsen, waar d'e openba!'le verlich­tinlg het mog:elijrk ma•akt bij niet mistig weder een voertuig gemak:kelijlk op 100 meter te ondersCheiden;

Overwegende dat het bestr>e<d:en arresrt be'S'list dat geen enkele afwijrkiÎng van dit verbod toergelatJen is, zelfs wanTIJeer de atmosferische· omstandigheden on­gunstig zijrn en bijîgevol,g « dat, welke ook die zichts­mogelijkiheid zij, ind1en bij niet mistig weder een vo·er­tui.g op 100 met,er kan opgemerkt worden, . . . ihet ge­brui'ken van de kruisingsschijnwerpers verboden is »;

Overwregend'e dat voormelde reglementshe:paling op de verpliclhtdn:g om in ag;glomeraties, 'Vioorzien van openbai'Ie v:ed:ichrting, de kruisingsschijnwerpers. te ge­bruiken enkel een afwijking stel!t op de tweevoud!i.ge voorwaarde dat het weder niet mistig zij! en dat de openbare verlichting hret mogelijk make een voertuig

Gelet op he't besrtred:en ari1esrt, op 12 Juli 1951 ge­wezen Q.ioor het Hof van Beroep te Luik;

OVierw:egend!e dat aanlegger ·:zJioh aHeenlijk als bur­g;erlijke partij heeft voorzien: , gemakkelijk op 100 meter t'e onderscheiden;

I. In zoverre de voorziening gericht is tregen lvet Openbaar Ministerie :

Overweg:en!d'e dat tergen aanlergger op de vordering ' van het Open:baar Ministede generlei ;v:eroorde1ing is uit:g~espro~en; dat de voorziening dus ni.et ontvanike­lijk ~s;

II. I,nzoverre de voorziening geTicht Thiriart JeanneJ verdachte} en tegen Urbain burgerlijk aanspr(])kelijke. partij :

is tegren Lambert:

Over he.t eerste middel : schending van artikel 85, A, 9/2° van· het Koninklijk Besluit van 1 Februari 1934, doo;rdat het ibestrederi arrest beslist, dat het nd'et g,eibruiken van de kruisin:gsschijnwerpèrs door ver­weerster Thirfiart niet als schuld mag worden aange­meDkt; datddtformeel verboden ,is 1n de ag1glomeraties op plaatsen, waar die :openbare verlichting het mogelijk maakt bij niet mistig weder een voertuig gemakkelijk · op !honderd meter te onderscheiden; dat generlei af­wijking van deze bepaling is. toegelaten, zelfs wanneer de atmosferische toestand onguns:ti·g is; dat hd.eruit volgt dlat welke ook de zichtsmogJelijikhedd zij:, indien bij Illiet mis,ti:g weder een voertuig op honderd meter ~an opg;em~rkt worden, gelijk het op die· quai de Coron­meuse lhet · geiVal is·, het gebruiken: ~van de kruisings­schijnwerpers verboden is, zulks· terwÏj'l voormeld arti­k,el 85, A, 9/2° tot bet vervangen van die kruisangs-

- -

Dat alzo niet het theoretisch zicht bij; niet mistig weder wordt bedoeld, maar het w-erkelijk zicht, zoals de op het bewuste moment heersende atmosferische omstandigheden het vergunnen;

Waaruit volgt dat 'het be-streden arrest, dtoor te wei,geren dle!'lg,elij:ke omstandigheden in aanmerking te n:emen om te oordelen of ·verweerster schuld dro:eg, wijl zij op het ogenblik van het ongeval haar kruisings­laJmpen niet had rgebruikt, de in het middel aangeduide bepaling heeft :geschonden;

Om d~e redenen)

Vieribre,ekt het besrt:reden arrest vooT zoveel het over aan1eg:gers burgerlijke vordering uitspraak doet;

Beveelt dat dit arrest zal worden ovengeschreven in de r:egisters van het Hof 'Van Beroep te Luik en dat melding er van zal worden gemaakt op de kant vim de gedeeltelijk vernietigde beslissing;

Verool'deelt ·verweerders tot de ·kosten;

Verwijst de aldus beperkte zaak naar het Hof van Beroep te Brus'Sel.

Abonneert U op Rechtskundig Weekblad

Page 9: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

1265 RECHTSKUNDIG WEEKBLAD 1266

RAAD VAN STATE

4e Kamer. - 19 December 1951.

Voorzitter: M. Vranckx (vers~laggever).

Raadsheren : MM. Decleire en Mast. A:dvocaat: Mr J. van Ryn.

Nietig·verkla.ring. - Ontvankelijkheid. - Voorafgaand beroep.

De Raad van Stat,e is niet bevoegd uitspraak te do;en over een beroep tot nietig'l.i'erklaring ingediend door een ~erzoekm· diJe niet de statutair georganiseerde beroepen heeft uitgerput.

Omwal t/ Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegem

De Raad van . State,

Gezien het verzoekschrift dd. 15 April 1950;

Overwegende dat het VJerzoek strekt tot de nietig­ver.kllaring van de beslissing dd. 28 Maart 1949 van de directie van het, personeel 1en de sociale diensten van de Nationale Maats'cihappij: der Be'lgische Spoor­wegen, wa~arbij die basisweddie van v~zo:eker van 52.980 frank van af 4 JanJUari 1946 op 50.680 frank wordt teruggelbractht;

Overwegende dat de tegenpartij inroept dat, daar de 1bestr1eden beslissing aan vei'izoek1er werd betekend vóór 25 April 1949, ih'e't verzoek niet ontvankelijk is en de termijn van zestig dagien, ibedoeld hij artikel 4 v:an het besluit van de Regent van 23 Augustus 1948 tot ·regelJ.ng van d:e ~echtspleging voor die afdeling administratie, verstrekien was op de dag dat het ver-Zioekschrift werd inJgiediend; ·

Overwegende dat v.erzoek laat gelden dat hij, al­vorens zich tot de Raad· van State te wenden, 'als «plicht had vöHedig de ambtelijke weg uit te putten» en dat hij zic'h daarom ac'htereenViolgens gieric!ht heeft tot de groeps'directie, de directie van !het per­soneel en ·sociaLe diens,ten, afdelingen afwijkingen, de raad van belheer der Nationale M'aatschappij der Belgischie Spoorwegen, de Minister van Verke,ers­wezen; dat dientengevolge de boven vermelde termijn van 'Zestig dagen, vol:gens ve~zoeker, slechts ingaat met de dag waarop hij kennis 'k!reeg van de beslissing van de Minister van Verkeersw:ezen;

Ov:erwegende dat luîderis ar.tilkel 3 van /hoofdstuk XIII van het sta:tuut ·van het personeel dier Nationale Maatscihappij der Belgische Spoorwegen, de klachten of !Vragen van persoonlijke aard aan de onmiddellijke chef worden voorgelegd, en dat tegen diens beslissing achteneenvolgens in beroep mag worden gegaan bij de eerste-ingenieur of eerste-inspecteur, clhef van de dienst, bij d:e ·çiirectile, bij de :aJlgemene directie en, ten sl'otte, bij de raad van belheer;

Ov:erwegende dat ter zake de termijn, bedoeJ.d bij artikel 4 van het besluit van de Regent van 23 Augus­tus 1948, zou ingaan lll1Jet de dag waarop verzoeker kennis zou heibben gekregen van de beslissing van de raad' van ibeheier; dat echter de verzoeker niet bewijst dat hij bij de raad van beiheer in beroep is gegaan; dat noch zijn brief gericht tot de voorzitter van het bestendig comité, noch de brief gericiht door tussen­komst van een notaris te Mechelen tot .een kabinets­att,aché van de Ministe~ ·van Verkeerswezen, als een beroep in de zin bedoield bij lhet syndicaal statuut kunnen worden beschouwd;

Overwegende dat verzoeker de bij het statuut van

het personeel georganiseerde beroepen niet heeft uit­geput en de Raad van State de~rh,alve niet bevoegd is om over het verzoek uitspraak te doen,

Besluit:

Artikel 1. - Het verzoek is verworpen. Artikel 2. - De betaling \'an het recht van 300 fr.,

wegens kosten, valt ten laste van verzoeker.

HOF' VAN BEROEP TE GENT

2e Kamer. -- 14 November ·1951.

Voorzitter: M. van Wetter. Raadsheren: MM. Verougstraete en De Vreese. 0. M. : M. Matthys, Subst. Procureur-Generaal.

Advocaten : Mrs R. Smetryns en Standaert.

Scheiding van goedet•en.- Vereisten daartoe- Ruime opvatting van. het begrip huwelijksgoe,d.- Strekking van een wettelijke hypotheeh: ten behoeve van de vrou'''·

V oo1· de to!BWijzing van een vordeTing tot scheiding van goederen is voldoende) dat het huwelijksgoed van djg vrouw in g1evaar is gebracht; daartoe is niet buitendien wanorde in de zoken van de man vereist. ·Het begrip « huwe!lijksgoed » moiBt ruim worden

opgevat als onder mee'r mede omvattend het aan­deel van de vrouw in de huwelijksgemeenschap.

