289
Wonosari. Deel 2 Pieter Heyting bron P.H. van der Hoog, Wonosari. Deel 2. H.C.A. Thieme, Nijmegen z.j. [1886] Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/heyt009wono02_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

Wonosari. Deel 2 - dbnl

  • Upload
    others

  • View
    7

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Wonosari. Deel 2 - dbnl

Wonosari. Deel 2

Pieter Heyting

bronP.H. van der Hoog, Wonosari. Deel 2. H.C.A. Thieme, Nijmegen z.j. [1886]

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/heyt009wono02_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermdzijn.

Page 2: Wonosari. Deel 2 - dbnl

1

Hoofdstuk XVIII.

De overste was een toonbeeld van plichtsbetrachting, weshalve hij zich ook met demeeste trouw aan het na zijn pensionneering door hem vastgestelde tableau vandagelijksche bezigheden hield. Ging hij stipt elken morgen de exercitie na, evengeregeld maakte hij daarop een inspectie-tocht door het kampement, en hij zou zekerniet met smaak hebben kunnen rijsttafelen, zonder zich vooraf, in de sociëteit ofelders, nauwkeurig op de hoogte te hebben gesteld van de dienstaangelegenhedenvan den dag. Maar hiermede waren zijn werkzaamheden nog niet afgeloopen. Ookde namiddagoefeningen woonde hij bij. Ja, meermalen konmen hem nog des avondsde ronde zien doen langs de verschillende wachten.

Wie zich verbeelden mochten, dat de oud-krijger dit alles voor zijn genoegenverrichtte, waren stellig niet op de hoogte van de vele kwellingen, die dat toezichthem baarde. Niets toch kon zijn scherpzienden blik ontgaan, en

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 3: Wonosari. Deel 2 - dbnl

2

zoo vaak het een of ander niet volkomen naar den eisch geschiedde, moest hem zulksin dubbele mate hinderen, nu hij zich ten striktste van elke inmenging te onthoudenhad. Somwijlen was deze lijdelijke rol haast onduldbaar. Nochtans - de heerHouwenaar, die iets van de kracht bezat, door den wijzen Salomo nog boven die derstedenverwinnaars geroemd, wist aan iedere verzoeking weerstand te bieden. Alzwollen hem de aderen op het voorhoofd tot koorden en al beet hij zich de lippenten bloede, door woord noch gebaar liet hij van zijn afkeuring blijken. Slechts éénmaalhad hij zijn ongeduld niet kunnen bedwingen. Bij gelegenheid van een verwarringonder het exerceeren, ten gevolge van een onjuist commando van een kortelings vande militaire academie gekomen luitenant, had plotseling uit de verte een stentorstemgeklonken, die het peloton dérmate electriseerde, dat de orde als door een tooverslagwerd hersteld. Maar nog denzelfden avond had de veteraan, uit eigen beweging, denjeugdigen officier in onomwonden bewoordingen zijn verontschuldiging voor dieongevraagde bemoeiing aangeboden. En na dat ééne oogenblik van zwakheid, pastehij te beter op, dat hij zich niet voor een tweede maal vergat.

Trouwens, lang niet altijd had hij aanleiding om zich te ergeren; menigwerf zelfswerden hem overvloedige redenen tot tevredenheid gegeven; en bij zulkegelegenheden, wanneer alles naar wensch ging, was het een genot, zijn schit-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 4: Wonosari. Deel 2 - dbnl

3

terende oogen en zijn van welgevallen glanzend gelaat te zien.Zoo ook had hij heden zijn dienst naar genoegen volbracht. Bij een

bataljons-exercitie van het kader met lijntjes waren al de bewegingen met degewenschte zekerheid en nauwkeurigheid uitgevoerd, terwijl bovenal de flinkehouding van den bevelvoerenden luitenant-adjudant tegenover diens jeugdigekameraden, die hij tot onderaanvoerders te vormen had, in hoogemate de goedkeuringvan den overste had weggedragen. De heer Houwenaar was dus volkomen voldaan,en zooals hij nu, met zijn rotting als een sabel tegen den schouder, in de militaire paszijn avondwandeling maakte, was het aan de wijze, waarop hij om zich heen blikte,en aan de manier, waarop hij zich af en toe de grijze knevels opstreek, ten duidelijkstete zien, hoe bijzonder welgemoed hij was.

Geheel anders scheen het met den persoon gesteld, dien hij, bij het omslaan vaneen hoek, langzaam en met gebogen hoofd vóór zich uit zag gaan, en wien hij danook, na hem in een oogwenk te hebben ingehaald, met een fikschen slag op denschouder vroeg:

‘Hoe loopt gij daar zoo over den weg te suffen?’Verstoord zag Knijpers - want deze was de peinzende wandelaar - om; maar niet

zoodra was hij gewaar geworden, wien hij vóór zich had, of zijn gezicht helderdeaanmerkelijk op.

‘O! zijt gij het, overste? Neemmij niet kwalijk - ik wist niet - gij deedt mij waarlijkschrikken.’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 5: Wonosari. Deel 2 - dbnl

4

‘Wat loopt gij dan ook zoo te piekeren, zooals men dat noemt? Laat dat liever aande professors over; of wacht er ten minste mede tot gij wat ouder zijt. - Want onthouddit, als de beste les, die ik u geven kan: een mensch is maar ééns jong.’

‘Dat zegt gij wel, overste,’ stemde de ander eerbiedig toe. ‘Toch kunnen ook wij,jonge menschen, wel eens zoo iets hebben, dat tot nadenken stemt.’

‘Pfuut, wat zijt gij ernstig! - Slechte tijding van de familie wellicht? Blaast dewind uit dien hoek?’

‘Neen, dank u, overste; de berichten uit Holland laten niets te wenschen over.’‘Maar wat hebt gij dan toch? - Hoor eens, vriendje, dáár is mijn huis, en gij gaat

met mij mede; gij kunt dan op uw gemak vertellen wat er aan schort. - Wie weet ofik u nog niet van dienst kan zijn.’

Men scheen het er dezer dagen op toegelegd te hebben, den jongen man uit tehooren. Eerst was de vrouw van zijn patroon aan het visschen geweest, en nu wedernoodigde de heer Houwenaar hem tot een vertrouwelijk onderhoud uit. Voorzeker,daar was een groot onderscheid tusschen het een en het ander. Wat in een dame alsmevrouw de Reus slechts onbescheidene nieuwsgierigheid kon zijn, moest bij eenzoo hooggeplaatst persoon als de overste in een geheel ander licht, als een vleiendblijk van bijzondere waardeering beschouwd worden. Doch hoe helder Knijpers ditinzag, hij wist

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 6: Wonosari. Deel 2 - dbnl

5

toch ook, wat hij aan zich zelven verschuldigd was, en achtte bovendien het geheim,dat hij in zich omdroeg, te belangrijk, om er zoo klakkeloos mede voor den dag tekomen.

‘Het is heel vriendelijk van u,’ begon hij, ‘maar waarlijk...’‘Gekheid! - Gij doet eenvoudig wat ik zeg en gaat behoorlijk met mij mede.’Voor zulk een herhaalden aandrang moest Knijpers wel zwichten, en ofschoon hij

kwansuis nog eenige tegenstribbelingen maakte, zat hij een paar minuten later in devoor hedenavond tot biechtkamer bestemde voorgalerij van den overste deftig op enneer te wippen.

‘Bier, selterswater, limonade gracieuse, of iets wat anders?’Het was de stereotype vraag, waarmede de gastheer sinds jaar en dag al zijn

bezoekers verwelkomd had.‘Dank u, overste; - of ja, als gij misschien wilt meedrinken, een enkel glaasje bier.’‘Wel zeker, dat smeert de keel, zooals men dat noemt. - Kromo, kassih(1) bier! -

En nu, vooruit maar! Wat hebt gij op het hart?’Thans liep de overste, meende Knijpers, wat hard van stal. Het ging niet aan, zoo

maar opeens met de deur in het huis te vallen.‘Ja, ziet gij......’ hakkelde hij.‘Jawel, baasje, ik zie het al; gij durft er niet mee voor den draad komen. Allabeneur!

dan zal ik u maar eens te paard helpen. - Een beetje gekibbeld met juffrouw Malot?’

(1) Geef.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 7: Wonosari. Deel 2 - dbnl

6

‘Neen, dát is het niet.’‘Het had toch wel het geval kunnen zijn. Ten minste, ik heb wel eens meer van

zulke wissewasjes onder jongelui gehoord, en zoo nu en dan een kleine bisbil houdt,zegt men, juist de vriendschap gaande. Dus zou ik mij die affeeres, zooals men datnoemt, maar niet aantrekken. Het beste is, zulke dingen in bagatel te behandelen.’

‘Maar waarlijk......’‘Nu, als het dat niet is, dan wat anders. - Kapers op de kust misschien?’‘Geloof mij, overste, gij slaat de plank heelegaar mis. Vroeger heeft er, wil ik niet

ontkennen, wel zoo iets tusschen mij en juffrouw Malot bestaan, doch die zaak isallang uit; - dat wil zeggen, ik had er mijn bekomst van.’

‘Zoooo! Is die lieeson afgeraakt?’‘Ja, al sinds het bal bij den resident. Maar,’ liet Knijpers hierop volgen - en zoo

de overste den spreker op dit oogenblik had aangezien, zou hij een vreemden, loozengrimlach over diens gelaat hebben zien glijden - om u de waarheid te zeggen, had ikzulk een vraag het allerminst van ú verwacht.’

‘Wat blief?’‘Ik dacht,’ hernam Knijpers, zijn woorden als met opzet rekkende, ‘ik dacht

namelijk, dat gij zelf.......’‘Wát, ik zelf? Spreek iets gauwer, vent! Wat bedoelt gij toch?’‘Dat - nu ja, dat gij zelf werk van haar maaktet, of althans een oogje op haar hadt.’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 8: Wonosari. Deel 2 - dbnl

7

‘Hé? Wat bazelt gij daar? Wilt gij mij bijgeval voor het lapje houden?’ bulderde deoverste met een bloedroode kleur. En zijn kleine, levendige oogen begonnen zooonheilspellend te glinsteren, dat Knijpers ijlings naar zijn sik tastte. Niet, dat het denjonkman aan moed ontbrak, - wel honderdmaal had hij voor een roerige klasseovertuigende proeven van onverschrokkenheid gegeven: maar tegenover de grimmigeblikken van een ijzervreter als de overste Houwenaar, wiens dapperheid alom geroemdwerd, op wiens borst de Militaire Willemsorde prijkte, en wiens wapenfeiten hemnog bovendien een eeresabel verworven hadden, zou de onversaagdste schoolheldoverstuur zijn geraakt.

‘Juffrouw Malot heeft toch zelve gezegd.......,’ stotterde hij.‘Wát! Zou d i e beweerd hebben, dat ik háár, zoo'n ijdeltuitig schepsel, het hof

maak? En durft gij dien zotteklap staande houden? Maar denkt gij dan, dat het mijin den bol is geslagen?’

Schier stikkende van woede sprong de overste van zijn stoel, en met driftigeschreden liep hij een paar malen de galerij op en neer, tot hij eensklaps in dreigendehouding vóór den onderwijzer bleef staan.

‘Kerel, gij liegt!’Nu begon den jonkman het bloed ook een weinig te koken. Van sommige personen

kon hij veel, heelveel verdragen; maar men kon het wel eens al te bont maken, en inzulke

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 9: Wonosari. Deel 2 - dbnl

8

gevallen toonde hij, toch niet alles over zijn kant te laten gaan.‘Ik ben gewoon, de waarheid te spreken,’ bracht hij op geraakten toon in het

midden. ‘Ook heb ik niet beweerd, dat juffrouw Malot mij rechtstreeks gezegdheeft.....’

‘Ziet gij wel; gij hebt gelogen!’‘Zij heeft niet rechtstreeks gezegd,’ voer Knijpers met bewonderenswaardige

koelbloedigheid voort, ‘dat gij werk van haar maakt, zij heeft het alleen maar tekennen gegeven; doch zóó duidelijk, dat ik mij in haar bedoeling onmogelijk vergissenkon. - Intusschen begrijp ik niet, hoe gij mij daarvan een verwijt kunt maken. Beník aansprakelijk voor hetgeen een ander gelieft te miszeggen? Gij schijnt mij metopzet te willen verongelijken, en - het zal dus maar het beste zijn, dat ik heenga.’

‘Goed, ruk maar uit!’ gaf de heer Houwenaar zonder aarzelen ten antwoord.Nochtans, toen de onderwijzer zich reeds wilde omwenden, kwam hij tot anderegedachten.

‘Neen, blijf!’ hervatte hij iets vriendelijker. ‘Misschien hebt gij gelijk. De mallootis althans zot genoeg om zulk een nonsens uit te kramen. Die geslepen feeks! - Maarvertel mij nu eens precies, wat zij gezegd heeft.’

Had Knijpers een minder edelaardig hart bezeten, hij zou zijn gastheer gewis denrug hebben toegekeerd; maar nu deze zoo ruiterlijk ongelijk had bekend, wilde hijin grootmoedigheid niet achterblijven en zich over alle kleingeestige gevoelens vanwrok heenzetten, waarom

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 10: Wonosari. Deel 2 - dbnl

9

hij, weder plaats nemende, zijn blijdschap te kennen gaf, dat de overste de zaak thansuit het juiste oogpunt beschouwde, om vervolgens met het noodige gewicht teverhalen, hoe hij van juffrouw Malot vernomen had, dat de heer Houwenaar haarmeer dan gewone oplettendheden betoonde en haar wel eens zoo vertrouwelijk zouhebben toegesproken, dat zij er bepaald verlegen onder geworden was.’

‘Een mooi poesje om verlegen te worden!’ riep de overste, opnieuw in woedeontstoken. ‘Een lief brokje! - Een fijn beschuitje!’

‘Misschien heb ik mij in een enkele uitdrukking vergist,’ hernam Knijpers meteen nauwgezetheid, die de waarde van zijn getuigenis verhoogen moest; ‘maar inhoofdzaak kwam toch hetgeen zij zeide dáárop neder. - En dat alles ging van blikkenen gebaren vergezeld, die klaarblijkelijk moesten te kennen geven, dat zij, indien zijgewild had, nog heel wat meer zou hebben kunnen vertellen.’

‘Nog meer? - Zoo'n heks!’‘Ook verzekerde zij, dat gij groote plannen zoudt hebben.’‘Plannen? - Ik?’‘Ja huwelijksplannen. En zij vroeg mij, of ik u geen goede partij zou vinden.’‘Sapperdebleu! Heeft zij u dát gevraagd? Zoo'n serpent! G.. vermoord' den duivel!

- Het is om dol te worden,’ riep de overste, waarna hij nog een poos bleef voortrazenen zich hoe langer hoe meer opwond, tot zelfs het zoo vaak reeds probaat bevondenkal-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 11: Wonosari. Deel 2 - dbnl

10

meermiddel, een fiksche teug bier, zijn gewone uitwerking bleek te missen.‘Kromo!’ schreeuwde hij nu zoo luide, dat de kinderen der bedienden in de

bijgebouwen van schrik begonnen te gillen, en toen de geroepene met een: ‘Sajah,toewan(1)!’ van achter de deur der binnengalerij was te voorschijn getreden, bulderdehij dezen in het wel wat eigenaardige, doch niettemin door een groote mate vanzeggingskracht uitmuntende kazerne-maleisch toe: ‘Waar hebt gij dit vuile tuigvandaan gehaald?’

‘Derri tokonja toewan Puhgt(2),’ klonk het bedaarde bescheid.‘Praatjes!’ brulde de veteraan in hetzelfde uitheemsch van te voren. ‘Daar is het

zure bocht te vunzig voor. Gij hebt die flesch uit den chineeschen kamp gehaald. -Wat mankeert u tegenwoordig? Gij zijt toch niet weer aan het schuiven? Of zoudtgij weer dobbelen? Het ziet er hier uit als in een stal. Daar in den hoek ligt nog heteindje sigaar, dat ik van morgen heb weggesmeten. En kijk dit glas eens! Gij schijntden boel niet eens meer om te wasschen. - Maar ik heb nu genoeg van uw streken;als het zoo voortgaat, kunt gij met het einde van de maand opkrassen. Verstaan?’

‘Sajah, toewan!’ luidde weder het volmaakt kalme antwoord.Het afgekeurde bier was zoo goed als het

(1) Ja, mijnheer.(2) Uit den winkel van mijnheer Vugt.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 12: Wonosari. Deel 2 - dbnl

11

beste, dat de overste ooit gedronken had; op het glas, dat zijn ergernis had opgewekt,was onder het inschenken een drupje gespat; het sigarenstompje in den hoek had hijzelf een oogenblik te voren daar neergegooid; en Kromo, een uiterst geschiktebediende van den ouden stempel, die bij zijn vele andere goede eigenschappen noghet niet alledaagsch talent bezat van, als de beste tamboer van het leger, zijn meesterelken ochtend met een reveille te kunnen wekken, had dezen al meer dan twintigjaren trouw opgepast. De jongen vertrok echter geen spier van zijn gezicht. Indienhij er op gehuurd geweest ware, tot een voorwerp van onbillijke uitvallen te dienen,had hij geen grootere mate van gelijkmoedigheid kunnen betoonen. Een wijl toefdehij nog als in afwachting, of de overste hem bijgeval nog iets langer tot een wrijfpaalvoor diens toorn wenschte te gebruiken, om vervolgens met dezelfde onverstoorbarebedaardheid weder zijn post achter de deur op te zoeken en zich welgemoed eenversche klobot te rollen.

Intusschen had de strafrede daarom geenszins haar doel gemist. De heer Houwenaarzelf toch voelde er zich blijkbaar door verlicht, en zijn stem klonk reeds minderdriftig dan te voren, nu hij aan de hulponderwijzeres vanWonosari een nieuwe reeksvan kenschetsende benamingen wijdde.

‘Zoo'n platvisch!’ riep hij. - ‘Zoo'n kapstok! Zoo'n spinnekop! - En dat denkt mijte kunnen inpakken! Maar dan zal zij toch,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 13: Wonosari. Deel 2 - dbnl

12

voor den drommel, van een koude reis komen. - Het is me wat moois!’‘Gij hebt gelijk, overste,’ beaamde Knijpers, die het oogenblik gekomen achtte

om ook weer eens zijn stem te verheffen. ‘Gij zoudt zeker wel wat beters kunnenkrijgen. En zij zou u bovendien veel te slordig zijn. - Ik heb haar dit dan ook naarbehooren aan het verstand gebracht.’

‘Zoo! Hebt gij dát gedaan?’ vroeg de overste, niet ongevoelig voor denzijdelingschen lof. ‘Maar gij hebt het haar toch niet bruuskeman in het gezichtgezegd?’

Ofschoon in deze vraag volstrekt geen kwade bedoeling lag, was Knijpers er nietsdoor gesticht. Hij ging gaarne door voor een welopgevoed man, die zijn wereld enhaar manieren kende.

‘Wel neen, ik weet zeer goed, hoe ik mij tegenover een dame te gedragen heb,’zeide hij met gekrenkte waardigheid. ‘Ik heb het haar op een kieschemanier te kennengegeven; maar toch zoo, dat zij mij terstond begrepen heeft.’

‘Nu, dat zal haar goed gedaan hebben. Zoo'n rapplement, zooals men dat noemt,had zij wel verdiend,’ lachte de overste, die niet alleen weer zijn stopwoord gevondenhad, maar nu ook met smaak van het daareven nog zoo zuur bevonden bier dronk.‘Doch door al dat geparlevink zijn wij geheel van ons chapiter geraakt. Om dus weerop ons appropo te komen, - wat hebt gij nu eigenlijk op uw hart?’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 14: Wonosari. Deel 2 - dbnl

13

Ook deze vraag was Knijpers niet naar den zin. De lust om zijn gemoed uit te stortenwas hem geheel vergaan, en hij had al gehoopt, dat de overste er niet meer op zouaandringen.

‘Och, het betreft een zaak, waarin gij geen belang kunt stellen,’ poogde hij zooonverschillig mogelijk te verklaren.

‘Mis, vrindje! Ik stel daarin wel degelijk belang, en ge zijt espres meegekomenom mij te zeggen wat u schort. Pak dus maar gauw uit! - Gij zijt toch niet weer opeen ander verkikkerd, zooals men dat noemt?’

‘Nu ja dan,’ luidde het onwillige antwoord. ‘als gij het volstrekt wilt weten, - daaris inderdaad een meisje.......’

‘Ah! Is het weer zóó laat? En wie is de uitverkorene?’Wederom aarzelde Knijpers; maar hij had reeds te veel gezegd om niet verder te

gaan.‘Gij zult u herinneren, dat wij laatst comedie gespeeld hebben.......’‘Wel wis en drie! Zou ik dat nu al vergeten zijn?’‘Zooals gij dan waarschijnlijk nog weet, werden de laatste repetitiën ook door

juffrouw van Beele bijgewoond. Daardoor heb ik haar eens nauwkeurig kunnengadeslaan. En - ik moet bekennen dat zij mij zeer beviel. Zij zou, dacht mij, juist eengoede vrouw voor mij zijn........’

‘Sapperloot, is dat uw belle? Nu, dan maak ik u mijn komplement, hoor! Dan hebtgij drommels goed uit de doppen gekeken.’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 15: Wonosari. Deel 2 - dbnl

14

‘Dat zou ik óók denken,’ sprak de onderwijzer met gepaste zelfvoldoening. ‘Het iseen aardig dingetje.’

‘Wát! Een aardig dingetje? Ik zeg u, daar is hier geen enkel meisje, dat in de versteverte bij haar haalt. Zie, ik ben lang niet zoo verliefd van kempleksie als gij - eigenlijkhad ik het nooit erg op het vrouwvolk begrepen -, maar op zoo'n lief snoetje zou ikzelf nog gesjarmeerd kunnen raken, zooals men dat noemt. Zij heeft ook volstrektgeen tingkah's(1), en bezit meer verstand in haar pink dan juffrouwMalot in haar heelehoofd.’

‘Meer dan al de rest te zamen,’ betuigde Knijpers met de zekerheid van een kenner.- ‘Dat is het juist wat mij het meest in haar behaagt.’ En onder den aangenamenindruk dezer gedachte begon hij zich met teederheid de kuif te streelen.

‘Zoo, zoo! - Maar sapperdekriek! nu begrijp ik meteen’ - en bij dezen schrandereninval wierp de overste zijn gast een listig knipoogje toe - ‘hoe gij opeens zoo'nverwoed kerkganger geworden zijt. Vindt gij niet, dat zij netjes op het orgel speelt?Jou oolijkerd! ik heb je in de gaten, snaakje! - Alleen zie ik maar niet in, hoe dat nudaareven een reden kon zijn, om u zoo landerig te maken.’

‘Dat was ik ook niet,’ antwoordde de jonkman, zijn liefkoozingen stakende; ‘maarmet zulke plannen in het hoofd is men van zelf

(1) Kuren.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 16: Wonosari. Deel 2 - dbnl

15

wat ernstiger gestemd. Ook is de zaak nog niet beklonken, en men kan nooitweten......’

‘Ah, is dát de sjooze? Hebt gij alleen nog maar fues op haar? - Maar gij hebt dantoch zeker al eenige affances gemaakt?’

‘Ik heb mij ten minste nogal veel met haar beziggehouden, en dat stond haar, konik merken, heel goed aan. - Wat zou zij ook tegen mij hebben?’ voegde onze minnaarmet een fiere beweging van het hoofd daarbij. ‘Doch het is waar, de meisjes hebbensoms wonderlijke grillen. Bovendien was ik nog niet in de gelegenheid, haar eensalléén te spreken.’

‘Die gelegenheid hadt gij dan maar moeten maken. Men kan ook al te scrufuleuszijn, zooals men dat noemt, en op die manier komt men gewoonlijk niet ver. Ik voormij ten minste volgde altijd een andere tactiek. Had ik een benting vóór mij, dan trokik recht erop af en nam haar stormenderhand in. Daarbij heb ik mij steeds het bestebevonden. - Waarom zoudt gij dat ook niet perbeeren?’

‘Neemmij niet kwalijk, overste, ik geloof dat juffrouw van Beele daarop heel wattegen zou hebben.’

‘Welnu, daar is meer dan één methode om een vesting te vermeesteren. Laat eenszien! - Vooreerst kunt gij haar blokkeeren, zoodat haar alle gemeenschap met debuitenwereld afgesneden wordt.’

‘En hoe zou ik dat moeten aanleggen?’‘Het is zoo, gemakkelijk zou dat niet gaan,’ moest de heer Houwenaar bij nader

inzien er-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 17: Wonosari. Deel 2 - dbnl

16

kennen. ‘Maar wij zijn nog niet aan het einde. Daar is ook menige vesting dooroverrompeling genomen.’

Knijpers haalde ongeduldig de schouders op.‘Dus dan zou ik haar in een onbewaakt oogenblik het jawoord moeten ontfutselen?

Daar is zij toch, dunkt mij, het meisje niet voor.’‘Van een bombardement kan hier evenmin sprake zijn,’ mompelde de overste,

waarna hij op beslisten toon voortging: ‘Dus blijft u geen ander middel over dan eengeregeld beleg.’

‘En wat zoudt gij daaronder verstaan.’‘Bij een geregeld beleg,’ sprak de krijgsman, terwijl een didactische beweging

van den rechterwijsvinger de noodige klem aan zijn woorden schonk, ‘als gij eenvesting naar de regelen der kunst belegeren wilt, moet gij haar in de eerste plaatsberennen, dat wil zeggen, nauw insluiten en van alle zijden verkennen. Daarna opentgij de loopgraven en tracht gij, steeds zorgende voldoende gedekt te blijven, voetjevoor voetje met de sappen vooruit te dringen. Inmiddels laat gij de enfileer- endemonteerbatterijen spelen: en hebt gij de bekroning van den bedekten weg voltooid,dan werpt gij daar uw bres- en conterbatterijen op. Is soms het glacis ondermijnd,zoo legt gij onverwijld tegenmijnen aan. Maar zoodra het u gelukt is, behoorlijk breste schieten, alsdan geen oogenblik gedraald en moedig de bestorming gewaagd.’

‘Jawel,’ zeide Knijpers, door een achtelooze

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 18: Wonosari. Deel 2 - dbnl

17

wuiving van de hand te kennen gevende, dat hij dit alles allang wist; ‘het is maar devraag, hoe dat hier in toepassing te brengen.

‘Dat is toch vrij duidelijk,’ meende de overste. ‘Om te beginnen, zoekt gij hetmeisje zoo dikwijls te ontmoeten als gij maar kunt, totdat gij op een prik weet, hoegij het met haar hebt. Dit zouden wij de berenning kunnen noemen. Is die afgeloopen,dan moet gij op een meer gemeenzamen voet met haar zien te komen; gij zegt haarwat aardigheden, leent haar boeken, laat haar filepines winnen en omringt haar metallerlei kleine attenties, zooals men dat noemt. Tegen dergelijke vuren zijn weinigjonge dames bestand. - En bespeurt gij, dat gij terrein gewonnen hebt en uw kansenschoon beginnen te staan, dan trekt gij er, bij de eerste de beste gelegenheid, maarflinkweg op los.

Knijpers had deze toelichting met klimmende verbazing aangehoord, en het moeterkend worden, dat de kennis van zaken, die de overste hier verried, juist niet metzijn voorafgaande betuiging van onverschilligheid omtrent het ‘vrouwvolk’ strookte.

‘Het is mooi voorgesteld,’ verklaarde hij, maar met iets dubbelzinnigs in zijn toon.‘Ik moet zeggen, dat gij er verstand van hebt.’

De overste keek snel op, en een levendig rood vertoonde zich op zijn door de zongebruind gelaat.

‘Gij vat, dat ik dat alles van hooren zeggen heb,’ sprak hij. Doch hij had zich de

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 19: Wonosari. Deel 2 - dbnl

18

moeite dezer verontschuldiging kunnen besparen; zijn gast was blijkbaar wedergeheel van zijn eigen plannen vervuld.

‘Het is maar jammer,’ verklaarde Knijpers na een poos, ‘dat ik niet in de wieggelegd ben om strijkages en komplimentjes te maken, en ik vrees, dat het mij ookaan het noodige geduld zou ontbreken om uw raad te volgen.’

‘Wel sapperloot, zijt gij misschien bang dat, terwijl gij met uw sappen en paralellengeoccupeerd zijt, een ander u haar voor den neus zal wegkapen? - Haha, die vind ikgoed!’ lachte de overste, tot hij, ziende welk een lang gezicht Knijpers trok, ook hetzijne in een ernstiger plooi zette en de opmerking maakte:

‘Het zou zeker een leelijke mutatie zijn; maar - gij zoudt dat gevaar kunnenvoorkomen, door, bijvoorbeeld, den resident in den arm te nemen.’

‘Den resident?’ riep onze huwelijkscandidaat, met kwalijk verholen schrik. Eninderdaad, zijn omgang met het hoofd van bestuur was nog niet van een zoovertrouwelijken aard geweest om veel bijstand van die zijde te verwachten. Tottweemaal toe had hij de eer gehad, een paar residentelijke vingertoppen te mogendrukken; doch daarbij was het tusschen de beide heeren gebleven; van een bepaaldevriendschap was tot hiertoe geen sprake geweest. Evenwel, hij scheen het niet noodigte vinden hierover uit te weiden en vergenoegde zich de vraag te opperen, of dan defamilie

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 20: Wonosari. Deel 2 - dbnl

19

van Waningen een huwelijk in de hand zou werken, waardoor de meisjes haargouvernante zouden verliezen.

‘Daar zegt gij zoo iets. Uit dat pontefu had ik de zaak nog niet bekeken,’ erkendede brave krijger, die zich nu, ten einde raad, de hersenen begon te pijnigen om eennieuwe tactiek te bedenken, totdat Knijpers eensklaps verklaarde:

‘Ik weet wat het beste zal zijn!’‘Zoo?’ meesmuilde de overste, daar hij zelf nog niets had kunnen verzinnen. ‘Laat

eens hooren.’‘Al ben ik in uw vak niet erg bedreven,’ hervatte de onderwijzer met

prijzenswaardige bescheidenheid, ‘herinner ik mij nochtans eenige episoden uit degeschiedenis, waarbij sterke, ja onneembare vestingen, alleen door met beleidgevoerde onderhandelingen, tot een vrijwillige overgave werden bewogen.’

‘Gij bedoelt een kapetulaasje? - Dat is een uitstekend idee!’ riep de gastheer, uitopgetogenheid allen naijver vergetende.

‘Ik durf er mij ten minste het beste van voorstellen,’ betuigde Knijpers metrechtmatigen trots. ‘Zelf kan men zich moeilijk aanbevelen, en een derde zou haarook veel beter dan ik op een en ander kunnen wijzen, dat - mijn aanbod in eenaannemelijk licht zou plaatsen. Het komt er dus slechts op aan, den geschikten persoonte vinden, die mijn aanzoek op de rechte wijze zou voordragen.’

‘Daar noemt gij nogal zoo iets!’ merkte de overste met een bedenkelijk gezichtop.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 21: Wonosari. Deel 2 - dbnl

20

Maar de jonkman liet zich door deze tegenwerping niet van zijn stuk brengen.‘Toch is er iemand,’ zeide hij, ‘dien ik volkomen voor zulk een taak berekend

acht.’‘Ei zoo? - En wie zou die persoon dan wel zijn?’‘Wie anders dan gij, overste?’De grenzenlooze verbazing, die zich bij het vernemen van dit antwoord op het

gelaat van den veteraan afteekende, valt met geen mogelijkheid te beschrijven.‘I k ?’Wellicht zou Knijpers zelf niet hebben kunnen zeggen, hoe hem de gedachte door

het hoofd was geschoten; maar hij stond nu voor een voldongen feit en vastbeslotengaf hij ten antwoord:

‘Ja, niemand anders dan gij.’‘Woudt gij m i j daarop afzenden? Denkt gij, voor den drommel, dat i k voor u

een meisje zal gaan vragen? Aller christenen zielen! gij lijkt waarachtig wel razend.Of woudt gij mij eens in het zonnetje zetten, bijgeval?’

‘Waarlijk niet, overste; hoe kunt gij dát van mij denken? Ik sprak in vollen ernst.- Ongetwijfeld is het een grooten dienst, dien ik vraag, maar buiten u ken ik niemand,wien ik de zaak zou durven toevertrouwen.’

Hier had Knijpers den juisten toon aangeslagen. Ofschoon de heer Houwenaarnog geenszins van zijn verbazing bekomen was, klonk toch zijn stem reeds veelvriendelijker, toen hij na een wijl nadenkens antwoordde:

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 22: Wonosari. Deel 2 - dbnl

21

‘Hm! Ik begrijp eigenlijk niet, hoe gij daaraan komt. Zoo iets heb ik nog nooit bijde hand gehad, en - het zou mij ook heel slecht afgaan. - Neen, neen! ik kan u daarniet in helpen.’

‘Gij denkt te min over u zelven, overste,’ hield de ander vol. ‘Het geldt hier, zooalsgij terecht gezegd hebt, een verovering, en wie is van die soort van zaken en van alwat daarmede samenhangt beter op de hoogte dan de overste Houwenaar?’

Deze zet was niet onverdienstelijk, en de zenuwachtige manier, waarop dekrijgsman zich met zijn zakdoek het voorhoofd veegde, toonde hoezeer hij in hetnauw was gebracht.

‘Natuurlijk zou ik het u niet hebben durven verzoeken,’ ging Knijpers voort, ‘indiengij niet zelf over deze aangelegenheid begonnen waart en uit eigen beweging beloofdhadt, mij van dienst te willen zijn.’

De heer Houwenaar gaf aan zijn wipstoel een nijdigen ruk en begon toen inonstuimige vaart op en neer te hobbelen. Hij was er ingeloopen, dit viel niet teloochenen, en het besef, dat hij zelf het net geknoopt had, waarin hij thans verstriktwerd, maakte de zaak dubbel onaangenaam.

‘Het is zoo, ik heb u iets van dien aard beloofd,’ stemde hij toe. - ‘Hoe kon ik ookvoorzien, dat gij mij zoo in het laberint zoudt brengen? - Maar, soedah(1)! Een maneen man, een woord een woord.’

(1) Genoeg.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 23: Wonosari. Deel 2 - dbnl

22

‘Neen, als gij het zóó opneemt, wil ik er niet op aandringen,’ riep Knijpers nu opzijn edelmoedigsten toon; - doch niet, zonder den overste met een loenschen blikgade te slaan.

‘Denkt gij met een kind te doen te hebben?’ klonk het gemelijk antwoord. ‘Watik eenmaal gezegd heb, daar blijf ik bij. Het is dus afgesproken: ik zal denparlementair voor u spelen.’

Iets als een glans van triomf vloog den onderwijzer over het fletse gelaat; maartegelijk sprong hij van zijn stoel, om zijn gastheer met veel vertoon van geestdriftde hand te drukken.

‘Gij wilt er dus heengaan en haar mijn wenschen overbrengen? Het is heelvriendelijk van u, en ik waardeer uw welwillendheid zeer. Waarlijk, gij bewijst mijdaarmede een belangrijken dienst, en als gij wederkeerig mij eens mocht noodighebben........’

‘Tututu, papperlepap! maak zoo'n bombarie niet. Ik heb immers nog niets gedaan,en het kan best zijn, dat zij mij bij slot van rekening met stille trom laat inrukken.’

‘Dat zou mij toch verwonderen,’ protesteerde de jonkman.Doch de overste bleek die verzekerdheid geenszins te deelen. ‘Ik zou er maar niet

te vast op rekenen,’ waarschuwde hij. - ‘Maar komaan, wanneer zal ik er heenmarcheeren?’

‘Als gij het mij vraagt, hoe eer hoe beter.’Het gelaat van den heer Houwenaar begon weder te betrekken, en hij loosde een

benauwden zucht.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 24: Wonosari. Deel 2 - dbnl

23

‘Gij houdt van den stormpas, dat moet ik zeggen.’‘Zeg liever, dat ik in uw schuitje vaar. Recht op het doel af, dat was immers altijd

uw leuze?’Andermaal was de heer Houwenaar met zijn eigen woorden gevangen.‘Zal ik dan morgen belet bij haar vragen?’ sprak hij met het voorkomen van een

offerlam.‘Als gij wilt, heel gaarne.’‘En wat zal ik haar zeggen?’‘Dat laat ik aan uw beleid over. Ik vertrouw u mijn belangen volkomen toe, en het

zal wel het beste zijn, dat gij ze naar bevind van zaken behartigt.’De postillon d'amour betoonde zich op die vrijheid van handelen in het minst niet

gesteld; doch Knijpers bleef bij zijn bewering, dat verdere wenken en aanwijzingenovertollig waren. Zijn positie en vooruitzichten waren bekend; omtrent zijnpersoonlijkheid konmen voldoende inlichtingen bekomen; bijzonderemededeelingenhad hij niet te doen; van het voorwerp zijner genegenheid begeerde hij niets naderste weten, en hij zou volkomen tevreden zijn, zoo zij hem slechts haar hart en haarhand wilde schenken; in één woord, hij kon en durfde alles gerust aan zijngemachtigde overlaten.

Nadat Knijpers vertrokken was, zette de heer Houwenaar zijn door de ontmoetingmet

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 25: Wonosari. Deel 2 - dbnl

24

den hulponderwijzer afgebroken wandeling weder voort, met dit onderscheid alleen,dat hij zich thans slechts tot een op- en neerloopen van de voorgalerij bepaalde. Dochzijn uitzicht verschilde aanmerkelijk van het vroolijke gelaat, waarmede hij van hetexercitieveld was teruggekeerd, en bij poozen ontsnapten hem nu ook eenigehalfgesmoorde uitroepen, die wonderveel op verwenschingen geleken. Opeens echterscheen hem iets te binnen te vallen. Hij begaf zich naar de kamer, waarin zijnschrijftafel stond, trok een lade open, haalde er een geldstuk uit, en riep toen zijnlijfjongen, die ook ditmaal weder terstond te voorschijn trad.

‘Kromo,’ zeide hij, toen deze zijn gewone hurkende houding had aangenomen,‘gij hebt mij immers van middag een rijksdaalder voorschot gevraagd? - Hier hebtgij er een, dien gij niet behoeft terug te geven.’

‘Trimakassih, toewan(1)!’ antwoordde de jongen, - maar zonder eenig betoon vanverrassing. Enmet hetzelfde flegma, waarmede hij daareven de onverdiende verwijtenvan zijn meester had aangehoord, stak hij het muntstuk in den gordel.

(1) Dank u, mijnheer.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 26: Wonosari. Deel 2 - dbnl

25

Hoofdstuk XIX.

Het maal wilde den overste volstrekt niet smaken. Doorgaans had hij een gezondeneetlust, maar hedenavond gevoelde hij een zwaarte in de maag, die hem geheel vanstreek bracht; en ofschoon hij meer wijn dan gewoonlijk dronk en na van tafel te zijnopgestaan, nog een tijdlang de achtergalerij op en neer rende, hij kon maar geenverlichting vinden, veeleer nam het onaangenaam gevoel nog voortdurend toe. Tenlaatste werd het hem zoo benauwd, dat hij besloot, er maar eens op uit te gaan enelders eenige afleiding te zoeken. Veel keuze had hij hierbij niet. Niet alleen dat desociëteit in de naävonden, uitgenomen des Zaterdags, geheel ledig placht te zijn,maar ook wachtten zijn meeste kennissen op dit late uur geen bezoeken meer af.Toch behoefde hij nog niet om aanspraak verlegen te zijn. Immers, bij zijn vriendKraak, dit wist hij stellig, kwam hij nooit te onpas.

Het was een merkwaardig persoon, bij wien

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 27: Wonosari. Deel 2 - dbnl

26

de overste zijn troost ging zoeken. Toen kapitein Kraak nog in de gelederen diende,mocht hij zelfs een soort van vermaardheid genieten. Geen officier toch, die van zijnonderhebbende manschappen zulk een stipte plichtsbetrachting eischte, en geenvooral ook, die zooveel scherpzinnigheid in het opsporen van kleine ongeregeldhedenen geringe vergrijpen betoonde. Niets kon zijn waakzaamheid ontgaan. ‘Met eenbrandende sigaar het signaal te blazen;’ - bij het uitbetalen der soldij densergeant-majoor met scheele oogen aan te zien;’ - op den passer(1) te loopen met eenomgekeerde tòpie(2) en een paling in groot tenue,’ al deze en soortgelijkeonbetamelijkheden trokken zijn aandacht en werden, gelijk nog de uit zijn dagenovergebleven registers kunnen bewijzen, ten strengste gestraft. Doch ook in andereopzichten muntte hij uit. Indien men de faam gelooven mag, zou hij zelfs een geheeléénige gaaf hebben bezeten; want er loopt een verhaal, dat hij eenmaal, toen vanwegehet Departement van Oorlog een opgave der respectieve talenten van de officierenverlangd werd, van zich zelven verklaard had: ‘Bespeelt de fluit en zingt daarbij.’

Al deze glorie echter behoorde reeds sedert jaren tot het verleden. Een vijandelijkekogel, die hem van het rechterbeen beroofde, had een einde aan zijn militaire loopbaangemaakt, en van dien tijd af had hij ook zijn fluit met rust gelaten en was zijn gezangvoor immer

(1) Inlandsche markt.(2) Hoofddeksel.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 28: Wonosari. Deel 2 - dbnl

27

verstomd.Wat trouwens kon hij thans beter doen dan kalm op zijn behaalde lauwerenteren? Eerst was hij dan ook volkomen hiermede tevreden geweest, en wellicht zoudit tot het laatste zoo gebleven zijn, indien er niet een ongerief tusschenbeide waregekomen, dat hem het leven wat al te eentonig maakte. Van lieverlede namelijk hadzich in zijn gehoorsorganen een gebrek geopenbaard, dat hij wél zooveel doenlijktrachtte te loochenen en op zijn best voor een kleine hardhoorigheid wilde latendoorgaan, maar 't welk dan toch medebracht, dat men, om zich eenigermateverstaanbaar voor hem temaken, beide handen trechtervormig vóór denmond brengenen hem zóó ieder woord in het oor schreeuwen moest; - een last, die, naar veleroordeel, geenszins door het uit zijn gesprekken te putten genoegen werd opgewogen,zoodat de verdienstelijke man zich gaandeweg tot een eenzelvigheid gedoemd zag,die hemmet spijt en wrevel vervulde, en die ongelukkigerwijze nog toenam, naarmatehij er zich verbitterd over betoonde, daar deze kribbigheid, wel verre van deernis opte wekken, zijn onbarmhartige medeburgers hoe langer hoe meer van hemvervreemdde.

Eéns intusschen had hij een krachtige poging gewaagd, om in dien staat van zakeneen gewenschte verandering te brengen en zich eenige gezelligheid te bereiden. Narijp overleg, had hij het voornemen opgevat, een echtverbintenis aan te gaan, en tervolledige

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 29: Wonosari. Deel 2 - dbnl

28

bereiking van zijn doel, had hij het oog laten vallen op een nog zeer jong meisje, datden naam had van buitengemeen vroolijk en opgewekt te zijn. Hij had haar slechtszelden ontmoet en zag ook geen kans om wat meer met haar in aanraking te komen,maar deze leemte in de kennismaking achtte hij, wat hem aanging, geen overwegendbezwaar, en dat ook van den anderen kant zijn voorstel een gunstig onthaal zouvinden, hiervoor stond, meende hij, zijn pensioen borg, dat, nog verhoogd door hethem toegekende smartegeld, een niet onaardig inkomen opleverde. Doch hij was eenvoorzichtig man, en daar hij begrepen had, dat de vriendinnetjes zijner uitverkoreneallicht invloed op haar beslissing zouden oefenen, was hij er op bedacht geweest,het geheele kransje, waartoe zij behoorde, eenigszins gunstig voor zijn persoon testemmen. Bij het verzenden van zijn sierlijk geschreven liefdesverklaring, waarinhij niet verzuimd had, op de financieele voordeelen van zijn aanbod te wijzen, hadhij tevens aan elk dier meisjes een geschenk laten bezorgen, en wel, ter voorkomingvan ouderlingen naijver, aan ieder van haar hetzelfde. Het geluk had hem daarbijuitnemend gediend, want juist had de tokohouder Vugt een voldoende hoeveelheidparapluies uit Europa ontvangen die denminnaar uitermate geschikt voor zijn oogmerkwaren voorgekomen. Maar wat had hem bij slot van rekening dit alles mogen baten?Te grooter was slechts zijn teleurstelling geweest, toen de preut-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 30: Wonosari. Deel 2 - dbnl

29

sche dametjes hem, tot zijn niet geringe verbazing, de regenschermen op staandenvoet hadden teruggezonden. En nog hooger was zijn verontwaardiging geklommen,toen hij een paar uur later van de moeder zijner schoone een schrijven ontving, waarinzijn welgemeend aanzoek kort en bondig van de hand werd gewezen. Nooit had deveteraan zich zoo beleedigd gevoeld, en na een tijdlang op allerlei plannen vanwraakneming te hebben gezonnen, wist hij geen doeltreffender straf voor hetvrouwelijk geslacht te bedenken, dan het vaste besluit, om voorgoed van allehuwelijksplannen af te zien.

Hoe eenzaam kapitein Kraak nu in den regel zijn dagen sleet, was hij nochtansniet van allen verlaten. Vooreerst hadden de Springveld's, aan wie hij nog in de verteverwant was, de beleefdheid, zoo dikwerf zij te Wonosari kwamen, zijn woning totpied à terre te kiezen; ja, somwijlen, als er eenige feestelijkheden achtereen plaatshadden, bleven zij van het begin tot het einde te gast, en steeds werd hij dan met demeeste minzaamheid door hen bejegend. Ook hadden de officieren, die in zijnnabijheid woonden, het zich tot een gewoonte gemaakt, bij regenachtig weder,wanneer zij er tegen opzagen naar de meer afgelegen sociëteit te gaan, in zijnvoorgalerij bijeen te komen; en ofschoon zij dan, wel is waar, het gesprekmeerendeelsslechts onder elkander voerden, verzuimden zij toch nooit, ook hem bijwijlen heteen of ander in het oor te gillen. Maar, hoezeer de kapitein al deze op-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 31: Wonosari. Deel 2 - dbnl

30

lettendheden op prijs stelde, hij dacht er niet aan, ze op dezelfde waarde te schattenals, of maar op één lijn te stellen met de oprechte vriendschapsbewijzen, die hij vanzijn voormaligen chef, den heer Houwenaar, ontving. Immers, hoe meer de overigenzijn gezelschap ontweken, des te vaker zocht de overste hem op en des te ijverigertrachtte die trouwe vriend, tot opbeuring van den gewezen krijgsmakker, deherinnering te verlevendigen aan den goeden ouden tijd, toen beiden nog, gelijk deoverste het placht uit te drukken, in hun geur en fleur waren. Mocht deze omgangaanvankelijk van de zijde van den heer Houwenaar, die hierbij zijn van nature reedsheldere en krachtige stem nog tot een verbazenden omvang moest uitzetten, in denvollen zin des woords als een opoffering worden beschouwd, sedert eenigen tijd hadde kapitein dit bezwaar, door een vernuftige uitvinding, belangrijk weten teverminderen. Het middel was zoo eenvoudig mogelijk. De heer Kraak had in eenhoek van zijn voorgalerij een hokje van dicht ineengevlochten bamboe laten zetten,dat in vorm veel op een schilderhuis geleek, en wanneer hij nu zelf daarin en deoverste er vóór ging zitten, bleef het stemgeluid van den laatste zoo goed als geheelbinnen de wanden van het hokje besloten, hetgeen het spreken uit den aard der zaakvrij wat gemakkelijker maakte.

Menig uurtje hadden de twee veteranen op die manier met elkander doorgebracht,en geen

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 32: Wonosari. Deel 2 - dbnl

31

voorval, hoe onbeduidend ook, uit hun krijgsmansverleden, dat zij elkaar niet reedstallooze malen hadden verteld. Toch was de heer Kraak deze samensprekingen noglang niet moede. Integendeel, ze bleven hem een onuitputtelijke bron van genot, ende overste had dus ook ditmaal alle reden om te veronderstellen, dat zijn bezoek, alwas het reeds wat laat, geenszins onwelkom zou zijn. Het bleek inderdaad, dat hijzich niet had vergist. Zelfs scheen de invalide nog aangenamer verrast dan anders,hetzij omdat hij juist veel lust had om wat te keuvelen, hetzij dewijl hij uit hetongewone uur meende te mogen afleiden, dat zijn vriend hem iets bijzonderbelangwekkends had mede te deelen. IJlings liet hij derhalve alles in gereedheidbrengen, dat tot een gezelligen kout gevorderd werd, en toen nu beiden op hun gewoneplaatsen, in en vóór het praathokje gezeten waren, zag de kapitein zijn gast ingespannen verwachting aan. Want de heer Kraak had ten aanzien van velerlei zijneigen zienswijze, en terwijl de vriendschappelijke verhouding, in de laatste jarentusschen hem en den overste ontstaan, nog niets tot het ontzag had afgedaan, dat hijdezen steeds had toegedragen, beschouwde hij het als een dier eischen derwellevendheid, waarvan hij ongaarne zou zijn afgeweken, om nooit tegenover eenmeerdere in rang het gesprek te beginnen.

Het geduld echter, waarmede hij wachtte, tot het den heer Houwenaar behagenzou het woord op te vatten, werd op eene zware

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 33: Wonosari. Deel 2 - dbnl

32

proef gesteld. De anders zoo spraakzame man hield de lippen hardnekkig geslotenen bleef, als een steenen beeld, roerloos vóór zich staren. Maar juist dit vreemdegedrag moest den heer Kraak nog in het vermoeden versterken, dat er iets bijzondersgebeurd was. Hoe langer hoe meer werd zijn nieuwsgierigheid geprikkeld, totdat hijten laatste, in de hoop van alzoo de aandacht te zullen trekken, met zijn houten beentegen de pooten van zijn stoel en de wanden van het schilderhuisje begon tetrommelen. Doch tevergeefs; de afgetrokken bezoeker scheen er in het minst niet opte letten, en zelfs toen het gestamp van lieverlede in hevigheid toenam en eindelijktot een onafgebroken getrommel aangroeide, bleek de heer Houwenaar zich geenoogenblik aan dit geraas te storen.

Nu begreep de kapitein een anderen kunstgreep te moeten aanwenden. Met dehand aan het oor, boog hij zich een weinig voorover, om plotseling te vragen:

‘Zeidet gij wat, overste?’‘Neen, niets,’ gaf deze verstrooid ten antwoord, - en daarop zweeg hij weder.Zoo spoedig gaf de heer Kraak de zaak echter niet op. Na een korte poos meende

hij zijn list wel eens te kunnen herhalen.‘Wat zegt gij toch?’ vroeg hij andermaal.‘Niets!’ verklaarde de overste nog bondiger dan te voren, doch thans met iets

korzeligs in zijn stem, alsof dat aanhouden hem verveelde.Het mocht wél een bewijs van zelfbeheer-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 34: Wonosari. Deel 2 - dbnl

33

sching heeten, dat de heer Kraak zich ook nu nog een poos wist te bedwingen. Maarop den duur moest toch zijn lijdzaamheid bezwijken; de stilte werd hem ten slottezoo ondraaglijk, dat hij alle ontzag voor zijn superieur uit het oog verloor.

‘Waar komt gij dan voor?’ riep hij gemelijk uit. ‘Denkt gij, dat ik voor mijn plezierin dit benauwde hokje zit?’

‘Marcheer er dan uit!’Dit laconische antwoord deed de maat overloopen.‘Dat zal ik ook,’ verzekerde de kapitein, en met zooveel overijling voegde hij de

daad bij het woord, dat hij half uit zijn schilderhuisje tuimelde en een misstap deed,waarbij noodlottigerwijze het kunstmatige been juist op een der eksteroogen van denheer Houwenaar terechtkwam.

Nog nooit was deze zoo vlug overeind gesprongen.‘Hei, kerel! Gij trapt me op mijn likdoorn! Kijk toch waar gij loopt,’ gromde hij.‘Wat blief? - Kerel?’ barstte nu de invalide in toomelooze woede los. ‘Ik laat mij

niet kerelen; en al zijt gij honderdmaal overste en ik slechts kapitein, daarom hebtgij nog geen recht mij te beleedigen, mijnheer! En allerminst in mijn eigen huis.’

Men begrijpt, dat thans ook de overste min of meer warmwerd; nochtans, hoezeergekrenkt, was hij niet in een stemming om te willen twisten.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 35: Wonosari. Deel 2 - dbnl

34

‘Hang sloffen op en ga naar bed!’ ried hij kort en bondig zijn gastheer aan, entegelijkertijd keerde hij zich om en stapte driftig de stoep weder af.

Het bezoek bij zijn ouden krijgsmakker had den heer Houwenaar wel eenige afleidingbezorgd, maar niet bepaald een zoodanige als hij zich had voorgesteld. Veel baathad hij er ten minste niet bij gevonden, en hij gevoelde nog steeds die eigenaardigezwaarte in de maag, die hem hoe langer hoe ongeduriger maakte. Hij wist waarlijkniet meer, waar hij het zoeken moest. Bezigheden stonden voor dezen dag niet meerop zijn tableau; tot lezen had hij thans geen hoofd; en zelf den raad te volgen, dienhij kapitein Kraak gegeven had, en zich ter ruste te leggen, hieraan viel, zoolang dielastige beklemdheid aanhield, ook al niet te denken. Uit wanhoop besloot hij eindelijk,maar vast het briefje te schrijven, waarin hij den volgenden morgen aan juffrouwvan Beele belet zou vragen. Doch aanvankelijk wilde ook dit niet recht vlotten, eneerst nadat menig velletje postpapier vermorst was, gelukte het hem, een episteltjesamen te stellen, dat zijn goedkeuring mocht wegdragen.

Het luidde als volgt:

‘Zeer geachte Juffrouw!

Ofschoon ik nog nimmer het voorregt had een correspondencie met UEd. te voeren,hoop

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 36: Wonosari. Deel 2 - dbnl

35

ik U niet te afronteren, door een mondeling schrijven tot U te rigten. UEd. moetweten, dat U mij bijzonder zou obligeren, door mij, ter wille van eene gewigtigeomstandigheid, een onderhoud toe te staan. Daarentegen zou UEd. mij zeer verpligtenwanneer U mij zou willen doen weten, of U mijn verzoek kan inwilligen, en op welkuur mij die gunst zal worden verleend.

Onder de welgemeende aanbieding van mijne onderdanigste groetenisse, heb ikde eer mij te teekenen

Votre serviteur devouezJ. HOUWENAAR,gep. Lt. Kol. N.-I. Leger.’

Hiermede was de zaak evenwel niet afgedaan. De brief moest nu nog in het netgeschreven en zorgvuldig verzegeld worden. En dit een en ander hield den overstezóólang bezig, dat het reeds middernacht sloeg, eer hij met alles gereed was.

