Transcript
Page 1: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

B U L L E T I N2015

ASSOCIATION PROFESSIONNELLE DE CONSERVATEURS-RESTAURATEURS D’ŒUVRES D’ART ∙ ASBLBEROEPSVERENIGING VOOR CONSERVATORS-RESTAURATEURS VAN KUNSTVOORWERPEN ∙ VZW

3ème trimestre / 3de trimester

Page 2: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

Maalbeekweg 15, unité 13B-1930 Zaventem

Grande Droguerie LE LIONRue de Laeken / Lakensestraat , 55

1000 Bruxelles / Brussel

TEL-FAX : 02/217.42.02 Ouvert : Lundi au vendredi : 8:30 - 17:30, le Samedi : 10:00 - 16:00www.le-lion.be Open : Maandag tot vrijdag : 8:30 - 17:30, Zaterdag : 10:00 - 16:00

Page 3: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

CONSEIL D’ADMINISTRATIONRAAD VAN BESTUUR

Président / Voorzitter

David Lainé[email protected]ésident / Vice-voorzitter

Michael Van [email protected] secretaris

Tanaquil BertoHandbalstraat 29, 9000 Genttél. : +32 (0)486 16 59 [email protected]étariat francophone

Marie Postecrue Van Hammée 16, 1030 Bruxellestél. : +32 (0)476 47 42 [email protected]ésorier / Penningmeester

Bernard [email protected]ésorier / Vice-penningmeester

Jean-Marc [email protected]

Toon Van [email protected]éraldine [email protected] Buyle [email protected] Peter De [email protected]çoise Van [email protected]

REDACTION / REDACTIE Françoise Van Hauwaert Avenue de la Faisanderie 42, 1150 Bruxelles téléphone: +32(0)2 27695686 [email protected] [email protected]

LAYOUT Tom Van Nuffel - [email protected]

IMPRIMERIE / DRUKKERIJ B. Crozz BVBA Sterrebeekstraat, 108 1930 Zaventem

CRÉDIT PHOTOGRAPHIQUE COUVERTURE COVER PHOTO CREDIT

C. Fontaine

C. Cession

ABONNEMENTS / ABONNEMENTEN [email protected]

PROCHAIN BULLETIN / VOLGEND BULLETIN N° 4 – decembre 2015  N° 4 – december 2015 Les articles sont bienvenus ! Artikels welkom ! Les textes sont attendus 2 mois avant la parution. Teksten worden 2 maanden voor publicatie verwacht.

1

Le contenu des textes publiés n’engage que la responsabilité de l’auteur / De verantwoordelijkheid voor de gepubliceerde artikels berust uitsluitend bij de auteurs

BULLETIN03 / 2015

Ce Bulletin est consultable en couleursur le site de l’Associationhttp://www.aproa-brk.org/Publications/BulletinFr

Dit Bulletin is in kleur te vinden op de website van de Vereniginghttp://www.aproa-brk.org/Publications/Bulletin

Page 4: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

MOT DU PRÉSIDENTWOORD VAN DE VOORZITTER

David Lainé

DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DECO CONSERVATIE- EN

RELIEFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLENClaire Fontaine

DE CONVENTIE VAN DEN HAAG EN HET BELGISCHE BLAUWE SCHILDCOMITELA CONVENTION DE LA HAYE ET LE COMITE

Myriam Serck-Dewaide

EGLISE NOTRE-DAME A RAMELOT : ETUDE DES DECORS MURAUX, DES STUCS DU PLAFOND, DES AUTELS ET DU MOBILIER :UN CHOIX DE RECONSTRUCTION DIFFICILE

STUDIE VAN DE WANDVERSIERINGEN, DE STUCWERKPLAFONDS, DE ALTAREN EN HET MEUBILAIR: EEN MOEILIJKE KEUZE VOOR RECONSTRUCTIE

Christine Cession

2

3

4

11

20

2

Le contenu des textes publiés n’engage que la responsabilité de l’auteur / De verantwoordelijkheid voor de gepubliceerde artikels berust uitsluitend bij de auteurs

SOMMAIREINHOUD

Page 5: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

3

MOT DU PRÉSIDENTWOORD VAN DE VOORZITTER

DaviD Lainé

3

Hopelijk heeft iedereen een fijne zomer gehad. Aan al diegenen die nog moeten vertrekken wensen we een prettige en welverdiende vakantie. Heb je die al achter de rug dan heb je er hopelijk van genoten en de batterijen terug kunnen opladen.

Als jullie dit lezen is het misschien net achter de rug maar op 19 september hebben we een uitstap ge-pland naar het Museum van Busleyden in Mechelen waar we een bezoek brengen aan het restauratie-project van de Besloten Hofjes. Dit is een bijzonder interdisciplinair restauratieproject rond deze intrigerende kunstvoorwerpen, waarin veel van onze BRK-leden uit diverse disciplines samenwerken. Er is tevens een lunch voorzien en na de lunch nog een bezoek aan de Sint-Janskerk met de onlangs ontdekte en gerestaureerde muurschilderingen van Sint-Christoffel en van Sint-Joris met de draak. Alle afwezigen hebben ongelijk. Een ander evenement waarop we zullen aanwezig zijn is de ‘Biënnale Art nouveau & Art deco 2015’ op 4 oktober en het ‘Salon des restaurateurs du patrimoine’, georganiseerd door de vereniging Voir et dire Bruxelles in samenwerking met de gemeente Schaarbeek. De beurs zelf vindt plaats In de prachtige Gemeenteschool 13 - Atheneum F. Blum in de Roo-debeeklaan 103 in Brussel. Eenieder die zich geroepen voelt om twee uur permanentie op onze stand te verzekeren mag zich melden. Natuurlijk is iedereen ook van harte welkom om zelf een bezoekje te brengen aan de beurs en de school of om deel te nemen aan één van de vele rondleidingen rond Art nouveau en deco die worden georganisseerd.

Natuurlijk hopen we ook jullie in grote getale aanwezig te zien op ons tweejaarlijkse colloquium op 12 en 13 novem-ber. Het programma ligt nu volledig vast en het beloven twee boeiende maar drukke dagen te worden.Voor dit Bulletin hebben we drie artikels van verschillende pluimage: het eerste is een artikel van Myriam Serck rond De conventie van Den Haag en het Belgische Blauwe Schildco-mité, hetgeen vandaag uitermate actueel is en wij allen het verlies betreuren van meesterwerken van werelderfgoed, zoals de oude tempels van Palmyra.

Het tweede artikel werd aangeleverd door Christine Cession over het vooronderzoek van de muurschilderingen, het stuc-plafond, de altaren en de meubels uit de Onze –Lieve-Vrouw-kerk te Ramelot, en de moeilijke keuzes die moeten gemaakt worden voor een reconstructie. Het laatste artikel is van de hand van Claire Fontaine over reliëfornamenten in art deco traphallen.

Veel leesgenot en hopelijk zijn jullie in ieder geval allemaal op de afspraak op 12 en 13 november.

Nous espérons que vous avez tous passé un bel été. A ceux qui doivent encore partir, nous sou-haitons d’agréables vacances bien méritées. Si elles sont déjà derrière vous, nous espérons que vous en avez bien profité et que vous avez pu recharger vos batteries.Lorsque vous lirez ceci, la date en sera dépassée, mais le 19 septembre nous avons programmé une excursion au Musée van Busleyden à Malines, où nous pouvons visiter le projet de restauration de «  jardins clos ». C’est un projet de restauration

interdisciplinaire bien particulier pour ces objets d’art intrigants, auquel collaborent beaucoup de nos membres APROA de diverses disciplines. Un lunch est également prévu et après le lunch une visite à l’église Saint-Jean avec les peintures murales récemment découvertes et restaurées de St. Christophe et St. Georges avec le dragon. Les absents auront eu tort.

Un autre évènement auquel nous serons présents est la Bien-nale Art Nouveau & Art Déco 2015 le 4 octobre et le Salon des restaurateurs du patrimoine organisé par l’Association Voir et Dire Bruxelles, en collaboration avec la commune de Schaer-beek. La bourse elle-même a lieu dans la très belle école communale 13 – Athénée F. Blum, avenue de Roodebeek 103 à Bruxelles. Ceux qui peuvent répondre à l’appel et assurer deux heures de permanence à notre stand peuvent se faire connaître. Naturellement chacun est le bienvenu, même pour une petite visite à la bourse et à l’école ou pour participer à l’une des nombreuses visites guidées organisées autour de l’Art Nouveau et l’Art Déco.

Nous espérons aussi vous voir très nombreux à notre col-loque bisannuel des 12 et 13 novembre. Le programme en est maintenant complètement fixé et cela promet d’être deux journées captivantes mais chargées.

Pour ce Bulletin nous avons trois articles de différentes plumes  : le premier est un article de Myriam Serck relatif à la Convention de La Haye et au Comité belge du Bouclier Bleu, particulièrement pertinent à l’heure où nous déplorons tous la perte d’un des chefs d’œuvres du Patrimoine mondial qu’était l’ancien temple de Palmyre.  Le deuxième article nous vient de Christine Cession et concerne le pré-examen des peintures murales, le plafond en stuc, les autels et les meubles de l’église Notre-Dame de Ramelot, et des choix difficiles qui doivent être faits pour une reconstruction. Le dernier article est de la main de Claire Fontaine concernant des ornements en relief dans des cages d’escalier Art Déco.

Bonne et agréable lecture et avec l’espoir de vous voir tous en tout cas au rendez-vous des 12 et 13 novembre.

(traduction : Michaël Van Gompen).

Page 6: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

44

DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN

Claire Fontaine

« Fantaisie des lignes, féerie des couleurs, magique alter-nance de l’ombre et de la lumière dans les reliefs : expres-sions décoratives multiples et diverses d’une variété infi-nie ... » (1)

Il n’est pas rare de trouver dans les cages d’escaliers des bâtiments des années 1920 et ’30 des décors de murs en relief. Cette mode arrivait des pays anglophones où l’utilisation de peintures spéciales se répandait. Inutile de faire appel à un plâtrier spécialisé en enduits modelés : tout peintre décorateur pouvait aborder sans trop de difficultés ce genre de reliefs peu accusés. Le décorateur fabriquait sa mixture à l’eau (2) ou à l’huile (3) ou encore utilisait des produits commerciaux comme : la peinture Silexine (1919), Fortoliet (? > 1926), Majorcir-ca, Hasco (1932), Muroplast (1937), Muroplastic, Lam-brilux et Betonlux.

Si les techniques d’exécution — recettes de pâte, outils (4) et dessins — varient, on observe souvent un effet bosselé (tapoté, granité, poché, projeté, ...), des motifs tournés sur place (rotation d’outils divers, rotation de brosse sur axe du manche, circumduction du poignet, ... ), ou des fantaisies contrariées.

“ Fantasierijke lijnen, feeërieke kleuren, magische afwis-seling van schaduw en licht in de reliëfs : veelzijdige en diverse decoratieve vormen in een oneindige variatie…[vertaling]”(1)

In traphallen van gebouwen uit de jaren 1920 en ’30 treft men wel vaker muurdecoraties in reliëf aan. De mode kwam overgewaaid uit de Engelstalige landen, waar het gebruik van bijzondere schildertechnieken opgang maakte.Men moest hiervoor geen beroep doen op gespecia-liseerde stukadoors : elke schilder-decorateur was in staat om zonder veel moeite een dergelijk vrij ondiep reliëf uit te voeren.De decorateur vervaardigde een mengsel op basis van water (2) of van olie (3) ofwel gebruikte hij producten uit de handel zoals : Silexine verf (1919), Fortoliet (? vóór 1926), Majorcirca, Hasco (1932), Muroplast (1937), Mu-roplastic, Lambrilux en Betonlux.

De uitvoeringstechnieken — recepten van pasta’s, ge-reedschap (4) en tekeningen — zijn zeer uiteenlopend, maar meestal gaat het toch om een bobbelig effect (in-getikt, gedopt, gekreukeld, gespoten,…), cirkelvormi-

Décor de cage d’escalier dans un immeuble Art déco à Bruxelles.(Photo : C. Fontaine)

Traphaldecoratie met relief in een art deco gebouw in Schaerbeek.(Foto : C. Fontaine)

Page 7: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

5 5

L’ensemble était réalisé à main levée puisque les rou-leaux spéciaux créant des trames décoratives dans les crépis n’étaient pas encore en usage. Une composition aléatoire et sans direction était la formule la plus facile à réaliser sur de grandes surfaces. Le choix des motifs s’explique par ailleurs aussi par le goût de l’époque pour les formes géométriques. Sous l’influence du cubisme et du futurisme, on trouve des décorations ‘domino’ et le décor ‘à plaquettes’. Des motifs comme le modèle ‘ondulé’, le décor ‘à épis’, la ‘natte chinoise’, les ‘bâtonnets’, les’ lianes’ et ’l’éventail’ s’observent égale-ment.Ces décors de cage d’escaliers pouvaient aussi pré-senter des compositions plus élaborées et figuratives comme on peut en voir Avenue Prudent Bols 47, à Laeken.

Maison personnelle de l’architecte Henri Draps, à Laeken, 1931Décor dans sa polychromie d’origine. (Photos : C. Fontaine)

Maison exceptionnellement et pour la première fois ouverte au public ces 17 et 18 octobre 2015 pour la Biennale Art déco et Art nouveau.

L’espace à décorer y est, comme souvent, divisé en pan-neaux sous forme de lambrissage à cadres. Ceci facilite la réalisation et présente l’avantage de pouvoir travail-ler seul. Il faut en effet procéder à la mise en relief aus-sitôt après avoir appliqué quelques mètres carrés, tant que la pâte est encore plastique.On peut trouver également des décors continus et sans raccords, en soubassement. Le « Beton-Emaille » (Beto-nit, Emalux, Muroplast) hollandais, à base de 90 % de ciment, s’utilisera pour les cages d’escaliers de sanato-riums, hôpitaux, écoles, piscines publiques etc. jusque dans les années 1960. Il présente l’avantage d’être très dur et non-poreux. Notons que le producteur de Si-

ge motieven (gemaakt door het ronddraaien met een bepaald instrument, door ronddraaiende bewegingen met borstels of door met de pols een draaiende bewe-ging te maken) of anders ook tegenwerkende motieven.Dit werd allemaal ter plaatse met de hand uitgevoerd, vermits de speciale rollen voor decoratieve motieven in het pleisterwerk nog niet in gebruik waren. Een toe-vallige compositie zonder bepaalde richting was de gemakkelijkste formule voor grote oppervlakken. De keuze van deze motieven heeft ook te maken met de voorkeur van die tijd voor geometrische vormen. On-der invloed van het kubisme en het futurisme vindt men domino-motieven en versieringen met plaatjes. Men treft ook motieven in de vorm van golven, koren-aren, Chinese matten, takjes, lianen en waaiers aan. Ook meer uitgewerkte en figuratieve versiering komt voor in traphallen, zoals bijvoorbeeld in het pand aan de Prudent Bolslaan 47 in Laken.

Eigen woning van architect Henri Draps, in Laken, 1931Decoratie met originele polychromie. (Fotos : C. Fontaine)

Huis dat uitzonderlijk en voor de eerste keer toegankelijk is voor het publiek op 17 en 18 oktober 2015 tijdens de art deco en art nouveau biennale

Het te versieren muurvlak wordt onderverdeeld in pa-nelen zoals een lambrisering met kaders. Dit vergemak-kelijkt de uitvoering en heeft als voordeel dat men met één persoon kan werken. Het reliëf moet aangebracht worden wanneer enkele vierkante meters bepleisterd zijn, als de pasta nog kneedbaar is.Men kan eveneens doorlopende versieringen zonder naden aantreffen als plint. Het Hollandse betonemaille (Betonit, Emalux, Muroplast) op basis van 90 % cement, werd gebruikt voor traphallen van sanatoria, hospita-len, scholen, openbare zwembaden enz. tot in de jaren 1960. Het voordeel ervan is dat het zeer hard is en niet poreus. De producent van Silexine beweerde trouwens dat zijn bekleding 217 keer harder was dan olieverf.

Deze decors werden in latere tijden vaak wit overschil-derd. Deze decoratieve schildertechnieken waren uit de mode na de Tweede Wereldoorlog en de eigenaars lieten hun traphallen vaak herschilderen om meer licht

Page 8: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

6

lexine prétendait son revêtement 217 fois plus dur que la peinture à l’huile.