De omstandighe~d) dat ten behoeve van de vrouw een wettelijke hypotlve,ek is mevestigd op het echte­Zijk huisy verhindert niet) dat een gevaar de' gemeen;_ schap bedreigt. De wettelijke hypotheek waarborgt immers slechts de terugnemingen door de vrou.w) doch niet haar aandeel in dJe gemeenschap.

V. t/ V. d. S.

Advies Openbaar Mtnisterie

De heer V. heeft tijdig, !1egelm.a,tig en ontvankelijk hoger beroep !ingèsteld tegen een vonnis dd. 10 Januari 1951, op tegenspraak tussen partijen uitgesproken door de Rechtbank van eerste aanleg te Gent, waarbij' de echtgenoten V.-V. d:. S. van ,goederen !gesCJheiden w~r­d!en verklaard.

Het bestileden vonnis heeft ondanks d:e uitvoerige tussen partijen gewisselde besluiten zijn motivering eenvoudig tot de volgende beschouwing beperkt :

« Overwegende dat uit de .elementen van de zaak ontegenspre~elijk blijkt dat het aandeel van de eiseres in de huwelijik:s1gemeenschap door de schuld van haar man in g.evaar word:t gebracht, zod!at de gevorderde scheiding dient te worden toegekend (De Page, X, nos 822, 724, ,en 725) >>;

Welke zij•n die' « elementen van de zaak », die de eerste: rechter niet nodig heeft geacht te moeten aan­stippen of ten minste samen te v·atten?

Bij hun huwelijkscontract dd. 22 Augustus 1921 hebben de echtgenoten V.-V. d. S. een algemene ge­meenschap bedongen van hun tegenwoordige en toe­komstige, zo roerende ais onroerende goederen, met bOlVendien een !beding, luidens hetwelk bij: ontbinding van het huwelijk door overlijden van een der echt­genoten de g~ans~ gemeenschap, zo roerend als o~oe­rend, niets uitgezonderd noch voorbehouden, zal blij­ven .toe:behorten aan de overlevende der echtgenoten, «zonder dat uit welke hoofde· ook aan wien ook een v'ergoeding zou kunnen verschuldigd zijn».

Page 10: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

1267 RECHTSKUNDIG WEEKBLAD 1268

Het huwelijkscontract voorziet echter een an<iere oplossi'll!g, zo d!e: gètneenschap door eclh tscheid'ing mocht ontbonden worden : . in dit g:eval « zullen - zo' luidt dit contract - de 'beide echteling.e:n !het r1echt hebben terug te nemen al de goederen, zo roerende dan on­roerende, teg•enwoordige en toekomende, welke zij zouden in de voor;zeide gemeenzaamheid ingebracht hebben -en· welke zij door aHe rechtsmididelen zouden kunnen bewijzen. In dit geval zouden zij ook aan de gemeenzaamheid vergoeding sohuldig zijn van ane schulden, wel'ke d'e:oe te hunner ontlasting zouden kun­nen betaald hebben en welke zoude•n kunnen door alle rechtsmiddelen bewezen_ worden ... »

Zlo die aandacht op dit laatst.e beding g•evestigd wordt, dan is het, omdat tussen de jaren 1947 en 1950 de mog,elijkh_eid van het daarbijl voorziene geval gerezen is.

Immers, op 25 Januari 1947 h•eeft de geïntimee·rde een verzoekschrift tot ·echtscheiding ingediend en deze procedune do'Orgedrev·en op grond van mishandelingen en beweerd wangedrag van de man - o.m. drank­misbruik. en buitenechtelijke betrekkingen. Eerst bij vonnis dd. 9 Juli 1949, later door een arrest dd. 12 Januari .1950 bevestigd, v..~:erd deze eis afgew,ezen, omdat de echtgenote 'het bewijs der gestelde· feiten ni•et geleverd had en de ~~eestEstoestand van de vrouw aan het gemis aan verstandhouding in het gezin niet vr•e·emd bleek te zijn.

Van belang is het eohter vast te stellen, dat reeds bij beschikking in kortgeding dd. 17 Februari 1947, de man veroordeeld werd tot betaling aan zijn echt­genote v-an een maandelijkse uitkering tot onderhoud ten bedrage van 1500 fra:nk, naderhand bijl arrest dd. 1 December 1948 verhoogd tot 2500 frank - en tot een voorschot « ad litem » ten bedrage van 2000 frank.

Nèg,en ':i:naand na de•ze veroordeling, meer bepaald op 28 November 1947, verlwopt de man zonder de tussenkomst van 'zijn .echtgenote, een woonhuis, -door hem in openbare verkoop gekocht op 14 December 1934, tegen de prij·s VJan 60.000 frank - onderhands tegen de prijs van 200.000 frank.

De verkoop door de man zonder de tussenkomst van zijn 1ecih1Jgenote van •een huis der gemeenschap na het instellen van •een :r:echtsvord:ering tot echtsch1eiding komt steeds VeTdacht VOOr, omdat derg,eJijke handeling tot g•evolg heeft .een onroerend goed, dat voor heling n~e~t vat/baar is, te vervangen door speciën, die zich integendeel zeer gemakk'elijk tot dit bedrog ·lenen. Wanneer zulkdand!ge verkoop niet kan geTechtvaar­digd worden door spoedeisende en ernst~ge r:edenen, dient aangenomen te worden dat de man, die als: be­heer.der der g'emeenschap ondanks de hem bij1 de arti­kelen 1421 en 1423 van het B. W. verl'eende rechten, de bestemming van het :gezinsvermo:gen steeds moet eeribied~gen (1), zijn machten als hoofd der gemeen­schap misbruikt of beter gezegd, afowendt door een bestanddeel van d~ gemeenschap aan zijn doel te ont­trekken te eigen bate te g;ebruikoen, om zijn echt­genote aldus te schaden, en ten slotte handelt tot bèdrieglij,ke benadeling van de rechten van de· vr:ouw (2).

Het Hof weet dat op grond van een diergelijke op­vatting der juridische en economische werkelijkheid de Procureurs·-Generaa'l in 1931 bijl de notarissen tus'"' senbeide gekomen zijn teneinde deze ministeriële amb­t1enaren uit te nodigen de .echtgenoten te doen optreden bij al de ·akten van hypothE'ek of van vervreemding van gemeenschappelijk•e onroerende goederen, tenzij d'e man aah de notaris· de redenen mocht te kennen geven, waarom de echtgenote bij het verlijden van de akte niet behoeft mede te werken, ofwel' de akte in generlei ·Ïil'ate mocht blijken te zijn verleden tot be~

drieglij·ke benadeling van de rechten van de echt­genote (3).

Al deze grond!beginselen en richtlijnen werden nog onlangs d'oor de Eerste Kamer van het Hof van Beroep te Gent duidelijk in het licht gesteld bij een arrest d:d'. 18 F·ebruari · 1950, gepublic-eerd in de << Rev. Prat. du Nat. », 1951, nos van 10, 20, 30 September 1951, ibloz. 300 en volgende, en: toege-licht do'Or een me~klwaardige studtie van de !heer Prof. Jean: Baug111iet ·(zie ook Rev. · Crit. Jur. Beige, 1951, blz. 112 en 128) ( 4).

Wanneer men nu het onderhavig•e geval aan de voormeiode principes toetst, komt men tot de bevind'ing, dat in Nov•ember 1947 appellant geen enkele spoed­eisende of ernstige reden kon inroepen om de veTlmop van het huis op •eigen hand zo'nder tussenkomst van de geïntimeerde te rechtvaardigen. Immers:

1) Op dit tijd'std.p 'had appel•lant sedert Februari 1947 op grond van de door hem medegedeelde postwissel­stroken 16.500 frank onderhoudsuitkering ges:to·rt, waarvan de venplic'hting en het bedrag trouwens enkel in v:erband stonden met d'e pers'Oonlij:k'e inkomsten, di•e door de rechter in ·kortgeding zeer voldnende geacht werden om deze uitk·ering tot onderhoud regelmatig na te leiVen.

Weliswaar beweer.t appellant thans dat aHeen zijn inkomsten van vóór 1947 tot grondslag dienden vooi' hlet bepa1en: van die Uli tkerin:g tot onderhoud, teTwijl deze inkoomsten nadier:hand gedurende de jaren 1947,

· 1948 en 1949 in aanzienlijke ma te Vierminderden en hij aldus ten slJotte verplicht was aan zijn echtgenote een ondierhouds:urtkering te betalen, die tot zijn werkelijke inkomsten niet meer in verfhouding stond.

