OPLEIDING SOCIAAL WERK
Afstudeerrichting Sociaal-cultureel werk
EENZAME PROTESTSTEM IN DE WOESTIJN?
Hoe kan De Wakkere Burger bottom-up burgerinitiatieven ondersteunen in het
beïnvloeden van lokale beleidskwesties?
Scriptie van
Maud Peeters
tot het behalen van
het diploma Bachelor Sociaal Werk
Academiejaar 2015-2016
Dankwoord
Deze scriptie vloeit voort vanuit een grote interesse in beleidsparticipatie. Deze interesse
vond dit jaar een thuis bij mijn stageplaats, een kleine organisatie in hartje Brussel. Ik
wil De Wakkere Burger dan ook bedanken voor de verdiepingskansen in dit thema.
De belangstellende houding van mijn scriptiebegeleidster Elke De Winter moedigde me
aan in het schrijven van dit werkstuk. Haar opbouwende en tegelijk kritische opstelling
heb ik sterk gewaardeerd.
Ten slotte gaat mijn dank uit naar mijn ouders en zussen voor hun onvoorwaardelijke
steun, kritische betrokkenheid en luchtig relativeringsvermogen.
Inhoudstafel
Inleiding ....................................................................................................... 1
1 Beleidsbeïnvloeding ................................................................................. 3
1.1 Begripsomschrijving .......................................................................... 3
1.1.1 Proces........................................................................................ 3
1.1.2 Verandering ................................................................................ 4
1.1.3 Machtsbasis ................................................................................ 4
1.1.4 Beleid ........................................................................................ 4
1.2 Soorten beleidsbeïnvloeding ............................................................... 5
1.2.1 Algemene vormen van beleidsbeïnvloeding ..................................... 5
1.2.2 Formele vormen van beleidsbeïnvloeding ....................................... 5
1.2.3 Informele vormen van beleidsbeïnvloeding ..................................... 6
1.3 Tendensen ........................................................................................ 6
1.3.1 Burgers in evolutie ...................................................................... 6
1.3.2 De opkomst van sociale media ...................................................... 7
1.3.3 Overheid: een multi-orgaan .......................................................... 7
1.3.4 Middenveld als politieke kracht? .................................................... 8
1.3.5 Van een representatieve naar een participatieve democratie ............. 9
1.3.6 Lokale beleidskwesties ................................................................10
1.3.7 Conclusies .................................................................................11
2 Bottom-up burgerinitiatieven ...................................................................12
2.1 Begripsomschrijving .........................................................................12
2.2 Werking ..........................................................................................13
2.2.1 Stappen ....................................................................................13
2.2.2 Machtsverwerving ......................................................................14
2.2.3 Succesfactoren ..........................................................................14
2.2.4 Drempels voor beleidsbeïnvloeding ...............................................15
2.3 Burgerinitiatieven aan het woord ........................................................16
2.3.1 Burgerinitiatief 1: Actiecomité Geen Streep door Ronse ...................17
2.3.2 Burgerinitiatief 2: De witte pion ...................................................20
2.3.3 Burgerinitiatief 3: De Koep ..........................................................21
2.3.4 Burgerinitiatief 4: rondetafelgesprek .............................................23
2.3.5 Conclusies .................................................................................26
3 Beleidsmakers en hun relatie met bottom-up burgerinitiatieven ...................28
3.1 Beleidsmakers .................................................................................28
3.2 Participatief beleid ............................................................................28
3.3 Redenen om geen participatief beleid te voeren ...................................29
3.4 Redenen om participatief beleid te voeren ...........................................29
3.5 Beleidsmakers aan het woord ............................................................30
3.5.1 Marino Keulen ............................................................................31
3.5.2 Katrien Vaes ..............................................................................32
3.5.3 André Van de Vyver ....................................................................33
3.5.4 Koen Van den Heuvel ..................................................................34
3.5.5 Conclusies .................................................................................35
4 De Wakkere Burger ................................................................................37
4.1 Werking ..........................................................................................37
4.1.1 Ontwaakt in 1983 .......................................................................37
4.1.2 De Wakkere Burger als sociaal-culturele beweging .........................37
4.1.3 Missie en visie ............................................................................38
4.2 Koerswisseling: van formeel naar bottom-up .......................................39
4.3 Ondersteuning aan bottom-up burgerinitiatieven ..................................39
4.3.1 Rechtstreekse ondersteuning aan bottom-up burgerinitiatieven ........40
4.3.2 Onrechtstreekse ondersteuning aan bottom-up burgerinitiatieven ....41
4.3.3 Aanbevelingen voor een wakkere sociaal-culturele beweging ...........43
5 Besluit ..................................................................................................46
6 Bronnenlijst ...........................................................................................48
1
Inleiding
Invloed uitoefenen op het beleid vindt op verschillende manieren plaats. Het meest
bekende voorbeeld is wellicht het geven van onze stem tijdens verkiezingen. Het is
een verworven politiek recht dat ons in staat stelt politici te kiezen die onze stem
vertegenwoordigen in een parlement of gemeenteraad. Toch speelt er zich ook
tussen verkiezingen heel wat af op het gebied van beleidsbeïnvloeding: achter de
schijnwerpers zoals bij lobbywerkers of in rijk belichte vakbondsstakingen, door een
breed gedragen betoging of de som van individuele stemmen bij een referendum.
Als beweging voor participatie en democratie ondersteunt De Wakkere Burger al
een hele tijd actieve burgers die betrokken zijn bij het beleid. Deze ondersteuning
is steeds gericht op het proces van beleidsparticipatie en niet op concrete acties
voor een bepaald gewenst beleid. Waar haar focus voornamelijk lag op formeel
georganiseerde beleidsparticipatie, zoals adviesraden, wil het zich meer gaan
richten op spontane burgerinitiatieven van onderuit. Dit zijn burgers die zich
groeperen in een actiegroep of burgercomité. Burgers die verandering willen
brengen in een lokale beleidskwestie. Dit doen ze vanuit onvrede over het gevoerde
beleid en/of vanuit de overtuiging in een alternatief. Verschillende redenen liggen
aan de grondslag. Wat hen bindt is gedrevenheid, kritische ingesteldheid en een
toenemende deskundigheid.
Om aan deze burgers een aanbod te kunnen bieden, is het van belang om de
ervaringen en noden van deze burgerinitiatieven in kaart te brengen. Daarnaast is
zicht krijgen op de houding en verwachtingen van beleidsmakers t.a.v.
burgerinitiatieven cruciaal. Beleidsbeïnvloeding en participatie is steeds een
wisselwerking tussen burgers en beleidsmakers. Beide partijen werken vanuit hun
eigen context met eigen wensen en doelstellingen. Als De Wakkere Burger de
dialoog tussen hen wil bevorderen, is het belangrijk om beide uitgangspunten in
rekening te brengen. Hierin kadert dan ook deze scriptie. De literatuurstudie en
interviews vormen een aanzet van waaruit ondersteuningsmogelijkheden worden
afgeleid en opgezet.
In deze scriptie vertel ik dus enerzijds het verhaal van actieve burgers en
anderzijds dat van beleidsmakers. Beide spelers worden beïnvloed door
maatschappelijke tendensen. Beide willen vorm geven aan de samenleving. De
manier waarop kan sterk verschillen. De Wakkere Burger is de derde speler,
zoekend naar haar rol in de relatie tussen bottom-up burgerinitiatieven en
beleidsmakers, zoekend naar het antwoord op de probleemstelling van deze
scriptie:
2
Hoe kan De Wakkere Burger bottom-up burgerinitiatieven ondersteunen in het
beïnvloeden van lokale beleidskwesties?
3
1 Beleidsbeïnvloeding
In dit eerste hoofdstuk duid ik het begrip ‘beleidsbeïnvloeding’ en geef ik
verschillende manieren weer om dit te realiseren. Daarnaast sta ik stil bij enkele
huidige maatschappelijke tendensen op het samenlevingsniveau. Deze ontwikkelen
hebben zowel effect op burgers, beleidsmakers als middenveldorganisaties in hun
relatie met de totstandkoming en beïnvloeding van beleid.
1.1 Begripsomschrijving
Viaene (2012) definieert beleidsbeïnvloeding als volgt: “Beleidsbeïnvloeding is een
proces dat een bepaalde verandering wil realiseren door op een systematische en
doelgerichte manier vanuit een machtsbasis bewust invloed uit te oefenen op het
beleid” (p.8).
Deze definitie sluit aan bij de politieke visie op beleid (Van Bouchaute, Timbremont
& Pruyt, 2014): beleid als een chaotisch machtsspel waarbij verschillende, vaak
tegenstrijdige standpunten en belangen met elkaar strijd voeren. De politieke visie
op beleid staat tegenover de analytische kijk. Deze stelt dat beleid juist doelgericht
en overzichtelijk tot stand komt op basis van een weloverwogen analyse.
De definitie van Viaene krijgt meer duiding door dieper in te gaan op volgende
begrippen: proces, verandering, machtsbasis en beleid.
1.1.1 Proces
Beleidsbeïnvloeding is meestal een proces van lange adem. Enerzijds heeft dit te
maken met de aard van hoe beleid tot stand komt. Beleidsvorming doorloopt
doorgaans vier fasen: agendavorming, beleidsvoorbereiding, beleidsbeslissing en
beleidsuitvoering. Beleidsevaluatie, een vijfde fase, komt zowel aan het einde als
doorheen de beleidsvorming voor. Tijdens elke fase kan beleid worden beïnvloed en
bij elke fase worden tal van procedures gehanteerd die het proces mogelijks
verlengen.
Viaene spreekt over een ‘proces’ dat een bepaalde verandering ‘wil’ realiseren. Hij
spreekt dus niet over beleidsbeïnvloeding als een behaald resultaat. Zo kan het
bijvoorbeeld dat een actiegroep haar uiteindelijke doel niet krijgt doorgevoerd maar
wel haar thema op de publieke en politieke agenda heeft gezet. Beleidsbeïnvloeding
treedt dus op in verschillende mate.
4
1.1.2 Verandering
Wie beleid mee wil sturen, vertrekt vanuit verontwaardiging over het gevoerde
beleid of gelooft sterk in een alternatief. Elke verandering die wordt beoogd, stoelt
op een set van waarden of visies over een gewenste samenleving. Als we uitgaan
van een politieke visie op beleid is spreken over het nemen van de ‘juiste’
beslissing onterecht. Keuzes m.b.t. het inrichten van de samenleving, zijn steeds
gekleurd.
1.1.3 Machtsbasis
Bombeeck en Poort (2002) stellen dat macht “de mogelijkheid is om invloed uit te
oefenen” (p. 28). Zonder het hebben van een eigen machtsbasis is het dus niet
mogelijk om aan beleidsbeïnvloeding te doen. Om deze basis op te bouwen, wordt
er beroep gedaan op verschillende soorten macht.
De macht van het getal steunt op kwantiteit. Des te meer mensen een petitie
tekenen, des te groter de invloed. Wie economische belangen inzet, doet beroep op
de macht van het bezit. Zo vormt voor bedrijven de belofte van meer
werkgelegenheid een sterk machtsmiddel in onderhandelingen met overheden. De
macht van het woord en de publieke opinie is een derde machtssoort. Woord houdt
zowel het geschreven als gesproken woord in. Hier speelt bijvoorbeeld het belang
van goed kunnen debatteren. Daarnaast is de rol van media cruciaal. Zij
beïnvloeden de publieke opinie, datgene waar beleidsmakers niet ongevoelig voor
zijn. Aansluitend bij de macht van het woord is de macht van kennis en inzicht. Wie
een gedegen dossier, cijfers en alternatieven kan overbrengen, versterkt haar
machtspositie. Beschikken over voorgaande machtsmiddelen is één ding, ze gepast
gebruiken vormt de laatste macht: die van tactiek en strategie.
1.1.4 Beleid
Beleidsbeïnvloeding is dus een proces, gevoerd vanuit een machtsbasis en gericht
op verandering in het beleid. ‘Het beleid’ bestaat uit “actoren die de sleutel in
handen hebben om een structurele en duurzame oplossing door te drukken”
(Viaene, 2012, p. 8). Enerzijds omvat het mensen die vanuit hun functie, macht en
beslissingsbevoegdheid in staat zijn om regels in werking te stellen of politieke
keuzes door te drukken. Niet enkel personen, ook organisaties of
onderwijsinstellingen behoren tot deze actoren.
Deze actoren begeven zich op verschillende niveaus: lokaal, provinciaal,
gewestelijk, federaal of internationaal. Deze niveaus staan niet los van elkaar, ze
zijn sterk met mekaar verweven. Zo kan beïnvloeding van een lokale beleidskwestie
een verandering op bovenlokaal niveau vereisen.
5
1.2 Soorten beleidsbeïnvloeding
Burgers hebben toegang tot verschillende mogelijkheden om effect uit te oefenen
op beleid. Hartman en Sahin (2013) maken onderscheid tussen drie vormen van
beleidsbeïnvloeding: algemene, formele en informele vormen van
beleidsbeïnvloeding.
1.2.1 Algemene vormen van beleidsbeïnvloeding
Onder deze groep behoren die vormen die gewaarborgd worden in de grondwet.
Een welgekend voorbeeld is het geven van onze stem tijdens verkiezingen. Elkeen
die stemgerechtigd is mag hieraan deelnemen. Daarnaast zijn er de sterk
verankerde adviesraden. Op bovenlokaal niveau zijn strategische adviesraden en
beoordelingscommissies actief. Zo zetelen in de strategische adviesraad voor het
beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media middenveldorganisaties en
onafhankelijke experten. Zij brengen hun adviezen uit aan de Vlaamse Regering en
het Vlaams Parlement (‘Over de raad’, z.d., z.p.). Ook op lokaal niveau formuleren
betrokken burgers, vanuit eigen initiatief of op vraag, adviezen aan het
gemeentebestuur. De sport-, jeugd- en cultuurraad dienen verplicht aanwezig te
zijn in elke gemeente. Wanneer burgers het niet eens zijn met een beslissing van
hun gemeentebestuur, kunnen ze gebruik maken van het petitierecht: een
verzoekschrift aan het bestuur, gedragen door een verzameling handtekeningen.
Een petitie kan het debat omtrent een beleidskwestie heropenen. Bij algemene
vormen van beleidsbeïnvloeding doen burgers dus beroep op hun democratische
(grond-)rechten.
1.2.2 Formele vormen van beleidsbeïnvloeding
Ook formele vormen van beleidsbeïnvloeding zijn wettelijk verankerd. Het gaat om
bepaalde procedures, regels en wetten die overheden ter beschikking stellen aan
hun burgers. Tijdens een gemeenteraadszitting kan een bezorgde burger
bijvoorbeeld zijn spreekrecht benutten. Hierbij licht hij zijn standpunt toe over een
gemeentelijke aangelegenheid. Aansluitend bij dit spreekrecht is het
burgerinitiatief. Volgens de Vereniging van Vlaamse steden en gemeenten (2007)
houdt dit in dat een inwoner van een gemeente een voorstel of vraag toevoegt aan
de agenda van een gemeenteraadsvergadering. Dit kan enkel indien een bepaald
aantal inwoners dit voorstel draagt. Wanneer een genomen beleidsbeslissing
volledig indruist tegen het standpunt van burgers, kan bezwaar worden ingediend
bij de betrokken overheid. Die herziet dan haar standpunt en geeft antwoord.
Wanneer dit antwoord wederom niet aansluit bij een (groep) burger(s), bestaat de
mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij de Raad van State.
6
Hartman en Sahin (2013) benadrukken dat formele vormen van
beleidsbeïnvloeding zich steeds richten op bestuursorganen of functies, en niet op
particuliere personen.
1.2.3 Informele vormen van beleidsbeïnvloeding
Voorgaande vormen van beleidsbeïnvloeding hebben een officiële, procedurele
aard. Naast deze mogelijkheden bestaan er ook meer informele manieren om aan
beleidsbeïnvloeding te doen. In deze groep bestaat een onderscheid tussen
publieksgerichte en persoonsgerichte vormen van beleidsbeïnvloeding.
Publieksgerichte acties richten zich tot openbare instanties of formats. Het
gebruiken van media is bijvoorbeeld een krachtig middel om bewustzijn te creëren
rond een bepaald voorstel of strijdpunt. Wie op die manier de publieke opinie aan
zijn kant krijgt, staat ook sterker tegenover beleidsmakers. Met het oog op
herverkiezingen blijven politici namelijk niet onberoerd bij een breed gedragen
opinie. Acties als betogingen of bezettingen vinden ook plaats in de openbare sfeer.
Deze dienen om een luid signaal over te brengen naar medeburgers of besturen.
Persoonsgerichte vormen van beïnvloeding zijn “gericht op een persoonlijke
benadering van bepaalde mensen die in de besluitvorming een belangrijke rol
vervullen” (Hartman & Sahin, 2013, p. 36). Deze belangrijke rollen hebben meestal
betrekking op posities die schepenen, een burgemeester, kabinetsmedewerkers of
beleidsambtenaren invullen in het beleidsvormingsproces. Het meest gekende
voorbeeld van persoonsgerichte beleidsbeïnvloeding is wellicht lobbyen.