Fortoliet teinté en masse. Sportfondsenbad Rotterdam, 1937In de massa gekleurde fortoliet. Sportfondsenbad in Rotterdam, 1937 (Photo/ foto : A. Verdonck - Fenikx bvba)

Ces décors ont par la suite souvent été recouverts de peinture blanche. La peinture décorative n’était plus à l’honneur après la guerre de ’40-‘45 et les pro-priétaires ont souvent repeint ces cages d’escalier en voulant y apporter plus de lumière au détriment de la lecture des reliefs. C’est oublier que la couleur faisait autant partie du vocabulaire que la structuration de la matière.

À l’origine, l’effet n’était pas seulement donné par un éclairage rasant ou oblique, ou par des contrastes entre surfaces satinées et brillantes : une des caractéristiques visuelles de ces reliefs était d’être peints de manière à être accentués. Que la pâte soit teintée dans la masse, que ce soit à l’aide de glacis à l’huile ou de vernis co-lorés, la partie en saillie présentait généralement une teinte plus pâle que la partie en creux. Et, cette « sortie des reliefs » pouvait se faire :- Soit en patinant les protubérances à l’aide d’un spalter ou d’un chiffon roulé en boule, ce qui se faisait parfois avec de la peinture métallisée.- Soit en recoupant la pâte, c’est-à-dire en la ponçant après l’avoir peinte pour mettre à nu sa couleur (teintée ou non dans la masse) sur les saillies. - Soit en ressuyant, tant qu’elle est fraîche, une seconde teinte appliquée sur toute la surface (creux et reliefs) laissant ainsi apparaître la première teinte sur les reliefs essuyés.Une restitution de cette dernière forme est présentée ci-dessous.

RESTITUTION D’UNE POLYCHROMIE D’ORIGINE

Au printemps dernier, le propriétaire d’une maison dans le quartier Pannenhuis à Laeken m’a demandé

te krijgen, en dit ten nadele van de leesbaarheid van de reliëfs. Men vergat hierbij dat de kleur evenzeer deel uitmaakte van het vocabularium dan de structuur van het materiaal.

Patent US 1560941A (H. Miller 1925)Ornamented surface and method of forming the same.

Oorspronkelijk kwam het effect niet alleen van strijk-licht of schuin invallend licht, of door het contrast tus-sen gesatineerde en glanzende oppervlakken : één van de visuele kenmerken van deze reliëfs was dat ze geschilderd waren om op te vallen. Zowel in geval van in de pasta gekleurde massa of gebruik van gekleurde glacis of vernissen, de vooruitspringende delen had-den meestal een lichtere tint dan het verzonken reliëf. Om dit reliëf te doen uitkomen, kan men :- ofwel de uitstekende delen patineren met behulp van een spalter of een tot prop gedraaid doek, hetgeen soms met metaalverven werd uitgevoerd- ofwel door de pasta in te snijden, met andere woor-den door op te schuren na het schilderen om de kleur (al dan niet in de massa gekleurd) opnieuw zichtbaar te maken op de vooruitspringende delen- ofwel door een tweede laag over het hele oppervlak (dieptes en reliëf ) te strijken en deze op de reliëfs af te vegen terwijl ze nog vers is, zodat de oorspronkelijke tint van de reliëfs opnieuw te voorschijn komt.

6

« [...] The decorated surfaces -may then be painted in any desired manner. It has been found by experience that very artistic results may be obtained by painting the en-tire surface with bronze, gold or silver paint, and after the same has dried a coat of green or other color is applied to the surface, and While Wet the flat surfaces are wiped of, leaving the gold bronze or silver thereon, While the val-leys remain green. A coat of varnish may be applied to the coated surface, after the same has thoroughly dried. [...] »

Page 9: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

7

d’intervenir pour remettre sa cage d’escalier en état d’origine.

Lors de travaux de modifications des ouvertures dans la cage d’escalier (années 1990), l’ensemble du décor d’origine avait été surpeint et plusieurs nouveaux pan-neaux créés. L’idée du décor original avait été reprise, mais l’exécution n’était pas conforme : - la peinture était à base aqueuse au rendu mat ;- il n’y avait pas de sortie des reliefs dans les zones ocres ;- la gamme de couleurs était inadéquate (fond trop pâle et glacis aux tons trop vifs) ;- les nouveaux reliefs étaient maladroits et ne copiaient que très approximativement l’original.On observait par endroits une fissuration suivie d’un écaillage lié à la mauvaise adhésion des couches épaisses. La peinture à l’huile originale (grasse et non-aqueuse) ne pouvait pas être recouverte d’une peinture à l’eau maigre (aux résines synthétiques (acryliques, vinyliques, ...) en dispersion).

Si le code d’éthique E.C.C.O. nous y menait, l’option de dégager le décor d’origine ne pouvait pas être retenue : le décor était incomplet, l‘état de conservation inconnu et/ou mauvais, le temps nécessaire au dégagement de toute la cage d’escalier irraisonnable.

Een restitutie van deze laatste methode wordt hier voorgesteld.

RESTITUTIE VAN EEN OORSPRONKELIJKE POLY-CHROMIE

Vorige lente vroeg de eigenaar van een woning in de Pannenhuiswijk van Laken om zijn traphal in de oor-spronkelijke toestand te herstellen.

Tijdens aanpassingswerken van de toegangen in de traphal (jaren 1990), was het oorspronkelijke decor vol-ledig overschilderd en aangevuld met verschillende nieuwe panelen. Het idee van het origineel decor was hernomen, maar de uitvoering was niet volledig gelijk-lopend:- de verf op waterbasis was mat van uitzicht- de reliëfs kwamen niet uit in de okerkleurige zones- het kleurengamma was niet aangepast (te lichte grondkleur en glacis met te felle tinten)- de nieuwe reliëfs waren onhandig en ‘kopieerden’ de originelen maar zeer approximatief.Op sommige plaatsen trad barstvorming op, gevolgd door afschilfering, omdat er een slechte hechting was van de dikke verflagen. De oorspronkelijke olieverf (vet en niet waterig) kon niet bedekt worden door een

7

Exemple de description dans la littérature professionnelle de l’époqueEd. Bataille et A. Chaplet, Pour le décorateur, Paris, Dunod, 1937

Voorbeeld van een beschrijving in de beroepsliteratuur van die tijdEd. Bataille en A. Chaplet, Pour le décorateur, Parijs, Dunod, 1937

Page 10: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

88

Le décor original et son surpeint ont donc été conser-vés, et une nouvelle restitution de la polychromie a été réalisée sur l’ensemble. Le témoin de l’état original conservé dans une petite armoire a servi de modèle.

Étapes de l’intervention

1. Le fixage de l’écaillage du surpeint n’était pas une néces-sité puisque cette couche épaisse n’était pas originale et ne pré-

sentait pas d’intérêt historique ou artistique. Les sou-lèvements et les parties non adhérentes ont donc été dégagés.2. Les murs ont été lessivés et rincés.3. Les lacunes ont été comblées par un crépi doux à base de résines synthétiques en dispersion, en imitant la structure de surface. Des essais ont été pratiqués avec plusieurs objets-outils afin d’obtenir l’effet le plus ressemblant possible. 4. Repeindre l’ensemble apportait des risques de ten-sions de surface pouvant décoller le premier surpeint du décor original. La meilleure solution nous a paru de repeindre le décor en un minimum de couches en évi-tant les peintures laques aqueuses ou solvantées (gly-cérophtaliques), c’est-à-dire :-soit avec une peinture préparée, à l’huile de lin, sans aucune résine ajoutée (5) ;- soit avec une peinture qu’on qualifierait de légère, en

waterig mager verfsysteem (met synthetische harsen : acryl, vinyl,…) in dispersie.

De optie van het vrijleggen van het originele decor, in de geest van de deontologische code van E.C.C.O. , was niet haalbaar : het decor was onvolledig, de bewarings-toestand was onbekend en/of slecht, de benodigde tijd om de hele traphal vrij te leggen was onverantwoord.Het originele decor en zijn overschildering werden dus bewaard onder de nieuwe reconstructie van de poly-chromie. Een onoverschilderd bewaard stuk van de ori-ginele decoratie in een klein kastje diende als model voor de reconstructie.

De verschillende stappen in de uitvoering

1. Het fixeren van de afschilferingen van de overschil-dering was niet nodig omdat deze dikke laag niet origi-neel is en geen historische of artistieke betekenis heeft. De opstuwingen en de niet hechtende delen werden dus verwijderd.2. De muren werden gewassen en gespoeld.3. De lacunes werden opgevuld met een zachte pleis-ter op basis van synthetische harsen in dispersie, met nabootsing van de oppervlaktestructuur. Proeven werden uitgevoerd met verschillend gereedschap en instrumenten om de best mogelijke gelijkenis te beko-men.4. Het geheel herschilderen was risicovol door de op-pervlaktespanning die de eerste overschildering van het originele decor konden losmaken. De beste oplos-sing lag in het herschilderen van deze decoratie in een minimum aantal lagen en watergedragen of solvent-gedragen lakverven te vermijden, m.a.w.:- ofwel met een lijnolieverf zonder toegevoegde har-sen (5) - ofwel met een ‘lichte’ verf in waterige dispersie, die weliswaar dekt in één laag, maar nadien moeilijker te behandelen is met olieglacis.Deze tweede optie werd weerhouden. De tint is die van de originele getuige : NCS code 1510-Y10R5. Een eerste glacislaag (natuurlijke omber + natuur-lijke siena) met lijnolie werd over het hele oppervlak aangebracht. Ze werd onmiddellijk op de reliëfs afge-veegd met vodden op een blokje en met een rubberen wisser. Deze operatie was moeilijk op de magere fond. Na droging was het oppervlak grotendeels mat, of met enkele ‘ingeschoten’ glanzende partijen.6. Hierop kwam een tweede olieglacis op de motieven (rode oker + natuurlijke siena), zoals op het origineel. Deze werd op zijn beurt opnieuw afgeveegd op de re-liëfs.7. Een derde olieglacis (natuurlijke omber) werd aange-bracht over alle panelen. Ook deze werd afgeveegd. Dit uniformeert het geheel en bindt de twee voorgaande glacislagen beter aan elkaar. Omdat dit vegen niet net hetzelfde was als de vorige, geeft de opeenvolging van de glacislagen een grotere weelde van tinten en een

Coupe – Agrandissement X10 reprenant : l’enduit grossier, l’enduit de finition, la monocouche d’enduit décoratif et les différentes couches de peinture. (Photo : C. Fontaine)Dwarsdoorsnede – Vergroting X10 van : ruwe pleisterlaag, afwer-kingslaag, eenlagige decoratieve pleister en de verschillende verflagen.

Écaillage du surpeint avec perte de matière. (Photo M. Sonck)Afschilfering van de overschildering met materiaalverlies.

Page 11: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

99

dispersion aqueuse, pouvant couvrir en une seule couche mais plus difficile à travailler ensuite avec des glacis à l’huile. C’est cette deuxième option qui a été retenue. La tona-lité choisie d’après le témoin original correspond au code NCS 1510-Y10R.5. Un premier glacis (terre d’ombre naturelle + terre de sienne naturelle) à l’huile de lin a été appliqué sur toute la surface.Il a été aussitôt ressuyé à l’aide de chiffons épais sur une cale et d’une raclette en caoutchouc. L’opération s’est avérée difficile sur le fond maigre.Après séchage, la surface présentait un aspect encore mat et, localement, un aspect brillant avec des embus.

7. Un deuxième glacis à l’huile a été appliqué, comme à l’origine, sur les motifs (ocre rouge + terre de sienne naturelle). Il a été ressuyé.

vibratie van het ge-heel. Het glanzend uitzicht zal verzach-ten in de volgende maanden tot een mooi gesatineerd effect dat het strijk-licht op de reliëfs zal laten spelen.

Het is voorzien om de bovenkant van de muren, die een reliëfversiering heb-ben, eveneens te herschilderen. De traphal zal dan vol-ledig zijn oorspron-kelijke luister terug-vinden.

Ik bedank en feliciteer de eigenaar M. Sonck om dit type decoratie te willen redden, iets waar maar weinig eigenaars en architecten toe bereid zijn. Ik hoop met dit artikel deze plastische reliëfdecoraties opnieuw de aandacht te geven die ze verdienen.

(vertaling : Marjan Buyle)Met dank aan Ann Verdonck (VUB) voor informatie in ver-band met Betonemaille.

Cage d’escalier après intervention. (Photo: C. Fontaine)Traphal na interventie.

Traphal na interventie. (Foto : C. Fontaine)Cage d’escalier après intervention.

Pendant la réalisation : Embus après le premier passage, détail de la sortie des reliefs et passage du glacis final. (Photos : C. Fontaine)Tijdens de uitvoering : Ingeschoten matte zones na de eerste glacis, détail van afgeveegde reliefs en aanbrengen van derde glacislaag.

Page 12: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

1010

8. Un troisième glacis a l’huile (terre d’ombre naturelle) a été appliqué de façon à recouvrir l’ensemble des pan-neaux.Il a été ressuyé. Ceci uniformise et lie mieux les 2 teintes de glacis précédentes entre elles.Par ailleurs, ce ressuyage n’étant pas identique aux res-suyages sous-jacents, la superposition des glacis donne une plus grande richesse de tonalités et une vibration à l’ensemble.L’aspect brillant s’atténuera dans les mois à venir pour présenter un beau satin faisant jouer la lumière rasante sur les reliefs.Il est prévu de repeindre le haut des murs présentant également un décor structuré. La cage d’escalier re-trouvera alors toute sa richesse initiale.

Je remercie et félicite le propriétaire, M M. Sonck, d’avoir voulu sauver cette forme de décors devant les-quels trop peu de propriétaires et architectes s’arrêtent. Et j’espère, par cet article, avoir contribué à redonner à ces enduits plastiques l’intérêt qu’ils méritent.

(1) Extrait d’une publicité pour « l’enduit plastique parfait » Silexine.(2) Exemples de mélanges : Plâtre, craie et colle de peaux, ou caséine et craie.(3) Exemples de mélanges : Céruse, craie et huile de lin ou pigment, huile de bois, huile de lin, résine copal.(4) Pour les pochages : éponges humides, plaquettes de bois, brosses spéciales à poils courts, etc.Le grésage des pointes après pochage à la brosse se faisait au papier de verre à peine la pâte durcie.La plaquette de bois était utilisée en la maintenant à plat sur la pâte humide, puis retirée brusquement de façon à créer une structure.Pour les motifs : peignes, couteaux de peintre, cartons, cuirs entaillés, boîtes, culs de bouteilles, cuillers, ficelles, doigts,...A noter que plus la couche est épaisse, plus le relief se trouve accen-tué.(5) Faute de quoi il aurait fallu 2 (à 3 couches) de fond, suivi des 3 passages de glacis. Cela aurait mené à des longs délais de séchage dans cette cage d’escalier relativement sombre, avec des risques de poissement de la surface huileuse.

Publicités de l’époque pour Hasco (source : M.G. Polman), Muroplast (source : Vademecum de P. Bot / u.b. VBb 1937/36), et pour la

Silexine des Etablissements L. Van Malderen à Paris.Advertenties voor Hasco (uit proefschrift M.G. Polman), Muroplast

(uit Vademecum P. Bot/ u.b. VBb 1937/36) en Silexine van de Etablissements L. Van Malderen in Parijs.

(1) Uittreksel uit een advertentie voor “enduit plastique parfait” Si-lexine.(2) Voorbeeld van mengsels : gips, krijt en huidenlijm, of caseïne en krijt.(3) Voorbeeld van mengsels : loodwit, krijt en lijnolie of pigment, huile de bois, lijnolie, kopalharsen.(4) Voor het pocheren : vochtige sponsen, houten plaatjes, speciale kortharige borstels, etc.Het polijsten van de punten na het pocheren met de borstel werd gedaan met glaspapier wanneer de pasta net hard genoeg was.Voor het structureren met een houten plankje werd deze tegen de mortel gehouden en teruggetrokken waardoor een bepaald patroon ontstond.Voor de motieven : kammen, schildersmessen, kartons, ingekerfd le-der, dozen, flessenbodems, lepels, draad, vingers, …Hoe dikker de laag is, hoe duidelijker het reliëf zich zal aftekenen.(5) Anders waren 2 à 3 ondergrondlagen nodig geweest, gevolgd door 3 glacislagen. Dit zou lange droogtijden vereisen in deze vrij donkere traphal, met risico van kleverigheid van het olieachtig op-pervlak.