Wanneer men: nu echter vastste·lt, dat ·biet Hof bij zijn arrest dd. 1 December 1948 het bedrag van de onderhoudsu:itkoering van 1.500 frank tot 2.500 frank per maand veDmeerderd heeft, en verd'er dat appeHant tijdens ·de gehele duur . der prooedure geen de minste eis tot verm~ndering van dit 'bedrag heeft ingesteld, dienen !hi-eruit gegronde redenen te wnrden afgeleid om aan de huidige bewering vah appeHant sterk te ûwijfielen.

2) Op hetzelfde tijdstip (Norvember 1947) had de procedure tot •edhtsc'heiding pas een aanvang genomen Zloda;t het voor appellant ni·et opgaat de v~erkoop van i}Tet onra:erend' goed thans te pogen te rechtva-ardigen door de last van proces- en verded'i:gingskosten:, die hij zonder meer op 20.000 frank bepaalt.

Bij nader ondierzoek der door appellant ing.eraepen 'beweegredenen: 'blijkt· derhalVie de v;erkoop van het onroerend goed wel degelijk te moeten beschouwd worden als een daad van machts•afwendling, door de man gepleegd in zijn hoedanigheid' van beheerd!er dier gemeensoha:p tot bedrieglijke :benadeling v•an de: rech­ten van geï:nrtimeerde, die dan ook de rech:ts~eldig:heid van bedoelde verkoop, gedaan na de dagtekening IVan h'et in artilkel 238 van het B. W. vermelde bevelschrift, beslist hadJ 'kunnen aantasten door midlde:t ·van de rechts,vordering tot nietigv,erklar1ng, Ulitdrukkelij:k v:oorzien hi:il artikel 271 v;an het B. W. Dergelijke vor­dering heerft zij echter· niet ingesteld.

Bed!oel1d!e verkoop wordt door haar alleen in'geroepn tot staving van haar eis tot scheiding van goederen, omdat hi:erdoor !haar huwelijksgoed in gevaar gebracht is (artik:el 1443 B. W.).

Zoals uit een van zijn onlangs gewezen arresten duh:I!elijk blijkt ( r;), 1s uw Hof immers van oorde1el, dat het begrip « huwelij1ksgoed » in art:ikel 1443 van het B. W. rui:m moet worden opgevat als omvattend niet alleen de eigenlijlke inbreng vél!n: de echtgenote, doch ook hetgeen haar in de toekomst uit nalaten-

Page 11: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

1269 RECHTSKUNDIG .. WEEKBLAD 1270

schappen. mocht ten deel vallen en zelfs· ha:ar aandeel in de gemeensc'hl:ap, vermits zij deze in mede-eigendom bezit (6), met of zonder recht tot terugneming (7).

Ten einde dit aan:dee·l in d':'' gemeenschap te redden of :zJich besta1rnsmiddel:en te v1erzekeren ( s), zelfs . dan wanneer de ~gemeenschap hoofdzakelijk zou gevormd zijn door de goederen en de arbeid van de man, be­sCihikt die vrouw over de· rechtsvordering tot scheiding van goederen, op voorwaarde dat zij, als vennote van haar echt·genoot, op gmnd van het beginsel bepaald bij ·artikel 1871 van het B. W., bewUst d'at de man zijn verplichtingen niet nakomt, dat hij zodus een fout heeft rgeple•egd1 in het ibe'heer van de gemeenschap ( 9.

Gevaar voor het huwelijksgoed, aldus opg.e>vat, ver­onderstelt dus niet de wanorde van die zaken van de man- wat in casu uitgesloten is -doch wel uitslui­tend een fout van die man, W•aar hij ib.v. een gemeen­schappelijk goed aan zijn bestemming onttrekt (10) of diit \goed vervreemdt op een I11iet geschikt ogenblik of zonder rer rekenschap van te geven ( 11).

Het tijdstip waarop, de omstandigheden waarin en d:e weinig ernstige reden waarom appellant tot de verkonp van het onroerend goed is overgegaan tot bedrieglijke benadeling van de rrecht•en van zijn echt­genote zijn, naar rans oordeel, een voldoende bewijs van een dergelijke schuld, waardoor het 'huwelij!ks­goed van de geïntimee.rde in gevaar wordt gebracht.

Verkeerd i'S het te bew.eren dat irr onderhavig geval dit gevaar gerweken is, Olffidat de Voorzitter d'er Recht­bank, bij bes·ch1kkling dd. 22 September 1948, aan de geïntimeerde, op het echtelijk huis, gelegen ....... straat, no 21, te Gent, het en:ige onroerend goed dat thans nog tot de gemeenschap behoort, een wetberlijke hypo-11he,ek heeft veTI.eend: tot beloop van .een 'bedr-ag van 100.000 frank.

Zoals De Page (B. Xl, uitg. 1949, blz. 661, n°726bis, en 'blz. 657, no 721, litt. F, 'll'0 2) zeer oordleelkundtirg opmerkt, treedt de eCihtgenote in g~eval van gevaar voor haar h uw:el:ijksgoed niet al'sr sch uldeiS'eTes op van geldsommen, zoals in hert geval van gevaar voor haar terugnemingen, maar wel al~s vennote, bezor:gd om de bewaring van haar aandeel.

De man is haar niets verschuldigd, ma1rr hij. onttrekt de ,guedier:en van de gemeenschap aan hun g.e'Zins­bes•temming. D[t gevaar kan dioor geen· enkele hypo­iJheek te keer gerga~an worden. Het bestaan van de wettelijke hypotheek rveThindert dan ook geenszins de rechtsvorderring tart scheiding van goederen, wan­neer zij, zoals in casu, steunt op het gervaar voor het huwelijksgued ...

Over de andere beschouwingen, die de partijen Wied!erzijds doen 'gelden omtrent de rechten en terug­neming~en, die de ,echtgenote ten laste van de gemeen­schap zou kunnen inroepen, behoeft, naar orrs1 oord'eel, niet te worden uitgewijid, om de eenvoudige reden dat het gevaar, wa·arin bedoelde rechten en terugnemin­gen zouden verkeren opdat de rehts·vorderi:fllg tot schei­ding van goede'r,en zou kunnen toegewezen worden, de wanorde van de zaken van de man vereist, zodus· zijn loutere insolvamliteit, en :een de'l'g.el]jke toestand in de onderhavige zaak z·elfs niet beweerd worot.

B1esluit:

Op grond van het door de schuld van appellant bewezen gevaar waarin het huwelijksgoed ·van de ge­intimeerd!e verkeert, besluiten wij tot de af·wijzing van het 'hoger beroep als zijnde niet gegrond.

Gent, 24 October 1951. w.g. J. Matthys.

(1) Zie : De Page : B Xl, ui tg._ 1!:J49,. ~· 454, blz. 473 eJ). nr. 510, blz. 518. -.

(2) Zie: Kluyskens: Personen en Familierecht»; n~ ·479; Pothier: Traité de la Communauté, nr. 467, . 479 .én '481; Pirson: Noot onder Gent, 3 Juli 1947, 'Rèv. Crt. Jüt .. Bèlge 1948, 239 tot 277; Verbreking: 11 November 1909; Pas. 1909.1.435; Verbreking: 7 Januari 1860, Pas. 1860.I.38.

(3) Rev. Prat. Not. 1931: blz. 688 eri 690; Raucq et Cambier : Traité du Notariat; blz. 114 en 115, alsook nr; 341, blz. 256; Vanisterbeek.: Rede uitgesproken. op de Algemene Vergadering der notarissen van het arrondissement Brussel op 10 November 1931, Rev. Prat. Not.~l931, blz. 679; Tijdschr. v. Not.: 1944, blz. 104, noot onder Burg. Oudenaarde, 21 Maart 1944; Annales du Not. : 1931;. blz. 436; Rec. de l'Enregistr., 1932, nr. 17060; De. Page B X 1, uitg. 1949, blz. 497, nr. 477; Jean Baugniet: L'incapacité de la femme mariée et les régimes matrimoniaux ». (J.T; 1949, blz. 97 tot 100).

(4) Zie ook: Burg. Kortrijk: 8 April 1948, T.v.Not. 1949, blz. 13; Burg. Oudenaarde: 21 Maart 1.944, -T.v.Nöt. 1944, blz. 102; Gent: 18 Februari 1950, T.v.Not. 1950, oJz. 100; Albert Gossieau : ·Les Régimes Matrimoniatix, Chrönique de jurisprudence (1940-1948, J.T. 1949, blz, 20, nr 21 tot 28); Piret et Pirson : Examen de jurisprudence (1939-1948, Rë­gimes matrimoniaux, Donations et Testaments, Rev. Crlt. Jur. B. 1949, blz. 153; Le Hon A. : Statut civil et poUvoirs de la femme mariée sur ses biens. Régimes matrimoniaux et puissance maritale, Rev. Prat. Not. 1949, blz.. 329.