1.3 Tendensen
Aan beleidsbeïnvloeding doen, zowel op een algemene, formele als informele
manier, is geen vanzelfsprekendheid. Cru gesteld, voor wie leeft in een dictatuur is
het beleid beïnvloeden quasi onmogelijk. Er zijn bepaalde randvoorwaarden of
tendensen die maken dat er al dan niet ruimte is om mee vorm te geven aan de
samenleving. Deze tendensen spelen zich af op de posities die burgers, media,
overheden en middenveld tegenover elkaar innemen.
1.3.1 Burgers in evolutie
Vandamme en Pattyn (2015) merken een evolutie op in het gedrag en de positie
van burgers. Als eerste blijken burgers meer geïnformeerd te zijn. Informatie is
wereldwijd voorhanden op het internet. Via sociale media delen we klein en groot
nieuws.
Een andere oorzaak voor de meer geïnformeerde burger ligt bij het onderwijs. Ook
al is er nog steeds een grote sociale ongelijkheid, de meer democratische toegang
7
tot het onderwijs draagt bij aan meer hooggeschoolde burgers. Door deze
toegenomen kennis aan de kant van de burgers, gaan overheidsplannen een meer
kritisch onthaal tegemoet. Niet alleen vergaren burgers meer informatie, ze zullen
dus ook sneller overgaan tot protest wanneer ze het niet eens zijn met
beleidsplannen. Ze worden met andere woorden mondiger.
Daarnaast merken Vandamme en Pattyn (2015) een evolutie op in de
beoordelingskaders van waaruit burgers kijken naar beleid en
besluitvormingsprocessen. Waar vroeger de nadruk lag op de wettelijkheid van
deze processen, gaat er nu meer aandacht naar de democratische totstandkoming
ervan.
Burgers kunnen dus op verschillende manieren kijken naar de overheid. Dit hangt
samen met de rol die ze innemen. De burger als kiezer, klant, criticus,
protestvoerder of coauteur van het beleid: diverse keuzes bestaan. De rol die we
dragen wordt bepaald door maatschappelijke tendensen, onze eigen
verwachtingen, die van andere burgers en die van de overheid. Zo leeft er vandaag
vanuit overheidswege een responsabiliseringsdiscours. Burgers worden
aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid om voor zichzelf, elkaar en de
samenleving te zorgen (Vandamme & Pattyn, 2015). De vraag is of iedereen over
evenveel mogelijkheden beschikt om te participeren en of het wenselijk is iedereen
daarin voorwaardelijk te activeren.
1.3.2 De opkomst van sociale media
Sociale media vormen naast een haven voor informatiestromen ook een forum voor
al wie gehoord wil worden. In die zin kan hun opkomst een positief effect
teweegbrengen voor de democratie. Op een relatief laagdrempelige manier kan
iedereen opkomen voor zijn of haar mening. Er hangt echter ook een schaduwzijde
aan vast. Sociale media kunnen door een enorm groot aantal mensen gebruikt
worden maar kwantiteit gaat niet noodzakelijk gepaard met kwaliteit. Huyse (2014)
beschrijft dit negatieve effect. Een overspoeling aan individuele en korte
berichtgevingen staat gezamenlijk overleg, verdieping en visievorming in de weg.
1.3.3 Overheid: een multi-orgaan
De positie van burgers evolueert en zo ook die van de overheid. Eerst en vooral,
spreken over ‘de overheid’ gaat voorbij aan de complexe realiteit waarin deze
opereert. Deze realiteit bestaat namelijk uit meerdere niveaus. Er is het nationale
niveau, het transnationale niveau, het afkalvende provinciale niveau en het steeds
sterker wordende lokale niveau. Wanneer men beleid tussen deze verschillende
niveaus op elkaar afstemt, spreekt men van een multi-levelbeleid (Dierckx, 2007).
8
Onze snel veranderende samenleving zorgt voor meer ingewikkelde
beleidsproblemen. Afgestemd beleid wordt steeds meer een vereiste.
Deze afstemming vindt dus tussen verschillende niveaus plaats maar ook tussen
verschillende publieke en private actoren. Dit noemt men een multi-actorbeleid.
Economische spelers zoals banken en multinationals spelen hierin een belangrijke
rol. Huyse (2014) spreekt over een economische dominantie met een remmend
effect op onze parlementaire democratie. Waar privatisering en deregulering
toenemen, vergroot de zeggingskracht van de markt ten opzichte van de overheid.
Het marktdenken breidt uit van het economische naar het politieke veld, nu het
New Public Management (NPM) ook bij overheden een thuis vindt. Deze
organisatievorm komt overgewaaid van het bedrijfsleven. Centraal staan
flexibiliteit, kostenbewustzijn, efficiëntie en privatisering (Meskens, 2014).
1.3.4 Middenveld als politieke kracht?
Burgers en overheid staan niet rechtstreeks tegenover elkaar. Naast (sociale)
media is er het middenveld: vakbonden, verenigingen, bewegingen, religieuze
gemeenschappen,... Allen oefenen ze een brugfunctie uit. Enerzijds zijn ze het
klankbord van de belangen van hun leden richting de overheid. Anderzijds
informeren en adviseren ze hun leden over het beleid en nemen ze een
bemiddelende rol in tussen hun achterban en de overheid (Geldof, 2015).
Het middenveld heeft drie opdrachten: een sociale, een democratische en een
politieke opdracht. De sociale opdracht verwijst naar de verenigingskracht die
uitgaat van het middenveld. Het brengt mensen samen, doet hen emanciperen,
betrekt hen op de samenleving en bevordert de sociale cohesie. De democratische
opdracht draagt bij aan het informeren van burgers zodat ze met een onderbouwde
stem kunnen bijdragen aan het beleid. Die stem ook omzetten naar een
daadwerkelijk effect op het beleid is de politieke opdracht (‘Missie’, z.d., al. 2). Het
middenveld is ontstaan uit tal van emancipatiebewegingen vanwaar een sterk
politiserende kracht uit ging. Minderheidsbewegingen realiseerden drastische
veranderingen in de toenmalige samenlevingsordes (Debruyne & Van Bouchaute,
2014). Dat deze politieke rol vandaag de dag niet altijd even evident is, tonen
volgende tendensen.
Ten eerste is er de relatie met de burger. Door de ontzuiling is de vanzelfsprekende
band van gezinnen en gemeenschappen met bepaalde organisaties verdwenen. De
samenhang tussen middenveldspelers en hun achterban kent een minder stabiele
ondergrond. Dit wordt versterkt door de intrede van het management- en
marktdenken bij middenveldorganisaties. Enerzijds betekent die intrede een meer
9
klantgerichte houding tegenover leden. Anderzijds gaan burgers zelf zich meer
opstellen als klanten die hun lidmaatschap vooral koesteren omwille van de
economische voordelen, minder omwille van een gedeelde visie over hoe een
samenleving dient te functioneren (Huyse, 2014).
Ten tweede is er de relatie met de overheid. In deze relatie zijn samenwerking en
consensus een centrale rol gaan spelen (Debruyne & Van Bouchaute, 2014).
Daarbij lijken middenveldorganisaties hun legitimiteit voornamelijk te verlenen aan
hun sociale opdracht, namelijk het bewaren van de sociale cohesie. Wanneer
partnerschap en het verenigen van mensen de hoofdfocus krijgen, bemoeilijkt dit
de politiserende werking van het middenveld. Het staat namelijk in contrast met
het middenveld als autonome en kritische tegenstem. Dit zijn geen éénzijdige
tendensen die het middenveld overkomen. Middenveldorganisaties bekrachtigen
deze zelf door het innemen van een eerder brave opstelling als loyale en
voorbeeldige partner.
1.3.5 Van een representatieve naar een participatieve democratie
Bovengenoemde tendensen zorgen ervoor dat onze huidige representatieve
democratie onder hoge druk ligt. De representatieve democratie baseert zich op
volksvertegenwoordiging: tijdens verkiezingen leggen burgers een deel van hun
politieke macht in de handen van afgevaardigden. Deze verkozenen ontfermen zich
op verschillende niveaus over de wetgevende macht. Op hun beurt kiezen
volksvertegenwoordigers diegenen die de uitvoerende macht als bevoegdheid
krijgen.
Dit politieke systeem wankelt. Historicus en auteur Van Reybrouck (2013) zoekt de
verklaring in een evenwichtsoefening waarmee elke staatsvorm geconfronteerd
wordt: die tussen legitimiteit en efficiëntie. Legitimiteit wijst op de mate van
vertegenwoordiging, draagvlak en steun die gepaard gaat bij het voeren van een
beleid. Efficiëntie gaat over de doeltreffendheid waarmee datzelfde beleid tot stand
komt. Volgens Van Reybrouck bevinden zowel de legitimiteit als de efficiëntie bij de
Westerse representatieve democratieën zich in een crisis. Meerdere factoren dragen
hier aan bij.
Steeds minder mensen voelen zich geroepen om hun stem te geven tijdens
verkiezingen. Bij diegenen die dit wel doen, neemt de wisselvalligheid in
partijvoorkeur toe en het partijlidmaatschap af. Deze evoluties maken dat de
legitieme grond onder de voeten van verkozen politici afbrokkelt. Kijkend naar de
efficiëntie stelt Van Reybrouck vast dat een daadkrachtig beleidsmaker afgestraft
wordt door de kiezer. Steeds vaker verliezen partijen na een regeringsdeelname
een aanzienlijk percentage van hun stemmen. Efficiënt regeren wordt ook steeds
10
minder evident omwille van Europese regelgeving, internationale overeenkomsten
en een toenemend begrotingsschuld.
De efficiëntie-en legitimiteitscrisis komt overeen met Huyses (2014) verhaal rond
verlies aan daadkracht en draagvlak. Een verlies aan daadkracht omwille van de
toenemende macht van internationale economische spelers op nationaal beleid
maar ook omdat politici zichzelf beperken door vast te houden aan de zogenaamde
noodzakelijkheid van hun gevoerd beleid. Een verlies aan draagvlak aangezien
transnationale en economische spelers grote invloed hebben op het beleid maar
geen representativiteit verschuldigd zijn tegenover kiezers.
Verschillende antwoorden bieden zich aan op de representatieve impasse. Zo pleit
Van Reybrouck voor een deliberatieve democratie op basis van loting. Burgers
worden geloot en krijgen een plaats in wetgevende overheidsorganen. Centraal
staat overleg en het geloof in de kracht van iedere burger om medezeggenschap te
verwerven. Aanhangers van referenda en volksvergaderingen geloven dan weer in
de directe democratie als alternatief (Van Reybrouck, 2013).
Verder beschrijven Van Roy en Schouppe (2014) de toenemende spontane bottom-
up burgerinitiatieven. Formele inspraak- of participatiestructuren aan het beleid
verliezen voor burgers aan geloofwaardigheid en daarom nemen ze het heft in
eigen handen. Deze initiatieven hebben een verschillende focus. Zo zijn er burgers
die zich praktisch en doe-gericht organiseren. Voorbeelden zijn de opkomst van
repaircafés, tuindelen, geefpleinen,... Anderen zetten eerder in op kennis-en
netwerkdeling om zo met een gedegen voorstel te kunnen wegen op het beleid.
Al deze antwoorden hebben één ding gemeenschappelijk: ze weerspiegelen de nood
aan meer burgerparticipatie aan het beleid. De representatieve democratie wordt
steeds meer aangevuld door de participatieve democratie. Huyse (2014) ziet in het
lokale niveau een groot potentieel als vertrekpunt om de democratie te helen. Ook
Van Roy en Schouppe (2014) zien in het niveau van steden en gemeenten de
meeste doorgroeikansen voor de participatieve democratie. Naar dit niveau gaat
dan ook de focus in deze scriptie.
1.3.6 Lokale beleidskwesties
Dat de kiemen van de participatieve democratie voornamelijk lijken te groeien in
het lokale niveau hoeft niet te verbazen. Het is in hun eigen wijk, buurt, gemeente
of stad dat burgers het meest rechtstreekse voeling hebben met het gevoerde
11
beleid. De beleidsgebieden op gemeentelijk niveau zijn: cultuur, jeugd, sport,
leefmilieu, welzijn, openbare werken en ruimtelijke ordening (Verbeek, 2000).
Het lokale niveau kent ook een steeds groter wordende autonomie. Volgens het
subsidiariteitsprincipe dient beleid gevoerd te worden op het meest geschikte
niveau. Gemeenten staan dicht bij hun bevolking en zouden meer voeling hebben
met wat er leeft omtrent welzijn, jeugd, cultuur, sport,... Dit resulteert in
decentralisering: een overheveling van bevoegdheden naar ‘lagere’ niveaus.
Gemeenten kunnen rond eerder vernoemde thema’s overwegend zelf de
beleidskrachtlijnen en geldverdeling bepalen (Leroy, 2015).
1.3.7 Conclusies
Beleidsbeïnvloeding blijkt veelal een langdurig proces te zijn dat gepaard gaat met
het vinden en benutten van een machtsbasis. Burgers beschikken zowel over
formele als informele manieren om deze macht vorm te geven.
Beleidsbeïnvloeding staat niet op zichzelf maar wordt bepaald door
maatschappelijke tendensen. Zo zorgen de democratisering van het onderwijs en
de opkomst van sociale media er voor dat burgers over heel wat informatie- en
communicatiekanalen beschikken om ook effectief tot beleidsbeïnvloeding over te
gaan.
Dit hoofdstuk kaderde zowel de relatie van burgers, overheid als het middenveld
met beleidsbeïnvloeding. Volgend hoofdstuk diept het standpunt uit van de burgers,
meer bepaald diegenen die zich verenigen in een burgerinitiatief.
12
2 Bottom-up burgerinitiatieven
In volgend hoofdstuk zoom ik in op het perspectief van bottom-up
burgerinitiatieven. Ik ga na wat hen kenmerkt, welk parcours ze doorlopen, wat
hen al dan niet succesvol maakt en welke drempels ze op hun pad tegenkomen.
Deze bevindingen toets ik af aan de praktijk door middel van interviews met
burgerinitiatieven. In deze interviews komt ook aan bod welke ondersteuning zij
nodig hebben en hoe een middenveldorganisatie zoals De Wakkere Burger deze kan
bieden.
2.1 Begripsomschrijving
Het begrip burgerinitiatieven dekt meerdere ladingen. Zo kan een burgerinitiatief
verwijzen naar het recht dat burgers hebben om een eigen idee of thema aan bod
te laten komen tijdens een gemeenteraadszitting (Hartman & Sahin, 2013). De
burgerinitiatieven waarop ik in deze scriptie de focus leg, kennen een andere
betekenis. Het gaat om burgers die zich verenigen in een actiegroep of
burgercomité. Vanuit verontwaardiging en/of vanuit geloof in andere manieren om
vorm te geven aan de samenleving, trachten ze verandering te brengen in een
bepaalde beleidskwestie.
Binnen deze burgerinitiatieven bestaan er enkele verschillen. De eerder vernoemde
doe-democratische initiatieven brengen heel wat beweging in de samenleving. Door
het tonen van alternatieven kunnen zij zeker invloed uitoefenen op het beleid, al zal
dit eerder onbewust en onrechtstreeks gebeuren. Burgers die samenkomen in
actiegroepen of burgercomités beogen meestal doelbewust beleidsbeïnvloeding. Het
zijn deze burgerinitiatieven die onderwerp zijn van deze scriptie.
Volgens De Rynck en Pinxten (2012) behoren deze lokale burgerinitiatieven tot de
‘burgermaatschappij’. De burgermaatschappij kent gelijkenissen met het
maatschappelijk middenveld. Zo hebben ze beide drie functies: de sociale,
democratische en politieke functie. Toch overstijgt de burgermaatschappij de
klassieke invulling van het middenveld omdat het niet enkel professionele en
gestructureerde organisaties omvat maar ook vrijwillige, horizontale en eerder
tijdelijke verbanden tussen mensen. Door het delen van kennis en meningen
voeden deze actoren het publieke debat. Deze inbreng komt er niet op vraag van
overheden maar vanuit eigen betrokkenheid. Het is bottom-up, van onderuit. Deze
verbanden beogen daarnaast geen winst en ze zijn niet gebaseerd op emotionele
banden. De burgermaatschappij bevindt zich dus in een unieke sfeer, namelijk
tussen de privé- en publieke sfeer.
13
Wat in het oog springt is dat de inrichting van de publieke ruimte vaak het
strijdpunt is van actiegroepen of burgercomités. De verklaring hiervoor zoekt Hoet
(2014) in de toenemende focus op het individuele verantwoordelijkheidsmodel.
Aandacht en engagement voor de publieke ruimte is een reactie hierop. De aanleg
van pleinen, parken of straten is een herkenbaar voorbeeld van collectieve
verantwoordelijkheid, zowel van burgers als van politici.
2.2 Werking
Er bestaan uiteenlopende ontstaansredenen voor burgerinitiatieven. Toch zijn de
gelijkenissen op vlak van werking, successen en tegenslagen tussen deze
groeperingen groot. Dit deel verkent hun gelijkaardige parcours.