Page 13: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

11

De tout temps lors des guerres, les œuvres d’arts et les monuments sont détruits ou pil-lés. Déjà dans l’antiquité, des auteurs parlent de la protection du patrimoine en temps de conflits armés. Il en est de même à la Renais-sance et à la fin du XIX e siècle 1. Toutefois, ce n’est qu’après la première guerre mondiale (1914-18) que les spécialistes et les juristes tentent de créer un droit culturel interna-tional. En effet, le 15 avril 1935 de nombreux pays signent à la Maison Blanche à Washing-ton, le Pacte Roerich 2 (fig. 1) ou le premier traité international sur la protection de la Culture dans le cadre de l’Union panamé-ricaine. Le texte est préparé par le peintre russe Nicolai Roerich (1874-1947). Plusieurs conférences internationales de préparation ont eu lieu et notamment une à Bruges en 1931. Ce document est le précurseur de la Convention de La Haye. En effet, après les désastres humains et culturels de la deu-xième guerre mondiale (1940-45) et après la création de l’ONU (Organisation des Nations Unies) en juin 1945, l’Unesco organise des réunions en vue de la rédaction d’une nouvelle convention pour la protection des biens culturels en cas de conflits armés. La Convention de la Haye pour la protection des biens culturels en cas de conflit armé sera signée en 1954 3. Elle crée un nouveau système de protection international dans lequel s’inscrit le Pacte Roerich. Ainsi, le Préambule de la Convention de la Haye précise que les rédacteurs et les signataires ont été guidés « par les principes concernant la protection des biens culturels en cas de conflit armé établis dans les Conven-tions de La Haye de 1899 et de 1907 et dans le Pacte de Washington du 15 avril 1935  ». De plus, l’article 36 de la Convention de 1954 insiste sur le fait qu’elle ne fait que complé-ter le traité de 1935 sans pour autant le rem-placer. Cependant, pour les états qui sont parties aux deux conventions, le nouveau signe distinctif devient «  Le Bouclier Bleu » (fig. 2) et il se substituera à la «Bannière de la Paix». Deux protocoles d’application sui-vront la Convention. La ratification de la Convention de la Haye de 1954 et du pre-mier Protocole a été signée par la Belgique le 16 septembre 1960  : 126 pays ont signé actuellement. La ratification du deuxième Protocole de 1999 par la Belgique est réali-sée le 13 octobre 2010: 68 pays ont signé actuellement. Les pays signataires doivent donc mettre en œuvre cette

Tijdens oorlogen worden kunstwerken en monumenten vernield of geplunderd. Al in de oudheid, maar ook in de renais-sance en aan het einde van de 19de eeuw gingen er stemmen op om het erfgoed bij een gewapend conflict te beschermen.1 Toch hebben specialisten en juristen pas na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) een poging gewaagd om internationale rechts-regels ter zake uit te werken. Zo onderte-kenden talrijke landen op 15 april 1935, in de raam van de Pan-Amerikaanse Unie, in het Witte Huis in Washington het Roerich Pact (afb. 1), de eerste internationale over-eenkomst betreffende het beschermen van cultureel erfgoed.2 De tekst van het Pact is de voorloper van de Conventie van

Den Haag en werd door de Russische schil-der Nicolai Roerich (1874-1948) voorbereid als resultaat van een aantal voorafgaande internationale conferenties, o.a. in 1931 in

Brugge. Na de humanitaire en culturele catastrofe van de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) en na de oprichting van de UNO (Verenigde Naties) in 1945, organiseerde de Unesco een aantal vergaderingen om een nieuwe conventie ter bescherming van culturele goederen in geval van gewapende conflicten op te stellen. In 1954 werd de Conventie van Den Haag voor de bescherming van culturele goederen in geval van gewapende con-flicten ondertekend.3 De Conventie behelst een nieuwe

internationale beschermende overeenkomt waarin het Roerich Pact is opgenomen. Zo preciseert de inleiding van de Conventie dat de opstellers en de ondertekenaars ge-leid werden “door de principes betreffende de bescherming van culturele goederen in geval van gewapend conflict zoals vervat in de Con-venties van Den Haag van 1899 en 1907 en in het Pact van Washington van 15 april 1935”. Artikel 36 van de Conventie van 1954 bena-drukt ook dat het verdrag van 1935 wordt aangevuld, maar niet wordt vervangen. Door de ondertekenende staten van de twee conventies werd het “Blauwe Schild” (afb. 2) als embleem aangenomen. Het ver-vangt vanaf dan de “vredeswimpel” van het Roerich Pact. Op de Conventie volgden

twee protocollen die de uitvoering regelen. België ondertekende de Conventie van Den Haag van 1954 en het Eerste Protocol op 16

september 1960 (momenteel hebben 126 landen de teksten ondertekend). Op 13 oktober 2010 ratificeerde

LA CONVENTION DE LA HAYE ET LE COMITÉ BELGE DU BOUCLIER BLEU

DE CONVENTIE VAN DEN HAAG EN HET BELGISCHE BLAUWE SCHILDCOMITÉ

MyriaM SerCk-DewaiDe

Fig. 1. La bannière du pacte Roerich/ Het vredesvaandel

van het Roerich Pact. ©  www.bannièredelapaixfrance.sitew.fr

Fig. 2. L’emblème du Bouclier Bleu/ Het embleem van het

Blauwe Schild  © www.icomos.org

Page 14: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

12

convention.Entretemps, il y a eu la fondation du Comité Internatio-nal du Bouclier Bleu (I.C.B.S.) en 1996 à Paris au siège de l’Unesco 4. C’est un comité de professionnels, internatio-nal et indépendant qui regroupe les musées, les archives, les bibliothèques, les monuments et sites historiques. Il réunit l’expertise et le savoir-faire des réseaux interna-tionaux de chacune de ces organisations non gouver-nementales œuvrant en faveur du patrimoine culturel :  - ICA: Le Conseil International des Archives-ICOM: Le Conseil International des Musées-ICOMOS: Le Conseil International des Monuments et des Sites - IFLA: La Fédération Internationale des As-sociations et Institutions des Bibliothèques Plus tard en France, les archives audiovisuelles s’y sont jointes : - CCAAA : Le Conseil de coordination des Associations d’Archives Audiovisuelles Quelques pays signataires de la Convention forment alors des comités nationaux. Ainsi, le Comité belge du bouclier Bleu est créé en 2000 (Moniteur du 26-10-2000). Son siège social était situé au début à la Bibliothèque royale de Belgique et est actuellement à l’Institut royal du Patrimoine artistique à Bruxelles. En 2008, s’est créée une autre association l’A.N.C.B.S. ou l’Association of the National Committees of the Blue Shield dont le siège est à la Haye. Son but est de pouvoir pro-grammer et réaliser des actions pratiques communes 5.

Qui fait partie de l’ASBL «Comité belge du Bouclier Bleu»?6

Les 46 membres actuels sont issus des quatre organisa-tions non gouvernementales suivantes l’ICA, l’ICOM, l’ICOMOS et l’IFLA, pour ce qui concerne la Belgique, mais ils sont aussi issus de l’Etat belge, par la voie d’un représentant de chacun des départements fédéraux des Affaires étrangères, de la Défense nationale, des Finances, de l’Intérieur, de la Police et du département ayant en charge la gestion des institutions scientifiques fédérales. De même, la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone, la Région wallonne, la Région flamande, la Région de Bruxelles-Capitale et la Fédération Wallonie-Bruxelles sont pré-sentes par la voie d’un représentant des départements qui exercent des compétences et des responsabilités en matière de gestion ou de protection du patrimoine mobi-lier et immobilier. D’autres membres individuels exerçant une profession liée à la gestion et la conservation du pa-trimoine sont facilement accueillis au sein de l’association selon les règles publiées au moniteur.

Quels sont les missions de l’association ? Comme le fait la Croix Rouge en faveur de l’être humain, les membres s’engagent pour la protection du patri-moine culturel en cas de conflits armés mais aussi en cas de catastrophes naturelles telles qu’inondations, tempêtes, tremblements de terre, etc.  ; ou encore en cas de catastrophes telles qu’explosion, incendie, dégât des eaux, vandalisme ou accident nucléaire.

België het Tweede Protocol (1999) dat momenteel door 68 landen is ondertekend. Alle ondertekenaars dienen de Conventie te eerbiedigen.Intussen werd in 1996 op de zetel van de Unesco te Pa-rijs het Internationale Blauwe Schildcomité (CIBB – ICBS) opgericht.4 Dit is een internationaal en onafhankelijk co-mité van professionelen werkzaam in musea, archieven, bibliotheken, monumenten en historische sites. Het ver-enigt de expertise van de internationale niet-gouverne-mentele organisaties die op het terrein van het cultureel erfgoed actief zijn:- de ICA-CIA (Internationale Archiefraad);- de ICOM (Internationale Museumraad);- de ICOMOS (Internationale Raad voor Monumenten en Landschappen);- de IFLA (Internationale Federatie van Bibliotheekvereni-gingen en –instellingen);- de CCAAA (Conseil de coordination des Associations d’Archives Audiovisuelles - Frankrijk). Enkele landen hebben nationale Blauwe Schildcomités opgericht. Zo werd in 2000 de vzw Het Belgische Blauwe Schildcomité – Le Comité belge du Bouclier bleu asbl op-gericht (Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, 26 okt. 2000). De maatschappelijke zetel van het Comité, die aanvan-kelijk in de Koninklijke Bibliotheek van België was geves-tigd, bevindt zich nu in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) te Brussel.Om gemeenschappelijke en op de praktijk gerichte ac-ties te kunnen plannen en uitvoeren, werd in 2008 de As-sociation of the National Committees of the Blue Shield (ANCBS) met zetel in Den Haag opgericht.5

Wie is lid van de vzw Het Belgische Blauwe Schild-comité?6

De 45 leden van het Comité komen uit de professionele sectoren die in België ICA, ICOM, ICOMOS en IFLA ver-tegenwoordigen. De Belgische federale overheidssector is aanwezig met telkens één vertegenwoordiger van de federale ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie, Financiën en Binnenlandse Zaken, van de Federale Poli-tie en van de Programmatorische Overheidsdienst voor het Federaal Wetenschapsbeleid die verantwoordelijk is voor de federale wetenschappelijke instellingen. Ook de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest, het Vlaamse gewest en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest zijn aanwezig met een vertegenwoordiger van het de-partement dat bevoegd is voor de bescherming van roe-rend en onroerend erfgoed. Personen die beroepshalve met beheer en behoud van erfgoed bezig zijn, kunnen volgens de in het Belgisch Staatsblad gepubliceerde sta-tuten als lid worden aanvaard.

Wat is de opdracht van de vereniging?Zoals het Rode Kruis zich voor humanitaire doeleinden inzet, zo engageren de leden van het Belgische Blauwe Schildcomité zich voor de bescherming van het cultureel erfgoed in geval van gewapende conflicten, natuurram-

Page 15: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

13

  L’association veille à proposer avec tous les moyens techniques appropriés son assistance au cas où des biens culturels  nationaux  tant immobiliers que mobiliers se-raient menacés par une catastrophe d›origine naturelle ou humaine : - en informant sur la manière d’éviter ces catastrophes, - en fournissant de l’assistance pratique et surtout pro-

fessionnelle lorsque ces catastrophes se produisent. En cas de catastrophe ou de conflit international, l’asso-ciation mets son savoir-faire et ses experts à la disposition des instances internationales. De plus, l’association milite pour une bonne infrastructure juridique de la gestion des risques encourus par le patri-moine. Elle soutient toute action de l’autorité et d’autres organisations sur le plan de la prévention, de la sensibi-lisation, de la formation professionnelle et de l’interven-tion en cas de sinistre frappant le patrimoine culturel.

Quelles sont les actions de l’Association ? Une action essentielle est l’information des responsables du patrimoine culturel afin que des plans de gestion des risques pour les collections et les bâtiments soient établis pour protéger le patrimoine culturel et historique en cas de catastrophe (ces plans sont obligatoires pour le sau-vetage des personnes mais pas pour les biens culturels). Pour ce faire, après une longue enquête, il a été établi un plan de travail appelé « Plan Pompéi » qui a été ter-miné en 2011. Le texte intégral est consultable sur le site de l’ASBL. Nous avons diffusé les textes et nos demandes aux gou-verneurs de province. Nous tenterons ensuite de proposer un accord de coopération entre l’État fédéral, les Régions et les Communautés afin de protéger le patrimoine de la même façon que la Croix rouge protège les êtres humains. Des colloques internationaux et des formations ont été organisés régulièrement par l’Association à Bruxelles 7, au Grand-Hornu, à Namur 8 et à Mons en 2014 en partenariat avec le Comité français. Il y aura une journée d’étude à Anvers, le 4 décembre 2015. Des conférences sont données par nos membres lors d’autres évènements comme le colloque « International Symposium on the Implementation of the second Protocol of 1999 to The Hague Convention of 1954 for the Protec-tion of Cultural Property in the event of Armed Conflict  » organisé par le groupe de travail « Biens culturels de la Commission Interministérielle des Droits Humanitaires (CIDH) » en décembre 2013 à Bruxelles 9 ou à Leuven en 2014 au colloque organisé après l’exposition « Ravages ». Des cours ont été donnés aux militaires en 2015 et pro-chainement plusieurs conférences seront réalisées lors du colloque consacré à « L’art dans la tourmente » à Andenne les 6 et 7 octobre 2015.Différentes publications ont été éditées sur le sujet tantôt par l’association même mais surtout par ou en collabora-tion avec l’ICA, l’ICOM, l’ICOMOS, l’IFLA, la Police 10 et par la Commission Interministérielle des Droits Humanitaires (CIDH) et son groupe de travail « Biens Culturels » déjà cité. Ce groupe de travail géré par Benjamin Goes a pour mission d’implémenter en Belgique la convention de la

pen (overstromingen, zware stormen, aardbevingen …) en andere rampen zoals ontploffingen, brand, water-overlast, vandalisme of nucleaire ongelukken. Het Comité wil met alle aangepaste technische middelen hulp bieden wanneer in België roerende of onroerende culturele goederen bedreigd worden door rampen, ver-oorzaakt door de mens of door de natuur. Deze hulpver-lening gebeurt door informatie over ramppreventie te verspreiden en door bij een ramp praktische en vooral professionele bijstand te verlenen.Bij een ramp in het buitenland of bij een internationaal conflict zal het Comité zijn kennis en zijn experts ter be-schikking stellen van de internationale instanties.Daarnaast ijvert het Comité voor een goede juridische onderbouwing van het beheer van de risico’s die het erf-goed bedreigen. Het Comité ondersteunt ook elke actie van de overheid en van andere organisaties op het gebied van preventie, bewustmaking, professionele vorming en interventie wanneer een ramp het erfgoed treft.De verantwoordelijken voor het cultureel erfgoed infor-meren is een van de belangrijkste opdrachten. Zo kun-nen risicobeheersplannen voor verzamelingen en voor gebouwen worden opgesteld, teneinde het cultureel en historisch erfgoed in geval van een ramp te bescher-men. (Zulke plannen zijn overigens verplicht voor het redden van mensenlevens, zij zijn echter niet verplicht met betrekking tot het redden van cultuurgoederen …). Daarom werd na een uitgebreide enquête een actieplan opgesteld. Dit zogenaamde Pompeï Plan werd in 2011 afgerond. De volledige tekst van het Plan is raadpleeg-baar op de website van het Belgische Blauwe Schild-comité (http://blueshieldbelgium.kikirpa.be). De tekst is, samen met een aantal vragen, aan de provinciegou-verneurs overhandigd. Verder werkt het Comité aan een voorstel voor een samenwerkingsakkoord tussen de fe-derale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen met betrekking tot de bescherming van het erfgoed naar het voorbeeld van de humanitaire acties van het Rode Kruis. Het Comité organiseerde internationale wetenschap-pelijke colloquia te Brussel7, in Le Grand Hornu en in Namen8. Het colloquium van Mons (2014) werd in sa-menwerking met de Franse zusterorganisatie georga-niseerd. Voor 2015 staat een studiedag in Antwerpen (4 december) op het programma. Leden van het Comité gaven lezingen op andere bijeen-komsten, zoals op het International Symposium on the Im-plementation of the Second Protocol of 1999 to The Hague Convention of 1954 for the Protection of Cultural Property in the event of Armrd Conflict dat in december 2013 door de werkgroep “cultuurgoederen” van de Interministeriële commissie voor Humanitair Recht (CIDH) was georgani-seerd9, of in Leuven op een colloquium naar aanleiding van de tentoonstelling Ravage (2014). Er werd aan de Ko-ninklijke Militaire School een gastcollege gegeven (voor-jaar 2015) en eerlang komen er verscheidene lezingen op een colloquium gewijd aan L’art dans la tourmente (An-denne, 6 en 7 oktober 2015).Er werden verscheidene publicaties uitgegeven, zowel

Page 16: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

14

door het Comité maar vooral door of in sa-menwerking met de ICA, ICOM, ICOMOS, IFLA, de politie10 en door de Interministeriële Commissie voor Humanitair Recht (CIDH) en haar eerder vermelde werkgroep “cultuur-goederen”. Deze werkgroep, die door Ben-jamin Goes wordt geleid, heeft tot doel de Conventie van Den Haag en haar Tweede Pro-tocol van 1999 in België te implementeren en te doen naleven.