(5) Gent: 5 :J.VIei 1948, R.W. 1948-49, kol. 718. (6) Zie: Gunzburg: Het Huwelijkskontrakt, uitg. 1948,

blz. 168, nr 140-1°; De Page : B X 1 , uitg. 1949, blz 659, nr 722; litt. B., nr. 3; Luik : 23 April 1831; Pas. 1831, 105; Luik: 8 Maart 1916; B.J. 1919, 859 en R. Prat. Not. 191,~, blz. 457; Brussel : 2 Febr. 1947, Rev. Prat. Not. 1947, blz. 157.

(7) Vanisterbeek : De la Séparation de Biens, nr. 132 en 135. .

(8) Zie: De Page: B X 1, uitg. 1949, blz. 659, nr 7;?~. litt. B. nr 3 en de aangehaalde rechtspraak.· ·

(9) Zie: De Page: B. X.t, uitg. 1949, blz.· 656, nr 721, litt. D-b; blz. 657, nr. 721, litt. F, nr. 3; blz. 661, nr 726, nr 2.

(10) en (11) Zie : De Page : B Xt, uitg. 1949, blz. 659-660, nr 724, litt. a en· c en de talrijkë. rechtsleer en rechtspraak der voetnoten. Zie ook : Schicks en Vanisterbeek : Traité Formulaire de la Pratique Notariale·: .. B ... V.,. blz. 197, voet .. noot nr 6; Burg. Aarlen : 25 Februari 1914; Rev. Prat. Not. 1920, blz. 187; Vanisterbeek : Op. cit., nr 135.

Arrest ..

Overwegende· dat !het hoger beroep' regelmatig is naar de Vlorm 1en tijdig WeTè. inges.teld;

ÜVIerwegende dat appe1lan:t zonder de medewerking van geïntimeerde een tot de 'gemeen,schap qehorE!nd woon!hu1s: verkocht voor 200.000 ·'fran:k'i' ' . .. -

dat d!e·ze ver~o;op, weLkei doorging· téro/ijJ Pl.'li:tijen ges:ohcidèn leefden en nadat. de eaht,geriotè. :een 'g;~ding tot. echtscheiding . tegen haar man- .l)a,.d 1ngesteld, ver­

I dacht· voorkomt, · als rvan aard· dift Çiiroeren:d ·actief d'er gemeenschap te Y.er.Van'gên d6or. eè:q'·gem'akkeilijker te verbergen geld's•om; · -- · ·- ·- c •

Ov.erwegende dat zulke verkoop niet .alleen van aard is het aandeel van geïntimeerde in dè.huwelijksgemeen­sohap in gevaar te brengen, maar bovendien een fout ui.tJmaakt van de man in het 'beheer der. gem~enscihap;

da.t de man immers een .goed der rg•ep1eensoh~p aan zijn gezJinslbestemming onttr~kt .om. er een persoonlijke schuld mede te hetalen (De i?àge·,· Drrod..t Civil, T. Xl, ll'05 510·, 511 .en 724) ; . . . . . . ' .

Overw.~geride dat appellant overigens te , .. Y::ergeefs voonwendt dat dieze verkoop 'noodzakelijk Was gewor­den om hem toe te laten de· ma1rn:delij!kse· uitkering tot ondethoud te betalen, waartoe hij, was ·veroordeeld;

dat op he,t ogenblik van' de verkoop dit onderbauds­geld slechts 1500 frmllk per maand bedroeg (om pas een jaar nadien op 2.500 frank te WO'rdeh ·verhoogd), zodat de bewering van appellant als zouden zijn peT­soonlijke regelmatige inkomst\en als architeet daartoe onto·ereilkend zijn, niet geloofwaardig vo10rkomt; ·

dat de onkosten van het 'edbtsched:dingsprooes - dat overigens nog maar in ·zijn aanvangssrt:ad1um verkeerde -de verkoop •evenmin rechtvaardigden;

Overwegende dat volstaat, dat het 'huwelijksgoed van de vrouw in gevaar gebracht is door réen fout van de man in het beheer der gemeenschap, · opdat de echtgenote op grond van artikel 1443 B. W. d:e schei­ding van goederen kan vo·rder.en (De Page, Dr. Civil,

Page 12: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

1271 RECHTSKUNDIG WEEKBLAD 1272'

T; Xl; rio 721;-' Kluyskens; «Het htiw:e,lijk'scontract », no 224);

dat ·daartoe . geen wanorde in de zaken van de man is vereist;

dat het. 'huwelijksgoed van de vrouw ruim ditmt te worden opgevat en o.m. omvat : lhaar aandeel in de huwelijks•gemeenschap (op. cit., n° 722);

Overwegende dat· de omstandtighel.i.d, dat gïntimeerde een wettelijke hypotheek bekwam, ten :belope van 100.0000 frank op het echtelijk huis, niet van aard is het gevaar dlat de gierneenschap bed!\eigt, te keer te gaan;

dat de wett.elijk.e hypotheek immers wel de terug­nemingen door de vrouw waarbor:gt, maar niet haar aanooel in d'e gemeenschap (op. cit., no 726bis);

Om die1·edenen,

Hlet Hof, Gelet op artikel 24 van de wet van 15 Juni 1935; Rechtdoende op tegenspraak en op ·eensluidend

advies van de 'heer J. Matthys, substituut-Procu:reur­Gellleraal, alle verdere en strijdig.e besluiten verwer­pende, ontvangthet hoger :beroep, verklaart het on­gegrond en betVIeStJigt hlet bestre•den VOnniS;

V.erwijst appeUant -in de ·kosten van de aanleg.

BURGERLI,J·KE ·RECHTBANJ{ TE ANTWERPEN

5e Kamer. -- 1 Februari 1952.

Alleenrechtsprekend rechter: M. Van der Cruyssen. 0. M. : M. Van Hoeylandt.

Advocaten: Mrs Buisseret en Verbaet.

Echtscheiding· en scheiding van tafel en bed. - Uit­gesproken de een op vordering van de ene echtg·enoot, de andere op verzoek van de andere echtgenoot. -Vonnis van scheiding van tafelen bed met de daarbij uitgesproken verom·deling tot on,derhoudsg·eld ver­vallen door de overschrijving· van het vonnis van echt­scheiding. - Gezag van gewijsde?

Vonnis van scheiding van tafel en bed en veroordeling van de man tot . uitkering van levensonderhoud aan zijn vrouw op vordering van de vrouw en vonnis tot echtscheiding op vordering van ·de man. Beide von­nissen in hogetr beroep br3'Vestigd.

Het vonnis van scheiding van tafel en bed i's vervalZen op die dag· van de overschrijving vam, het vonnis van echtscheiding in de registers van de Burgerlijke Stand; de ech tsoheiding heeft immers ten aanzien van dJe staat van pa-rtijen .een verdiëre strekking dan de scheiding van tafel en bed.

Dventeng•evolge. heeft de ~ouw s:ederrt d(e· over­schrijving van het Vonnis van echtscheiding geen 'nrlcht meer om ·de betaling van de uitkering van onderhoudsgeld van haar gewezen man te vorderen.

Zulks doet gejenszins afbreuk aan het gezag van gewijsde van ·de uitspraalt: van scheiding van tafel en bed, doch doet het gezag van getvijswe enkel ve1·­dwijnen, omdat de door het vonnis van scheiding van tafel en bed g,eschapen toestand opgehoude,n heeft te bestaan.

Wat het oiul!erhoudsgeld betreft moet de door het . sament1·effen der twee procedures geschapen toestand gel#kgestelcl worden rrv.et eten op grond van wederkerige·schuld uitgesproken echtscheiding.

Hé{ ·ondierthavig geval kan niet gel~jkgesteld wo1·-

den met het in art. 310 B.W. bedoelde~ daar in laatstgenoemd geval dJe schuldige ·echtgenoot schul­dig blijft, terwijl in het onderhavig geval de vol~

mems het vonnis van tafel en bed onschuldige echt­genote blijkens het vonnis van echtscheiding schul­dig is bevonden.

Daar beide echtelieden schtûdig zijn bevonden, is elk 1·echt op onderhoudsg~eld op grond va.n ctrt. 301 B.W. vervallen. Door de o~Je?·schrijving van de echt­scheiding zijn de uit art. 212 B.W. voortspruitlende ve1·plichtingen insgelijks ve1·vallen.

Rock t/ Griffiths.

