Upload
ngohanh
View
215
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1
De Kraanvogel
Zorgplan 2015-2016
2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave Zorgplan de Kraanvogel blz. 2
Hoofdstuk 1: Visie op zorg blz. 4 1.1 Actuele ontwikkelingen
1.2 Hoe gaan wij hiermee om? blz.4
1.3 Uitgangspunten van de leerlingenzorg op de Kraanvogel blz.7
1.4 Visie/missie m.b.t. het zorgbeleid blz.7
Goed pedagogisch klimaat
Denken in mogelijkheden van een kind
Proactief denken
Gericht op werkproblemen
Volgen van kinderen
Externe deskundigheid
Aansluiting op V.O.
Hoofdstuk 2: Zorgverbreding blz. 9
2.1 Stappenplan blz. 9
Waarnemen
Begrijpen
Plannen
Realiseren
Evalueren
2.2 Leerlingniveau blz.9
2.3 Schoolniveau blz.10
Schoolevaluatie
Dwarsdoorsnede
Trendanalyse-volgmodel jaargroepen
Trendanalyse-volgmodel leerlingen
Groepsanalyse
Computerregistratie en digitale dossiervorming
2.4 Toetsen blz.11
3
Hoofdstuk 3: Structuur van afstemming blz. 17
3.1 niveau 1: Afstemming op groepsniveau blz. 18
HGW cyclus
Werken met groepsoverzichten en groepsplannen
Gebruikte gegevens van de leerlingen
Onderwijs (instructie)behoefte bepalen
Groepsplan in stappen
Werken met handelingsplannen
Werken met individuele leerlijnen
Werken met ontwikkelingsperspectief
3.2 niveau 2: Afstemming op schoolniveau blz. 26
Directie en afstemming
Klassenbezoeken en coachen
Groepsbesprekingen
Leerling-bespreking
Leerling-bespreking in multidisciplinair overleg met Zorg team
Samenwerken met schoolgebonden partners
3.3 niveau3: Zorg op bovenschools niveau blz. 33
Criteria risicoleerlingen cq leerlingen met specifieke onderwijsbehoefte
Hoofdstuk 4: Dossiervorming en registratie blz. 30
4.1 Klassenmap
4.2 Groepszorgmap
4.3 Leerlingzorgmap
4.4 Leerling-dossier
Hoofdstuk 5: Beleid blz. 32
5.1 Specifieke aandacht voor intelligente en (hoog)begaafde leerlingen blz.32
Verantwoording
Differentiatie in een jaargroep
Uitwerking in de praktijk
Versnelling of vervroegde doorstroming
Compacten
Verrijken
Verbreden
Plusgroep
Externe deskundige
Borging kwaliteit
5.2 Leesproblemen en dyslexie blz. 41
4
Hoofdstuk 1. Visie op zorg
1.1 Actuele ontwikkelingen
In het kader van ‘Passend Onderwijs’ wordt van de leerkracht verwacht dat hij/zij in kan
spelen op de specifieke leerbehoeften van leerlingen. Om dit mogelijk te maken richt het
team van de Kraanvogel zich op het ‘handelingsgericht werken’, waarbij professionalisering
van de leerkracht en afstemming op de behoefte van de leerling prioriteit hebben.
Vanuit het onderwijskundig concept (bv coöperatief leren en zelfstandig werken) is het
streven om de zorg voor leerlingen vooral in de groep te laten plaatsvinden, door de
leerkracht (leerkracht als regisseur van de groep). Om dit te kunnen realiseren, is het accent
op preventieve zorg van belang. Vroegsignalering waarbij het signaal dan ook in de
onderbouw aanleiding voor een grondige analyse van de onderwijsbehoeften geeft.
De leerkracht wordt ondersteund vanuit een interactioneel referentiekader dat wil zeggen:
deze leerling, in deze groep met deze leerkracht. De intern begeleider heeft dan vooral de
rol van coach, de leerkracht is de eerste verantwoordelijke voor het onderwijs en de zorg in
de groep.
Op school is een kind geen ‘zorgleerling’ maar spreken we in termen van ‘leerling met
specifieke onderwijsbehoeften’. Hiermee wordt benadrukt dat de leerling niet de ‘oorzaak’ is
met een ‘probleem’, maar wordt de leerkracht centraal gesteld: wat kan deze doen om het
onderwijs zo te arrangeren dat dit past bij de onderwijsbehoefte van die leerling. De
leerkracht is verantwoordelijk voor het onderwijsaanbod en het signaleren van stagnatie.
1.2 Hoe gaan wij hier mee om?
Bovenstaande ontwikkeling heeft gevolgen voor het zorgsysteem van De Kraanvogel. De
zorg wordt gericht op:
de didactische en/of pedagogische hulpvragen van een kind
Leerlingenzorg begint bij het dagelijks zorgen voor kinderen: het ’s ochtends begroeten,
aandacht hebben voor de verhalen van de kinderen, goed kijken naar kinderen, hier
adequaat op inspelen en kinderen positief benaderen. Hierdoor ontstaat een goed
pedagogisch klimaat, waarbinnen kinderen zich prettig kunnen ontwikkelen.
Onze didactische begeleiding sluit aan bij de hulpvraag van het kind. We bieden instructie
op maat, afgestemd op de onderwijsbehoefte van het kind.
de vaardigheden van de leerkracht en intern begeleider die het mogelijk maken om
aan de hulpvraag van het kind te kunnen voldoen.
Niet de hulpvraag van het kind, maar de kwaliteiten van de leerkracht bepalen of de leerling
optimale zorg krijgt. De intern begeleider coacht leerkrachten hierbij. We richten ons op de
professionalisering van de leerkracht en de intern begeleider op dit gebied. De leerkrachten
worden gecoacht om doelgericht en opbrengstgericht te werken. Er wordt van de
leerkrachten een reflecterende houding verwacht ten aanzien van het geboden onderwijs.
Een belangrijke taak is dus weggelegd voor de groepsleerkracht. Zij/hij is in eerste instantie de
spil van de zorg voor het kind. Welke kwaliteiten vragen wij van onze collega’s om deze
5
zorgtaak te kunnen vervullen? De leerkracht dient te beschikken over de volgende
kwaliteiten:
Zij/hij :
geeft de leerlingen voldoende tijd en gelegenheid tot leren
is duidelijk op de hoogte van onderwijskundig verantwoorde methoden.
stelt duidelijke doelen
geeft effectieve instructie en verwerking
voert een goed klassenmanagement
hanteert een leerlingvolgsysteem
schept een positief werkklimaat
hanteert een flexibele klassenorganisatie
werkt samen met collega’s en vraagt om hulp indien nodig.
evalueert regelmatig de vorderingen van de leerlingen
signaleert een leerling die opvalt in zijn ontwikkeling en/of leervorderingen.
kan een handelingsplan (betreffende een individueel kind of een groep) opstellen en
uitvoeren.
kan de uitvoering van dit plan evalueren.
De leerkracht wordt bij haar/zijn taak ondersteund door anderen o.a. de intern begeleider:
De intern begeleider heeft als taak om leerkrachten te ondersteunen in het bieden van zorg.
De taken van de intern begeleider zijn o.a:
Toetsing:
Leerlingvolgsysteem:
opstellen toets kalender
voorbereiden toetsing (o.a. zorg voor de nodige materialen)
analyseren van de toetsen in het Leerlingvolgsysteem
bespreken van de toets resultaten met de groepsleerkrachten
evaluatie van de toetsing ten behoeve van:
- directie en het team
- medezeggenschapsraad
- schoolbestuur
- inspectie
diagnostisch onderzoek
(mede-)opstellen van een Ontwikkelingsperspectief (OPP)
klassenbezoek met betrekking tot zorgleerlingen
ondersteunen bij het opstellen van groepsplannen
bewaken van de dossiervorming en dossier
zorgdragen voor de afname van het dyslexieprotocol en
daaruit voortvloeiende activiteiten
Overleg:
zorgvergaderingen met de directie
zorgvergaderingen met directie en externe deskundigen
zorgvergaderingen met onderbouw-middenbouw-bovenbouw
aansturen van de remedial teacher
met ambulant begeleiders, netwerk intern begeleiders van het
samenwerkingsverband binnen Almere
netwerk intern begeleiders binnen en buiten Prisma
externe organisaties als Passend Onderwijs Almere
TLO
6
( Toeleidings Overleg)
zorg dragen voor de Toelaatbaarheids Verklaring
Organiseren van TLV
Beleidstaken:
verder ontwikkelen DIM en klassenbezoeken
bewaker van het proces
De remedial teacher/ speciale leerkracht (begeleider leerlingen met rugzak)
Remedial teaching (RT) wil zeggen dat er pedagogische en didactische hulp wordt
geboden aan leerlingen, buiten de groep. De interne begeleider beslist samen met de
leerkracht welke leerlingen in aanmerking komen voor remedial teaching. De interne
begeleider heeft daarvoor leerlingbesprekingen gehad met de leerkracht. Binnen het
groepsplan beschrijft de leerkracht welke doelen bereikt moeten worden.
De activiteiten van de remedial teacher zijn als volgt te omschrijven:
Individuele begeleiding of begeleiding in kleine groepjes
Planmatig werken: signaleren, diagnosticeren, remediering, evaluatie
Doelgericht en intensief werken met een leerling of leerlingen
Hulp op maat n.a.v. een hulpvraag
Leerlingen met Arrangement
Aanleren van vaardigheden om met leerproblemen of stoornis om te kunnen
omgaan
Ondersteunen in een handelingsplan maken dat in de groep gebruikt kan worden
Het aanbieden van een tweede leerlijn
Zorgdragen voor materialen en onderwijsmiddelen voor leerlingen met een
achterstand.
Overleg met ambulante begeleiding van Passend Onderwijs Almere
Ondersteunen van de leerkracht bij het opstellen/uitvoeren van het handelingsplan
Leerlingen ondersteunen die niet mee kunnen komen met de reguliere methode
Verslag uitbrengen naar de leerkracht en de interne begeleider van de vorderingen
en evaluatie van het handelingsplan
Alle activiteiten vallen onder de eindverantwoordelijkheid van de intern begeleider.
De ambulant begeleider:
De ambulante begeleider Passend Onderwijs Almere. Zij begeleidt leerkrachten. Deze
begeleiding is voor een lange periode. Zij/hij observeert, geeft adviezen voor het
werken in de groep, draag materiaal aan, maakt verslagen enz. De ambulant
begeleider heeft ook contact met de ouders.
De schoolleiding:
De schoolleiding heeft (binnen de zorg) als taak de school zo optimaal mogelijk te laten
functioneren, zodat zorg kan worden voorkomen. De taken zijn:
schept een positief (werk-)klimaat voor leerling, leerkrachten en ouders
het ondersteunen van de intern begeleider bij het maken van een trendanalyse uit
de gegevens van het leerlingvolgsysteem
het stellen van een schooldiagnose n.a.v. de halfjaarlijkse toetsing en eventueel te
nemen maatregelen. Dit wordt verwerkt in een meer jaren activiteitenplan.
7
mede bewaken van de continuïteit van het leerlingvolgsysteem en de
schoolverbetering
1.3 Uitgangspunten van de leerlingzorg
Onder risicoleerlingen verstaan we:
Leerlingen die bij de CITO LOVS IV niveau scoren;
Leerlingen die meerbegaafd zijn (niveau I scores >3 toets periodes achtereenvolgend op
begrijpend lezen of rekenen);
Leerlingen met opvallend leergedrag;
Leerlingen met opvallend gedrag.
Onder leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften verstaan we:
Leerlingen met een arrangement;
Leerlingen met een sbo-indicatie;
Leerlingen met de indicatie Pro of LWOO;
Leerlingen die bij de CITO LOVS niveau V scoren (scores >3 toetsperiodes
achtereenvolgend op begrijpend lezen of rekenen);
Leerlingen met meer dan 10 DLE’s achterstand voor rekenen/wiskunde en/ of taal en/of
begrijpend lezen;
Leerlingen met een individuele leerlijn;
Leerlingen met een diagnose volgens DSM IV en/ of indicatie;
Leerlingen met een vastgestelde leerstoornis als bijvoorbeeld dyslexie;
Leerlingen die vastgesteld hoogbegaafd zijn.
NB de intern begeleider heeft een stand van zakenlijst waarin een overzicht van leerlingen
met specifieke onderwijsbehoeften staat.
1.4 Visie / missie mbt het zorgbeleid
Goed pedagogisch klimaat
- klassenmanagement; door een uitnodigende omgeving te creëren worden kinderen
uitgedaagd zich te ontwikkelen. De leerkracht richt de organisatie van de groep zo in dat de
zorg aan kinderen optimaal kan worden geboden.
