UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Wetenschappelijke verhandeling
ELINE DHAEN
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN
afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT
PROMOTOR: PROF. DR. DIRK VOORHOOF
COMMISSARIS: DR. HANNES CANNIE
COMMISSARIS: DR. OLIVIER DRIESSENS
ACADEMIEJAAR 2008 - 2009
DE POLITIEKE MARKETINGSTRATEGIE VAN EXTREEM-
RECHTS: COMMUNICATIE- EN DISTRIBUTIEKANALEN,
CONCEPT EN STRATEGIE VAN HET VLAAMS BELANG IN HET
HUIDIGE POLITIEKE EN MEDIALANDSCHAP. EEN EMPIRISCHE
STUDIE.
aantal woorden: 24.851
2
Abstract In deze scriptie bespreken we de politieke marketingstrategie van de extreemrechtse partij Vlaams
Belang. Aan de hand van een kwalitatieve multimethodische casestudy gaan we na welke
communicatie- en distributiekanalen de partij gebruikt en hoe haar concept en strategie eruit zien.
Deze informatie kaderen we telkens in het huidige Vlaams politieke en medialandschap. Het
overkoepelende beeld dat we trachten aan te reiken geeft deze scriptie haar wetenschappelijke
relevantie. Onze resultaten wijzen er immers op dat er een interactie-effect waarneembaar is tussen de
positionering van de partij en de communicatieoutput die zij aanreikt. Het communicatiegebeuren
wordt binnen het Vlaams Belang overigens zeer strikt aan banden gelegd, en verloopt – zeker in
vergelijking met de andere partijen – hoofdzakelijk via de partijleden zelf. Externe hulpbronnen
worden slechts sporadisch en meestal onofficieel geraadpleegd.
Op politiek niveau zit het Vlaams Belang bevangen in het zogenaamde cordon sanitaire. Geen enkele
partij wil een regering vormen met het VB, wat van de partij nog meer een underdog maakt. Dit past
perfect in de sterke antipolitieke houding en de populistische koers die het Vlaams Belang vaart. In
haar communicatie naar het publiek toe zal zij dan ook regelmatig verwijzen naar deze „één tegen
allen‟-positie.
Binnen het medialandschap spreekt het VB van een cordon médiatique. De partij vindt dat ze
moeilijker toegang krijgt tot de traditionele massamedia en minder aan bod komt dan de andere
partijen. Dit zal zich uiten in haar communicatiestrategie: om de aandacht van de media te trekken zal
het Vlaams Belang andere middelen aanwenden, zoals het organiseren van acties en het verspreiden
van provocerende uitlatingen. Anderzijds zullen er andere propagandamiddelen gebruikt worden, zoals
de VL-krant, wegens de permanente weigering van kranten en weekbladen om VB-advertenties te
publiceren.
We bemerken dat de representativiteit van ons onderzoek niet gegarandeerd kan worden. We laten het
over aan de lezer om zelf onze conclusies te beoordelen.
3
Inhoudsopgave
1. Inleiding ................................................................................................................................. 5
2. Methodologisch kader .......................................................................................................... 8
2.I Onderzoeksmethode .......................................................................................................... 8
2.II Materiaalselectie en waarnemingsinstrument .................................................................. 8
3. Het Vlaams Belang ............................................................................................................. 15
3.I. De partij ......................................................................................................................... 15
3.I.1. Van Vlaams Blok naar Vlaams Belang .................................................................. 15
3.I.2. Ontstaan, groei en doorbraak van het Vlaams Blok ............................................... 15
3.I.3. Identiteit, waarden en normen van het VB ............................................................. 17
3.II. Het Vlaams Belang in het huidige Vlaamse politieke landschap ................................. 19
4. Communicatie- en distributiekanalen .............................................................................. 21
4.I. Politiek en media: Politieke berichtgeving en free publicity ......................................... 21
4.I.1. Het verband tussen mediaverschijningen en electorale successen ......................... 21
4.I.2. Agendasetting rond politieke berichtgeving ........................................................... 22
4.I.3. Het Vlaams Belang en de media ............................................................................. 24
4.II. Betaalde of zelf verkregen publiciteit ........................................................................... 28
4.II.1. Propaganda gebruikt voor de verkiezingscampagne van 2007.............................. 29
4.III. Vrijwilligers- en militantenwerk ................................................................................. 33
5. Structuur en organisatie van het communicatiegebeuren .............................................. 35
5.I. Structuur en organisatie: algemeen ................................................................................ 35
5.I.1. CD&V ..................................................................................................................... 35
5.I.2. N-VA ....................................................................................................................... 35
5.I.3. Open-VLD .............................................................................................................. 36
5.I.4. Sp.a – Spirit ............................................................................................................. 37
5.I.5. Groen! ..................................................................................................................... 37
5.I.6. Lijst Dedecker ......................................................................................................... 38
5.II. Structuur en organisatie: Het Vlaams Belang ............................................................... 38
5.II.1. Organisatie van de interne communicatie.............................................................. 38
4
5.II.2. Organisatie van de externe communicatie ............................................................. 39
5.II.3. Andere diensten met betrekking tot communicatie ............................................... 43
6. Product, strategie en concept ............................................................................................ 44
6.I. Brede omkadering van de verkiezingen van 10 juni 2007 ............................................. 44
6.II. Product .......................................................................................................................... 46
6.III. Positionering- en segmenteringstrategie ..................................................................... 47
6.III.1. Positionering ......................................................................................................... 47
6.III.2. Segmentering en doelgroepenbeleid .................................................................... 48
6.IV. Concept, lay-out en vorm ............................................................................................ 49
6.IV.1. Persoonlijke stijl ................................................................................................... 49
6.IV.2. Stijl van de Vlaams Belangpropaganda ............................................................... 50
7. Conclusie ............................................................................................................................. 66
Bibliografie .............................................................................................................................. 71
Bijlagen .................................................................................................................................... 80
Bijlage 1: Interview met Pieter Knapen ............................................................................... 81
Bijlage 2: Interview met Arnout Collier .............................................................................. 84
Bijlage 3: Interview met Frans Wymeersch ......................................................................... 95
Bijlage 4: Interview met Wim Wienen .............................................................................. 100
Bijlage 5: Interview met Jeroen Overmeer (N-VA) ........................................................... 110
Bijlage 6: Interview met Tom Van den Bergh ................................................................... 122
Bijlage 7: Interview met Piet Deslé en Joeri Casteleyn ..................................................... 127
Bijlage 8: Interview met Jos Stassen (groen!) .................................................................... 132
Bijlage 9: Interview met Aubry Cornelis ........................................................................... 135
Bijlage 10: Interview met Johan Van Hoecke .................................................................... 142
Bijlage 11: Interview met Filip Dewinter .......................................................................... 148
Bijlage 12: Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 11 juni 2007 ......................... 154
5
1. Inleiding
Van politiek kunnen we vandaag de dag veel verwachten, maar af en toe gebeurt er iets dat ons toch
oprecht verbaast. In ons geval zijn dat de krasse uitspraken en opvallende stunts die onze
veelbesproken extreemrechtse partij, het Vlaams Belang, telkens weer de wereld instuurt. Vanuit die
verwondering ontstond de aanleiding tot dit onderzoek.
Toch situeert de daadwerkelijke relevantie van deze scriptie zich op een hoger, wetenschappelijk
niveau. De ruime hoeveelheid bestaande literatuur die voorhanden is beperkt zich namelijk vaak tot
één van de deelgebieden rond politieke marketing, media en politiek of de communicatiestrategie van
het Vlaams Belang. Dit is volgens ons een groot hiaat in het communicatiewetenschappelijk
onderzoek. Al deze deelfacetten zijn immers onlosmakelijk verbonden en evolueren op dynamische
wijze in interactie met elkaar. De wetenschappelijke relevantie van deze scriptie schuilt in het grotere,
overkoepelende verhaal dat wij uit de verzameling van deze elementen trachten te bieden. We zullen
de politieke partij Vlaams Belang daarom situeren in haar politieke context enerzijds en in het
medialandschap anderzijds. Zo analyseren wij wat de invloed van deze omgeving is op haar
positionering tegenover de andere partijen en de hiermee verweven communicatiestrategie naar het
publiek toe.
Dit brengt echter bepaalde beperkingen met zich mee. In een scriptie als deze hebben we helaas niet de
ruimte om een allesomvattende beschrijving te geven van een geheel dat zo complex is. We zien
daarom de noodzaak in van een duidelijke afbakening van ons onderwerp.
Concreet analyseren we in deze scriptie de communicatiestrategie van het Vlaams Belang binnen het
Vlaamse media- en politieke landschap. Dit doen we aan de hand van een kwalitatieve,
multimethodische casestudy. Het is van groot belang dat we hierbij de contextualisering, namelijk het
medialandschap enerzijds en het politieke landschap anderzijds, niet uit het oog verliezen. Ook deze
zullen we bijgevolg uitgebreid beschrijven. Gezien het om een erg ruime context gaat, zullen we ons
beperken in tijd (de federale verkiezingen van 10 juni 2007) en in ruimte (Vlaanderen).
Het begrip „communicatiestrategie‟ is een verzamelconcept dat uit vele facetten bestaat, zijnde
communicatie- en distributiekanalen, communicatiedoelstellingen, het concept en de positionering en
segmentering (Saelens, 2008; Pattyn, 1981). Anderzijds betekenen zowel het politieke als het
medialandschap twee zeer gevarieerde contextuele omkaderingen voor een partij. Deze complexe
problematiek kunnen we uiteenzetten in twee grote onderzoeksvragen. Gezien het belang van de
context, stelt de eerste vraag zich als volgt: „Hoe positioneert het Vlaams Belang zich binnen het
huidige Vlaamse politieke landschap, alsook binnen het (politieke) medialandschap?‟. Hierop trachten
we een antwoord te vinden in de hoofdstukken 4, 5 en 7, namelijk „Het Vlaams Belang‟,
„Communicatie- en distributiekanalen‟ en „Product, strategie en concept‟. Het onderzoek zal zich
voornamelijk in een Vlaamse context situeren, wat het gebrek aan internationale bronnen verklaart.
6
De tweede vraag die we onszelf stellen, is louter descriptief van aard en luidt: „Hoe ziet de
communicatiestrategie van het Vlaams Belang eruit?‟. Deze vraag zullen we beantwoorden in de
hoofdstukken 5, 6 en 7, namelijk „Communicatie- en distributiekanalen‟, „Structuur en organisatie van
het communicatiegebeuren‟ en „Product, strategie en concept‟. We bemerken de overlapping tussen de
verschillende luiken voor de twee onderzoeksvragen, maar het gaat dan ook telkens om een
contextualisering: de beschrijving van de strategie kan immers niet losgemaakt worden van de context.
Uiteindelijk zullen we deze velden met elkaar in verband brengen en kijken naar de gevolgen die de
omgeving heeft op de onderzochte communicatiestrategie.
Omdat onze scriptie zich situeert in de wereld van de politieke marketing, zullen wij voor we overgaan
naar ons onderzoek een uitgebreide verklaring geven van het concept „politieke marketing‟.
Het begrip ‘politieke marketing’
Over de bakermat van het begrip „politieke marketing‟ heerst eensgezindheid onder de verschillende
geraadpleegde auteurs. Zowel Thevissen (1994) als Scammel (1999) zien politieke marketing als
dusdanig ontstaan bij de presidentscampagnes in de Verenigde Staten van de jaren 1960. Steeds meer
werd er immers gebruikt gemaakt van professionele overtuigingsmechanismen in de politiek
(Scammel, 1999). Ook Thevissen heeft het over de situatie in de VS waar voor het eerst
„onafhankelijke, commerciële marketing- en communicatieadviesbureaus betrokken worden bij het
management van de informatiestroom tussen de overheid, de politieke partijen, de massamedia en het
electoraat‟. Algauw wordt politieke macht beschouwd als koopwaar en politieke marketing als een
mechanisme dat werkt volgens de regels van de markt (Thevissen, 1994, p.24).
Thevissen bemerkt dat we een onderscheid dienen te maken tussen enerzijds de permanente realisatie
van communicatiedoelstellingen (politieke marketing en communicatie) en de
verkiezingsperiodegebonden, kortetermijnmarketing (electorale marketing) anderzijds. Toch houden
de twee verband met elkaar: de langetermijnmarketing is coherent aan de periodegebonden electorale
strategieën. De uiteindelijke doelstelling van de electorale marketingcampagne is tweeledig: het
bevestigen van de keuze van hun kiezers (holding effect), alsook het winnen van stemmen van nieuwe
kiezers (switching-effect) (Thevissen, 1994).
Cho e.a. (2009, p.67) definiëren politieke campagnes als „periods of high-intensity information flows
that reach broad cross-sections of the general public, including many individuals who are typically
inattentive to politics‟. Zulke campagnes kunnen ervoor zorgen dat politieke interesse aangewakkerd
wordt; en dit zowel tijdens als na de intensieve campagnevoering. Volgens deze definitie hoeft dit dus
7
niet zozeer tijdens de verkiezingsperiode plaats te vinden, aangezien het hier om meer dan het winnen
van stemmen gaat.
Wij zullen ons vooral richten op de electorale communicatiestrategieën. Zij zijn immers beter
afgebakend en minder abstract dan de marketingstrategieën op lange termijn, en daarenboven strikter
vastgelegd door de partij zelf, alsook meer besproken in onderzoek. Dit is een gegeven dat door
Thevissen (1994) ondersteund wordt. De auteur meent immers dat het politiek
communicatieonderzoek in de praktijk grotendeels herleid wordt tot onderzoek naar politieke
campagnes, waarbij de aandacht vooral toegespitst wordt op electorale campagnevoering en het
daaraan gekoppelde effectenvraagstuk.
Electorale strategieën zijn tenslotte inherent verbonden aan de lange termijncommunicatie. We zullen
deze laatste waar het past aanhalen.
Thevissen (1994) wijst ons op het belang van structurele omgevingsfactoren binnen het domein van
electorale communicatie. Hij geeft aan dat er drie systemen zijn die samenhangen met dit fenomeen;
zoals daar zijn het partijsysteem1, het electorale systeem
2 en het mediasysteem
3.
In het deel „Het Vlaams Belang‟ zullen we stilstaan bij het partijsysteem, en dan meer specifiek hoe
het Vlaams Belang zich positioneert tegenover de andere partijen.
Het electorale systeem krijgt in deze scriptie eerder beperkte aandacht. Aangezien elke partij gelijk
behandeld wordt volgens het electorale systeem (de wetgeving is immers gelijklopend), zorgt dit niet
voor opvallende verschilpunten tussen de partijen onderling. Dat maakt van het electorale systeem dus
een weinig interessant gegeven om dieper op in te gaan.
Het mediasysteem daarentegen is des te belangrijker voor het onderwerp van deze scriptie. De manier
waarop het Vlaams Belang weergegeven en behandeld wordt door de traditionele massamedia, alsook
de manier waarop de partij dit zelf percipieert, blijkt immers cruciaal te zijn voor haar
communicatiestrategie.
1De verhoudingen tussen de politieke partijen
2De campagnewetgeving
3De organisatie- en eigendomsstructuren, verhoudingen tussen politieke partijen enerzijds en de media anderzijds
8
2. Methodologisch kader
2.I Onderzoeksmethode
Gezien de zeer dynamische en gevarieerde problematiek, vormt volgens ons een kwalitatieve
casestudy het beste onderzoeksframe. Een verantwoording van onze keuze vinden we bij Wester,
Renckstorf & Scheepers (2006). Ten eerste kan de organisatie die we bestuderen, in het geval van
onze scriptie een politieke partij, niet los gezien worden van haar context, namelijk het media- en
politieke landschap. We bevinden ons met andere woorden in een dynamische situatie, in interactie
met een veelheid aan structurele omgevingsfactoren. De casestudy, die rekening houdt met de context,
biedt hiervoor een zeer geschikt frame. Men richt zich op één eenheid (het Vlaams Belang) en
bestudeert hiervan „een groot aantal aspecten of kenmerken in relatie tot elkaar en in relatie tot de
context waar die eenheid zich in bevindt‟ (Wester e.a., 2006, p.616). Daarnaast hebben we, gezien de
verscheidenheid van de onderzochte aspecten of kenmerken, verscheidene onderzoekstechnieken
nodig. Ook hiertoe leent een casestudy zich uitstekend: er kunnen verschillende analysetechnieken en
diverse databronnen gebruikt worden, naast elkaar (Wester e.a., 2006; Swanborn, 2003). Ook wij
zullen in deze casestudy gebruik maken van meerdere empirische bronnen, die we verderop zullen
bespreken.
Dit brengt ons bij „het eenheidskarakter van de casestudy: tal van relevante factoren worden
tegelijkertijd in de analyse bestudeerd in hun onderlinge betrokkenheid en in samenhang met de
context waarbinnen ze zich bevinden of afspelen‟ (Wester e.a., 2006, p.617). Relevante factoren zijn
enerzijds bepaalde stimulansen vanuit de omgeving (ook hier het media- en politieke landschap), en
anderzijds elementen die inherent voortvloeien uit de wezenskenmerken van de partij zelf. Dit vormt
de dynamische situatie die we ook hierboven aangehaald hebben, en waarbinnen het wezenlijke
onderwerp van deze scriptie zich situeert, namelijk een ruime interpretatie en beschrijving van de
communicatiestrategie van het Vlaams Belang.
2.II Materiaalselectie en waarnemingsinstrument
Zoals we hiervoor reeds aangaven, hebben we gezien de verscheidenheid van de onderzochte aspecten
zeer uiteenlopende onderzoekstechnieken nodig. Deze variëren van het bestuderen van literatuur en al
bestaande onderzoeken naar interne documenten en empirische, primaire bronnen tot het afnemen van
diepte-interviews. Voor ieder hoofdstuk zullen we bespreken waarom, op welke manier en met welke
bronnen we ons onderzoek gevoerd hebben.
9
Politieke marketing
Om een bredere omkadering te geven van het theoretische veld waarbinnen onze scriptie zich bevindt,
staan we met behulp van een korte literatuurstudie even stil bij het concept „politieke marketing‟.
Het Vlaams Belang
In het tweede hoofdstuk van deze scriptie zullen we dieper ingaan op de elementen die verbonden zijn
aan de partij en mogelijk invloed hebben op de communicatiestrategie, zoals daar zijn: de historiek
van de partij; haar identiteit, waarden en normen en haar electorale verhaal. Dit doen we enerzijds aan
de hand van gegevens uit de literatuurstudie en anderzijds met behulp van primaire bronnen, zoals de
partijwebsite en een aantal overheidsdocumenten. Aangezien deze documenten ook online
raadpleegbaar zijn, hebben we deze niet apart opgenomen als bijlage.
Communicatie- en dstributiekanalen
In een derde hoofdstuk staan we stil bij een belangrijk aspect van de externe communicatievoering,
namelijk de communicatie- en distributiekanalen die het Vlaams Belang hanteert. Uiteraard zijn de
media hier het cruciale element. We onderscheiden in dit verband enerzijds politieke berichtgeving en
free publicity, en anderzijds betaalde of zelf verkregen publiciteit.
Eerst bekijken we hoe het politieke medialandschap er vandaag uitziet: een contextuele omkadering is
immers cruciaal.
Rond de manier waarop de media omgaan met extreemrechts werd veel onderzoek verricht. Hiervan
vinden we heel wat gepubliceerde resultaten terug in de literatuur. Toch willen we verder gaan dan
louter het bestuderen van reeds bestaande bronnen. Om een ruime omkadering te kunnen bieden en na
te gaan waarom de media zo belangrijk zijn voor politieke partijen, bespreken we een aantal
onderzoeksresultaten rond enerzijds het verband tussen mediaverschijningen en electorale successen;
en anderzijds de agenda-setting rond politieke berichtgeving.
Daarna focussen we ons op de relatie tussen het Vlaams Belang en de media, het onderwerp dat ons
het meest interesseert. Om de kwaliteit en betrouwbaarheid van het onderzoek te optimaliseren, maken
we gebruik van de data-triangulatietechniek. Volgens Wester e.a. (2006, p.638) worden hierbij
„verschillende databronnen naast elkaar geraadpleegd; interviewgegevens worden bijvoorbeeld
aangevuld met en ondersteund door de bestudering van beleidsnotities. Maar ook de verschillende
topics in het interview die gebruikt worden om het perspectief van de respondent vast te stellen,
10
kunnen als datatriangulatie worden gezien‟. Zo zullen we de onderzoeksresultaten uit de
literatuurstudie aanvullen met beleidsdocumenten van de openbare omroep rond politieke
berichtgeving en meer specifiek de berichtgeving rond extreemrechts, in een poging coherentie te
vinden tussen het cijfermateriaal en de bestaande richtlijnen en redactiestatuten. Deze gegevens
gebruiken we als uitgangspunt voor de topiclijst van de interviews die we zullen afnemen. Om
optimaal tegemoet te komen aan de triangulatietechniek zullen we personen uit de twee meest
tegengestelde posities interviewen. Enerzijds praten we met Pieter Knapen, hoofdredacteur van de
VRT-nieuwsdienst (bijlage 1). De keuze voor Knapen lag voor de hand: als hoofdredacteur heeft hij
immers het ultieme beslissingsrecht rond wie of wat er al dan niet bericht zal worden, en bovendien
kunnen we er vanuit gaan dat hij goed op de hoogte is van de beleidsrichtlijnen hieromtrent.
Anderzijds interviewen we Arnout Collier (bijlage 2), verantwoordelijke voor de persrelaties van het
Vlaams Belang, om te weten te komen hoe de politieke berichtgeving rond het VB gepercipieerd
wordt door de partij zelf. Het gaat hier om twee zeer diepgaande en langdurige interviews, aangezien
het belangrijk is dat „veel aandacht wordt gegeven aan de beschrijvingen, interpretaties en die
verschillende (categorieën van) betrokkenen in het sociale proces verschaffen, en de verschillende
zienswijzen met elkaar geconfronteerd worden‟ (Swanborn, 2003).
We bemerken dat de complexe relatie tussen politiek en media sterk gereguleerd wordt in onze
wetgeving. We hebben in deze scriptie echter niet de ruimte om hier dieper op in te gaan. We zagen dit
bovendien als een minder relevant gegeven, omdat deze voor elke politieke partij geldt en er daarom
geen interessante verschillende of opvallendheden aan te wijten zijn die hun weerslag zouden kennen
in de communicatiestrategie van de partijen. De nieuwe wetgeving rond betaalde politieke reclame
zoals deze werd vastgelegd in het Mediadecreet van 2009 (http://www.ejustice.just.fgov.be) is
bovendien niet relevant in het kader van ons onderzoek, dat zich afspeelt in 2007.
Hierna leggen we ons toe op de propaganda die gebruikt werd voor de verkiezingscampagne in 2007.
Via contacten met partijmandataris Frans Wymeersch (bijlage 3) konden we beschikken over een
intern document, namelijk het Campagnedraaiboek van 2007 (bijlage 12). Dit dient als uitgangsbasis
voor de beschrijving van de campagne. Dit zullen we aanvullen met informatie die we terugvinden op
de partijwebstek en de CD-ROM die speciaal voor deze verkiezingen ontwikkeld werd, en waarover
we dankzij de studiedienst van het Vlaams Belang beschikken (de inhoud van deze CD-ROM is
overigens ook online raadpleegbaar). Waar er ons tijdens het bestuderen van deze bronnen hiaten
opvallen, vullen we deze in met de informatie die we uit interviews met Arnout Collier en Frans
Wymeersch verkrijgen. Aangezien de verschillende propagandavormen de output van de
communicatiestrategie vormen vinden wij het relevant hier uitgebreid bij stil te staan.
11
Structuur en organisatie van het communicatiegebeuren
Achter het communicatiegebeuren schuilt een hele organisatie, die bepaalt hoe de externe
communicatie zal verlopen en hoe deze eruit zal zien. Ook dit zien wij bijgevolg als een essentieel
onderdeel bij de bespreking van onze case. Via de Vlaams Belangwebstek krijgen we een uitgebreid
overzicht van de verschillende diensten die de partij rijk is. Ook hier vullen we aan met informatie uit
de interviews met Collier en Wymeersch. Daarnaast komt er nog een derde geïnterviewde VB-
mandataris aan te pas, namelijk Wim Wienen (bijlage 4). Wienen was persmedewerker van het
Vlaams Belang in de periode 1998-2004 en werkt nu als wetenschappelijk medewerker verbonden aan
de Vlaams Belangfractie in het Vlaams Parlement. In 1997 bracht hij bovendien het boek „Vlaams
Blok: 20 jaar rebel: 1977-1997‟ uit. Wienen is goed op de hoogte van het reilen en zeilen van de partij,
en zijn profiel leek ons dus goed aan te sluiten bij de twee voordien geïnterviewde VB-mandatarissen.
Als kers op de taart interviewden we Filip Dewinter (bijlage 11). Het interview kwam tot stand na het
onderzoek en diende ter verificatie en aanvulling van de gevonden resultaten.
Een casestudy zijnde, mogen we in dit onderzoek nooit het belang van de context vergeten. Een partij
is geen alleenstaand gegeven. Om een brede contextualisering te krijgen willen we de
communicatiestructuur van het Vlaams Belang vergelijken met deze van de andere politieke partijen.
Tijdens de literatuurstudie merkten we dat er rond deze problematiek niet veel onderzoek verricht is.
Wel sluit de scriptie „Politieke adviseurs in Vlaanderen. Onderzoek naar de rolperceptie van interne
en externe adviseurs tijdens campagnes‟, geschreven door Van Loo (2008), hier uitstekend bij aan.
Een eenzijdige weergave van deze scriptie leek ons echter niet voldoende om tegemoet te komen aan
de betrouwbaarheid en externe validiteit van ons onderzoek. Om die reden hebben we getracht de
bevindingen van Van Loo te verifiëren dan wel te weerleggen aan de hand van diepte-interviews met
de communicatieverantwoordelijken of -specialisten van de verschillende partijen, zijnde:
- Tom Van den Bergh: Directeur Communicatie CD&V (bijlage 6)
- Aubry Cornelis: Adviseur liberaal kenniscentrum Prometheus; in 2007 deel van de
communicatiecel van Open VLD; waardoor in nauw contact met de toenmalige woordvoerder
van de partij, dhr. Tom Ongena (bijlage 9)
- Jeroen Overmeer: Woordvoerder N-VA (bijlage 5)
- Piet Deslé: Communicatiemanager LDD en Joeri Casteleyn: Pers en communicatie LDD
(bijlage 7)
- Jos Stassen: Campagneleider Groen! in de verkiezingen van 2007 (bijlage 8)
- Johan Van Hoecke: Woordvoerder sp.a (bijlage 10)
12
Een doelgerichte selectie van de waarnemingseenheden was noodzakelijk. Deze mensen werden niet
willekeurig gekozen, maar wel op basis van hun expertise met betrekking tot het communicatiebeleid
en de campagnevoering van de partij. Dit strookt met de opvatting van Wester e.a. (2006, p.625) rond
de selectie van eenheden: „men kiest die waarnemingseenheden uit waarvan men veel informatie mag
verwachten‟. Aangezien we ons bevinden in een politiek drukke periode, namelijk vlak voor de
verkiezingen van juni 2009, was het echter niet altijd eenvoudig om de juiste mensen te kunnen
raadplegen. Toch menen wij dat de geïnterviewde personen steeds voldoende op de hoogte waren van
het verloop en de organisatie van de campagne. Desalniettemin begrijpen we dat er nog steeds een
enigszins eenzijdige kijk geleverd wordt. De woordvoerder bijvoorbeeld is de spreekbuis van de partij
en stopt nooit met campagnevoering. Hierdoor moeten we beseffen dat informatie die hieruit
voortkomt misschien niet altijd representatief is.
We bemerken tenslotte dat er geen vertegenwoordiger van Spirit geraadpleegd werd. Aangezien de
campagnevoering van deze partij volledig samenvalt met deze van haar toenmalige kartelpartner sp.a;
en er in haar opvolger SLP geen mensen meer aanwezig zijn die ervaring hebben met de campagne
van 2007; besloten we deze partij door haar minieme relevantie achterwege te laten.
De topiclijsten die gebruikt werden voor de diepte-interviews werd opgesteld vanuit twee
invalshoeken. Enerzijds wilden we de hiaten die het onderzoek nog kende aanvullen. Anderzijds
trachtten we met deze gesprekken bepaalde bevindingen te verifiëren. Afhankelijk van de
geïnterviewde duurde het gesprek een half tot anderhalf uur. De topiclijst was voor iedere partij
nagenoeg hetzelfde, maar hield op sommige vlakken wel rekening met specifieke kernpunten. Op die
manier stelden we voor iedere geïnterviewde een semi-gestructureerde vragenlijst op, rekening
houdend met de informatie die we uit onze literatuurstudie en/of voorgaande interviews bekomen
hadden, alsook met de relevantie van bepaalde vragen, afhankelijk van de persoon in kwestie. We
gingen hierbij niet enkel in op de organisatie van de externe communicatie, maar ook op een aantal
andere factoren die ons interesseerden en die verderop in deze scriptie aan bod komen.
Concreet lag de focus vooral op de volgende topics:
- De structuur van het interne communicatieorgaan
- De rol van externe communicatiebureaus/-adviseurs
- De inhoudelijke focus van de partij in de “kanselierscampagne” van 2007
- De stilistische lijn van de campagne
- De positionering en segmentering van de partij in haar communicatiestrategie
- Het gebruik van stunts
13
We bemerken echter nogmaals dat de vragenlijsten deels persoon-/partijspecifiek zijn en onderhevig
waren aan aanpassingen gedurende het verloop van het interview. De interviews zijn in deze scriptie
opgenomen als bijlage.
Product, strategie en concept
Een volgend belangrijk hoofdstuk is de inhoudelijke en stilistische kant van de communicatiestrategie,
namelijk de bespreking van het product, de strategie en het concept. Om ook hier de contextualisering
in acht te nemen zullen we eerst een brede omkadering geven van de verkiezingen van 2007.
De meest opvallende gegevens rond de campagnes vinden we terug in onderzoeksgegevens. Ook hier
zullen we gebruik maken van de diepte-interviews om te verifiëren of te falsifiëren, en de verkregen
gegevens daarenboven te verrijken met de visie van de communicatie-experten uit de verschillende
partijen.
Vervolgens bespreken we „het product van de organisatie‟, in dit geval dus de politieke boodschap,
aan de hand van de beginselverklaring en de programmapunten van het Vlaams Belang.
Daarna komen we uit bij het deel „positionering en segmentering‟. Dit doen we aan de hand van de
vele literatuur die hieromtrent voorhanden is, aangevuld met informatie uit de interviews met Collier,
Wienen en Wymeersch.
Tenslotte belanden we aan bij het hoofdstuk „concept, lay out en vorm‟, volgens ons een essentieel
onderdeel van deze scriptie; aangezien het Vlaams Belang er door haar unieke manier van
communiceren in slaagt zich te onderscheiden van de andere partijen. Dit onderscheiden bespraken we
reeds in het deel „positioneren‟, maar waar we hier uitgebreid bij zullen stilstaan is de empirisch
waarneembare materie die ervoor zorgt dat de partij zich kan positioneren.
Vanuit de omvangrijke hoeveelheid literatuur die voorhanden is vertrekken we om te komen tot de
kern van de persoonlijke VB-stijl. Deze zal zich volgens ons ook uiten in de wijze waarop
gecommuniceerd wordt.
Vervolgens bespreken we de inhoudelijke stijl van de propaganda. Hiervoor baseren we ons op de
concepten uit de literatuur. Vervolgens zullen we systematisch, om deze concepten te verrijken,
illustreren met empirische voorbeelden. Deze gegevens hebben we verkregen uit kranten en
tijdschriften en Vlaams Belangbronnen (zoals de webstek van de partij, de verkiezingscd-rom en
interviews met de partijmandatarissen). We willen hier echter zeer duidelijk benadrukken dat het
telkens om een illustratie gaat, dat deze gegevens niet veralgemeenbaar zijn en dat we hiermee geen
representatieve uitspraken kunnen doen.
14
De visuele stijl zullen we op een gelijkaardige wijze illustreren. Hier verschilt het conceptueel kader
echter van het vorige deelluik. We baseren ons namelijk op de scripties van Semey (1991) en
Bosseman (2001), die de stijl van de Vlaams Blokpropaganda besproken hebben. Omdat hier noch een
theoretisch kader, noch wetenschappelijke literatuur voorhanden zijn; zijn we dus genoodzaakt onze
eigen perceptie op de voorgaande scripties als uitgangsbasis te gebruiken. Waar deze stijlfiguren
volgens ons nog steeds opgaan voor het Vlaams Belang, hebben wij deze aangebracht, kort besproken
en opnieuw geïllustreerd met empirische gegevens. Wij hebben dus geen volledige representativiteit
op het oog, maar laten daarentegen de lezer zelf toe de analyses en conclusies te beoordelen.
Het uiteindelijke doel van deze scriptie is na te gaan hoe het Vlaams Belang haar externe
communicatie voert, en hoe ze zich daarnaast positioneert in het contextuele kader van politieke
partijen en de media.
15
3. Het Vlaams Belang
3.I. De partij
3.I.1. Van Vlaams Blok naar Vlaams Belang
Op 21 april 2004 worden drie vzw‟s van het Vlaams Blok door het Gentse Hof van Beroep schuldig
verklaard voor inbreuk op de antiracismewet (Vandormael, 2004, 21 april). De vzw‟s zouden hun
medewerking verleend hebben aan een partij die „systematisch aanzet tot discriminatie‟. Het Hof
bevestigde de beschuldiging dat de partij een jarenlange haatcampagne voerde tegen vreemdelingen
(“Vlaams Blok veroordeeld voor aansporen tot discriminatie”, 2004, 22 april). De strafmaat uit zich in
geldboetes en een morele schadevergoeding aan het CGKR4 en de Liga voor Mensenrechten. Dit arrest
wordt in november 2004 nog eens bevestigd door het Hof van Cassatie (Huysentruyt, 2004, 31
december) en door de partij met veel gemor onthaald (www.vlaamsbelang.org). In dezelfde maand van
de veroordeling beslist de partijraad om het Vlaams Blok om te vormen tot een “nieuwe” partij,
volgens Ludo Leen5 (2006, p.53) „Een vernieuwde partij die - met een nieuwe naam, maar met
dezelfde mensen en hetzelfde programma - groter en sterker dan ooit moet worden‟. Dat het Vlaams
Belang de juridische opvolger van het Vlaams Blok is wordt door niemand ontkend, en al zeker niet
door de partij zelf. We citeren in dit verband Gerolf Annemans: „Vanaf de veroordeling en de stichting
van de nieuwe partij was ons credo: wij zijn dezelfde en we gaan dezelfde blijven. Wij veranderen
alleen van naam omdat het moet. Niet uit vrije keuze” (Leen e.a., 2006, p.53).