Overwegende dat de eis strekt om te· horen Vier­klaren dat het vonnis van de rechtbank ·van eerste aanleg te .A!ntweDpen in dato 1 Juni 1948, waarbij de scheiding 'Van tafel en bed op vordering van ;ver­wee•rst.er w1er'd uitgesprok1en en aanlegger veroordeeld tot .een onderhoudsgeld van 2.000 fr. per maand, welk vonnis .werd bekrach<ti.gd bij arrest van het Hof van Ber-oep te Brussel in 'dato 26 April 1H50, sinds 25 Augustus 1950 of ten minste sinds 5 September 1950 al's vervallen dient te worden beschouwd, namelijk en in 't biji~onder voor wat het ondemoudsg~eld betreft; dien'Volgens ntetig ·en zonder waarde te horen ver­klar:en het aan de inbeslagll!e-ming doür deurwaarder A. Sc'hnaphauf te Antwerj{)en op 25 Novembe1· 1950 voorafge1gane bevel, alsmede de ganse prooedure, w1el~e ·er zou op gevolgd zijn of ~ou volgen; daarbij vemveerster t·e hor.en veroordel.en tot de betaling van een bedrag van 5.000 frank wegens de roekeloze en tergende aard van de door haar uitgevoerde proce­d'u:rte;

Overw.e:gende dat het Hof van Beroep te Brussel. op 26 .kpril 1950 twee arresten, respectievelijk onder n''" 62 .en 63, gewezen heeft tussen de :huidige partijen, waarvan 'het eerste Cri,. 62) een vonnis der rechtbank van 1eerste aall!leg te Antwerpen bekrachtigde, waarbij

· huidige verweerster de sdheiding van tafel en: bed bekomen had •en huidi.ge aanlegger veroorrdeeild werd haar maandelijks: 2.000 frank te betalen als onder­houdsg.el'd:, onder me:er voor de toekomst, .en het twee'" de (n,. 63) aan huidige aanlegger zijn e•is' tot echt­scheiding weg;ens ·z,ware beledigingen en wa·ng:ed'rag valllWege de echtgenote, toestond;

ÜVIerw~g,ende dat het arr.est n,. 63 (in zake echt­scheiding) op 25 Mei 1950 aan verweerst~r bete~end w.erd en dat op 5 September 1950 die ·ontbinding van het huwelijk betekend werd aan de Ambtenaar van d'e burgerlijkJe stand' te Antwerpen en r.eg·elmatig over-

. geschreven; en dat op 8 Augustus 1950 veilWeerster het arrest n,. 62 (in zake schreiding van tafel en: bed) liet betel$,enen aan aanlegger ·en op 25 No!VemheT 1950 tot de uitvoering ·van dit arrest o'Verging;

Overwegende dat de scheiding van taf·el en bed de huvv•elijkslband laat bestaan en ook het recht op onder­houd; dat uit de elementen der zaak blijkt dat ver­weerster haar ··eis tot onderhoud'sg;eld steunen deed op het voortbestaan van de uit art. 212 B.W. voort­spruitende verplichtingen;

Overwe:g.ende dat het arr:est, dat de •ecJhtschreiding toestond (arrest n,. 63), de staat der partijen wijzigde en de hUJWelijksband tussen aanlegger en verweerster verbrak ten nadele van verweerster, zodat al de ver­plichting"~en van het 'huwelijk op!hi.elden te bestaan vanaf het ogenblik dat de echtscheiding orvergeschre­ven werd op de burgerlij•ke stand', in casu vanaf 5 Sep-tember 1950; ··

Overwegende dat vanaf dit ogenblik de gevolgen

Page 13: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

1273 'RECHTSKUNDIG WEEKBLAD 1274

van de. scheiding van tafel en rbed ophouden te bestaan, daar de voltrokken ,echtscheiding ten aanzien van de staat der personen verder strekt d'an de sclheiding van tafel ·en bed (cfr. De Page, T. I, n" 887);

Overwe;.gende dat het bij het arrest 'Van scheiding van tafel en bed toegekende oniderhoudsgeld ~een grond van bestaan meer heeft sedert de overschrijiVing van de echtscheiding .en verweerster dan ook het recht niet meer heeft de betaling van dlie. uitkering te v:ordleren;

Overwegende dat deze zienswij,ze in niets afbreuk doet aan het gezag van gewijsde van het arrest n" 62 in 'Zake scheiding van tafel en lbed, doch enkiel d€ krac!ht van gewijsd!e doet v,erdwijne-n, omdat de toe­stand, die er door geschapen werd!, opgehouden 'heeft te bestaan;

Overwegende dat in casu de toestand, geschapen door het samentreffen der twee procedures, wat het ond!erhoudsgeld betreft, dient gelijkgesteld te worden met ee-n echtscheiding uitgespTaken w.egens wed!erz.ijds ongelijk (cf.r. Hof van Beroep Gent, 26 October 1937, R. w. 1937 ~38, 495) ;

Overwegende dat veT~weerster opwerpt dat het hui­dig :geval dient ,gelijkgesteld te wordJen met het geval, voorzien in artikel 310 B. W.; dat' dit mid~el faalt, omdat in lhet bij arti~el' 310 B. W. bedbelde geval de sohul'dige echtgenoot schuldig ·hlijrft, terwijl in het huidig'e 1geval de onschuldige echtgeno1e (verweerster) schuldig beiVonden wordt;

Overwegende dat in casu beide- echteHeden schuldig bevonden zijn; dat bijgevolg ieder recht op een ver­goedend onderhoudsgeld op ~grond van artikel 310 B. W. lmmrt te vero'wijnen;

OVJerwegende ·dat anderzijds door de overschrij,ving van de echtscheidi'Il!g d!e uit artike'l 212 B. W. voort­spruitende v;erpJichtingen insgelijks verdwijnen;

Overwegende dat de door verweerster ingestelde procedure geen tergend en roelreloos karakter draa,gt, dat e-r dienvolgens geen aanleidi·ng bestaat de ge­vraagde soha:deViergoeding toe te staan;

Om deze redenen)

De Rechtbank, geh.oord ter openbar,e zitting :het eensluidend advies in de Nederlandse taa~l van de heer J. Van Hoeylandt, substituut-Procureur des Konings;

Rec'h tdoende op tegenspraak; Alle and:ere of strijdige 'besluiten ve-rw,erpende; Verklaart dat hert vonnis van de Rechtbank van

eerste aanle-g te Antwerpen dd. 1 Juni 1948, waarbij de scheiding van tafel en bed werd uitgesproken ten voord!èle .'V'an v.erweerster en· aanlegger veroordeeld werd tot 'een onderbaudsgeld van 2.000 fr. per maand, welk vonnis wem bekrachtigd hij1 arrest van he-t Hof van Beroep t'e' Brusse1 dd. 26 April 1950, al sinds 5 September 1950 Viervanen dient te worden be­schouwd;

Dienvolgens verklaart nietig en zonder waarde het aan de- inbeslagneming door ,de-urwaarder A. Sc!hnap­hauf te Antwe-Tpen ·op 25 N ov.ember 1950 vooraf~egane bevel, a:lsmed'e de ganse procedure, die · er zou op ge­volgd zijin;

Wijst aanreggers eis tnt schadevergoeding wegens tergend en roekeloos .geding af;

Brengt de kosten ten laste van verweerster.

Abonneert U op Rechtskundig Weekblad

BURGERLIJKE RECHTBANK .TE J1RUGGE

Kortgeding. -- 14 Januari 1952.

Voorzitter: M. Kerwyn de Marcke de ten Driessche. Advocaten: Mrs De Ketelaere en Claes ..

1. l{ortgeding. - Onbevoegdheid van de Voorzitter in kortgeding om kennis te nemen van een vordering· tot schorsing van de uitvoerbaarheid van een bij VOO !'raad uitvoerbaai' verklaard. vonnis,

2. Handelshuur.:- Betell:enis ·van artikel 31 van 'le wet van 30 April 1951 tot bescherming van de handels­zaak.

1. De VoorzitterJ· in kortgeding is onbèvoegd om kennis te nemen van de vordering tot schorsing der witvoer­baarheid van een bij voorraad uitvo1errbaar verklaard vonnis) omdat hij anders zou optreden a~ls rechter in hoger beroep.

2. Artikel 31 van de wet :van 30 April 1951 tot be­scherming van die handelszaak moet als volgt wor­den uitgelegd : 1) alle vonnissern in zake, handelshuurovereenkom­

sten zijn van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad zondJer dat deze uitvoerbaarh1eid' béhoejt te wor-den uitgesproken. ·

2) vonniss-en over uitwinnings'V!ergoeding of huur­verlenging vallen bij uitzondering onder de alge­mene regel~ d.w.z. dat, het d'e Vrederechter vr~i staat zodanige vonnissen bij voorrraad' uitvoerbaar te ve.rkla$1t.

Adam, Delaetere en George' t/ Eliaerts en De'Visscher.

