ARTIKELEN
Diagnostiek van frontotemporale dementie
Sonia Rosso � John van Swieten
Keywords frontotemporale dementie, diagnostiek,
erfelijkheid
Frontotemporale dementie is een preseniele vorm
van dementie, die wordt gekenmerkt door progressieve
gedragsveranderingen en taalstoornissen. We bespre-
ken de klinische criteria voor het stellen van de dia-
gnose, die bevestigd kan worden door
hersenonderzoek. Therapeutische mogelijkheden ont-
breken, behoudens symptomatische medicamenteuze
behandeling van de gedragsveranderingen. Duidelijk-
heid over diagnose en prognose is voor de familie van
de patient belangrijk, evenals uitleg over mogelijke
erfelijke factoren.
Frontotemporale dementie (FTD) is, na de ziekte
van Alzheimer (AD) en dementie met Lewy Bodies,
de meest voorkomende oorzaak van corticale dementie.
Meestal wordt het beeld gekenmerkt door progressieve
gedragsveranderingen en stoornissen in de frontale
functies. Taalstoornissen zijn vaak aanwezig en bestaan
uit woordvindingsstoornissen en verminderde spontane
spraak. Bij een deel van de patienten overheersen de
taalproblemen en kunnen twee klinische varianten
onderscheiden worden: ‘progressieve afasie’, geken-
merkt door niet-vloeiende fatische stoornissen in de
afwezigheid van gedragsveranderingen tot in een laat
stadium van de ziekte, en ‘semantische dementie’,
waarbij patienten de betekenis van woorden en/of
afbeeldingen niet meer weten en waarbij de vloeiende,
doch lege, spontane spraak gepaard gaat met evidente
gedragsveranderingen.1
Sinds 1994 loopt een bevolkingsonderzoek naar het
voorkomen van FTD in Nederland, waarbij vooral geke-
ken wordt naar familiair voorkomen en genetische oor-
zaken.Meestal ontstaan de eerste verschijnselen voor het
65e levensjaar, met een duidelijke piek tussen het 50e en
60e levensjaar. De duur van de ziekte is gemiddeld acht
jaar, met een spreiding van twee tot twintig jaar. Mannen
en vrouwen zijn even vaak aangedaan. Ongeveer 40%
van de patienten met FTD heeft een eerstegraads familie-
lid met dementie, ongeacht het type.2Naar schatting gaat
het echter in 25% van de patienten om een autosomaal
dominante vorm.3De prevalentie van FTD in Nederland
wordt geschat op ongeveer vijf patienten per 100.000
inwoners in de leeftijdsgroep 50-70 jaar.4
Sonia Rosso, en, (*)Mw. S.M. Rosso, arts, Afdeling Neurologie, Erasmus MC,locatie-Dijkzigt, Dr.Molewaterplein 40, 3015 GD Rotterdam([email protected])
1 Turner RS ea (1996) Clinical, neuroimaging, and pathologicfeatures of progressive nonfluent aphasia. Annals of neurology 39:166-173; Hodges JR ea (1992) Semantic dementia. Progressivefluent aphasia with temporal lobe atrophy. Brain 115: 1783-18062 Stevens M ea (1998) Familial aggregation in frontotemporaldementia. Neurology 50: 1541-15453 Rizzu P ea (1999) High prevalence of mutations in the micro-tubule-associated protein tau in a population study of frontotem-poral dementia in the Netherlands. American journal of humangenetics 64: 414-4214 Gezien het relatief hoge aantal toevalsdiagnosen na obductieliggen de werkelijke prevalentiecijfers waarschijnlijk hoger. In eenaantal grote post-mortem studies varieert het voorkomen van FTDtussen de 3 en 13%van het totale aantal dementieen; in studies naarpreseniele dementieen loopt dit percentage op tot wel 20%. ZieBrun A (1987) Frontal lobe degeneration of non-Alzheimer type.I. Neuropathology. Archives of gerontology and geriatrics 6:193-208
Psychopraxis (2002) 04:185–189
DOI 10.1007/BF03072041
13
Het stellen van de diagnose
FTD is een ziekte die begint met langzaam progressieve
gedragsveranderingen. De ziekte wordt vaak relatief laat
herkend, doordat de eerste symptomen sluipend begin-
nen en aspecifiek zijn. Het begin van de symptomen tot
het stellen van de juiste diagnose neemt gemiddeld drie
jaar in beslag.Vaak wordt in eerste instantie gedacht aan
overspanning, depressie of relatieproblematiek. Gezien
het gebrek aan ziektebesef is de anamnese vaak weinig
informatief. Een heteroanamnese is absoluut noodzake-
lijk om een goed beeld van de gedragsveranderingen en
taalstoornissen te krijgen. De klinisch-diagnostische cri-
teria voor FTD (zie tabel 1) bestaan uit vijf hoofdcriteria,
die alle vanaf het begin van de ziekte aanwezig dienen te
zijn voordat de diagnose FTD gesteld kan worden.5Ne-
vencriteria zijn karakteristiek voor FTD en helpen de
diagnose te bevestigen, doch hoeven niet bij alle patien-
ten aanwezig te zijn.
