De Satis II
Satis wordt Scarpe
2 De grafelijke rijkdommen
Het Graafschap Vlaanderen reikte in de Middeleeuwen tot voorbij Douai. De zuidgrens werd
gevormd door de huidige grens tussen het Franse Departement du Nord (Vlaanderen,
Henegouwen) en het Departement Pas-de Calais (Artois). Deze zuidgrens was van grote
strategische waarde want door brede (zelf gegraven) rivieren en uitgestrekte moerassen was
dit een gedroomde natuurlijke verdediging. Artois was het oude woongebied van de Belgische
stam der Atrebates. Voor 900 viel deze streek al in de invloedsfeer en nadien in het bezit van
de Graaf van Vlaanderen. (Zie Deel I)
Douai was een grafelijk bolwerk. Ten westen en ten zuiden van deze stad liep oorspronkelijk een
waterrijke rivier: de ‘Satis’. Ze mondde uit in de ‘Schelde’ aan het in de moerassen aan het vroegere
prehistorische oppidum van Etrun.
Honderden jaren is er heel wat over en weer getrek tussen de opeenvolgende graven van
Vlaanderen en koningen der Franken. In 1659 wordt het gebied definitief aangehecht bij
Frankrijk, samen met de zuidelijk delen van Henegouwen en Vlaanderen. Dit werd definitief
bevestigd door het Verdrag van Nijmegen, op 11 augustus 1678 gesloten tussen de Republiek
der Verenigde Nederlanden en Frankrijk. Zo kwam een einde aan de vijandelijkheden tussen
beide staten maar het zuiden der Nederlanden werd geamputeerd.
In de middeleeuwen is de economische as van deze sztreek de ‘Schelde’, de poort tot de grote
en kleine maar vooral rijke steden in het noorden zoals Doornik, Gent, Kortrijk, Antwerpen.
Via Condé-sur-Escaut kon men de ‘Haine’ opvaren naar Henegouwse steden zoals Mons,
Binche, Soignies. Een andere belangrijke zijrivier is de rivier de ‘Scarpe’ die Arras verbindt
met Douai en de ‘Schelde’.
De huidige ‘Scarpe’ is honderd
kilometer lang en ontspringt in de
heuvels van Artois ten oosten van St-
Michel-sur-Ternoise, vlakbij Chelers.
Achtereenvolgens stroomt ze door
Berles-Monchel, Aubigny-en-Artois,
Ecoivres, Arras, Roeux, Pelves, Biache-
Saint-Vaast, Vitry-en-Artois, Brebières,
Corbehem, Courchelettes, Lambres,
Douai, Waziers, Lallaing, Marchiennes,
Hasnon, Saint-Amand-les-Eaux om in de
Schelde te vloeien in Mortagne-du-
Nord, aan de Belgische grens.
Tot aan Arras is er weinig verval in een
open vallei. Weiden langs de rivier
geven het geheel een verscheiden en
natuurlijk uiterlijk. Voorbij Arras is de
rivier gekanaliseerd en stroomt door een
zeer brede vallei met veel industrie en
bewoning. Langs de oevers zijn er veel
vijvers omgeven door groen. Voorbij
Douai stroomt de rivier naar haar
monding in de ‘Schelde’ door een groen
landschap met vochtige velden en
bossen (Raismes, Saint-Amands-les-
Eaux, Wallers, Marchiennes). In dit
gebied hebben de middeleeuwse
kloosters de moerassen drooggelegd om
de landbouw te bevorderen.1
Maar deze ‘Scarpe’, is een speciale
rivier want ze is een recente en
menselijke creatie. Het ontstaan ervan hangt samen met de uitdijende macht van de Vlaamse
graven op het einde van het eerste millennium en de groei van de Vlaamse textielstad Douai.
Deze ‘Scarpe’ bestaat niet langer dan tien eeuwen en ontstond door de samenvoeging van
enkele zijarmen van de ‘Schelde’: de ‘Escrebieux’ en de ‘Satis’. (Zie deel I)
GEORGES ESPINAS schreef een lijvige studie over de geschiedenis van Douai2 en verwijst voor
het ontstaan van de stad naar die samenvoeging van de twee rivieren: “(…) pendant très
longtemps, quoique les cours supérieur et inférieur de la Scarpe actuelle en amont et en aval
1 Zie L’eau vivante éternellement courante. Communiqué. Arras, 15 octobre 2004. Agence de l’eau.
2 EPINAS, La Vie Urbaine de Douai au Moyen Age, Tome premier. Paris, Auguste Picard Editeur, Librairie des
Archives Nationales et de la Société de l’Ecole des Chartes, 1913, pag. 14.
De huidige ‘Scarpe’ is vanaf Arras gekanaliseerd. Ernaast
werden grotere kanalen aangelegd zodat de gekanaliseerde
‘Scarpe’ tegenwoordig eerder voor pleziervaart dient.
De sluis te Marchiennes.
de Douai existassent certainement, ils devaient être séparés et ne formaient pas un cours
d'eau unique, parce que le trait d'union correspondant justement à la place de Douai faisait
défaut (2): la partie en amont, appelée la « Satis 3», au lieu de descendre sur la ville, vers
Vitry, à une huitaine de kilomètres en amont, nous l'avons dit, tournait brusquement au sud et
se jetait dans la Sensée. A Douai, ne passait au contraire qu'un simple ruisseau, entièrement
indépendant de l'autre rivière et qui, en aval de l'agglomération, réuni a deux autres, formait
alors la véritable Scarpe ou rivière de Marchiennes."