- interactie tussen leerkracht en leerlingen; het persoonlijke contact tussen leerkracht en
leerlingen is een bepalende factor voor een goed klassenklimaat in de groep. Uit elk contact
met een leerling moet de zorg voor kinderen blijken. Naast individuele zorg op maat bieden
we groepsmaatregelen om de leeromgeving te optimaliseren. Deze zorg is gericht op
pedagogische en didactische begeleiding.
- didactische vaardigheden; aansluitend bij de leerlijnen van de verschillende
ontwikkelingsgebieden worden door de leerkracht leerdoelen gesteld. De begeleiding van
de leerkracht sluit aan bij de instructievraag van het kind. Door vrijheid binnen kaders te
bieden, is het klimaat veilig om tot optimaal leren te komen.
Kernwoorden daarbij zijn: Respect, Verbondenheid en Vertrouwen.
Wij willen kinderen dat leren en meegeven zodat zij krachtig in het leven staan en hun
talenten optimaal benutten.
Dat leidt tot onze passie: KINDEREN VLEUGELS GEVEN
Denken in mogelijkheden van een kind
8
Elk kind heeft kwaliteiten en verbeterpunten. Door de kwaliteiten van een kind te zien en in te
zetten willen we een kind begeleiden bij de verdere ontwikkeling van zijn verbeterpunten.
Door de kwaliteiten van kinderen te benutten willen we de verbeterpunten verder
ontwikkelen. Leerkrachten kunnen benoemen wat de onderwijsbehoefte van het kind is en
kunnen daarop aansluiten (matchen). Het is de leerkracht die er toe doet. De leerkracht
bepaalt het succes van de begeleiding. We gaan uit van positieve factoren en zijn op zoek
naar de mogelijkheden van kinderen.
Proactief denken
In plaats van de zorg te richten op uitvallende leerlingen richten we vroegtijdig de aandacht
op risicoleerlingen. Hierdoor willen we uitval waar mogelijk voorkomen. We observeren,
onderzoeken en bespreken de wisselwerking tussen leerkracht, groep en ouders.
Leerkrachten kunnen proactief denken door waar te nemen wat waar invloed op heeft en
daarnaar te handelen.
Gericht op werkproblemen
We vermijden het in hokjes plaatsen van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, maar
trachten problemen te beschrijven als werkproblemen waar iedere leraar mee te maken
heeft. We gaan systematisch op zoek naar manieren om bijvoorbeeld snel afgeleide
leerlingen te leren een tijdje zelfstandig te werken. We streven ernaar om op deze manier
leerproblemen te voorkomen. We gaan open, duidelijk en systematisch in gesprek met
ouder, kind en begeleider.
Volgen van kinderen
Door gerichte observaties volgen we de ontwikkeling van kinderen, waardoor we onze
dagelijkse begeleiding hierbij kunnen laten aansluiten.
Daarnaast gebruiken we toetsen om:
- de kwaliteit van onderwijs op schoolniveau te meten;
- de ontwikkeling van de individuele leerling op objectieve wijze te kunnen weergeven;
- de individuele leerling te vergelijken met andere leerlingen van deze leeftijd;
- te zien of ons beeld van het niveau van een leerling klopt.
-
Externe deskundigheid
Wanneer de leraar of intern begeleider behoefte heeft aan een deskundig advies wordt een
expert geconsulteerd om de leerkracht te coachen of een stuk begeleiding over te nemen.
Wanneer een kind begeleiding ontvangt van externen dan neemt de leerkracht contact op
om het onderwijsaanbod af te stemmen en om te professionaliseren.
Aansluiting op VO
De gegevens van de leerlingen worden ingevoerd in Digidoor. Daarnaast vindt er over alle
leerlingen een warme overdracht met de vertegenwoordiger van het VO plaats. Leerlingen
(uit groep 7 of 8) met zorgniveau 5 stromen via het LWOO-traject uit. Leerlingen (uit groep 7
of 8) met zorgniveau 4 krijgen een zorgdossier mee (zie bijlage: protocol advisering Passend
Onderwijs Almere).
Zie stroomschema bijlage
9
Hoofdstuk 2. Zorgverbreding
2.1 Stappenplan
De dagelijkse gang van zaken met betrekking tot de zorgverbreding is gebaseerd op het
volgende stappenplan:
1. Waarnemen van een probleem gebeurt door de groepsleerkracht of tijdens een
groepsbespreking, bijvoorbeeld op grond van toetsresultaten of observaties. Het
groepsplan wordt geëvalueerd en de leerlingengegevens worden verzameld in een
groepsoverzicht. De lesstof wordt dusdanig aangeboden dat vroegtijdige signalering
van leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte mogelijk is. De groepsleerkracht
wil preventief de aandacht op de leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte
richten, om zo te trachten uitval en faalervaringen te voorkomen.
2. Hierna volgt het begrijpen van het probleem, waarbij de gegevens verzameld
worden, en specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen in kaart worden gebracht,
bijvoorbeeld door het uitvoeren van observaties (evt. afname van extra toetsen), het
voeren van gesprekken tussen de leerling en de leerkracht, de ouders en de
leerkracht of de intern begeleider en de groepsleerkracht. Hierbij staat voorop dat de
mogelijkheden/de kracht van de leerling mee worden genomen binnen de
diagnose.
3. Na het begrijpen van de onderwijsbehoefte volgt het plannen, waarbij leerlingen met
vergelijkbare onderwijsbehoeften worden geclusterd. Hiervoor wordt een groepsplan
opgesteld.
4. In de fase van het realiseren wordt het groepsplan uitgevoerd.
5. Tijdens de evaluatie wordt door de intern begeleider en de groepsleerkracht besloten
of het plan moet worden voortgezet, aangepast of afgesloten. In een
evaluatiegesprek worden ouders op de hoogte gehouden van de vorderingen van
hun kind. Desgewenst wordt van ouders een actieve rol binnen de thuissituatie
verwacht.
Deze acties kunnen door verschillende betrokkenen worden uitgevoerd, afhankelijk van het
niveau waarop de zorg zich afspeelt. Dit is afhankelijk van de aard van het probleem en de
handelingsmogelijkheden van de leerkracht, intern begeleider en onderwijsondersteunend
personeel.
2.2 Leerlingniveau
De eerste fase, het signaleren (waarnemen), start met het afnemen en nakijken van de
toetsen. De resultaten daarvan worden verwerkt tot leerling-rapporten. We leggen onder
meer per leerling in een grafiek de vooruitgang vast. Tijdens de bespreking met de ouders
wordt dit o.a. gebruikt. De Cito-score staat nooit op zich, we vergelijken de resultaten van de
leerling op de Cito-toets met de methode gebonden toetsen van die periode en andere
bronnen van informatie zoals observaties, leerling-gesprekken, etc. We kijken naar
vaardigheidsscores om de groei van de leerling t.o.v. de eigen verwachtingen t.a.v. de
ontwikkeling te bepalen.
10
De tweede fase is het analyseren van de gegevens. Constateren we dat een leerling - en
dat geldt zowel voor goede als minder goede leerlingen - onvoldoende vooruitgaat of een
te lage score haalt, dan stellen we vast op welk vlak die leerling precies problemen heeft
door analyse van het gemaakte werk. We gebruiken daar speciale(Cito) analyseformulieren,
info uit de diagnostische gesprekken met de leerling of aanvullende toetsen voor.
Daarna bepalen we welke acties we moeten ondernemen. Hiermee begint de laatste fase:
het handelen. In deze fase wordt gerichte hulp geboden, individueel of in subgroepjes.
Daarbij kunnen we gebruik maken van aanwijzingen en suggesties in de handleiding bij een
toets of in het hulpboek.
We gebruiken hierbij de gegevens van de leerling uit het groepsoverzicht.
Er wordt vervolgens gewerkt zoals beschreven in het intern – en extern traject voor
Afstemming).
Bron:
www.cito.nl Cyclus Toetsafname Cito LOVS
2.3 Schoolniveau
Wanneer alle groepsoverzichten naast elkaar worden gelegd en het schoolrapport is
ingevuld, krijgen we een beeld (trends) van de kwaliteit van het onderwijs op school. De
resultaten op deze trendanalyses worden in verband gebracht met de kenmerken van het
gegeven onderwijs en de aard van de schoolpopulatie. Op die manier wordt bepaald of de
resultaten aan de verwachtingen voldoen. De trendanalyses worden twee keer per jaar met
het team besproken.
Schoolzelfevaluatie
Aan zelfevaluatie zitten twee kanten, namelijk enerzijds het rekenschap afleggen aan
derden (ouders, inspectie) en anderzijds schoolverbetering.
Iedere leerkracht is bij deze zelfevaluatie betrokken. Een belangrijke ingang voor vragen naar
de kwaliteit van het gegeven onderwijs ligt op het terrein van de onderwijsresultaten.
11
Deze vragen beantwoorden we met behulp van de gegevens uit het Cito-
leerlingonderwijsvolgsysteem; de module zelfevaluatie.
De gegevens uit het computerprogramma gebruiken wij voor de volgende analyses:
Dwarsdoorsnede:
De dwarsdoorsnede geeft een beeld van het niveau op 1 leergebied op 1 afnamemoment
Het geeft antwoord op de vraag:
Hoe doet de school het op één afnamemoment op spellingsgebied? (een overzicht
van groep 3 t/m 8)
Én het geeft antwoord op de vraag:
Hoe doet een jaargroep het tijdens het laatste afnamemoment op spellingsgebied? (per
groep een cirkeldiagram)
Trendanalyse – volgmodel jaargroepen
Dit is het beeld van het niveau van bepaalde jaargroepen op 1 leergebied door de jaren
heen
Deze trendanalyse geeft antwoord op de vraag:
Hoe doen de leerlingen van groep .. het dit jaar, in vergelijking tot andere groepen 3
van voorgaande jaren op spellingsgebied?
Trendanalyse – volgmodel leerlingen
Dit is het beeld van het niveau van een bepaalde groep leerlingen op 1 leergebied door de
jaren heen
Het geeft antwoord op de vraag:
Hoe doen de leerlingen van groep.. van dit jaar, het in voorgaande jaren op
spellingsgebied?
Groepsanalyse
Dit is het beeld van de ontwikkeling van een groep leerlingen in de tijd op een bepaald
vakgebied
Geeft antwoord op de vraag:
Hoe heeft de groep zich op spellingsgebied in de tijd ontwikkeld in vergelijking tot het
landelijke beeld?
Computerregistratie en digitale dossiervorming
CITO LOVS
Parnassys
H :schijf
2.4 Toetsen
Waarom toetsen we?
Op De Kraanvogel gebruiken we de toets als instrument om de leeropbrengsten van de
leerlingen in kaart te brengen. Toetsen is één van de manieren om inzicht te krijgen in wat
een leerling nodig heeft op de verschillende vakgebieden. We kunnen ons handelen dat
omschreven staat in (groeps-)plannen evalueren: komen we tegemoet aan de
onderwijsbehoeften van de leerling en wordt de leerstof goed afgestemd op dat wat de
leerling aankan? Belangrijk aandachtspunt is dat wat een leerling nodig heeft om tot (verder)
leren te komen nooit alleen gebaseerd mag worden op toetsgegevens. Observaties door de
leerkracht in de dagelijkse situatie in de groep zijn een leidraad voor verder handelen. De
12
toets is een instrument dat de leerkracht hierbij ter beschikking staat. Het draagt bij aan de
borging van leeropbrengsten en daarmee aan de kwaliteit van het onderwijs op basisschool
De Kraanvogel.
Hoe toetsen we?
- Iedere klas heeft een ‘toetsmap’ met daarin de handleidingen en de benodigde
formulieren per toets. De leerkracht draagt de verantwoordelijkheid voor het
bijhouden van de toetsmap.
- Indien nodig, spreken de leerkrachten onderling af, wie wanneer de handleiding
nodig heeft als het gaat om leerlingen die op een ander niveau worden getoetst.
- De leerkrachten geven aan de intern begeleider door als leerlingen op een ander
niveau worden getoetst.
- De leerkrachten volgen de afname van de LOVS toetsen zoals ze zijn beschreven in
de toetskalender. De toetsen moeten worden afgenomen in de week/weken zoals
ze in de toets/jaarkalender staan.
- De toetsinstructies worden opgevolgd zoals ze in de handleiding zijn beschreven
- Toetsen worden zoveel mogelijk in de ochtenduren afgenomen.
- Op de klassendeur wordt vermeld dat er getoetst wordt en dat er dus niet gestoord
mag worden.
- De tafels van de leerlingen staan in rijen.
Kinderen met een dyslexieverklaring krijgen meer tijd en mogen de toets voorgelezen krijgen
(eigen leerkracht of digitale toets). Kinderen met dyslexie gebruiken grote letters (vergroten).
