72
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2015 2016 Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid van Woonzorgcentra Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen Milan Stevens Silke Torreele onder leiding van Prof. Miguel Meuleman

Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

  • Upload
    others

  • View
    5

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2015 – 2016

Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid van

Woonzorgcentra

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen

Milan Stevens Silke Torreele

onder leiding van

Prof. Miguel Meuleman

Page 2: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende
Page 3: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2015 – 2016

Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid van

Woonzorgcentra

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen

Milan Stevens Silke Torreele

onder leiding van

Prof. Miguel Meuleman

Page 4: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of

gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Milan Stevens

Silke Torreele

Page 5: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

I

WOORD VOORAF

Ter afronding van onze Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen

werkten wij met twee deze scriptie uit. We proberen de invloed van private equitybeheer na

te gaan op het sociale en financiële aspect van de woonzorgcentra. Vervolgens bekijken we

het verschil tussen de winststrevende en niet-winststrevende zorginstellingen. Dit onderwerp

is niet alleen boeiend maar ook zeer actueel. Als gevolg van de toenemende vergrijzing in

Vlaanderen is er een steeds groter wordende vraag naar residentiële ouderenzorg. Openbare

en VZW woonzorgcentra kunnen niet langer aan deze vraag te voldoen. De groeiende markt

en de daarmee gepaard gaande stabiele cashflows zorgen onder andere voor een trend tot

privatisering. Er gaat veel media-aandacht naar het tekort aan bedden en het mogelijke

kwaliteitsverschil tussen de verschillende soorten beheersinstanties.

De gegevensverzameling en -verwerking was niet evident.. Uit de verschillende rapporten van

het Agentschap Zorg en Gezondheid konden we de kwaliteitsindicatoren halen. De financiële

data van private instellingen werden verzameld via de database Belfirst van Bureau van Dijk.

De jaarrekeningen van openbare woonzorgcentra zijn echter niet openbaar te raadplegen,

hiervoor hebben we de bevoegde OCMW’s persoonlijk gecontacteerd. Verder zorgde het

complexe karakter van de woonzorgsector voor een moeilijke interpretatie van de

verschillende gegevens.

Graag willen wij enkele personen bedanken voor hun hulp bij het tot stand brengen van deze

masterproef. Eerst en vooral willen we onze promotor Miguel Meuleman van de Vlerick

Business School bedanken. Ook bij zijn doctoraatstudent Jeroen Neckebrouck konden we

steeds terecht voor inhoud gerelateerde vragen en begeleiding, waarvoor dank. Verder

bedanken we graag de financieel beheerders van de verschillende OCMW’s die ons geholpen

hebben bij de verzameling van de gegevens voor de openbare woonzorgcentra. In het

bijzonder Peter Ameel van OCMW Maldegem die bereid was te antwoorden op onze vragen.

Een speciale erkenning gaat ook uit naar onze ouders, die ons de kans gaven om deze studie

te vervolledigen.

We kunnen besluiten dat deze masterproef een leerrijke ervaring was. Veel kennis die we in

de afgelopen vier jaar hebben verzameld, konden we toepassen in het onderzoek. Het was

ook een mooie opportuniteit om dit werk samen te realiseren.

Page 6: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

II

INHOUDSOPGAVE

WOORD VOORAF .............................................................................................................................. I

INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................................ II

LIJST GEBRUIKTE AFKORTINGEN .................................................................................................... IV

LIJST VAN TABELLEN, FIGUREN ....................................................................................................... V

INLEIDING ......................................................................................................................................... 1

DEEL I: LITERATUURSTUDIE ............................................................................................................. 3

Hoofdstuk 1: Vergrijzing in Vlaanderen ..................................................................................... 3

Hoofdstuk 2: Residentiële ouderenzorg in Vlaanderen ............................................................ 4

1. Woonzorgcentra ................................................................................................................. 5

2. Verdeling volgens beheersinstantie ................................................................................... 5

Hoofdstuk 3: Subsidies ................................................................................................................ 8

1. Soorten ................................................................................................................................ 8

2. Gevolgen ............................................................................................................................ 10

Hoofdstuk 4: Afleiding kernhypothesen .................................................................................. 11

DEEL II: SOCIALE PERFORMANTIE ................................................................................................. 16

Hoofdstuk 1 Onderzoeksdesign ................................................................................................ 16

1. Methodologie en data ...................................................................................................... 16

2. Variabelen .......................................................................................................................... 18

3. Regressiemodel ................................................................................................................. 25

Hoofdstuk 2 Resultaten ............................................................................................................. 26

1. Correlatie ........................................................................................................................... 26

2. Vergelijking gemiddelden per groep ................................................................................ 28

3. Regressieresultaten .......................................................................................................... 36

Page 7: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

III

DEEL III: FINANCIËLE PERFORMANTIE .......................................................................................... 40

Hoofdstuk 1 Onderzoeksdesign ................................................................................................ 40

1. Methodologie en data ...................................................................................................... 40

2. Variabelen .......................................................................................................................... 41

3. Regressiemodel ................................................................................................................. 44

Hoofdstuk 2 Resultaten ............................................................................................................. 45

1. Correlatie ........................................................................................................................... 45

2. Vergelijking gemiddelden per groep ................................................................................ 47

3. Regressieresultaten .......................................................................................................... 49

DEEL IV: BEPERKINGEN EN ALGEMEEN BESLUIT ......................................................................... 52

Hoofdstuk 1: Beperkingen ........................................................................................................ 52

Hoofdstuk 2: Algemeen besluit ................................................................................................ 53

BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................................... V

BIJLAGEN ......................................................................................................................................... IX

Bijlage 1: InterRAI ‘kwaliteit van leven’ meetinstrument ......................................................... IX

Bijlage 2: Katz-schaal ................................................................................................................. XII

Page 8: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

IV

LIJST GEBRUIKTE AFKORTINGEN

ANOVA Analysis of variance

Art. Artikel

BVBA Besloten Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid

EPUAP European Pressure Ulcer Advisory Panel

FOD Economie Federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

GEE Generalized Estimating Equation

KATZ-schaal Naam van een Amerikaanse wetenschapper

KB Koninklijk Besluit

KMO Kleine of middelgrote onderneming

KU Leuven Katholieke Universiteit Leuven

NV Naamloze Vennootschap

OCMW Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn

OLS Ordinary Least Square

PE Private Equity

RIZIV Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering

ROB Rustoord voor bejaarden

ROE Return on equity

RVT Rust- en verzorgingstehuis

SLG Senior Living Group

SPSS Statistical Package for the Social Sciences, statistisch programma

VS Verenigde Staten

VIPA Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden

VSPF vzw Vlaamse social-profitfondsen vzw

VZW Vereniging zonder winstoogmerk

WZC Woonzorgcentrum

Page 9: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

V

LIJST VAN TABELLEN, FIGUREN

Tabellen.

Tabel 1: Overzicht van de grote ketens beheerd door private investeringsgroepen en private

equityfondsen .................................................................................................................................. 7

Tabel 2: Thema's binnen het interRAI 'kwaliteit van leven' instrument ..................................... 23

Tabel 3: Score per antwoordmogelijkheid ................................................................................... 23

Tabel 4: Correlatietabel sociale performantie ............................................................................. 27

Tabel 5: Beschrijving statistieken sociale performantie .............................................................. 29

Tabel 6: Regressieresultaten zorgkwaliteit: invloed private equity. ........................................... 36

Tabel 7: Regressieresultaten zorgkwaliteit: invloed winststrevende woonzorgcentra 4 ........... 36

Tabel 8: Regressieresultaten levenskwaliteit: invloed private equity ........................................ 37

Tabel 9: Regressieresultaten levenskwaliteit: invloed winststrevende woonzorgcentra 5 ....... 37

Tabel 10: Correlatietabel financiële performantie ...................................................................... 46

Tabel 11: Beschrijvende statistieken financiële performantie6 .................................................. 46

Tabel 12: Regressieresultaten financiële performantie: invloed Private Equity ........................ 51

Tabel 13: Regressieresultaten financiële performantie: invloed Winststrevende

woonzorgcentra7 ........................................................................................................................... 51

Figuren

Figuur 1: Procentueel aandeel woonzorgcentra en woongelegenheden per beheersinstantie in

Vlaanderen ....................................................................................................................................... 7

Figuur 2: Aantal winststrevende woonzorgcentra met VZW-statuut ......................................... 18

Figuur 3: Indicatoren zorg, zorgverleners en zorgorganisatie per type beheersinstantie ........ 31

Figuur 4: Gemiddelde zorgscore per beheersinstantie ............................................................... 35

Figuur 5: Vergelijking Z-scores indicatoren levenskwaliteit per beheersinstantie .................... 35

Page 10: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

1

INLEIDING

De toenemende vergrijzing in ons land is een feit waar we niet langer omheen kunnen. In

Vlaanderen alleen al is het percentage vijfenzestigplussers de laatste vijftien jaar met 25%

toegenomen. Uiteraard gaat dit gepaard met een groeiende vraag naar residentiële

ouderenzorg. Dit leidt tot een steeds groter wordende markt voor woonzorgcentra.

Vroeger werden rusthuizen vooral beheerd door openbare instanties of VZW’s, maar

tegenwoordig lijkt de hedendaagse trend van privatisering niet meer te stoppen. Binnen deze

groep private instellingen worden de woonzorgcentra onder andere beheerd door private

equitygroepen, een relatief nieuw fenomeen. Private equity is een vorm van

eigenvermogensinvestering in niet-beursgenoteerde bedrijven. Met een relatief korte

beleggingshorizon van zeven tot tien jaar ligt de focus bij deze bedrijven vooral op

winstgevendheid. De onderzoeksopzet van deze masterproef bestaat er uit om na te gaan of

het beheer van woonzorgcentra door private equityfondsen invloed heeft op de sociale en

financiële performantie. Verder gaan we ook na of de performantie van winststrevende

woonzorgcentra verschilt van de niet-winststrevende.

In de Verenigde Staten werd dit reeds onderzocht en de private equity instellingen scoorden

beter op financiële performantie. De middellange termijnvisie van het management zorgt

voor extra druk bij de woonzorgcentra om beter te presteren. Anderzijds zorgt dit beleid met

focus op winstgevendheid voor een lagere sociale performantie. Deze conclusies gelden

zowel voor de vergelijking van private equity met de overige woonzorgcentra, als voor de

vergelijking van winststrevende met niet-winststrevende woonzorgcentra.

In Vlaanderen werd eveneens onderzoek verricht naar soortgelijke relaties, onder andere in

het werk Woonzorgcentra beheerd door private equity: “een tang op een varken?” van L.

Boterberg en I. Speybroeck (2015). Dit werk beschrijft het landschap van de woonzorgcentra

in Vlaanderen en is een eerste stap in het onderzoek naar de financiële en sociale verschillen

tussen de verschillende beheersinstanties. We beschouwen dit werk als een eerste

verkennend onderzoek en verwijzen hiernaar als gedetailleerde inleiding. Bijgevolg konden

we vlot overgaan tot een kwantitatieve analyse van de verschillende data. Om de sociale

performantie te onderzoeken hebben we niet alleen gekeken naar de zorgkwaliteitgegevens,

maar ook naar de levenskwaliteit. Op die manier worden zowel de objectieve feiten als de

Page 11: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

2

subjectieve mening van de bewoners opgenomen in het onderzoek. Bij de financiële

performantie worden rentabiliteitsratio’s vergeleken en wordt ook de financiële gezondheid

gecontroleerd aan de hand van solvabiliteit- en liquiditeitsratio’s. Een vernieuwend aspect in

ons onderzoek is dat we ook naar verschillende jaarrekeningen van openbare woonzorgcentra

hebben gekeken. In de analyse werd vooral gebruik gemaakt van gemiddelden en regressies

die private equity en winststrevende instanties vergelijken met de andere instellingen.

In Deel I van deze masterproef komt de literatuurstudie aan bod. We beginnen in Hoofdstuk 1

met een schets van de toenemende vergrijzing in Vlaanderen en de daarbij horende

veranderingen in het landschap van de woonzorgcentra. In Hoofdstuk 2 worden de

woonzorgcentra en de verschillende beheersinstanties toegelicht, gevolgd door Hoofdstuk 3

met de huidige subsidieregeling en de gevolgen daarvan. De afleiding van de kernhypothesen

gebeurt ten slotte in Hoofdstuk 4. Deel II en Deel III behandelen respectievelijk de sociale en

financiële performantie. De structuur van beide delen is dezelfde: Eerst komt een beschrijving

van de methodologie, gevolgd door de variabelen en ten slotte de resultaten. In Deel IV

starten we in Hoofdstuk 1 met de beperkingen van ons onderzoek, gevolgd door een

algemeen besluit in Hoofdstuk 2.

Page 12: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

3

DEEL I: LITERATUURSTUDIE

In dit onderdeel schetsen we eerst kort het landschap van de woonzorgcentra in Vlaanderen.

Hiervoor maken wij gebruik van het werk Woonzorgcentra beheerd door private equity: “Een

tang op een varken?” van Lynn Boterberg en Ine Speybrouck. We bespreken de elementen

die van belang zullen zijn voor ons onderzoek. Omdat het om een eerder beknopt overzicht

gaat, verwijzen wij voor de volledige beschrijving van het landschap dan ook naar hun paper.

Vervolgens stellen wij aan de hand van de wetenschappelijke literatuur en enkele belangrijke

theorieën onze kernhypotheses op.

Hoofdstuk 1: Vergrijzing in Vlaanderen

De vergrijzing van de bevolking vormt een steeds groter wordende problematiek binnen onze

Belgische samenleving. Deze zorgt er onder andere voor dat de overheidsfinanciën zwaar

onder druk komen te staan. Daarbij worden alsmaar grotere bedragen gespendeerd aan

zowel pensioenen als uitgaven voor de gezondheidszorg. Bovendien treft de vergrijzing België

harder dan de rest van Europa (Mouton, 2013).

De term ‘vergrijzing van de bevolking’ kan verwijzen naar twee situaties. Dit kan zowel een

stijging van de gemiddelde leeftijd van de samenleving als een toename van het percentage

ouderen betekenen. Omdat we in België met beide situaties geconfronteerd worden, spreken

we van een dubbele vergrijzing. Oorzaken hiervan zijn een daling van het geboortecijfer,

aanzienlijke verhoging van de levensverwachting en het ouder worden van de

babyboomgeneratie (FOD Sociale Zekerheid, 2015). Tevens kan ook de positieve netto

migratiestroom een verklaring bieden. (The 2015 Ageing Report, 2014)

In 2000 bedroeg de levensverwachting bij de geboorte van mannen en vrouwen in het Vlaams

gewest respectievelijk 75,51 en 81,43 jaar (Federaal Planbureau, 2015). Anno 2015 is de

levensverwachting bij geboorte van mannen en vrouwen gestegen tot respectievelijk 79,62

en 84,18 jaar. Bijgevolg neemt het aantal senioren toe. Hoewel de groei van de

levensverwachting blijft, zal deze geleidelijk vertragen tegen 2060 (Federaal Planbureau,

2015). Een logisch gevolg van deze toenemende levensverwachting is het stijgend aantal

vijfenzestigplussers. In 2015 is 19,31% van de totale bevolking ouder dan vijfenzestig, waar dit

percentage in 2000 slechts 16,73% bedroeg. Bovendien is ook de intensiteit van de

Page 13: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

4

veroudering toegenomen van 20,31% in 2000 naar 29,75% in 2015. Dit percentage duidt aan

welk aandeel van de vijfenzestigplussers ouder is dan tachtig jaar (Federaal Planbureau,

2015.)

Op basis van dit cijfermateriaal kunnen we verwachten dat het aantal zorgbehoevenden

steeds meer zal stijgen. Op 1 januari 2015 woonden in Vlaanderen 1.243.020

vijfenzestigplussers (eigen berekening, Federaal Planbureau), waarvan 369.849

tachtigplussers. Tegenover het jaar 2000 kunnen we stellen dat het aantal vijfenzestigplussers

met 25% is toegenomen. Volgens de bevolkingsvooruitzichten zal dit aantal blijven toenemen.

Tegen 2060 zal België 1.927.755 vijfenzestigplussers tellen, waarvan 793.593 mensen tachtig

of ouder zijn.

Als het aantal zorgbehoevenden stijgt, zal hoogstwaarschijnlijk ook de vraag naar

woongelegenheden stijgen. Op 1 september 2015 was er een totaal van 74.791 bedden

beschikbaar, wat overeenstemt met de opvang van 6,02% van alle vijfenzestigplussers in

Vlaanderen (eigen berekening, Agentschap Zorg en Gezondheid). Als de voorspellingen van

het Federaal Planbureau (2015) kloppen en er dus tegen 2060 1.927.755 vijfenzestigplussers

zijn, komt dit overeen met een behoefte aan 115.991 bedden. Anders gezegd zijn er tegen

2060 41.200 nieuwe opvangplaatsen nodig om te kunnen beantwoorden aan de stijgende

vraag. Hieruit kunnen we afleiden dat woonzorgcentra een veilige en slimme investering

vormen. Bovendien genereren ze ook stabiele cashflows.