In deze scriptie zullen wij Vlaams Blok en Vlaams Belang dan ook als eenzelfde partij beschouwen,
maar tegelijk in acht nemen dat de nieuwe partij een „vervelde‟ versie van de oorspronkelijke is.
3.I.2. Ontstaan, groei en doorbraak van het Vlaams Blok
De geschiedenis van het Vlaams Blok als partij begint eigenlijk bij haar aartsvader, Karel Dillen, „een
Vlaamsnationalist die met heimwee terugdacht aan de bezetting‟ (Gijsels, 1992). Dillen wordt in 1957
lid van de in 1954 opgerichte Volksunie. Naarmate de partij echter meer electorale successen kent,
wordt ook het democratische standpunt belangrijker; een tendens die Dillen en zijn aanhang6 met lede
ogen aanzien. De leiding van de Volksunie krijgt het ook steeds moeilijker met de gewelddadige
VMO-acties en het neonazisme van de organisatie. Zo ontstaat er steeds meer verdeeldheid binnen de
partij (Gijsels, 1992).
4 Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding
5 We bemerken dat Ludo Leen mandataris van het Vlaams Belang is en dus geen neutrale bron
6 Het gaat hier voornamelijk om leden van de toenmalige VMO (Vlaamse Militanten Orde), Were Di, Voorpost
en andere rechts-radicale bewegingen (Gijsels, 1992)
16
Wanneer de Volksunie in 1977 een plaats in de regering verwerft en mee het Egmontpact ondertekent,
verlaten een aantal leiders en groeperingen de partij, en verenigen de verschillende organisaties zich in
een nieuwe politieke partij. Zowel Lode Claes (Vlaamse Nationale Partij) als Karel Dillen (Vlaamse
Volkspartij) koesteren afzonderlijk grootse politieke plannen, maar zij bundelen hun krachten voor de
parlementsverkiezingen van 1978 onder de kartellijst „Vlaams Blok‟ (cdrom.vlaamsbelang.be). Na een
verkiezingsnederlaag van Claes in Brussel verlaat deze zijn actieve politieke rol en wordt het Vlaams
Blok onder leiding van Dillen een feit. De VMO wordt ingeschakeld als plak- en ordedienst (Gijsels,
1992). Bovendien dweept een aantal studenten van de nieuwe generatie midden jaren ‟70 met het
rechts-radicale gedachtegoed7. Ze verstevigen de basis van het Vlaams Blok maar zorgen tegelijk voor
een ideologische bijsturing. Zo krijgt Nieuw-Rechts nu ook zijn wortels in Vlaanderen (Bosseman,
2001; Van Doorslaer, 1992).
Naast betogen en actie voeren begint het Vlaams Blok intussen ook een concreet ideologisch profiel
op te stellen voor de partij. In 1979 ziet het „oranje boekje8‟ het daglicht (Wienen, 1997). In 1981 zal
de partij volledig zelfstandig en los van de VU aan de verkiezingen deelnemen. In de begindagen is er
echter geen geld voor grootse campagnevoering. In 1982 balanceert het Vlaams Blok zelfs op de rand
van een faillissement. Toch zal de partij telkens meedoen aan de verkiezingen. Om campagne te
voeren moet ze beroep doen op het verspreiden van pamfletten en affiches via de eigen militanten en
sympathisanten. Of zoals VB-mandataris Wim Wienen het bloemrijk vertelt: „Het was de tijd van de
plaktochten en de colportages waarbij, dankzij de ongelimiteerde inzet en de creativiteit van de
onvermoeibare Vlaams-Blokmilitanten, het Vlaams Blok er alsnog in slaagde permanent aanwezig te
zijn in het straatbeeld‟ (Wienen, 1997, p.154).
Verkiezing na verkiezing zal de partij electorale successen kennen; de eerste jaren slechts matig maar
vanaf 1987, en vooral in 1991 („Zwarte Zondag‟), kent het VB overweldigende overwinningen
(Gijsels, 1992; Walgrave e.a., 2004). Aan deze tendens lijkt nu echter een einde gekomen te zijn.
Hoewel de partij bij de verkiezingen van 10 juni 2007 een kleine winst boekte tegenover 2003, verloor
ze voor het eerst in haar geschiedenis toch één zetel. Na deze verkiezingen is Vlaams Belang de op
twee na grootste partij in de parlementsverkiezingen9, en de op drie na grootste partij in de
7
Zij zijn gegroepeerd in bewegingen als het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond (KVHV), de
Nationalistische Studentenvereniging (NSV, met praeses Filip Dewinter), en het Nationalistisch Jong Studenten
Verbond (NJSV) 8 Het „oranje boekje‟ is een oorspronkelijke publicatie die de drie grootste strijdpunten bevat: de Vlaamse
soevereiniteit, met als uiteindelijke streefdoel „Heel-Nederland‟, het terugwinnen van voormalige Vlaamse
gebieden en een benadering van het vreemdelingenprobleem (Wienen, 1997, p.24) 9 De grootste winnaars waren het kartel CD&V-N-VA met 18,51% van de stemmen en MR met 12,52% van de
stemmen
17
verkiezingen voor de senaat10
, het Nederlands en Frans kiescollege samengenomen.
(http://verkiezingen2007.belgium.be; Buelens, 2008).
We zien dus een tamelijk beperkte vooruitgang voor het Vlaams Belang, een fenomeen dat ook wel
het „electoraal platform‟ genoemd wordt. Dit is een trend die ook al duidelijk werd in 2006 (Buelens,
2008).
3.I.3. Identiteit, waarden en normen van het VB
De partij noemt zichzelf „de partijpolitieke tolk van de Vlaamse Beweging‟. Het gaat om een Vlaams-
nationalistische partij die behoort tot de zogenaamde „nieuwe‟ extreemrechtse partijen. Ze dweept niet
met het fascisme, noch is ze rechtstreeks een tegenstander van de democratie. De focus ligt
daarentegen op immigratie- en „law-and-order‟-thema‟s in een populistische, anti-politieke stroming
(Jagers & Walgrave, 2006). Het VB zou haar culturele discours ontleend hebben aan de „Nouvelle
Droite‟-stroming (ontstaan in Frankrijk tussen 1965 en 1968) en hanteert bepaalde componenten ervan
in haar eigen ideologie, denk hierbij bijvoorbeeld aan de retoriek over de „culturele verworteling‟.
Multiculturaliteit wordt gezien als een verarming van de „superieure‟ Vlaamse cultuur (Swyngedouw
& Van Craen, 2002).
Zoals we hierboven al aangaven, verschilt het programma van het Vlaams Belang nauwelijks van dit
van haar voorganger Vlaams Blok11
. Ook het beruchte 70-puntenplan werd al voor het einde van het
Vlaams Blok aan de kant geschoven.
Om een beeld te schetsen van de identiteit, waarden en normen van de partij baseren we ons op de
beginselverklaring en het programma van het Vlaams Belang (http://www.vlaamsbelang.org). Een
uitgebreide bespreking lijkt ons in dit verband relevant, aangezien deze punten ook verderop12
in deze
scriptie belangrijk zijn.
1. Vlaamse staatsvorming
De partij wil de Belgische staatsstructuur ontbinden en ijvert voor een onafhankelijke Vlaamse staat,
waarvan Brussel de hoofdstad is. De band met Nederland en Zuid-Vlaanderen moet bevorderd worden,
de macht van de Europese Unie ingeperkt.
10
Winnaars waren respectievelijk CD&V – N-VA (19,42%), Open-VLD (12,40%) en MR (12,31%)
(http://verkiezingen2007.belgium.be) 11
We citeren in dit verband Leen (2006, p. 53): Het programma van het Vlaams Belang is gewoon het
programma van het Vlaams Blok zoals die partij deelnam aan de verkiezingen van 2003 en 2004. Natuurlijk is
het programma van onze partij door de jaren geëvolueerd en geactualiseerd‟. 12
Hiervoor verwijzen we naar het deel „Concept, product en strategie‟
18
2. Immigratie: Europa voor de keuze
Het VB wil een waterdichte immigratiestop. Bovendien wil het haar Westerse waarden afschermen
van multiculturele invloeden. Vooral de Islam wordt gezien als de „devil in disguise‟. Inburgering van
„vreemdelingen‟ die zich in België willen vestigen moet verplicht worden; voor mensen waarbij deze
niet goed verloopt, moet een terugkeerpolitiek ontwikkeld worden.
3. Veiligheid en Justitie
Vlaams Belang wil een systeem van preventie en kordate reactie inbouwen. Er moet dan ook meer
politie de straat op. Jeugd- en vreemdelingencriminaliteit moet aan banden gelegd worden.
Druggebruik is volstrekt taboe en moet zwaar bestraft worden. Ook het strafbeleid dient aangepast: de
partij pleit voor een afschaffing van de wet-Lejeune13
.
4. Een beter Vlaanderen voor een lagere prijs
Vlaanderen moet fiscaal autonoom worden. De staatsschuld dient gesplitst, net als de sociale zekerheid
en het arbeidsmarktbeleid. Ook strategische sectoren14
moeten onder Vlaamse controle blijven.
Een belangrijk ankerpunt is belastingverlaging. Nieuwe verhogingen zijn onaanvaardbaar voor de
partij, de belastingdruk moet omlaag.
5. Een sociale politiek
De partij wil een splitsing van de sociale zekerheid tussen Vlaanderen en Wallonië. Alle werknemers
moeten een eenheidsstatuut krijgen. De rol van de ziekenfondsen wordt ingeperkt. Daarnaast heeft de
partij nog een aantal kernpunten rond het brugpensioen, het gehandicaptenbeleid en de bijzondere
jeugd- en geestelijke gezondheidszorg.
6. Het gezin
Ook het gezinsbeleid is een belangrijke peiler in het VB-programma. Daarom besteed de partij heel
wat aandacht aan het huwelijk, vergrijzing, opvoeders, kinderopvang en kinderbijslag. Men wil het
gezin versterken; onder andere door fiscale voordelen van gezinnen omhoog te trekken en
kinderopvang en verlofdagen flexibeler te maken.
13
De wet-Lejeune, die terugging op een wet uit 1888, maakte het mogelijk dat een veroordeelde een aanvraag
kon indienen tot voorwaardelijke invrijheidsstelling. Door de affaire Dutroux werd deze wet echter vervangen
door de wet van 8 maart 1998. Weliswaar is er nog steeds een systeem van voorwaardelijke invrijheidsstelling;
maar dit wordt vandaag beter gecontroleerd, met name door de Commissie van Voorwaardelijke
Invrijheidsstelling. Allicht doelt de partij met dit programmapunt op het feit dat een veroordeelde al na één derde
van zijn staf voorwaardelijk vrij kan komen (www.pers-gerecht.be). 14
Hiermee doelt de partij vooral op nutsectoren zoals watervoorziening, gas en elektriciteit
(www.vlaamsbelang.org).
19
7. Respect voor het leven
Volgens Vlaams Belang dient de mens zich zo terughoudend mogelijk op te stellen inzake
beslissingen rond leven en dood. Abortus moet vermeden worden en wettelijk streng gecontroleerd.
De partij verzet zich bovendien tegen euthanasie en wil in plaats daarvan de palliatieve zorgverlening
uitbreiden.
8. SOS-democratie
Een ander, zeer belangrijk onderdeel van het programma wordt ingevuld door de standpunten rond
democratie – of wat de partij hieronder verstaat. Zo noemt de partij het parlement de spil van de
democratie, en vindt ze dat de senaat beter zou verdwijnen. Een ander radicaal standpunt is de
afschaffing van het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding (CGKR), dat volgens de
partij „onder het mom van racismebestrijding‟ het recht op vrije meningsuiting beknot. Rechtbanken
mogen niet oordelen over het programma en de propaganda van politieke partijen, enkel de kiezer kan
dat. Het VB wil daarnaast het volk meer betrekken bij de besluitvorming door een „bindende
volksraadpleging‟. Ook moet de democratie meer voeten in de aarde krijgen op gemeentelijk niveau,
het zogenaamde subsidiariteitsbeginsel dus. De partij kant zich bovendien tegen benoemingen op basis
van politieke aanhorigheid.
Tenslotte wijst Vlaams Belang op de overheidssteun aan de openbare omroep, die met dit geld een
objectieve en onpartijdige berichtgeving moet verzorgen. Manipulaties of partijdige berichtgeving
moeten volgens de partij gesanctioneerd worden, „desnoods met verlies van de overheidsdotaties als
gevolg‟.
9. Andere programmapunten
Tenslotte heeft het VB rond cultuur, jeugdbeleid en sport; onderwijs en milieu, ruimtelijke ordening en
mobiliteit nog een aantal programmapunten opgesteld, die echter geen specifieke ideologische
standpunten van de partij bevatten en bovendien minder aan bod komen in het partijprogramma van de
verkiezingen van 10 juni 2007. We vinden het bijgevolg niet relevant hier dieper op in te gaan.
3.II. Het Vlaams Belang in het huidige Vlaamse politieke landschap
Het Vlaams Belang keert zich duidelijk tegen het establishment en tegen de bestaande politieke
partijen (Devos, 2005). Spruyt (2006b, p.4) citeert voorzitter Frank Vanhecke in december 1996: „Hoe
meer cordon, hoe liever. Hoe duidelijker de scheidingslijn tussen het VB enerzijds en de stinkende
beerputten anderzijds, hoe liever‟. Ook haalt hij het citaat aan van Filip Dewinter in het partijblad van
december 1997: „Er is de partij van de propere handen en er zijn de partijen van het profitariaat. Er is
de partij van het volk en er zijn de partijen van het establishment. Er is de partij van het Eigen volk
20
eerst en er zijn de partijen van en voor de vreemdelingen. Er is de partij van de toekomst en er is de
partij van het verleden. Er is een volkse, strijdbare en radicaal-nationalistische beweging en er is de
Bende van Vijf‟. En dit standpunt blijkt wederzijds te zijn. Net zoals het VB zich afkeert van de andere
partijen, willen deze partijen niet samenwerken met het Belang, of althans niet samen met hen in een
regering stappen. Dit uitte zich in 1989 in het opstellen van het cordon sanitaire, een overeenkomst
tussen de democratische partijen van het parlement die stelde dat geen enkele partij een coalitie zou
aangaan met het Vlaams Blok (Erk, 2005), wat tot nu toe nog steeds niet gebeurd is: „Because of its
extreme racist views, the mainstream parties have so far refused to enter into a coalition wit hit in any
communal administration‟ (The Economist Country Report, 2006). Het protocol verbond hen ertoe
„geen politieke akkoorden af te sluiten of afspraken te maken met het Vlaams Blok, noch in het kader
van democratisch verkozen organen op gemeentelijk, provinciaal, gewestelijk, nationaal en Europees
niveau, nog in het kader van verkiezingen voor de genoemde niveaus‟, aangezien het (toenmalige)
Vlaams Blok de fundamentele democratische uitgangspunten niet erkende, noch de daarmee
verbonden grondrechten van de mens (Geysels, de Lange & Fennema, 2008).
Walgrave en De Swert (2004, p.479) noemen de partij „the outspoken enemy, the devil in party
disguise, for all other Belgian parties‟. Net zoals dit het geval is bij de Vlaamse partijen, wil geen
enkele Franstalige partij samen regeren met het Vlaams Belang (Devos, 2005).
21
4. Communicatie- en distributiekanalen
Voor politieke communicatie is het kanaal of medium waarlangs de communicatie verloopt natuurlijk
van groot belang: „De keuze van de doelstellingen, de doelgroepen, de boodschappen en de middelen
die voor de uiteindelijke distributie van de boodschappen moeten zorgen, hangen onlosmakelijk samen.
De keuze van het juiste kanaal is minstens even belangrijk als het stellen van prioriteiten in de andere
stadia van de strategie‟ (Saelens, 2008, p.19).
De media zijn dan ook onlosmakelijk verbonden met politieke marketing (Thevissen, 1994) en spelen
dus een belangrijke rol bij het opstellen van de communicatiestrategie die opgenomen wordt in het
mission statement15
(Saelens, 2008) van de politieke partijen. Hier bemerken we het verschil tussen
enerzijds „free publicity‟, en anderzijds betaalde publiciteit.. In het eerste deel van dit hoofdstuk zullen
we vooral stilstaan bij de berichtgeving rond politieke partijen, die in het beste geval voor de partijen
geclassificeerd kan worden onder free publicity. De betaalde campagnevoering wordt besproken in het
tweede deel.
4.I. Politiek en media: Politieke berichtgeving en free publicity
Tal van onderzoeken trachten aan te tonen waarom politici media-aandacht zo belangrijk vinden voor
hun partij. Vooral de periode van campagnevoering wordt gezien als essentieel in de verkiezingsstrijd.
Volgens Swyngedouw e.a. (2004) tonen de resultaten van de op dat moment gevoerde studie aan dat
bijna de helft van alle kiezers zijn beslissing pas definitief vormde tijdens de periode waarin campagne
gevoerd werd.
In wat volgt zullen we stilstaan bij het verband tussen mediaverschijningen en electorale successen,
alsook bij de verschillende visies rond de bepalende factoren voor het al dan niet in beeld brengen van
de verschillende politieke partijen en hun vertegenwoordigers. Ook bekijken we kort de moeilijke
haat-liefdeverhouding tussen media en politici, een situatie die vandaag erg actueel is, en niet het
minst van toepassing op het onderwerp van deze scriptie.
4.I.1. Het verband tussen mediaverschijningen en electorale successen
Uit een aantal onderzoeken die in Vlaanderen gevoerd zijn naar aanleiding van de verkiezingen in
2003 blijkt dat er een positief verband is tussen mediaverschijningen van individuele politici en het
aantal voorkeurstemmen dat zij verkregen (Maddens, Wauters, Noppe & Fiers, 2006; Van Aelst,
Noppe & Fiers, 2008). Het gebruik van de massamedia (in dit geval televisieoptredens) speelt
15
Het mission statement geeft aan in welke richting de partij zich begeeft of wenst te begeven. Het bestaat uit
drie grote delen: visie, missie, waarden en normen (Saelens, 2008).
22
namelijk een belangrijke rol in het personalisatieproces van de kandidaten. Via televisieverschijningen
kan een band ontstaan tussen kandidaat en kiezer zodat deze laatste zelf kan ondervinden welke
politicus zijn gedachtegoed het beste representeert. Dit heeft het neveneffect dat partijen die meer
mediabereik willen verkrijgen, veronderstellen ook duurdere campagnes te moeten voeren (Swanson
en Mancini, 1996); hoewel we dit niet kunnen veralgemenen naar Vlaanderen, aangezien de wetgeving
rond campagnevoering16
geen onbeperkte verkiezingsuitgaven toelaat. Dit is volgens Maddens e.a. in
ieder geval een verkeerde perceptie aangezien het effect van mediaverschijningen sterker doorweegt
dan en grotendeels onafhankelijk is van de mate waarin men campagne-uitgaven doet. Het electoraal
voordeel dat men behaalt door meer in de media te verschijnen, is niet te wijten aan het feit dat grotere
uitgaven meer media coverage teweeg zouden brengen voor de kandidaat (Maddens e.a., 2006). Wat
dan wel deze media coverage kan versterken, bespreken we hieronder aan de hand van de media logic
vs party logic theorie.
Bovendien mogen we volgens Van Aelst (2008) niet uit het oog verliezen dat media-aandacht slechts
een deel van de electorale successen verklaart. Andere factoren, zoals de sterkte van de partij en de
plaats die de kandidaat heeft op de kieslijst, spelen eveneens een belangrijke rol.
4.I.2. Agendasetting rond politieke berichtgeving
In moderne samenlevingen zijn de massamedia niet langer rechtstreeks verbonden met de
verschillende politieke partijen. Swanson en Mancini (1996) menen dat de media vandaag opereren
volgens hun eigen economische en symbolische logica bij het in beeld brengen van de verschillende
politieke issues. Waarmee natuurlijk niet aangetoond wordt dat de media na de verzuiling hun
politieke banden met de partijen doorgesneden hebben, maar dat is stof voor andere discussies.
Volgens Devos (2005, p.279) is „een populaire these hierbij dat het de media zijn die problemen
signaleren, mensen een stem geven, de politieke agenda bepalen, sommige politici populairder maken
en andere buiten beeld laten, enz.‟.
We vragen ons dan ook af welke factoren de agendasetting bepalen: de hiërarchische stuwkracht van
de partijen binnen ons democratisch bestel, of journalisten en mediamensen die hun programma
opbouwen volgens hun eigen normen?
Hiervoor baseren we ons op onderzoek van Van Aelst, Maddens e.a. (2008), waarbij nagegaan wordt
of de media autonoom beslissen welke kandidaten meer aandacht krijgen dan anderen; dan wel of er
daarentegen uitgegaan wordt van de hiërarchie die vastgelegd wordt door de partijen. De centrale
vraag is of de mate waarin media-aandacht besteed wordt aan een partij, de media logic dan wel de
party logic volgt. In Van Aelst e.a. (2008) vinden we een overzicht van deze concepten.
16
Zoals dat vastgelegd werd in de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de
verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de
politieke partijen.
23
Altheide en Snow (1979) introduceerden als eersten het concept media logic. Zij stelden dat de mate
waarin politiek in het nieuws verschijnt meer en meer gedetermineerd wordt door de media en hun
criteria. De media zullen meer geneigd zijn te berichten over politieke gebeurtenissen indien deze een
intrinsieke relevantie voor het publiek bevatten, met andere woorden: wanneer de media hun eigen
logica volgen, gebaseerd op een gedeelde (commerciële) nieuwswaardeoriëntatie. Deze redenering
staat echter in scherp contrast met de opvattingen van hen die het concept party logic introduceerden.
Volgens deze theorie ondersteunen journalisten niet langer partijen, maar worden zij wel in zekere zin
geleid door de onderliggende hiërarchie, waarbij evenwicht, eerlijkheid en toewijding aan politieke
actoren belangrijk zijn (Van Aelst, 2008). Uit het onderzoek blijkt dat media-aandacht redelijk
evenwichtig verspreid is over de verschillende partijen en dat zowel de party logic als de media logic
ondersteund worden. Gelijklopend met de party logic zien we dat partijen bijvoorbeeld meer aandacht
krijgen naarmate ze groter en machtiger zijn, en dat deze aandacht ook verdeeld wordt naargelang hun
succes bij de vorige verkiezingen.
Moeilijker om aan te tonen zijn de factoren die de media logic ondersteunen. Zo worden politici die
deel uitmaken van de regering gezien als een betere nieuwsbron (Van Aelst e.a., 2008). Maar ook
andere factoren kunnen volgens de onderzoekers een rol spelen. Denk aan fysieke aantrekkingskracht
of charisma (wat moeilijk te ondersteunen variabelen zijn voor de onderzoeker), een gegeven dat
bevestigd wordt door Pieter Knapen, hoofdredacteur van de VRT nieuwsdienst: politici die vlot een
situatie of standpunt kunnen verwoorden, komen meer aan bod dan de minder spraakvaardigen
(Knapen, persoonlijke mededeling, 2009, 25 maart). De communicatiestijl hangt bovendien samen met
de spreektijd van de politicus: de gemiddelde tijd die een politicus uitrekt om zijn standpunt te
verduidelijken verschilt per persoon, waardoor politici die beknopt antwoorden dan ook minder lang
aan bod komen dan de uitweidende kandidaten. Ook het conflictelement, dat zorgt voor meer
sensationele berichten, en de niet-politieke celebrity-status van politici kunnen hun nieuwswaarde
positief doen toenemen – denk in dit verband aan mensen die eerder bekendheid verwierven door hun
verschijning in de sport- of entertainmentwereld, of aan kinderen van bekende politici (Van Aelst,
2008).
Daarnaast zijn er ook andere gegevens die media-aandacht zouden kunnen beïnvloeden, zoals
campagnevoering of het geslacht van de politicus (Van Aelst e.a., 2008, p.193-198). Ook merken de
auteurs op dat „media attention was strongly related to an „eye-catching‟ event or campaign stunt‟. Op
dit gegeven komen we later nog terug, aangezien stunts en provocerende events inherent verbonden
zijn met het Vlaams Belang. De auteurs verwijzen in dit verband ook naar de zgn. mediatization of
politics, waarbij politici rekening houden met de media logic en hun gedrag en beslissingen hieraan
aanpassen.
Vooral de partijlogica gaat naar onze mening echter uit van een eerder ideale visie op politieke
berichtgeving. Mits een kritische blik kunnen we de commerciële motieven die de media vandaag
24
sturen niet negeren. De Gucht (2007, p.101) citeert in dit verband Bruno Vanspauwen:
„Nieuwsjournalisten staan voor dezelfde opdracht als entertainers, entertainmentjournalisten en
copywriters: ervoor zorgen dat hun boodschap door zoveel mogelijk mensen gezien en begrepen wordt,
dat het publiek geboeid raakt en niet afhaakt‟. Hier kunnen we aansluiting vinden bij de media logic,
die ook stilstaat bij de meer commerciële aspecten rond de nieuwswaarde van politieke feiten, spelers
en partijen.
4.I.3. Het Vlaams Belang en de media
Dit brengt ons tot het onderwerp van deze scriptie, namelijk het Vlaams Belang. Volgens Van Aelst
e.a. (2008, p.199) zien we dat een negatieve partijlogica opgaat voor de kandidaten van het VB:
„Because of the extreme viewpoints on the immigrant issue, most journalists and newsmakers hesitate
to give the Vlaams Blok politicians a forum in the media‟. Ondanks het feit dat het gaat om een van de
grootste Vlaamse partijen, werd hun extremistische gedachtegoed geweerd (Van Aelst, 2008).
Daarentegen is er volgens Nuytemans, Van Aelst & Walgrave (2006, p.15) nooit echt sprake geweest
van een sterk cordon médiatique: „het VB wordt niet genegeerd door de journalisten, maar ze hebben
toch minder contact met de politici van het Belang‟. De auteurs wijten dit aan een bewuste strategie
vanuit de partij om de communicatie vooral door enkele topfunctionarissen van de partij te laten
verlopen, een gegeven dat ondersteund wordt door Van Aelst (2008). Kijkend naar de cijfers uit
onderzoek rond de verschijning van politici in het VRT- en VTM-nieuws gedurende de korte periode
voor de verkiezingen van 2007, zien we dat zowel Filip Dewinter als Frank Vanhecke in de top tien
staan. Toch is het opvallend dat de twee politici samen nog steeds minder aandacht krijgen dan de
kopstukken van de drie andere grote Vlaamse partijen afzonderlijk. Dit heeft volgens Van Aelst te
maken met het feit dat de drie best scorende politici door hun partij naar voor geschoven worden om
mee te genieten van de zgn. „kanseliersbonus‟ (Van Aelst, 2008). Toch sluiten Nuytemans e.a. (2006)
niet uit dat dit, zoals ook Van Aelst beweerde, deels te verklaren valt vanuit de agendasetting van de
media, die mogelijk de partij bewust weren uit hun programma. De auteurs bemerken nog dat de
journalisten mogelijk niet durven of willen toegeven dat ze (al dan niet vriendschappelijke) contacten
met het Vlaams Belang zouden hebben. Ze besluiten: „De partij wordt hoedanook door een deel van
de journalisten niet als een partij zoals de andere beschouwd‟ (Nuytemans e.a., 2006, p.17)17
.
17
Wij bemerken hier echter dat de cijfers dateren van 2003, dus vóór de partij veroordeeld werd voor haar
racistische standpunten. Nu de scherpere kantjes eraf geveild zijn, is het mogelijk dat ook de media hier anders
op reageren, hoewel het Vlaams Belang daar niet zo over denkt. Zo vat Ludo Leen, parlementair medewerker
van het VB, samen: „Ook na de veroordeling ontwapenen de traditionele politieke partijen niet. De Belgische
regimepartijen willen de Vlaamse onafhankelijkheidspartij muilkorven. Een arsenaal aan maatregelen tegen de
opvolger van het Vlaams Blok maakt ondubbelzinnig duidelijk dat één en ander kadert in een hele operatie, die
nu al vijftien jaar aan de gang is, om de Vlaams-nationale partij monddood te maken‟ (Leen e.a., 2006, p. 56).
25
De zogenaamde mediaboycot is al van bij de begindagen van de partij een hot issue. Zo valt het de
partijleden al vroeg op dat de partij nauwelijks aan bod komt in bepaalde programma‟s (Wienen,
1997). Van 1978 tot diep in de jaren tachtig geloofden VB-tegenstanders immers dat de partij huldigen
in stilzwijgen de beste strategie was om ermee om te gaan: „Als we doen alsof extreemrechts niet
bestaat, als we er in de media zo weinig mogelijk aandacht aan besteden en de gewelddadige
escapades van de ultra‟s minimaliseren, dan is het Vlaams Blok gedoemd om een marginaal clubje te
blijven. Zo luidde het‟ (Gijsels, 1992, p.7). Nu de partij haar electorale opmars gemaakt heeft, kan men
er niet meer omheen. Walgrave e.a. (2004, p.481-497) menen dat media-aandacht hoedanook positief
is geweest voor de partij, maar dat we moeten afstappen van een eenrichtingseffect: „Media attention
to extreme right themes as such does not bring about electoral successes mechanically. It is the
interaction between a party‟s communication, institutional contraints, the public‟s concerns, and the
media‟s issue coverage that determines those parties‟ success‟. We maken hierbij wel de opmerking
dat de auteurs het hebben over nieuwsmedia, „although it is possible that fiction as well could produce
a breeding ground for extreme-right voters‟.
Het hele debat heeft geleid tot een delicaat vraagstuk dat de media al jaren bezighoudt. „Hoe kunnen
de media omgaan met een racistische partij als het VB, een partij die wel ruim 20% van de Vlaamse
kiezers achter zich kreeg en 30 vertegenwoordigers heeft in het Vlaams parlement […]. Doodzwijgen?
Fel bekritiseren? Behandelen als een andere partij? Of iets daartussenin, mossel noch vis?‟, vraagt
Voorhoof (2008, p.390) zich af. Kunnen we een partij die democratisch verkozen werd monddood
maken? Om het met Chomsky (1985) te zeggen: „I believe that people have the right of freedom and
expression whatever their views, that the importance of defending these rights is all the greater when
the person expresses views that are abhorrent to virtually everyone‟. Dit opent de weg tot verdere
discussie.
Als we de visie van de openbare omroep bestuderen, kunnen we ons beroepen op de interne nota „De
VRT en de Democratische Samenleving18
‟, die voor het eerst vastgelegd werd in 1997 en aangepast in
2001, zoals we die terugvinden op de website van Blokwatch (http://www.blokwatch.be). Hierin
vinden we algemene richtlijnen terug over het omgaan met partijen met gedachtestromingen die
uitgaan van discriminatie en sociale uitsluiting, ideeën die de VRT als openbare omroep naar eigen
zeggen „niet anders kan dan verwerpen‟. „Vanuit decretale verplichting en de Resolutie van Praag van
de Raad van Europa moet de VRT bijdragen tot een pluralistische, democratische samenleving. Dat
streefdoel moet het hoogste goed zijn van de openbare omroep‟ (http://www.blokwatch.be). Het gaat
hier echter om een nota uit 2001, die geldt van vóór de naamsverandering van de partij. Ook in de
beheersovereenkomst van de openbare omroep voor de periode 2007-2011 zien we een duidelijke
18
Volgens Knapen (persoonlijke mededeling, 2009, 25 maart) in de wandelgangen ook wel de „Vlaams Blok-
nota‟ genoemd. Gezien het feit dat het om een interne nota gaat, vinden we deze niet terug op de website van de
VRT. Blokwatch publiceerde deze evenwel op haar eigen website.
26
verwijzing naar haar sociale rol: „Wat zijn sociale meerwaarde betreft, heeft de VRT een belangrijke
verbindende rol. Hij heeft in zijn aanbodbeleid bijzondere aandacht voor het stimuleren van sociale
cohesie […]. De verbindende opdracht bestaat erin de sociale samenhang en de sociale integratie in
een democratische samenleving te bevorderen‟ (http://www.vrt.be/extra/beheersovereenkomst_2007-
2011). De bijdrage aan een democratische en verdraagzame samenleving moet anderzijds gelijk
verlopen met de andere doelstellingen van de VRT, namelijk „bijdragen tot een onafhankelijke,
objectieve en pluralistische opinievorming in Vlaanderen‟ (http://www.vrt.be/vrt_master). Immers,
naast zijn sociale cohesiebevorderende rol heeft de openbare omroep ook de verplichting tot
onpartijdigheid en niet-discriminatie in zijn berichtgeving: „In de programma‟s wordt elke vorm van
discriminatie geweerd. De programmaopbouw verloopt zo dat hij geen aanleiding geeft tot
discriminatie tussen de verschillende ideologische of filosofische strekkingen. […] De
informatieprogramma‟s, de mededelingen en de programma‟s met een algemeen informatieve inslag,
en alle informatieve programmaonderdelen, moeten in een geest van politieke en ideologische
onpartijdigheid worden verzorgd‟ (http://www.vrt.be/extra/RS_en_DC).
Volgens Knapen (persoonlijke mededeling, 2009, 25 maart) is er geen sprake van een mediaboycot in
de nieuws- en duidingprogramma‟s, althans niet in Vlaanderen. Het Vlaams Belang verdient volgens
hem evenzeer een plaats in de informatieberichtgeving indien dit relevant is in het kader van de
thematiek. Bij de nieuwsdienst van onze openbare omroep geldt dat de informatieplicht boven het
ideaal van het (kunstmatig) in stand houden van de sociale cohesie gaat. Dit in tegenstelling tot waar
de Vlaams Bloknota op hamert, namelijk de rol van de openbare omroep „voor de sociale cohesie in
de maatschappij‟, een rol die „geëvolueerd is van het louter uitvoeren van een opdracht opgelegd door
de overheid, naar het als volwaardige en actieve media-actor verlenen van een dienst aan de burgers‟
(http://www.blokwatch.be). De „Vlaams Bloknota‟ leeft nog steeds, maar is niet langer zo inherent
aanwezig als tien jaar geleden, toen het politiek correct denken de journalisten bijna overheerste.