(2). Sur ce point assez curieux, aucun doute ne paraît être possible. Voy. un intéressant mémoire de Ladrière,
L'ancien lit de la Scarpe, 109, 217-218 (« A partir de Vitry, le lit de la Scarpo est artificiel ), puis le « Résumé ,
et la ,, Conclusion » (237-238) ; cf. Gosselet, Géographie physique du Nord de la France, VII, Ostrevant, 118-
134; en particulier 121 ss. et un croquis, 114. Joindre Blanchard, La Flandre, 88-89 et Demangeon, La
Picardie, 8.
2.1 De Scarbiu
De ‘Escrebieux’ (rood aangestreept) eindigt heden in het ‘Canal de la Haute-Deule’ (geel) maar besproeide lang
geleden de stad Douai. De huidige rivier ‘Scarpe’ (groen) ontleent zijn naam aan de oudste vermelding van deze
beek: Scarbus. Het landschap is totaal veranderd! We gebruiken een Duitse stafkaart uit 1917.
Ons verhaal over de ‘Scarpe’ te Douai start met wat tegenwoordig een kleine beek is en die
we al ontmoet hebben in het eerste deel van ons verhaal: de ‘Escrebieux’. Ze ontspringt in de
heuvels ten noorden van de huidige ‘Scarpe’ en stroomde daar sinds altijd als een waterrijke
beek naar de ‘Schelde’ door wat vandaag de vallei van de ‘Scarpe’ is. Vandaag is deze beek
wat weggemoffeld in het industriële landschap rond Douai maar tot in recente tijen speelde ze
er een grote rol in de waterhuishouding.
Omstreeks de VIe eeuw ontstaat een versterking in de omgeving van de lange en zompige
loop van de ’Escrebieux’ naar de ‘Schelde’. Uit deze motte groeit later de stad Douai. De
rivier heet dan nog de ‘Scarbus’ of ‘Scirbiu’ en ze is belangrijk genoeg om de pagus rond
Hénin-Liétard naar deze rivier te noemen: “in pagi of comitatu Scirbiu”. Men meent hierin
SCIR en BIU te herkennen. Denk aan “scheur” of “schuur” en “beek”. Deze naam zou zoiets
betekenen als waterloop met gescheurde oevers verwijzend naar de moerassen. GYSSELING
geeft onder het lemma ‘Scarpe’ als vroegste vermelding ‘Scarbea’ in de Vita Columbani uit
640 (cop. 10e eeuw).
Zeker is dat na het jaar 950 hier belangrijke waterkundige wijzigingen gebeuren, gekoppeld
aan de economische ontwikkelingen van de stad Douai. De Graaf van Vlaanderen, ARNULF
DE GROTE, zal het water van een andere rivier, de ‘Satis’, afleiden naar deze ‘Scarbiu’.3 De
‘Satis’ is intussen verdwenen als rivier maar ook grotendeels uit de herinneringen. Slechts in
enkele oude documenten is de naam vermeld. KAREL DE SIMPELE schonk op 22 mei 916 aan
ETIENNE Bisschop van Cambrai een villa te Lambres aan de oevers van de rivier ‘Satis’: “(…)
villam que fertur Lambris, ultra citraque fluminis ripam quod dicitur Satis." De rivier wordt
nogmaals vernoemd in een ander document van LOTHARIUS uit 977.4
ARNULF I, bijgenaamd de GROTE (889 - 27 maart 965) was Graaf van Vlaanderen van 918 tot
965. Hij was de oudste zoon van BOUDEWIJN II en kleinzoon van BOUDEWIJN MET DE IJZEREN
ARM, eerste bekende graaf van Vlaanderen. Hij erfde het grootste (noordelijke) deel van het
graafschap. Na de dood van zijn broer ADALOLF legde hij wederrechtelijk de hand op diens
erfdeel (933), dat de streek van Thérouane en Boulogne omvatte. Hij wist ook Ostrevent,
Artois, Ponthieu en de streek van Amiens te veroveren, waardoor het graafschap Vlaanderen
tot voorbij de ‘Somme’ reikte.
Het stroomgebied van de oerrivier '’Escrebieux’ of ‘Scarbus’ richting ‘Schelde’
en in het verlengde ervan de vallei die nu ingepakt is door de ‘Scarpe’.
Om deze episode te begrijpen moeten we terug naar het ontstaan van de stad in de vroege
Middeleeuwen. Laat ons dus even ingewikkeld doen. In die tijden is hier de hydrografische
situatie totaal anders dan nu. De oudste stadskern van Douai ligt aan een samenvloeiing van
verschillende beken. Deze vinden hun brongebied in Ostrevent bij Goeulzin, Noyelles-sous-
Bellone en Brebières. Deze beken zijn elk slechts enkele kilometers lang en ontspringen op de
waterscheiding met de ‘Senseé’ (‘Satis’ toen).
De gezamenlijke beken stroomden naar het noordoosten, kwamen samen in Lambres en
vandaar naar Douai. In de stad komt een andere beek uit het zuidwesten, de ’Enfant Jésus’.
Deze vloeide langs de Mont de Douai vanuit het Marais de Brayelle. De plaats waar beide
3 Waarschijnlijk werd in het begin van de Xe eeuw al een verbinding gemaakt tussen de Satis en de Scarbiu. Op
dit punt komen we later terug. We beperken ons hier tot de historisch gedocumenteerde feiten. 4 EPINAS, Vie urbaine Douai, p. 14.
riviertjes elkaar ontmoetten, had de
vorm van een ridderspoor. Dit was een
kleine hoogte van driehonderd meter in
het vierkant dat ongeveer vijf meter
uitstak boven de moerassige omgeving.