De leerkracht kan zelf inschatten of er naast deze officiële dyslecten nog andere leeszwakke
kinderen zijn die gebaat zouden zijn bij grote letters. Dat valt onder de term beredeneerd
afwijkend van het voorgeschrevene. Entree en CITO-eind maakt gebruik van voorgelezen
tekst en/of grote letters-zwart/wit.
Er mag daar waar nodig uitrekenpapier gebruikt worden door de kinderen. Dus bij alle
onderdelen van rekenen. De handleiding van Cito geeft een handreiking, maar geen
voorschrift! Experts komen er niet uit en de inspectie geeft geen mening hierover. We kunnen
het gebruik van kladpapier scharen onder beredeneerde afwijking van de handreiking. Als je
bijvoorbeeld onderdeel 2 bekijkt, dan zien we haast dat het begrijpend lezen is en dat willen
we niet testen. Daarnaast is het gebruik van kladpapier binnen onze methodiek toegestaan
en ook op het voortgezet onderwijs wordt gebruik gemaakt van kladpapier, ook bij toetsen.
Er wordt daar zelfs doorgerekend met antwoorden die fout zijn, zodat kinderen alsnog
punten kunnen halen.
Hulpkaarten (tafel kaarten, taal- spellingkaarten) mogen niet!
Kinderen die meerdere keren al een V scoren op de Cito-toetsen, doen gewoon de toets die
op dat moment gemaakt moet worden. Je toetst immers de vaardigheid van het tweede
half jaar. Kinderen die een eigen leerlijn volgen worden ook getoetst met een toets die bij
deze leerlijn past.
Er mag kauwgum gekauwd worden tijdens de afname van toetsen. Wetenschappelijk is
bewezen dat dit de concentratie bevorderd. Er wordt een bult kauwgum aangeschaft en
uitgedeeld.
We geven de kinderen de tijd die ze nodig hebben. De Cito schrijft tijden voor, maar er zijn
kinderen die daar niet genoeg aan hebben. Je wilt hun vaardigheid testen, snelheid is dan
van minder belang. Het gaat om de intelligentie.
Als een kind dat behoefte heeft aan een pauze dit aangeeft, gun dat kind dat dan ook. Dat
kan heel verfrissend werken. Even een tekening, een loopje, kopje wegbrengen doet al
wonderen. Dat kan natuurlijk ook voor de hele groep gelden. Las dan gewoon een break in.
Doe een ontspanningsoefening bijvoorbeeld.
Zorg voor voldoende ‘af’-materiaal. En laat kinderen op hun plaats blijven zitten.
13
De leerkrachten vullen de toetsgegevens digitaal in. De leerkracht voert toetsgegevens van
leerlingen die op een ander niveau zijn getoetst in conform de afspraken hierover binnen het
Cito LOVS.
De computeruitdraaien van de toetsgegevens worden bewaard in de groepszorgmap.
Toetsmateriaal wordt één schooljaar bewaard in de klas. Ook als het gaat om leerlingen die
een rugzak hebben of leerlingen met een eigen leerlijn.
De toetsmaterialen liggen op een centrale plek in de school. De IB-er inventariseert hoeveel
toetsboekjes er nodig zijn voor een toetsperiode. De intern begeleider bestelt de
toetsboekjes.
Daar waar antwoordbladen zijn worden die gebruikt. Dat betekent dat de boekjes dan
kunnen worden hergebruikt (veelal van groep 5)
Alle post van Cito komt in het postvak van de IB-er.
Beoordeling rekenen/rapport.
We hebben nog geen concrete afspraken over beoordelen op papier staan. We hebben
allemaal onze eigen denkwijze en interpretatie van wat we onvoldoende, matig, voldoende,
ruim voldoende of goed vinden. Hier is al meerdere keren met elkaar over gesproken in
bouw- en teamoverleg. Niet iedereen is daarbij altijd aanwezig geweest. Tijd voor een
voorstel waar we nog met elkaar kort over in gesprek kunnen gaan. Dit voorstel is ook oa
besproken met Angelique Onderwater van de OBD Noordwest:
We geven geen cijfers aan kinderen. Beoordelingen gaan met o/m/v/rv/g. Zo staat het ook
op het rapport en deze lijn houden we allemaal aan.
Pluspunt geeft een richtlijn met percentages. Dat is een strakke en strenge richtlijn waar we
ook onze eigen interpretatie aan mogen geven, conform de gehele ontwikkeling van het
kind. Dat is een beredeneerde afwijking van het voorgeschrevene. Voorstel is 90-100 % is
goed, 80-89 % is ruim voldoende, 70 tot 79% is voldoende, 60 tot 69 % is matig en alles onder
de 60 % is onvoldoende.
Bij de rekentoets beoordelen we per onderdeel. Dit wordt ook naast het onderdeel
neergezet. Het gemiddelde van deze beoordelingen zet je bovenaan de toets. Een
voorbeeld:
Onderdeel 1 is matig, onderdeel 2 is voldoende, onderdeel 3 is goed en onderdeel 4 is m.
Het gemiddelde zou dan een voldoende moeten zijn. De goed kan je immers ‘verdelen’ over
de twee matig beoordelingen.
Met een fout antwoord reken je door. Een voorbeeld:
Leerling M. moet een artikel van € 127,- optellen met een ander artikel van € 39,-. De leerling
rekent 127 + 40, maar vergeet daar nog 1 af te halen. Antwoord is dus € 167,- en terecht fout.
Vervolgens wordt bij de volgende vraag gevraagd wat de leerling terug krijgt als hij betaalt
met € 200,- Dat is dus 200-167= € 33,- Dit antwoord mag goed gerekend worden, ondanks dat
het werkelijke antwoord in het antwoordenboek € 34,- aangeeft.
De beoordeling op het rapport is het gemiddelde van alle methode gebonden toetsen en
de Cito-gegevens. Bij Cito hanteren we niveau I t/m V, deze niveaus worden op het rapport
apart gemeld. Er gaat dus geen apart Cito-overzicht van te voren naar de ouders. Tijdens het
15-minutengesprek is de gelegenheid om deze overzichten met de ouders door te nemen.
We laten dan de groeicurven zien, zodat ouders in één oogopslag kunnen zien hoe de
ontwikkeling van hun kind gaat. Niet op het digibord, er kunnen immers ouders vanuit de
gang meekijken.
14
Bij kinderen waarbij er significant grote achterstanden zijn en waar ook achteruitgang is te
constateren, gaan we al eerder in gesprek met de ouders. Het kan niet zo zijn dat het rapport
dan als een verrassing komt. We willen dat voor zijn en gaan proactief te werk. Ouders
worden betrokken bij het leerproces. We moeten er met elkaar op alert zijn dat we veel
eerder signaleren en een leerling in de zorgbespreking plaatsen. Vroegsignaleren dus!
Wanneer toetsen we?
We toetsen in de weken zoals in de Toetskalender van dat schooljaar gepland staat. Op De
Kraanvogel staat de HGW-cyclus centraal. De herfst- en voorjaarssignalering zijn gekoppeld
aan het protocol Leesproblemen en dyslexie. De hoofdmetingen in januari en juni zijn
gebaseerd op de richtlijnen dat het Cito in haar handleidingen aangeeft. De
methodegebonden toetsen worden afgenomen zoals de methode dit voorschrijft.
Wat doen we met de toetsresultaten?
Het vergelijken van de leeropbrengsten (vaardigheidsscores) van de leerling ten opzichte
van de vorige toetsresultaten is belangrijk om de leerontwikkeling van de leerling te volgen.
Wat heeft de leerling geleerd in de tussenliggende periode? Beschikt de leerling over de
kennis en de vaardigheden die van hem verwacht wordt? Is het handelen van de leerkracht
voldoende geweest?
Met andere woorden De Kraanvogel stelt zich ten doel om de leerprestaties van de leerling
te verbeteren door het koppelen van de toetsresultaten aan de onderwijsleerprocessen en
aan het handelingsgericht werken door de leerkrachten.
Toetafname
De klassikaal af te nemen toetsen worden door de groepsleerkracht zelf afgenomen.
Leerlingen met specifieke en in welke vorm.
Voor deze kinderen wordt genoteerd in het dossier dat zij een andere manier van afname
hebben gehad. Dit ivm verantwoorden scores.
Toetsvoorbereiding
Een Citotoets is bedoeld om de vaardigheden van de leerlingen in een bepaald domein te
meten. De methodegebonden toetsen zijn bedoeld om te toetsen of de aangeboden
leerstof wordt beheerst.
De Citotoetsen zijn bedoeld om de ontwikkeling van de leerling te vergelijken met zijn eigen
ontwikkeling, met de ontwikkeling van zijn jaargenoten en met de kerndoelen. Leerlingen
ontwikkelen zich voor een deel ook buiten de aangeboden leerstof om.
Tevens zijn de Citotoetsen bedoeld om de kwaliteit van het onderwijs te meten.
Het is handig om te weten wat er gevraagd wordt in een toets. Het gaat niet om de inhoud
maar om de vorm. De leerkracht kan de leerlingen voorbereiden op een manier van vragen.
Het doel van het voorbereiden is dus om de leerlingen te laten oefenen met de
vraagstellingen.
Het mag duidelijk zijn dat het geenszins de bedoeling is om te kijken wat Cito vraagt en
vervolgens deze leerstof in de lessen te bespreken!!
Wat toetsen we?
Oktober
Vakgebied Groep Verplicht Aanvullend Opmerkingen
Lezen 2 Signaleringslijst Beginnende
geletterdheid
groep 2
Lezen 3 Herfstsignalering Beginnende
geletterdheid
voor groep 3
15
Lezen 4 tot en met
8
Tussenmeting 1
DMT AVI
Voor de zwakke
lezers
Volgens
leesprotocol
Januari
Vakgebied Groep Verplicht Aanvullend Opmerkingen
Taal 1-2 Taal voor
Kleuters:
M2
Kleuters moeten
minimaal 5
maanden
onderwijs
hebben
genoten
Rekenen 1 tot en met 8 Rekenen voor
Kleuters:
M2
Rekenen en
Wiskunde:
M3 tot en met
M8
Kleuters moeten
minimaal 5
maanden
onderwijs
hebben
genoten
Technisch lezen 3t/m 8
DMT
AVI
Begrijpend lezen 4 tot en met 8 M4 tot en met
M8
Begrijpend luisteren 4 tot en met 8 M4 tot M8
Spelling 3 tot en met 8 M3 tot en met
M8
PI
Woordenschat 3 tot en met 8 M3 tot en met
M8
Werkwoordspelling Groep 8 M8
April
Vakgebied Groep Verplicht Aanvullend Opmerkingen
Lezen 3 Voorjaarssignaler
ing
Lezen 4 tot en met
8
Tussenmeting
DMT -AVI
Voor de zwakke
lezers
Volgens
leesprotocol
Cito Entreetoets Groepen 7
Cito Eindtoets Groepen 8
*Entree groep 6 hebben we in schooljaar 2014-2015 al pilot uitgevoerd. Hier gaan we NIET
mee verder
Mei/ Juni
Vakgebied Groep Verplicht Aanvullend Opmerkingen
Taal 1-2 Taal voor
Kleuters:
E1 en E2
Kleuters moeten
minimaal 5
maanden
onderwijs
hebben
genoten
Rekenen 1 tot en met 8 Rekenen voor
Kleuters:
Kleuters moeten
minimaal 5
16
E1 en E2
Rekenen en
Wiskunde:
E3 tot en met E6
maanden
onderwijs
hebben
genoten
Technisch lezen 3 t/m 8 DMT
AVI
Begrijpend lezen 3 en 4 E3 en E4
Spelling 3 tot en met 8 E3 tot en met E6 PI
Woordenschat 3 tot en met 6
Werkwoordspelling 7 E7
Vanaf schooljaar 2014-2015 invoeren 3.0 toetsen CITO. Starten bij groep 3
2015-2016 – groep 4
2016-2017 – groep 5
2017-2018 – groep 6
2018-2019 – groep 7
2019-2020 – groep 8
17
Hoofdstuk 3. Structuur van afstemming
Op onze school doen zich soms grote verschillen tussen de kinderen voor. De
groepsleerkracht richt het onderwijs zo in dat hij/zij tegemoet kan komen aan deze
verschillen. Er is daarom werken wij Handelingsgericht volgens de 1-zorgroute van WSNS-
plus/project. De verbreding van de leerlingenzorg op school en bovenschoolniveau speelt
zich af op 5 niveaus. Niveau 1 en 2 betreft het interne zorgtraject (5a), niveau 3,4 en 5 het
externe zorgtraject (5b).
De leerlingenzorg speelt zich af op vijf niveaus:
Afstemming op groepsniveau Niveau 0
De groepsleerkracht heeft een passend onderwijsaanbod (basisaanbod of afgestemd) voor alle
leerlingen. De leerkracht beschikt over voldoende informatie over de leerling om deze te begrijpen en
het onderwijsaanbod af te stemmen op de onderwijsbehoefte van de leerling.