Tabel 1 Diagnostische criteria voor FTD6
Klinische hoofdcriteria:
A. Sluipend begin met langzame progressie
B. Vroege achteruitgang in sociaal gedrag
C. Vroege stoornissen in regulatie van persoon-
lijk gedrag
D. Vroege emotionele onverschilligheid
E. Vroeg verlies van inzicht
Ondersteunende nevencriteria:
A. Gedragsstoornissen:
1. Achteruitgang in persoonlijke hygiene en
verzorging
2. Mentale rigiditeit en inflexibiliteit
3. Verhoogde afleidbaarheid en ongedurigheid
4. Hyperoraliteit en veranderd eetpatroon
5. Perseveratie en stereotiep of dwangmatig
gedrag
6. Utilisatie gedrag
B. Spraak en taal:
1. Veranderde spraak:
a. verminderde spontane spraak en economisch
woordgebruik
b. gehaaste spraak
2. Stereotiep taalgebruik
3. Echolalie
4. Perseveratie
5. Mutisme
C. Fysieke kenmerken:
1. Primitieve reflexen
2. Incontinentie
3. Akinesie, rigiditeit en tremor
4. Lage en schommelende bloedruk
5. Motorisch voorhoornlijden
D. Aanvullende diagnostiek:
1. Neuropsychologie
2. Beeldvorming (structureel of functioneel)
3. EEG 232
Hoofdcriteria
De gedragsveranderingen bij FTD staan vanaf het begin
van de ziekte op de voorgrond. Het gebrek aan inzicht in
sociale situaties is kenmerkend: de patient gedraagt zich
tactloos en beledigend, heeft slordige tafelmanieren, snijdt
delicate gespreksonderwerpen aan en gebruikt grovere
taal. Een gestoorde gedragsregulatie uit zich of in apa-
thisch en initiatiefloos gedrag of in ongedurigheid, agitatie
en ontremming. De patient wordt emotioneel onverschil-
lig ten aanzien van ingrijpende levensgebeurtenissen, zoals
het overlijden van naasten of de geboorte van kleinkinde-
ren. Ziekteinzicht is vanaf het begin van de symptomen
afwezig en hardnekkige ontkenning of totale onbezorgd-
heid is typerend.
Nevencriteria
Opvallend is dat de persoonlijke verzorging achteruit gaat.
Wanneer patienten door verzorgers niet aangespoord
worden zich regelmatig te wassen en verschonen, zullen
zij de persoonlijke hygiene verwaarlozen. Sommige
patienten raken gehecht aan bepaalde kledingstukken en
weigeren schone kleding aan te trekken. Deze rigiditeit
komt ook terug in de dagbesteding: patienten willen
graag op vaste tijden dezelfde bezigheden plannen en
kunnen zich niet aanpassen aan ver- nderingen in deze
patronen (inflexibiliteit). De verhoogde afleidbaarheid en
ongeduldigheid hebben tot gevolg dat patienten zelden
activiteiten afmaken die ze begonnen zijn. Veel patienten
gaan vroeg of laat gulziger eten en overmatig snoepen, wat
in 1-2 jaar tot een aanzienlijke gewichtstoename van 10-15
kg kan leiden. Andere uitingen van hyperoraliteit zijn het
achter elkaar roken van sigaretten en een overmatige alco-
holconsumptie. Simpele perseveratieve handelingen
5 De criteria werden eerst geformuleerd door The Lund and Man-chester Groups (1994): Clinical and neuropathological criteria forfrontotemporal dementia. Journal of neurology, neurosurgery andpsychiatry 57: 416-418. In 1998 zijn de klinische criteria herzien,nadat meer kennis over de heterogeniteit van het ziektebeeld wasverworven: Neary D ea (1998) Frontotemporal lobar degeneration:a consensus on clinical diagnostic criteria.Neurology 51: 1546-15546 De criteria werden eerst geformuleerd door The Lund and Man-chester Groups (1994): Clinical and neuropathological criteria forfrontotemporal dementia. Journal of neurology, neurosurgery andpsychiatry 57: 416-418. In 1998 zijn de klinische criteria herzien,nadat meer kennis over de heterogeniteit van het ziektebeeld wasverworven: Neary D ea (1998) Frontotemporal lobar degeneration:a consensus on clinical diagnostic criteria.Neurology 51: 1546-1554
186 Psychopraxis (2002) 04:185–189
13
(verbale of motorische herhalingen) zijn vaak aanwezig.