Hoe de Conventie van Den Haag naleven?De te beschermen goederen moeten aange-

duid worden met het bekende embleem van het Blauwe Schild, maar de tekst voorziet drie verschillende soorten be-scherming. Er zijn dus drie verschillende emblemen:- de algemene of “gewone” bescher-ming, die wordt aangeduid door het aanbrengen van een “Blauw Schild” (ill. 2);- de “versterkte bescherming”, die wordt aangeduid door het aanbrengen van een rood omzoomd Blauw Schild. Dit aan de Unesco voorgesteld embleem is nog niet goedgekeurd. Werkgroepen uit diverse landen bereiden dossiers voor om “versterke bescherming” te bekomen in synergie met de inschrijving van cultu-

rele goederen in het register van het Werel-derfgoed van de Unesco (ill. 3);- de bijzondere bescherming, uitzon-derlijk voorzien voor bijvoorbeeld opslag-plaatsen voor kunstwerken in geval van gewapend conflict, die wordt aangeduid door drie “Blauwe Schilden” (ill. 4).In sommige landen werd het embleem (het “Blauwe Schild”) ruimer gebruikt dan voor de toepassing van de Conventie van 1954. Sedert geruime tijd wordt het Blauwe Schild immers aangebracht op alle als mo-nument beschermde gebouwen. Dit onei-genlijk gebruik van het “Blauwe Schild” als embleem zal grote verwarring veroorzaken tussen enerzijds de zeer vele beschermde

culturele goederen en anderzijds die culturele goederen die uit hoofde van de Conventie van 1954 beschermd zijn. Deze laatste zullen dus in geval van ge-wapend conflict minder specifiek be-schermd zijn. Bovendien werd in België (en ook in andere landen) het oorspron-kelijk embleem veranderd en werden er symbolen en teksten aan toegevoegd. Zo voegde het Waalse gewest een haan (symbool van Wallonië) toe, alsook een code die met een 21ste-eeuwse ‘smart-phone’ gelezen kan worden (ill. 5). Het Vlaamse Gewest en de Duitstalige Ge-

Haye et son deuxième protocole de 1999. Il faut donc faire appliquer les règles de la Convention de La Haye.

Comment appliquer la Convention de La Haye ?Les biens à protéger doivent être signalés par le fameux sigle du Bouclier Bleu. Mais il faut savoir que le texte prévoit 3 niveaux différents de protection et donc 3 types de sigles :

La protection générale ou «simple» devra être signalée par l’application d’un Bouclier Bleu (fig. 2) , fig. 2 déjà utilisée plus haut mais à mettre en regard ici avec la 3 et 4)La protection renforcée pour les œuvres majeures devra être signalée à l’aide d’un Bouclier bleu cerné d’une bande rouge (Toutefois le sigle récemment proposé à l’Unesco n’est pas encore totalement légalisé). Les groupes de travail des diffé-rents pays qui préparent les dossiers pour obtenir la protection renforcée tentent de créer des synergies avec l’inscription des biens culturels majeurs reconnus comme patrimoine mondial de l’Unesco. (fig. 3)

La protection spéciale est exception-nelle et n’est prévue que pour quelques cas comme par exemple des refuges d’œuvres d’art en cas de guerre. Elle devra être signalée par un groupe de trois « Bou-clier Bleu » (fig. 4).Mais dans certains pays dont la Belgique, le sigle a été utilisé de manière beaucoup plus large que celle qui doit être liée à l’appli-cation de la Convention de 1954. En effet, depuis longtemps le sigle du Bouclier bleu est apposé sur tous les bâtiments classés. Or, l’utilisation inadéquate des emblèmes du Bouclier Bleu va provoquer une large confusion entre les très nombreux biens culturels classés, d’une part et les biens culturels protégés au sens de la convention de 1954, d’autre part. Cela va donc amoin-drir la protection particulière de ces der-niers biens en cas de conflit armé. De plus en Belgique (et dans d’autres pays également) le sigle original a été trans-formé et additionné d’autres symboles et de textes. La région wallonne a ajouté le symbole régional du coq au bouclier bleu ainsi que des codes à lire avec un smartphone au XXIe siècle (fig.5) . La région flamande y a joint le symbole ini-tial du patrimoine européen inversé, tout comme la Communauté germanophone (fig. 6 & 7) . Cette Communauté vient de créer de nouvelles plaques contenant

Fig. 3. La proposition d’emblème pour la protection

renforcée/ Voorstel voor het embleem voor “versterkte

bescherming”© dossiers Unesco

Fig. 4. L’emblème de la protection spéciale/ Het embleem voor “speciale

bescherming”  © www.icomos.org

Fig. 5. L’emblème du Bouclier Bleu en Wallonie/ Het Blauwe Schild in

Wallonië © myriam.serck

Fig. 6. L’emblème du Bouclier Bleu en Flandre/ Het Blauwe Schild in Vlaanderen ©

françoise vanhauwaert

Page 17: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

15

meenschap hebben het oorspron-kelijk symbool voor het Europees erfgoed toegevoegd (ill. 6 en 7). De Duitstalige gemeenschap cre-eerde zeer onlangs nieuwe “blauwe schilden”, met daarop eveneens een code voor ‘smartphones’. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ten slotte, maakte nieuwe schilden met daarop het symbool van de iris.Wij wijzen ook op het oneigenlijk gebruik van het symbool van het Blauwe Schild om het geheel van beschermd erfgoed aan te duiden. Dit gebeurt in Oostenrijk, Polen,

Letland, Kroatië, Slovenië en in andere landen. Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Zweden en Noorwegen hebben eigen symbolen ontworpen om hun beschermd erfgoed aan te duiden. Ten slotte hebben Spanje, Italië, Nederland, Hongarije en Griekenland geen nationale

symbolen om beschermde gebouwen aan te duiden. Soms is er wel een regio-naal of een gemeentelijk symbool.Om in overeenstemming te zijn met de Conventie van Den Haag dient men alle bestaande lijsten van de beschermde goederen opnieuw te bestuderen om dan die beschermde gebouwen en sites te selecteren die gewone bescherming kunnen genieten en dan het oorspron-kelijk embleem kunnen krijgen. Andere beschermde goederen moeten dan een ander erfgoedsymbool krijgen. Op ter-mijn zal men dus alle huidige Blauwe Schilden dienen te verwijderen.Om te bekomen dat een cultuurgoed een “versterkte bescherming” krijgt, dienen de landen hun dossiers naar de Unesco te zenden. Op dit ogenblik hebben in Bel-gië drie “culturele goederen” dit statuut (december 2013): het Horta Huis te Brus-sel, Unesco Wwerelderfgoed (samen met andere gebouwen van Horta) sinds 2000; het Museum Plantin-Moretus te Antwer-

pen in Vlaanderen, Unesco Werelderfgoed sinds 2005 en de neolithische silexmijnen van Spiennes in Wallonië, Unesco Werelderfgoed sinds 2000.

In Vlaanderen hebben de verantwoordelijken voor het erfgoed al een nieuw embleem voor het beschermd erfgoed gekozen, het is een soort witte standaard, waar-van één punt geel is (ill. 9). Het embleem is in Nederland ontworpen en is daar aangenomen met een crèmekleurige

aussi des codes pour smartphones. Enfin, la région bruxelloise y a adjoint le symbole de l’iris (fig. 8) . Il faut également signaler l’utilisa-tion inadéquate de l’emblème du Bouclier bleu pour une publication de la Région wallonne «La Lettre du patrimoine» et par l’Institut du Patri-moine wallon ou Centre des métiers du Patrimoine à Amay. L’Allemagne utilise également les emblèmes du Bouclier Bleu pour l’ensemble de son patrimoine classé. Il en est de même pour l’Autriche, la Pologne, la Lettonie, la Croatie, la Slovénie et encore plusieurs autres pays. La France, le Royaume-Uni, l’Irlande, la Suède, la Norvège, ont créé d’autres sigles nationaux pour signaler leur patrimoine classé et enfin l’Espagne, l’Italie, les Pays-Bas, la Hongrie et la Grèce n’ont pas réellement de sigles nationaux sys-tématiques pour marquer les bâtiments classés (parfois régionaux ou même com-munaux).Pour être en adéquation avec la Conven-tion de La Haye, il faut donc réétudier tous les inventaires existants des biens classés et choisir une partie des biens classés qui pourront se trouver sur la liste des biens à protection simple et recevoir l’emblème original. Les autres biens classés devront recevoir un autre sigle signalant le patri-moine. A terme, il va donc falloir enlever les Bouclier Bleu transformés actuels.Pour obtenir qu’un bien soit mis sous protection renforcée, les pays doivent envoyer leurs dossiers à l’Unesco. En Bel-gique, actuellement 3 biens ont reçu la protection renforcée en décembre 2013 : La maison Horta située à Bruxelles, deve-nue Patrimoine mondial de l’Unesco (avec d’autres maisons de Horta) depuis 2000 ; le Musée Plantin-Moretus à Anvers en Flandre, Patrimoine mondial de l’Unesco depuis 2005 et les mines de silex néoli-thiques de Spiennes en Wallonie, Patrimoine mondial de l’Unesco depuis 2000.En Flandre, les responsables ont déjà choisi un nouveau sigle pour le patrimoine classé, c’est une sorte d’étendard blanc dont une pointe est couleur jaune d’œuf (fig. 9). Le sigle a été créé et adopté aux Pays-Bas, avec un fond crème et une pointe orange. Des négociations ont eu lieu et un accord a été signé entre la Flandre

Fig. 7. L’emblème du Bouclier Bleu en Communauté germanophone/ Het Blauwe Schild in de Duitstalige

Gemeenschap ©Norbert Kreusch

Fig. 8. L’emblème du Bouclier Bleu en région Bruxelles Capitale posé sur la maison Horta  © dossiers Bruxelles

Capitale / Het Blauwe Schild in Hoofdstedelijk Gewest (hier op het

Horta Huis). © dossiers Hoofdstedelijk Gewest.

Fig. 9. Le nouvel emblème des monuments classés en Flandre/ Het nieuwe embleem voor beschermde gebouwen, monumenten, landschappen en sites in

Vlaanderen.  © www.onroerenderfgoed.be

Page 18: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

16

achtergrond en een oranje punt (ill. 10). Tussen Vlaanderen en Nederland werd een overeen-komst gesloten over het gebruik van de emblemen. Het gebruik van het embleem werd in Vlaan-deren begin 2015 bij Decreet ge-regeld en het nieuwe schild zal langzaam maar zeker worden in-gevoerd. Het zou opportuun zijn indien de andere gewesten en gemeenschappen dit voorbeeld zouden volgen en bij voorkeur een zelfde model als embleem

zouden aannemen, met aangepaste kleuren en even-tueel aangevuld met regionale symbolen en codes. De werkgroep van de Interministeriële Commissie voor Hu-manitair Recht droomt zelfs van een Europees embleem met nationale en regionale varianten. Het samenstellen van lijsten met culturele goederen die voor “gewone” en voor “versterkte” bescherming in aan-merking komen, is een groot werk. Op termijn dienen deze beschermde goederen ook op een kaart worden aangeduid. De enige landen die in orde zijn met betrek-king tot de toepassing van de Conventie van Den Haag zijn Zwitserland en El Salvador. In Zwitserland moet er nog weinig werk op het terrein gebeuren. Belangrijk is het feit dat de lijsten met volgens de Conventie van Den Haag van 1954 te beschermen culturele goederen er klaar zijn en dat alles in kaart is gebracht. In El Salva-dor woedde tussen 1980 en 1992 een bloedige burger-oorlog. Het erfgoed heeft veel schade opgelopen, maar werd intussen geïventariseerd. Een lijst met de volgens

de Conventie van Den Haag te beschermen cultuurgoederen is op-gesteld en de goederen zijn in kaart gebracht.

Inventarissen en em-blemen: voordelen en risico’sHet belang van zulk groot inventarisatiewerk ligt in het feit dat elk aanvraagdossier voor het bekomen van het statuut van “versterkte bescherming” een ri-sicobeheersplan moet bevatten. Zulke plannen helpen niet enkel bij de bescherming in geval van oorlog, maar laten vooral toe het erfgoed

et les Pays-Bas pour l’utilisation de la même forme de sigle. Son application a été décrétée en ce début d’année 2015 en Flandre et se fera lentement au fur à mesure des travaux des responsables du patrimoine en Flandre. Il serait opportun que les autres régions et communautés suivent cet exemple et choisissent de pré-férence le même «  modèle  » de sigle en y adaptant couleurs, et éventuellement sigles régionaux et codes. Le groupe de travail du CIDH rêve même d’un sigle européen adapté aux diffé-rents pays et régions. Le travail à réaliser pour obtenir la liste des biens à protec-tion simple et à protection renforcée est donc énorme. A terme, les biens protégés devront être pointés sur une carte géographique. Les seuls pays au monde étant en règle par rapport à l’application de la Convention de La Haye sont la Suisse et le Salvador. En Suisse, actuellement, il y a peu d’appli-cation de l’emblème in situ. Ce qui est important, c’est que les listes des biens à protéger selon la Convention de 1954 ont été achevées et cartographiées. Le Salvador a subi une guerre civile très meurtrière de 1980 à 1992. Le patrimoine a subi de nombreux dégâts et a depuis été inventorié. Une liste du patrimoine à protéger selon la convention de la Haye a été établie et cartographiée. Les inventaires et les sigles : utilités et dangers L’intérêt de réaliser cet immense travail est que chaque dossier de demande de protection renforcée nécessite

Fig.10. Le nouvel emblème des monuments classés aux Pays-Bas / Het nieuwe Nederlandse embleem voor beschermde

gebouwen.   © www.brabantsheem.nl

Fig.11. Incendie de l’église de Westkapelle en 2013 / Brand van de kerk van Westkapelle in 2013

Page 19: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

17

in vredestijd goed te beheren. Geregeld zijn er in ons land (en overal ter wereld) mmers zware branden in kerken en in beschermde ghebouwen, over-stromingen en schade door tor-nado’s. Wij herinneren hier aan de zware brand van de Antwerpse Sint-Pauluskerk in 1968, aan die van de kerk van de Rijke Klaren in Brussel (1980), van de Sint-Jan de Doperkerk (Begijnhofkerk) in Brussel in 2000, aan de brand van de kerk van Westkapelle (Vlaanderen, in 2013) (ill. 11), van de kerk van Anzegem (Vlaan-deren, in 2014). Er was ook een brand van een gedeelte van het dak van het museum van Ath (Wallonië, in 2014), een begin van brand in de kerk van Ham-sur-Heure (Wallonië, in 2014),

enz. In 2010 werd de kerk van Ciney gedeeltelijk door een tornado verwoest.In geval van oorlog is de situatie nog anders: het em-bleem van het Blauwe Schild kan voor bescherming zorgen, maar het kan ook plunderaars en vernielers aantrekken. Zo werden in 1992, tijdens de Balkanoor-log, in Dubrovnik de gebouwen met een Blauw Schild goederen die vernield moesten worden. Die gebouwen vertegenwoordigden immers hetzij het christendom of de islam, hetzij het gezag van een ander volk.Momenteel viseert het terrorisme helaas musea, archeo-logische en culturele sites. De toestand is niet alleen de-sastreusin Syrië (ill. 12 en 13), in Irak en in Afghanistan (ill. 14 en 15), maar ook in Mali, Oekraïne, Tunesië, Egypte en elders. Het Internationale Blauwe Schildcomité kan moeilijk tegen terrorisme optreden. Toch werd een eva-luatiemissie in 2014 naar Mali gezonden en onlangs ook naar Nepal na de aardbeving. Een Franse missie heeft na de vreselijke aardbeving van 2010 in Haïti gewerkt. Belangrijk is dat, wanneer de Conventie wordt nageleefd, de internationale gerechtelijke instanties de vernielers van het erfgoed kunnen veroordelen zoals het Interna-

un plan de gestion des risques. Ces plans seront une aide non seulement pour la protection en cas de guerre mais permettront surtout de bien gérer le patrimoine en temps de paix. En effet, régulièrement dans notre pays (et partout dans le monde) on déplore des incendies graves d’églises, de divers bâtiments classés, des inondations, des tornades etc.. Rappelons le grave incendie de l’église Saint Paul à Anvers en 1968, ceux de l’église des Riches Claires à Bruxelles en 1989, de l’église Saint Jean-Baptiste du Béguinage à Bruxelles en 2000, de l’église de Westkapelle en Flandre en 2013 (fig. 10), de l’église d’Anzegem en Flandre en 2014, un incendie partiel du toit du musée d’Ath en Wallonie en 2014 et un début d’incendie à l’église d’Ham-sur-Heure en Wallonie également en 2014 etc… Rappelons aussi la tor-nade qui a détruit partiellement l’église de Ciney en 2010. Lors des guerres, la réalité est encore bien différente : les sigles du Bouclier Bleu peuvent faire protéger les biens, mais parfois ils peuvent attirer les pilleurs et les destruc-teurs. Ainsi à Dubrovnik en 1992 lors de la guerre des Bal-kans, les bâtiments marqués du Bouclier Bleu étaient un symbole à détruire. Ces bâtiments représentaient tantôt la chrétienté, face aux musulmans et tantôt le pouvoir d’un autre peuple.Actuellement le terrorisme vise malheureusement les musées, les sites archéologiques et culturels. Les faits sont désastreux en Syrie (fig. 12 & 13), en Irak, en Afghanistan (fig.14 & 15) mais aussi au Mali, en Ukraine, en Tunisie et en Egypte, etc… L’association du Bouclier Bleu international peut difficile-ment agir contre le terrorisme. Toutefois une mission d’éva-luation du Bouclier Bleu international a été envoyée au Mali en 2014 et récemment au Népal après le tremblement de terre. Une mission française a également travaillé pour à Haïti après le tremblement de terre de 2010.Ce qui est important c’est que lorsque les conventions

Fig. 12. Syrie: vue du site de Palmyre  / Foto van de site van Palmyra (Syrië). 