Het ontwikkelingsperspectief is duidelijk. De leerkracht werkt met groepsoverzichten en
groepsplannen en Ihp’s voor planning van het aanbod.
Niveau 1 Signalering op leerling-niveau.
De leerkracht en/of ouder signaleert stagnatie in het ontwikkelingsproces van de leerling. De
leerkracht handelt volgens de cyclus HGW en belicht belemmeringen en mogelijkheden om de
onderwijsbehoefte te bepalen. De leerkracht betrekt hierbij de ouders en het kind en raadpleegt
eventueel een collega.
Niveau 2 Signalering op schoolniveau. Intern overleg.
Intern overleg, zorgteam (ZT), groepsbespreking, leerling-bespreking, raadplegen collega’s
en/of onderwijskundig mederwerker; De onderwijsbehoefte van de leerling is voor de
leerkracht niet duidelijk en het aanbod is niet goed af te stemmen. De leerkracht vraagt hulp,
advies van collega’s en intern begeleider of het ZT bij het bepalen van de onderwijsbehoeften
voor afstemming van het aanbod.
Niveau 3 Signalering op bovenschoolniveau: overleg met externen
Overleg met externen, zorgteam (ZT), zorgadviesteam (ZAT), leerlingbegeleider, CC vanuitSBO,
collegiale consultatie (CC); De leerkracht en/of intern begeleider heeft advies nodig van derden. De
leerling wordt ingebracht in het ZT en/of er wordt extern advies gevraagd of een (diagnostisch)
onderzoek aangevraagd. Het onderzoek wordt als middel ingezet om de onderwijsbehoeften van de
leerling duidelijk te krijgen voor de leerkracht, waarop deze het onderwijsaanbod aan kan passen. Ook
het inzetten van het time-out traject (tijdelijke plaatsing) is een mogelijkheid in deze fase.
Niveau 4
Verwijzingstraject
De school vraagt zich af of ze, gebruik makend van de mogelijkheden die de school
zelf kan inzetten (zie niveau 1 t/m 3), nog voldoende kan blijven aansluiten bij de
onderwijsbehoeften van het kind. De ouders, leerkracht en de
onderwijskundigmedewerker-er volgen de procedure voor aanmelding PCL of CvI.
Onderzoek en advies van PCL en CvI zijn nodig om de onderwijsbehoefte te bepalen en
het onderwijsaanbod af te stemmen. Mogelijke uitkomsten zijn: de school ziet
voldoende mogelijkheden en heeft voldoende middelen (zorgbeschikking) ter
beschikking of er volgt plaatsing in een andere setting.
Niveau 5 Leerling is geplaatst in andere setting.
Het dossier wordt overgedragen naar de andere school en een kopie
opgeslagen als ‘historie’.
18
Hierbij zetten we een tijdspad om te voorkomen dat de leerling te lang in een bepaald
niveau van afstemming blijft en de doorgaande ontwikkeling gewaarborgd blijft.
Vanaf 2012-2013 is de ontwikkeling van de interne zorgstructuur naar handelingsgericht
werken en passend onderwijs/1-zorgroute. In het schema 1-zorgroute wordt schematisch
weergegeven hoe de zorgstructuur er uit ziet.
3.1 Niveau 1: Afstemming op groepsniveau
De zorg op groepsniveau door de groepsleerkracht. Hierbij is sprake van planmatige zorg
voor een goed onderwijsaanbod aan de individuele leerling en de groep. De
groepsleerkracht doet dat in de groep met behulp van de volgende instrumenten:
groepsoverzichten en groepsplannen en/of individuele handelingsplannen (Ihp). Er kan
worden besloten dat voor de leerling een individuele leerlijn wordt opgesteld, en een
ontwikkelingsperspectief.
19
Cyclus voor handelingsgericht werken op groepsniveau
De 7 uitgangspunten van HGW gelden als werkwijzer en leidraad voor ontwikkeling in de
school.
Werken met groepsoverzichten en groepsplannen
De stappen die volgens het handelingsgericht werken worden doorlopen zijn:
1) evalueren vorig groepsplan en verzamelen gegevens
2) signaleren van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
3) benoemen, begrijpen (bepalen) van specifieke onderwijsbehoeften (het
‘matchen’ en ‘stretchen’)
4) clusteren van leerlingen met gelijke specifieke onderwijsbehoeften
5) opstellen van het groepsplan
6) uitvoeren van het groepsplan
De groepsleerkracht werkt voor een bepaalde en beperkte periode met een groepsplan
om adequaat om te gaan met de verschillen tussen kinderen. Met het groepsplan creëren
we een planmatig onderwijsaanbod vanuit gegevens over de kinderen waarin zowel de
cognitieve als pedagogische, gedragsmatige verschillen aan bod komen.
De stappen 1 t/m 3 worden in het groepsoverzicht vermeld. De stappen 4 t/m 5 komen in het
groepsplan terug. Dit plan bestaat net als anders uit: subgroepen, doelen, aanpak,
organisatie en evaluatie.
De planningsperiode betreft een beperkte tijd omdat dan het meeste recht wordt gedaan
aan de ontwikkeling van kinderen. In de praktijk betekent dat een periode van 8 tot 10
20
weken. Na deze periode moeten opnieuw doelen voor de kinderen worden gesteld. Het is
ook een periode die te overzien is, als het om de inhoudelijke planning gaat: we laten de
periode synchroon lopen met de blokkenindeling van de methode.
De groepsplannen zijn zowel pedagogisch als didactisch van aard.
Voor (groepen) kinderen worden haalbare doelen gesteld, en naar verwachting succesvolle
leerroutes uitgestippeld.
Werken met een groepsplan betekent dat er activiteiten voor de hele groep, voor
subgroepen, en voor individuele kinderen zijn opgenomen. Uit praktische overwegingen zijn
er slechts en beperkt aantal subgroepen per vakgebied mogelijk. In het groepsplan worden
ook activiteiten buiten de groep opgenomen, waarbij te denken valt aan begeleiding door
een speciale leerkracht, logopedist of andere deskundige.
Gebruikte gegevens van de leerlingen
Voor de gegevens die de groepsleerkrachten verzamelen voor het planmatig
(pedagogisch)didactisch handelen geldt:
De gegevens zijn recent; de laatste methodegebonden toetsen, laatste citogegevens,
recente observaties en gesprekken met ouders en/of leerling.
De gegevens zijn vertaalbaar in pedagogische doelen (ondersteuningsbehoefte).
Kenmerken van kinderen worden vaak beschreven in psychologische begrippen zoals
intelligentie en faalangst, of medische, psychiatrische begrippen zoals ADHD en autisme. Dit
maakt, dat ze meer een contextgegeven zijn dan een directe aanwijzing voor pedagogisch-
didactisch handelen. Dus zo concreet mogelijk omschrijven van wat het kind nodig heeft:
‘heeft af en toe een aanmoediging nodig tijdens de verwerking’ i.p.v. ‘positieve feedback
nodig’. De leerkracht kan hiermee direct aan de slag.
Een pedagogische omgeving, waar vertrouwen een belangrijk kenmerk is, vraagt om de
beschrijving van kinderen in termen van ontwikkelingskansen. Een omslag in het denken: van
denken in problemen en stoornissen naar denken in kansen en mogelijkheden, wat heeft dit
kind nodig? Hoe zet ik positieve factoren in om de ‘belemmeringen’ te ontwikkelen?
De gegevens worden vertaald in didactische doelen(instructiebehoefte). De
groepsleerkrachten moeten hiervoor overzicht hebben op de relevante leerlijnen voor de
kinderen in hun groep en de methode goed kennen en hanteren. Het is van belang dat de
groepsleerkrachten hun inzicht in de leerlijnen delen in de bouwoverleggen (intervisie), zodat
er gezamenlijke opvattingen ontstaan over wat wenselijk en haalbaar is.
De volgende soorten gegevensverzamelingen worden gebruikt:
Het werk van de kinderen.
(Fouten-)analyses van het werk van kinderen.
Leerdoelgerichte methodegebonden toetsen.
Diagnostische toetsen met een didactische invalshoek.
Algemene observaties van de groepsleerkracht.
Gerichte observaties bijvoorbeeld naar door het kind gehanteerde
oplossingsmethoden, bepaalde gedragsaspecten, of de interactie tussen leraar en
kind.
Gesprekken met kinderen.
21
Gesprekken met ouders.
Gesprekken met collega’s, met externen
Hierbij kunnen we gebruiken maken van het HGW schema formulier als instrument. Het helpt
ons de gegevens te rubriceren en over- en inzichtelijk te houden. Deze verzamelde gegevens
worden opgeslagen in het digitale leerlingdossier en gebruikt als ‘groeidocument’.
De leerkracht maakt op grond van de gegevens een vertaling naar ‘hoe leert dit kind het
beste’, en ‘wat heeft dit kind nodig’. Dit noemen we ‘matchen’.
De leerkrachten verzamelen de gegevens op het groepsoverzichtsformulier. Dit formulier
wordt 4 keer per jaar geüpdate, d.w.z. dat de leerkracht nieuwe info toevoegt. In de
groepsbesprekingen worden deze overzichten samen met de intern begeleider besproken
(sept nov, mrt, mei-juni).
Deze info in de groepsoverzichten wordt overgedragen bij de groepsoverdrachten waarna
de nieuwe leerkracht start met het maken van een groepsplan.
De groepsleerkrachten dragen zorg voor goede dossiervorming en hebben beschikking over
de gegevens (leervorderingen, leertempo, omstandigheden) van de leerlingen in dossier,
zorg- en registratiemappen, observaties en gesprekken met leerling, ouders, externen.
Gegevens uit psychologisch onderzoek bieden een context, maar actuele gegevens
verkrijgen we ook uit observatie. We maken gebruik van zowel een algemene observatie van
de groepsleerkracht als een gerichte observatie door groepsleerkracht of intern begeleider,
gesprekken met een kind en met de ouders.
Onderwijs (instructie) behoefte bepalen
De groepsleerkracht bepaalt de instructie- en onderwijsbehoefte op grond van de
verzamelde gegevens. Het belangrijkste is voor het kind in een bepaalde periode haalbare
(sub)doelen te bepalen binnen een leergebied. Hier is het begrip zone van naaste
ontwikkeling van belang. Wat kan het kind nog niet zelf, maar wel met hulp? Op welk gebied
kan het kind succesvol leren? Wat is voor het kind een reële uitdaging? Hoe zetten we de
positieve factoren, de kindkenmerken en de leerstijl in om dit kind verder te ontwikkelen?
Een volgende keus is die voor een leerroute of een didactische aanpak. Met welke
activiteiten zal het kind het beste leren? Welke manier van instrueren en verwerken zal voor
dit kind positief uitpakken? Welke inhouden kunnen we kiezen?
Centrale vraag: wat heeft dit kind van mij als leerkracht nodig?
Vervolgens worden materialen en delen van de methode gekozen die kunnen helpen het
bedoelde onderwijs te realiseren en de optimale manier om die te bereiken.
Als hulpmiddel bij het bepalen van de onderwijsbehoeften maken de groepsleerkrachten
gebruik van de Groslijst onderwijsbehoeften. (1-zorgroute/Project Afstemming):
Groslijst onderwijsbehoeften (uit 1-zorgroute)
Een onderwijsbehoefte bestaat uit twee delen:
1 Welk doel streef je met een leerling na?
2 Wat heeft de leerling (extra) nodig om dit doel te halen?
Deze groslijst bevat een aantal aandachtspunten voor het bepalen wat een leerling nodig
22
heeft om een bepaald doel te bereiken.
Instructie
o Visuele ondersteuning (bijvoorbeeld: plaatjes, pictogrammen)
o Auditieve ondersteuning (bijvoorbeeld: voorlezen opdracht, luisteren naar verhaal)
o Materiële ondersteuning (bijvoorbeeld: kralenketting, rekenrek, blokjes, speciale pen)
o Verkorte instructie (alleen bespreking opdrachten, korte aanduiding van oplossingsstrategie)
o Verlengde instructie (herhaling na basisinstructie, helpen bij keuze juiste oplossingsstrategie,
extra ophalen van voorkennis, uitvragen van zojuist gegeven instructie,
directe instructie, preteachting, reteaching)
o Gedragsinstructie ten aanzien van resultaten van de verwerking
o .....
Leertijd
o Extra leertijd (meer leertijd beschikbaar stellen om vaardigheid te verwerven)
o Minder leertijd (minder leertijd bieden en tijd vrijmaken voor verdieping en uitdagende
leerstof/werkvormen)
o .....
Extra of andere leerstof
o Leerstof ter herhaling, verdieping, verrijking
o Remediërende leerstof
o Ondersteunende materialen en programma’s
o Opdrachten die de leerling uitdagen en activeren
o Opdrachten die overzichtelijk zijn
o .....