Knapen19
vat als volgt samen: „We bevinden ons soms op een gevaarlijk koord: opiniëren of aanzetten
tot racisme. Maar het ergste is berichtgeving uit angst voor het een of het ander. Gelukkig zijn we
hiervoor beschermd door ons redactiestatuut, zodat je mensen al eens tegen de schenen kan schoppen‟
(Knapen, persoonlijke mededeling, 2009, 25 maart). Immers, het redactiestatuut „heeft specifiek tot
doel een omgeving te scheppen waarbinnen de journalisten professioneel en met eerbied voor de
deontologische code, hun taak kunnen uitoefenen met de gangbare waarborgen voor het redactioneel
onafhankelijk opereren van commerciële, politieke, particuliere en groepsbelangen‟
(http://www.vrt.be/extra/RS_en_DC).
Vlaams Belang zelf denkt hier echter anders over. In een poging om aan te tonen in welke mate de
partij te maken heeft met het cordon médiatique en om de publieke aandacht op het probleem te
19
We bemerken hier wel dat deze uitspraak afkomstig is van de hoofdredacteur van de VRT, die mogelijk niet in
alle eerlijkheid antwoordt, dan wel vertelt wat er van hem verwacht wordt.
27
vestigen, lanceerde toenmalig Vlaams Belangparlementslid Jurgen Verstrepen met veel poeha de
„Actie Mediawatch‟, waarbij hij gedurende zes maanden20
ging meten hoeveel media-aandacht er
procentueel naar het Belang ging. Een kwart van de zendtijd in nieuwsprogramma‟s moet volgens
Verstrepen immers naar het Vlaams Belang gaan: „We willen de informatie niet beïnvloeden, maar we
eisen wel onze plaats op, de stem van één miljoen Vlamingen‟, op straffe van gedeeltelijk verlies van
de overheidsdotatie die naar de openbare omroep gaat (Spruyt, 2006a). Andermaal voelt Vlaams
Belang zich onrechtvaardig behandeld: „De huidige toestand is vanuit democratisch oogpunt gewoon
onaanvaardbaar. De openbare omroep moet of mag niet aan politiek doen. En dat gebeurt nu haast
elke dag. Onder het mom van „redactionele onafhankelijkheid‟ vegen sommigen bij de nieuwsredacties
hun zevenmijlslaarzen aan alle journalistieke regels van objectiviteit en deontologie en schotelen de
kijker een erg eenzijdige en roodgekleurde berichtgeving voor. Dat moet maar eens ophouden‟
(http://www.vlaamsbelang.org).
Maar ook naar aanleiding van de verschijning van een aantal politici in populaire programma‟s als „De
Slimste Mens‟ op de openbare omroep, weerklonk er protest vanuit Vlaams Belanghoek: „De Vlaams
Belang-fractie in het Vlaams Parlement stelt met verwondering vast dat politieke imagocampagnes ten
voordele van bepaalde politici tegenwoordig georganiseerd worden door tv-, spel- en
kwisprogramma‟s […]. De invloed van dergelijke programma‟s op de publieke opinie kan en mag niet
worden onderschat. […] De aanwezigheid van politici in spel- en kwisprogramma‟s verhoogt
misschien wel de populariteit van de politici maar ondermijnt de geloofwaardigheid van de politiek!‟
(“Filip Dewinter tegen politici in quizprogramma‟s”, 2009, 16 januari). We kunnen ons hierbij
natuurlijk afvragen of Dewinter werkelijk achter dit laatste argument staat, of integendeel verbloemt
wat misschien de eigenlijke reden is voor zijn protest: niet het feit dat politici in infotainment
verschijnen, maar wel dat enkel Vlaams Belangpolitici dit niet doen. Dewinter vond het ongehoord dat
zijn partij niet uitgenodigd werd, „terwijl de kopstukken van alle andere partijen wel overvloedig de
kans krijgen om 'de vrolijke Frans' uit te hangen en op die manier kunnen proberen om bij de
bevolking sympathie te winnen‟ (“Filip Dewinter tegen politici in quizprogramma‟s”, 2009, 16
januari), hoewel dit door Dewinter zelf (persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli) ontkend wordt. In een
schriftelijke vraag aan het Vlaams Parlement vroeg Filip Dewinter zich tenslotte af of de richtlijnen
die de openbare omroep hanteert rond politici in entertainmentprogramma‟s21
eigenlijk geoorloofd zijn,
20
Het gaat hier om de periode april – september 2005 (jurgenverstrepen.typepad.com) 21
Volgens het document „Richtlijnen over de aanwezigheid van politici in infotainment- en
entertainmentprogramma‟s‟ is de aanwezigheid van figuren uit de politieke wereld een verworvenheid. Meer nog,
de omroep moedigt dit zelfs aan: „Deze optredens laten het publiek o.a. toe beter kennis te maken met de
persoonlijkheid van de politici die hen vertegenwoordigen en uit uitgevoerde onderzoeken blijkt dat de kijker dit
een zeer relevante aanvulling vindt bij nieuws en duiding‟. Verder is in het verleden al aangetoond dat vooral
infotainment de mogelijkheid biedt om specifieke doelgroepen (w.o. jongeren) te bereiken, die zich eerder
afsluiten van zowel het traditionele nieuws als de klassieke duidingsprogramma‟s (http://www.vrt.be). Er wordt
wel benadrukt dat deze richtlijnen gelden voor periodes buiten de verkiezingsaanloop.
28
een vraag die positief beantwoord werd door minister-president Kris Peeters. Maatregelen zijn volgens
hem niet nodig (http://jsp.vlaamsparlement.be).
Tenslotte bemerken we dat er over de commerciële omroep zeer weinig cijfermateriaal beschikbaar is
rond de aanwezigheid van VB-politici in nieuws-, duidings- en entertainmentprogramma‟s. Daarom is
het voor ons quasi onmogelijk hieruit relevante conclusies te trekken. Wel kunnen we aannemen dat
de commerciële omroep in veel mindere mate belast is met een „democratische plicht‟, aangezien hij
niet gefinancierd wordt met belastingsgeld. Toch wordt ook bij VTM, waar geen officieel document
bestaat rond de behandeling van het Belang, op gelijkaardige wijze bericht over de partij, zo beweert
Staepels (2004) in haar scriptie, en komen Vlaams Belangpolitici minder of vaak indirect aan bod.
Over de andere commerciële zenders is er echter geen cijfermateriaal beschikbaar.
We hebben hier vooral stilgestaan bij de zogenaamde „free publicity‟ en de berichtgeving rond
politieke partijen. De „mediaboycot‟ gaat echter verder dan dit. Zoals we verder uitvoerig zullen
bespreken, wordt ook betaalde publiciteit niet altijd aanvaard wanneer deze afkomstig is van het
Vlaams Belang. We hebben het hier over de permanente weigering van bepaalde Vlaamse dagbladen
om advertenties van de partij op te nemen in hun krant.
In het kader van ons onderzoek is dit hoofdstuk vooral belangrijk omwille van de manier waarop het
Vlaams Belang inspeelt op deze (al dan niet zelfgepercipieerde) mediaboycot. Het feit dat Vlaams
Belangpolitici zich het slachtoffer voelen – en dat volgens ons deels ook zijn – van een cordon
médiatique heeft immers een grote invloed op hoe hun externe communicatie en campagnevoering
eruit zal zien. Dit is ook wat de VB-communicatie in onze ogen zo uniek maakt: heel wat stunts,
provocerende uitlatingen en publicaties kennen hun oorsprong in het doorbreken van de “muur van
stilzwijgen” rond het Belang. Bij deze propagandamiddelen zullen we in wat volgt uitgebreid stilstaan.
4.II. Betaalde of zelf verkregen publiciteit
In dit deel zullen we stilstaan bij de verschillende manieren waarop het Vlaams Belang in 2007
propaganda voerde. Eerst bespreken we heel kort de precampagne, waar we later nog op terugkomen.
Vervolgens zullen we uitgebreid stilstaan bij de eigenlijke campagne, om een zo goed mogelijke
beschrijving te geven van de manier waarop een partij als het Vlaams Belang campagne voert. Hoewel
we graag dieper ingegaan waren op de talrijke communicatiekanalen die de partij rijk is, zou stilstaan
bij elke publicatie, website of actie vanuit het Vlaams Belang ons te ver leiden. Daarom trachten we
ons hier te beperken tot de initiatieven die speciaal voor de verkiezingscampagne van 2007 in het
leven geroepen werden.
29
4.II.1. Propaganda gebruikt voor de verkiezingscampagne van 2007
4.II.1.1. De precampagne: Horen, zien en zwijgen
Vlaams Belang is, na VLD, de tweede partij die zijn
campagne de wereld in stuurt naar aanleiding van de
verkiezingen van juni 2007 (Brinckman, 2007, 15
februari). Het beeld van de drie „horen-zien-zwijgen‟
aapjes wordt op 350 reclamepanelen van 20m² gekleefd,
en op 750 van 4m². Daarnaast is er ook een sms-actie
waarbij men een infopakket van de partij kan bestellen
(“Vlaams Belang gebruikt drie aapjes in campagne”,
2007, 15 februari).
4.II.1.2. De eigenlijke campagne: Vlaamse Kracht
Slogan en campagnebeeld
Vlaams Belang wil zich met de „Vlaamse Kracht‟-campagne naar eigen zeggen „tijdens de maanden
mei en juni profileren als het enige alternatief voor de « één-pot-nat »-partijen CD&V, N-VA, sp.a en
VLD‟. De slogan „Vlaamse kracht‟ wordt ondersteund
door een leeuwenkop, die volgens de partij Vlaamse
kracht, Vlaams zelfvertrouwen en Vlaamse assertiviteit
benadrukt (Campagnedraaiboek wetgevende
verkiezingen 10 juni 2007). Met deze slogan wil
Vlaams Belang protesteren tegen de
„kanselierscampagne‟ van de drie grote traditionele
partijen, en de kiezer tonen „wat hij echt nodig heeft‟,
namelijk een beter bestuur voor Vlaanderen. Daarvoor
is een Vlaamse staatsvorming nodig, aldus de partij. „Op 10 juni staan de Vlaamse „één pot nat‟-
partijen tegenover de Vlaams-nationale oppositiepartij. Enkel een stem voor het Vlaams Belang kan
het verschil maken‟, beweert de partij op haar webstek (http://www.vlaamsbelang.be).
Propagandamateriaal
De absolute basis van de verkiezingscampagne is het campagnedraaiboek (Wymeersch, persoonlijke
mededeling, 2009, 3 april). Daarin staan de verschillende affichage- en advertentiegolven opgenomen,
Afbeelding: http://www.vlaamsbelangschoten.be
Afbeelding: http://www.vlaamsbelang.org/0/2902/
30
alsook richtlijnen, acties en manifestaties die zullen plaatsvinden (Campagnedraaiboek wetgevende
verkiezingen 2007). Daarnaast kan een plaatselijke kandidaat nog eens de nodige middelen zoeken om
zijn eigen campagne te ondersteunen (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april).
Qua vormgeving heeft het Vlaams Belang een specifieke huisstijl, om zich van de andere partijen te
onderscheiden. De vormgeving hiervan is zeer strikt vastgelegd. Zowel qua lettertype, opmaak en
gebruik van kleuren wil de partij volledige éénvormigheid. Opdat ook de afzonderlijke kandidaten hun
eigen affiches, brochures enz. kunnen creëren wordt een speciale huisstijlbrochure aangemaakt, alsook
een cd-rom met gebruiksklare bestanden, die beide besteld kunnen worden door de kandidaten
(Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007). Bij de andere partijen zien we een gelijkaardige
drang naar eenvormigheid. Zo stelt CD&V voor elke campagne een huisstijldocument op, dat ook via
cd-rom verspreid wordt naar de verschillende lokale afdelingen. De partij wijst hier echter op een
typisch CD&V-verschijnsel: doordat de partij „een mozaïek van mensen en ideeën‟ is, en deze mensen
allemaal een eigen campagnedynamiek hebben, is het resultaat meestal toch een kakofonie van
affiches. De partij zal dan ook vooral belang hechten aan een eenduidige inhoudelijke lijn, veeleer dan
aan grafische eenvormigheid (Van den Bergh, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei).
Lijst Dedecker kreeg door geld- en tijdgebrek in 2007 met eenzelfde fenomeen te kampen. Door het
ontbreken van een duidelijk vastgelegde huisstijl, kregen de lokale mandatarissen alle vrijheid om zelf
hun campagne te voeren. De enige lijn die er in 2007 was, verliep volgens het logo (Deslé & Casteleyn,
persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei). Ook N-VA ziet het belang van een eigen stijl in, en bracht in
samenwerking met het reclamebureau DVN een cd-rom uit voor de kandidaten, om stilistische
eenvormigheid te garanderen. Groen!, dat qua campagnevoering lang een buitenbeentje was, riep dan
weer een website in het leven rond de campagne van 2007 (detoekomstbegintnu.glue.be), waarop alle
informatie te vinden is. Tenslotte hebben ook Open VLD en sp.a een stilistisch vastgestelde lijn, maar
beide partijen vertellen dat hier al eens van afgeweken wordt (Cornelis, persoonlijke mededeling, 2009,
13 mei; Van Hoecke, persoonlijke mededeling, 2009, 14 mei).
Nationale advertenties
Tijdens de laatste maand van de campagne vinden drie advertentiegolven plaats; namelijk in de weken
van 15 en 29 mei en 5 juni 2007. Er wordt een zeer ruime advertentiecampagne opgezet in de lokale
reclamebladen door de weigering van de kranten en dagbladen om Vlaams Belangadvertenties op te
nemen (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007). Opvallend is dat de partij, ondanks de
steeds terugkerende weerstand, bij iedere verkiezing een nieuwe aanvraag indient bij de kranten om
hierin te mogen adverteren (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april). Ook voor de
verkiezingen van 2007 deed het Belang een gelijkaardige poging. Toen alle grote Vlaamse kranten
(met uitzondering van De Morgen, waarbij Vlaams Belang zelfs niet probeerde een advertentie te
plaatsen) echter weigerden mee te werken aan de VB-campagne, diende Vanhecke een klacht in bij de
Vlaamse Regulator voor de Media. Hij vroeg de rechter om de kranten onder een dwangsom van elk
31
500.000 euro te verplichten de advertentie te publiceren. Uiteindelijk besloot de VRM dat Het Laatste
Nieuws, De Tijd en De Standaard een pertinente en objectieve reden hebben om het Vlaams Belang te
weigeren: zij maakten hierover een bewuste keuze, gebaseerd op morele of ideologische bezwaren.
Gazet van Antwerpen en Metro hadden echter een ander verweer gekozen, namelijk de laattijdige
vraag naar advertentieruimte. Hun weigering kwam volgens de rechter wel neer op een oneerlijke
handelspraktijk, onder andere omwille van hun onlogische en tegenstrijdige argumenten (Voorhoof, 6
juni 2007). Voorhoof besluit dat het vonnis hiermee duidelijk maakt „dat aan een partij die in essentie
onverdraagzaamheid en racisme poneert en uitdraagt, advertentieruimte in kranten kan worden
geweigerd. Ook al is de weigering in dit geval niet gericht tegen een affiche met een op zichzelf
laakbare inhoud. Het feit dat de advertentie de partij VB zou promoten kon volstaan als argumentatie‟.
Dat het VB nog lang niet van plan is de strijdbijl te begraven, blijkt uit een uitspraak van Arnout
Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april), verantwoordelijke voor de perskamer van het
Vlaams Belang: „We blijven proberen, want stel dat er een krant het spel correct wil spelen, dan zou
het jammer zijn als we niet gereageerd hadden.‟
Affiches
Om de campagne zo eenvormig mogelijk te maken wordt er gekozen voor één duidelijke nationale
campagneaffiche, die afgedrukt wordt op drie verschillende formaten. (Campagnedraaiboek
wetgevende verkiezingen 2007).
Nationale programmafolder
Tussen 14 en 17 mei 2007 wordt een eerste nationale folder verspreid. De folder, die afgedrukt wordt
op dubbel A4-formaat, schetst de krachtlijnen van het programma (Campagnedraaiboek wetgevende
verkiezingen 2007).
Programmaboekje
Het Vlaams Belangprogramma is voor de eerste maal ook via cd-rom verkrijgbaar. In het cd-doosje zit
naast de cd ook een boekje met de programmateksten (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen
2007). De inhoud van de cd-rom is tevens online raadpleegbaar. Naast het programma vinden we meer
informatie over de lijsten voor de verkiezingen van 10 juni 2007, een zwartboek met interpellaties,
mondelinge en schriftelijke vragen die de partij van 1999 tot 2007 naar voor bracht; uitgebreide
informatie over de partij zelf, alsook een steekproef uit de verschillende VB-publicaties. Daarnaast
krijgen we een overzicht van uitgaven van Uitgeverij Egmont22
. Tenslotte vinden we onder de rubriek
22
Egmont is de uitgever van de Vlaams Belangboeken die verschijnen. Naar eigen zeggen brengt Uitgeverij
Egmont „sinds jaren kwaliteitsvolle boeken van politieke en/of historische inslag op de markt. Dit betreft vooral
boeken met als onderwerp de Vlaamse Beweging, politieke actualiteit, geschiedenis, enz.‟
(www.uitgevrijegmont.be). Zo ruim is dit aanbod echter niet, de organisatie zetelt in het Vlaamse Belanggebouw
op het Madouplein te Brussel, en is eenvoudigweg de uitgever van de partij. Boeken van deze uitgever hebben
32
„media‟ een aantal videobestanden terug van congressen, meetings, acties en verkiezingsspots
(http://cdrom.vlaamsbelang.be).
Nationale kandidatenfolder
Als tweede nationale folder wordt de kandidatenfolder verspreid. In deze folder komt zowel de lijst
met kandidaten voor de Senaat als voor de Kamer aan bod. Deze folder wordt door De Post verspreid
tussen 28 en 31 mei 2007 (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007).
Stuntfolder
De derde nationale folder, die in heel Vlaanderen verpreid wordt, is een stuntfolder met voor- en
achteraan de afdruk van een fictief bankbiljet van 2000 euro. 2000 euro, omdat dit volgens een
berekening van het Vlaams Belang het bedrag is dat jaarlijks per Vlaming naar Wallonië „wegvloeit‟.
De folder wordt verspreid door de Post tussen 4 en 7 juni (Campagnedraaiboek wetgevende
verkiezingen 2007).
Marktfolder
De naam spreekt voor zich: de nationale marktfolder wordt uitgedeeld op markten. Hiervoor koos het
Vlaams Belang voor een speelkaartenbundel, waarop de foto‟s van een aantal VB-symboolkandidaten,
cartoons en de belangrijkste VB-standpunten worden afgebeeld. Aanvullend op deze bundel wordt een
plooifolder voorzien, waarin de belangrijkste VB-standpunten aan bod komen, alsook een overzicht
van de Kamer- en Senaatlijst van het Vlaams Belang (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen
2007).
Verkiezingspamflet
Volgens de partij is het verkiezingspamflet „het ideale middel om op een vlugge, goedkope maar
efficiënte manier een duidelijke boodschap aan de bevolking te communiceren‟. De pamfletten worden
verspreid via „huis-aan-huis‟-bedeling en via colportage op markten, aan stations en in drukke
winkelstraten (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007).
Regionaal en persoonlijk drukwerk
De kandidaten kunnen ook eigen verkiezingsdrukwerk publiceren. Zowel voor de opmaak als voor het
drukken kan men beroep doen op het Vlaams Belang Nationaal (Campagnedraaiboek wetgevende
verkiezingen 2007).
het niet makkelijk. Zo klaagt de partij: „Een boek van een Vlaams Belanger, om over het even welk thema, vindt
geen uitgever. En als het via de eigen uitgeverij Egmont wordt uitgegeven, wil geen enkele boekhandel het
aanbieden, mag het niet naar de boekenbeurs en wordt het niet besproken‟ (www.vlaamsbelang.org).
33
Bestel- en campagnewagens
Vanaf begin mei 2007 wordt een campagnewagen voorzien per provincie. Deze wagens worden
ingezet voor marktbezoeken, colportages, acties en „huis-aan-huis‟-bezoeken (Campagnedraaiboek
wetgevende verkiezingen 2007).
Evenementen
Nationaal verkiezingscongres: Op zondag 27 mei 2007 vindt het nationaal verkiezingscongres plaats
in de Antwerpse Stadsschouwburg. Dit luidt de eindsprint van de campagne in. Vanuit heel
Vlaanderen worden hiervoor gratis bussen ingelegd (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen
2007). Congressen zijn volgens Jeroen Overmeer (persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei) een
uitstekende manier om de aandacht van de media op een partij te richten.
VB op wielen: „VB op wielen‟ is een evenement in het kader van laagdrempelige, gezinsvriendelijke
regionale meetings. Men wil met deze actie „midden de mensen‟ aanwezig zijn in verschillende steden
in Vlaanderen. Hierbij horen onder andere een mobiel podium en voorzieningen als kinderanimatie,
artiesten, toespraken, debatten, een mobiele eet- en drankstand, terras, infostands en dergelijke. Dit
alles om rond het evenement een naar eigen zeggen „dynamische, eigentijdse en gezinsvriendelijke‟
sfeer te creëren. Het evenement vindt plaats op drie momenten (in mei en juni 2007), op drie
verschillende plaatsen (Roeselare, Hasselt en Antwerpen) (Campagnedraaiboek wetgevende
verkiezingen 2007).
2m²-borden
Van 16 tot 27 april worden de 2m²-borden geplaatst. Deze worden echter pas tijdens de eerste week
van mei in één golf overal in Vlaanderen beplakt met de campagneaffiche „Vlaamse Kracht‟. Deze
actie is een belangrijk deel van de verkiezingscampagne. In totaal worden meer dan 3000
verkiezingsborden in heel Vlaanderen geplaatst, onder andere in voortuinen van leden en
sympathisanten. Op deze borden worden enkel de nationale campagne-affiches gekleefd. Om de
borden te plaatsen wordt beroep gedaan op militanten (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen
2007).
4.III. Vrijwilligers- en militantenwerk
Militanten zijn bijzonder belangrijk voor de partij (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3
april; Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april). Volgens Arnout Collier kan Vlaams Belang in
een week tijd het hele land volhangen met eenzelfde affiche dankzij deze militanten, een gegeven
waarin volgens hem de kracht van de VB-campagnes schuilt (Collier, persoonlijke mededeling, 2009,
16 april). Aangezien militantenwerk onder het verlenen van persoonlijke diensten valt en dus niet
34
meetelt bij de verkiezingsuitgaven (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 2007), kan dit
natuurlijk een kostenbesparend plaatje opleveren.
Militanten zijn overigens voor elke Vlaamse partij erg belangrijk, zo bleek uit de diepte-interviews die
we voerden met de woordvoerders en communicatieverantwoordelijken van de verschillende partijen.
35
5. Structuur en organisatie van het communicatiegebeuren
5.I. Structuur en organisatie: algemeen
Zoals we in het deel „Politiek en media‟ reeds aangaven, zullen politici steeds meer trachten hun
communicatie te professionaliseren, onder andere door het inschakelen van externe bureaus. We zullen
de structuur van het externe communicatieorgaan van het Vlaams Belang in wat volgt uitvoerig
bespreken. Om dit te plaatsen in de huidige politieke context, bespreken we echter eerst hoe het
communicatieorgaan van de andere partijen eruit zag voor de verkiezingen van 10 juni 2007. We
baseren ons hiervoor in grote mate op de scriptie van Van Loo (2008), aangevuld met de informatie
die we verkregen uit onze diepte-interviews.
5.I.1. CD&V
In de partij CD&V onderscheiden we intern, naast voorzitter Jo Vandeurzen en woordvoerder Peter
Poulussen, een directeur communicatie (Tom Van den Bergh) en een campagneleider (Bart De Smedt)
(Van Loo, 2008). CD&V is qua campagnevoering erg geprofessionaliseerd. Naast dit campagneteam
doet de partij immers ook veelvuldig beroep op externe bureaus. Zo worden communicatieadvies en
reclame geleverd door Saatchi & Saatchi, waarbij er een sterk samenwerkingsverband was tussen de
partij en zowel de creatieven als de strategen van het bureau (Van den Bergh, persoonlijke mededeling,
2009, 6 mei). Daarnaast wordt er voor het bepalen van de strategie beroep gedaan op het
onderzoeksbureau Synovate Censydiam, dat zorgt voor een soort „barometer‟ om te weten wat leeft
onder het electoraat (Van Loo, 2008; Van den Bergh, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei).
De interne communicatiedienst van de partij, onder leiding van de directeur communicatie, coördineert
samen met de campagneleider, die de eindverantwoordelijke van de campagne is, de samenwerking
met de externe bureaus. Vervolgens is er nog een belangrijke rol weggelegd voor de partijvoorzitter:
hij maakt de uiteindelijke beslissingen en kiest de externe bureaus. Tenslotte sluit een intern
campagneteam het rijtje, waarbij de medewerkers van de verschillende politici ervoor zorgen dat de
persoonlijke campagne van hun kandidaat overeenkomt met de partijcampagne (Van Loo, 2008).
Zoals we ook later zullen bespreken, verloopt dit echter niet steeds volgens plan. De inhoudelijke stijl
wordt correct gevolgd, maar stilistisch worden de richtlijnen heel wat minder strikt genomen (Van den
Bergh, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei).
5.I.2. N-VA
De communicatiestructuur bij N-VA ziet er helemaal anders uit. Partijvoorzitter Bart De Wever,
partijdirecteur Piet De Zaeger en woordvoerder Piet De Bruyn vormen in 2007 het interne
36
communicatieorgaan voor de campagnes. Daarnaast is er ook een rol weggelegd voor Georges Van
Nevel van DVN, die als externe specialist zorgt voor communicatieadvies en advies rond de strategie
en reclame van de partij (Van Loo, 2008). De partij brengt zelf de tekst aan, net als de stijl, de
„feeling‟ en de inhoud; maar de tastbare publicaties worden geleverd door DVN (Overmeer,
persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei). De externe adviseur bepaalt samen met de partijvoorzitter een
duidelijke partijlijn en tracht die doorheen de campagne te bewaren (Van Loo, 2008).
Doordat N-VA een kleinere partij is dan haar kartelpartner CD&V, was ook het campagnebudget
minder groot. Overigens voerden beide partijen afzonderlijk van elkaar campagne. Pas gedurende de
laatste twee weken voor de verkiezingen lanceerde men een gezamenlijke campagne (Van Loo, 2008).
Een echt campagneteam heeft N-VA niet. De belangrijkste beslissingen worden door het partijbestuur
genomen. Wel wordt er een onofficiële reflectiegroep opgericht, die op tijd en stond bij elkaar
geroepen wordt. Deze bestaat vooral uit stafmedewerkers met de woordvoerder, de directeur en de
inhoudelijke coördinator. Ook andere personen die betrokken zijn bij de campagne, de lijsttrekkers
bijvoorbeeld, worden hiervoor uitgenodigd. In principe worden alle belangrijke beslissingen
voorgelegd aan de partijraad, maar daar is meestal geen tijd voor tijdens de campagnevoering. Het
werken met reflectiegroepen maakt dat de partij snel kan reageren, wat bijvoorbeeld noodzakelijk is
wanneer een andere partij plots haar strategie kenbaar maakt of verandert (Overmeer, persoonlijke
mededeling, 2009, 1 mei).
5.I.3. Open-VLD
Open-VLD heeft een sterk intern communicatieorgaan, met Noël Slangen als algemeen directeur en
campagnevoorzitter, voorzitter Bart Somers, politiek directeur Johan Hanssens en woordvoerder Tom
Ongena. Slangen is sinds 1999 een vaste waarde in de campagnevoering van de partij, hoewel zijn
functie aan heel wat veranderingen onderhevig was. Hij evolueerde bovendien van externe naar
interne medewerker (Van Loo, 2008; Cornelis, persoonlijke mededeling, 2009, 13 mei). Voor de
externe communicatie doet de partij beroep op Fons Van Dyck, strategisch directeur bij het bureau
VVL/BBDO, dat instaat voor communicatieadvies, strategie en reclame. Voor de verkiezingen van
2007 was de taak van het bureau te zorgen voor enerzijds het op punt stellen van de
communicatiestrategie, via marktonderzoek en positionering van de partij, en anderzijds de creatieve
uitwerking ervan. De taak van Van Dyck blijft volgens Van Loo (2008) echter beperkt door de sterke
rol van Noël Slangen in het communicatiegebeuren. Dit wordt tegengesproken door Cornelis
(persoonlijke mededeling, 2009, 13 mei), die meent dat Slangen vanaf 2007 niets meer te maken had
met de campagnevoering.
37
5.I.4. Sp.a – Spirit
Het interne communicatieorgaan bestaat voor de socialistische partij uit partijvoorzitter Johan Vande
Lanotte, directeur communicatie Thomas Siffer, Campagneleider Milan Rutten, partijsecretaris Alain
André en woordvoerder Vivi Lombaert. De externe communicatiediensten worden geleverd door Jens
Mortier van de Mortierbrigade. Zij zorgen voor communicatieadvies en reclame (Van Loo, 2008; Van
Hoecke, persoonlijke mededeling, 2009, 14 mei). Opvallend gegeven is de rol van Patrick Janssens,
vandaag lid van de sp.a en burgemeester van Antwerpen, die in 1999 als medewerker van het externe
bureau VVL/BBDO de partij nog voorzag van communicatie- en strategisch advies en reclame. Een
jaar later werd Janssens benoemd als partijvoorzitter. Dit illustreert een merkbare tendens binnen de
partij, die nog vaker externe communicatiespecialisten (bv reclamejongen Milan Rutten) of mensen uit
de mediawereld (bv journalist Peter Renard) in de partij zal opnemen. Dit wordt echter zeer sterk
gerelativeerd door partijwoordvoerder Johan Van Hoecke (persoonlijke mededeling, 2009, 14 mei).
Van Loo (2008) concludeert hieruit dat de externe bureaus die geraadpleegd worden een beperktere rol
krijgen, waarbij ze vooral de creatieve en uiterlijke aspecten moesten verzorgen. Hij merkt op dat de
partij de strategische positionering dus meer dan bij de andere partijen in de hand heeft. Van Hoecke
(persoonlijke mededeling, 2009, 14 mei) vermeldt dat ook sp.a, net als CD&V, zijn
communicatiemiddelen uittest op het publiek aan de hand van focusgroepen, maar dat er verder bij
gebrek aan financiële middelen weinig onderzoek gebeurt. De partij voerde in 2007 campagne met
kartelpartner Spirit (Van Loo, 2008).
5.I.5. Groen!
Groen! (voordien Agalev) deed pas in 1999 voor het eerst beroep op externe adviseurs. Voordien werd
alles intern georganiseerd (Van Loo, 2008, p.48-49). Stassen (persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei)
bemerkt de verbetering in de campagnevoering van Groen! sinds 2004 tegenover deze van het
voormalige Agalev. Na het debacle van 2003, waarbij de partij van 11% naar 3% van de stemmen
zakte, beseften de communicatieverantwoordelijken dat een andere aanpak noodzakelijk was. In een
interview met Van Loo gaf Johan Malcorps toe dat de communicatie nogal amateuristisch verliep
(Van Loo, 2008). Pas begin 2004 werd een strakke communicatielijn vastgelegd in een document, op
basis van inhoud, strategische positie en de belangrijkste boodschappen (Stassen, persoonlijke
mededeling, 2009, 6 mei).
Intern bestaat het communicatieorgaan voor de verkiezingen van 2007 uit partijvoorzitter Vera Dua,
campagneleider Jos Stassen, hoofd politieke cel Malcorps en woordvoerder Sylvie Fabré (Van Loo,
2008). Zij nemen in feite alle beslissingen, in samenspraak met het strategisch communicatiebureau
Link. Naast dit bureau werd een klein bedrijfje van twee studenten geraadpleegd voor de creatieve
uitwerking op basis van de beslissingen (Stassen, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei).
38
5.I.6. Lijst Dedecker
Nieuwkomer Lijst Dedecker, die in 2007 nog over weinig middelen beschikt, heeft een bescheidener
campagne dan de andere partijen. De organisatie van de campagne voor de verkiezingen van 2007
wordt uitgevoerd door reclamemaker en interne campagneleider Ronny Aernoudt (die zich in de
periode voor de verkiezingen aansloot bij de partij), in samenspraak met partijvoorzitter Dedecker
(Van Loo, 2008). Deslé (persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei) wijst op de chaotische en
geïmproviseerde manier waarop de communicatie verliep. Vooral de website van de partij en het boek
„Rechts voor de raap‟, geschreven door Jean-Marie Dedecker, moesten de campagne ondersteunen.
De enige externe hulp kreeg de partij van Wim Schamp, die alomtegenwoordig lijkt te zijn in de
politieke marketingwereld. Aanvankelijk zou Schamp de hele campagne verzorgen, maar zijn inbreng
werd uiteindelijk beperkt door het logo, omdat het samenwerkingsverband met Dedecker in ruzie
eindigde (Deslé, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei).
5.II. Structuur en organisatie: Het Vlaams Belang
5.II.1. Organisatie van de interne communicatie
Dienst interne communicatie
De dienst interne communicatie bevindt zich op de hoofdzetel in het Madouplein te Brussel en staat
onder leiding van Arnout Collier. Deze dienst staat in voor de interne communicatie tout court, en
zorgt ervoor dat de interne en externe communicatie gecoördineerd met elkaar verlopen (Collier,
persoonlijke mededeling, 2009, 16 april). Daarnaast zorgt deze dienst voor de elektronische
nieuwsbrief, het Vlaams Belangmagazine en het ondersteunen van de afdelingen, bijvoorbeeld bij het
schrijven van teksten. Tenslotte houdt ze medewerkers op de hoogte van interne standpunten,
persberichten en dergelijke (Wienen, persoonlijke mededeling, 2009, 27 april).
Dienst organisatie
De dienst organisatie, onder leiding van Filip Dewinter, is zowel voor interne als voor externe
communicatie belangrijk. Enerzijds zorgt deze voor de praktische voorbereiding en organisatie van de
nationale campagnes, alsook voor manifestaties zoals congressen, het partijfeest, optochten en
dergelijke. Daarnaast realiseert de dienst organisatie de praktische doorstroming van informatie naar
de plaatselijke besturen. Dit gebeurt via de regionale secretariaten (http://www.vlaamsbelang.org;
Dewinter, persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli).