Hier ontstaat de oudste stadkern van
Douai. We bevinden ons tussen de
huidige Jardin ders Plantes (28 m.) en
de Place Saint-Amé (26 m.). Hier lag de
bouw van een defensieve positie voor
de hand. Het geheel steekt een vijftal
meter boven de rivier (niveau 20 m.) uit
tot aan de huidige Rue d’Arras. Verder
stroomafwaarts aan de Douayeul en aan
het kwartier van Saint-Albin is er
eveneens een hoogte die twee tot vier
meter boven de rivier uitstak. Hier komt
heden de ‘Escarpelle’ de rivier
vervoegen, dit is de vroegere monding
van de ‘Scarbiu’, heden ‘Escrebieux’.
Na de samenvloeiing met de toen
belangrijke ‘Scribiu’ of ‘Scarbiu’ zullen
de verenigde beken een riviertje vormen
dat zich lui voortwentelt door de
moerassen tot aan Mortagne, de
monding in de ‘Schelde’ aan de huidige
Belgische grens. Deze primitieve en
bescheiden waterloop heette voorlopig,
de ‘Marchiennes’ naar de locatie van
één van de grootste abdijen langs de rivier. De bedding was een opeenvolging van moerassen:
deze van Sin-le-Noble, de Six-Villes voorbij de bocht van Râches tot aan Lallaing en Anchin.
Waziers is een eilandje te midden van de modder.
In de vroege tijden is de rivier bevaarbaar voor lichte bootjes. Albums de Croÿ die over
‘Scarpe’ en ‘Schelde’ handelen, weliswaar eeuwen later, geven bij plaat 74 de volgende
omschrijving: “Ladit riviere d(e) Scarpe entre en la ville de Douaÿ par trois entrée soÿ
partissant en huict au dedens de ladit ville lesquelz font travailler XV moulins à bledz, ung a
braÿ et ung a lhuile, dont après se viennent rejoindre ensamble environ de millieu de la ville,
et se commenche destre navigable de plusieurs grands batiaulx". Naast een beschrijving van
de watermolens vernemen we dat vanaf de samenvloeiing van de verschillende beken de
rivier bevaarbaar wordt voor grotere schepen. De kleinere schepen konden zelfs tot aan
Lambres geraken, een portus enkele kilometers verder stroomopwaarts van Douai evenwel in
handen van de Bisschop van Cambrai.
Deze is niet de beste vriend van de Graaf van Vlaanderen die dus maar een kasteel laat
bouwen in Douai. De Vlaamse graaf zal hier een zware investering doen ten nadele van de
bisschop van Cambrai. Aan deze versterking kan hij tol heffen op de goederen naar Lambres
waardoor hij dat haventje economisch kan wurgen. Een kroniekschrijver in dienst van de
bisschop noteert: ”Il faut savoir qu’avant la construction de ce château un tonlieu était
prélevé sur le domaine de Lambres en faveur de la cathédrale de la Sainte Mère de Dieu de
Cambrai." De graaf zal de haven van zijn eigen stad, Douai, uitbouwen en de scheepvaart
naar zijn stad vergemakkelijken. Hij zal daardoor zelfs een hogere taks, tonlieu, kunnen
De uitbouw van de stad gebeurt op een moeras.
(Gestippeld gebied) De huizen staan op geheide palen.
Einde tiende eeuw.
heffen op zwaarder geladen schepen. Om de stad van meer water te voorzien en dus schepen
met meer diepgang toe te laten zal hij nu de rivier de ‘Satis’ omleiden.
Tussen de toenmalige ‘Satis’ en de beken die Douai bevloeiden, ligt de drie kilometer brede
drempel van Vitry-en-Artois op een hoogte van 45 meter. Deze hoogte van Vitry verhindert
het samenvloeien van de beken, kant Douai, met de waterrijke rivier ‘Satis’ aan de kant van
Arras. Door de plaatselijke geologie slaat de ‘Satis’ gedwongen naar het zuiden af om de
‘Schelde’ te bereiken bij het oppidum van Etrun. De Vlaamse graaf zal echter het water van
de ‘Satis’ naar Douai brengen door deze drempel weg te graven.
Het oorspronkelijke rivierstelsel. Stippellijn de drempel van Vitry.
Zie http://perso.orange.fr/lydian.caridroit/laScarpe.htm. CLAUDE LECOCQ
Na de doorsteek brengt men in de stad zes dammen aan die het waterniveau tot 2,75 meter op
verschillende niveau’s opstuwen en de watermolens van energie voorzien. Stroomafwaarts
van Douai zal er bijna geen verval meer zijn op rivier. De valleien van de ‘Schelde’ en de
zijrivieren liggen zeer laag tegenover de zeespiegel. De top van de hoogste verhevenheid
waarop Douai ontstond, zit op 28 meter boven de zeespiegel, de rivier op ongeveer 20 meter.
Aan de samenvloeiing met de ‘Schelde’, dertig kilometer verder, meten we 16 meter boven de
zeespiegel. Aan het eindpunt ligt Antwerpen op 6 tot 8 meter aan de kaaien tot 12 meter op de
hoogste plaatsen in de stad. Over honderden kilometers is er een verval van nauwelijks meer
dan tien meter tussen beide steden. In vogelvlucht is de afstand 125 km, langs de rivier het
dubbele.