Procesgerichte feedback
o Vergroten van competentiegevoelens (benoemen successen)
o Vergroten van zelfstandigheid (geven van meer verantwoordelijkheid)
o Tussentijdse feedback (om bepaalde tijd aanspreken op werkhouding: hoe?)
o Feedback op uitvoering opdrachten (bijvoorbeeld strategiegebruik en taakaanpak)
o Gedragsinstructie direct na de basisinstructie
o Ondersteuning met materiaal (stickers, klok, picto’s, gedragskaart)
o .....
Bijlagen
Structureren van de taak
o Opdelen van de taak in kleine leerstapjes
o Afdekken van delen van de taak
o Plaatje weglaten
o Vergroot lettertype
o Eén opdracht op een bladzijde
o Extra groot materiaal aanbieden
o Stappenplannen en checklists (bijvoorbeeld voor maken werkstuk)
o Overgangen tussen activiteiten afbakenen en verduidelijken
o .....
Activerende werkvormen
o Uitdagende werkvormen
o Actief leren (doe-opdrachten)
o Aansluiten belevingswereld
o .....
Groepsplan in stappen
Hieronder wordt in hoofdlijnen aangegeven welke stappen de groepsleerkracht zet bij het
maken van een groepsplan. We hanteren hierbij de handreiking uit de 1-zorgroute/Project
Afstemming van WSNS-plus en NTO-effekt.
Stap 1 Evalueren vorig groepsplan en verzamelen gegevens.
Stap 2 Verzamelen en bundelen van gegevens van kinderen en selecteren van leerlingen
met specifieke onderwijsbehoeften
Een uitdraai van het groepsoverzicht van de laatste cito-scores, een kopie van het overzicht
23
van de laatste methodegebonden toetsresultaten worden aan het formulier
‘groepsoverzicht’ ingevuld. Op het formulier worden de onderwijsbehoeften beschreven.
Stap 3 Benoemen van specifieke onderwijsbehoeften.
Het vertalen van de beschikbare gegevens in instructie- of ondersteuningsbehoeften. Dit
levert een overzicht van de kinderen in de groep.
Stap 4 Clusteren van leerlingen met vergelijkbare instructiebehoeften.
Zo een voor de groepsleerkracht hanteerbaar geheel komen. Er kunnen zo verschillende
patronen ontstaan, die de leraar helpen te kiezen voor activiteiten met de hele groep, met
subgroepen of met individuele leerlingen. Hieronder zijn een paar voorbeelden van zulke
patronen weergegeven.
Stap 5 Opstellen van een groepsplan.
Ontwerpen van een specifiek onderwijsaanbod voor respectievelijk de hele groep,
subgroepen of individuele leerlingen. Dit onderwijsaanbod wordt vormgegeven binnen het
Directe instructie model. Er kunnen onderdelen worden geselecteerd uit de methode of de
remediërende materialen uit de orthotheek.
Dit levert een planning voor de groep en subgroepen.
De praktische uitwerking hiervan wordt zichtbaar op het weekrooster van de leerkracht.
De referentieniveaus beschrijven welke basiskennis en -vaardigheden de leerlingen moeten
beheersen voor taal en rekenen. Natuurlijk is het de bedoeling dat zoveel mogelijk leerlingen
een zo hoog mogelijk niveau halen, maar tenminste 1F. Voor leerlingen die méér kunnen,
werken we toe naar niveau 1S en hoger. De leerling met een ontwikkelperspectief zal op dat
ontwikkelingsgebied eindigen met een referentieniveau 1F.
Stap 6 Uitvoeren van het groepsplan.
Plannen van het onderwijs in de tijd. Vanaf 2011-2012 zijn de periodes van groepsplannen
gepland: start, looptijd en evaluatie. Tijdens de groepsbesprekingen worden de
groepsplannen en de evaluaties bekeken met de onderwijskundig medewerker. Bij het
uitvoeren in de groep worden de groepsleerkrachten waar nodig ondersteunt door de
24
onderwijskundig medewerker. Deze doet een aantal geplande klassenbezoeken en leerling-
observaties.
Schema
In het onderstaande schema is de denktrant over groepsplannen weergegeven:
Pedagogische praktijktheorie: passend onderwijs, omgaan met verschillen.
Observatie methodiek: open – en gesloten observaties
Planningsmethodiek: cyclus
Klassenmanagement: DIM, zelfstandig werken.
Materialen: orthotheek.
De groepsplannen worden verzameld en bewaard in de groepsmap, en digitaal bewaard in
de groepsmap op de H schijf
Werken met plannen
Het verschil met werken met (vaak veel individuele) handelingsplannen is dat volgens de 1-
zorgroute/afstemming, groepsplannen aansluitend aan elkaar zijn én dat alle leerlingen er
een plek in hebben. Één leerling is óók een groepje binnen het groepsplan.
T.b.v. dossiervorming kan er een individueel plan opgesteld worden dat als aanhangsel aan
het groepsplan wordt toegevoegd.
Het langlopende handelingsplan loopt synchroon met het groepsplan en gelijktijdig
geëvalueerd. Het kort durende handelingsplan (4-6 weken) wordt tussentijds geëvalueerd en
afgerond of bijgesteld.
Er wordt, in principe vanaf groep 6, gewerkt met ontwikkelingsperspectieven op het moment
dat zichtbaar wordt dat een leerling voor 1 of meerdere vakgebieden de einddoelen groep
8 niet gaat behalen (zie bijlage: formulier ontwikkelingsperspectief).
Wanneer de onderwijsbehoefte duidelijk is en het onderwijsaanbod kan worden afgestemd,
kan de leerkracht het groepsplan / handelingsplan opstellen. Een handelingsplan wordt in
overleg met de intern begeleider opgesteld op het moment dat een leerling 2 x
onvoldoende rendement heeft behaald bij de gestelde doelen in het groepsplan.
25
Wanneer voor de leerkracht na het verzamelen van de gegevens de onderwijsbehoefte niet
kan begrijpen/benoemen, vult de leerkracht het leerlingbespreekformulier in. Hierbij ligt het
accent niet op een omschrijving van het gesignaleerde probleem en (mogelijke) oorzaken,
maar op te achterhalen wat deze leerling nodig heeft aan onderwijs. Daarom worden met
het invullen van het leerlingbespreekformulier naast risicofactoren ook beschermende
factoren omschreven. Uitgangspunt voor het handelen is de mogelijkheden van de leerling
gebruiken om de onderwijsbehoefte is kaart te brengen en het aanbod hierop af te
stemmen.
Op deze manier wordt breed naar de leerling gekeken: naast leerling-kenmerken, ook de
omgeving, thuissituatie, leerkracht/school kenmerken etc.
Gericht op samenwerking: ouders worden zo snel mogelijk na signalering door de leerkracht
op de hoogte gebracht van de zorg die de leerkracht heeft en wat de leerkracht daarmee
gaat doen.
Individuele handelingplannen worden verzameld en bewaard in de leerlingzorgmap. Aan
het einde van het cursus jaar worden afgesloten HP’s bewaard in het leerlingendossier.
Werken met een individuele leerlijn
Wordt een kortdurend of langer durend handelingsplan voor een bepaalde leerling niet
meer haalbaar geacht dan is het tijd voor het opzetten van een eigen leerroute. De
beslissing wordt altijd genomen in overleg met de intern begeleider op grond van de
vastgestelde criteria en een onderbouwde motivatie. Er wordt een ontwikkelingsperspectief
opgesteld. Ouders worden tijdig geïnformeerd en betrokken.
Een OPP wordt altijd ondertekend door ouders, leerkracht en IB.
Leerlingen met een individuele leerlijn.
Stappen die ondernomen moeten worden om te bepalen of een leerling een individuele
leerlijn krijgt zijn:
De leerling moet met de Intern begeleider besproken zijn;
De stappen volgens ‘zorg op groepsniveau’ moeten ondernomen zijn;
De leerling moet in de leerlingbespreking zijn geweest;
(eventueel is een leerling in een ZorgTeam en/ of met een medewerker van Passend
Onderwijs besproken).
Een leerling die met een individuele leerlijn gaat werken is altijd een zorg leerling.
In handelingsplannen wordt het ontwikkelingsperspectief geformuleerd voor eindniveau en
met tussendoelen. Het handelingsplan wordt geëvalueerd zoals in het zorgplan staat
beschreven.
Eindniveau van deze leerlingen wordt op objectieve gegevens zoals:
Een intelligentie test;
Een psychologisch didactisch onderzoek;
Een geschiedenis van schoolplannen;
Parnassys / CITO LOVS.
Werken met een ontwikkelingsperspectief (OPP)
De inspectie van onderwijs veronderstelt dat reguliere basisscholen voorzieningen treffen om
ook leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften passend onderwijs te bieden. Het gaat
hierbij om die leerlingen die maximaal het eindniveau van groep 7 halen. Het betreft hier
26
leerlingen die op termijn naar het leerwegondersteunend onderwijs, het voortgezet speciaal
onderwijs dan wel het praktijkonderwijs zullen gaan.
Dit zijn bijvoorbeeld leerlingen met:
o Een SO- of SBO-indicatie.
o Een verwachte uitstroom naar het praktijk- of voortgezet speciaal onderwijs.
o Cognitieve of sociaal emotionele belemmeringen op één of meerdere van de
vakgebieden rekenen en wiskunde, technisch lezen of begrijpend lezen. Tot deze laatste
groep behoren vooral leerlingen die naar verwachting zullen uitstromen naar het LWOO.
Het gaat hier dus niet om leerlingen die met kortlopende handelingsplannen binnen de
bandbreedte van het reguliere aanbod tot het eind van de basisschool mee kunnen komen.
Het gaat om leerlingen die in een leerachterstand hebben van ≥ 1 jaar op een of meerdere
leerstofgebieden, een prognose uitstroom PRO of LWOO hebben en in principe onderzocht
zijn door de passend onderwijs begeleider.
De ontwikkeling van deze leerlingen moet door school nauwlettend worden gevolgd. Daarbij
hoort ook dat de gegeven hulp aan deze leerlingen en de
contacten/afspraken/evaluatiegesprekken die er zijn geweest, goed worden bijgehouden
c.q. genoteerd.
Een ontwikkelingsperspectief wordt altijd opgezet door de leerkracht, met ondersteuning van
en na overleg met de intern begeleider. Ouders worden betrokken bij het bespreken en
tekenen voor gezien.
Stappenplan:
invullen ontwikkelperspectief door leerkracht in samenwerking met intern begeleider
vaststellen wat het verwachte uitstroomniveau aan het eind van groep 8 zal worden
voor het/de desbetreffende vak(ken) doelen opstellen voor het leerjaar
elk half jaar evaluatie met ouders. Leerkracht initieert dit
opstellen van nieuw OPP met nieuwe doelen
3.2 Niveau 2; Afstemming op schoolniveau
De zorg op schoolniveau. Op dit niveau wordt de intern begeleider ingeschakeld en/of
worden collegae geraadpleegd: de onderwijsbehoefte van de leerling is niet duidelijk door
de leerkracht vast te stellen, het aanbod niet goed af te stemmen.
Er wordt gebruik gemaakt van de gegevens op het (op niveau 1) ingevulde HGW-formulier.
Daarnaast worden aanvullende gegevens verzameld. Er wordt hiertoe overgeschakeld naar
niveau 2, zorg op schoolniveau. Er zijn verschillende mogelijkheden gericht op de leerling, de
groep en/of de leerkracht: klassenbezoeken door onderwijskundig medewerker,
groepsbespreking en follow-up gesprekken, leerlingbespreking, intervisie, collegiale
consultatie leerlingbegeleider, multidisciplinair overleg met het ZT (zorg team).
Klassenbezoeken en coachen
Structureel vinden een paar keer per jaar rondes klassenbezoeken plaats. De intern
begeleider bezoekt de klassen met of zonder kijkwijzer. Klassenbezoeken vinden plaats m.b.t.
de volgende onderwerpen:
Schoolbreed: instructie model a.h.v. een kijkwijzer (niveau van lesgeven in beeld);
Open bezoeken: meekijken, meedenken. De leerling en de leerkracht in de klas. De
dagelijkse praktijk, uitvoeren van gemaakte afspraken;
Coaching van de leerkracht (individuele ondersteuningsbehoeften);
Observatie leerling (hoe leert dit kind het beste, aanbod afstemmen);
Beeldcoach – traject: individueel of schoolbreed (ondersteuning leerkrachten, kijken in de
spiegel, naar ‘bewust bekwaam’);
27
Voor de groepsbespreking.
Er vindt altijd terugkoppeling plaats met de individuele leerkracht en/of met het team.