39
5.II.2. Organisatie van de externe communicatie
De communicatie vanuit de partij verloopt zeer strikt. Verschillende interne diensten staan in voor
specifieke aspecten van de externe communicatie (http://www.vlaamsbelang.org). Deze zullen we in
wat volgt bespreken.
Stilistisch zijn er zowel voor de inhoudelijke als voor de visuele aspecten richtlijnen voorhanden.
Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) verwijst hiervoor naar een intern document waarin
de huisstijl van de partij uitgelegd staat. Dit beperkt zich echter nog in zeer grote mate tot een aantal
grafische kenmerken. Daarnaast vinden er mediatrainingen en debatcoaching plaats waarbij de
partijleden aangeleerd wordt op welke manier zij zich moeten gedragen, en welke accenten zij moeten
leggen.
Organisatie van de externe communicatie met betrekking tot de media:
Persdienst
Voor het algemeen persbeleid is enerzijds partijvoorzitter Bruno Valkeniers verantwoordelijk, en
anderzijds nationaal woordvoerder Joris Van Hauthem (http://www.vlaamsbelang.org). Speciale,
dringende of politiek zeer belangrijke informatie verloopt bijna altijd via de partijvoorzitter, maar voor
normale zaken wordt beroep gedaan op Joris Van Hauthem (Wymeersch, persoonlijke mededeling,
2009, 3 april). Daarnaast is er nog een persverantwoordelijke, Tom Van Den Troost, die zorgt voor de
praktische coördinatie van persberichten, persdossiers, en de organisatie van persconferenties
(http://www.vlaamsbelang.org). Naast de nationale verantwoordelijken zijn er ook de
persverantwoordelijken per fractie (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april).
Organisatie van de externe communicatie met betrekking tot verkiezingscampagnes:
Het Vlaams Belang beschikt over een sterk uitgebouwd netwerk van diensten die verantwoordelijk
zijn voor propaganda en verkiezingscampagnes. Dit wordt volgens Van Loo (2008) mogelijk gemaakt
doordat de parlementsleden de middelen die ze persoonlijk ter beschikking gesteld krijgen doorstorten
naar de partij, die daarmee haar werkingskosten voor de verschillende diensten kan financieren.
Dienst Organisatie
De dienst organisatie is, zoals wij hierboven al vermeldden, ook belangrijk voor de externe
communicatie, met name voor het op touw zetten van manifestaties, evenementen, acties en dergelijke
(http://www.vlaamsbelang.org). Verschillende mensen van de dienst organisatie worden ook ingezet
in de campagnecel, maar de dienst organisatie werkt het hele jaar door, los van de campagnes. Wat de
40
verkiezingscel uitdenkt, zet de dienst organisatie verder uit in de praktijk (Wienen, persoonlijke
mededeling, 2009, 27 april).
Dienst Propaganda-verkoop
Het Vlaams Belang heeft in de loop der jaren een heel arsenaal aan gadgets, brochures, boeken,
stickers, vlaggen, kentekens, balpennen, ballonnen en dergelijke bijeen gebracht. Deze zijn te koop via
de dienst propaganda. Via een zogenaamde „webwinkel‟ kan men de producten bekijken en bestellen
(http://www.vlaamsbelang.org).
Campagnecel
Hoewel het partijbestuur beslist wat er inhoudelijk aan bod komt in de campagnes, doet de
Campagnecel het voorbereidende werk naar de verkiezingen toe. Zij coördineren het verloop van de
campagne, maar ook de creatieve inbreng (slogan en beelden) en beslissen welke middelen ingezet
zullen worden in de campagne. Hiervoor gaat de Campagnecel op zoek naar experts die ideeën
aanbrengen. Uit al deze ideeën wordt een consensusidee overgehouden (Collier, persoonlijke
mededeling, 2009, 16 april; Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april). De medewerkers
van de campagnecel overlappen met deze van de dienst organisatie in een top-down structuur: de
verantwoordelijken van de dienst organisatie en het hoofd van de Desktop Publishing (DTP) - afdeling
maken deel uit van de vergaderingen (Wienen, persoonlijke mededeling, 2009, 27 april). De dienst
staat onder leiding van partijvoorzitter Bruno Valkeniers. Daarnaast heeft ook Filip Dewinter een zeer
grote inbreng in de besluitvorming. Hij is wat je zou noemen „het wonderkind‟ achter de creatieve
ideeën in de campagnes (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april), en eveneens het brein
achter de talrijke stunts, wat Dewinter (persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli) ons bevestigt: „Heel
wat van die dingen mogen op mijn naam geschreven worden, ik kan dat niet ontkennen. Het is mijn
ding natuurlijk, het is mijn stijl, ik hou daar persoonlijk wel van. Het ligt dan ook voor de hand dat ik
dat misschien wat meer in de praktijk breng dan anderen‟.
De uiteindelijke, inhoudelijke beslissingen met betrekking tot de campagne worden in consensus
genomen. Deze beslissingen worden voorgelegd aan het partijbestuur; en heel ultiem zelfs aan de
partijraad, waaraan uiteindelijk alle beslissingen worden voorgelegd (Collier, persoonlijke mededeling,
2009, 16 april; Dewinter, persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli). Dit was echter niet altijd het geval.
Waar Dewinter vroeger alleen of in samenspraak met de partijvoorzitter kon handelen, heeft nu het
volledige partijbestuur inspraak. Deze evolutie is gegroeid met de partij: het VB werd uitgebreid met
jonge, nieuwe mensen die hun eigen ideeën hebben, en die ook aan bod wensen te komen (Wymeersch,
persoonlijke mededeling, 2009, 3 april). Toch wijst Dewinter (persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli)
ons op het belang van een goede stroomlijning door de kopstukken van de partij, zowel inhoudelijk als
stilistisch: „In de communicatie naar het publiek toe, denk ik toch dat dit via zo weinig mogelijk
41
mensen dient te gebeuren. Zodanig dat je een duidelijke boodschap krijgt, die door herkenbare
mensen neergezet wordt‟.
Wanneer de partij de aandacht van de media wil trekken door stunts, worden deze zorgvuldig
georganiseerd. Er worden zelfs spandoeken gemaakt door de DTP-dienst. Alles moet binnen de
krijtlijnen van de campagne blijven. Volgens Wymeersch (persoonlijke mededeling, 2009, 3 april)
wordt dit bijzonder strikt geleid door het partijbestuur. En niet alleen op vlak van stunts houdt de partij
zeer strak de touwtjes in handen. De lokale en regionale mandatarissen hebben weinig
bewegingsruimte om hun campagne zelf in te vullen. Wymeersch wijst op het overgrote aandeel aan
campagnemiddelen dat door de partij wordt aangereikt: zo‟n 80% tot 90% van de middelen waarover
de lokale afdelingen beschikken wordt door de partij (op nationaal niveau) aangeboden om hen de
uniformiteit en conformiteit met het campagnebeeld te doen volgen. Wanneer een lokale mandataris
zelf een campagne wil opzetten, moet hij eerst toestemming krijgen van de leescommissie, die zowel
taalkundige, inhoudelijke (conformiteit met het partijprogramma) en juridische controle voorziet. Dit
wordt doorgespeeld naar de diensten die de lay-out verzorgen. Tenslotte heeft de lokale voorzitter nog
een kleine marge keuzevrijheid: hij kan zelf beslissen of het drukwerk via de partij gebeurt, dan wel
via een plaatselijke drukkerij. Voor mandatarissen die voor deze laatste optie kiezen is er een cd-rom
voorhanden waarop alle mogelijke affiches te vinden zijn (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009,
3 april).
De Verkiezingscel geeft ook het Campagnedraaiboek uit, dat de leidraad biedt voor het globale
verloop van de verkiezingen (Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen, 2007).
Grafische Opmaak: DTP
De creatieve uitwerking van de campagnes gebeurt door eigen VB-personeel, ook wel de „DTP‟
genoemd (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april). De partij maakt er naar eigen zeggen „een
erezaak van om bijna alle drukwerken op het Nationaal Secretariaat door eigen vakmensen te laten
ontwerpen. M.a.w. alle brochures, affiches, stickers, boeken, folders, pamfletten, lokale bladen,
verkiezingsdrukwerk, ... worden door de eigen DTP-dienst ontworpen‟ (http://www.vlaamsbelang.org).
Hun werk gaat verder dan louter verkiezingsdrukwerk: ook de boekjes en kranten die daarbuiten
uitgegeven worden, worden verzorgd door de DTP-Dienst (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16
april). Deze dienst ressorteert onder de dienst organisatie, die onder leiding staat van Filip Dewinter
(Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april). Zo houdt Dewinter hier onrechtstreeks de
touwtjes in handen.
Voor de concrete uitwerking wordt, net als bij de andere partijen, beroep gedaan op externe experts.
Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) wil echter geen namen vrijgeven: „u weet dat er een
42
cordon is, in de media en de politiek, en dat die mensen dreigen gebroken te worden. Bijvoorbeeld
firma‟s die plots niet meer aan bod komen omdat zij aan het Vlaams Belang advies gegeven hebben23
‟.
Toch steekt blijkbaar niet iedere firma zijn politieke voorkeur onder stoelen of banken. Zo is het
Antwerps Reklameburo van Eric Deleu uit Aartselaar (Spruyt, 2006c) – een goede vriend van
Dewinter (Spruyt, 2006a; Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april) en in 1982 het
allereerste gemeenteraadslid van het Vlaams Blok in Antwerpen (Spruyt, 2006c) – er niet verlegen om
dat ze de partij weleens met raad en daad bijstaat, overigens al sinds de begindagen van het VB (Van
Loo, 2008). Toch bemerken we dat Vlaams Belang niet op zijn website vermeld wordt (Spruyt, 2006c).
Dit kan natuurlijk ook te wijten zijn aan de minder officiële samenwerking: reclamebureaus worden
volgens Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) slechts voor oppervlakkige raadgevingen
geraadpleegd, meestal worden afzonderlijke personen ingeschakeld. Op de vraag of het VB vandaag
nog veel samenwerkt met het Antwerps Reklameburo antwoordde Collier (persoonlijke mededeling,
2009, 16 april) dat vooral de hoogste bieder telt en indien het A.R.B. nog geraadpleegd wordt, dit
vooral voor drukwerk en dergelijke is. Deleu wordt naar eigen zeggen af en toe wel nog gecontacteerd
voor creatief advies (Van Loo, 2008), hoewel Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april)
beweert dat er voor de creatieve uitwerking niet langer samengewerkt wordt met deze man.
Een naam kregen we wel van Frans Wymeersch (persoonlijke mededeling, 2009, 3 april). Hij verwijst
naar reclamegoeroe Wim Schamp, die de partij soms bijstaat. Dezelfde Schamp gaf in 2003 overigens
nog communicatieadvies aan N-VA, net als advies rond strategie en reclame; en in 1999
communicatieadvies aan CD&V (toen nog CVP). Bovendien ontwierp hij het logo van Lijst Dedecker
in 2007 (Van Loo, 2008; Deslé & Casteleyn, persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei). Wienen
(persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) ontkent echter de (officiële) betrokkenheid van Wim
Schamp als externe raadgever, hoewel hij niet uitsluit dat deze„tussen pot en pint een van onze
mandatarissen of kopstukken als hij ze tegenkomt wel eens raad geeft‟. Nochtans bevestigde dezelfde
Wim Wienen in een telefonisch gesprek met Frans Wymeersch (die wij op dat moment, zonder
medeweten van Wienen, aan het interviewen waren) dat Schamp de man was die de partij van advies
voorzag. De betrouwbaarheid van Wienen valt met andere woorden danig in twijfel te trekken.
Wienen besluit dat de partij nooit externe bureaus gebruikt en dat ook niet zal doen, aangezien men
van mening is dat ze over voldoende creatieve en capabele mensen beschikken om zelf campagnes te
ontwikkelen, waarmee hij het voorgekauwde partijverhaal boven haalt. Bovendien hecht de partij
23
Een illustratie hiervan is de situatie van Fabrice Morreau, die tot april 2007 als artdirector de rechterhand was
van Filip Dewinter, en eveneens het brein achter tal van propagandacampagnes. Nadat Gazet van Antwerpen
bekend had gemaakt dat Moreau het logo van het VB ontworpen had, werd diens naam geschrapt op de webstek
van Zottegem. Jammer voor de gehandicapte bezoekers, die tot daarvoor via speciale toestellen ook de website
konden bezoeken: met het verdwijnen van de naam van Morreau, verdween ook de code voor de brailletoestellen.
De verklaring van Dirk Van Herzeele, Zottegemse sp.a-schepen luidde als volgt: „Ik wil geen naam van een
fascist op deze webstek […]. Dit is mijn manier om het Vlaams Belang te bestrijden‟ (De Poot, 2005, 19 maart).
Morreau stapte overigens in april 2007 over naar Lijst Dedecker, naar eigen zeggen omdat het Vlaams Belang
zou teruggrijpen naar de harde lijn, waarbij er geen plaats is voor verruiming (Cochez, 2007, 26 april; Freys,
2007, 27 april).
43
volgens hem weinig geloof aan de bekwaamheid van reclamebureaus om politieke campagnes uit te
werken. Het enige moment waarop het VB volgens Wienen reclamebureaus inschakelt is wanneer er
over praktische zaken onderhandeld moet worden, zoals het bestellen van reclameborden of het
zoeken naar advertentieruimte (Wienen, persoonlijke mededeling, 2009, 27 april). En zo wordt het
voor ons erg moeilijk dit mysterie te ontsluieren.
Wat we wel kunnen besluiten is dat het VB graag laat uitschijnen dat zij al het communicatiewerk zelf
verricht, en vergeleken met de andere partijen klopt dit grotendeels, met uitzondering van LDD, wat
eerder te wijten is aan de uitzonderlijke situatie waarin de partij zich op dat moment bevond dan aan
een bewuste strategie.
5.II.3. Andere diensten met betrekking tot communicatie
Dienst Vorming
De dienst vorming organiseert zelf en coördineert voor de VB-kaderleden, mandatarissen en
personeelsleden verschillende vormingsinitiatieven. Deze hebben zowel een ideologische als een
praktische inslag (http://www.vlaamsbelang.org). De huisstijl van het Vlaams Belang is vastgelegd in
een document24
, maar dit beperkt zich echter vooral tot grafische kenmerken. Om aan de VB-
partijleden te leren op welke manier zij zich moeten gedragen en welke accenten ze het beste leggen,
zijn de mediatrainingen en debatcoaching dus erg belangrijk (Collier, persoonlijke mededeling, 2009,
16 april).
24
Dit document is, zoals we hiervoor reeds aanhaalden, het campagnedraaiboek; dat als uitgave van het
kaderblad van de partij verschijnt en aan de mandatarissen van de verschillende afdelingen doorgegeven wordt
(Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april).
44
6. Product, strategie en concept
6.I. Brede omkadering van de verkiezingen van 10 juni 2007
De federale verkiezingen van 10 juni 2007 werden gehouden na acht jaar leiderschap van premier Guy
Verhofstadt (Vlaamse Liberalen en Democraten). Op 10 juni werd gestemd over de samenstelling van
zowel de Kamer van Volksvertegenwoordiging als de Senaat, via een semi-open list systeem met
proportionele representatie. Voor iedere kamer moest de kiezer één lijst kiezen (Pilet & van Haute,
2008). Deze verkiezingen werden geen voorbeeld van een memorabele gebeurtenis (Van Aelst, 2008),
tenzij misschien voor de paarse sociaal-liberale coalities (PS, sp.a-Spirit, OpenVLD en MR), voor wie
de uitkomst van de verkiezingen rampzalig was (Pilet e.a., 2008). Er was geen dominant thema, noch
een spannende tweestrijd. Volgens de auteurs concentreerde het pre-electorale debat zich meer op wie
de nieuwe eerste minister zou worden, dan op politieke issues.
Dit alles heeft natuurlijk zijn weerslag op de strategie van het Vlaams Belang, waardoor we het belang
van een grondige bespreking van deze problematiek inzien. We zullen in wat volgt de belangrijkste
issues rond de verkiezingscampagne van 2007 bespreken.
6.I.1. Het communautaire thema
Zowel in de lange aanloop naar als in de drie weken voor de verkiezingen was het communautaire
thema erg belangrijk. Slechts enkele thema‟s waren meer prominent aanwezig: „De campagne van
2007 ging over belastingverlagingen, de opwarming van de aarde, de creatie van jobs, de hoofddoek
achter het loket,… kortom over zowat alle aspecten van het federale politieke bedrijf‟ (Van Aelst,
2008, p.19). Volgens de auteur werd er gemiddeld genomen niet opvallend veel meer aandacht besteed
aan het communautaire thema, terwijl Pilet e.a. (2008) de constitutionele hervorming wel degelijk de
absolute leidraad doorheen de verkiezingscampagne noemen.
6.I.2. Presidentiële campagnes
Van Aelst (2008) merkte ook een ander opvallend gegeven op met betrekking tot de verkiezingen van
2007. Hij heeft het in dit verband over de zogenaamde „presidentiële campagne‟; waarbij gedoeld
wordt op een fenomeen waarbij de partij herleid wordt tot haar leider, die volledig naar voor
geschoven wordt; met als doel mee te genieten van de kanseliersbonus. Pilet verwijst naar Fiers &
Krouwel (2004, p.143) die het hebben over „a horse race between the leaders of the largest parties‟.
Drie partijleiders streden om het volgende Belgische premierschap: Yves Leterme (CD&V-N-VA),
Guy Verhofstadt (Open VLD) en Johan Vande Lanotte (sp.a-Spirit) (Pilet e.a., 2008).
45
CD&V – N-VA: Yves Leterme
Als populairste politicus van (begin) 2007 en boegbeeld van de christendemocraten leek het een
logische stap dat Yves Leterme naar voor geschoven zou worden als kanidaat-premier (Van Aelst,
2008). Maar aangezien Leterme in 2007 nog zetelend minister-president van de Vlaamse regering was,
wachtte CD&V tot op de laatste dag voor de sperperiode om bekend te maken dat hij de lijsten ging
trekken. Een magazine bij „De Zondag‟ was de uitgelezen manier hiervoor, maar financieel zeer zwaar
om dragen. Om de kosten te drukken deed de partij beroep op haar militanten, die van zaterdag op
zondag de hele nacht in de drukkerijen zelf het boekje „Wij allemaal!‟ tussen de kranten staken, en
deze vervolgens gingen verspreiden naar alle Vlaamse bakkers (Van den Bergh, persoonlijke
mededeling, 2009, 6 mei). Jeroen Overmeer, woordvoerder van N-VA, merkt op dat Leterme een état
de grâce kende in de periode voor de verkiezingen van 2007: „alles wat hij deed was goed‟. Het
gevolg was dat CD&V met Leterme als kopman ging verruimen naar de kiezers van sp.a en Open Vld,
waardoor N-VA zich kon richten op haar „core business‟: de eigen Vlaamsgezinde kiezers – die bang
waren dat N-VA door het kartel haar Vlaamse eisen uit het oog zou verliezen – plezieren, en
vermijden dat de achterban de kant van het Vlaams Belang of Lijst Dedecker zou kiezen (Overmeer,
persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei).
Open Vld: Guy Verhofstadt
Voor de liberale partij zijn het vooral Guy Verhofstadt en diens expertise die op de voorgrond
geplaatst worden. Het vierde burgermanifest van de toenmalige premier, „pleidooi voor een open
samenleving‟, dient als basis voor het verkiezingsprogramma en de naamsverandering van de partij
naar Open Vld (Van Aelst, 2008; Cornelis, persoonlijke mededeling, 2009, 13 mei). Eveneens wordt
vlak voor de sperperiode „Een open boek. 8 jaar Verhofstadt‟ uitgegeven, dat volgens Van Aelst de
ervaring en internationale uitstraling van de premier moet benadrukken. „Het boek, en bij uitbreiding
de hele campagne, heeft een echt presidentieel karakter, de aandacht voor de overige Open Vld
politici in de partijcommunicatie blijft beperkt‟ (Van Aelst, 2008). Nochtans meent Cornelis
(persoonlijke mededeling, 2009, 13 mei) dat, ondanks de voordelen van een politicus met acht jaar
leiderschap, het niet helemaal de keuze van de partij was om Verhofstadt naar voor te schuiven:
„Iemand die acht jaar lang zoveel in de media is geweest, daar komt op den duur ook sleet op‟. Toch
wogen de voordelen ervan blijkbaar door op de nadelen.
Sp.a - Spirit: Johan Vande Lanotte
De socialisten kunnen in deze trend natuurlijk niet achterblijven. Uit angst om het onderspit te delven
gaat ook sp.a de presidentiële toer op. In tegenstelling tot het „teletubbie‟-concept van 2003 zal nu niet
de hele ploeg als lijsttrekker opkomen, maar zal gedurende de laatste weken van de campagne Johan
Vande Lanotte sterk op de voorgrond geplaatst worden (Van Aelst, 2008b). Dit bemerkt ook Van den
46
Bergh (persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei): sp.a werd bang „de boot te missen‟, en schoof Vande
Lanotte naar voor, „maar dan vooral om mee te kunnen spelen in het debat‟. Dit bevestigt Johan Van
Hoecke (persoonlijke mededeling, 2009, 14 mei), die het heeft over „de grootste fout die we toen
gemaakt hebben‟.
Van Aelst beweert in dit verband het volgende: „de andere Vlaamse partijen, die niet over een
gelijkaardige geloofwaardige kandidaat beschikken, zien deze evolutie met lede ogen aan. Vooral
naarmate duidelijk wordt dat de media in hun programmatie gaan focussen op de kandidaat-premiers
stijgt het ongenoegen.‟ (Van Aelst, 2008).
Jos Stassen, die in 2007 campagneleider van Groen! was, merkt op dat zijn partij hier eigenlijk niet op
kon reageren. In een poging om toch in te breken in de campagne, schoof Groen! Bart Staes naar
voren als „toekomstig klimaatminister‟, onder het motto “zet Groen! aan het werk”. Deze poging bleek
echter niet het gewenste resultaat te hebben, de partij werd volledig weggedrongen (Stassen,
persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei). Volgens de Standaard hekelde ook Vlaams Belang de
zogenaamde „kanselierscampagne‟, volgens Dewinter „een schijngevecht dat uiteindelijk toch geen
verschil maakt. De traditionele partijen zijn toch één pot nat‟ (De Standaard, 15 februari 2007). Dat
lezen we ook op de Vlaams Belang-webstek: „Frank Vanhecke, Filip Dewinter en Gerolf Annemans
stelden dat de traditionele partijen - en dus ook heel wat media - van 10 juni een kanseliersverkiezing
proberen te maken. Alsof het alleen zou gaan om wie er de volgende eerste minister wordt -
Verhofstadt of Leterme‟. Toch meent ook Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) dat een
partij niet om haar kopstukken heen kan: het product dat een partij verkoopt, namelijk haar programma,
is niet tastbaar. Dat zorgt ervoor dat bepaalde kiezers moeilijk kunnen vatten wat de eigenlijke
boodschap is. Hier een gezicht op kleven maakt het programma veel bevattelijker, waardoor ook het
VB enigszins meedoet met de trend. Deze situatie heeft haar belang voor de partij: Vlaams Belang
roept als tegencampagne de „Vlaamse kracht‟-campagne in het leven, die duidelijk zou maken
„waarover het wel gaat‟, en dat is volgens hen een beter bestuur voor Vlaanderen
(http://www.vlaamsbelang.org), waarmee de partij ook tracht mee te varen in het communautaire
thema, dat toch voor een groot deel de koers van de verkiezingen bepaalt. De „Vlaamse Kracht‟-
campagne zullen we verderop uitvoerig bespreken.
6.II. Product
De „producten‟ die een politieke partij aan de man wil brengen, zijn natuurlijk haar programmapunten.
Aangezien we deze in het deel „het Vlaams Belang‟ reeds uitvoerig besproken hebben, zullen we hier
slechts kort bij stilstaan.
Tegenover de andere partijen, die volgens Dewinter „één pot nat‟ zijn, biedt het Vlaams Belang de
kiezer „concrete thema‟s‟ aan, „waarmee de partij het verschil wil maken‟ (Brinckman, 2007, 15
47
februari). Op de cd-rom „Vlaams Belang. Verkiezingen 10 juni 2007‟ worden de programmapunten
van het Vlaams Belang overlopen in wat Gerolf Annemans „Het toekomstplan voor Vlaanderen‟
noemt. We zullen deze slechts kort aanhalen, aangezien wij hier reeds uitvoerig over uitweidden in het
deel „Het Vlaams Belang‟. Wat de partij zelf naar voor schuift als de belangrijkste thema‟s van de
inhoudelijke campagne, zijn Vlaamse onafhankelijkheid, een harde aanpak van de criminaliteit, een
„streng maar rechtvaardig‟ vreemdelingenbeleid, aandacht voor het gezin, vrije meningsuiting en
economische welvaart (http://www.vlaamsbelang.org).
6.III. Positionering- en segmenteringstrategie
In het voorgaande deel gaven we een bredere omkadering van de verkiezingscampagne van 10 juni
2007, omdat een partij nu eenmaal niet alleen staat in het politieke landschap. Afhankelijk van de
strategie van de andere partijen zal een partij haar eigen positionering en segmentering aanpassen. Zo
reageert Vlaams Belang in haar precampagne op het presidentiële thema en de uniformiteit tussen de
partijen, en speelt het met haar hoofdcampagne in op de communautaire problematiek. In wat volgt
bespreken we hoe de positionering- en segmenteringstrategie van het Vlaams Belang eruit zagen in
2007.
6.III.1. Positionering
De positionering van een partij vormt volgens Saelens (2008) de kern van haar communicatiestrategie.
Het gaat hier om de boodschappen die de partij naar haar doelgroepen communiceert, om zo haar
vooropgestelde doelstellingen te kunnen realiseren. Volgens de auteur (Saelens, 2008, p.9-10)
betekent een goede positionering „het innemen van een zich positief onderscheidende imagopositie ten
opzichte van de concurrentie in het geheugen van de personen die tot de doelgroepen van de
organisatie behoren‟.
Waar vroeger een politieke partij alleen de spreekbuis was van haar leden of van de belangengroepen
die aanleunden bij de partij, zien we dat de partijen na een aantal evoluties (vlottende kiezers,
ontzuiling enz.) eens te meer vechten voor iedere stem. Bovendien „shoppen‟ kiezers meer tussen
partijen. Traditie en gewoonte moeten aan belang inboeten. „De politiek wordt nerveuzer, alle partijen
zijn door kartels aan elkaar gewaagd, marketingtechnieken en aantrekkelijke persoonlijkheden
worden belangrijker‟ (Devos, 2005, p.276). De partijen moeten zich daarom sterk kunnen positioneren.
Hiervoor is een duidelijke vertolking van de kernstandpunten belangrijk. Wanneer een partij erin
slaagt een eigen Unique Selling Proposition25
in te nemen, kan ze zich op een unieke manier
onderscheiden van de anderen (Saelens, 2008). Zeker wanneer we de situatie van 2007 bekijken, waar
25
De Unique Selling Proposition of USP is een marketingconcept, dat de unieke eigenschappen van een product
(in dit geval de politieke boodschap) omvat die het van andere producten onderscheidt (Saelens, 2008).
48
de drie voorzitters van de traditionele partijen het politieke debat bepaalden en de andere partijen bijna
moesten schreeuwen om aandacht, is een sterke positionering erg belangrijk. Ook het Vlaams Belang
zag de noodzaak van een goede USP in. De partij hamert erop dat ze „echt het verschil wil maken‟
(Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april). Dit doet ze zowel inhoudelijk als stilistisch, zoals
we verderop zullen bespreken.
Hoedanook kunnen we zeggen dat de partij een buitenbeentje is, zowel qua standpunten als qua
communicatiestijl. Zo wijst Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) op het
vreemdelingenstandpunt en de radicale eis tot Vlaamse Onafhankelijkheid in één beweging26
.
Daarnaast gebruikt de partij duidelijke slogans en standpunten, spreekt ze onverbloemd en „in de taal
van het volk‟. Volgens Jagers en Walgrave (2006) creëert deze populistische trend een enorme
retorische afstand tussen het VB en de andere partijen en krijgt het VB op die manier een heel eigen
positie. We citeren in dit verband Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april): „Wij hebben
nooit om een of ander onderwerp doekjes gewonden om toch maar de kiezer te paaien. We hebben
altijd zeer duidelijk en rechtlijnig gecommuniceerd met de bevolking, en ik denk dat dat onze sterkte
is: de rechtlijnigheid, de consequentheid van onze boodschap en de eenvoudige boodschap die we
altijd hebben gebracht‟. We mogen hierbij natuurlijk niet vergeten dat de partij door het cordon nooit
heeft moeten onderhandelen om een regeringscoalitie te vormen, en dientengevolge ook nooit haar
standpunten heeft moeten bijsturen. De opmerking die Wienen maakt is volgens ons dan ook slechts
een excuus voor de „maagdelijkheid‟ van de standpunten van het VB.
6.III.2. Segmentering en doelgroepenbeleid
Onder segmentering verstaan we „het onderverdelen van de interne en externe omgeving van de
organisatie in homogene doelgroepen waarmee we een relatie hebben of willen ontwikkelen‟. Om
doelgericht te communiceren zal een partij meestal haar publiek indelen in doelgroepen, waaraan ze
haar kernboodschap aanpast (Saelens, 2008, p.9).
De partij ziet in de kiezerswereld drie grote doelgroepen, zijnde de eigen kiezers, de bereikbare kiezers
en de onbereikbare kiezers. In de eerste plaats zal de partij zich richten op het eigen electoraat,
vervolgens op de bereikbare, „zwevende‟ kiezers. Naar deze kiezers werd nog geen kwantitatief
onderzoek gevoerd vanuit de partij. Wel wordt het programma afgetoetst, net als de standpunten en de
manier waarop de partij overkomt. Hiervoor vinden er op regelmatige basis panelgesprekken en
samenkomsten met focusgroepen. De verschillende groepen worden dan verder gesegmenteerd in
doelgroepen, die vooral gebaseerd zijn op demografische kenmerken. Wel is er een evolutie merkbaar
26
Ook N-VA ijvert voor Vlaamse Onafhankelijkheid, „maar die heeft een andere strategie: zij willen stapje voor
stapje gaan, terwijl wij zeggen: we hebben al stapjes genoeg gezet, het is nu tijd voor Vlaamse
onafhankelijkheid‟ (Wienen, 2009).
49
in de richting van psychografische kenmerken, die zich eerder op de benefits richten die mensen
verkrijgen wanneer ze op de partij zouden stemmen, wanneer de partij zou deelnemen aan de macht.
Een voorbeeld is hier de recente campagne „2000€ extra verdienen?‟„die inspeelt op wat mensen
zouden kunnen hebben, dankzij het VB‟. Concrete doelgroepen heeft de partij niet, ze richt zich op de
hele kiezersmarkt, met andere woorden: de hele Vlaamse bevolking: „We zijn geen liberale partij
maar we hebben een aantal liberale standpunten, en we zijn ook geen sociale partij maar toch hebben
we een aantal sociale standpunten. Dat is wat duidelijk naar voor kwam op ons economisch congres
in 2005, „Welvaart voor iedereen‟: het Vlaams Belang is een partij voor de hele Vlaamse bevolking,
dat zowel werknemers als werkgevers aan dezelfde kar wil laten trekken, omdat zij eigenlijk dezelfde
belangen te verdedigen hebben‟ (Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april).
Ondanks het overkoepelende beleid met één centrale doelgroep, wordt aan bepaalde groepen toch
afzonderlijke aandacht besteed. Dit speelt zich echter vooral op provinciaal en regionaal vlak af 27
(Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april).
6.IV. Concept, lay-out en vorm
6.IV.1. Persoonlijke stijl
Een stijl die zeer duidelijk naar voor komt binnen in de manier waarop Vlaams Belang communiceert
met zijn kiezers is populisme, een populaire communicatiestrategie onder politieke partijen. Het is niet
links of rechts, maar een standaardtechniek. Ook bij Vlaams Belang, volgens Jagers e.a. „a textbook
case of populism‟, vinden we de belangrijkste kernpunten van populisme terug, en meer bijzonder
deze van het Nieuw-Rechtse populisme (zoals daar zijn: immigratie, belastingen, misdaad en
nationalisme) (Jagers e.a., 2006). We bemerken hier, in navolging van Pilet e.a. (2008), dat het VB
echter niet de enige partij is die de populistische strategie graag hanteert.
Populisme staat volgens Jagers e.a. (2006, p.319) dicht bij het volk, en voert tegelijkertijd een koers
tegen het establishment. De onderzoekers tonen aan dat „the Vlaams Blok‟s external communication is
characterised by an outspoken and all-pervading populism‟. Reeds bij haar stichting in 1978 gebruikte
de partij anti-elitaristische standpunten, en begon een specifiek discours in te slaan, meer bepaald het
viseren van buitenlanders. Toch werd het VB pas volledig populistisch na haar eerste grote electorale
succes, toespelingen maken op het volk en in diens naam spreken is immers enkel zinvol wanneer dit
27
Een voorbeeld van het doelgroepenbeleid rond jongeren is het initiatief „Flanders Nation‟, waarbij VB-
jongeren tussen 18 en 22 jaar regelmatig dancings en praatcafés bezoeken en daarbij gadgets uitdelen27
.
Bovendien worden, afhankelijk van het budget, ook zoveel mogelijk eerste kiezers schriftelijk aangesproken. De
bedoeling is om jongeren aan te spreken „op een verstandige en begrijpelijke manier‟, en rond de problematiek
die hen aangaat (Wymeersch, persoonlijke mededeling, 2009, 3 april).
50
volk de partij ook enigszins steunt. Populisme wordt dus niet enkel om strategische, maar ook om
ideologische redenen aangewend. Hoe meer een partij zich afzet tegen het gangbare politieke systeem,
hoe meer het vervalt in een populistische stijl.