2.2.1 Stappen
Tamboryn (2013), zelf ervaren actievoerder, belicht zes verschillende stappen die
actiegroepen doorlopen. Elke actiegroep wordt getriggerd door een bepaalde
kwestie. Daarom is de eerste stap die van het uitvoerig analyseren van zo’n
kwestie. Tamboryn spreekt bij deze analyse van de ‘metafase’ en de ‘operationele
fase’. In de metafase onderzoekt men welke visie en missie de groep wil uitdragen
en welke alternatieven er eventueel voor handen zijn. Deze standpunten worden in
de operationele fase verfijnt tot concrete acties, strategieën, leuzen, een
planning,…
Informatieverzameling is de tweede stap. In dossiers en databanken grasduinen,
cijfermateriaal verzamelen, statistieken raadplegen,… Het is een tijdrovende stap
maar dossierkennis en expertise zijn essentieel om overtuigende argumenten
boven te halen ten aanzien van overheden.
De derde stap is die van mobilisatie. De visies en informatie uit de vorige fases
dienen namelijk overgebracht te worden op de eigen achterban, potentiële partners
maar ook op externe voorstanders zoals wetenschappers, pers, beleidsmakers,…
Om deze groepen te overtuigen, vormen media en lobbywerk grote hulpbronnen.
Een grote valkuil bij mobilisatie is het zich enkel richten op een eensgezind publiek.
De kracht zit er net in om over partijgrenzen heen je standpunt toe te lichten en de
neutrale menigte aan te spreken.
Na mobilisatie is het tijd voor actie. Er bestaan heel wat verschillende
actiemiddelen. Een veelvuldig gebruikt instrument is het opstellen van een petitie.
Handtekeningen worden verzameld en overgeleverd aan de betrokken
overheidsspelers. Wie een groot publiek wil bereiken kan een opiniestuk schrijven
in een krant. Ook publieke optredens, zoals het organiseren van een demonstratie
of het bezetten van een gebouw kan rekenen op heel wat aandacht. De keuze voor
het actiemiddel hangt steeds af van het doel dat men ermee wil bereiken.
14
Waarvoor een actiegroep staat en wat het onderneemt, dient gecommuniceerd te
worden. Het gebruiken van een sprekend logo, beeldmateriaal of een aanstekelijke
leuze zorgt voor herkenbaarheid en aantrekkelijkheid bij het publiek. Een grote
hulp voor actiegroepen is het beheren van een eigen facebookpagina, nieuwsbrief
of een actuele website. Deze fora bieden een laagdrempelige manier om een
publiek aan te spreken en op de hoogte te houden.
De laatste stap is die van evaluatie, al hanteert men een evaluerende houding best
doorheen alle stappen.
2.2.2 Machtsverwerving
Volgens Christiaens (2014) is de kern van participatie machtsdeling. Niet enkel
beleidsmakers kennen macht omwille van hun bevoegdheden, ook georganiseerde
burgers kunnen hier aan deelnemen. Er bestaan verschillende soorten macht die
actiegroepen kunnen bekomen:
Tabel 1: Verschillende manieren om macht te verkrijgen
Bron: Christiaens (2014).
De macht van het getal kunnen actiegroepen verwerven door het overhandigen van
een succesvolle petitie. Dit document kan een bestuur erop wijzen dat een groot
deel van hun kiezers niet achter hun beleid staan. Onder de juridische macht valt
het stappen naar de Raad van State. Deze juridische procedure kan een laatste
poging zijn om beleidsmakers van koers te doen wijzigen. Wanneer actiegroepen
wetenschappers of professoren onder hun vleugels nemen, zetten ze niet enkel in
op de deskundigheidsmacht maar ook op de macht van het persoonlijk gezag.
2.2.3 Succesfactoren
Om hun strijdpunten of voorstellen te kunnen doorvoeren, stellen burgerinitiatieven
best verwachtingen ten aanzien van zichzelf en hun werking.
Dierckens (2015) geeft factoren weer die noodzakelijk zijn om te kunnen spreken
van een succesvolle actiegroep of bewonerscomité. Een eerste factor is die van
kennis. Zoals Tamboryn (2013) ook al aankaartte, is dossieropbouw cruciaal om
Macht Basis
Getal We zijn met meer
Overtuiging Wij weten wat goed is
Deskundigheid Wij weten het beter
Positie Wij hebben de macht
Relatie Wij kennen de macht
Juridisch Wij krijgen de macht
Persoonlijk gezag Er wordt naar mij geluisterd
15
sterk te staan tegenover professionele deskundigen of overheidsactoren. Belangrijk
hierbij is dat men beroep kan doen op expertise vanuit verschillende invalshoeken,
zowel intern als extern. Dit draagt bij aan de geloofwaardigheid van je comité. Dit
is ook één van dé successen bij de Antwerpse burgerbeweging stRaten-generaal.
Door middel van hun aangelegde knowhow en alternatieve modellen die ze in het
buitenland haalden, overtroffen ze op sommige vlakken de vakkennis van
professionele overheidsmedewerkers.
Een realistische en constructieve houding aannemen, is eveneens van belang. Enkel
tegen iets zijn, kan een averechts effect creëren. Het aanbieden van een alternatief
met een groot draagvlak brengt kansen voort. Zo vond Ringland met haar voorstel
om de Antwerpse Ring te overkappen heel wat gehoor, zowel bij burgers als
beleidsmakers. In plaats van te focussen op conflicten of tegenstanders heeft een
actiegroep beter oog voor potentiële bondgenoten of samenwerkingsverbanden.
De tips die Claeys (2013) mee wil geven aan actiegroepen of burgercomités zijn
gelijkaardig aan die van Dierckens. Wat Claeys eraan toevoegt, is het belang van
zichtbaarheid en tijdigheid. Zichtbaar zowel door middel van mediakanalen als in de
eigen buurt. Een actiegroep die belangrijke mediaspelers aan de haak slaat maar
geen contact onderhoudt met de buurt, wijk of gemeente waar ze actief is, mist
haar relevantie. Daarnaast is er de factor tijdigheid. Zo vroeg mogelijk aansluiten
bij een besluitvormingsproces verhoogt de kans op het bereiken van je doelen. In
de eerste fases is er namelijk nog meer speling en kunnen argumenten of
voorstellen van comités mee verrekend worden. Dat tijdigheid geen gemakkelijk
op te volgen advies is, tonen volgende drempels.
2.2.4 Drempels voor beleidsbeïnvloeding
Al zijn burgerinitiatieven nog zo voorbereid en feilloos georganiseerd,
beleidsbeïnvloeding is geen evidente klus. De beleidsbeïnvloeding die
burgerinitiatieven trachten te realiseren, is en blijft een wisselwerking met
beleidsmakers. Beleidsmakers die ofwel voor ofwel tegen hun standpunten zijn.
Meestal echter is er de confrontatie met die laatste groep.
Claeys (2013) spreekt over drie hoge drempels waar actieve burgers tegenaan
botsen in hun contact met overheden. De eerste drempel is volgens hem de
machtspolitiek. Politici voeren beleid met het oog op een herverkiezing, een
bevestiging van hun machtspositie. Burgerparticipatie aan het beleid houdt onder
meer in dat er transparantie heerst over genomen of toekomstige plannen.
Daarnaast is de uitkomst van zo’n participatieproces erg onvoorspelbaar. Burgers
die delen in de macht kunnen dus een bedreiging vormen voor politici en hun
16
partijbelangen. Een weigerachtige houding tegenover kritische burgers is dan snel
genomen. Betweterij vormt volgens Claeys de tweede drempel. Bestaande
beleidsplannen aanpassen of intrekken zou volgens politici enkel tijd -en
belastinggeldverspilling opleveren. Achterkamerpolitiek treedt op als derde
drempel. Politieke besluiten worden wel eens genomen buiten de openbare en
controleerbare kanalen. Deze niet-transparante besluitvorming maakt dat burgers
minder tijdig kunnen reageren op een bepaalde beleidskwestie.
Tijdigheid staat volgens Tamboryn (2013) ook onder druk door de andere bril
waardoor overheid en activisten naar beleidskwesties kijken. Waar de overheid
vooral oog heeft voor de opbrengst of het finale eindresultaat van een bepaald plan
zal de activist zich meer richten op de externe kosten of de bijeffecten ervan op
lange termijn. Dit zorgt niet enkel voor verschillende beoordelingscriteria, het
maakt ook dat hun timing niet gelijk loopt.
2.3 Burgerinitiatieven aan het woord
Om de verzamelde informatie over beleidsinvloed en burgerinitiatieven enerzijds
aan te vullen en anderzijds af te toetsen aan de praktijk, nam ik interviews af bij
burgerinitiatieven. De focus van deze interviews lag op hun ervaringen met het
beïnvloeden van beleid. Andere focussen zoals de groepsdynamiek binnen een
actiegroep of het profiel van actievoerders zouden heel wat interessante inzichten
opleveren maar wijken te sterk af van de hoofdfocus van deze scriptie. Om de
bevindingen uit volgende interviews te concretiseren en te onderbouwen, zijn
enkele citaten met toestemming van de bevraagde burgers opgenomen in deze
tekst.
De interviewvragen zijn opgebouwd rond drie hoofdthema’s. Bij het eerste thema
wordt er nagegaan hoe deze burgerinitiatieven het beleid trachtten te beïnvloeden.
Deze vragen komen aan bod: Welke acties ondernamen ze? Welke waren hiervan al
dan niet succesvol? Wat voor houding namen ze aan tegenover beleidsmakers? Het
tweede onderwerp focust op de drempels of knelpunten die deze groepen
tegenkwamen om invloed uit te oefenen. Deze knelpunten kunnen zich zowel
intern, binnen de groep, als extern afspelen. De focus gaat uit naar drempels
afkomstig van derden. Als laatste zijn er de ondersteuningsnoden van deze
burgerinitiatieven en de rol die De Wakkere Burger hierin kan opnemen.
Bij de keuze voor de burgerinitiatieven waarvan interviews werden afgenomen, is
er rekening gehouden met enkele criteria. Dit om de diversiteit en representativiteit
te waarborgen, voor zover dit mogelijk is bij een relatief beperkt aantal actoren.
17
Er is een geografische spreiding bij de burgerinitiatieven. De eerste drie groepen
komen uit drie verschillende provincies; West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en
Antwerpen. Daarnaast hebben zij elk een ander gemeenteprofiel. Deze profielen
zijn overgenomen van de Belfius-indeling die raadpleegbaar is op de site
www.lokalestatistieken.be. De profielen zijn: regionale stad (Turnhout, De Koep);
sterk verstedelijkte gemeente met lage inkomens (Ronse, Geen streep door
Ronse); landelijke en agrarische gemeente met industriële activiteit (Loppem, De
Witte Pion).
Naast deze geografische diversiteit is er op vlak van thema aandacht gegaan naar
differentiatie. Twee actiegroepen richten hun pijlers op aangelegenheden m.b.t.
ruimtelijke ordening. Ze leggen hier verschillende accenten: natuurbehoud,
mobiliteit en leefomgeving en lokale economie. Burgerbeweging De Koep
onderscheidt zich van de anderen door in te zetten op meer sociaal-culturele
thema’s.
Na deze 3 interviews voerde ik een rondetafelgesprek: een gezamenlijke discussie
met drie ervaringsdeskundigen rond beleidsbeïnvloeding en bottom-up
burgerinitiatieven. Dit gesprek kwam er in de eerste plaats om mijn bevindingen uit
voorgaande interviews met burgerinitiatieven af te toetsen. Daarbij brengt de meer
beschouwende kijk van deze ervaringsdeskundigen een andere en waardevolle
insteek met zich mee. Bij de samenstelling van dit panel werd het evenwicht op
vlak van achtergronden bewaakt. De ervaringsdeskundigen komen zowel uit de
bedrijfswereld, de politiek, de journalistiek als uit het sociaal-culturele werkveld.
De interviews focussen op beïnvloeding van lokaal beleid. Toch zijn de meeste
beleidskwesties waarmee deze burgerinitiatieven geconfronteerd worden ook
verweven met andere beleidsniveaus: provinciaal of Vlaams.
2.3.1 Burgerinitiatief 1: Actiecomité Geen Streep door Ronse
Voor dit interview sprak ik met Frank Vercleyen en Jan Laleman. Frank treedt op als
woordvoerder, Jan is lid van het comité. Samen zijn ze vanaf de start betrokken bij
het actiecomité ‘Geen Streep door Ronse’.
Dit comité is aan haar 3de levensjaar toe. De aanleiding van haar ontstaan: de
doortrekking van de N60 door Ronse. Dit tracé is een plan van de Vlaamse
Regering en wordt ondersteund door het lokale stadsbestuur. De reden dat vijftien
Ronsenaren zich verenigden in een actiegroep: verontwaardiging over de
ecologische gevolgen, de hoge financiële kost, de niet-communicatieve opstelling
van het lokale stadsbestuur en de zogenaamde noodzakelijkheid dat dit beleidsplan
met zich meedraagt.
18
Het hoofddoel van dit comité is weerwerk bieden aan het lokale stadsbestuur en de
Vlaamse regering, met het gehoopte gevolg het geplande tracé tegen te houden.
Een belangrijk nevendoel is een bewustzijn losmaken bij de inwoners van Ronse,
een bewustzijn over de toekomst van hun stad die volgens het actiecomité in het
gedrang is. In volgende paragrafen komt aan bod welke acties ze namen om deze
doelen te verwezenlijken en welke obstakels hun pad kruisten.
2.3.1.1 Succesfactoren voor beleidsbeïnvloeding
Dit actiecomité ondernam al heel wat acties om invloed uit te oefenen. Het
opstellen van een petitie, het flyeren op de stadsmarkt, via krantenartikelen en tv-
reportages een groot publiek bereiken, het organiseren van een debat tot het
stappen naar de Raad van State. Het kwam allemaal aan bod.
Terugkijkend op hun parcours stellen ze vast dat ze meer bereikt hebben met hun
constructieve acties dan hun meer anti-gezinde activiteiten. Zo vindt er een
jaarlijkse processie in Ronse plaats. Indien de doortrekking van de N60 er door
komt, zou deze stoet haar vaste route verbroken zien. Om dit in de kijker te zetten,
en om zelf persaandacht te vergaren, zette het actiecomité tijdens deze processie
een protestactie op poten. Dit viel niet in goede aarde bij de processie-aanhangers.
In plaats van bewustmaking te realiseren, veroorzaakten ze onbegrip en aversie bij
inwoners uit Ronse.
Het debat dat ze organiseerden bracht wel het effect waarop ze hadden gehoopt.
Zowel pro- als tegenargumenten kregen een plaats. Een professor met verkeer en
mobiliteit als specialisatie, uitgenodigd door het comité, ontkrachtte elk pro-
argument. De aanwezige burgemeester kon vele vragen van bezorgde bewoners
niet gedegen beantwoorden. Na deze activiteit merkte het comité dat hun
boodschap gehoor en steun kreeg bij bewoners in Ronse. Dit gaf hen de motivatie
om door te zetten. Voor dit debat werden alle partijen uitgenodigd. Dit was hun
insteek van bij het begin, namelijk een zo neutraal mogelijke opstelling uitdragen
over partijgrenzen heen. Om nog meer invloed uit te oefenen op het stadsbestuur,
zien ze een kans in het oprichten van een eigen politieke partij. Dit liever dan hun
kar aanhangen bij een bestaande partij. Momenteel echter vormt het financiële
plaatje hiervoor een struikelblok.
2.3.1.2 Drempels
De drempels waarmee de leden van ‘Geen Streep door Ronse’ in aanraking kwamen
in hun relatie met het stadsbestuur, komen sterk overeen met diegenen die Claeys
(2013) beschrijft.
19
Zo vonden de comitéleden het vooral moeilijk dat het tracé voorgesteld werd als
een voldongen feit. Het leek alsof er absoluut geen mogelijkheden meer waren voor
burgers om wijzigingen aan te brengen. Het bleef bij éénzijdige
informatieoverdracht. Dit stemt overeen met de effecten van achterkamerpolitiek.
Wanneer men beleidsplannen binnenskamers en ‘en petit-comité’ bespreekt, sluit
men de deur voor inbreng van burgers.
Daarnaast werd het comité geconfronteerd met een volgens hen arrogante en
negerende houding vanuit politici. Het stadsbestuur had geen oor naar hun verhaal
en alternatieve voorstellen. Hier lijkt de zogenaamde betweterige houding mee te
spelen, de tweede drempel die Claeys beschrijft. Tot slot stelt het comité vast dat
privébelangen en machtsbevestiging een grote rol spelen in het stadsbestuur van
Ronse. De doortrekking van de N60 is namelijk een groot project waar heel wat
prestige en nieuwswaarde mee valt te rapen voor de betrokken politici en hun
partijen. Ook dit zette een rem op de toenaderingsacties van het comité naar lokale
politieke partijen.
Naast deze drie drempels vormt het draagvlak creëren bij de oud-bewoners in
Ronse een ander knelpunt. De boodschap van het actiecomité slaat sterker aan bij
nieuwe bewoners dan diegene die er sinds langere tijd wonen.