Het extra water zal meerdere molens laten draaien op de gezwollen rivier. In 872 staat er
slechts één molen op de rivier die te zwak is om deze volop te laten draaien. In het begin van
de elfde eeuw staan er zes in Brébieres, één in Corbehem, één in Lambres en zes in Douai.
Ter wille van de molens komt het graan uit de ruime omgeving naar de stad waarna het
gemalen via de rivier vervoerd wordt naar de steden van Vlaanderen. Ook de graanproductie
van Artois komt nu via een kortere weg naar Vlaanderen in plaats van via de vroegere ‘Satis’
afgevoerd te worden naar de ‘Schelde’ met zijn tol in bezit van Henegouwen. (Duitse Rijk).
Het moet voor die tijd een enorm werk geweest zijn om het kalkplateau van Vitry uit te
hakken en zo de drempel tussen ‘Satis’ en ‘Scarbiu’ te nivelleren. Over een lengte van drie
kilometer werd een sleuf gegraven van zes tot acht meter diep. Daarna verbond men de ‘Satis’
met één van de beken van Douai. Daardoor zal deze ‘Satis’ rechtstreeks doorstromen naar de
‘Schelde’. De ‘Escrebieux’ wordt zo van hoofdrivier een zijrivier van de nieuwe. De aldus
nieuw ontstane rivier omvat de bovenloop van de ‘Satis’, de oorspronkelijke beken en de
benedenloop van de ‘Escrebieux’ tot aan de ‘Schelde’. De nieuwe rivier krijgt de naam
‘Scarpe’, een verbastering van ‘Scarbiu’!
De huidige situatie van de rivieren tussen Arras, Douai en de ‘Schelde’. Zie CLAUDE LECOCQ
2.2 De Satis
‘Satis’, de naam van deze nochtans belangrijke rivier aan de zuidgrens van het Graafschap
Vlaanderen is door de meeste historici vergeten en overgeslagen. Deze rivier verdween als
naam van een waterloop in de tiende eeuw.
Vanaf Biache–Saint-Vaast werd omstreeks 950 een geul gegraven door de drempel
van Vitry-en-Artois naar Brebières.
De ‘Satis’ kwam uit het westen en stroomde via de huidige vallei van de bovenloop van de
‘Scarpe’ door Arras naar de vallei van de huidige ‘Sensée’ (zie verder) en zo naar de monding
in de ‘Schelde’ te Bouchain. Vanaf Arras ging de ‘Satis’ dus oostelijk via Pelves naar Biache
St-Vaast waar ze een kwartslag maakte naar het zuiden via Sailly-en-Ostrevent, Lécluse en
Arleux. Het was een waterrijke rivier zoals we nu nog aan de bovenloop voor Arras merken.
Eenmaal aan de samenloop met de toenmalige zijrivier, de ‘Sensée’, in de omgeving van
Lécluse kabbelde de rivier verder in een brede vallei met weinig verval (30-40 meter hoogte)
tussen de omringende plateaus (40-60 meter). De rivier passeerde dus niet in Vitry-en-Artois
zoals de huidige ‘Scarpe’. Door de hoge drempel aldaar nam de ‘Satis’ in Biache-Saint-Vaast
een scherpe bocht naar het zuiden.
3 Het verdwijnen van de Satis
3.1 Wie veranderde de Satis in de Scarpe?
We vernoemden al het document van 22 mei 916 waarbij KAREL DE SIMPELE aan ETIENNE
Bisschop van Cambrai een villa schonk te Lambres aan de oevers van de rivier ‘Satis’: “(…)
villam que fertur Lambris, ultra citraque fluminis ripam quod dicitur Satis." Deze rivier werd
elders ‘Scarpus’ genoemd waardoor de verwantschap tussen beide rivieren bewezen is.
(EPINAS, Vie urbaine Douai, p. 14.) Als we deze vermelding interpreteren blijkt dat de ‘Satis’
reeds in het begin van de Xe eeuw, dus voor de machtsgreep door de Vlaamse graaf, door
Lambres vloeide.
Het weggraven van een stuk drempel te Vitry moet zich dan afspelen vlak na de het
verdwijnen van de Noormannen in 892. Het zou dus kunnen dat de bisschoppen van Cambrai
watermolens wilden bouwen op hun bezittingen aan de grens met Vlaanderen vlak voor
Douai. Het zou ook kunnen dat de Vlaamse graaf de bisschoppen onder druk zette om deze
werken uit te voeren om meer water naar de stad te brengen. In deze hypothese zou de
Vlaamse graaf na de invasies het belang gaan inzien van een versterking op deze plaats.
De littekens van de oude loop van de ‘Satis’ na de kwartslag van de rivier van Biache-St-Vaast naar Lécluse. Er
vloeit tegenwoordig een beek, de ‘Trinquise’ geheten.
Men veronderstelt dat tijdens die invasies van de Noormannen er nog geen verbinding was
tussen ‘Scarbiu’ en ‘Satis’ gezien deze via Estrun aan de ‘Schelde’ bij Cambrai naar Arras
trokken. Er is een gebrek aan historische bronnen waardoor we enkel een hypothetische
beschrijving kunnen geven van het waarom, het hoe en het wanneer van de omlegging van de
‘Satis’. Men weet enkel dat de ‘Scarpe’ tussen Vitry en Lambres uitgegraven werd in de 10e
eeuw.