Maar nu gaf ook het aangenaam bewustzijn van de moeilijke taak tot eenbevredigend einde te hebben gebracht, een heilzaam gevoel van ontspanning. Indienhij plotseling ettelijke ponden lichter geworden ware, had hij zich nauwelijks zooverruimd kunnen gevoelen. Toch kon hij, toen hij zijn legerstede opzocht, niet terstondinsluimeren. Te veel had hij dezen avond beleefd, om de gedachten hieraan zoogemakkelijk van zich af te zetten. En zelfs nadat hem dit ten slotte gelukt was, bracht

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 37: Wonosari. Deel 2 - dbnl

36

de slaap nogweinig verkwikking aan. Onophoudelijk werd hij nu door verontrustendedroomen gekweld, waarin de gestalten van Knijpers, Marie en Odilia om beurt opden voorgrond traden. Eénmaal kreeg hij het zóó benauwd, dat het klamme angstzweethem op het brandende voorhoofd parelde. Met wonderbare duidelijkheid zag hijOdilia in een opgesmukt bruidstoilet vóór zich staan. Een poos blikte zij hem metijzingwekkende teederheid aan, waarop zij hem eensklaps bij de hand vatte en hemvoorttrok met een geweld, waaraan hij onbegrijpelijkerwijze geen weerstand biedenkon. Hij rilde bij den druk van haar magere, spichtige vingers. Doch zij liet hem nietlos, en sleurde hem in toenemende vaart met zich mede. - Thans waren zijnvoorstellingen min of meer verward, en toen ze weder helderder werden, had hettooneel eenige wijziging ondergaan. Nóg was Odilia bij hem, en nog steeds was zijin haar bruidskleed getooid; maar zij hield hem niet meer bij de hand, en beidenbevonden zich in het kantoor van den secretaris. De heer Beer, die in groot costuumvóór een met een groen kleed overdekte tafel stond, legde hem met straffen blik eenstuk ter onderteekening voor. Hij wilde zich verzetten; hij poogde te ontvluchten.Doch niet zoodra had Odilia hem slechts even den schouder aangeraakt, of andermaalmoest hij voor haar geheimzinnige overmacht zwichten. Met bevende hand zette hijzijn naamteekening. ‘Nu zijt gij de mijne,’ lispte zij hem zegevie-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 38: Wonosari. Deel 2 - dbnl

37

rend toe, en zij zag hem nog teederder aan dan te voren en omstrengelde hem methaar armen, en - juist wilde zij hem een kus op de lippen drukken, toen hij met eenkreet van afgrijzen ontwaakte.

Geheel ontsteld, durfde hij niet meer de oogen sluiten, zoodat hij nog klaar wakkerlag, toen eindelijk de met ongeduld verbeide dageraad aanbrak.

Al vroeg in den morgen liet hij Kromo den gewichtigen brief brengen, en hij moesterkennen, dat het antwoord, waarin Marie verklaarde, hemmet het meeste genoegenin den vooravond te zullen ontvangen, even vriendelijk was als beleefd. Nochtans,al was dit begin niet kwaad, het scheen hem maar weinig met zijn opdracht teverzoenen. Ook de eerstvolgende uren had hij rust noch duur; ja, in latere dagen konhij zich onmogelijk meer te binnen brengen, hoe hij ze eigenlijk had doorgebracht,en wist hij alleen te vertellen, dat hij toen, voor de eerste en éénige maal na zijnpensionneering, zich iets minder stipt aan de voorschriften van zijn tableau hadgehouden.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 39: Wonosari. Deel 2 - dbnl

38

Hoofdstuk XX.

Precies op den bepaalden tijd, zag Marie den overste het residentie-erf opstappen.Zooals zich denken laat, was zij zeer benieuwd naar de reden van zijn komst. Eigenlijkhad zijn brief haar eenigszins doen ontstellen, vooral daar zij, bij het zien van hethaar geheel onbekende handschrift op het adres, een oogenblik in den waan hadverkeerd, dat hij van Mense kwam. Zelve wist zij niet wat haar die zonderlingevooronderstelling in het hoofd had gebracht; maar sedert zij de overtuiging verkregenhad, dat het leven van den jongen man door een geheime smart verbitterd werd, washaar belangstelling in zijn persoon dérmate toegenomen, dat haar de vreemdehebbelijkheid had bevangen, om bij alles in de eerste plaats aan hém te denken. Zijngedragingenwaren dan ook zoo raadselachtig, dat zij zich, haars ondanks, voortdurendgenoopt voelde om op hem te letten. Nu eens was hij stil, en opvallend zwaarmoedigin toon en voor-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 40: Wonosari. Deel 2 - dbnl

39

komen, dan weder was hij levendig en opgewekt, en sprankelden zijn gesprekkenvan fijn vernuft. Den éénen dag verbeeldde zij zich, dat hij, bijzonderlijk in háárbijzijn, zooal niet bepaald onheusch dan toch minder op zijn gemak was, en anderedagen kon hij daarentegen buitengemeen vriendelijk en voorkomend voor haar zijn.Wegens deze ongestadigheid, begreep zij hoe langer hoe minder, hoe zij het met hemhad; maar het scheen wel, dat zij juist hierom te vuriger de enigmatische zijde vanzijn bestaan verlangde te doorgronden. Waarschijnlijk was het in verband met dezebijzonderheid in haar gemoedsbestaan, dat zij, bij de ontvangst van den brief,onwillekeurig weder het eerst aan Mense gedacht had, en zij ook later op den dag,hoe weinig grond hiertoe bestond, meermalen bij zich zelve de vraag geopperd had,of het aangekondigde bezoek van den heer Houwenaar misschien toch nog in deneen of anderen zin op den dokter betrekking zou hebben. In ieder geval had zij zichin allerlei gissingen en twijfelingen uitgeput, en was zij zoodoende in eenzenuwachtige overspanning geraakt, die nog toenam, toen zij met klokslag van halfzes, den overste het erf zag opstappen.

Wellicht zou haar hart wat minder gepopeld hebben, indien zij eens een kijkje inhet zijne had kunnen nemen, of iets geweten had van het eigenaardige gevoel vanzwaarte, waardoor de heer Houwenaar gekweld werd, en dat hij nu nog wél zoohinderlijk vond, daar het

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 41: Wonosari. Deel 2 - dbnl

40

hem als in de schoenen gezakt scheen. Uitwendig echter viel hiervan niets tebespeuren. Integendeel, in zijn lange, hoogtoegeknoopte jas, die slechts bij plechtigegelegenheden gedragen werd, mocht de waardige veteraan, zooals hij daar, recht alseen kaars en zijn rotting als een sabel in den schouder, over den grintweg schreed,een zeldzaam statige verschijning heeten.

‘Dag, overste, hoe vaart u?’ vroeg Marie bij zijn binnentreden, hem vriendelijkhaar fraai handje reikende.

‘Perfectibus! - En hoe gaat het met u?’‘Dank u, heel goed. Wilt u geen plaats nemen?’‘Gaarne.’En zoo zaten zij tegenover elkander, de bejaarde heer en het jonge meisje, de

eerste, spijt zijn voorkomen van buitengewone deftigheid, zich met veel ijver de keelschrapende, en de laatste, hem met een vragenden blik aanziende.

‘Het is pestilent warm!’ bracht de overste er eindelijk uit, waarop hij weer ijverigbegon te kuchen, totdat hij, met een uitdrukking van vastberadenheid, den ivorenknop van zijn stok als een wachter voor den mond plaatste.

‘U neemt het mij toch, naar ik hoop, niet kwalijk, dat ik u eerst thans ontvangenkon?’ vingMarie nu maar zelve aan. ‘'s Morgens moet ik mij, zooals u wel begrijpenzult, met de meisjes bezighouden.’

‘O neen, het zou mij spijten, als ik u gede-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 42: Wonosari. Deel 2 - dbnl

41

ransjeerd had; dit uur confenieert mij uitstekend,’ gaf de heer Houwenaar tenantwoord, waarna hij den knop weer ijlings tegen de lippen bracht en er zoo geslotenuitzag als een boek met zeven zegelen.

Die geheimzinnigheid was niet geschikt om Marie gerust te stellen. Zij meendeer uit te moeten opmaken, dat hetgeen hem op het hart lag van eenminder aangenamenaard was, en in haar ongeduld wilde zij liever maar dadelijk het ergste hooren.

‘U hebt mij immers iets te zeggen, overste?’ vroeg zij op beleefden maar stelligentoon.

De heer Houwenaar liet plotseling al wat er nog van zijn eerste statigheidovergebleven was varen, zette zijn stok op den grond, keek Marie steelsgewijze aan,begon weer geweldig met de keel te schrapen, en mompelde iets van een kogel doorde kerk te willen jagen. Maar - lang kon hij toch niet dralen. Hij diende haar eenantwoord te geven. Het oogenblik, waartegen hij zoozeer had opgezien, was dáár.

‘Hm! - fransjeman gesproken, heb ik u - hm! - een offerte te doen, zooals men datnoemt,’ stotterde hij, met de kleur van een schuchtere maagd, die voor het eerst debalzaal betreedt. ‘Eigenlijk is het - hm! - om een huwelijksaanzoek, dat ik hier kom.’

Op deze mededeeling was Marie het allerminst verdacht. Haast klonk hetongeloofelijk, dat een man van zijn leeftijd naar haar hand dong, en dit nog wel,zonder vooraf iets van zoodanig voornemen te hebben laten blijken.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 43: Wonosari. Deel 2 - dbnl

42

Maar zijn woorden waren, meende zij, voor geen anderen uitleg vatbaar. - Wat moestzij antwoorden? Hoe zou zij het aanleggen om den achtenswaardigen man zoo minmogelijk te krenken. De zaak deed haar hoogst pijnlijk aan en bracht haar tevens ingeen geringe verlegenheid.

‘U doet mij waarlijk - op zoo iets was ik in het geheel niet.......’‘Toch beweert hij, al van uw primitieve komst een inklinaasje, zooals men dat

noemt, voor u te hebben opgevat.’‘Hij?’Ondanks haar nieuwe bevreemding, dat de heer Houwenaarmet zulk een boodschap

voor een ander kwam, slaakte zij een zucht van verlichting.Nog opmerkelijker intusschen was de eigenaardige mengeling van verwondering

en voldoening, die zich thans op het gelaat van den overste afteekende. Deomstandigheid, dat hij in het engelsch veel minder thuis was dan in het fransch, maaktde onderstelling wat gewaagd, dat hij ‘The courtship of Miles Standish’ gelezen had,doch er scheen hem, nu hij tot de ontdekking was gekomen, in welk een misverstandMarie verkeerd had, toch iets voor den geest te zweven, dat veel had van deverleidelijke vraag van Priscilla: ‘Why don't you speak for yourself, John?’ Evenwel,hij was te trouwhartig om zulk een denkbeeld niet met kracht te onderdrukken, ende bekoring, die op zijn gelaat te lezen stond, maakte weldra

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 44: Wonosari. Deel 2 - dbnl

43

voor een geheel andere uitdrukking plaats.‘Het is waar,’ verklaarde hij, met zijn stok denkbeeldige lijnen op de vloer

trekkende, ‘ik heb u nog niet gecommuniceerd, dat ik in deze casualiteit, zooals mendat noemt, slechts zooveel als een afgevaardigde ben; - het is voor den heer Knijpers,dat ik akzes kom vragen.’

‘Mijnheer Knijpers? Heeft die u dat opgedragen?’ riep zij onthutst, - maar metgeen spoor van die zoete verwarring der liefde, waarvan de dichters zooveel wetente verhalen, en die zich door stralende blikken en verlegen blosjes verraadt.

‘Gij bedoelt,’ verbeterde de heer Houwenaar, ‘dat ik op mij genomen heb, u metzijn wenschen bekend te maken.’

Marie beijverde zich haar fout te herstellen. ‘Het is,’ zeide zij, ‘heel vriendelijkvan u, zich die moeite te willen getroosten. Maar van mijnheer Knijpers,’ voegde zijer bij, ‘vind ik het om de waarheid te zeggen, wel wat zonderling, dat hij zich nietzelf tot mij gewend heeft.’

‘Hm! Naar apparentie zag hij er wat tegen op,’ voerde de gemachtigde tervergoelijking aan.

‘Ah!’ liet Marie zich ontvallen, en het welgevormde bovenlipje krulde zichsmadelijk omhoog; - doch dit was slechts een oogenblik; terstond daarna hernam zij,op een toon, die geen twijfel aan haar oprechtheid kon overlaten:

‘Het doet mij innig leed, dat mijnheer Knijpers zich zoo iets in het hoofd heeftgehaald;

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 45: Wonosari. Deel 2 - dbnl

44

maar dit neemt niet weg, dat ik in waarheid niet begrijp, hoe hij daartoe gekomen is.Ik van mijn zijde heb er zeker geen aanleiding toe gegeven.’

‘Volgens zijn zeggen, heeft hij u bij de repetitiën leeren kennen, en zoo en passanteen effectieve affeksie voor u opgevat,’ trachtte de overste de zaak toe te lichten.

Welk meisje zou bij het vernemen van zulke woorden niet gebloosd hebben?Mariekweet zich behoorlijk van haar plicht.

‘Natuurlijk heb ik in die dagen mijnheer Knijpers, evenals de andere heeren diemedespeelden, herhaaldelijk ontmoet,’ erkende zij eenvoudig. ‘Ook herinner ik mijwel, dat hij bijzonder beleefd voor mij was. Doch ik had geen reden om een ernstigebeteekenis daaraan te hechten, te minder, wijl ik hem vrij duidelijk heb laten blijken,dat ik niet op zijn oplettendheden gesteld was.’

Naar zijn vernieuwd kuchen te oordeelen, geraakte de overste hoe langer hoemeerin de klem. Hij scheen het dan ook raadzaam te achten, den aanval op een anderterrein over te brengen.

‘Juustement. Gelijk gij zegt, heeft hij volstrekt niets te riklameeren, zooals mendat noemt; en het kan ook wel zijn, dat het kereltje in deze soort van affeeres watonhandig is. Maar hij meent het goed, en..... Afijn! er valt, voor zoover ik weet, nietsop hem aan te merken. Bij occasie zal hij dus wel in zijn carrière affanceeren; en hetzal u daarenboven niet ontgaan

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 46: Wonosari. Deel 2 - dbnl

45

zijn, dat de positie van een onderwijzer in Indië geheel anders is dan in Holland.’Bijaldien de overste van vriendschap voor Knijpers geblaakt had, zou hij diens

belangen niet met meer warmte hebben kunnen bepleiten; en de bij deze gelegenheidbetoonde trouw aan zijn woord verdiende te meer de waardeering, daar hem, volgenszijn latere verklaringen, bij den aanblik van het lieve, bekoorlijke meisje, de ‘doordien verwaanden snoeshaan zoo sluw opgedwongen zending,’ met stijgendenweerzinvervuld had.

‘Ik heb niets op den heer Knijpers te zeggen,’ gaf Marie ten antwoord. ‘En hij doetmij ongetwijfeld veel eer aan; maar ik - ik voel nu eenmaal niets voor hem.’

‘Dat maakt zeker een groote deferentie van onderscheid,’ stemde de heerHouwenaar met een bedenkelijk gezicht toe. ‘Doch zou de affeksie, zooals men datnoemt, niet later, bij een nadere kennismaking, kunnen komen?’

‘Neen, overste,’ verklaarde zij beslist; ‘gij zult mij genoegen doen, zoo gij mijnheerKnijpers ten stelligste wilt raden, er voorgoed van af te zien.’

‘Natuurlijk moet ik uw wenschen respecteeren,’ sprak hij hoffelijk. ‘Maar gijbehoeft u niet zoo terstond te decideeren. - Zoudt gij het voorstel niet eenigen tijd inconsideraasje willen nemen?’

Zij zag hem met haar heldere oogen aan en vroeg:‘Kunt gij mij dan wezenlijk een huwelijk met mijnheer Knijpers aanraden?’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 47: Wonosari. Deel 2 - dbnl

46

Met een benepen gezicht krabde de afgevaardigde zich achter de ooren.‘De drommel zal mij halen, als ik mij ooit weer met een capitulaasje inlaat!’

pruttelde hij halfluide; en met een gebaar van vertwijfeling werd de knop van denstok opnieuw tegen de lippen gedrukt.

‘Ja, ziet gij,’ liet hij zich ten laatste stamelend hooren, ‘het is niet gemakkelijk,zoo iets voor een ander te beslissen, - zeer moeilijk. Eigenlijk ben ik nog nooit in uwgeval geweest.......’

‘Gij hebt gelijk,’ viel Marie haastig in, ‘ik had u dat niet moeten vragen, en dubbelleed doet mij deze onaangename...’

Een ongewoon misbaar in de anders zoo stille en deftige residentie-woning deedhaar verschrikt ophouden, en op hetzelfde oogenblik kwam haar lijfmeid met al dekenteekenen van een hevige ontsteltenis aanstuiven.

‘Nonna djipro(1)! Tôbat, tôbat! Kandjeng toewan djatôh di dalam panempang(2)!’

(1) Juffrouw.(2) Ach, ach! De verhevene heer is in den vijver gevallen!

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 48: Wonosari. Deel 2 - dbnl

47

Hoofdstuk XXI.

Het was zoo; de resident was in den vijver gevallen.Ziehier, hoe de zaak zich had toegedragen.Terwijl Marie den overste ontving, had de heer van Waningen zich met zijn

secretaris en den controleur der hoofdplaats, tot het bespreken van eenigedienstaangelegenheden, naar den achtertuin begeven. Al pratende hadden zij daareen poos op en neer gewandeld, toen Strijkers, naar een heester op het eilandje inhet midden van den vischvijver wijzende, als in vervoering riep: ‘Wat hebt u daareen vreemd en prachtig gewas!’ Want sedert het dezen ambtenaar gebleken was, datde heer van Waningen veel van tuinieren hield, had zich toevallig eensklaps ook bijhém een sterke voorliefde voor botanische onderzoekingen geopenbaard.

‘Het moet inderdaad een zeldzame plant zijn,’ luidde het antwoord. ‘Ik heb haaruit den tuin te Buitenzorg gekregen, en de bloem

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 49: Wonosari. Deel 2 - dbnl

48

is even sierlijk als ongemeen. - Maar wij kunnen haar wel eens gaan bezichtigen.’Nooit, waar de resident zich ook bevond, ontbrak het hem aan de noodige hulp;

want, had hij binnenshuis steeds een tal van gedienstige geesten bij de hand,buitenshuis liet hij zich overal door twee oppassers volgen, waarvan de één zijngouden pajong(1), de ander een tali-api(2) droeg, en die beiden gewoon waren op zijnwenken te vliegen. Op zijn hiertoe strekkend bevel werd derhalve in een ommezieneen vlonder over het water gelegd. Bijzonder breed echter mocht de plank niet heeten,en in zóóver liet het zich wel eenigszins begrijpen, dat Strijkers er met een zekerenangst naar keek.

‘Is die plank niet wat smal?’ kon hij ten slotte niet nalaten met bezorgdheid tevragen.

Voorzichtig was deze opmerking evenwel niet. Voor een controleur was het geenzaak, in dit geval vrees te verraden. Immers, de vraag lag voor de hand, hoe hij hetdan wel op zijn rondreizen maakte, waarbij hij meermalen nog vrij wat wrakker enbuiteliger bruggetjes aantreffen moest. Duidelijk lag dan ook een dusdanige gedachtein den half verwonderden half berispenden blik, dien hij tot éénig antwoord ontving,en het kon niet anders dan tot zijn verdere beschaming strekken,

(1) Zonnescherm.(2) Een brandend stuk touw van kokos, voor het opsteken van sigaren.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 50: Wonosari. Deel 2 - dbnl

49

dat de resident zelf hem terstond daarna op den smallen vondel vóórging.Men kon zien, dat de heer van Waningen ook op het gebied der balanceerkunst

een waardig dienaar was van het gouvernement. Onvervaard stapte hij voort, en hetlijdt geen twijfel, of hij zou ook op zijn gemak den overkant bereikt hebben, bijaldienongelukkig niet de vlonder, juist toen hij op het midden gekomen was, op eenonrustbarende wijze aan het wankelen geraakt en in het volgende oogenblikomgekanteld ware.

Het was een hachelijk, ja, een noodlottig geval, waarin de bedrevenheid van denbesten equilibrist zou zijn te kort geschoten. Hoe geoefend dus de heer vanWaningenmocht zijn, tegen deze proef was hij niet bestand, en met een doffen plomp waseensklaps zijn hoogedelgestrenge in de diepte verdwenen, te midden van de nietweinig verschrikte goeramies(1), wien gewis de vergulde knoopen van een residentsjasnog nooit van zoo nabij hadden tegengeblonken.

Nog heviger echter waren de toeschouwers aan den kant ontsteld. Een paarseconden stonden zij versuft te kijken. Maar nauw waren zij tot bezinning gekomen,of de heer Beer sprong, zóó als hij was, zijn chef achterna, de beide oppassers dokenhals over kop in de kom, en zelfs de daareven nog zoo weinig op een bad belustecontroleur begaf zich met veel

(1) Soort visschen.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 51: Wonosari. Deel 2 - dbnl

50

vertoon van toewijding te water, zoodat de anders zoo rustige vischvijver opeens hetvoorkomen had verkregen van een even roerig als zeldzaam aquarium, vol plassende,ploeterende en proestende gasten.

Later hebben booze tongen den op dit pas aan den dag gelegden ijver van Strijkersmeer aan een gevoel van heerendienstplichtigheid dan aan zuiver menschlievendebedoelingen willen toeschrijven; doch, ‘de lasterkunst valt licht, de botste kan zebest,’ en in dit geval had zulk een aantijging te minder zin, daar het voorwerp vandie blaam, volgens zijn eigene herhaalde verzekeringen, juist een diepen afkeerkoesterde van al wat, ware het ook maar in de verte, naar vleierij en slaafschheidzweemde.

Door zijn staf geholpen, mocht de heer van Waningen in minder dan geen tijdweder behouden op het droge komen. Maar nu zou het blijken, hoe weinig op deerkentelijkheid van de grooten der wereld te rekenen valt. Rechtens had men eenaandoenlijk tooneel te verwachten, dat de geredde, bijvoorbeeld, onder roerendebetuigingen van eeuwigdurende dankbaarheid, zijn helpers aan het kloppende hartzou hebben gedrukt. Strijkers scheen dan ook zoo ten volle op iets dergelijksvoorbereid, dat zich op zijn gelaat reeds die edele uitdrukking van grootmoedigheidbegon te vertoonen, welke van geen dank, hoezeer ook verdiend, wil hooren. Maardes te grooter moest zijn teleurstelling zijn, toen de heer van Waningen,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 52: Wonosari. Deel 2 - dbnl

51

na weder tot adem te zijn gekomen en zich het slijk uit de oogen te hebben gewreven,wel verre van met uitgespreide armen op hem toe te vliegen, een donkeren blik omzich henenwierp en op verwijtenden toon sprak:

‘Ik begrijp waarlijk niet, waarom voor zulk een kleinigheid al die beweginggemaakt moest worden. De heeren hadden zich gerust hun moeite kunnen besparen.De vijver is niet diep, en ik kan bovendien tamelijk wel zwemmen.’

Billijk was deze terechtwijzing niet. Intusschen, ‘tout savoir, c'est tout pardonner’,zooals mevrouw de Stael niet ten onrechte beweerde, en het ontbrak den heer vanWaningen voorzeker niet aan voldoende aanleiding om uit zijn humeur te zijn. Hij,die zich zoo gaarne de vertegenwoordiger van den Landvoogd noemde, de verhevenbestuurder van een dicht bevolkt gewest vanmeer dan 100 vk. geographischemijlen,een koning in 't klein en met meer macht bekleed dan aan menigen vorst werdgeschonken, een soort van halfgod, voor wien vele honderdduizenden Javanen tenallen tijde bereid waren in het stof te kruipen, deze gewichtige, ontzagwekkenddeftige persoon, had niet alleen, ten aanschouwe van zijn ondergeschikten, eenallerzonderlingste buiteling gemaakt, maar daarenboven nog als een baggerman doorde modder moeten waden; en het was te voorzien, dat zoodra, gelijk zeker tenspoedigste geschieden zou, de mare hiervan verspreid zoude zijn, hetzelfde publiek,'t welk hij nu met voorname gering-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 53: Wonosari. Deel 2 - dbnl

52

achting placht te bejegenen, hem als een gewoon sterveling zou uitlachen, ja, datzijn eigen ambtenaren, met inbegrip van den geringsten kantoorklerk, zich vroolijkover hem zouden maken. Kon het erger? Zijn prestige was in gevaar, en hiermedewaren de belangen van het Moederland zoowel als die der Koloniën gemoeid.

Toch was zijn leed pas begonnen. Op de alarmkreten van den dispensjongen(1), dieuit de verte iets van het ongeval gewaar geworden was, daagden nu van verschillendezijden nieuwe getuigen op. Zijn echtgenoote, zijn dochtertjes, Marie, de overste,benevens een gansche drom van bedienden, kwamen allen ijlings aanloopen envormden een breeden kring om het drietal druipnatte heeren, die nog druk in de weerwaren, zich met behulp der oppassers de modderkluiten van het lijf te schudden.

‘Wat is hier gebeurd? - Gij hebt u toch niet bezeerd?’ vroeg mevrouw vanWaningen.

Een oogenblik staakte de resident den arbeid, om zijn gade met bevreemding aante zien. En wèl mocht hij zich verwonderen. Niet zoozeer over haar bleekheid, dieimmers op rekening kon worden gesteld van een onpasselijkheid, welke haar sederteenige dagen aan haar kamer gebonden had, maar des te meer over de ontroering,waarvan haar stem en houding getuigenis gaven, en die in wonderlijke tegenspraakscheen met de onverschillig-

(1) Een der huisbedienden.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 54: Wonosari. Deel 2 - dbnl

53

heid, welke hij nu al zooveel jaren achtereen van haar placht te ondervinden. Dochhij was thans niet in een stemming om daar lang over na te denken.

‘Het had niet veel te beduiden,’ antwoordde hij stroef. ‘Ik wilde naar het eilandjegaan; maar de stoffels hadden de plank zoo los gelegd, dat hij noodwendig kantelenmoest.’ En tegelijk zochten zijn fonkelende oogen de snoodaards, die zich vermetenhadden den H. Hermandad te willen dienen, terwijl zij, gelijk thans gebleken was,niet eens met een vondeltje terecht konden. Geheel van zich zelven vervuld, had hijnog verzuimd zijn toorn aan hen te koelen; maar nu fronste zich het voorhoofd totgrimmige rimpels en werden de wenkbrauwen onheilspellend samengetrokken. Daaropenden zich zijn lippen. Een ademlooze stilte heerschte onder de omstanders, endiep bogen de beide zondaars het hoofd, toen - hun gebieder zich eensklaps omwenddeen het naaste pad naar zijn huis insloeg.

En was het niet welbeschouwd de wijste partij, die de heer van Waningen hadkunnen kiezen? Men moge nog zoo hoog geplaatst zijn, niet altijd kan men zichboven de omstandigheden verheffen. Nooit misschien heeft een despoot zijn omgevingzulk een deemoedig ontzag weten af te dwingen als Frankrijk's luisterrijkeZonnekoning, die zijn heerschappij op het alle rechten verguizende: ‘L'état c'est moi’gevestigd had; en toch, tien tegen één, dat de zelfgenoegzame monarch dat fierecredo

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 55: Wonosari. Deel 2 - dbnl

54

niet met een slaapmuts op het hoofd had durven verkonden. Zoo ook kunnen er vooreen indisch resident oogenblikken komen, waarin hij beter doet, te zwijgen en zichte onthouden; en het toonde een uitnemenden tact, dat de heer vanWaningen, zooalshij, in den gloed der ondergaande zon, druipend en beslikt aan den rand van denvijver stond, niet in de rol van een Jupiter tonans verkoos op te treden.

Doch ook de beide andere heeren hadden meer bekijks dan hun aangenaam was.Strijkers werd er bepaald door ontstemd. Iets anders ware het geweest, indien deresident zich een woord van lof over zijn hulpvaardigheid had laten ontvallen; iederemoddervlek, elk spatje zou dan als een bewijs te meer van zijn werkzaam aandeelaan de redding van het hoofd van bestuur hebben gegolden. Maar nu de beteekenisvan het geheele voorval moedwillig verkleind was, kleefde er geen greintje eer aanzijn nat en glibberig pak. Hij was zichtbaar gebelgd, en de norsche trek op zijn gelaatverdween niet eens, toen de echtgenoote van zijn chef hem toesprak en hem in degelegenheid wilde stellen om van kleederen te verwisselen. Schoon anders debeleefdheid zelve voor haar, ontzag hij zich ditmaal niet, haar zeer kortaf teantwoorden, waarna hij, het aan zijn meer gelijkmoedigen lotgenoot overlatende,het voorgevallene eenigszins nader op te helderen, zonder veel plichtplegingenafscheid nam, ten einde, onder begunstiging van het snel invallende

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 56: Wonosari. Deel 2 - dbnl

55

schemerdonker, langs schaars bezochte binnenpaden, naar zijn woning te sluipen -waar, indien men de overlevering gelooven mag, zijn vrouw en kinderen het dienavond bijzonder zwaar te verantwoorden hadden.

Terwijl de hierboven beschreven gebeurtenissen plaats grepen, wachtte Knijpers inde voorgalerij van den overste den terugkeer van zijn gemachtigde af. Te oordeelennaar zijn ongedurig op en neer loopen, zijn zenuwachtige manier van rooken, en hetherhaalde opstrijken zijner van nature al genoegzaam steile kuif, voelde hij zich bijlang niet zoo rustig als men, met het oog op zijn zoo stellig te kennen gegevenvertrouwen in den goeden afloop der zaak, had mogen verwachten. En die teekenenvan ongeduld namen nog toe, naarmate de heer Houwenaar veel langer wegbleefdan de jonkman zich had voorgesteld. Maar eindelijk zag hij den overste tochaankomen. En om Knijpers recht te doen, moet het gezegd worden, dat hij toendadelijk, als iemand die wist wat hij aan zichzelven verschuldigd was, zijn best deed,een kalme houding aan te nemen.

Opmerkelijk genoeg, onderging het uitzicht van den heer Houwenaar, bij hetnaderen van zijn woning, juist een tegenovergestelde verandering. Want had hij tothiertoe het leed over het mislukken zijner onderhandelingen met veel geestkrachtweten te dragen, zoodat er geen spoor van teleurstelling aan hem te ontdekken vielen hij veeleer het voorkomen had van

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 57: Wonosari. Deel 2 - dbnl

56

iemand, die van een zwaren last was ontheven, zoodra hij den afgewezen minnaargewaar werd, en het er op aankwam, dezen met den ongunstigen afloop zijnerpogingen bekend te maken, begon hij de te kwader ure aanvaarde opdracht, die nuweder een andere netelige taak van hem vorderde, van vorenaf hartgrondig teverwenschen.

‘Ik heb uw commissie overgebracht,’ sprak hij bij zijn binnentreden, maar meteen gelegenheidsgezicht, dat niet veel goeds spelde.

‘Hebt gij?’ zeide Knijpers, zijns ondanks akelig verbleekende. ‘En wat was haarantwoord?’

‘Haar antwoord?’ herhaalde de overste. ‘Hm!’ - Gij zijt zoo heet gebakerd. Mijdunkt, wij konden eerst wel eens gaan zitten. - Wilt gij ook wat gebruiken: bier,selterswater, limonade gracieuse, of iets wat anders?’

‘Dank u zeer. - Maar hoe nam zij het op?’Nóg kon de heer Houwenaar het niet over zich verkrijgen, de zoo grievende tijding

mede te deelen.‘Ja, wat dát betreft,’ sprak hij, ‘dat valt maar niet zoo met een enkel woord te

zeggen. Ingeval gij soms denken mocht, dat het een prettige expeditie was, hebt gijhet glad mis. In het eerst was ik zelf, wil ik wel bekennen, een beetjegediscontenanseerd, zooals men dat noemt. Het was dan ook geen hapje om mee opde proppen te komen! Sapperloot, nooit heb ik voor zoo'n heet vuur gestaan! Als gijweer eens zoo'n akkevietje hebt, moogt gij, voor mijn

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 58: Wonosari. Deel 2 - dbnl

57

part, gerust mijn deur voorbijgaan en er een ander mee faforiseeren.Bemoedigend klonk dit alles niet. Toch viel er met zekerheid nog niet veel uit op

te maken. Ten minste niet wat het wezen der zaak betrof. Immers, hoe de overstezich onder het voldoen aan zijn opdracht gevoeld had, was een quaestie, waaroverzijn lastgever zich nu juist niet hard bekreunde.

‘Maar wat zeide zij dan toch?’ vroeg deze weder, en thans met zooveel nadruk,dat de heer Houwenaar de waarheid onmogelijk langer verzwijgen kon.

‘Nu, als gij het dan abseluut wilt hooren, veel sukzes hebt gij met uw aanzoek nietgehad. Zij wilde er niets van weten, en ik moest onverrichter zake den aftocht blazen.’

‘Dus - dus - zij heeft geweigerd?’‘Ja, mijn waarde, zij heeft u een refuus gegeven. - Het spijt me voor ú, maar ik

mag niet anders zeggen.’ En tot nadere toelichting voegde de overste er nog met eenwijsgeerig gezicht bij: ‘Gij hebt de bons gekregen, zooals men dat noemt.’

‘Maar hebt gij haar dan wel op mijn positie, mijn vooruitzichten en dat allesgewezen?’

‘Ik heb er al het mijne aan gedaan. Zoodra zij er mij ten minste den tijd toe liet,’viel de heer Houwenaar zich zelven in de rede. ‘Want eerst moest ik allerleieksplikaasjes geven; per exempel, hoe gij er toe gekomen zijt, u precies met háár tewillen engasjeeren, en waarom gij haar niet in eigen persoon zijt gaan vragen,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 59: Wonosari. Deel 2 - dbnl

58

en - Afijn! ik moest van alles tekst en uitleg foerneeren. Het was een weergaaschlastige historie, daar kunt gij drommel opzeggen! Nog snap ik niet, hoe ik er mijdoorheen geslagen heb.’

Met een erbarmelijk gezicht zat het beklagenswaardig slachtoffer eeneronbeantwoorde liefde op een gebarsten vloersteen te turen.

‘Gij houdt u dus overtuigd, dat er geen de minste kans voor mij bestaat?’ hernamhij ten laatste met een haperende stem.

‘Rondeman gesproken, neen! Naar mijn idee, is er totaal geen kijk voor u op. Zijwas zeer gereseleveerd, zooals men dit noemt. - Ik heb nog instantelijk verzocht, datzij er eens over piekeren zou; maar dit hoefde ook al niet; - ze was er sekuur van,dat het toch niets zou geven.’

Opnieuw scheen de zoo wreed teleurgestelde al zijn aandacht aan den barst tewijden, totdat er eensklaps een sluwe uitdrukking in zijn oogen lichtte.

‘Maar als zij er volstrekt geen ooren naar had, zie ik eigenlijk niet in, waarom uwonderhoud zoo lang behoefde te duren,’ merkte hij, zijn gastheer wantrouwendopnemende, aan.

‘Ah! gij wilt weten, waarom ik zoolang ben weggebleven? Dat had met diepourparlers niets te maken, en gij zoudt me hier al veel eerder gezien hebben, als deresident niet in het water getuimeld was.’

Zoo pas had Knijpers de wereld van een te ongunstige zijde leeren kennen omzich nog veel aan het ondermaansche te laten gelegen

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 60: Wonosari. Deel 2 - dbnl

59

liggen; maar bij dit bericht zette hij toch groote oogen op.‘Wat zegt gij? Is de resident in het water gevallen?’‘Ja, bij het loopen over een plank is hij in den vischvijver geraakt; heelemaal kopje

onder. Het was, zooals gij begrijpt, een constirnaasje van belang; jan en allemankwam er bij te pas. Maar gelukkig is het goed afgeloopen; hij was er heel gauw uit.’

‘Zoo!’ zei de jonkman, nog met een zweem van verbazing; doch weldra was derampzaligeweder in zijn wereldverachtende gepeinzen verloren, zoodat demeewarigekrijgsman het noodig vond, hem een hart onder den riem te steken.

‘Hoor eens, maatje! gij neemt die affeere veel te serieus op. Ik zou er mij, in uwplaats, maar met een gezwinden pas overheen zetten. Een blauwtje is zeker niet alles,maar gij zijt de eerste niet, die in zoo'n sitewaasje verkeert, en - meisjes zijn er noggenoeg in de wereld. Kom, drink liever eens voor den schrik. Wat zal het zijn? Bier,selters....’

‘Neen waarlijk, dank u,’ viel Knijpers in.Geheel zijn wezen had een verandering ondergaan. De pijnlijke trekken waren

van zijn gelaat verdwenen, om voor een harde, stroeve uitdrukking plaats te maken,en er lag iets bitters in den toon, waarop hij nu, van zijn stoel rijzende, voortging:

‘Wij hebben de zaak derhalve als afgedaan te beschouwen. Intusschen dank ik uwel voor uw moeite.’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 61: Wonosari. Deel 2 - dbnl

60

‘Ik geloof, pardoes, dat de vent het aan mij wijt!’ mompelde de overste, zoodra deander vertrokken was. ‘Brrr, wat een ijzegrimmig gezicht! - Afijn! dat is ééns, maarnooit weer! Een kerel, die mij een tweedemaal voor zoo'n corvee te pakken krijgt.Het is me een dagje geweest! En dat voor iemand, die rustig van zijn pensioen heette leven! - Met dat al ben ik blij, dat het meisje geen zin in hem heeft. Het zou, voorden drommel, wat moois zijn geweest, als zoo'n eigenwijs projectiel met dat lievekind was gaan strijken.’

Doch de heer Houwenaar was niet de éénige, die een alleenspraak hield. Ook denafgewezenminnaar ontsnapte iets van dien aard, waarbij de zaken echter in een anderlicht werden beschouwd.

‘Het is zoo duidelijk als de dag,’ bromde Knijpers tusschen de tanden, ‘die oudegek heeft alles voor mij bedorven. Hoe kon ik zoo dom zijn, er juist hém op af tezenden? Nog begrijp ik niet, wat mij dat onzalige denkbeeld in het hoofd heeftgebracht. Maar er valt nu niets meer aan te veranderen. En het hoefde trouwens voordat coquette nest ook geen reden te zijn om mij af te wijzen. - Waarschijnlijk ben ikhaar niet voornaam genoeg. Een controleur, of een ingenieur, of nog mooier, eenrechterlijk ambtenaar zou zij wel dadelijk in de armen zijn gevlogen; doch eenonderwijzer!..... Maar wat is zij zelve dan? Moet zij niet evengoed met onderwijsgeven den kost verdienen? - Wacht maar, ik zal dat fijne dame-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 62: Wonosari. Deel 2 - dbnl

61

tje haar trots wel betaald zetten! Knijpers laat zich niet vertrappen, en zij weten hiernog niet, waartoe hij in staat is. Pas dus maar op je tellen, juffertje! Wij hebben nogniet met elkander afgerekend, en op een goeden dag krijgt gij uw troeven behoorlijkthuis.’

Waren deze bespiegelingen reeds op zich zelve niet bijster zachtzinnig, door hetveelbeduidend gebarenspel, waarvan zij vergezeld gingen, verkregen zij een nogheftiger strekking. Uitdagendwas de houding, die Knijpers daarbij aannam, en tartendook klonk zijn hoongelach; maar bovenal in zijn dreigend schudden met de vuist lageen dramatische kracht, die den régisseur van ‘Onder ons’, ja, wellicht zelfs Pimpelin verrukking zou hebben gebracht.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 63: Wonosari. Deel 2 - dbnl

62

Hoofdstuk XXII.

Nog steeds moest mevrouw van Waningen haar kamer houden. Zelfs was haarongesteldheid nog verergerd door den schrik, waarmede zij, bij het ongeval van haarechtgenoot, naar buiten gesneld was, en opnieuw had Mense haar een strikte rustaanbevolen.

Uren achtereen lag zij thans op haar divan of haar chaise-longue uitgestrekt.Evenwel, zonder veel baat. En was dit ook eigenlijk wel te verwachten? Sedert zijtot de smartelijke ontdekking gekomen was, hoe Jeanne onder haar koele verhoudingtot den heer van Waningen leed, was haar gemoedsvrede voorgoed gevloden. Waarzij gemeend had, slechts haar eigen geluk aan haar trots ten offer te brengen, bleekzij nu tevens haar kinderen een onrecht te hebben aangedaan, als moedwillig voorhaar lievelingen een bron van dagelijks wederkeerend verdriet te hebben geopend.Grievend was deze gedachte en vernederend daarenboven; haar zelfvertrouwen werder

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 64: Wonosari. Deel 2 - dbnl

63

door geschokt, haar hoogmoed gebroken. Zij voelde, dat het zoo niet kon blijven.Daar moest iets gedaanworden. Hoogstnoodigmoest er eenwijziging, een belangrijkewijziging in het huiselijk verkeer worden gebracht. De verzoening, reeds met hetoog op haar eigen geluk zoo vurig gewenscht, was nu, ter wille der kinderen, eengebiedende plicht geworden. - Doch, al was zij bereid, hiertoe den eersten stap tedoen, wanneer en hoe moest deze plaats vinden? Hierover kon zij het met zich zelveniet eens worden, te minder, daar de taak nog verzwaard werd door de voor haar zoogrievende genegenheid, die haar echtgenoot, gelijk zij hoe langer hoe duidelijkerbemerken kon, voorMarie van Beele had opgevat. Het kostte haar al zelfbeheerschinggenoeg, zich in haar gedrag tegenover de gouvernante gelijk te blijven, en meermalenbetrapte zij zich op gevoelens, waarover zij zich bij nader inzien moest schamen,vooral wanneer zij bedacht, hoe onschuldig het meisje inderdaad was, en hoe weinigMarie den wezenlijken aard der haar door den heer des huizes betoonde belangstellingbevroedde.Maar was het dan ook geen stuitend denkbeeld, inzonderheid voor iemandals mevrouw van Waningen, met een vreemdelinge om de gunst van haar eigen mante moeten kampen? Spijt den knak, aan haar trots toegebracht, kon zij zichternauwernood over deze ergernis heenzetten. - En toch, dat bezwaar mocht, zooalszij zelve wel voelde, haar niet weerhouden. Integendeel, juist de bekoring, waaronderhaar

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 65: Wonosari. Deel 2 - dbnl

64

man zich bevond, moest haar een drangreden zijn om te spoediger aan haar plicht tevoldoen.

Werkelijk had zij dan ook al meer dan ééns op het punt gestaan, haar hart voorden heer van Waningen te openen; doch telkens was het haar daarbij geweest, alsofhaar de keel werd dichtgesnoerd.

Zoo zat zij op zekeren morgen wederom aan de tegenstrijdigste gewaarwordingenter prooi, toen de persoon, van wien haar gedachten zoozeer vervuld waren, zelfonverwacht binnentrad.

‘Ik heb daareven een briefje van Springveld gekregen, waarover ik gaarne uwmeening zou weten’, sprak hij op zijn gewonen beleefden toon. ‘Springveld is, schrijfthij, van plan, op den geboortedag van zijn vrouw een feestje te geven, en noodigtons en de juffrouw uit, daarbij tegenwoordig te zijn. Hij zou ons dan tegen denrijsttafeltijd verwachten. - Wat dunkt u daarvan?’

‘Gij weet, dat ik ongesteld ben,........’‘Het zal eerst den volgenden Woensdag plaats hebben,’ hervatte hij; ‘dus hebben

wij nog acht dagen vóór ons; wellicht zijt gij dan weer hersteld. - Enfin! zeg maar,wat gij wenscht, dat ik antwoorden zal, en ook wat gij ten aanzien van de juffrouwverlangt. - Misschien vindt gij het beter, dat zij bij de kinderen blijft,’ liet hij er halfvragend op volgen.

‘Laat haar gerust gaan,’ klonk het bescheid. ‘Zij is nog jong en heeft hier zooweinig af-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 66: Wonosari. Deel 2 - dbnl

65

leiding, dat ik blijde ben als wij haar een genoegen kunnen verschaffen. Maar watmij betreft, ik zal zoo spoedig wel niet beter zijn, en - al ware dat ook het geval, zouik toch nog de noodige opgewektheid missen om een feest bij te wonen.’

De heer van Waningen boog, ten teeken van instemming, het hoofd, waarop hij,het onderhoud als geëindigd beschouwende, zich terstond wilde verwijderen.

Dus zou zij ook deze gelegenheid weder ongebruikt voorbij laten gaan?Neen, ditmaal wilde zij verstandiger zijn; thans zou het tot een beslissing moeten

komen. Een moment was zij nog met zich zelve in tweestrijd, maar hierna, toen hijreeds bij de deur was, riep zij hem terug.

‘Van Waningen!’Het ontging hem niet, dat er iets ongewoons, iets gejaagds in haar stem was, daar

hij zich haastig omwendde.Haar hart klopte hevig, en zij had eenige seconden noodig om adem te scheppen.‘Zoo gij een oogenblik tijd hebt, zou ik u gaarne spreken,’ stiet zij er eindelijk uit.Bij wijze van antwoord, keerde hij met bedaarde schreden terug. Maar uit de

manier, waarop hij vóór de tafel tegenover haar bleef staan, sprak zijn verwachting,dat, hetgeen zij hem te zeggen had, in een paar woorden zou worden afgehandeld.

‘Ik heb verleden uit een vraag, die Jeanne zich ontvallen liet, iets moeten opmaken,dat

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 67: Wonosari. Deel 2 - dbnl

66

mij bijzonder getroffen heeft,’ begon zij, haars ondanks op een toon, die niet weinigvan haar gewone kalme wijze van spreken verschilde.

Hij had een vouwbeen van de tafel genomen, dat hij tusschen vinger en duim open neer liet wippen; maar nu staakte hij het werktuigelijke spel, om haar vorschendaan te zien.

‘Het schijnt,’ hernam zij, zich kennelijk nog slechts met moeite uitende, ‘dat dekinderen iets in onze verhouding hebben opgemerkt, dat hun hindert. - Of liever,’voegde zij er bij, ‘moest ik alleen van Jeanne spreken, want aan Emma heb ik nogniets van dien aard kunnen bespeuren.’

Nog zweeg hij een wijl, als verwachtte hij, dat zij voort zou gaan, en toen hij tenlaatste het woord opvatte, scheen hij elke lettergreep als het ware te wegen.

‘Wat gij daar zegt, doet mij innig leed, te meer, daar ik niet geloof, dat er in denlaatsten tijd eenige verandering in onze verhouding gekomen is. - Ook ben ik mijniet bewust,’ liet hij met nadruk volgen, ‘op eenigerlei wijze in mijn verplichtingentegenover u te kort te zijn geschoten.’

‘Gij meent toch niet, dat ik zoo iets beweren wilde?’ vroeg zij met een verhoogdekleur. ‘Ik heb er volstrekt niet aan gedacht, mij maar in het minst over u te beklagen.Doch,’ ging zij eenigszins aarzelend voort, ‘gij zult moeten toestemmen, dat in hetverkeer tusschen man en vrouw nog van iets anders sprake kan zijn

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 68: Wonosari. Deel 2 - dbnl

67

dan van het nakomen van wederzijdsche verplichtingen.’Het was een teeder onderwerp, dat geen van beiden nog ooit had aangeroerd, en

men kon zien, dat hij zich verwonderde over de wending, die zij aan het gesprek hadgegeven.

‘Kinderen zien scherp,’ vervolgde zij. ‘Vooral een meisje als Jeanne, die een fijngevoel bezit, en - is het dus niet te begrijpen, dat haar in onze manier van omgangvelerlei opvalt, dat haar hinderen moet?’

Fier richtte hij het hoofd op, en terwijl hij haar doordringend aanzag, scheen hemeen toornig woord op de lippen te zweven. Maar wat het ook was, dat hij haar wildetoevoegen, hij wist dit met geweld te onderdrukken, en vergenoegde zich met deopmerking te herhalen:

‘Voor zoover ik weet, heb ik mij niets te verwijten.’‘Ik zeg nog eens, dat ik er verre vandaan ben, u van iets te willen beschuldigen,’

gaf zij deemoediger dan zij nog ooit tot hem gesproken had ten antwoord. ‘Het zijnalleen, of althans hoofdzakelijk, de belangen van onze kinderen, die ik voor oogenheb. Het denkbeeld, hun verdriet te veroorzaken, is mij ondraaglijk; en toch....... Zie,van Waningen, ook gij hebt ze lief; - kunnen wij hun dat leed niet besparen? Zoudaar niets aan te veranderen zijn?’

Ach, waarom hield zij hier op? Zij kon duidelijk ontwaren, dat haar woorden eengevoe-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 69: Wonosari. Deel 2 - dbnl

68

lige snaar in zijn hart hadden doen trillen, dat ook hij bewogen was; waaromopenbaarde zij hem dan niet al wat haar op het gemoed lag? Had zij maar schuldbeleden; had zij althans maar haar eigen aandeel in hun beider dwaasheid erkend;had zij maar een woord van toenadering, of beter nog, maar één enkel woord vanliefde doen hooren!

Een poos lang zag hij bewegingloos vóór zich; toen haalde hij met een uitdrukkingvan bitteren wrevel de schouders op.

‘Ik begrijp niet,’ sprak hij, ‘wat gij eigenlijk van mij verlangt. Het was immers tevoorzien, dat de kinderen te eeniger tijd zouden opmerken, wat zelfs voor vreemdenniet verborgen kon blijven, en het spreekt ook vanzelf, dat zij daar niet onverschilligvoor zijn. Zeker, het is treurig; maar wat valt er aan te verhelpen? Ik ten minste kaner niets aan doen. - Mij dunkt dus, dat wij dit onderwerp kunnen laten rusten.Bovendien’ - hier haalde hij zijn horloge te voorschijn - ‘is het al vrij laat, en daarzijn nog verscheidene stukken, die op afdoening wachten, zoodat het hoog tijd voormij wordt, weer naar mijn kantoor te gaan.’

En in het volgende oogenblik was zij weder alleen.Dit was derhalve het einde van het gesprek, waartegen zij ettelijke dagen en nachten

had opgezien, waartoe zij niet dan ten koste van veel zelfbeheersching wasovergegaan, en dat haar, hoe kort het geduurd had, zoo pijnlijk

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 70: Wonosari. Deel 2 - dbnl

69

had aangedaan. Het had haar niets gebaat. Zij was geen schrede gevorderd. Op allepunten was zij geslagen. Nog verder was zij van haar doel verwijderd dan ooit.

Evenwel, waarover had zij zich te beklagen? Hém kon zij niets ten laste leggen.Het was alles haar eigen werk geweest. Slechts ten halve had zij gedaan, wat zij zichhad voorgenomen. Of neen, zij had dit in het geheel niet ten uitvoer gebracht. Hetwoord, waarvan alléén iets te wachten viel, bleef onuitgesproken. Den éénigen weg,die bij mogelijkheid tot verzoening had kunnen leiden, had zij niet ingeslagen. Toenhet er op aankwam, zich te vernederen, was haar trots weder tusschenbeide getreden.

O, hoe haatte zij zich zelve om die misplaatste hooghartigheid, die al zooveelellende gebaard had, die thans weder haar tranen zoo rijkelijk deed vloeien, en diezij nochtans ook nú niet kon overwinnen, die haar nog op dit eigen oogenblikweerhield, om weer goed te maken wat zij daareven verzuimd had!

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 71: Wonosari. Deel 2 - dbnl

70

Hoofdstuk XXIII.

De dag der feestelijke viering van het vijf en twintigjarig bestaan van mevrouwSpringveld was aangebroken.

Hoog was de verwachting der genoodigden gespannen. Wilde men aan deSpringveld's wel eens ten laste leggen, dat zij over het geheel weinig ten genoegenvan het publiek ‘deden’, ten minste niet zooveel als zij met hun middelen ‘doen’konden, en vooral bij lange niet zooveel als de klagers zouden wenschen, hieroverwaren niettemin allen het eens, dat zij, wanneer zij wat ‘deden’, flink voor den dagkwamen, of gelijk het in 't logement heette, dat er het dan ‘een goede boel was’.Bovendien wist men, dat er veelbelovende toebereidselen waren gemaakt, en hetwas ook bekend dat, behalve de beambten van de fabriek en nagenoeg al deingezetenen der afdeeling, waarin Ashri gelegen was, nog de meeste notabelen vande hoofdplaats een uitnoodiging hadden ontvangen.

Voor de laatstbedoelden intusschen leverde

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 72: Wonosari. Deel 2 - dbnl

71

de afstand wel eenig bezwaar op. Bijna acht paal lag de fabriek van Wonosari, enniet alle uitverkorenen waren van voldoende vervoermiddelen voorzien, of kondenmet equipage houdende kennissen mederijden, zoodat velen, hetzij afzonderlijk,hetzij in vereeniging met anderen, een rijtuig moesten huren, hetgeen in debinnenlanden van Java altijd een nogal belangrijke uitgave vordert.

Met zulke zaken behoefde de heer van Waningen zich echter het hoofd niet tebreken. Hij had rijtuigen genoeg, en wat de paarden betrof, behalve dat hij zijn eigenvierspan, of anders een stel van den voor het hoofd van bestuur immer dienstwilligenregent kon laten inspannen, was hem nog de vrije beschikking over de binnenlandschepostpaarden verleend.

Aanvankelijk had het denkbeeld, zulk een tochtje alléén met Marie te maken, hembijzonder toegelachen, zoodat hij al heimelijk besloten had, niemandmede te vragen.Doch bij nader inzien, was hij, om der bemoeizieke wereld geen aanleiding tot zekere,min gewenschte onderstellingen te geven, van dat voornemen teruggekomen, en hadhij den heer en mevrouw van Tonne voorgesteld, hem te vergezellen, - een aanbod,dat dezen gelukkigen door niet weinigen werd benijd.

Die voorzichtigheidsmaatregel echter zou den heer van Waningen eenige zeeronaangename oogenblikken berokkenen. Toen hij en Marie op den bepaalden tijdgereed stonden om af te rijden, was er van de familie van Tonne

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 73: Wonosari. Deel 2 - dbnl

72

nog niets te bespeuren, en nu moge het een al dan niet erkende waarheid zijn, datgroote heeren gaarne lang op zich laten wachten, nog nooit heeft iemand beweerd,dat zij er op gesteld zouden zijn, ook zelve geduld te moeten oefenen. De heer vanWaningen vooral was op dit punt uitermate prikkelbaar. Reeds in het algemeen waselk gebrek aan nauwgezetheid van de zijde van een zijner ambtenaren hem een doornin het oog; maar wanneer hij er daarenboven zelf de dupe van werd, kon hij er zichnog veel minder mede vereenigen en werd zulk een tekortkoming terstond alsmajesteitsschennis beschouwd.

Geen wonder derhalve, dat hij in het onderhavige geval half van ergernis verging.Zelfs verkoos hij geen oogenblik in aanmerking te nemen, dat de schuld vermoedelijkbij de, wegens haar gezetheid, juist niet door vlugheid uitblinkende dame lag; wantonwrikbaar stond het bij hem vast, dat zijn ondergeschikten de aansprakelijkheidvoor het doen en laten hunner echtgenooten behoorden te dragen, ook al mochtendezen nog zoo zwaarlijvig zijn.