Hoofdstuk 2: Residentiële ouderenzorg in Vlaanderen

‘Een residentiële ouderenvoorziening wordt gedefinieerd als een voorziening waar een

oudere tijdelijk of permanent kan verblijven als bewoner’. Belangrijk hierbij is dat de bewoner

er daadwerkelijk zijn residentie heeft. Ziekenhuizen en dergelijke vallen dus niet onder deze

definitie. Tot de belangrijkste verblijfstypes behoren serviceflatgebouwen en

assistentiewoningen, dagverzorgingscentra (voor palliatieve verzorging), centra voor

kortverblijf en woonzorgcentra (Agentschap Zorg & Gezondheid, 2014). Vermits wij enkel het

beleid binnen woonzorgcentra zullen bestuderen, verwijzen wij voor meer informatie

omtrent de verschillende soorten verblijfstypes naar de website van het Vlaams Agentschap

Zorg & Gezondheid.

Page 14: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

5

In het vervolg van hoofdstuk 2 definiëren we allereerst het begrip woonzorgcentra waarna we

een omschrijving geven van de types beheersinstanties.

1. Woonzorgcentra

Een woonzorgcentrum is de meest verregaande schakel in de keten van ouderenzorg. Het

biedt permanente opvang en verzorging aan ouderen vanaf 65 jaar die geen gebruik meer

kunnen maken van andere vormen van hulp zoals thuiszorg of dagverzorgingscentra. Voor de

meerderheid van de bevolking is het begrip woonzorgcentrum wellicht beter bekend onder

de vroegere naam rusthuis. In het woonzorgdecreet van 13 maart 2009 werd deze benaming

echter vervangen omwille van de te enge invulling. Woonzorgcentra verschillen dikwijls qua

faciliteiten en prijzen. Desondanks worden ze in Vlaanderen steeds erkend door Zorg en

Gezondheid zolang voldaan is aan de minimum erkenningsnormen en -voorwaarden die ze

opgelegd krijgen (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014).

2. Verdeling volgens beheersinstantie

Naargelang de beheersinstantie van de instellingen kunnen woonzorgcentra opgedeeld

worden in drie groepen: OCMW’s, VZW’s of privéinstellingen met commerciële inslag. Het

verdere onderzoek zal hoofdzakelijk gebaseerd zijn op deze indeling.

2.1 Openbare instelling

Een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, afgekort OCMW, is een openbare

overheidsinstelling die het recht op maatschappelijke dienstverlening verzekert en zo ook

zorgt voor het welzijn van iedere burger. Zij zijn per gemeente ingericht en staan ter

beschikking van alle inwoners. OCMW’s bieden verscheidene dienstverleningen aan

waaronder ook eigen residentiële instellingen (Portaal Belgium, 2012).

2.2 Niet-winststrevende private instelling

Een vereniging zonder winstoogmerk, afgekort VZW, is een organisatie die bestaat uit

minstens 3 personen en streeft naar de verwezenlijking van een doelstelling zonder daarbij

winst na te jagen. Anders dan een handelsvennootschap kan een VZW geen winsten uitkeren

aan zijn leden en moeten deze derhalve opnieuw geïnvesteerd worden in de organisatie (FOD

Justitie, 2015). Toch slagen heel wat VZW’s in de ouderenzorg er op verschillende manieren in

om hun leden te verrijken. Aan de hand van cost-plus-mechanismen kunnen de aparte

Page 15: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

6

entiteiten hun nettoresultaat overdragen naar het moederbedrijf en dus zo hun winsten

‘weg’factureren. Op deze manier slaagt het moederbedrijf erin om extra winsten te boeken

en kan ze deze toch uitkeren aan haar leden. Voorbeelden van dergelijke praktijken zijn het

aanrekenen van borgstellingsvergoedingen en efficiëntievergoedingen alsook het factureren

van overdreven kosten voor het verlenen van advies (Boterberg&Speybroeck, 2015, p. 24).

Deze vaststelling is belangrijk voor het verdere onderzoek aangezien wij ook de financiële

performantie van de verschillende types woonzorgcentra zullen analyseren en dit een sterk

vertekend beeld kan geven.

2.3 Winststrevende private instelling

Private instellingen met commerciële inslag bestaan zowel onder de vorm van NV’s als

BVBA’s. Het zijn onafhankelijk opererende ondernemingen met winstcreatie als belangrijkste

objectief. Winststrevende private instellingen kunnen op hun beurt verder opgedeeld worden

in woonzorgcentra beheerd door private investeerders en woonzorgcentra beheerd door

private equityfondsen. Ter toelichting worden in tabel 1 de zes grootste private

investeringsgroepen die WZC-ketens beheren alsook de drie WZC-ketens met hun bijhorende

private equitybeheerder opgesomd (Boterberg&Speybroeck, 2015).

Het voornaamste verschil tussen beide ketens is dat het eigen vermogen in de eerste groep

afkomstig is van de vennoten van de keten zelf. Bij de tweede groep wordt het eigen

vermogen gedeeltelijk opgebouwd door een private equityfonds en dus onrechtstreeks door

particuliere en institutionele beleggers (Boterberg&Speybroeck, 2015, p. 45).

Zoals eerder vermeld is private equity een vorm van eigensvermogensinvestering in niet-

beursgenoteerde bedrijven. Deze structuren worden gekenmerkt door een actieve

participatie. Met een relatief korte beleggingshorizon van zeven tot tien jaar wordt bij deze

bedrijven sterk gefocust op winstgevendheid. Private equitystructuren worden verder ook

gekenmerkt door een hoge graad van schuldfinanciering. Zo worden risico’s van de

aandeelhouders naar de schuldeisers overgedragen (Pradhan & Maldonado, 2013).

Figuur 1 geeft het aandeel weer van de verschillende soorten beheersinstanties in de totale

hoeveelheid woonzorgcentra en woongelegenheden die Vlaanderen telde op 1 september

2015.

Page 16: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

7

Grote ketens beheerd door

private investeringsgroepen

Woonzorgcentra beheerd door

private equityfondsen

Bijhorende private

equityfonds

- Senior Assist - Armonea Verlinvest

- Vulpia - Senior Living Group Waterland

- Orpea - Animacare Ackermans en Van Haeren

- Soprimat

- De Foyer

- Familie Baronie van

Boelare

Tabel 1: Overzicht van de grote ketens beheerd door private investeringsgroepen en private equityfondsen1

In totaal beschikt Vlaanderen over 74.791 bedden verspreid over 778 woonzorgcentra

(Agentschap Zorg en Gezondheid, 2015). Meer dan de helft van deze woongelegenheden

bevinden zich in woonzorgcentra beheerd door VZW’s. Private instellingen met winstoogmerk

en OCMW’s vertegenwoordigen respectievelijk 13% en 33% van alle woongelegenheden.

Figuur 1: Procentueel aandeel woonzorgcentra en woongelegenheden per beheersinstantie in Vlaanderen

Wanneer we de procentuele aandelen van beide grafieken vergelijken , kunnen we

concluderen dat privéinstellingen met winstoogmerk minder woongelegenheden per

instelling tellen dan niet-winststrevende instellingen.

1 De keten Senior Living Group werd eind 2013 door het private equityfonds Waterland verkocht aan de rusthuisgroep Medica (Trends Knack, 2013). Ondanks deze overname werd de SLG nog steeds opgenomen onder de door private equity beheerde woonzorgcentra. De financiële gegevens hebben namelijk betrekking op de periode 2009-2013 en ook de zorgkwaliteit werd in 2013 gemeten. De levenskwaliteit werd gemeten in 2014, maar we veronderstellen dat de meningen van bewoners nog niet gewijzigd zijn zo kort na de overname. Verder werd de private investeringsgroep Soprimat overgenomen door Armonea, dus hoort deze bij de private equity (De redactie, 2015). De overname gebeurde echter in 2015. Daarom plaatsen we Soprimat nog bij de private investeringsgroepen voor ons onderzoek.

28%

55%

17%

Procentueel aandeel woonzorgcentra per type beheersinstantie in Vlaanderen

OCMW Privé VZW Privé met commerciële inslag

33%

54%

13%

Procentueel aandeel woongelegenheden per type beheersinstantie in Vlaanderen

OCMW Privé VZW Privé met commerciële inslag

Page 17: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

8

Hoofdstuk 3: Subsidies

In dit deel bespreken we kort de soorten subsidies die kenmerkend zijn voor de

woonzorgsector. We behandelen zowel de subsidies toegekend door de Vlaamse overheid als

deze toegekend door de federale overheid. Tevens bekijken we welke rechtsvormen

aanspraak maken op deze subsidies.

1. Soorten

1.1 Subsidies voor animatiewerking

In het kader van de animatiewerking voor bewoners, kent de Vlaamse regering subsidies toe

aan erkende woonzorgcentra en centra voor kortverblijf. Het begrip animatiewerking wordt

hier gedefinieerd als ‘een gevarieerd aanbod van activiteiten gerealiseerd door deskundigen

in animatie en activatie in een erkende voorziening om de bewoners een zinvolle

dagbesteding aan te bieden’ (Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels

Hoofdstedelijk Gewest, 2015). Teneinde in aanmerking te komen voor deze subsidie, moeten

woonzorgcentra aan de specifieke erkenningsvoorwaarden, opgenomen in het besluit van 24

juli 2009, voldoen. Overigens hebben enkel woonzorgcentra beheerd door een VZW of een

openbare instantie recht op deze tegemoetkoming. Commerciële inrichtingen vallen bijgevolg

buiten deze regeling (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014).

1.2 Investeringssubsidies

Welzijns- en gezondheidsvoorzieningen die infrastructuurwerken willen uitvoeren, kunnen

hiervoor rekenen op de financiële steun van het Vlaams Infrastructuurfonds voor

Persoonsgebonden Aangelegenheden, afgekort VIPA (VIPA, 2015). Op deze manier geven zij

woonzorgbeheerders de mogelijkheid om betaalbare voorzieningen aan te bieden die tegelijk

ook beantwoorden aan de hedendaagse eisen inzake woon- en zorgcomfort. Het VIPA

subsidieert een vast bedrag per vierkante meter, wat overeenstemt met ongeveer 60% van

de geraamde bouwkosten (jaarverslag VIPA, 2013). Deze subsidies kunnen zowel voor

nieuwbouw, uitbreiding, leasing, verbouwing als voor een aankoop met verbouwingen

verkregen worden. De aankoop van een stuk grond wordt evenwel niet gesubsidieerd. Ook

voor deze subsidieregeling komen enkel woonzorgcentra beheerd door een VZW of openbare

instantie in aanmerking.

Page 18: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

9

Op 19 juni 2013 heeft het Vlaams parlement echter een resolutie aangenomen waarin men

stelt dat woonzorgcentra, centra voor kortverblijf en dagverzorgingscentra vanaf 1 januari

2015 geen dossier voor VIPA-investeringssubsidies meer kunnen indienen.

Woonzorgcentra, centra voor kortverblijf en dagverzorgingscentra die ten laatste op 31

december 2013 een ontvankelijk zorgstrategisch plan en ten laatste op 31 december 2014

een ontvankelijk technisch-financieel plan ingediend hebben, behouden het recht op VIPA-

investeringssubsidies (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2015).

1.3 RIZIV-Financiering

De financiering van het RIZIV, Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, vormt één

van belangrijkste inkomstenbronnen van een woonzorgcentrum. De subsidiëring omvat drie

elementen: Het RIZIV-forfait, de tegemoetkoming derde luik en de tegemoetkoming

eindeloopbaan. De RIZIV-bijdrage is de enige vorm van subsidie waar zowel de VZW’s,

openbare inrichtingen als de winststrevende organisaties recht op hebben.

Het RIZIV-dagforfait is een forfaitaire toelage die via het ziekenfonds van de bewoner wordt

uitbetaald aan erkende woonzorgcentra ter vergoeding van de loonkost van het

zorgpersoneel. Het wordt berekend in functie van het aantal bedden, het aantal

personeelsleden en de afhankelijkheidsgraad van de bewoners (RIZIV, 2015).

De tegemoetkoming derde luik omvat een jaarlijkse financiële tegemoetkoming voor de

financiering van de harmonisering van de barema’s en de loonsverhogingen voor hun

personeel (Art. 2, K.B. van 17/08/2007 tot uitvoering van de Art.57 en 59 van de

programmawet van 02/01/2001 wat de harmonisering van de barema’s en loonsverhogingen

in bepaalde gezondheidsinrichtingen betreft). Het RIZIV financiert de meerkost die

woonzorgcentra en centra voor dagverzorging dragen voor het loontrekkend zorgpersoneel

bovenop de financieringsnormen alsook voor het loontrekkend administratief, technisch en

werkliedenpersoneel (RIZIV, 2015).

De tegemoetkoming eindeloopbaan dient ter ondersteuning van de extra kosten die gemaakt

worden voor de eindeloopbaanmaatregelen die de werkgever heeft ingevoerd.

Personeelsleden van een bepaalde leeftijd hebben namelijk recht op een wekelijkse

arbeidsduurvermindering of een premie ter vervanging van de niet opgenomen

arbeidsduurvermindering. Teneinde de loonkost van het vervangend personeel of de kost van

Page 19: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

10

de uitgekeerde premies te compenseren, ontvangt het woonzorgcentrum een financiële

tegemoetkoming (RIZIV, 2015).

1.4 Sociale Maribel

Elke werkgever die tot de non-profitsector behoort, kan een financiële tussenkomst

toegekend krijgen door het fonds sociale Maribel. Deze bijdragen hebben als doel bijkomende

arbeidsplaatsen te creëren in de non-profit sector teneinde tegemoet te komen aan de noden

van de sector, de arbeidsdruk te verlichten en de kwaliteit van dienstverlening te verbeteren

(VSPF vzw, 2015)(K.B. van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering

van de tewerkstelling in de non-profit sector). Niet enkel woonzorgcentra beheerd door een

VZW, maar ook openbare inrichtingen kunnen via de provinciale en plaatselijke besturen

rekenen op deze tegemoetkoming. Winststrevende private instellingen komen wederom niet

in aanmerking.

2. Gevolgen

Samengevat kunnen we stellen dat winststrevende private instellingen geen recht hebben op

subsidies voor animatiewerking, financiële tegemoetkomingen van de Sociale Maribel en

VIPA-investeringssubsidies. Daarom kiezen woonzorgcentra die in realiteit tot de

winststrevende private instellingen behoren er vaak voor zichzelf het statuut van VZW toe te

kennen. Zo ontvangen ze subsidies die ze anders zouden mislopen. Nadelig aan een VZW is

evenwel dat ze geen winsten kan uitkeren aan haar leden en dat deze derhalve opnieuw

geïnvesteerd moeten worden in de organisatie (cf. supra). Voor de door VZW’s beheerde

woonzorgcentra die onder de controlebevoegdheid van een moedermaatschappij vallen,

bestaan er echter verschillende mechanismen om de winsten van de dochterorganisatie naar

de moeder te versluizen. Op voorwaarde dat deze laatste geen VZW is, kunnen winsten

dusdanig toch uitgekeerd worden zonder subsidies te moeten mislopen. Dit kan deels een

verklaring bieden waarom meer dan 50 procent van de woonzorgcentra de rechtsvorm van

een VZW aannemen. Voor het verdere onderzoek zal het derhalve van belang zijn dat elke

VZW geanalyseerd wordt en vervolgens aan de juiste groep wordt toegekend.

Page 20: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

11

Hoofdstuk 4: Afleiding kernhypothesen

In dit hoofdstuk gaan we over tot de afleiding van de kernhypothesen. Dit zijn de

veronderstellingen die we in deel twee en drie zullen proberen staven met concrete

cijfergegevens. We maken gebruik van bestaande theorieën en verschillende recente

publicaties uit de Verenigde Staten. Eerst bespreken we de bestaande literatuur omtrent de

sociale performantie om vervolgens over te gaan naar het financiële aspect.

Woonzorgcentra beheerd door private instellingen worden omschreven als ‘profit seeking

organisations’ met een gematigde focus op kwaliteitsaspecten. Volgens Harrington,

Woolhandler, Mullan, Carrillo, &Himmelstein (2002) heeft de voortdurende zoektocht naar

een grotere omzet en naar kostenbesparende maatregelen een negatieve impact op de

kwaliteit. Vooreerst blijkt dat deze inrichtingen in de Verenigde Staten beduidend meer

tekortkomingen hebben ten aanzien van de zorgkwaliteit, levenskwaliteit en andere aspecten

zoals klachtenbehandeling en administratieve procedures. Tevens beschikken deze

inrichtingen over minder zorgpersoneel in het algemeen en een opvallend kleiner aandeel

gediplomeerde verpleegsters. Het negatief verband tussen winstgevendheid en de kwaliteit

van zorg blijkt enkel significant te zijn voor winststrevende woonzorgcentra (O’Neill,

Harrington, Kitchener, &Saliba, 2003). Voor niet-winsstrevende inrichtingen werd geen

significante correlatiecoëfficiënt gevonden.

Grabowski en Stevenson (2008) onderzoeken hoe de kwaliteit van niet-winststrevende

woonzorgcentra zich ontwikkelt wanneer deze evolueren naar een winststrevende inrichting

en vice versa. Analoog met bovenstaande bevindingen stellen ze vast dat de kwaliteit afneemt

wanneer inrichtingen winststrevend worden. Omgekeerd verbetert de gehandhaafde

kwaliteit wanneer woonzorgcentra evolueren naar niet-winststrevende inrichtingen.