Aangezien de- door eisers ingestelde vordering ten doel heeft de uitvoerbaarheid van een door de heer Vrede!lechter van het derde kanton te BrUJgge, op 23 November j.l. gewezen vonnis te doen schorsen;

Aangezien dit vonnis: uitvoe-rbaar verklaard is: bij :voorraad!, niettegenstaande ve!'lzet of· hoger ·beroep en zonder borgstelling;

Aangezien de rechtspraak algemeen van oorde-el is, diat de rechter in kortgeding anibevoegd is om ov,er zulkdanige gevallen te oordelen, omdat hiji andlers als rechter in hoger beroep zou optreden;

Aangezien eisers steunen op de 'bepalingen van arti-1<!e.l 31 van de w.et op de bescherming van de handels-· zaak dd. 30 April 1951;

.A!angezien dit artikel op de volgende wije;e moet uitg;elegd worden:

·, 1) dat al de vonnissen in zake handelshuurovereen­komste-n, ondanks. elke voorziening, U'itvoei'Ibaar ,zijn bij voorraad ondanks ellke voorziendng, zonder dat het zelfs noclig w,eze deze uitvoe-rbaarhe-id uit te spreken;

2) dat hij uitzonder.ilng de zake'lll, wa:arin het gaat om de uitwinningsvergoeding of de huurverlenging, onder de algemene regel vallen, d.w.z. dat het de heer Vrederechter vriji srtaat in deze· g,evalleri· ~een: ·Vonnis uit 'te spreken, dat udtvoe!'lbaar :zou zijjnl biji voorraad, het­geen in casu het geval is geweest;

Aangezien wij dus onbe'V'oegd zijn;

NOOT: Voor wat betreft de schorsing van de uit­voerbar,e kraCiht van een vonnis verwijz.en wij naar ;Rephtbank Kortrijk, 27 September 1951, R. W. 1951-1952, 566, en Hof van Beroep te Gent, 23 September 1949, R. W. 1949-1950, 786.

De stell'ing van de Voorzitter te Brugge betreffende artikel 31, lid 2 van de' wet •van 30 April 1951 is ge-

Page 14: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

i275

,~ ·• - . .. . ,. rr • ·-

Steund op · ·tfe -besta aride-- rechtsleer· : -Tschóffen en bubru, no 122; La!haye- e-iï-Vankerckhoven, no 472; PaternostDe, nc 328:; Reyntjens en Van Reepingen, l11°272.

Het vonnis van de VredeDechter te Brugge dd. 23 No,ve!ITI'ber 1951, werd gepublice'erd in het Rechts­~l,mdig w·eek'blad van .. 13 Janll.àri 1952, kol. 810.

CORRECTIONEI~E RECHTBANK · TE DENDERMONDE

3 October 1951.

Voorzitter : M. Goris; Rechters : M.M. Maffei en Van Caillie.

. 0. M. : M. Chatel. Advocaten : Mrs Guy Piret en Karel Piret.

Verkeer. ~ Door de gebruiker va:n een secundaire weg 'in acht te nemen voorzichtigheid. - Hij behoeft niet I'ekening te houden met onvoorzienba-re omstandig·­heden.

De weggebruïkeT van een secundaire. weg moet reke­ning houden met albe mogelijkheden van aanrijdting) o.m. met. de door de weggebruiker van de hoofdweg bereikte sneU-~eid) met de afstand waarop deze zich b1evindtJ en me;t de plaats op de hoofdweg door dez.e bereden) en moet in dit verband alle vooTzorgsmaat­?1Bg!elen treffen. Hij b.ehoeft evenwel niet rekeming · te. houden me.t onvoorzienbare omstandigheden) die · zijn· btr:Jrrekeningen in de war komen sturen) zoals in casu met een inhalingsmanreuvreiJ die verrbaden is ; bij art. 36) 1/ van het Algemeen Verkeerrsreglement.

0. M., Ronsse e:a., b.p., t/ Crabbé e.a.

Gezien het in deze zaak door die politieT<echtbank te Aalst in dd. 26 Januari 1951 op tegenspraak gewezen vonnis, waarbij tweede verdachte vrijgesproken wordl van het hem sub B 3 te laste gelegde feit, dat hij, rijdende met een auto op een secundaire weg, d2 doorgang niet vrijgelaten zou hebben;

waarbij eerste verdachte schuldig wordt verklaard aan het hem sub A te laste gelegde feit, dat hij, een auto sturende, de uiterste rechterzijde niet gehouden heeft op de splitsingen, aansluitingen of kruisingen, .. en met toepassing van artikel 29 4o Wegcode, veroo:r­deeld wordt tot een geldboete van 25 frank, met 90 deciemen (enz.) ;

Overwegende dat· de v.erjaring der straf,vordering, gestuit werd door de akte van beroep van het 0. M. dd. 6 Fteibruari 1951;

Overwegende dat uit de verklaringen van Oaliouw,, de enige onafhankelijke getuige, en uit de na de aan­rijding opgemaakte schets blijkt, dat het ongeval, dat'. tot de vervolrgingen aanletding heen gegeven, aldus is·. geschied :

De 28e April 1950 reed v0rdachte· Ronsse, als be­stuurder van -een luxe-wagen, te Vlierzele op de weg Vlierzele-Led!e. Gekomen aan de aansluiting van ge­melde baan met de axiale baan Brussel-Oostende, be­gaf hij zich op de axiale baan in de richting Brussel, ui~erst rechts blijvende. Op dat ogenblik k:wam uit tegenoVierg.estelde richting, d.w.z. uit de ridhting v-an Brussel, een reekS wagens, waaronder die van voor'­noemde gertui'ge Caliouw en de vrachtauto, bestuurd dóor verdachte Crabbé, ·allebei op hun rechter wegvak Toen echter tweedie verdachte nauwelijks op de axial2

1276

baan was, verliet eerste . verdachte de rechter. hé,lft om de wagen van getuige Caliouw voorbij: te stek:en en kwam aldus in aanraking met de wagen van tweede verdachte;

Overwegende dat geen de minste betwisting best'aat omtrent die onde'I'geschitktheid van de weg Vlierzele­Lede aan de axia-le weg;

Overwegende dat de weggebruiker van een secun­daire weg :rekening moet houden met alle mogelijk­heden van aanrijding, onder meer de door de weg­gebruiker van de hoofdweg her,eikte snelheid, met de afstand, waarop deze zich bevindt, met de p1aa ts door deze op de hoofdweg bereden, en in dit verband al'le voorzorgdmaatregelen moet treffen; dat hij evenwel geen rekening moet houdJen met onvoorziene omstan­digheden, die zijn berekeningen in de war komen sturen, als, in casu, met een voorbijstekingsmanceurvre, die verb'oden wordt door artikel 36, 4o WegC'ode (zie: Nov.el1es Code, d/1 Route, no 2044 en VG1; Verbr., 16 Januari 1950, Pas. I, 320);

Overwegendie dat e1erste verdachte teve,rgeefs in­roept, dat zijn manceuvre geoorJ:oofd en dus voorzien­baar was, omdat de axiale weg op zijn nechter kant niet berijdbaar was.; dat deze bewering door het onder­zoek :en door de voorbijstekingsmanamvre zelf wordt tegengesproken;

Overw:egende, dienvolgens, dat de Rechtbank zich op strafgebi,ed vereni,gt met de eerste' rechter; dat nochtans de kwalificatie moet aangevuld worden, zoals zij vermeld staat in de dagvaarding, nl.: «A) Weg­gebruiker zijnde, op de openbare weg bestuurder zijinde van een autovüiea:-tuig, verzuimd te hebben de uiterste rechterzijde van de rijweg te houden bij het riaderen van een splitsing, aansluiting of kruising, onverm-in­derd evenwe·l de bepalingen van par. 2 van artikel 31 van dit Reglement;

BIBLIOGRAPHIE 1

LA WSON F. H. : The rationat S'trength of Eng'lish Law. - The Hamlyn Lectures~, Third series - Lon­don, Stevens and Sons Ltd, 1951, VIII + 14'7 blz. Prijs 10 S.

Dit bundeltje bevat de deDde reeks lezingen welke gehouden werden in opdracht IVan de Harnelyn Trust, stichting welke sedert 1948 er naar streeft doorr middel van de rechtsvergelij1king het Engelse volk bewust te maken van de waarde van zijn ei:gen recht in verge­lijking met de andere rechtssystemen.

De ee-rste reeks werd gehouden in 1g49 onder de titel « Freedom under the Law » door Lord Justice Alfred Denning (bij de zelfde uitgever, 1949, VIII + 126 blz.). In 1950 volgde de tweede ree-Jks door Richard! O'Sulh­van K. C. onder de tite1 « The iniheritance of the Com­mon Law » (bij de zelfde uitgever, 1950, VIII + 118 blz.). Dit nieuw bundeltje dat thans ,van de hand van Prof. Lawson verschijnt hoort tot de iheel interessante reehtsvergelijkende bijdragen.