Maar eindelijk, volgens de kantoorklok wel acht en een halve minuut over dentijd, kwam dan toch het echtpaar aan; mijnheer, met het zuurzoete gezicht van iemand,die, na een toornige woordenwisseling, opeens zijn best wil doen om vriendelijk tekijken; mevrouw, weder in een deerniswaardigen staat van puffen en blazen, en dooreen onder een groot pak zwoegende baboe gevolgd.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 74: Wonosari. Deel 2 - dbnl

73

Het behoeft niet gezegd, dat zij met welverdiende ijzigheid ontvangen werden. Totzelfs het hijgende jammerverhaal der nog niet bij adem gekomen dame, omtrent eenaaneenschakeling van tegenspoeden bij het toiletteeren ondervonden, vermocht nietden minsten indruk op den resident te maken. Maar nog langer werd diens effengelaat, toen mevrouw van Tonne haar verontschuldigingen met het verzoek beslootom een plaatsje in den wagen voor haar lijfmeid, wier hulp, naar zij zeide, haaronontbeerlijk zou zijn, voor het geval, dat zij in den loop van den dag eens vankleeding zou willen verwisselen.

‘Gemakkelijk zal het niet gaan, want er is geen kattebak aan den wagen,’ luiddehet spijtige antwoord. ‘Ik weet er ten minste niets anders op, dan dat zij maar naastden koetsier op den bok gaat zitten.’ En het was waarlijk geen gering offer, dat deheer van Waningen zoodoende bracht, daar dit juist de plaats was, waar men anderszijn hoofdoppasser met den gouden pajong kon zien prijken.

Nochtans strekte het tot verzachting van zijn leed, dat de drager van het guldenwaardigheidsteeken op den gelukkigen inval kwam, dit tóch maar aan den bok tebevestigen, en wel zóó, dat het nog hooger dan gewoonlijk boven het rijtuig uitstak.En zijn gemelijkheid week nog verder onder het opgeruimd gesnap van Marie, aanwie hij de eer had gegund, tegenover hem op de voorbank te zitten; terwijl zij geheelverdween, bij de luisterrijke opwachting,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 75: Wonosari. Deel 2 - dbnl

74

die hem, aan de grens der afdeeling waaronder Ashri ressorteerde, van de zijde vanden betrokken regent ten deel viel.

Het tegenover de fabriek van den heer Springveld gelegen woonhuis was vroolijkmet groen en wimpels versierd, en de voorgalerij was opgevuld met druk pratendeen lachende gasten. Zelden voorzeker had alles er zulk een gezellig en feestelijkaanzien gehad.

Ten minste, zoo was het tot aan de komst van den resident. Bij diens binnentredenhad er een groote ommekeer in de algemeene stemming plaats. Het gewoel hieldonmiddellijk op, en van luidruchtigheid scheen er vooreerst geen sprake meer tezullen zijn, zoomin onder de in een halven cirkel gezeten dames, die zich, achter inhaar schommelstoelen geleund, zwijgende met haar waaiers bewuifden, als aan hetandere einde der galerij, waar de heeren stonden te rooken, en men van nu afhoogstens nog slechts hier en daar een onderdrukt gefluister hoorde. Het was deindruk van diep ontzag, dien de heer van Waningen zoo gaarne bij zijn omgevingontwaarde, weshalve hij, wel verre van een einde te willen maken aan diebegrafenisachtige stilte, evenals de overigen op gedempten toon sprak, als ware hijzelf bevreesd, de plechtigheid van zijn aanwezen te verstoren.

Maar na een poos mocht er toch eenige verandering in die gedwongenheid komen,of liever, iets als een ontspanning volgen, een uit-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 76: Wonosari. Deel 2 - dbnl

75

komst, die men voornamelijk te danken had aan den heer Houwenaar, daar deze,anders niet gewoon op zich te laten wachten, heden eerst aankwam, toen men dehoop al had opgegeven, hem te zullen zien verschijnen, zoodat het vóórrijden vanzijn wagen nog een aangenaam gevoel van verrassing teweegbracht.

Hij zelf helderde terstond de reden van zijn late komst op; want, na reeds de vraagvan de gastvrouw, hoe hij het maakte, ouder gewoonte, met een ‘Perfectibus!’ tehebben beantwoord, nam hij deze betuiging haastig terug. ‘Ik bedoel, heel onlekker.Sedert gisteren laboreer ik aan een ontzettende hoofdpijn. Waarschijnlijk eenkathedrale aandoening, zooals men dat noemt. Ik heb dan ook lang in duplo gestaan,of ik wel zou durven gaan maar het ware, dacht mij, jammer om thuis te blijven,vooral wijl wij heden zulk een lieve jubilaris hebben, en - zoo ben ik dan toch maargekomen.’

Het gezelschap was thans op twee personen na voltallig, en weldra behoefde menop de komst van dezen niet langer te wachten, daar de heer Springveld het navolgendschrijven ontving:

Hoog Edel Geboren Heer!

‘Ik heb de eer UHEG. mede te deelen, dat ik gisteren aldoor rammelingen in mijnbuik heef, en van morgen, als mijn vrouw mij opwekt, ik heb een hevige dyzenteriete pakken.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 77: Wonosari. Deel 2 - dbnl

76

Ik verzoek UHEG. derhalve beleefd, mij te willen verschoonen. Het doet mij ergspijten, want mijn woord is woord, en als niet in den lapenmand, ik wil met hart enziel a costi komen; UHEG. weet, wij staan met Jan alleman op een goed bladje, eneen koempoelan(1) is mijn liefhebberij en bevalling. Ook mijn vrouw bied u haarverschooning aan. Zij is de koorts.

UHEG. gelieve niet kwalijk te nemen deze kat zijn belletje, want ik heef niet veelpapier in huis.

Hoogachting

UHoog Edel Geboren geëerbiedigdeTuinopzienerVAN RAA.’

‘Wel een aardig epigram!’ merkte de overste, na inzage van den brief, op; ‘doch menkan wel zien, dat er iets aan zijn grametikale opleiding ontbreekt.’

‘Wat is er toch?’ vroeg kapitein Kraak, die, van wege zijn neefschap, almede totde gasten behoorde.

‘Dat wij aan tafel kunnen gaan,’ trachtte Keie, die al over zijn honger geklaagdhad, den veteraan te beduiden.

Enwerkelijk, niet lang daarna kwammevrouw Springveld, na zich even verwijderdte hebben, met de uitnoodiging terug, of het ge-

(1) Bijeenkomst.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 78: Wonosari. Deel 2 - dbnl

77

zelschap lust had, ‘een bordje rijst te eten’, een voorstel, dat den resident aanleidinggaf, haar met zijn geleide te vereeren, waarop ook de overige heeren aan de dameshun arm boden.

Een aangenamer eetzaal dan de ruime en luchtige pendoppo van den heerSpringveld ware moeilijk te bedenken, en de verrassende indruk, dien zij doorgaansop de binnentredenden maakte, werd thans nog verhoogd door haar festoenen vanvlaggendoek, loover en klapperbloesem, haar achter heestergewassen en fraaie plantenschuilgaande wanden, en den langen, rijk met zilver en kristal beladen disch, waaropmen een keur van vruchten en welriekende bloemen bijeenzag.

Kennelijk zetten dan ook de gasten zich met een gevoel van welbehagen neder,uitgezonderd natuurlijk degenen, die, ongeacht het hoofdbreken, dat het neteligvraagstuk der rangschikking den heer Springveld gekost had, de hun aangewezenplaats beneden het peil hunner achtbaarheid schatten.

Doch met welke gewaarwordingen de onderscheidene tafelgenooten ook vervuldwaren, men begrijpt, dat allen bij den aanvang die eigenaardige stemmigheid in achtnamen, waarmede nu eenmaal, volgens de eischen van het fatsoen, elk gastmaalbehoort te beginnen, en waartoe ditmaal bovendien de statige blikken, die de heervan Waningen goedvond, af en toe over de tafel te laten waren, nog het hunnebijbrachten.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 79: Wonosari. Deel 2 - dbnl

78

Slechts één enkele dame toonde, bij wijze van uitzondering, zich weinig aan diendwang te storen. En hiervoor bestonden geldige redenen. Nadat Odilia met Knijpersgebroken had, was de vraag bij haar opgerezen, of thans niet de heer Rimram, eenweduwnaar, van wien de wereld zeide, dat hij aan hertrouwen dacht, de rechte manzou zijn, over wien zij zich zou hebben te ontfermen. Mocht het dus niet opmerkelijkheeten, dat haar heden het lot te beurt gevallen was, juist naast den persoon in quaestiete zitten, terwijl aan haar anderen kant de van alle huwelijksplannen zoo afkeerigekapitein Kraak geplaatst was? En lag het niet voor de hand, deze beschikking als eenvingerwijzing te beschouwen, om niet langer eigenzinnig te aarzelen, maar werkelijkhaar toekomst aan die van den heer aan haar zijde te verbinden? Dat toch zijn kleurtamelijk sterk naar het donkere overhelde, kon in háár oogen niets ter zake doen; zijwas vrij van de kinderachtige vooroordeelen, waarmede enkele dwazen tegen dezonnige telgen van het Zuiden behept zijn. Meer gewicht zou iets anders, dat hijtegen zich had, in de schaal kunnen leggen. Als boekhouder van de fabriek had hijgeen bepaald schitterende betrekking, zoodat Odilia hem in een vroeger tijdperk vanhaar leven zeker niet de minste aandacht zou hebben waardig gekeurd. Maar met dejaren was zij ook in dit opzicht wijzer geworden, en had zij geleerd, haarevenmenschen niet meer naar schijn en uitwendige voorrechten, doch veeleer

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 80: Wonosari. Deel 2 - dbnl

79

naar hun zedelijke eigenschappen te waardeeren. Daarenboven kon tegenover hetvoornoemde bezwaar, in zoover het er dan nog een heetenmocht, het voordeel wordenaangevoerd, dat de heer Rimram, zooals Odilia met zekerheid was te weten gekomen,wat zijn geldelijke verdiensten betrof, in vrij gunstige omstandigheden verkeerde.Dit alles bijeen had haar reeds binnen weinige oogenblikken het besluit doen opvatten,haar buurman hart en hand te schenken; en naardien zij, met een vlugheid vanopmerken, die zij zich alleen door veel oefening kon hebben eigen gemaakt, deovertuiging verkregen had, dat de heer Rimram min of meer bloohartig tegenoverdames was en eenige aanmoediging zou behoeven, achtte zij zich nu ook ten duursteverplicht, hem overeenkomstig de in haar ‘Vriend der dames’ gegeven voorschriften,zooveel mogelijk te gemoet te komen, of om de dichterlijke bewoordingen van datvademecum zelf te gebruiken: ‘bij het wezen, waarmede haar ziel harmonieerde, devonk, die ongetwijfeld reeds in zijn hart smeulde, tot een heldere vlam te doenoverslaan.’ Het was een taak, waaraan zij zich te beter met al haar krachten konwijden, dewijl haar daarbij van de zijde van kapitein Kraak, die op elk gerecht metdenzelfden onverdroten ijver aanviel, zonder ook maar een oogenblik te vergeten,tevens met zijn flesch in voeling te blijven, niet de minste stoornis in den weg werdgelegd. En zoo laat het zich voldoende verklaren, dat men alras de schrille

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 81: Wonosari. Deel 2 - dbnl

80

stem der onvermoeid bezige jonkvrouw boven alles uit kon hooren.Doch van lieverlede geraakten eveneens de overige feestgenooten op hun gemak,

en begonnen allerwegen de gesprekken een vrijeren toon te ademen. Het rumoerigstnog ging het toe aan den kant, waar Rinkelman zat, die zich natuurlijk weder geroepenvoelde, zijn veelvuldige talenten ten toon te spreiden. Meerendeels deed hij zulksten gevallen van het geheele publiek, maar ook zeer vaak nam hij de vrijheid, zich,voor zijn eigen genoegen, meer in het bijzonder met een zijner buurdames, de nietvan bekoorlijkheden ontbloote mevrouwViersen, te onderhouden. Veel meer althansdan der gastvrouw, die, van af de dagen der tooneelvoorstelling, een sterke sympathievoor hem had opgevat, gepast voorkwam. Ja, in de oogen van mevrouw Springveldging zijn hoffelijkheid voor de andere dame alle perken te buiten, hetgeen haar zoogeweldig hinderde en haar gedachten zoo voortdurend afleidde, dat zij herhaaldelijkhaar plichten als gastvrouw vergat, en eenmaal zelfs, toen de heer van Waningenhaar iets vroeg, een zonderling verstrooid antwoord gaf, zoodat deze, zulk eenonachtzame bejegening niet gewoon, haar met groote oogen aanstaarde.

Wat Marie aanging, het was haar wel een kleine teleurstelling geweest, niet watmeer in de nabijheid van Mense te zitten, maar daarentegen deed het haar wedergenoegen, iemand naast zich te hebben, die haar reeds

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 82: Wonosari. Deel 2 - dbnl

81

op het eerste gezicht bijzonder had aangetrokken.Het was een grijsaard met een eerwaardig uiterlijk en zeer beschaafde manieren,

zoodat een vreemdeling zich allicht verwonderd zou hebben, hem hier, te middender jongelieden en aan het lager einde der tafel, geplaatst te zien. Bij het aanwezigegezelschap echter had deze schikking niet de minste bevreemding gewekt; 's mansambt gaf hem geen hoogere aanspraken. Voorheen, toen hij nog in het bezit was vaneen tamelijk vermogen, had hij iets in de wereld te beduiden gehad; doch, nu hethem in zijn ondernemingen was tegengeloopen, en hij nog blijde mocht zijn, in dennederigen werkkring van zoutpakhuismeester een sober bestaan te hebben gevonden,was het al meer dan wel, dat de heer Springveld hem had willen nooden. Intusschenviel hij Marie bij nadere kennismaking volstrekt niet tegen. Zijn gesprekken warenzeer onderhoudend, en hij maakte den indruk, van veel gezien en gelezen te hebben.Alleen viel het haar op, dat hij nu en dan iets schichtigs over zich had, hetgeeninzonderheid uitkwam, wanneer hij door een der jongelui op den eigenaardiggemeenzamen,min of meer ruwen toonwerd toegesproken, dien dezen zich tegenoverden aan lager wal geraakten man hadden aangewend.

Misschienmoest het tot schadeloosstelling strekken voor haar plaatsing naast dienbejaarden, minder in tel zijnden heer, dat men Marie

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 83: Wonosari. Deel 2 - dbnl

82

den gevierden luitenant Pratter als tweeden buurman had gegund. Vooral bij denaanvang van het maal, mocht zij in ruime mate van dit voorrecht genieten. Wel bleekde leider van Wonosari's jongelingschap geen vriend van geregelde gesprekken tezijn, maar des te meer zocht hij zijn kracht in het maken van scherpzinnigeopmerkingen. Zoo vond hij, bijvoorbeeld, van Odilia, dat zij op een slieraspergegeleek; zeide van mevrouw van Tonne, dat zij er ‘een van wie benje’ was; beweerdeheel geestig van Rimram, en wel juist toen deze erg schaapachtig zat te kijken, datde man er uitzag, alsof hij de ‘heele kluit verlakken wilde’; vestigde de aandacht vanMarie op kapitein Kraak, ‘die geen halve maatregelen nam, maar van heb ik jou daarzat te hijschen en 'm, als hij 'm nog langer zoo raakte, zeker om zou krijgen’; vroeghaar, of zij den dokter niet ‘kolossaal’ pedant vond, en of zij wel zag, hoe hij weer‘gewoon zat te suffen’; betuigde ook op den dominé, die eveneens een ‘piramidale’inbeelding had, ‘volstrekt niet gebrand te zijn’; verklaarde, dat de Springveld's, paroled'honneur! een uitstekenden slag hadden om ‘te geuren’, veel beter dan anderefamilies, die hij wel kende en bij wie hij gaarne ‘den boel eens zou opscheppen’,maar dat zij toch zóó niet konden uithalen, of hij voor zich zou nog oneindig veelliever ‘hun centen in zijn fikken voelen’; bezegelde de snuggerheid van dezen laatsteninval met een triomfantelijk: ‘ik vraag u, wie is u?’ en begunstigdeMarie, onder aan-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 84: Wonosari. Deel 2 - dbnl

83

houdende begeleiding van de hem eigene hoofdbewegingen, met nog velerlei evenbelangrijke bevindingenmeer. Nochtans, toen hij bemerkte, dat zij zich niet uitsluitenddoor hem liet boeien, maar gaarne ook het oor aan den pakhuismeester leende, begonzijn ijver allengs te verflauwen, en op een gegeven oogenblik, toen zij, juist nadathij opnieuw een zeer snedige opmerking had gemaakt, waaraan zij welbeschouwdvoor minstens een half uur genoegmoest hebben, het hoofd weder van hem afwendde,om naar een gezegde van den ander te luisteren, keerde hij haar met kwalijk verbetenwoede zoo goed als den rug toe en koos hij, zich verder aan meer erkentelijke enbeter van zijn voortreffelijkheid doordrongen dames te wijden.

Onderwijl poogde mevrouw Beuns, die den heer Zegwaard aan haar rechterzijdehad, zich deze gelegenheid ten nutte te maken, ten einde den predikant, tot loon voordiens nog niet vergeten ochtendbezoek, eens behoorlijk op zijn plaats te zetten. Opspottenden toon vertelde zij, dat het haar man den bewusten morgen zoo gespetenhad, niet bij zijn leerzaam onderhoud tegenwoordig te zijn geweest, en op eenzelfdewelwillendemanier gaf zij als haar meening te kennen, dat zijn preeken ongetwijfeldhoogst interessant en stichtelijk moesten zijn, om vervolgens met een schamper lachjete vragen, of zijn kerk nog altijd zoo druk bezocht werd; kortom, zij deed haar uiterstebest om haar herder en leeraar in het harnas te jagen. Veel deeg

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 85: Wonosari. Deel 2 - dbnl

84

mocht zij hiervan echter niet hebben; hij bleef volmaakt kalm en wist zijn antwoordenop een wijze in te kleeden, dat haar schimpscheuten geregeld op haar zelveterugsprongen. Doch zij had nog andere pijlen in haar koker. Op haar uitdrukkelijkverzoek had zij haar Betsy mogen medenemen, en zij begreep thans, den heerZegwaard niet beter te kunnen ergeren, dan door met de vorderingen van haardochtertje in het fransch te pronken. Evenwel, ook deze vlieger ging niet op. Nietalleen gaf Betsy geen enkel blijk, het eenigszins verder dan tot de kennis van ‘Oui’en ‘Non’ te hebben gebracht, maar het scheen bovendien, alsof het kind er zich optoelegde, de beide woordjes steeds averechts te gebruiken. Toch mocht de alzoo haardoel voorbijstrevende dame er dit bij winnen, dat haar eigene bedrevenheid in hetfransch de onbegrensde bewondering van den aan hare andere zijde gezeten oversteopwekte. In korte oogenblikken steeg zij wel vijftig percent in diens achting, en deheer Houwenaar reikte haar van nu af niets meer aan, zonder te vragen of hij haareens mocht abordeeren, of de hoop uit te drukken, dat hij haar niet inkomedeerde,terwijl hij haar ook in alle andere opzichten zoo ongeveer toesprak en bejegende, alshij het een echte française zou hebben gedaan.

Intusschen spreekt het vanzelf, dat Odilia onverpoosdwerkzaam bleef. Gemakkelijkwas haar taak echter niet. Wat zij ook beproefde om haar nieuwen bewonderaar denweg effen

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 86: Wonosari. Deel 2 - dbnl

85

te maken, hij bleef gestadig op denzelfden afstand, geen stap kwam hij naderbij.Daarbij wilde het haar volstrekt niet gelukken, eenig punt van overeenstemming, ofzelfs maar van aanraking met hem te vinden. Zocht zij hem op de hoogte van haarletterkundige beschouwingen te brengen, hij erkende, wel veel van verzen, bovenalvan gelegenheidsgedichten te houden, doch overigens weinig verstand van boekente hebben; gewaagde zij van het goddelijke der muziek, van de oratoria, concertenen opera's, die zij had bijgewoond, van haar dwepen met de groote maestro's, en vande voorkeur, die zij aan Beethoven schonk, hij van zijn kant verzekerde, ook wel iswaar gaarne nu en dan wat muziek, bijvoorbeeld, de gamelan te hooren, maar dat bijhem toch niets boven het geschreeuw der wilde varkens op de jacht in het boschging; weidde zij in het breede uit over de schoonheden der natuur en vooral over deonvolprezen uitzichten in de hooglanden, hij antwoordde haar met de opmerking,dat hij voor zich het in het gebergte altijd veel te koud had gevonden; wendde zij hetover een anderen boeg, om het eens met plagerijtjes te beproeven, ook deze mijnsprong verkeerd, daar hij òf haar niet begreep, òf haar beschuldigingen in allen ernsttrachtte te wederleggen; en liet zij haar stem tot een zacht gefluister dalen, om hemhaar bevindingen betreffende de verschillende ingezetenen van Wonosari mede tedeelen, dit kon hem slechts de verklaring ontlokken,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 87: Wonosari. Deel 2 - dbnl

86

dat hij, zelden ter hoofdplaats komende, er zoo goed als niemand kende. Ten einderaad, besloot zij eindelijk een nog vertrouwelijker toon aan te slaan en hem een paargeheimen in het oor te fluisteren; doch in stede, dat dit tot wederkeerigeontboezemingen leidde, had het juist een tegenovergestelde uitwerking, wijl hij nuzichtbaar onrustig begon te worden, ja, een zekeren angst voor haar aan den daglegde, en al ernstige aanstalten maakte om met het meisje aan zijn andere zijde eengesprek aan te knoopen, toen dit gevaar nog tijdig door een vernieuwdenwoordenstroom van Odilia voorkomen werd. Waarlijk, het was een wanhopig werk,een zoo verregaand beschroomde natuur tot gemeenzaamheid te bewegen, en nietszou de taaie volharding hebben kunnen verklaren, waarmede de jonkvrouw aan haartaak bleef arbeiden, indien zij niet de stellige overtuiging had gehad omtrent hetbestaan van een verborgen gloed in zijn hart, en de vaste verzekerdheid, dat het gelukvan zijn leven alleen in háár besloten was.

Het maal duurde, gelijk met alle rijsttafels het geval is, tamelijk lang, en op deinlandsche gerechten volgde nog een uitgebreid europeesch diner. Maar ten laatstekwam toch het oogenblik, dat de eerewijn werd rondgediend en de heer Springveldzijn gemoed van den toost mocht ontlasten, die hem bij voorbaat al meer kwellingengebaard had, dan het feest aan genot kon vergoeden. Hij dronk op het wel-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 88: Wonosari. Deel 2 - dbnl

87

zijn van elk zijner gasten, doch bovenal op de gezondheid van den resident, die, doorzijn vereerende tegenwoordigheid op dezen onvergetelijken dag, hem en zijn huiszulk een hooggewaardeerde onderscheiding bewees.Waarop allen hun glazen omhooghielden en een gevoelvolle buiging voor den heer van Waningen maakten. Waarophet hoofd van gewestelijk bestuur zich verwaardigde, in korte, maar deftigebewoordingen, een geestdriftwekkenden heildronk aan de jarige gastvrouw te wijden.Waarop vele heeren zeer stil werden en met diepzinnige blikken op hun bord tuurden.Waarop een der heeren, met beverige hand zijn mes opnam, hiermede tegen zijn glastikte, en na van den gastheer verlof te hebben gevraagd om een woordje te spreken,deze plechtigheid met trillende stem volbracht. Waarop gaandeweg meer heeren datvoorbeeld volgden, de een met een verbleekte tronie, de ander met een hooge kleur,maar bijna allen met bevende lippen. En waarop Rimram plotseling in een geheelander licht te voorschijn trad, dan waarin Odilia gedacht had, dezen jonkman ooit tezullen aanschouwen.

Hoe had zij ook kunnen vermoeden, dat haar zoo terughoudende patiënt, met zijnwel ietwat nuchtere antwoorden, een dichter was?

Eigenlijk was hij er ook zich zelven nog niet lang van bewust. Eerst na hetoverlijden zijner echtvriendin had zijn muze zich geopenbaard. Onder denverpletterenden indruk zijner smart had hij behoefte gevoeld, deze in rijm en maat

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 89: Wonosari. Deel 2 - dbnl

88

te uiten, en zoo had hij, nog vóór hij het recht wist, den Parnassus beklommen.Jammer alleen, dat de roerende ode, bij die gelegenheid aan zijn hevig geprangdenboezem ontweld, slechts ten aanhoore van een beperkten vriendenkring voorgedragenwerd, zoodat het nu nog een tref mag heeten, dat ten minste het aangrijpendeslotcouplet aan de vergetelheid kon worden ontrukt:

‘Ja, wurmen, ja!De wangen van mijn ga,Die ik zoo dikwerf heb gekust,Gij die nu eet, naar hartelust.Ja, wurmen, ja!’

Gelukkig echter was het den nieuw ontpopten dichter gelijk gemeenlijk in dergelijkeomstandigheden gegaan; toen maar eenmaal zijn dichtader begonnen was te vloeien,bleek zij onuitputtelijk te zijn, en hij had nu reeds een lijvig bundeltje van zangenbijeen en dacht er ernstig aan, deze verzameling, of een bloemlezing hieruit, tenbehoeve van een liefdadig doel in het licht te geven. Zoo had hij ook voor den dagvan heden een feestelijke bijdrage vervaardigd, en na bekomen vergunning, droeghij thans met een mengeling van verlegenheid en zelfvoldoening het volgende voor:

‘Zie de schoone ochtend ons verrassen, met een frisschen zonnegloed,Die een zaal met bloem en vlaggen hare schoonheid verhoogen doet,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 90: Wonosari. Deel 2 - dbnl

89

En ons toelonkt heen te gaan naar 't groote feest in fabriek Ashri,Waar reeds een tal van Hooge Gasten uit de stad WonosariZich saam vereenigt, en, als ware bezield met een blijden geest,Der lieve Gastvrouw Hulde aanbrengt op dit Haar geboortefeest. -Al de Gasten, waaronder zich bevinden onze Resident,Zijn Assistent, verdere Ambtenaren en ook de Regent,Zijn zeer vroolijk aan de welvoorziene rijsttafel gezeten,Waar eer wordt gedaan aan het smakelijk toebereide eten.Men hoort nu en dan eens bij het vroolijk, luidruchtig schallenDe edele Champagne of ook wel andere wijnen knallen.En menig schoone toast, ter eere onzer gastvrouw uitgebracht,Wordt luide ingestemd, en telkens weer met onvermoeide kracht.Eerst dan komt er wat kalmte, na dit gevierde feestenmaal,Als iedereen zich verwijdert uit de groote volle zaal,Om in den tuin zich met 't ed'le croquetspel te vermaken,Of ter galerij een dans- of whistpartijtje te maken. -Maar hoe, mevrouw! hebt ge zoo 't beschrijven van dit feest geduld,Zonder U ook te zeggen, wat voor U geheel mijn ziel vervult?Zoo het erkent'lijkst hart toch eens Uw oor genaken mag,Het dankt U duizendvoud 't genoegen van deez' heuglijken dag!’

Uitbundig waren de toejuichingen, die den dichter voor deze proeve van zijn genieten deel vielen, en nog grooter werd het applaus, toen hij mevrouw Springveld, ineen met vuurroode linten omwonden rol, een exemplaar van zijn kunstgewrochtaanbood. Het was met sierlijk gekleurde krulletters geschreven, en bovenaan prijktede Nederlandsche vlag, met het opopschrift: ‘TER GELEGENHEID VAN HET ZILVERENGEBOORTEFEEST VAN MEVROUW SPRINGVELD, ECHTGENOOTE VAN DENSUIKERFABRIKANT TEASHRI,DOORHAARNEDERIGENDIENAARNICODEMUSRIMRAM.’Ook was onder het gedicht een nest geteekend, waarop een klokhenmet haar kiekensgezeten was, en hieromheen las men de woorden: ‘Vergeet uw vrienden niet.’Bovendien was het geheel door een fraai lofwerk van bladeren en bloemen omkranst.

Maar nu was het oogenblik gekomen, dat ook Pratter van zijn gaven wilde doenblijken. Na met veel gedruis te zijn opgestaan, schopte hij zijn stoel achteruit, waarophij het groote hoofd eenige malen over den schouder liet rollen, met een snelheid,die bij Marie de vrees deed ontstaan, dat het haar nog op den schoot zou vallen;voorts bracht hij het rechtervuistje naar de linkerheup, ter plaatse waar hij gewoonwas het gevest van zijn zwaard te grijpen, zwaaide met een ruk, alsof hij de sabeltrok, zijn armpje omhoog, en begon, met een vervaarlijker stem danmen het mannekezou hebben toegekend: ‘'t Was Neerland niet genoeg, het Spaansche juk te hebbenafgeschud!......’

Het was een indrukwekkende toost. Elk woord was in overeenstemming met denkrijgshaftigen aanhef. De wonderdaden der roemrijke vaderen werden herdacht, enniet minder werd de ontembare moed van het nakroost geprezen, dat, wat ook eenlasterend gespuis mocht beweren, getrouwwas gebleven aan zijn glorierijk verleden.Hij sprak van de scherpe klauwen, de schuddende manen en het ontzagwekkendebrullen van den Nederlandschen leeuw; van

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 91: Wonosari. Deel 2 - dbnl

91

het bliksemen der wapenen en het schetteren der klaroenen; van doodsverachting enheldenvuur; van lauwerbladeren en eertrofeeën. Maar het welsprekendst nog werdhij, toen hij, bij wijze van ontknooping, gelijk hij het noemde, op den oversteHouwenaar wees, als het schitterend toonbeeld van een krijgsheld ‘sans peur et sansreproche’, en het gezelschap voorstelde, de glazen te ledigen op dien fieren zoon vanMars, aan wien èn Moederland èn Koloniën zoo onnoemelijk veel waren verplicht.

Een genot was het, de oprechte geestdrift te zien, waarmede aan die uitnoodigingvoldaan werd. Een ieder stond op, tot de dames incluis, om met den algemeenbeminden man te klinken. Daar waren, die er de halve tafel voor omliepen. En zelfsde resident, door de bezieling der overigen medegesleept, strekte er een heel eindzijn arm voor uit. Waarlijk, Pratter had wil van zijn toost. Menigeen zou er in zijnplaats de borst bij hebben opgezet. Maar zijn bescheidenheid was tegen de proefbestand, en op de vraag van een der jonge meisjes, of het niet een heel ding was, zoovoor de vuist te spreken, antwoordde hij eenvoudig, dat hij voor zich ‘er geen lor omgaf’ en er zich altijd ‘kolossaal goed doorbokte’. Veel lastiger zaakjes had hij weleens moeten opknappen. ‘Ik denk maar metMultatuli: Publiek, ik veracht u,’ voegdehij er losjes bij.

In één opzicht evenwel had hij zich deerlijk vergist. De hulde, op zijn aansporing,den oud-krijger bewezen, was dezen maar half naar den

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 92: Wonosari. Deel 2 - dbnl

92

zin. Niet, dat de overste boven de ijdelheden der wereld verheven was. Verre vandien. Maar wie zijn gevoel van eigenliefde verlangden te streelen, moesten dit inbedekte termen doen. Zoo openlijk werd de heer Houwenaar liever niet in de hoogtegestoken, en op ovaties was hij volstrekt niet gesteld. Bovendien had hij dezen trekmet velen gemeen, dat hij zich juist het minst liet voorstaan op de deugden, die hijin werkelijkheid bezat. ‘Ik begrijp niet,’ placht hij, zoo vaak met eenigen ophef vanzijn krijgsbedrijven gesproken werd, te zeggen, ‘ik begrijp niet, hoe men zooveelkaas kan maken van hetgeen toch inderdaad niet meer dan bloote plichtsbetrachtingwas.’ Ook thans, in zijn antwoord op den toost, gaf hij iets dergelijks te kennen. Dochhij maakte het kort, onder verklaring, dat het redevoeren zijn fort niet was, evenminals het, naar hij dacht, - en hij hoopte, dat deze supositie niet als een afront zou wordenopgevat - het fort van de aanwezige dames en heeren zou zijn, een bataljon tekommandeeren, en hij eindigde met, in een paar hartelijke bewoordingen, een dronkvoor te stellen op de beide parasieten van de plaats.

Bij dit laatste zweefde den overste vermoedelijk de benaming patriarchen voorden geest, want het waren de twee oudsten van het gezelschap, met wie hij thansklonk. Doch ook de gebezigde uitdrukking beantwoordde uitnemend aan het doel,vermits de ééne parasiet, een oud-assistent van de indigo-cultuur, uiterst

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 93: Wonosari. Deel 2 - dbnl

93

vergenoegd zat te knikken, en de ander, de tafelbuur van Marie, zoo hij al moeitehad een glimlach te onderdrukken, nochtans kennelijk de welwillendheid van denoverste waardeerde; - het was den goeden man in geen jaren overkomen, dat eenigenotitie van zijn persoon genomen werd.

Daar ondertusschen al het laatste nagerecht was rondgediend en de heeren nu vansigaren werden voorzien, begrepen de dames, dat het zaak voor haar werd, van tafelop te staan. De achtergeblevenen schoven hierop hun stoelen aaneen en, terwijl deglazen opnieuw gevuld werden en geurige rookwolkjes omhoog stegen, schenen detongen nog losser te worden dan zij reeds waren. Maar niets zoo merkwaardig alsde omstandigheid, dat, toen zich in den loop der thans gevoerde gesprekken toevalligeen gedachtenwisseling over het koloniaal beleid ontspon, de anders van allegepolitiseer met leeken zoo afkeerige resident, onder den indruk der aangenamestemming die er heerschte, niet alleen vollen vrede met deze wending nam, doch ookzelf eenige beschouwingen ten beste gaf. Regeeringsman in merg en been, stelde hijzich natuurlijk ten taak, de deugdelijkheid der te Buitenzorg gevolgde staatkunde teroemen; alleen moest het hem van het hart, dat hij de toenemende zucht totcentralisatie van het gezag bejammerde en vooral ook de groote uitbreiding, die men,ten koste van het aanzien der hoofden van gewestelijk bestuur, aan het inspectiewezengegeven had.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 94: Wonosari. Deel 2 - dbnl

94

Het behoeft nauwelijks melding, dat zijn vertoog met ondubbelzinnige teekenen vaninstemming werd aangehoord. Toch waren er enkelen, die een veelbeteekenendstilzwijgen bewaarden. En een paar betoonden zelfs den moed om openlijk hunbedenkingen in het midden te brengen.

Zoo haalde de notaris weder allerlei oude en nieuwe grieven op. Hij beschuldigdede regeering, dat zij niet of slechts ten deele in practijk bracht, wat zij in theorie wastoegedaan. Hij klaagde over veronachtzaming der gewichtigste belangen, gepaardmet ondoelmatige bezuinigingen aan den éénen en onbillijke opdrijving van lastenaan den anderen kant. En hij drukte den wensch uit, dat men eindelijk eens zouovergaan tot een staatkunde, waaraan elk denkbeeld van exploitatie vreemd zou zijn,en waarbij ingrijpende maatregelen zouden worden genomen tot krachtigeontwikkeling der hulpbronnen en tot wezenlijke vermeerdering der welvaart van hetland.

De overste had geheel andere bezwaren en brak, in tegenstelling met den vorigenspreker, een lans voor de conservatieve beginselen, daar hij niet kon inzien, dat Indiëbij al die liberale nieuwigheden de geringste baat had gevonden, en hij daarentegenwél gewaar werd, dat overal ontevredenheid en verarming bestond.

De heer de Reus waagde de opmerking, dat elk stelsel hem welkom was, mits hetslechts met vaste hand werd doorgevoerd en er een einde mocht komen aan hetvoortdurend ka-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 95: Wonosari. Deel 2 - dbnl

95

mergehaspel, dat alles op losse schroeven zette. In de gestadige wisseling vaninzichten en den hieruit voortvloeienden staat van onzekerheid, waarin zooveel zakenverkeerden, moest, meende hij, de voorname oorzaak der zich allerwegen openbarendemalaise worden gezocht.

De heer Zegwaard stelde zichweder op een gansch ander standpunt. Deze verlangdebovenal een eerlijke staatkunde, waarbij in de eerste plaats de vraag zou wordenuitgemaakt, omtrent het zedelijk recht op het blijvend bezit van deels door geweld,deels door list veroverde koloniën, en in de tweede plaats rond en helder het doelzou worden aangegeven, 't welk wij ons met het bezit van Indië voorstellen. Uit eengewoon oogpunt van internationaal recht zouden, dit moest hij toestemmen, onzetitels, die van historischen oorsprong zijn, bezwaarlijk kunnen worden betwist. Ookdacht hij er niet aan, den vaderen een verwijt te maken van hetgeen zij gedaan hadden.Onbillijk toch ware het te vergeten, dat zij naar het moreel bewustzijn hunner dagenhandelden. ‘Maar wij,’ ging de predikant voort, ‘wij, die de waarde van den menschals zoodanig hebben leeren eerbiedigen en daarom de banier der vrijheid hoog omhooghouden, wij behooren omtrent de wederzijdsche betrekkingen der volkeren geheelandere inzichten te huldigen. Ook gaat het niet aan, zich op de omstandigheid teberoepen, dat wij de koloniën als een erfdeel ontvangen hebben. Voor de aanvaardingen het behoud dier nalaten-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 96: Wonosari. Deel 2 - dbnl

96

schap blijven wij, wij zelve, wel terdege verantwoordelijk. En wat geeft ons nu hetrecht, de rol van overheerschers te vervullen en aan gansche gewesten op den duurhun vrijheid en zelfstandigheid te onthouden? Men zegt, dat wij daarbij de belangenvan Indië zelve beoogen. Doch is zulks welbeschouwd niet maar een schoonschijnendvoorwendsel? Waarlijk, zelfs bij de meest verschoonende beoordeeling, valt op deonbaatzuchtigheid van ons beheer nog heel wat af te dingen. En gesteld al, dat onzedrijfveeren volmaakt zuiver en edel waren, zijn wij, die nog zooveel met dehuishouding van onzen eigenen staat te stellen hebben, in werkelijkheid de bevoegden,als aangewezen personen, om de zaken van andere, ver verwijderde volkeren teregelen? De basis van ons gezag is vicieus, en op slechten bodem kan niets goedsgroeien. Vandaar de zwakheid, de halfheid en de onbestendigheid van ons bestuur,en vandaar ook het voortdurend schermen met en het vooropstellen van hetgeenGladstone “the baseborn thing in the last times called prestige” noemde. Het is waar,in één opzicht mag aan onze bemoeiingen een gunstige werking worden toegekend:de kleine man wordt tegen de zucht tot knevelarijen van zijn hoofden beschermd.Maar kan hiermede alles vergoelijkt worden? Of is de indische bevolking onder onsregeerstelsel met zijn zwaren belastingendruk er in den grond zooveel beter aan toe,zóóveel dat dit tegen het gemis harer onafhankelijkheid kan opwe-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 97: Wonosari. Deel 2 - dbnl

97

gen? De eerlijkheid noopt te erkennen, dat Indië tot hiertoe nog bitter weinig welvaartaan ons te danken had. En niet anders is het met de overige zegeningen, die wij ditland heeten aan te brengen, gesteld.Met veel ophef wordt van onze verhevene roepinggewaagd, om het heerlijk rijk van Insulinde tot een hoogeren trap van beschavingop te voeren. Doch wat hebben wij nu eigenlijk in die richting gedaan? Waar zijn devruchten van een veredelenden invloed te zoeken? Eeuwen zijn wij al met de koloniënin betrekking geweest; mogen wij getuigen, dat haar vooruitgang op intellectueel,moreel en religieus gebied in een gewenschte evenredigheid staat tot dat langdurigverkeer?Men wachte zich er voor, het geweten door drogredenen in slaap te wiegen!Niemand zal beweren, dat men in Nederland onverschillig is voor deze gewesten;maar tot het volvoeren van een grootsche taak wordt meer dan een matigebelangstelling, wordt toewijding, wordt geestdrift vereischt.’

‘Dus gij zoudt, in één woord, wenschen, dat wij ons onverwijld uit Indiëterugtrokken?’ viel hier de heer Viersen in, die al een poos ongeduldig op zijn stoelheen en weer had zitten schuiven.

‘Dàt niet,’ luidde het antwoord. ‘Zoo iets zou eenvoudig onzinnig zijn en tot denoodlottigste gevolgen voeren. Hoe zou een volk, dat eeuwen aan den leibandgeloopen heeft, opeens rijp kunnen worden geacht voor zelfbestuur? Daarenbovenligt het voor de hand, dat

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 98: Wonosari. Deel 2 - dbnl

98

het door een langdurige overheersching ontzenuwde land zoodoende een gemakkelijkte vermeesteren prooi zou worden van andere, op buit beluste natiën. Maar met datal zou toch, hetgeen thans nog niet zonder gevaar zou kunnen geschieden, zeer goedlater, na behoorlijke voorbereiding, kunnen worden tot stand gebracht. Dit derhalvezou ik wenschen, dat èn bij de Regeering èn bij de Volksvertegenwoordiging hetvaste voornemen bestond, het daarheen te leiden, dat wij eenmaal, na een korter oflanger tijdsverloop, aan Indië met vertrouwen de vrijheid kunnen teruggeven, diewij haar ontnomen hebben en waarop toch elk land billijkheidshalve aanspraak heeft.Alléén, wanneer men zulk een loyalen toeleg tot grondslag en richtsnoer van onsbeleid wil nemen, kan hier een gezonde, heilzame staatkunde gevolgd worden. Wantterecht heeft Burke opgemerkt: ‘Justice is the great standing policy of civil society,and any eminent departure from it, under any circumstances, lies under the suspicionof being no policy at all.’

Reeds terwijl hij nog aan het woord was, had de heer Zegwaard kunnen bemerken,dat zijn redeneeringen weinig bijval vonden; maar nu hij ophield, brak er letterlijkeen storm van tegenwerpingen los. ‘Utopieën!’ - ‘Onbruikbaar idealisme!’ -‘Miskenning van verkregen rechten!’ - ‘Schromelijke overdrijving!’ riep men doorelkander. - ‘Wat zou, als wij Indië aan zich zelve overlieten, bij mogelijkheid daarvante wachten zijn? Onmiddellijk

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 99: Wonosari. Deel 2 - dbnl

99

immers zou Engeland, Duitschland, Amerika, of misschien wel China er zich vanmeester maken? - ‘En hoe zou Nederland het zonder koloniën stellen? - ‘En wat zouer op die wijze van ons, die hier gevestigd zijn, worden?’ werd er gevraagd. - ‘Nietsdan gebrekkige kennis van de evolutiën der volkeren!’ liet de heer Viersen, metminachtend schouderophalen, zich hooren. - ‘Landverraad!’ mompelde de resident,met toornig saamgetrokken wenkbrauwen.

Doch in spijt van die algemeene afkeuring hield de heer Zegwaard dapper voetbij stuk. Ja, geprikkeld door de algemeene tegenspraak, ging hij nog verder en waagdehij de stelling te opperen, dat de door hem aangeprezen gedragslijn almede in hetveelbesproken belang van Nederland zelf zou zijn. ‘Want’, zoo lichtte hij zijn meeningtoe, ‘niet slechts, dat het bezit van een wingewest altijd demoraliseerend op deoverheerschers zelve terugwerkt, maar wat zal daarenboven het geval zijn, zoo wijdeze koloniën, overeenkomstig veler verwachting, te eeniger tijd door een catastrophemoeten verliezen? Alle betrekkingen zullen dan ten eenenmale worden afgebroken,en onze handel en nijverheid zullen onnoemelijk veel schade lijden. Geven wij Indiëdaarentegen, na een betamelijk tijdperk van overgang, haar natuurlijke vrijheid terug,dan zullen de beide natiën voor immer door de hechtste banden van erkentelijkheiden vriendschap verbonden blijven, terwijl dan tevens onze nauwkeurige bekendheid

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 100: Wonosari. Deel 2 - dbnl

100

met land en volk uit den aard der zaak onzen handel niet te verwerpen voordeelentot bevestiging en uitbreiding der relatiën verschaffen zou.’

Ook deze beschouwingen lokten weder velerlei bedenkingen uit. En zoo duurdende beraadslagingen der heeren nog een geruimen tijd voort.

Intusschen mocht het opvallend heeten, dat de resident niet alleen volstrekt geendeel meer nam aan het gesprek, maar zich ook de enkele malen, dat de een of anderhem rechtstreeks naar zijn meening waagde te vragen, slechts tot korte ontwijkendeantwoorden bepaalde. Was misschien het vermoeden van sommigen niet zoo geheelongegrond, dat hij in dezen zelfden stond ernstig overwoog, of het niet zijn plichtzou zijn, de Regeering in kennis te stellen met de gevaarlijke theorieën, door denpredikant van zijn gewest, ten aanhoore van een talrijk gezelschap, verkondigd?

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 101: Wonosari. Deel 2 - dbnl

101

Hoofdstuk XXIV.

‘Och, wat! - U denk, ik niet begrijp? Ik weet geel hoed, u steek den hek maar metmij.’

‘Ik u voor den gek houden? Dat zou ik immers niet kunnen, durven noch willen,’verzekerde luitenant Keie op plechtigen toon.

Met eenige andere jongelui had hij zich aan de discussiën in de eetzaal, die weinigin hun smaak vielen, onttrokken, en het gezelschap der dames opgezocht, ter wiergevallen hij nu een reeks van dwaasheden uitkraamde, welke Pratter reeds denopgetogen uitroep ontlokt hadden, dat de kerel toch, parole d'honneur! een ‘uienboervan je welsten’ was.

Zoo had hij daar juist een bedaagde matrone, die bovendien niet wel ter been was,met het effenste gezicht van de wereld gevraagd, hem straks met den eersten danste willen begunstigen.

‘Ik mag er dus vast op rekenen?’ hield hij, ondanks haar duidelijk te kennengegeven wantrouwen, aan.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 102: Wonosari. Deel 2 - dbnl

102

‘Alla, die meneer Keie! Hij wil maar nemen in de maling met mij! - Altijd hij zooraar,’ verklaarde de dame, die niet wist, of zij lachen dan wel boos kijken zou; waaropzij zich tot Marie, die naast haar zat, wendde, met de waarschuwing: ‘Memang(1)! Umoet nooit vertrouwen die heeren ofsieren, ja? Dia poenja(2) spotlustigheid terlaloe(3)

overgedreven.’Wellevendheidshalve antwoordde Marie met een glimlachje; maar het ging niet

van harte. Zij was op dit oogenblik onverschillig voor alles om haar heen, en zouzich liefst in een stil hoekje hebben teruggetrokken, waar zij zich rustig en onbespiedaan den loop van haar gedachten had kunnen overgeven. Want zij voelde zichzonderling ontdaan. Niet, dat haar iets bijzonders overkomen was. Er was nietsgebeurd dan alleen, dat zij, toen zij nog aan tafel gezeten was, een blik hadopgevangen, die haar uitermate ontroerd had.Wel was het niet de eerste maal geweest,dat Mense haar met die uitdrukking van ernstigen weemoed had aangezien, maarheden was, zij wist zelve niet waarom, zijn oogopslag haar tot in de ziel gedrongen,en hoezeer zij getracht had, er zich tegen in te zetten, was het haar niet meer mogelijkgeweest, zich aan den eenmaal ontvangen indruk te ontworstelen.

Zij had zich bij de oudere dames gevoegd; doch in de gesprekken, die dezenvoerden, vond zij weinig afleiding; en zelfs toen luitenant

(1) Waarlijk.(2) Hun.(3) te.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 103: Wonosari. Deel 2 - dbnl

103

Nobels, met wien zij zich anders nog al gaarne onderhield, haar kwam aanspreken,bleef zij min of meer verstrooid, waaraan het dan ook vermoedelijk was toe teschrijven, dat hij spoedig weder haar zijde verliet.

Inmiddels hadden de grappen en kwinkslagen van Keie hoe langer hoe meer eenluidruchtig karakter verkregen, zoodat de gelijkmoedigheid vanMarie, wier stemmingjuist zoo weinig met zulke aardigheden strookte, op een zware proef werd gesteld,en al trachtte zij nog zoozeer een vroolijk gezicht te zetten, haar glimlach was zoogedwongen als er ooit een om haar lippen had gespeeld.

Wat echter joeg haar opeens dien blos naar de wangen? - Had zij wellicht dáár,bij dien deurpost, de slanke gestalte van Mense ontwaard?

Zijn oogen gleden langs den kring, alsof zij iemand zochten, totdat zij ten slotteop haar bleven rusten.

Een korte wijle scheen hij te aarzelen. Toen trad hij recht op haar toe.De verzengende middaghitte was gaandeweg geweken, en de avondschaduwen

begonnen al te vallen. Enkelen hadden zich reeds in den tuin begeven. Hij vroeg, ofzij lust had, dat voorbeeld te volgen.

Het was een uitgestrekt erf, met sierlijke bloemperken, weelderige heestergewassen,gezellige boschages en schilderachtige waterpartijtjes. Alles hier scheen er opaangelegd om tot wandelen te nooden, en voor wie zich wenschten te verpoozen,was hier en daar, op

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 104: Wonosari. Deel 2 - dbnl

104

vriendelijke plekjes, een bank of een tafel met stoelen geplaatst.Alsof dit vanzelf sprak, richtte het paar zich terstond naar de meer verwijderde

gedeelten van den tuin, die doorgaans het minst bezocht werden.Hoe stil en vredig, hoe genotvol was het hier! Koele windjes dartelden in het

trillende loover, en welriekende geuren van bloemen en standelkruid kwamen hunvan alle zijden te gemoet. Zacht ruischte het gebladerte boven hun hoofd, statigwuifden de palmen hun blinkende kronen, en liefelijk was, op minder belommerdeplaatsen, de matte afscheidsgroet van den wegstervenden zonneschijn. Af en toehoorden zij het vallen van een blad, of sloeg een vogel, door hun nadering verontrust,de wieken uit, of toog een kameleon in allerijl op de vlucht. En het vage gezwatelvan menschenstemmen in de verte kon er slechts toe bijdragen, om nog te meer dekalmte te doen uitkomen der zich tot haar sluimering bereidende natuur om henhenen.

Zoo schreden zij langzaam voort, nu eens door half duistere dreven en langs smallepaden, die maar juist breed genoeg voor één paartje waren, en dan weder onder eendicht geboomte, waarvan de laag neerhangende twijgen Mense noopten het hoofdter zijde te buigen, tot het bijna met het hare in aanraking kwam.

Zij spraken weinig, niet meer dan enkele woorden. Het was, als verkeerden zijonder een betoovering, die geen van beiden wenschte

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 105: Wonosari. Deel 2 - dbnl

105

te verbreken. Maar alle sporen van weemoed waren bij hem als weggevaagd; ja,bijwijlen, wanneer hij haar in de oogen zag, begon zich ook op zijn gelaat iets vande frissche levensvreugde te weerspiegelen, die uit het hare hem tegenstraalde.

Aan de west-zijde van den tuin was een open plek, met een ruim en fraai uitzichtover het bouwland, waarvan het door een smalle beek gescheiden was, tot aan hetgebergte langs den achtergrond. Op het oogenblik, dat zij hier kwamen, werd hetlandschap juist door de laatste zonnestralen verlicht, en zagen zij, aan dengezichteinder, de in het reine azuur van den hemel zwevende wolkjes in een rozeroodgehuld, dat van lieverlede donkerder werd, naarmate de dagvorstin achter de kimmenzonk, totdat eindelijk alles met een goudglans was overtogen. Geheel het hooglandscheen thans in gloeiend purper gedompeld, behalve alleen de zooeven nogaschgrauwe, uit een der bergtoppen omhoog stijgende rookkolom, die nu een halfgroen- half opaalachtigen glans had verkregen.

Zij waren onwillekeurig blijven staan, en een eerbiedige bewondering hield huntong geboeid.

‘Hoe verrukkelijk!’ riep eindelijk Marie, toen de gloed aan den horizon begon teverbleeken.

‘Ontzagwekkend schoon!’ gaf hij niet minder opgetogen ten antwoord.‘En dan te denken, dat dit heerlijk schouwspel zich iederen avond herhaalt!’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 106: Wonosari. Deel 2 - dbnl

106

‘Dat is het,’ zeide hij, ‘wat aan de natuur nog de meeste majesteit schenkt, haar trouwaan zich zelve, haar weergalooze bestendigheid.’

Maar nauwelijks had hij dit gezegd, of hij scheen door een pijnlijken invalgetroffen; want wederom vertoonde zich op zijn voorhoofd de donkere wolk, die zijmaar al te goed kende, en met saamgenepen lippen staarde hij naar den grond.

In een oogwenk was nu ook van haar gelaat alle opgeruimdheid verdwenen.Evenwel, hoeveel meewarige belangstelling daar lag in den blik, waarmede zij hemzijdelings gadesloeg, zij oordeelde het onbescheiden, of toonde zich ten minsteongezind, hem in zijn gepeinzen te storen.

De zon was nu geheel ondergegaan. Op de hoogten begon het reeds te grauwen,en een donkere sluier breidde zich over de vlakte uit.

Traag sijpelde het beekje aan hun voeten. Dommelig klonk het onafgebrokengegons der insecten. Slaperig nestelden de koeltjes in het wiegelend loof. Eentonigwas de dans der glimmende vuurvliegjes op de velden.

Daar liet zich het snerpend gekras van een krekel hooren, en deze roep, onmiddellijkvan onderscheidene kanten beantwoord, werd na weinige seconden door een koorvan duizenden herhaald. - Het tropisch vooravond-concert had een aanvang genomen.

Naar het scheen, werd Mense er door uit zijn droomerijen gewekt. Langzaamrichtte hij het gebogen hoofd op.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 107: Wonosari. Deel 2 - dbnl

107

‘Ik dacht daar,’ zeide hij, nog min of meer afgetrokken, ‘in hoever het ook onzeplicht moet worden geacht, aan ons zelve gelijk te blijven.’

Marie wist kennelijk niet, wat zij van deze woorden te denken had. Het best nogzou zij ze als een bloote verontschuldiging voor zijn plotseling stilzwijgen hebbenkunnen opvatten, indien er niet in zijn stem een vreemde, heesche toon getrild had,die een inwendigen, hartstochtelijken strijd verried. Zij wachtte een oogenblik opeen nadere verklaring, maar toen deze achterwege bleef, merkte zij op:

‘Zou dat niet van de omstandigheden afhangen? Wanneer wij het verkeerde vaniets hebben ingezien, mogen wij er toch niet mede doorgaan, en moeten wij er immerswel verandering in trachten te brengen?’

‘In een zoo ruimen zin had ik het ook niet bedoeld,’ zeide hij haastig. Maar hierophield hij zich in, en het was als iemand, die het nog niet met zich zelven eens is, hoezijn gedachten in te kleeden, dat hij voortging:

‘Ik had eigenlijk enkele bepaalde gevallen voor oogen. Gesteld, bijvoorbeeld, datiemand zich tot iets verbonden heeft, waarvan hij bij nader inzien bemerkt, dat hethem niet slechts meer zou kosten dan hij aanvankelijk berekend had, maar meer danal wat hem dierbaar is te zamen, onnoemelijk veel, geheel zijn geluk, moet hij ookdán nog zich zelven gelijk blijven, alles prijs geven, en zichmisschien duizend doodenberokkenen?’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 108: Wonosari. Deel 2 - dbnl

108

‘Zoolang de ander, tegenover wien hij die verbintenis heeft aangegaan, hem niet vanzijn belofte ontslaat, toch zeker wel,’ luidde haar onbevangen oordeel.