Daarnaast merken Breuning en Ishiyama (1998) ook een retorische28
communicatiestijl op, die de
partij hanteerde van bij haar eerste electorale successen. Het gaat hier om een militante strategie, waar
de andere partijen vooral terugvallen op gematigde of intermediaire communicatiestijlen. De militante
strategie onderstelt een fundamentele breuk met de grotere sociale en politieke structuren. Retoriek
wordt een wapen ter verandering van de politieke en sociale scène, waardoor er ook veel belang
gehecht wordt aan goede actoren. Bepaalde woorden worden bewust gebruikt omwille van hun
negatieve connotatie (bv “vreemdelingen”), of de partij zal er een negatieve connotatie rond creëren
(bv “België”, dat als “historische vergissing” geclaimd wordt). Dit onderzoek dateert echter uit 1998,
waardoor het niet bepaald actueel is. Bijgevolg kunnen we over sommige andere, hedendaagse partijen
bovendien geen uitspraken doen.
Het Vlaams Belang is boven alles een partij die professioneel geleid wordt, „with large amounts of
money, an unusually clear political position, and convincing and verbally skilled politicians; without
internal disputes; and, above all, with a smart, omnipresent, and pronounced populist communication
strategy striking the antipolitical chords in the population at large‟ (Walgrave e.a., 2004, p.480).
Jagers en Walgrave (2006, p.321) vullen aan: „above all, however, Vlaams Blok29
appears to have
developed a smart, omnipresent and pronounced communication strategy, perfectly suited for striking
anti-political chords‟.
6.IV.2. Stijl van de Vlaams Belangpropaganda
6.IV.2.1. Inhoudelijke stijl van de propaganda
De inhoudelijke kernpunten van de Vlaams Belangpropaganda sluiten aan bij de grondbeginselen van
haar partijprogramma. In de stijl van de propaganda zien we vooral de typische populistische trend
duidelijk terugkomen. We zullen achtereenvolgens de kernpunten van populisme (en meer specifiek
het populisme van Nieuw-Rechts) bespreken, zoals daar zijn:
28
Met „retorisch‟ hebben we het over een communicatietechniek, waarbij we een term gebruik die verwisselbaar
is met de termen „overtuiging‟ en „overreding‟. Een definitie hiervoor vinden we bij Andersen (1983, p.7):
„communication in which the communicator seeks through the use of symbolic agencies, particularly language,
to effect a desired voluntary change in the attitudes and/or actions of the receivers‟. 29
We bemerken hier dat, hoewel het artikel geschreven werd in 2006, de benamingen „Vlaams Blok‟ en „Vlaams
Belang‟ door elkaar gebruikt worden. Wij gaan dus mee in de hier gehanteerde veronderstelling van continuïteit
tussen beide partijen, en stellen dat de bevindingen m.b.t. het Vlaams Blok ook opgaan voor deze van het
Vlaams Belang.
51
1. Anti-establishment
2. Dicht bij het volk staan
3. Homogeniteit onder de bevolking en het gebruik van zondebokken
4. Immigratie
5. Belastingen
6. Misdaad
7. Nationalisme
Deze punten hebben we al uitvoerig besproken aan de hand van Jagers en Walgrave (2006). We zullen
achtereenvolgens nagaan waar elementen uit het onderzoek van deze auteurs en uit andere
wetenschappelijke bronnen van toepassing zijn op de stijl van het Vlaams Belang, en deze vervolgens
illustreren met empirische gegevens die we verkregen hebben uit krantenberichten, interne
documenten en de Vlaams Belangwebstek. We willen hier echter nogmaals benadrukken dat het noch
om een kwantitatieve, noch om een representatieve benadering gaat, en dat deze voorbeelden
bijgevolg enkel dienen ter illustratie van de tekst. Bovendien zullen deze voorbeelden zich niet
beperken tot de verkiezingscampagne van 2007.
1. Anti-establishment
Antipolitiek
Politici worden verweten de schuldigen te zijn achter alle mislukkingen. Ze zouden incompetent zijn
en bovendien de dingen saboteren. Ook hier zijn voorbeelden te over waarbij Vlaams Belang deze
mening kleurrijk verspreidt (Jagers e.a., 2006).
Een voorbeeld in dit verband is de precampagne
n.a.v. de verkiezingen van 2007, waarbij de
gekende „horen, zien en zwijgen‟-aapjes gebruikt
werden om het standpunt van het Vlaams Belang
tegenover de andere partijen te verduidelijken, een
campagne die volgens Filip Dewinter „aan iedereen
duidelijk maakte dat de traditionele partijen doof,
stom en blind bleven voor de echte problemen van
de Vlamingen‟ (Campagnedraaiboek Vlaams
Belang, 2007).
Afbeelding: http://www.vlaamsbelang.org/0/2902/
52
Anti-elitarisme
En dit geldt niet alleen voor politici, maar ook voor de andere elites, zoals intellectuelen, de media en
economische machten. Haar anti-establishmentdiscours distantieert het VB van alle andere partijen
(Jagers e.a., 2006).
2. Dicht bij het volk staan
Populisme beroept zich op en identificeert zich met het volk. Men pretendeert in haar naam te spreken
en positioneert zichzelf als dicht bij de burger. Dit uit zich in uiterlijke tekens afkomstig van de
partijleden, zoals dagdagelijkse spreektaal hanteren, maar bovenal door de soevereiniteit van „het
volk‟ en zijn wil te benadrukken. Zo tracht de politicus aan te tonen dat hij rekening houdt met de
belangen en beslommeringen van zijn publiek, dat hij deze belangen wil verdedigen, en dat hij niet
vervreemd is van het publiek maar integendeel weet wat het volk wil (Jagers e.a., 2006).
Ter illustratie citeren we Frank Vanhecke (2008) die ons in zijn column „ons gelijk‟ een
schoolvoorbeeld van populisme aanreikt: „Revolutionairen en revolutionaire ideeën worden wel vaker
het mikpunt van hoon, verkettering of heksenjacht. Het is het lot van rebelse geesten die durven ingaan
tegen de machthebbers en de heersende opvattingen… Dat heeft ons nooit belet om de waarheid te
zeggen, om te “zeggen wat u denkt”, om te zeggen wat moest gezegd worden. En dat zullen wij ook
morgen blijven doen‟. Hier verwijst Vanhecke naar de titel van het recente boek van Filip Dewinter,
„Zeggen wat u denkt‟, die ook voor zich spreekt. Dit is de gangbare taal die we ook op de rest van de
website terugvinden (http://www.vlaamsbelang.org), net als op de voorpagina van de VL-kranten,
waar we lezen: „VL Krant - zegt wat u denkt!‟ (VL Krant, 2009, februari).
3. Homogeniteit onder de bevolking en het gebruik van zondebokken
Homogeniteit tussen de leden van het volk wordt als ideaal beschouwd en bepaalde
bevolkingsgroepen worden uitgesloten. Het volk wordt immers gezien als een homogene categorie,
waarbij mensen dezelfde belangen delen en door dezelfde kenmerken gekarakteriseerd worden. De
vijand staat niet alleen boven het volk maar ook ertussen. De waarden van sommige groepen zijn niet
verenigbaar met de algemene belangen van het volk. Daardoor worden deze groepen beschouwd als
een bedreiging voor en een smet op de samenleving. Ze moeten dus argwanend behandeld worden, of
zelfs verwijderd van het territorium van het volk (Jagers e.a., 2006). Men schuift een beeld naar voor
53
van een wereld die er veel beter uit zou zien als de migranten verdwenen waren. Zo wordt er een
zichtbaar vijandsbeeld gecreëerd (Swyngedouw, 1992).
Zowel in de programmapunten als in de externe communicatie van de partij kunnen we een aantal
grote groepen zondebokken onderscheiden, zijnde Walen, immigranten, asielzoekers en criminelen
(http://www.vlaamsbelang.org; Jagers & Walgrave, 2006). Onderzoek toont aan dat hoewel alle
partijen hun traditionele „vijanden‟ hebben, deze categorieën nauwelijks in diskrediet gebracht worden.
Men zal enkel bepaalde groepen naar voor schuiven en hen tonen dat ze begaan zijn met hun
problemen. De enige partij die wel vervalt in een negatief discours is het Vlaams Belang. In haar
exclusiestrategie stigmatiseert zij systematisch bepaalde groepen, de „zondebokken‟ die we hierboven
genoemd hebben (Jagers & Walgrave, 2006).
Opvallend is dat vooral de Islam gezien wordt als de spil van het kwaad. Een toonbeeld van
islamofobie is het nieuwe boek van partijkopstuk Filip Dewinter, getiteld “Inch‟ Allah”, dat op 2
maart 2009 uitgebracht werd (http://www.filipdewinter.be). Hierin wordt beschreven hoe moslims „het
continent hebben overspoeld, met als doel Europa te koloniseren en er een soort Eurabië van te maken.
[…] De islam zal ons op een bepaald moment proberen te verdringen en te overheersen. Met de
massa-immigratie hebben we het paard van Troje van de islam binnengehaald‟ (de Groot & ten Hove,
2009). Tegenover andere religies is Dewinter dan weer eerder mild. Zo voert Dewinter volgens Renard
(2005a, 7 december) een „charmeoffensief‟ tegenover de joodse gemeenschap door het geven van
interviews en het innemen van pro-Israëlische standpunten. Slim bekeken voor een man die hoopte
burgemeester van Antwerpen te worden.
4. Immigratie
Een typisch kenmerk van het Nieuw-Rechtse populisme is volgens Jagers en Walgrave (2006) de
focus op het thema migratie. Het is een belangrijk kernpunt in het programma van de partij
(cdrom.vlaamsbelang.be). In feite hangt immigratie samen met het thema „homogeniteit onder de
bevolking en het gebruik van zondebokken‟, aangezien immigratie multiculturaliteit met zich
meebrengt, wat volgens het VB „een verarming van de Vlaamse cultuur is‟
(http://www.vlaamsbelang.org). Zoals we hierboven al aantoonden met Swyngedouw (1992) schuift
de partij een wereld naar voor die veel beter zou zijn als de migranten verdwenen waren.
Er zijn voorbeelden te over waarbij het VB stunts, krasse uitspraken of beledigende cartoons rond
immigratie de wereld instuurt. We doen hier een greep uit het aanbod.
54
Marokko-trip
Op 8 december 2005 trekt een Vlaams Belangdelegatie, bestaande uit de musketiers Filip Dewinter,
Frank Vanhecke en Marie-Rose Morel, naar de Marokkaanse hoofdstad Rabat. Doel van de reis is om
aan de pers uit te leggen waarom Marokkanen beter niet naar België komen: „We zijn het OCMW van
de wereld niet‟ (De Standaard, 8 december 2005). De hele actie wekte zowel intern als extern heel wat
wrevel op. Binnen de partijtop moest lang gezocht worden naar eensgezindheid, en ook daarbuiten
geraakten de gemoederen verhit. Zo kregen Belgische cameraploegen geen toelating om te filmen,
wou geen enkele officiële ambtenaar contact hebben met de Vlaams Belangpolitici, en bovendien
zweeg de Marokkaanse pers stil over het bezoek (Wilmet & Danneels, 2005, 8 december) - althans
volgens de eerder neutrale berichten. Op de website van het Vlaams Belang lezen we iets heel anders30
.
We kunnen dan ook geen sluitend antwoord geven op de vraag wie hier de waarheid vertelt, en wie
overdrijft.
In feite was de hele reis niet meer dan een soort dekmantel, stelt Renard (2005b, 7 december) in
Knack: „De persconferentie van het Vlaams Belang is vooral een propagandanummertje bedoeld voor
binnenlands gebruik‟. Toch stelden een aantal VB-politici zichzelf de vraag of dit wel zo‟n goede
reclame was voor de partij. Men riskeerde immers dat de nieuwe focus op migranten het zachtere
imago zou kunnen schaden: „De groep Annemans' die al langer bezig is de harde, extreemrechtse
tanker naar zachte wateren te laveren, vreest vooral dat dit reisje het wat bijgeschaafde imago ernstig
kan schaden. Voor een partij die nog maar net een sociaaleconomisch programmaluik heeft neergezet,
is het misschien ook niet verstandig nu meteen weer het ingewikkelde probleem van migratie,
arbeidsmigratie en de vergrijzing van het oude Europa te versmallen tot de aanwezigheid van een
paar rotjochies in onze contreien‟ (Wilmet & Danneels, 8 december 2005).
„Illegaal in Antwerpen: ik keer tevreden terug!‟
Op 19 november 2008 kondigt Vlaams Belang aan een campagne te organiseren die gericht is op de
illegalen die in Antwerpen verblijven. Het werkt hiervoor naar eigen zeggen samen met het ALCEC31
,
dat „Afrikanen wil waarschuwen voor de gevaren van illegale immigratie, en werkt aan de sociale re-
integratie van illegalen die ervoor kozen om terug te keren naar hun land‟. Ook de oproep tot actieve
ontradingscampagnes om economische asielzoekers aan te sporen niet naar België te komen horen
hierbij. Samen met het ALCEC werd er bovendien een gids opgesteld met de lyrische titel: „Illegaal in
Antwerpen? Ik keer tevreden terug!‟, die informatie bevat over vrijwillige terugkeermogelijkheden.
30
In het verslag van de Marokko-trip lezen we het volgende op de website van de partij: „Zo bracht de grootste
avondkrant van het land Maroc Soir daags voor de persconferentie een uitgebreid interview met Filip Dewinter,
iets wat ook het belangrijk weekblad Telquel deed. […]Het moet De Gucht en consoorten weinig deugd gedaan
hebben, maar diezelfde sfeer kon ook worden opgesnoven op de persconferentie, die plaatsvond in het Hilton-
Hotel te Rabat. Het gebeuren werd druk bijgewoond. Er waren journalisten aanwezig van zowat alle
Marokkaanse kranten en weekbladen, van televisiezenders als Al Jazeera en Magreb TV, maar ook van
persagentschappen als bijvoorbeeld Reuters en AFP, en – dichter bij huis – van dagbladen als De Telegraaf en
zelfs De Morgen‟ (www.vlaamsbelang.org). 31
ALCEC staat voor Association de Luttre Contre l‟Emigration Clandestine
55
Bovendien werd een „illegalofoon‟ opgericht, waar illegalen telefonisch informatie kunnen verkrijgen
over een terugkeer naar hun thuisland (http://www.filipdewinter.be). We bemerken de spottende
bijklank in de benamingen en vragen ons af in welke mate deze campagne werkelijk illegalen wil
helpen en hen ook echt tracht te bereiken, dan wel of de partij gewoon haar standpunt wil verspreiden
onder de Vlaamse bevolking. Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) bemerkt dat het doel
van deze actie zich in de eerste plaats inderdaad situeert in het wijzen van de bevolking op het
regeringsbeleid rond deze problematiek. Zowel Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) als
Collier geven toe dat men niet kan garanderen dat er überhaupt wel illegaal aanwezige mensen bereikt
worden met dit initiatief.
Actie: steden tegen de islamisering
Eén van de initiatieven waarin Vlaams Belang meevoer in het kader van zijn anti-immigratiebeleid is
de actie „Steden tegen de Islamisering‟. Deze organisatie zag het daglicht in januari 2008. Volgens het
charter is het doel van deze stichting om samen met de andere deelnemende organisatie „de strijd
tegen de islamisering op elkaar af te stemmen, samen actie te voeren en onderling informatie uit te
wisselen, met als doel op een gecoördineerde en nog beter geïnformeerde manier de islamisering van
de West-Europese steden te kunnen bestrijden‟. „Steden tegen islamisering‟ organiseert acties en houdt
internationale congressen. Op de website vinden we zowel aanstootgevende taal als sterk gekleurd
beeldmateriaal. Zo worden – volgens de organisatie – onze Westerse beschaving en zijn waarden
bedreigd door de Islam en zijn moskeeën „katalysatoren voor de islamisering van stadswijken‟. Het
meest spraakmakende materiaal is echter de link naar een YouTube filmpje uit 2006, dat nu ook aan
het STI-project gelinkt wordt, en waarin we te horen krijgen „wat de radicale Islam werkelijk wil‟,
volgens een greep uit het aanbod slagzinnen: „Europa zal betalen, uw 11 september is onderweg‟,
„Verdelg wie tegen de Islam is‟ en „Naar de hel met de vrijheid‟. Het laatste beeld is een link naar de
STI-website. Bemerk dat hier niet langer de radicale Islam vermeld wordt, maar islamisering in het
algemeen (http://www.stedentegenislamisering.be).
5. Belastingen
Taggart (2000) en Walgrave (2006) wijzen beiden op het thema „belastingen‟ als kenmerk van Nieuw-
Rechts populisme, en halen hiermee een ander kernpunt van het VB-programma aan.
Een illustratie is de campagne die het VB in 2009 voert, waarbij de partij „de Vlaming zijn
welverdiende geld wil teruggeven‟. Dat geldt wordt gehaald uit de „miljoenentransfers naar Wallonië‟,
die volgens de partij beter stopgezet zouden worden. Zo „krijgt‟ elke Vlaming elk jaar 2000€ extra,
waardoor de kinderbijslag kan verhogen, de loonkosten verlagen en het Vlaams aandeel in de
56
personenbelasting met 10% daalt (“België is een transfermachine!”, 2009, februari). Om deze
campagne visueel te ondersteunen deelde het VB gele spaarvarkentjes uit, met het opschrift „Vlaams
geld in Vlaamse handen‟.
6. Misdaad
Ook criminaliteit is een typisch populistisch thema (Jagers e.a., 2006) alsook een stokpaardje van de
partij. Vandaag worden preventie en harde aanpak van de criminaliteit hoog op de agenda geplaatst. Er
zijn voorbeelden te over van campagnes en stunts waarbij Vlaams Belang inspeelt op gevoelens van
onveiligheid bij de burger.
Campagne 2006: Uw veiligheid, onze prioriteit
Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2006 voerde het Vlaams Belang een
campagne rond veiligheid en criminaliteit, met als slogan „Uw veiligheid, onze prioriteit‟. In het kader
van deze campagne deelt Vlaams Belang in maart van datzelfde jaar zo‟n 70.000 à 80.000 gratis
alarmtoestelletjes uit (Gorle, 2006, 30 maart).
Crimiwebsite: februari 2008
In februari 2008 komt Vlaams Belang omstreden in de media, door de lancering van haar nieuwe
website „http://www.criminaliteit.org‟, een initiatief van het al bijna even omstreden VB-parlementslid
Bart Debie (Gorle, 2008, 22 februari). Mensen die het slachtoffer geworden zijn van een crimineel feit
kunnen er hun verhaal kwijt. Daarnaast is er ook informatie beschikbaar over criminaliteit en
onveiligheid, maar ook over criminaliteitsbestrijding en het veiligheidsbeleid van het Vlaams Belang,
net als opsporingsberichten en robotfoto‟s van daders van geweldplegingen. Doel van de website is,
volgens de partij, „de doofpotpolitiek te doorbreken‟ (http://www.criminaliteit.org). Volgens Dewinter
is de website, die met argusogen bekeken wordt, door het juridisch team volledig ingedijkt tegen
mogelijke processen. Immers, de partij kreeg nog vóór de officiële lancering al te maken met de
Privacycommissie, die protesteerde tegen de openbaarmaking van beeldmateriaal van
bewakingscamera‟s (De Standaard, 11 februari 2008). Het was echter vooral de publicatie van een lijst
waarop de voornamen, leeftijden en (onherkenbaar gemaakte) foto‟s van de top 20 van (Antwerpse)
veelplegers die veel stof deed opwaaien. Volgens politiewoordvoerder Sven Lommaert is dit een
contraproductieve actie, en ook Dewinter zelf beseft dat de publicatie van zulk een lijst niet veel zoden
aan de dijk zal brengen, maar dat is ook niet de bedoeling: „Het belang van de lijst situeert zich vooral
op politiek vlak. De gemiddelde leeftijd van de veelplegers is amper twintig jaar, 80 procent is van
vreemde origine‟ (Verelst, 2008, 22 februari). En zoals de titel van ditzelfde artikel kopt: „Vlaams
57
Belang zoekt en vindt rel met criminaliteitswebsite‟. Zo slaagde de partij er andermaal in de publieke
aandacht te vestigen op haar programmapunten op een non-conventionele wijze.
7. Nationalisme
Ook nationalisme, meer specifiek het Vlaams-Nationalisme, vormt een belangrijk kernpunt van het
Vlaams Belang, zoals we ook in het programma van de partij lezen: „De ingewikkelde Belgische
staatsstructuren verhinderen een efficiënt beleid. Vlaanderen en Wallonië hebben bovendien over alles
een verschillende mening. De politieke macht bevindt zich echter nog altijd op het federale niveau,
waar de Vlamingen niets zelf kunnen beslissen zonder instemming van de Franstaligen. Alle
rechtvaardige Vlaamse eisen worden systematisch geblokkeerd. Vlaamse onafhankelijkheid is dan ook
de enige uitweg uit het Belgische conflictmodel‟ (http://www.vlaamsbelang.org).
Voorbeeld van een stunt in dit verband zijn de zelfklevende autokentekens met een „VL‟ en daaronder
de afbeelding van de Vlaamse Leeuw, ter ere van de volgens het VB „Vlaamse Nationale Feestdag‟.
De VL-stickers werden bij het Vlaams Belangmagazine geleverd en konden tevens gratis bijbesteld
worden (http://www.vlaamsbelang.org). De VL-campagne verlaagt de drempel en maakt de ideeën
van de partij meer toegankelijk. Dus wordt het VL-beeld meer en meer gekoppeld aan het Vlaams
Belang en omgekeerd, wat precies de bedoeling van de partij was (Wymeersch, persoonlijke
mededeling, 2009, 3 april).
6.IV.2.2. Visuele stijl van de propaganda
We vroegen aan verschillende VB-partijleden wat de stijl van het Vlaams Belang uniek maakt.
Volgens Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) is het VB altijd duidelijk en onverbloemd
geweest in haar slogans en haar standpunten. De rechtlijnigheid, eenvoudigheid en consequentheid van
de boodschap zijn typisch voor de partij. Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) beaamt dat
de partij geen taboes uit de weg gaat en vult aan dat er steeds kort op de bal gespeeld wordt. En dan
zijn er natuurlijk nog de stunts en provocaties, volgens het VB een noodzakelijk kwaad omdat de partij
„vastzit in een cordon en niet de mogelijkheid heeft om bijvoorbeeld advertenties op te kunnen nemen
in de media‟; een gegeven dat bevestigd wordt door zowel Wymeersch (persoonlijke mededeling,
2009, 3 april), Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) als Dewinter (persoonlijke
mededeling, 2009, 17 juli).
58
Meer representatief zijn wellicht een aantal andere typische stijlfiguren die we kunnen onderscheiden,
zoals daar zijn:
1. Proteststemmen aantrekken
2. Harde versus zachte campagnes
3. Simplificeren
4. Provocaties
5. Stereotypering, overdrijving en associaties
6. Acties
We baseren ons hiervoor op de scripties „De communicatiestrategie van het Vlaams Blok. Evolutie van
positionering, doelgroep en boodschap‟ van Vanessa Bosseman (2001), alsook op deze van Filip
Semey, getiteld „De communicatiestrategie van het Vlaams Blok‟ (1991). Beide studenten hebben in
hun scriptie immers de stijl van de Vlaams Blokpropaganda besproken. Wij zullen deze stijlfiguren
bespreken die we nog steeds van toepassing vinden op het Vlaams Belang. Ook hier geven we, louter
ter illustratie, een aantal empirische voorbeelden die de tekst ondersteunen.
1. Proteststemmen aantrekken
Het aantrekken van proteststemmen is een gegeven dat we eerder besproken hebben, onder de term
„militante retorische strategie‟. Overmeer (persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei) wijst ons erop dat
het Vlaams Belang een partij is die mensen aanspreekt op hun „buikgevoel‟, net zoals LDD dat doet.
Ze voelen een ongenoegen tegenover politiek bij een bepaald deel van het publiek en spelen daarop in
door zich te profileren „als een soort van Robin Hood‟. Ook Collier (persoonlijke mededeling, 2009,
16 april) beseft dat LDD op die manier een potentieel gevaar kan betekenen voor de partij: „Er zullen
wel mensen zijn die zich laten leiden door de manier waarop hij zich kan presenteren als een
zweeppartij, zoals het VB een beetje is, maar met dit verschil dat LDD niet in het cordon zit. Mensen
kunnen misschien gaan denken „ik stem al 30 jaar op het VB, maar die zitten in het cordon, een stem
op LDD zou weleens nuttiger kunnen zijn.‟ Dedecker is nog niet verbrand, een proteststem aan hem zal
in de ogen van de kiezer misschien meer voordeel brengen (Overmeer, persoonlijke mededeling, 2009,
1 mei). Op de vraag of N-VA soms ook aanspraak maakt op dit buikgevoel om kiezers te winnen,
antwoordt Overmeer dat dit niet echt lonend zou zijn voor de partij en dat N-VA zich dus meer tot de
„rationele‟ kiezer richt. Zo kan de partij zich richten op een groter, gematigd publiek, en door die
keuze jaren geleden te maken kon ook toenadering gezocht worden met CD&V. Dit heeft het
potentiële electoraat van N-VA vergroot naar dit van CD&V-kiezers die door het kartel
59
Vlaamsgezinder geworden zijn. De concurrentie binnen de groep van „hardliners‟, met LDD en het
VB, zou te groot zijn voor N-VA (Overmeer, persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei). Dat weet ook
Piet Deslé (persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei), communicatiemanager van LDD: „Een deel van de
Vlaams Belangstemmers zijn geen racisten of nationalisten, maar mensen die foert zeggen, „dat deugd
niet‟. Dat is volgens Deslé ook de reden dat zijn partij vandaag automatisch proteststemmen van het
Vlaams Belang aantrekt: „Omdat we precies aanklagen wat er fout loopt. Het Belang was ook de enige
die dat deed, maar dan op een heel beperkt terrein‟.
Het lijkt er met andere woorden op dat het VB en LDD als enige de militante strategie blijven hanteren
om het opborrelende ongenoegen onder bepaalde delen van de bevolking tot een kookpunt te brengen.
2. Harde vs zachte campagnes
Zoals we hierboven reeds besproken hebben zien we toch een zachtere aanpak in de slogans en
beelden die gebruikt worden voor de campagnes wanneer we vergelijken met vroeger. Wienen
(persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) vertelt dat de harde campagnes vooral dateren van begin
jaren ‟90, toen het Vlaams Blok nog redelijk klein was en dus gretig gebruik maakte van het
schokeffect: „We moesten wel provoceren om gehoord te worden‟. Toch zouden de campagnes nog
steeds dezelfde boodschap uitdragen, zij het een boodschap die aangepast werd aan de tijd. Volgens
Collier (persoonlijke mededeling, 2009, 16 april) heeft het VB zich „de laatste jaren zowel in de
breedte als in de diepte‟ ontwikkeld, om meer mensen aan te kunnen spreken.
Ter verduidelijking illustreren we in wat volgt met voorbeelden.
In 1991 zagen we bijvoorbeeld de alombekende
campagne met de bokshandschoen en de slogan „Uit
zelfverdediging‟ in het straatbeeld opduiken. Deze
campagne richtte zich op een harde aanpak van
criminelen (Wienen, 1997).
Afbeelding:http://www.blokwatch.be/images/stories/userimage/Uit%20zelfverdediging.jpg
De campagne van 1994, „Grote Kuis‟, vergezeld van een borstel, zouden we ook kunnen opvatten als
een harde aanpak van criminelen, maar hier gaat het om een „grote kuis in de politieke Augiasstallen‟.
In 1995 krijgen we een campagne voorgeschoteld met een bonkende vuist, getiteld „NU afrekenen!‟
(Wienen, 1997).
60
Daarna verandert de partij min of meer van koers en zal ze een eerder zachte weg inslaan. Een mooi
voorbeeld is de campagne naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2006, met
als slogan „Uw veiligheid, onze prioriteit‟. De zachtere aanpak kwam er volgens Dewinter omdat de
partij zich wil richten op jonge gezinnen met kinderen en op vrouwen (Gorle, 2006, 30 maart). Het
beeld dat we bij deze slogan krijgen is deze van
een mannenhand die een kinderhand vasthoudt,
opvallend zacht dus tegenover voorgaande
campagnes.
Volgens Thevissen biedt de partij echter gewoon
haar oude kernboodschap aan in een zachtere
verpakking (Gorle, 2006, 30 maart). Toch moet
er volgens ons in zekere mate genuanceerd
worden wat onder „zacht‟ verstaan wordt. Op
de meeting bij het voorstellen van de nieuwe campagne in Antwerpen klonk namelijk heel wat hardere
taal. Nadat Dewinter de socialisten ervan beschuldigd had de sociaal zwakkeren in de steek te laten en
enkel op te komen voor criminelen, in het bijzonder ciriminelen van allochtone afkomst, zei hij ook
het volgende: „een verkrachter moet niet op mededogen van de rechtbank kunnen rekenen wanneer hij
een paar van zijn edele delen mist wanneer hij door de vader van het verkrachte meisje wordt
aangepakt‟ (Belang van Limburg, 13 april 2006). De toespraak van Annemans en Dewinter werd
verder opgesmukt met uitspraken als „[afgelopen moet het zijn met] de minderjarige bendeleden, de
minderjarige mini-maffiosi, de rondhangjongeren, in veel gevallen gewoon kutmarokkaantjes: in
plaats van een jeugdsanctierecht krijgen ze een sociaal assistent, een job, een pamper en als het even
kan een BMW onder hun kont‟ (Het Laatste Nieuws, 13 april 2006).
Campagne 2009
Waar Thevissen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 het nog had over de nieuwe, „zachtere‟
aanpak van het Vlaams Belang, en verwees naar de
bokshandschoenen en de bezems met „Grote Kuis‟
(Gorle, 2006, 30 maart), zien we in de campagne
naar aanloop van de verkiezingen van 2007 deze
oude aanpak terugkomen. De bokshandschoen
wordt van onder het stof gehaald en in een nieuw
(Vlaams) kleedje rond de vuist van bokser Jean-
Pierre Coopman gebonden. De strijdvaardige foto,
die vergezeld wordt van de slogan „Vlaanderen
Afbeelding: http://www.vlaamsbelang.org/22/jaar/2006/
Afbeelding: http://www.vlaamsbelang.org
61
moet een vuist leren maken!‟, siert de eerste editie van de „VL-Krant‟ (VL-Krant, januari 2009).
Nochtans verklaarde Wienen in een interview aan Bosseman (2001): „De agressieve campagnes met
de bokshandschoenen en de bonkende vuist pasten in een bepaalde sfeer. Nu is dat niet meer mogelijk‟.
We leggen de vraag opnieuw voor aan Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april), die hierop
repliceert: „Jean-Pierre Coopman is een bokser, je kan hem moeilijk met een keukenschort gaan
afbeelden‟. Met andere woorden: enige verwijzing naar vroegere campagnes is, althans volgens de
officiële visie, te wijten aan toeval. Wat daarnaast wel echt op een zachtere aanpak wijst, is het
campagnebeeld voor de verkiezingen van 2009. Het beeld van het kind roept alleszins mildere
connotaties op dan, pakweg, de bonkende vuist van voorheen.
3. Simplificeren
Semey (1991) spreekt van een simplificatietrend, waaraan niet enkel het toenmalige Vlaams Blok
maar ook de andere partijen zich schuldig zouden maken. Dit zou te wijten zijn aan het feit dat de
gemiddelde lezer niet over de mogelijkheden of de wil beschikt om een uitgebreide campagnetekst te
lezen. Volgens verantwoordelijke van de VB-perskamer Arnout Collier (persoonlijke mededeling,
2009, 16 april) kan er niet van simplificatie gesproken worden, maar van kort en bondig zeggen waar
het op staat. „In communicatie moet men duidelijk zijn‟, meent hij. Wienen (persoonlijke mededeling,
2009, 27 april) vindt de duidelijke taal één van de meest typische kenmerken aan de stijl van het
Vlaams Belang. De partij brengt een eenvoudige boodschap: „we spreken de mensen aan in de taal
van de mensen‟.
We merken hier echter op dat er een nuanceverschil bestaat tussen simplificeren en krachtdadige,
duidelijke taal spreken, waarbij naar onze mening simplificatie een eerder negatieve connotatie heeft.
We hebben echter geen andere bronnen gevonden die de stijl van het Vlaams Belang als
simplificerend claimen.
4. Provocaties
Een ander thema dat inherent verbonden is aan de partij is provocerend gedrag, in de vorm van stunts
of tegen de schenen stotende uitspraken. We bespreken kort een aantal feiten die dit illustreren.
Zonder Jihad Straat
Uit protest tegen de – volgens Vlaams Belang – „toenemende islamisering van Antwerpen‟, hing Filip
Dewinter op 30 mei 2007 onder luide publieksaandacht het bordje „Zonder Jihad Straat‟ op aan de
62
Turnhoutsebaan in Borgerhout (Van De Perre e.a., 2007, 31 mei). Deze stunt is een parodie op de
„Zonder Haat Straat‟-campagne die gelanceerd werd op 11 mei 2006, na de moordpartij van Hans Van
Temsche in Antwerpen, en die als doel had campagne te voeren tegen alle vormen van haat. Dewinter
ging voor het oog van de camera persoonlijk het bordje ophangen. Verder werden in Antwerpen
100.000 „Zonder Jihad Straat‟-folders verspreid (Van Bakel, 2007, 31 mei). Volgens Karel De Gucht
in debat met Dewinter maakt de partij zich met zijn stunt schuldig aan „gevaarlijk populisme‟, waarop
Dewinter repliceerde dat „populist‟ een eretitel is (Gorle, 2007, 1 juni).
Over het doel van deze actie zijn de meningen verdeeld. Officieel wil de partij opkomen tegen de
„islamisering van de grootsteden‟, andere bronnen hebben het dan weer over „pure provocatie in een
buurt waar de verschillende gemeenschappen stilaan toenadering tot elkaar zoeken‟ (Van Bakel, 2007,
31 mei). Als het doel was allochtone jongeren tot rellen te brengen, is dit mislukt: hoewel de
buurtbewoners luid protesteerden, kwam het niet tot incidenten. Maar wat de actie – die aangekondigd
was als „een persmoment‟ (Schoetens, 2007, 31 mei) – ook placht te bereiken, de stunt leverde de
partij andermaal een stevige portie media-aandacht en controverse op.