Het is ons thans niet zo heel moeilijk meer om met de vergelijkende studie van eeill of ander onderdeel van het Engels recht aan te vangen s:edert de degelijke inleiding welke Prof. David heeft verschaft - (David CR), Intróduçt!~m- _à J'~twtE:! du_ :drod.t -~rtvé_:de_l'AngJe­terre, met de medewerking van de Professoren Gut­teridge en Wortley, Paris, 1948). Het. is echt~r opval­lend lioe interessant het is een vreemd recht te benade­ren door. de--lectu:ur Nan eenr-inleidi111g-tot-ons- elligen

Page 15: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

RECHTskUNbid WÉÉKBLAD

juridisch systeem, voor vreemde juristen geschreven door een hunner. Zo is b.v. Prorf. Gutteridge's « Com­parative Law >> (Cambridge, Uni·versity Press, 1946) in vele opzichten een zeer gepaste •inleiding tot de Com­mon Law.

Wegens zijn eigen opz.et zal ook dit laatste werkje van de bekende comparatist der Universiteit van Oxfo~d zeer graag gelezen wo'l:"den. De .grote litteraire bedrij­vigheid van Prof. Lawson maakte ongetwijfeld de auteur in bredere krin:gen bekend.

Het ware voorzeker een onmogelijke opgave te trach­ten samen te vatten al hetgeen reeds zo samenvat­tend en toch vol schakeringen in dit werkje werd sa­mengeperst. In een eerste hoofdstuk wordt voor- en nadeel van gecodificeerd recht t.o. van een ongeschre­ven rechtspraakrecht besproken. Ofschoon de jurist uit nnze streken wellicht door dit hetoog niet zal over­tuigd zijn, vindt hij1 in deze bladzijden over het Engels recht, geschreven door iemand die veel afweet van het . vastelandsrec!hts, ongetwijfeld stof tot nadenken.

Daarna worden drie onderdelen uit ihet Engels recht beschouwd, achtereen\·olgens de overeenkomst, de eigendom en de onrechtmatige daad. Het is soms wel eens moeilijk de s·chrijver te volgen in zijn wandeling doorheen het Engels recht. Hij gaat irrnners niet syste­matisch te werk, maar geerft de grote onderwerpen aan van het contractenrecht om er de sterke of z,wakke punten in aan te duiden in vergelijking met de. andere stelsels, hier t.o. van het Zuid-Àj'fdkaanse recht, en vooral het Schotse dat hij als. voorbeeld voQII's·telt tot verbetering van: het Engelse recht.

Het voorbeelden-materiaal reilkt tot ze,er recente cases.

In een volgend hoofdstuk tracht de schrijver de sterke kanten van het Engels redht aan te duiden be­treffende eigendom e:p. bezit, tegenover een gevestigde opvatting die in di!t gebied te weirug logische kracht erkent. Voor de verdere ontwikkeling van dit deel van het recht keert hjj zijn blikken naar de U.S.A.

Ten slotte wijdt hij een even kort doch niet minder interess·ante studie aan de aanspra:kelij~heid uM. on­rechtmatige daad waarin vooral het Franse en Duitse re·cht als vergelijkingspunten worden genomen. Deze uiteraard rijke stof k3JI1 hier van zelfsprekend niet bon­d1ger worden samengevat dan de schrijver het doet. Op te merken is ·de nadruk welke hij< legt op de om­mogelijkheid om de besohermingl van de eigendom te scheiden van de onrechtmatige daad.

In deze honderd vijftig bladzijden kan in geen enkel opzicht een systematische uiteenzetting van de be­handelde onderoelen uit het Engels recht worden ge­zocht. Zij geven ons echter een levendige kijk op be­langrijke aspecten ervan en la ten ons toe de geest ervan beter te benaderen.

Op gebied deT rechtsvergelijkende methode kan dit werkje zeker als toonbeeld gelden.

Jan Ronse.

Standen en Landen. I. Wetenschappelijke bijdragen, uitgegeven door de Belgische Afdeling van de Internationale Commjssie voor de Geschiedenis van standen en landen. Leuven, E. Nauwelaerts, 1950.

Het ontstaan en die on:twikkeiling van de standen­colleges in d'e versclhillende pi'IoiVinciën, die 1ater de Spaanse en nadien de Oos1ten:rijkse Nederlanden, en het Prinsbisdom Luik, zouden vormen, was een zo~g­vuldig;e en diiepgaande studi'e overwaard.

De Belogische afdeling van de International~e Com­missie IV'O!or de Geschiedenis van Stanl(}:en en .Landen heeft, met de steun der negen pruvincieib'es~turen, haar

eerste wetenschappelijke reeks bijdragen gepubli­ceerd. Na een kortie inleiding, waarin de 'historiek en de doelstellingen van bewust comité worden uiteen­ge.~et, volgen drie studiën.

De eerste, naar ons oordee'l de belangrijtks.te, be­'han:dellt het ontstaan der Staten .van Vlaanderen, dloor Prof. J·an Dhondt; der Gentse Universiteit. In het begin der 12'1e eeuw war.en 1er in Vlaanderen, be­halve de graaf, nog twee machten : de •edelen ·en de steden. Een eeuw nadien tellen alleen de grote steden nog ·mee. Ze zijn: het dlie de rol vervuHen, elders door de gecoalisE'Ierde standen gespeeld, d~·e aan de vorst eerst de erkenning van hun beLangrijkheid afdwingen, nadien het recht om geraadpleegd te wûrd!en, einde­lijk h1et recht om. effectief aan de regering dee1l te nemen, om de macht met de graaf te dle:len. Volgens PI'Iof. Dhondt spelen de « orden» s·ledhts een passrieve rol. De vorst tracht op hen te steunen te.gen de over­hé,ersende macih't, de grote steden. Tweemaal pogen d!e prinsen1, in het ibegin der XIVde elll dle;_r XVde eeuw, statencolleges te vormen met de vertegenwoordigers van twee of drie «orden » : vrudhtel10os, want de enige macht - de Drie Steden- bC~haalde de over­winning. (Les origines des Etats de Flandre, p. 5-52).

Een bijidrag'e ·van Dr J. Buntix, rijks·arc'hivaris te Gent, geeft 1een historisch ovem:iclht van « De Raad van VLaailideren (1386-1795) en zijn (rijk) arclûef » (1p, 57 -76), waarin vooral interessant is 1een opsom­ming der meest voorkomende « vo1orlbehoudlen geval­len » en i!ei'!edh 1J wordt gewezen op het beJang · van deze onuitputtelijke en vee1l te weinig gebruikte bron voor de geschiedenis: v~an Vlaanderen.

Een stutdie 'V'an mej. Andrée Scufflaire, rijks­a;rohivaris te Bergen, blestudeert de inkomsteden der gra!Ven en Henegouwen tijdens de periode 1272-1427, d.w.z. tot aan de ·komst van Filips. de· Goede, en is zeer bielangrijk vo1or de kennis der Clonstitutionele verhou­dingen van die !graaf ten overstaan van de inwoners, daar de~e eden deze verhoudingen bepaalden in een land:, waar gJeen Blijde Inkomsten noch VI'Iede van Fexhe ibesttonden. (Les serments, d'inauguration des comtes dlu Hainaut (1272-14.27) (p. 79-132.)

L. Th. Maes.

RECHTSHISTORISCHE TIJDSCHRIFTEN

Tijdschrift vooT Rechtsg·eschiedenis Revue d)Histoire du Droit) dl. XX, 'afl. 1. Groningen-Brussel, 1952.

In het zopas· verschenen nummer van het Tijdschrift voor Reelhtsgeschiedenis zoekit Prof. Hans Julius Wol:ff (Kansas City) naar de :basis van 1het Gri-ekse huwelijksrecht (eerste stuk, p. 1-29); Die Grundla;gen des Gri'eohischen E'hei'Iechts) .Substituut Raoul Van der Made (Luik) 1}egt de nadruk op de. invlüed van de dronkenschap op de schuldto'eneming in de 16de en 17de eeuw (L'inflruence de l'IVresse sur ]ia cu[pabilité, XVI" e1t XVII" sièdes: p. 64-88); terwijl! Professor Roibert F1eenstra (Utr.echt) 'het tijdperk zO'ekt vast te leggen waarop de Verenigde Provinciën in rechte onafhankelijk zijn geworden t.üN. 'he:t Heilig· Roomse Rijk (A queUe époque les, ProlVinces Unies; sant-elles dev:enues indépendantes en droit à l'égard du Saint­Empire? : p. 30-63). Professor E. M. Meyers (Leiden) weerlegt de beiWering van het Repertorium van Kuttner dat die kanonist Ricardus Anglicus de,zeHde ~ou geweest zijn als Ricardus .de Lacy.