‘Maar als die andere nu eens op afdoende wijze toont, voor zich zelve betrekkelijkweinig waarde aan de zaak in quaestie te hechten?’

Hij vroeg dit met een ernst, die Marie noodwendig treffen moest, en hij zag haaraan met een blik, alsof zijn leven aan haar antwoord hing.

Eenige seconden had zij noodig om zich te bedenken. Voelde zij wellicht, hoenauw die vraag in verband stond met de geheime smart, waaronder Mense gebuktging?

‘Maar in dat geval zal de ander immers weinig bezwaar maken, hem de beloftekwijt te schelden,’ meende zij eindelijk.

‘En indien dit nu eens uit vérgedreven zelfzucht, misschien wel ter wille van eengril, ter bevrediging van een luim, of God weet waarom, niet gedaan wordt, wat dán?Moet dan maar alles daaraan opgeofferd worden?’

Nog nooit had zij hem zoo opgewonden gezien. Elk woord getuigde van deheftigheid zijner gemoedsbewegingen. Iedere trek van zijn gelaat sprak van denfellen kamp, die in hem woelde.

Wederom bedacht zij zich een wijl. Toen sprak zij zacht, maar beslist.‘Mij dunkt, ja.’‘Tjoba(1)! wat verbeel hij toch? Eerst hij

(1) Denk eens aan.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 109: Wonosari. Deel 2 - dbnl

109

mij vragen; nu hij krab van achteren!’ hoorden zij op dit oogenblik zeggen. Want inhet schemerdonker voortwandelende, waren zij toevallig, bij het omslaan van eenhoek, achter een paar jonge meisjes gekomen, die zelve evenwel, in de hitte van haargesprek, niets van hun nabijheid schenen te bemerken.

‘Laat maar!’ poogde de tweede te troosten. ‘Ik denk, zijn permilie houdt meer methaar. Eusenie zeg, hij is zeer ouderlievend gezind. En - zij is mooi, ja?’

‘Tjiesss! hij kan niet schelen voor mooi!’ liet de eerste spreekster zich wederhooren. ‘Man net kat; eet visch, onverscheelig wat.’ En deze menschkundigeopmerking ging van een sterksprekend gebaar van minachting vergezeld.

‘Laat ons liever gindsche laan inslaan,’ steldeMense numet onmiskenbare teekenenvan ongeduld voor. Maar, zoo hij door dezen maatregel van verdere stoornis hoopteverschoond te blijven, wachtte hem dra een nieuwe teleurstelling. Nauw hadden zijzich omgekeerd, of zij stuitten weder op een ander paar, dat juist uit de door hembedoelde dreef te voorschijn trad.

Het was mevrouw Springveld met Rinkelman. Zij had een vuurroode kleur enlegde bij de ontmoeting een zekere verlegenheid aan den dag. Maar Rinkelman wasdaarentegen volkomen op zijn gemak en begon terstond een gesprek met Mense,waarvan deze zich evenwel spoedig afmaakte, onder voorwendsel, van

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 110: Wonosari. Deel 2 - dbnl

110

noodzakelijk nog eenige patiënten in de stad te moeten bezoeken. Hij had, herinnerdehij, de gastvrouw reeds te voren gewaarschuwd, dat hij maar kort zou kunnen blijven,zoodat zij hem nu wel gereedelijk vergunning zou willen geven om te vertrekken.

Onderwijl hadden ook de overige feestgenooten zich verspreid. Na het vallen vande schemering waren in den voortuin de bij wijze van guirlandes tusschen de boomenhangende lampions en chineesche lantaarns opgestoken, en men had er bovendiennog een menigte petroleumlampen aangebracht, die thans een zee van lichtverspreidden. Het meerendeel der jongelieden trok hiervan partij om zich met hungeliefkoosd croquetspel bezig te houden. De ouderen van het gezelschap echterwandelden liever hier en daar onder vroolijke gesprekken op en neer. Ook haddenverscheidene dames zich in de voor het wisselen van toilet bestemde vertrekkenteruggetrokken, terwijl bovendien de meer bejaarden onder haar, er de voorkeur aangaven, op haar schommelstoelen te blijven wiegen en op haar gemak een onderlingenabetrachting over de verschillende gerechten van den middagdisch te houden. Enhet was bij deze gelegenheid, inzonderheid toen mevrouw Springveld, van haarwandeling teruggekeerd, zich een oogenblikje in den kring dezer laatstbedoeldedames nederzette, dat het ten schitterendste aan het licht kwam, hoe zij op het gebiedder kookkunst ware wonderen had vertoond.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 111: Wonosari. Deel 2 - dbnl

111

‘Wah! als ik nog denk, mijn tanden wateren!’ verzekerde de ééne.‘Ik ook, ik slik maar spuug!’ riep de tweede, die van de naturalistische richting

scheen.En zoo hadden allen een complimentje gereed, waaraan vaak nog een verzoek om

het recept voor enkele schotels gepaard ging. Meer roem had de gastvrouw nietkunnen behalen.

Van den resident was het niet te verwachten, dat hij zich naar de neigingen ofluimen van anderen schikken zou; hij was zijn eigen weg gegaan. Een weinig terzijde van het huis was een aardheuveltje, van waar men den geheelen voortuin konoverzien. Op deze verhevenheid had de heer van Waningen zich een stoel latenplaatsen, en het was hier, dat hij zich thans verwaardigde, een soort van audiëntie teverleenen. En inderdaad, iets beters had hij niet kunnen bedenken. Want, onder deninvloed der eerbiedige huldebetooningen, die hem nu weder rijkelijk ten deel vielen,moest van zelf de minder aangename stemming wijken, waarin hij de zitting aantafel had opgeheven. Toch kon hij zijn ergernis over de uitmiddelpuntigeredeneeringen van den predikant niet zóó geheel vergeten, of er bleef hem nog langeen zekere kitteloorigheid bij, gelijk onder anderen de opzichter Goedmans, tot diensniet geringe onsteltenis, moest ervaren. Deze jonkman, die alleen bij wijze vanvergoeding voor de krenkende bejegening, bij de repetitiën van de zijde vanmevrouwSpringveld ondervonden, tot de partij genoodigd was,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 112: Wonosari. Deel 2 - dbnl

112

had uit bescheidenheid opzettelijk gewacht, tot hij een der laatsten zou zijn, die denresident kwamen aanspreken. Ongelukkig echter verkoos de heer van Waningen datdralen aan iets anders toe te schrijven. Deze toch zag er slechts een bewijs vanachteloosheid in, waarover Goedmans nu duchtig de les gelezen werd, terwijl hij ertevens aanleiding in vond, den geheel uit het veld geslagen ambtenaar ook nog overandere zaken door te halen en hem in het bijzonder gebrek aan het noodige toezichtop de aan zijn zorgen toevertrouwde straatverlichting teWonosari te verwijten. Onderden vorigen opzichter plachten de lantaarns veel helderder te branden, beweerde deresident, en toen Goedmans hierop in alle nederigheid de aanmerking waagde, datde bedoelde persoon gehuwd was en dienvolgens aan zijn vrouw de taak had kunnenopdragen, des morgens bij het vullen der lampen tegenwoordig te zijn, voegde deheer van Waningen hem op barschen toon toe, dat ook hij, Goedmans, dan maar tezorgen had, dat hij ten spoedigste in het huwelijk trad.

In tegenstelling met het hoofd van gewestelijk bestuur, die alzoo de belangen vanstad en land behartigde, hield het hoofd der afdeeling zich met gansch andere zakenbezig. Niet, dat de heer Viersen onverschillig was voor den dienst, maar het gebiedder afgetrokken bespiegelingen boezemde hem toch nog veel meer belangstellingin, en hij had deze gelegenheid bij uitstek geschikt geoordeeld om,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 113: Wonosari. Deel 2 - dbnl

113

ten bate van zoovelen slechts naar hem luisteren wilden, een cursus over dewijsbegeerte te openen.

Bepaald indrukwekkend was het, hem de slotsom van zijn wereld- enlevensbeschouwingen te hooren uiteenzetten. ‘Noemt mij,’ sprak hij, met ietsdiepzinnigs in stem en voorkomen, dat op zich zelf reeds bewees, hoezeer hij in staatwas de geheimen van het heelal te doorgronden, ‘noemt mij een positivist, eenmaterialist, een realist, een atheïst, een pessimist,’ - want al had hij nog geen tijdkunnen vinden om van de werken van Schopenhauer en von Hartmann kennis tenemen, de opgang, dien deze schrijvers gemaakt hadden, stond hem borg, dat hundenkbeelden met de zijne overeenstemden - ‘in één woord, noemt mij wat gij wilt,der Name ist nur eiteler Schall, maar dit staat als een paal boven water, dat ik nooitiets zal aannemen, wat niet met de oogen gezien en met de handen betast kan worden.Immers, ik verklaar u ten stelligste, dat alles stof is en er geen andere krachten zijndan stof in beweging, geen andere werkingen dan de mechanische, die uit deorganisatie der stof zelve voortvloeien.’

Groot was het gehoor niet, waarvoor hij deze en soortgelijke stellingen ten bestegaf, maar daartegenover stond het feit, dat niemand hem tegensprak, eenomstandigheid, die den wijsgeer, zooals hem duidelijk was aan te zien, tot eenstreelende voldoening strekte.

Het ongelukkigst van allen had de heer

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 114: Wonosari. Deel 2 - dbnl

114

Zegwaard het getroffen. Na een poosje met den secretaris over de laatst ontvangenberichten van diens zoontje te hebben gesproken, was het hem ingevallen, zich eensover kapitein Kraak te gaan ontfermen, dien hij geheel alléén op een bankje zagzitten. Het was een liefdewerk, en hij dacht er derhalve niet aan zich te beklagen, datde hardhoorigheid van den kapitein ditmaal een nog sterkere inspanning van zijnstemvermogen dan gewoonlijk vorderde, maar deed met de meeste welwillendheidzijn best om zoo luide te spreken als hij slechts kon. Doch, nadat het zijn aandachtgetrokken had, dat de invalide tamelijk zonderling en met een dubbelslaande tongantwoordde, en er daarenbovenmet zijn rood, opgezet gezicht en zijn starre, waterigeoogen meer dan verdacht uitzag, begon zijn ijver wel wat te verflauwen en was hijreeds van plan, den man maar weer aan zijn eigene overdenkingen over te laten, toenjuist de heer Houwenaar aankwam en zich aan zijn andere zijde nederzette. Nu wildehet noodlot, dat de twee krijgsmakkers elkander na hun woordenwisseling nog nietgesproken hadden. En wat dit geval nog bedenkelijker maakte, de staat waarin deheer Kraak zich bevond, scheen niet bijzonder geschikt om hem totverzoeningsgezindheid te stemmen. Kennelijk althans vond hij het oorbaar, nu eensduidelijk te doen uitkomen, dat hij de hem toegevoegde beleedigingen volstrekt nogniet vergeten was, en met geheele terzijdestelling van het ontzag, dat hij zijn meerdere

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 115: Wonosari. Deel 2 - dbnl

115

in rang voorheen placht te betoonen, poogde hij dezen thans, zooveel hij maar kon,in het vaarwater te zitten. Het kon niet anders, of de overste moest zich over dezeinsubordinatie ontsticht gevoelen, en daar hij zich dus ook van zijn zijde niet onbetuigdliet en alles behalve malsche antwoorden gaf, waren de beide heeren al spoedig ineen hevigen twist gewikkeld.

Was het voor den dominé op zich zelf reeds onaangenaam, bij zulk een tooneeltegenwoordig te zijn, dubbel ondraaglijk mocht zijn toestand heeten, daar hij juisttusschen de beide strijders in zat, die hun geschil, wegens de hardhoorigheid van denkapitein, op een half brullenden toon geliefden te voeren. Daarenboven kreeg hijgeregeld na iederen uitval van den heer Kraak een gevoeligen stomp van diens houtenbeen, waarin verstaanbaar genoeg de vraag lag opgesloten: hebt gij er het fijne vanbegrepen? En even vast kon hij bij elken hak, dien de overste zijn tegenpartij zette,op een duchtigen ribbestoot rekenen, welke klaarblijkelijk de waarschuwing vertolkenmoest: luister nu eens, hoe ík hem troeven zal.

Het was een pijnlijk geval. Een tijdlang hield de heer Zegwaard zich nog goed,maar ten laatste werd hem de zaak te benauwd. Hij ging numet strikte onpartijdigheidprecies in het midden zitten en riep, zonder naar rechts of links te kijken:

‘Ik verzoek vriendelijk, van die stompen verschoond te blijven!’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 116: Wonosari. Deel 2 - dbnl

116

Een donderslag had geen betere uitwerking kunnen hebben. Arm en been beide warenin een ommezien teruggetrokken, en het ware moeilijk uit te maken, wie meer zijnbest deed, een onnoozel gezicht te zetten, de overste, die opeens met strakken blikin het luchtruim tuurde, of de kapitein, die zich plotseling met veel ijver de kniebegon te wrijven.

Maar, - hiermede was de eensgezindheid niet hersteld. Integendeel, weldra stovende strijdlustigen weder op, en nu raakten de poppen veel erger aan het dansen dante voren. Eerst waren het nog schermutselingen over minder belangwekkendeaangelegenheden, doch van het één kwamen de heeren op het ander, totdat eindelijkeen onderwerp werd aangeroerd, dat beiden bijzonder na aan het hart bleek te gaan,de vraag namelijk, of de staart van zekeren vogel, dien zij een half jaar geleden inzijn vlucht hadden waargenomen, donkerblauw was of donkergroen. Deze op zichzelve reeds lastig op te lossen quaestie werd nog ingewikkelder door de talrijkeaanhalingen van hetgeen ieder voor zich bij de bewuste gelegenheid gezien, gesprokenen gedacht had, en het neteligst was, dat elk der beide strijders zich achter eenonaantastbaren bewijsgrondwist te verschansen; want, terwijl de kapitein zich gedurigop de volkomen juiste stelling beriep, dat men heel goed een kunstmatig been kanhebben, zonder daarom nog blind te zijn, bracht de overste even dikwerf hetonwederlegbaar feit in herinnering,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 117: Wonosari. Deel 2 - dbnl

117

dat hij geen kind meer was en in den regel voor mondig werd aangezien.De heer Zegwaard, die nu letterlijk tusschen twee vuren zat, poogde tevergeefs al

het mogelijke in het werk te stellen om de gemoederen tot bedaren te brengen; zijwerden veeleer hoe langer hoe warmer, en ten laatste had de twist zulk een hoogtepuntbereikt, dat de kapitein zich van een aan zekere weerverschijnselen ontleendebeeldspraak begon te bedienen.

Die grofheid echter was den overste te kras. Nooit had een subaltern officier zooiets tegenover hem durven bestaan. Hij was zelfs te verzet om zijn verontwaardigingin woorden te kunnen uitdrukken; maar met wijd opgesperde oogen staarde hij denverwatene aan.

Nochtans, de heer Kraak, eenmaal tot overmoed geprikkeld, liet zich op dezemanier niet tot zwijgen brengen, en ten slotte vermat hij zich nog, den overste opsmalenden toon toe te voegen:

‘Ik heb u lang genoeg den baas over mij laten spelen, en het wordt nu hoog tijd,dat ik u eens uit een ander vaatje leer tappen.’

Als een getergde leeuw sprong de heer Houwenaar overeind en met vlammendenblik trad hij op den invalide toe; doch in het volgende moment, toen zijn oog op deverminkte gestalte tegenover hem viel, liet hij den opgeheven arm weder zakken enkwam een uitdrukking van deernis den gloed van toorn op zijn gelaat vervangen.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 118: Wonosari. Deel 2 - dbnl

118

Een oogenblik stond hij zoo met zich zelven in beraad; toen wuifde hij den heerKraak een afscheidsgroet toe:

‘Adieu!’Daar lag een eigenaardige weemoed in zijn toon, die aan dat woord een

vérstrekkende beteekenis gaf, als had hij daarmede voor immermet zijn wapenbroederafgedaan, en met loome schreden verwijderde de veteraan zich van de plek, waarhij, zijns ondanks, een zoo ouden vriendschapsband had moeten verbreken. Maarnog eer hij een tiental stappen gedaan had, keerde hij zich onvoorziens om, waarnahij haastig op kapitein Kraak toetrad.

‘Kom!’ zeide hij met uitgestoken hand, ‘ik weet wel, dat het zoo kwaad nietgemeend was. Beiden hadden wij ons wat gemonteerd, zooals men dat noemt. - Laatons nu maar weer vrede sluiten!’

De muziek - een kapel van den regent - was onderwijl aangekomen, en de meestegasten hadden zich hierop naar de pendoppo begeven, die nu in een balzaal herschapenwas.

Voor velen zou het feest eerst thans recht een aanvang nemen, en menig hartjepopelde van blijde verwachting, en menig voetje trippelde van ongeduldig verlangen,toen de koperinstrumenten hun eerste waarschuwende tonen lieten hooren.

Ook bij deze gelegenheid mocht het natuurlijk niet aan een polonaise ontbreken.Maar nauw had die plechtigheid haar statige

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 119: Wonosari. Deel 2 - dbnl

119

wijding aan de avondgenietingen verleend, of lustig huppelden de paren door dezaal, luchtig zweefden zij, op de maat der muziek, in het rond, onvermoeid draaidenen zwierden en dwarrelden zij dooreen.

Daar werd veel, sierlijk en hartstochtelijk gedanst. Ookwerd er gewhist, gehomberden gequadrilleerd. En onder spel en dans door, werd aanhoudend gepraat, gefluisterd,gegijbeld, gelachen, gecoquetteerd en geïntrigeerd; - alles naar alouden Indischentrant, en meer bepaaldelijk, gelijk zulks op elke geanimeerde partij in de residentieWonosari placht te geschieden.

Toch zou er heden iets plaats hebben, dat niet op het register der gewonebalgenoegens kon worden gebracht. Een aangename verrassing was het gezelschapbereid.

Allang was het menigeen opgevallen, dat Rimram zich dezen avond hoogstzonderling gedroeg, daar hij zich herhaaldelijk, en liefst in zijn ééntje, naar den tuinbegaf, om dan eerst na een geruime poos zich weder in de danszaal te vertoonen. Enzoo weinig viel hieraan te doen, dat zelfs Odilia, die in deze tochtjes zooveelvernieuwde bewijzen van de hem eigene bedeesdheid meende te ontwaren, er nietstegen vermocht. Welke listen zij ook verzon om zijn schroomvalligheid te hulp tekomen en hem aan haar zijde te boeien, telkens wist hij haar weder te ontsnappen.Maar nog gekker werd de zaak, toen een paar nieuwsgierigen, die hem heimelijkgevolgd

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 120: Wonosari. Deel 2 - dbnl

120

waren, met het verbijsterend bericht terugkeerden, dat zij hem de vreemdsoortigstegebaren, en dit nog wel onder het mompelen van allerlei onverstaanbare klanken,hadden zien maken.

In de pauze echter werd het raadsel opgelost.Op een gegeven oogenblik vroeg Rimram den gastheer, stilte te verzoeken, en

toen aan dezen wensch voldaan was, en de feestgenooten zich in een breeden kringgeschaard hadden, plaatste hij zich recht tegenover den resident, waarna hij, metpassend gevoel en opluisterende gestes, een nieuwe schepping van zijn genievoordroeg.

Het vers, dat, blijkens de eerste regels, in een tijd moest vervaardigd zijn, toen dedichter nog een onjuiste voorstelling had van het uur, waarop het ten gehoore zouworden gebracht, luidde aldus:

‘Huldegroet aan den resident van Wonosari.’

‘De dag van heden, die elk voorhoofd als van zacht genoegen doet blozen,Een dag, die thans vreugdevol verrijst in het levenwekkend Oosten,Roept hier ons al te zaam tot het volvoeren van een duurzaam plicht,Om hulde en eer te brengen voor des Residents aangezicht.Laat ons all' U, Resident, danken, U en heel Uw Ambtenarenstoet,Voor d'eer Mevrouw bewezen, door Uw Haar betuigden geboortegroet.Gansch Ashri's schoonen, waaronder ook Mevrouw, brengen U Haar compliment,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 121: Wonosari. Deel 2 - dbnl

121

Toonen, door deez' regelen, veel vreugde voor Uwe komst, Resident!Voorzeker zal Mevrouw's jeugdig hart op 't oogenblik wel voor U gloeien.Ook zullen meen'ge Schoonen een dank uit Hare lieve lipjes vloeien.Cithers, laat Uw toon thans beroeren, Dames! Uw lieflijk leest vervoeren!Hemel! welk een vreugdedag voor hen, die d'Aard tot een Eden maakt,En lieflijker nog voor U, die met ons allen dit waar genoegen smaakt.’

Hier zweeg de dichter. Maar de ademlooze stilte, waarmede men naar zijn zanggeluisterd had, werd thans vervangen door een langdurig en daverend gejuich, waarbijeenieder, met uitzondering alleen van den in dut geraakten kapitein Kraak, het hoorenen zien verging, en dat alleszins geschikt was om het poëtisch gestemde hart vanRimram met een zoet gevoel van triomf te vervullen. Dit oogenblik was, het kon bijhem geen twijfel lijden, als het glanspunt van den avond, zooal niet van den ganschendag te beschouwen.

Nog lang werd het feest voortgezet, tot diep in den nacht, en het was niet dan metweerzin, dat de gasten zich ten laatste gereedmaakten om te vertrekken. Tot dezentegenzin droeg ook wel een weinig de ongunstige verandering bij, die in het wederhad plaats gegrepen. Want, onder een hevig onweder, was een duchtige plasregengevallen, en ofschoon het nu weer een tijd droog was, bleef toch het donkere zwerkvoor den verderen nacht niet veel goeds spellen.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 122: Wonosari. Deel 2 - dbnl

122

Maar niemand zag meer tegen de terugreis op dan de heer de Reus, die haar met eennieuw paard ondernemen moest, dat hij heden voor het eerst had laten inspannen enwaarvan sommige allures hem onder den heenrit volstrekt niet hadden aangestaan.Behalve, dat Trompetter - want onder dezen naam was het dier, waarschijnlijk eengewezen cavaleriepaard, hem verkocht - de eigenaardigheid aan den dag legde vansteeds linksuit te willen dringen, kon hij vaak op een allervreemdste manier de oorenopsteken, en had hij bovendien nog de onhebbelijke gewoonte, soms op hetonverwachtst en zonder eenige kennelijke aanleiding het hoofd omhoog te werpen.Zulke kuren had de trouwe schimmel, dien hij vervangen moest, nooit vertoond; hetgrauwtje mocht dan al wat stram en dampig geweest zijn, een noodwendig gevolgvan zijn ouderdom, fratsen had hij hoegenaamd niet gehad; een kind had hem kunnenregeeren, en menigwerf had zijn meester de leidsels eenvoudig om den koperen randvan het slikbord gewonden en het oudje geheel zijn vrijen gang laten gaan. MetTrompetter evenwel zou de heer de Reus zoo iets voor geen geld van de wereldgewaagd hebben. Hij stelde niet het minste vertrouwen in den vos en vond het zaak,het dier met de meest mogelijke omzichtigheid te behandelen.

Om die reden nam hij dan ook de voorzorg, met zijn eega en Odilia, die zoumederijden, wegens den lastigen instap van zijn overigens

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 123: Wonosari. Deel 2 - dbnl

123

niet onaardig handwagentje, al te gaan zitten, eer nog de strengen waren vastgemaakt.Ook liet hij, bij deze laatste bewerking, Trompetter een handvol pâdi voorhouden.‘Zoolang hij wat te knabbelen heeft, zal hij zich wel rustig houden,’ aldus lichtte debedachtzameman dezenmaatregel toe. Trouwens, hoe vurig de klepper wezenmocht,in het gegeven geval zou hij niet bijster veel kwaad hebben kunnen uitrichten, daarbehalve de stalbedienden, die hem inspanden, nog zes heeren om hem heen stonden,ten einde hem al streelende in bedwang te houden.

Eindelijk echter was alles klaar en in orde bevonden.Ten dringendste verzocht nu de heer de Reus, dat men zich toch vooral stil zou

houden, waarop hij behoedzaam de leidsels in de hand nam en, na nog een oogenblikaarzelens, ietwat beverig het bevel liet hooren:

‘Los!’Alles stoof terzijde.Maar nu zag men iets, waarop gewis niemand gerekend had. In stede van met een

wilden sprong onstuimig vooruit te schieten, bleef het gevreesde ros doodbedaardstaan.

‘Wel heerejee! 't Beest verroert geen vin!’ zoölogiseerde mevrouw de Reus.‘Ik vat er niets van,’ mompelde haar wederhelft, wel een beetje met de zaak

verlegen. ‘Hu! vos, hu!’‘Geef hem een smeer!’ riep Pratter, die nogal wat verstand van paarden beweerde

te hebben.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 124: Wonosari. Deel 2 - dbnl

124

‘Por de vuren eens op!’ voegde de geestige Keie daarbij.‘Zou ik het wagen?’ vroeg de heer de Reus op bedenkelijken toon, en behoedzaam

gaf hij Trompetter een tikje met de zweep, waarom de edele vos zich echter zooweinig toonde te bekreunen, dat de aansporing nog eenige malen, en telkens ietsharder, herhaald moest worden.

‘Nog een lik uit de pan!’ riep Pratter, daar het dier steeds onbeweeglijk bleef.In het besef, dat zijn eer met de zaak gemoeid werd, sloeg de heer de Reus er thans

in allen ernst op los, zoo geducht zelfs, dat zijn gade het niet recht meer kon aanzien.‘Foei Reus!’ voegde zij hem toe, ‘hoe kunt gij het over uw hart verkrijgen? - Het

stomme dier!’‘Wij kunnen hier toch niet tot in eeuwigheid staan!’ protesteerde hij tegen dat

verwijt, en in zijn ongeduld gaf hij den halsstarrigen viervoeter opnieuw een striemover den rug.

‘Jawel, morgen brengen! De knol heeft er geen zin in,’ merkte nu Pratter, terkenschetsing van den toestand, op.

Maar terzelfdertijd traden verscheidene toeschouwers naderbij, die eerst het diermet de vlakke hand rechts en links, van voren en van achteren sloegen, waar zij hemmaar konden raken, en toen ook dit nog niet hielp, met alle macht het wagentje tegenhem aanduwden.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 125: Wonosari. Deel 2 - dbnl

125

Nu kon Trompetter onmogelijk langer weerstand bieden; tegen wil en dank moesthij vooruit. En het was op deze wijze, dat de familie de Reus onder een luid hoerahet erf afgeholpen werd.

Op den grooten weg ging het beter. Eenmaal aan den gang gebracht, liep Trompetteruit eigen beweging behoorlijk door. Wel deed hij nu en dan weer wat raar met deooren, en hij wierp ook nog wel eens het hoofd omhoog, maar met dat al draafde hijtoch rustig voort, zoodat de heer de Reus gaandeweg met zijn koop verzoend en ineen vergenoegde stemming geraakte.

Zij zaten met hun drieën op één bank, en dus wel wat gedrongen; doch in de koeltevan den nacht hinderde zulks veel minder dan bij de heenreis het geval was geweest.

Welbehaaglijk leunde dan ook Odilia achterover in haar hoekje, waar zij metgesloten oogen de schoonste plannen voor de toekomst vormde. Want, bij al deschuwheid, door haar uitverkorene in klimmende mate aan den dag gelegd, had zijzich druk genoeg met hem weten bezig te houden, om hun huwelijk reeds als eenbeklonken zaak te beschouwen. Wel is waar, was zij geenszins blind voor dehinderpalen, die zijn hardnekkige bedeesdheid haar nog verder in den weg zou kunnenstellen, maar deze zwarigheid achtte zij met behulp der voorlichting van het kostelijkeboekje op den duur wel te boven te komen. Het was, naar zij dacht, hoofdzakelijkslechts een quaes-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 126: Wonosari. Deel 2 - dbnl

126

tie van tijd, en aan geduld had het haar nooit ontbroken. - Alleen kon zij kwalijk denwensch onderdrukken, dat de zaak niet al te lang duren zou.

Voor mevrouw de Reus waren de dagen, om zich aan zulke liefelijke droombeeldenover te geven reeds lang verstreken. Ook was zij van nature niet bijzonder romanesk;en mocht zij al uit den tijd van haar verloving met den heer de Reus eenigesentimenteele neigingen hebben overgehouden, het ware thans een zeer ongeschiktoogenblik om zich door zulke gevoelens te laten beheerschen; ineengeperst, zooalshet dikke schommeltje tusschen de beide anderen zat, had zij veelmeer reden om aanhet proza des levens te denken. Ongetwijfeld had zij het verreweg 't benauwdst vande drie. Doch haar opgeruimdheid bleek hier in het minst niet onder te lijden. Alsaltijd was zij wel in haar schik, en aangezien zij veel van zingen hield, duurde hetniet lang, of zij voelde behoefte om lucht te geven aan de opgewektheid van haargemoed. Vroolijk en met het hoofd de maat knikkende, kweelde zij met de noodigetrillers en uithalen het oud Hollandsch liedje:

‘Toen ik op Neêrland's duinen zat,Keek ik het zeegat in.

Daar zag ik een scheepje zeilen,Daar zaten drie ruitertjes in.

Eén van de drie was naar mijn zinEén van de drie.........’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 127: Wonosari. Deel 2 - dbnl

127

‘Guns, wat is dát?’ riep zij hier opeens, daar Trompetter, die in de laatste oogenblikkenzijn gang al aanmerkelijk vertraagd had, nu geheel stil was blijven staan.

‘Dat zou ik ook wel eens willen weten!’ pruttelde haar echtgenoot, die, daar ergeen hulp nabij was, bij lang niet meer zoo dapper met de zweep durfde omgaan.

Door dit gesprek in haar zoete mijmeringen gestoord, slaakte Odilia eenverwijtenden zucht, waarna zij op kwijnenden toon de vooronderstelling opperde,dat de weg misschien wat zwaar was, uit hoofde van den gevallen regen.

‘Dat is zoo,’ erkende de heer de Reus. ‘De weg is slijkerig en vol plassen. Maarmen heeft mij gezegd, dat het paard bijzonder sterk moet zijn; en ik hebmet voordachtden staljongen thuis gelaten, zoodat niemand achterop staat. Drie personen in eenlicht wagentje mag geen zware vracht heeten, zou ik denken. - Hu, vos! wat mankeertje toch? - Vooruit!’

‘Grut, 't peerd blijft alevel maar staan!’ merkte mevrouw weder op. - ‘Toe, Reus,ga ereis kijken, of ie soms wat hêt.’

‘Maar als hij onderwijl eens voortging? - En het begint weer te druppelen ook.’‘Effetjes maar!’ drong zijn eega. ‘Het ligt mij zoo op de leden, dat er ies bijzonders

is.’‘Nu, houdt gij dan intusschen de leidsels eens vast. Maar zacht wat, hoor! Vooral

niet aantrekken. - Zóó.’Voorzichtig steeg de heer de Reus uit; doch toen zijn linkervoet den grond raakte,

bleef hij,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 128: Wonosari. Deel 2 - dbnl

128

met den rechter nog op de trede, als verstijfd van schrik staan.‘Heere, Reus, wat hê je? Waar staat ge zoo na te kijken? - Lieve help! D'r is toch

niks?’Hij gaf geen antwoord en hield de oogen gestadig op één en hetzelfde punt aan

den kant van den weg gevestigd.‘Hemeltje, Reus, spreek dan toch! Ge zoudt 'n mens zoo waar den dood op z'n lijf

jagen! - Ziet ge daar ies?’‘Het kan toch niet anders; het moet een dier geweest zijn,’ sprak hij eindelijk, maar

meer tot zich zelven en met toonlooze stem.‘'t Is zonde, Reus!Wat ziet ge dan? - Een dier? - Toch geen tijger, hoop ik? - Heere

bewaar ons, wat zal ons nou overkomen!‘Neen, een tijger was het niet,’ zeide hij, nog maar steeds half wezenloos op

hetzelfde punt turende. ‘Het had zes pooten, en........’‘Zes pooten?!’ riepen thans de beide dames tegelijk.‘Zes pooten,’ bevestigde hij. ‘Het sprong van de achtertree, en ik zag het dáár, bij

dien pagger(1), verdwijnen. - Wat het eigenlijk was, durf ik niet beslissen. Maar eengezichtsbedrog kan het niet geweest zijn; daarvoor was het te duidelijk. Zoo zekerzag ik het, als ik hier vóór u sta.’

‘Een dier met zes pooten!’ herhaalde mevrouw. ‘Lieve deugd, ik ben d'r geheelvan veraltereerd! - Maar hoe kunt ge dan nog

(1) Heg.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 129: Wonosari. Deel 2 - dbnl

129

langer blijven treuzelen? Toe, Reus, laten wij maar gauwmaken, dat wij hier vandaankommen!’

Daar Trompetter thans niet meer het minste bezwaar bleek te hebben om den tochtvoort te zetten, had men weldra de gevaarlijke plek van de ongure verschijning eengoed eind achter zich.

Odilia durfde nu weder zich in haar hoekje vlijen en de oogen luiken, ten eindeandermaal aan haar gedachten de vrije vlucht te gunnen.

En ook mevrouw de Reus voelde allengs haar moed herleven.‘'t Peerd loopt toch weer flink!’ liet zij zich, na een poosje, welvoldaan hooren.‘Ja, het gaat nogal wel. - Ten minste, zoolang als het voeten heeft,’ merkte haar

wederhelft wijselijk op. En beter op zijn pas had hij dit laatste niet kunnen zeggen;want de woorden waren nog niet uit zijn mond, of Trompetter begon zijn gang wederte vertragen.

‘Zou het weer hommeles worden?’ vroeg de opnieuw beangstigde vrouw. Achjeeminee, ja! Daar staat ie zoowaar uit z'n eiges weer stil! Ach gut, wat zou 't nouweer zijn?’

‘Zal ik nog eens gaan kijken?’ bood de heer de Reus, na een korte aarzeling,edelmoedig aan.

‘Hemel, Reus! Waar denkt ge aan? - Gij zult toch wijzer zijn?’‘Het zou wat!’ zeide hij, zoo dapper als het in zulke benarde omstandighedenmaar

kon, en in zijn koelbloedigheid veegde hij zich het klamme zweet van het voorhoofd.Doch, juist

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 130: Wonosari. Deel 2 - dbnl

130

toen hij aanstalten maakte om het rijtuig weer uit te stappen, gaf Odilia een rauwengil.

‘Wat is er?’ riep de heer de Reus met een poging om zich aan den greep van zijngade, die zijn arm bont en blauw dreigde te knijpen, te ontworstelen.

Maar het was Odilia nog niet mogelijk een woord te spreken. Eerst na een diepeademhaling vermocht zij op gesmoorden toon en met akelig holle oogen teantwoorden:

‘Ik - ik heb - ik heb het ook gezien!’Verstomd staarde de heer de Reus haar aan.‘Wat?’ vroeg hij gejaagd. ‘Wat bedoelt gij? Wat hebt gij gezien?’‘Stil, Reus, spreek zoo hard niet! Men kan nooit weten,’ vermaande zijn eega.

‘Ach, lieve zielen, wat bennen we toch begonnen! - En dat in het holst van den nacht!’‘Ik zag het hier, aan dezen kant van den wagen,’ verklaarde Odilia, terwijl haar

bij de herinnering nog een huivering door de leden voer. ‘Het beest sprong van denkap, geloof ik; - maar het kan ook wel vàn het loopersplankje geweest zijn.’

‘En alweer zes pooten?’ vroeg mevrouw de Reus, die, zoo mogelijk, nog bleekergeworden was.

‘Het was ten minste vreeselijk groot. Net een monster! En het had een paar énormehoorns op den kop.’

‘Mens, wat zegt ge! - Hoorns? - Wezenlijke hoorns?’ bracht de van ontzettingrillende vrouw er klappertandende uit.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 131: Wonosari. Deel 2 - dbnl

131

‘Dat zou ik niet met zekerheid durven zeggen......’‘Geen wezenlijke hoorns? Ach hemel, dat is nog veel erger! - Wat zal d'r 't end

nog van zijn? - En we zitten hier moederzalig alleen! Geen kind of kraai, die onshoort!’

‘Hu, vos, voort!’ riep nu haar man, de verstandigste partij kiezende. En in dezenuitersten nood gaf hij Trompetter werkelijk een slag met de zweep, die gelukkignogal goed werd opgenomen, daar het paard het onmiddellijk weer op een drafjezette.

Niet zoo spoedig evenwel kwamen de reizigers weder op hun verhaal. Want almeende de heer de Reus door het neuriën van een liedje zijn moed te toonen, rechtvan harte ging het hem niet af. Ook dacht Odilia er niet meer aan, de oogen te sluiten;al de lust om in hoogere sferen te verwijlen scheen haar ten eenenmale vergaan. Maarhet minst bleek nog mevrouw de Reus op haar gemak. Zij kwam er rond voor uit,dat zij het gevaar nog volstrekt niet als geweken beschouwde, en toen Odilia,plotseling tot het inzicht gekomen, dat haar ‘liefste vriendin’ zeer ongemakkelijkzat, grootmoedig het minzame voorstel deed, van plaats te verwisselen, verklaardede goede vrouw hier niets van te willen hooren. Zij vond het in het midden wel zooveilig als aan den kant, en voor deze meerdere zekerheid wilde zij zich gaarne eenigongerief getroosten. ‘'n Mens is maar 'n mens,’ zeide zij, ‘en 'k zou 't besterven, as'k ies zag.’ Een opmerking, waarin

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 132: Wonosari. Deel 2 - dbnl

132

Odilia terstond aanleiding vond om op geheimzinnigen toon allerlei wonderbaarlijkeverhalen te doen, die echter, welke heilzame uitwerking zij er van verwachten mocht,weinig geschikt bleken om mevrouw de Reus gerust te stellen. Vooral had dejonkvrouw het druk over de javaansche geestenwereld, waaromtrent zijonderscheidene treffende bijzonderheden van haar lijfmeid vernomen had. Onderandere vertelde zij, schoon slechts onder uitdrukkelijke verklaring, dat zij zelve inhet geheel geen geloof er aan sloeg, van den tjèpèk, een soort van zwervenden geest,die gedurig van gedaante verwisselen, ouden en jongen kwellen, en zijn slachtoffersnaar eenzame plaatsen lokken zou, vanwaar dezen dan niet konden terugkeeren,alvorens weder iemand uit de menschenwereld te hebben ontmoet. Een andere geest,de lampor, zou het meer op de kinderen gemunt hebben, hoewel de volwassenentoch ook van hem te lijden hadden. Maar het gevaarlijkst zou de bij voorkeur ingroote boomen, ledige huizen en verlaten putten, of onder bruggen wonende beliszijn, een geest in de gedaante van een kind, doch met een zwarte of grauwe huid,lang, rossig krulhaar, en groote, starende, vuurroode oogen, van wien het heette, dathij, niet tevreden met de menschen op allerlei manieren kwaad te berokkenen,zoovelen als hij slechts in zijn macht kon krijgen zonder genade om het leven bracht.Dit en nog meer wist Odilia ten genoegen van haar tochtgenooten te verhalen, totdatmevrouw de Reus, die zich

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 133: Wonosari. Deel 2 - dbnl

133

al dien tijd van angst niet had durven verroeren, de hartgrondige verzuchting slaakte:‘Brrr, mens, wat een griezeligheden! - Huu, 't is om er koud van te worden! - Ach,

lieven tijd, waren we maar thuis! - Ik ga nooit meer zoo laat langs den weg. Nee,Reus, ge moogt praten wat gij wilt, daar zult ge mij niet meer toe krijgen!’

Juist wilde haar echtgenoot antwoorden, toen zij hem bij de mouw trok.‘Stil! Hoort ge nies?’‘Neen!’ betuigde hij op denzelfden fluisterenden toon. ‘Wat hoordet gij dan?’‘'t Was krek of er met nagels over den kap werd gekrabd.’‘Kom! dat zal louter verbeelding geweest zijn,’ sprak hij bemoedigend. Maar

niettemin bleef hij, evenals de dames, met ingehouden adem luisteren, of het geluidzich ook herhalen zou.

Dit was nu wel niet het geval, maar er deed zich toch een ander, zeer verdachtteeken op. Want Trompetter begon opnieuw hoe langer hoe langzamer te loopen, ofom den schilderachtigen term van mevrouw de Reus te bezigen, het paard kroopweer langs den weg.

‘Ziet ge wel, dat het niet pluis is!’ lispte zij, weder doodelijk ontdaan. ‘Daar begintme 't lieve leventje van voren af aan!’

‘Maar nu wil ik er het mijne van hebben!’ verklaarde de heer de Reus, met wel iswaar nog fluisterende, doch vastberaden stem. - ‘Juffrouw Malot, zoodra het paardweer stil-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 134: Wonosari. Deel 2 - dbnl

134

staat, draaien wij, elk aan onzen kant, de lantaarn om. Wij kunnen dan zien wat hetis.’

‘Ja, maar....’ wilde Odilia, blijkbaar weinig met die opdracht ingenomen,tegenwerpen; doch de heer de Reus liet haar niet uitspreken. ‘Het is de éénige manier,om er achter te komen,’ zei hij beslist. - En een oogenblik daarna klonk het gebiedend:

‘Nú!’Werkelijk boog ook Odilia, schoon geweldig bevende, zich voorover, en nagenoeg

tegelijkertijd knarsten de beide lantaarns in de ijzeren beugels. Daar viel opeens alhet licht naar achteren, en - duidelijk kon men een drietal javaantjes zien, die, zoohard zij maar loopen konden, het hazenpad kozen.

‘Daar hebt gij het al!’ riep de heer de Reus zegevierend uit. ‘Ik wist wel, dat hetniets te beduiden had. - En het laat zich nu ook best hooren, dat het paard niet zooveelmenschen door de modder kon trekken.’

‘Maar de zes pooten dan?’ vroeg zijn wederhelft, nog bij verre niet overtuigd, datwerkelijk alles zich op een natuurlijke wijze toegedragen had.

‘Drie menschen hebben immers te zamen zes beenen,’ antwoordde de heer deReus, hoe langer hoe meer over zijn eigen houding in de zaak voldaan. ‘En wat dehoorns van juffrouwMalot betreft, die zal men waarschijnlijk in de opstaande slippenvan den hoofddoek van een dier javaantjes kunnen terugvinden.’

‘Wel Heere nog toe! Zou het heusch nies

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 135: Wonosari. Deel 2 - dbnl

135

anders geweest zijn? Zoo ies heb 'k nog nooit beleefd. - En dat ik mij dan warempelvoor niks niemendal zoo bang heb gemaakt!’

‘Gij dacht zoo'n beetje, dat het spookte; niet waar?’ vroegOdilia op de nederdalendemanier van iemand, die, zelf boven alle afdwalingen van het verstand verheven, toteen zwakhoofdige spreekt.

‘Ja, eigenlijk weet ik zelvers zoo net niet wat ik dacht,’ klonk het antwoord. ‘Maarik was heelegaar van de wijs; - dat was ik. Ge hadt me onder een hoedje kunnenvangen.’

De reis werd verder zonder stoornissen volbracht, en Trompetter kweet zich nutot het einde zoo uitnemend van zijn plicht, dat hij nog een alleszins waardig opvolgervan het kalme, vertrouwde grauwtje beloofde te worden.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 136: Wonosari. Deel 2 - dbnl

136

Hoofdstuk XXV.

Het was avond.Duizenden sterren flonkerden aan den onbewolkten hemel, en hoewel de maan

nog een heel stuk wassen moest, eer zij weder haar hoogsten trans van luister zouhebben bereikt, ging er reeds een vriendelijke schemering van haar uit over dakenen boomen, een zacht schijnsel over erven en wegen, een liefelijke glans, die elkbeekje als met kabbelend zilver overtoog en den dauw deed glinsteren op het groeneloover en in de kleurrijke kelken der bloemen. Het was dat stille bleeke licht, datmeer dan iets anders tot peinzen en droomen stemt, die matte, tooverachtige glimp,waarbij de jeugd zoo gaarne haar luchtkasteelen bouwt, de ouderdom zich zijn schoonedagen van weleer te binnen brengt, en elk voor aandoeningen van eerzucht of vanliefde vatbaar gemoed zich onwillekeurig overgeeft aan de zoetste verlangens.

Zelfs in de breede waringinlaan, waar geen

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 137: Wonosari. Deel 2 - dbnl

137

enkele lichtstraal door het dichtbegroeide bladerengewelf kon boren, had men nogde weerkaatsing van het glimlicht op de aan beide zijden golvende velden, die in hetwazig verschiet zich in nevelen schenen te verliezen.

Niettemin was het als altijd eenzaam in die dreef. Woningen waren er niet tevinden, en zonder bepaalde aanleiding, ging men er zelden toe over, een weg tekiezen, die, meer in het bijzonder, als een oprijlaan naar het residentiehuis werdbeschouwd.

In het oog van den heer van Waningen was het intusschen juist die verlatenheid,welke haar de meeste aantrekkelijkheid verleende. Dikwerf na tafel placht hij er eengeruime poos op en neer te wandelen; en het aangenaamste was het hem dan, als hijniemand tegenkwam om hem in zijn overdenkingen te storen.

Ditmaal echter was hij niet alleen. Want, naar aanleiding van zijn raad aan Marievan Beele, die door hoofdpijn gekweld werd, om een luchtje te scheppen, had hijhaar voorgesteld, hem op zijn wandeling te vergezellen.

Het was niet de eerste keer, dat Marie door die lastige kwaal geplaagd werd. Hadzij er voorheen nooit aan geleden, in den laatsten tijd was zulks des te meer het gevalgeweest. Zij had het dan ook bijzonder druk; want, behalve haar gewone werk, hadzij, wegens de ongesteldheid van mevrouw, waarin nog weinig verbetering gekomenwas, ook nog de zorg voor de huishouding op zich genomen. Boven-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 138: Wonosari. Deel 2 - dbnl

138

dien ontbrak het haar ten eenenmale aan afleiding, hetgeen te ongelukkiger trof, wijlzij dezer dagen juist een bijzondere behoefte aan opbeuring gevoelde. Niet alleentoch had zij van haar gesprek met Mense op hun wandeling te Ashri een droevigenindruk overgehouden, maar ook in zijn latere gedragingen was velerlei geweest, dathaar hinderen moest. Zoo kon zij duidelijk bemerken, dat hij voor zijn bezoeken aanmevrouw vanWaningen opzettelijk de uren koos, waarin hij haar met haar leerlingenbezig wist; en wanneer hij zich al eens genoopt zag, van dien regel af te wijken, enhaar bij zijn komen of gaan toevallig ontmoeten mocht, liep hij haar steeds, na eenoverhaaste begroeting, met eenige gejaagdheid voorbij. Slechts éénmaal, en toen nogniet eens uit vrije verkiezing, had hij een paar woorden met haar gewisseld. Het wasten huize geweest van mevrouw Zegwaard, bij gelegenheid, dat Marie deze eenboodschap namens de zieke had over te brengen. Hij zat daar al toen zij aankwam,en nademaal hij beloofd had op de terugkomst van den dominé, die aan hetcatechiseeren was, te zullen wachten, diende hij er wel te blijven. Doch zorgvuldigscheen hij zich van elke inmenging in het gesprek te onthouden, en toen mevrouwZegwaard hem ten slotte rechtstreeks hierin betrok, zoodat hij onmogelijk langer bijzijn stilzwijgen volharden kon, legde hij een zekere, moeilijk te verklaren verwarringaan den dag.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 139: Wonosari. Deel 2 - dbnl

139

Dit alles reeds leverde stof genoeg tot denken op. Maar nog iets anders kwam daarbij.Men zeide, dat de dokter van zins was, met een zijner collega's van standplaats tewisselen. Wel wist natuurlijk niemand van wien of van waar dat gerucht afkomstigwas, maar het kon niettemin zeer goed waarheid behelzen. En ofschoon Mariewelbeschouwd geen enkele deugdelijke reden had om zich met het doen en laten vanMense het hoofd te breken, te minder nu hij zoo kennelijk haar gezelschap vermeed,was zij, haars ondanks, geheel van de zaak vervuld en besefte zij reeds bij voorbaatiets van de leegte, die zijn vertrek bij haar veroorzaken zou. Kortom, onderscheideneomstandigheden werkten samen om haar in een minder opgewekte stemming tebrengen, en het was inzonderheid wanneer zij, een poos aan zich zelve overgelaten,zich zenuwachtig en bedrukt gevoelde, dat haar die hoofdpijnen overvielen, waaraanzij sedert kort onderhevig was.

Ook heden was zulks het geval geweest. Want eerst sinds zij in den vooravond,toen de meisjes mevrouw van Waningen gezelschap hielden, een tijd alléén in haarkamer gezeten had, had zich haar kwaal weder geopenbaard.

De koele, zuivere buitenlucht echter liet niet na een verkwikkenden invloed ophaar te oefenen. Daarenboven deed het haar goed, weer een weinig te kunnenkeuvelen. Mochten anderen het vaak moeilijk vinden, met den resident een geregeldonderhoud te voeren, zij had hierover

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 140: Wonosari. Deel 2 - dbnl

140

geen klagen. Niet slechts, dat hij voor haar altijd eenigszins uit zijn deftige voegenkwam, maar het ontbrak hun ook nooit aan de noodige stof tot gedachtenwisseling;immers, terwijl Marie in haar nieuwe omgeving nog voortdurend van allerleiopmerkte, waaromtrent zij gaarne eenige inlichtingen ontving, was de heer vanWaningen van zijn kant over dergelijke onderwerpen niet licht uitgepraat.

Deze reis nam hun gesprek evenwel een eenigszins andere wending. Bij hetmededeelen van een aangelegenheid uit zijn ambtelijke loopbaan, bracht de residentook zijn eigen persoonlijk bestaan te pas. Eerst bepaalde hij zich nog maar tot losseopmerkingen, doch van lieverlede stond hij er langer bij stil, tot hij eindigde metuitsluitend over zich zelven te spreken. Wel waren het slechts algemeenheden, diehij ter sprake bracht, vage aanduidingen omtrent de eenzelvigheid, waartoe hij zichgedwongen zag, en in verband hiermede, onbestemde klachten, dat hij niemand had,om de bezwaren, teleurstellingen en grieven, die zijn dienst toch vaak in zoo ruimemate opleverden, te deelen, niemand voor wien hij in moeilijke dagen zijn hart konuitstorten; doch wat had Marie met dit alles te maken? Waarom juist háár daaropgewezen? Zij had zijn vertrouwen niet gevraagd, en was er evenmin op gesteld, hette ontvangen. Nog duidelijk herinnerde zij zich, hoe hij ook vroeger al eens op zijnhuiselijke verhoudingen gezinspeeld had, en zij voelde weder een soortgelijkebeklemd-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 141: Wonosari. Deel 2 - dbnl

141

heid, als haar bij die gelegenheid had bevangen. Evenals toen, trachtte zij nu hetgesprek op een ander onderwerp te brengen; doch ditmaal wilde het haar nietgelukken, telkens kwam hij weder op hetzelfde terug. En wat haar bovenalverontrustte, was iets in den toon van zijn stem, die haar nog nooit te voren zooonvast en tevens zoo vreemd in de ooren geklonken had.

Een onbestemd voorgevoel van iets onaangenaams, dat haar boven het hoofd hing,maakte zich vanMarie meester, en tegelijkertijd begon haar ook de eenzaamheid derlange, half donkere laan te beangstigen.

Inmiddels had hij zich min of meer tot haar overgebogen, en zóó, terwijl zijn oogenals in betoovering op haar gevestigd bleven, verhaalde hij thans, hoe hij eerst, reedslang geleden, gemeend had, voorgoed van alle hoop op geluk te moeten afzien, maardat hij hierop sinds kort was teruggekomen en het gewaagd had, zich met nieuweuitzichten te vleien. En aan deze laatste opmerking scheen hij nog een naderetoelichting te willen geven, toen hij plotseling ophield.

Zij had niets gezegd. Alleen had zij even, een ondeelbaar oogenblik, naar hemopgezien. Maar zulk een onsteltenis had uit die snelle beweging gesproken, dat dewoorden hem op de lippen bestierven.

De schellen waren haar van de oogen gevallen, en helder en scherp stonden haarplotseling een menigte gezegden en handelingen voor

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 142: Wonosari. Deel 2 - dbnl

142

den geest, die tot dusver haar aandacht volkomen ontgaan waren.Als instinctmatig begreep zij nu, wat er volgen zou. Nog wilde zij het trachten te

voorkomen, maar dit was haar niet mogelijk; de stem stokte haar in de keel; en eerstnadat zij het lichte omslagdoekje, dat haar los om de schouders hing, iets vaster hadtoegehaald, vermocht zij met bevende stem op te merken:

‘Mij dunkt, dat het wel wat koel wordt. Als gij er niet op tegen hebt, zou ik lieveromkeeren.’

Was hij zóózeer in gedachten verdiept, dat hij haar niet hoorde, of hield hij zichslechts alsof haar verzoek hem ontging? Zwijgend bleef hij naast haar doorloopen,maar de ongewone heftigheid, waarmede hij een in den weg liggend stukje doodhout van zich afstiet, getuigde, hoe het onderwijl gistte in zijn gemoed.

Daar ritselde iets bezijden of achter een breedstammigen waringin. Een nachtvogelmisschien, of anders een slang, die tusschen de afgevallen dorre bladeren schoot.

Hij lette er niet op. Met naar den grond geslagen blik wandelde hij gestadig voort.Juist echter, toen zij haar verzoek wilde herhalen, sprak hij haar weder toe.‘Voor zoover ik weet,’ zeide hij met een doffe, weifelende stem, ‘heb ik geen

enkele maal iets laten bemerken van hetgeen er, sedert uw komst, in mij omging. Ikheb althans genoeg mijn best gedaan om het gevoel,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 143: Wonosari. Deel 2 - dbnl

143

dat mij vervulde, te verbergen. Maar hoezeer ik het trachtte te ontveinzen, ik konniet beletten, dat het elken dag sterker werd. - Zie,’ ging hij in plotselinge vervoeringvoort, ‘gij bezit zulk een heerlijk bloeiend leven, gij hebt over zooveel onuitputtelijkeschatten te beschikken, zoudt gij mij, die zoo lang van alle geluk verstoken bleef,niet een enkele aalmoes van uw rijkdom willen schenken? Kunt gij......’

‘Resident!’Een verwijt, zoo onverholen als beslist, lag in dat enkele, op verschrikten toon

uitgesproken woord, hetzelfde woord, dat hij tot dusver nooit anders dan metonderscheiding had hooren gebruiken. Bracht het hem ook op dít oogenblik de zoohoog vereerde waardigheid te binnen, die hij als tot een deel van zijn bestaan hadgemaakt? Was het de gedachte, dat hij op het punt stond, zich in haar oogen teverlagen, welke hem op de lippen deed bijten en hem eenige seconden besluiteloosmaakte? Eenige seconden slechts; - niet langer. Toen bleken zijn aanvechtingen hemte machtig. Voor ééns in zijn leven verloor hij het meesterschap over zich zelven,en geheel onder den invloed van zijn blakenden hartstocht, hernam hij op woestentoon en met vlammende blikken:

‘Waarom geloochend, wat ik toch niet meer verhelen kan? Ik moet, ik moet hetzeggen. Noem mij waanzinnig, zoo gij wilt; ik weet, zelf weet ik, dat het waanzinis, maar ik kan het niet onderdrukken, - ik bemin u.’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 144: Wonosari. Deel 2 - dbnl

144

‘Resident!’Het was nu veel meer dan een verwijt. Het klonk als een kreet van

verontwaardiging. Al de ergernis trilde daarin, die zij over den haar aangedanensmaad gevoelde; dezelfde toorn, die haar wang deed gloeien en haar oog deedfonkelen.