Fig. 13. Exécution de soldats syriens dans le théâtre de Palmyre en 2015 / Executie van Syrische soldaten in het theater van Palmyra (2015) © AFP

Page 20: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

18

tionaal Strafhof dat doet voor misdaden tegen de mensheid.De enige vrijwillig actie van het Belgi-sche Blauwe Schild-comité op het terrein in het buitenland, was – na een oproep door het Internatio-nale Blauwe Schild – de zending van vier Belgen, samen met Nederlandse en Franse collega’s, naar Keulen na de instor-ting van het gebouw van het stadsarchief aldaar (2009).Het Koninklijk Insti-tuut voor het Kunst-patrimonium en enkele van de leden van het Comité heb-ben, na de brand van de Begijnhofkerk (Brussel)11 en na die in de kerk van Ham-sur-Heure (2014), ook missies uitgevoerd.Het Belgische Blauwe Schildcomité is als vereniging nog te weinig bekend en heeft nog niet vol-doende financiële middelen om zen-dingen in verre lan-den uit te voeren. Momenteel is er

vooral veel administratief en juridisch werk en zijn er he-laas nog te weinig interventies op het terrein. Het Comité moet daarom meer leden werven, vooral onder de groep van conservators-restaurateurs. Zij zouden kunnen deel-nemen aan toekomstige acties. Ook het bekendmaken via de media van de werkzaamheden van het Comité is noodzakelijk.

seront appliquées, la justice internatio-nale pourra juger les destructeurs du patrimoine comme le fait actuellement le tribunal pénal in-ternational pour les faits de guerre sur les êtres humains.La seule action bé-névole de terrain du comité belge du Bouclier Bleu à l’étranger a été l’en-voi de quatre belges à Cologne avec des collègues hollandais et des français après l’effondrement du bâtiment des Ar-chives en 2009, suite à l’appel d’aide du Bouclier Bleu inter-national. Des missions tantôt de l’IRPA, tantôt de nos membres ont été réalisée après l’incendie de Saint Jean-Baptiste du Bé-guinage à Bruxelles 11 et celui de Ham-sur-Heure.

L’association « Comité belge du Bouclier Bleu  » est encore trop peu connue et n’a pas encore de moyens financiers pour accomplir des missions lointaines. Actuellement, il y a surtout un lent travail administratif et juridique et malheureusement trop peu d’interventions sur le terrain. Il faudrait donc recruter plus de membres et notamment parmi les conservateurs-restaurateurs d’œuvres d’art qui pourraient participer à des actions futures. Il faudra aussi diffuser nos travaux dans les médias. Pour devenir membre : …

Fig. 14. Un des trois grands Bouddhas de Bâmyân / Een van de drie grote Bouddhabeelden van Bâmyân

1 J. Anfruns, « La protection du patrimoine culturel en cas de conflit armé / De bescherming van het culturele erfgoed in geval van gewapend conflict », in: Encyclopedia Universalis. Suppl. 2015, dossiers, p. /blz 145-149.

2 http://fr.wikipedia.org/wiki/Pacte_Roerich . Le texte complet se trouve sur le site de la Croix rouge (I.C.R.C.)/De volledige tekst van de overeen-komst staat op de website van het Internationale Rode Kruis (I.C.R.C.): http://www.icrc.org .

3 http://portal.unesco.org/fr/ev.php-URL_ID=13637&URL_DO=DO_TOPIC&URL_SECTION=201.html Et La protection des biens culturels en Belgique : Quel(s) régime(s) juridiques(s) appliquer ? Par la Commission Interministérielle des Droits Humani-taires (CIDH) édité par SPF Affaires Etrangères, Bruxelles, 2007, 63 p. Cette brochure a été mise à jour et va être rééditée fin 2015,

Page 21: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

19

Fig. 15. L’emplacement après destruction d’un des Bouddhas de Bâmiyân en 2001 / De site van één van de Bouddhabeelden van Bâmyân na de vernietiging in 2001

 

En De bescherming van de cultuurgoederen in België: Welke juridische regeling(en) toepassen? door de Interministeriële Commissie van de Humani-taire Rechten (ICHR) uitgegeven door FOD Buitenlandse Zaken, Brussel, 2007 (63 blz.). Een herwerkte versie van deze brochure verschijnt eind 2015.

4 http://archives.icom.museum/bouclierbleu.html

5 http://www.ancbs.org

6 http://blueshieldbelgium.kikirpa.beet/En Facebook: http://www.facebook.com/BelgianCommitteeOfTheBlueShield?ref=hl

7 Cockshaw P., Logie C., (sous/onder dir.) Le Bouclier Bleu International et national, 1998, Bruxelles / Het Internationale en nationale Blauwe Schild, 1998, Brussel, 159 p/blz.

8 Delplancq T., Thomas C., (sous/onder dir.) Prévoir l’imprévisible ! La gestion des risques au quotidien dans le monde patrimonial. Actes de la journée d’étude, Namur, 2010, Bruxelles, 2012 / Het onvoorspelbare voorzien ! Het beleid van de risico’s dagelijks in de erfgoedwereld. Handelingen van dagstudie, Namen, 2010, Brussel 2012.

9 « International Symposium on the Implementation of the second Protocol of 1999 to The Hague Convention of 1954 for the Protection of Cultural Property in the event of Armed Conflict » 2013,  publié par la Commission Interministérielle des Droits Humanitaires (CIDH) Bruxelles, 2015 (sous presse) /gepubliceerd door de Interministeriële Commissie van de Humanitaire Rechten (ICHR) Brussel, 2015 (onder pers)

10 Massy L., Smits M., (sous/onder dir.) Le trafic illicite de biens culturels. Face méconnue de la criminalité. Regards de quelques spécialistes / De illegale handel van cultuurgoederen. Miskend gezicht van de criminaliteit. Blikken van enkele specialisten. Édit. Politeia, Bruxelles/Brussel, 2014, 187 p. /blz.

11 Depuydt Elbaum L. L’incendie de l’église Saint Jean-Baptiste du Béguinage à Bruxelles du 25 novembre 2000. Intervention et bilan. Bruxelles / De brand van de kerk Heilig Jean-Baptiste van Béguinage in Brussel van 25 november 2000. Tussenkomst en balans. Brussel, 2013, 10 p./blz (Article on-line sur le site web de l’asbl/ raadpleegbaar op de website van het Comité: http://blueshieldbelgium.kikirpa.be).

Page 22: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

20

INTRODUCTIONCette église, dont la partie la plus ancienne date du XIIIe

siècle a actuellement un décor essentiellement baroque. Sont concernés par l’étude : les murs, le plafond, l’autel majeur du chœur, l’autel latéral, la chaire de vérité, les confessionnaux, le jubé et les lambris.

Le but de cette étude est de déterminer, à l’aide de son-dages, de prélèvements stratigraphiques et de recoupe-ment avec les sources d’information comme les trop rares archives, de définir quels étaient les décors anciens, l’état de conservation du support comme des couches pictu-rales, une proposition de reconstitution et les méthodes à utiliser (ou à exclure).

Le travail s’est révélé long et compliqué car nous n’avions accès qu’à une partie des murs et du plafond  : en effet la nef dispose de part et d’autre d’un plancher surélevé en chêne (de 1741-60) sur lequel sont fixés les bancs. Les confessionnaux reposent dessus aussi. Il nous était impossible d’approcher les murs avec l’échafaudage, sur environ les deux tiers arrières de la nef. C’était plus simple dans le chœur malgré la présence de l’autel latéral et du pupitre.

EGLISE NOTRE-DAME A RAMELOT : ETUDE DES DECORS MURAUX, DES STUCS DU PLAFOND, DES AUTELS ET DU MOBILIER :UN CHOIX DE RECONSTRUCTION DIFFICILE

DE ONZE-LIEVE-VROUWKERK TE RAMELOT: STUDIE VAN WANDVERSIERINGEN, STUCWERKPLAFONDS, ALTAREN EN MEUBILAIR: EEN MOEILIJKE KEUZE VOOR RECONSTRUCTIE

ChriStine CeSSion

INLEIDING Het oudste gedeelte van deze kerk dateert uit de 13de eeuw maar de huidige aankleding is grotendeels barok. De studie omvatte de muren, het plafond, het hoofdal-taar, het zij-altaar, de preekstoel, de biechtstoelen, het doksaal en de lambriseringen.

Het doel van het onderzoek was het terugvinden van oude decoratieve schilderingen, het nagaan van de be-waringstoestand van de diverse pleister- en verflagen, het formuleren van een voorstel tot reconstructie en het beschrijven van methoden die daarvoor al dan niet in aanmerking komen. De middelen: steekproeven, stratigrafische monsternames en het toetsen van de re-sultaten aan andere bronnen zoals het, helaas zeer be-perkte, archiefmateriaal.

Het werk werd bemoeilijkt door de bepekte bereikbaar-heid van de wanden en het plafond en daardoor nam de interpretatie lange tijd in beslag. Links en rechts in het schip, tegen de wanden aan, ligt er een balkenroostering, bekleed met eiken planken (1741-60), waarop zitbanken zijn vastgemaakt. De biechtstoelen staan eveneens op deze verhoogde vloer. Hierdoor was het onmogelijk om

Fig. 1 ©KIK-IRPA, 1905 Fig. 2 ©KIK-IRPA, 1945

Page 23: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

21

La difficulté majeure est l’hétérogénéité de l’église : rien n’y semble contemporain entre le mobilier et les autels, et les couches picturales en très mauvais état sur les murs ne facilitent pas la découverte d’un état commun. Le plafond est mieux conservé mais il a aussi subi des déca-pages partiels.Au total, nous aurons effectué plus de 150 sondages, dont une vingtaine a été analysée à l’IRPA.

Résumé historiqueL’église Notre-Dame de Ramelot était à l’origine une cha-pelle castrale, le château étant situé juste derrière, au sud.Les archives de la paroisse semblent avoir disparu, à part des registres de recettes et dépenses du XIXème siècle à nos jours.

I. 1242, construction de la première église. L’abbaye de Solières était collateur de l’église de Ramelot et depuis 1242, recevait également la dîme de la paroisse.L’église est toujours caractérisée par sa haute tour occi-dentale d’allure romane, percée de meurtrière. Le portail au nord ne fut percé qu’en 1731, l’entrée se faisant au paravent probablement par le sud, côté château.

II. 1667, autel majeur, dont le tableau central (Visitation) n’est pas attribué.

III. 1673, « reconstruction » du chœur : on imagine mal en effet la destruction totale du chœur alors que l’autel était déjà en place. Il s’agit probablement d’un changement de décors et peut-être de la toiture, quoique une étude de dendrochronologie date une partie de la charpente, y compris dans la nef, de 1610. On place dans le chœur un cartouche gravé en pierre aux noms des donateurs, Louis du Monin et Jenne Zhalart. Il semble logique que pendant un certain temps, il n’y avait ni porte ni rideau de part et d’autre de l’autel majeur, sinon pourquoi appli-quer des décors que l’on n’aurait pu voir : les reliquaires visibles sur les photos de 1945 ne sont pas contempo-rains du l’autel, mais plus tardifs.

IV. 1731, reconstruction de la nef, certainement partielle car ici aussi on trouve des éléments de charpente datant de 1610. L’église est consacrée à cette date selon la pierre gravée au-dessus de la nouvelle porte ouverte dans la tour au nord.Les murs et le plafond ont été badigeonnés en blanc, en attendant le décor définitif.Les stucs qui décorent le plafond et les murs sont plus tardifs, entre 1750 et 17701

V. Troisième quart du XVIIIème siècle (1768 ?), mise en place des stucs au plafond et autour des fenêtres (quatre, à l’époque, avec le symbole des évangélistes, les fenêtres centrales des murs sud et nord furent percées plus tard). Les stucs sont attribués à la famille de stucateurs Maya, qui ont travaillé aussi dans d’autres églises des environs, par exemple à Melreux.

met een stelling bij de wanden te komen van de achter-ste twee derde van de kerk. Ondanks de aanwezigheid van het zijaltaar en de altaartafel was het koor beter be-reikbaar.

Het heterogene karakter van de kerk vormde de groot-ste struikelblok : de altaren en het meubilair lijken niet uit dezelfde periode te stammen en de slechte bewarings-toestand van de verflagen op de muren maakt het be-komen van een samenhangend beeld niet gemakkelijk. Het plafond is beter bewaard maar werd ook meermaals gedeeltelijk gedecapeerd. In het totaal werden er meer dan 150 sonderingen ge-maakt waarvan er 20 door het KIK werden geanalyseerd.

Historische overzichtIn oorsprong was de Onze-Lieve-Vrouwkerk van Ramelot een burchtkapel. Het kasteel bevond zich vlakbij aan de zuidzijde.Het parochie-archief blijkt verloren gegaan met uitzonde-ring van de registers van inkomsten en uitgaven vanaf de 19de eeuw tot op vandaag.

I. 1242, bouw van de eerste kerk in Ramelot. De abdij van Solières leverde de prebende voor de priester en ontving vanaf 1242 tienden van de parochie. De kerk wordt nog steeds gekenmerkt door haar hoge westelijke toren met romaanse uitstraling en schietgaten. Het noordelijke por-taal werd pas in 1731 geopend. Waarschijnlijk bevond de ingang zich voorheen in het zuiden, aan de kasteelkant.

II. 1667, hoofdaltaar met centraal schilderij (de Visitatie), niet toegeschreven.

III. 1673, « heropbouw » van het koor : men kan zich ech-ter moeilijk voorstellen dat het koor op dat ogenblik volle-dig zou zijn afgebroken aangezien het huidige altaar net was geplaatst. Waarschijnlijk moet men dit interpreteren als een aanpassing van het decor en misschien van het dak hoewel een dendrochronologische studie een ge-deelte van het daktimmer, waaronder het schip, dateert van 1610. Er werd een gegraveerde steen geplaatst met de namen van de schenkers, Louis du Monin en Jenne Zhalart. Het lijkt logisch dat er in een eerste periode geen deur of gordijn was tussen het altaar en de muur, waarom zou men anders decoratieve schilderingen aanbrengen op een plaats waar ze niet zichtbaar waren. De reliek-houders, zichtbaar op de foto’s van 1945 horen niet bij het altaar maar zijn recenter.