Complex dwangmatig gedrag kan ook een opvallend
symptoom in de eerste fase van de ziekte zijn en bestaat
vaak uit het tellen van voorwerpen, bidden, maken van
legpuzzels en het oprapen van voorwerpen (vuilnis, bla-
deren). De verlaagde impulscontrole leidt tot utilisatiege-
drag, waarbij het gedrag van de patient bepaald wordt
door wat hij in zijn omgeving waarneemt, bijvoorbeeld het
drinken uit een leeg kopje of het herhaaldelijk kammen
van het haar bij het zien van een kam.
De taalstoornissen bij FTD bestaan uit een verminde-
ring van de spontane spraak: de patient neemt geen deel
meer aan gesprekken, geeft slechts korte antwoorden op
vragen en kan af en toe niet op bepaalde woorden komen.
Het gebruik van standaardwoorden of -uitdrukkingen,
perseveratie en echolalie leiden uiteindelijk tot mutisme.
Fysieke kenmerken in een vroeg stadium van de ziekte
zijn de primitieve reflexen (met name de snout-reflex en
een verhoogde maseter-reflex). Incontinentie kan ook in
een relatief vroeg stadium optreden, met name als het
beeld door apathie overheerst wordt. Akinesie, rigiditeit
en tremor kunnen in de loop van het ziektebeeld ontstaan
als gevolg van de ziekte zelf, maar ook als gevolg van de
medicamenteuze behandeling van de gedragsproblema-
tiek. In tegenstelling tot de dementie met Lewy Bodies is
rigiditeit zelden aanwezig aan het begin van de ziekte.
Evidente fluctuaties in cognitie en visuele hallucinaties
komen eveneens zelden voor. Een lage en labiele bloed-
druk komt bij patienten met FTD, maar ook bij andere
vormen van dementie voor.
Subtypen
In grote lijnen kunnen op basis van het klinisch profiel
drie subtypen FTD onderscheiden worden: het ontremde
type, het apathische type en het dwangmatige type (zie
tabel 2).6 Deze indeling weerspiegelt de grote klinische
heterogeniteit in patienten met FTD. Een aantal voor-
beelden kan deze subtypen verhelderen.
Het ontremde type FTD: een vriendelijke, goed ver-
zorgde advocate begint zich op 46-jarige leeftijd vreemd
te gedragen. Op de nieuwjaarsreceptie is zij overdreven
joviaal naar jongere collegae, terwijl zij zich afkeurend
uitlaat over enkele vrouwen. Haar man geneert zich als
hij haar na de receptie dronken mee naar huis neemt. Het
huishouden laat zij geleidelijk aan versloffen en haar
reactie op commentaar hierop is onverschillig. In het
verkeer rijdt zij door rood licht en veroorzaakt enkele
malen een ongeluk, terwijl zij volhoudt dat het de fout
van de ander is. In de supermarkt wordt zij, na enkele
keren betrapt te zijn op het stelen van snoep, door de
politie meegenomen. Patiente maakt steeds vaker op de
dag dezelfde wandelingen door de stad, en wordt op een
gegeven moment door de politie thuisgebracht nadat zij
lopend op de vluchtstrook van de snelweg was
aangetroffen.
Tabel 2 Kenmerken van de drie subtypen FTD7
1. Het ontremde type FTD:
– ernstige gedragsstoornissen met decorumverlies
– forse onrust
– doelloze motorische activiteit
– onverschilligheid
– teloorgang van de sociale omgangsnormen
1. Het apathische type FTD:
– apathie
– initiatiefverlies
– mentale rigiditeit
– perseveratie
– vroege incontinentie
1. Het dwangmatige type FTD:
– complex dwangmatig gedrag
– gedragsmatige stereotiepen
– rituelen
Het apathische type FTD: een 53-jarige huisvrouw
heeft al langere tijd geen zin en fut meer om dingen te
ondernemen. De echtgenoot van patiente vertelt dat hij
sinds een jaar of drie veranderingen in het gedrag van zijn
vrouw heeft opgemerkt. Ze is veranderd van een drukke,
opgewekte vrouw, in een initiatiefloze, stille vrouw.