Maar hij scheen niets meer te hooren, niets te zien. Met de driestheid van dendolzinnige, die, na eenmaal den teerling te hebben geworpen, ook alles op het spelwil zetten, plaatste hij zich vóór haar en trachtte hij haar hand te vatten.

Een schrede deinsde zij achteruit; maar hierna bleef zij, met opgeheven hoofd,onbeweeglijk staan. Wel zwoegde haar boezem van aandoening, wel was er eenzenuwachtige beweging in de teedere lijnen om haar mond, doch geheel haar houdinggaf vastberaden wilskracht te kennen, en de fiere blik, waarmede zij haar beleedigerin het gelaat schouwde, verleende aan haar jeugdig wezen een jonkvrouwelijkehoogheid, die noodwendig ontzag moest inboezemen.

Ook hij toonde daarvoor te moeten zwichten. Zelfs in dezen stond, ondanks zijnbuitensporige opgewondenheid, werd hij er door gebreideld. Als bij tooverslag waszijn onstuimigheid geweken. Stom en verpletterd staarde hij haar aan.

Ten laatste stamelde hij, bij wijze van verontschuldiging, eenige verwarde, slechtsten halve verstaanbare klanken.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 145: Wonosari. Deel 2 - dbnl

145

Zij luisterde er niet naar, noch wachtte zij het einde daarvan af. Zonder de minsteplichtpleging wendde zij zich om, en alléén en met verhaasten tred nam zij denterugweg aan.

Andermaal liet zich van achter het geboomte datzelfde eigenaardige geritsel vandaareven hooren. Doch ook thans was er niets te zien, en bovendien verkeerdeMariein geen stemming, om veel acht daarop te slaan.

Zij wist zelve ternauwernood, hoe het haar te moede was. Eén gedachte slechts,één wensch stond haar duidelijk voor den geest: den afstand tusschen haar en denman, die haar zoo diep gekrenkt had, te vergrooten.

Zou hij haar volgen, haar willen inhalen misschien?Al de moed, dien zij zooeven betoond had, scheen gevloden. Voortgezweept door

een vage, maar toenemende vrees, repte zij zich hoe langer hoe meer, en eerst toenzij, te huis gekomen, de deur van haar kamer achter zich gesloten had, durfde zij zichin veiligheid achten.

Als uitgeput viel zij op een stoel bij de tafel neer, en hier, met het kloppende hoofdin de beide handpalmen geleund, bleef zij roerloos zitten, tot eindelijk haaroverspannen gewaarwordingen zich in een bitteren tranenvloed oplosten.

Dit deed haar goed en schonk haar de noodige verlichting, om haar gedachten teverzamelen.

Het viel haar te binnen, dat mevrouw van Waningen, bij wie zij elken avond eenpoos

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 146: Wonosari. Deel 2 - dbnl

146

placht te praten, haar waarschijnlijk reeds wachtte, en haar eerste zorg was nu, doorhaar lijfmeid de boodschap te laten overbrengen, dat zij zich ongesteld gevoelde enliever in haar kamer bleef. Onmogelijk kon zij zoo dadelijk reeds de nietsvermoedende vrouw, die eigenlijk nog het meest verongelijkt was, onder de oogentreden. Wel had zij geen rechtstreeksch deel aan dat onrecht, maar het kwam haartoch voor, dat zij in zekeren zin niet geheel vrij was van schuld. Immers, nu zij debedoelingen van den heer van Waningen kende, was het haar onbegrijpelijk, dat zijdeze niet vroeger doorgrond had en niet beter op haar hoede was geweest. Wie konzeggen, in hoever zij hem door die noodlottige verblindheid op een dwaalspoorgebracht en zoodoende zelve aanleiding tot zijn vrijpostigheid gegeven had?

Maar behalve dit smartelijk zelfverwijt, was er nog iets, dat haar bezwaarde.Na het gebeurde kon zij niet langer met den heer van Waningen onder één dak

blijven. Alleen reeds het denkbeeld stuitte haar tegen de borst, van tot op zekerehoogte afhankelijk van hem te zijn. - En wat waarborgde haar tegen een herhalingvan zijn vermetele pogingen? Hij had zich nu eenmaal blootgegeven, onherroepelijkhad hij zijn bedoelingen verraden; was hiermede niet de voornaamste drangreden totzelfbedwang vervallen? Of wat zou hem nu nog weerhouden, zijn aanzoeken tevernieuwen?

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 147: Wonosari. Deel 2 - dbnl

147

Neen, zij mocht, zij kon niet blijven waar zij was. Zij zou trachten bij een ander gezinin betrekking te komen. Zelfs wilde zij niet afwachten, tot zij hierin geslaagd zouzijn, maar voorloopig haar toevlucht zoeken bij de familie Rijzendaal, haar gewezenmedepassagiers, die zich altijd zoo welwillend betoond hadden en haar thans zekerook wel met liefde zouden ontvangen.

Doch hoe dit plan te volvoeren, zonder tevens den argwaan der gelukkig nog vanalles onkundige echtgenoote op te wekken? Welken glimp aan een zoo overhaastvertrek te geven?

Hoe zij ook zon, zij wist geen enkel deugdelijk voorwendsel te bedenken.Ach, dat zij niemand had, om haar een uitweg in deze moeilijkheden te wijzen!Een oogenblik dacht zij er over, den heer of mevrouw Zegwaard te raadplegen.

Maar bij nader inzien, beschouwde zij de zaak als van te teederen aard, om haar aaneen ander, wien dan ook, toe te vertrouwen.

Hoe ellendig en verlaten gevoelde zij zich! Hoeveel meer nog dan ooit besefte zij,wat het zeggen wil, geheel alleen onder vreemden te zijn. Hoe gaarne zou zij hetmoede hoofdje weder hebben nedergevlijd in den schoot van haar, bij wie zij voorheenaltijd heul en troost had gevonden.

In dergelijke droefgeestige mijmeringen bracht zij den avond door. De éénegedachte verdrong de andere, doch tot een bepaald besluit kon zij niet komen; eneen geruimen tijd nadat zij

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 148: Wonosari. Deel 2 - dbnl

148

haar legerstede had opgezocht, verdreef de onzekerheid omtrent hetgeen haar te doenstond den slaap uit haar oogen.

De zon stond den volgenden morgen nog niet lang aan den hemel, toen Marie methaar pupillen in den tuin wandelde.

Het was een koele, verkwikkende ochtend. Frissche geuren ademde men overalin, en het klare luchtruim, het door den dauw van stof gezuiverde grasveld, de nogvochtige bladeren van boomen en struiken, geheel de tot nieuw leven ontwaaktenatuur scheen zich in den schoonen ochtendglans te verlustigen, lachte schitterenden blijde de eerste stralen van het vroolijke daglicht tegen.

Geen aanblik intusschen zoo opwekkend als de luchtig tusschen de heesters enbloemperken heen en weder dartelende Emma, geen schouwspel zoo bekoorlijk alshaar van verrukking glinsterend gezichtje, wanneer zij weder een prachtexemplaarhad ontdekt en met een juichkreet haar vondst aan Marie ter hand stelde, die haareen ruiker voor de zieke moeder zou helpen maken, schooner dan deze er ooit eenkon hebben aanschouwd.

Nochtans, ook aan den heldersten hemel wil zich wel eens een wolkje vertoonen.Het zonnig gelaat van het kind werd eensklaps door een uitdrukking van teleurstellingverduisterd. Want was het niet ontegenzeggelijk een zeldzaam fraaie roos, die zijMarie thans gebracht had? En waarom bleef dan de uitroep

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 149: Wonosari. Deel 2 - dbnl

149

van bewondering achterwege, waarmede zij toch zoo vast verwacht had, dat hetpronkstuk ontvangen zou worden?

‘Hé, juf, wat zijt gij stil vandaag!’ merkte zij met een pruilmondje op.Op dit gezegde staarde ook Jeanne, die haar zusje wel bijstond, maar altijd veel

rustiger in haar bewegingen was, de gouvernante aan.‘Juf mankeert toch niets?’ vroeg zij bezorgd.‘Neen, 't is niets,’ gaf Marie ietwat verlegen ten antwoord. ‘Juf heeft alleen maar

wat slecht geslapen en weer wat hoofdpijn. - Het zal straks wel overgaan.........’Hier brak zij plotseling af en het kon wel zijn, dat Jeanne, die met haar donkere

kijkers verwonderd opzag, een zekere ontsteltenis bij haar bespeurde.Zij was den heer van Waningen gewaar geworden, die van achter een boschje te

voorschijn trad.Ook hij scheen, toen hij haar wederkeerig opmerkte, min of meer onthutst. Een

oogenblik bleef hij zelfs aarzelend staan. Doch hierop koos hij hetzelfde pad, dat zijhadden ingeslagen, zoodat een ontmoeting onvermijdelijk werd.

Eerst wilde zij nog omkeeren, maar hiertegen kwam haar fierheid in verzet, enterwijl de meisjes vooruitsnelden om haar vader een morgenkus te brengen, schreedzij bedaard voort.

Hij groette haar op zijn gewone manier, doch tevens met een steelschen blik, dieop-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 150: Wonosari. Deel 2 - dbnl

150

nieuw verried, dat hij zich in werkelijkheid niet op zijn gemak gevoelde.‘Kinderen,’ zeide hij, ‘gaat wat in den achtertuin spelen. Ik zou gaarne even met

juffrouw van Beele spreken.’‘Ik hoop toch, dat gij mij de vrijheid, die ik daar genomen heb, wel ten goede wilt

houden?’ haastte hij zich, zoodra zij alléén waren, te vragen.Na een korte weifeling, boog Marie, ten teeken van toestemming, het hoofd. Was

het niet welbeschouwd beter, tot een nadere verklaring te komen? Zij had zich alverweten, dat zij hem den vorigen avond niet voldoende, immers niet in duidelijkebewoordingen, den afkeer had geopenbaard, dien zijn gevoelens bij haar verwekthadden. Wellicht zou zij thans dat verzuim kunnen herstellen.

Evenwel, zijn gebogen, schier deemoedige houding, en de moeite, die het hemblijkbaar kostte, hetgeen hem op het hart lag in woorden te brengen, toondengenoegzaam, dat, hoe weinig woorden zij gebruikt had, hij haar wel degelijk hadverstaan.

Was dit de heer van Waningen, de trotsche resident, die zich zoover boven zijnomgeving verheven waande?

Bijkans had zij een opwelling van medelijden met den man, die haar toch zulkeernstige redenen tot verstoordheid gegeven had. Het is waar, zelf had hij, door eenonzinnigen hartstocht verbijsterd, den nimbus van achtbaarheid, waarin hij zoo gaarnezich hulde,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 151: Wonosari. Deel 2 - dbnl

151

vaneengereten; maar juist hierom, dewijl het zijn eigen werk geweest was, moestook de schande der vernedering hem dubbel zwaar vallen.

‘Ik wenschte, u mijn spijt over het voorgevallene te betuigen,’ begon hij, eenigszinsafgebroken sprekende en nog steeds met nedergeslagen blik. ‘Ik moet bekennen, datmijn vergrijp niet te verontschuldigen is; maar - mag ik van uw goedheid hopen, datgij het mij vergeven wilt?’

Zijn toon was onderworpen, geheel in overeenstemming met de boetvaardigegezindheid, die zijn woorden ademden, en bij al wat Marie in deze oogenblikkendacht en voelde, kon zij niet nalaten, de geestkracht te waardeeren, die er hem, denhooghartige, toe gebracht had, zich zoo diep voor haar te buigen.

‘Ik weet niet, wat ik daarop antwoorden moet,’ sprak zij. ‘Maar dit zult gij welbeseffen, dat ik thans liever een betrekking bij anderen zoeken zou.’

‘Om de waarheid te zeggen,’ verklaarde hij - en zijn stem klonk opvallendmistroostig -, ‘was ik al half bevreesd, dat, gij zoo denken zoudt. En natuurlijk zalik uw besluit eerbiedigen, wanneer gij er volstrekt bij blijven wilt. Maar zou het nietstot uw plan kunnen afdoen, als ik van mijn zijde de stellige verzekering geef, dat gijgeen onbescheidenheden meer zult behoeven te duchten?’

Nadenkend tuurde Marie vóór zich heen. Die vraag deed opnieuw den tweestrijdont-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 152: Wonosari. Deel 2 - dbnl

152

branden, waaraan zij reeds een einde meende te hebben gemaakt. In den grond vanhaar hart zag zij niet weinig tegen het denkbeeld, om te vertrekken, op. Behalve, datzij nog altijd niet wist, hoe zulk een stap voor mevrouw van Waningen te verklaren,voelde zij zich te sterk aan de kinderen gehecht, om zoo gemakkelijk van hen tescheiden. En er bestonden ook nog andere banden, die haar trokken, waaronder één,die waarschijnlijk meer invloed op haar oefende dan zij zelve bevroeden kon.

‘Ik verklaarde u al,’ liet hij, daar zij geen onmiddellijk antwoord gaf, op somberentoon volgen, ‘dat ik reeds lang alle hoop op geluk had opgegeven. Welnu het blijvedaarbij. Ik zal geen poging meer doen om mij aan dat lot te onttrekken.’

Zij beurde het hoofd op en zag hem vast in de oogen.‘Wezenlijk, ik begrijp niet,’ zeide zij levendig, ‘hoe gij zoo spreken kunt, gij, die

zooveel bezit, dat anderen moeten derven, eigenlijk al wat gij slechts bij mogelijkheidkunt wenschen.’

Een mat en bitter glimlachje plooide zich om zijn lippen.‘Ik weet, wat gij bedoelt,’ liet zij zich in haar ijver ontvallen, waarop evenwel

plotseling een hooge blos haar wangen overtoog.Maar zij had te veel gezegd om niet verder te gaan. Ook werd zij door een

onweerstaanbare begeerte gedreven, om uit te spreken wat haar op het hart lag. Tochwas het met een zweem van verlegenheid, dat zij hernam:

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 153: Wonosari. Deel 2 - dbnl

153

‘Het voegt mij misschien niet, dit te zeggen, maar ik voor mij ben stellig overtuigd,dat het alleen aan u ligt, een verandering in dien toestand te brengen.’

Vragend en niet zonder bevreemding zag hij haar aan. Zelfs meende Marie wederiets van zijn gewone hooghartigheid op zijn gelaat te lezen. Doch zij was nu overhaar schroom heen, enmet een stoutmoedigheid, waarover zij zelve zich verwonderenmoest, ging zij voort:

‘Dit althans is zeker, dat mevrouw niets liever verlangt. Aan duizend kleinighedenheb ik kunnen bespeuren, hoe zielsveel zij van u houdt.’

Hij zeide niets, maar de ontroering, die deze woorden bij hem teweegbrachten,kon hij onmogelijk voor haar verbergen.

‘Hebt gij dan niet opgemerkt,’ vroeg zij met vuur, ‘hoe ontdaan mevrouw bij datongeval van u in den vijver was?’

Nog gaf hij geen antwoord. Hij was alleen doodsbleek geworden.Zouden haar woorden den gewenschten indruk gemaakt hebben? Zou zij er

misschien iets door hebben bijgedragen om de ongelukkige breuk tusschen man envrouw te herstellen? Hoe brandde zij van verlangen om te weten, wat er omging inzijn gemoed! Maar ongenood mocht zij niet verder op het kiesche onderwerpdoorgaan.

En zoo liepen zij zwijgend en langzaam naast elkander voort.Bij de stoep der veranda stonden zij stil en

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 154: Wonosari. Deel 2 - dbnl

154

nu eerst was hij in staat, haar weder toe te spreken.‘Mag ik dus vertrouwen, dat gij blijven zult?’ vroeg hij met een hartelijkheid, die

ditmaal echter niets aanstootelijks voor haar hebben kon.‘Voorloopig ten minste, ja,’ gaf zij, en thans zonder eenige bedenking, ten

antwoord.Zij meende, dat hiermede het onderhoud afgeloopen was en wilde zich reeds

verwijderen, toen het haar voorkwam, dat hij nog iets te zeggen had.‘Ik moet u nog voor uw opmerkingen van daareven bedanken,’ sprak hij aarzelend.

‘Misschien hebt gij u verwonderd, dat ik er geen antwoord op gaf. Gij zult echterwel willen gelooven, dat het geen onheuschheid was. Ik voelde mij alleen maarbijzonder verrast. Intusschen moet ik u toch zeggen, dat gij u zeker vergist. - Ja, gijmoet u vergist hebben,’ voegde hij er met plotselinge hartstochtelijkheid bij. ‘Want,indien gij eens gelijk hadt! - O, gij weet niet, hoe lief zij mij eenmaal was!’

Kennelijk beletten zijn aandoeningen hem voort te gaan, en het was vermoedelijkaan dezelfde oorzaak toe te schrijven, dat hij zich thans onverwachts omwendde ende trappen der veranda beklom.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 155: Wonosari. Deel 2 - dbnl

155

Hoofdstuk XXVI.

Bij de vele bitterheden, die het leven van kapitein Kraak vergalden, had Rinkelmannog een nieuwe, dagelijks wederkeerende kwelling gevoegd.

De heeren woonden vlak tegenover elkander, en hoewel beiden een lapje vóórerfhadden en daarenboven nog een haag langs den weg, om hen voor de onbescheidenblikken van nieuwsgierige voorbijgangers te beveiligen, konden zij niettemin, daarhun huizen tamelijk hoog uit den grond waren opgetrokken, over die levendeschuttingen heen, onbelemmerd bij elkaar inzien.

Op zich zelf was dit niets, althans geen zaak waarover kapitein Kraak zich warmzoumaken. Integendeel; groote voordeelen waren aan dien inkijk verbonden. Of washet niet van belang, dat geen sterveling buiten zijn medeweten bij zijn overbuur in-of uit kon gaan, en hij eveneens van al wat in diens voor- of binnengalerij geschieddesteeds onmiddellijk op

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 156: Wonosari. Deel 2 - dbnl

156

de hoogte was? Menig stil genoegen had de invalide hier reeds aan te danken gehad;ja, zonder dat voorrecht, zou hij met zijn ledigen tijd geheel geen raad meer hebbengeweten. Gestadig zat hij op de loer. En vooral wanneer Rinkelman bezoek had,moest het al een zeer dringende reden zijn, die hem ook maar een oogenblik van zijnpost deed wijken. Zoover zelfs dreef hij zijn waakzaamheid, dat hij, wanneer hetavondvisites gold, de hanglamp in zijn eigen voorgalerij placht uit te draaien, teneinde te vrijer de gebaren en verrichtingen der gasten aan de overzijde te kunnenbespieden.

Maar, mocht dit alles zuiver genot heeten, sedert eenigen tijd was er een leelijkekeerzijde aan verbonden. Op een noodlottigen dag namelijk, had Rinkelman zicheen piano aangeschaft, en - van dat oogenblik af was het leed begonnen. Want zoohet voor iemand met een goed gehoor al onaangenaam kan zijn, aan de speelwoedevan een ander, hij zij boven-, zij- of overbuur, te zijn prijs gegeven, wie niet meerop de scherpte van dat zintuig bogenmag en dit gebrek gaarne, ook in eigen schatting,verhelen wil, heeft een nog veel grooter terging te verduren, als hem het lot ten deelevalt, een ander dagelijks te moeten zien spelen, zonder ook maar een enkele noothiervan te kunnen opvangen. En bleef het daar maar bij, kapitein Kraak, die, om zoote zeggen, in beproevingen werd grootgebracht, zou er misschien nog goedschiks inhebben kunnen berusten. Doch het ergste van het geval was,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 157: Wonosari. Deel 2 - dbnl

157

dat Rinkelman, in plaats van, zooals ieder ander, rustig voor het klavier te zitten, dehatelijke gewoonte had, allerlei vreemdsoortige bewegingen bij zijn spel te maken.Bij de staccato's werden de handen hoog boven de toetsen opgetild; bij de allegro'sschudde of trilde hij op zijn krukje; bij het aanslaan der hooge of lage tonen vlooghij met het bovenlijf als een razende heen en weer; en bij een adagio wierp hij hethoofd naar achteren en blikte hij gevoelvol omhoog. En, als ware dat alles niet reedsmeer dan genoeg, had hij nog juist boven het instrument, in ietwat overhellenderichting, een grooten spiegel laten hangen, waarin al die gebaren trouw werdennagebootst, zoodat kapitein Kraak ze als het ware door twee personen tegelijk moestzien uitvoeren.

Het was den veteraan te kras. Zoo dikwerf zijn overbuur zich voor het speeltuigzette, stond hij zich op zijn observatiepost van woede te verbijten, en geen dag gingvoorbij, dat hij Rinkelman niet met piano en al naar een dier welbekende oordenwenschte, welke als de meest geschikte verblijfplaatsen voor overlastige liedenworden beschouwd.

Heden vooral werkten twee oorzaken samen om de zaak meer dan onuitstaanbaarte maken. Aan de ééne had Rinkelman eigenlijk geen schuld; want, hoe kon hij hethelpen, dat de heer Kraak dezen morgen een brief met onaangename tijdingenontvangen had? Daarentegen moest de tweede factor wel degelijk op zijn rekeningworden gesteld. Of was

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 158: Wonosari. Deel 2 - dbnl

158

het niet zijn eigene, vrije verkiezing, dat hij, in stede van als gewoonlijk tegen elfuur naar de societeit te gaan, onophoudelijk door bleef spelen, zonder maar eenoogenblik te bedenken, in hoever hij anderen daarmede hinderen zou?

Kapitein Kraak bleef niet in gebreke, die willekeurige manier van handelen alseen hem persoonlijk aangedaan onrecht te beschouwen, en in zijn verbittering besloothij, nu eens op zijn beurt den man te kwellen, die hem zoo overmatig tergen kon.

Hij liet zich een schoteltje klei brengen, ging zelf uit een hoek van zijn slaapvertrekeen voormaals bij een expeditie tegen de Dajaks buitgemaakt blaasroer halen,strompelde met deze voorwerpen naar de haag aan den weg, stelde zich hier verdektop, maakte een kleine opening door het struikgewas, rolde voorts de klei tusschenzijn vingers tot balletjes, en - begon zijn wraakoefening te volvoeren.

Dapper blies de invalide op den vijand los, en hoewel hij aanvankelijk, wegensgebrek aan oefening in deze soort van vechtkunst, weinig voorspoed had, werdentoch allengs de projectielen hoe langer hoe juister gericht. Een paar kwamen al tegenden spiegel terecht en deden Rinkelman verschrikt opkijken. Maar dit had nog zoogoed als niets te beduiden bij hetgeen de heer Kraak zich in den zin had gesteld. Denvijand zelven wilde hij raken, en dit nog wel op diens gevoeligste plek. Dank zijnonverpoosde waarnemingen toch, was hij er

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 159: Wonosari. Deel 2 - dbnl

159

achter gekomen, dat de jeugdige krijgsman, die, hoe zwierig de lokken hem om deslapen golfden, boven op het achterhoofd een voor zijn leeftijd ongemeen breedescheiding droeg, zich ongeloofelijk veel moeite gaf om dit open vak voor het oogder wereld te - verbergen zou niet wel doenlijk zijn geweest, maar dan toch zoo kleinmogelijk te doen schijnen. Dit was derhalve 's mans zwakke zijde, en op die gladdeplek had de veteraan het nu ook gemunt.

Intusschen, de onverpoosde beweeglijkheid van den speler stond de verwezenlijkingvan dat plan niet weinig in den weg. Het doel moest nu als het ware in de vluchtworden getroffen, en hiertoe werd, gelijk zich hooren laat, een groote mate vanbedrevenheid vereischt. Hoe ook de in hinderlaag liggende schutter zijn best deed,hij kon zijn oogmerk niet bereiken, en hij dacht er reeds aan, de zaak voor ditmaalmaar op te geven, toen, juist nadat een eindelooze opeenvolging van loopjes hem ineen staat van vertwijfeling had gebracht, de trefkans op eenmaal door een adagiobelangrijk verbeterd werd. Rinkelman had hierbij weder zijn pathetische houdingaangenomen, en de blinkende kruin, die alzoo in het volle gezicht kwam, bood thanseen boven verwachting rustig mikpunt aan.

Een beteekenisvolle grimlach vloog kapitein Kraak over het gelaat; onverwijldrichtte hij zijn roer, en - pfuut! daar vloog het balletje er uit.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 160: Wonosari. Deel 2 - dbnl

160

‘Heidaar!’ liet zich ditzelfde oogenblik een stem op den weg hooren.Ontsteld dook de veteraan, zoo diep hij kon, achter de struiken weg.Edoch, nadat hij zich eenige seconden schuil gehouden had, begon de

nieuwsgierigheid hem te prikkelen. Hoeveel gevaar hieraan verbonden was, hij wildeweten, wie de in zijn overijling onopgemerkte voorbijganger mocht zijn, die zoo teonpas in de vuurlijn was gekomen.

Behoedzaam richtte hij zich overeind, juist zóóveel, dat hij nog maar het hoofdbehoefde op te heffen om over de haag te zien.

Nu nog een oogenblikje gewacht, en toen: één, twee, drie - daar verstoutte hij zicheven te kijken.

Maar jawel! - Een krakend takje had verraad gepleegd en de schuldige werdgesnapt.

‘Wát? hebt g i j het gedaan?’ hoorde hij zich thans door Mense toeroepen, die nogwerk had om zich de klei uit het linkeroog te vegen.

Van schrik had kapitein Kraak zich onmiddellijk weder gebukt. Doch dit wasslechts een onwillekeurige beweging, die hem niets meer kon baten. Eenmaal ontdekt,schoot hem weinig over dan zijn verontschuldigingen te maken.

‘Hé, zijt gij het, dokter?’ riep hij, het hoofd opnieuw, maar ditmaal met eenjammerlijk voorkomen van verlegenheid, boven de heg uitstekende. ‘Wel, dat trofal heel ongelukkig! Ik had het waarlijk zoo niet bedoeld. Het doet toch geen pijn,hoop ik? Wacht, ik zal dade-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 161: Wonosari. Deel 2 - dbnl

161

lijk bij u komen. - Of neen, kom liever binnen; dan kan ik u tevens uitleggen, hoehet gebeurd is.’

‘Ik zou het oog tenminste gaarne eens uitwasschen. Het brandt geducht,’ verklaardeMense met een poging om niet te toonen, hoe ontstemd hij was.

Voor dit laatste was dan ook alle reden. Het was geen onbeduidende wissel, dieop zijn lijdzaamheid getrokken werd.

Van zijn ziekenbezoek huiswaarts keerende, had hij enkele zaken te overleggen,die een nauwkeurig wikken en wegen overwaard waren.Want ditmaal had het geruchtwaarheid gesproken. Hetgeen Marie omtrent zijn plannen vernomen had, wasvolkomen gegrond. Alleen kon zij bezwaarlijk vermoeden, dat zij zelve den stoottot die voornemens gegeven had, daar het háár inzichten waren, die ze hadden doenontstaan. Op die avondwandeling in stille laantjes en langs eenzame paden, toen hij,door haar behoorlijkheden bedwelmd, zich zoo zwak had gevoeld, was zij het geweest,die hem opnieuw de oogen geopend had voor de laagheid, waaraan hij zich schuldigzou maken, bijaldien hij ontrouw aan zijn verleden werd. En haar meening had temeer indruk gemaakt, daar hij zich zelf wel bewust was, dat de zaak nog op haargunstigst aanMarie werd voorgedragen. Of had hij niet, bij de onderstelling aan haaroordeel onderworpen, alleen maar van een afgelegde belofte gerept, terwijl inwerkelijkheid nog zooveel meer in rekening kon

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 162: Wonosari. Deel 2 - dbnl

162

worden gebracht, dat hem tot het nakomen van zijn woord verplichtte? En toch, inweerwil van die partijdige voorstelling, was haar oordeel zoo beslist geweest. Hetkon dus geen twijfel lijden, wat hem te wachten stond, voor het geval hij deeigenwillig gesmede boeien verbrak. Bij háár althans zou hij op geen vrijspraakmogen rekenen, integendeel, voor altoos als een eerlooze gebrandmerkt staan. Maarwas zoodoende niet tevens het hopelooze zijner liefde ten volle in het licht getreden?Zoo verblind was hij niet, zoozeer niet door zijn hartstocht verdwaasd, dat hij zichnu nog langer door drogredenen zou kunnen misleiden. Met droeve helderheid zaghij andermaal in, dat hem niets overschoot dan in zijn lot te berusten. Dochtegelijkertijd, terwijl hij hiertoe opnieuw besloot, werd hij van de noodzakelijkheiddoordrongen om de nabijheid van haar, tot wie hij zich zoo machtig, zooonweerstaanbaar voelde aangetrokken, te ontvlieden. Neen, hij begreep het wel, hetzou niet voldoende zijn, haar voortaan weder zooveel mogelijk te mijden; niet eerzou er kans zijn, het gevoel, dat hij haar toedroeg, te boven te komen, vóór hij vervan haar verwijderd was. En zoo dus had hij het plan gevormd, met den een of anderenambtgenoot van standplaats te verwisselen. Zelfs had hij hiertoe reeds de noodigestappen gedaan en zekere onderhandelingen aangeknoopt, naar aanleiding, waarvanhij nog dezen morgen een schrijven had ontvangen, en juist was hij met zich zelvenin beraad, hoe

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 163: Wonosari. Deel 2 - dbnl

163

enkele daarin voorkomende vragen te beantwoorden, toen het kleiballetje van kapiteinKraak hem zoo onzacht in zijn overdenkingen kwam storen.

Doch zijn misnoegen hierover was spoedig geweken. Niet alleen bleek, nadat hetoog gezuiverd en gebet was, het letsel van weinig belang te zijn, maar ook waren deophelderingen, die hij nu omtrent de toedracht der zaak ontving, zoo afdoende, dathij den veteraan onmogelijk van booze bedoelingen te zijnen opzichte verdenkenkon en zich vergenoegde, met dezen glimlachendewat meer voorzichtigheid in diensomgang met klei en blaasroer aan te bevelen.

Evenwel had hij aanvankelijk volstrekt geen ooren naar het voorstel van den heerKraak, die hem, uit blijdschap over den goeden afloop van het geval, met alle geweldeen poosje te gast wilde houden, en eerst toen de kapitein op zijn gemoed begon tewerken, door de mededeeling, dat hij een onaangename tijding uit Holland ontvangenhad, welke hem geheel van streek had gebracht, en waarover hij gaarne eens denraad van een ander zou inwinnen, liet Mense zich tot de belofte vermurwen, om tenminste nog zoolang te blijven, tot hij het relaas zou hebben aangehoord.

‘Maar gun mij dan nu ook in mijn hokje te gaan,’ voegde de invalide, na het zoovergebracht te hebben, daarbij. ‘Want ik ben een beetje hardhoorig, zooals gijwaarschijnlijk weet. En komt gij er dan vóór zitten, dan kan

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 164: Wonosari. Deel 2 - dbnl

164

ik u veel gemakkelijker verstaan. Zoo plegen wij ten minste altijd te doen, als deoverste hier komt, ten wiens gerieve ik het eigenlijk heb laten maken. Het is, wel iswaar, een tijdje in onbruik geweest, omdat er een kleine moeilijkheid tusschen onswas ontstaan, maar gisteren hebben wij het toch weer ingewijd.’

Mense had tegen het voorstel geen bezwaar, mits de heer Kraak slechts wat spoedwilde maken, weshalve deze, zoodra zij zich hadden neergezet, zijn wijdloopigverhaal begon, dat in het kort hierop nederkwam.

Hij had in Holland nog een jongeren broeder, die echter een zeer losbandig levenleidde en hem veel last en kommer veroorzaakt had. Nu had hij, na een geruimentijd zonder berichten te zijn gebleven, opeens weder een brief van dien broederontvangen, waarin deze de geheel onverwachte mededeeling deed, dat hij zich inden echt begeven en dan tevens zijn gedrag verbeteren wilde. Intusschen stond aande voldoening van dat loffelijk plan een klein bezwaar in den weg, 'twelk meer inhet bijzonder samenhing met de omstandigheid, dat de vrouw zijner keuze alreedegehuwd was. Wel leefde zij van haar man gescheiden, en zou deze toestand, naverloop van tijd, ook door de wet bekrachtigd worden, maar zoolang dit nog niet wasgeschied, weigerde zij toch volstandig met haar minnaar samen te wonen, tenzij dezehet land verlaten en zich in Amerika vestigen wilde. Het was, schreef hij, geenonbillijk verlangen, en hij voor zich zou er ook niets op tegen hebben,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 165: Wonosari. Deel 2 - dbnl

165

zoo het hem ongelukkigerwijze niet ten eenenmale aan geld voor de uitrusting, dereis en hun eerste vestiging ontbrak. Derhalve was zijn eenige hoop op den kapiteingevestigd, die nu, door slechts de noodige fondsen voor te schieten, debenijdenswaardige voldoening zou mogen smaken, zijn broeder voorgoed van denslechten weg af te helpen en twee menschen voor eeuwig aan zich te verplichten.

‘Wat zoudt gij mij in dit geval raden?’ zoo besloot de veteraan zijn verhaal. ‘Mijnbroeder schijnt erg op die vrouw gesteld te zijn, en het is dus niet onmogelijk, datzij een goeden invloed op hem oefenen en een geregeld en ordelijk huisvader vanhemmaken zou. Maar zeker is zulks nog niet, en ik kan zelf mijn spaarduiten te goedgebruiken om er lichtvaardig afstand van te doen. - Zou, heb ik al gedacht, deechtgenoot der bedoelde dame, daar de man nu toch eenmaal van haar scheiden wil,niet tot een geldelijke overeenkomst te vinden zijn?’

‘Die vraag valt moeilijk te beantwoorden,’ meende Mense, ‘vooraleer men ietsnaders omtrent de juiste verhouding der echtgenooten weet. ‘En gesteld al bovendien,dat de man geneigd mocht zijn, de wenschen van zijn vrouw in de hand te werken,dan is het nog de quaestie, of hij ook in staat zou zijn, zich daartoe nogal belangrijkefinancieele offers te getroosten.’

‘Neen, voor dit laatste bestaat geen zorg. Een rijk koopman als de heerRozedoorn.......’

‘Wat zegt gij? - Rozedoorn?’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 166: Wonosari. Deel 2 - dbnl

166

Het klonk meer als een kreet dan als een vraag, en de gansche ziel van Mense scheenin den blik te zijn overgegaan, waarmede hij het antwoord verbeidde.

‘Ja, Rozedoorn. - Kent gij hem?’Maar ditmaal ontving de kapitein geen antwoord. Als versuft staarde zijn bezoeker

hem aan, of beter gezegd, als iemand, wien het niet recht duidelijk was, of hij waaktedan wel droomde.

‘Zou zij het zijn?’ mompelde hij eindelijk. ‘Mijn God, indien het eens zoo ware!’‘Wat zegt gij toch?’ vroeg kapitein Kraak, met de hand aan het oor. ‘Ik kan er

niets van verstaan.’‘Weet gij zeker, dat gij u niet in den naam vergist? Zoudt gij - zou ik zelf den brief

eens mogen inzien?’‘Wat blief?’ vroeg de veteraan, daar Mense in zijn ontroering wat vlug gesproken

had.‘Of ik den brief eens zoumogen hebben,’ herhaalde deze, haast nog zenuwachtiger

dan te voren.‘In den brief?’ riep de heer Kraak. ‘Natuurlijk staat het in den brief. Hoe zou ik

er anders aan komen?’‘Dat vraag ik niet, kerel! Ik vroeg of ik uw brief eens mocht inzien,’ verbeterde

Mense, die zich van ongeduld niet meer bedwingen kon.‘Wát? - K e r e l ? - Wel alle duivels!’ stoof de kapitein in woede op. ‘Is het jelui

dan allemaal in het hoofd geslagen? Het heet tegen-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 167: Wonosari. Deel 2 - dbnl

167

woordig maar kerel voor en kerel na, alsof het zoo niets is. Ik geloof bepaald, datjelui, G.. betere het! een komplot tegen mij hebt gemaakt!’

Voor een oogenblik werd Mense door een gevoel van radeloosheid bevangen.Nochtans dreef weldra het besef van het belang, dat hij er bij had, den ander te vriendte houden, bij hem boven, zoodat hij nu alles in het werk stelde om dezen tot bedarente brengen. Bijzonder vlug ging dit niet, te minder, dewijl de doofheid van deninvalide ten gevolge van diens opgewondenheid nog scheen toegenomen; maareindelijk mocht Mense er toch in slagen en durfde hij andermaal zijn wensch tekennen geven, zich door eigen aanschouwing te overtuigen, dat de heer Kraak dennaam goed gelezen had.

‘O, is 't u daarom te doen? Zeg het dan, maar maak zoo'n spektakel niet,’ prutteldede kapitein, die hierop den brief in quaestie uit een zak van zijn jas te voorschijnhaalde.

De plaats, waar de naam vermeld stond, was spoedig gevonden, en - waarlijk, dáárzagMense het met eigen oogen: ‘Rozedoorn, een welgesteld koopman te Rotterdam.’

Nog eens las hij het en nóg eens weder, en telkenreize was het, of een stroomversche lucht uit het land der belofte de borst kwam verruimen, die zoolang achtereendoor de smartelijkste aandoeningen werd beklemd.

‘Ziet gij wel, dat ik geen abuis had?’ vroeg de heer Kraak, die nu ook de eer wildege-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 168: Wonosari. Deel 2 - dbnl

168

nieten, waarop hij rechtens aanspraak mocht maken.Zoo tot de werkelijkheid teruggeroepen, haalde Mense nog éénmaal diep adem.

Toen sprak hij op gejaagden toon:‘Ja, het is zoo; jawel, gij hadt gelijk. - Maar nu ik moet weg. Adieu!’En tegelijkertijd bood hij zijn gastheer tot afscheid de hand.Maar hij had buiten den waard gerekend. Van zulk een voortvarendheid was de

heer Kraak volstrekt niet gediend, en in plaats van Mense wederkeerig de hand tereiken, hield hij dezen stevig bij den arm vast.

‘Hola! dokter, dat gaat niet! Dat is heelemaal tegen onze afspraak! Gij hebt mijuw raad beloofd, en nu zoudt gij zoo maar, zonder een enkel woord, willen heengaan?Eerst zult gij mij toch behooren te zeggen, wat ik doen moet.’

‘Wel, laat ze gaan!’ riep Mense, zich uit den greep van den kapitein losrukkende.‘En wie zal dat dan betalen?’‘Ik.’‘Gij?!’De heer Kraak strompelde van verbazing uit zijn hokje.Doch de man, wien zijn uitroep gold, was reeds verdwenen; en toen de invalide,

zoo vlug als zijn houten been dit toeliet, naar zijn stoepje gesneld was, kon hij nogmaar juist den zoo overhaast vertrokken gast zich met rassche schreden zienverwijderen.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 169: Wonosari. Deel 2 - dbnl

169

‘Wie heeft nu al zijn dagen zoo iets gehoord!’ sprak hij bij zich zelven. ‘Ik houd hetvoor vast, dat er één bij hem aan den haal is. - Nu, hij moet het zelf maar weten. Wilhij het werkelijk betalen, des te beter; ik zal het hem zeker niet beletten. Maar ik magJoost heeten, als ik er iets van begrijp!’

Middelerwijl stapte Mense haastig door. Hij had niets in den zin, dat spoedvereischte, maar bij hetgeen er bruiste in zijn hoofd en hart, wist hij ternauwernoodwat hij deed.

Zoo was hij dan vrij! Eindelijk vrij van de knellende banden, die hem dag en nachtter neder gedrukt hadden. Volkomen vrij van de verplichtingen, die, ofschoon welis waar uit eigen beweging aanvaard, hem allen levenslust hadden benomen, eenander mensch van hem hadden gemaakt. Onvoorziens vrij van het bittere lot, waaraanhij zich juist opnieuw had moeten onderwerpen, een lot, dat hij reeds zoo stelliggemeend had, zich tot het laatste toe te zullen moeten getroosten.

Vrij was hij nu ook om de inspraak van zijn hart te volgen! Vrij om nieuwe bandenaan te knoopen, maar die van een gansch anderen aard, zoo liefelijk en teeder zoudenzijn! Vrij om te hopen! Vrij om te streven naar het hoogste geluk, dat hij zich denkenkon!

Voor altijd vrij!Welk een toovermacht lag er in dat woord! Alles scheen hierdoor opeens als

herschapen.Hoe opwekkend was de zonnige atmosfeer, hoe heerlijk geurden de bloemen, hoe

vrien-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 170: Wonosari. Deel 2 - dbnl

170

delijk schitterden de witte gevels der huizen, hoe helder straalde het saffier van denhemel, hoe lachend, hoe vroolijk, hoe glansrijk was alles!

Eén wanklank slechts mengde zich door die blijde tonen. Het kwam hem nu voor,dat zijn belofte aan kapitein Kraak wel wat overijld was geweest, en het gewetenklaagde hem aan, dat hij hoofdzakelijk aan een aandrang van zelfzucht voldaan had.Wat gaf hem het recht een plan te bevorderen, waarvan het nog zeer twijfelachtigwas, of het werkelijk tot het geluk zou strekken van haar, in wier leven hij reedssterker had ingegrepen dan hij verantwoorden kon? En zou hij hiermede geen nieuwenondienst bewijzen aan den man, ten aanzien van wien hij zich reeds zooveel teverwijten had?

Doch neen, weg met die bezwaren! Thans wilde hij zich het hoofd daarmede nietbreken.

Hij was vrij, hieraan alleen wilde hij thans denken. Stellig en deugdelijk vrij; zelfsal zou er niets van een nadere verbintenis tusschen haar en den broeder van den heerKraak komen. Immers, de bijzonderheden omtrent hun verhouding vernomen, warenvan zoodanigen aard, dat hij zich voorgoed van elke betrekking tot haar ontslagenmocht rekenen.

Nu al was hij vrij, en slechts aan deze gedachte wilde hij heden plaats gunnen.Ja, zoo zou het zijn. Voortaan mocht en wilde hij alleen voor het geluk leven!

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 171: Wonosari. Deel 2 - dbnl

171

Hoofdstuk XXVII.

Wie dien namiddag den dokter tegenkwamen, hadden voorzeker alle reden om zichover zijn veranderd voorkomen te verwonderen.

Hoe kort nog maar de zon van hoop en geluk voor hem was doorgebroken, reedshad zij van zijn gelaat de sombere lijnen van strijd en levensmoeheid weggevaagd.Tot zelfs zijn houding was niet meer gebogen, zijn gang had in veerkracht gewonnen,en de oogen, die anders zoo strak naar den grond konden staren, blikten nu met eenglans van opgeruimdheid naar alle zijden rond.

Kennelijk was hij met een bepaald doel uitgegaan, want bij elken hoek, dien hijomsloeg, en bij iedere kromming van den weg, keek hij vorschend uit, gelijk menpleegt te doen, wanneer men zich voorgesteld heeft, een bepaalden persoon te zullenontmoeten.

Het was dan ook werkelijk in deze verwachting, dat hij zich op weg begeven had.In zijn eerste opwelling van blijdschap, had hij terstond

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 172: Wonosari. Deel 2 - dbnl

172

naar Marie willen gaan en haar eenvoudig en onbewimpeld de vraag willen doen,die hem op het hart lag; maar niet veel nadenken was er noodig geweest om devoorbarigheid van zulk een stap te beseffen. Al bestond er weinig aanleiding om dejuistheid van de door kapitein Kraak ontvangen berichten in twijfel te trekken, zijvereischten nochtans een nadere bevestiging, en niet vóórMense zijn recht op vrijheidvan handelen met deugdelijke bewijzen kon staven, mocht hij het lot van een anderaan het zijne pogen te verbinden. Doch, hoezeer hij dezen eisch der bezadigdheidten volle erkende, hij achtte de mogelijkheid, dat hier een misverstand in het spelzou zijn, te gering, om niet met een gerust hart reeds bij voorbaat de terughoudingte durven afleggen, die hij tot hiertoe tegenover Marie in acht genomen had. Vaneen stelselmatig ontwijken en vermijden behoefde althans geen sprake meer te zijn.Ja, heden meende hij zich zelfs wel een kleine schadeloosstelling voor de langdurige,uit eigen beweging zich opgelegde zelfverloochening te mogen vergunnen.

En op die wijze was hij er toe gekomen, met voordacht de wegen te kiezen, waarhij de meeste kans had, haar op haar wandeling met de meisjes te zullen aantreffen.Het was hem daarbij alleen te doen om haar weder eens te zien. Maar - zoo striktachtte hij zich niet aan dit programma gebonden, dat hij niet tevens, als deomstandigheden het bijgeval zouden medebrengen, of de wellevendheid dit vorderen

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 173: Wonosari. Deel 2 - dbnl

173

mocht, haar met alle genoegen aanspreken en desnoods zelfs nog een eindjebegeleiden zou.

Evenwel, hij werd gestadig teleurgesteld. Hoeveel personen hij tegenkwam, juistde ééne, die hij zocht, liet tevergeefs naar zich uitzien.Was zij ditmaal thuis gebleven,of zou hij haar misgeloopen zijn? Hij wist niet, wat er van te moeten denken.

Toch, ofschoon het onderwijl reeds betrekkelijk laat geworden was, gaf hij dehoop nog niet op, en juist was hij van voornemen, het weder eens langs een anderenkant te beproeeven, toen hij zich onverwachts door Knijpers zag aangeklampt.

‘Een heerlijke avond om te wandelen, dokter! - Gij hebt er, hoop ik, niet op tegen,dat ik een eindje medeloop?’

Het gezicht van Mense gaf geen overdreven ingenomenheid met dat aanbod tekennen. Doch het zou meer dan onheusch zijn geweest om het af te slaan, en hijschikte zich daarom, zoo goed als hij kon, in zijn wedervaren, het alleen maar aanden ander overlatende, het gesprek gaande te houden, en zich van zijn zijde tot eenkort ‘Ja,’ of ‘Neen,’ in antwoord op de tot hem gerichte vragen, bepalende.

Intusschen bleek Knijpers met die regeling volkomen genoegen te nemen. Hij wasbuitengewoon spraakzaam en ging onverpoosd van het één op het ander over. Slechtsmocht hij in de keuze zijner onderwerpen niet bijster gelukkig heeten, inzoovernamelijk geen enkele daarvan zijn toehoorder de geringste belangstel-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 174: Wonosari. Deel 2 - dbnl

174

ling scheen in te boezemen. Eindelijk echter, toen hij toevallig den naam van Marievan Beele noemde, spitste Mense onmiddellijk zoo merkbaar de ooren, dat Knijpershierin aanleiding vond, deze dame tot een voorwerp van opzettelijke bespreking temaken.

Een lofrede was het niet, die hij op haar hield. Integendeel. Hij legde een verklaardeantipathie te haren opzichte aan den dag, en ook de toon, waarop hij van haargewaagde, mocht alles behalve eerbiedig worden genoemd.

In het eerst liet Mense hem maar doorpraten. De persoon van Knijpers stond inzijn schatting te ver beneden peil, om den jonkman de eer te gunnen van te kunnendenken, dat eenig gewicht aan zijn woorden gehecht werd. Maar dit nam niet weg,dat het Mense gaandeweg heel wat moeite begon te kosten, zich te bedwingen, enop een gegeven oogenblik, toen Knijpers andermaal een smalende uitdrukkinggebezigd had, was het hem niet langer mogelijk, zich in te houden.

‘Weet gij wel, van wie gij spreekt?’ vroeg hij scherp en hoog.Eenigszins verschrikt keek de ander op.‘Hoe bedoelt gij dat?’ luidde de wedervraag.‘Dat ik u raden zou, voortaan, als gij het weder eens in het hoofd mocht krijgen,

den naam van een dame in uw gesprek te mengen, u daarbij van andere, meer gepastetermen te bedienen.’

‘Maar dan toch zeker alleen maar wanneer het een wezenlijke dame geldt,’ merkteKnijpers, niet zonder geraaktheid, op.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 175: Wonosari. Deel 2 - dbnl

175

‘Hè?’ riep Mense, alsof hij zijn ooren niet vertrouwde.‘Ik meen, dat een dame alleen dan met onderscheiding moet besproken worden,

wanneer zij er zich naar gedraagt!’‘En zegt gij dat op juffrouw van Beele?’‘Hum, Hum!’ kuchte Knijpers op een veelbeduidende manier, waarna hij zich met

welgevallen den sik streelde. ‘Ja, - nu gij dit zoo vraagt, - eigenlijk wel.’Had hij maar het flauwste vermoeden gehad van de gewaarwordingen, die deze

woorden bij zijn medewandelaar zouden opwekken, hij zou zich wel tweemaalbedacht hebben, vóór ze op de lippen te nemen. Het gistte en kookte bij Mense. Ja,nog nooit te voren had onze dokter een zoo sterke aanvechting gevoeld om zich aaneen evenmensch te vergrijpen, en het was weder alleen zijn diepe minachting voorKnijpers, die hem van een handtastelijk blijk zijner verontwaardiging weerhield.Intusschen kon hij den aanblik van den schaamteloozen lasteraar niet langer verdragen,en hij stond daarom reeds op 't punt Knijpers den rug toe te keeren, toen het hem nogintijds door het hoofd schoot, dat er misschien weder, evenals vroeger, eenboosaardige aanslag tegen den goeden naam vanMarie werd gesmeed, in welk gevalhet in haar belang kon zijn, dat hij zich daarvan onverwijld op de hoogte stelde.

‘Ik moet u waarschuwen,’ sprak hij derhalve, zich zooveel mogelijk verbijtende,‘dat ik

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 176: Wonosari. Deel 2 - dbnl

176

juffrouw van Beele een groote achting toedraag, en zulke aantijgingen......’‘Maar gij begrijpt toch, dat ik zoo iets niet beweren zou, zonder deugdelijke

bewijzen,’ viel de ander, die zich blijkbaar minder op zijn gemak begon te gevoelen,hier in.

‘Dan zult gij u nader hebben te verklaren,’ gaf Mense afgemeten ten antwoord.Doch Knijpers liet zich daardoor niet uit het veld slaan.‘Dat is gemakkelijk genoeg,’ betuigde hij met veel zelfvertrouwen. ‘Gij moet

weten, dat ik gewoon ben, in den naävond, alvorens mijn studiën te hervatten, eenhalf uurtje om te stappen. Ik doe dit in het belang van mijn gezondheid; want, zonderbehoorlijke lichaamsbeweging, zou de aanhoudende inspanning van den geest,inzonderheid in dit klimaat, mij allicht op kunnen breken. Ook heb ik, daar ik eenvijand van lanterfanten ben, altijd het een of ander, dat ik dan bij mij zelven repeteerenkan, terwijl er bovendien vraagstukken zijn, die men het best, - dit is ten minste mijnervaring -, al wandelende kan oplossen. Welnu, zoo ging ik ook gisterenavond ophet pad. Hoe dit eigenlijk kwam, zou ik zelf niet kunnen zeggen, maar het was, ofik een ingeving had om de waringinlaan in te slaan. Ongeveer halverwegen had ikdie afgeloopen, toen ik twee personen gewaar werd, wier gestalten in het halfduisternog wel niet te onderscheiden waren, maar die zoo dicht en vertrouwelijk naastelkander liepen, dat ik

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 177: Wonosari. Deel 2 - dbnl

177

terstond aan eenminnend paartje dacht. Uit vrees van hen te storen, maakte ik gebruikvan de gelegenheid, door een breede waringinstam geboden, om mij voor hen teverbergen. Het bleek nu, dat ik goed geraden had. Toen het paar naderbij kwam, konik niet alleen zien, dat het werkelijk een heer en een dame was, maar ik mocht ook,ofschoon zij zoo goed als fluisterend spraken, enkele gezegden opvangen, diekennelijk op een teeder onderwerp betrekking hadden. Thans werd, moet ik eerlijkbekennen, mijn nieuwsgierigheid wel een weinig opgewekt. Toen zij mijn boomvoorbij waren, sloop ik, den kant van den weg achter de waringins houdende, henongemerkt na, en het was op die wijze, dat ik oog- en oorgetuige werd van eentreffend tooneel, waarbij de twee minnenden elkander in hartstochtelijke taal hunliefde beleden. Maar nu meende ik ook, dat de bescheidenheid mij gebood, hen aanhen zelve over te laten, zoodat ik mij zoo snel ik kon, doch wederom zonder eeniggerucht, verwijderde. En wanneer ik u thans zeg, dat de dame, die in dat avontuurzoo goed haar deel vervulde, juffrouw van Beele was,......’

‘En zou ik ook den naam van den heer mogen weten?’ vroeg Mense met een kortafgebroken, heesche stem.

Alvorens hierop te antwoorden keek Knijpers omzichtig rond, en eerst toen hijzich overtuigd had, dat er niemand in de nabijheid was, sprak hij op gedempten toon:

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 178: Wonosari. Deel 2 - dbnl

178

‘Gij zult mijn vertrouwen toch wel niet verraden. Het was niemand anders dan - deresident.’

‘Zoo. - En is dat alles wat gij te zeggen hebt?’ hernam Mense op denzelfdenvreemden toon van daareven.

‘Of dat alles is?’ herhaalde Knijpers, als ging deze vraag zijn bevatting te boven.‘Wat zoudt gij dan nog meer willen weten?’

‘Dan heb ik u nog wat te zeggen,’ barstte Mense thans met onbedwongen toornlos. ‘En wel, dat het altemaal logens, schandelijke, lasterlijke logens zijn, die gij daarhebt opgedischt, en dat gij, wilt gij niet met mij te doen krijgen, nimmermeer eenenkel woord, neen, geen syllabe meer van dat ijlhoofdige sprookje op de lippen zultnemen.’

‘Maar ik verklaar u,’ riep Knijpers, op gekrenkten toon, ‘dat het alles de zuiverewaarheid is, wat ik u daar verhaald heb.’

‘En als er werkelijk iets van waar kón zijn,’ gingMense, ziedende van drift, voort,‘dan nog ware het afdoend bewijs geleverd, dat gij een ellendige spion zijt, nietwaard, ookmaar een halve seconde in het gezelschap van een fatsoenlijk man geduldte worden.’

Door dien heftigen uitval in verwarring gebracht, deed de jonge man eenwanhopigen greep naar zijn sik.

‘Maar....’‘En dat gij u niet schaamt, u zoo'n vuilaardige rol toe te dichten, toont op zich zelf

al voldoende uw laaghartigheid. Daarom, scheer

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 179: Wonosari. Deel 2 - dbnl

179

je weg, en zorg, dat ge mij nooit weer onder de oogen komt!’Het gebaar, dat Mense hierbij maakte, liet evenmin als zijn woorden aan

duidelijkheid te wenschen over, en het een en ander had op Knijpers de krachtigeuitwerking, dat hij ijlings de hielen lichtte.