Groepsbesprekingen
Vier keer per jaar vindt een bespreking plaats tussen leerkracht intern begeleider. Deze staan
vooraf gepland in de jaarkalender. Deze vinden na schooltijd plaats. De nieuwe insteek, om
met elkaar naar de plannen te kijken en een ieder zo betrokken is bij alle kinderen.
De leerkrachten bereiden deze groepsbespreking voor adhv het formulier ‘groepsbespreking
1-2/ 3-8’ en het formulier ‘checklist groepsbespreking lkr’.
In september vinden kort na aanvang van het nieuwe cursusjaar de eerste groepsbespreking
plaats. De intern begeleider bezoekt de klassen en met de leerkracht wordt besproken of alle
informatie voor handen is om met de groep een goed start te maken: informatie uit
groepsoverdracht, handelingsplannen, klassenmappen. De groepsoverzichten zijn het
uitgangspunt voor de groepsplannen.
In november, maart en juni worden de groepen besproken m.b.t. ontwikkelingen van de
leerlingen: cognitief, gedrag, sociaal-emotioneel, thuissituatie. Afspraken en vervolgstappen
worden gemaakt m.b.t. ondersteuning leerkracht en t.a.v. de leerling/groep. Hierbij worden
de groepsplannen als uitgangspunt genomen.
Er vindt na iedere periode groepsbesprekingen door de intern begeleider een
terugkoppeling plaats op directieniveau en teamniveau.
De intern begeleider en directie bespreken tijdens het zorgoverleg en de eindejaarsevaluatie
de opbrengsten van het CITO LOVS .
Leerlingbespreking
Naast de groepsbesprekingen is er de mogelijkheid de leerling apart te bespreken. De
groepsleerkracht meldt de leerling aan voor de leerlingbespreking bij de intern begeleider en
vraagt collega’s en/of de intern begeleider mee te denken in de verschillende fasen van het
HGW-stappenplan.
Er wordt gebruik gemaakt van het HGW-formulier voor de leerlingbespreking. Dit formulier
wordt voor het overleg bij de intern begeleider ingeleverd.
Leerling wordt besproken met de intern begeleider
De leerkracht bespreekt de leerling met de intern begeleider
De leerkracht bereidt dit voor door alle leerlinggegevens (onderzoek, extra ondersteuning,
handelingsplannen, oudergesprekken, observaties, afspraken etc.) te verzamelen.
De groepsleerkracht vult het leerlingbesprekingsformulier (Formulier leerlingbespreking) in en
formuleert zo volledig mogelijk de probleemomschrijving.
De intern begeleider bereidt zich voor door alle gegevens van de leerling of groep
(onderzoek, extra ondersteuning, handelingsplannen, oudergesprekken, observaties,
afspraken etc.) en het door de groepsleerkracht ingevulde (Formulier leerlingbespreking) te
lezen en indien mogelijk vooraf handelingssuggesties (diagnostisch onderzoek, contact
externen, materiaal b.v.) te inventariseren.
Er wordt vastgesteld welke maatregelen tot dan toe genomen zijn op niveau 1.
Tevens wordt vastgesteld welke aanvullende gegevens noodzakelijk zijn en wie deze
gegevens opzoekt.
De intern begeleider stelt vast welk aanvullend diagnostisch onderzoek nodig is voor het
vaststellen van de diagnose.
28
Het is mogelijk dat de intern begeleider onderzoek verricht en / of dat externe hulpverleners
(leerlingbegeleider POA, logopedist, Bureau Jeugdzorg, GGD) in dit stadium worden
geraadpleegd of ouders geadviseerd wordt het kind aan te melden voor onderzoek
(Fornhese, Molemann, Passend Onderwijs Almere ).
Indien een observatie door externen gewenst is dient vooraf de ouders om schriftelijke
toestemming te worden gevraagd. De intern begeleider verzoekt de groepsleerkracht dit
middels Toestemmingsformulier ouders te doen.
Wanneer alle informatie beschikbaar is zullen de intern begeleider en de groepsleerkracht
gezamenlijk een diagnose stellen en zal in overleg met externen een plan worden opgesteld.
De ouders zullen worden uitgenodigd voor een gesprek, met (op verzoek van de
groepsleerkracht de intern begeleider) de leerkracht, waarin de diagnose en het plan
besproken worden.
Er wordt vastgesteld binnen het plan welke vorm van ondersteuning geboden gaat worden:
extra ondersteuning in de groep door de groepsleerkracht en tevens wordt besproken waar
ouders een actieve rol binnen het leerproces kunnen spelen.
De conclusie en afspraken worden door de leerkracht vastgelegd op Formulier
leerlingbespreking waarna dossiervorming volgt.
Vervolgens wordt het handelingsplan uitgevoerd,waarbij de groepsleerkracht
verantwoordelijk blijft voor het handelen.
Na 6 à 8 weken wordt dit door de groepsleerkracht geëvalueerd.
De ouders worden door de groepsleerkracht (en mogelijk de intern begeleider) ingelicht over
de uitkomsten van de evaluatie. Indien nodig wordt opnieuw 6 à 8 weken een
handelingsplan uitgevoerd waarna opnieuw een evaluatie zal volgen wat met de ouders
besproken zal worden.
Leerling bespreken in het Zorg Team
De groepsleerkracht meldt de leerling aan bij de intern begeleider voor het Zorg Team.
Na overleg van de intern begeleider met de groepsleerkracht waarin plannen en resultaten
tot dan toe besproken worden, kan de leerling door de intern begeleider op de agenda
worden gezet en externen worden uitgenodigd.
Standaard zitten ouders, de schoolverpleegkundige, School Maatschappelijk Werk en een
orthopedagoog van Passend Onderwijs Almere er bij.
Door de leerkracht wordt ter voorbereiding het HGW groeidocument ingevuld.
De IB nodigt de externen uit, de leerkracht de ouders
Samenwerken met schoolgebonden partners
Het veld van onderwijs en schoolgebonden zorgpartners ziet er als volgt uit:
A. Samenwerking met voorschoolse zorgpartners:
Voor- en vroegschoolse opvang
Kinderdagverblijf / peuterspeelzaal
Opvoedingsondersteuning
B. Samenwerking met schoolgebonden (zorg)partners:
Begeleiding / collegiale consultatie SBO, Passend Onderwijs Almere
Logopedie/fysiotherapie
Schoolmaatschappelijk werk
Jeugdgezondheidszorg (GGD)
Leerplichtambtenaar
29
Voor contacten met de zorgpartners volgt de leerkracht de procedures van betreffend
onderdeel. De intern begeleider heeft hierbij de rol als coach en coördinator. Het is daarom
dat bij de contacten 2 t/m 5 altijd in overleg met de internbegeleider verlopen.
Hierna volgt de zorg op bovenschools niveau. Hierbij worden door de intern begeleider en de
groepsleerkracht externe instanties geraadpleegd dan wel ingeschakeld.
De leerling wordt aangemeld bij Passend Onderwijs Almere
De leerling is besproken in het Zorgteam.
De groepsleerkracht nodigt de ouders uit voor een gesprek. Hierbij is de intern begeleider
eventueel aanwezig.
De ouders geven hun mening over de problemen en schriftelijk toestemming voor onderzoek.
Dit wordt in het groeidocument meegenomen.
De leerling wordt bij Passend Onderwijs Almere aangemeld door de school.
De intern begeleider coördineert de aanmelding
De intern begeleider verzoekt de leerkracht het groeisdocument in te vullen. De intern
begeleider draagt er zorg voor dat de leerkracht over de formulieren beschikt en spreekt van
tevoren af welke onderdelen van het rapport moeten worden ingevuld.
De groepsleerkracht (met ondersteuning van de intern begeleider) vult het groeidocument
in.
Het rapport wordt besproken met de ouders en hun mening wordt schriftelijk vastgelegd en
toegevoegd aan het groeidocument
Het wordt voorzien van handtekening van de directie, ouders en groepsleerkracht of intern
begeleider.
Met de ouders vindt afzonderlijk een gesprek plaats met de leerlingbegeleider van de
Passend Onderwijs Almere. Deze verzorgt de uitnodiging aan de ouders.
Het onderzoek wordt uitgevoerd door de leerlingbegeleider/ orthopedagoog
De leerlingbegeleider zal verslag doen van het onderzoek in een gesprek. De intern
begeleider, de leerkracht en ouders zijn aanwezig bij het gesprek waarin verslag van het
onderzoek en de vervolgstappen ervan besproken worden.
Daarna wordt niveau 2 herstart,
of overgeschakeld op niveau 3.
3.3 De zorg op bovenschoolsniveau
Wanneer de leerlingenzorg op dit niveau wordt ingeschakeld, licht de intern begeleider de
directie in. Dit zal gedaan worden in de DIR-IB overleggen.
De zorg op dit niveau kent de volgende mogelijkheden:
De leerling wordt aangemeld voor een TLV
De leerling wordt aangemeld Passend Onderwijs Almere
In geval TLV vindt aanmelding plaats door school. De school heeft een adviserende rol bij
ouders inlichten over de te nemen stappen.
Er kunnen aan de hand hiervan beslissingen worden genomen:
Handhaving op de basisschool
Plaatsing Speciaal Basisonderwijs
Ambulante begeleiding of plaatsing in een andere setting: Speciaal Onderwijs (Cluster 1- 4)
De intern begeleider coördineert de procedure voor aanmelding.
Aanmelding op andere school dient door ouders te gebeuren
Er wordt gebruik gemaakt van de stukken welke op de website van Passend Onderwijs
Almere staan.
(www.passendonderwijsalmere.nl)
30
Hoofdstuk 4. Dossiervorming
Er wordt op school door de groepsleerkrachten gebruik gemaakt van verschillende
(zorg)mappen.
Het klassendossier is in principe alléén toegankelijk voor leerkrachten, onderwijsassistenten,
interne begeleiding en directie.
Het klassendossier bestaat uit 3 systemen met gegevens die de leerkracht voor de dagelijkse
voortgang in de groep nodig heeft:
1. De klassenmap is ingericht met gegevens die noodzakelijk zijn voor de
organisatie binnen de groep.
2. De groepszorgmap bevat de groepsresultaten op het gebied van
methodegebonden en methode–onafhankelijke toetsen en cijferlijsten.
Tevens bevat de groepsmap de groepsoverzichten en groepsplannen.
3. Leerlingenzorgmap bevat vertrouwelijke documenten van de leerling.
De leerkracht is verantwoordelijk voor het bijhouden van de leerlingenzorgmap en de
groepszorgmap. Aan het einde van het schooljaar zorgt de leerkracht ervoor dat de
groepszorgmap en leerlingzorgmap naar de desbetreffende leerkracht gaan.
Klassenmap ROOD
Ontruimingsplan-EHBO-BHV
Specifieke afspraken met ouders/gezinsvoogden/logopedisten/fysiotherapeuten over de
dagelijkse gang van zaken. Bijvoorbeeld het toedienen van medicatie, logopedie-uren en
huiswerk. Relevante medische en voedingsgegevens
Weekplanning/Rooster/ Leerstofjaarplanning
Plattegrond van de klas met leerlingplaatsen
Groepsadressenlijsten
Verdelingslijst bij ziekte
Jaarplanning, toetskalender
School- en groepsafspraken
Excursies/ leskisten
Overige info..(luizenmoeders..)
Groepszorgmap BLAUW
In de groepszorgmap worden alle toetsgegevens van de methode(on)afhankelijke toetsen
bewaard. Na afname van de Cito-toetsen worden alle gegevens ingevoerd in de
computer. Het groepsoverzicht / groepsplan wordt door de leerkracht uitgedraaid en in de
groepszorgmap bewaard.
Groepsoverzicht en groepsplannen (HGW documenten)
Methodegebonden toetsgegevens / Cijferlijsten
LOVS-gegevens, analyses CITO M en E toetsen
Verslagen – voorbereiding groepsbesprekingen
Entreetoetsen - Eindtoets
Leerlingzorgmap GROEN
In de leerlingzorgmap worden alle gegevens van de zorgleerlingen bewaard. Deze map is
bedoeld voor zorg en actie rond individuele leerlingen. De zorgmap bevindt zich in het
groepslokaal van de betreffende leerkracht. Alleen toegankelijk voor leerkrachten, intern
begeleiding en directie. Bevat vertrouwelijke gegevens. Ouders kunnen op aanvraag inzage
krijgen in het betreffende dossier. De zorgmap heeft de volgende inhoud:
31
Per leerling
Lopende handelingsplannen / Ontwikkelingsperspectief
Verslag leerlingbespreking
Cito analyseformulieren spelling
Cito analyse formulieren rekenen
Diagnostische gesprekken rekenen
Signaleringslijst, gedragsobservatielijsten, observatiegegevens
Plaatsingsafspraken en handelingsplan rugzakbegeleiding
Logopedie verslagen etc..
Oude (niet relevante) gegevens worden eind van het schooljaar in de dossierkast op de
perzik gedaan.