2.3.1.3 Ondersteuningsnoden
Ondersteuning ziet dit comité voornamelijk in informatie-en netwerkdeling tussen
gelijkaardige burgerinitiatieven. Jan Laleman verwoordt deze nood als volgt:
En vooral, als je er zo aan begint, voel je je zo’n beetje de eenzame
proteststem in de woestijn. Maar als je dan mensen uit hun ervaringen
hoort spreken dan heb je zoiets van, potverdorie dat is hier krak
hetzelfde, hetzelfde liedje. Je krijgt er argumenten en verwittigingen bij.
(persoonlijke communicatie, 31 maart, 2016)
Na ontmoetingen met andere actievoerders stellen de comitéleden vast dat de
onderlinge gelijkenissen enorm groot zijn. Actiegroepen of burgercomités worden
volgens hen geconfronteerd met dezelfde problemen en zoeken naar dezelfde
antwoorden. De Wakkere Burger zou hier dus enerzijds kunnen optreden als
informatiebankverzamelaar. Kennis en expertise omtrent procedures en
bevoegdheden zou zo vlot toegankelijk kunnen worden voor elk actiecomité.
Daarnaast zou De Wakkere Burger gelijkaardige groepen met elkaar kunnen
verbinden. Vercleyen spreekt over het optreden als makelaar:
Dergelijk netwerk vinden, er contact mee hebben en hun verhaal horen zou
al heel veel verduidelijkt hebben op vragen: Wat kunnen we doen? Wat
kunnen we verwachten? Wat is de termijn? Dus een soort makelaarsrol, die
20
mensen in contact brengt met elkaar, dat zou wel heel nuttig zijn. (persoonlijke
communicatie, 31 maart, 2016)
Naast het ondersteuning bieden aan burgerinitiatieven, hoort De Wakkere Burger
volgens de leden van dit actiecomité ook een sensibiliserende rol in te nemen
tegenover openbare besturen. Deze organisatie zou bij hen kunnen pleiten om
burgers echt te laten deelnemen bij de totstandkoming van nieuwe projecten, met
een open debat over de voor-en nadelen van een plan.
2.3.2 Burgerinitiatief 2: De witte pion
In 2006 ging het nieuws de ronde dat Loppem, een deelgemeente van Zedelgem,
de locatie werd voor het nieuwe Club-Bruggestadion met winkelcomplex.
Verontwaardigde en bezorgde bewoners kwamen samen op een eigen
informatiemoment. Op die avond begint een kerngroep van vijftien personen aan
haar zes jaar durende beleidsbeïnvloedingsproces. De witte pion was geboren.
Het strijdpunt van deze actiegroep vond weerklank op verschillende niveaus. De
locatiekeuze voor het voetbalcomplex kwam van het bestuur van voetbalploeg
Club-Brugge. De bouwvergunning lag in handen van de toenmalige Vlaamse
Regering die op haar beurt de standpunten afwachtte van de betrokken lokale
besturen: de deelgemeenten van Brugge en de stad Brugge zelf.
Om terug te blikken op het beleidsbeïnvloedingsproces van De witte pion zat ik
samen met Matthias Van Den Bulcke, Wim Devriendt en Ides D’hondt, drie
geëngageerde mannen die er van begin tot einde bij waren.
2.3.2.1 Succesfactoren voor beleidsbeïnvloeding
De actievoerders van De witte pion ontwaren uit al hun acties drie verklaringen
voor hun succes. Inhoudelijk sterke argumentatie is er één van. Je kan nog zo luid
protest voeren als je wil, zonder grondig onderzochte redenen geraakt men als
actiecomité volgens hen nergens. Binnen de groep waren er drie à zes personen die
studie-en onderzoekwerk verrichtten rond milieu, mobiliteit, sport,... Devriendt stelt
dat het “in de eerste plaats belangrijk is dat je inhoudelijk sterke argumenten hebt
om tegen iets in te gaan. Ik zelf ben geen roeper, ik ga mij ook pas aan iets zetten
als ik er in geloof ” (persoonlijke communicatie, 12 april 2016).
Die argumentatie moet uiteindelijk terechtkomen bij diegenen die enige macht in
handen hebben. Hier komt het belang van netwerken bij kijken. Zowel in het
verenigingsleven als op het lokale, provinciale en Vlaamse niveau trachtten ze
gehoor te vinden voor hun standpunt. Zo trokken ze meermaals naar Brussel om te
spreken met kabinetsmedewerkers, parlementsleden en ministers. Soms voelden ze
zich door hen gehoord, andere keren niet.
21
Dat ze tot op zo’n hoge niveaus toegang vonden had weliswaar ook te maken met
de aard van het dossier zelf. Toch zou deze netwerking volgens hen niet hebben
kunnen plaatsvinden indien ze hun partijpolitiek neutrale mentaliteit niet zo sterk
hadden bewaakt. Deze opstelling zit al in hun naam: ‘witte’ verwijst naar de regel
dat iedereen die deel wilde uitmaken van deze actiegroep, haar eigen kleur diende
af te leggen.
Als bijkomend aandachtspunt erkent ook De witte pion de waarde van een
constructieve en niet te fanatieke houding.
2.3.2.2 Drempels
Dit stadiondossier raakte bij velen een erg gevoelige snaar. Binnen partijen en
binnen dorpen bestond er grote polarisatie. De witte pion kreeg dan ook te maken
met heel wat tegenkanting van medeburgers en voetbalsupporters.
Daarnaast halen ze het politieke spel aan als drempel. Dit
beleidsbeïnvloedingsproces was voor hen een echte eyeopener op dat vlak.
Gaandeweg beseften ze dat het eigenlijke dossier vaak het onderspit moest delven
voor de machtsstrijd tussen politici of partijen en voor de prestigieuze successen
die er te rapen vielen. Toch merkten ze grote verschillen tussen de intentie
waarmee politici hun taken verrichtten. Sommigen leken namelijk wel echt waarde
te hechten aan de inbreng van De witte pion als onafhankelijk bottom-up
burgerinitiatief.
2.3.2.3 Ondersteuningsnoden
Deze actiegroep is spontaan en snel ontstaan omwille van de grote dringendheid
die de leden ervaarden om iets te ondernemen. Bij de start had De witte pion dan
ook het gevoel met een wit blad te moeten beginnen. Gaandeweg en al doende
leerden ze op korte tijd veel bij. Wat ze echter nuttig hadden gevonden was enige
opstarthulp: inzicht in het verloop van zo’n beleidsbeïnvloedingsproces en de
procedures die een actiegroep dient na te leven. Daarnaast zouden ze praktische
tips omtrent communicatie, omgang met (sociale) media en actiemethodieken erg
zinvol hebben gevonden.
2.3.3 Burgerinitiatief 3: De Koep
In 2013 schreef een bezorgde jongere een brief aan het Turnhoutse stadsbestuur.
Aanleiding: het toenmalige plan van het stadsbestuur om het jeugdhuis De
Wollewei te verkopen. Naast de jeugdraad stond ook De Koep hem bij. Deze prille
burgerbeweging spoorde haar uitgebreide netwerk aan om een petitie te
ondertekenen en zich niet neer te leggen bij dit plan. Dit dossier lokte heel wat
22
verontwaardiging uit in de stad en daarbuiten. Het kon dan ook rekenen op grote
belangstelling van pers en politici, ook op nationaal niveau. Deze actie is
kenmerkend voor de huidige werking van De Koep. Naast eigen initiatieven treden
ze namelijk vooral faciliterend op voor andere ideeën. Wel dienen deze ideeën
steeds bij te dragen aan een meer rechtvaardig, aangenaam en duurzaam
Turnhout. Ik sprak met Karl van den Broeck, penningmeester bij De Koep, over de
manier waarop ze trachtten het beleid te beïnvloeden, de drempels die ze hierbij
tegenkwamen en de ondersteuning waar ze nood aan hebben.
2.3.3.1 Succesfactoren voor beleidsbeïnvloeding
De Koep is ontstaan uit een ‘tegen-verhaal’, maar waar deze beweging vooral op
inzet zijn positieve alternatieven en samenwerking. De relatie met het stadsbestuur
verloopt ook goed. De Koep voelt zich door verschillende politieke partijen, die
momenteel in de meerderheid zetelen, ondersteund. Ook al zijn ze blij dat er
vanuit besturen meer aandacht gaat naar participatief beleid, toch willen ze
waakzaam blijven. De slogan van de stad Turnhout is dan wel ‘samen stad maken’,
dit mag volgens De Koep geen afwenteling betekenen van
overheidsverantwoordelijkheden.
Naast de focus op een constructieve houding en dialoog, halen ze hun netwerk aan
als succesfactor. De leden van De Koep kunnen rekenen op stevige contacten met
zowel de inwoners van de stad, middenveldorganisaties, bedrijven, media-actoren
en politici. Dit helpt hen om draagvalk en kenbaarheid uit te bouwen, zowel voor
hun eigen initiatieven als die van anderen.
2.3.3.2 Drempels
De Koep moet zich vaak verantwoorden tegenover het verwijt dat ze zouden
handelen uit eigen en/of politiek belang. Karl van den Broeck vindt dat “de
moeilijkheid altijd blijft om aan te tonen dat De Koep er niet voor zichzelf is en dat
wij ook geen partijpolitieke ambitie hebben” (persoonlijke communicatie, 18 maart
2016).
Ze erkennen dat ze zelf sterke visies hebben over hoe het samenleven volgens hen
het best vorm krijgt en er zitten mensen bij De Koep die ook een politieke functie
uitoefenen. Maar ze waken erover dat deze functies niet gemengd worden met de
activiteiten van De Koep. Daarnaast proberen ze, als één van hun initiatieven dat
vereist, alle politieke strekkingen te benaderen voor overleg.
23
2.3.3.3 Ondersteuningsnoden
Wat ondersteuningsnoden betreft, brengt De Koep twee kernpunten naar voren:
kennis-en netwerkdeling. Qua kennis zouden ze graag beroep kunnen doen op
informatie over de rechten van actievoerders, over wat er allemaal komt kijken bij
het bezetten van publieke ruimte of het opzetten van een petitie. Sommige van hun
acties vonden noodgedwongen last-minute plaats, inzicht in hun rechten had hen
hierin kunnen ondersteunen.
Netwerkdelen is volgens De Koep één van de belangrijkste wapens van
burgerinitiatieven. Vanuit verontwaardiging komt al snel het gevoel iets zelf te
moeten oplossen, terwijl de verantwoordelijkheid hiervoor misschien wel bij
anderen ligt. Belangrijk is dus om eerst na te gaan wie waar mee bezig is, of mee
zou moeten bezig zijn vooraleer zelf in actie te schieten.
Naast rechtstreekse ondersteuning aan burgerinitiatieven benadrukt De Koep het
belang van debatten tussen burgers en lokale besturen. Burgers volgen vanachter
hun scherm politiek nieuws maar weten niet meer wat de politiek is of zou moeten
zijn. Lokale media berichten voornamelijk over korte nieuwsitems of conflicten en
politici zouden vooral besturen met een kortetermijnvisie. Samen discussiëren over
beleid op lange termijn gebeurt niet meer. De Koep ziet kansen in een
onafhankelijke organisatie als moderator van debatten tussen gemeenten en haar
inwoners.
2.3.4 Burgerinitiatief 4: rondetafelgesprek
De deelnemers aan dit gesprek zijn Paul Staes, Erik Tamboryn en Philippe
Liesenborghs. Paul Staes begon zijn carrière als journalist voor De Standaard en
Het Nieuwsblad. Hij was één van de grondleggers van de milieubeweging en
politieke partij Agalev. Zelf zetelde hij tien jaar in het Europees Parlement en is
gewezen senator. Daarnaast is hij voorzitter van Actiecomité Red De Voorkempen.
Dit comité voert al veertig jaar strijd; het tegenhouden van het duwvaartkanaal als
grootste verwezenlijking. Erik Tamboryn streefde met zijn actiegroep Daedalus
naar een eerlijke verdeling van het vliegverkeer rond Brussel Nationaal/Zaventem.
Professioneel ligt zijn ervaring in het bedrijfsleven en Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen. Philippe Liesenborghs is werkzaam als opbouwwerker bij
Samenlevingsopbouw. In zijn vrije tijd is hij actief bij burgerbeweging
OpgewekTienen. Deze beweging zet voornamelijk in op het stimuleren van
initiatieven die het actief burgerschap en het samenhorigheidsgevoel bevorderen in
de stad Tienen.
24
2.3.4.1 Succesfactoren voor beleidsbeïnvloeding
Als eerste factor wijst Tamboryn, net zoals van den Broeck (De Koep), op het
belang van de aard van het strijdpunt of de kwestie. Het beleidsniveau, het thema
en de tegenstrevers waarop je inspeelt kunnen een grote rol spelen in je
slaagkansen. Op lokaal niveau ben je bijvoorbeeld al een grote stap vooruit als je
de juiste politicus kent en hiermee een goede relatie hebt. Indien dit niet het geval
is, zijn je vooruitzichten heel wat minder rooskleurig.
Naast het belang van de aard van de startpositie zijn er vijf pijlers waarop men best
inzet bij het nastreven van effectieve beleidsbeïnvloeding: legitimiteit, kwaliteit,
gedragenheid, publiciteit en partijpolitieke neutraliteit. Legitimiteit verkrijg je door
een streefdoel dat verder gaat dan enkel het veiligstellen van het eigenbelang. Het
engagement dat je toont komt niet (enkel) vanuit een persoonlijk treffen door een
bepaald beleid maar vanuit een bredere betrokkenheid op een buurt, gemeente,
samenleving,... Naast legitimiteit is er kwaliteit. Deze pijler omvat meerdere
aspecten. Eerst en vooral dient het streefdoel duidelijk en onderbouwd te zijn, met
feitelijke en aanwijsbare argumenten. Een voorwaarde voor degelijke onderbouwing
is dat de groepsleden verschillende competenties en achtergronden met zich
meedragen. Beroep kunnen doen op die interne expertise alsook het raadplegen
van externe specialisten vormt een grote meerwaarde.
Een kwaliteitsvol standpunt is gebaat bij een stevige achterban. Het draagt bij aan
overtuigingskracht wanneer mensen een idee dragen. Een treffend voorbeeld zijn
de fietsnummerplaatjes van actiegroep Ringland. Tal van fietsers in Antwerpen
rijden hiermee rond. Op een laagdrempelige en zeer zichtbare manier onderstrepen
zij zo hun eis om een overkapping van de Antwerpse Ring. Intrinsiek aan die
gedragenheid speelt hier ook het belang van kwantiteit of de macht van het getal.
Een bedrijf wil verkopen dus dat heeft consumenten nodig. Verkozenen die
willen verkozen worden dus hun dreefveer is stemmen. Sommigen hun
drijfveer is ook dat je gelijk hebt, hopelijk. Toch moet je van de twee punten
uitgaan, dat je gelijk hebt en ten tweede dat je gedragen bent. (Tamboryn,
persoonlijke communicatie, 11 mei 2016).
Publiciteit kan bijdragen aan deze achterbanopbouw. Ook Staes verwijst hiervoor
naar het succes van de actiegroepen rond de Antwerpse ring. Ademloos, stRaten-
generaal en Ringland krijgen steun van mensen uit de publiciteitssector. Weet
hebben van pakkende slogans en visualisatie is van essentieel belang als je een
groot publiek wil aanspreken en mobiliseren.
Het bewaken van partijpolitieke neutraliteit is de vijfde pijler. Meedoen in een
actiegroep of burgerbeweging dient strikt gescheiden te worden met meedoen aan
partijpolitiek. Geen politieke kleur bestempeld krijgen heb je volledig zelf in de
25
hand. Een ideologisch discours voeren dient bijvoorbeeld absoluut vermeden te
worden. De eerder vernoemde feitelijke, evidence-based argumenten zijn dus niet
enkel ten dienste van de kwaliteit maar ook ter bewaking van een onafhankelijke
positie. Daarnaast dien je je te richten op ‘beleidsmakers’ en niet op ‘politici’. Ook
al bekleedde hij zelf politieke functies, volgens Staes hebben de bewegingen waarin
hij opereerde geen last gehad van partijpolitieke verwijten.
Men wist wat de overtuiging was maar omwille van de kwaliteit waarmee dat
onze dossiers naar buiten gingen was daar geen speld tussen te steken. Wij
hielden ons louter bezig met aantoonbare feiten. En dan stelde die vraag
naar partijpolitiek zich niet. (Staes, persoonlijke communicatie, 11 mei
2016)
2.3.4.2 Drempels
Volgens Liesenborghs is er nood aan een overheid die voeling heeft met bottom-up
initiatieven. In plaats van een sturende rol vraagt spontane beleidsparticipatie een
faciliterende/ondersteunende rol van overheden. Deze omslag ziet hij al wel
optreden bij centrumsteden maar nog te weinig in de kleinstedelijke context. Het
gebrek aan knowhow bij kleinere steden en gemeenten over deze nieuwe
aansluiting vormt een drempel voor beleidsbeïnvloeding. Hij merkt wel dat ze deze
omslag proberen te maken, maar het blijft nog heel zoekend.