Het Moskeelied
Een andere, minstens even provocerende manier om de aandacht te vestigen op de partij in het
algemeen en islamisering in het bijzonder, is de single-cd die Vlaams Belang op 5 december 2007 in
3000 exemplaren op de markt bracht, met de veelzeggende titel „Oh nee, alweer een moskee‟. „Wie
zich door het lied aangevallen voelt, slaat volgens mij de bal mis. Dit is niet beledigend bedoeld, al
geef ik toe dat het een kritisch lied is. Prikkelend en uitdagend. Maar een beetje provoceren, dat is
toch niet verboden‟, dixit Dewinter, die het lied zelf schreef. De single werd verspreid via volkscafés,
jeugdhuizen en het internet, uitgebracht als beltoon en later ook met videoclip. Iets fundamenteel
onwettigs is er echter niet te bespeuren volgens het CGKR. Zij dienen dan ook geen klacht in. Het lied
is volgens Dewinter niet racistisch en perfect te rechtvaardigen volgens de vrijheid van meningsuiting
(Het Nieuwsblad, 5 december 2007). Ter illustratie citeren wij enkele strofen:
„Mijn koekestad, mijn Vlaamse stad, wordt
Veel te snel Antwerpistan, met sjaria en djellabah,
Alles halal en altijd ramadan,
De kathedraal, Brabo en het Steen, Antwerpen
Met een A, da‟s toch beter dan „Inch Allah‟!
Oh nee, alweer een moskee,
Ze staan echt overal, van in‟t stad tot aan de zee!
Oh nee, alweer een moskee,
Trop is teveel, dus ik zeg nee!‟
(http://www.vlaamsbelangantwerpen.be)
63
Opmerkelijk is dat VB‟er Wim Wienen (persoonlijke mededeling, 2009, 27 april) vindt dat zijn partij
niet kan verweten worden provocerend te zijn:„Vlaams Belang heeft nog altijd af te rekenen met een
serieuze mediaboycot, terwijl dat andere partijen maar eens moeten kuchen om in de media te komen,
moeten wij moeite doen om in de media te komen. Daarom proberen wij daarin wat creatief te zijn.
Maar om te zeggen dat we provoceren? Nee, dat denk ik niet.‟ Ook de „Zonder Jihad Straat‟ actie was
naar zijn mening geen provocatie, maar „geven wat de mensen daar verwachten‟. Nadat we hem
daarop vroegen of de allochtone bevolking in Borgerhout daar ook zo over zou denken, kregen we als
antwoord: „je kan de vraag omdraaien natuurlijk: worden de mensen niet geprovoceerd door de
radicale islamisering in die wijken en buurten?‟. Dewinter (persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli)
heeft er in tegenstelling tot zijn partijgenoot geen moeite mee toe te geven dat er wel degelijk
provocerend gedrag gesteld wordt: „een van de stijlmiddelen om het Vlaams Belang alsnog toegang te
laten krijgen tot de media, bestaat erin om via een provocatie uiteindelijk een escalatie tot stand te
brengen, die moet leiden tot confrontatie‟. Of dit enkel te wijten is aan de mediaboycot is een vraag
waarop hij geen antwoord weet, maar hij meent dat het provocerende gedrag dan waarschijnlijk zal
minderen. Dit is bovendien een gegeven dat erg onderhevig is aan discussie binnen de partij: niet
iedereen gaat nog akkoord met deze houding, wat stof biedt voor „een permanente discussie die al
jaren loopt‟ (Dewinter, persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli). Zo vindt Arnout Collier (persoonlijke
mededeling, 2009, 16 april) dat sommige stunts „er helemaal over zijn‟, maar voegt hier aan toe dat dit
de laatste jaren wel geminderd is. Of hij het hier bij het rechte eind heeft laten we in het midden. Er is
immers geen onderzoek voorhanden dat dit bevestigt dan wel weerlegt.
5. Stereotypering, overdrijving en associaties
Ook stereotypering is een opvallende stijlfiguur, zo haalde Bosseman (2001) aan, en dit bemerken wij
eveneens wanneer we de verschillende VB-publicaties doorzoeken.
Als Dewinter het bijvoorbeeld over de Islam heeft doet hij deze godsdienst voor als een extremistische
stroming die de Westerse cultuur bedreigt. Één van zijn vele uitspraken luidt als volgt: „De islam
streeft de wereldheerschappij na, als een roofdier stort hij zich op het zwakste dier in de kudde:
Europa. Ons probleem is de multicultuur, die - zoals aids - de weerbaarheid van het Europese lichaam
verzwakt‟. Zogenaamde „gematigde Moslims‟, die actief meedoen aan het politieke beleid, zijn
volgens Dewinter „alibi-moslims die de partijen nodig hebben om moslimstemmen te lokken. Vooral
de sp.a collaboreert op schandelijke wijze met de islam, een ideologie die haaks staat op het
socialisme‟ (http://www.filipdewinter.be).
Ook de covers van de Vlaams Belangmagazines maken maar wat graag negatieve associaties.
64
Zo zien we bijvoorbeeld op de voorpagina van het Vlaams Belangmagazine van december 2005 de
foto van een brandende auto met daarover de slagzin „stop immigratie‟, waardoor de partij
immigranten op een weinig subtiele manier in verbrand brengt met vandalisme.
Afbeelding: http://www.vlaamsbelang.org/22/jaar/2005/
6. Acties
De stunts van de partij zijn een gegeven dat het VB volgens Collier (persoonlijke mededeling, 2009,
16 april) uniek maakt in haar communicatie, een gevolg van het zogenaamde „cordon médiatique‟, een
gegeven dat bevestigd wordt door Dewinter (persoonlijke mededeling, 2009, 17 juli): „het is vooral
een noodrem om de aandacht te krijgen die we verdienen. En mochten we dit niet doen, dan vrees ik
dat we nog maar weinig gehoor zouden krijgen in de media‟.
Stunts worden goed georganiseerd en moeten inpassen in de campagne, dixit Wymeersch
(persoonlijke mededeling, 2009, 3 april). Toch wordt hier niet altijd actief over gediscussieerd: vaak
zijn deze immers actualiteitsgebonden, waardoor er niet genoeg tijd voorhanden is om te vergaderen.
Het grote brein achter de acties is in het merendeel van de gevallen Filip Dewinter (Wymeersch,
persoonlijke mededeling, 2009, 3 april; Collier, persoonlijke mededeling, 2009, 16 april).
Cheque voor opgesloten dokwerkers
Een ander voorbeeld van een provocerende actie is de cheque voor de opgesloten dokwerkers32
van 29
januari 2006. Tijdens een receptie van de socialistische transportvakbond BTB schonken Oost-
Vlaamse VB-parlementsleden een namaakcheque van 1000 euro aan de Gentse secretaris. Doel van de
actie was het in verlegenheid brengen van de vakbond en tegelijk aan populariteit winnen bij de
havenarbeiders. De BTB wou de cheque niet aanvaarden (Cochez, 1 februari 2006).
32
Het gaat hier om acht Belgische dokwerkers die in Straatsburg vastzaten, nadat ze meelopen hadden in een
gewelddadige betoging naar aanleiding van een Europese richtlijn over de liberalisering van de havendiensten
(Ziarczyk, 2006, 30 januari).
65
Vlaamse identiteitskaarten
Begin januari 2008 schenkt het Vlaams Belang naar alle parlementsleden en ministers een
gepersonaliseerde Waalse of Vlaamse identiteitskaart. Franstaligen uit Brussel krijgen eveneens een
Vlaamse identiteitskaart. Idee achter deze stunt was de politici wijzen op de communautaire agenda.
Dixit Dewinter: 'Met de actie willen we alle mandatarissen duidelijk maken dat een fluwelen
boedelscheiding zoals in Tsjecho-Slowakije mogelijk is' (“Parlement ontstemd over stunt Vlaams
Belang”, 3 januari 2008).
We bemerken hier wel dat het Vlaams Belang niet de enige partij is die met behulp van stunts de
media probeert te halen. Jeroen Overmeer, woordvoerder van N-VA, beaamt: „Elke partij probeert
natuurlijk zo veel mogelijk in de pers of in de media te komen‟. Zulke stunts hebben echter niet altijd
het gewenste effect. Overmeer verwijst naar de beruchte N-VA stunt in de scheepslift van Strépy33
,
een actie die de partij nog jaren achtervolgd heeft. De boodschap ging door de kracht van het
beeldmateriaal verloren, waardoor de actie een zeer agressieve inslag leek te hebben. Bovendien hapt
de pers niet altijd toe. Wanneer de actie niet „sexy‟ of actueel genoeg is, besteden de media er
gewoonweg geen aandacht aan (Overmeer, persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei).
De belangrijkste stuntpartij is naast het VB naar onze mening Groen!, hoewel deze laatste een heel
andere invalshoek gebruikt. Jos Stassen (persoonlijke mededeling, 2009, 6 mei), die in 2007
campagneleider van de partij was, wijst op de vele acties die Groen! ondernam in de periode 2004-
2007: „Vaak ging het om Greenpeace-achtige toestanden, ons laten oppakken bijvoorbeeld‟. Nu krijgt
de partij echter meer concurrentie van SLP en het VB, dixit Stassen:„Op dat vlak hebben we geen USP
meer, maar die hadden we wel in de jaren tachtig en grotendeels de jaren negentig.‟
33
In 2006 bracht N-VA een aantal vrachtwagens volgeladen met (vals) geld naar de scheepslift van Strépy, als
aanklacht tegen de „wafelijzerpolitiek‟ tussen Vlaanderen en Wallonië, omdat deze scheepslift volgens de partij
een typevoorbeeld van geldverspilling en misbruik was (Overmeer, persoonlijke mededeling, 2009, 1 mei).
66
7. Conclusie
In deze scriptie hebben we aan de hand van een multimethodische casestudy besproken hoe de
politieke marketingstrategie van extreem-rechts in Vlaanderen eruit ziet en hoe deze zich situeert
binnen het huidige media- en politieke landschap.
In een eerste luik gingen we de theoretische omkadering van het concept „politieke marketing‟ na. We
bemerken dat voorgaand onderzoek zich vooral situeert op gebied van electorale marketing. Ook wij
zullen de focus leggen op verkiezingsgebonden strategieën, en meer bepaald op deze rond de federale
verkiezingen van 10 juni 2007. Dit doen we om een zekere afbakening te kunnen vormen van het toch
wel erg ruime onderwerp.
Thevissen (1994) wijst op het belang van structurele omgevingsfactoren binnen het domein van
electorale communicatie, en geeft aan dat er drie systemen zijn die samenhangen met het fenomeen.
Wij leggen de focus op het partijsysteem en het mediasysteem, en slechts zeer beperkt op het
electorale systeem. In de verschillende hoofdstukken hebben we deze onderwerpen aan bod laten
komen. Aan de hand van onze bevindingen trachten we onze onderzoeksvragen te beantwoorden.
Hoe positioneert het Vlaams Belang zich binnen het huidige politieke landschap?
In het deel „Het Vlaams Belang‟ komen we te weten dat sinds de naamsverandering van Vlaams Blok
naar Vlaams Belang er eigenlijk weinig fundamenteel veranderd is. Het programma werd bijgeschaafd,
maar iedereen is het erover eens dat Vlaams Belang de juridische opvolger van het Vlaams Blok is.
Vlaams Belang is een extreemrechtse, Vlaams-nationalistische partij die dweept met de ideeën van de
Nouvelle Droite-stroming. De belangrijkste thema‟s die we vandaag terugvinden in het
partijprogramma zijn Vlaamse staatsvorming, immigratie, veiligheid en justitie, belastingverlagingen,
een sociale politiek voor Vlaanderen, het gezin, euthanasie en abortus en een nieuwe visie op
democratie.
Al van bij het begin behaalt de partij goede verkiezingsuitslagen, met als hoogtepunt Zwarte Zondag
in 1991. De laatste jaren ziet het er echter naar uit dat het electoraal plafond bereikt werd. Dit zou te
wijten kunnen zijn aan het feit dat de concurrentie van de partij toeneemt in de richting van N-VA en
Lijst Dedecker, twee partijen die niet bevangen zitten in een cordon sanitaire. Hoe lang het cordon
nog zal standhouden blijft voorlopig een raadsel. Hoe de partij hier zelf over denkt al evenzeer. Het
kan kiezers afschrikken maar past tegelijkertijd perfect in de antipolitieke houding van het Belang.
Deze antipolitieke houding is een kernpunt van de populistische koers die het VB vaart, zo merken we
in het hoofdstuk „product, strategie en concept‟. Deze populistische trend maakt deel uit van de
communicatiestrategie die we verderop zullen bespreken.
67
We bekeken eveneens de brede omkadering van de verkiezingen van 10 juni 2007, die geen
noemenswaardig keerpunt betekenden in onze politieke geschiedenis. Twee opvallende issues komen
hierin aan bod. Enerzijds lijkt het communautaire thema belangrijk te zijn, hoewel niet iedereen het
hiermee eens is. Dit is alleszins wel een kernpunt in de „Vlaamse Kracht‟-campagne van het Belang,
zoals we verderop zullen zien. Anderzijds lag de focus op de drie kopstukken van de traditionele
partijen, zoals daar zijn Verhofstadt (Open VLD), Leterme (CD&V) en Vande Lanotte (sp.a). Net
zoals de andere, kleinere partijen probeert ook Vlaams Belang zich hiertegen af te zetten, onder meer
door luidop te protesteren en verwijzingen te maken in de precampagne, waarin de bekende „horen,
zien en zwijgen‟-aapjes gebruikt werden als knipoog naar deze kopstukken.
Hoe positioneert het Vlaams Belang zich binnen het huidige medialandschap?
Media en politiek staan in een dubbelzinnige haat-liefdeverhouding tegenover elkaar. Ze hebben
elkaar nu eenmaal nodig om hun doelen te verwezenlijken: politieke berichtgeving versus de aandacht
van het publiek trekken.
Dat partijen liefst zo veel mogelijk in de media verschijnen is algemeen geweten. Uit onderzoek van
Maddens e.a. (2006) en Van Aelst (2008) blijkt dan ook dat er een positief verband is tussen
mediaverschijningen van individuele politici en het aantal voorkeurstemmen dat ze verkregen dankzij
het personalisatieproces van de kandidaten bij de kiezer. Natuurlijk is dit electoraal succes niet enkel
te wijten aan mediaverschijningen, maar evenzeer aan de sterkte van de partij en de plaats die de
kandidaat heeft op de kieslijst. Bovendien hangt de frequentie waarbij politici in beeld komen af van
hun positie in de politiek (denk hierbij aan de kanseliersbonus). Deze factoren hebben wellicht een
interactie-effect op de relatie tussen mediaverschijningen en goede verkiezingsresultaten.
Hoe de media nu precies te werk gaan in hun agenda-setting rond politieke berichtgeving wordt
besproken aan de hand van de concepten media logic en party logic. We kunnen besluiten dat beide
logica‟s kunnen opgaan. De media zullen bijvoorbeeld meer geneigd zijn te berichten over politieke
gebeurtenissen indien deze een intrinsieke relevantie voor het publiek bevatten, met andere woorden:
wanneer media hun eigen logica volgen, gebaseerd op een gedeelde (commerciële)
nieuwswaardeoriëntatie. Factoren hierbij zijn bijvoorbeeld de geloofwaardigheid van de politicus,
charisma en spreekstijl. Ook het conflictelement, dat zorgt voor meer sensationele berichten, en de
niet-politieke celebritystatus van politici kunnen hun nieuwswaarde positief doen toenemen.
Anderzijds zien we, gelijklopend met de party logic, dat partijen bijvoorbeeld meer aandacht krijgen
naarmate ze groter en machtiger zijn, en dat deze aandacht ook verdeeld wordt naargelang hun succes
bij de vorige verkiezingen.
Daarnaast zijn er nog andere factoren die media-aandacht kunnen opwekken, zoals campagnevoering,
acties, events en stunts. Dit is echter een facet dat ook aansluiting vindt bij de media logic.
68
Rond de manier waarop de media omgaan met het Vlaams Belang leeft al jarenlang een verhit debat.
Dit verklaart wellicht de grote hoeveelheid onderzoek naar het al dan niet te weinig aan bod komen
van de partij in nieuws- en duidingprogramma‟s in verhouding met de grootte van de partij. De
onderzoeksresultaten zijn echter niet eensluidend en vertrekken bovendien uit verschillende
invalshoeken. Hoewel ook het VB haar kopstukken naar voor schuift, krijgen deze bijvoorbeeld
minder aandacht dan de kopstukken van andere partijen van gelijke grootte. Het is mogelijk dat de
media het Vlaams Belang bewust weren uit hun programma‟s en berichtgeving. Jarenlang werd
geloofd dat het huldigen van de partij in stilzwijgen haar succes zou inperken. Nu het VB zo‟n 20%
van de Vlaamse kiezers achter zich heeft, heeft zich een nieuw debat geopend over de manier waarop
de media moeten omgaan met de partij. Op de openbare omroep zijn er weliswaar richtlijnen
voorhanden, maar deze kunnen redelijk ruim geïnterpreteerd worden. Bovendien stamt een document
als de Vlaams Bloknota uit de tijd dat het politiek correct denken de media overheerste. Vandaag zijn
journalisten voldoende beschermd door hun redactiestatuut om, vanuit hun informatieplicht, zelf te
beslissen hoe zij omgaan met extreemrechts. Desalniettemin blijft het Vlaams Belang zich geviseerd
voelen, wat zich uit in een klachtenregen en zelfs decretale voorstellen tegen de openbare omroep.
Ook de geschreven pers blijkt niet de beste vriend van de partij te zijn. Zo wil geen enkele grote krant
Vlaams Belangadvertenties opnemen, wat de partij noopt tot een aanpassing van de keuze van hun
communicatiekanalen.
Rond het beleid van de commerciële omroep kunnen we moeilijk uitspraken doen, gezien het gebrek
aan onderzoek hieromtrent. Bovendien weten we niet zeker of deze feiten ook opgaan voor
entertainmentprogramma‟s. Vlaams Belang vindt alleszins van wel, en deze eigen perceptie van een
cordon médiatique is misschien wel belangrijker dan een feitelijke boycot, gezien het onderwerp van
deze scriptie. Verderop bespreken we hoe dit een invloed heeft op de manier waarop de partij
communiceert met het publiek.
Hoe ziet de communicatiestrategie van het Vlaams Belang eruit?
Niet alleen zetten de traditionele partijen zich af tegen het VB, geheel in de lijn van haar populistische
discours neemt het Belang een sterke antipolitieke houding aan, waarbij het de andere partijen verwijt
„één pot nat te zijn‟, en pretendeert de enige partij te zijn die het verschil kan maken. Andere typisch
populistische kenmerken die we bemerken zijn de nabijheid bij het volk, homogeniteit onder de
bevolking en het gebruik van zondebokken, immigratie, belastingen, misdaad en nationalisme. Deze
vinden hun oorsprong in het partijprogramma. Zij komen logischerwijs ook duidelijk naar voor
wanneer we de inhoudelijke stijl van de propaganda bekijken, wat we telkens geïllustreerd hebben met
empirische voorbeelden. De stilistische kenmerken (zoals daar zijn: proteststemmen aantrekken, een
evolutie van harde naar zachte campagnes, het gebruik van simplificaties, het provoceren, de
stereotypering, overdrijving en associaties en tenslotte de acties en stunts) zijn naar onze mening zeer
69
typisch voor de partij en kunnen in principe ook gesitueerd worden in de populistische traditie, in die
zin dat zij door korte, duidelijke en krachtdadige slogans „die zeggen waar het op staat‟ dicht bij het
volk staan en zich ook hier afzetten tegen de heersende elite, alsook tegen bepaalde bevolkingsgroepen
die zij zelf uitgeroepen hebben tot „vijand van het volk‟. Dit onderdeel van de communicatiestrategie
heeft een sterke verwevenheid met de positionering van de partij binnen het politieke landschap, wat
meteen een eerste opvallend punt is waar we later op zullen terugkomen bij het formuleren van onze
nieuwe hypothese.
Een specifieke segmenteringstrategie heeft de partij niet echt. Net als de meeste partijen ziet zij naar
eigen zeggen „de Vlaamse bevolking‟ als de grote doelgroep. Slechts sporadisch en dan meestal op
lokaal niveau wordt gewerkt met afgebakende doelgroepen.
Organisatorisch is de partij heel sterk: ze voert een strak, eenvormig communicatiebeleid. Van het
nationale tot het lokale niveau verloopt alles éénduidig. Hierop wordt sterk gehamerd door het
partijbestuur, en dit loont ook voor de lokale fracties: zij kunnen voor de financiering van hun
campagnes voor het overgrote deel rekenen op de steun van de partij.
Daarnaast gaat het VB er prat op zelf volledig in te staan voor alles wat met externe communicatie te
maken heeft. Zo heeft de partij een aantal goed uitgebouwde communicatiediensten, die zowel
inhoudelijk, strategisch als stilistisch de communicatie zelf verzorgen. Volgens bepaalde Vlaams
Belangbronnen wordt er daarnaast echter wel gebruik gemaakt van externe communicatie-experts.
Volgens de ene is dit enkel voor het drukwerk, volgens de andere gebeurt dit ook met het oog op
strategische doelen. Het gaat hier echter wel om een onofficiële samenwerking, zo klinken onze
bronnen eensluidend. Dit zou het gevolg zijn van het feit dat experts hun naam niet willen verbinden
met de partij, om niet „verbrand‟ te worden. Ook hier zien we wederom een opvallende link tussen de
communicatiestrategie en de algemene positionering van de partij.
Vergeleken met de andere partijen is het Vlaams Belang alleszins degene die het meeste
communicatiewerk zelf verricht, hoewel dit in 2007 ook van LDD gezegd kan worden. De
communicatie van LDD verliep vooral via interne personen. Dit is in het geval van Dedecker echter
eerder te wijten aan het gebrek aan middelen dan aan de ideologische overtuiging „wat we zelf doen,
doen we beter‟, zoals we die bij het Vlaams Belang horen weerklinken.
Het overgrote deel van de partijen doet beroep op externe bureaus en adviseurs. Vooral CD&V valt op
door haar samenwerking met reuzen uit de communicatiewereld, zowel op creatief, strategisch als
onderzoeksniveau. Toenmalig kartelpartner N-VA voerde gedurende het grootste deel voorafgaand
aan de verkiezingen een eigen campagne, eveneens in samenwerking met een strategisch en creatief
bureau. Open-VLD heeft net als CD&V een sterk intern communicatieorgaan. Communicatiegoeroe
Noël Slangen zou gedurende de verkiezingen een invloedrijke rol gespeeld hebben, hoewel dit door
een andere bron tegengesproken wordt. Hoe dan ook gebruikt ook deze partij extern advies, zowel
voor de uitwerking van de communicatiestrategie als voor het creatieve aspect. Sp.a en kartelpartner
70
Spirit voeren in 2007 samen campagne. Het is vooral sp.a dat de touwtjes in handen heeft. Voor
communicatie- en creatief advies doen ook deze partijen beroep op een extern bureau, en daarnaast
beschikt sp.a zelf over sterke mediamensen. Groen! zag eerder laat heil in externe adviseurs. In 2007
werkten zij samen met een strategisch communicatiebureau, alsook met een kleinschalig bedrijfje voor
de creatieve output.
Zoals we hiervoor reeds aangaven, is het voor het Vlaams Belang niet altijd eenvoudig zich in het
medialandschap te laten horen, wat een belangrijk invloed heeft op haar manier van communiceren, en
in dit geval campagnevoeren. Nadat we uitgebreid de verschillende propagandavormen besproken
hebben bemerken we dat het overgrote deel ervan niet opvallend afwijkt van wat we in normale
omstandigheden zouden verwachten. Wel merken we op twee belangrijke vlakken hoe het
medialandschap zijn invloed heeft op de communicatiestrategie.
Doordat de grote kranten weigeren advertenties van de partij op te nemen, is de partij genoodzaakt om
op een andere manier haar publiek te bereiken. Zo zal zij actief propaganda voeren door rechtstreeks
de kiezer aan te spreken. Hoewel ook de andere partijen naast krantenadvertenties gebruik maken van
marktcolportages, reclameborden en dergelijke, valt het Vlaams Belang toch op door de huis-aan-
huisblaadjes die bedeeld worden. Ook buiten de verkiezingsperiode stuurt het VB een groot aantal
publicaties de wereld in.
Daarnaast tracht de partij toch de aandacht van de media te trekken door controversiële uitspraken te
doen, mensen of zelfs volledige bevolkingsgroepen te provoceren, en stunts en acties te voeren; een
opzet waarin ze meestal goed slagen. Sommige andere partijen, zoals Groen! en N-VA begrijpen het
voordeel van actievoering en deden hier in het verleden ook aan mee. Lijst Dedecker zal dan weer
eerder „politieke schandalen‟ aan het licht brengen. De grotere, meer traditionele partijen houden zich
op dit vlak eerder gedeisd.
De communicatiestrategie van het Vlaams Belang in het huidige media- en politieke landschap
We kunnen hieruit besluiten dat de partij zich op een heel eigen manier positioneert in het
medialandschap, alsook in de politieke omgeving. We zien dat er op sommige vlakken een link lijkt te
zijn tussen deze positionering en de manier waarop het VB naar buiten toe communiceert. We
bemerken enerzijds dat de partij een populistische stijl hanteert en hiermee benadrukt dat ze zich afzet
tegen de andere politieke partijen, die zich op hun beurt ook tegen het VB afzetten met behulp van het
cordon sanitaire. Anderzijds zien we dat het Vlaams Belang vindt dat er ook een cordon médiatique
bestaat, waardoor zij de aandacht van de media op andere manieren moet trekken. Tenslotte zal zij,
door de zogenaamde mediaboycot, ook andere propagandamiddelen moeten gebruiken om haar
publiek te bereiken. Aangezien we echter louter een descriptief onderzoek gevoerd hebben, is het niet
mogelijk om causale verbanden vast te stellen tussen onze bevindingen. We veronderstellen met
71
andere woorden dat de manier waarop het Vlaams Belang haar externe communicatie uitvoert een
gevolg is van de manier waarop de partij zich positioneert binnen het politieke landschap, alsook van
de manier waarop de partij voor zichzelf aanvoelt hoe de media haar behandelt. De representativiteit
van ons onderzoek kan niet gegarandeerd worden, en we laten het dan ook over aan de lezer om zelf
onze conclusies te beoordelen.
Bibliografie
A. Boeken, (bijdragen uit) readers, wetenschappelijke en vaktijdschriften
72
Altheide, D. & Snow, R. (1979). Media Logic. Beverly Hills, CA: Sage.
Andersen, K. E. (1983). Persusasion: Theory and practice. Boston: American Press.
Breuning, M. & Ishiyama, J. (1998). The Rhetoric of Nationalism: Rhetorical Strategies of the
Volksunie and Vlaams Blok in Belgium, 1991-1995. Political Communication, 15, 5-26.
Buelens, J. (2008). De verkiezingen van 10 juni 2007: een analyse van de stembusuitslag. Res
Publica, 50(2).
Cho, J., Shah, D. V., McLeod, J. M., McLeod, D. M., Scholl, R. M. & Gotlieb, M. R. (2009).
Campaigns, Reflection, and Deliberation: Advancing an O-S-R-O-R Model of
Communication Effects. Communication Theory, 19(1), 66-68.
Country Report (2006). Belgium. EU Country Report. London: The Economist Intelligence
Unit.
De Gucht, K. (2007). Pluche. Over de banalisering van extreemrechts. Antwerpen: Uitgeverij
Houtekiet.
Devos, C. (2005). Politicologie. Inleiding tot de politieke wetenschappen. Gent: Academia
Press.
Durham, M. G., Kellner, D. (2006). Media and Cultural Studies. Blackwell publishing.
Erk, J. (2005). From Vlaams Blok to Vlaams Belang: The Belgian Far-Right Renames Itself.
West European Politics, 28(4), 493-502.
Fiers, S. & Krouwel, A. (2004). The Low Countries: from prime-minister to minister-
president? In: Webb, P.; Poguntke, T. (Eds.), The Presidentialisation of Politics in
Parliamantary Democracies (pp. 126-156). Oxford: University Press.
Geysels, J., de Lange, S. & Fennema, M. (2008). Het cordon sanitaire en het ontluiken der
democratie? Res Publica, 20(1), 49-64.
Gijsels, H. (1992). Het Vlaams Blok. Leuven: Uitgeverij Kritak.
Jagers, J. & Walgrave, S. (2007). Populism as political communication style: An empirical
study of political parties‟ discourse in Belgium. European Journal of Political Research, 46,
319-345.
Jones, E. (2007). Populism in Europe. SAIS Review, 27(1).
Maddens, B., Wauters, B., Noppe, J. & Fiers, S. (2006). Effects of Campaign Spending in an
Open List PR System: The 2003 Legislative Elections in Flanders/Belgium. West European
Politics, 29(1), 161-168.
73
Nuytemans, M., Van Aelst, P. & Walgrave, S. (2006). Media en politiek: De
(spannings)relatie tussen journalisten en politici in kaart gebracht. Antwerpen: Universiteit
Antwerpen.
Pilet, J-B. & van Haute, E. (2008). The federal elections in Belgium, June 2007. Electoral
Studies (27), 547-577.
Spruyt, M. (2006a). Wat u moet weten over het Vlaams Belang. Epo: Berchem.
Swanborn, P.G. (2003). Case-study‟s. Wat, wanneer en hoe? Boom: Boom Onderwijs.
Swanson, D. L. & Mancini, P. (1996). Politics, Media and Modern Democracy. An
International Study of Innovations in Electoral Campaigning and Their Consequences.
Londen: Praeger.
Swyngedouw, M. (1992): Het Vlaams Blok 1980-1991: opkomst, groei en doorbraak. In: Van
Doorslaer, R., Gotovitch, J., Raes, K., Seberechts, F., Swyngedouw, M., Vos, L & De Wever,
B. (Eds.). Herfsttij van de 20ste
eeuw. Extreem-rechts in Vlaanderen 1920-1990. Leuven:
Kritak.
Swyngedouw, M. & Van Craen, M. (2002). Vlaams Blok en de natiestaat. Het rechts-radicale
Vlaams-nationalisme onder de loep. Extrême droite et fédéralisme, 2.
Swyngedouw, M., Billiet, J. & Goeminne, B. (2004). Het electoraal landschap bij de
aanvang van de verkiezingscampagne 2004. KULeuven, Nota van het ISPO.
Taggart, P. (2000). Populism. Buckingham: Open University Press.
Thevissen, F. (1994). Politieke Marketing en Communicatie. Brussel: VUB Press.
Van Aelst, P , Noppe, J. & Fiers, S. (2008). Politicians in the News: Media or Party logic?
Media Attention and Electoral Success in the Belgian Election Campaign of 2003. European
Journal of Communication, 23(2), 193-210.
Van Aelst, P. (2008). De verkiezingscampagne van 2007: communautair en presidentieel? Res
Publica, 50(2), 19-36.
Voorhoof, D. (2008). Vlaamse media dienen niet het Vlaams Belang. In Van Eijk, N.;
Hugenholtz, B. (Eds.). Dommering-bundel. Opstellen over informatierecht aangeboden aan
prof. Mr. E.J. Dommering. Otto Cramwinckel Uitgever.
Voorhoof, D. & Braeckman, A. (2004). De veroordeling van drie Vlaams Blok VZW‟s in
toepassing van de antiracismewet. Implicaties voor de VRT. Gent, Vakgroep
Communicatiewetenschappen.
Walgrave, S. & De Swert, K. (2004). The Making of the (Issues of the) Vlaams Blok.
Political Communication, 21, 479-500.
74
Wester, F., Renckstorf, K. & Scheepers, P. (2006). Onderzoekstypen in de
communicatiewetenschap. Alphen aan den Rijn: Kluwer.
B. Artikels uit kranten, magazines en weekbladen
“Anke blijft advocate” (1999, 8 december). Het Nieuwsblad.
“Anke blijft geschorst” (1998, 11 juni). Het Belang van Limburg.
“België is een transfermachine!” (2009, februari). VL Krant.
“Campagne Vlaams Belang start met „vuilbekkerij‟”. (2003, 13 april). Het Laatste Nieuws.
“Filip Dewinter tegen politici in quizprogramma‟s op tv” (2009, 16 januari). De Morgen.
“Parlement ontstemd over stunt Vlaams Belang” (2008, 3 januari). De Tijd.
“VB‟er manipuleert lezersbrieven” (2008, 26 augustus). De Standaard.
“We wilden ons hachje niet wagen” (2005, 8 december). De Standaard.
Aerts, K. (2008, 5 augustus). VB toont vervalst filmpje snelheidsduivels op „Ring‟. Het
Laatste Nieuws.
Brinckman, B. (2007, 15 februari). Volgens Vlaams Belang heeft die kiezer bij de
verkiezingen op 10 juni maar een alternatief. De Standaard.
Cochez, T. (2006, 1 februari). VB overhandigt namaakcheque voor opgesloten dokwerkers.
De Morgen.
Cochez, T. (2007, 26 april). Artdirector Dewinter naar Lijst Dedecker. De Morgen.
De Poot, D. (2005, 19 maart). “Geen fascist op onze webstek”. Gazet van Antwerpen.
Dewinter daagt moslims uit met provocerend „moskeelied‟. (2007, 5 december). Het
Nieuwsblad.
Freys, J. (2007, 27 april). Propagandagoeroe van Vlaams Belang naar Lijst Dedecker. Het
Laatste Nieuws.
Gorle, P. (2006, 30 maart). Prof: „Vlaams Belang trekt terecht weer kaart van „veiligheid‟‟.
Het Laatste Nieuws.
Gorle, P. (2007, 1 juni). De Gucht haalt uit naar Dewinter. Het Laatste Nieuws.
Gorle, P. (2008, 22 februari). Crimi-website Vlaams Belang al meteen onder vuur. Het
Laatste Nieuws.
75
Huysentruyt, S. (2004, 31 december). Een jaar van Belang. De Tijd.
Renard, H. (2005a, 7 december). Vlaams belang en de joden. Knack.
Renard, H. (2005b, 7 december). „We zitten opnieuw in de rol van underdog‟. Knack.
Schoetens, M. (2007, 31 mei). Provocatie Vlaams Belang in Borgerhout mislukt. De Morgen.
Van Bakel, L. (2007, 31 mei). „Zonder Jihad Straat is pure provocatie‟. Het Laatste Nieuws.
Van De Perre, P. & Vanheusden, K. (2007, 31 mei). Geen jihad in Borgerhout. Gazet van
Antwerpen.
Vandormael, B. (2004, 21 april). Blok veroordeeld. Knack.