Digitale leerlingdossiers (Parnassys/ H:schijf)
De digitale gegevens van individuele leerlingen worden bewaard:
Algemene leerling-administratie
Individuele leerling-LVS
Oudergespreksverslagen
Individuele handelingsplannen
Incidentregistratie
Ontwikkelingsperspectief
Leerling zorg dossier
Wanneer er bij een leerling extra onderzoek plaatsvindt, komen deze gegevens in het
Individuele leerling-dossier. Deze afsluitbare kast staat bij de administratie in de kamer op de
Perzik locatie.
Elk dossier is voorzien van de volgende tabbladen:
Groen: o.a. Aanmeldformulier
Geel: interne gegevens
Roze: externe gegevens
Rood: zorggegevens
Blauw: overig
32
Hoofdstuk 5. Beleid
5.1 Specifieke aandacht voor intelligente en (hoog)begaafde leerlingen.
Verantwoording
In het hedendaagse onderwijs is ‘omgaan met verschillen’ een centraal thema geworden en in verband hiermee is er in de laatste jaren een toenemende belangstelling voor (hoog)begaafdheid. Ook ouders komen steeds meer met vragen over hun kind(eren) met betrekking tot (hoog)begaafdheid. Uitgaande van onze visie willen wij iedere leerling optimale kansen en zorg bieden. Differentiatie in een jaargroep In een jaargroep zijn ruwweg vijf leerlijnen te onderscheiden. Leerlijn 1 is het niveau voor die leerlingen, die het reguliere programma voor een belangrijk deel wat betreft de vakinhoudelijke gebieden niet kunnen volgen. Zij zitten op een individuele leerlijn. Leerlijn 2 is die groep die met wat aanpassingen het reguliere traject kunnen blijven volgen. Zij krijgen extra instructie en extra oefentijd. Op deze wijze kunnen ze ‘met de klas meedoen’. Leerlijn 3 is de ‘gemiddelde groep’. Deze kinderen volgen het onderwijstraject zoals het volgens de onderwijsmethode bedoeld is. In leerlijn 4 zitten intelligente leerlingen die de methode volgen maar daarnaast aanvullende stof kunnen maken. Dat kan betrekking hebben op een enkel vakgebied, maar ook op meerdere terreinen. Zij krijgen aanvullende stof aangeboden, veelal het pluswerk uit de onderwijsmethode en soms aanvullende stof uit andere (moeilijker) methodes. Leerlijn 5 is bedoeld voor de zeer intelligente en (hoog)begaafde leerlingen. Zij volgen op een aantal gebieden een eigen leerlijn. Voorwaarde voor realisatie van dit differentiatieschema is een goed systeem van klassenmanagement en zelfstandig werken. Schema van vijf leerlijnen
Leerlijn 1
Leerlijn 2
Leerlijn 3
Leerlijn 4
Leerlijn 5
2 - 5 %
5 – 10%
Ca 70 %
5 - 10 %
2 - 5 %
Leerlingen met een eigen leerlijn
Leerlingen die met kleine aanpassingen binnen de methode kunnen blijven
Leerlingen met een min of meer gemiddeld niveau. Leerlingen werken uit de methode.
Leerlingen die +werk maken, maar dan of op één terrein, of in beperkte mate.
Het reguliere
programma
wordt tot 60%
compact
aangeboden en
zij krijgen 40%
aanvulling
Plustaak Rekenen, Kien, Rekentijgers
Leerlingen met een eigen leerlijn
Het reguliere
programma
wordt tot 40%
compact
aangeboden
en zij krijgen
60%
aanvulling
33
Extern advies: Psychologisch onderzoek
Soms korte extra ondersteuning. Soms r.t.
Module 3 DHH traject (diagnosticering) Soms korte extra ondersteuning op de + gebieden Psychologisch onderzoek kan hier ook. Afhankelijk van de evt problematiek
Extern advies: DHH traject of Psychologisch onderzoek
CITO V-scores op meerdere gebieden.
CITO IV/III-scores.
CITO II /III /IV-scores
CITO I-scores Op een of meerdere gebieden DLE + 0 tot ca. 6
mnd.
CITO I+-scores op meerdere gebieden.
DLE van 12
mnd of meer
of een
aangetoonde
begaafdheid
met een
didactische
voorsprong
Leerlijnplan
Beperkt handelingsplan
Geen handelingsplan
Beperkt handelingsplan
Leerlijnplan
Onze kijk op (hoog)begaafdheid
Er bestaan verschillende theoretische modellen over (hoog)begaafdheid. In de moderne
visies op (hoog)begaafdheid spreekt men over het algemeen over ‘het behalen van
uitzonderlijke prestaties op verschillende gebieden’ en gaan uit van meer factoren dan
alleen intelligentie. Het model van Heller gaat uit van begaafdheidsfactoren (zie schema)
die onder invloed van allerlei factoren wel of niet verzilverd kunnen worden.
34
Kenmerken van(hoog)begaafdheid
Hoge intelligentie
Het meten van het intelligentiequotiënt (IQ) is het bekendste middel om hoogbegaafdheid
vast te stellen. Er wordt gesproken van hoogbegaafdheid wanneer iemand een IQ heeft van
130 of hoger.
Vroege ontwikkeling
Hoogbegaafde kinderen worden gekenmerkt door een ontwikkelingsvoorsprong. Meestal
kunnen zij al op vroege leeftijd praten, lezen en schrijven en hebben ze een vroege
ontwikkeling van getalbegrip. Hierdoor kunnen zij zich gemakkelijk de leerstof uit hogere
leerjaren eigen maken. Zij stellen vaak al op jonge leeftijd levensbeschouwelijke vragen en
denken al vroeg na over de zin van het leven.
Uitblinken op meerdere gebieden
Een bijzondere begaafdheid kan op verschillende gebieden tot uiting komen. Dit zijn
motorische, sociale, artistieke en intellectuele vaardigheden. Vaak treden deze
begaafdheidsvormen gecombineerd op en blinkt de hoogbegaafde leerling uit op
meerdere gebieden, zoals bijvoorbeeld muziek en wiskunde. Hoogbegaafde leerlingen
hebben op taalgebied een grote woordenschat en vertonen een zeer goed en adequaat
woordgebruik.
Denkt en leert in grote stappen
Hoogbegaafde kinderen hebben over het algemeen een zeer goed geheugen en kunnen
hierdoor goed informatie onthouden en verwerken. Zij begrijpen hierdoor de leerstof dan ook
aanzienlijk sneller dan gemiddelde leerlingen en kunnen daardoor sneller klaar zijn met
opdrachten en huiswerk.
35
Goed kunnen leggen van (oorzaak-gevolg) verbanden
Hoogbegaafde leerlingen leggen gemakkelijk verband tussen oorzaak en gevolg en hebben
hierover een goed overzicht.
Het makkelijk kunnen analyseren van problemen
Hoogbegaafde leerlingen kunnen snel vaststellen wat de aard van een probleem is.
Daarnaast zijn hoogbegaafde leerlingen vaak vindingrijk in het ontwikkelen van een eigen
oplossingsmethode. Dit kan als nadeel hebben dat er een verkeerde oplossingsmethode is
bedacht. Daar moet men alert op zijn.
Voorkeur voor abstractie
Hoogbegaafde leerlingen kunnen goed abstract denken en generaliseren makkelijker dan
hun leeftijdsgenoten. Door het snelle overzicht wordt de behoefte aan concretisering van de
lesstof door het gebruik van voorbeelden minder.
Grote mate van autonomie
Hoogbegaafde leerlingen werken makkelijk zelfstandig. Bij het werken in groepsverband
vertoont de hoogbegaafde leerling veel initiatief en neemt vaak de leiding. Deze leerling wil
graag dingen op eigen wijze doen, zoals het gebruiken van een eigen oplossingsmethode.
Brede of juist specifieke interesse leidt tot hoge motivatie / veel energie
Hoogbegaafde leerlingen zijn veelal zeer leergierig. Als een onderwerp de leerling
interesseert dan verdiept hij zich er vaak helemaal in. Het tegenovergestelde geldt echter
ook: als een hoogbegaafde leerling geen interesse heeft voor een bepaald onderwerp, dan
kan hij moeilijk de motivatie opbrengen om zich hierin te verdiepen.
Creatief / origineel
In de uitwerking van opdrachten laten hoogbegaafde leerlingen vaak zien dat zij originele
en creatieve ideeën en / of oplossingen hebben. Zij maken onverwachte zijsprongen en
hebben grote verbeeldingskracht. Zij kunnen ‘out of the box’ denken
Perfectionistisch
Apart gevoel voor humor
Doordat hoogbegaafde leerlingen snelle en associatieve denkers zijn sluit hun denkpatroon
niet altijd aan bij leeftijdgenoten
Hoge mate van concentratie
Hoogbegaafde leerlingen kunnen zich in hoge mate concentreren als een onderwerp hun
interesse heeft en hebben daarbij een langere aandachtsspanne dan de gemiddelde
leerling.
Naast deze leer-en persoonlijkheidskenmerken zijn, zoals gezegd, allerlei factoren boven en
onderin het schema van Heller van invloed.
De ouders, de vriendenkring en ook de school zijn belangrijke omgevingsfactoren die de
leergierigheid en innerlijke ambitie van het kind kunnen stimuleren of afremmen.
(Hoog)begaafdheid wordt hoe langer en meer gezien als een dynamisch proces, waarin de
persoon zich onder invloed van wisselende factoren en bepaalde leer-en
persoonlijkheidsfactoren min of meer (hoog)begaafd zal gedragen. In die zin bén je niet (hoog)begaafd, maar kun je het worden. Je kunt je aanleg verzilveren.
Onze schoolvisie voor (hoog)begaafde leerlingen We willen dat er op onze school voor intelligente en (hoog)begaafde leerlingen, in onderwijsinhoudelijk en pedagogisch didactisch opzicht, een passend en gestructureerd onderwijsaanbod wordt gerealiseerd.
36
Dat betekent :
dat de wijze van signalering en de diagnose zorgvuldig en transparant geschiedt;
dat voor deze leerlingen met een aangepaste leerlijn een plan van aanpak wordt
geschreven;
dat het aanbod van compacting, verrijking en verbreding op een planmatige
doorzichtige wijze wordt aangeboden en dat leerlingen hierop beoordeeld worden;
dat de attitude met betrekking tot het pedagogisch didactisch handelen wordt
toegespitst op de behoefte van intelligente en (hoog)begaafde leerlingen;
dat op onze school een intern begeleider/ coördinator voor (hoog)begaafdheid is.
Uitwerking in de praktijk
Signalering en diagnose van (hoog)begaafdheid,
De signalering en diagnose van (hoog)begaafdheid wordt op onze school uitgevoerd aan
de hand van het Digitaal Handelings Protocol (DHH) van Eleonoor van Gerven& Sylvia Drent.
Dit protocol bevat instrumenten om de ontwikkelingsvoorsprong (bij kleuters) en de
educatieve behoeften van de leerling in kaart te brengen. Daarnaast wordt gebruik
gemaakt van een psychologsch onderzoek.
Groep 1 - 2 In groep 1 en 2 wordt veelal gewerkt aan de hand van thema’s. Om tot een goede inhoud van deze thema’s te komen, wordt veelal gebruik gemaakt van diverse bronnen. Voor leerlingen in groep 1 en 2 die meer aan kunnen, wordt in de planning bewust rekening gehouden met een aanbod op maat. Op het planbord wordt aangegeven welke kleuters ander werk aangeboden krijgen. In het lokaal zijn hoeken, waarin veel met letters, woorden, teksten, hoeveelheden en getallen kan worden gewerkt. De leerkracht stimuleert het leren lezen, rekenen en schrijven en op biedt op hoger niveau denkvaardigheden aan. Er worden eisen gesteld aan de leerlingen wat betreft het aanvullende werk en dit wordt opgenomen in groepsplan. Groep 3 t/m 8 In onze school werken we volgens het leerstofjaarklassensysteem. Binnen dit systeem willen we rekening houden met verschillen tussen leerlingen. In de praktijk betekent dit dat we vanaf groep (2) 3 met leerlijnen voor verrijking en verbreding werken. In onze benadering van (hoog)begaafde leerlingen gaan we uit van het ‘envelopmodel’. Dit model gaat uit van een ‘driestromenaanpak’. Het onderdeel ‘school’, waarin vervroegde toelating, doorstroming, compacting en verrijking aan bod komen; Het onderdeel ‘leerling’ waarin wordt ingegaan op verbreding en verdieping, zoeken naar innerlijke motivatie en metacognitieve vaardigheden; Het onderdeel ‘overleg’, waarin het belang van een goede pedagogische kwaliteit aan bod komt. Versnelling of vervroegde doorstroming Het is een mogelijkheid dat een kind vervroegd doorstroomt (versnelt), d.w.z. dat in de voorkomende gevallen zal worden geprobeerd twee jaar in één aan te bieden, waardoor
37
de leerling niets mist. Slechts in het uitsterste geval wordt een klas overgeslagen. Wij gaan hier niet in de eerste plaats van uit. Soms blijkt de voorsprong echter dusdanig te zijn, dat het zinloos is om niet te versnellen. Hier spelen echter verschillende aspecten mee: niet alleen cognitief, maar ook sociaal-emotioneel. Het blijft onze voorkeur om niet te versnellen, maar door compacten en verrijken het kind voldoende uitdaging te bieden. Mocht versnelling (2 jaar in 1) onontkoombaar zijn, dan maken wij gebruik van de de risico analyse die het DHH biedt. Bij twijfel kunnen we nog een beroep doen op ‘Versnellingswenselijkheidslijst’ van het Centrum voor Begaafdheidonderzoek te Nijmegen. De beslissing voor een versnelling wordt in het zorgoverleg besproken met de specialist hoogbegaafdheid. Compacten
Met compacten bedoelen we het indikken van de leerstof door al het overbodige weg te
laten. Deze overbodige leerstof komt niet meer aan de orde. Wij volgen hier de richtlijnen
van het DHH. Het motto is: ‘geen overbodig werk doen’. Angst voor te grote stappen is niet
nodig.