Harrington, Olney, Carrillo, & Kang (2012) vergeleken de zorgkwaliteit aan de hand van de

graad van tekortkomingen en de graad van personeelsbezetting. Enerzijds vergelijken ze WZC-

ketens beheerd door private equity investeerders met WZC-ketens beheerd door privé-

investeringsgroepen en anderzijds vergelijken ze deze twee met WZC beheerd door

overheidsinstanties. Hieruit blijkt dat woonzorgcentra beheerd door private equity wat

kwaliteit betreft minder goed presteren in vergelijking met woonzorgcentra beheerd door

private investeringsgroepen en nog minder in vergelijking met de openbare woonzorgcentra.

Page 21: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

12

De belangrijkste verklaring hiervoor zoeken ze in het feit dat managers van private

equitygroepen minder ervaring hebben met het leiden van een woonzorgcentrum in

vergelijking met managers van private ketens. Deze laatsten fungeren gedurende een veel

langere tijd in de woonzorgsector en beschikken derhalve over meer ervaring.

Amirkhanyan, Kim en Lambright (2008) bestuderen in hun onderzoek niet enkel de verschillen

tussen winststrevende en niet-winststrevende instanties, maar maken ook een onderscheid

tussen woonzorgcentra beheerd door openbare instanties en deze beheerd door niet-

winststrevende private organisaties. Allereerst stellen ze dat niet-winststrevende

woonzorgcentra kwalitatief beter presteren dan winststrevende inrichtingen. Hiervoor

baseren ze zich op de contract failure theory (Hansman, 1987). Deze theorie stelt dat non-

profit en publieke organisaties de voorkeur verdienen bij de keuze van bepaalde diensten;

namelijk in situaties waarbij de consument het moeilijk heeft om de kwaliteitsverschillen

onder de aanbieders te vergelijken. De keuze voor een woonzorgcentrum is een duidelijk

voorbeeld hiervan. De kwaliteitsverschillen tussen woonzorgcentra zijn op het eerste zicht

namelijk moeilijk in te schatten. Winststrevende instanties maken dan ook graag gebruik van

deze informatieassymetrieën. Verder wordt verondersteld dat niet-winststrevende private

woonzorgcentra beter presteren in vergelijking met openbare instanties. De bureaucratische

administratie zou een goede werking deels in de weg staan (Amirkhanyan et al., 2008). Aan de

hand van hun resultaten zullen ze deze veronderstelling echter verwerpen.

In voorgaande literatuurstudie wordt een vergelijking gemaakt tussen de sociale performantie

van de door private equity beheerde woonzorgcentra en deze van de overige woonzorgcentra

Daarnaast worden ook de winststrevende en niet-winststrevende inrichtingen met elkaar

vergeleken.

Op basis van de literatuurstudie formuleren we volgende hypothesen:

- H1a: De sociale performantie van woonzorgcentra beheerd door private equity is

minder goed in vergelijking met de gehele sector en in het bijzonder in vergelijking met de

woonzorgcentra beheerd door niet-winststrevende instellingen.

- H1b: De sociale performantie van woonzorgcentra beheerd door winststrevende

instellingen is minder goed in vergelijking met de woonzorgcentra beheerd door niet-

winststrevende instellingen.

Page 22: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

13

In het vervolg van deze literatuurstudie gaan we na of het type beheersinstantie een invloed

heeft op de financiële prestaties van het woonzorgcentrum.

In hun onderzoek naar de financiële performantie van woonzorgcentra in Florida, komen

Pradhan, Weech-Maldonado, Harman, Laberge, &Hyer (2013) tot de vaststelling dat door

private equity beheerde woonzorgcentra een significant hogere operationele en

brutowinstmarge hebben. Deze inrichtingen hebben niet enkel significant hogere

operationele inkomsten, maar ook hun operationele kosten blijken beduidend hoger te zijn.

Weech-Maldonado en Pradhan zoeken de verklaring voor dit fenomeen voornamelijk in de

agency theory en de free cash flow theory. Private equity wordt namelijk verondersteld beter

te zijn in het aanpakken van het agency probleem en in het aanwenden van de vrije

kasstromen (cf. infra).

Cadigan en Stevenson (2015) onderzoeken de financiële gezondheid van woonzorgcentra die

overgenomen zijn door een private-equityfirma. Uit de resultaten van het onderzoek komt

naar voren dat deze overnames geen gevolgen hebben voor de financiële toestand van

woonzorgcentra. Verder blijkt dat private equityfirma’s strategisch uitkiezen in welke

woonzorgcentra zij al dan niet investeren. De financiële gezondheid van de overgenomen

inrichtingen zou reeds relatief sterk zijn alvorens de werkelijke overname plaatsvindt. Zo

zouden deze woonzorgcentra over een significant hogere liquiditeit, winstgevendheid en

lange termijnschuldgraad beschikken in vergelijking met de overige woonzorgcentra.

In tegenstelling tot Cadigan en Stevenson komen verschillende andere auteurs wel tot de

conclusie dat private investeringen in woonzorgcentra een positieve invloed hebben op de

financiële performantie ervan. (Bananaszak-Holl, Berta, Bowman, Baum, &Mitchell, 2002;

Pradhan et al., 2013) De Agency Theory en de Free Cash Flow Theory leveren een essentiële

bijdrage in de verklaring hiervan.

Agency Theory

De agency theory van Jensen, &Meckling (1976), ook wel principaal-agenttheorie genoemd,

slaat op de relatie tussen één of meerdere opdrachtgevers en een opdrachtnemer. Hierbij

heeft de agent of opdrachtnemer er zich toe verbonden om in naam van de principaal of

opdrachtgever een taak uit te voeren. Indien beide partijen evenwel nutsmaximalisatie

nastreven, is het waarschijnlijk dat de agent niet altijd in het belang van zijn opdrachtgever zal

Page 23: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

14

handelen. De heersende informatieassymetrie in het voordeel van de agent, maakt het

namelijk mogelijk om opportunistisch te handelen en louter het eigenbelang na te streven.

Bovendien beschikt de agent over een kennisvoorsprong ten opzichte van de principaal. Deze

laatste kan dus geen volledige controle uitoefenen op de opdrachtnemer. Om te voorkomen

of beperken dat de agent eigenbelang nastreeft, kan de principaal incentives geven die

motiverend werken voor de agent. De hiermee gepaard gaande kosten worden aangeduid als

‘agency costs’. Anders verwoord vertegenwoordigen agency kosten de door een entiteit

opgelopen kosten die het gevolg zijn van principaal-agent-problemen zoals uiteenlopende

doelstellingen en informatieasymmetrieën (Baldwin, 2012).

Private equity kan deze agency kosten terugdringen door de heersende principaal-agent-

problemen te matigen (Baldwin, 2012). Dit wordt op verschillende manieren gerealiseerd.

Allereerst krijgen private equity investeerders zeggenschap in de werking van het bedrijf. Zo

helpen ze mee de strategie van de onderneming te bepalen. Verder helpt private equity het

kortetermijndenken te elimineren door doelstellingen op middellange tot lange termijn te

formuleren. Dit zal het principaal-agent probleem, dat bijvoorbeeld wel sterk aanwezig is in

de relatie tussen beursgenoteerde bedrijven en kapitaalmarkten. Ten laatste zorgt het

traditionele private equity model ervoor dat vooral participaties met een actieve interesse in

de lange termijngroei overgehouden worden.

Op deze manier komen de belangen van de aandeelhouders in lijn te liggen met deze van de

managers en zullen de agency kosten derhalve dalen. Beide partijen zullen gefocust zijn op

het verbeteren van de economische efficiëntie (Baldwin, 2012).

Free cash flow theory en het belang van schuldfinanciering

Zoals eerder gesteld in de agency theory, gaat de relatie tussen principaal en agent met een

aantal tegenstrijdige belangen gepaard. Danige conflicten kunnen zich voordoen wanneer het

bedrijf een wezenlijke free cash flow realiseert. De term ‘free cash flow’ wordt gedefinieerd

als het overschot aan liquide middelen nadat alle projecten met een positieve netto contante

waarde, verdisconteerd aan de relevante kapitaalkost, uitgevoerd zijn. De vrije kasstroom is

dan de som die voor uitkering beschikbaar is. Het management heeft zeggenschap over het

gebruik van deze vrije kasstromen en moet normaal gesproken handelen in het belang van de

aandeelhouders. Dit wil zeggen dat de vrije kasstroom moet uitgekeerd worden in de vorm

Page 24: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

15

van dividenden wanneer er geen investeringsprojecten met positieve netto contante waarde

meer kunnen worden verwezenlijkt. Niettemin kan het management de vrije kasstromen ook

besteden aan zaken waarbij ze persoonlijk voordeel heeft. Zo kunnen managers de middelen

aanwenden voor investeringen die het bedrijf steeds verder laten groeien, meer dan wat

optimaal is. Groei kan namelijk de machtspositie van de managers versterken. Daarnaast

wordt groei ook gekoppeld aan een loonsverhoging daar het verloningspakket positief

gerelateerd is aan de groei in verkopen (Jensen, 1986).

Het gebruik van private equity kan de agency kosten verbonden aan vrije kasstromen

beperken. Private equitystructuren gaan namelijk samen met een hoge schuldfinanciering.

Dit brengt interest- en afbetalingsverplichtingen met zich mee die de vrije kasstroom doen

afnemen (Jensen, 1986) Bijgevolg hebben managers minder middelen voorhanden voor

doelstellingen ten nadele van de aandeelhouders.

Uit voorgaande literatuurstudie en theorieën kunnen we volgende hypotheses afleiden:

- H2a: De financiële performantie van woonzorgcentra beheerd door private equity is

beter in vergelijking met de gehele sector en in het bijzonder in vergelijking met de

woonzorgcentra beheerd door niet-winststrevende instellingen.

- H2b: De financiële performantie van woonzorgcentra beheerd door winststrevende

instellingen is beter in vergelijking met de woonzorgcentra beheerd door niet-winststrevende

instellingen.

Page 25: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

16

DEEL II: SOCIALE PERFORMANTIE

Hoofdstuk 1 Onderzoeksdesign

In dit deel proberen we aan te tonen dat de kwaliteit van woonzorgcentra beheerd door

private equity minder goed is in vergelijking met de gehele sector en in het bijzonder in

vergelijking met niet-winststrevende instellingen. Daarnaast willen we bewijzen dat

winststrevende instellingen in het algemeen minder goed presteren op sociaal vlak.

1. Methodologie en data

Binnen het kader van ons onderzoek, kan het begrip ‘kwaliteit van een woonzorgcentrum’

vanuit twee invalshoeken bekeken worden. Zowel de kwaliteit van de zorg als de

levenskwaliteit van de bewoners kan hiermee bedoeld worden. Om een duidelijk beeld te

krijgen van de kwaliteit van een woonzorgcentrum, is het dus belangrijk dat we beide

aspecten verder onderzoeken. Hiervoor maken we gebruik van de rapporten verzameld door

het Agentschap Zorg & Gezondheid in het kader van het Vlaams Indicatorenproject

Woonzorgcentra. Dit onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met Zorginspectie,

koepelorganisaties ouderenzorg en Lucas KU Leuven. Het rapport heeft als doel op een

gestandaardiseerde manier de kwaliteitsdata in kaart te brengen met mogelijkheid tot

kwaliteitsverbetering als gevolg.

De gebruikte rapporten nemen heel wat indicatoren op die gebaseerd zijn op perspectieven

van verschillende betrokkenen en groepen. Zowel objectieve meetbare indicatoren als

subjectieve informatie zijn noodzakelijk om tot een vollediger beeld te komen. We moeten

hierbij wel aandacht besteden aan de betekenis van het woord ‘indicator’. Deze hebben niets

meer dan een signalerende functie. Aan de hand van de kwaliteitsindicatoren kunnen we dus

geen sluitende conclusies trekken. Daarvoor is een verdere evaluatie nodig die op zoek gaat

naar het ‘waarom’ van de feiten.

Om de kwaliteit van de zorg, zorgverleners en zorgorganisatie alsook de verschillen tussen de

types beheersinstanties na te gaan, moeten we het rapport ‘Kwaliteit van zorg en veiligheid

en kwaliteit van zorgverleners en zorgorganisatie’ verder bestuderen. Dit rapport behandelt

verschillende kwaliteitsindicatoren die op eenduidige en dezelfde wijze gemeten werden

zodoende benchmarking mogelijk te maken. Per kwaliteitsindicator werden gedurende 2013

Page 26: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

17

vaste referentiedagen of –periodes vastgelegd voor de gegevensverzameling door middel van

zelfregistraties. Bij het onderdeel variabelen bespreken we alle gebruikte indicatoren. Deze

worden internationaal wetenschappelijk als belangrijk aanzien voor de kwaliteit van de zorg

(Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014).

De kwaliteit van het leven is een tweede belangrijke aspect binnen de ouderenzorg. Door

middel van het rapport ‘Bevraging bij bewoners over kwaliteit van leven in woonzorgcentra’

willen we nagaan of de tevredenheid bij bewoners van woonzorgcentra verschilt naargelang

het type beheersinstantie. In dit rapport werd met behulp van wetenschappelijke

vragenlijsten gepeild naar verschillende kwaliteitsindicatoren. Om ervoor te zorgen dat alle

aspecten van de levenskwaliteit aan bod komen, is het van belang het juiste meetinstrument

voorop te stellen. Baserende op vakliteratuur rond de metingen van kwaliteit van leven én op

de bevindingen van een expertenpanel, heeft de stuurgroep van het project ervoor gekozen

om te werken met het interRAI ‘kwaliteit van leven’ instrument. Dit is een internationaal

gebruikte en gevalideerde vragenlijst die speciaal ontwikkeld werd om de levenskwaliteit en

de beleving van bewoners in een goede cognitieve toestand in woonzorgcentra na te gaan.

Het is echter ook belangrijk een beeld te krijgen van de levenskwaliteit van bewoners met

cognitieve problemen. Daarom heeft men ervoor gekozen het instrument op twee

verschillende manieren te gebruiken. Bij bewoners zonder cognitieve problemen werd een

face-to-face interview afgenomen. Bewoners met cognitieve problemen werden bevraagd

door middel van een postenquête bij hun contactpersonen. Bij het onderdeel variabelen gaan

we dieper in op het interRAI ‘kwaliteit van leven’ instrument en de erin opgenomen

variabelen (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014).

De opzet van ons onderzoek bestaat eruit de sociale performantie van woonzorgcentra

beheerd door private equity en private instanties te vergelijken met deze van openbare

instanties en VZW’s. Onze steekproef bevat de 250 woonzorgcentra waarvan de bewoners in

2014 bevraagd werden over de kwaliteit van leven. Deze gegevens hebben we verwerkt in

Excel en aangevuld met het rapport omtrent kwaliteit van zorg, zorgverleners en

zorgorganisatie. Daarnaast werden ook nog enkele controlevariabelen toegevoegd waarop we

later terugkomen.

Voor elk van de 250 woonzorgcentra werd individueel nagegaan door welk soort

beheersinstantie ze bestuurd worden. Dit was doorgaans te achterhalen aan de hand van hun

Page 27: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

18

website en/of gepubliceerde jaarrekeningen. Openbare instanties en VZW’s nemen altijd het

correcte statuut aan. Woonzorgcentra beheerd door private equity en private

investeringsgroepen daarentegen nemen vaak het VZW-statuut aan om extra subsidies te

kunnen verkrijgen (cf. supra). Na het bekijken van de websites en jaarrekeningen hebben we

uiteindelijk alle woonzorgcentra kunnen klasseren in vier groepen: Openbaar, VZW, Privaat en

Echte private equity. Ter illustratie toont figuur 2 aan hoeveel van de woonzorgcentra

beheerd door private equity en private instanties een VZW-statuut aannemen. We zien dat bij

ongeveer één derde van de winststrevende woonzorgcentra ten onrechte het VZW-statuut

wordt aangenomen.

Figuur 2: Aantal winststrevende woonzorgcentra met VZW-statuut

2. Variabelen

2.1. Zorg, zorgverleners en zorgorganisatie.

2.1.1 Indicator 1: Decubitus

Het al dan niet aanwezig zijn van doorligwonden bij bewoners van woonzorgcentra is een

belangrijk gegeven als we over kwaliteitsvolle ouderenzorg spreken. Het zijn pijnlijke, moeilijk

behandelbare wonden die op termijn een verminderde gezondheid en kwaliteit van leven

kunnen veroorzaken. Het EPUAP, European Pressure Ulcer Advisory Panel, onderscheidt vijf

categorieën decubituswonden met elk hun eigen definitie. De metingen dienen conform deze

definities te gebeuren. Decubitus categorie 1 vertegenwoordigt hierbij de relatief lichte

wonden, decubitus categorie 4 wijst op ernstige wonden. Bij decubitus categorie onbepaald

kan niet vastgesteld worden in welk stadium de wonde zich bevindt. Voor de uitgebreide

definitie verwijzen we naar de website van het EPUAP.

6

1314

31

0

5

10

15

20

25

30

35

Echte PE Privaat

VZW-statuut Privé statuut

Page 28: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

19

Aan alle Vlaamse woonzorgcentra werd gevraagd om op één welbepaalde dag, de

referentiedag, het aantal personen met decubitus categorie 2 tot en met 4 te registreren

alsook het aantal personen in de categorie onbepaald. Daarnaast werd ook gepeild naar het

totaal aantal aanwezige bewoners op de referentiedag. Dit leidt tot volgende formule:

A1 =Aantal bewoners met decubituswonde categorie 2 of meer

Totaal aantal aanwezige bewoners∗ 100

Decubituswonden kunnen verschillende oorzaken hebben. Zowel inwendige als uitwendige

factoren spelen een rol. Voorbeelden van deze laatste zijn onder meer slechte hygiëne en het

verkeerd tillen van bewoners (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014). Als we ons baseren op

voorgaande literatuurstudie over kwaliteit komen we tot volgende deelhypothese:

H1: Het percentage bewoners met een decubitus categorie 2 of meer is hoger in

woonzorgcentra beheerd door private equity in vergelijking met de gehele sector en in het

bijzonder in vergelijking met niet-winststrevende woonzorgcentra.