Tamboryn acht deze zoektocht als een gedeelde verantwoordelijkheid. Vooraleer
burgerinitiatieven iets eisen van de overheid moeten ze eerst weten wat ze van
zichzelf verwachten. Er kan enkel naar hen geluisterd worden als ze zich degelijk
opstellen. Volgens Tamboryn zijn er namelijk heel wat groepen die enkel en alleen
hun eigenbelang verdedigen.
2.3.4.3 Ondersteuningsnoden
Op vlak van ondersteuning brengen ze alle drie andere prioriteiten naar voren.
Liesenborghs haalt het belang van uitwisseling aan tussen burgerinitiatieven
onderling. Hierbij geeft hij het rondetafelgesprek als voorbeeld. Hij merkt verschil
tussen zijn burgerbeweging en de groepen waar Tamboryn en Staes actief in waren
of zijn. Op sommige vlakken heeft hij absoluut geen ervaring maar toch herkent hij
vele verhalen en discussiepunten. Een organisatie als De Wakkere Burger kan deze
burgerinitiatieven samenbrengen en het delen van ervaringen en lessen
bevorderen.
Dat deze organisatie zich specialiseert op proces en niet op inhoud van beleid is
voor hem een grote meerwaarde. Inhoudelijke ondersteuning is volgens hem
gemakkelijk voor handen. Het proces daarentegen is op klein-stedelijk niveau
volgens hem weinig bekend. Het gaat hier om de verbinding tussen bottom-up,
spontane initiatieven en besturen met top-down insteek. Ervaringen hieromtrent
26
zijn volgens hem te vinden bij het sociaal-culturele veld (buurt- en opbouwwerk),
het grootstedelijk niveau en praktijken in Nederland. Ons buurland zou bijvoorbeeld
beter weten wat ‘bestuur als facilitator’ inhoudt. In België blijft dit meestal bij de rol
van regisseur, iemand die heel wat touwtjes in handen heeft.
Liesenborghs mist in Vlaanderen een organisatie die zelf inspirerende experimenten
opzet waarbij men nadenkt over deze procesmatige uitdagingen. Hij ziet dit
namelijk wel gebeuren bij een organisatie als Pakhuis de Zwijger in Amsterdam.
Staes en Tamboryn zien De Wakkere Burger als begeleider van burgerinitiatieven,
net zoals ze een aanbod hebben voor adviesraden. Burgerinitiatieven de weg wijzen
op het vlak van omgang met media, succesfactoren, drempels, het politieke
belangenspel,... Volgens Tamboryn is er daarnaast nood aan een kwaliteitslabel
voor burgerinitiatieven. Vandaag de dag is er een wildgroei aan burgerinitiatieven
die elk iets willen signaleren en veranderen. Maar niet elk van deze initiatieven
heeft even onderbouwde standpunten of brengt evenwaardige alternatieven naar
voren. Hard roepen is niet genoeg, kwaliteit moet ook geboden worden. Met een
label aan de hand van een organisatie als De Wakkere Burger kan het kaf van het
koren worden onderscheiden. Dit zou ook beleidsmakers een houvast geven om al
dan niet open te staan voor initiatieven van onderuit. Liesenborghs keert zich
hiervan af. Volgens hem druist dit labelen in tegen wat een burgerinitiatief zo eigen
maakt, namelijk het spontane karakter ervan. Wel begrijpt hij de nood aan enkele
randvoorwaarden om te spreken van een ‘goed’ burgerinitiatief.
2.3.5 Conclusies
Wat allereerste opvalt is dat deze burgerinitiatieven streng zijn naar zichzelf toe.
Ook al ontstonden ze spontaan, elke actiegroep of burgercomité tracht te leren uit
haar fouten en verwacht dat anderen dit ook doen. Het bewaken van kwaliteit
onder burgerinitiatieven is er met het oog op toekomstige beïnvloedende pogingen
naar het beleid toe. Wanneer beleidsmakers alsmaar weer ongegronde argumenten
of éénzijdig roepende burgers over de vloer krijgen, kan dit de kansen op
constructief overleg voor degelijke burgerinitiatieven verkleinen.
Deze burgerinitiatieven kwamen voort vanuit een verontwaardigingsgevoel over
een bepaald gevoerd beleid: de verkoop van een jeugdhuis, de doortrekking van
een snelweg doorheen natuurgebied, de bouw van een voetbal- en
winkelcomplex,... Naast deze concrete aanleiding kwam er gaandeweg iets bij dat
hun verontwaardiging deed toenemen. Doorheen hun beïnvloedingsproces botsten
ze namelijk tegen een niet al te open of constructieve houding en aanpak van
beleidsmakers. De drempels die ze tegen kwamen zijn gelijkaardig aan diegene die
Claeys (2013) beschrijft. Eerst en vooral ondervinden ze gebrek aan transparantie
27
en tijdigheid. Besturen komen pas met een plan naar buiten als er al heel wat vast
lijkt te staan. Burgers kunnen hierdoor pas laat in actie schieten. Dit zorgt ervoor
dat de strijd op het scherp van de snede wordt gevoerd en het erg moeilijk is om
gehoor te vinden voor hun standpunten en/of alternatieven. Ook krijgen deze
groepen het verwijt, zowel van politici als van burgers, uit eigen belang of
partijpolitiek belang te handelen. Dit wantrouwen belemmert het voeren van
overleg met besturen. Daarbij lijkt het eigenlijke dossier soms het onderspit te
moeten delven voor de strijd tussen politici en partijen onderling en voor de
prestigieuze successen die er te rapen vallen. Toch merken de burgerinitiatieven
een groot verschil tussen de intenties waarmee politici hun taken verrichten.
Sommigen lijken namelijk wel echt waarde te hechten aan hun inbreng.
Deze burgerinitiatieven hanteren zowel een analytische als politieke visie op beleid.
Het belang dat ze hechten aan gedegen, deskundige en op feiten gebaseerde
argumenten toont hun weloverwogen en analytische houding aan. Ook hun
pogingen om zeker geen politieke/ideologische kleur toebedeeld te krijgen, sluit
hierbij aan. Echter, kijkend naar hun succesfactoren en de drempels die ze ervaren
gaat toch heel wat macht gepaard met hun beleidsbeïnvloedingsproces. Zo legt
bijvoorbeeld de macht van het getal veel gewicht in de schaal. Alle
burgerinitiatieven beriepen zich op mediaspelers. Hen inschakelen zorgde namelijk
mee voor een groot draagvlak, wat op haar beurt enige druk zette op
beleidsmakers. Ook de politieke visie op beleid speelt dus in de ervaringen van
deze burgerinitiatieven.
Ondanks hun verschillende strijdpunten komen uit deze interviews sterke
gelijkenissen naar voren. Wat ondersteuning betreft mag het dan ook niet
verwonderen dat velen van hen kansen zien in onderlinge uitwisseling. Daarnaast
zijn ze niet enkel streng voor zichzelf. Het sensibiliseren van openbare besturen en
beleidsmakers achten zij eveneens als een noodzakelijke ondersteuning ter
bevordering van hun beleidsbeïnvloedingsproces. Verder brengen ze verschillende
ideeën aan die een ondersteuningspunt voor bottom-up burgerinitiatieven kan
uitwerken. Van een kwaliteitslabel en het activeren van niet-wakkere burgers tot
inzicht in procedures en communicatieve strategieën: aan voorstellen geen gebrek.
28
3 Beleidsmakers en hun relatie met bottom-up burgerinitiatieven
Hoe verhouden beleidsmakers zich tegenover bottom-up burgerinitiatieven? Om
deze vraag te beantwoorden sta ik stil bij het begrip ‘participatief beleid’. Verder
belicht ik de argumenten om zo’n beleid al dan niet te voeren. Om naast deze
theoretische insteek voeling te krijgen met de praktijk van beleidsmakers ga ik met
hen in gesprek. Door deze interviews verkrijg ik een meer concrete kijk op hun
ervaringen met en houding tegenover bottom-up burgerinitiatieven
3.1 Beleidsmakers
De lokale beleidskwesties die bottom-up burgerinitiatieven willen beïnvloeden,
bevinden zich meestal in de handen van bepaalde machthebbende actoren. Deze
actoren maken deel uit van het beleidsspeelveld. Het beleidsspeelveld is “het
geheel van factoren en actoren die op de een of andere manier vorm geven aan
een maatschappelijke situatie” (Viaene, 2012, p. 15). Hoofdstuk 2 belichtte reeds
de factoren die van belang zijn voor beleidsbeïnvloeding: decentralisering, multi-
level- en multi-actorbeleid, opkomst van sociale media, politieke rol van het
middenveld,...
Dit hoofdstuk staat stil bij de actoren, meer bepaald bij de positie die
beleidsmakers innemen tegenover bottom-up burgerinitiatieven en hun pogingen
tot beleidsbeïnvloeding. Het begrip ‘beleidsmakers’ kent een bredere invulling dan
enkel overheidsspelers. Andere actoren zoals bedrijven en middenspelers hebben
ook hun aandeel in een beleidsvormingsproces. Het is dus niet zo dat burgers en
overheid recht tegenover elkaar staan. Toch wordt de focus in deze scriptie gelegd
op de wisselwerking tussen beide. Het spitst toe op de beïnvloeding die gericht is
op diegenen die een overheidsfunctie uitvoeren, meer bepaald lokale politici. Dit ter
afbakening maar ook aangezien de wisselwerking tussen hen en burgerinitiatieven
heel wat knelpunten kent. Het is op deze knelpunten dat een organisatie als De
Wakkere Burger mogelijk een ondersteunende rol kan spelen.
3.2 Participatief beleid
Zoals burgerinitiatieven aantonen komt beleid niet alleen tot stand door de
bevoegde beleidmakers. Burgerinitiatieven nemen deel aan beleidsvorming, ze
participeren aan het beleid. Volgens De Rynck en Dezeure (2009) bestaan er twee
verschillende manieren om naar deze participatie te kijken. Enerzijds kan je het
bekijken vanuit het standpunt van de bestuurders. Participatie is dan een manier
om burgers bij het beleid te betrekken. Vaak resulteert dit in het raadplegen van
deze burgers wanneer het beleid zo goed als gevormd is. Maar, benadrukken De
Rynck en Dezeure (2009), dit is inspraak en geen participatie. De tweede manier
29
van kijken naar participatie draait voorgaande redenering om. Participatie is dan
een manier om juist beleidsmakers dichter te brengen bij de leefwereld van
burgers. Burgers tonen betrokkenheid en engagement naar hun leefomgeving toe.
Ze geven vorm aan burgerschap. Volgens deze zienswijze betekent een participatief
beleid dus niet het inschakelen van de burger in beleidsvorming maar “een beleid
dat burgerschap (h)erkent en stimuleert, dat burgerschap ondersteunt en
versterkt” (De Rynck & Dezeure 2009, p.2).
3.3 Redenen om geen participatief beleid te voeren
Openstaan voor de inbreng van burgers met als gevolg afstappen van een plan, het
blijkt voor sommige politici geen evidente opgave. Verschillende redenen liggen aan
de grondslag waarom bepaalde politici de inbreng van burgers niet met open armen
ontvangen.
Claeys (2013) beschrijft enkele drempels die beleidsmakers naar voren schuiven.
Een eerste drempel die hij aanhaalt is de vermeende complexiteit van een
beleidsdomein. Sommige dossiers zouden te technisch zijn voor de gewone burger.
De angst bestaat dat participatie niet zou bijdragen aan de kwaliteit of vernieuwing
van het beleid.
Een volgend aangehaald risico is dat actiegroepen of lokale groeperingen zouden
vertrekken vanuit een NIMBY-reflex (not in my back yard): ze strijden enkel tegen
dat wat hun eigenbelang schaadt. Zo worden belangen onvoldoende afgewogen en
ontstaat er een woekering aan uiteenlopende eisen. Daarbij zou burgerparticipatie
het beleidsvormingsproces kunnen vertragen. Dit werkt vervolgens belemmerend
voor de daadkracht van verkozen bestuurders.
Naast deze tijdsdrempel zijn er nog andere drempels die bestuurders ervan
weerhouden om burgers te betrekken in een beleidsvormingsproces. Zo is er het
financiële plaatje. Alternatieve voorstellen zouden het voorziene budget kunnen
overschrijden. Een bijkomende reden is dat actiegroepen te sterk gelinkt kunnen
worden aan een oppositiepartij. Deze burgers zouden dus niet onafhankelijk
optreden maar wel onder verdoken partijpolitieke naam (‘Tien drempels’, z.d.,
z.p.).
3.4 Redenen om participatief beleid te voeren
Naast drempels zien bepaalde beleidsmakers ook kansen in beleidsparticipatie van
kritische burgers. Belangrijk te vermelden is dat volgende pro-argumenten gelden
voor participatieprocessen opgezet vanuit overheidswege. Ze sluiten aan bij een
top-down benadering. Dit is iets anders dan omgaan met bottom-up
30
burgerinitiatieven. Toch kunnen deze argumenten een afgeleide kijk geven op de
houding die beleidsmakers aannemen tegenover spontane burgerinbreng in
beleidsplannen.
Het eerste pro-argument is pragmatisch van aard (Loyens & Van de Walle, 2006).
Burgerparticipatie aan het beleid kan een gunstig effect hebben omdat dit het
draagvlak van een beleidsplan kan verbreden. Wanneer het gevoerde beleid niet
enkel tot stand komt door de bevoegde politici maar actief mee gedragen en
gevormd wordt door burgers, kan dit de legitimiteit van bestuurders verhogen.
Het voeren van participatief beleid kan ook het resultaat zijn van morele
overwegingen. Participatie wordt dan niet ingezet om iets anders te waarborgen
maar fungeert zelf als een te behalen doel. Wie participatie moreel bepleit, streeft
naar een meer democratisch gevormd beleid. Vanuit dit standpunt zouden alle
burgers de mogelijkheid moeten hebben om hun inbreng te geven in het beleid.
Een derde reden om participatief beleid te voeren kan daarnaast een functioneel-
inhoudelijke grondslag hebben. Verscheidene visies, denkwijzen en belevenissen
zouden bijdragen aan inhoudelijk sterke beleidsplannen. Dit zou op haar beurt een
gemeenschapsvormende kracht in zich meedragen.
3.5 Beleidsmakers aan het woord
Hoe staan politici in de praktijk tegenover spontane bottom-up burgerinitiatieven?
Om op deze vraag een antwoord te krijgen trok ik naar vier lokale beleidsmakers.
Zij deelden hun ervaringen met actiegroepen in hun gemeente. Ik ging na welke
meerwaarde en risico’s ze zien in deze groepen. Verder gaven ze vereisten mee
waaraan deze burgerinitiatieven zouden moeten voldoen. Ten slotte stonden we stil
bij wat een organisatie zoals De Wakkere Burger kan betekenen in de relatie tussen
bestuur en deze actieve burgers. Het neerschrijven van hun ervaringen in deze
scriptie is er op hun toestemming.
In de keuze voor de beleidsmakers ging er aandacht uit naar drie factoren: de
diversiteit in politieke achtergrond (Open Vld, Groen, Cd&V), de geografische
spreiding van de gemeente/stad waar ze werkzaam zijn (Zwijndrecht, Vilvoorde,
Lanaken, Puurs) en dat ze al enige ervaring hebben met burgerinitiatieven.
Daarnaast werd bewaakt dat de geïnterviewde beleidsmakers niet in dezelfde
gemeente werkzaam zijn als de bevraagde burgerinitiatieven. Dit om een open
gesprek te vrijwaren en eventuele conflicten niet verder uit te lokken. Ten slotte
werd bewaakt dat naast mannelijke politici ook een politica aan het woord kwam.
31
3.5.1 Marino Keulen
Marino Keulen is burgemeester in de gemeente Lanaken en Vlaams Parlementslid.
Als voormalig Vlaams minister voor Binnenlands Bestuur was hij bevoegd voor
lokaal beleid. Hij behoort tot de partij Open-Vld.
Als burgemeester kent Keulen burgerinitiatieven vooral als groepen die zich
defensief opstellen. Hij vindt die kritische houding soms ook wel terecht maar
volgens hem is dit niet genoeg. Wat een actiegroep moet doen, is naast een
tegenstem ook een alternatief bieden. Dat alternatief is best objectief onderbouwd
met cijfermateriaal. Tevens moet het verhaal dat je als burgerinitiatief brengt over
het algemeen belang gaan. Vertrekken vanuit eigenbelang creëert conflicten tussen
generaties en bevolkingsgroepen. Het nimby-syndroom (not in my backyard) moet
dus absoluut vermeden worden. Als actiemiddel acht Keulen onderbouwde en
constructieve alternatieven als veel waardevoller dan een grote verzameling
handtekeningen. Dat laatste blijft namelijk onpersoonlijk en is niet bevorderlijk voor
het debat.
Een meerwaarde van burgerinitiatieven is dat mensen betrokken zijn op de lokale
samenleving. Zo was er in een deelgemeente van Lanaken het plan om een
woonreservegebied te bebouwen. Een groep inwoners ging hier niet mee akkoord
en wees op andere bouwgronden die nog ter beschikking waren. Hiervan was het
gemeentebestuur zelf niet op de hoogte en uiteindelijk hebben ze het advies van de
burgers gevolgd. Toch zijn het niet enkel mensen met alleen maar goede
bedoelingen die mee hun zeg willen geven over het beleid. Waar Keulen zich aan
stoort, zijn mensen die zich met een eigen politieke agenda kanten tegen het
beleid. Zo’n agenda valt volgens hem niet te rijmen met het algemeen goed.