De initiatiefnemers voor deze werken waren machtige mannen met grote economische
belangen. Hun economische maar ook politieke macht moest zich uitstrekken over het gebied
tussen Arras en Douai maar ook over de huidige vallei van de ‘Sensée’, gezien deze vallei
haar watertoevoer verloor. De machthebbers in dit gebied waren langs de ene kant de
bisschoppen van Cambrai die in die periode ook bisschop waren van Arras. De andere grote
speler is de graaf van Vlaanderen die Arras verwerft in de tiende eeuw en ook baas is in
Douai dat tot zijn graafschap behoort. We komen aldus tot een volgend hypothetisch schema
3.2 Fasen
Fase 1 Ditb is de oorspronkelijke nsituatie. De ‘Satis’ komt uit Arras en draait voor
Vitry af via de loop van de huidige ‘Sensée’. Waar Douai zal komen, lopen een aantal beken
waaronder de ‘Scarbiu’, de latere ‘Escrébieux’.
Fase 2 In de jaren na 892, na het verdwijnen van de Noormannen, bouwen de
bisschoppen van Cambrai aan de grens van hun gebied een aanlegsteiger en eisen er tol. Dit
doen ze te Lambres wat nog net tot hun gebied behoort. Ze bouwen er ook een molen. Langs
de verschillende beken en de ‘Scarbiu’ kunnen ze met kleine vaartuigen de productie van een
rijke landbouwstreek, de Pagus Ostreventus, afvoeren naar de ‘Schelde’, richting
Henegouwen en Vlaanderen.
Fase 3 De bisschoppen graven een eerste gracht om water uit de ‘’Satis’ om te leiden
naar Lambres. Bij de schenking van een villa aldaar in 916 noemen ze deze rivier nog de
‘Satis’ naar de naam van de bovenloop van de rivier. Ze gebruiken voor de rivier de naam
zoals deze gekend is vanaf Arras. GYSSELING citeert de ‘Satis’ als “le cour supérieur de la
Scarpe” uit een vermelding met betrekking tot 576 in een cop. VIIIe eeuw en een vermelding
voor 977 cop. XIIe eeuw.
Fase 4 De Vlaamse graaf versterkt op zijn grondgebied de stad Douai en krijgt de
macht in Artois.
Fase 5 Om zijn de macht in Artois en stad verder te laten groeien heeft hij meer water
nodig en graaft de gracht vanaf de ‘Satis’ verder uit en verspert de loop van deze rivier in de
vallei van de huidige ‘Sensée’. Nu moet de productie van de Pagus Atrebantis ook via de
nieuwe rivier en is de omweg via Estrun, lees Henegouwen en/of de bisschoppen van
Cambrai, niet meer nodig of mogelijk.
Fase 6 Vanaf Douai volgt de rivier de benedenloop van de ‘Scarbiu’ dat in
Vlaanderen ligt. De Vlaamse machtshebbers gebruiken als naam voor de nieuwe rivier de
naam van dat deel dat in hun gebied ligt. De naam wordt dus ‘Scarpe’.
3.3 De bovenloop van de Scarpe
De drempel van Vitry-en-Artois varieert in hoogte tussen 45 en 70 meter en werd uitgegraven
vanaf de Xe eeuw door ARNULF I (ook ARNULF II wordt in de plaatselijke literatuur vermeld
als dykedelver). De graaf van Vlaanderen was in het bezit van Castrum Duacum (Douai) en
om de stad te laten ontwikkelen liet hij de ‘Satis’ doortrekken tot in Brébieres om de stad
Douai te bereiken. (Zie boven)
Bij de grote waterbouwkundige werken werd ook een afdamming met een straatweg
aangelegd van Lécluse naar Tortequenne waardoor de vroegere vallei van de ‘Satis’ (nu de
‘Sensée’) geblokkeerd werd en het water terugvloeide. Zo opgehoogd bereikte het water van
de ‘Satis’ de loop van de ‘Scarbus’ (Zie boven).
De graaf liet de weg van Douai naar Bapaume over deze afdamming / straatweg lopen en
vorderde er een tol (péage of transitum). Samen met de tonlieu (riviertaks) te Lambres
vormde de weg te Lécluse de economische as van dit deel van het graafschap. De ‘Scarpe’
bracht de goederen en vooral het graan van de Ostrevant naar de Vlaamse steden en verder
naar het zuiden (Parijs).
Douai kreeg de beschikking over meer water voor zijn molens en verdedigingswerken en de
‘Scarpe’ werd beter bevaarbaar van Douai tot aan de monding in de ‘Schelde’ te Mortagne. In
de XIe eeuw nam de lakennijverheid in Douai daardoor een hoge vlucht. Het extra water zal
meerdere molens laten draaien op de gezwollen rivier. In 872 staat er slechts één molen op de
rivier die te zwak is om deze volop te laten draaien. In het begin van de elfde eeuw staan er
zes in Brébieres, één in Corbehem, één in Lambres en zes in Douai. De meerwaarde van een
vijftiental molens en de taksen op de ladingen van de passerende schepen waren de beloning
voor de graaf.