2.1.2 Indicator 2: Valincidenten

Vijftig tot zeventig procent van de bewoners van een woonzorgcentrum zou minstens één

keer per jaar ten val komen. (Expertisecentrum val- en fractuurpreventie Vlaanderen). Een

valincident wordt gedefinieerd als een onverwachte gebeurtenis waarbij de oudere op de

grond, de vloer of een lager gelegen niveau terechtkomt, los van de impact of gevolgen van

het valincident. Indien een bewoner of een derde persoon een valincident komt melden,

wordt dit ook geregistreerd als een valincident (Expertisecentrum val- en fractuurpreventie).

Aan alle woonzorgcentra werd gevraagd gedurende een bepaalde maand, de

referentieperiode, het aantal valincidenten van alle aanwezige bewoners per dag te

registreren. Dit leidt tot de volgende formule:

C =Bewoners met één of meer valincident(en) in de afgelopen maand

Totaal aantal bewoners met minstens 1 ligdag aanwezigheidin het woonzorgcentrum in de referentiemaand

∗ 100

Omdat valincidenten ernstige fysieke en psychische gevolgen kunnen hebben, wordt deze

indicator als prominent aanzien (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014). Op basis van de

literatuurstudie kunnen we het volgende verwachten:

Page 29: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

20

H2: Het percentage bewoners met één of meer valincident(en) in de afgelopen maand is

hoger bij woonzorgcentra beheerd door private equity in vergelijking met de gehele sector en

in het bijzonder in vergelijking met niet-winststrevende woonzorgcentra.

2.1.3. Indicator 3: Overleden bewoners met als overlijdensplaats het woonzorgcentrum

Ouderen geven meestal de voorkeur aan sterven in een vertrouwde, veilige omgeving. Het is

bijgevolg aan te raden een vroegtijdige zorgplanning op te stellen die bewoners de kans geeft

de keuzes in verband met de zorg aan het levenseinde te bespreken. De plaats van voorkeur

van overlijden is één onderdeel van deze planning.

Aan alle Vlaamse woonzorgcentra werd gevraagd het aantal overleden bewoners te

registreren gedurende een welbepaald kalenderjaar, het referentiejaar. Daarnaast moest ook

aangegeven worden hoeveel bewoners overleden zijn in het woonzorgcentrum zelf. In

formulevorm geeft dit:

H =

Aantal bewoners dat in het voorbije kalenderjaar overleden is met als plaats van overlijden het woonzorgcentrum

Totaal aantal bewoners dat in het voorbije kalenderjaar overleden is ∗ 100

Deze indicator duidt enkel aan welk percentage van de overleden bewoners gestorven is in

het woonzorgcentrum. Het houdt dus geen rekening met de plaats van voorkeur van

overlijden van de bewoners (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014). Derhalve kunnen wij

voor deze indicator geen deelhypotheses afleiden.

2.1.4. Indicator 4: Plan voor de zorg rond het levenseinde

Zoals eerder vermeld, wordt het aan woonzorgcentra aanbevolen om een ‘up-to-date plan

rond de zorg voor het levenseinde’ op te stellen. Belangrijk hierbij is dat de oudere zijn

verwachtingen rond het levenseinde kan communiceren en dat het zorgpersoneel hiermee

rekening houdt bij de zorg- en dienstverlening. De indicator zelf duidt aan in welke mate dit

communicatieproces neergeschreven is in een onderbouwd plan. Daarvoor moet tegelijkertijd

aan drie specifieke voorwaarden voldaan zijn: de bewoner is vrijblijvend voorgesteld om een

vertegenwoordiger aan te wijzen, de wensen met betrekking tot het levenseinde zijn

bevraagd en er is een zorgplan op basis van de wensen van de bewoner met betrekking tot

het levenseinde (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014)

Page 30: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

21

Elk woonzorgcentrum werd verzocht om op de referentiedag het aantal bewoners in het bezit

van een plan rond het levenseinde te registreren. Dit getal in verhouding tot het totaal aantal

aanwezige bewoners op de referentiedag geeft volgende formule:

I =

Aantal bewoners met een plan voor de zorg rond het levenseinde,in overeenstemming met de wensen van de bewoner

Aantal aanwezige bewoners∗ 100

De bevraging rond het levenseinde van de bewoners neemt heel wat tijd in beslag voor het

personeel. Harrington et al. (2012) vonden dat het totaal aantal uren verpleging in publieke

en niet-winststrevende woonzorgcentra beduidend hoger ligt dan in andere instellingen.

Gebaseerd op deze stelling en voorgaande literatuurstudie, komen we tot volgende

deelhypothese:

H3: Het percentage bewoners met een up-to-date plan voor de zorg rond het levenseinde is

hoger bij woonzorgcentra beheerd door private equity in vergelijking met de gehele sector en

in het bijzonder in vergelijking met niet-winststrevende woonzorgcentra.

2.1.5 Indicator 5: Zorgpersoneel dat het woonzorgcentrum vrijwillig of in onderling

akkoord heeft verlaten

De arbeidsmarkt voor zorgpersoneel staat de laatste jaren onder hoge druk. Dit is mede te

wijten aan de toenemende vergrijzing. Toch is het voor een goede werking belangrijk dat er

voldoende stabiliteit is en derhalve geen te hoog personeelsverloop.

Er werd de woonzorgcentra gevraagd gedurende de referentieperiode, kalenderjaar 2013, te

registreren hoeveel zorgpersoneel met een contract van onbepaalde duur het

woonzorgcentrum vrijwillig of in onderling akkoord heeft verlaten. Hierbij wordt

‘zorgpersoneel’ gedefinieerd als de door de overheid verplichte medewerkers in de zorg. De

meting werd echter niet beperkt tot de medewerkers die gefinancierd zijn door de overheid,

maar omvat alle categorieën zorgpersoneel. Om tot een betekenisvolle indicator te komen, is

het belangrijk te vermelden dat personeel die het woonzorgcentrum verlaten heeft ten

gevolge van ontslag of pensioen niet opgenomen werd in de telling (Agentschap Zorg en

Gezondheid, 2014). De formule is de volgende:

Page 31: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

22

W =

Aantal zorgpersoneel met een contract van onbepaalde duur dat in hetvoorbije kalenderjaar het woonzorgcentrum vrijwillig of in onderling

akkoord heeft verlatenTotaal aantal zorgpersoneel met een contract van onbepaalde

duur in het voorbije kalenderjaar

∗ 100

Stabiliteit binnen het personeelsbestand heeft een positieve invloed op de kwaliteit van de

zorg (Harrington et al., 2001). Op basis van dit gegeven en de voorgaande literatuurstudie kan

volgende deelhypothese worden afgeleid:

H4: Het percentage zorgpersoneel met een contract van onbepaalde duur dat in het voorbije

kalenderjaar het woonzorgcentrum vrijwillig of in onderling akkoord heeft verlaten is hoger bij

woonzorgcentra beheerd door private equity in vergelijking met de gehele sector en in het

bijzonder in vergelijking met niet-winststrevende woonzorgcentra.

2.2. Kwaliteit van leven

‘Kwaliteit van leven’ is een belangrijk aspect geworden binnen de ouderenzorg. Het personeel

kan namelijk wel een hoge kwaliteit van zorg verlenen, maar resulteert dit daarom ook in een

hoge levenskwaliteit? Alvorens de bepalende kwaliteitsindicatoren te bespreken, is het

belangrijk te weten wat men onder ‘kwaliteit van leven in een woonzorgcentrum’ verstaat.

Van Campen en Kerkstra (1998) definiëren dit als ‘het oordeel van de bewoner over zijn/haar

zintuiglijke, lichamelijke en psychosociale functioneren en zijn/haar ervaren autonomie en

vrijheid’. Omdat deze elementen persoonsgebonden en dus van subjectieve aard zijn,

definieert men binnen het Vlaams indicatorenproject ‘kwaliteit van leven’ als ‘de subjectieve

inschatting van het eigen welbevinden’ (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014).

Zoals eerder beschreven bij het onderdeel ‘Methodologie en data’, maken we gebruik van het

interRAI ‘kwaliteit van leven’ instrument om de data omtrent levenskwaliteit in kaart te

brengen. In tabel 2 ziet u een overzicht van de thema’s van het interRAI ‘kwaliteit van leven’

instrument. Het elfde thema ‘informatie’ werd achteraf toegevoegd om het totaalbeeld van

de kwaliteit van het leven te vervolledigen.

Page 32: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

23

Thema's interRAI 'kwaliteit van leven'

Privacy Eten/Maaltijden Veiligheid U prettig voelen Dagelijks kiezen (autonomie) Respect Reageren door medewerkers op vragen Een band voelen met wie hier werkt Keuze aan activiteiten Persoonlijke omgang (aanwezigheid van vrienden) Informatie Tabel 2: Thema's binnen het interRAI 'kwaliteit van leven' instrument

Voor elk woonzorgcentrum werd per thema een score geregistreerd. Om tot deze score te

bekomen, werden allerlei relevante vragen gesteld omtrent het thema (Bijlage 1). Per vraag

heeft de bewoner/de contactpersoon vijf potentiële antwoordmogelijkheden. Deze komen

overeen met de scores in tabel 3.

Antwoord Score

Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Meestal 4 Altijd 5

Tabel 3: Score per antwoordmogelijkheid

Vervolgens werd per vraag het gemiddelde van de antwoorden berekend. Als bijvoorbeeld 5

bewoners menen dat ze altijd de nodige gezondheidszorg krijgen en 6 bewoners menen dit

nooit te krijgen, geeft dit een gemiddelde score van 2,8. Daarna neemt men het gemiddelde

van de scores van de vragen om een algemene score per thema te verkrijgen.

Om een eerste inzicht te krijgen in de ‘kwaliteit van leven’, hebben we een globale zorgscore

per woonzorgcentrum berekend. Daarvoor hebben we eerst de Z-scores van de afzonderlijke

thema’s berekend. Dit zijn gestandaardiseerde waarden die ons toelaten woonzorgcentra op

een overzichtelijke manier onderling te vergelijken. De formule van de Z-score is de volgende:

𝒁 =𝑿 − 𝝁

𝝈

μ: verwachtingswaarde

σ: standaardafwijking

Page 33: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

24

Vervolgens hebben we per woonzorgcentrum de Z-scores van alle thema’s opgeteld en

gedeeld door het aantal om een algemene score te bekomen. Op die manier hebben we

geprobeerd alle facetten van de ‘kwaliteit van het leven’ samen te brengen in één

overzichtelijke score. Gebaseerd op de literatuurstudie komen we tot volgende hypothese:

H5: De algemene zorgscore van woonzorgcentra beheerd door private equity is kleiner in

vergelijking met deze van de gehele sector en in het bijzonder in vergelijking met de deze van

de niet-winststrevende woonzorgcentra.

2.3. Controlevariabelen

2.3.1. Dagprijs

In een perfect functionerende markt, zouden we verwachten we dat er een sterk positieve

relatie bestaat tussen productkwaliteit en prijs (Gerstner, 1985). Hoewel we in realiteit niet

geconfronteerd worden met een perfect functionerende markt, bestaat er mogelijk toch een

positief verband tussen de dagprijs en de zorgkwaliteit. Daarom nemen we deze op als

controlevariabele. Het betreft hier de prijs van een standaard éénpersoonskamer. Indien er

meerdere soorten kamers bestaan, hebben wij consequent het goedkoopste alternatief

opgenomen. Hierbij moet opgemerkt worden dat er geen rekening gehouden werd met de

prijs-kwaliteitverhouding van de kamer op zich. Het is namelijk onhaalbaar om voor elk

woonzorgcentrum uit de steekproef de fysieke kamercondities na te gaan.

2.3.2. Grootte

De omvang van het woonzorgcentrum kan mogelijk een invloed hebben op de kwaliteit van

zorg, zorgverleners en zorgorganisatie alsook op de kwaliteit van leven. Voor- en nadelen ten

gevolge van een schaalvergroting kunnen zich ook binnen de rusthuissector voordoen.

Mogelijke voordelen van zorgverlening op grotere schaal zijn de verbreding van het

zorgspectrum, de uitbouw van stafdiensten en de mogelijkheid tot jobrotatie. Daartegenover

staan ook enkele potentiële nadelen. Zo kunnen bijvoorbeeld de dynamiek, de creativiteit en

het initiatief verdwijnen (Costermans, 2007). In de Verenigde Staten deden Banaszak-Holl et

al. (2002) reeds onderzoek naar de impact van het aantal bedden op de kwaliteit van een

woonzorgcentrum. Zij kwamen tot de conclusie dat een groter aantal bedden de kwaliteit

negatief beïnvloedt. Om deze redenen hebben wij per woonzorgcentrum het aantal

aanwezige bedden geregistreerd. Omwille van de verdergaande vergrijzing en de daaruit

Page 34: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

25

voortvloeiende nood aan extra bedden is deze meting een goede benadering voor de

effectieve bezetting.

2.3.3. Aandeel RVT-bedden

Binnen onze Vlaamse woonzorgcentra wordt een onderscheid gemaakt tussen ROB- en RVT-

bedden. Deze laatste zijn in het bijzonder bedoeld voor de opvang van zwaar zorgbehoevende

ouderen. Woonzorgcentra die niet over RVT-bedden beschikken, kunnen eveneens zwaar

zorgbehoevenden opnemen en krijgen hiervoor een hoger zorgforfait toegekend door de

overheid. Het zorgforfait is een door het RIZIV toegewezen som die afhankelijk is van de

zorgbehoevendheid van de bewoner: hoe sterker de zorgafhankelijkheid, hoe groter het

toegekende bedrag. Hierbij wordt de mate van afhankelijkheid van de oudere gemeten aan

de hand van de Katz-schaal (Bijlage 2). Ieder erkend woonzorgcentrum komt in aanmerking

voor deze tussenkomst. Inrichtingen met R.V.T.-erkenningen kunnen, mits het voldoen aan

strengere personeelsnormen, evenwel aanspraak maken op een nog hogere compensatie

(Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014). We kunnen dus stellen dat het aandeel RVT-bedden

zowel een maatstaf is voor de mate van zorgbehoevendheid als voor de hoogte van de

toegekende zorgforfaits. Omdat beide factoren mogelijk een invloed hebben op de kwaliteit

van zorg, werd besloten deze als controlevariabele op te nemen.

2.3.4. Extra subsidies

De laatste variabele die wordt opgenomen is de dummy-variabele ‘extra subsidies’. Zoals

eerder vermeld nemen sommige woonzorgcentra beheerd door private equitygroepen en

private instanties het VZW-statuut aan om zo extra subsidies te kunnen verkrijgen. Het al dan

niet beschikken over deze subsidies kan mogelijk een impact hebben op de sociale

performantie. Om deze reden lijkt het ons waardevol een vergelijking te maken tussen beide

groepen. De dummy-variabele zal de waarde 1 aannemen wanneer het gaat om

winststrevende woonzorgcentra met het VZW-statuut. Voor alle overige inrichtingen wordt

de waarde 0 geregistreerd.

3. Regressiemodel

Onderstaande ordinary least squares (OLS) regressievergelijkingen vormen de basis voor ons

onderzoek naar de sociale performantie van woonzorgcentra. In het rechter lid van de

vergelijkingen staan de onafhankelijke variabele en de controlevariabelen uitgeschreven. De

Page 35: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

26

onafhankelijke dummy-variabelen ‘Echte PE’ en ‘Winststrevend’ nemen de waarde 1 aan

indien de waarnemingen tot de respectievelijke groep behoren. De controlevariabelen

worden opgenomen teneinde hun effect op de relatie tussen de onafhankelijke en

afhankelijke variabele uit te schakelen. Vervolgens wordt voor elk van de afhankelijke

variabelen een regressie uitgevoerd op de dummy-variabele en de controlevariabelen.

Vergelijking 1:

Yi = αi + β1 Echte Private Equityi + β2 Aandeel RVT beddeni + β3 Groottei + β4 Dagprijsi

+ β5 Extra subsidiesi + ɛi

Vergelijking 2:

Yi = αi + β1 Winststrevendi + β2 Aandeel RVT beddeni + β3 Groottei + β4 Dagprijsi

+ β5 Extra subsidiesi + ɛi

Hierbij is Y de afhankelijke of te verklaren variabele, i het individuele woonzorgcentrum en ɛ

de errorterm. De parameters β1 tot en met β5 stellen de te schatten waarden voor. Aan de

hand van deze parameters kunnen we invloed van het type beheersinstantie op de sociale

performantie nagaan.

Hoofdstuk 2 Resultaten

In hoofdstuk 2 worden de resultaten van het onderzoek naar de sociale performantie van

woonzorgcentra beschreven. De verzamelde data werden geïmporteerd in het statistisch

programma SPSS voor verwerking. We bespreken eerst kort de correlaties tussen de

variabelen om vervolgens over te gaan tot de vergelijking van de gemiddelden. Tot slot

worden de regressieresultaten besproken.