Hij erkent dat mensen mondiger zijn geworden maar toch is er volgens hem nood
aan opvoeding. Mensen zijn vaak erg onwetend over beleidsprocedures.
Bestuurders krijgen soms het verwijt van burgers dat ze dit bewust zo complex
maken. Als verdediging verwijst hij hier naar de kip en het ei: het is zo complex
omdat het ook zo moeilijk is.
Volgens Keulen zit de relatie tussen beleidsmakers en burgerinitiatieven te sterk
vervat in een actie-reactiemodus. Wat hij bepleit is een constructief participatief
model. Een bestuur zou zelf burgers moeten betrekken wanneer die een nieuw
project voor ogen heeft. Dit moet verder gaan dan enkel informatieoverdracht.
Burgers stimuleren om de rol van coauteur op te nemen, in dat scenario ziet Keulen
kansen. Cruciaal is hierbij dat je hun inbreng serieus neemt.
32
Op de vraag of Keulen een meerwaarde ziet in burgerinitiatieven antwoordt hij:
“100%, maar je moet ze daarin ook wel sturen. Als wij dat doen, worden ze vaak
wat achterdochtig, en dan geloof ik wel in gespecialiseerd werk” (persoonlijke
communicatie, 17 maart 2016).
In de relatie tussen burgerinitiatieven en bestuurders ziet Keulen dus een rol
weggelegd voor een middenveldorganisatie. Een ondersteuningspunt voor
beleidsparticipatie kan optreden als moderator: iemand die objectief inzet tussen
overheid en burgerinitiatieven. Deze persoon of instantie moet op een deskundige
en inhoudelijke manier begeleiden en kan beleidsmakers corrigeren. Ook sturing
van burgers komt hierbij kijken. Volgens Keulen moet je hen wijzen op het belang
van een plan op lange termijn. Dit kan bijvoorbeeld door het geven van
materiële/financiële argumenten, zoals een stijgende marktwaarde van woningen
bij een nieuw bouwproject. Zo’n argumenten kunnen mensen overtuigen of
bekeren. Daarnaast moet je als beleidsmakers het gevoel geven dat je naar hen
luistert. Zelf noemt hij dit geen schijnlapje maar een manier om gedragen
besluitvorming te bereiken. Dat zou steeds het streefdoel moeten zijn.
3.5.2 Katrien Vaes
Katrien Vaes is schepen van Openbare werken, Wijkzorg en Groen in de stad
Vilvoorde. Vaes treedt op voor de partij Open-Vld.
Haar ervaringen met actiegroepen of burgercomités kaderen voornamelijk in een
‘tegen-verhaal’: actiegroepen kanten zich tegen de komst van een nieuw
bouwproject zoals de aanleg van een tram of parking. Deze groepen ontstaan
wanneer het gemeentebestuur één van hun beslissingen kenbaar maakt. Meestal
maken deze burgers dan gebruik van het spreekrecht in de gemeenteraad om hun
standpunt te verdedigen. Vaak kunnen zo’n burgerinitiatieven dan gelinkt worden
aan een politieke partij in de oppositie. Toch vindt Vaes dat dit meestal op een
serene manier verloopt. Soms komen beide partijen dan ook tot wederzijds begrip.
“Ik denk dat als een actiegroep goede argumenten heeft, dat daar eigenlijk wel
naar geluisterd kan worden. In de mate van dat er mogelijkheid is om ernaar te
luisteren” (Vaes, persoonlijke communicatie, 24 maart 2016).
In de huidige maatschappij beroepen burgers zich snel op digitale communicatie
met een gemeente. Vaak zijn dit negatieve mails met allerlei klachten. Een andere
manier om gehoor te vinden is het inschakelen van de pers. Voor lokale media is
zo’n ‘conflict’ een dankbaar onderwerp. Conflict ligt goed in de markt. Vaes begrijpt
dat actiegroepen op kranten beroep doen om gehoor te vinden voor hun verhaal.
Als gemeentebestuur is dit echter niet altijd even fijn. Als bestuurder kom je zo in
een eerder verdedigende positie te staan.
33
Vaes streeft er dan ook naar om rechtstreeks in dialoog te gaan met
burgerinitiatieven. Pas bij het voeren van een echte dialoog kunnen beide partijen
hun standpunten aan elkaar kaderen. Tegenargumenten van burgerinitiatieven kan
je dan als bestuurder doorbreken door ook te verwijzen naar positieve gevolgen
van een beleidsplan. Op zo’n manier kan je ervoor zorgen dat meer mensen achter
je beleid gaan staan. Dit draagt bij aan het draagvlak van bestuurders. Tot deze
rechtstreekse dialoog zouden beide partijen moeten komen, zonder de hulp van een
externe organisatie. Als er sprake is van een echt groot project ziet Vaes wel
mogelijkheden voor een ondersteunende instantie. Deze kan er bijvoorbeeld over
waken dat naast rechtstreeks betrokkenen ook mensen die je normaal gezien niet
hoort, hun inbreng kunnen geven.
Volgens Vaes is het doel van de politiek: alles doen draaien en dit gedragen door de
mensen. Bepaalde richtingen of argumenten van kritische burgers kunnen zeker
meegenomen worden maar uiteindelijk beslist het bestuur. Vanaf dat moment is
het moeilijk om hierin als actiegroep nog verandering te brengen. “Een actiegroep
dat kan mee helpen om bepaalde lijnen vast te leggen. Maar ik denk, eens dat een
bestuur echt iets beslist heeft, gaat zo’n actiegroep het meestal niet tegenhouden”
(Vaes, persoonlijke communicatie, 24 maart 2016).
Een politicus moet volgens Vaes zowel op korte als lange termijn beslissingen
kunnen nemen. Tegen de volgende verkiezingen moet een bestuur namelijk ook
iets gerealiseerd krijgen.
3.5.3 André Van de Vyver
André Van de Vyver is burgemeester in Zwijndrecht en behoort tot de partij Groen.
In zijn ervaringen met burgerinitiatieven maakt Van de Vyver onderscheid tussen
twee soorten actiegroepen. Enerzijds zijn er groepen die vertrekken met het
oogpunt op het algemeen belang. Zij slagen erin om expertise te verzamelen
waarmee ze volwaardige alternatieven opbouwen. Ze zijn niet enkel tegen iets, ze
zoeken ook naar een oplossing. Antwerpse actiegroepen als stRaten-generaal,
Ringland en Ademloos voldoen volgens hem aan deze beschrijving. Zijn ervaringen
met deze burgerinitiatieven zijn dan ook zeer positief.
Naast dit soort groepen heb je diegenen die vertrekken vanuit het persoonlijk
belang. Dit zijn mensen die zich persoonlijk benadeeld voelen. Volgens Van de
Vyver treedt dit soort groepen voornamelijk op wanneer er geraakt wordt aan
gewoonten. Op zo’n momenten krijg je reactie en die reactie is meestal negatief.
Deze groepen bieden geen alternatieven aan. Ze slagen er niet in om hun
tegenstem te overstijgen. De relatie tussen dit soort burgerinitiatieven en het
34
bestuur ligt heel wat moeilijker, omdat een gemeentebestuur altijd dient te werken
met het oog op het algemeen belang. Omdat hun insteek zo verschillend is, vindt
Van de Vyver het ook erg moeilijk om in zijn beleidsbeslissingen rekening te
houden met hun frustraties. Ook als een tegenstem vrij groot is moet je hier soms
weerstand aan kunnen bieden. Als politicus zijnde heeft zo’n aanpak wel zijn
gevolgen:
Vanuit de positie van de politiek, van een bestuur, populairder wordt je er
niet door natuurlijk. Dat is het verschil van de ene politicus tegenover de
andere. Je hebt politici die mensen naar de mond praten en je hebt die
anderen die trachten beleidsmatig te werken. Dat is een groot verschil hoor.
(Van de Vyver, persoonlijke communicatie, 22 april 2016)
Van de Vyver gelooft niet dat burgerinitiatieven vooral met een politieke agenda
opereren. Naast enkele uitzonderingen is hij ervan overtuigd dat deze groepen
spontaan ontstaan.
De hulp van een organisatie als De Wakkere Burger komt volgens hem van pas bij
bewonersvergaderingen over een toekomstig beleidsplan. Op zo’n bijeenkomsten
komen tal van verschillende mensen bijeen met elk hun eigen wensen en
gevoeligheden. Hier is nood aan begeleiding en bemiddeling. Aan iemand die
uiteenlopende standpunten met elkaar verzoent en die mee zoekt naar een
oplossing waar iedereen kan achter staan. Daarnaast ziet hij De Wakkere Burger
als een organisatie die doe-initiatieven van burgers kan stimuleren. Van de Vyver
merkt dat de initiatieven van wijkcomités vaak beperkt blijven tot het organiseren
van een nieuwjaarsdrink. Hij wenst dat zo’n comités een stap verder gaan en
bijvoorbeeld een klein perkje adopteren en onderhouden.
3.5.4 Koen Van den Heuvel
Koen Van den Heuvel kan zich al negentien jaar burgemeester noemen van de
gemeente Puurs. Sinds 2012 is hij eveneens fractieleider voor CD&V in het Vlaams
Parlement.
Van den Heuvel beschouwt Puurs als een rustige en welvarende gemeente.
Gedurende zijn legislatuur kwam hij dan ook weinig strijdvaardige burgergroepen
tegen. Voor die actiegroepen die wel actief waren heeft hij respect. Hij apprecieert
dat mensen heel wat tijd steken om zich te informeren. Zo kende hij actiegroepen
die hun dossiers zowel technisch als juridisch zeer grondig bestudeerden. Hij
gelooft dat hun engagement ook vanuit oprechte betrokkenheid ontstaat. Ondanks
deze waarderende houding zijn er bepaalde aspecten waar hij het moeilijk mee
heeft. Zo vertrekken deze groepen volgens hem te sterk vanuit hun eigen
invalshoek. Ze strijden tegen iets wat vooral hun eigenbelang schaadt. Hierdoor
gaan ze voorbij aan het bredere verhaal. Tegelijk wijst hij erop dat sommige
35
groepen, zoals die tegen windtribunes, bij een gemeentebestuur niet aan het juiste
adres zijn. Zulke materies situeren zich namelijk op een bovenlokaal wettelijk
kader. Zo verstrengde het Puurse gemeentebestuur de vergunningsaanvragen voor
windturbines op aandringen van een actiegroep. Achteraf werd deze maatregel
teruggeschroefd door de provincie.
Van den Heuvel schrijft een belangrijke rol toe aan lokale besturen in de
ondersteuning van burgerinitiatieven. Belangrijk te vermelden is dat hij hier meer
de doe-initiatieven beoogt, minder dan de groepen gericht op rechtstreekse
beleidsbeïnvloeding. Wanneer een lokaal bestuur zelf oog en oor heeft voor ideeën
of vragen van burgers dient er volgens hem geen onafhankelijk ondersteuningspunt
ingeroepen te worden. Mits juridische en financiële ondersteuning van een bestuur
kan hij het alleen maar toejuichen wanneer burgers zelf initiatieven nemen zoals
het onderhouden en uitbaten van een ontmoetingsplaats.
Zelf verwoordt hij hun meerwaarde als volgt:
Maar dat is nu juist de sterkte van zo’n burgerinitiatief, die knowhow zit nu
bij die vrijwilligers zelf. Als dat allemaal moest gebeuren door een
ambtenaar zou dat stukken van mensen kosten. Een bestuur dient hier
voluntaristisch en meedenkend te zijn maar het belangrijkste is de
slagkracht en de kunde van de initiatiefnemers zelf. Zijn dat ernstige,
enthousiaste mensen die buiten het idee en de droom ook in staat zijn om
die droom te concretiseren tot concrete acties? (Van den Heuvel,
persoonlijke communicatie, 12 mei 2016)
3.5.5 Conclusies
Ook al waren bottom-up burgerinitiatieven het onderwerp van mijn vragen, de
beleidsmakers verwezen vaak naar hun ervaringen met top-down
burgerparticipatie: infovergaderingen, wijkwerking, wijkbudgetten,... Bij deze
participatievormen is de betrokkenheid van burgers bij het beleid er op initiatief
van een overheid. Het sluit aan bij wat De Rynck en Dezeure (2009) aanhalen.
Participatie wordt hier gelijkgesteld aan inspraak, op vraag van beleidsmakers.
Deze burgerparticipatie van bovenaf is momenteel een algemeen goed geworden,
het mag dan ook niet verbazen dat beleidsmakers hierover gewillig hun ervaringen
deelden. De overstap van top-down naar voeling met spontane bewegingen
verreist echter nog een stevige herdenking. Eénmaal dat van die
mentaliteitswijziging sprake is, dient deze nog te worden omgezet in concrete
acties en middelen. Geen evident proces. De reden waarom beleidsmakers vooral
top-down ervaringen hebben, kan gelinkt worden met wat Claeys (2013) beschrijft,
namelijk de schrik die bij besturen leeft voor de onvoorspelbaarheid van zo’n
bottom-up participatieproces. Deze angst bij beleidsmakers om touwtjes los te
laten kan op haar beurt in verband staan met tendensen als multi-level en multi-
36
actor beleid. Beleidsmakers dienen al heel wat beslissingsbevoegdheden te delen.
De opkomst van spontane beïnvloedingsprocessen kunnen op hun beurt zorgen
voor een groter verlies aan zeggingskracht en regie.
Toch werd ook waardering uitgesproken voor deze bottom-up initiatieven.
Beleidsmakers waarderen hun onderbouwde inbreng en het is een goede zaak dat
burgers betrokken zijn op hun omgeving en de samenleving. Daarbij draagt die
betrokkenheid bij aan het draagvlak voor hun beleid. De appreciatie voor bottom-
up is dus zowel functioneel-inhoudelijk als pragmatisch van aard.
Er was één punt van kritiek op burgerinitiatieven dat telkens terugkwam, namelijk
het nimby-fenomeen. Vertrekken vanuit eigenbelang of persoonlijke hinder moet
absoluut vermeden worden. Dit staat namelijk lijnrecht tegenover het algemeen
belang, hét uitgangspunt van gemeentebesturen. Hoe logisch dit ook in de oren
klinkt, de realiteit is minder éénduidig. Het ‘algemeen belang’ is namelijk geen
objectief begrip. Belangen zijn vaak ethisch, ideologisch of partijpolitiek gekleurd.
Naast de analytische visie op beleid, met het algemeen belang als logisch einddoel,
speelt dus ook de politieke visie mee. Verwoordingen die onder deze laatste visie
vallen, kwamen echter niet snel aan bod tijdens de interviews. Toch waren ze er.
Zo werd gemeld dat algemeen belang nastreven daadkracht vereist en niet het
naar de mond praten zoals sommige politici zouden doen. Aansluitend werd ook het
belang van het (her)verkiezingsperspectief aangehaald. Deze uitspraken belichten
de belangenstrijd die aanwezig is in het beleidsvormingsproces.
Ook aan hen werd gevraagd hoe zij de rol van een onafhankelijke organisatie als
De Wakkere Burger zien in dit bottom-up verhaal. Wat bij de meesten terugkwam
was de rol van bemiddelaar of moderator in het overleg tussen burgers en
bestuurders. Al lag ook hier de focus op overleg georganiseerd vanuit een overheid.
Vraag is dan in hoeverre een moderator neutraal kan zijn wanneer die er op vraag
is van een bestuur en ingeschakeld wordt om draagvlak te creëren voor een
beleidsplan onder dorpsbewoners?
Voorgaande bevindingen hebben betrekking op de ervaringen van beleidsmakers
met burgerinitiatieven die zich rechtstreeks richten tot het beleid. Naast deze
ervaringen kwamen ook de doe-burgerinitiatieven aan bod: burgers die vrijwillig
taken op zich nemen zoals het onderhoud en uitbaten van een publiek grasperkje of
feestzaal. De bevraagde beleidsmakers stelden zich erg positief op tegenover dit
soort initiatieven. In het licht van de eerder beschreven participatiesamenleving en
het toenemende responsabiliseringsdiscours van de overheid richting burgers, komt
deze waarderende houding niet als een verrassing.
37
4 De Wakkere Burger
4.1 Werking
4.1.1 Ontwaakt in 1983
De Wakkere Burger vzw komt voort uit de Stichting-Lodewijk de Raet, meer
bepaald uit het volkshogeschoolwerk ervan. In de jaren 70 focuste deze stichting
op het vernieuwen en democratiseren van gemeentelijk cultuurbeleid. Dit
resulteerde in de oprichting van cultuurraden: adviesraden waar culturele
verenigingen en burgers op vraag of op eigen initiatief advies geven aan de
gemeente omtrent het cultuurbeleid. Naast cultuurraden namen verschillende
andere inspraakraden hun intrede over heel Vlaanderen: sportraad, jeugdraad,
milieuraad, seniorenraad,...