Thuis zit zij hele dagen op de bank en kijkt uren naar
de televisie zonder zich te interesseren voor hetgeen ze
ziet. Haar echtgenoot heeft het huishouden over moeten
nemen, daar patiente wel aan een taak begint maar deze
nooit afmaakt. Boodschappen worden wel gehaald,
maar patiente komt terug met grote hoeveelheden van
hetzelfde, meestal zoetigheid. Patiente staat erop dat op
vaste tijden wordt gegeten of koffie gedronken, en zal
aanwezige visite botweg te kennen geven dat zij moeten
vertrekken. Patiente praat weinig uit zichzelf, maar geeft
nog wel korte antwoorden op simpele vragen.
Het dwangmatige type FTD: Een 50-jarige winkelier
wordt onaangenaam voor zijn klanten en staat hen vaak
mopperend te woord. Ook voor zijn familieleden wordt
hij in toenemende mate onaangenaam door extreme zui-
nigheid. Zijn vrouw zit vlak voor de kerst met een elek-
trische deken in de huiskamer, omdat haar man niet
toestaat dat de verwarming wordt aangezet. De tijden
van passerende treinen over de nabijgelegen spoorweg
7 Snowden JS ea (1996) Fronto-temporal lobar degeneration: fronto-temporal dementia, progressive aphasia, semantic dementia. Phila-delphia-London: Churchill Livingstone
Psychopraxis (2002) 04:185–189 187
13
houdt hij nauwkeurig bij, en hij raakt in paniek wanneer
hij er een gemist heeft. Als zijn vrouw hem hindert in zijn
bezigheden, raakt hij ernstig gefrustreerd en slaat haar.
Hij verzorgt zichzelf niet meer en is met geen mogelijk-
heid meer onder douche te krijgen. Hij staat ’s morgens
op en begint direct legpuzzels te maken tot ’s avonds aan
toe en laat zijn vrouw verder het werk in de winkel doen.
Genetische aspecten en begeleiding
Er zijn verschillende mutaties in het tau-gen op chromo-
soom 17 in verscheidene, doch niet alle families met erfe-
lijke FTD aangetoond.8De frequentie van deze mutaties
binnen de totale FTDpopulatie wordt geschat op minder
dan 20%.9Familieleden van FTD-patienten komen
regelmatig met vragen over de erfelijkheid van de aan-
doening en het eigen risico. Alleen autosomaal domi-
nante overerving is tot op heden bekend en komt naar
schatting voor bij 25% van alle FTD-patienten. Infor-
matie over ziekte, doodsoorzaak en leeftijd van overlij-
den van beide ouders en eventueel broers en zussen is van
essentieel belang bij het inschatten van de kans op erfe-
lijkheid. In een grote studie is aangetoond dat patienten
met een negatieve familieanamnese voor dementie geen
mutaties in het tau-gen lijken te hebben.10235
Kader 1 Aanvullende diagnostiek Neuropsychologie:
Typerende afwijkingen zijn stoornissen in de plan-
ning en executieve functies, verlaagde aandacht en
concentratie, verminderde abstractie, en verlaagde
wordfluency. Anders dan bij AD-patienten, zijn de
orientatie in tijd en plaats, het geheugen en de visu-
eel-ruimtelijke functies relatief gespaard. Ofschoon
ernstige geheugenstoornissen sterk tegen de dia-
gnose FTD pleiten, wijzen licht afwijkende of
inconsistente prestaties in geheugentaken op onvol-
doende aandacht, impulsiviteit en gebrek aan
zelfcontrole.
Structurele beeldvorming (CT, MRI): Atrofie
van de frontaalkwab en het voorste deel van de
temporaal kwabben ondersteunen de klinische
diagnose FTD. Geısoleerde temporale atrofie
kan bij FTD passen, vooral als de atrofie asymme-
trisch is. De corticale atrofie kenmerkt zich door
een verscherping van de gyri en verbreding en ver-
dieping van de sulci. Bijkomende atrofie van de
subcorticale gebieden, met name het striatum,
komt ook bij een aantal patienten voor. De atrofie
is in 30% van de gevallen asymmetrisch.
Functionele beeldvorming (SPECT): Dit onder-
zoek kan reeds in een vroeg stadium van de ziekte
een verminderde doorbloeding in de voorste her-
sendelen aantonen, ook bij patientenmet een (nog)
normale morfologie op CT en/of MRI. Het is dus
belangrijk bij een patient met klinische verdenking
op FTD en een normale CT ofMRI, een SPECT te
overwegen. Indien er geen hypoperfusie op de
SPECT-scan te zien is, pleit dit sterk tegen de
diagnose FTD, hoewel het beloop in de tijd hier-
over uitsluitsel moet geven.