1. Correlatie

Allereerst gaan we de correlaties tussen de verschillende variabelen na. Dit doen we aan de

hand van correlatietabel 4.

Deze tabel geeft de Pearsons r correlatiecoëfficiënten weer samen met het bijhorende

significantieniveau. Absolute waarden kleiner dan 0,3 houden een zeer kleine correlatie in,

tussen 0,3 en 0,5 spreekt men van een lage correlatie, waarden groter dan 0,5 staan voor een

Page 36: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

27

Tabel 4: Correlatietabel sociale performantie2

2*p < 0.1, **p < 0.05, ***p < 0.01.

Page 37: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

28

middelmatige tot sterke correlatie (Tilburg University, 2015). Alle correlaties met een

absolute waarde hoger dan 0,5 worden in kleur gemarkeerd.

Deze tabel geeft de Pearsons r correlatiecoëfficiënten weer samen met het bijhorende

significantieniveau. Absolute waarden kleiner dan 0,3 houden een zeer kleine correlatie in,

tussen 0,3 en 0,5 spreekt men van een lage correlatie, waarden groter dan 0,5 staan voor een

middelmatige tot sterke correlatie (Tilburg University, 2015). Alle correlaties met een

absolute waarde hoger dan 0,5 worden in kleur gemarkeerd.

De correlatie tussen de algemene zorgscore en zijn elf onderdelen is groot en significant. Dit

wordt als vanzelfsprekend beschouwd vermits de zorgscore opgebouwd is uit deze elf

variabelen. Dit wil niet zeggen dat de kans op een negatieve correlatie of nulcorrelatie

onbestaande was. Ook de correlaties tussen de elf indicatoren onderling blijken steeds

positief te zijn. Bovendien zijn de coëfficiënten meestal significant. Een woonzorgcentrum die

beter scoort op één van de indicatoren, zal dus ook voor de andere indicatoren betere scores

behalen.

De overige correlatiecoëfficiënten in tabel 4 blijken niet sterk te zijn. Twee zaken vallen echter

wel op. Het percentage overlijdens in het woonzorgcentrum is veelal positief en significant

gecorreleerd met andere kwaliteitsindicatoren. Woonzorgcentra die beter presteren op de

verschillende indicatoren, zouden een hoger percentage overlijdens in het woonzorgcentrum

tellen. Verder stellen we veelal een significant negatieve correlatie vast tussen het

personeelsverloop en de andere kwaliteitsindicatoren. Hoogstwaarschijnlijk leidt een hoger

personeelsverloop tot een mindere zorgkwaliteit. Omdat correlaties niet per se op een

causaal verband duiden, mogen we dit niet met zekerheid stellen.

2. Vergelijking gemiddelden per groep

Zoals reeds eerder aangegeven impliceert een betere zorgkwaliteit niet steeds een hogere

kwaliteit van leven en vice versa. Om een eerste inzicht te krijgen in deze samenhang,

analyseren we de beschrijvende statistieken van beide aspecten in tabel 5. Per indicator

worden de mediaan, het algemeen gemiddelde en de gemiddelden per type beheersinstantie

weergegeven. Verder worden ook de standaardafwijkingen vermeld. De kolom uiterst rechts

Page 38: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

29

Tabel 5: Beschrijving statistieken sociale performantie3

3 *p < 0.1, **p < 0.05, ***p < 0.01.

Page 39: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

30

laat de resultaten van de variantieanalyse zien. Op deze manier wordt nagegaan of de

gemiddelden van twee of meer soorten woonzorgcentra onderling significante verschillen

vertonen. Vervolgens werden ook t-testen uitgevoerd om te achterhalen of de gemiddelden

van de verschillende types beheersinstanties significant verschillen van het algemeen

gemiddelde

2.1 Zorg, zorgverleners en zorgorganisatie

De kwaliteit van de zorg, zorgverleners en zorgorganisatie omvat vijf aspecten. De gemiddelde

scores van deze onderdelen worden per type beheersinstantie weergegeven in figuur 3.

Daarnaast wordt per onderdeel eveneens het totaal gemiddelde voorgesteld.

2.1.1 Decubitus

Het percentage decubituswonden duidt aan bij hoeveel procent van het totaal aantal

aanwezige bewoners een doorligwonde is waargenomen op de referentiedag. Zoals we

kunnen vaststellen in figuur 3, blijken deze percentages behoorlijk dicht bij elkaar te liggen.

Opmerkelijk is dat woonzorgcentra beheerd door private investeringsgroepen en private

equity met gemiddelde percentages van respectievelijk 2,32% en 2,38% beter presteren dan

de niet-winststrevende inrichtingen. VZW’s en openbare instanties hebben met

respectievelijk 4,03% en 4,32% hogere percentages doorligwonden. De ANOVA geeft aan dat

de gemiddelden van twee of meer van deze groepen significant van elkaar verschillen. Door

middel van t-testen kunnen we concluderen dat enkel woonzorgcentra beheerd door private

investeringsgroepen significant beter presteren ten opzichte van het algemeen gemiddelde.

De oorzaken van doorligwonden kunnen zowel in inwendige als uitwendige factoren gezocht

worden. In tegenstelling tot het merendeel van de inwendige factoren, kunnen uitwendige

factoren zoals slechte hygiëne en het verkeerd tillen van bewoners een gevolg zijn van het

mindere kwaliteitsbeleid van een woonzorgcentrum. Grabowski et al. (2008) stelden in hun

onderzoek vast dat er een negatief verband bestaat tussen het percentage doorligwonden en

het aantal verplegende personeelsleden alsook hun opleidingsniveau. Een mogelijke uitleg

voor de gevonden resultaten zou dus kunnen zijn dat er meer verplegenden per bewoner zijn

in woonzorgcentra beheerd door private equity. Gezien hun winststrevend beleid lijkt dit

eerder onwaarschijnlijk. Andere mogelijke verklaringen zijn een sterkere focus op de

Page 40: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

31

Figuur 3: Indicatoren zorg, zorgverleners en zorgorganisatie per type beheersinstantie

Page 41: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

32

preventie van decubituswonden en het opvangen van bewoners in een betere fysieke

gesteldheid. Zoals reeds eerder gezegd, mogen we uit deze resultaten echter geen conclusies

trekken.

2.1.2 Valincidenten

Het percentage valincidenten duidt aan hoeveel procent van de bewoners van het

woonzorgcentrum tijdens de referentiemaand één of meerdere keren ten val kwam. Uit

figuur 3 kunnen we afleiden dat de percentages slechts minieme verschillen vertonen. Alle

groepen hebben een gemiddeld percentage valincidenten van iets meer dan 12%. Ook de

standaardafwijkingen blijken min of meer dezelfde te zijn. Op basis van deze cijfers

verwachten we geen significante verschillen tussen de verschillende types woonzorgcentra.

De ANOVA bevestigt onze verwachtingen. Vermits deze percentages gebaseerd zijn op

zelfregistraties, moet er wel voorzichtig mee omgesprongen worden. Zoals reeds meerdere

malen herhaald, gaat het opnieuw slechts om een indicatie. Woonzorgcentra met hogere

percentages valincidenten presteren niet per se slechter. Het kan bijvoorbeeld zijn dat deze

inrichtingen gewoonweg meer beweging inplannen voor hun bewoners met iets meer

valincidenten als gevolg.

2.1.3 Overleden bewoners met als overlijdensplaats het woonzorgcentrum

Deze indicator duidt aan hoeveel procent van de tijdens het referentiejaar overleden

bewoners in het woonzorgcentrum zelf zijn gestorven. Wanneer we figuur 3 bekijken, valt

meteen op dat de percentages vrij hoog liggen en er relatief grote verschillen zijn. De

gemiddelde percentages van de openbare instanties en VZW’s liggen met respectievelijk

78,78% en 77,03% boven het algemeen gemiddelde. De percentages van de inrichtingen

beheerd door private investeringsgroepen en private equity liggen met respectievelijk 75,84%

en 66,47% beiden onder het totaal gemiddelde. De t-testen wijzen uit dat het percentage van

de openbare inrichtingen significant hoger ligt dan het algemeen gemiddelde terwijl het

percentage van de door private equity beheerde woonzorgcentra significant lager ligt.

Bij de omschrijving van deze variabele hebben we gesteld dat ouderen meestal de voorkeur

geven aan sterven in een vertrouwde en veilige omgeving, in dit geval dus het

woonzorgcentrum zelf. Indien we aannemen dat dit werkelijk zo is, kunnen we besluiten dat

openbare woonzorgcentra in een hogere mate tegemoetkomen aan de wensen van hun

Page 42: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

33

bewoners. Aangezien er echter geen rekening werd gehouden met de voorkeuren van de

bewoners, is het niet mogelijk iets meer over deze indicator te zeggen.

2.1.4 Plan voor de zorg rond het levenseinde

Deze indicator toont aan hoeveel procent van de bewoners op de referentiedag over een

goed omschreven ‘up-to-date plan voor de zorg rond het levenseinde’ beschikt. Wanneer we

figuur 3 bekijken, stellen we vast dat deze percentages in het algemeen zeer laag liggen. Er

wordt met andere woorden nauwelijks rekening gehouden met de specifieke wensen van

bewoners omtrent hun levenseinde. De gemiddelde percentages van woonzorgcentra

beheerd door openbare instanties, VZW’s en private investeringsgroepen liggen behoorlijk

dicht bij elkaar. De standaardafwijkingen tonen evenwel aan dat de spreiding groter is bij de

door private investeringsgroepen beheerde woonzorgcentra. Inrichtingen beheerd door

private equitygroepen presteren met een gemiddeld percentage van 15,72% beduidend lager.

Uit de ANOVA blijkt echter dat de groepen onderling niet significant van elkaar verschillen.

Om als een echt up-to-date plan beschouwd te worden, moet aan drie specifieke

voorwaarden voldaan zijn. Kort samengevat moet de bewoner een vertegenwoordiger

aangewezen hebben, dienen zijn wensen met betrekking tot het levenseinde bevraagd te zijn

en moeten deze neergeschreven staan in een zorgplan. Dit proces vraagt grote inspanningen

van het woonzorgcentrum en haar personeel, hetgeen resulteert in een eenmalige hoge kost.

Dit zou kunnen verklaren waarom de door private equity beheerde woonzorgcentra over een

kleiner percentage bewoners met een zorgplan beschikken. De kleinere personeelsbezetting

en de sterkere focus op winst maken dit wellicht onmogelijk.

2.1.5 Zorgpersoneel dat het woonzorgcentrum vrijwillig of in onderling akkoord heeft

verlaten

Dit percentage duidt aan hoeveel procent van het zorgpersoneel met een contract van

onbepaalde duur het woonzorgcentrum vrijwillig of in onderling akkoord heeft verlaten

gedurende referentiejaar 2013. Uit figuur 3 leiden we af dat de percentages behoorlijke

verschillen vertonen. Inrichtingen beheerd door private equity en private investeringsgroepen

kennen met gemiddelde percentages van respectievelijk 12,36% en 14,71% een groter

personeelsverloop dan niet-winststrevende woonzorgcentra. De openbare inrichtingen

presteren met een gemiddelde van 4,45% significant beter ten opzichte van het algemeen

gemiddelde. Winststrevende woonzorgcentra presteren significant slechter.

Page 43: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

34

Volgens Harrington et al. (2002) bestaat er een significant positieve relatie tussen de kwaliteit

van het zorgpersoneel en de zorgkwaliteit. Derhalve is het belangrijk om over een sterk

personeelsbestand te beschikken. De verplegende personeelsleden dienen niet enkel over

voldoende ervaring te beschikken, maar moeten ook op de hoogte zijn van de gang van zaken

binnen het woonzorgcentrum zelf.

Een hoog personeelsverloop zou kunnen wijzen op een te hoge werkdruk of een

onaangename werksfeer. Dit kan een sterke invloed hebben op de geleverde kwaliteit van

zorg. Kennis gaat namelijk verloren en het opleiden van nieuw personeel neemt heel wat tijd

in beslag. Op basis van de resultaten uit tabel 5, veronderstellen wij derhalve een

aangenamere werksfeer en een lagere werklast bij VZW’s en openbare instanties.

2.2 Kwaliteit van leven

Een tweede belangrijk aspect van de ‘kwaliteit van een woonzorgcentrum’ is de

levenskwaliteit. De elf indicatoren waaruit deze is samengesteld, werden gemeten door

bevragingen bij de bewoners of hun contactpersonen. Er wordt bijgevolg geen objectief beeld

van de levenskwaliteit weergegeven. Vermits de kwaliteit van leven iets meer zegt over het

welzijn en de tevredenheid bij bewoners, zijn subjectieve meningen minstens even bruikbaar.

De zorgscore die werd samengesteld, geeft een eerste indicatie van de verschillen in

levenskwaliteit tussen de types beheersinstanties. Uit figuur 4 kunnen we afleiden dat de

zorgscores van woonzorgcentra beheerd door private equity en private investeringsgroepen

flink beneden het gemiddelde liggen. Openbare inrichtingen hebben een zwak negatieve

zorgscore. Inrichtingen beheerd door VZW’s daarentegen presteren met een

bovengemiddelde score van 0,111 het best. Uit de t-testen blijkt dat enkel deze laatste groep

significant verschilt van het algemeen gemiddelde.

Om na te gaan hoe de zorgscores opgebouwd zijn, moeten we de elf samenstellende

onderdelen bekijken. Figuur 5 geeft een grafische voorstelling weer van de Z-scores per type

beheersinstantie. In tabel 5 worden de concrete cijfers weergegeven.

Page 44: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

35

Figuur 4: Gemiddelde zorgscore per beheersinstantie

De Z-scores van de openbare woonzorgcentra blijken veelal rond het algemeen gemiddelde te

liggen. Ze vertonen amper extreme positieve of negatieve waarden. Tabel 5 bevestigt deze

bevindingen. Enkel de Z-scores van de thema’s veiligheid en autonomie zijn significant

verschillend van het totaalgemiddelde.

Figuur 5: Vergelijking Z-scores indicatoren levenskwaliteit per beheersinstantie

De Z-scores van de door VZW’s beheerde woonzorgcentra daarentegen tonen duidelijk aan

waarom de globale zorgscore significant positief verschilt van het algemeen gemiddelde. Alle

-0,25

-0,2

-0,15

-0,1

-0,05

0

0,05

0,1

0,15

Openbaar VZW Privaat Echte PE

-0,8

-0,6

-0,4

-0,2

0

0,2

0,4

0,6

Openbaar VZW Privaat Echte PE

Page 45: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

36

afzonderlijke Z-scores liggen namelijk boven het gemiddelde. Bovendien tonen de t-testen

aan dat vijf van deze scores ook daadwerkelijk significant groter zijn. Wat de private

woonzorgcentra betreft, zijn de resultaten minder eenduidig. We stellen vast dat de scores

doorgaans negatief zijn met uitschieters voor de thema’s keuze activiteiten, informatie WZC

en persoonlijke omgang met medebewoners. Het thema autonomie blijkt de enige extreme

waarde in positieve zin te zijn. De vier opgesomde uitschieters zijn de enige die significant

verschillen van het algemeen gemiddelde. Finaal bekijken we de Z-scores van de door private

equity beheerde woonzorgcentra. Meteen valt op dat deze veelal sterk negatief zijn. Enkel op

de thema’s persoonlijke omgang met medebewoners en autonomie scoren ze beter dan de

niet-winststrevende inrichtingen. De significantieniveaus in tabel 5 bevestigen dit.

3. Regressieresultaten

In tabel 6 en 7 worden de resultaten van de OLS regressie omtrent de kwaliteit van zorg

weergegeven.

Tabel 6: Regressieresultaten zorgkwaliteit: invloed private equity.4

Tabel 7: Regressieresultaten zorgkwaliteit: invloed winststrevende woonzorgcentra 4

4 *p < 0.1, **p < 0.05, ***p < 0.01.

Page 46: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

37

Tabel 8: Regressieresultaten levenskwaliteit: invloed private equity5

Tabel 9: Regressieresultaten levenskwaliteit: invloed winststrevende woonzorgcentra 5

5 *p < 0.1, **p < 0.05, ***p < 0.01.

Page 47: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

38

Allereerst bekijken we de tekens van de regressiecoëfficiënten. Deze geven een indicatie van

de richting van het verband. De resultaten zijn echter niet eenduidig. Het beheer van

woonzorgcentra door private equitygroepen zou een positieve invloed hebben op het

percentage doorligwonden en valincidenten, maar een negatieve invloed op het percentage

zorgplannen en het personeelsverloop. Bovenstaande relaties zijn evenwel niet significant.

Enkel de relatie tussen private equity en het percentage overlijdens in het woonzorgcentrum

blijkt significant te zijn. Wanneer we de winststrevende en niet-winststrevende inrichtingen

met elkaar vergelijken, stellen we meerdere significante relaties vast. Bij winststrevende

woonzorgcentra zouden het percentage doorligwonden en het percentage overlijdens in het

woonzorgcentrum significant kleiner zijn. Het percentage zorgpersoneel dat het

woonzorgcentrum vrijwillig of in onderling akkoord heeft verlaten, zou daarentegen

significant groter zijn. Niet significante verbanden zijn het lagere percentage valincidenten

evenals het hogere percentage up-to-date zorgplannen.