Een reeks uitvoerige boekbespi'iekingen en .een inte­res,sante kroniek dragen er toE:· bij om het hoogstaande

Page 16: WERKING VAN HUWELIJKSE VOORWAARDEN VAN KOOPLIEDEN

1279. RECHTSKUNDIG WEEKBLAD 1280

en internationaal karakter van dit tijdschrift ü1 het l'iê'ht te stellen.

Handelingen van de Koninlelijke Oommissie voor de Uitgave der Oude Wett-en 1en VeroTdeningen van BV3lgiëJ Bdl XVII, afl. II, 1951. -

Na de verslagen der vergaderingen der Commissie v•an 2 Juni 1950, 18 October 1950 en 9 F·e!bruari 1951, en de 'herdenkingsrede door de vo'orzitter, Professor Jul!es Simon voor M~ Amand T1i'hon, bevat onderhavige «Handeling» een korte studie van Pmf. J. Simon, getiteld « AttJestation 'de.l'officia'l de Camhrai au sujet de l'autlhenticité d'un signet d'e notaire (27 mars 1423 n.et.) (p. 33-36); een studie van Prof. Eg. I. Strubibe over een door ih.em· te Ieper gevonden « Handschrift van Braibantse costuimen » (p. 37 -59) ; een korte studi·e 1v:an P['of. L. Génicot met de publicatie der « Coutume de Somlb!'leff.e » (.p. 60-79); een korte studie en publicatie van Prof. E. Brouette· over « Deux O!'­

donnances inéd!1tes du Conseil PI'Iû'Vincial de Namur sur la répression: de la SorceHerie » (p. 80-86), .maar die !belangrijkste studi.e in dit nummer gepublice•erd is onge:twijfe<ld deze van Mr Ph. God!d1ng, getiteld : « Actes relatifs au d'roit régissant la protpriété fon­cière à Bruxelles au Moyen Age» (p. 87-164), gezien het ble1lang door het grondbezit gespeeld in het econo­misclh en juridisch 1leven der middeleeuws1e steden.

Bibliothèqwe ae ZJ Ecole aes Ohartes_, d1 CXII, .Parijs, 1949-1950, beva;t, naast de gebruikelijke> boekbespre­king;en, een studie oi\ller Wandalihert van Prüm en de d!atum van de :dood van: Hilduinus van St Denis, door Le~on LeviHain (p. 5-35), een bijdrage van A. Artonne over het synodaal hoek van Lod'ève (p. 36-74) en een belangrijlkie studie van mej. Mad. DiUay over de «re­gistres secrets » van de « Ohambr.es: des Enquêtes et des Requêtes in hlet Parlement de Pa.ris (p. 75-123).

I d.J dl. CIX, Pa:rijs, 1951, hervat, naas:t de gewone 1~ecensies·, een s>tudie van Pierre Duparc over « Les cruses et la fTontière des Alpes » (p. 5-31), een bij­drag:e van C. Brunei o>ver de vrederechters in Gévau­dan in het midden der 11de eeuw (p. 32-41), een studie van Edm. R. La:bande over .een onbekende Hjkrede van Louis I van Anj:ou, koning van Sicilië (:p. 42-50) en :een bijdrage van G. Tessier, g.etiteld « L'audience du sceau » (p. 51-85).

Mémoires die la Société pc-uT l)Histoire du Dmit et des Institutions des anciens pays bourguignonsJ com­tois et romands) 13me fase., Dijon, 1950-1951.

Dit nummer is hoofdzakelijk gewijd! aan studies betreffende de dod!e hand in het middieleeuwse leen: !'!echt van F·ranCihe-Oomté en Roma,ans Zwitserland: G. Mul'ler, Le reprêt dans la coütume du Comté de Bour·gogne (p. 7-18); G. Che1vrier, Les trans.formations dies sourees de la mainmorte dans, la doctrine et la juri:sprudenee comtoises du XVP à la fin du XVIIP sièdle (p. 19-48); L. Bo·rn!e, Notes pour s.ervir à l'his­toire de la mainmorte dans Ie Comté de Bourgogne (p. 49-60); F. Bavoux, Les par:ticularités de l1a main­mo~te dans la terre de Luxeuil (p. 61-90); J. Brelot, La mainmorte dlans la région de Dole (p. 91·108); H. Merci.er, EtudeS' s1ur la mainmorte dans Ie pays de Mon:tJbéliard (p. 109-124); B. de' Vevey, LeS' affranc'his­sements d:e la mainrrnorte dans te Comt'é de Gruyère (p. 125-138); L. Falletti, Le contraste juriddque entre Boul'1gogne et Savoie au sujet de la mainmor.te S'ei­gneuriale (p. 139-176); J. Imbent, Quelques; aspects jurild!iques de ~a mainmorte ségneuriale en lioiTain:e, envisagés spécia1ement dans s•es rappo>rts avec la mainmort1e bourguignonrre et eomtois'e (XVP et XVIIJC sièoles) (p. 177-210. Daarenboven bevat het een s1tu-

die van J. Gaudemet (A propos .du c. 12 du. con.dle de Mácon Cler nov. 583) (p. 277-282), een artike:l :van: J. Richard (Fiefs: bourguignons sans service militaire. p. 283-288) en een voor de strafrechtsgeschiedenis be­langrijke bijdrage van A. Garnier, Histoire de.· la. maréohaussée de Langré de 1720 à 1789 (p. 211-276).

Het derd!e nummer van de Argentijnse R>evista. del. Instituto de Historia del Der:echo ... Buenos Aire'S', '1951, 224 p., bevat 1en studie van Prof. Ricardo Levene OVIer de verhoudingen van San Martin tot de Ameri­kaanse en Argentijnse Rechtsgeschiedenis (.p. 11-34), een artikel van AlJberto Maria Carreno over « In­wijding in ihe.t juridisclh en giemeentelijk l1e·ven van het Nieuwe Spanje» p. 35-52), een studie van Hum­berto Va:zquez ·Machicado oveT de Academia Carolina (uit Bolivië)· (p. 53-62), een korte geschiedenis van 'het strafreeht v:an Boli1vië, dooa:' J os:é Medrano Ossio (p. 62-66), een studie over de Staatsraad der Ver­enigde Argentijnse Pro>vinciën (1814-1815) door Leo­pold ManUiel Miguez Gargorras (p. 67-84), over de rechtsjournalistiek als bron der kennis van de reclht.s­gesC!hiedenis, door Francisco P. Lapla>za (p. 85-111), over het Hoger Gerechtshof en hert Koninklijlk: Reken­hof van Buenos Aires, door José M. MarilUiz Urquijo (p. 112-141), orver San Mar;tin en de Unirv,ersiteit te Lima, dbor Ricardo Lervene (p. 142-145) en over S•an Mar:tin en de vrijheid der autochtone Imti.anen in Amerika (p. 146-156). Een, aantal nota's en 1een uit­gebreidie bibli'ographie besluiten dit merkwaardig nummer, dat opnieuw blijkt g<eeft van de vitaliteit der ArgentijiSen rechtshistorki, onder leiding van Ricardo Levene.

L. Th. Maes.

TIJDSCHRIFTEN

Tijdschrift voor Sociaal Recht en van de Arbeidsge-I'echten - n'' 2 - 1952. · R. Geysen, Les Conseils d'entretprJse. -Rechtspraak

Advocatenblad - 15 Maart 1952 - n r 3. Mr H. Landberg, Kostenveroordeling in Scheidings­

zaken. - Omze beroepsaansprakelij1kiheid.

Nederlands tTuristenblad - nr 12 van 22 Maart 1952. Prof. Mr D. Kollewijn, Het Wetsontwerp betreffende

het Internatiornaal Privaatrecht.

Weekblad voor Privaatrecht, Notaris-ambt en Re­gistratie - n'' 4235 van 22 Maait 1952. Mr. H. A. Drielsma, De betekenis der rechtsregels in

dubio contra fiscum en in d'U!bio pro reo voor de inter­pretatie van het hedendaagse fiscale recht en straf­recht.·- Prof. Mr W. F. Prins, Deviezenihorigheid, m.o. Prof. Mr M. H. Bregstein.

Jom·nal des Tribunaux - 23 Maart 1952 - nr 3932. Marcel lVfayné, Les personnes - 1949-1951.

Journal des Tribunaux d'outrc-mer.- 15 Maart 1952 -n'' 21. Jean Sohier, La grande riemesse des juridictions in­

digènes. ·- Louveaux Maurice, Mines colaniales Do­maine publi:c ou domaine privé?

Répertoire Fiscal - n'·~ 1-2 - 1952. R. Reybrouck, La; législations en: matière de douanes

et d'accises depuis l'entrée en vigueur de la Conven­tion douan:ière Benelux.

Revue Générale des Assurances et des Responsabi­lités - nr 1 - 1952. Rechtspraak.