Vitry bleef echter altijd een knelpunt in de verdediging van Douai. Van hieruit had men de
watertoevoer onder controle. Om het geheel te verdedigen bouwden de graven in Vitry een
castrum. Er kwam ook een kasteel in Lécluse en waarschijnlijk ook één te Hamblain. Door
het doorknippen van de ‘Satis’ werd mede door verlanding het bovengedeelte van de rivier
onbevaarbaar voor grote schepen. Er was een groot verval maar het water zat geblokkeerd
voor de drempel te Vitry. Het stuk rivier tussen Arras (72 m.) en de drempel in Vitry werd pas
Tussen Lécluse en Tortequesne werd een straatweg gebouwd die de rivier afdamde en het water van de ‘Satis’
over de drempel van Vitry terugstuwde
bevaarbaar voor vrachtschepen toen de rivier gekanaliseerd werd na 1590. Het stadsbestuur
van Arras spaarde moeite noch geld en het was FILIP II, koning van Spanje en heerser over de
Nederlanden, die de verbouwing toeliet op voorwaarde dat er slechts twee dagen (maandag en
donderdag) gevaren werd. De andere dagen was het water voorbehouden aan de talrijke
watermolens. Talrijke werken moesten het weinige water bruikbaar maken in een vallei met
een groot verval. In totaal werden veertien installaties zoals sassen en bassins gebouwd over
vierentwintig kilometer.
Middeleeuwse versterkingen aan de zuidgrens van Vlaanderen tussen de moerassen in de vallei
Ook nu nog moeten sluizen de schepen helpen de drempel overwinnen. Aan de kant van
Arras zitten we op een hoogte van iets meer dan veertig meter (bovenloop). Aan de andere
kant van Vitry (de kant van Douai of benedenloop) stroomt de rivier op iets meer dan
vijfenveertig meter. Het stroomgebied vanaf Arras werd een wirwar van afwateringen en
vijvers waartussen de gekanaliseerde ‘Scarpe’ naar de ‘Schelde’ vloeit.
Het vernatte bovenstuk van de ‘Scarpe’ tussen Arras en Biache-Saint-Vaast.
Tot aan Biache is dit de bedding van de vroegere Satis.
De CASSINI-kaart uit de achttiende eeuw toont de aanpassingen aan de rivier en de moerassen tussen de bovenloop van
de ‘Scarpe’ en de bovenloop van de ‘Sensée’.
3.4 De benedenloop of de Scarpe
Voor de benedenloop van de ‘Scarpe’ was het doorknippen nog dramatischer. Van Arras (72
m.) tot Douai (24 m) is er een redelijk groot verval dat opgehouden wordt aan Vitry. Voorbij
Douai tot aan Mortagne is er nauwelijks verval. De Scarpe vormt er een brede vallei van
dertig op tien kilometer maar zonder enige zonder helling. Deze streek is vlakker dan de
polders, een echte biljart. Deze vlakte die oorspronkelijk gedraineerd werd door de ‘Scarbiu’
ontving na de doorsteek naar de ‘Satis’ een te grote massa water. De vallei die daar niet op
voorzien was, kreeg dus permanent overstromingsgevaar. Men is verwonderd hier zoveel en
grote kloosters aan te treffen zoals te Flines, Marchiennes en Sint-Amands. De reden is dat in
de VIIe eeuw de vallei ook al moerassen telden die door de kloosters vruchtbaar werden
gemaakt. Maar na de doorsteek kreeg de vallei de zeer grote watervloed te verwerken en deze
dwong de kloosters om continu waterwerken uit te voeren. Maar intussen waren ze hier al
eeuwen gevestigd en dit is de reden dat ze hier bleven.5
De polyptieken van de abdij van Marchiennes tonen een omgeving vol water, bossen,
rietvelden en ondoordringbare moerassen. De dorpelingen wonen op de zeldzame droge hoger
gelegen banken die boven het water uitsteken. Ze beheren de moerassen en leven van die
opbrengst. In de winter overstroomde de vallei en in de zomer droogde ze op. De
omwonenden leefden van de veeteelt met de opbrengst de rijke hooivelden. Men vindt vanaf
deze periode kalkrijke sedimenten afkomstig van de bovenloop in de ondergrond van Douai.
5 Derville, Revue du Nord, p. 9 e.v.
Stroomafwaarts tot voorbij Oudenaarde zullen Artesische kalk- en leemafzettingen eveneens
de bron vormen van weelderige hooilanden.
Van Orchies tot Râches ligt het Marais des Onze-Villes, van Pecquencourt tot Wallers ligt
rechts de Marais des Onze-Villes. Op de linkeroever ligt de Marais de Marchiennes en deze
van Alnes, Brillon, Bousignies en Milonfosse. Daarachter is de Marais de Saint-Amand en dat
van Sept-Villes. Dan volgt de Marais de Mortagne. Men legde dijken aan wat dan weer de
aanlanding verhoogde. Continue waren er conflicten tussen abdijen, parochies en de
omliggende steden want iedereen trachtte de watervloed naar zijn hand te zetten.
Tegenwoordig stroomt de ‘Scarpe’ tot twee meter boven de omgeving. Afwatering is een zeer
groot probleem.
CASSINI-kaart met de moerassen stroomafwaarts van Douai
4 De Sensée of de benedenloop van de Satis
4.1 De Sensée
De resten van de ‘Satis’ kregen de naam van ‘Sensée’. De ‘Satis’ was oorspronkelijk de
belangrijkste bijrivier van de ‘Schelde’ met bron ten noorden van Bapaume. De gevolgen van
het omleggen moeten onmiddellijk tastbaar geweest zijn voor de ‘Satis’ / ‘Sensée” want ze
was niet langer bevaarbaar tenzij met kleine vaartuigen. In 925 wordt Arras nogmaals
geplunderd door de Noormannen maar deze keer komen ze over land en zonder hun beruchte
schepen, ondanks hun kleine diepgang.