Ook bij de controlevariabelen stellen we enkele significante relaties vast. Zo is er een

positieve relatie tussen het aandeel RVT-bedden en het percentage doorligwonden. Een

mogelijke en logische uitleg hiervoor is dat zwaar zorgbehoevende bewoners vaker in bed

liggen. Dit heeft een grotere kans op doorligwonden tot gevolg. Daarnaast stellen we ook een

positieve relatie vast tussen het aandeel RVT-bedden en het percentage up-to-date plannen.

Verder is er een geringe maar significante daling van het percentage doorligwonden bij een

hogere dagprijs en zou er ook een positief verband zijn tussen de grootte en het percentage

overlijdens in het woonzorgcentrum.

In tabel 8 en 9 worden de resultaten van de OLS regressies rond de levenskwaliteit

weergegeven. Uit deze tabel kunnen we afleiden dat het beheerd worden door private

equitygroepen of door winststrevende instanties in het algemeen geen invloed heeft op de

zorgscore. Het minteken voor de coëfficiënt doet evenwel een negatieve relatie vermoeden.

De regressies die uitgevoerd werden op de elf samenstellende indicatoren leveren ons

nagenoeg dezelfde resultaten op. Opnieuw hebben alle coëfficiënten een negatief teken, met

uitzondering van de thema’s autonomie en persoonlijke omgang met medebewoners. Voor

beide tabellen stellen we vast dat de negatieve relaties enkel significant zijn voor de

indicatoren ‘zich prettig voelen’ en ‘informatie over het woonzorgcentrum’.

Page 48: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

39

Bij de controlevariabelen stellen we opnieuw enkele significante relaties vast. Zo heeft het

aandeel RVT-bedden een negatieve invloed op de autonomie van bewoners. Bijgevolg krijgen

zwaar zorgbehoevende bewoners in mindere mate de kans om zelf beslissingen te nemen.

Ook de dagprijs en het aantal bedden hebben een significant negatieve invloed op enkele van

de indicatoren. De invloed is evenwel verwaarloosbaar.

Page 49: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

40

DEEL III: FINANCIËLE PERFORMANTIE

Hoofdstuk 1 Onderzoeksdesign

In het vervolg van deze masterproef bestuderen we de financiële prestaties van

woonzorgcentra. Opnieuw gaan we een vergelijking maken tussen de verschillende types

beheersinstanties. We proberen aan te tonen dat woonzorgcentra beheerd door private

equity financieel beter presteren in vergelijking met de gehele sector en in het bijzonder in

vergelijking met woonzorgcentra beheerd door niet-winststrevende instellingen. Verder

willen we bewijzen dat winststrevende instellingen het in het algemeen beter doen op

financieel vlak.

1. Methodologie en data

De data die we gebruiken in ons onderzoek, hebben we via verschillende bronnen

geraadpleegd. De gegevens van woonzorgcentra beheerd door private equity, private

investeringsgroepen en VZW’s werden uit de database “Belfirst” van Bureau Van Dijck

gehaald. We hebben enkel de gegevens verzameld van deze woonzorgcentra die opgenomen

zijn in het rapport ‘Bevraging bij bewoners over kwaliteit van leven in woonzorgcentra’ van

het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid. Elk van deze instellingen kreeg namelijk eerder al

het juiste statuut toegekend. Voor het verkrijgen van de financiële data van openbare

woonzorgcentra, hebben we de financieel beheerders van alle Vlaamse OCMW’s

gecontacteerd. Jaarrekeningen van openbare instanties kunnen namelijk niet publiekelijk

geraadpleegd worden. Uiteindelijk hebben we de jaarrekeningen van 25 openbare

woonzorgcentra ontvangen.

Alle gegevens die werden verzameld, hebben betrekking op de boekjaren 2009-2013. De

financiële gegevens van boekjaar 2014 werden niet opgenomen omwille van de nieuwe BBC-

wetgeving die aanving op 1 januari 2014. Dit Besluit betreffende de beleids- en beheerscyclus

van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn bevat

een reeks regels voor het meerjarenplan, het budget, de boekhouding en de jaarrekening van

de lokale besturen en provincies. Deze nieuwe regelgeving maakt het onmogelijk om de

jaarrekeningen van boekjaar 2014 te vergelijken met deze van voorgaande jaren (Locus,

2015).

Page 50: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

41

2. Variabelen

In deel 2 van dit hoofdstuk beschrijven we de variabelen die we zullen gebruiken in ons

onderzoek. Van belang hierbij is dat we voor ratio’s kiezen die ook voor openbare

woonzorgcentra berekend kunnen worden. Omdat wij voor deze instanties enkel over de

balans en resultatenrekening beschikken, is het bijvoorbeeld niet mogelijk om ratio’s met een

cashflow te berekenen. Na de toelichting van de variabelen, worden in hoofdstuk 2 de

resultaten van ons onderzoek besproken.

2.1 Rentabiliteit

In hun onderzoek naar de financiële performantie van woonzorgcentra, stelden Weech-

Maldonado et al. (2012) vast dat winststrevende instellingen betere financiële prestaties

leveren in vergelijking met hun niet-winststrevende opponenten. Zowel de operationele als

brutowinstmarges van deze woonzorgcentra liggen beduidend hoger. Pradhan et al. (2013)

constateerden dat deze marges het hoogste zijn bij door private equity beheerde

woonzorgcentra. Op basis van deze onderzoeken verwachten we dat de rentabiliteit van de

door private equity beheerde inrichtingen hoger zal zijn in vergelijking met de overige types

woonzorgcentra.

2.1.1 Return on Equity

De nettorentabiliteit van het eigen vermogen na belastingen is een financieel kengetal die

gebruikt wordt om de winstgevendheid van het woonzorgcentrum te beoordelen. Ze wordt

als volgt geformuleerd:

𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡 (𝑣𝑒𝑟𝑙𝑖𝑒𝑠) 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑏𝑜𝑒𝑘𝑗𝑎𝑎𝑟 𝑛𝑎 𝑏𝑒𝑙𝑎𝑠𝑡𝑖𝑛𝑔𝑒𝑛

𝑒𝑖𝑔𝑒𝑛 𝑣𝑒𝑟𝑚𝑜𝑔𝑒𝑛 (%)

(Ooghe, Vander Bauwhede, &Van Wymeersch, 2012, p.150)

Openbare woonzorgcentra zijn evenwel vrijgesteld van belastingen. Enkel de winsten

afkomstig van de cafetaria zijn onderhevig aan belastingen (P. Ameel, persoonlijke

communicatie, 2015). Omdat dit de vergelijking tussen de verschillende soorten

woonzorgcentra moeilijk maakt, werd een nieuwe variabele ‘ROE (correctie)’ ingevoerd. Bij

deze variabele wordt voor de openbare inrichtingen een fictieve belasting van 33,99%

afgehouden van het resultaat van het boekjaar. Op deze manier kan de winstgevendheid van

deze inrichtingen beter beoordeeld en vergeleken worden.

Page 51: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

42

2.1.2 Omloopsnelheid totale vermogen

De omloopsnelheid van het totale vermogen geeft de verhouding weer tussen de omzet en

het totale vermogen. Het duidt aan hoe efficiënt woonzorgcentra hun vermogen gebruiken.

De ratio wordt als volgt geformuleerd:

𝑛𝑒𝑡𝑡𝑜 𝑜𝑚𝑧𝑒𝑡

𝑡𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑣𝑒𝑟𝑚𝑜𝑔𝑒𝑛

(Financieel management, 2007)

2.2 Solvabiliteit

De solvabiliteit of schuldgraad meet de mate waarin het woonzorgcentrum in staat is haar

financiële verplichtingen in verband met interestbetaling en aflossing van schulden na te

komen (Ooghe et al,, 2012). Het geeft een beeld van de financiële gezondheid van het

woonzorgcentrum op langere termijn. De mate van bescherming van de schuldeisers zal

afhangen van de grootte van het eigen vermogen. Hoe hoger de solvabiliteit, hoe groter de

kans dat het woonzorgcentrum haar schulden zal afbetalen.

Zoals eerder vermeld zijn schulden een belangrijk onderdeel van private equitystructuren. De

grote hoeveelheden vreemd vermogen die worden aangetrokken, zorgen voor een constante

druk om cashflows te genereren teneinde de financiële verplichtingen na te leven (Jensen,

1986). Uitgaande van dit standpunt verwachten we een lagere solvabiliteit bij

woonzorgcentra beheerd door private equitygoepen in vergelijking met de overige types

woonzorgcentra. In deze masterproef wordt de solvabiliteit gemeten aan de hand van 2

ratio’s: de algemene graad van financiële onafhankelijkheid en de langetermijnschuldgraad.

2.2.1 De algemene graad van financiële onafhankelijkheid

De financiële onafhankelijkheid van de onderneming ten opzichte van het vreemd vermogen

wordt als volgt geformuleerd:

𝑒𝑖𝑔𝑒𝑛 𝑣𝑒𝑟𝑚𝑜𝑔𝑒𝑛

𝑡𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑣𝑒𝑟𝑚𝑜𝑔𝑒𝑛 (%)

(Ooghe, Vander Bauwhede, &Van Wymeersch, 2012, p.174)

Deze ratio is een maatstaf voor de bescherming van de schuldeisers. Een hogere graad van

financiële onafhankelijkheid impliceert een betere bescherming.

Page 52: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

43

2.2.2 De langetermijnschuldgraad

Omdat het vreemd vermogen op korte termijn doorgaans als quasi-permanent wordt

beschouwd, zijn het voornamelijk de schulden op lange termijn die het financiële risico van de

onderneming bepalen. Daarom werd ook de langetermijnschuldgraad berekend. Deze houdt

enkel rekening met de schulden op meer dan één jaar en wordt als volgt berekend:

𝑣𝑟𝑒𝑒𝑚𝑑 𝑣𝑒𝑟𝑚𝑜𝑔𝑒𝑛 𝑜𝑝 𝑙𝑎𝑛𝑔𝑒 𝑡𝑒𝑟𝑚𝑖𝑗𝑛

𝑒𝑖𝑔𝑒𝑛 𝑣𝑒𝑟𝑚𝑜𝑔𝑒𝑛 (%)

(Ooghe, Vander Bauwhede, &Van Wymeersch, 2012, p.177).

2.3 Liquiditeit

De liquiditeit van een woonzorgcentrum geeft aan in welke mate de instelling in staat is

liquide middelen vrij te maken om haar korte termijn betalingsverplichtingen na te komen. In

deze masterproef wordt de liquiditeit gemeten door middel van de acid test. Deze ratio, ook

wel de quick ratio genoemd, omvat in tegenstelling tot de current ratio enkel de meest liquide

elementen. Ze wordt als volgt berekend:

𝑣𝑜𝑟𝑑𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔𝑒𝑛 𝑜𝑝 𝑡𝑒𝑛 ℎ𝑜𝑜𝑔𝑠𝑡𝑒 éé𝑛 𝑗𝑎𝑎𝑟 + 𝑔𝑒𝑙𝑑𝑏𝑒𝑙𝑒𝑔𝑔𝑖𝑛𝑔𝑒𝑛 + 𝑙𝑖𝑞𝑢𝑖𝑑𝑒 𝑚𝑖𝑑𝑑𝑒𝑙𝑒𝑛

𝑠𝑐ℎ𝑢𝑙𝑑𝑒𝑛 𝑜𝑝 𝑡𝑒𝑛 ℎ𝑜𝑜𝑔𝑠𝑡𝑒 éé𝑛 𝑗𝑎𝑎𝑟

(Ooghe, Vander Bauwhede, &Van Wymeersch, 2012, p.204)

Indien deze ratio meer dan één bedraagt, betekent dit dat het woonzorgcentrum in staat is

haar korte termijn schulden af te lossen zonder extra financiële middelen te moeten

aanwenden. Ingeval deze ratio kleiner is dan één, impliceert dit dat de activa in de noemer

onvoldoende zijn om alle korte termijn schulden te dekken.

Zoals eerder vermeld zijn schulden een belangrijk onderdeel binnen private equity structuren.

De grote hoeveelheden vreemd vermogen die men aangaat, brengen interest- en

afbetalingsverplichtingen met zich mee, die op hun beurt de vrije kasstroom doen afnemen

(Jensen, 1986). Daarom verwachten we dat dat de door private equity beheerde

woonzorgcentra minder liquide middelen voorhanden hebben om hun korte termijn schulden

af te betalen in vergelijking met andere inrichtingen. In ons onderzoek naar liquiditeit worden

de openbare woonzorgcentra evenwel buiten beschouwing gelaten. Voor deze instanties is

het niet mogelijk liquiditeitsratio’s te berekenen. Hun beschikbare middelen en deze van

andere OCMW-diensten worden namelijk op één rekening geconsolideerd (P. Ameel,

Page 53: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

44

persoonlijke communicatie, 2015) Bijgevolg vergelijken we enkel woonzorgcentra beheerd

door private equity met deze beheerd door private investeringsgroepen en VZW’s. Verder

stellen we ook de winststrevende en de door VZW beheerde instanties tegenover elkaar.

2.4 Controlevariabelen

Net zoals in het onderzoek naar de sociale performantie, gebruiken we hier opnieuw de

dagprijs, de grootte, het aandeel RVT-bedden en het al dan niet verkrijgen van extra subsidies

als controlevariabelen. Voor een bondige omschrijving hieromtrent verwijzen we dan ook

naar pagina 24.

3. Regressiemodel

Voor het opstellen van het regressiemodel hanteren we de generalized estimating equation

(GEE) regressiemethode. Deze wordt gebruikt voor de verwerking van longitudinale data.

Hiervan is sprake wanneer dezelfde soort informatie op verschillende tijdstippen wordt

nagegaan. De regressievergelijkingen worden hieronder weergegeven. In het rechter lid staan

de onafhankelijke variabele en de controlevariabelen uitgeschreven. De onafhankelijke

dummy-variabelen ‘Echte PE’ en ‘Winststrevend’ nemen de waarde 1 aan indien de

waarnemingen tot de respectievelijke groep behoren. Ze worden gevolgd door de

controlevariabelen. Vervolgens wordt voor elk van de afhankelijke variabelen een regressie

uitgevoerd op de dummy-variabele en de controlevariabelen.

Vergelijking 1:

Yi = αi + β1 Echte Private Equityi + β2 Aandeel RVT beddeni + β3 Groottei + β4 Dagprijsi

+ β5 Extra subsidiesi + ɛi

Vergelijking 2:

Yi = αi + β1 Winst strevendi + β2 Aandeel RVT beddeni + β3 Groottei + β4 Dagprijsi

+ β5 Extra subsidiesi + ɛi

Hierbij is Y de afhankelijke of te verklaren variabele, i het individuele woonzorgcentrum en ɛ

de errorterm. De parameters β1 tot β5 stellen de te schatten waarden voor. Aan de hand van

deze parameters kunnen we invloed van het type beheersinstantie op de financiële

performantie achterhalen.

Page 54: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

45

Hoofdstuk 2 Resultaten

In hoofdstuk 2 worden de resultaten van het onderzoek naar de financiële performantie van

woonzorcentra beschreven. De correlatietabel en descriptieve statistieken werden opgesteld

aan de hand van het statistisch programma SPSS statistics. Voor het opmaken van het

regressiemodel werd gebruikgemaakt van Stata. Dit programma voorziet in tegenstelling tot

SPSS in de mogelijkheid om longitudinale data te verwerken. Hiervan is sprake wanneer

eenzelfde variabele op meerdere tijdstippen bij hetzelfde woonzorgcentrum wordt gemeten

(American institutes for research, 2015).

1. Correlatie

Allereerst bekijken we de correlaties tussen de verschillende variabelen aan de hand van de

correlatietabel. Zoals eerder beschreven in deel II, bevat deze tabel de Pearsons r

correlatiecoëfficiënten samen met het bijhorende significantieniveau. Alle absolute waarden

groter dan 0,5 vertegenwoordigen een middelmatige tot hoge correlatie en worden daarom

in kleur gemarkeerd.

Uit tabel 10 kunnen we afleiden dat er een significant negatieve correlatie bestaat tussen de

langetermijnschuldgraad en de nettorentabiliteit van het eigen vermogen na belastingen. Een

logische verklaring hiervoor is dat meer langetermijnschulden hogere financieringskosten met

zich meebrengen die op hun beurt het resultaat van het boekjaar doen afnemen. Verder

stellen we ook een significant positieve correlatie vast tussen de algemene graad van

financiële onafhankelijkheid en de liquiditeit in enge zin. Een woonzorgcentrum die relatief

meer met eigen vermogen financiert, heeft namelijk minder verplichtingen tot

interestbetaling en schuldaflossing. Bijgevolg zal het risico op onvoldoende liquiditeit

afnemen. Een soortgelijke verklaring kan gegeven worden voor de significant negatieve

correlatie tussen de langetermijnschuldgraad en de liquiditeit in enge zin. Woonzorgcentra

die relatief veel langetermijnschulden aangaan, hebben grotere financiële verplichtingen.

Deze zullen het risico op liquiditeitsproblemen doen toenemen.

Page 55: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

46

Tabel 10: Correlatietabel financiële performantie6

Tabel 11: Beschrijvende statistieken financiële performantie6

6 *p < 0.1, **p < 0.05, ***p < 0.01.

Page 56: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

47

2. Vergelijking gemiddelden per groep

In tabel 11 worden de beschrijvende statistieken van de financiële variabelen besproken.