IV. 1731, reconstructie van het schip, met zekrheid slechts gedeeltelijk want ook hier werden in de daktim-mer stukken uit 1610 teruggevonden. De wijdingsdatum is gegraveerd in een steen boven het nieuwe inkompor-taal aan de noordzijde van de toren.De muren en het plafond werden witgekalkt in afwacht-ing van een definitieve aankleding.

Page 24: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

22

VI. 1741-1760, mise en place de l’autel latéral sur le mur sud et construction des bancs et du plancher (banc de communion et jubé aussi ?)Mise en place de part et d’autre du maître autel des deux reliquaires, aujourd’hui disparus (vendus)

VII. 1768, confessionnaux et chaire de vérité par François Derij.Marbrure de l’autel latéral par Redouté ( ?).

VIII. 1801 et 1810, mise en place du Trône d’exposition et du tabernacle

IX. 1838, réparation de la toiture et de la Tour

X. 1842, érection en église officielle

XI. 1850, construction de la sacristie et de la chapelle nord ?

XII. 1852, mise en peinture de l’intérieur en bleu (pas les autels)

XIII 1872, importantes réparations  : le percement des fenêtres centrales de la nefXIV. 1892, peinture en brun sur les murs.

XV. 1914, peinture de l’église et des autels et mise en place des lambris actuels.Cette phase sera visible jusqu’en 1954 (on la voit sur les photos IRPA de 1945)

XVI. 1954, mise en peinture de toute l’église avec une peinture synthétique ou huileuse gris moyen, avec un peu de bronzine sur les stucs et des rehauts légers sur les moulures.

XVII. 1967, installation de la nouvelle cloche en rempla-cement de celle volée par les allemands en 1944

XVIII. 1991, installation du chauffage à air pulsé

V. derde kwart van de 18de eeuw (1768 ?), aanbren-gen van het stucwerk op het plafond en rond de ramen (op dat ogenblik waren er vier, met de symbolen van de evangelisten, de centrale ramen in de noordelijke en zuidelijke muur werden later geopend). De reliëfs worden toegeschreven aan de stucwerkersfamilie Maya, die ook andere kerken in de regio, zoals bijvoorbeeld Melreux, hebben versierd.

VI. 1741-1760, plaatsing van het zij-altaar tegen de zuidelijke wand en constructie van de houten vloer en de banken (ook van het doksaal?). Plaatsing van de twee reliekhouders aan beide zijden van het hoofdaltaar, vandaag verdwenen (verkocht).

VII. 1768, biechtstoelen en preekstoel door François De-rij.Marmerschildering van het zij-altaar door Redouté ( ?).

VIII. 1801 et 1810, plaatsing van de expositietroon en het tabernakel.

IX. 1838, herstelling van het dak van de toren

X. 1842, officiële inwijding als kerk

XI. 1850, bouw van de sacristie en de noordelijke kapel ?

XII. 1852, schildering van het interieur in het blauw (niet de altaren) mise en

XIII 1872, belangrijke herstellingen : het openen van de centrale ramen in het schip

XIV. 1892, bruine schildering op de muren.

XV. 1914, schildering van de kerk en de altaren en plaat-sing van de huidige lambriseringen. Deze phase zal zichtbaar blijven tot 1954 (dit is de toestand op de KIK foto’s van 1945).

Fig. 3 Médaillon de la Vierge / Medaillon met de Heilige Maagd ©C.Cession 2014

Fig. 4 Médaillon de l’Agneau / Medaillon met het Lam Gods ©C.Cession 2014

Page 25: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

23

XIX. 1992, dernière mise en peinture de l’ensemble, état visible actuel, en jaune bichrome synthétique2

Décors successifsIl existe certainement sur les murs des enduits antérieurs au XVIIIe siècle, mais ils ont été tellement décapés, réen-duits et endommagés au fil du temps, que les restes sont difficiles à interpréter. Nous nous intéresserons surtout aux décors à partir de la mise en place des stucs Etant donné que la nef a été consacrée en 1731, mais que les stucs, stylistiquement parlant, ne peuvent dater d’avant 1750, il existe au moins une finition préalable sur les murs et le plafond.Le plafond a été repeint plus souvent que les autels, mais on peut mettre certaines phases en correspondance grâce entre autre aux dorures et au type de blanc utilisé.Les premiers niveaux sont à la chaux, les trois der-nières couches datent toutes du XXème siècle, car elles contiennent du blanc de titane ou de zinc.

Niveau originalLa couche la plus intéressante sur les stucs est la pre-mière, constituée de blanc de chaux sur les aplats, de mauve tournesol3 sur les contours, alors que les stucs sont laissés à nu. A ce niveau les murs sont blancs (peut être avec une frise décorative impossible à reconstituer, vu le peu de restes).Le maître autel est peint en faux marbre blanc, noir et un marbre dont les tons vont du beige au rose, en passant par le gris et le bleu mauve foncé. Il est difficile à identifier car nous n’avons pas pu faire de larges sondages. Mais là aussi, nous avons fait un parallèle avec l’église de Melreux, où une marbrure très similaire a été mise à jour sur des lambris. A l’époque, l’autel latéral n’existe pas encore, il sera construit vers 1750, mais sa première polychro-mie est une copie de l’original du maître autel. Cet autel latéral est composé d’éléments d’époques différentes (probablement de la « récupération », dont une Sainte Catherine du XVIe siècle) et pose donc des problèmes spécifiques.Quant au mobilier, le niveau original est un faux bois peint à l’huile.

Les autres niveauxIl m’est difficile de détailler tous les niveaux car le nombre n’est pas le même sur le plafond, les autels ou les murs (jusqu’à 11 interventions).En gros, les murs ont des couches à la chaux, parfois blanches, par-fois jaune ou brune, avec la trace de deux frises décoratives.

XVI. 1954, schildering van de volledige kerk met een middelgrijze synthetische of olieverf met een beetje goudverf (bronzine) op het stucwerk en lichte hoogsels op de moulures.

XVII. 1967, plaatsing van de nieuwe klok ter vervanging van degene die gestolen werd door de Duitsers in 1944.

XVIII. 1991, plaatsing van verwarming door het blazen van warme lucht.

XIX. 1992, laatste beschildering van het geheel met syn-thetische verf in een bichromie van geel, huidig zichtbare toestand2.

Opeenvolgende decorsOp de wanden zijn er zeker nog pleisters aanwezig die dateren van vóór de 18de eeuw maar die werden in de loop der tijden zo vaak gedecapeerd, overpleisterd en be-schadigd dat de resten ervan moeilijk te interpreteren zijn. Wij hebben ons voornamelijk gericht op de decors uit de periode vanaf het stucwerk. Aangezien het schip werd gewijd in 1731 maar het stuc-werk stylistisch niet vóór 1750 kan geplaatst worden, be-staat er ten minste één voorafgaande afwerkingslaag op de muren en het plafond. Het plafond werd meer herschilderd dan de altaren maar men kan bepaalde fasen onderscheiden waar er een sa-menhang is tussen beide die kon vastgesteld worden aan de hand van de verguldingen en het gebruik van bepaalde witte pigmenten. De eerste lagen bestaan uit

kalk, de drie laatste lagen dateren uit de 20ste eeuw aangezien ze al-ledrie zink- of titaanwit bevatten.

Het origineelDe eerste laag op het stucwerk is de meest interessante, witkalk op de centrale vlakke delen en paars lakmoes3 op de omrigende vlak-ken. Het stucwerk werd onafge-werkt gelaten. Op dat ogenblik waren de muren wit (misschien met een decoratieve fries maar de resten zijn zo klein dat die niet kan gereconstrueerd worden).Het hoofdaltaar is afgewerkt met verschillende marmerimitaties  : wit, zwart en een marmer waar-van de tinten gaan van beige tot roze via grijs en diep paarsblauw. Dit marmer is moeilijk te benoe-men aangezien er niet werd ge-kozen voor het vrijleggen van grote vlakken. Maar ook hiervoor kan een parallel gevonden wor-den in de kerk van Melreux waar een gelijkaardige marmerschil-dering werd vrijgelegd op de Fig. 5 Autel latéral/ Zij-altaar ©KIK-IRPA, 1945

Page 26: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

24

Les plafonds ont été blancs et or, puis décorés dans les tons pastel, dans les tons de gris etc…En réalité, seules les trois dernières interventions sont communes à toute l’église, mobilier y compris :Le niveau 3 des autels. Il date de 1914 et a été conservé jusqu’en 1954. C’est l’état visible sur les clichés IRPA de 1945. Les autels sont peints en mar-brure blanche et rouge imitant le « Rouge Royal ». C’est à cette époque que sont mis en place des lambris en « dur ». L’ensemble est cohérent mais d’une qualité médiocre.L’avant dernier surpeint de 1954 est lui franchement sinistre  : les autels sont peints dans un gris moyen synthé-tique, les lambris, les murs et plafonds aussi. Seule relève cette monochromie funèbre, quelques rehauts blancs.L’état actuel, de 1992, est pire encore : les autels et le mobilier sont peints dans deux tons de jaune synthétique brillant, les murs et plafonds sont dans les mêmes tonalités, un peu plus mattes, avec des rehauts de bronzine.

Etat de conservationNous avons déjà évoqué l’état de conservation des murs  : il faut tenir compte aussi des infiltra-tions d’eau au niveau des fenêtres qui ont endom-magé les stucs muraux et le plafond.Les autels ont souffert dans leur partie haute de l’installation en 1991 d’un chauffage à air pulsé qui a provoqué de ter-ribles soulèvements de la couche picturale. Les anges du couronnement (qui sont probablement en tilleul) ont été littéra-lement dévorés par les insectes xylophages, de même que les colonnes. A ce stade, c’est la der-nière couche picturale qui maintient la cohésion mais ces éléments sont à manipuler avec la plus extrême pru-dence et à consolider rapidement.

Heureusement, un rapport de janvier 2015 effectué par le BIeOG4 a conclu que la vermoulure n’était plus active nulle part dans l’église.

lambriseringen. Op dat ogenblik bestond het zij-altaar nog niet maar diens eerste polychro-mie volgt het origineel van het hoofd-altaar. Het zij-altaar is samengesteld uit elementen uit diverse perioden, wat leidt tot een bijzondere problematiek (waarschijnlijk « recuperatie », waaron-der een beeld van de Heilige Catharina uit de 16de eeuw). Voor de rest van het meubilair is de eerste afwerking een houtimitatie in olieverf.

De andere afwerkingslagenHet is moeilijk om alle afwerkingen in detail uit te werken want hun aantal is verschillend op het plafond, de altaren of de muren (tot 11 ingrepen).Over het algemeen zijn de muren ge-kalkt, soms wit, soms geel of bruin met sporen van twee decoratieve friezen.De plafonds waren wit en goud, daarna in pasteltinten geschilderd, vervolgens in grijze tonen enz...

De laatste drie ingrepen zijn de enige die het vol-ledige interieur hebben aangepakt, het meubilair inbegrepen : Niveau 3 op de altaren. Het dateert van 1914 en bleef zichtbaar tot 1954. Het is gedocumenteerd door KIK foto’s van 1945. De altaren zijn beschilderd in roodwitte marmer van het type « Rouge Royal ». in deze periode werden de «  harde  » lambriser-ingen geplaatst. Het en-semble is samenhangend maar van middelmatige kwaliteit.

De voorlaatste overschil-dering van 1954 est wer-kelijk droevig : zowel de al-taren, de lambriseringen, de muren als het plafond zijn in een synthetische middelgrijs geschilderd.

Het enige lichtpunt in deze doodse monochromie zijn enkele witte hoogsels.

De huidige toestand sinds 1992 ziet er nog slechter uit : de altaren en het meubilair zijn in twee tinten gele, glanzende synthetische verf geschilderd, de muren en het plafond in een mattere versie van dezelfde kleuren

Fig. 6 Détail d’un décor mural présent unique-ment derrière l’autel, dans le chœur/ Detail

van een decoratieve muurschildering, enkel aanwezig achter het altaar in het koor

©C.Cession, 2014

Fig. 7 Voici le type de soulèvements très instables que l’on trouve sur toutes les sculptures au faîte de l’autel / Een voorbeeld van de zeer onstabiele opstuwingen die men terugvindt op alle beeldhouwwerk van de altaar bekroning ©C.Cession,

2014

Page 27: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

25

met hoogsels van bronsverf.

BewaringstoestandWe hebben reeds gewezen op de bewaringstoestand van de muren. Daarbij moet nog rekening gehou-den worden met vochtinsijpeling ter hoogte van de ramen die het stuc-werk van muren en plafond heeft beschadigd. Het bovenste gedeelte van de al-taren heeft fel geleden onder de warme luchtstroom van de in 1991 geïnstalleerde verwarming. Dit heeft verschikkelijke opstuwing van de verflaag veroorzaakt. De engelen op de bekroning (die waarschijnlijk uit lindenhout zijn gesneden) en de kolommen zijn letterlijk opgevreten door insecten. Zoals het er nu voor staat, is het de laatste verflaag die het geheel samenhoudt maar deze elementen moeten met de grootste omzichtigheid behandeld worden en zo snel mogelijk verhard.

Gelukkig heeft een rapport van BIeOG4 uit januari 2015 aangetoond dat de houtvraat netgens in de kerk nog ac-tief is...

Vrijleggingstesten voor het stucwerkHet stucwerk verkeert in het algemeen in tamelijk goede toestand : geen lacunes en bijna geen vullingen en het komt ook niet los. Men kan stellen dat het relatief weinig “dichtgepapt” is : één of twee lagen synthetische verf op één of twee lagen olieverf en tenslotte verschillende lagen matte kalkverf of tempera (zie stratigrafisch onder-zoek). Bij het aanbrengen van de meer recente verflagen werd het matte verflagenpakket gedeeltelijk verwijderd.Op het centrale medaillon in het koor werd een vrijleg-gingstest uitgevoerd.Verwijderen van de recente lagen : mechanisch (met een scalpel) of door warmte (Leister).Evaluatie : het wegnemen gaat relatief snel en gemakke-lijk maar neemt niet de laatste lagen weg die de fijnheid van de details nog verdoezelen.

Verwijderen van alle lagen tot op de stucwerkpleister : eerst met warmte (Leister) voor de recente lagen en ver-volgens met scalpel en kleine beitel voor de laatste matte lagen.

Evaluation : het werk kost meer tijd maar laat de omtrek-ken, details en vormgeving van het originele stucwerk weer tot hun recht komen ; het stucwerk wordt slechts plaatselijk aangetast (daar waar het stuc was vastgezet met spijkers die geroest zijn). Op deze plaatsen moet het gelijktijdig met de vrijlegging gefixeerd worden. Een vrijleggingstest op het centrale medaillon in het koor

Tests de dégagement des stucsD’une manière générale, les stucs et se trouvent dans un état de conser-vation plutôt satisfaisant  : pas de lacune, pas de détachement, pas ou quasiment pas de bouchages. On peut dire qu’ils sont relativement peu empâtés  : 1 ou 2 couches syn-thétiques appliquées sur une ou 2 couches huileuses, puis plusieurs couches mates à la détrempe ou à la chaux (voir étude stratigraphique). Ce paquet de couches mates a par-tiellement été éliminé lors de l’appli-cation des finitions récentes.Un test de dégagement a été effec-tué sur les stucs du médaillon cen-tral du chœur. Elimination des couches récentes  : par dégagement mécanique (à l’aide d’un scalpel) et thermique (au Leister)Evaluation : le dégagement est plu-tôt rapide et s’effectue aisément mais n’enlève pas les badigeons qui masquent encore la finesse dans les détails.Elimination de toutes les couches jusqu’à l’enduit de fini-tion : d’abord au Leister pour les couches récentes, puis au scalpel et au petit burin pour les badigeons.Evaluation  : travail plus long mais remet en valeur les contours, les détails et les formes du stuc original  ; par endroits seulement (là où les stucs ont été attachés à l’aide de clous qui ont rouillé), le dégagement fragilise le stuc qui nécessite un fixage en même temps que le déga-gement.Un test de dégagement a été effectué sur les stucs du médaillon central du chœur, et le résultat est spectacu-laire.