Neurofysiologie: Het EEG (elektro-encefalogra-
fie) toont meestal geen afwijkingen, zelfs niet bij
gevorderde dementie.
Wanneer er in de familie een mutatie gevonden is,
kunnen familieleden in aanmerking komen voor presymp-
tomatische diagnostiek.11Het risico op het ontwikkelen
van de ziekte voor het 70e jaar wordt bij een ongunstige
uitslag als zeer hoog ingeschat. Belangrijk motief voor het
ondergaan van zo’n test is de ondraaglijke onzekerheid.
Voorts wensen mensen belangrijke levensbeslissingen te
baseren op de uitkomst van zo’n test, bijvoorbeeld het
krijgen van kinderen. Vanwege de verstrekkende psycho-
logische en maatschappelijke gevolgen van de voorspel-
lende test is het doen van zo’n onderzoek voorbehouden
aan een afdeling klinische genetica, waar reeds langjarige
expertise is in het begeleiden van mensen die een dergelijk
onderzoek overwegen. Er bestaat geen causale behande-
ling voor FTD. Symptomatische medicamenteuze behan-
deling van de typische gedragsveranderingen wordt door
of in samenwerking met de psychiater ingesteld. De psy-
chische belasting is erg groot voor zorgdragers (partners,
kinderen) van FTD-patienten en zij hebben veel behoefte
aan informatie over het ziektebeeld, de prognose en advie-
zen over de benadering van de patient.
Conclusie
Het is belangrijk dat er bij een patient met evidente
gedragsverandering op middelbare leeftijd, vooral als er
geen psychiatrische voorgeschiedenis is, gedacht wordt
8 Hutton M ea (1998) Association of missense and 5’-splice-sitemutations in tau with the inherited dementia FTDP-17.Nature 393:702-7059 Zie de Nederlandse FTD-studie (zie noot 3).Meer dan dertigverschillende mutaties binnen het tau-gen zijn inmiddels aange-toond. Er bestaat aanzienlijke variatie in het klinisch beeld vanfamiliaire FTD, die deels verklaard lijkt te worden door de locatievan de mutatie in het tau-gen10 Rizzu P ea (1999) High prevalence of mutations in the micro-tubule-associated protein tau in a population study of frontotem-poral dementia in the Netherlands. American journal of humangenetics 64: 414-421
11 Tibben A (2002) Erfelijkheid in de psychiatrie (1): kennis endiagnostiek. PsychoPraxis 4: 60-63
188 Psychopraxis (2002) 04:185–189
13
aan de mogelijkheid van dementie. Een uitgebreide
heteroanamnese, aangevuld door beeldvorming en neu-
ropsychologisch onderzoek, kunnen de diagnose FTD
bevestigen. Gezien de kans op erfelijkheid is het belang-
rijk om de familieanamnese goed uit te vragen en door te
verwijzen naar een neuroloog en/of klinisch geneticus.
236
Kader 2 Begrippenlijst Akinesie:
bewegingsarmoede
Atrofie: verschrompeling van weefsel
Autosomaal dominant: overervingspatroon via
niet-geslachtsgebonden chromosomen
CT: computertomografie (beeldvormende tech-
niek om schade aan de hersenen vast te stellen)
Dementie met Lewy Bodies: bepaalde vorm van
dementie, waarbij zogenaamde Lewy lichaampjes
in de
hersenen worden aangetroffen
Echolalie: dwangmatig naspreken
Executieve functies: uitvoerende (‘doe’) functies
Gyri: windingen aan de hersenoppervlakte
Heteroanamnese: het verwerven van informatie
over de patient bij anderen dan de patient zelf
Hyperoraliteit: overmatige gerichtheid op genoe-
gens die met de mond te maken hebben
Hypoperfusie: te weinig doorbloeding
Motorisch voorhoornlijden: aantasting vanmoto-
rische zenuwcellen in ruggenmerg
MRI: magnetic resonance imaging (beeldvor-
mende techniek om schade aan de hersenen vast te
stellen)
Mutisme: onvermogen of onwil om te spreken
Perseveratie: het telkens herhalen van een woord
of handeling
SPECT: single photon emission computed
tomography (beeldvormende techniek om schade
aan de
hersenen vast te stellen)
Sulci: hersengroeven
Tau-gen: stukje chromosoom verantwoordelijk
voor de functie van een bepaald eiwit (tau) in
hersencellen
Tremor: trilling
Psychopraxis (2002) 04:185–189 189
13