Toch verloochende de jonkman ook in dezen hachelijken stond zijn zelfgevoelniet; want nauw mocht hij zich genoegzaam in veiligheid rekenen, of hij nam wederzijn gewonen, waardigen stap aan, en toen hij iets later een paar van zijn leerlingenontmoette, keek hij zoo ontzagwekkend op dezen neer, dat de knapen, zoodra hijvoorbij was, zich gedrongen gevoelden, door allerhande welsprekende grimassen,den juisten aard hunner gezindheid ten aanzien van den ‘sètan alas’ te openbaren.

Middelerwijl wandeldeMense langzaam voort. Geen enkele maal had hij naar denvluchtende omgezien. Het was hem genoeg, van diens bijzijn ontslagen te zijn; voorhet overige bekreunde hij zich niet om den man, die zich zonder blikken of blozenals een verspieder had afgeteekend. Niet meer telde hij hem dan hij een aardwormzou geteld hebben, dien hij met de punt van zijn stok uit den weg had geslingerd.

Maar hoe onverschillig hij voor den persoon van Knijpers was, met het verhaal,dat deze hem gedaan had, was het anders gesteld. Het had meer indruk op hemgemaakt dan hij zich zelven zoo dadelijk bekennen wilde. Ongetwijfeld, het washem volkomen ernst geweest,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 180: Wonosari. Deel 2 - dbnl

180

toen hij den beschuldiger van logen en laster betichtte. In het eerst, toen hij haar, dievoor hem het inbegrip was van het liefste en beste, dat op deze wereld bestaan kon,een smet had hooren aanwrijven, was het hem geweest, alsof er niets minder danheiligschennis werd gepleegd. Louter verontwaardiging, innige, gloeiende,grenzenlooze verontwaardiging had hij op dat oogenblik gevoeld. Maar nu, nu zijnopgewondenheid voor meer kalmte had plaats gemaakt en hij in bijzonderheden overhetgeen hem werd medegedeeld kon nadenken, durfde hij dit ook nú nog uit devolheid van zijn hart verwerpen? O, had hij nog maar het vertrouwen gehad van zijnjongelingsjaren, dat oude, reine geloof aan onschuld en deugd, er zou geen sprakevan hebben kunnen zijn, dat er maar een zweem van achterdocht zou doordringentot zijn ridderlijk hart. Doch dat geloof was door bittere ervaringen ondermijnd, ende weerslag van den schok, dien het eenmaal ontvangen had, deed zich thans metkracht gelden. Zelf was hij schuldig geweest en daarvoor moest hij thans boeten.Want ook dit is een noodwendig en waarlijk niet gering te achten oordeel van hetkwaad, dat men juist daar, waar men gefaald heeft, nooit meer volkomen onbevangenin anderen gelooven kan. En zoo dus drong zich onwillekeurig, maar met klimmendennadruk de vraag bij hem op, of het inderdaad alles verzonnen, geheel uit de luchtgegrepen zou zijn, wat hij vernomen had. Was het wel

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 181: Wonosari. Deel 2 - dbnl

181

aannemelijk, dat iemand iets van dien aard zou durven verhalen, zonder dat hieralthans eenige waarheid aan ten grondslag lag? En bovenal, was zulks waarschijnlijkals men bedacht, dat niet enkel de naam van een ver van vrienden enmagen verwijderdmeisje, maar evenzeer die van een persoon als de resident bij de beschuldigingbetrokken was? Het waren bedenkingen en overleggingen waarover hij zelf zichschamen moest. Het was hem, alsof hij een soort van verraad tegen Marie pleegde.Wanneer hij zich haar beeld voor den geest bracht, haar nog zoo kinderlijk gelaat,haar open oog, haar helderen lach, en den eenvoud, die haar als aangeboren was, ofook, wanneer hij zijn gesprekken met haar overdacht, die hem alle als met eengraveerstift in het geheugen waren gegrift, dan, ja dán kon hij zich ternauwernoodvoorstellen, hoe hij haar maar één oogenblik had kunnen verdenken. En toch, inweerwil hiervan, kwam weder de twijfel boven, toch moest hij telkens en telkensopnieuw een opwelling van argwaan bestrijden.

Hoeveel was er in korte oogenblikken voor hem veranderd! Daar straks nog hadde wereld, zijn leven en zijn toekomst zulk een vroolijk, lachend aanzien verkregen.Daareven nog scheen hij geheel in zijn vreugde op te gaan. En thans? Hij dacht nietmeer aan zijn nieuw verworven vrijheid. Gevloden was zijn blijdschap. Gevlodenook zijn rust. Alles had plaats gemaakt voor de bangste onzekerheid. Slechts van ééngedachte was hij vervuld. Zou zij, die hem tot

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 182: Wonosari. Deel 2 - dbnl

182

hiertoe zoo goed en rein, een onbedorven natuurkind had toegeschenen, zou hetmeisje, waaraan hij geheel zijn hart had geschonken, zich in werkelijkheid deze liefdeonwaardig gemaakt hebben? - Kon het, kòn het, kon het zijn?

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 183: Wonosari. Deel 2 - dbnl

183

Hoofdstuk XXVIII.

Het moest voorMense den last van den twijfel nog verzwaren, dat hij er zich in eigenoogen door vernederd gevoelde. Of was het geen zwakheid, waarvoor hij zich zelvenbehoorde te verachten, een meisje als Marie op de bloote aantijging van een Knijperste verdenken? Bovenal dit beschamend bewustzijn was oorzaak, dat zijn argwaanhem tot een ondraaglijke kwelling werd.

Hoe intusschen die weifelingen op te heffen? Wat was hier het middel om achterde waarheid te komen? Een nadere ondervraging van Knijpers zou tot niets leiden;hetzij deze zijn beweringen volhield, hetzij hij ze introk, op zijn getuigenis viel geenstaat te maken. En van een rechtstreeksch onderzoek bij de betrokken personen konuit den aard der zaak geen sprake zijn. Doch was er niet nog een andere weg?

Bij nader inzien kwam het Mense voor, dat, indien er werkelijk iets bestond, Mariedit op

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 184: Wonosari. Deel 2 - dbnl

184

den duur onmogelijk voor hem zou kunnen verbergen. Zoo zij zich al niet door haarwoorden verraden zou, moest hij het toch aan haar houding bespeuren, of anders aaneen blik, aan een gebaar, aan een van die honderd kleinigheden, welke hem al zoodikwerf haar gedachten en gewaarwordingen hadden geopenbaard. Alleenlijk, hiertoewas noodig, dat hij haar zag en sprak. Ja, evenzeer als hij het vroeger geraden hadgeacht, haar te ontwijken, zou hij thans haar gezelschap behooren te zoeken.

In dien geest werd dan ook al onmiddellijk een plan gevormd. Hij had opgemerkt,dat Marie des namiddags doorgaans reeds vroeg in den tuin was om de meisjes voorde wandeling op te wachten, en van deze gunstige omstandigheid besloot hij partijte trekken. Derhalve stelde hij den volgenden morgen het bezoek, dat hij mevrouwvan Waningen te brengen had, tot den namiddag uit, en zorgde hij, tegen den tijd,waarop Marie gewoon was naar buiten te komen, zich in den omtrek van hetresidentie-erf te bevinden.

Het kwam juist uit, gelijk hij verwacht had. Na een wijl te hebben rondgedrenteld,zag hij haar de trappen van de veranda afgaan.

Hoe klopte hem het hart, toen hij haar tegentrad! Maar ook zij scheen, bij zijnnadering, een weinig onthutst, en vooral toen hij, in stede van haar weder als andersmet een haastigen groet voorbij te gaan, recht op haar toetrad, met de kennelijkebedoeling om een gesprek aan te knoopen.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 185: Wonosari. Deel 2 - dbnl

185

Wat was zij bevallig en innemend, zooals zij daar met nedergeslagen oogen vóórhem stond! Hoeveel had hij niet willen geven om van haar liefde, maar dan ook haaréénige, trouwe liefde verzekerd te zijn! Een warm gevoel van zoet en teeder verlangendoorstroomde zijn borst, en een oogenblik vergat hij den giftigen twijfel, die in zijnhart was geworpen. Doch slechts een oogenblik. Toen kwam de onzalige vrees, diehem niet meer los wilde laten, de bekoring weder verdrijven.

Hij wandelde zachtjes met haar op en deed zijn best om af en toe een woord tespreken. Doch gemakkelijk maakte zij het hem niet; haar antwoorden, hoe beleefdook, waren zakelijk en afgepast. Trouwens, was dit niet alleszins verklaarbaar? Zouhet zelfs, nadat hij haar zoolang ontweken had, niet vreemd zijn geweest, indien zijzich anders gedragen had? Maar terwijl hij dit overwoog, kwam andermaal deachterdocht zich in zijn overleggingenmengen, en deze blies hem in, dat het meesttijdsgeen goed teekenmag heeten, wanneer een van nature levendig en spraakzaammeisjestil en teruggetrokken wordt. Bovendien trof het hem, dat zij bleeker zag dangewoonlijk. En de onrust, die deze opmerkingen verwekten, nam nog toe, nu hijbegon in te zien, dat het nog zeer twijfelachtig was, of hij het beoogde doel welbereiken zou. Eigenlijk had hij er al half op gerekend, reeds terstond, bij hun eersteontmoeting, het een of ander te zullen hooren, waaruit hij de noodige

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 186: Wonosari. Deel 2 - dbnl

186

gevolgtrekkingen zou kunnen afleiden; maar nu hij aan haar zijde wandelde en haarbondige, volstrekt niet naar vertrouwelijke ontboezemingen zweemende antwoordenvernam, wanhoopte hij, of hij wel ooit tot klaarheid zou komen.

‘Waar toch de meisjes blijven?’ sprak zij na een der vele pauzen in hun gesprek.‘Zoo gij het niet kwalijk neemt, zou ik wel eens willen zien, of zij misschien bijmevrouw van Waningen zijn.’

‘Mag ik u dan vergezellen?’ vroeg hij met iets als een zucht.Voor heden was het derhalve reeds beslist, dat hij niet wijzer zou worden, en elk

uitstel scheen hem, in zijn ongeduld, een ondraaglijke marteling toe.Daar zij zijn bezoek zou aankondigen, bleef hij alléén in de voorgalerij achter;

doch lang behoefde hij niet te wachten, en toen hij in de ziekenkamer kwam, trof hij,wel eenigszins tot zijn verwondering, Marie daar nog aan.

Dit laatste werd hem echter door mevrouw van Waningen opgehelderd, zoodradeze de gevraagde inlichtingen nopens den staat van haar ongesteldheid had verstrekt.

De patiënte zelve zag er beter en opgewekter uit dan in tijden het geval wasgeweest, en zoo Mense in haar hart had kunnen lezen, zou hij geweten hebben, dathiervoor een deugdelijke reden bestond. Want had zij niet geheel onverwachts eenverblijdende verandering in de houding van haar echtgenoot op-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 187: Wonosari. Deel 2 - dbnl

187

gemerkt? Niet alleen, dat de heer van Waningen haar in de beide laatste dagenherhaaldelijk had opgezocht, maar hij had hierbij telkenmale een belangstelling aanden dag gelegd, die zij in jaren niet van hem ondervonden had. Het is waar, zij konvolstrekt niet nagaan, waaraan zulks te danken was, en het kwam bovendien zoonieuw en verrassend, dat zij haar eigen waarnemingen haast mistrouwde; maarniettemin hadden deze reeds een gunstige werking op haar levensgeesten geoefend,veel meer dan al de raadgevingen en geneesmiddelen van Mense te zamen.

‘Ik heb juffrouw van Beele verzocht, nog een oogenblikje te blijven,’ sprak zij.‘Gij zoudt mij genoegen doen, met haar eens onder behandeling te nemen.Aanhoudend wordt zij door hoofdpijnen gekweld, en ik verbeeld mij ook, dat zij erbleek en betrokken uitziet.’

‘Waarlijk, mevrouw! het heeft niets te beduiden,’ kwamMarie haastig en met eenlichte kleur tusschenbeide. ‘Die hoofdpijnen zullen vanzelve wel overgaan, en......het is heel vriendelijk van u, maar heusch! gij maakt u noodeloos bezorgd.’

‘Ziedaar nu juist, wat de dokter het best kan uitmaken,’ wierp mevrouw vanWaningen haar vriendelijk tegen. ‘Ik voor mij ben er, tot mijn spijt, nog zoo zekerniet van.’

‘Hebt gij ook vroeger al last van die hoofdpijnen gehad,’ vroeg Mense, die verwas van te vermoeden, hoeveel aandeel hij zelf had aan haar kwaal.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 188: Wonosari. Deel 2 - dbnl

188

‘Neen, vroeger niet,’ gaf Marie eenigszins aarzelend ten antwoord.‘Dus alleen in den laatsten tijd?’ zette Mense zijn onderzoek voort.‘Ik heb er haar ten minste alleen in den laatsten tijd over hooren klagen,’ viel hier

mevrouw van Waningen in. ‘Ik heb al eens gedacht, of het geen koorts, of andersbinnenkoorts zou kunnen zijn.’

Mense zag Marie een oogenblik onderzoekend aan.‘Zou ik uw pols eens mogen voelen?’ vroeg hij, maar niet zonder een zekeren

schroom.Weder kwam een vluchtig rood haar wangen verven; doch zij voldeed onmiddellijk

aan zijn verzoek.Het was een zonderling gevoel, waardoor Mense bevangen werd, toen zijn

vingertoppen op haar blanke, fluweelachtige huid rusten. Al zijn zenuwen trildenvan een heimelijke verrukking, en eerst nadat ettelijke seconden verloopen waren,kon hij aan zijn eigenlijke taak denken en de onrustige kloppingen van het kleinepolsje tellen. Zelfs nog toen dit was afgeloopen en hij zachtjes haar hand had latenglippen, kostte het hem moeite, zich aan de gewaarwordingen, die hem overvallenhadden, te onttrekken.

‘Zou het niet kunnen zijn, dat zij te weinig uitgaat?’ merkte hij, zoodra hij zijnontroering genoegzaam te boven was, op. ‘De meesten in Indië vergeten te veel, datook in dit klimaat een geregelde beweging broodnoodig is. En in

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 189: Wonosari. Deel 2 - dbnl

189

het bijzonder voor u, die, bij het lesgeven, uren achtereen binnenskamers zit, zouhet, dunkt mij, zaak zijn, wat meer in de buitenlucht te komen.’

‘Maar dat doe ik immers dagelijks,’ bracht zij in. ‘Ten minste, wanneer het wederhet eenigszins toelaat, ga ik elken dag met de meisjes uit.’

‘Dat is zeker goed, doch niet voldoende. Ik zou u bepaald in overweging geven,nog een keer meer een wandelingetje te maken.’

‘Maar, dokter!’ liet thans mevrouw van Waningen zich weder hooren, ‘zij wasjuist den laatsten tijd, door de huishouding voor mij waar te nemen, nog veel meerdan vroeger, ja, van den morgen tot den avond in touw. En wat het wandelen betreft,eergisteravond, toen zij na tafel er nog eens op uit is geweest, is haar dat zoo slechtbekomen, dat zij terstond daarop naar haar kamer heeft moeten gaan.’

Een schok voer Mense door de leden. Het was hem, als werd hem plotseling eendoodelijke wonde toegebracht. Zoo was zij dan toch werkelijk uitgeweest! In zóóverhad Knijpers dan toch gelijk gehad! Al zijn wantrouwen keerde als bij tooverslagmet verdubbelde kracht weder. En nog levendiger deed het zich gelden, toen hijtevens de bloedroode kleur ontwaarde, die het gelaat vanMarie overtogen had. Dochhij had nog niet genoeg aan hetgeen hij vernomen had. Omtrent hetgeen, waar hethoofdzakelijk op aankwam, had hij nog niets gehoord. En nu vooral verlangde hijalles te weten.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 190: Wonosari. Deel 2 - dbnl

190

Het lag niet in zijn karakter, iemand voorbedachtelijk uit te hooren, en hij had zooiets steeds als een laagheid beschouwd, maar de staat van twijfel, waarin hij verkeerde,zijn gemoedsangst, was onuitstaanbaar, en daarom mocht het kosten wat het wilde,hij zou zich zekerheid verschaffen.

‘Zijt gij toen ver geweest?’ klonk het schier toonloos van zijn lippen.‘Neen. - Niet verder dan de waringinlaan.’Alweder een bevestiging van het noodlottig bericht! Zijn hoofd werd zwaar en

beneveld. Het was hem, alsof een duizeling hem overviel, en alleen door een sterkeinspanning kon hij nog voor het uiterlijk zijn aandoeningen beheerschen.

‘Lang hebben zij het niet gemaakt,’ verklaarde mevrouw nader. ‘Zij zullen nietmeer dan een goed halfuurtje zijn uitgeweest, - althans juffrouw van Beele niet, dienog vóór van Waningen is thuis gekomen.’

Elk woord ging Mense als een dolksteek door het hart. Derhalve was het weldegelijk met den resident, dat zij gewandeld had. Alles, álles kwam uit, wat Knijpersbeweerd had. Waren er nog verdere bewijzen noodig?

Nog eens hield hij zijn oogen op Marie gevestigd. Zij had het hoofd een weinigafgewend; niettemin kon hij duidelijk de bleekheid bespeuren, die de kleur vanzooeven vervangen had, en het mocht hem ook niet ontgaan, dat de hand beefde,waarmede zij op de tafel leunde.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 191: Wonosari. Deel 2 - dbnl

191

Nu toch was geen twijfel meer mogelijk. Onvoorziens en vollediger nog dan hij hadkunnen verwachten, was zij hem geschonken, de zeker heid, waarnaar hij zooongeduldig had uitgezien

Maar ach, tot welk een prijs had hij haar verkregen!Werktuigelijk veegde hij de op zijn voorhoofd parelende zweetdroppels af. Hij

had een gevoel, alsof hij stikken zou. Hij moest weg, dit was het éénige, dat hemhelder voor den geest wilde komen.

Op gejaagden toon stamelde hij enkele woorden, die tot verontschuldiging vanzijn overhaast vertrek moesten dienen, en hierop verliet hij de kamer en de woning,waar hem de smartelijke wonde was toegebracht.

Eerst toen hij het erf reeds af was, schoot hem de vraag te binnen, wat mevrouwvan Waningen van zijn zonderling gedrag wel zou moeten denken. Maar dit wasimmers een zaak van ondergeschikt belang? Met zulke kleinigheden kon hij zichthans niet bezighouden. En wat Marie zelve er van dacht, was hem volmaaktonverschillig. Om háár had hij zich niet meer te bekommeren. Zij was van haarvoetstuk gevallen. Nog lager stond zij dan de wuftsten van haar geslacht, daar zíjtoch, listiger dan allen, nog zoo goed den schijn van kinderlijke onschuld wist aante nemen. Doch ook dit kon hem nu niet meer deren. Hém zou zij nooit wederbegoochelen. Ééns voor al waren hem de oogen geopend. Van heden af kon zij nietsmeer voor hem zijn.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 192: Wonosari. Deel 2 - dbnl

192

Het was een schoone droom geweest, dien hij een korte wijl gedroomd had, eenverrukkelijke droom! Maar des te pijnlijker was nu ook het ontwaken, de nuchtere,koude, hopelooze werkelijkheid.

Een krampachtige snik ontwrong zich aan zijn van smart overkropte borst.Hij sloeg een weinig bezocht pad in en stapte onverpoosd voort.Waar ging hij heen? Wat had hij voor? Hij wist het niet; slechts had hij behoefte

aan lucht en aan snelle beweging.De dag was buitengewoon warm geweest, en nóg, ofschoon de avond reeds begon

te vallen, was het broeiend heet. Maar hij voelde dit ternauwernood. Het was alsniets bij den koortsgloed in zijn aderen, bij het vuur, dat hem in hoofd en hart brandde.Ook stoorde hij zich niet aan de gaandeweg toenemende duisternis, noch aan dezwarte, onheilspellende wolken, die zich aan het uitspansel samenpakten, tot hetgansche zwerk één donker gewelf leek. Veel duisterder was het in zijn gemoed, datnu opeens weder zoo wreed van alle hoop op geluk was verstoken; veel duisterderscheen hem het leven toe, dat voor hem geen beloften, geen doel, geen belang meerhad.

Daar gierde een rukwind over de vlakte. Boomen en struiken werden met krachtheen en weder gezwiept. Doode takjes en dorre bladeren vlogen en dwarreldenallerwegen rond, en het in dichte wolken opgejaagde stof drong den eenzamenwandelaar in de oogen en neus-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 193: Wonosari. Deel 2 - dbnl

193

gaten. Maar ook dit kon hem niet tot terugkeeren nopen. Zij waren hem welkom dehuilende, felle vlagen, die zoo volkomen overeenstemden met den storm in zijnbinnenste. Welkom ook straks daarna de dikke regendroppels, waarbij hij een zuchtvan verademing slaakte. Gelijk de dorstige aarde ze gretig opving, zoo voelde ookhij er zich voor een oogenblik door verkwikt.

Zelfs toen een vurige, verblindend helle straal door de lucht flikkerde, onmiddellijkgevolgd door het rommelend geraas van een geweldigen donder, zag hij niet eenmaalop. En ofschoon thans een zware stortregen kletterend nedersloeg, wandelde hij maarsteeds door, uren, uren lang. Eerst, toen hij zich volkomen uitgeput voelde, dacht hijer aan, den terugweg naar zijn woning te zoeken.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 194: Wonosari. Deel 2 - dbnl

194

Hoofdstuk XXIX.

De heer en mevrouw van Tonne hadden hun huis vol gasten.In zekeren zin stak hierin weinig buitengewoons; want zij waren zeer voor de

gezelligheid, en menigvuldig waren de avonden, dat zij, na afloop van den maaltijd,de speeltafeltjes gereed lieten zetten. Maar doorgaans waren het slechts enkelefamilies, mitsgaders eenige ‘losse’ heeren, die verwacht werden, goede bekenden,voor wie weinig omslag behoefde te worden gemaakt, terwijl de partij van hedeneen meer algemeen en deftig karakter droeg.

Eéns in het jaar namelijk voelde het echtpaar zich aan hun maatschappelijkstandpunt verplicht, alle ingezetenen, die voor zulk een onderscheiding in aanmerkingkonden komen, ten hunnent te noodigen, met dien verstande alleen, dat de gasten,wegens de beperkte ruimte der voorgalerij, in twee zoogenaamde seriën werdengesplitst, welke elk een afzonderlijke beurt kregen.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 195: Wonosari. Deel 2 - dbnl

195

Bovenal aan die indeeling was veel beslommering verbonden, wijl daarbij niet alleenop de onderscheidene vriendschappelijke en vijandelijke verhoudingen, maar ookop den rang en den staat der belanghebbenden moest worden gelet, opdat dezen zichzoominmogelijk verongelijkt of miskend zouden wanen. Zoominmogelijk; immers,hoe de heer van Tonne het ook regelenmocht, de voor den tweeden avond bestemden,voelden zich hierdoor vanzelf reeds achtergesteld en rekenden het zich als eenbijzondere grootmoedigheid aan, zoo zij niettemin aan de uitnoodiging gevolg wildengeven. Het vorige jaar nog had Pratter om geen andere reden botweg bedankt. ‘Iklaat mij, parole d'honneur! liever villen, dan met het schorremorrie te komen,’ hadhij aan zijn kameraden verklaard. En de in zijn eer getaste jonkman had van dien tijdaf een soort van oorlog tegen den heer en mevrouw van Tonne gevoerd, door geregeldalle nieuwaangekomenen voor hen te waarschuwen.

Doch, van wie heden genoodigd waren, vielen dergelijke gevoeligheden niet tewachten. Het was de eerste partij, en de gasten zaten derhalve genoeglijk bijeen.

Bovendien was er iets in het vooruitzicht, dat velen al bij voorbaat een behaaglijkgevoel van spanning gaf. Men had gehoord, dat mevrouw van Waningen, ofschoonnagenoeg hersteld, zich nog niet aan de avondlucht durfde blootstellen, zoodat deresident de uitnoodi-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 196: Wonosari. Deel 2 - dbnl

196

ging weder alleen voor zich en voor juffrouw van Beele had aangenomen, en nubrandde men van verlangen om te weten, of zij te zamen zouden komen, en hoeMarie zich bij haar binnentreden en ook verder, gedurende den loop van den avond,houden zou. Want het behoeft niet gezegd te worden, dat allen met het wedervarenvan Knijpers in geuren en kleuren bekend waren. Niet, dat deze het verbod vanMensehad durven trotseeren; het speet hem genoeg, dat hij den éénigen geneesheer terplaatse, aan wiens diensten hij wel eens behoefte zou kunnen hebben, tegen zichingenomen had. Maar hij was geen meester meer geweest van zijn geheim. Nog vóórzijn ontmoetingmet den dokter had hij hetzelfde verhaal al aan anderen toevertrouwd,en zoo was het reeds dien eigen avond als een loopend vuurtje heel de plaatsrondgegaan. Natuurlijk hadden vooral de dames, aan wier verzekeringenmen destijdsgeen geloof had willen slaan, er zich niet weinig in verkneuterd. De uitkomst beweesdan nu toch, dat zij het wel degelijk bij het rechte eind hadden gehad. En ditmaalkon haar niet worden tegengeworpen, dat het maar weder een los gerucht was,waarvan de waarheid door niemand gestaafd kon worden. Men had thans met eenbepaalde daadzaak te doen; daar was een oor- en ooggetuige, op wien zij zichberoepen konden; tijd, plaats en bijzonderheden waren bekend; kortom, zij haddenalles wat zij maar wenschen konden. Slechts weinigen dan ook, die nog twijfelingendurfden opperen.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 197: Wonosari. Deel 2 - dbnl

197

Bovendien behoefde men zich aan dezen niet te storen. Wie zou zoo dwaas zijn, naarden zotteklap van een paar verklaarde dwarshoofden te luisteren? De zaak was nuuitgemaakt, en met alle vrijmoedigheid mochten de ingezetenen van Wonosari zichin het benijdenswaardige denkbeeld verlustigen, dat in hun onmiddellijke omgeving,zoo al niet onder hun eigen oogen, een formeele roman zich begon te ontspinnen,die hoogst belangwekkend beloofde te worden, ja, waarvan zij wellicht nog vreemdedingen zouden beleven.

Geen wonder derhalve, dat de gasten van de familie van Tonne met ongeduld naarde komst van den heer van Waningen en Marie uitzagen. Het kwam hun voor, datzij verbazend lang moesten wachten. Maar eindelijk hoorden zij dan toch een rijtuigaankomen. Het reed het erf op; het hield stil; en - waarlijk, daar zaten zij naastelkander, de resident en de gouvernante! Met hun beiden hadden zij, gewisallergezelligst, het ritje, en misschien nog - het was al zoo laat geworden! - een toertjedaarbij gemaakt.

Eigenlijk had ook Marie zelve, met het oog op het gebeurde, er iets stuitends ingevonden, weder alleen met den heer van Waningen uit te gaan; doch zijn houdingtegenover haar, sedert hun ochtendgesprek, was, zoo onberispelijk geweest, dat zijten slotte gemeend had, hem zulk een klein bewijs van vertrouwen niet te mogenontzeggen. Bovendien durfde zij zich hoe langer hoe meer met de hoop vleien, dathet

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 198: Wonosari. Deel 2 - dbnl

198

zaad, door haar uitgestrooid, goede vruchten zou dragen. Zij kon zich, wel is waar,geen rekenschap geven van de juiste oorzaak, die de beide echtgenooten van elkandervervreemd had, maar zij was overtuigd, dat er op de een of andere wijze eenmisverstand tusschen hen bestond. En indien dit zoo was, en de heer van Waningenhad inderdaad, gelijk hij zich had laten ontvallen, zijn vrouw eenmaal een innigeliefde toegedragen, dan zou er immers maar weinig noodig zijn, om dat oude gevoelweder bij hem te doen herlevendigen.Waren er niet reeds zekere kenteekenen, waaruitzij meende te mogen opmaken, dat er werkelijk iets van dien aard bij hem plaatsgreep? In elk geval had hij duidelijk genoeg getoond, dat zij voor zich niets meervan hem te vreezen had, en er was dus geen enkele reden, waarom zij zich aan zijngeleide onttrekken zou.

Bij haar binnentreden intusschenwerd zij nauwlettend gadegeslagen, en het wekteniet weinig verbazing, dat zij geen de minste verlegenheid verried. Doch niemand,die zich door haar ongedwongenheid liet misleiden, en inzonderheid de dames kondener slechts een verregaande schaamteloosheid in zien, die nog een aanleiding te meergaf om haar vriendelijke begroeting uiterst koel te beantwoorden.

Zij was hierover wel eenigszins verwonderd, en haar bevreemding nam nog toe,toen men haar ook verder, nadat zij zich had nedergezet, met in het oog vallendestugheid behandelde,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 199: Wonosari. Deel 2 - dbnl

199

maar in de argeloosheid harer onschuld schreef zij die terughouding slechts aan eenin Indië niet zelden voorkomende wispelturigheid toe. Daarenboven was deze minaangename ervaring slechts van korten duur. Terstond na de komst van den residentwas de koffie en thee rondgediend, en toen den gasten vervolgens nog een likeurtjewas aangeboden, werd men verzocht, tot de genoegens van den avond over te gaan,zoodat de dames en heeren, die een partijtje wenschten te maken, zich naar de hiertoegereedstaande tafeltjes begaven, en de overigen, die meest allen tot het jongeregedeelte van het gezelschap behoorden, de gastvrouw naar de binnengalerij volgden,waar aan de groote tafel een allegaartje zou worden gespeeld.

Er zijn vroolijke en deftige, woelige en kalme, vermakelijke en vervelendeallegaartjes. Aan den toon nu, waarop mevrouw van Tonne, zoodra allen gezetenwaren, de onvermijdelijke vraag: ‘wat zullen wij doen?’ stelde, sprak klaarlijk haarbedoeling, er ditmaal ernst van te maken.

Om de waarheid te zeggen, was het ook maar voor den schijn, dat zij de keuzevan het spel aan haar gasten overliet. Ergens in de ruimten van haar breeden boezemkoesterde mevrouw van Tonne een waren hartstocht voor het vingt et un, en reedslang te voren had zij bij zich zelve uitgemaakt, dat de avond aan niets anders danaan het edele bankspel zou worden gewijd. Doch, de voorliefde

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 200: Wonosari. Deel 2 - dbnl

200

der jongelui voor pandspelletjes kennende, achtte zij het geen zaak, al dadelijk methaar plan voor den dag te komen. Eerst toen er verschillende denkbeelden te berdegebracht waren, en de beslissing eenigszins moeielijk werd, oordeelde zij hetoogenblik gunstig om haar voorstel ter tafel te brengen, en zulk een handig gebruikwist zij hierbij van haar overwicht als gastvrouw te maken, dat zij inderdaad haarzin mocht verkrijgen.

Van het oogenblik af, dat Marie van haar plaats in de voorgalerij was opgestaan,had zij niet langer reden om over een minder welwillende bejegening te klagen.Integendeel, zij ondervond thans nog meer voorkomendheden dan haar lief waren.Althans van de zijde der heeren, die, voor zoover dezen niet in de wisselende kansenvan het hazardspel verdiept waren, veel meer dan ooit hun best deden om zichwelgevallig bij haar te maken. Vooral kapitein Rinkelman, die gezorgd had, naasthaar te zitten, en dus beter nog dan de overigen in de gelegenheid was, zich met haarbezig te houden, legde zich daarop toe. Het is waar, Marie had altijd tot zijnbeschermelingen behoord, maar met zóóveel oplettendheden als nu had hij haar tochnooit te voren begunstigd. Hij leerde haar de fijnigheden van het spel kennen, zaghaar kaarten in en ried haar dan aan hoeveel zij erop moest zetten, vergastte haar opeen steeds wassenden stroom van complimentjes, in één woord, stelde alles in hetwerk om haar te behagen; en onderwijl

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 201: Wonosari. Deel 2 - dbnl

201

vereerde hij haarmet ongeveer dezelfde blikken, waarmede hij indertijd de beduimeldejaargangen van het Art journal bekeken had, eer hij deze voor een prijsje machtiggeworden was. Zelfs vermocht de toenemende koelheid, waarmede zij dat allesbeantwoordde, zijn ijver niet te temperen, en scheen hij daarin veeleer eenpreutschheid te zien, die slechts door verdubbelde hoffelijkheid kon wordenoverwonnen.

Hij had er al bij herhaling op aangedrongen, dat zij het gezelschap ‘op het genoteener muzikale voordracht zou onthalen,’ maar telkens nog had zij zich hiervanafgemaakt, tot eindelijk de gastvrouw, die, onder den vereenigden invloed van dehitte van het vertrek en de opgewondenheid van het spel, er uitzag alsof zij op hetpunt stond van te versmelten, al hijgende en blazende haar wensch bij den zijnevoegde: ‘Hé ja, juffrouw van Beele, zoudt ge niet eens een stukje voor ons willenspelen?’ Onmiddellijk stond zij nu op en nadat zij zich naar het knaapje bij de pianobegeven had, waarop eenigemuziekstukken lagen, liet zij haar keuze opMendelsohn's‘Lieder ohne Worte’ vallen.

Rinkelman was haar gevolgd. Zelf pianist, achtte hij zich den aangewezen persoonom de bladen voor haar om te slaan, en zoodra zij dus op haar krukje gezeten was,stelde hij zich in een van die elegante houdingen, waarin hij zoo uitmuntte, achterhaar op, waarna hij zijn werk met een zwier en een gedienstigheid ver-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 202: Wonosari. Deel 2 - dbnl

202

richtte, die Marie wel wat al te ver gingen, daar hij zich hierbij meermalen zoo dichtover heen boog, dat zij zijn adem op haar wangen voelde.

Middelerwijl werden de partijtjes met ijver voortgezet, en te oordeelen naar hetluide gegons der gesprekken, dat geen oogenblik verflauwde, zoumen gezegd hebben,dat er niet veel aandacht aan haar spel werd geschonken. Maar dit was slechts schijn;want toen zij geeindigd had, werd zij van alle kanten levendig geapplaudisseerd.

Het uitbundigst was weder Rinkelman in zijn toejuichingen. Hij was één en alverrukking. Het was charmant, magnifique, goddelijk geweest. Alleen speet het hem,zooals hij aan het slot zijner sierlijk ingekleede loftuitingen betuigde, dat hem slechtszoo spaarzaam het voorrecht te beurt viel, van haar geheel éénige gaven te mogengenieten. ‘Doch daar roer ik een punt aan,’ voegde hij er bij, ‘waarover ik nog heelwat meer zou kunnen zeggen. Want het is niet alleen uw spel, dat wij zoo schaarsbewonderen mogen, ook in andere opzichten legt gij, als ik mij zoo eens maguitdrukken, al zeer weinig deernis aan den dag. Hoe zelden is men in de gelegenheid,van uw aangenaam bijzijn te profiteeren! Het heeft er dikwijls veel van, alsof gij umet opzet schuil houdt. Waarlijk, gij weet zelve vermoedelijk niet half, hoehardvochtig en wreed gij kunt zijn!’

Zij was, terwijl hij deze opmerkingen maakte

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 203: Wonosari. Deel 2 - dbnl

203

druk bezig met, naar aanleiding van het verzoek van mevrouw van Tonne, ‘om hetgezelschap nog eens wat te laten hooren,’ een ander stuk uit te zoeken. In den regelplacht hetgeen Rinkelman zeide haar volslagen onverschillig te laten, maar ditmaalwerd zij er onaangenaam door aangedaan. En meer nog dan de woorden zelve washet zijn toon van spreken, die haar mishaagde, zoodat zij veel lust gevoelde, zijnverwijt eenvoudig onbeantwoord te laten.

‘Ik zou niet weten wat ik er aan hebben zou, mij schuil te houden,’ verklaarde zijmet een licht schouderophalen. ‘Zoo iets is mij zeker nog nooit in de gedachtengekomen.’

‘Gij zult toch moeten toegeven, dat mij maar heel zelden het geluk te beurt valt,u te ontmoeten. Het is alleen op de wandeling, dat ik u af en toe mag tegenkomen.Doch dan hebt gij altijd de meisjes van Waningen bij u. Lieve kindertjes, moet ikzeggen, maar die niettemin wel eens te veel kunnen zijn. - Zou er geen kans bestaan,u eens hier of daar alléén aan te treffen?’

Die onbeschaamdheid ging te ver. Het rood eener innige verontwaardiging deedhaar gelaat gloeien.

‘Ik ga nooit alléén uit!’ sprak zij kortaf en met nadruk, waarop zij terstond wederbegon te spelen.

De noten dansten haar voor de oogen, en niet dan met moeite kon zij haaropwellende tranen bedwingen. Dit was nu al de tweede

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 204: Wonosari. Deel 2 - dbnl

204

keer, dat men het gewaagd had, haar op een onvoegzame wijze toe te spreken. Wathad zij toch gedaan, dat iedereen haar durfde beleedigen? Waardoor had zij iemand,wien dan ook, hiertoe het recht of ook maar aanleiding gegeven? Zij begreep hetniet, maar zij voelde zich zoowel vernederd als gekrenkt.

En terwijl haar dit alles door het brein woelde, moest zij zich nog geweld aandoenom zich niet in haar spel te vergissen! Nooit was een taak haar zoo moeilijk gevallen.Bijkans was het haar niet mogelijk, er mede voort te gaan.

Zij was weder aan het einde van een blad gekomen, en uit vrees, dat hij zichandermaal zoo dicht over haar heen zou buigen, haastte zij zich, zelve de pagina omte slaan. Maar hierop was Rinkelman, naar het scheen, verdacht geweest; want nietzoodra had zij haar handje uitgestrekt, of het werd met een zachten druk omklemden - terzelfdertijd voelde zij in haar hals iets als de vluchtige aanraking van een paarbrandende lippen.

Nog eer zij er zich recht van bewust was, stond zij reeds overeind. Schrik, schaamte,smart, toorn, honderd gewaarwordingen dooreen verdrongen elkander in haar gemoed.Eenige seconden was zij als verbijsterd. Toen echter deed het krachtiger dan ooitontwaakt gevoel van eigenwaarde haar weder tot bezinning komen, en zonder denovermoedige ookmaar met een blik van verachting te verwaardigen, verliet zij haastigde piano, om naar haar plaats aan de ronde tafel terug te keeren.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 205: Wonosari. Deel 2 - dbnl

205

Evenwel, hiermede was de zaak nog niet uit. Het plotseling afbreken van haar spelhad de opmerkzaamheid getrokken, en allen zagen haar nu met onverholenbevreemding aan.

‘Hé, juffrouw van Beele, hoe scheidt gij zoo opeens uit?’ vroeg mevrouw vanTonne, zich tot tolk van het gezelschap makende.

‘Ik kon niet verder,’ betuigde Marie met een gejaagd voorkomen. ‘Ik hoop, datgij het mij niet kwalijk nemen zult. Een anderen keer wil ik gaarne wat langer vooru spelen, maar ditmaal is het mij niet mogelijk.’

Zulk een vaag, ontwijkend antwoord moest de aanwezigen wel in het vermoedenversterken, dat er het een of ander voorgevallen was. Doch, terwijl zij Marie nog volverbazing aanstaarden, had er iets plaats, dat een nieuwe wending aan hunnieuwsgierigheid gaf.

Rinkelman was niet licht uit het veld te slaan, en ofschoon hij in het eersteoogenblik, toen hij zoo plotseling alléén achterbleef, wel een weinig met zijn houdingverlegen was, wist hij zich toch spoedig te herstellen. Met een effen gezicht nam hijeen muziekboek in de hand, en hij wilde hier bedaard in gaan bladeren, toen hijonvoorziens op den schouder getikt werd.

Het was de heer Zegwaard, die, tijdelijk van zijn partijtje uitgevallen, zich naarde piano had willen begeven, en zoodoende juist nog het drieste bedrijf van denovergalanten kapitein aanschouwd had.

‘Een paar woordjes,’ voegde hij, rood van

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 206: Wonosari. Deel 2 - dbnl

206

ergernis, Rinkelman toe. ‘Ik was daar toevallig getuige van de wijze, waarop gijjuffrouw van Beele hebt durven behandelen, en ik moet u zeggen, dat ikverontwaardigd ben over uw gedrag.’

‘En ik moet u zeggen,’ antwoordde Rinkelman op hoogen toon, ‘dat ik in geenendeele onder uw toezicht begeer te staan, noch u het recht toeken mij te interpelleeren.’

‘Dan verschillenwij vanmeening,’ zeide de heer Zegwaardmet gedwongen kalmte.‘Mij dunkt, dat gij, door een der dames uit ons midden te beleedigen, het geheelegezelschap gehoond hebt, en dat derhalve ieder onzer zich bevoegd mag rekenen, udaarvan rekenschap te vragen.’

‘Met uw welnemen; eerst moet dan toch het bewijs geleverd worden, dat de damezelve het als een beleediging heeft opgevat. Zij mag er den schijn van hebbenaangenomen, maar wij weten te goed, dat juffrouw van Beele, als het er op aankomt,zoo bijster aantrekkelijk niet is.’

‘Mijnheer Rinkelman, ik mag u niet toelaten, op die manier over een meisje tespreken, dat.....’

‘Mijnheer zelven wonderveel belang schijnt in te boezemen,’ voltooide de ander,met een spotziek lachje, den zin. ‘Doch het is waar, zij schijnt een eigenaardigensmaak te hebben. Toch zou ik mij, in uw plaats, maar niet te gauw met schooneverwachtingen vleien. Zij kon voorloopig wel eens aan één affectie genoeg hebben.’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 207: Wonosari. Deel 2 - dbnl

207

En bij wijze van toelichting op dezen raad, begon Rinkelman luchtig te neuriën:

‘Non, jamais tourterelleN'aima plus tendrement,Comme elle était fidèle,A - son dernier amant.’

De oogen van den heer Zegwaard schoten vuur, de wijdgeopende neusvleugels trilden,en hij hield de vuisten krampachtig gebald.

‘Ploert!’ klonk het als een zweepslag van tusschen zijn op elkaar geklemde tanden.Nu steeg ook Rinkelman het bloed naar het hoofd. Als door een tooverslag was

al het gemaakte en pronkerige van hem geweken, en scheen hij een ander persoongeworden, - een man, die zich niet straffeloos laat beschimpen. Een oogenblik washet zelfs, alsof hij zich op dezen eigen stond over den smaad wilde wreken, enofschoon hij zich nog bijtijds bedacht en de reeds ter kastijding opgeheven handweder liet zinken, kon men duidelijk ontwaren, hoeveel het hem kostte, zijn woedete moeten beteugelen.

‘Het is hier de plaats niet om u naar eisch te antwoorden, maar reken er op, dat gijvan mij hooren zult!’ bracht hij er ten slotte, met een van drift schorre stem, uit. Enterstond hierna keerde hij den heer Zegwaard zijn glimmende kruin toe, om zichweder naar zijn stoel aan de allegaartafel te begeven.

‘Wat is er gebeurd? Hebt gij iets met den dominé gehad?’ heette het hier nu vanonder-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 208: Wonosari. Deel 2 - dbnl

208

scheidene kanten. Want, al werd de bovenvermelde woordenwisseling in een hoekvan het vertrek en op half fluisterenden toon gevoerd, zóóveel had men aan degelaatsuitdrukking en de gebaren der beide heeren wel kunnen bespeuren, dat hunonderhoud van alles behalve vriendschappelijken aard was geweest.

Maar Rinkelman toonde zich volstrekt niet geneigd, de nieuwsgierigheid deromringenden te bevredigen.

‘Het is niets,’ verklaarde hij op een toon, die alle verdere ondervragingen afsneed.‘Althans, geen zaak, waarmede anderen te maken hebben.’

Ook in de voorgalerij had men door de openstaande deuren iets van hetgeen ergaande was bemerkt. Doch evenmin als de kapitein, liet de heer Zegwaard, die wederbij zijn partijtje was gaan zitten, zich over het gebeurde uit. Er had zich, gaf hij denvragers ten antwoord, een verschil van opvatting tusschen den heer Rinkelman enhem geopenbaard, maar het zou hem aangenaam zijn, wanneer men dit punt wildelaten rusten.

Het laatste bleek evenwel wat veel van de bescheidenheid der aanwezigen gevergd.Al durfden zij de betrokkenen thans niet meer lastig vallen, des te drukker haddenzij het onder elkander. Overal werden de hoofden bijeen gestoken, en weldra konmen in alle hoeken groepjes van gasten zien, die fluisterende elkaar hunwaarnemingenen gissingen mededeelden.

Dat de twist in verband moest staan met

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 209: Wonosari. Deel 2 - dbnl

209

het daaraan voorafgegaan zonderling gedrag van Marie van Beele, had iedereenonmiddellijk begrepen; het was alleen de vraag, op welke wijze het een met het andersamenhing.Maar vruchteloos werd naar een oplossing gezocht.Welke onderstellingenook geopperd werden, het bleef een redeneeren in den blinde, een tasten in het duister,waaraan geen einde scheen te zullen komen.

Intusschen was er één persoon, wiens houding een gunstige uitzondering op dieder overigen maakte. Gelijk de heer van Waningen het over het algemeen benedenzijn waardigheid achtte, eenige aandacht aan de kleine voorvallen in zijn omgevingte schenken, scheen hij ook thans aanvankelijk niet de geringste notitie van hetgebeurde te nemen. Aanvankelijk; want ten laatste, toen schier over niets andersmeer gesproken werd, was het niet langer mogelijk, bij die onthouding te volharden.Tegen wil en dank, moest hij zich nu wel met de zaak bemoeien.

Het laat zich echter begrijpen, dat het voor iemand van zijn gewicht niet aanging,eenvoudig het voorbeeld der anderen te volgen. Wanneer de heer van Waningen eenenkele maal door de omstandigheden gedwongen werd, zich met iets in te laten, washij gewoon, zulks op een afdoende wijze te doen.

Uit dien hoofde verzocht hij dan ook den gastheer, een weinig met hem ter zijdete gaan.

‘Mijnheer van Tonne,’ begon hij op gestren-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 210: Wonosari. Deel 2 - dbnl

210

gen toon, ‘vertel gij mij nu eens, wat er eigenlijk is voorgevallen.’‘Ik?’ vroeg de ingenieur onthutst. ‘Ik weet het u waarlijk niet te zeggen.’De heer van Waningen trok dreigend de wenkbrauwen samen.‘Dat moest gij toch weten.’‘Maar, resident! Hoe....’‘Gij zijt aansprakelijk, mijnheer, voor al wat in uw huis geschiedt. Naar ik verneem,

heeft er een twist plaats gehad. Door den dominé en kapitein Rinkelman moetenheftige woorden gewisseld zijn. Mij dunkt, dat zulk een manier van handelen,inzonderheid tegenover een gezelschap als hier bijeen is, hoogst ongepast moetheeten. Wat heeft hun daartoe aanleiding gegeven?’

‘Werkelijk, resident, ik kan u daaromtrent geen inlichtingen geven,’ stotterde deeerstaanwezende, geheel in de wieken geschoten. ‘De heeren houden zich beidenzoo gesloten, dat wij er maar niet achter kunnen komen.’

‘Laat dan den dominé eens hier komen!’ gebood de heer vanWaningenmet straffenblik.

‘Die is juist weder bij zijn partijtje ingevallen,’ merkte de ingenieur aarzelend op.‘Zou ik.... zoudt u....?’

‘Willen wachten tot het hem beter convenieeren zal, meent gij?’ viel de residentop schamperen toon in. ‘Wel zeker; waarom niet? Die heeren predikanten moetenaltijd ontzien worden. Zij en de heeren van de rechterlijke macht.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 211: Wonosari. Deel 2 - dbnl

211

Dat zijn immers de onafhankelijke ambtenaren? - Als wij maar eens hunconduite-staten hadden op te maken; of zij dan gauw gedwee zouden worden! Ik zouze ten minste wel klein weten te krijgen.’

‘Dus, u verlangt?’ vroeg de heer van Tonne, die, na dezen bitteren uitval, volstrektniet meer wist, hoe hij het had.

‘Zeg den dominé, dat ik hem gaarne zou spreken.’Zoodra de boodschap was overgebracht, legde de heer Zegwaard zijn kaarten neder

en haastte hij zich aan het ontvangen opontbod te voldoen.‘Is er iets van uw verlangen, resident?’ vroeg hij beleefd.De heer van Waningen zag hem verpletterend aan.‘Naar ik verneem, zoudt gij daareven woorden, ik hoor zelfs, hooge woorden gehad

hebben met kapitein Rinkelman. Ik kan evenwel kwalijk gelooven, dat er wezenlijkiets van dien aard zou hebben plaats gevonden, en het is daarom, dat ik gaarne vanu zelven het rechte ervan weten zou.’

‘Mag ik u doen opmerken, resident, dat die zaak van een geheel particulieren aardwas,’ gaf de heer Zegwaard nog altijd beleefd, maar tevens op stelligen toon tenantwoord.

Het hoofd van bestuur hulde zich in zijn volle majesteit.‘Gij wilt dus met andere woorden te kennen geven, dat ik er niet mede te maken

zou hebben?

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 212: Wonosari. Deel 2 - dbnl

212

Maar ik voel mij dan verplicht, u te waarschuwen, dat het, naar mijn wijze van zien,mij wel degelijk aangaat, wanneer de predikant van het onder mijn bestuur staandgewest zich op een manier verkiest te gedragen, die onvereenigbaar met zijnbetrekking is. Het zal toch wel aan geen twijfel onderhevig zijn, dat het allerminstú voegt, een voorbeeld in het twisten en ruziemaken te geven.’

Kennelijk zweefde den heer Zegwaard een antwoord op de lippen, doch hij scheenhet, bij nader inzien, om de een of andere reden beter te oordeelen, zijn gedachtenvoor zich te houden.

‘Ik vertrouw derhalve,’ ging de heer van Waningen met toenemende statigheidvoort, ‘dat gij u in het vervolg, ter voorkoming van minder aangename ervaringen,wel voor een herhaling van dergelijke ergerlijke scènes zult willen wachten. - Ditwas het hoofdzakelijk, wat ik u onder het oog wenschte te brengen. Thans zal ik uniet langer ophouden.’

En hierop wendde hij zich met een stijve hoofdbuiging om.Veel hadden zijn bemoeiingen nog niet uitgewerkt; maar toch iets, al was dit dan

ook niet juist wat hij bedoelde. De misnoegde blikken namelijk, waarmede hij denheer Zegwaard had aangezien, waren aan de overige gasten, die, ofschoon zij nietsvan hun gesprek konden verstaan, beiden met gespannen aandacht haddengadegeslagen, geenszins ontgaan, en wijl men uit die onheilspellende teekenen dege-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 213: Wonosari. Deel 2 - dbnl

213

volgtrekking maakte, dat de predikant, die toch al nooit erg in de gunst van het hoofdvan bestuur had gestaan, nu voorgoed in ongenade gevallen was, toonden demeestenhet zaak te vinden, zich in den verderen loop van den avond min of meer op eenafstand van den verstooteling te houden.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 214: Wonosari. Deel 2 - dbnl

214

Hoofdstuk XXX.

‘Heeren, de wachtparade is afgemarcheerd!’ riep Pratter op den toon van gezag, dienhij tegenover zijn kameraden placht aan te slaan.

Het was in de societeit, een tochtige, laag bezolderde en spaarzaam gemeubeldezaal, die evenwel de verdiensten had, dat er een draaglijk biljart stond, dat er tamelijkgoede dranken verstrekt werden, en dat, wie om een praatje verlegen waren, er opgezette uren van den dag altijd eenige gelijkgezinden konden aantreffen. Vooral desvoormiddags werd het vertrek getrouw bezocht; want, al konden de ambtenaren enparticulieren het niet met hunwerkzaamheden overeenbrengen, zich in demorgenurenzulke genoegens te veroorloven, dit bezwaar bestond niet voor de officieren, wierdienst geheel anders geregeld was.

Als het eigenlijke brandpunt der gezelligheid was ongetwijfeld de groote, rondetafel in het midden te beschouwen, waarop onderscheidene dagbladen en illustratiesverspreid lagen,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 215: Wonosari. Deel 2 - dbnl

215

en waaromheen ettelijke wip- en luierstoelen de bezoekers schenen uit te noodigentot een vriendschappelijken kout. En het was dan ook hier, dat Pratter zich volkomenin zijn element gevoelde, althans wanneer hij niet door de tegenwoordigheid vansuperieuren verhinderd werd, er het hoogste woord te voeren.

Gewoonlijk lag hij zoo diep in zijn stoel gedoken, dat de romp van zijn lichaampjehier geheel in verzonken scheen en de beentjes nog een tamelijk eind boven denvloer bengelden. Al maakte hij zoodoende een nietige vertooning, hierom behoefdehij zich niet te bekreunen, want met behulp van zijn krakende, schetterende stem endoor zijn besliste manier van spreken, alsmede door de ongemeene, schierbovenaardsche bewegingen van zijn groot waggelend hoofd, het éénige van hem,dat als het ware bovendreef, wist hij ook in deze houding zijn zedelijk overwichtnaar behooren te doen gelden.

Heden echter was hij nog niet in de gelegenheid geweest, zich in zijn kracht tevertoonen.Wel was de opkomst nog talrijker dan gewoonlijk, maar de heeren haddenzich eenigszins verspreid. Een paar waren aan het biljarten, anderen stonden of zatenhiernaar te kijken, weder anderen zagen de illustraties in, en de overigen, waartoeook Pratter zelf behoorde, hadden een courant in de hand.

Doch dit zou zoo niet blijven. Op een gegeven oogenblik legde de voorman hetvluchtig doorloopen blad voor zich neder, om met een gewich-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 216: Wonosari. Deel 2 - dbnl

216

tig gezicht zijn horloge te raadplegen, en hierna zijn kameradenmet de bovenvermeldewoorden tot de orde te roepen:

‘Heeren, de wachtparade is afgemarcheerd!’Het was een waarschuwing, die, hoewel elken morgen klokke half elf herhaald,

nog steeds met hetzelfde genoegen vernomen werd. Voor de ingewijden lag dan ookin deze schijnbaar onbeduidende kennisgeving niets minder dan de heuglijke wenkopgesloten, dat de tijd dáár was, waarop alle fatsoenlijke lieden gevoeglijk een eerstebittertje konden bestellen.

‘Zullen wij er om draaien?’ opperde Keie, naar een groot houten wijzerbordkijkende, dat als een soort van middenstuk op de tafel stond.

‘Natuurlijk!’ luidde Pratter's bescheid. Doch eenige oogenblikken later, toen dewijzer had uitgemaakt, dat hij zelf het gelag moest betalen, klonk de stem, waarmedehij zijn bestelling deed, alsof die draaierij hem, van achteren beschouwd, maar halfbevallen was.