De gevolgen van de doorbraak in Vitry waren ook voelbaar op de ‘Schelde’. De stroom water
van haar belangrijkste zijrivier, de vroegere ‘Satis’, werd verlegd van de omgeving van
Cambrai (75 m) naar stroomafwaarts van Valenciennes (24 m.). Dit betekent dat dit gedeelte
van de ‘Schelde’ onbevaarbaar werd, behalve voor kleinere vaartuigen. Er is geen duidelijk
beeld in hoever de diepgang van de ‘Schelde’ stroomopwaarts van Valenciennes was.
De bovenloop van de ‘Schelde’ was in latere eeuwen zeker niet gekenmerkt door een groot
debiet en diepgang, waardoor de scheepvaart veelal al aan de bescheiden kant bleef. Er wordt
algemeen aanvaard dat in de Middeleeuwen de ‘Schelde’ pas echt bevaarbaar werd ter hoogte
van Valenciennes.6 Deze hypothese lijkt bevestigd door de Albums de Croÿ (ca 1609) die geen
enkel vaartuig afbeelden stroomopwaarts van Valenciennes. ADRIEN DE MONTIGNY tekent er
vijf stroomafwaarts van de Pont Néron 7
Er zijn aanduidingen dat men in vroegere eeuwen
verder stroomopwaarts kon. De Doornikse steen werd waarschijnlijk tot ter hoogte van
Famars gebracht voor de Romeinse tempelbouw. Tussen Trith-Saint-Leger en Maing was er
een brug. In de Middeleeuwen heette deze huidige voorstad van Valenciennes, Pont de Trith.
Maar er was niet enkel een brug. De ‘Schelde’ was er ook doorwaadbaar. Op een Duitse
stafkaart van 1917 zien we de aanduiding “gué”. De naam Trith verwijst naar traiectum:
oversteekplaats.
Vandaag is de ‘Sensée’ verdeeld in twee stukken. De ‘Amont’ (bovenloop) heeft zijn bron op
de oostelijke rand van het plateau van Artois tussen Vis-en Artois en Rémy en mondt uit na
zestien kilometer in de ‘Canal du Nord’ tussen Arleux en Palluel. De bron ligt op 47 meter en
de monding op 35,7 meter. Bij Lécluse komt van links de ‘Cojeul’, de grootste zijrivier en de
‘Trinquise’, een stukje vroegere en gemummificeerde ‘Satis’. Langs de bovenloop liggen de
moerassen van Lécluse en Saudemont. Verdere zijrivieren zijn hier de ‘Marche-Navire’, de
‘Agache’ en de ‘Hirondelle’.
6 DERVILLE ALAIN (1990). Rivières et canaux du Nord/ Pas–de-Calais aux époques médiévale et moderne. Revue
du Nord, LXXII, nr 284, janvier-mars 1990. 7 FLORIAN MARIAGE (2003). Les portus de la vallée de l’Escaut à l’époque carolingienne. Analyse
archéologique et historique des sites de Valenciennes, Tournai, Ename, Gand et Anvers du 9e au 11e siècles.
Mémoire présenté en vue de l’obtention du diplôme de licencié en archéologie et histoire de l’art; 2002-2003,
UCL, Faculté philosophie lettres.
De ‘Avale’ (benedenloop) vertrekt bij Oisy-le-Verger op 35,5 meter en eindigt in de ‘Canal de
L’Escaut’ bij Bouchain op 32 meter. De benedenloop is gedurende twintig kilometer een
opeenvolging van moeras, vijvers en turfputten. Deze zijn de enige die nog water leveren aan
de rivier omdat het water van de bovenloop volledig het ‘Canal du Nord’ voedt.
4.2 La (Petite) Sensée
Douai had meer en meer water nodig. Ook in de volgende eeuwen werd gewerkt aan het
verleggen van het resterende water van de oude ‘Satis’ naar de nieuwe ‘Scarpe’ in Douai. Zo
werd uiteindelijk nog water van dat andere stukje ‘Satis’, dat intussen ‘Sensée’ geheten was,
afgeleid naar Douai om de groeiende behoefte aan water van de molens en de versterkingen te
voldoen. De nieuwe rivier, de ‘Sensée’, werd grondig aangepast aan de behoeften van
verdediging en economie van Douai.
De ‘Sensée’ is de benedenloop van de vroegere ‘Satis’. In de loop der eeuwen werden hier verschillende
waterwerken uitgevoerd. De scheepvaart verloopt tegenwoordig via de grote kanalen. Het ‘Canal de la Sensée’
verbindt Douai en Duinkerken met Bouchain aan de ‘Schelde’ (‘Canal de l’Escaut’). Het ‘Canal du Nord’
verbindt het vorige kanaal met de ‘Somme’ en zal voor grote schepen bevaarbaar worden tot de ‘Seine’.
Het aftappen van het water van de ‘Sensée’ gebeurde al in de jaren tussen 1060 en 1080 en de
verbinding liep van Arleux naar Gueulzin. ROBERT DE FRIES8 liet een kanaal graven, ‘Courant
le Comte’ geheten, van Arleux (Bisselles) naar Cantin in de lieu-dit Le Molinel (Moulin le
Comte, ‘Molendinum Comitis’). Zo stroomde het water van de ‘Sensée’ naar een beekje dat
uit de hoogten van Estrée komt en naar Courchelettes loopt via Goeulzin en Férin. Dit
kanaaltje is de huidige ‘Petite Sensée’!