Voor elke variabele werden de mediaan, het algemeen gemiddelde en de gemiddelden per

type beheersinstantie berekend. Verder worden ook de standaardafwijkingen vermeld.

Allereerst werd een variantieanalyse (ANOVA) uitgevoerd om na te gaan of de gemiddelden

van twee of meer soorten woonzorgcentra onderling significante verschillen vertonen.

Vervolgens werden afzonderlijke t-testen gedaan om te achterhalen of de gemiddelden van

de verschillende types beheersinstanties significant verschillen van het algemeen gemiddelde.

2.1 Rentabiliteit

2.1.1 Rentabiliteit van het eigen vermogen

De nettorentabiliteit is, zoals eerder vermeld, een maatstaf om de winstgevendheid van een

woonzorgcentrum te evalueren. Uit de gegevens in tabel 11 kunnen we opmaken dat de

gemiddelde return on equity van openbare woonzorgcentra negatief is en veel lager scoort in

vergelijking met de overige types woonzorgcentra. Dit is te wijten aan het feit dat deze

instellingen heel vaak verlies draaien. Echte VZW’s hebben daarentegen een significant betere

nettorentabiliteit ten opzichte van het algemeen gemiddelde. Opvallend is dat

woonzorgcentra beheerd door private investeringsgroepen gemiddeld genomen over een

negatieve return on equity beschikken. Dit kan een gevolg zijn van het overmatig in rekening

brengen van kosten teneinde winsten ‘weg’ te factureren (cf. supra). Anderzijds zijn private

inrichtingen vaak kleine entiteiten zonder schaalvoordelen en met een gebrek aan ervaring.

Deze twee aspecten kunnen ertoe leiden dat ze verlies maken. De inrichtingen beheerd door

private equitygroepen hebben gemiddeld gezien de hoogste nettorentabiliteit. Een mogelijke

uitleg hiervoor is het winstbejag die deze inrichtingen nastreven. Zij zullen te allen tijde een

maximale winst najagen. Een andere verklaring kan gezocht worden in de hoge leverage

waarmee private equitystructuren gepaard gaan. Ingeval van winst leidt een kleinere portie

eigen vermogen logischerwijze tot een hoger rendement voor de aandeelhouders (Pradhan,

2013)

2.1.2 Omloopsnelheid van het totale vermogen

Zoals eerder beschreven toont de omloopsnelheid van het totale vermogen aan hoe efficiënt

woonzorgcentra hun vermogen gebruiken. De gemiddelde omloopsnelheid van

Page 57: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

48

winststrevende instellingen blijkt aanzienlijk beter te zijn dan deze van niet-winststrevende

instellingen. Bovendien zijn de waarden van de winststrevende inrichtingen significant hoger

dan het algemene gemiddelde. De meest aannemelijke verklaring hiervoor is het winstbejag

van zowel de private equitygroepen als de private investeringsgroepen. Beiden willen hun

winsten verhogen en streven derhalve naar een grotere omzet. Omzetstijgingen gaan echter

niet altijd samen met hogere winsten. Indien de kosten meer dan evenredig stijgen, worden

lagere winsten geboekt. In tegenstelling tot de winststrevende instellingen hebben de echte

VZW’s geen commerciële doelstelling. De winsten die zij maken dienen enkel ter realisatie van

het maatschappelijke doel. Dit zou een waarschijnlijke verklaring kunnen zijn voor de

significant lagere omloopsnelheid.

2.2 Solvabiliteit

2.2.1 Algemene graad van financiële onafhankelijkheid

De algemene graad van financiële onafhankelijheid geeft weer in welke mate de schuldeisers

van een woonzorgcentrum beschermd zijn. Zoals eerder vermeld zal de mate van

bescherming afhangen van de grootte van het eigen vermogen. Uit tabel 11 kunnen we

afleiden dat de gemiddelde financiële onafhankelijkheid van winststrevende woonzorgcentra

vrij laag is in vergelijking met deze van niet-winststrevende inrichtingen. Voornamelijk de door

private equity beheerde instanties worden met een hoge financiële afhankelijkheid

geconfronteerd. Dit is wellicht te wijten aan de grote hoeveelheden schuldfinanciering die

deze structuren aangaan. De kans dat het woonzorgcentrum haar schuldeisers terugbetaalt

bij een liquidatie, wordt bijgevolg kleiner. Woonzorgcentra beheerd door een OCMW of VZW

vertonen daarentegen wel een behoorlijke graad van financiële onafhankelijheid.

2.2.2 Langetermijnschuldgraad

Zoals eerder beschreven, geeft de langetermijnschuldgraad de verhouding weer tussen het

vreemd vermogen op lange termijn en het eigen vermogen. Deze ratio is een maatstaf voor

het financiële risico van de onderneming. De resultaten in tabel 11 stroken niet met wat we

op basis van de literatuur verwachten. Opvallend is dat de door private equity beheerde

woonzorgcentra met een gemiddelde van 26,07% over een veel lagere

langetermijnschuldgraad beschikken dan de overige woonzorgcentra. Een mogelijke

verklaring hiervoor is dat deze instellingen wel degelijk veel schuldfinanciering aangaan, maar

dat het vooral schulden op korte termijn betreft.

Page 58: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

49

2.3 Liquiditeit

2.3.1 Acid test

Aan de hand van de acid test wordt nagegaan of het woonzorgcentrum in staat is liquide

middelen vrij te maken om haar korte termijn verplichtingen na te leven. Zoals eerder

vermeld, werden de openbare inrichtingen voor deze variabele buiten beschouwing gelaten

(cf. supra). Voor de overige types woonzorgcentra stellen we vast dat het gemiddelde meer

dan één bedraagt, wat erop wijst dat er geen actuele liquiditeitsproblemen zijn. VZW’s

beschikken over de grootste veiligheidsmarge. Deze is bovendien significant verschillend van

het algemeen gemiddelde. Inrichtingen beheerd door private equitygroepen daarentegen

beschikken over de kleinste veiligheidsmarge. Dit is mogelijks te wijten aan de hoge

schuldfinanciering die deze structuren aangaan.

3. Regressieresultaten

Tabel 12 en 13 geven de resultaten weer van de GEE regressies die werden uitgevoerd. Tabel

12 toont de invloed aan van private equity op de financiële variabelen. Tabel 13 doet

hetzelfde, maar voor de winststrevende inrichtingen in het algemeen.

De regressieresultaten lijken ons op het eerste zicht weinig significante informatie op te

leveren. Drie regressiecoëfficiënten blijken echter wel significant te zijn. Ze liggen bovendien

in lijn met onze verwachtingen. Zowel woonzorgcentra beheerd door private equity als

winststrevende inrichtingen in het algemeen kennen een significant hogere omloopsnelheid.

Dit toont aan dat deze woonzorgcentra efficiënter gebruik maken van het vermogen

waarover ze beschikken. Ze weten met een kleiner vermogen een grotere omzet te

realiseren. Dit moet met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Het bestaan van

gescheiden vastgoedvennootschappen kan echter ook een beïnvloedende factor zijn.

Hierdoor verdwijnt een aanzienlijk deel van de activa van de balans, wat zorgt voor een

kleiner totaal vermogen. Een tweede significante relatie is deze tussen de dummy variabele

private equity en de algemene graad van financiële onafhankelijkheid. Deze ratio is kleiner bij

de door private equity beheerde woonzorgcentra.De schuldeisers van deze inrichtingen zullen

bijgevolg minder beschermd zijn. Tot slot stellen we een significante negatieve relatie vast

tussen winststrevende inrichtingen en de acid test. Deze woonzorgcentra kennen een minder

sterke liquiditeitspositie in vergelijking met de overige zorginstellingen. Baserende op de

Page 59: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

50

literatuur, is dit waarschijnlijk een gevolg van de grotere financiële verplichtingen in verband

met interestbetaling en aflossing van schulden.

Ook bij de controlevariabelen zijn enkele significante invloeden terug te vinden. Zo zou de

nettorentabiliteit significant lager liggen bij woonzorgcentra die over een groter aandeel RVT-

bedden beschikken. Vermoedelijk is de meerkost voor zwaar zorgbehoevende bewoners

groter dan de ermee gepaard gaande inkomsten. Verder heeft de dagprijs een negatieve

invloed op de omloopsnelheid van het totale vermogen, maar een positieve invloed op de

graad van financiële onafhankelijkheid. Hier zien we niet direct een logische verklaring voor.

Tot slot stellen we vast dat winststrevende woonzorgcentra die het VZW-statuut aannemen

en derhalve extra subsidies ontvangen, een significant hogere schuldgraad hebben.

Page 60: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

51

Tabel 12: Regressieresultaten financiële performantie: invloed Private Equity7

Tabel 13: Regressieresultaten financiële performantie: invloed Winststrevende woonzorgcentra7

7 *p < 0.1, **p < 0.05, ***p < 0.01.

Page 61: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

52

DEEL IV: BEPERKINGEN EN ALGEMEEN BESLUIT

Hoofdstuk 1: Beperkingen

In deze studie onderzoeken we de sociale en financiële performantie van woonzorgcentra

alsook de eventuele verschillen tussen de types beheersinstanties.

Wat de sociale performantie betreft, doen we een beroep op de rapporten ‘Kwaliteit van zorg

en veiligheid en kwaliteit van zorgverleners en zorgorganisatie’ en ‘Bevraging bij bewoners

over kwaliteit van leven in woonzorgcentra’ van het Agentschap Zorg en Gezondheid. De

metingen van deze kwaliteitsindicatoren vonden echter op verschillende tijdstippen plaats.

Terwijl de metingen van de zorgkwaliteit reeds in 2013 plaatsvonden, werd de kwaliteit van

leven pas in 2014 gemeten. Hoewel dit op zich geen groot probleem vormt, zou het toch

consistenter zijn om gegevens uit dezelfde periode te gebruiken. Een tweede beperking is dat

de opgenomen indicatoren geen uitspraak doen over de aard van de kwaliteit. Indicatoren

hebben enkel een signalerende functie en laten bijgevolg niet toe conclusies te trekken.

Daarvoor is een meer uitgebreide evaluatie nodig. Verder moet opgemerkt worden dat alle

metingen met betrekking tot de zorgkwaliteit gebaseerd zijn op zelfregistraties. Deze

gegevens dienen derhalve met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. De data

rond de levenskwaliteit werden verzameld via bevragingen bij de bewoners of hun

contactpersoon. Hoewel deze persoonlijke opinies geen objectief beeld vormen, zijn ze

minstens even bruikbaar. Kwaliteit van leven houdt namelijk verband met het welzijn en de

tevredenheid bij bewoners.

Ook wat het onderzoek naar de financiële performantie betreft, zijn er enkele belangrijke

beperkingen. Voornamelijk de gegevensverzameling vormde een obstakel. Zo beschikken we

over vrij weinig gegevens van openbare inrichtingen. Hoewel meer dan 200 OCMW’s

gecontacteerd werden, hebben we slechts van 25 instanties de volledige jaarrekening

ontvangen. Bovendien worden openbare instellingen aan andere boekhoudkundige regels

onderworpen. Dit maakt de vergelijking tussen de verschillende types beheersinstanties

complexer en minder juist. Zo worden liquide middelen en dergelijke steeds op een

geconsolideerde jaarrekening van het OCMW geboekt (P. Ameel, persoonlijke communicatie,

Page 62: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

53

2015). Liquiditeitsratio’s opstellen en vergelijken is bijgevolg niet zinvol. Ook cashflow ratio’s

kunnen niet berekend worden, vermits we geen kasstroomoverzicht ter beschikking hebben.

Ook bij de gegevensverzameling van de overige woonzorgcentra deden zich een aantal

moeilijkheden voor. Verscheidene ketens werken namelijk met een geconsolideerde

jaarrekening. Dit wil zeggen dat de boekhouding van de individuele woonzorgcentra

gecentraliseerd wordt op één jaarrekening, deze van het moederbedrijf. Hierdoor is het niet

mogelijk om de financiële prestaties van de afzonderlijke entiteiten te beoordelen. Het

gebruik van ratio’s maakt de vergelijking tussen ketens onderling wel mogelijk.

Hoofdstuk 2: Algemeen besluit

De doelstelling van deze scriptie is een duidelijk beeld weer te geven van de wijzigingen

binnen de Vlaamse woonzorgsector.

De verdergaande vergrijzing die onze maatschappij treft, doet de vraag naar residentiële

ouderenzorg steeds toenemen. Deze tendens heeft de aanbodzijde ertoe aangezet om de

nodige stappen te ondernemen. Terwijl de christelijke koepel Zorgnet Vlaanderen grondig

investeert in nieuwe woonzorgcentra, is dit niet vanzelfsprekend voor de openbare sector die

kampt met schaarser wordende financiële middelen. Het aanbodtekort dat heerst, wordt

ingevuld door privéondernemers (De Tijd, 2013). Tot deze groep van private instellingen

behoren ook de private equitygroepen. Met hun relatief korte beleggingshorizon van zeven

tot tien jaar, ligt de focus bij deze bedrijven voornamelijk op winstgevendheid. Dit kan

mogelijk een invloed hebben op het sociale beleid. Onze onderzoeksvraag luidt daarom als

volgt: “Wat is de impact van private equity op de financiële en sociale prestaties van

woonzorgcentra?”. Ter uitbreiding bekeken we ook de invloed van winststrevende

inrichtingen in het algemeen.

In deel II van deze studie werden de sociale prestaties van de Vlaamse woonzorgcentra

onderzocht. We zijn nagegaan hoe winststrevende instanties en de door private equity

beheerde inrichtingen in het bijzonder presteren in vergelijking met de overige

woonzorgcentra. Zowel de kwaliteit van de zorg, zorgverleners en zorgorganisatie als de

levenskwaliteit werden in kaart gebracht. Hiervoor deden we een beroep op de rapporten

‘Kwaliteit van zorg en veiligheid en kwaliteit van zorgverleners en zorgorganisatie’ en

‘Bevraging bij bewoners over kwaliteit van leven in woonzorgcentra’ van het Agentschap Zorg

Page 63: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

54

en Gezondheid. De resultaten omtrent de zorgkwaliteit vertonen weinig significante

verschillen. De percentages met betrekking tot doorligwonden, valincidenten en up-to-date

zorgplannen verschillen nergens significant. Het percentage overlijdens in het

woonzorgcentrum zelf is daarentegen wel significant hoger bij woonzorgcentra beheerd door

openbare instanties en VZW’s. Verder stellen we vast dat zowel de door private equity

beheerde woonzorgcentra als de winststrevende instanties in het algemeen een significant

hoger personeelsverloop kennen. De resultaten omtrent de levenskwaliteit tonen aan dat

woonzorgcentra beheerd door private equity en private investeringsgroepen een lagere

zorgscore hebben in vergelijking met de niet- winststrevende inrichtingen. Deze negatieve

zorgscore wordt voornamelijk gedreven door een lagere score op de thema’s

‘vraaggerichtheid’, ‘zich prettig voelen’ en ‘informatie over het woonzorgcentrum’.

In deel III van deze masterproef werden de financiële prestaties van de instellingen

geanalyseerd. Voor dit onderzoek werden de gegevens van de reeds in de steekproef

opgenomen woonzorgcentra aangevuld met informatie uit de databank Belfirst van Bureau

van Dijk. De jaarrekeningen van openbare instanties kunnen echter niet publiekelijk

geraadpleegd worden. Een rondvraag bij de bevoegde OCMW’s stelde ons evenwel in staat

om ook deze inrichtingen in onze analyse op te nemen. De financiële prestaties werden

gemeten aan de hand van zowel rentabiliteits-, solvabiliteits- als liquiditeitsratio’s. De return

on equity en omloopsnelheid van het totale vermogen dienen als maatstaf voor de

rentabiliteit. Bij openbare woonzorgcentra blijkt de ROE sterk negatief te zijn, hetgeen in lijn

ligt met de bevindingen in recent verschenen artikels (Vergauwen, 2015). De door VZW’s

beheerde zorginstellingen daarentegen doen het ondanks hun niet-winststrevende beleid vrij

goed. De resultaten van de inrichtingen beheerd door private investeringsgroepen zijn minder

eenduidig. Hoewel de omloopsnelheid van hun totale vermogen groot is, hebben ze toch een

negatieve ROE. Dit is mogelijk te wijten aan de cost-plus mechanismen die sommige

woonzorgcentra hanteren. Inrichtingen die het VZW-statuut aannemen, kunnen namelijk via

het aanrekenen van overdreven kosten hun winsten doorsluizen naar het moederbedrijf. De

resultaten van de door private equity beheerde woonzorgcentra blijken eenduidiger te zijn.

Zowel de omloopsnelheid van het totale vermogen als de return on equity zijn vrij hoog. Dit is

conform de literatuur. Uit de solvabiliteits- en liquiditeitsratio’s kunnen we afleiden dat

inrichtingen beheerd door private equity en private investeringsgroepen meer risico’s nemen.

Page 64: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

55

Ze vertonen een lagere graad van financiële onafhankelijkheid en beschikken over een

kleinere veiligheidsmarge.

Algemeen kunnen we stellen dat er degelijke aanwijzingen zijn dat de door private equity

beheerde zorginstanties financieel beter presteren. Dit zou deels ten koste gaan van de

sociale prestaties. Hoewel de kwaliteit van zorg geen enorme verschillen vertoont, ervaren de

bewoners van geprivatiseerde instellingen toch een mindere levenskwaliteit.