Met deze verspreiding ontstond er geleidelijk aan een beweging die ijverde voor
een ‘burgergerichte democratisering van het lokale bestuur’. De Wakkere Burger
zag in 1983 het licht en beantwoordde op die manier de behoefte aan een
professioneel ondersteuningspunt (‘Wie zijn we’, z.d., z.p.).
Deze organisatie kent een relatief kleine bezetting van vier personeelsleden: een
coördinator, een stafmedewerker, een administratief medewerker en een
communicatiemedewerker die tevens de redactie doet van TerZake Magazine, het
kwartaaltijdschrift van De Wakkere Burger (‘Contact’, z.d., z.p.).
4.1.2 De Wakkere Burger als sociaal-culturele beweging
De Wakkere Burger valt onder het decreet Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk en is
een erkende sociale beweging. Bewegingen hebben tot doel mensen in beweging te
brengen voor een bepaald thema om zo maatschappelijke verandering te
realiseren. Om dit te bereiken organiseren ze sensibiliseringsacties, bieden ze
vorming en inzicht aan en zetten ze aan tot sociale actie. Over heel Vlaanderen zijn
er in totaal 35 erkende bewegingen (‘Beweging’, z.d., z.p.).
De Wakkere Burger zet als beweging in op twee van de vier functies van het
Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk: de maatschappelijke activeringsfunctie en de
educatieve functie. De eerste functie resulteert in het opzetten van campagnes en
acties. Hiermee willen ze het belang benadrukken van burgerbetrokkenheid op het
beleid. Daarnaast zetten ze in op de educatieve functie. Enerzijds uit dit zich in
vormingen en begeleidingstrajecten, vandaag de dag voornamelijk gericht op
gemeentelijke adviesraden. Anderzijds informeren ze burgers, beleidsmakers en
38
middenveldorganisaties over beleidsparticipatie door middel van publicaties zoals
hun kwartaaltijdschrift TerZake Magazine (‘Wie zijn we’, z.d., z.p.).
De Wakkere Burger krijgt als erkende sociale beweging subsidies van de Vlaamse
Minister van Cultuur, vandaag is dat Sven Gatz.
De belangenbehartiging van sociale bewegingen is in handen van FOV, de federatie
Sociaal-Cultureel Werk. Deze federatie vertegenwoordigt de aangesloten
organisaties bij verschillende overheden en instanties. Dit doet ze door middel van
beleidsvoorbereiding, beleidsadvisering, dienstverlening en belangenbehartiging
(‘Missie’, z.d., z.p.).
De rol van steunpunt wordt opgenomen door Socius. Dit steunpunt heeft drie
decretale kernopdrachten: praktijkontwikkeling, praktijkondersteuning,
beeldvorming en communicatie. Ze zetten in op de professionalisering van sociaal-
werkers en zetten praktijken en het brede werkveld in de verf (‘Wat we doen’, z.d.,
z.p.).
4.1.3 Missie en visie
De Wakkere Burger richt zich op participatie en democratie. Meer bepaald focust zij
op de bevordering van de participatieve democratie en het democratisch
burgerschap. Hierbij staat een kwaliteitsvolle dialoog tussen burgers en bestuur
centraal. Beleid dient tot stand te komen vanuit een diversiteit aan uitgewisselde
visies. De Wakkere Burger pleit voor betere voorlichting en inspraak van de
burgers.
Deze beweging spitst zich dus toe op de beleidsmatige en politieke aspecten van
participatie. Dit doen ze als een partijpolitiek neutrale beweging die onafhankelijk
en pluralistisch te werk wil gaan. Ze zullen zich nooit uitspreken over de inhoud van
een participatie- of inspraaktraject. Hun aandacht gaat dus uit naar het
procesmatige aspect van beleid. De Wakkere Burger is met andere woorden “geen
verdediger van insprekers, maar van goede inspraak” (Van Roy, persoonlijke
communicatie, 27 april 2016).
Dit is een vrij unieke opstelling voor een sociaal-culturele beweging. Met het oog op
mobilisatie is de missie van De Wakkere Burger niet het meest sprekende
onderwerp. Thema’s als vrede en mensenrechten hebben een meer wervend
karakter Toch is er een grote meerwaarde aan verbonden. Als onafhankelijke
organisatie kunnen ze namelijk de rol innemen van neutrale moderator als trekker
bij participatieprojecten (De Wakkere Burger, 2015).
39
Hun neutrale opstelling doorbreken ze wanneer het gaat over de werking van
participatie en politiek zelf. Hier komen ze wel voor hun opinie uit. Zo stellen ze
zich bijvoorbeeld kritisch op tegenover de zogenaamde ‘participatiesamenleving’.
De participatiesamenleving kent haar oorsprong in Nederland, die op haar beurt
inspiratie vond bij de Big Society in het Verenigd Koninkrijk. Kern van dit verhaal is
het geloof in de kracht van burgers om voor zichzelf, hun omgeving en de
samenleving te zorgen. Een empowerende insteek, al geeft de aanleiding van deze
tendens een andere kijk op de zaak: besparingsrondes en een terugtrekkende
overheid op het vlak van zorg en welzijn.
In haar werking geeft De Wakkere Burger voorrang aan het lokale politieke niveau;
gemeenten, woonkernen, wijken,... Dit niveau sluit het dichtst aan bij de leefwereld
van burgers. Toch hebben ze ook oog voor het hogere beleidsniveau, aangezien die
de lokale context sterk beïnvloedt.
4.2 Koerswisseling: van formeel naar bottom-up
De Wakkere Burger zette jarenlang in op het ondersteunen van formeel
georganiseerde participatie. De Wakkere Burger staat bij adviesraden dan ook
bekend als hét ondersteuningspunt. Deze raden kunnen blijven rekenen op vorming
en begeleiding maar deze doelgroep zal minder zwaar doorwegen in de toekomstige
werking. De Wakkere Burger zal namelijk haar focus verleggen naar niet-formele
participatie. De organisatie wil een ondersteunend en adviserend aanbod uitbouwen
voor spontane bottom-up burgerinitiatieven.
Waarom die omslag? De Wakkere Burger kon niet ongevoelig blijven voor de
huidige tendensen zoals beschreven in het eerste hoofdstuk van deze scriptie.
Onder meer de toename aan mondige burgers die los van de traditionele kanalen
participeren, schudde de beweging wakker. Samen met (ervarings-)deskundigen uit
het werkveld overdachten ze de rol die het kan spelen in deze veranderende
participatiecontext. Twee nieuwe krachtlijnen traden hierbij op de voorgrond: focus
op innovatieve participatievormen en ondersteuning van burgerinitiatieven.
4.3 Ondersteuning aan bottom-up burgerinitiatieven
Het jaar 2016 vormt voor De Wakkere Burger een transitiejaar naar een nieuw
aanbod voor burgerinitiatieven. De Wakkere Burger nam hiervoor al toekomstige
ideeën en stappen op in haar beleidsplan voor de komende vijf jaar. Mijn
bevindingen vanuit voorgaande literatuurstudie en interviews kennen sterke
raakvlakken met deze plannen maar voegen ook enkele aandachtspunten toe.
40
4.3.1 Rechtstreekse ondersteuning aan bottom-up burgerinitiatieven
4.3.1.1 Kennisdeling
Burgerinitiatieven kennen meestal een spontaan ontstaan. Ze groeien uit de
noodzaak om snel, maar daardoor ook vaak geïmproviseerd te reageren. Hun
eerste acties komen vanuit een sterk buikgevoel, gepaard met het gevoel van nul
te moeten beginnen. Beschikbare informatie kan hier (opstart)hulp bieden.
Enerzijds hebben burgerinitiatieven nood aan kaderende informatie: inzicht in het
beleidsvormingsproces, procedurele en juridische stappen, rechten als
actievoerders,... Daarnaast is er vraag naar kennis die meer praktisch van aard is
zoals communicatietips, actiemethodieken of good practices. Momenteel beschikt
De Wakkere Burger over vormingen en een digitaal luik ter ondersteuning van
adviesraden. Een gelijkaardig aanbod kan aangemaakt worden voor bottom-up
burgerinitiatieven.
De hoofdfocus van De Wakkere Burger is het procesmatige aspect van
beleidsparticipatie. Vragen over inhoudelijke dossierkennis en verzekeringsregels
voor actiegroepen vallen hier niet onder. Wel kan De Wakkere Burger hiervoor
beroep doen op organisaties die zich specifiek op deze aspecten richten. Zo
beschikken organisaties als Bond Beter Leefmilieu en ’t Uilekot vzw over heel wat
expertise hieromtrent.
Kennis-overdragende ondersteuning bieden aan spontane groeperingen verreist
een andere aanpak dan ondersteuning bieden aan een gestructureerd en
permanent orgaan als een adviesraad. Leden van bottom-up burgerinitiatieven
storten zich zeer plots en gedreven in een beïnvloedingsproces, meestal als gevolg
van een niet-tijdelijk communicerend of openlijk gevoerd beleid. Dit vraagt met
andere woorden dat De Wakkere Burger ook snel en flexibel kan inspelen op hun
vragen.
4.3.1.2 Netwerkdeling
Hun strijdpunten of doelstellingen mogen dan wel sterk verschillen, de parcours die
burgerinitiatieven afleggen kennen heel wat overeenkomsten. Daarbij verzamelen
zij zelf al doende veel ervaring en expertise. De eerder vernoemde informatie- en
kennisoverdracht moet dus niet enkel vanuit De Wakkere Burger vertrekken maar
kan ook onderling bevorderd worden. Daarnaast treedt bij burgerinitiatieven wel
eens het gevoel van de alleenstaande underdog op. Trefmomenten kunnen dus niet
alleen kennis bijbrengen maar ook een gevoel van (h)erkenning bieden.
41
Deze trefmomenten werden reeds als idee opgenomen in het beleidsplan van De
Wakkere Burger. Het belang van deze onderlinge uitwisseling werd meermaals
aangehaald door de bevraagde burgerinitiatieven dus hierop inzetten beschouw ik
als een absolute must.
Zoals eerder vermeld, bouwen deze burgerinitiatieven zelf erg veel expertise op.
Over hun beleidskwestie in het bijzonder maar ook over gedeeld leiderschap,
groepsdynamieken, het wel en wee van mediaspelers, het politieke spel,... De
manier waarop deze groepen deze kennis, vaardigheden en houdingen eigen
maken, gebeurt eerder spontaan, niet-intentioneel en door vallen en opstaan. Dit
staat in groot contrast met het intentioneel en meer overdrachtelijk leren dat
meestal bij vormingen aanwezig is. Ik acht het als een belangrijk aandachtspunt
om bij toekomstige uitwisselingsmomenten te vertrekken vanuit de
ervaringsdeskundigheid van burgerinitiatieven en hiervoor voldoende ruimte en
erkenning te bieden.
4.3.2 Onrechtstreekse ondersteuning aan bottom-up burgerinitiatieven
4.3.2.1 Onderzoek
Dat er heel wat bottom-up aan het bewegen is, staat vast. Zicht krijgen op hoeveel,
waar en wanneer die bewegingen zich afspelen is echter moeilijk. Waarschijnlijk is
dit geen evidentie net omwille van het eerder ongrijpbare karakter van deze
initiatieven. Toch lijkt het mij belangrijk om deze initiatieven in kaart te brengen.
Een thematisch en geografisch overzicht van deze bottom-up bewegingen geeft een
visuele bevestiging aan burgerinitiatieven dat ze niet alleen staan. Daarnaast
zouden zij dit overzicht kunnen raadplegen om zelf, zonder actieve stimulans van
De Wakkere Burger, contact met elkaar op te nemen en aan uitwisseling te doen.
Rekening houdend met de kleine schaal van de organisatie, kan De Wakkere Burger
voor dit overzicht een samenwerking aangaan en/of beroep doen op
onderzoeksinstellingen aan hogescholen of universiteiten.
4.3.2.2 Signalering
Voorgaande ondersteuningsmogelijkheden maken dat burgerinitiatieven zich goed
kunnen informeren en organiseren. Toch is dit niet genoeg om te spreken van een
succesvol beleidsbeïnvloedingsproces. Beleidsmakers en hun houding ten aanzien
van spontane beleidsparticipatie spelen namelijk een erg grote rol in de
slaagkansen van deze burgerinitiatieven.
Uit voorgaande literatuurstudie en interviews blijkt dat de relatie tussen
burgerinitiatieven en beleidsmakers niet altijd even vlot verloopt. Burgerinitiatieven
botsen aan tegen drempels zoals het gebrek aan tijdigheid, openheid en
42
betrokkenheid vanuit besturen. De bevraagde burgerinitiatieven zien hier een rol
weggelegd voor De Wakkere Burger. Deze beweging kan de waarde van en de
noden omtrent een participatief beleid signaleren richting beleidsmakers.
Ook deze rol werd reeds opgenomen in het beleidsplan van De Wakkere Burger.
Het plan is om een trefmoment te organiseren voor zowel actieve burgers als
middenveldorganisaties. Op dit overleg kunnen zij hun aanbevelingen voor een
meer participatief beleid bespreken, bepalen en bundelen. Hun kritiek tegenover
beleidsmakers krijgt hier een plaats maar tegelijk wordt er gevolg aan gegeven: De
Wakkere Burger signaleert de uitkomst van dit overleg naar lokale en bovenlokale
besturen. Dit overleg zou plaatsvinden voor de gemeenteraadsverkiezingen van
2018.
De rol van De Wakkere Burger is hier dus enerzijds faciliterend: het overleg
mogelijk maken en begeleiden. Daarnaast neemt het als sociaal-culturele beweging
zelf een beleidsbeïnvloedende rol op. Met deze rol spreekt De Wakkere Burger
namelijk haar eigen mobiliserende en politiserende kracht aan.
4.3.2.3 Moderator
De Wakkere Burger als moderator kwam in de interviews vooral ter sprake langs de
kant van de beleidsmakers. Een moderator kan volgens hen het overleg tussen
burgers en overheid begeleiden en ‘sturen’. Met dat laatste bedoelen ze enerzijds
bewaken dat zo veel mogelijk betrokken burgers aan bod komen maar ook dat
burgers voldoende zicht krijgen op de vele (voordelige) aspecten van een bepaald
beleidsdossier. Wanneer De Wakkere Burger zou ingaan op deze vraag zou het
geen ondersteuning bieden aan bottom-up beleidsparticipatie maar aan een top-
down inspraakinitiatief. Daarnaast komt de neutrale en op procesgerichte focus van
De Wakkere Burger hier in het gedrang. De Wakkere Burger wordt ingeroepen om
het overlegproces te begeleiden maar de grens met beleidsinhoudelijke sturing is
hier erg dun. Deze invulling van moderator beschouw ik dan ook niet als prioritair
in de ondersteuning van bottom-up burgerinitiatieven.
Actiecomité Geen streep door Ronse had eveneens haar bedenkingen bij deze rol:
Ik vind dat het woord ‘moderator’ meer moeilijkheden opwekt dan
mogelijkheden. Als moderator ga je er vanuit dat je al een soort
dossierkennis hebt en dat je veel mensen bijeen kunt brengen, eigenlijk dat
je een actieve rol speelt. Ik weet niet of dat kan. (Frank Vercleyen,
persoonlijke communicatie, 31 maart 2016)
Toch speelt ook langs de kant van burgerinitiatieven de vraag naar eerlijk overleg
tussen hen en beleidsmakers. En algemener, naar aandacht voor meer debat
tussen burgers en beleidsmakers over het beleid op lange termijn en niet enkel in
43
het heetst van de strijd. Deze vraag naar een tijdige dialoog tussen burgers en
besturen is iets waar De Wakkere Burger zich als pluralistisch en procesgerichte
beweging wel volledig achter kan zetten. Enerzijds zal deze vraag
hoogstwaarschijnlijk aanbod komen in de eisenbundeling van actieve burgers en
middenveldorganisaties die De Wakkere Burger zal signaleren. Anderzijds is dit een
thema waarrond deze beweging zelf initiatieven kan nemen zoals
bewustmakingscampagnes en sensibiliseringsacties.
4.3.3 Aanbevelingen voor een wakkere sociaal-culturele beweging
Spontane burgerinitiatieven vormen een nieuwe doelgroep voor De Wakkere
Burger. Dit brengt enkele consequenties en aandachtspunten met zich mee. Met
volgende aanbevelingen geef ik ook mijn persoonlijke bedenkingen mee als
studente Sociaal-Cultureel Werk over het toekomstige aanbod van De Wakkere
Burger.
4.3.3.1 Aansluiting vinden bij bottom-up burgerinitiatieven
In haar ondersteuning naar adviesraden bouwde De Wakkere Burger een sterke
reputatie op. Zij genieten naambekendheid bij deze doelgroep. Dit is nog niet het
geval bij spontane burgerinitiatieven. Om het met de woorden van een
geïnterviewde burger te zeggen: “De Wakkere Burger, wie ligt daar wakker van?”
(D’hondt, persoonlijke communicatie, 12 april 2016). Een ondersteuningsaanbod
voor burgerinitiatieven is dus niet genoeg. Deze groepen moeten ook weten dat
deze ondersteuning beschikbaar is en welke meerwaarde dit voor hen kan bieden.