Verelst, J. (2008, 22 februari). Vlaams Belang zoekt en vindt rel met criminaliteitswebsite. De
Morgen.
Vlaams Belang gebruikt drie aapjes in campagne. (2007, 15 februari). Het Belang van
Limburg.
Vlaams Belang start campagne rond veiligheid. (2006, 13 april). Het Belang van Limburg.
Vlaams Blok veroordeeld voor aansporen tot discriminatie (2004, 22 april). Het Belang van
Limburg.
Wilmet, H. & Danneels, M. (2005, 8 december). Marokko-trip verdeelt Vlaams Belang. Het
Volk.
Ziarczyk, E. (2006, 30 januari). Vlaams Belang geeft vakbond (even) geld. De Tijd.
C. Niet-gepubliceerde bronnen
Bosseman, V. (2001). De communicatiestrategie van het Vlaams Blok. Evolutie van
positionering, doelgroep en boodschap. Niet-gepubliceerde scriptie, Gent, Vakgroep
Communicatiewetenschappen.
Semey, F. (1991). De communicatiestrategie van het Vlaams Blok. Niet-gepubliceerde
scriptie, Gent, Faculteit Rechtsgeleerdheid.
Staepels, A. (2004). De VRT en het Vlaams Blok: censuur verantwoord of verachtelijk?
Studie over het mediabeleid van de openbare omroep ten aanzien van het Vlaams Blok. Niet-
gepubliceerde scriptie, Antwerpen, Vakgroep Communicatiewetenschappen.
Van Loo, R. (2008). Politieke adviseurs in Vlaanderen. Onderzoek naar de rolperceptie van
interne en externe adviseurs tijdens campagnes. Niet-gepubliceerde scriptie. Antwerpen,
Vakgroep Politieke en Sociale Wetenschappen.
76
D. Internet
27 maart 2009. Decreet betreffende radio-omroep en televisie (4 april 2009). Geraadpleegd op
het World Wide Web op 16 juli 2009:
http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article.pl?language=nl&caller=summary&pub_date=200
9-04-30&numac=2009035356#top.
Algemene Directie Instellingen en Bevolking: Directie van de Verkiezingen (n.d.). Bijlage 2
(formulier van verklaring). Geraadpleegd op het World Wide Web op 27 maart 2009:
http://www.elections2009.belgium.be/index.php?id=520&L=1
Beheersovereenkomst 2007 – 2011 tussen de VRT en de Vlaamse Gemeenschap (2006, 20
juli). Geraadpleegd op het World Wide Web op 18 juli 2009:
http://www.vrt.be/extra/beheersovereenkomst_2007-2011.pdf
Campagnewebsite Groen!, (n.d.). Geraadpleegd op het World Wide Web op 9 mei 2009:
http://detoekomstbegintnu.glue.be/
Chomsky, N. (1985). Free speech in a Democracy. Geraadpleegd op het World Wide Web op
24 april 2009: http://www.chomsky.info/letters/198509--.htm.
Criminaliteit.org (n.d.). Onze missie. Geraadpleegd op het World Wide Web op 7 april 2009:
www.criminaliteit.org/6/.
De Groot, J. & ten Hove, M. (2009, 1 mei). Dewinter: Islam erfvijand christelijk Europa.
De Kamer (n.d.). Controlecommissie betreffende de verkiezingsuitgaven en de boekhouding
van de politieke partijen. Wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de
verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open
boekhouding van de politieke partijen. Publicatie van de financiële verslagen over de
boekhouding van de politieke partijen en hun componenten (boekjaar 2007). Geraadpleegd op
het World Wide Web op 29 april 2009:
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/52/1137/52K1137002.pdf.
FGOV (n.d.). Verkiezingsdatabase. Geraadpleegd op het World Wide Web op 3 februari 2009
http://www.ibzdgip.fgov.be/result/nl/search_party.php
Filip Dewinter (2008, 19 november). „Vlaams Belang lanceert aktie: “Illegaal in Antwerpen:
ik keer tevreden terug!‟. Geraadpleegd op het World Wide Web: http://www.filipdewinter.be
Filip Dewinter (2009, 6 januari). Vlaams Belang geboycot voor deelname aan De Slimste
Mens. Geraadpleegd op het World Wide Web op 17 januari 2009:
http://www.filipdewinter.be/vlaams-belang-geboycot-voor-deelname-aan-%e2%80%9cde-
slimste-mens%e2%80%9d
Filip Dewinter, (n.d.). Dewinter in Gazet van Antwerpen: islamofobie is een plicht voor
iedereen! Geraadpleegd op het World Wide Web op 28 februari 2009:
http://www.filipdewinter.be/dewinter-in-gazet-van-antwerpen-islamofobie-is-een-plicht-voor-
iedereen
77
Filip Dewinter, (n.d.). Nieuw boek Filip Dewinter Inch Allah? – de islamisering van Europa.
Geraadpleegd op het World Wide Web op 3 mei 2009: http://www.filipdewinter.be/nieuw-
boek-filip-dewinter-inch-allah-de-islamisering-van-europa
Frank Vanhecke (2008). Ons gelijk. Geraadpleegd op het World Wide Web op 6 april 2009:
http://www.vlaamsbelang.org.
Lijst Dedecker, (n.d.). Huisstijldocument Lijst Dedecker. Geraadpleegd op het World Wide
Web op 8 mei 2009:
http://www3.lijstdedecker.com/docs/Huisstijl_Lijst_Dedecker_090122.pdf
Maddens, B., Weekers, K. & Fiers, S. (n.d.). De uitgaven van de Vlaamse partijen voor de
federale verkiezingen van juni 2007. Geraadpleegd op het World Wide Web op 24 maart
2009: http://soc.kuleuven.be/pol/bib.php?name=Weekers&init=K
Programma CD-ROM Vlaams Belang. Verkiezingen 10 juni 2007. Geraadpleegd op het
World Wide Web op 17 april 2009: http://cdrom.vlaamsbelang.be
Redactiestatuut met inbegrip van de deontologische code voor de journalisten bij de VRT.
Geraadpleegd op het World Wide Web op 18 juli 2009:
http://www.vrt.be/extra/RS_en_DC.pdf
Reformatorisch Dagblad. Geraadpleegd op het World Wide Web op 3 mei 2009:
http://www.refdag.nl/artikel/1407803/Dewinter+Islam+erfvijand+christelijk+Europa.html
SLP, (n.d.). Huisstijldocument SLP. Geraadpleegd op het World Wide Web op 8 mei 2009:
http://www.s-lp.be/assets/logoshuisstijl/SLPhuisstijlgids.pdf
Spruyt, M. (2006b, 14 maart). En wat denkt het Vlaams Belang zelf over het cordon?
Geraadpleegd op het World Wide Web op 12 december 2008:
http://www.blokwatch.be/content/view/727/51/lang,nl/
Spruyt, M. (2006c, 31 maart). Het reclamebureau van het Vlaams Belang. Geraadpleegd op
het World Wide Web op 18 december 2008:
http://www.blokwatch.be/content/view/752/39/lang,nl/
Steden Tegen Islamisering, (n.d.). STI Televisie. Geraadpleegd op het World Wide Web op 11
februari 2009: http://www.stedentegenislamisering.be/Nl/5/
Steden Tegen Islamisering, n.d. Charter “steden tegen islamisering”. Geraadpleegd op het
World Wide Web op 11 februari 2009: http://www.stedentegenislamisering.be/Nl/2/
The Flemish Republic, (n.d.). Geraadpleegd op het World Wide Web op 26 april 2009:
http://www.flemishrepublic.org/4/
Uitgeverij Egmont, (n.d.). Informatie en andere vragen. Geraadpleegd op het World Wide
Web op 8 mei 2009: http://www.uitgeverijegmont.be/5/
78
Vademecum voor journalisten. Pers & Gerecht (n.d.). Voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Geraadpleegd op het World Wide Web op 2 mei 2009: http://www.pers-
gerecht.be/document.php?document_id=122
Verkiezingen 2004 (n.d.). Europees Parlement. Geraadpleegd op het World Wide Web op 2
februari 2009: http://verkiezingen2004.belgium.be/nl/eur/results/results_start.html
Verkiezingen 2004 (n.d.). Vlaamse Raad. Geraadpleegd op het World Wide Web op 2
februari 2009: http://verkiezingen2004.belgium.be/nl/vla/results/results_start.html
Verkiezingen 2007 (n.d.). Kamer. Geraadpleegd op het World Wide Web op 2 februari 2009:
http://verkiezingen2007.belgium.be/nl/cha/results/results_start.html
Verkiezingen 2007 (n.d.). Senaat. Geraadpleegd op het World Wide Web op 2 februari 2009:
http://verkiezingen2007.belgium.be/nl/sen/results/results_start.html
Verstrepen, J. (2005, 6 april). Mediawatch. Geraadpleegd op het World wide web op 7 mei
2009:
http://jurgenverstrepen.typepad.com/jurgen_verstrepen_maakt_l/2005/04/mediawatch.html
Vlaams Belang (n.d.). Actie mediawatch. Geraadpleegd op het World Wide Web op 12 april
2009: http://www.vlaamsbelang.org/0/460/
Vlaams Belang (n.d.). De structuur van het Vlaams Belang. Geraadpleegd op het World Wide
Web op 22 april 2009: http://www.vlaamsbelang.org/10/
Vlaams Belang (n.d.). Programma. Geraadpleegd op het World Wide Web op 19 februari
2009: http://www.vlaamsbelang.org/files/200806_programma.pdf
Vlaams Belang (n.d.). Vlaams Belang Magazines. http://www.vlaamsbelang.org/22/
Vlaams Belang (n.d.). Vlaamse Staatsvorming. Geraadpleegd op het World Wide Web op 19
februari 2009: http://www.vlaamsbelang.org/21/
Vlaams Belang, (n.d.). Boekverbranding anno 2009. Geraadpleegd op het World Wide Web
op 8 mei 2009: http://www.vlaamsbelang.org/0/5764
Vlaams Belang, (n.d.). Dossiers: Het Proces. Geraadpleegd op het World Wide Web op 29
april 2009: http://www.vlaamsbelang.org/52/.
Vlaams Belang, (n.d.). Vlaamse Kracht! Geraadpleegd op het World Wide Web op 17 april
2009: http://www.vlaamsbelang.org/0/3219/
Vlaams Belang, (n.d.). Voorstelling campagne: „Dit is ONS land‟. Geraadpleegd op het World
Wide Web op 12 mei 2009: http://www.vlaamsbelang.org/0/5901
Vlaams Belang Antwerpen (n.d.). Oh nee alweer een moskee. Geraadpleegd op het World
wide web op 12 april 2009: http://www.vlaamsbelangantwerpen.be/Documents/65.doc
79
Vlaams Belang Schoten, n.d. Afbeelding leeuwenkop. Geraadpleegd op het World Wide Web
op 17 april 2009: www.vlaamsbelangschoten.be
Vlaams Belangmagazine december 2005. Stop immigratie. Geraadpleegd op het World Wide
Web op 12 mei 2009: http://www.vlaamsbelang.org/22/12
Vlaams Belangmagazine juli/augustus 2007. “Volk, wordt staat!”. Geraadpleegd op het
World Wide Web op 11 mei 2009: http://www.vlaamsbelang.org/files/vbm_200707-08.pdf
Vlaams Parlement (29 januari 2009). Reglement Vlaams Parlement. Geraadpleegd op het
World Wide Web op 31 maart 2009:
http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showParlInitiatief.action?id=550517
Vlaams Parlement (n.d.). Schriftelijke vragen. Antwoord op vraag nr. 95 van 21 januari 2009
van Filip Dewinter. Geraadpleegd op het World Wide Web op 8 april 2009:
http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/schv/2008-2009/PEETERS/95/antw.095.doc
Vlaams Parlement (n.d.). Schriftelijke vragen. Vraag nr. 95 van 21 januari 2009 van Filip
Dewinter. Geraadpleegd op het World Wide Web op 8 april 2009:
http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/schv/2008-2009/PEETERS/95/vrg.095.doc
Vlaamse Regulator voor de Media (2009). Persbericht 31/03/2009: Vlaamse Regulator voor
de Media verklaart klacht Vlaams Belang tegen VRT ongegrond. Geraadpleegd op het World
Wide Web op 2 april 2009:
http://www.vlaamseregulatormedia.be/documentatie/persberichten/persbericht%20-
%20klacht%20VB&Valkeniers%20vs%20VRT.pdf
Vlaamse Regulator voor de Media, Kamer voor Onpartijdigheid en Bescherming
Minderjarigen (2009). Zaak B. Valkeniers en Vlaams Belang t. NV Vlaamse Radio- En
Televisieomroep. Belissing nr. 2009/025. Geraadpleegd op het World Wide Web op 2 april
2009: http://www.vlaamseregulatormedia.be/
Voorhoof, D. (2007, 6 juni). (Sommige) kranten mogen advertenties van VB weigeren
(verkorte versie). De Morgen. Geraadpleegd op het World Wide Web op 17 april 2009:
http://www.psw.ugent.be/Cms_global/uploads/publicaties/dv/DM.KrantenVB.6juni2007.doc.
VRT (n.d). Activiteiten. De openbare omroep. Geraadpleegd op het World Wide Web op 18
juli 2009: http://www.vrt.be/vrt_master/over/vrt_overvrt_activiteiten/index.shtml
VRT (n.d.). Richtlijnen over de aanwezigheid van politici in infotainment- en
entertainmentprogramma‟s. Geraadpleegd op het World Wide Web op 3 maart 2009:
http://www.vrt.be/vrt_master/over/vrt_overvrt_meerwaarde_democratisch/index.shtml
E. Interviews
Collier, A. (Verantwoordelijke interne communicatie en perskamer Vlaams Belang).
Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 16 april 2009.
80
Cornelis, A. (Medewerker Liberaal Kenniscentrum Prometheus, in 2007 deel van de
campagnecel van Open VLD). Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 13 mei 2009.
Deslé, P. (Communicatiemanager LDD) & Casteleyn, J. (Pers en Communicatie LDD).
Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 6 mei 2009.
Dewinter, F. (Fractieleider Vlaams Belang in het Vlaams Parlement en de gemeenteraad en
organisatieverantwoordelijke van de partij). Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d.
17 juli 2009.
Knapen, P. (Hoofdredacteur VRT nieuwsdienst), Mondelinge mededeling, via bandopname,
d.d. 25 maart 2009.
Stassen, J. (Campagneleider Groen! tijdens de verkiezingen van 2007). Mondelinge
mededeling, via bandopname, 6 mei 2009.
Overmeer, J. (Woordvoerder N-VA). Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 1 mei
2009.
Van den Bergh, T. (Directeur Communicatie CD&V). Mondelinge mededeling, via
bandopname, d.d. 6 mei 2009.
Van Hoecke, J. (Woordvoerder sp.a). Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d. 14 mei
2009.
Wienen, W. (Wetenschappelijk medewerker verbonden aan de Vlaams Belangfractie in het
Vlaams Parlement. Persmedewerker van het VB van 1998 tot 2004). Mondelinge mededeling,
via bandopname, d.d. 27 april 2009.
Wymeersch, F. (Partijraadslid Vlaams Belang), Mondelinge mededeling, via bandopname, d.d.
3 april 2009.
F. Andere Vlaams Belangpublicaties
Campagnedraaiboek Vlaams Belang (2007). Wetgevende verkiezingen 10 juni 2007. Extra
Kaderblad nr. 108, april 2007.
Leen, L. & Van Den Troost, T. (2006). Van Vlaams Blok naar Vlaams Belang. Kroniek,
analyse en nasleep van een politiek proces. Brussel: Vanhecke.
Vlaamse kracht. Verkiezingen 10 juni 2007. Uitgave op CD-ROM
Wienen, W. (1997). Vlaams Blok: 20 jaar rebel: 1977-1997. Brussel: Vanhecke.
Bijlagen
81
Bijlage 1: Interview met Pieter Knapen
Functie: Hoofdredacteur VRT-nieuwsdienst
Volgens onderzoek van Van Aelst e.a. komt het Vlaams Belang beduidend minder aan bod in de
media dan andere politieke partijen van gelijkaardige grootte; zowel in nieuws- als in
entertainmentprogramma’s. Partijleden worden minder vaak aan het woord gelaten, meestal wordt
er over hen bericht. Ook bij de openbare televisieomroep is dit het geval. Is dit een bewuste strategie?
Vindt u dat de openbare omroep VB-politici soms bewust negeert? Zou u durven spreken van een
mediaboycot, zoals de VB’ers zelf dat altijd beweren?
Vooreerst is het belangrijk dat we het onderscheid maken tussen de verschillende omroepen. Enerzijds heb
je de nieuwsdienst, daartegenover staan spelprogramma‟s. De nieuwsdienst verzorgt het radionieuws, een
aantal programma‟s op radio 1 en het Journaal. Wij hebben, met de nieuwsdienst, een deontologische code
ondertekend. Deze bestaat enerzijds uit plichtenleer, anderzijds uit rechtenleer. De plichtenleer draagt ons
correctheid en nauwkeurigheid op, en goede trouw. De rechtenleer geeft ons een redactiestatuut, waardoor
we nee kunnen zeggen, en dus onafhankelijk zijn. De nieuwsdienst moet informeren, dus het VB moét wel
aan het woord komen. Ik gebruik niet het woord onpartijdig, dat vind ik een vies woord; maar laat ons
zeggen dat we wel objectief zijn. Anderzijds moeten we hier wel voorzichtig mee zijn. We moeten geen
forum voor het VB worden natuurlijk. Een reden dat ze minder aan bod komen, is om te vermijden dat ze
racistische uitspraken doen in live-uitzendingen. Dat moeten we altijd goed checken als er VB‟ers
uitgenodigd worden.
Maar waarom komen zij dan ook minder aan bod in programma’s die niet live opgenomen werden?
Daar heb je natuurlijk een punt. Maar uiteindelijk komen ze wel aan bod in die programma‟s hoor.
Bijvoorbeeld de Zevende Dag, daar zijn ze onlangs nog geweest. Ik moet zeggen dat ze dat wel afgeleerd
hebben, om racistische uitspraken te doen.
Of het Vlaams Belang aan bod komt of niet hangt eigenlijk af van de politieke agenda, van de thema‟s. Er
is bij ons geen politiek dat ze niet gevraagd zouden worden. Maar we gaan bijvoorbeeld ook niet per
definitie het VB aan het woord laten over hun kernthema‟s.
Wie wordt er dan wel aan het woord gelaten?
Mensen die iets te maken hebben met de thema‟s. Maar, dat moeten we off the record wel toegeven: wij
weten ook wie we moeten pakken voor sommige dingen. Wij houden er ook rekening mee wie de dingen
verwoordt op een vlotte manier.
Staat de omroep er soms bij stil dat ze de macht heeft om bepaalde politici populair te maken door
hen veel aan het woord te laten?
82
Onze journalisten weten dat dit mogelijk is, en dat ze dus ook niemand mogen voortrekken. Maar
uiteindelijk, tijdens verkiezingsperiodes sturen de partijen zelf wie ze willen. Wij moeten dan afwegen,
zorgen dat er een evenwicht is tijdens de verkiezingsperiode.
En wat dan met entertainmentprogramma’s?
Daar kan ik eigenlijk niet zoveel over zeggen, dat kunnen mijn collega‟s u beter vertellen. Ik ben alleen op
de hoogte van de nieuwsdienst, en bij ons is de informatieplicht het belangrijkst. Maar programmamakers
gaan niet bewust politici groter maken. Ze moeten zelf beslissen hoe ver ze hier in gaan, en dat is niet altijd
eenvoudig. Maar een politicus, hoewel hij staat voor bepaalde standpunten, is eigenlijk ook gewoon een
mens, en kan dus ook in die zin boeiend zijn. Maar de nota helpt wel om te beslissen hoe ver we hierin
gaan.
En hoe staat de openbare omroep tegenover het VB?
De openbare omroep staat niet tegenover het VB. We staan waarvoor we staan in de nota „De VRT en de
democratische samenleving”. Als er extremistische standpunten aan bod komen, dan moet er ingegrepen
worden. Ik moet wel zeggen dat er bij onze collega‟s van de RTBF, waar wij in feite niet echt meer iets
mee te maken hebben, want alles is hier volledig gescheiden; maar dus bij de RTBF is dat wel anders. Net
als bij de geschreven pers. Daar heerst een andere politiek. Extreemrechts komt daar gewoon niet aan bod
in debatten. Maar dat is fout volgens ons: je moet nu eenmaal aan bod brengen wat er in de samenleving
leeft.
En ziet u het dan eigenlijk nog als een taak van de openbare omroep om de sociale cohesie in stand te
houden en daardoor soms niet-democratische partijen bewust niet aan het woord te laten; of zou er
een puur objectieve berichtgeving moeten zijn?
De informatieplicht is het belangrijkste bij de nieuwsdienst. Ik weet dat die eigenlijk tegenover de sociale
cohesie staat. Je moet steeds een moeilijke afweging maken: ga je de partij als de andere partijen
behandelen, of ze niet aan bod laten komen? In Wallonië is er echt een cordon sanitaire van de pers. Daar is
het dan ook de Raad van Bestuur die beslist. Bij de VRT is dat anders, we kiezen dat zelf. Wij kunnen dat,
want we zijn beschermd dankzij ons redactiestatuut.
Het Vlaams Belang denkt daar blijkbaar anders over. En ze kennen hun rechten daar. Krijgen
sommige gevallen soms een juridisch staartje?
Ja, het Vlaams Belang klaagt nog steeds hoor. Af en toe komt er eens een formele klacht, zoals onlangs nog,
naar aanleiding van de Panorama-uitzending over de toekomst van België. Er werden twaalf wijzen
uitgenodigd, eigenlijk twaalf mensen uit verschillende geledingen van de samenleving. En nee, er was
niemand van het Vlaams Belang bij. Dus dienden ze een klacht in bij de VRM. Wij moesten hier toen een
verklaring voor geven. Maar uiteindelijk komt het erop neer dat het de zaak van de VRT is om te beslissen
wie er aan bod komt. Er moeten diverse standpunten aan bod komen, maar daarbinnen kiezen wij.
83
Bovendien, je kan niet altijd elke partij aan bod laten komen, daar is gewoon de ruimte niet voor. En een
derde punt is dat er geen partijen uitgenodigd werden in het programma. Het ging om „wijzen‟ uit de
samenleving. Er zaten inderdaad wel een aantal politici tussen, maar die waren niet uitgenodigd omwillen
van hun partijafhankelijk; maar omwille van hun kennis.
Denkt de omroep soms dat wanneer ze het VB geen stem geeft, de kiezers dat ook niet zullen doen?
Zijn er soms drijfveren om de partij van het scherm te weren?
Wij zullen nooit het Vlaams Belang onderbelichten omdat het ondemocratisch is. En uiteindelijk doet het
ook geen racistische live-uitspraken meer. Het is gewoon de actualiteit die bepaalt wat actueel is, wat aan
bod zal komen. Neem bijvoorbeeld het debat rond euthanasie: daar heb je voor- en tegenstanders. We
zouden het VB aan bod kunnen laten komen hierover, omdat zij ook een tegenstander zijn; maar we moeten
dat niet. We kunnen dat bijvoorbeeld ook aan CD&V vragen.
Op de website van Blokwatch vonden we de nota ‘De VRT en de democratische samenleving’ terug.
Die staat echter niet op de website van de VRT. Hoe komt dit?
Omdat het eigenlijk om een intern document gaat, en het was niet echt de bedoeling dat dit verspreid werd.
De nota stamt uit 2001. Wat was eigenlijk de bedoeling, en hoe belangrijk is deze vandaag nog voor
de omroep?
In de nota staat vooral dat de VRT mot opkomen voor sociale cohesie, en tegen discriminatie. Onze
opdracht is namelijk ook maatschappelijk. Maar, de nieuwsdienst moet ook onafhankelijk zijn. Zoals ik al
zei, wij moeten informeren, en objectief zijn.
Die nota leefde tien jaar geleden meer dan nu, toen het politiek denken nog zo belangrijk was. Die situatie
duurde tot rond 1997. Journalisten stelden zich daar toen veel meer vragen over. Nu verloopt alles veel
natuurlijk. Uiteindelijk bleek dat het Vlaams Blok toch niet tegengehouden kon worden. Maar toen vroeg
men zich echt wel af of de VRT de plicht had om het VB in te dijken. Daarom werd die richtlijn opgesteld.
Maar ik ben zelf gaan filteren wat die nota nu betekent. Voor mij is de informatieplicht eigenlijk
belangrijker. We moeten gewoon afwegingen maken voor onszelf. Neem nu de Mohammedcartoons: die
moéten getoond worden, maar ook niet elke dag opnieuw, want dat zou voor veel mensen kwetsend zijn.
We bevinden ons eigenlijk op een gevaarlijke koord: opiniëren of aanzetten tot racisme. Maar het ergste is
toch berichtgeving uit angst voor het een of het ander. En uiteindelijk zijn we ervoor beschermd, met ons
redactiestatuut, zodat je mensen al eens tegen de schenen kan schoppen.
84
Bijlage 2: Interview met Arnout Collier Verantwoordelijke voor de interne communicatie en de perskamer van het Vlaams Belang
Hoe ziet het communicatieorgaan van de partij eruit? Wie staat er aan de leiding?
- Woordvoerder: nationaal Joris Van Hauthem, persverantwoordelijke Tom Van Den Troost
- Daarnaast: Persverantwoordelijken per fractie
- Verantwoordelijke interne communicatie: Arnout Collier; zorgen dat dit gecoördineerd verloopt
met de externe communicatie
Welke diensten staan in voor de communicatie naar buiten toe? Wie beslist er wat er aan
bod komt in de campagnes? In welke mate hebben de andere partijleden inspraak?
Het partijbestuur beslist wat er aan bod komt; maar er is ook een vergadering die het voorbereidend werk
doet: dat is de campagnecel, die gaat bekijken welke stappen we zetten in de campagne, welke slogan er
gebruikt wordt, welke beelden; tonen welke middelen ingezet worden voor campagne te voeren. De
campagnecel staat onder leiding van Bruno Valkeniers, Dewinter maakt er uiteraard deel van uit, maar de
meeste beslissingen worden in consensus genomen. Uiteraard heeft Filip Dewinter daar een heel grote
inbreng in, zeker ook omdat het Vl Parlementsverkiezingen zijn en hij daar fractieleider is. En sowieso is
zijn rol in heel de campagne wel heel erg belangrijk.
Voert Filip Dewinter nog steeds een one man army?
Hij is nog steeds een drijvende kracht, maar ik weet niet of dit vroeger een echte one man army was. Ik
denk dat er vroeger ook nog veel meer mensen bij betrokken zijn, dus ik denk dat er nu niet echt een
verschil is met vroeger. Wel tegenover de begindagen, maar dan komen er altijd meer mensen bij en dan
worden er toch beslissingen genomen in groep, samen met Dewinter, en dat wordt nu toch wel verdergezet.
Wanneer is hier dan verandering in gekomen?
Zeker en vast na de naamsverandering in 2004. Maar echt veranderen is dit niet, meer verderbouwen op
wat er vroeger al was.
En wie heeft er nu dan de ultieme leiding?
Het partijbestuur, en heel ultiem zelfs de partijraad, waaraan uiteindelijk alle beslissingen nog worden
voorgelegd. Het is niet zo dat het partijbestuur of een van de leden ervan zelf iets kan beslissen; alle
beslissingen moeten worden voorgelegd aan de partijraad.
Wie zorgt er voor de creatieve inbreng?
Dat is nog altijd iets waar Filip Dewinter heel sterk in is, maar dat is nu ook een taak die de campagnecel
uitvoert: die zoeken mensen, experts, die ideeën aanbrengen; en uit al die ideeën wordt dan een
consensusidee overgehouden.
85
Dus de campagnecel kijkt welke richting we uit willen, zij leggen dit voor aan het partijbestuur; het
partijbestuur gaat dan kijken of dit goed of niet is, en dan wordt dit uitgewerkt. De creatieve uitwerking
gebeurd door onze mensen, onze DTP, zij gaan met de ideeën aan het werk: ze nemen foto‟s, kiezen de
opmaak van affiches enzovoort.
Is hier veel personeel bij betrokken?
Bij de DTP wel ja, maar zij doen natuurlijk ook een heleboel andere zaken dan louter met
verkiezingspropaganda bezig zijn; bijvoorbeeld het maandblad, de foldertjes die we lokaal verspreiden;…
dat zijn zes mensen die voltijds bezig zijn met opmaak. Dus ook boekjes die we uitbrengen, krantjes; nu
steken ze ook veel werk in de VL-krantjes
Hoeveel van die VL-krantjes zijn er al geweest?
Acht; er komen er nog twee aan
Hoe verloopt de campagnevoering nationaal/provinciaal/regionaal/lokaal?
Van bovenaf is er het campagnedraaiboek, daarin zetten wij wat we nationaal aanbieden aan de kandidaten.
De provincies en/of de regio‟s bekijken dit en beslissen welke middelen ze zullen gebruiken om een
plaatselijke kandidaat te ondersteunen. Maar daarnaast kan een plaatselijke kandidaat nog eens de nodige
middelen zoeken om zijn eigen campagne te ondersteunen.
Hebben zij hier veel vrijheid in?
Er zijn wel een aantal regels waaraan zij zich moeten houden. Bijvoorbeeld dat een kandidaat uit een
bepaalde regio geen affiches gaat ophangen in een andere regio. Dat zijn afspraken die je moet maken om
het samenleven met al die kandidaten mogelijk te maken, anders geldt het recht van de sterkste met het
meeste geld en de meeste mensen gemobiliseerd.
Wordt er gebruik gemaakt van externe bureaus voor de concrete vormgeving (zoals het
maken van slogans, de lay-out enzovoort) of gebeurt dit via het centrale partijbestuur? Wordt het
Antwerps Reklameburo nog steeds geraadpleegd; en in hoeverre hebben zij hun eigen inbreng?
Geen externe bureaus, wel externe experten; maar ik mag hun naam helaas niet meedelen, want dan bestaat
het gevaar dat zij geviseerd worden; u weet dat er een cordon is, in de media en de politiek; en dat die
mensen dreigen gebroken te worden. Bijvoorbeeld firma‟s die plots niet meer aan bod komen omdat zij aan
het VB advies gegeven hebben.
En Eric Deleu?
Krijgt nog opdrachten; maar het belangrijkste criteria is de firma die de beste prijs kan bieden. Maar ik
weet niet wat zijn firma nu nog doet; misschien ook wel drukwerk leveren, maar dat is dan eerder
reproduceren van boekjes enzo; maar echt inschakelen in het creatieve proces dat is niet het geval.
86
Gaan de experten dan vooral kijken of een campagne succes zal hebben, of zijn ze ook belangrijk bij
de totstandkoming?
Ja, daarvoor worden ze toch ook wel ingeschakeld. Een slogan moet bijvoorbeeld goed beantwoorden aan
de campagne, en ze bekijken ook welke stappen je best zet opdat je campagne de grootst mogelijke impact
heeft.
Welke strategieën houdt de partij in het achterhoofd wanneer zij naar buiten toe
communiceert?
We vertrekken van een segmentering van de markt; het klassieke verhaal: segmentering, doelgroepen
bepalen en positionering, een beetje de strategie: dan positioneringsstrategieën. Dan kijken: welke
doelgroepen zijn voor ons bereikbaar. Er zijn drie grote doelgroepen:
- eigen kiezers
- bereikbare kiezers
- onbereikbare kiezers
We gaan ons in de eerste plaats richten op de eigen kiezer, en op de bereikbare, een beetje zwevende kiezer.
En dan in die groep gaan we nog verder onderscheid maken in doelgroepen; bv jongeren; doelgroepen
gebaseerd op eerder demografische kenmerken. We zijn nu wel aan het evolueren in de richting van
psychografische kenmerken, die zich eerder op het benefit en het nut richten dat mensen hebben wanneer
ze op een partij stemmen. Bv: onlangs campagne: „2000€ extra verdienen?‟, dat speelt dan in op hetgene
mensen zouden kunnen hebben, het onmiddellijke resultaat dat ze krijgen wanneer ze op ons zouden
stemmen, wanneer het VB mee zou deelnemen aan de macht.
Is er een concrete doelgroep waartoe de partij zich het meeste richt?
Eigenlijk niet, we richten ons toch op de hele kiezersmarkt, op de hele Vlaamse bevolking. Dat is ook een
beetje het verschil met de andere partijen; hoewel CD&V dat ook wel doet. Maar we zijn geen liberale
partij; maar we hebben een aantal liberalere standpunten, en we zijn ook geen sociale partij maar toch
hebben we een aantal sociale standpunten. Dat is iets wat duidelijk naar voorkwam op ons economisch
congres in 2005, “Welvaart voor iedereen”, namelijk dat het VB een partij is voor de hele Vlaamse
bevolking, dat zowel werknemers als werkgevers aan dezelfde kar wil laten trekken, omdat zij eigenlijk
dezelfde belangen te verdedigen hebben.
Gebeurt het ook dat er specifieke campagnes plaatsvinden?
Dat gebeurt, bijvoorbeeld op 1 mei-manifestatie: deze zal zich eerder richten op de werknemer, de arbeider.
Maar nu ook bv geven we een aantal folders uit die gericht zijn op KMO‟s. Het gebeurt dus wel; het is niet
zo dat we ons richten op één doelgroep, maar we trachten zoveel mogelijk doelgroepen te bereiken.
Landbouwers hebben ook een aparte uitgave waarin we onze standpunten kenbaar maken.
87
Ik heb vernomen dat er drie doelgroepen zijn: Kleine zelfstandigen, horeca en landbouwers. Is dit
inderdaad het geval voor deze verkiezingen?
In deze verkiezingsperiode worden deze inderdaad extra bedeeld.
Weet u hoe deze situatie was in 2007?
Toen hebben we dat niet gedaan denk ik, toen waren er zo geen aparte folders; maar dat durf ik niet zeker
zeggen. Maar uiteindelijk is dat ook beperkt, in oplage bijvoorbeeld; het is moeilijk om met de middelen en
mogelijkheden die we wettelijk mogen gebruiken, om massaal die doelgroepen te bereiken. De affiches en
dergelijke moeten dus tamelijk algemeen zijn, een verkiezingsaffiche op grote oplage die enkel voor een
doelgroep bedoeld is, dat zou niet efficiënt zijn. Het is de bedoeling dat je zoveel mogelijk mensen kan
overtuigen; of eerder bereiken, want we gaan geen mensen overtuigen op basis van de affiches die we
ophangen.