Wij willen echter duidelijk de aandacht vestigen op de beperkingen beschreven in het vorige

hoofdstuk en benadrukken de nood aan verder onderzoek.

Page 65: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

V

BIBLIOGRAFIE

1. Wetenschappelijke artikelen

Amirkhanyan, A., Kim, H. J., & Lambright, K. T. (2008). Does the public sector outperform the nonprofit and for-profit sectors? Evidence from a national panel study on nursing home quality and access. Journal of Policy Analysis and Management, 27(2): 326-353. Baldwin, A. (2012). Private Equity and Agency Costs: an Economic Analysis. Economic Affairs, 32(3): 107-109. Banaszak-Holl, J., Berta, W. B., Bowman, D. M., Baum, J. A. C., & Mitchell, W. (2002). The rise of human service chains: antecedents to acquisitions and their effects on the quality of care in US nursing homes. Managerial and Decision Economics, 23(4-5): 261-282. Boterberg, L., Speybroeck, I. (2015). Woonzorgcentra beheerd door private equity: “Een tang op een varken?” (Masterproef, Ugent, Gent, België). Cadigan, R. O., Stevenson, D. G., Caudry, D. J., & Grabowski, D. C. (2015). Private investment purchase and nursing home financial health. Health services research, 50(1): 180-196. Costermans, J. (2007). Invloed van schaalgrootte op de financiële situatie van rusthuizen (Masterproef, KU Leuven, Leuven, België). Gerstner, E. (1985). Do higher prices signal higher quality?. Journal of marketing research, 22(2): 209-215. Grabowski, D. C. & Stevenson, D. G. (2008). Ownership Conversions and Nursing Home Performance. Health Services Research, 43(4): 1184-1203. Hansmann, H. (1987). Economic theories of nonprofit organization. The nonprofit sector: A research handbook, 1: 27-42. Harrington, C., Olney, B., Carrillo, H., & Kang, T. (2012). Nurse Staffing and Deficiencies in the Largest For-Profit Nursing Home Chains and Chains Owned by Private Equity Companies. Health Services Research, 47(1pt1): 106-128. Harrington, C., Woolhandler, S., Mullan, J., Carrillo, H., & Himmelstein, D. U. (2002). Does Investor-Ownership of Nursing Homes Compromise the Quality of Care? International Journal of Health Services, 32(2): 315-325. Jensen, M. C. (1986). Agency cost of free cash flow, corporate finance, and takeovers. Corporate Finance, and Takeovers. American Economic Review, 76(2). Jensen, M. C. & Meckling, W. H. (1976). Theory of the firm: Managerial behavior, agency costs and ownership structure. Journal of Financial Economics, 3(4): 305-360.

Page 66: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

VI

O’Neill, C., Harrington, C., Kitchener, M., & Saliba, D. (2003). Quality of Care in Nursing Homes: An Analysis of Relationships Among Profit, Quality, and Ownership. Medical Care, 41(12): 1318-1330. Ooghe, H., Vander Bauwhede, H.,& Van Wymeersch, C. (2012) Handboek financiële analyse van de onderneming: Theorie en toepassing op de jaarrekening volgens Belgian GAAP en IFRS (Vierde editie). Antwerpen: Intersentia. Pradhan, R., Weech-Maldonado, R., Harman, J. S., Laberge, A., & Hyer, K. (2013). Private equity ownership and nursing home financial performance. Health Care Management Review, 38(3): 224-233.

2. Studies

Agentschap Zorg en Gezondheid, (2014). Meten van kwaliteit van leven in de Vlaamse woonzorgcentra (1.2)., pp. 1-24. Agentschap Zorg en Gezondheid, (2014). Vlaams indicatorenproject woonzorgcentra: handleiding (1.6)., pp. 1-130. Europese Commissie, (2014). The 2015 Ageing Report., pp. 13-15. VIPA (2013). Jaarverslag

3. Artikels

Belga. (31 juli 2013). De strijd tegen private rusthuizen is een achterhoedegevecht. De tijd. Geraadpleegd via http://www.tijd.be/opinie/analyse/De_strijd_tegen_private_rusthuizen_is _een_achterhoede gevecht.9382983-2336.art?ckc=1 Mouton, A. (31 oktober 2013). Vergrijzing treft België harder dan de rest van Europa. Knack Trends. Geraadpleegd via http://trends.knack.be/economie/beleid/vergrijzing-treft-belgie-harder-dan-de-rest-van-europa/article-normal-254215.html Vergauwen, E. (16 december 2015). OCMW-rusthuizen boeken forse verliezen. De Standaard. Geraadpleegd via http://www.standaard.be/cnt/dmf20151215_02023331

4. Interviews

Ameel P., financieel beheerder OCMW Maldegem (2015)

5. Websites

American Institutes for Research. (2015). What are longitudinal data?. Geraadpleegd via http://www.caldercenter.org/what-are-longitudinal-data

Page 67: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

VII

Federaal Planbureau. (2015). Demografische indicatoren per gewest. Geraadpleegd via http://www.plan.be/databases/database_det.php?lang=nl&ID=35 Financieel Management. (2007). Wat is de definitie en betekenis van de omloopsnelheid van het totale vermogen?. Geraadpleegd via http://financieel-management.nl/artikel/wat-is-de-definitie-en-betekenis-van-de-omloopsnelheid-van-het-totale-vermogen FOD Justitie. (2015). Vereniging zonder winstoogmerk. Geraadpleegd via http://justitie.belgium.be/nl/themas_en_dossiers/verenigingen_en_stichtingen/vzw/ FOD Sociale Zekerheid. (2015). Vergrijzing van de bevolking. Geraadpleegd via https://www.socialsecurity.be/citizen/nl/over-de-sociale-zekerheid/inleiding Locus. (2015). De Beleids- en beheerscyclus. Geraadpleegd via http://www.locusnet.be/portaal/Locus/Wet_en_Regelgeving/BBC1/ Portaal Belgium. (2012). OCMW. Geraadpleegd via http://www.belgium.be/nl/familie/sociale_steun/ocmw/ RIZIV. (2015). Financiering van de personeelskosten in ROB, RVT en CDV. Geraadpleegd via http://www.inami.fgov.be/nl/professionals/verzorgingsinstellingen/rustoorden/Pa ginas/financiering-personeelskosten-rob-rvt-cdv.aspx#.VoPuVkLjt6A Tilburg University. (2016). Correlaties. Geraadpleegd via https://www.tilburguniversity.edu/nl/studenten/vaardigheden/spsshelpdesk/edesk/correlat/ Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. (2015). Woonzorgcentra: subsidies voor animatiewerking. Geraadpleegd via http://www.avcb-vsgb.be/nl/subsidies.html?sub_id=137 VIPA. (2015). Het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). Geraadpleegd via http://www4wvg.vlaanderen.be/wvg/vipa/Paginas/Default.aspx Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. (2014). Animatiewerking in woonzorgcentra. Geraadpleegd via https://www.zorg-en-gezondheid.be/Beleid/Procedures/Residentiele-ouderenzorg/Animatiewerking-in-woonzorgcentra/ Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. (2015). Erkende/geplande capaciteit per gemeente voor woonzorgcentra op 1 september 2015. Geraadpleegd via https://www.zorg-en-gezondheid.be/programmatiewoonzorgcentra/ Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. (2015). Erkende/geplande voorzieningen per gemeente voor woonzorgcentra op 1 september 2015. Geraadpleegd via https://www.zorg-en-gezondheid.be/programmatiewoonzorgcentra/

Page 68: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

VIII

Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. (2015). Het zorgstrategische plan. Geraadpleegd via https://www.zorg-en-gezondheid.be/Beleid/Procedures/ Residentiele-ouderenzorg/Het-zorgstrategische-plan/#aankondiging Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. (2014). Residentiële ouderenzorg. Geraadpleegd via https://www.zorg-en-gezondheid.be/zorgaanbod/residentiele-ouderenzorg/ Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. (2014). Veelgestelde vragen over de kostprijs. Geraadpleegd via http://www.zorg-en-gezondheid.be/Zorgaanbod/Residentiele-ouderenzorg/Rusthuisinfofoon/Veelgestelde-vragen-over-de-kostprijs/ Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. (2014). Veelgestelde vragen over ROB en RVT. Geraadpleegd via http://www.zorg-en-gezondheid.be/Zorgaanbod/Residentiele-ouderenzorg/Rusthuisinfofoon/Veelgestelde-vragen-over-ROB-en-RVT/ Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. (2014). Woonzorgcentra en rust- en verzorgingstehuizen. Geraadpleegd via https://www.zorg-en-gezondheid.be/Zorgaanbod/Residentiele-ouderenzorg/Woonzorgcentra-en-rust-en-verzorgingstehuizen/ VSPF. (2015). Sociale Maribel. Geraadpleegd via http://www.vspf.org/sociale-maribel

Page 69: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

IX

BIJLAGEN

Bijlage 1: InterRAI ‘kwaliteit van leven’ meetinstrument

In onderstaande bijlage vindt u alle vragen die gesteld werden om tot een score per thema te

komen.

Privacy

Bij het zorggeven wordt mijn privéleven gerespecteerd.

Ik kan alleen zijn wanneer ik dat wil.

Veiligheid

Ik denk dat mijn spullen hier veilig zijn.

Ik voel me veilig wanneer ik alleen ben.

Wanneer ik onmiddellijk hulp nodig heb, kan ik die krijgen.

Respect

De medewerkers hebben aandacht voor me.

Ik word met respect behandeld door de mensen die me helpen en verzorgen.

Ik kan mijn mening geven zonder bang te zijn voor de gevolgen.

De medewerkers hebben respect voor waar ik van hou en niet van hou.

Vraaggerichtheid

De verzorgenden weten waarmee ze bezig zijn.

De zorg en steun die ik krijg helpen me te leven zoals ik wil.

Ik kan de gezondheidszorg krijgen die ik nodig heb.

De verzorgenden hebben genoeg tijd voor me.

Medewerkers reageren snel als ik om hulp vraag.

Medewerkers gaan op mijn suggesties is.

Page 70: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

X

Zich prettig voelen

Ik zou (deze instelling) anderen aanbevelen.

Ik kan gemakkelijk naar buiten wanneer ik dat wil.

Ik krijg hier de zorg en dienstverlening die ik nodig heb.

Ik heb last van het lawaai hier.

*Dit item werd omgekeerd gescoord: Nooit=5; Altijd=1

Ik voel me hier thuis.

Ik maak gebruik van de gemeenschappelijke ruimten.

Autonomie

Ik beslis zelf hoe ik mijn tijd doorbreng.

Ik kies zelf uit welke kleding ik aandoe.

Ik kan gaan en staan waar en wanneer ik wil.

Ik bepaal zelf wanneer ik naar bed ga.

Ik bepaal wie er in mijn kamer binnenkomt.

Ik kan zo vaak in bad of douchen als ik wil.

Ik bepaal zelf wanneer ik opsta.

Maaltijden

Ik heb voldoende afwisseling in mijn eten.

Ik krijg hier lekker eten.

Het eten is op de juiste temperatuur wanneer ik het krijg.

Ik geniet van de maaltijden.

Ik kan eten wanneer ik dat wil.

Page 71: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

XI

Persoonlijke omgang met medebewoners

Je kunt hier gemakkelijk vrienden maken

Een andere bewoner hier is een goede vriend/vriendin van me.

Ik heb mensen die samen met mij dingen willen doen.

Mensen vragen me om hulp of om raad.

Ik heb mogelijkheden tot genegenheid of romantiek

Een band voelen met personeel

Medewerkers nemen de tijd voor een vriendelijk praatje met me.

Ik beschouw een medewerker als vriend van me.

Medewerkers vragen me wat ze voor me kunnen doen.

Er zijn medewerkers die mijn levensverhaal kennen.

Ik heb op de meeste dagen van de week dezelfde verzorgende

Informatie WZC

Ik krijg informatie over de activiteiten die ik hier kan doen.

Ik krijg inspraak in de opmaak van mijn zorgplan.

Ik krijg informatie over de leefgewoonten in het woonzorgcentrum.

Ik krijg informatie over de zorg die ik hier krijg of kan krijgen.

Ik kan met een medewerker praten over wat ik graag wil op het einde van mijn leven.

Keuze activiteiten

Ik kan met gelijkgestemde bewoners tijd doorbrengen.

Ik nam de afgelopen week aan zinvolle activiteiten deel.

Ik heb hier in het weekend aangename dingen te doen.

Ik kan hier nieuwe vaardigheden en interesses verkennen.

Als ik wil kan ik aan religieuze activiteiten deelnemen waar ik belang aan hecht.

Page 72: Zegen of Vloek? De Impact van Private Equity op het Beleid ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/813/RUG01-002273813_2016_0001_AC.pdfIn Hoofdstuk 2 worden de woonzorgcentra en de verschillende

XII

Bijlage 2: Katz-schaal

Bijlage 3 Onder gesloten omslag toe te sturen naar de adviserend geneesheer

Verpleegkundige verzorging - Evaluatieschaal - tot staving van de aanvraag tot forfaitair honorarium per verzorgingsdag (1) - tot kennisgeving van toiletverzorging (1)

Identificatiegegevens van de rechthebbende Naam en voornaam: ...............................................................................................................................

Adres (hoofdverblijfplaats): ....................................................................................................................

Geboortedatum: .....................................................................................................................................

Inschrijvingsnummer sociale zekerheid (INSZ): ......................................................................................

Inschrijvingsnr. V.I (alleen voor patiënten zonder INSZ): ........................................................................................

Identificatienr. V.I. :

Adres verzorgingsplaats (indien anders dan de hoofdverblijfplaats): ....................................................................................... Ondergetekende…………………………………………………………………………………………………………………………………………ingeschreven op de

lijst der verpleegkundigen van het R.I.Z.I.V., onder het nummer verklaart dat: - de fysieke afhankelijkheid van de rechthebbende, conform met de nomenclatuur van de verpleegkundige verzorging, als volgt kan worden omschreven:

Evaluatieschaal Criterium Score 1 2 3 4

Zich wassen kan zichzelf helemaal wassen

zonder enige hulp heeft gedeeltelijke hulp nodig om zich te wassen boven of onder de gordel

heeft gedeeltelijke hulp nodig om zich te wassen zowel boven als onder de gordel

moet volledig worden geholpen om zich te wassen zowel boven als onder de gordel

Zich kleden kan zich helemaal aan- en

uitkleden zonder enige hulp heeft gedeeltelijke hulp nodig om zich te kleden boven of onder de gordel (zonder rekening te houden met de veters)

heeft gedeeltelijke hulp nodig om zich te kleden zowel boven als onder de gordel

moet volledig worden geholpen om zich te kleden zowel boven als onder de gordel

Transfer en verplaatsingen is zelfstandig voor de transfer

en kan zich volledig zelfstandig verplaatsen zonder mechanisch(e) hulpmiddel(en) of hulp van derden

is zelfstandig voor de transfer en voor zijn verplaatsingen, mits het gebruik van mechanisch(e) hulp-middel(en) (kruk(ken), rolstoel, …)

heeft volstrekte hulp van derden nodig voor minstens één van de transfers en/of zijn verplaat-singen

is bedlegerig of zit in een rolstoel en is volledig afhankelijk van anderen om zich te verplaatsen

Toiletbezoek kan alleen naar het toilet gaan,

zich kleden en zich reinigen heeft hulp nodig voor één van de drie items: zich verplaatsen of zich kleden of zich reinigen

heeft hulp nodig voor twee van de drie items: zich verplaatsen en/of zich kleden en/of zich reinigen

heeft hulp nodig voor de drie items: zich verplaatsen en zich kleden en zich reinigen.

Continentie is continent voor urine en faeces is accidentieel incontinent voor

urine of faeces (inclusief blaassonde of kunstaars)

is incontinent voor urine (inclusief mictietraining) of voor faeces

is incontinent voor urine en faeces

Eten kan alleen eten en drinken heeft vooraf hulp nodig om te

eten of te drinken heeft gedeeltelijke hulp nodig tijdens het eten of drinken

de patiënt is volledig afhankelijk om te eten of te drinken

- in geval van een score 2 voor het criterium ‘continentie’: bij de rechthebbende een combinatie van nachtelijke urine-incontinentie en occasionele

urine-incontinentie overdag werd vastgesteld: .................................................................................................................... JA □ NEE □ (1) en stelt de

adviserend geneesheer ervan in kennis dat hij/zij bij de rechthebbende begint met de verzorging: op datum van

............................................................................................................................. ............................................. gedurende een periode die eindigt op

................................................................................................................................................

Indien verzorging werd voorgeschreven, identificatie van de voorschrijvende geneesheer: naam:……………………………………………………………… RIZIV-nummer :

Op basis van bovenstaande evaluatieschaal wordt forfait A / forfait B / forfait C (2) aangevraagd, wordt toiletverzorging ter kennis gegeven (2).

Het geneeskundig getuigschrift opgemaakt door de behandelend geneesheer, overeenkomstig het model vastgelegd door het Verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging, waaruit blijkt dat de rechthebbende gedesoriënteerd is in tijd en ruimte, is/is niet (2) bijgevoegd (Artikel 8, § 6 van de nomenclatuur) identificatie van de voorschrijvende geneesheer van dit geneeskundig getuigschrift:

naam:……………………………………………………………… RIZIV-nummer : ............................................. De verpleegkundige,

(datum, naam en handtekening)

(1) Aankruisen wat past (2) Schrappen wat niet past