ConservationLes autels et le mobilier : le mobilier en général ne pose pas de problème de conservation puis qu’il semble que l’infection par les insectes xylophages ait cessé. Je ne saurais malgré tout recommander une attention soute-nue aux traces de déjections éventuelles.Le problème numéro un du maître autel reste le chauf-fage à air pulsé qui envoie de l’air chaud et sec sur les anges de la partie supérieure. Une solution alternative à ce type de chauffage serait la première étape de la conservationJe me permets également de rappeler que le banc de communion se délabre tranquillement dans un hangar et qu’il faudrait l’inclure au traitement, quelle que soit sa destination finale.Je signale aussi que le tableau central et le cadre du maître autel n’ont pas encore été pris en compte dans cette étude.Plafond : Le plafond est bien conservé, à par une fissure vers le coin nord ouest.

Fig. 8 A droite, on voit à quel point le bois est réduit en poudre/Rechts is te zien hoe sterk het hout als poeder

uit elkaar valt ©C.Cession, 2014

Page 28: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

26

L’état des murs est plus hété-rogène, dû aux anciennes infil-trations d’eau et aux nombreux grattages, rebou-chages de toutes sortes. L’autel majeur pose un problème aigu car les anges du couronnement sont dans un état de conservation désastreux  : la couche pictu-rale se soulève et chute et les anges sont si détruits par les insectes qu’il est étonnant qu’aucune pièce ne se soit jamais détachée.Lors de la restauration, les anges devront être descendus avec les plus extrêmes précautions et traités en atelierLes colonnes aussi, bien que cela ne soit pas visible sur la face, on un bois très vermoulu. Dans ce cas, il faudra in-jecter lentement et à plusieurs reprises du consolidant de type acrylique dans un solvant pénétrant, par exemple du Plexigum PQ 611 dans le Shellsol D40 ou Shellsol T. Par mesure préventive, les zones non peintes recevront une couche d’un insecticide-fongicide.Et la reconstitution colorée ?C’est après tout le but de l’étude. Néanmoins, il n’est pas question de repeindre sans traiter d’abord les problèmes de conservation.Pour les autels, il faudra au minimum éliminer les deux derniers surpeints synthétiques (les couches plus anciennes peuvent/doivent être conservées comme témoins, d’autant qu’elles n’empâtent pas les reliefs). La technique la plus sure et la plus contrôlable est le déga-gement à l’air chaud, aidé de petits couteaux à peindre ou de scalpel.Il s’agit d’un travail délicat à réaliser par des restaurateurs confirmés, en aucun cas par des peintres.La surface devra ensuite être traitée, bouchage des la-cunes, refixage des zones soulevées ou pulvérulentes, éventuellement ponçage léger pour uniformiser la sur-face.Cette opération de dégagement donnera l’occasion de faire des « fenêtres » de grandes dimensions (20 x30 cm) permettant de définir avec exactitude l’aspect des faux marbres originaux ou anciens car les sondage de petit format ne donnent qu’une idée très imprécise de leurs couleurs, types de veines etc…Sans un essai « grandeur nature », il est évidemment im-possible de chiffrer le coût de cette opération.

had een spectacu-lair resultaat.

ConservatieDe altaren en het meubilair  : in het algemeen stellen er zich geen problemen van conservatie aangezien de aan-tasting door hout-vretende insecten gestopt is. Ik zou echter aanbevelen om zeer aandach-tig te zijn voor de aanwezigheid van eventueel vers boormeel. Het voornaamste probleem voor het hoofdaltaar blijft de verwarming met luchtblazer

die warme en droge lucht aanvoert naar de engelen in de bekroning. Een alternatief voor dit soort van verwarming zou een eerste stap betekenen naar conservatie.Ik wil er ook op wijzen dat de communiebank rustig staat te verkommeren in een opslagplaats en dat ze, wat haar uiteindelijke bestemming ook moge wezen, bij de behan-deling zou moeten betrokken worden.Ik geef ook aan dat het centrale schilderij in het hoofd-altaar en zijn lijst geen deel uitmaakten van het huidige onderzoek.

Plafond : met uitzondering van een barst in de noord-westelijke hoek, is het plafond goed bewaard.

De toestand van de muren is meer heterogeen omwille van oude waterinsijpelingen, veelvuldig krabben en aller-lei opvullingen. Het hoofdaltaar is zeer problematisch want de engelen van de bekroning bevinden zich in een rampzalige toe-stand : de verflaag is opgestuwd en komt los en de enge-len zijn zo door insecten aangetast dat het verwonderlijk is dat er nog geen stukken losgekomen zijn.Bij de restauratie zullen de engelen met de grootste voor-zichtigheid moeten afgenomen worden en behandeld in een atelier. Ook het hout van de kolommen is terk vermolmd, hoe-wel dat aan de voorzijde niet zichtbaar is. In dit geval zal men langzaam en herhaaldelijk een consolidant op basis van acrylaat in een sterk indringend oplosmiddel, bijvoor-beeld Plexigum PQ 611 in Shellsol D40 of Shellsol T, moe-ten injecteren. Uit voorzorg zullen de niet beschilderde delen behandeld worden met een insecten en zwamdodend middel.

Fig. 9 En clair, la zone de stuc dégagée des surpeints / In het wit het blootgelegde gedeelte van het stucwerk ©C.Cession, 2014

Page 29: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

27

Remise en peintureCette étape est la plus importante au niveau esthétique : le résultat peut être superbe comme catastrophique…C’est pourquoi j’insiste sur le fait de faire appel à des peintres-décorateurs confirmés et sélectionnés sur concours/essais en plus de leur CV, par le comité de suivi du chantier.A priori j’opterais pour une marbrure à l’huile, mais d’autres techniques sont possibles si elles ont fait leurs preuves aux niveaux esthétiques et de stabilité dans le temps.Tous ces points sont à discuter entre restaurateurs et conseil scientifique du chantier.Dans la même optique, les confessionnaux doivent être débarrassés des deux derniers surpeints, tout en conservant au maximum le faux bois peint ori-ginal. Une fois celui-ci protégé, on pourra en faire une copie à l’identique en respectant les différentes couches opaques et de glacis nécessaire à ce rendu. Les mêmes exigences sont évidemment demandées aux peintres décorateurs que pour les faux marbres.

En de reconstructie van de kleuren ? Uiteindelijk is dat het doel van de studie. Men kan echter niet herschilderen zonder eerst de problemen van conservatie aan te pakken. Voor de altaren moeten de laatste twee synthetische overschilderingen zeker ver-wijderd worden (de oudere lagen kunnen/moeten behouden blijven als getuigen, bovendien verdoezelen ze de reliëfs niet). De meest betrouwbare en controleerbare methode is vrijleggen met warme lucht met behulp van schilderspaletten of scal-pel.Het is een nauwgezet werk dat door er-kende restauratoren moet uitgevoerd wor-den, in geen geval door schilders. Vervolgens zal het oppervlak moeten be-handeld worden : opvullen van leemten, fixeren van opgestuwde en poederige zone’s, eventueel licht schuren om het oppervlak te effenen.Deze vrijlegging zal de gelegenheid geven om grotere « vensters » te maken (20 x 30cm) om de oorspronkelijke of oude marmerschilderingen beter te kun-nen duiden want de huidige kleine steek-proeven geven slechts een vaag beeld van de kleuren, aders enz.Zonder een test « op ware grootte » is het uiteraard onmogelijk om de kostprijs van deze ingreep in te schatten.

Herschildering Dit onderdeel van de behandeling is op esthetisch vlak cruciaal : het resultaat kan zowel schitterend als rampzalig zijn…Daarom wil ik er bij de begeleidende be-

sturen op aandringen om voor de uitvoering erkende decoratieschilders te kiezen op basis van een wedstrijd/testen en niet alleen volgens hun CV.Ik zou in eerste instantie kiezen voor een marmerimitatie in olieverf maar andere technieken zijn ook mogelijk op voorwaarde dat ze zich hebben bewezen op esthetisch niveau en stabiel zijn in de tijd.Al deze punten zijn te bespreken tussen restauratoren en wetenschappelijke begeleiders van de werf.In dezelfde optiek moeten de twee laatste overschilde-ringen van de biechtstoelen verwijderd worden met maximaal behoud van de oorpronkelijke houtimitatie-schildering. Na bescherming van deze laag kan men dit decor kopiëren met in acht name van het benodigde aan-tal dekkende lagen en glacis.Dezelfde eisen worden uiteraard gesteld aan de decora-tieschilders voor de marmerimitaties. Bij de preekstoel moet de laatste vernislaag worden weg-genomen aangezien die in geen enkel opzicht overeen-komt met de originele toestand.

Fig. 10 Chaire de Vérité / Preekstoel ©KIK-IRPA, 1945

Page 30: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

28

Pour la chaire de vérité, la dernière couche de vernis doit être éliminée car elle ne correspond en rien à l’état original.

Les meubles de la sacris-tie, bien que plus tardifs, devraient être peints comme le reste du mo-bilier, pour une simple question d’harmonie (de même que les portes inté-rieures).Il ne faut pas oublier non plus les bancs et le plan-cher, qui devront être net-toyés, traités préventive-ment contre les insectes et vernis ou cirés. C’est un travail d’ébéniste qualifié.N’oublions pas le banc de communion et la balus-trade du jubé qui devront être traités de la même façon que les autels  : conservation (pour le chancel surtout), déga-gement des derniers sur-peints et réfection en faux marbre selon le niveau choisi (à priori, l’original).

Les mursLe problème des murs est complètement différent  : ils ont été peints essentiellement avec de la chaux, parfois de la colle, mais en tout cas des peintures mattes qui sont parfois devenues pulvérulentes. De par les anciennes infiltrations d’eaux et le frottement dû à la fréquentation de l’église, les murs ont été abîmés et régulièrement pon-cés et réparés avec des matériaux divers, plâtre, enduit de chaux, ciment.Avant une remise en peinture, les murs devront être mis en état  : trous et fissures comblés, injection de lait de chaux ou d’un adhésif compatible là où les en-duits originaux s’effritent ou se décollent, ponçage ou nettoyage de la couche de surface avant peinture. Un soin particulier doit être porté aux stucs de coin et à l’intérieur des ébrasures de fenêtres, là où le matériau original à base de chaux a le plus souffert.Ces petits stucs à motifs floraux au bas des fenêtres pourraient être dégagés jusqu’à l’original, ce qui per-mettrait de restaurer les dégâts sous-jacents à la couche de peinture actuelle et leur rendrait une finesse et une lisibilité aujourd’hui perdue (voir stucs des plafonds en annexe).La couche finale à appliquer sur les murs doit impéra-tivement avoir un aspect mat (comme la chaux) et être perspirante (pour le bas des murs, sur les lambris, on

Omwille van de harmonie zouden de meubels van de sacristie, hoewel ze van latere datum zijn, moeten geschilderd worden als de rest van het meubilair (net zoals de binnendeuren). Men mag ook de ban-ken en de planken vloer niet vergeten die zullen moeten schoongemaakt worden, tegen insekten beschermd en vernist of geboend. Dit is een werk voor een bekwaam meu-belmaker.Vergeten we niet de com-muniebank en de balus-trade van het doksaal die op dezelfde wijze moeten behandeld worden als de altaren : conservatie (voor-namelijk voor de kansel), verwijderen van de laatste overschilderingen en her-marmeren volgens het ge-kozen niveau (a priori het origineel).

De murenDe muren hebben een volledig andere proble-matiek : ze zijn voorname-lijk geschilderd met kalk,

soms met lijm maar in elk geval met matte verfsystemen die soms poederig zijn geworden. Naast waterschade door vroegere insijpelingen en stootschade door de ge-bruik van de kerk, werden de muren beschadigd en re-gelmatig geschuurd en hersteld met diverse materialen zoals gips, kalkpleister en cement. Voor het herschilderen zullen de muren in orde moeten gemaakt worden : vul-len van scheuren en gaten, injectie met kalkmelk of een compatibele lijm, waar de originele pleisters verpoederen of loskomen, schuren of reinigen van de schildergrond.Bijzondere aandacht moet gaan naar het stukwerk op de hoeken en in de dagkanten van de ramen, waar het ori-ginele materiaal op kalkbasis het meeste heeft geleden.

Deze kleine bloemmotieven in stuc onderaan de ramen zouden kunnen vrijgelegd worden tot op het stuc zodat de onder de huidige verflaag liggende schade kan geres-taureerd worden en men een finesse en leesbaarheid zou kunnen terugvinden die vandaag verloren is gegaan . De nieuwe verflaag voor de muren moet een mat uitzicht hebben (zoals kalk) en dampdoorlatend zijn (op de lam-brisering onderaan de muren kan men een marmerschil-dering aanbrengen in overeenstemming met de witte marmering van de altaren).

Fig. 11 Confessionnal / Biechtstoel ©KIK-IRPA, 1945

Page 31: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

29

peut imaginer une marbrure à l’huile dans le style du marbre blanc des autels).

Le plafondLe plafond a été repeint de nombreuses fois, comme les murs, et les stucs ont perdu leur finesse et la nervosité des formes.Deux options s’offrent à nous  : soit dégager les stucs jusqu’à l’original, soit nettoyer soigneusement la sur-face, boucher les fissures etc… avant de repeindre. Le budget est évidemment bien différent et des essais ont été fait pour tenter de chiffrer le dégagement des stucs : voir dans les annexes.Si on se cantonne à un nettoyage de surface (ponçage pour les zones planes, eau et détergent neutre pour les reliefs en stucs), il est indispensable d’éliminer les rehauts dorés à la bronzine avant la remise en peinture, car l’oxy-dation des sels de cuivre continuera et se manifestera au travers de la nouvelle peinture sous forme d’auréoles ver-dâtres ou noires.

Conclusions- Quel état reconstituer ?La reconstitution d’un état « historique »5 est toujours un choix cornélien. Dans le cas de l’église Notre-Dame de Ramelot, c’est vrai-ment un casse-tête chinois.Voyons la situation actuelle : Nous nous trouvons face à un intérieur d’église consacré en 1732, mais dont l’Autel Majeur et le chœur sont anté-rieursLa décoration en stuc du plafond est postérieure d’au moins 30 ans au plafond à proprement parlerL’autel latéral (il y en avait probablement deux à l’origine) est un mélange de pièces d’époques différentes, allant du XVIème siècle pour la sculpture de la niche, en passant par le XVIIème pour la partie supérieure, le début du XVIIIème pour la partie centrale considérée comme l’ori-ginal et le bas qui est un montage du XXème siècleLes confessionnaux qui ne sont vraisemblablement plus à leur placeDes lambris-placards dans l’entrée dont la polychromie ne correspond à rien d’autreL’installation au début de la nef de portes partiellement vitréesLe démantèlement du banc de communionL’installation de lambris en dur en 1914 dans toute la nefLa «  disparition  » dans les années 90’ des reliefs reli-quaires sur les côté de l’autel majeurEtc…

Seuls les trois derniers surpeints d’abord marbré rouge, gris puis jaune (état actuel) sont communs à toute l’église. Le choix de reconstituer un autre niveau coloré plus ancien (et plus esthétique) revient à faire un faux histo-rique : mais n’y sommes-nous pas déjà en plein ?Nous ne pouvons que faire un choix, le mieux documen-té et argumenté possible…

Het plafondNet zoals de muren, werd ook het plafond verschillende malen overschilderd en de stucwerkmotieven hebben hun fijnheid en scherpte verlorenEr zijn twee mogelijkheden : ofwel het stucwerk vrijleg-gen tot op het origineel, ofwel het huidige oppervlak zorgvuldig reinigen, de barsten opvullen enz.. en dan herschilderen. Het budget is uiteraard zeer verschillend en er werden testen uitgevoerd om de tijd te ramen : zie in de bijlagen.Indien men zich beperkt tot een oppervlakkige reiniging (schuren voor de vlakke zones en water met neutraal de-tergent voor de stucreliefs), dan moeten de hoogsels in bronsverf wel volledig weggenomen worden want de koperzouten zullen verder oxideren en door de nieuwe verf doorslaan als groene of zwarte aureolen.

Besluit- welke toestand reconstrueren ?Het reconstrueren van een « historische »5 toe-

stand vergt steeds een zwaarwichtige keuze. In het geval van de Onze-Lieve-Vrouwkerk van Ramelot is het een echte hersenbreker. Wat is nu de huidige toestand : We bevinden ons in een kerkinterieur dat gewijd is in 1732 maar met een ouder hoofdaltaar en koor.

De stucversiering van het plafond is ten minste dertig jaar jonger dan de constructie zelf.