Een nieuwe communicatiestrategie is dus aan de orde. Maar waar adviesraden te
bereiken zijn met vaste kanalen (gemeentebesturen, ambtenaren,...) begeven
burgerinitiatieven zich in een sfeer die minder gestructureerd en meer flou is. Ten
eerste kennen deze initiatieven vaak een tijdelijk karakter: ze vertrekken met een
plotse start en stoppen wanneer hun doel bereikt is. Daarnaast werken deze
groepen volgens een eerder horizontale structuur. Meestal is er wel sprake van een
voorzitter of woordvoerder maar gedeeld leiderschap staat centraal. Vaste of
herkenbare aanspreekpunten zijn dus moeilijker te vinden. Wel is er ook een groot
voordeel op vlak van aanspreekbaarheid. Huidige burgerinitiatieven beroepen zich
namelijk op de deugden van sociale media. Via hun facebookpagina’s houden ze
hun achterban op de hoogte en maken ze promotie voor hun acties. Sociale media
vormen belangrijke kanalen om deze nieuwe doelgroep te bereiken, te informeren
en te mobiliseren.
44
4.3.3.2 Aansluiting vinden bij elk bottom-up burgerinitiatief?
De Wakkere Burger kenmerkt zich door haar pluralistische houding en
procesmatige benadering van beleidsparticipatie. Dit indachtig houdend zou deze
organisatie dus ondersteuning bieden aan elk burgerinitiatief, los van het
inhoudelijk doel waarnaar deze initiatieven streven.
Een actiegroep voor natuurbehoud kan procesmatig gezien heel wat gelijkenissen
vertonen met een actiegroep tegen de komst van een opvangcentra voor
vluchtelingen. Beide groepen zijn gebaat bij kennis over hun rechten met
betrekking tot beleidsbeïnvloeding, strategieën om draagvlak te creëren, juridische
procedures, actiemethodieken,... Praktisch gezien zou het dus geen enkel probleem
vormen om los van de inhoud elk bottom-up burgerinitiatief ondersteuning te
bieden. Toch is het volgens mij complexer dan dat. Het lijkt bijvoorbeeld te botsen
met iets wat Tamboryn en Staes benadrukte in het rondetafelgesprek. Zij hadden
het over enkele voorwaarden waarover een ‘goed’ burgerinitiatief dient te voldoen.
Eén van deze voorwaarden was het uitdragen van een ethisch doel of principe.
Zal De Wakkere Burger ondersteuning bieden aan elk geïnteresseerd
burgerinitiatief of stelt het enkele criteria op die maken dat bepaalde groepen niet
in aanmerking komen voor hun ondersteuningsaanbod? Mij lijkt het zinvol deze
denkoefening te maken. De Wakkere Burger is en blijft namelijk een organisatie
die tot het Sociaal-Cultureel Werk behoort. Het sociale in dit werk reikt verder dan
het verenigen en vormen van mensen. Het is bij uitstek ook gestoeld en gericht op
waarden, met name op sociale rechtvaardigheid en menselijke waardigheid
(Reynaert & Nachtergaele, 2015). Ondersteuning bieden aan groepen die
inhoudelijke lijnrecht tegenover deze waarden staan, druist dan ook in tegen mijn
geweten en bagage als studente Sociaal-Cultureel Werk.
4.3.3.3 Niet wakkere-burgers
Tijdens de interviews benadrukten zowel burgerinitiatieven als beleidsmakers het
belang van het sensibiliseren van burgers die niet actief of politiek bewust zijn.
Politieke heropvoeding kan hier een oplossing bieden: duidelijk maken wat politiek
is en actief burgerschap bijbrengen. Ik denk dat deze politieke vorming heel wat
kansen kan brengen. Politiek wordt nog al te vaak gelijkgesteld met beroepspolitici
en de Wetstraat. De Wakkere Burger kan mensen aanspreken op de mogelijkheden
van hun politieke stem, die zo veel verder kan gaan dan hun verkiezingsstem.
Toch mogen we volgens mij niet doorslaan in deze sensibilisering. In de interviews
toonden verschillende beleidsmakers hun appreciatie tegenover burgers die zelf
actie ondernemen. Het risico hiervan is dat beleidsparticipatie zo wordt beperkt tot
45
doe-participatie. En verder, dat overheidstaken gratis worden uitbesteed aan
actieve burgers. Daarnaast is het belangrijk om voor ogen te houden dat niet
iedereen vanuit dezelfde startpositie vertrekt om politiek actief te zijn of te worden.
De focus van deze scriptie ligt op bottom-up beleidsbeïnvloeding, met de nadruk op
het ‘hoe’. Ik denk dat het interessant en zinvol kan zijn om ook aandacht te hebben
voor het ‘wie’. Kijkend naar het profiel van diegenen die ik interviewde zijn er heel
wat overeenkomsten te merken. Activisme en bottom-up beleidsparticipatie lijkt
een bepaald publiek aan te spreken: hooggeschoold, middenklasse, man en van
middelbare leeftijd. Zicht krijgen op deze profielen kan misschien ook meer inzicht
bieden in waarom burgers niet ‘wakker’ zijn.
De Wakkere Burger kan burgerinitiatieven er wel van bewust maken dat heel wat
groepen niet door hen bereikt worden. Als adviesraadondersteunende organisatie
verzamelde De Wakkere Burger al heel wat tips en aandachtspunten om deze raden
van een meer divers publiek te voorzien dan enkel de voor de hand liggende
profielen. Dezelfde sensibiliserende kennis en bewustmakingsprocessen kan De
Wakkere Burger overdragen op en los maken bij bottom-up burgerinitiatieven.
Beleidsparticipatie is en blijft namelijk gebaat bij een brede betrokkenheid.
46
5 Besluit
Hoe kan De Wakkere Burger bottom-up burgerinitiatieven ondersteunen in het
beïnvloeden van lokale beleidskwesties? Deze vraag trachtte ik te beantwoorden
door middel van een literatuurstudie en interviews met zowel burgerinitiatieven als
beleidsmakers.
De literatuurstudie kadert bovenstaande vraag in een breder kader. Het feit dat De
Wakkere Burger vandaag een nieuw aanbod wil uitbouwen voor bottom-up
burgerinitiatieven is verweven met maatschappelijke ontwikkelingen. Burgers
beschikken bijvoorbeeld over meer informatie- en communicatiekanalen. Ze
beroepen zich niet langer enkel op verkiezingen of middenveldorganisaties om hun
politieke stem te doen gelden. Ook andere spelers kwamen aan bod. De overheid
verliest aan draagvlak en daadkracht. Onze representatieve democratie kampt met
enkele gebreken en zoekt gaandeweg heil in haar participatieve broertje.
De bevragingen met zowel burgerinitiatieven als beleidsmakers brachten concrete
voeling met het beleidsbeïnvloedingsproces en gingen gepaard met enkele
verhelderende conclusies. Zo blijkt dat ondanks hun verschillende strijdpunten,
burgerinitiatieven sterke gelijkenissen vertonen. De één strijd tegen een
verkeersdossier en de ander voor het bevorderen van de sociale cohesie, maar
allen verdiepen ze zich in hun dossier, verwerven ze een machtsbasis en vertonen
ze een langdurig en intens engagement. Het zou hen dan ook inspireren om hun
kennis en ervaringen met elkaar uit te wisselen.
Wat deze geïnterviewde burgers daarnaast kenmerkt, is hun zelfkritische kijk. Zich
éénzijdig en roepend opstellen is volgens hen niet genoeg. Er kan pas naar een
burgerinitiatief geluisterd worden indien zij voldoet aan enkele voorwaarden. Het
aanbrengen van een gefundeerde en gedragen boodschap is er één van. Toch is er
meer nodig dan een goed georganiseerd burgerinitiatief om te spreken van
succesvolle beleidsbeïnvloeding. Hoe sterk en gefundeerd hun argumenten ook zijn,
hoe legitiem en gedragen hun streefdoel ook is, beleidsbeïnvloeding is en blijft een
wisselwerking tussen spelers met verschillende perspectieven en belangen. Dat de
relatie tussen burgerinitiatieven en beleidsmakers niet altijd evident is, kan je
gerust een understatement noemen. Beleidsmakers betwijfelen bijvoorbeeld hun
onafhankelijke positie. Meermaals krijgen burgerinitiatieven dan ook een politieke
kleur opgekleefd. Ook botsen burgerinitiatieven aan tegen een niet-tijdig
gecommuniceerd of open beleid. Al snel belanden zij hierdoor in de positie van de
underdog die gehoor tracht te vinden voor zijn standpunt.
Bottom-up beleidsbeïnvloeding vereist degelijke en constructieve burgerinitiatieven
maar bovenal ook een omslag van een top-down beleid naar voeling met bottom-up
47
beleidsparticipatie. Hier lijkt mij nog werk aan de winkel. De bevraagde
beleidsmakers schenken zeker en vast aandacht aan beleidsparticipatie. Echter,
deze aandacht gaat bovenal uit naar top-down participatievormen: wijkoverleg,
bewonersvergaderingen,... Het blijft hangen in de sfeer van inspraak. Frappant is
ook hun waardering voor meer doe-gerichte beleidsparticipatie zoals het uitbaten
van een ontmoetingsplaats of het onderhouden van een bloemenperk. Vraag is of
deze waardering valt onder het streven naar bottom-up beleidsparticipatie of deel
uitmaakt van een verder afslankende overheid?
Hoe verhoudt De Wakkere Burger zich nu het best tegenover deze bevindingen?
Het antwoord bevindt zich volgens mij in een gevoel dat leeft bij deze
burgerinitiatieven: het gevoel een eenzame proteststem in de woestijn te zijn. De
Wakkere Burger kan dit gevoel doen kantelen door in te zetten op kennis- en
netwerkdeling tussen burgerinitiatieven. In de eerste plaats beantwoordt dit hun
nood aan opstarthulp in de lege woestijn die het beleidsbeïnvloedingsproces soms
lijkt te zijn. Deze hulp kan overdrachtelijk plaatsvinden door het aanbieden van
kaderende informatie over beleidsbeïnvloeding en meer praktische kennis als
actiemethodieken en communicatietips. Anderzijds kan dit ook door het bevorderen
van onderlinge uitwisseling, vertrekkend van de eigen ervaringsdeskundigheid van
burgerinitiatieven. Die uitwisseling gaat in tegen het gevoel alleen te staan in de
beleidsbeïnvloedingsstrijd. Het aanbod laten vertrekken vanuit hun zelf
opgebouwde deskundigheid toont hen dat ze over heel wat waardevolle kennis en
vaardigheden beschikken en dat ze dus meer zijn dan een éénzijdige proteststem.
Naast deze rechtstreekse ondersteuning zet De Wakkere Burger ook best in op
signalering naar beleidsmakers toe. De boodschap dat bottom-up burgerinitiatieven
meer zijn dan een eenzame proteststem in de woestijn mag ook bij hen voldoende
gehoor krijgen. De Wakkere Burger treedt hier zelf beleidsbeïnvloedend op. Ze
streeft namelijk naar een participatief beleid dat burgerinitiatieven beschouwt als
geëngageerde burgers die een waardevolle inbreng kunnen bieden in de
totstandkoming van het beleid.
De Wakkere Burger staat voor een koerswisseling. Zich richten tot een nieuwe
doelgroep betekent niet alleen het uitbouwen van een nieuw aanbod. De overstap
van formeel naar bottom-up betekent ook een overstap van gestructureerd naar
spontaan en van ivoren toren naar de basis. Een werkingsomslag die niet van
vandaag op morgen zal plaatsvinden maar die het meer dan waard is, zeker met
een wakkere organisatie aan het stuur.
48
6 Bronnenlijst
Beweging. (z.d., z.p.). Geraadpleegd op 7 mei 2016, via
www.fov.be/spip.php?article45
Bombeeck, W., & Poort, F. Invloed op het gemeentebestuur. Amsterdam: Instituut
voor Publiek en Politiek.
Christiaens, J. (2014). Participatie aan mobiliteitsbeleid: iets voor burgers? TerZake
Magazine, 2014 (2), pp. 43-46.
Claeys, M. (2013). Stilstand: Over machtspolitiek, betweterbestuur en
achterkamerdemocratie. Leuven: Van Halewyck.
Contact. (z.d., z.p.) Geraadpleegd op 31 mei, via
www.dewakkereburger.be/nl/contact
Debruyne, P., & Van Bouchaute, B. (2014). De bestaande orde verstoren. Oikos,
2014 (2), pp. 5-17.
De Rynck, F., & Dezeure, K. (2009). Burgerparticipatie in Vlaamse Steden: naar
een innoverend participatiebeleid [onderzoeksrapport]. Brugge:
Uitgeverij Vanden Broele.
De Rynck, F., & Pinxten, R. (20 juli 2012). Publiek debat: de staat van de Gentse
burgermaatschappij. Geraadpleegd op 14 mei 2016, via
www.dewereldmorgen.be/artikel/2012/07/20/publiek-debat-de-staat-van-
de-gentse-burgermaatschappij
De Wakkere Burger. (2015). Beleidsplan 2016 - 2020 [beleidsplan]. Brussel: De
Wakkere Burger.
Dierckens, T. (12 juli 2015). Tien ingrediënten voor een succesvolle
bewonersgroep. Geraadpleegd op 27 februari 2016, via
http://www.demorgen.be/plus/tien-ingredienten-voor-een-succesvolle-
bewonersgroep-b-1412181138755/
Dierckx, D. (2007). Tussen armoede en beleidsarmoede: Een retrospectieve en
interventiegerichte analyse van de Vlaamse beleidspraktijk. Leuven: Acco.
49
Geldof, D. (2015). Beleidskaders [cursus]. Antwerpen: Karel de Grote Hogeschool.
Hartman, I. & Sahin, H. (2013). Democratie aan de deur: Hoe kunt u invloed
uitoefenen op het gemeentebeleid? Den Haag: ProDemos.
Hoet, C. (6 mei 2014). Actiegroepen geven burgers weer politieke macht.
Geraadpleegd op 30 april, 2016, via
http://www.dewereldmorgen.be/artikel/2014/05/06/actiegroepen-geven-
burgers-weer-politieke-macht
Huyse, L. (2014). De democratie voorbij. Leuven: Van Halewyck.
Leroy, J. (2015). Decentralisatie van bevoegdheden: een denkkader. Lokaal, 2015
(1), pp. 17-20.
Loyens, K., & Van de Walle, S. (2006). Participatie voor iedereen? Wenselijkheid en
haalbaarheid van gelijke participatie in de consultatie over het Federaal Plan
Duurzame Ontwikkeling [onderzoeksrapport]. Leuven: Instituut voor de
Overheid.
Meskens, F. (2014). Politicologie: Een plattegrond van de macht. Inleiding tot
politiek en politieke wetenschappen [cursus]. Gent: Universiteit Gent.
Missie. (z.d., z.p.). Geraadpleegd op 7 mei 2016, via
www.deverenigdeverenigingen.be/over-ons/wie-zijn-we
Missie. (z.d., z.p.). Geraadpleegd op 7 mei 2016, via
www.fov.be/spip.php?article27
Over de raad. (z.d., z.p.). Geraadpleegd op 8 mei 2016, via
www.cjsm.vlaanderen.be/raadcjsm/over-de-raad/
Reynaert, D., & Nachtergaele, S. (26 maart 2015). Sociaal Werk is een
mensenrechtenberoep. Geraadpleegd op 28 mei 2016, via
www.sociaal.net/analyse-xl/mensenrechtenberoep/
Tamboryn, E. (2013). Activist: je hebt gelijk. Maar hoe krijg je gelijk? Leuven:
LannooCampus.
Tien drempels. (z.d., z.p.). Geraadpleegd op 2 maart 2016, via
50
http://www.participatiewordtgesmaakt.be/nl/je-bent-bestuurder/10-
drempels/
Van Bouchaute, B., & Timbremont, C., & Pruyt, M. (2014). Politicologie: Politiek en
beleid in sociaal perspectief. Gent: Academia Press.
Vandamme, J., & Pattyn, V. (2015.) Overheid in transitie(s)? Beleidsrollen en
instrumenten in een transitiecontext. Vlaams Tijdschrift voor
Overheidsmanagement, 8(1), pp. 5-9.
Van Reybrouck, D. (2013). Tegen Verkiezingen. Amsterdam: De Bezige Bij.
Van Roy, W., & Schouppe, L. (2014). Wakker worden in een nieuw
participatielandschap. Oikos, 2014 (4), pp. 29-32.
Verbeek, M. (2000). Hoe werk ik als gemeenteraadslid. Brussel: Politeia.
Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. (2007). Wat is het verschil tussen
een verzoekschrift en een voorstel van de burgers? Lokaal, 2007 (18), p. 20.
Viaene, S. (2012). Met hoge heren kersen eten: beleidsbeïnvloeding in de praktijk.
Brussel: Samenlevingsopbouw Vlaanderen.
Wat we doen. (z.d., z.p.). Geraadpleegd op 27 april 2016, via www.socius.be/wat-
we-doen/
Wie zijn we. (z.d., z.p.). Geraadpleegd op 20 mei 2016, via
www.dewakkereburger.be/nl/wiezijnwe