Het gesprek was nu algemeen geworden. Maar bijzonder opmerkelijk mocht hetvoorloopig niet heeten, aangezien het zich nog door weinig anders onderscheiddedan door een veelvuldig gebruik van zekere, vaste uitdrukkingen, die, beurtelingsaan de theologie en aan de physica ontleend, kennelijk geacht werden, een gepasteklem aan de verschillende beweringen te geven, doch niettemin op den duur wel wateentonig werden. Bovendien begon de opgewektheid allengs te tanen, tot

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 217: Wonosari. Deel 2 - dbnl

217

er eindelijk zelfs kortere of langere gapingen in de gedachtenwisseling kwamen. Hoekon dit ook anders, zoolang er iets in de lucht was, of beter gezegd, op aller hart lag,dat een belemmerenden, stremmenden invloed op hun uitingen oefende? Niemand,die niet besefte, dat de gebeurtenissen van den vorigen avond ten huize van den heerTonne ter sprake moesten komen; niemand, die niet van ongeduld verging om tehooren wat de anderen daarvan zeggen zouden; niemand, die het niet bejammerde,dat er zoo lang met de behandeling ervan gedraald werd, te meer, daar elk oogenblikde een of ander kon binnentreden, wiens bijzijn een vrije bespreking van zaken. inden weg zou staan, en men in allen gevalle tegen half twaalf vast op de komst vanden majoor te rekenen had; maar niemand ook, die niet huiverig was, de eerste tezijn om een onderwerp op het tapijt te brengen, dat onwillekeurig tot een beoordeelingvan de handelingen van een hunner chefs zou leiden. Zelfs Pratter scheen in dezeaangelegenheid volgaarne het initiatief aan een ander te gunnen en zelf zich met eenmeer bescheiden rol te willen vergenoegen.

Ten laatste echter werd aller wensch vervuld. Een van het Nederlandsche legerbij het Indische gedetacheerd officier, die uit den aard der zaak minder omzichtigbehoefde te zijn, waagde de opmerking, dat hij daareven kapitein Rinkelman in drukgesprek met kapitein Brouwer gezien had; waarop een piepjong luitenant

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 218: Wonosari. Deel 2 - dbnl

218

met nog weinig levenservaring den moed had, de vraag te laten volgen: ‘Zouden zijhet over dat gevalletje van gisteravond hebben gehad?’

Het hooge woord was er uit, en van dit oogenblik bleek ook bij de overigen deschroom, die hun tongen geboeid hield, geweken.

Met de hem eigene voortvarendheid was Pratter de eerste, die zijn vrijmoedigheidtoonde te hebben herwonnen. Zelfs nam hij weder als gewoonlijk de leiding op zichvan het gesprek, dat nu, ontdaan van de voormelde nadrukstoevoegselen, denavolgende wending nam:

‘Het is waar ook, daar is mij al zoo iets van in de ooren gewaaid. Maar wat is ertoch eigenlijk gebeurd? Het moet kolossaal geweest zijn, naar ik hoor.’

‘Och, het was alles de schuld van de piano,’ verzekerde Keie, met eenallerkluchtigst vertoon van ernst. ‘Dat ding begon ineens op een onbegrijpelijkemanier te spoken. Eerst liep juffrouw van Beele heel zenuwachtig, toen de kapiteinheel boos, en ten slotte de dominé heel stemmig er vandaan.’

Het gelach, waarmede die koddige voorstelling van den onvermoeidengrappenmaker begroet werd, wekte den naijver op van een piepjongen luitenant, die,eerst kortelings aangesteld, zijn sporen op het gebied der geestigheden nog niet hadkunnen verdienen; want het was kennelijk met de bedoeling om ook eens aardig tewezen, dat deze vroeg:

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 219: Wonosari. Deel 2 - dbnl

219

‘En waar liep juffrouw van Beele naar toe? - Naar den resident?’Doch hetzij men de boertigheid van die opmerking niet kon vatten, hetzij men

haar niet wilde inzien, de spreker mocht, toen hij den kring rondkeek, niets dan effentronies ontwaren.

‘Dat minder!’ verwaardigde zich luitenant Geeneling, aan zijn ontzagwekkendenknevel draaiende, te antwoorden. ‘Zij ging gewoon weer aan de allegaartafel zitten.’

‘En kwamen de waterlanders er niet bij te pas?’ wenschte de luitenant vanadministratie te weten.

‘Het scheelde ten minste niet veel,’ verklaarde een officier, die een diep litteekenvan een klewanghouw over zijn wang had.

‘Heeft de dominé haar dan misschien aan het schrikken gebracht?’ vorschte weerdie van de administratie.

‘Hij zal haar toch geen declaratie gedaan hebben?’ grinnikte de piepjonge, dieblijkbaar de hoop om aardig te worden gevonden nog niet had opgegeven.

‘Jongens neen!’ riep Keie. ‘Denk eens aan: jacht op privaat eigendom!’En hierop kneep hij het ééne oog dicht en tikte hij onbeschrijfelijk comisch met

den wijsvinger tegen den neus, zoodat weer een luid geschater opging, waarbij zijnheimelijke benijder dreigde te bersten van spijt.

Maar nog een ander bleek zich eveneens aan die hilariteit te ergeren.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 220: Wonosari. Deel 2 - dbnl

220

Luitenant Nobels, die tot hiertoe nog geen deel aan het gesprek genomen, maarschijnbaar ijverig in de mail-courant gelezen had, keek thans met onverholenmisnoegen op, en er klonk zeer duidelijk een verwijt in den toon, waarop hij in hetmidden bracht:

‘Juffrouw van Beele heeft zelfs geen woord met den dominé gewisseld, en zij zatal goed en wel weder aan de allegaartafel, toen de beide heeren het bedoeldeonderhoud hadden. Maar ik betwijfel, of het hier nu juist de aangewezen plaats magheeten, om de dames tot een onderwerp van discours te maken.’

‘Dat vind ik ook,’ viel die met het litteeken onmiddellijk bij.De overigen echter konden, naar hun stilzwijgen te oordeelen, zich bij lange niet

zoo grif met de opvatting van Nobels vereenigen, en het had er veel van, alsof er eendomper op het gesprek was gezet, tot het door een krakerige stem, die uit de stoelvan Pratter kwam, weer aan den gang werd geholpen.

‘Ik hoor, dat de heeren het kolossaal met elkander aan den stok hebben gehad.’‘Nu, het ging er van zouten, daar kunt ge op aan, hoor!’ antwoordde Geeneling.

‘Ik dacht, dat zij elkander gewoon bij de kladden zouden krijgen. Het heeft dan ookgeen haar gescheeld, of de kapitein had den dominé een opstopper gegeven.’

‘Haha, die is leuk! Verbeeldt je zoo'n geval eens! Een dominé, die afgerost wordt!Het is om je een bult te lachen! Die scène had ik

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 221: Wonosari. Deel 2 - dbnl

221

wel eens willen bijwonen. Jij ook niet, Pratter?’ joelde de piepjonge, zich bij devoorstelling alleen reeds verkneukelende van pret.

‘Ik?’ riep het bovendrijvende hoofd, maar half over de gemeenzaamheid van denjeugdigen wapenbroeder gesticht. ‘Het is, dacht mij, genoeg bekend, dat ik geen voetbij de van Tonne's in huis wil zetten. - Ik zou je danken!’

Door den onverholen wrevel van den voorman ontdaan, wierp de terechtgewezeneeen verlegen blik naar diens stoel, plukte aan zijn nog onzichtbare snor, en stameldede verontschuldiging, dat hij bij zijn onderstelling ook niet bepaald aan het huis vande familie van Tonne gedacht had.

Doch het scheen besloten, dat hij heden in al zijn opmerkingen buitengemeenongelukkig moest zijn. Nauw was hem die verdediging uit den mond, of hij werdweer van een anderen kant aangevallen. Nu was het zijn makker van hetNederlandsche leger, die hem de les las.

‘Je heele suppositie is klinkklare onzin. Alsof de dominé, die mij een pootig heertoelijkt, zich zoo kalm zou hebben laten afranselen! Neen, mijn waarde, laat hemmaar loopen! Daar ziet hij volstrekt niet naar uit. - Doch het is te gek om er over tepraten. Een kloppartij op een avond als die van gisteren; en dat nog wel in presentieder dames! Het zou eenvoudig krankzinnigenwerk zijn geweest.’

‘Maar waarover hadden zij het nu eigenlijk met elkander te kwaad?’ kraakte hetweder

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 222: Wonosari. Deel 2 - dbnl

222

uit de diepte der stoel, waarin Pratter lag nedergevlijd.‘Ik denk, over de preek van verleden zondag,’ luidde het schalksch droge antwoord

van Keie, dat natuurlijk weder geweldig op de lachspieren van het gezelschap werkte.Intusschen, een wezenlijk uitsluitsel op de aan de orde gestelde vraag kon niemand

geven. Men wist alleen, dat de heeren zeer opgewonden waren geweest, dat dekapitein zich kennelijk beleedigd gevoeld en den heer Zegwaard woedend den rugtoegekeerd had, dat deze hierop ‘met een aansprekersgezicht’ naar de voorgalerijwas gegaan, en dat beiden volstandig geweigerd hadden, ook maar één woord overhetgeen er tusschen hen voorgevallen was te reppen. Ziedaar al de gegevens, die menbijeen kon brengen. Het was zeker niet veel. Toch bleek het genoeg om Pratter tenslotte de stellige verklaring te ontlokken, dat het in elk geval ‘welletjes’ was geweest,en dat de kapitein het er, ‘parole d'honneur! niet bij laten zou,’ zoodat de dominé er‘gloeiend bij’ was en er vast ‘onderuit’ zou moeten komen, een opvatting, welketerstond gedeeld werd door den piepjonge, die het op deze wijze bij zijn invloedrijkenkameraad weer goed hoopte te maken.

‘Mij wil het gesprek, dat de kapitein van morgen met kapitein Brouwer gehadheeft maar niet bevallen,’ merkte de luitenant van administratie op. ‘Zou die hemniet neergezet hebben? Mij dunkt, dat zou net zoo iets voor

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 223: Wonosari. Deel 2 - dbnl

223

kapitein Brouwer geweest zijn. Als er een mouw aan de zaak te passen is, heeft hijdaar zeker zijn best voor gedaan.’

‘En daar zou hij gelijk in gehad hebben ook!’ liet hier Nobels, die nog altijd zijncourant vóór zich had, zich opnieuw hooren. ‘Het is immers van een predikant niette vergen, dat hij duelleeren zal?’

‘Danmoet hij ook maar niet zooveel praats hebben en gewoon zijn snater houden!’riep de piepjonge met een zoo manhaftig gezicht, alsof hij voor zich wel op staandenvoet al de dominé's in de wereld aan zijn sabel zou willen rijgen.

Nobels haalde de schouders op.‘Het is nog de vraag, wie de provoceerende partij is geweest,’ zeide hij. ‘Natuurlijk

weet ik, zoomin als de heeren, wat er eigenlijk voorgevallen is, maar dit staat vast,dat de dominé er de man niet naar is, om moedwillig een twist te beginnen.’

‘Dat alles mag zijn, zooals het wil,’ kwam het orakel uit de stoel van Prattertusschenbeide, ‘ik blijf er bij, dat zoo de kapitein iets heeft, dat hem hindert, hij ditniet onder zich houden zal. En mocht kapitein Brouwer hem al zoeken om te praten,dan is de majoor er nog, om het zaakje weer op te warmen. Ik weet ten minste, dater eens een fameus standje moet geweest zijn, waarbij de dominé mevrouw Beunsafgerazendst nijdig gemaakt heeft, en dat zij hem dat mopje nog altijd zoekt in tepeperen. Laat het dingetje dus maar gerust

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 224: Wonosari. Deel 2 - dbnl

224

van stapel loopen! Jelui zult zien, dat het muisje een staart heeft, en de dominébehoorlijk op de vlakte zal moeten komen.’

Als Pratter op den toon sprak, dien hij thans had aangeslagen, gebeurde het nietdikwijls, dat zijn beschouwingen tegenspraak ontmoetten; maar ditmaal scheen menze al te gewaagd te vinden.

‘De majoor zal wel zoo wijs zijn, zich de vingers niet te branden!’ werd hem doorden gedetacheerde tegengeworpen.

Doch de voorman achtte het niet noodig, hier dadelijk op te antwoorden. Na zijnlange ontboezeming, was het niet meer dan billijk, dat hij een weinig op ademwenschte te komen. Eerst nadat hij zijn borstje met een teug bitter verruimd en zichnog wat dieper in zijn stoel genesteld had, mocht het hem behagen, weer zijn stemte verheffen.

‘Het spreekt vanzelf, dat de majoor niet direct tot een duel zal aansporen. Dat zoueen kind wel kunnen begrijpen!’ verklaarde hij, speelswijze de uitgespreidevingertoppen van zijn beide handjes beurtelings naar elkander toebrengende enterugtrekkende. ‘Maar dit neemt niet weg, dat de majoor, wanneer het zoo in zijnkraam te pas komt, foefjes genoeg kan verzinnen, om op een bedekte manier hetverlangen te kennen te geven, dat de zaak zal worden doorgezet. - En ik laat mijhangen, als hij dat niet doen zal!’

‘En zou de dominé dan voor een duel te vinden zijn? vroeg Geeneling ongeloovig.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 225: Wonosari. Deel 2 - dbnl

225

‘Het is best mogelijk, dat hij haas zal gaan eten,’ gaf het orakel diepzinnig tenantwoord. ‘Maar dat zou hem toch opbreken! Daar zou hij van lusten!’

Met klimmende bewondering had de piepjonge naar de inzichten van Prattergeluisterd; maar bij deze laatste verzekering legde hij bepaald opgetogenheid aanden dag.

‘Hoezoo? In welken zin bedoelt gij dat?’ riep hij levendig.‘Wel, dan verklaren wij hem dood, of wij taquineeren hem zoo piramidaal, dat hij

voorgoed opkrast. - En ik wil wel erkennen, dat ik hem met genoegen zou zientrekken. Parole d'honneur! voor mijn part kunnen ze hem vergulden!’

‘Haha!’ lachte de piepjonge, en hij scheen op het punt er nog wat bij te voegen,toen hij door het onverwachte binnentreden van een inlander in zijn ontboezemingenwerd gestuit.

De man, die deze stoornis veroorzaakt had, kon bezwaarlijk bevroeden, welk eengewicht er aan zijn verschijning op dit oogenblik werd gehecht. Want allen haddenterstond den huisjongen van kapitein Rinkelman in hem herkend.

Maar nog sterker werd de aandacht gespannen, toen de man voor Pratternederhurkte en dezen een briefje overhandigde, onder mededeeling, dat hij opantwoord wachten moest.

Sprakeloos zagen de heeren achtereenvolgens den bediende, Pratter, het briefjeen elkander aan.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 226: Wonosari. Deel 2 - dbnl

226

Alleen de persoon zelf, dien de zaak rechtstreeks aanging, legde bij deze gelegenheidweder een bewonderenswaardige onverstoorbaarheid aan den dag. Doodbedaard,zooals hij daar in zijn luierstoel gedoken lag, nam Pratter het episteltje in ontvangst,en in plaats van haastig den omslag open te breken, las hij eerst nog op zijn gemakhet adres.

Eindelijk echter verwaardigde hij zich kennis van den inhoud te nemen.Een ademlooze stilte heerschte in de zaal. Doch, hoe nauwlettend aller oogen op

den voorman gevestigd waren, geen spier van zijn gelaat zagen zij vertrekken.Waarlijk, een meer afdoend bewijs kon moeilijk geleverd worden, dat in dat kleinelichaampje een ongemeen groote geest woonde!

De weinige regels, die het schrijven bevatte, waren spoedig doorgelezen, en nietskon hierop rechtmatiger zijn dan de verwachting der overigen, dat nu ten minste aanhun nieuwsgierigheid zou worden voldaan.

Maar, o wreede teleurstelling! nog ondraaglijker, wegens den bedenkelijk ernstigenblik waarmede Pratter den kring rondzag, hij bleef volkomen gesloten.

Ongeduldig schoven de heeren op hun stoelen heen en weer. Zouden zij inderdaadniets vernemen?

Het was de luitenant met het litteeken, die de koe bij de horens vatte.‘Heeft de kapitein wat bijzonders?’ waagde hij te vragen.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 227: Wonosari. Deel 2 - dbnl

227

Het drijvende hoofd geraakte weer in beweging. Doch het was ditmaal een statige,waardige beweging, een soort van deftige slingering, welke geheel inovereenstemming was met de strakke plooien op het van gewichtigheid blinkendegelaat.

‘Niets, waarover ik mij mag uitlaten,’ klonk het antwoord op een toon, dieverstaanbaar te kennen gaf, dat dit striktgenomen al meer was dan men te wetenmocht komen. En hierna sprak het orakel, zich tot Keie richtende, met een stem zooplechtig, als zou deze gunsteling der fortuin nooit dankbaar genoeg kunnen zijn voorde onderscheiding hem te beurt gevallen:

‘Dáár! Hij is ook voor jou bestemd.’Deze wending deed sommiger moed weer herleven. De kans bestond nu, dat Keie

zich iets mededeelzamer zou betoonen.Doch, helaas! ook die laatste hoop werd alras te niet gedaan. Reeds bij het lezen

van de eerste regels onderging het voorkomen van den gemeenlijk nog al luchthartigenjonkman een opmerkelijke verandering, en hoe verder hij kwam, hoe meer hij zich,evenals Pratter, in een waas van ernst en gewicht hulde. Zelfs de manier, waarop hijten slotte den brief weer dichtvouwde en teruggaf, duidde slechts vastberadengeheimzinnigheid aan.

Maar dit alles was nog zoo goed als niets bij de tergende blikken vanverstandhouding, welke de beide heeren daarop wisselden. ‘Nu, wat zeg je er van?Is dat nu geen zaak van

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 228: Wonosari. Deel 2 - dbnl

228

belang?’ schenen de oogen van Pratter te vragen. ‘Ik ben er geheel van doordrongen,’was ten duidelijkste in die van Keie te lezen.

‘Mij dunkt, wij moesten zelve maar het antwoord brengen,’ liet eindelijk de leiderzich hooren. En tegelijkertijd trok hij zich aan de armen van zijn stoel op.

‘Het zal zeker wel het beste zijn, dat wij dadelijk gaan,’ stemde Keie, in navolgingvan Pratter uit zijn zetel verrijzende, toe.

Tot op het oogenblik, dat beiden de zaal verlaten hadden, wisten hun makkers zichnog in te houden; maar niet zoodra waren dezen alleen, of zij stelden zich ruimschootsschadeloos voor dien dwang. Allen praatten tegelijk, en niemand gunde zich den tijdom naar een ander te luisteren.

Dit laatste was dan ook eigenlijk niet noodig, daar men toch algemeen denzelfdenindruk ontvangen had. Het leed geen twijfel: Rinkelman had besloten den dominéuit te dagen en Pratter en Keie tot zijn getuigen gekozen.

Nog eenige andere vooronderstellingen werden geopperd; bijvoorbeeld, datRinkelman zich wel in de eerste plaats tot kapitein Brouwer zou hebben gewend, endat deze hem dus waarschijnlijk zijn hulp geweigerd had; alsook, dat de majoor, dieopvallend lang op zich wachten liet, vermoedelijk wel zijn hand in de zaak zouhebben gehad. Maar al deze en soortgelijke meeningen waren bij slot van rekeningslechts subjectieve gissingen, die niet eens door het geheele gezelschaponvoorwaardelijk wer-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 229: Wonosari. Deel 2 - dbnl

229

den beaamd. Bovendienwas dat ééne, dat als een ontwijfelbaar feit werd aangenomen,op zich zelf reeds pikant genoeg om een tal van beschouwingen uit te lokken.

Wat zou er nu gebeuren? Zou de dominé ‘zoete broodjes bakken’? En wat stondhun in dat geval te doen? - Of zou hij de uitdaging aannemen? En wat zouden danhiervan de gevolgen zijn?

De gemoederen werden hoe langer hoe warmer. In geen tijd waren er zulkelevendige beraadslagingen gevoerd. De bedienden hadden maar werk om lafenis aante brengen voor de van het vele spreken dorstige kelen. En buiten stonden devoorbijgangers stil, ten einde naar binnen te gluren en zich rekenschap te geven vanhet ongewone rumoer.

Geen wonder, dat de piepjonge, die een bijzondere voorliefde voor woeligebijeenkomsten had, zich herhaaldelijk in de handen wreef en een pleizier verklaardete hebben ‘voor tien.’ Hij was bij lang niet de éénige, die zich vermaakte, en algemeenwerd het bejammerd, dat, juist toen de opgewondenheid ten toppunt was gestegen,de komst van den majoor een einde maakte aan zooveel genot.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 230: Wonosari. Deel 2 - dbnl

230

Hoofdstuk XXXI.

Op denzelfden dag van de in het vorige hoofdstuk medegedeeldesociëteits-bijeenkomst mocht de heer Zegwaard, in den vooravond, een bezoek vanMense ontvangen, - zoo men althans diens komst op uitnoodiging van den heergastheer zelven met zulk een naam bestempelen kan.

‘Foei, dominé, wat voor stukjes hebt gij nu uitgevoerd? De heele plaats is er volvan!’ begon de dokter, nadat hij den heer Zegwaard naar diens studeerkamer gevolgdwas.

‘Dus, gij hebt er ook al van gehoord?’ glimlachte deze. ‘Het is toch merkwaardig,zoo spoedig als hier alles bekend wordt! Maar - eerst over wat anders. Is het waar,wat ik daareven vernomen heb, dat Jeanne van Waningen zoo ongesteld is?’

‘Ja, het is zorgelijk genoeg,’ bevestigde Mense met een bekommerd gezicht.‘Croupeuse pneumonie! Van morgen was de temperatuur vrij hoog, en hoewel deze,zooals gewoonlijk, te-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 231: Wonosari. Deel 2 - dbnl

231

gen den middag wat afnam, begint zij zich nu weer vrij sterk te verheffen.’‘Maar is die ziekte dan zoo plotseling opgekomen? Gisteravond toch waren de

resident en juffrouw van Beele nog op de partij.’‘Toen was er ook nog hoegenaamd geen reden om zich ongerust te maken.

Oogenschijnlijk mankeerde het kind niets; alleen had het een paar koude rillingengehad.

Nog eenige oogenblikken spraken de heeren over dit onderwerp door, waarnaMense zijn wensch te kennen gaf om eens te vernemen, wat er nu eigenlijk denvorigen avond was voorgevallen. Zoo zonderling waren, zeide hij, de hem ter ooregekomen geruchten, dat hij ze onmogelijk gelooven kon. Zelfs werd er beweerd, datde resident al, en dit nog wel per telegram, bij de Regeering op een overplaatsingvan den dominé zou hebben aangedrongen.

‘Die laatste praatjes,’ antwoordde de heer Zegwaard, ‘zullen wel uit de luchtgegrepen zijn. Maar waarheid is het, dat de resident mij gisteren geducht den mantelheeft uitgeveegd. En het ergste daarvan was, dat, al kon ik mij nu juist met de wijze,waarop hij dat deed, niet vereenigen, hij in het wezen van de zaak niet geheel en alongelijk had. Ik had mij werkelijk vergaloppeerd.’

En hierop volgde een getrouw verslag van het gebeurde.‘Gij zult evenwel toestemmen,’ zoo besloot de heer Zegwaard zijn mededeelingen,

‘dat het zaken zijn, waar wij het publiek zooveel

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 232: Wonosari. Deel 2 - dbnl

232

mogelijk moeten buiten houden. Indien ze aan de groote klok werden gehangen, zouallicht de naam van juffrouw van Beele, die door de zotte vertelsels van Knijperstoch al zoo ergerlijk gecompromitteerd werd, nog verder in opspraak komen. Dit ishet, wat mij van het heele geval nog het allermeest hindert, dat ik vreezen moet, haareen grooten ondienst te hebben gedaan.’

Onderwijl de heer Zegwaard sprak, hadMense een stukje papier van de schrijftafelgenomen, dat hij nu met veel aandacht zat dicht te vouwen.

‘Dus hecht gij aan dat verhaal van Knijpers geen waarde?’ sprak hij, zonder echterop te zien en nog steeds voortgaande met vouwen.

‘Gij vraagt dat toch niet in ernst? Of zoudt gij werkelijk ook al zoo dwaas zijn, eriets van te gelooven? - Et tu, Brute!’ voegde de heer Zegwaard op een toon vanverwijt daarbij.

Het was verwonderlijk zoo aangenaam als Mense zijn bezigheid vond; nog maaraanhoudend ging hij er mede voort.

‘Derhalve zou zij, volgens uw meening, niet met den heer van Waningengecoquetteerd hebben?’ vroeg hij, - doch alweer met nedergeslagen oogen.

‘Maar hoe heb ik het toch met u? Wie ter wereld met gezonde hersens zal op degetuigenis van iemand als Knijpers een meisje als juffrouw van Beele van zulkedingen verdenken?’

Iets dergelijks had Mense zich zelven ook

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 233: Wonosari. Deel 2 - dbnl

233

al gezegd. Maar dat was vroeger geweest, den eersten dag na zijn ontmoeting metden onderwijzer, vóórdat hij Marie gesproken had.

Nog meer vouwen werden gelegd.Eensklaps echter frommeldeMense het papiertje tot een prop ineen, om het voorts

met een zekere heftigheid weg te werpen.‘Intusschen weet ik toch zeker, dat juffrouw van Beele, op den bedoelden avond,

met den resident in de waringinlaan gewandeld heeft,’ merkte hij gemelijk op.Die plotselinge en voor een niet rechtstreeks bij de zaak betrokkene ook vrij

overmatige verbolgenheid moest wel bevreemding wekken. Vorschend zag de heerZegwaard zijn gast een paar seconden aan.

‘En hoe weet gij dat zoo zeker?’‘Ik vernam het toevallig van mevrouw van Waningen, en dat liefst in het bijzijn

van juffrouw van Beele zelve, die het volstrekt niet tegensprak.’‘Dan zal ik zulks ook maar niet beproeven. Doch, wat wilt gij daar nu eigenlijk

mede zeggen? Ik voor mij ten minste zie niet in, dat het veel ter zake doet. Het ishier niet de vraag, of juffrouw van Beele met den resident gewandeld heeft, enwanneer of waar dat geschied is, maar of werkelijk datgene tusschen hen isvoorgevallen, wat Knijpers goedgevonden heeft, rond te bazuinen. Ziedaar het punt,waarop alles aankomt, de cardo quaestionis. En ieder verstandig mensch, die hetlieve meisje maar eenigszins kent, zal mij toegeven, dat het ver-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 234: Wonosari. Deel 2 - dbnl

234

haal eenvoudig een psychologische onmogelijkheid, niets dan laster bevat.’In zekeren zin werd deze bewering van den heer Zegwaard op het eigen oogenblik

nog gelogenstraft.Mense althans, die toch bezwaarlijk tot de onverstandigen gerekendkon worden, bleek volstrekt niet geneigd, haar zoo grif te beamen. Peinzend staardehij vóór zich heen.

‘Het kan zijn,’ hernam de heer Zegwaard, ‘dat Knijpers hen dien avond ontmoeten daarbij enkele woorden van hun gesprek opgevangen heeft, waaruit hij, uitonbekendheid met het verband waarin ze voorkwamen, onjuiste gevolgtrekkingenheeft afgeleid. Ook kan hij het een of ander gezegde verkeerd verstaan hebben.Zoolang het tegendeel niet bewezen is, wil ik zelfs gaarne aannemen, dat hij geheelte goeder trouw is geweest. Maar al heeft hij dan ook niet met opzet onwaarheidgesproken, hiervan ben ik vast overtuigd, dat zijn bericht hoegenaamd geen geloofverdient.’

De zekerheid, waarmede de heer Zegwaard sprak, scheen op Mense toch indrukte maken. Zijn gelaat klaarde gaandeweg op. Niettemin bleef hij nog een wijl ingedachten verzonken, totdat hij nauw hoorbaar de vraag herhaalde:

‘Dus houdt gij u werkelijk van haar onschuld overtuigd?’De heer Zegwaard begon nu teekenen van ongeduld te geven.‘Maar hoe kan ik dat nog duidelijker zeggen dan ik reeds gedaan heb? Zeer stellig

ben ik daarvan overtuigd. En ik moet eerlijk beken-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 235: Wonosari. Deel 2 - dbnl

235

nen, dat ik verbaasd sta, hoe een man als gij ook maar de minste waarde aan dienlaster hebt kunnen hechten. Daarom juist, omdat ik er geen jota van aanneem, raaktemijn bloedaan het koken, toen kapitein Rinkelman, vermoedelijk ook al onder denindruk dier onzinnige praatjes, het lieve kind zoo grof durfde beleedigen. - Met datal,’ liet hij er op volgen, ‘zou ik wel willen, dat ik wat beter het “fortiter in re' suaviterin modo” betracht had. Ik heb mij deerlijk in den knoei gewerkt. En zoo ziet gij hetweer bewaarheid: “Vor gethan und nach gedacht, hat manchen in grosz Leidgebracht.”’

Er was reden om te betwijfelen, of Mense zich op dit oogenblik de moeilijkheden,waarin de predikant zich bevond, wel sterk aantrok. Hij was blijkbaar geheel in zichzelven gekeerd, en eerst, toen hij den vragenden blik van zijn gastheer ontmoette,scheen het hem te binnen te vallen, dat hij welstaanshalve iets behoorde te zeggen.

‘Gij zijt wel wat onvoorzichtig te werk gegaan.’‘Noemt gij dat alleen maar onvoorzichtig? Zeg liever onberaden, onbeholpen,

onbesuisd, of dwaas, dol, kwajongensachtig, zoo gij wilt. Hinc illae lacrymae! Wantik weet waarlijk niet, wat ik doen moet. Verbeeld u, zooeven zijn de heeren Pratteren Keie hier geweest, om met plechtige gezichten namens kapitein Rinkelman tevorderen, dat ik hem mijn nederige verontschuldigingen zou aanbieden voor

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 236: Wonosari. Deel 2 - dbnl

236

mijn aanmatigende houding op gisteravond in het algemeen en voor het door mijgebezigde schimpwoord in het bijzonder, of dat ik hem anders met de wapens in dehand voldoening zou schenken.

‘En wat hebt gij daarop geantwoord?’ vroeg Mense, wiens belangstelling nu tochwas opgewekt.

‘Wel, dat ik in het één weinig lust had en het ander een dwaasheid vond.’‘En namen zij daarmede genoegen?’‘Daar zit hem de kneep. Neen, hoe vriendelijk en gulhartig ik het hun mededeelde,

zij waren er volstrekt niet mede tevreden, sloegen een hoogen toon aan, en blevenbij hun alternatief.’

‘En toen?’‘Toen heb ik gezegd, dat ik voorloopig toch geen ander antwoord op het aanbod

van kapitein Rinkelman wist te geven, maar de zaak nog eens in beraad zou nemen.Ook dit stond hun wel niet aan, zij achtten het weinig afdoende, en de heer Prattermompelde iets van “parole d'honneur! nog nooit van zoo'n kolossaleonregelmatigheid” te hebben gehoord, en stelde mij voor, liever een paar heeren tenoemen, waarmede zij het noodige naar den eisch zouden kunnen behandelen; maarzij eindigden niettemin met heen te gaan, en wel onder betuiging, dat zij den kapiteinmededeeling zouden doen van mijn bescheid. - Ziedaar den stand van zaken, en nuis het aan u, mij door een goeden raad uit den brand te helpen.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 237: Wonosari. Deel 2 - dbnl

237

Hoe zal ik mij in deze historie verder gedragen?’‘Het is een lastig geval,’ verklaarde Mense met een bedenkelijk hoofdschudden,

‘en ik weet u wezenlijk daarin niet te raden. Zou het niet wenschelijk zijn, den overstein den arm te nemen?’

‘Present!’ riep onmiddellijk hierop een stem buiten de deur, en in het volgendeoogenblik trad de heer Houwenaar in eigen persoon binnen.

‘Ik diransjeer u toch niet, dominé? Wijl ik niemand vóór zag, ben ik maar zoo vrijgeweest, op eigen permissie binnen te komen.’

‘Wel, het kon niet beter treffen. Zooals gij daar zelf gehoord hebt, komt gij, alsofgij geroepen waart.’

En zoo werd nu ook de overste in het vertrouwen genomen. Wel ging dit allesbehalve vlot; want zijn aanhoudende uitroepen van verbazing of van verontwaardigingwerden meermalen nog door een wijdloopige tusschenspraak gevolgd; maar meteenige moeite gelukte het den dominé toch, zich door die stoornissen heen te werken.

‘Het is een leelijke affeere!’ betuigde de heer Houwenaar, nadat hij van allesonderricht was. ‘Trouwens, ik had er al zoo in het verschiet van gehoord, en begreepwel, dat gij in de penarie zoudt zitten, zooals men dat noemt. Vandaar dan ook, datgij mij hier ziet. Ik dacht: ik zal eens poolshoogte nemen.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 238: Wonosari. Deel 2 - dbnl

238

Maar het is en blijft een leelijke affeere, en het beste zal nog zijn, dat gij maar eensvan leer gaat trekken. Doch, als ik u een raad mag geven, zou ik het er op aan leggen,dat het slechts met de pistolen afloopt. Op den degen zijt gij waarschijnlijk niet heelsterk, en op de sabel zult gij ook wel geen baas zijn. In zulk een geval zijn de pistolenaltijd 't verkieslijkst. Het is waar, Rinkelman heeft nog al een vaste hand en schietgoed; maar allabeneur! gij hebt dan toch de meeste kans, er eenvoudig met het verliesvan een vlerk of zoo iets af te komen.’

‘Bijzonder aanlokkelijk! dat moet ik bekennen,’ merkte de heer Zegwaardglimlachende op. ‘Jammer alleen, dat ik er niet van zal kunnen profiteeren!Daargelaten nog, dat mijn ideeën over het duel een weinig van de uwe verschillen,mag ik de verplichtingen niet vergeten, mij door mijn betrekking opgelegd.’

‘Te drommel, ja! dat impediment had ik in de gauwigheid over het hoofd gezien.Gij hebt gelijk, het zou voor een dominé een beetje vreemd staan, te gaan vechten.Maar dán zit er ook niets anders op dan de vlag te strijken en uw appelesjie te maken.’

Het gelaat van den heer Zegwaard begon min of meer te betrekken.‘Ook dát kan ik niet doen,’ zeide hij beslist. ‘Hoezeer het mij om meer dan één

reden spijt, die aanstootgevende uitdrukking te hebben gebezigd, de qualificatie wasvolkomen juist, en nu zij mij eenmaal ontvallen is, kan

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 239: Wonosari. Deel 2 - dbnl

239

ik kaar, zonder tegen mijn gemoed te spreken, onmogelijk weder terugnemen.’‘Accoord van Putten!’ riep de overste. ‘Daar moet ik u gelijk in geven. Ik voor

mij heb ook nooit willen retireeren. En wat die kwalijkvocatie betreft, het gaat mijaan het hart, dat ik het van een officier moet zeggen, maar sapperdekriek! als ik erbij geweest was, had hij nog wat anders gehoord. Het is infaam, het is kemuin, zooalszij dat lieve kind hier maltrateeren! Doch het moet nu finaal uit zijn; daar zal ik welvoor zorgen. Wie voortaan, zij het ook maar met den vinger naar haar wijzen durft,krijgt met mij te doen.’

Terwijl de overste zich zoo opwond, had Mense hem steelsgewijze aangezien, omvervolgens een tweede papiertje van de schrijftafel te nemen, dat hij weder, zondereenig kennelijk doel, met veel ijver begon te vouwen. Had het hem getroffen, datook deze rechtschapen man het zoo onvoorwaardelijk voor Marie opnam? Zag hijhierin een nieuwe reden om aan de gegrondheid van zijn eigen wantrouwen tetwijfelen? En gevoelde hij misschien iets als zelfverwijt over den argwaan, dien hijgekoesterd had?

De beide andere heeren zetten inmiddels hun beraadslagingen voort. Maar tot eenuitkomst mochten zij niet geraken. Steeds bleven zij binnen hetzelfde kringetjeronddwarrelen. Van retracteeren wilde de predikant niet weten, van vechten kongeen sprake zijn, en een derde was niet te vinden.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 240: Wonosari. Deel 2 - dbnl

240

‘Toch moet er noodwendig iets op bedacht worden’, begreep de heer Zegwaard. ‘Zooten minste kan ik de zaak niet laten. Al ware het alleen ter wille van mijn positie inde gemeente, of beter gezegd, in het belang van het werk, dat mij hier werdtoevertrouwd, behoor ik er een einde aan te maken.’

‘Juist, mijn waarde,’ beaamde de overste. ‘Anders komt gij stellig in de dekadans.Dan kunt gij uw matten wel oprollen. Dan zijt gij flotu!’

‘Zou het bovendien niet almede in het belang van juffrouw van Beele zijn, dat dekwestie zoo spoedig mogelijk uit de wereld geholpen wordt?’ liet nu ook de dokterzich met zekere schuchterheid hooren.

Een uur geleden zou hij zóó niet gesproken hebben. Wèl had hij zich, bij geenenkele gelegenheid, maar een woord ten nadeele van Marie laten ontvallen; hoe vastook van haar coquetterie overtuigd, hij had dit gevoelen zorgvuldig voor zichgehouden; zelfs had hij herhaaldelijk getoond, niet te kunnen verdragen, dat anderenzich in zijn bijzijn op minder eerbiedigen toon over haar uitlieten; en zooeven nog,toen hem ter oore kwam, wat kapitein Rinkelman zich tegenover haar vermeten had,was hij bleek geworden van gramschap; maar dit alles was nog iets anders dan uiteigen beweging voor haar belangen op te komen. Neen, zóó zou hij een uur geledenniet gesproken hebben.

Intusschen vond zijn opmerking terstond weerklank.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 241: Wonosari. Deel 2 - dbnl

241

‘Gij praat als een boek!’ betuigde de overste. ‘Ook om hárentwil moet er iets aangedaan worden. Alleen, ik weet nog maar niet, hoe wij het klaar zullen spelen. -Parbleu!’ hernam hij, na zich eens op den knevel te hebben gebeten, ‘het is eendisparate historie! Ik voor mij ten minste zie er geen gat in.’

‘Toch zijt gij, zou ik meenen, juist de aangewezen persoon om de zaak in het reinete brengen,’ verzekerde Mense.

‘Hè?’ riep de heer Houwenaar, op die wending geheel niet verdacht.MaarMense bleef bij hetgeen hij gezegd had en lichtte thans zijn meening uitvoerig

toe.In het kort kwam zijn bedoeling hierop neder. De overste zou in het onderhavige

geval, door zijn rang en antecedenten, ontegenzeggelijk denmeesten invloed kunnenaanwenden. Hiervan nu zou hij gebruik moeten maken om Rinkelman tot het inzichtte brengen, dat deze zich, eerstens ten opzichte vanMarie van Beele, en in de tweedeplaats ook door zijn uittartende houding tegenover den predikant, onwaardig gedragenhad. Had de kapitein dat eenmaal eerlijk erkend, dan zou hij vermoedelijk ook welte bewegen zijn, zulks ten aanhooren van hen beiden en van de heeren Pratter enKeie te herhalen. ‘En daarna,’ liet Mense, zich tot den dominé wendende, volgen,‘zult ook gij van uw kant een concessie hebben te doen, en de gewraakte uitdrukkingmoeten intrekken. - Zoudt gij daartoe bereid zijn?’

De heer Zegwaard verklaarde er in dat geval

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 242: Wonosari. Deel 2 - dbnl

242

niets op tegen te hebben. Het zou dan, zeide hij, niets meer dan een billijke straf voorzijn onverstandige heftigheid zijn.

Ook de overste maakte, nu hij over zijn eerste verbazing heen was, geen bezwaarom de hem opgedragen taak te aanvaarden. ‘Het was tóch al mijn plan,’ zeide hij,‘dat heerschap eens à feere te nemen; en het is nog wel zoo goed, zulks ex offisio,zooals men dat noemt, te doen. Bovendien,’ voegde hij er bij, ‘heb ik al zoo'n beetjeslag van het onderhandelen gekregen. Het heeft er zelfs iets van, alsof ik in eenparmanente commissie voor zulke dingen zit. Nog niet lang geleden, heb ik ook alvoor parlementair, zooals men dat noemt, moeten spelen.Wel was dat een heel anderezaak - Sapperloot, het heeft toen gespannen, hoor! Zoo'n akkevietje zou ik voor nietster wereld weer op mij willen nemen -, maar ik heb er toch een boel van geleerd.Zoodat ik, wil ik maar zeggen, dit gevalletje wel op zal knappen.’

Nog een wijl werd het plan rijpelijk overwogen, waarbij de heer Houwenaar erhoe langer hoe meer mede ingenomen raakte, en zich zelfs tot driemaal toe gedrongenvoelde, Mense op een uitgelaten manier de hand te schudden en hem met zijn‘limuneusen’ inval te ‘filisiteeren.’

Doch, hoe erkentelijk de laatstgenoemde voor die nadrukkelijke bewijzen vansympathie mocht zijn, zoodra de krijgsraad was afgeloopen, verklaarde hij niettemin,nu nog, in zijn hoeda-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 243: Wonosari. Deel 2 - dbnl

243

nigheid van geneesheer, een appeltje met den heer Houwenaar te moeten schillen.‘Ik ben,’ sprak hij, ‘van morgen bij Knijpers geroepen, en dat voor een zeer

zonderling geval. Deman heeft gisteravond een geducht pak slaag gekregen, waarbijhij zoo toegetakeld werd, dat hij voor het oogenblik buiten staat is om les te gevenen het waarschijnlijk nog een tijd zal duren, eer hij zijn werk zal kunnen hervatten.Geheel zijn lichaam lijkt één blauwe plek. En wat nog het ergste is, hij heeft ook eenzware hoofdpijn, gepaard met duizelingen, en is aan het ééne oor doof.’

‘Maar dat zal toch wel overgaan?’ viel de overste, die bij de mededeeling vanMense vuurrood was geworden, hier haastig en met een zonderling bekommerdgelaat in.

‘Het is een aandoening van het middenoor, die nog wel te genezen valt. - Maar,gij vraagt dat met zooveel belangstelling. Zoudt gij bijgeval iets van de zaak weten?’liet Mense glimlachend volgen.

Het was vermakelijk, de eigenaardige verlegenheid te zien, welke de oud-krijgerthans aan den dag legde. In weerwil van zijn grijze haren en zijn eerbiedwaardigvoorkomen, deed hij onwillekeurig aan een schooljongen denken, die op kattekwaadwerd betrapt.

‘De wouwelaar zal er u zeker wel alles van verteld hebben!’ merkte hijmeesmuilende op.

Dit echter werd ten stelligste door Mense geloochend. Daar waren bijzondereredenen, zeide hij, waarom zijn bezoek aan Knijpers van

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 244: Wonosari. Deel 2 - dbnl

244

een zuiver professioneelen aard gebleven was. Niet meer dan het hoognoodige wasdaarbij gesproken. Alleen had hij, hier wilde hij wel voor uitkomen, uit een paarwoorden van Knijpers opgemaakt, dat de overste niet geheel en al vreemd was aande zaak.

Het duurde een poos, eer de heer Houwenaar besluiten kon, hierop te antwoorden,en het was nog maar schoorvoetende, dat hij ten slotte sprak:

‘Nu ja, ik kon het niet laten; - de vingers jeukten mij, en..... Afijn! ik heb dat sujeteens onderhanden genomen.’

‘En niet malsch ook!’ verzekerde de dokter. ‘Vooral die slag op het oor zal hemnog lang heugen.’

‘Ja, ik kon wel merken, dat hij wat suizebolde,’ erkende de heer Houwenaar, zijnrechterhand, het corpus delicti, waarmede hij het stuk verricht had, met zekereschaamte bekijkende.

‘Was het op den weg?’ vroeg de dominé, die, in spijt van de nog zoo kortelingsontvangen terechtwijzing, zijn ambtsplichten weer geheel vergeten scheen en zeersmakelijk zat te lachen.

‘Neen, zoo dom ben ik niet! Ik had hem naar mijn badkamer gebracht. En dat wasmaar goed ook! Het kereltje zette een keel op, of hij vermoord werd. Nog nooit hebik iemand zoo'n erbarmelijk kebaal hooren maken. Doch al dat spektakel hielp hemgeen zier; niemand, die er iets van kon hooren. Daar-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 245: Wonosari. Deel 2 - dbnl

245

voor had Kromo gezorgd, die al wat in de bijgebouwen huist er op uitgezonden had.Want de jongen kent nog van ouds het klappen van de zweep, en weet wat het tebeteekenen heeft, als ik iemand in de badkamer introduceer. In den laatsten tijd washet, moet ik zeggen, niet voorgekomen; maar vroeger, toen ik nog met die knoeierigeleveranciers te maken had, heb ik er menigeen de ooren gewasschen; en - altijd methet meeste sukzes, zooals men dat noemt. Het is een probaat middel, dat ik iedereengerust kan rikkommandeeren. De heeren moeten er maar eens de proef van nemen;zij zullen dan zelve ondervinden, welk een uitstekend effect het heeft. Speciaal deChineezen hebben er respect voor, meer dan voor alle boeten en schadeloosstellingen,die hun volgens de contracten geëndosseerd kunnen worden, te zamen.’

‘Ik hoop er bij gelegenheid aan te denken. En help mij ook eens herinneren, datik u nooit een bezoek in de badkamer breng!’ lachte de dominé. ‘Maar, ging Knijperszoo gewillig met u mede? - Ik begrijp het niet recht. Hoe hebt gij hem daar tochgekregen?’

‘Doodeenvoudig. Ik had allang op het presentkaasje geloerd, en toen ik hemgisteravond passeeren zag, riep ik hem binnen en zeide: “Kom eens even mee!” Devent scheen te ruiken, dat hem niet veel goeds wachtte, en wilde abseluut weten, watik bedoelde, doch ik hield mij leuk en repeteerde toesjoer niet anders dan: “Kommaar mee, en ge zult het zien!”

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 246: Wonosari. Deel 2 - dbnl

246

Vóór de badkamer begon hij opnieuw capties te maken. Ik geloof, dat de lummel hetdaar geheel in den snuiver kreeg, want hij wilde volstrekt niet verder, zoodat ik hembij een arm grijpen enmet geweld naar binnen duwenmoest. Nu, hij kan niet zeggen,dat ik geen woord gehouden heb. Hij heeft mijn intentie gezien, en gevoeld heeft hijhaar ook.’

‘Dat heeft hij!’ bevestigdeMense. ‘Wat meer zegt, hij voelt haar nog. - Maar, hadtgij samen iets gehad, of.....?’

‘Is het dan niet erg genoeg, een meisje als juffrouw van Beele maar klakkeloos teblameeren? Heeft zoo'n schuinsmarcheerder daarvoor niet dubbel en dwars eenrammeling verdiend? - En ik weet, dat hij het met opzet gedaan heeft. Ik weet, datde kenalje het heelemaal uit zijn duim heeft gezogen. En ik weet ook, waarom.’

Zoo rood als het gelaat van den overste er op dit oogenblik uitzag, zoo bleek wasMense geworden.

‘Had Knijpers dan een bepaald oogmerk bij zijn beschuldigingen?’ vroeg hijgejaagd.

De heer Houwenaar kuchte even, kneep zijn lippen dicht, bekeek nog eens hetcorpus delicti, en had over het geheel het voorkomen van iemand, die door hetonaangenaam bewustzijn gekweld wordt, van zichmin of meer te hebben versproken.

‘Ik weet, wat ik weet,’ gaf hij eindelijk, het ééne been over het andere leggende,diepzinnig ten antwoord; waarop hij echter ijlings,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 247: Wonosari. Deel 2 - dbnl

247

als ware hij bevreesd geworden voor de onbedachtzaamheden van zijn tong, ditonbescheiden lid in de holte van zijn wang stak.

Doch het arrest duurde slechts eenige seconden. Toen barstte de veteraan metgebalde vuisten in de jammerklacht los:

‘Dat ik eens spreken mocht! Dat ik eens alles mocht vertellen! - Hoe zou de lafaardin zijn schulp kruipen! Hoe zou ik dat miserabele schoolproduct met zijn infamepraatjes nullificeeren.’

Verblindend was het licht niet, dat door deze spijtige ontboezeming verspreidwerd; nochtans moest Mense er zich mede tevreden stellen, want tot een duidelijkeen volledige uitstorting van het gemoed vermocht hij den trouwhartigen man niet tebewegen. In elk geval wist hij nu, dat Knijpers, volgens den heer Houwenaar, metvoordacht gelasterd had, en deze laatste was te goedig en te nauwgezet om iemand,zonder deugdelijke redenen, zulk een smet aan te wrijven.

Met een zonderlingemengeling van gewaarwordingen keerdeMense naar zijn woningterug.

Voorzeker, vaster nog dan hij Marie gewantrouwd had, was hij thans van haaronschuld doordrongen, en het kon niet anders, of deze overtuiging moest hemonuitsprekelijk gelukkig maken. Maar aan den anderen kant was in datzelfde inzichttoch ook een reden tot bitter zelfverwijt gelegen. Hoe lichtvaardig

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 248: Wonosari. Deel 2 - dbnl

248

had hij haar durven veroordeelen! Hoe onbillijk was hij tegenover haar geweest! Hoegrovelijk had hij haar miskend! En in dubbele mate moest dit bewustzijn hemhinderen, nu het tevens gebleken was, dat anderen, als de heeren Zegwaard enHouwenaar, geen oogenblik aan haar getwijfeld hadden. Vooral in deze tegenstellinglag iets uiterst beschamends.

Ook met zijn houding tegenover Marie was hij verlegen. Reeds had hij haaraanleiding te over gegeven om hem van wispelturigheid te betichten. En wat zou zijnu wel van hem moeten denken, als hij haar opeens weder vriendelijk tegentrad?Hoe zou zij het opvatten, wanneer hij haar thans bejegende, zooals hij dat zoo gaarnezou willen, zooals hij geen andere, alleen háár bejegenen kon?

Hoe meer hij over alles nadacht, hoe moeilijker het hem voorkwam, zijn gedragtegenover haar te rechtvaardigen, en hoe duidelijker hij voelde, dat hij zich zelvenin een allerlastigst parket had gebracht.

Doch, dit mocht zijn zooals het wilde, hij zou alles in het werk stellen om zijndoel te bereiken; nu zou hij geen poging onbeproefd laten om zich haar genegenheid,haar liefde te verwerven.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 249: Wonosari. Deel 2 - dbnl

249

Hoofdstuk XXXII.

Zorg en angst heerschten in de residentiewoning.De toestand van Jeanne was van dag tot dag ernstiger geworden, en geen oogenblik

durfde mevrouw van Waningen zich van de sponde verwijderen, waarop leven endood om het bezit van haar lieveling worstelden.

Hoeveel ging er in het arme moederhart om, wanneer zij, dien akelig schorrenhoest hoorde, naar het pijnlijk hijgen van de beklemde borst luisterde, het bleek,vervallen gezichtje gadesloeg, of het brandend heete handje voelde, dat zich, als omtroost en hulp, naar haar uitstrekte! Aan wat bange slingeringen tusschen hoop envrees was zij ter prooi! Met welk een spanning lette zij op elk verschijnsel enbespiedde zij de geringste verandering, die haar den moed kon herlevendigen, ofhaar onrust vermeerderen moest!

En toch, hoezeer zij voor haar zieke leefde enmet het kranke kind leed, toch wildenbij poozen haar gedachten afdwalen, om bij een gansch

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 250: Wonosari. Deel 2 - dbnl

250

ander onderwerp te verwijlen, dat haar juist weder dezer dagen nieuwe stof tot peinzengaf. En toch, in weerwil van de angsten en smarten, die zij te verduren had, toch waser iets, dat haar het leed eenigermate verzoette, haar bijwijlen nog een vredig gevoelvan dankbaarheid schonk.

Al mocht haar echtgenoot niet even gestadig als zij bij de kranke kunnen vertoeven,telkenmale, wanneer zijn dienstverrichtingen dit maar eenigszins toelieten, kwamhij haar zachtjes vragen, hoe het ging, en niet zoodra waren de dringende zakenafgedaan, of hij zette zich tegenover haar, aan het voeteneind van het ledikantje,neder, om de droeve wacht met haar te deelen en haar bij te staan in het aanwendenvan al wat het lijden van het kind verzachten kon of voor het behoud der ziekewenschelijk werd geacht.

Zoo zaten zij soms uren bijeen, nu eens elkaar wat aanreikende, dan weder op eenandere wijze elkaar bij de taak der oppassing behulpzaam zijnde, en beidenvoortdurend onder dezelfde bezorgdheid gebogen, van één en denzelfden kommervervuld.

Was het wonder, dat dit aanhoudend verkeer, die opvallende gelijkstemmigheid,de hier zoo helder aan den dag tredende éénheid van belangen, haar een ongekendgevoel van gemeenschap gaven, als waren zij daardoor nader tot elkander gebracht?

Bovendien moest de houding van den heer van Waningen dien indruk nogversterken.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 251: Wonosari. Deel 2 - dbnl

251

Want, al bracht de reden van hun samenzijn mede, dat zij geen van beiden veelspraken, en al had dan nog het weinige, dat zij zeiden, uitsluitend betrekking op deomstandigheden van het oogenblik, elk woord, dat hij haar toevoegde, was vriendelijken vol waardeering. Ja, soms meende zij in zijn stem nog iets meer te ontwaren, ietshartelijks, iets dat naar teederheid zweemde, een toon, dien zij niet had durven hopen,ooit weder te zullen hooren. Soms kwam het haar voor, dat zijn oplettendedienstvaardigheid, zijn belangstellende vrees, dat zij te veel van haar nog nietvolkomen wedergekeerde krachten vorderde, en zijn angstvallige aandrang, dat zijzich toch meer rust zou gunnen, van nog iets anders dan van bloote welwillendheidgetuigden. Soms, wanneer zij, na een poos vóór zich heen te hebben gezien, de oogenopsloeg en zijn strak op haar gevestigden blik ontmoette, verbeeldde zij zich, hieriniets te lezen, waaraan zij geen woorden wist te geven, maar dat vollen weerklankvond in haar eigen boezem, iets warms en weemoedigs tevens, iets, dat haar sprakvan hetgeen had kunnen en had moeten zijn.

Zij was niet weekhartig en zij had geleerd zich zelve te beheerschen, maarniettemin, in die voor haar zoo veelbeteekenende oogenblikken, waarin het haarduidelijk werd, dat hij haar nog niet geheel uit zijn hart had gebannen, kon zij slechtsmet moeite haar aandoeningen bedwingen, haar blijdschap en haar smart te gader.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 252: Wonosari. Deel 2 - dbnl

252

Hoe gaarne zou zij zich aan zijn borst hebben geworpen, om hem zóó voor zijn trouwte danken, en zóó ook te weenen over de verwaarloozing van een geluk, dat, eerstdwaselijk verguisd en daarna nog moedwillig ten offer gebracht werd aan haar trots.Of neen! indien zij de inspraak van haar hart gevolgd had, zou zij aan zijn voetenzijn neergeknield, om hem vergiffenis te smeeken voor het leed, dat zij hem berokkendhad, voor al wat zij tegenover hem verzuimd had, jaren, lange jaren achtereen.

Want eindelijk, eindelijk had zij haar strijd volstreden. Eindelijk was hij geweken,de noodlottige schroom om zich te verootmoedigen, die de klove tusschen hen aldoorhad verwijd. Geen spoor was meer overig gebleven van den ouden weerzin om haarongelijk te bekennen, en onder den indruk harer verrassende ontdekking, voelde zijde kracht om uit eigen beweging haar zwakheid te belijden, scheen het haar zelfseen wellust toe, zich voor hem te mogen vernederen.

Intusschen viel thans aan zulke gevoelsuitingen niet te denken. Zij waren nietalléén, terwijl daarenboven een ziekenkamer, waar volstrekte rust moest heerschen,geenszins de geschikte plaats kon geacht worden voor een verzoeningstooneel.