Het zij-altaar (waarschijnlijk waren er oorspronkelijk twee) is een samenraapsel van stukken uit verschillende peri-oden, vanaf de 16de eeuw voor het beeldhouwwerk in de nis, over de 17de eeuw voor het bovenste gedeelte, het begin van de 18de eeuw voor het centrale deel dat als het origineel wordt beschouwd tot het onderste ge-deelte dat gemonteerd werd in de 20ste eeuw.De biechtstoelen die waarschijnlijk niet meer op hun plaats staan.

De lambriseringen/kasten in de ingang, waarvan de poly-chromie nergers mee overeen komt

De plaatsing van deels beglaasde deuren aan de toegang tot het schip

De ontmanteling van de communiebank

De plaatsing in 1914 van gepleisterde lambriseringen in het volledige schip

De « verdwijning » in de jaren 1990 van de reliëfs met re-lieken aan weerszijden van het hoofdaltaarEnz…

Enkel bij de drie laatste verfbeurten werd het volledige kerkinterieur herschilderd, eerst in een rode marmerschil-dering, vervolgens in het grijs en tenslotte in het geel (hui-dige toestand).

Page 32: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

30

Indien men zou kiezen voor een ander, ouder (en meer es-thetisch) decor, dan vervalt men in een historische verval-sing : maar zitten we daar al niet volledig in ? men kan maar één keuze maken, de best mogelijke gedocumenteerde en beargumenteerde...

Welke niveau’s van afwerking komen in aanmerking voor reconstructie ?

Het niveau onder de twee laatste overschil-deringen, de derde overschildering die dateert van 1914 en zichtbaar bleef tot 1952 werd overal in de kerk nog terug-gevonden en op dat ogenblik werden ook de huidige lambriser-ingen geplaatst  : er is dus een historisch ar-gument voor de keuze van dit niveau. Als men de schildering echter vergelijkt met oudere niveau’s, dan heeft het weinig es-thetische kwaliteiten : gemarmerde altaren in « Rouge Royal », bak-steenrode muren, pla-fonds in pasteltinten... Het geheel gaat niet erg goed samen.

De tweede overschil-dering, van ongeveer 1830, vormt een inter-essant alternatief voor het origineel en wel om volgende redenen  De eerste overschil-dering kan men niet in overweging nemen want die is slechts plaatselijk en wit (mo-gelijk een gedeelteli-jke herneming)

Het origineel komt niet voor op het altaar of het stucwerk (van latere datum) : het is vanzelfsprekend dat voor het plafond enkel de lagen in aanmerking komen vanaf het aanbrengen van het stuc.De tweede overschildering van het hoofdaltaar is een tamelijk trouwe kopie van het origineel en is het origineel op het zij-altaar.Hij heeft grote esthetische waarde en de overeenkom-stige toestand op het plafond en de muren vormen een helder en harmonieus geheel. Een aantal (zwarte) elementen zijn nog steeds origineel,

Quels sont les niveaux possibles pour une reconsti-tution ?Le niveau sous-jacent aux deux derniers, troisième sur-peint qui date de 1914 et a été conservé jusqu’en 1952 se retrouve partout dans l’église et c’est lors de cette inter-vention que les lambris ont été installés : il y a donc un argument historique en faveur de ce niveau.Néanmoins, si on le compare à d’autres niveaux plus an-ciens, son aspect es-thétique ne joue pas en sa faveur  : autels marbrés en «  Rouge Royal  », murs rouge brique, plafond dans les tons pastel… Le mariage n’est pas très heureux.

Le deuxième sur-peint, datant environ de 1830, est une al-ternative intéressante à l’original pour les raisons suivantes Le premier surpeint n’est pas à prendre en compte car il est très partiel et blanc (peut-être une simple reprise locale)L’original ne se trouve ni sur l’autel latéral ni sur les stucs (plus tardifs)  : il est évident que nous ne tenons compte pour le pla-fond que des couches appliquées après la création des stucs.Le deuxième surpeint est une copie assez proche de l’original du maitre-autel et est de fait l’original sur l’autel latéral.Il est d’une grande qualité esthétique et les stades correspondants sur le plafond et les murs for-ment un ensemble clair et harmonieux.Certaines zones, en fait tout ce qui était noir au niveau original (aplats derrière les colonnes, niche, plinthes) ont été conservés, c’est-à-dire non repeints au deuxième sur-peint.

En résuméSi le deuxième surpeint du maitre-autel est choisi comme référence, les autels seraient peints dans les tons de marbres décrits dans les chapitres précédents,

Fig. 12 Surpeint de 1914 / Overschildering van 1914 ©KIKIRPA 1945

Page 33: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

31

dat wil zeggen, ze werden niet overschilderd in dit sta-dium.

SamengevatIndien men zou de fase van de tweede overschildering van het altaar als uitgangspunt zou kiezen, dan zouden de altaren er zo uitzien : achtergrond voor de zuilen, nis-sen en plinten zwart, kolommen en vlakke delen geaderd wit, lijsten in beige tot violetblauw via rose en grijs. De personages van de bekroning waren ook wit gemarmerd en de kapitelen en de vleugels van sommige engelen waren verguld met mixtion.

De muren zouden mat gebroken wit zijn (natuurlijke kalkkleur) want de resten van een mogelijke fries zijn zo miniem dat er geen reconstructie mogelijk is. De later geplaatste lambriseringen daarentegen mogen onder geen enkel beding verwijderd worden, ik stel voor ze in wit marmer te schilderen zoals de zuilen van het al-taar met een zwarte plint die even hoog is als die van de altaren.

Op het plafond moet de eerste afwerking gerecon-strueerd worden, wat overeenkomt met de tweede over-schildering op het altaar. Het is een bepekt kleurengam-ma : het stucwerk is stucwerk kleur, gebroken wit. De vlakke delen zijn wit, de contouren mat zacht violet of lakmoeskleur.

Alle verflagen werden in de vorige hoofdstukken beschre-ven met NCS kleurreferenties. Maar, men moet rekening houden met de veroudering van de kleuren  : olieverf die overschilderd is en zo be-schermd tegen UV-straling krijgt een warmere toon dan oorspronkelijk : dit fenomeen verdwijnt na enkele weken blootstelling aan het licht.Dus moet men de NCS referenties. Deze cijfers geven ook geen informatie over het aspect van het oppervlak, mat of glanzend, noch over de pigmentverzadiging, dekkend of transparant zoals bij glacis.

Aan de andere kant moet men uiteraard grotere opper-vlakken vrijleggen omwille van mogelijke kleurvariaties, voornamelijk bij marmerschilderingen om geen fouten te maken bij de interpretatie aangezien deze van plaats tot plaats sterk in kleur kunnen verschillen.

Het meubilair (communiebank, preekstoel, biechtstoelen) moeten allemaal gerschilderd worden zoals het origineel : voornamelijk houtimitatie.

Men moet ook nadenken over de plaatsing van het meu-bilair in de kerk : wat te doen met de deuren van het sas, wat is de plaats van de biechtstoelen, van het zij-altaar, de beelden enz...

De reconstructie van het zijaltaar zal meer problemen stellen dan die van het hoofdaltaar want de samenstel-

c’est-à-dire des fonds de colonnes, niches et plinthes noires, des colonnes et aplats blancs veinés et les contours en marbre très coloré allant du beige au bleu violacé en passant par le rose et le gris. Les personnages du couronnement sont également marbrés blanc et les ailes de certains anges, de même que les chapiteaux des colonnes sont dorés à l’or sur mixtion.

Les murs seraient en blanc mat légèrement teinté (cou-leur chaux naturelle) car les traces d’une probable frise peinte sont si minimes qu’elles ne peuvent servir à une re-constitution.Par contre, comme les lambris installés plus tard ne doivent sous aucun prétexte être supprimés, je propose qu’ils soient peints en faux marbre blanc comme les colonnes des autels, avec une plinthe noire de même hauteur que sur les autels.

Le plafond doit être peint selon l’original des stucs, qui correspond au deuxième surpeint du maitre-autel. La gamme est très restreinte  : les stucs sont laissés à nu, c’est-à-dire de la couleur de l’enduit de finition, un blanc légèrement teinté.Les aplats sont blancs et les contours sont peints dans un ton violet très doux, qui est connu en peinture murale comme « bleu tournesol ». Ici aussi, l’aspect est mat.

Toutes ces couches picturales sont décrites dans les cha-pitres précédents, avec les références de tonalité NCS. Néanmoins, il faut tenir compte de l’évolution des colo-ris au fil du temps : le fait seul pour une peinture à l’huile d’avoir été recouverte et donc protégée de la lumière et surtout des rayons ultra-violets lui donne une tona-lité plus chaude qu’à l’origine : ce phénomène disparait après quelques semaines d’exposition à la lumière. Donc, il faut considérer les références NCS comme indica-tives et non en tant que vérité absolue. De plus, ces réfé-rences ne tiennent pas compte de l’aspect mat ou brillant ni de la saturation de la couche en pigment (opaque ou transparente comme les glacis).

D’autre part, il faut évidemment faire des fenêtres de dé-gagement beaucoup plus larges car en particulier pour les marbrures, les variations chromatiques sont telles d’une zone à l’autre qu’il faut vraiment un échantillon représentatif pour ne pas risquer une erreur d’interpré-tation.

Le mobilier (banc de communion, chaire de vérité, confessionnaux) doit être repeint selon l’original : essen-tiellement du faux bois.

Il faut aussi prendre en compte la disposition du mobilier dans l’église : que faire des portes du sas, quel est l’em-placement des confessionnaux et de l’autel latéral, des sculptures, etc.

Quant à l’autel latéral, la reconstitution est plus problé-matique que celle de l’autel majeur, car l’ensemble des pièces n’est pas contemporain. Il faut de toute façon

Page 34: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

32

trouver une solution pour la partie inférieure qui est terri-blement « bricolée » et la « repeinture » de la partie supé-rieure sera une interprétation par comparaison avec l’au-tel majeur car les couches picturales les plus anciennes n’ont rien à voir avec la partie médiane.Certaines parties sont même très récentes, comme la table d’autel qui est en bois contreplaqué et les côtés qui ont une polychromie similaire à celle des lambris-pla-cards du sas d’entrée : il s’agit évidemment d’une récu-pération de morceaux d’un meuble disparu (on trouve ces couches picturales sur les portes des confessionnaux aussi, où elles n’ont pas de raisons d’être).

La dernière chose à prendre en compte est le type d’éclai-rage qui sera installé dans l’église après restauration. Les luminaires actuels ne sont vraiment pas esthétiques, mais il ne faut pas non plus exagérer dans l’autre sens et sur-éclairer l’ensemble avec des halogènes trop puissants par exemple (voir l’église de Hody)

Ont participé au chantier : Marie-Hélène GUISDALLinda VAN DIJCK Christine CESSION

Analyses: Laboratoire des œuvres polychromes (KIK-IR-PA) Responsable : Dr. Jana SANYOVA Assistante : Cécile GLAUDE

Rédaction : Christine CessionTraduction : Linda Van Dijk

Notes :1archives fournies par Madame Marylène LAFFINEUR, d’après un rele-vé par Martine VANDEVOORT et conservées à l’évêché de Liège.2Dates fournies par les archives de l’IRPA (archives de Monsieur Jacques Boly), par Monsieur Daniel MARCOLUNGO, historien de l’art et Madame Marylène LAFFINEUR, historienne de l’art3Le tournesol est une matière colorante bleue obtenue par l’oxydation en milieu alcalin de certains lichens dont le Rocella Fuciformis. Réagis-sant au PH du liant, il devient bleu-mauve mélangé à la chaux.4Bureau d’Investigations environnementales Olivier Guillitte, à Gem-bloux5Je mets historique entre parenthèse car la notion même est floue, pour le moins.

lende delen dateren niet uit dezelfde periode. In elk geval moet een oplossing gevonden worden voor het « ineen-geknutselde » onderste gedeelte en voor de herschilde-ring van het bovenste deel zal men zich moeten laten inspireren door het hoofdaltaar want de oudste verflagen hierop hebben geen verbanden met die van het middel-ste deel. Sommige onderdelen zijn zelfs zeer recent zoals de altaartafel in triplex en de zijkanten die een gelijkaar-dige polychromie hebben als de lambris/kasten in de in-gang : het gaat hier uiteraard om recuperatie van stukken van een verdwenen meubel (ook op de deuren van de biechtstoelen treft men resten van polychromie aan die daar niets hebben te zoeken).

Een laatste aandachtspunt is de verlichting. De huidige lampen zijn helemaal niet esthetisch maar men moet ook niet in het tegenovergestelde vervallen en het interieur oververlichten met te sterke hallogeenlampen (zie de kerk van Hody).

Werkten mee op de werf : Marie-Hélène GHISDAL Linda VAN DIJCKChristine CESSION

Analyses : Laboratorium polychromie (KIK-IRPA)Verantwoordelijke  : Dr. Jana SANYOVAAssistente : Cécile GLAUDE

Auteur : Christine CessionVertaling : Linda Van Dijck

Noten :1Archieven ter beschikking gesteld door mevrouw Marylène LAFF-INEUR, naar een inhoudsopgave door Martine VANDEVOORT en be-waard in het aartsbisschoppelijk archief te Luik. 2Data afkomstig uit de archieven van het KIK (archieven van de heer Jacques Boly), van de heer Daniel MARCOLUNGO, kunsthistoricus en mevrouw Marylène LAFFINEUR, kunsthistorica3Lakmoes is een blauwe kleurstof die bekomen wordt door de oxidatie in basisch milieu van bepaalde korstmossen waaronder Rocella Fuci-formis. Door de reactie met de PH van het bindmiddel, wordt ze blau-wpaars wanneer ze toegevoegd wordt aan kalk.4Bureau d’Investigations environnementales Olivier Guillitte, Gem-bloux5Historisch werd tussen haakjes geplaatst want het begrip op zich, is op zijn minst onduidelijk.

Page 35: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

Specialist van op maat gemaakt frame traditioneel & eigentijds

[email protected]

Tel (+0032) 0489/71.70.33

www.MaxArts.org

Spécialiste du châssis sur mesure traditionnel & contemporain Rue Lambert Fortune, 14A B-1300 Wavre

Page 36: BULLETIN - brk-aproa.org BRK-APROA 2015-3.pdf · 4 DÉCORS À RELIEF DE CAGES D’ESCALIERS ART DÉCO RELIËFORNAMENTEN IN ART DECO TRAPHALLEN Claire Fontaine « Fantaisie des lignes,

Françoise Van [email protected][email protected]

1 an (soit 4 numéros)(frais d’envois inclus)Belgique et U.E = € 30Etudiant = € 20Etranger (frais bancaires à charge de l’abonné) = € 40

1 jaar (4 nummers)(verzendingskosten inbegrepen)België en E.U. = € 30Studenten = € 20Buitenland (bankkosten ten laste van de abonnee) = € 40

1 numéro(frais d’envois inclus)Belgique et U.E = € 9Etranger (frais bancaires à charge de l’abonné) = € 11

1 nummer(verzendingskosten inbegrepen)België en E.U. = € 9Buitenland (bankkosten ten laste van de abonnee) = € 11

Bank / Banque BE02 0682 0831 8540 - BIC GK CC BE BB

Paiement par virement en n’oubliant pas de mentionner votre nom, adresse et l’objet de la commande sur le bulletin de virement ainsi que message auprès de l’éditeur responsable.

Betaling door overschrijving met vermelding van naam, adres en besteld(e) nummer(s) op de over-schrijving zelf, alsook bericht bij de verantwoordelijke uitgever.

ABONNEMENTSABONNEMENTEN

Secrétariat francophone :Marie PostecRue Van Hammée 161030 [email protected]

Nederlandstalig secretariaat :Toon Van CampenhoutEmile Vanderveldelaan 432845 [email protected]

eDit

eUr

rESP

ON

SABL

E/Ve

ran

two

orD

eliJ

ke U

itG

eVer

: Fr

an

çoiS

e Va

n h

aU

wa

ert

aV

enU

e D

e la

Fa

iSa

nD

erie

42

115

0 Br

Ux

elle

S te

l.+32

(0)2

769

56

86

e-M

ail

 : re

dact

ion

_red

acti

e@ya

hoo.

com

BA P R O A

K

Maatschappelijke zetel Siège social

Coudenberg 701000 Bruxelles/Brussel

[email protected]

www.aproa-brk.org / www.brk-aproa.org


Recommended