8 ROBRECHT I DE FRIES (1029 / 1032 – Kassel 13 oktober 1093) was Graaf van Vlaanderen van 1071 tot aan zijn
dood en regent van Holland. Wordt ook vermeld als ROBRECHT I VAN VLAANDEREN. Ingewikkelde familiale
problemen en vechtpartijen na te lezen op Wikipedia.
Lécluse ontwikkelt zich na
het opstoppen van de ‘Satis’
naar de ‘Scarpe’. Er ontstaat
een nederzetting aan de
nieuwe aftap. In het moeras
ontstaat de site van Arleux
(Altus in Ostrevanto juxta
Paluel ). Het is een gemeente
aan een straatweg, met een
kerk en een kasteel (anno
1139). Een muur ter
verdediging bezegelde de
groei van de nederzetting.
Een kasteel beschermt de
afleiding van de ‘Sensée’ en
laat toe tol te heffen aan de
straatweg. De straatweg zelf
is een constructie die het
water moet opstuwen en van
op een hoger niveau
doorgeven aan het kanaaltje
van ‘La petite Sensée’. Zo
zal tegen het einde van de
XIIe eeuw opnieuw meer
water uit de ‘Sensée’
(gewezen ‘Satis’) en zijn
zijrivier, de ‘Cojeul’, het
waternetwerk rond Douai
versterken. Soms rijzen er
problemen. In 1380 werd de
dijk in Arleux doorbroken.
Het water zakte met een
derde in de ‘Scarpe’. Douai
kwam droog te liggen.
Door alle ingrepen zakte het
verder het debiet van de
nieuwe rivier, de ‘Sensée’.
Zonder de krachtige drainerende stroming van de vroegere rivier ‘Satis’ is de oude vallei van
de ‘Satis’, nu ‘Sensée’, langzaam vernat tot een gebied met moerassen en turfgronden. De
ondergrondse wateraders en de uitgestoken turfputten vormen nu de vijvers en moerassen.
Bij werken aan de vijvers van de ‘Sensée’ vond men, diep onder de turflagen, sporen van
Gallo-Romeinse bewoning. Dit betekent dat al van na de 2e eeuw door klimatologische
veranderingen de site van de ‘Satis / Sensée’ natter werd. Daardoor trok de bewoning ook
naar hogere gebieden of verlieten belangrijke landbouwexploitaties de vallei. We kunnen dan
ook aannemen dat rond het begin van de jaartelling de streek er heel wat droger bij lag.
De loop van de ‘Sensée / Satis is weliswaar door de mens volledig gewijzigd, maar de vallei
is een oase van groen. Het is een volledig landelijk gebied waar sporen van bewoning tot in de
verste prehistorie teruggaan. Beroemd zijn de talrijke dolmen en menhirs die naast de talrijke
vijvers, waterrijke natuurgebieden en rustige dorpen een toeristische aantrekkingspool
vormen.
De Petite Senseé liep tussen Arleux in het zuiden en Courchelettes bij
Douai. Het kanaaltje / beek is grotendeels opgegaan in het huidige Canal
de Sensée. Maar schilderachtige stukken ervan zijn nog te vinden in het
landschap tussen Moulinet, Goeulzin en Férin.
De vallei van de ‘Sensée’
De omvorming van een belangrijke historische rivier, de Satis, tot de Scarpe is bij ons weinig gekend alhoewel deze
gebeurtenis een belangrijk moment was in de geschiedenis van het Graafschap Vlaanderen. Tot aan de tiende eeuw
moesten alle legers tussen de Somme en de Schelde aan deze rivier passeren. We denken ondermeer aan de invasie
door Julius Caesar! Maar ook later, tijdens de talrijke oorlogen tussen de graven en de koningen was het moerassig
gebied een belangrijke natuurlijke hindernis. In de literatuur over de geschiedenis van Douai staat deze gebeurtenis
overigens altijd vermeld. Voor verdere lectuur zie:
Ladrière Jules (1988). L'ancien lit de de la Scarpe, Annales de la Société Géologique du Nord, 15, p.109,217-218, 237-
238.
Gosselet J. (1886-1888) Cours de Géographie physique du Nord de la France, VII Ostrevant, Ann. Société
Géologique du. Nord, 1897, p.243-262.
Espinas Georges (1913). La Vie urbaine de Douai au Moyen Âge. Paris, Picard, t. III.
Louis, Etiennes (1990). L'alimentation en eau de la ville de Douai, au Moyen Âge. In: Demolon P., Halbout H., Louis
E. et Louis-Vanbauce M. (1990). Douai, Cité médiévale. Bilan d'Archéologie et d'histoire. Archaelogica Duacensis, 3,
p. i-5 à i-40.
Bufquin, Victor (1951). Histoire de la ville de Douai. Douai, Lauverjat.
Rouche, Michel, red. (1985). Histoire de Douai. Centre d’Histoire de la Région du Nord et de l’Europe du Nord-Ouest
de l’Université de Lille III. Dunkerque, Éditions des Beffrois, Westhoek.
Lecocq, Claude (1998). Quand l’Escaut était affluent de la Satis, de la Satis à la Scarpe en passant par la Sensée et
l’Escaut : une affaire de détournement majeur. Association SATIS.
Lefebvre, Annie (2000). Histoire d’un fleuve, l’Escaut. 400 kms de villes et traditions. Cambrai, Nord Patrimoine
Editions.
Zie ook de talrijke websites zoals
http://www.sensee-ostrevant.com/bouquin/lecluse.html#origine
Armand Sermon Mail: [email protected]
Url: http://www.armandsermon.net
Blog: http://www.bloggen.be/caesar_tegen_de_oude_belgen