Maar, al mocht zij het dan niet in woorden brengen, niets kon haar beletten, hemop een andere, meer bedekte wijze te toonen, wat er voor hem leefde in haar hart.En in dat op-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 253: Wonosari. Deel 2 - dbnl

253

zicht liet zij zich waarlijk niet onbetuigd. Hoe minzaam, hoe erkentelijk, hoevoorkomend was zij in al haar spreken en doen! Met welk een woeker gaf zij hemelk blijk van teederheid terug!

Of hij dat opmerkte? Of hij begreep wat er bij haar omging? Het kon haast nietanders. Zij twijfelde er niet aan.

Was het trouwens ook niet in zijn blikken te lezen?Een enkele maal rees zelfs het vermoeden bij haar op, dat ook Jeanne iets van hun

betere verhouding besefte. Of, hoe anders de eigenaardige vergenoegdheid teverklaren, waarmede het kind in haar heldere oogenblikken hen beiden kon aanzien,en den tevreden glimlach, waarmede zij daarna de oogen sloot? En was het bovendienniet opvallend, dat zij in haar ijlende koortsen hun namen dikwerf samenkoppeldeop een wijze, die onwillekeurig den avond in herinnering bracht, toen zij die roerendevraag had gedaan, welke haar moeder in het diepste der ziel had gegrepen?

Stil was het en somber in het van de buitenwereld afgesloten ziekenvertrek, waarternauwernood eenig geluid kon doordringen en waar ook het licht zooveel mogelijkgetemperd werd. Slechts af en toe werd een enkel woord op fluisterenden toongewisseld. En het leek wel, of de traag verloopende uren er niet anders dan nieuwezorgen en angsten baarden. Stil was het er en somber; voorzeker! Maar niet voormevrouw van Waningen. Voor háár had-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 254: Wonosari. Deel 2 - dbnl

254

den daar gewichtige dingen plaats. Háár was het, alsof daar een geheele ommekeerkwam in haar bestaan.

Immers, een band werd daar opnieuw toegehaald, die sedert lang reeds verbrokenscheen; van lieverlede kwam de toenadering, de hereeniging tot stand, waarnaar zijzoo vurig gehaakt had.

‘Mama!’ riep een fijn, zwak stemmetje, maar zoo opgewekt, dat de verraste moedereen schok van blijdschap ervoer.

Bange, onvergetelijke bange stonden waren aan dit oogenblik van overstelpendevreugde voorafgegaan. De temperatuur van de zieke was, na den vorigen avond eenverontrustende hoogte te hebben bereikt, in den morgen aanmerkelijk gedaald. Eersthad mevrouw van Waningen dit als een goed teeken beschouwd, te meer, daar hetkind, dat den ganschen nacht zeer onrustig geweest was, kort na die verandering ineen diepen slaap was gevallen; doch toen Mense kwam, had zij aan diens ernstiggelaat al dadelijk gezien, dat het een ijdele hoop was, waarmede zij zich gevleid had,en het was haar nog een soort van geruststelling geweest, toen hij, in antwoord ophaar bekommerde vragen, te kennen gaf, dat, ofschoon het gevaar ver van gewekenwas, de toestand toch ook niet verergerd mocht heeten. Het was de crisis, had hijgezegd; de ziekte was haar laatste tijdperk ingetreden.

En zoo hadden de beide ouders dezen gan-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 255: Wonosari. Deel 2 - dbnl

255

schen morgen in droeve onzekerheid bij de veege sponde doorgebracht, waar dereeds zoo verzwakte levenskrachten van het afgetobde kind haar laatsten strijdvoerden, - de beslissende worsteling, waarvan zooveel, waarvan alles afhing, waarvande uitkomst zou zijn: het leven of de dood.

Op uitdrukkelijken last van den heer vanWaningen, die voor heden de behandelingder loopende dienstzaken aan den secretaris had opgedragen, mocht niemandongeroepen binnentreden. Derhalve wasMense de éénige, die af en toe bij hen kwam;en daar deze zijn overige patiënten niet verwaarloozen kon, bevonden de tweeechtgenooten zich meesttijds ongestoord alleen, beiden met dezelfde beklemdheidnaar het dierbare gezichtje turende, dat daar bleek en vermagerd op het kussen lag,beiden in angstige afwachting van hetgeen de dag zou aanbrengen: behoud of verlies,het leven of den dood.

Het eene uur was na het andere verstreken. Het was middag geworden. Één - twee- drie - vier had de klok geslagen, en nog zaten zij met dien kommer in het harttegenover elkander, nog verkeerden zij in dezelfde spanning, nog wisten zij niet, hoede afloop zou zijn, wat het ten slotte zou wezen: het leven of de dood.

‘Opeens echter kwam er eenige beweging in de sluimerende. Zij wendde hethoofdje een weinig om; zij opende de oogen, en - het was op dit oogenblik, dat deontroerde moeder het

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 256: Wonosari. Deel 2 - dbnl

256

woord mocht vernemen, 't welk haar als hemelsche muziek in de ooren klonk:‘Mama!’Zoo was dan de strijd beslist, en zij mocht haar lieveling behouden. Ja, het was

ontwijfelbaar; een moeder kan zich in zulke zaken niet vergissen; zij had het aan dentoon der stem kunnen hooren; zij kon het in de haar zoo helder toelachende oogenlezen. Het was het leven, dat in dien vreeselijken kamp, in die worsteling aan denrand van het graf, de zege, den prijs der overwinning had behaald.

Haar hart was te vol om zich te kunnen uiten; maar zij boog zich over het haarteruggegeven kind, en streelde het over het voorhoofd, en kuste het de wangen.

‘O, Ma, ik voel mij zooveel beter! Ik zou wel op willen staan. Ik zou, verbeeld ikmij, wel alles kunnen doen. Het is net, of ik in het geheel niet ziek ben geweest.’

Der met een glimlach van blijde verrukking toeluisterende moeder was het nogsteeds of zij hemeltonen hoorde. Zij scheen door het geluk verbijsterd. Het was haarte groot, om het terstond in al zijn volheid te kunnen bevatten.

‘Zouden de jaloeziën niet open mogen?’ hernam Jeanne, naar een streepjezonneschijn ziende, dat door een reet van de blinden gluurde.

Ofschoon het verzoek tot mevrouw van Waningen gericht was, rees haarechtgenoot, die, meer naar achteren gezeten, nog niet was op-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 257: Wonosari. Deel 2 - dbnl

257

gemerkt, ijlings van zijn stoel om er aan te voldoen.En vroolijk kwam nu het heldere daglicht binnenstroomen in het vertrek, waar

zooveel dagen achtereen een mat halfduister geheerscht had; en een bundel guldenstralen van de juist om een hoek van het venster te voorschijn komende namiddagzonschoot regelrecht op het ledikantje toe.

Wilden zij de tot het leven herroepene verwelkomen? Of was het hun te doen ommeer gloed nog te werpen op het van dankbaarheid glinsterend gelaat der beideouders, die zich niet genoeg verzadigen konden aan den aanblik van hetgeen hunhaast ongeloofelijk, bijkans een wonder leek?

‘U ook,’ zeide Jeanne, haar vader het linkerhandje toereikende; want haar rechterwerd reeds door de moeder omvat.

En zoo vormde het kind als het ware een schakel, die de beide lang gescheidenenaan elkander verbond.

Nog begeeriger scheen het zonlicht om naar binnen te dringen. Nogmeer dartelendestralen kwamen den glans verhoogen van het liefelijk tafereel.

Toch ontbrak er nog iets aan de bekoorlijkheid daarvan. Nog was er een schaduwovergebleven, een donkere plek, die het ontsierde.

Werd dit ook door Jeanne gevoeld, daar zij de handen harer ouders te zamenbrachten op elkander legde?

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 258: Wonosari. Deel 2 - dbnl

258

Een electrieke stroom schoot bij deze aanraking mevrouw van Waningen door deaderen, en onstuimig bruiste het bloed haar naar de wangen.

Nochtans bood zij geen wederstand. Neen, integendeel! Zacht liet zij nu hetgloeiende hoofd op zijn schouder leunen, als was zij verzekerd, dat het daar eenveilige rustplaats vond.

Maar kort, zeer kort slechts bleef het daar. Want reeds in het volgende oogenblikhad hij haar in de armen genomen, en drukte hij haar, met een diepen zucht vanverademing, hartstochtelijk aan zijn borst.

Nu was het vertrek gansch en al met zonneschijn overgoten. Geen hoekje waarnog eenig duister schuilde. En speelsch en lustig flikkerden de helle stralen, als wistenzij wel, dat het zuiver vreugdetranenwaren, opgeweld uit een van zalige aandoeningenoverstelpt hart, welke door de snikkende vrouw gestort werden, die zich hoe langerhoe vaster tegen haar echtgenoot aandrong, wiens oogen almede door den vochtigenglans eener overmaat van geluk waren beneveld.

Hij was de eerste, die eenigermate zijn bedaardheid herkreeg.Zachtjes, langzaam beurde hij haar gelaat op.En zoo zag hij haar een wijl aan, als moest hij zich nog overtuigen, dat zij het was,

dezelfde hooghartige gade, die hem eerst zoo koel en smadelijk, en daarna, vele jarenlang, met

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 259: Wonosari. Deel 2 - dbnl

259

zulk een strakke, onbuigzame terughouding bejegend had; als kon hij ternauwernoodnog gelooven, dat het werkelijk een gevoel van liefde, van liefde voor hém was, datsterk genoeg gesproken had, om haar trots te fnuiken en haar als een boeteling tothem te doen wederkeeren.

En zoo staarde ook zij hem aan.Maar bij háár geen zweem van twijfel, geen spoor van wantrouwen. Alleen

teederheid, een onbegrensde, onbeschrijfelijke teederheid, lag in den betraanden blik,waarmede zij den zijne beantwoordde, totdat zij andermaal, door haargewaarwordingen overmeesterd, het hoofd aan zijn borst verborg.

‘Ga mede!’ fluisterde hij haar in het oor, maar aarzelend en beschroomd, gelijkmen in een heiligdom pleegt te fluisteren, of op plechtige stonden, die men ongaarnedoor een wanklank ontwijden zou. ‘Laat ons aan Jeanne denken! Zij is zooaantrekkelijk. - Zouden wij niet hiernaast gaan?’

Zij kon nog niet antwoorden; doch willig, nu volgzaam voor altijd, liet zij zichnaar een aangrenzend vertrek geleiden.

En thans waren zij voor het eerst alléén, geheel alléén; voor het eerst, nadat zijelkander gevonden hadden.

Hij wilde haar doen nederzitten; maar zij hief de oogen naar hem op, en nogmaalswierp zij zich aan zijn borst, nogmaals klemde zij zich krampachtig aan hem vast,nogmaals barstte zij in een hartstochtelijk snikken los,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 260: Wonosari. Deel 2 - dbnl

260

als moest geheel haar zoo lang verholen liefde zich hierin lucht geven.En ook hij werd weder zichtbaar ontroerd. En vaster, steeds vaster drukte hij haar

aan zijn hart. En opnieuw scheen hij op te gaan in het genot zijner sprakeloozeomhelzing.

Ditmaal was zij degene, die het eerst het stilzwijgen verbrak.‘Kunt gij het mij vergeven?’ lispte zij met trillende stem.Hij nam haar gelaat tusschen zijn beide handen en zag haar met een blik vol

onuitsprekelijke innigheid aan.‘Hoe kunt gij dat nog vragen?’ was zijn antwoord. ‘Gij weet niet half, hoe gelukkig

ik mij gevoel. - Bovendien heb ik mij zelven waarlijk niets minder dan gij u teverwijten. Beiden, beiden hebben wij veel goed te maken.’

En weder boog hij zich tot haar over. En weder voelde zij zijn lippen op de harebranden.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 261: Wonosari. Deel 2 - dbnl

261

Hoofdstuk XXXIII.

Het was voor Mense een ware geluksdag geweest. Alles was hem medegeloopen, ofhad er toe bijgedragen, hem in een opgewekte stemming te brengen.

Vooreerst had hij Jeanne van Waningen veel beter nog bevonden dan hij, zelfs naden gunstigen keer in haar ziekte op den vorigen dag, had durven verwachten, en hijmocht nu een gegronde hoop voeden, dat zij eerlang volledig hersteld zou zijn.

Haast niet minder genoegen had het hem gedaan, dat het eindelijk aan de ijverigetusschenkomst van den heer Houwenaar had mogen gelukken, de moeilijkheden,waarin de predikant zich bevond, uit den weg te ruimen. Want dit laatste had meerin gehad dan men zich had voorgesteld. Rinkelman had aanvankelijk niets van eenschikking willen weten en nog veel minder aan de hem gestelde voorwaarden willenvoldoen. Eigenlijk was deze weerstand in het bijzonder aan Pratter te wijten. Immers,naar allen schijn zou de kapitein wel wat meer

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 262: Wonosari. Deel 2 - dbnl

262

meegaandheid of vatbaarheid voor overreding betoond hebben, indien hij slechtsniet naar de inblazingen van dien jongeren krijgsmakker geluisterd had, die, te dezerzake, een buitengewone gevoeligheid op het punt vanmilitaire eer en zeer strijdhaftigegezindheden aan den dag had gelegd. Doch hoe dat zij, de overste had zich door hetondervonden verzet zoo weinig laten afschrikken, dat hij bij elke tegenspraak nogte stijver op zijn stuk was blijven staan; en de door hem aangevoerde drangredenen,waarvan de waarde nog door het zedelijk overwicht zijner persoonlijkheid verhoogdwerd, waren van zulk een klemmenden aard geweest, dat hij ten slotte alletegenstribbelingen glansrijk was te boven gekomen. Dezenmorgen hadmen de laatstesamenkomst gehouden. De partijen waren, zooals de overste het noemde,geconfronteerd en hadden elkander de hand gereikt, waarna de heer Houwenaar zichmet de taak belast had, ook den militairen kommandant tevreden te stellen, die,hoewel niet met het fijne van de zaak bekend, nochtans in de hem ter oore gekomengeruchten aanleiding gevonden had om Rinkelman terdege op het hart te drukken,dat deze zich, wat er ook tusschen hem en den heer Zegwaard mocht bestaan, stiptovereenkomstig zijn verplichtingen als officier van het Nederlandsch-Indische legergedragen zou.

Dat alles dus was ten beste afgeloopen. En nóg waren de blijde ervaringen voorMense niet geëindigd. Nu eerst wachtte hem de grootste

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 263: Wonosari. Deel 2 - dbnl

263

verrassing. Of wat had hem bij mogelijkheid zoo welkom kunnen zijn als de tijding,kort na zijn thuiskomst, door kapitein Kraak gebracht, dat diens broeder zich reedsbuiten hen om het benoodigde geld had weten te verschaffen, en met mevrouwRozedoorn, veel goede voornemens, en de meest omvattende verwachtingen, gezonden wel naar het land der vrijheid getogen was? Het bericht kwam uit een volkomenvertrouwbare bron, en van dit oogenblik af derhalve mochtMense zich, zonder eeniggewetensbezwaar, volkomen ontslagen rekenen van de banden, die hem zoo lang enzoo smartelijk hadden gekneld. Het gaf hem een ongekend gevoel van verademing,zoodat hij zelfs, toen kapitein Kraak opstond om heen te gaan, dezen, uit blootedankbaarheid voor zijn mededeeling, bijna had aangespoord om nog wat te blijvenpraten, een opwelling, die, al kwam zij dan ook niet tot uitvoering, op zich zelvereeds edelmoedig genoeg was, om Mense later, bij de herinnering daaraan, nog eenstreelend besef van offervaardigheid te schenken.

Intusschen bleek het maar goed, dat de uitnoodiging achterwege gebleven was,want nauwelijks was de invalide vertrokken, of er kwam nog een tweede bezoek,waaropMense bezwaarlijk had kunnen rekenen, en dat, gelijk weldra bleek, wederomeen zeer vertrouwelijk karakter zou dragen.

Het was Rimram, die, zooals hij bij zijn binnentreden op ietwat geheimzinnigemanier te

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 264: Wonosari. Deel 2 - dbnl

264

kennen gaf, den dokter over een persoonlijke, maar niettemin hoogst neteligeaangelegenheid te spreken had.

De man zag er bleek en verwilderd uit, terwijl hij daarenboven iets angstigs, menzou haast kunnen zeggen, iets schuws over zich had. Maar nog opmerkelijker washet, dat hij, alvorens zich neder te zetten, uitdrukkelijk verlangde te vernemen, of erook eenig gevaar bestond, dat zij door juffrouw Malot zouden worden overvallen.Eerst op de plechtige verzekering, dat Mense geen bezoeken van die dame placht teontvangen, scheen hij eenigermate tot bedaren te komen. Toch draalde hij ook nunog een poos om de reden van zijn komst op te helderen, en niet dan na een zeerduistere inleiding, die geen ander nut kon hebben dan dat hij zelf er een weinig doorop dreef werd geholpen, kon hij er toe besluiten, een rooskleurig briefje voor dendag te halen, waaromtrent hij, zooals hij zeide, gaarne het oordeel van Mensevernemen zou.

Het was van den navolgenden inhoud:

‘Waarde heer Rimram!Want zoo mag ik U immers, met het oog op onze vriendschap - om nu eens dit

gebruikelijke woord te bezigen - wel noemen? Het is mij een ware behoefte, U mijnwelgemeenden dank te betuigen voor Uw allerliefste attentie. Ik kan U niet zeggen,hoe aangenaam ik door dit blijk van Uw fijnen smaak en Uw kiesch gevoel getroffenwerd.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 265: Wonosari. Deel 2 - dbnl

265

Waart Gij wellicht met mijn voorliefde voor bloemen bekend? Inderdaad, ik dweepmet die levende kinderen der poëzie, en vooral ben ik dol op rozen, die voor mij debekoorlijkste zinnebeelden zijn van onze schoonste, teederste en natuurlijkstegevoelens. Voortaan zullen zij mij nog dierbaarder zijn!!! Ja, gelijk ik er thans een- een half ontloken knop - op mijn boezem draag, zoo zullen zij mij van nu af steedshet allernaast aan het hart liggen. En wat meer in het bijzonder de Uwe betreft? Maarhet is immers niet noodig, de verzekering hierbij te voegen, dat ik het aandenkendaaraan, nog lang nadat zij verwelkt zijn, met de meeste trouw zal bewaren?

Welk een heerlijken geur verspreiden zij! En rozengeur doet immers aanmaneschijndenken? Enmaneschijn wekt onwillekeurig de gedachte op aan........ O, zoete fantasie!O, verrukkelijke beelden, die voor mijn geest verrijzen!

Doch waar dwaal ik heen? En hoe kon ik een moment vergeten, dat ik aan eendichter schrijf, die dat alles veel dieper nog gevoelen moet en veel beter nog kanuitdrukken dan ik?

Wil derhalve deze zoo eenvoudige betuiging van mijn warmen dank voor liefnemen, en tevens gelooven, dat ik steeds zal blijven,

Waarde Heer Rimram!Uw oprechte vriendinODILIA MALOT.’

‘Begrijpt gij er iets van?’ vroeg Rimram

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 266: Wonosari. Deel 2 - dbnl

266

met een verslagen gezicht, toen hij, na den brief te hebben voorgelezen, nog destellige verklaring had afgelegd, dat hij niets hoegenaamd van de bloemen of van derozen, waarvan Odilia melding gemaakt had, wist. ‘Ik voor mij kan er geen touw aanvastmaken. Zoolang ik leef, is mij zoo iets nog niet overkomen.’

En dit was, gelijk de man nu al stotterende en blozende aanMense toevertrouwde,nog bij lange niet het éénige feit, dat zijn gemoed bezwaarde. Al van af hetverjaringsfeest van mevrouw Springveld had juffrouw Malot, die vroeger zelden ofnooit te Ashri kwam,maar thans om een haverklap daarheen reed, hemmet allerhandebewijzen van belangstelling overladen. Daarenboven had zij zich verontrustendnauwkeurig op de hoogte van al zijn doen en laten betoond. Het was, alsof zij er eenvolledig stel van spionnen op na hield om zijn gangen te bespieden. Ook kon hijhaast geen voet buiten de deur zetten, zonder haar te ontmoeten en dan onmiddellijkdoor zulk een eindeloozen stortvloed van vragen en opmerkingen te worden overstelpt,dat hij, wat hij ook beproeven mocht, niet de geringste kans zag, aan haar gesnap teontkomen. En het hatelijkst hiervan was, dat zij steeds nog den schijn wist aan tenemen, alsof hij het ware, die haar gezelschap zocht, terwijl zij ook aan elk antwoord,dat zij hemwist af te persen, een uitleg gaf, als zou daarin een heimlijk complimentjeaan haar adres

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 267: Wonosari. Deel 2 - dbnl

267

zijn vervat. Bovendien wilde zij telkens weten, welke verzen hij weder gemaakt had,en ieder oogenblik zond zij hem dichtwerken te leen, waarover hij haar dan zijnoordeel moest zeggen. Kortom, de jonkvrouw liet hem rust noch duur, en hij had eengevoel, alsof hij allengs in een net verstrikt werd, waaraan hij bezwaarlijk meer zoukunnen ontsnappen. Vandaar vooral, dat haar raadselachtige brief hem geheel vanstreek had gebracht. Niets minder dan een onheilspellenden voorbode meende hijerin te zien van een nieuwen, listig overlegden aanslag op zijn vrijheid, waartegenhij waarschijnlijk niet voldoende zou zijn opgewassen, zoodat hij nog zou moeteneindigen, met zich op genade en ongenade aan zijn vervolgster over te geven.

Het was niet mogelijk, maar in het minst aan de waarheid van dezelijdensgeschiedenis te twijfelen; want niet alleen, dat de zoo jammerlijk gekweldeman, onder het mededeelen van de ellenden die hij te verduren had, deonmiskenbaarste teekenen van vertwijfeling aan den dag legde, maar hij keek ooktelkens schichtig om zich heen, als ware hij beducht, dat de gevreesde maagd zichonverhoeds van hem meester maken en hem in zegepraal medevoeren zou. Zelfsmoest Mense tot driemaal toe de verzekering herhalen, dat er onder zijn dak niet hetminste gevaar voor een overval bestond.

Toch kon, toen de dichter al zijn nooden geklaagd had, zijn toehoorder deverzoeking niet weerstaan, om met een ondeugend lachje te

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 268: Wonosari. Deel 2 - dbnl

268

vragen, of hij wellicht ook, bij de een of andere gelegenheid, het hof aan juffrouwMalot had gemaakt.

Geen woorden kunnen den schrik weergeven, die zich thans op het gelaat vanRimram afspiegelde.

‘Wat zegt gij? Ik zou haar het hof gemaakt hebben?’ riep hij. ‘Neen, dat kunt gijniet meenen!’

‘Ik bedoel natuurlijk niet, een van de laatste dagen. Maar vroeger misschien?Bijvoorbeeld, op het verjaringsfeest?’

‘Dokter!’ gaf Rimram op een akelig ernstigen toon ten antwoord, ‘al waren zij enik samen voor levenslang naar een onbewoond eiland verbannen, dan nog zou ik mijzoo ver mogelijk van haar verwijderd houden. - Wanneer zij mij daar ten minste metrust wilde laten!’ liet hij er met een half gesmoorden zucht op volgen.

Een helderder toelichting zijner gevoelens ten opzichte van Odilia ware inbillijkheid niet te verlangen, en Mense achtte het nu ook meer dan tijd om zijnbezoeker zooveel hij kon gerust te stellen. Toevallig was hem ter oore gekomen, dateen paar jongelui, die het geheim der herhaalde tochten van Odilia naar Ashridoorgrond hadden, haar voor de grap, door een javaan te paard, een rozenbouquethadden laten brengen, met de boodschap, dat haar die door den boekhouder van defabriek als een teeken van hulde werd aangeboden. Hieruit lieten de duistere puntenin den bewus-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 269: Wonosari. Deel 2 - dbnl

269

ten brief zich gereedelijk verklaren, en al zou de mededeeling van die bijzonderhedenRimram weder nieuwe kwellingen berokkend hebben, Mense kon nu toch met allevrijmoedigheid de overtuiging uitspreken, dat het schrijven van juffrouw Malotongetwijfeld op de eene of andere vergissing berustte. Het beste was, voegde hij erbij, zich niets van de zaak aan te trekken. En in elk geval had Rimram hoegenaamdgeen reden om zich over de plannen en gedragingen van de dame in quaestie teverontrusten. Slechts een weinig vastberadenheid zou voldoende zijn om al haarlisten te verijdelen. Zoolang Rimram maar toonde te weten wat hij wilde, zou zij,wat zij ook in het schild voerde, niets tegen hem vermogen; en een kalme, beslistehouding zou haar al spoedig van verdere ondernemingen doen afzien.

Gelijk zich verwachten liet, bleven deze troostgronden een tijdlang zonderuitwerking. Te diep hadden de fatalistische opvattingen van Rimramwortel geschotenom zoo dadelijk te kunnen worden losgelaten. Maar ten laatste mochten deredeneeringen van den gastheer toch ingang vinden, en toen Mense nog zijn hulp entusschenkomst had toegezegd, voor het geval juffrouw Malot het Rimram al te bangzou maken, begon deze van lieverlede geheel en al op te fleuren.

‘Ik dank u duizendmaal voor uw goeden raad,’ sprak hij bij zijn vertrek. ‘Gij hebtmij een pak van het hart genomen. En zoo ik

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 270: Wonosari. Deel 2 - dbnl

270

u soms op mijn beurt van dienst kan zijn, bijvoorbeeld, als gij voor een verjaardag,een bruiloft, een begrafenis, of iets dergelijks, een vers mocht noodig hebben, hebtgij maar één woord te spreken. Gij kunt er vast op rekenen, dat ik ten allen tijde totuw beschikking ben.’

En hierop stapte de dichter zoo welgemoed in zijn dos à dos, alsof er in de ganschewereld geen Odilia Malot meer te vinden ware.

Waarlijk, Mense kon tevreden zijn over dezen dag. Alles had medegewerkt omhem in een lustige stemming te brengen. En zoo was het volkomen te begrijpen, dat,toen hij des namiddags zijn paard besteeg, hij den dartelen viervoeter naar hartelustonder zich trippelen en springen liet.

Misschien zou hij zelf nog een andere reden voor zijn buitengewone opgewektheidhebben kunnen noemen.Misschien, als iemand hem had kunnen bewegen om eerlijkop te biechten, wat bij hem omging, zou hij van een heimelijke verwachting gesprokenhebben, die er hem toe geleid had, zijn paard iets vroeger dan gewoonlijk te latenzadelen, dezelfde verwachting, die hem nu weder een binnenweg deed inslaan, welkeanders maar zelden door hem gekozen werd. Misschien zou hij verklaard hebben,dat ook mevrouw van Waningen, naar aanleiding van zijn raad om eens wat lucht tegaan scheppen, het voornemen had opgevat, tegen dezen zelfden tijd een wandelritte maken, waarbij zij, gelijk al meer gebeurd was,

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 271: Wonosari. Deel 2 - dbnl

271

door Marie van Beele zou worden vergezeld. En misschien zou hij er dan tevensvoor zijn uitgekomen, dat hij, door het pad, waarop hij zich thans bevond, tot aanden postweg te volgen, en vandaar naar Wonosari terug te keeren, alle kans meendete hebben om de dames te gemoet te rijden.

Ofschoon er reeds eenige dagen verloopen waren, sedert hij van zijn dwazen waanomtrentMarie genezen was, had hij nog geen enkel woord met haar kunnen wisselen.Zijn bezoeken in het residentiehuis hadden zich uitsluitend tot de ziekenkamerbepaald, en noch bij het komen noch bij het gaan had hij haar mogen ontmoeten. Inwerkelijkheid was er derhalve niets gebeurd, waaruit hij eenige meerdere hoop opde vervulling zijner wenschen kon putten. En toch had hij heden, dank zijwaarschijnlijk de verschillende opbeurende indrukken, die hij had mogen ontvangen,een buitengewoon goeden moed. Het kwam hem voor, dat, nu hij maar eenmaal vrijwas om Marie al den gloed zijner liefde te toonen, het hem vroeg of laat ook welgelukken zou, haar wederliefde te verwerven. Immers, aldus sprak hij tot zich zelven,een gevoel, zoo warm als zijn hart doorstroomde, kon op den duur niet onbeantwoordblijven.

In zulke zoete mijmeringen verdiept, was hij al dicht bij het kruispunt gekomen,vanwaar hij den terugrit naar Wonosari beginnen zou, toen hij onverwachts denweergalm van een ongemeen snellen, kletterenden hoefslag vernam.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 272: Wonosari. Deel 2 - dbnl

272

Eenigszins benieuwd keek hij op, en - het was hem, alsof zijn hart plotseling stilstond.Was dat niet Marie, die amazone, die daar in dollen ren over den postweg vloog?Nog eer hij zich recht kon bezinnen, had hij zijn paard reeds een woesten slag met

de karwats gegeven, waarbij het dier zich steigerend ophief, om vervolgens als eenwervelwind vooruit te stuiven, het hollende ros achterna.

Het was een forsche, breedgeschouderdeMakassaar, dienMense bereed, en binnenenkele seconden had hij al veel op den wel sierlijken, maar lichter gebouwdenSandelwood gewonnen. Doch niet zoodra had deze laatste bemerkt, dat er jacht ophem werd gemaakt, of hij ontspande de ranke ledematen, en toonde, door eenaanmerkelijk versnelden gang, hoe in zijn hart al het vuur van zijn edel ras gloeideen dat onder zijn fijne vormen een verbazende spierkracht school.

Een oogenblik bespeurde Mense, dat hij terrein verloor.Hij klemde de tanden opeen, sloot de beenen vaster tegen de flanken, en liet de

sporen werken, tot ook zijn gitzwart ros zich ten volle had uitgestrekt.Het was een wanhopige wedloop, waarvan de uitslag aanvankelijk onzeker scheen.

Maar eindelijk begon toch deMakassaar weder eenig voordeel te behalen, en weinigeoogenblikken later was hij den ander ter zijde gekomen.

IJlings greep Mense nu de teugels van den onstuimigen bruin, die zich door dehand van

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 273: Wonosari. Deel 2 - dbnl

273

Marie niet had willen laten regeeren. Doch tevergeefs! Hoe hard hij trok, hetdolzinnige dier, dat de stang tusschen de tanden genomen had, was niet meer totstaan te brengen; bij elke poging schudde het slechts driftig het weerbarstige hoofd,om daarna nog te wilder vooruit te jagen.

Zoo stormden de beide paardenmet glinsterende oogen, wijdopgesperde neusgatenen beschuimde schoften op één lijn voort. Voort, onder de als elkaar achternatuimelende boomen. Voort, langs de als wegschuivende heggen en woningen. Voort,tusschen de beangstigde, ver uitwijkende voetgangers. Voort, met dreunend geweld,over de harde, donkergrijze grindbaan. Onafgebroken voort, in razende,duizelingwekkende vaart.

Zoo rendenMarie enMense vlak naast elkander. Zij, met een bleek en strak gelaat,waarop ernstige bezorgdheid, doch tevens de vaste wil te lezen stond om zich nietdoor haar angst te laten overmeesteren. Hij, zoo mogelijk nog bleeker, en slechtsvervuld van één gedachte, geheel verloren in de al meer en meer verbijsterende vraag,hoe hij het dierbare wezen aan zijn zijde voor onheilen zou kunnen behoeden.

Maar opeens nam zijn blik een uitdrukking van afgrijzen aan en tegelijkertijdontwrong zich een uitroep, die als een noodkreet klonk, aan zijn lippen.

Daar vóór hen, geen drie honderd meter ver meer, lag een afgrond. Want de dooreen

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 274: Wonosari. Deel 2 - dbnl

274

bandjir weggeslagen brug was nog niet door een andere vervangen; alleen was, eenweinig benedenstrooms, een smal, bamboe noodbruggetje gelegd, dat niet andersdan stapvoets en dan nog uiterst omzichtig moest worden bereden.

Een wis verderf gaapte hen aan, en met noodlottigen spoed ijlden zij er henen.Het schemerde Mense voor de oogen en hij voelde zich als verlamd, een paar

seconden lang. Toen was hij zich zelven weder meester. Ja, het was nu, alsof hetgevaar zijn geestkracht verdubbeld had.

Voor overleg had hij geen tijd. Het eerste, dat bij hem opwelde, moest gevolgdworden.

Hij had zijn besluit genomen.Nog eens hief hij de karwats op, nog eens drukte hij de sporen aan. Alles hing nu

af van de vraag, of zijn paard, waarvan reeds zooveel gevorderd werd, tot een nogsterkere inspanning in staat zou zijn.

En inderdaad! het moedige ros stelde zijn meester niet te leur. Zichtbaar deed hetdier een wanhopige poging om al zijn krachten te verzamelen, en hierop schoot hijeensklaps met geweldige sprongen zijn mededinger een eind voorbij.

Nu was het beslissende oogenblik daar.Een ruk aan den teugel; een plotselinge zwenking; een ontzettende, bedwelmende

schok, en....De juiste toedracht dier vreeselijke botsing is Mense nooit ten volle helder

geworden.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 275: Wonosari. Deel 2 - dbnl

275

Alles was zoo snel in het werk gegaan, en daarbij zoo verward en ijzingwekkendgeweest, dat hij onwillekeurig de oogen gesloten had.

Toen hij, nog half versuft, van den grond opstond, zocht zijn blik onmiddellijknaar Marie. Hij bedacht niet, hoe het wel een wonder mocht heeten, dat hij er slechtsmet een paar niet noemenswaardige kneuzingen was afgekomen. Hij lette niet op despartelingen der over elkander gestorte paarden om weer op de been te geraken. Vande gansche wereld was er op dezen stond maar één zaak, waarom hij zichbekommerde, maar één persoon, die hem belang inboezemde.

Zij lag bewusteloos aan den kant van den weg.Maar haar houding stelde Mense terstond eenigermate gerust. Klaarblijkelijk was

haar val door het zachte, met gras begroeide dijkje gebroken, waartegen zij nog lagaangeleund.

Hij knielde naast haar neder, luisterde naar haar ademhaling, opende haar oogleden,en lichtte voorzichtig haar armen op.

‘Goddank!’Nooit was dat woord hem met zulk een diepgevoelde erkentelijkheid uit de borst

geweld.Hij zag om zich heen, of er ook ergens wat water te vinden was, waarmede hij

haar zou kunnen besprenkelen.In de buurt echter mocht hij niets van dien aard ontwaren. Hij zou er voor naar de

rivier hebben moeten gaan; en zoo ver wilde hij zich niet van haar verwijderen, teminder, daar

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 276: Wonosari. Deel 2 - dbnl

276

hij alle hoop had, dat zij spoedig vanzelve weder zou bijkomen.Hij vergenoegde zich dus met haar slechts een eenigszins gemakkelijker houding

te geven, waarbij hij haar, ofschoon niet zonder zekeren schroom, tegen zich aanlegde,ten einde haar te beter te kunnen ondersteunen.

Geen andere dan volkomen belanglooze drijfveeren, alleen roerselen van toewijdingbewogen hem tot deze zorgen. Maar toch -, welk een wondere, zoete trilling voerhem door de leden, toen haar aanvallig hoofdje op zijn arm rustte! Hoe onstuimigbonsde hem het hart, terwijl hij het hare tegen zich aan voelde kloppen!

Weldra bleek zijn vooronderstelling juist te zijn geweest. Haar bezwijming wasslechts van korten duur.

Daar opende zij de oogen. - Daar ontmoetten deze de zijne.Een droomige, vredige glimlach gleed over haar gelaat.Maar niet langer dan een gedachte. Toen ontstelde zij en richtte zij schielijk en

met een diepen blos op de wangen het hoofdje op.‘Gij hebt u toch niet bezeerd?’ vroeg hij bezorgd en met een zekere beving in zijn

stem. ‘Gij voelt toch geen pijn?’‘Neen, ik voel niets,’ verklaarde zij. - ‘Alleen is mijn hoofd nog wat zwaar. - Maar

ik ben u wel veel verplicht voor uw hulp. - Als ik nog denk aan hetgeen er had kunnengebeuren!’ voegde zij er met een lichte hui-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 277: Wonosari. Deel 2 - dbnl

277

vering bij. ‘Waarlijk, ik weet niet, hoe ik u genoeg zal kunnen danken.’Zij reikte hem de hand, en hij voelde den zachten druk der fijne vingeren, die haar

oprechte erkentelijkheid vertolken moest.Nog sneller, nog heviger bonsde het in zijn binnenste.Neen! het was hem niet meer mogelijk, zijn ontroering te bedwingen, niet langer

mogelijk, de naamlooze bekoring, die hem bevangen had, te ontveinzen. Hij zou, hijmoest spreken. Op dat eigen oogenblik nog moest hij uiting geven aan hetgeen ervoor haar leefde in zijn hart.

‘Alsof het een opoffering geweest ware! Alsof ik niet gaarne veel meer voor u zouhebben gedaan!’ murmelde hij, haar met innige teederheid aanziende. ‘Marie, m i j nl i e v e l i n g !’

Zij sloeg in verwarring de oogen neder.Maar toen zij ze weder ophief, was het met een blik vol vertrouwen, en tevens met

een zonnigen glans op het gelaat, nog verrukkelijker dan haar glimlach van daareven.

Terstond nadat het paard van Marie, door den knetterenden bos voetzoekers van eenondeugend staartdragertje verschrikt, vooruit was gevlogen, had mevrouw vanWaningen haar zoo snel zij kon nagerend. Maar, hoezeer deze laatste haar eigen rosaandreef, het was haar niet mogelijk geweest, het hollende dier te achterhalen. Tochwas zij zonder ophouden doorgereden, teneinde althans, in geval Marie iets

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 278: Wonosari. Deel 2 - dbnl

278

overkomen zou, ten spoedigste hulp te kunnen verleenen.En zóó, nadat haar angst met elke minuut geklommen was, tot zij zich reeds op

het ergste had voorbereid, was ook mevrouw van Waningen ten slotte de plekgenaderd, waar Mense zijn waagstuk volvoerd had.

Wat zij daar zag?Zij wist, zij begreep het zelve ternauwernood. Immers, hoe kon zij haar oogen

gelooven, daar zij, wel verre van iets als een ongeval te bespeuren, Marie blozendeen wel aan den arm van den jongen dokter zag staan?

‘Het is uitstekend afgeloopen! Zoo goed als het maar kon!’ verzekerde hij, haarmet een van geluk stralend gezicht te gemoet tredende. ‘En.... Het is zeker tegen denregel. - Ik had u vooraf behooren te waarschuwen. - Maar het is alles zoo onverwachtgeweest. Daarbij hebt u ons ook wel eenigszins verrast. - Mag ik dus - mag ik hetgenoegen hebben, u mijn meisje voor te stellen?’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 279: Wonosari. Deel 2 - dbnl

279

Hoofdstuk XXXIV.

Ongeveer drie jaren zijn voorbijgegaan, en heel wat veranderingen hebben daarinplaats gegrepen.

Maar niet in het voorkomen van Marie. Zij ziet er nog altijd even lieftallig uit, enzooals zij daar, met een aardig, mollig meisje op den arm, naast haar echtgenoot zit,die een stevig, vroolijk knaapje op zijn knie laat rijden, zou men nauwelijks kunnengelooven, dat zij, met haar nog zoo jeugdig gelaat en haar zoo tengere gestalte, demoeder van dit tweetal is.

‘En welk nieuws hebt gij nu medegebracht?’ hooren wij haar vragen.Want Mense is daar juist van zijn ziekenbezoeken teruggekeerd, en elken ochtend

pleegt hij getrouw verslag te doen van zijn wedervaren.‘Veel is het niet,’ luidt het antwoord. ‘Maar ik ben nog even bij de Zegwaards

aangeloopen.’‘En hoe waren zij?’‘Natuurlijk nog onder den indruk van het

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 280: Wonosari. Deel 2 - dbnl

280

vertrek der jongens. Hoewel zij elkaar wederkeerig moed trachten in te spreken,zullen zij wel nimmer volkomen aan de scheiding gewennen. Wij hebben dat aanonzen secretaris gezien, die het gemis van zijn zoontje nooit geheel te boven gekomenis.’

‘Het is dan ook geen kleinigheid!’ zucht Marie met een blik op den levenslustigenkleuter, die al kraaiende de beide handjes in den baard van zijn vader laat woelen.‘Maar hebt gij ook gehoord, of de dominé op zijn reis nog in de gelegenheid geweestis, de familie van Waningen op te zoeken?’

‘Ja, zeker. En hij heeft daar een nachtje gelogeerd ook. Eer wilden zij hem nietlaten gaan. - Hij is er over uit, zoo vriendelijk als hij er ontvangen werd.’

Een schalksche opwelling doet het mondje van Marie tot een glimlach plooien.‘Dat zou eenige jaren geleden niet gebeurd zijn,’ zegt zij. ‘Ten minste, voor zoover

den resident betreft. - De volslagen omkeer in zijn opinie over den dominé is mijnog altijd een raadsel. Wel laat het zich hooren, dat de sympathie van mevrouw voorde familie Zegwaard daarop invloed gehad heeft, maar......’

‘Ik voor mij ben overtuigd, dat de dominé dien beteren dunk hoofdzakelijk aanhet postscriptum in den brief van den Edelen heer te danken heeft. Als een Raad vanIndië opzettelijk verzoekt, de hartelijkste groeten aan iemand over te brengen, onderbijvoeging, dat zij te Leiden clubgenooten waren en zijn Edelheid van zijn

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 281: Wonosari. Deel 2 - dbnl

281

vriendschap met dien iemand nog steeds de aangenaamste herinneringen heeftovergehouden, zijn zulke betuigingen wel geschikt om op een ambtenaar als denheer vanWaningen indruk te maken, ja, een geheele wijziging in diens meening overden persoon in quaestie te veroorzaken. Dit staat tenminste vast, dat zijn billijkerwaardeering van den dominé juist uit den tijd der ontvangst van den bewusten briefdagteekent.’

‘Maar gij zult toch moeten toestemmen, dat de resident ook in andere opzichtenveel veranderd is?’

‘Veel is misschien wat sterk uitgedrukt. In den grond van zijn hart voelt hij zichnog altijd dezelfde gewichtige persoon van weleer. Alleen, dit is waar, deed hij inden laatsten tijd, ten believe van mevrouw, zijn best om voor het uiterlijk iets minderuit de hoogte te zijn. Ook te dien aanzien heeft zij een gewenschten invloed op hemgeoefend. - Doch het meest, zeide Zegwaard, heeft hem nog de gezellige toongetroffen, die er in hun huiselijken kring heerschte. Het moet een lust zijn om op temerken, hoe goed die twee elkaar tegenwoorweten te vatten en hoe zij van weerszijdenalles voor elkander over hebben. En wanneer ik nu bedenk, dat zulks hoofdzakelijkhet werk van mijn vrouwtje.........’

‘Foei, Gustaaf ik had gehoopt, dat nooit meer van u te hooren! Gij weet, welk eenverdriet gij mij daarmee doet.’

Het gebeurt niet vaak, dat Marie haar man

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 282: Wonosari. Deel 2 - dbnl

282

een pruilmondje toont, maar nu kijkt zij wezenlijk min of meer ontstemd, zoodat hijzich gedrongen voelt, haar in allerijl door een liefkoozing van zijn boetvaardigheidte overtuigen.

De minzame operatie, die heel wat tijd blijkt te vorderen, beantwoordt volkomenaan het doel, zoo volkomen zelfs, dat Mense, na afloop daarvan, den moed heeft,nog eens op de zaak terug te komen en haar in het bijzonder te vragen, waarom zijtoch eigenlijk zijn voorstelling van daareven zoo stuitend vindt.

‘Omdat zij bepaald onjuist is,’ klinkt het welverzekerde antwoord. ‘Voor mij waser in het gebeurde volstrekt niets bevreemdends. Allang had ik aan verschillendekleinigheden bemerkt, dat mijnheer en mevrouw in den grond van hun hart nietweinig op elkander gesteld waren, en dat beiden evenzeer naar een betereverstandhouding haakten. Geen wonder dus, dat zij ten slotte tot stand gekomen is.En wat nu speciaal de aanleiding tot hun verzoening betreft, deze zal wel, gelijk bijde meeste zaken, in een samenloop van omstandigheden gezocht moeten worden.Ongetwijfeld echter heeft de ziekte van Jeanne er den laatsten stoot aan gegeven.’

‘Het is mogelijk, dat gij gelijk hebt,’ moet Mense erkennen. - ‘Jammer maar, datwij hen al zoo kort daarna hebben moeten missen. Trouwens, hoevelen uit dien tijdhebben wij reeds zien vertrekken! Als wij dat zoo eens nagaan, is het hier een geheelandere plaats geworden.’

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 283: Wonosari. Deel 2 - dbnl

283

En wèl mocht hij dat zeggen.De meesten, die in dit verhaal een rol speelden, hebben Wonosari zelfs voorgoed

verlaten.Met Knijpers was zulks al zeer spoedig het geval. Volgens sommigen, werd hij

op eigen verzoek overgeplaatst; volgens anderen, is het op voorstel van den residentgeschied. Voor de samenleving intusschen werd er niet veel in hem verloren, daardeze jonkman, na zijn kennismaking met de badkamer van den overste, een beslistenweerzin scheen te hebben gekregen om zich in het openbaar te vertoonen. En alzooging hij henen, zonder betreurd te worden.

Van het vertrek van Rinkelman daarentegen zou men eer het tegenovergesteldekunnen getuigen. De dames althans beschouwden zijn overplaatsing als eenonherstelbare ramp, en het was dan ook op haar gemeenschappelijken aandrang, dathem, den avond vóór zijn afreis, een schitterende partij werd gegeven, waarbij instilte menige zucht geslaakt werd, en heel wat verraderlijke tranen van bitterenweemoed werden weggepinkt. Nog dagen daarna bleven enkele schoonen teneenenmale ontroostbaar. - Hij zelf evenwel moet zich de scheiding niet zoo sterkhebben aangetrokken, te minder, daar hij weldra ook in zijn volgend garnizoen derteedere sekse tot een lust der oogen en een troost voor het harte werd.

De overige officieren zijn eveneens door anderen vervangen. Ja, verscheidenenhebben sedert al meer dan ééns van garnizoen gewisseld. DochWonosari heeft weinigreden om

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 284: Wonosari. Deel 2 - dbnl

284

hen te betreuren; want, behalve Nobels en enkele anderen, die de plaats wel eensroemen, laten zij er zich doorgaans in een smalenden geest over uit. Inzonderheidhet oordeel van Pratter pleegt allerongunstigst te zijn. ‘Het is er een nest, mijnheer!’zoo luidt ongeveer diens vonnis, waaraan dan de heftige schuddingen van het wankelehoofd nog een eigenaardige klem verleenen. ‘Een kolossaal nest, mijnheer! volmisbaksels en ploerten! Ik ben er anderhalfjaar geweest, en dat was eigenlijk driejaren te veel. - Alleen wat de kameraden betreft, heb ik het er over het geheeluitstekend getroffen. Dat waren, op enkele uitzonderingen na, fideele lui. Kerels vanje welsten, hoor! Wij amuseerden ons dan ook maar leuk onder elkaar, en haddenzóó nog een jolig potje. De rest lieten wij gewoon schieten. Voor mijn part had mende heele pan cadeau kunnen krijgen!’

Odilia Malot heeft nog een geruimen tijd de leerlingen der aanvangsklasse op dedoornige paden der wetenschap geleid. Maar haar welwillende voornemens metbetrekking tot het huiselijk geluk van Rimram zijn niet tot uitvoering gekomen. Nanog eenige mislukte pogingen om zijn bedeesdheid te overwinnen, oordeelde zij denoverblooden aanbidder, die toch ook eigenlijk niets meer dan een boekhoudertje was,haar verdere belangstelling onwaardig. De veelvuldige tochten naar Ashri werdennu gestaakt, en wanneer later het toeval een enkele maal wilde, dat zij Rimram te

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 285: Wonosari. Deel 2 - dbnl

285

Wonosari of elders ontmoette, placht zij hem met een grenzenlooze minachting tebejegenen, terwijl zij daarenboven geen gelegenheid verzuimde, om op allerhandemanieren zijn weleer zoo geprezen dichtstukken te hekelen, die nu op zijn bestbelachelijke prulrijmen werden genoemd. - Intusschen kon haar werkzame geest nietlang onledig blijven, weshalve dra weder een nieuw arbeidsveld werd gezocht. Ooknu echter scheen het met de liefde nog niet recht te willen vlotten, en het was dusalleszins te begrijpen, dat zij, na op dat gebied nog eenige nieuwe teleurstellingen tehebben ondervonden, haar krachten niet langer aan zulk een ondankbaar werkwenschte te verspillen en liever, in afwachting van betere dagen, de geheimenissenvan het spiritisme besloot te onderzoeken. Deze inval bleek zeer gelukkig, want nietalleen werden haar proefnemingen met een verrassenden voorspoed bekroond, maarhet kwam nu ook uit, dat zij zelve een onwaardeerbaar medium was. Haar séancesverkregen zelfs een zekere vermaardheid, die nog toenam, toen ook de wijsgeerigeheer Viersen zich, na het bijwonen eener belangwekkende zitting, voor de nieuweopenbaringsleer gewonnen verklaarde. Éénmaal slechts, toen namelijk een minderhoffelijke geest de onbescheidenheid had gehad - het was door tusschenkomst vaneen ander medium -, haar juisten leeftijd aan den dag te brengen, voelde zij half enhalf spijt over hetgeen zij begonnen was. Zelfs wil men wel eens

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 286: Wonosari. Deel 2 - dbnl

286

beweren, dat van dat oogenblik af haar ijver voor de zaak aanmerkelijk verflauwde.Zeker schijnt het, dat zij zich, sinds haar benoeming tot hoofdonderwijzeres op eender buitenbezittingen, weder met vernieuwde naarstigheid aan haar vorig, nooitgeheel uit het oog verloren levensdoel heeft gewijd. Men weet, wat meer zegt, teverhalen, dat zij door den griffier van den landraad aldaar in allen ernst ten huwelijkzou zijn gevraagd. Wel wordt er bijgevoegd, dat de man zelf het feit ten stelligsteontkent, maar zij van haar kant moet het zoo stijf en sterk staande houden, en zoohelder kunnen aantoonen, hoe de laaghartige zich alleen heeft teruggetrokken, dewijlhem het bedrag van haar spaargeld was tegengevallen, dat er redelijkerwijze aan dewaarheid van haar verklaringen niet te twijfelen valt. Moge haar bij volgendeondernemingen een herhaling van zulke aanstootelijke ervaringen bespaard worden!Ja, wie zou niet wenschen, dat de beminnelijke jonkvrouw, al ware het slechts totloon voor haar onverdroten ijver, nog te eeniger tijd den rechten Jozef moge vinden,aan wien het bezit van haar zoo liefderijk hart ten volle besteed zal zijn?

Wat haar gewezen ‘patroon’ betreft, deze verricht zijn dienstwerk steeds metdenzelfden lust als voorheen. Maar het is thans te Soerabaia, dat de heer de Reus dejeugd onderwijst, en zijn vrouw haar bloempjes verzorgt en haar liedjes kweelt.Dikwerf spreekt het echtpaar nog met ingenomenheid over hun vorige woon-

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 287: Wonosari. Deel 2 - dbnl

287

plaats en hetgeen zij daar hebben ondervonden, bij welke gelegenheden zij zeldenvergeten, ook met den grootsten lof van Trompetter gewag te maken, die hun tot denlaatsten dag van hun verblijf te Wonosari vele uitnemende diensten bewezen heeft.Alleen kan mevrouw zich nooit zonder een heimelijke huivering het avontuur op denterugrit van Ashri te binnen brengen, en men heeft haar meermalen hooren betuigen,dat zij zich voor geen geld van de wereld weer aan een nachtelijken tocht langs eeneenzamen weg zou wagen.

Onze overige bekenden zijn almede voor het meerendeel naar andere residentiënovergeplaatst. Ook zijn sommigen, hetzij met verlof, hetzij voorgoed, weder naarhet moederland vertrokken. Tot deze laatsten behooren o.a. de Springvelds, dietegenwoordig een fraaie villa aan den Scheveningschen weg bewonen.

Maar het grootste verlies, dat Wonosari getroffen heeft, is ontegenzeggelijk hetoverlijden van den heer Houwenaar geweest.

Het behoeft nauwelijks gezegd, dat het den braven man gedurende zijn ziekte nietaan trouwe oppassing noch aan voldingende bewijzen van deelneming ontbrokenheeft. De dominé, kapitein Brouwer en de heer de Reus losten elkander geregeld aanzijn krankbed af, en onder de dames ontstond er letterlijk een wedstrijd, wie hem hetmeest van verkwikkende of versterkende schoteltjes zou voorzien. Hij zelf haduitdrukkelijk verzocht, dat men hem, ingeval hij buiten kennis zou

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 288: Wonosari. Deel 2 - dbnl

288

geraken, door een reveille van de trommelslagers en de hoornblazers van het bataljon,weder tot het bewustzijn zou laten roepen; doch het middel heeft niet mogen baten;toen het zóóver met hem gekomen was, had de dood reeds zijn onverbiddelijke handop hem gelegd. - Nog lang werd de leegte gevoeld, die hij heeft achtergelaten, enzijn nagedachtenis zal door zijn vele vrienden wel altijd in eere worden gehouden.

Het meest wellicht nog heeft kapitein Kraak onder het gemis van zijn oud-wapenbroeder geleden. De invalide gevoelt zich thans eenzamer dan ooit, en nooitmeer wordt het schilderhuisje gebruikt, waarin destijds zulke aangename gesprekkenweerklonken. Toch staat het daar nog op dezelfde plaats, tot een aandenken aan degenotvolste uren van zijn leven. Maar hoeveel troost deze herinnering hem mogeverschaffen, zij heeft ook ruimschoots haar weemoedige zijde, enmenigwerf, wanneerkapitein Kraak den blik op het verlaten hokje laat vallen, beginnen zijn lippen tebeven en is er iets vochtigs onder zijn wimpers te zien.

‘Onder Ons’ heeft, na het vertrek van Rinkelman, Goedmans, mevrouwVan Tonneen meer andere voortreffelijke talenten, zeer moeilijke dagen beleefd. Vooral toende overblijvenden ook nog van de hulp van den verdienstelijken régisseur werdenverstoken, die, zoodra hij zijn schaapjes op het droge had, naar Europa is teruggekeerd,waar hij zich nu uitsluitend onder artisten beweegt. Een

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2

Page 289: Wonosari. Deel 2 - dbnl

289

poos lang scheen het zelfs met de Vereeniging gedaan te zijn. Maar gelukkig is ernog juist bijtijds nieuw bloed in gekomen, dat krachtig genoeg bleek om haar weerroemrijk te doen herleven, zoodat de laatste opvoeringen haast weder even luisterrijkwaren als die van ‘De valsche Baron.’

Trouwens, met hoeveel tegenspoeden ‘Onder Ons’ ook te kampen had, zijnhechtsten steun heeft het tot den huidigen dag mogen behouden; want nog bij elkevoorstelling worden de acteurs door de ‘inblazingen’ bezield van den onvermoeiden,geheel éénigen Pimpel.

EINDE.

Pieter Heyting,Wonosari. Deel 2