Verrijken
Verrijken is een logische aanvulling op compacten. Het is een twee – eenheid en hoort bij
elkaar. Doordat je tegemoet komt aan de leereigenschap van de leerlingen en dus snellere
stappen maakt, komt er tijd vrij om te verdiepen. Verdiepen is: binnen het vakgebied
complexere taken aanbieden.
Het doel wordt door de leerkracht bepaald.
Wel hebben we nu de mogelijkheid om te verrijken in de vorm van Languagenut. Hier wordt
een taal aangeboden buiten het curriculum, waarbij de leerling zelfstandig het programma
volgt. Er wordt geen beroep gedaan op het hogere orde denken.
Met verrijkingsmaterialen kan worden gerealiseerd dat bij de leerling een beroep wordt
gedaan op:
het zoeken naar antwoorden in een open vraagstelling, waarmee je een beroep
doet op het leren denken op een hoger niveau (analyseren, evalueren en creeeren)
Hierbij maken we gebruik van de Taxonomie van Bloom
het zoeken naar meerdere oplossingsstrategieën, waarbij de eigen creativiteit een rol
kan spelen (het divergente denken)
het werken op een hoog niveau in een hoog tempo
Bij rekenen,taal en begrijpend lezen kan de verrijking meer gestructureerd en met meer
afwisseling worden aangeboden.
De leerkracht is en blijft verantwoordelijk voor de keuze van de ingedikte en de
verdiepingsstof. De leerkracht bepaalt wat de leerling moet maken en stelt de inhoud vast.
Dit kan in overleg met de specialist hoogbegaafdheid
Omdat het hier om hun basisstof gaat, wordt er getoetst op voortgang en ontwikkeling.
bewuste keuze van verdiepende leerstof
op planningl / weekrooster
eist begeleiding en instructie
nakijken
eisen aan resultaat
feedback
beoordeling
38
op rapport
Voor verrijken maken we gebruik van de leerlijnen voor verrijking, Plustaak
taal/rekenen/begrijpend lezen, Kien, Rekentijgers, Kangoeroerekenen, Vierkant voor
Wiskunde, lessen uit Vooruit, etc.
Verbreden
De leerling krijgt de mogelijkheid om zelf kennis en vaardigheden op te doen aan de hand
van zelfgekozen onderwerpen en thema’s. Daarbij dient rekening te worden gehouden met
de volgende aspecten:
het doel is om via zelfstandig werken naar zelfstandig leren te komen gericht op eigen interesse en motivatie producent in plaats van consument versterken van leerstrategieën (afhankelijk van de doelen) ontwikkelen van een leerattitude het proces van leren ontwikkelen van metacognitieve vaardigheden
Telkens dient de leerling begeleidt te worden en of instructie te krijgen
Kinderen zijn in deze lessen bezig met de ‘Informatie(junior)’ reeks of met internetsites om
werkstukjes te maken. Tevens wordt gebruik gemaakt van de lessen van Acadin.
Verbreden gaat een grote stap verder. (Hoog)begaafde kinderen vinden het maken van
een verslag of het beantwoorden van vragen met bijvoorbeeld de ‘Informatie Junior’-reeks
te simpel en te gemakkelijk. Zij willen zelf iets ontwikkelen, maken of bedenken. Hiervoor
hebben ze een leerkracht nodig die hen uitdaagt, stimuleert en faciliteert.
Daarbij bestaat het gevaar dat ze deze ideeën gaan overschatten, enthousiast gaan
beginnen en na een tijd afhaken als het niet lukt. Een goede coaching is noodzakelijk.
Coaching betekent concreet vragen stellen tijdens het plannen, doelen moeten duidelijk zijn
het uitvoeren en het evalueren van een taak.
Voor de verbredings en verdiepings vragen kunnen we een beroep doen op de Taxonomie
van Bloom .
39
Extra voorzieningen
Voor de leerlingen uit niveau vijf is er de mogelijkheid van het bovenschoolse Talentenlab..
Concreet betekent dat deze leerlingen één dagdeel in de week bijeen komen.
Op onze school is een plusklas gecreëerd, waarin kinderen een uur per week begeleiding
krijgen. Deze zal nog tot januari vorm krijgen, daarna dmv Leskracht met begeleiding en
ondersteuning van de specialist hoogbegaafdheid.
Voor deze intelligente en (hoog)begaafde kinderen zijn we van mening dat een plusgroep
tegemoet komt aan adaptief onderwijs.
Voor ons is het doel: een optimale ontwikkeling en optimale prestaties van kinderen.
We willen:
preventief werken; het voorkomen van latere problemen op sociaal-emotioneel
gebied en op leermotivatie.
eigen keuze (autonomie) tot zijn recht laten komen
deze kinderen met lotgenoten laten werken.
De toelating tot het Talentenlab wordt door de intern begeleider en de specialist
Hoogbegaafdheid bepaald. De leerkracht vult hiervoor het leerling bespreekformulier in en
eventueel wordt het DHH traject doorlopen. De inhoud van deze plusgroep heeft vooral betrekking op de verbredende activiteiten. Er wordt ingezet op Leren Leren, Leren Leven, Leren Denken. Een extern deskundige Op onze school gaan we een extern deskundige inschakelen, wanneer er sprake is van:
begaafde kinderen met een leerstoornis
40
begaafde kinderen met gedragsproblemen bij een duidelijk verschil van inzicht tussen ouders en school wanneer een plan van aanpak niet werkt
De werkwijze voor het inschakelen van een extern deskundige verloopt volgens de geëigende route. We maken daarbij gebruik van Passend Onderwijs Almere in de vorm van consultatieve leerlingbegeleiding of een psycho-diagnostisch onderzoek. Wanneer ouders zelf een onderzoek willen of een second opinion wensen, wordt verwacht dat zij de school daarover informeren. In dit geval betalen de ouders het onderzoek. Criteria voor de school bij de keuze van een extern deskundige:
een gekwalificeerde onderzoeker aantoonbare ervaring met basisschoolleerlingen (in dit geval ook aantoonbare
ervaring op het gebied van begaafdheid) onafhankelijk advies inbreng van de school is een vereiste uitslag toelichten aan ouders en school
Wanneer ouders voor een extern deskundige kiezen die niet aan deze criteria voldoet, voelt de school zich niet verplicht om de uitkomsten van een dergelijk onderzoek over te nemen. Borging van kwaliteit Het bewaken van de kwaliteit is een belangrijk onderdeel in de zorg voor (hoog)begaafde leerlingen. Om deze zorg te waarborgen komt dit onderwerp op de agenda in de reguliere én de informele overlegmomenten in team en medezeggenschapsraad.
41
5.2 Leesproblemen en dyslexie
Voor dit protocol zijn de uitgaven van de boekjes van het Expertisecentrum Nederlands
“Leesproblemen en Dyslexie” voor groep 1 en 2, voor groep 3, voor groep 4 en de uitgaven
voor groep 5 t/m 8 leidend. De hierin beschreven stappen m.b.t. signalering en de effectieve
begeleiding van leerlingen met een achterstand volgen wij.
Over leesproblemen en dyslexie
Uit onderzoek is gebleken dat 10% van de leerlingen leesproblemen heeft en 4% dyslexie. De
officiële definitie van dyslexie luidt: “Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een
hardnekkig probleem met het aanleren en accuraat en/of vlot toepassen van het lezen of
spellen op woordniveau.”
De criteria voor het vaststellen van dyslexie zijn:
De leesvaardigheid wijkt significant af van wat verwacht mag worden op basis van leeftijd,
IQ en scholing.
De leerstoornis vormt een ernstige belemmering voor de schoolvorderingen.
Indien er sprake is van een zintuiglijke stoornis, is het leerprobleem ernstiger dan gewoonlijk
De waarneembare symptomen zijn dat er sprake is van een achterstand en van didactische
resistentie. Eigenlijk kan dyslexie dan ook op zijn vroegst worden vastgesteld aan het einde
van groep 3.
Vroege signalering is echter van groot belang en dat begint al in de kleutergroepen. Door
observatie en toetsing kunnen hier eventueel al de eerste signalen opgevangen worden.
Vooral aan het einde van groep 2 is dit goed mogelijk door te signaleren aan de hand van
de toetsen auditieve analyse, auditieve synthese, de taak letters benoemen voor kleuters en
eventueel de taak spontane spellingen.
In groep 1/2 zijn er de volgende risicofactoren:
het voorkomen van lees- en spellingsproblemen in de familie.
een vertraagde spraak-/taalontwikkeling
opgroeien in een beperkte geletterde omgeving
onvoldoende beheersing van het Nederlands
hoorproblemen
In groep 3 vindt signalering plaats op basis van de informatie bij de overdracht uit groep 2,
op basis van observaties en op basis van zowel methode gebonden als niet-methode
gebonden toetsen. DMT en AVI-toetsen geven informatie m.b.t. het technisch lezen en de
Cito-spelling en/of PI-dictee geeft informatie over de spellingsvaardigheid. De toetsen
begrijpend lezen en begrijpend luisteren vullen het geheel aan informatie nog aan.
In groep 4 vindt signalering plaats op basis van de overdrachtsgegevens van groep 3,
observaties en zowel methode gebonden als niet-methode gebonden toetsen. Het
signaleren in groep 4 richt zich op de volgende gebieden:
technisch lezen: door het afnemen van de DMT en AVI-toetsen;
spelling door het afnemen van de Cito spellingtoets en/of PI-dictee;
begrijpend lezen en begrijpend luisteren door afname van de hiervoor beschikbare
Cito-toetsen;
Bij de zwakke lezers in groep 4 wordt bij start groep 4 de AVI en DMT afgenomen en
ingezet op Lezen Gaat Voor.
Bij onvoldoende leesvaardigheid wordt de Dyslexie Screening Test (DST) afgenomen
en bij onvoldoende spellingsvaardigheid en extra PI-dictee.
42
In de groepen 5 t/m 8 vindt signalering plaats door informatie uit de overdrachtsgesprekken,
door observaties en door het regelmatig afnemen van zowel methode gebonden als niet-
methode gebonden toetsen.
Het signaleren in de groepen 5 t/m 8 wordt als volgt vorm gegeven:
het afnemen de DMT en AVI voor het technisch lezen, door eventueel het
screeningsinstrument dyslexie (DST) in te zetten en de gegevens van de methode voortgezet
technisch lezen Estafette te gebruiken;
het afnemen van de Cito toets spelling en/of PI-dictee;
het afnemen van de Cito toets begrijpend lezen.
Bij de zwakke lezers en spellers in de groepen 5 t/m 8 worden bij de herfstsignalering
de volgende instrumenten ingezet:
bij onvoldoende leesvaardigheid AVI de DMT kaarten 1, 2 en 3;
bij onvoldoende spellingsvaardigheid een extra PI-dictee.
In het algemeen wordt bij uitval op lees- en/of spellingsgebied het volgende gedaan:
op zorgniveau 2: extra oefening en instructie in de verlengde instructie bij het zelfstandig
werken, en het hardop lezen, herhaald lezen en samen lezen;
op zorgniveau 3: extra hulp op leesgebied met behulp van Lezen Gaat Voor, Connect en
Ralfi, op spellingsgebied werken met Spelling in de Lift, BLOON op de computer en er wordt
waar mogelijk gebruik gemaakt van leesouders.
5.3 Protocol ernstige reken wiskunde problemen en dyscalculie
Dit protocol zal schooljaar 2015-2016 uitgewerkt worden.
5.4 Ondersteuningsprofiel Passend Onderwijs
Zie bijlage