Proberen jullie vooral je eigen kiezers te houden, of ga je vooral nieuwe kiezers proberen
aantrekken? En waar haal je die nieuwe kiezers dan, gaat daar onderzoek aan vooraf?
Er is geen kwantitatief onderzoek gebeurd; daarvoor zijn geen bureaus ingeschakeld. Wat we wel doen is
aftoetsen van het programma, van de standpunten, van de wijze waarop de partij overkomt; de perceptie bij
mensen. Dat is dat we panelgesprekken, focusgroepen enzovoort op regelmatige basis doen samenkomen.
Mbt het positionering-segmenteringsbeleid: heeft u daar nog meer informatie over?
Mbt positionering: we willen echt het verschil maken. Iets waar Bruno Valkeniers echt op staat is dat het
VB zich kan onderscheiden obv stijl en kwaliteit; dat het Belang een partij is met kwaliteitsvolle politici die
weten waarover ze het hebben; die heel nauwgezet en heel bewust bezig zijn met het vak. Dat staat een
beetje in contrast met andere partijen, die gebruik maken van bekende Vlamingen. Wij vinden dat het
programma moet primeren, en een bekende Vlaming kàn, maar dan moet die inhoudelijk iets bijbrengen.
Het mag ook niet zijn dat je door het gebruik van BV‟s de geloofwaardigheid van de politiek naar beneden
brengt.
Maar een politicus als Jean-Pierre Coopman, denkt u dat deze de geloofwaardigheid ten goede komt?
Dat is een keuze die op dat moment gemaakt is, maar wij maken daar inderdaad ook gebruik van. Het is
telkens een afweging die je maakt: iemand als Coopman op de voorpagina plaatsen maakt het blaadje veel
toegankelijker; ze kunnen zich er sneller iets bij voorstellen. Aan de andere kan het er inderdaad toe leiden
dat je ergens misschien bepaalde aspecten vant het figuur van Coopman laat insluipen in het profiel dat de
partij heeft.
Het feit dat er geprotesteerd wordt tegen bekende Vlamingen, kan dat ook niet veroorzaakt worden
doordat weinig bekende Vlamingen hun hoofd op het Vlaams Belang willen plakken? Is dit niet
gewoon een excuus?
88
Ja, dat moeten we toegeven. Als er meer bekende Vlamingen zich zouden aandienen om het VB te
ondersteunen, dan zouden wij daar ook meer gebruik van maken. Wij zijn ook pragmatisch genoeg om daar
de voordelen van in te zien. Maar daar zijn natuurlijk voorwaarden aan verbonden, en de belangrijkste
voorwaarde is dat zij inhoudelijk iets moeten kunnen bijbrengen, dat zij voldoende politieke kennis hebben;
en dat hun profiel min of meer matcht met het profiel van het Vlaams Belang.
Denkt u dat dit bij andere partijen dan niet het geval is?
Dat denk ik soms wel, ja. Als je soms ziet wat de meerwaarde is van enkele van die bv‟s voor de politiek,
en voor het sérieux van de politiek; daar stel ik me soms wel vragen bij. Op de duur gaat het niet meer over
de boodschap, maar over de communicatie over de boodschap; over de verpakking, veel meer dan over de
inhoud. Het Vlaams Belang is daarentegen nog veel meer een echte programmapartij.
Wat vindt u typisch aan de stijl van het VB waar Valkeniers zo op hamert, die anders is dan bij
andere partijen?
De voorzitter wil samen met het Vlaams Belang op een ernstige, eerlijke manier aan politiek doen. Met
kennis van zaken; betrouwbaar en rechtuit kwaliteit leveren waar de bevolking recht op heeft.
Zijn dit punten die jullie zelf moeten aanvoelen, of bestaat er een soort richtlijn voor?
Deze zaken worden door Bruno Valkeniers gecommuniceerd, maar de meeste zijn ook terug te vinden in
onze beginselverklaring.
Maar is er zo’n intern document?
We hebben dus onze beginselverklaring, maar daarnaast beschikken we ook over een document waar onze
huisstijl in uitgelegd staat. Hoewel dit laatste momenteel zich nog te veel beperkt tot een aantal grafische
kenmerken. Ook tijdens mediatrainingen en debatcoaching wijzen wij onze mensen op de manier waarop
zij zich moeten gedragen en welke accenten zij moeten leggen.
Welk percentage van het totale partijbudget wordt gebruikt voor campagnevoering? Zijn er
gedetailleerde cijfers beschikbaar; bv geld dat naar folders, affichering, gadgets,… ging?
Dat zal wel heel veel geld zijn. Dat is voor ons ook heel belangrijk natuurlijk, omdat we geconfronteerd
worden met een boycot. Het is vaak de enige manier om de media te halen.
Hoe gaat de partij om met de mediaboycot? Wat doet zij om zich hier tegen te verzetten?
Door bijvoorbeeld die VL-krantjes te gaan posten in alle brievenbussen in Vlaanderen, en door
bijvoorbeeld ook buiten de verkiezingscampagnes blaadjes uit te geven. dit gebeurt meestal lokaal, maar
daar staan ook altijd regionale, provinciale en nationale bijdragen in.
89
Vindt u dat andere partijen het makkelijker hebben, of meer nog, naar voor getrokken worden door
de media? Is de situatie al verbeterd tegenover vroeger?
De media is niet zozeer moeilijk tegen politici denk ik, maar wel echt tegen het VB. We worden hier bijna
dagelijks mee geconfronteerd. Ik heb een aantal voorbeelden: Belga weigert ons foto‟s te verkopen uit haar
gigantische archief; het weigert ons ook een abonnement te nemen op haar press-agenda, dat is een agenda
waarop politieke partijen, bedrijven, culturele organisaties enzo activiteiten kunnen plaatsen. We houden
ons aan de regulering maar Belga zei nee. Denk ook aan de Tsunami-actie.
Gebeurt dat nog vaak, zo’n dingen? En proberen jullie daar publiciteit aan te geven?
Ja dat gebeurt vaak, en we proberen dat openbaar te maken, maar ook dat komt niet altijd terecht op de
plaatsen waar het terecht moet komen. Recent ook het boek van Koen Dillen, een europarlementslid. Hij
heeft veel kennis van de Franse politiek en schreef onder een schuilnaam een biografie van Mitterand.
Onder een schuilnaam, omdat het anders niet gepubliceerd zou worden. Het boek kreeg heel lovende
kritieken. Krijgt, eigenlijk, niet iedereen doet eraan mee. Maar op een bepaald moment werd dus bekend
dat hij de auteur van het boek was; en nu zijn er een aantal boekhandels die zijn boek niet meer in de
rekken willen leggen. Maar het feit alleen al dat hij een schuilnaam moet gebruiken om zijn boek te
publiceren is toch heel erg. Maar ik ben hoopvol, ik denk dat er evolutie inzit. Meer en meer hoor je andere
geluiden, ook bij de sociaal-culturele elite in ons land. Er zijn nu toch een aantal intellectuelen die openlijk
kritiek uiten, die zeggen dat je met iedereen moet kunnen debatteren, dat er een open debatcultuur moet zijn.
Denkt u dat de situatie in de media verbeterd is tegenover vroeger?
We hebben een tijdje gedacht dat het beter ging, dat was vlak na de naamsverandering. Toen konden we
zelfs advertenties opnemen in de kranten. Maar dat wordt ons nu ook geweigerd, geen enkele krant wil van
ons een advertentie opnemen. Op de vrt gebeurt het dat we aan bod komen, maar dat is toch niet zo vaak.
We houden daar ook lijsten van bij, om die nadien te evalueren en te vergelijken met andere partijen.
Worden de resultaten hiervan naar buiten gebracht?
We zullen op dat moment ook zien hoe we daarmee omgaan. Maar dat is nog niet beslist.
Rond de actie ‘mediawatch’ van Jurgen Verstrepen werd veel publiciteit gebracht, maar waar zijn
de resultaten hiervan te vinden?
Dat doen we nu dus opnieuw, maar niet zo gedetailleerd, dat was echt tot op de seconde opgenomen.
Bevestigde dat jullie vermoedens?
Ja
90
Doen jullie nog moeite bij kranten om hierin te adverteren?
Ja, telkens opnieuw wordt dat gevraagd. En telkens opnieuw weigeren ze. Geen enkele grote krant wil een
advertentie opnemen; wel de kleinere zoals de Zondag, en reclameblaadjes; maar je weet niet of ze zoveel
gelezen worden. En hier en daar is er een tijdschrift dat ook wil adverteren.
We blijven proberen, want stel dat er een krant het spel correct wil spelen, dan zou het jammer zijn als we
niet gereageerd hadden.
Wie is er het brein achter de stunts die het VB soms onderneemt? En behoren deze tot de stijl van de
partij, of is het een pure noodzaak om de media te halen?
Zij behoren tot de stijl van Filip Dewinter, hij doet meestal zo‟n dingen; maar het is ook een manier om de
media te halen. Om het werk dat geleverd wordt door parlementsleden in de media te brengen. En
natuurlijk om de belangen van onze kiezers te verdedigen en onze boodschap uit te dragen. Denk
bijvoorbeeld aan persberichten waarbij elke verwijzing naar VB‟ers die hieraan meegewerkt hebben eruit
gehaald wordt. Soms zijn dat onnozele artikels, maar vaak zijn het ook dingen waarbij een goede,
noodzakelijke tussenkomst van een VB‟er verzwegen wordt. Dit gebeurt niet altijd hoor, sommige zaken
worden ook correct weergegeven. Maar het gebeurt nog te vaak om dit aan toeval te wijten, er zit een
strategie achter.
Is Dewinter het brein achter de stunts?
Ja, achter veel van die dingen wel. Hij is enorm gedreven, energiek en dynamisch; zijn brein staat geen tel
stil. Maar hij staat zeker niet alleen.
Wordt hierover actief gediscussieerd?
Soms wel, dan kijken we in onze agenda en zien we dat er ergens een stunt gepland moet worden; maar
vaak zijn deze actualiteitsgebonden en is er geen tijd om er vergaderingen over te houden.
Mag Dewinter dan zelf beslissingen nemen?
Hij neemt dan uiteraard contact op met Bruno en de rest van het partijbestuur. Het is dus niet zo dat hij dat
alleen beslist, maar hij reikt het vaak wel aan en neemt dan contact op met de voorzitter en nog een aantal
andere mensen binnen de partij. Soms is er geen tijd voor ruim overleg, wanneer er kort op de bal gespeeld
moet worden. Maar snelle communicatie is de dag van vandaag zeker geen probleem.
Worden deze stunts ook geboycot door de media?
Als zij hier genoeg actualiteitswaarde in zien niet. In het algemeen lukt het wel om daarmee de pers te
halen.
Wordt er soms te extreem gehandeld om toch de media te halen?
91
Soms wel, maar wat is extreem. Het Vlaams Belang is geen extremistische partij, wij zijn wel radicaal in de
verdediging van de belangen van alle Vlamingen. Dat wil zeggen dat wij niet bereid zijn in ruil voor postjes
compromissen af te sluiten. En ja, soms moeten wij radicale acties voeren om de media te kunnen halen.
Wat met afzonderlijke militanten die op eigen houtje actie ondernemen? Wordt dit, zoals vroeger,
aangemoedigd; of verzet de partij zich hiertegen?
Uiteraard kan het niet wanneer individuen in naam van de partij acties ondernemen zonder dat dit
gecoördineerd is met hogere niveaus.
Dit is dus helemaal anders dan in de begindagen?
Ja, nu verloopt alles wat de campagne betreft via de regio en de campagneverantwoordelijke. Het zou nogal
hectisch en onoverzichtelijk worden als iedereen kon doen wat hij wou.
Voert het VB een bepaalde permanente campagne (denkt de partij dat het belangrijk is het hele jaar
door campagne te voeren), of houdt het zich eerder bij short campaigns?
Er is een permanente campagne. Elk jaar wordt er bv ook een groot inhoudelijk congres gegeven. We
hebben bv ook de lokale blaadjes, die het hele jaar door (uitgezonderd de campagneperiode) uitgedeeld
worden. Er is ook een webstek waar dagelijks vier of vijf bijdrages opgezet worden. Er zijn ook
tussentijdse campagnes, affichecampagnes; maar die hangen dan weer af van de actualiteit.
De campagne met de bokshandschoen is terug vanonder het stof gehaald, hoewel Wim Wienen in
2001 nog beweerde dat de omstandigheden veranderd waren, dat de partij zichzelf een zachter imago
aanmat.
Het is niet juist te stellen dat de bokshandschoen terug van onder het stof gehaald is. Je kan een bokser
moeilijk met een ander attribuut voorstellen dan met de bokshandschoen. Jean Pierre Coopman was een
manier om ons te kunnen profileren, om het onderscheid te maken. Uiteindelijk is het ook maar een aspect,
dat belicht werd in de campagnevoorstelling van het eerste VL-krantje. Maar het heeft wel veel nieuws
gehaald, en niet iedereen was hier even tevreden mee.
Is het imago van de partij zachter geworden?
Zachter ja, ik zou eerder zeggen dat het Vlaams Belang zich de laatste jaren zich zowel in de breedte als in
de diepte heeft ontwikkeld. Dit heeft als resultaat ook dat het imago wat zachter wordt, dat we meer
mensen aanspreken, dat sommige zaken genuanceerder worden aangebracht. Maar vergis u niet, wij zijn en
blijven een radicale anti-establishment partij die Vlaanderen van onderuit als echte onafhankelijke
democratie wil opbouwen.
Bij de naamsverandering had het Vlaams Blok/Vlaams Belang reeds een lange weg afgelegd. Het 70-
punten plan was onder andere al enkele jaren naar de prullenbak verwezen. Wat imago betreft, zijn er nu
niet zo heel erg veel verschillen met 2004.
92
Welke strategie zit er achter het zachtere imago?
Meer mensen bereiken; bepaalde doelgroepen, zoals vrouwen, zal je niet bereiken door harde slogans te
gebruiken. Ook het programma heeft eigenlijk niet echt meer iets waarvan je kan zeggen dat het erover gaat.
De meeste van onze programmapunten zijn trouwens in grote mate overgenomen door andere partijen. Wel
een beetje aangepast, misschien ook taalgebruik dat veranderd werd, maar toch.
Nu Lijst Dedecker zijn opgang kent, worden er misschien VB-kiezers weggesnoept. Denkt Vlaams
Belang dat dit gevolgen heeft voor haar electorale resultaten, en zo ja, wat doet ze eraan? Gaat ze op
een andere manier campagne voeren?
Er zullen wel mensen zijn die zich laten leiden door de manier waarop hij zich kan presenteren als een
zweeppartij; ook zoals het VB een beetje is; maar met dit verschil dat LDD niet in het cordon zit. Mensen
kunnen misschien gaan denken „ik stem al 30 jaar op het VB, maar die zitten in het cordon; een stem op
LDD zou weleens nuttiger kunnen zijn‟. Dus dat is wel een ernstige bedenking waar wij mee spelen en op
proberen te reageren; wat niet makkelijk is, maar toch wel haalbaar.
En hoe proberen jullie daarop te reageren?
We voeren geen oorlog tegen LDD, dat is niet de bedoeling, maar wij wijzen er wel op dat zij niet erg
betrouwbaar zijn; dat het wel eens een eendagsvlieg zou kunnen zijn. Ook dat het een heel liberale partij is,
en het VB is dat niet. Het is ook een partij met veel intern geruzie. Waar er ook een grote spagaat is tussen
hetgeen ze zeggen en wat ze doen. En dat maakt o.a het grote verschil met Vlaams Belang. We hebben er
dus niet heel erg veel schrik van. NVA is ook een concurrent, en die leunt eigenlijk heel dicht aan bij het
VB.
Gaan jullie dan je eigen Vlaamse standpunten benadrukken om hierop te reageren?
Om het verschil te maken, misschien, maar we hebben dat altijd al gedaan; dus het is niet echt om het
verschil te maken. We zijn nu al zo lang bezig met deze thematiek, we willen de geesten van de mensen
hiervoor rijp maken; maar NVA heeft ook zo haar verdienste daarin, in het kartel met CD&V hebben ze
daaraan gewerkt.
Wat wil het VB bereiken met haar soms provocerend gedrag?
We moeten wel, omdat we anders niet aan bod komen in de pers. Dus stunts, provocaties, soms ook hard
taalgebruik… maar provoceren is niet altijd verkeerd, soms moet je eens op tafel slaan, het contrast maken
tussen het VB en een andere partij; zeggen waar het op staat. Soms is dat niet leuk om te horen, maar er
moet toch iemand de boodschap brengen, zeggen welke zaken er leven bij de mensen. Dat is ook een
verdienste van het VB uiteindelijk, om onverbloemd datgene te zeggen waarmee mensen omgaan; wat hun
bezorgdheden, noden en behoeften zijn.
93
De mediaboycot lijkt heel wat impact te hebben op de stijl van het VB
Ja, we gaan zoeken naar een manier om dit te omzeilen. De media is natuurlijk heel belangrijk.
Wil het VB vooral zich onderscheiden, of wil het de media omzeilen?
Onderscheiden met andere partijen niet zozeer: het onderscheid gebeurd op basis van ons programma, en
de manier waarop we proberen daarin rechtlijnig te zijn. Dus die provocaties, stunts, dienen toch in de
eerste plaats om de media te halen.
Toegepast: als het VB een initiatief als de illegalofoon lanceert, wil het dan echt illegalen helpen om
terug te keren, en heeft het ooit geprobeerd om deze mensen ook effectief te bereiken; of moest
vooral de Vlaamse kiezer dit initiatief leren kennen?
In de eerste plaats heeft dit tot doel de bevolking te wijzen op het desastreuze beleid van de regering. En
indien mogelijk, willen wij daarmee ook zoveel mogelijk illegalen bereiken. De vraag of je op die manier
illegalen bereikt is een pertinente vraag. Je weet niet in hoeverre ze de taal machtig zijn enzovoort. Het is
een Antwerps initiatief van Filp Dewinter, waar ik verder niet over meer precieze informatie beschik.
Het is vergelijkbaar met de Marokkotrip, waarbij vooral de Vlaming de boodschap te horen moest
krijgen.
Het is niet ongebruikelijk om op die manier onze boodschap te verspreiden. Als oppositiepartij moet je zo‟n
dingen doen om je boodschap over te brengen naar de mensen. En ook de mogelijkheden aanbrengen die er
zouden kunnen zijn wanneer ons programma wordt uitgevoerd.
Hoe zou het VB haar propagandastijl definiëren?
Wat het verschil maakt met andere partijen bijvoorbeeld? Kort op de bal spelen, geen taboes uit de weg
gaan, richten op heel de Vlaamse bevolking; enerzijds imago en anderzijds inhoud van de partij koppelen.
Waarin zit de kracht van de campagnes?
Bij de militanten; we hebben een zeer uitgebreid netwerk. De manier waarop de partij gestructureerd is en
waarop we alle militanten kunnen bereiken bv. We zouden in een week het hele land kunnen volhangen
met eenzelfde affiche dankzij die militanten. En dat is vooral te danken aan hun inzet, en hun geloof in de
partij en haar doelstellingen en programma.
Denkt u dat de militanten van de partij meer geloven in de partij?
Ja, of toch in het programma van de partij; de partij is eerder het middel om hun doel te bereiken.
Wat maakt het VB zo uniek tov andere partij in haar communicatiestrategie?
Dat we meer dan andere partijen vastzitten in een cordon en niet de mogelijkheid hebben om bijvoorbeeld
advertenties te kunnen opnemen in de media. Dat we naar andere middelen moeten grijpen; zoals het
94
provocatieve en die stunts. Dat we tegelijk ook proberen kwaliteit te gaan zoeken en te benadrukken. Er is
geen personencultus in de communicatie, maar het beleid en programma moeten centraal staan.
Voor de verkiezingen van 2007 werd er niet één iemand naar voor geschoven, zoals wel bij de andere
partijen het geval was. Is daar een reden voor?
We willen niet zozeer kopstukken naar voor schuiven. Die zijn natuurlijk wel belangrijk, we kunnen en
willen ook niet zonder, omdat enerzijds het product dat een partij verkoopt – een programma – geen
tastbaar product is, maar een dienst. Aangezien dat niet tastbaar is, is het ook voor veel mensen moeilijk te
vatten: „wat willen ze nu juist zeggen?‟. Als je daar een gezicht op kan plakken is dat voor mensen wel
vaak bevattelijker. Dus vandaar dat die gezichten wel belangrijk zijn, maar niet het belangrijkste.
Boodschappen worden vaak gesimplificeerd. Heeft dat iets te maken met het profiel van de kiezer, of
zijn er andere redenen dat er niet rond de pot gedraaid wordt?
Dat is gewoon duidelijk zijn in de communicatie; zeggen waar het op staat. En een slogan is per definitie
een simplificering.
95
Bijlage 3: Interview met Frans Wymeersch Functie: Partijraadslid Vlaams Belang
Hoe ziet het communicatieorgaan van de partij eruit, en wie staat er aan de leiding?
Het hoofd communicatie is, zoals alles bij ons in de partij, de partijvoorzitter. Naast hem is er nog een
officiële woordvoerder, dat is Joris Van Hauthem. Hij doet de relaties met de pers; als men bijvoorbeeld via
de VRT of VTM iemand wil uitnodigen voor een debat, voor de Zevende Dag ofzo, dan passeert dat
allemaal via Joris Van Hauthem. Speciale, dringende, politiek zeer belangrijke communicatie wordt
automatisch bijna altijd door de partijvoorzitter gedaan. Maar de normale structuur is dus de partijvoorzitter
met Joris Van Hauthem, vanuit de partij.
Dan heb je nog de communicatie vanuit de politieke fracties. Zoals bij ons in het Vlaams parlement is dat
Filip Dewinter, die daarvoor een of twee personen heeft die de perscommunicés verspreiden, die contacten
hebben met de pers; enzovoort. Dat zijn Bart Debie en Wim Wienen. Maar het is de fractievoorzitter die
communiceert, die de communicés opmaakt; en zij die het doorspelen tussen de persorganen en de
fractievoorzitter. In de Kamerfractie is dat juist het zelfde, daar heb je Gerolf Annemans, met zijn
persoonlijke woordvoerder. Voor de senaat is dat minder belangrijk, die heeft minder gewicht; en hier is
dat Joris van hauthem, die ook al woordvoerder is voor de partij.
Wie beslist er wat er aan bod komt, en hoeveel inspraak hebben de andere partijleden?
In de partij, in het partijbestuur, zijn een aantal taken gedelegeerd. Bijvoorbeeld de dienst organisatie en de
campagneverantwoordelijke, was vroeger altijd Dewinter. Is nog, in theorie, hij; maar vermits de partij
gegroeid is en het partijbestuur uitgebreid, komt Dewinter met zijn ideeën, zijn concept naar het
partijbestuur; en daar wordt het dan gewikt en gewogen en eventueel bijgestuurd. Maar je kan wel zeggen
dat de ideeën voor de campagne, zeker het visuele (het inhoudelijke is voor het partijbestuur); maar het
visuele en de manier waarop (affichage, advertenties, manifestaties en randmanifestaties); dat is allemaal de
verantwoordelijkheid van Dewinter, die zich laat bijstaan door een aantal mensen die er iets van kennen;
zowel vanuit de partij als externe raadgevers, die niet gebonden zijn aan de partij maar dus vrijblijvend
ideeën of raad aanreiken. Wat Filip wel doet, als hij een campagnebeeld voor ogen heeft, is aan derden, ook
uit de privésector, het idee te laten bekijken, om te zeggen wat zij ervan denken. Dus het beeld, de slogan
etc dat is Filip Dewinter.
De externe hulp zijn bijvoorbeeld Eric Deleu, heeft een reclamebureau; daar legt hij wel eens iets aan voor,
en dan hebben we ook de reclamegoeroes zoals Wim Schamp; maar die geven gewoon advies, of het idee
wel of niet overkomt. Dus het campagnebeeld en de slogan die ze voor 2009 hebben, is nu ook van
Dewinter; slogan is „dit is ons land‟, het beeld wordt een kind, de ondertitel wordt „Vlaams Belang: rechtuit
betrouwbaar‟.
96
Worden er op lokaal niveau ook acties ondernomen?
Ja; vorige week in de partijraad werd het campagnebeeld voorgesteld; en dit moet ook goedgekeurd worden
door de partijraad, zij mogen daar kritiek op geven en kunnen ook ideeën of wijzigingen aanbrengen; wat
in de praktijk meestal niet gebeurd. En dat komt dan naar de regio‟s en de lokale afdelingen. Het stramien
is zo dat in alle geledingen hetzelfde campagnebeeld wordt gebruikt; zeker bij nationale of Vlaamse
verkiezingen. Voor regionale campagnes kunnen daar nog andere dingen bijgevoegd worden, kunnen er
andere affiches gemaakt worden, maar dat beperkt zich meestal tot persoonlijke affiches, waarbij de
topkandidaten de toelating kunnen krijgen een thema-affiche te laten maken met een eigen foto of slogan;
wel mits toestemming van de verkiezingscel, onder leiding van Valkeniers en Dewinter.
Hoort het organiseren van stunts daar ook bij?
Natuurlijk zijn er bepaalde dingen, acties om de pers aan te trekken; om in het nieuws te komen, als je zoals
ons soms weinig in de media komt. Daar moet je wel geluk mee hebben; soms komt de pers er bijvoorbeeld
niet op af. Vorige verkiezingen was er een actie van Dewinter; of dat een stunt was of niet laat ik in het
midden; met zijn persiflage op de „zonder haat straat‟; de zonder jihad straat; dat is in het nieuws geweest,
maar eigenlijk stunts in het wilde weg gebeuren er eigenlijk niet; het moet allemaal binnen de krijtlijnen
van de campagne blijven. En daar kijkt men nogal zeer zeer zeer zeer nauw op toe. Daarin worden we
nogal zeer strak geleid. Oorzaak en gevolg dat we binnen een bepaald kader werken; omdat alle
campagnemiddelen, laat ons zeggen 80-90% ons door de partij worden aangereikt, nationaal, om ons de
uniformiteit en de conformiteit met het campagnebeeld te doen volgen; dus de beweegruimte die lokale
kandidaten of lokale of regionale afdelingen hebben is vrij miniem, omdat het materiaal en de
mogelijkheden die we aangereikt krijgen door de partij zelf, zo uitgebreid en veelvuldig zijn dat het een
averechts effect zou hebben moest er nog meer komen. De mensen zijn niet gediend met elke dag drie
pamfletten van dezelfde partij; een of maximum twee per week is voldoende, anders krijgen ze daar een
aversie van. Het is ook daarom dat de partij een eigen dienst heeft die alle affiches, alle folders, alle
uitgaven zelf op papier zet; met een eigen juridische dienst en leescommies; een eigen dienst, desktop
publishing, die de lay-out maakt voor alle affiches, alle folders; alle propagandamiddelen, ook van de
lokale besturen. Dus als men bv in Sint-Niklaas iets wil doen, dan gaat dat naar de leescommissie. Er zijn
twee dingen, zowel taalkundig als juridisch als inhoudelijk (wordt er niet gevloekt tegen het eigen
partijprogramma) en dan wordt dat doorgespeeld naar de diensten die de layout verzorgen. En dan hebben
we de keuze: ofwel maken we gebruik van de drukkers of de drukker die expliciet voor de partij werkt;
ofwel krijgen wij de CDROM met alle affiches, zodat wij dus lokaal onze plan kunnen trekken. Dus in
theorie wordt er niets gepubliceerd of geafficheerd zonder dat het voorbij de „Madou‟ is gepasseerd.
Dit staat allemaal in het draaiboek; dit krijgen ze elke verkiezing van de partij; gaat van algemene
richtlijnen tot zelfs kleuren; met technische informatie voor de drukker; bv „het is dat soort geel‟ of „dat
soort oranje‟, alles moet zó geconcipieerd zijn en niet zo of zo. Het is heel strak georganiseerd en
geregisseerd, maar dat heeft ook zijn belang. Ten eerste de eenvormigheid en de eenduidigheid in
Vlaanderen; en ten tweede is het een soort van controle dat er geen zotte dingen gebeuren.
97
Worden deze stunts dan bewust georganiseerd?
Als er acties gebeuren, worden deze zorgvuldig georganiseerd; worden daar spandoeken voor gemaakt
enzo. Daar hebben we ook onze eigen logistieke dienst voor; die alles uittekent enz. Dat wordt overwogen;
een stunt is een stunt maar hij moet geloofwaardig overkomen en geloofwaardig zijn; en moet inpassen in
een campagne. Er gebeurt dus helemaal niets zonder de zegen van het partijbestuur. Onrechtstreeks is
Dewinter, zeker voor de volgende verkiezingen waar hij fractievoorzitter is van het parlement; maar ook
voor andere verkiezingen zoals de kamer en gemeenteraadsverkiezingen komen de meeste ideeën van hem,
passeert via dienst organisatie waar hij het hoofd van is. wat zit daar allemaal onder: de regionale
secretariaten zoals dit; de desktop publishing; het drukken en opmaken van allerlei brochures,… dus alles
wat met propaganda en organisatie van de partij op het terrein te maken heeft ressorteert onder Dewinter.
Maar, dat geef ik toe, waar het vroeger Dewinter meestal alleen of in samenspraak met de partijvoorzitter
was; is het nu zodanig geëvolueerd dat het volledige partijbestuur zijn zegje heeft. Dat is dus een bijsturing
die de laatste twee jaar is gebeurd.
En hoe is die evolutie er gekomen?
Hier was geen directe aanleiding voor; maar het partijbestuur is na de laatste verkiezingen uitgebreid; de
partij is gegroeid en iedereen heeft zijn eigen ideeën; de partij wordt beter, gedetailleerder uitgebouwd; en
dan is het nodig dat de nieuwe mensen, die ook goede ideeën hebben, ook aan bod komen. En dat gebeurt
via de partijraad.
Welke strategieën houdt de partij in het achterhoofd bij haar communicatie?
De eerste strategie is de partijpolitiek: we willen de partij in het politieke landschap zo sterk mogelijk naar
voor brengen. Met andere woorden: de eerste taak is de verkiezingen winnen. Maar bij ons komt daar ook
nog iets ander bij, evenwaardig hieraan; namelijk de ideeën van onze partij laten doordringen. En ik denk
dat we daar de laatste 4,5,6 jaar goed in geslaagd zijn; heel wat politieke partijen hebben een aantal ideeën
quasi of zo goed als volledig overgenomen. Denk bijvoorbeeld aan de VL-campagne, waarbij het logo en
de naam van de partij ietwat achterwege bleven; we hebben dus vooral gewerkt met het VL-logo en de
leeuwenvlag als dusdanig. In Sint-Niklaas alleen al zijn bijna 2000 leeuwenvlaggen verspreid; de VL-
campagne is manifest aanwezig geweest. Als je bv kijkt hoeveel wagens er met het VL-logo rondrijden;
meestal goed wetende dat het van het Vlaams Belang komt… maar het verlaagt de drempel, en het geeft
onze ideeën meer toegang tot iedereen. Dus het VL-beeld wordt meer en meer gekoppeld aan het Vlaams
Belang en omgekeerd; en dat was de bedoeling. We hebben de laatste jaren dus vooral op de ideeën
gespeeld; en nu de verkiezingen in aantocht zijn, komen de partijnaam en het logo meer naar voren.
Zijn de partijbudgetten groot in vergelijking met het totale partijbudget?
Het exacte bedrag weet ik niet; maar dat loopt in de mil-joe-nen. Het totale partijbudget dat we aangereikt
krijgen voor onze campagne. Het gaat over heel veel geld; alleen al de postbedeling kost 7 cent per VL-
folder; en er zijn al bijna 2 miljoen brievenbussen in Vlaanderen. Het staat de kandidaten vrij om uit eigen
98
zak uitgaven te doen; maar er is een maximum te spenderen bedrag en dat wordt verdeeld a rato van de
kandidaten. De kosten van de partij worden dus verdeeld over de partij en de kandidaten.
Het gaat om een heel groot budget; daarom dat er zoveel campagnes zijn: nationaal; provinciaal; regionaal;
lokaal,… Het is een hele machine die begint te werken.
Is er een concrete doelgroep waartoe de partij zich richt?
Er is een algemene, maar er zijn ook doelgroepen. Wat wij uit de Vlaams Parlementfractie gedaan hebben,
dat zijn drie doelgroepen die we het afgelopen jaar al bewerken:
I. De sociale huurders: krijgen om de twee à drie maand een tijdschrift/pamflet over de
problematiek die hen aanspreekt
II. De middenstanders en horeca; die ook rond die problematiek een blad krijgt om de zoveel tijd
III. De land- en tuinbouwers: krijgen ook zo een pamflet
Op lokaal en regionaal vlak is het ook mogelijk dat mensen zich op hun gespecialiseerde doelgroep richten;
maar dat is dan meer kandidaatgeboden. Bv iemand die veel ervaring met de horeca heeft die zich daar op
richt. Maar dat wordt regionaal bepaald, dat is vrijblijvend.
Bijvoorbeeld bij de lokale verkiezingen speelt dat meer; daar hebben ze zich in Sint-Niklaas gericht op
jongeren (de eerste kiezers) en op senioren.
Bijvoorbeeld in Antwerpen is er al een jaar lang een campagne bezig waarbij jongeren tussen de 18 en 22
jaar regelmatig, bijna wekelijks, dancings en praatcafés bezoeken en daarbij gadgets uitdelen. De eerste
kiezers zullen ook nog eens apart aangeschreven worden; maar dat is dan ook afhankelijk van het budget.
Zij worden ook aangeschreven en –gesproken door jonge mensen. Maar dat is doelbewust; het is daarom
ook dat ze op alle lijsten jonge, zelfs zéér jonge kandidaten zetten. Onze jongste kandidaat moet nu nog 18
worden.
Ze worden niet onmiddellijk aan de partij gelinkt: het is ook drempelverlagend; bv financiële perikelen
worden op een begrijpelijke manier naar jonge mensen overgebracht. Dan moet je niet beginnen over
belastingen enz.; alles wordt op een verstandige en begrijpelijke manier van jonge mensen naar jonge
mensen overgebracht. Bijvoorbeeld flyers, aanstekers etc worden uitgedeeld; ook door die jonge mensen
zelf, zij weten immers het beste wat leeft onder jongeren. Ook deze jongeren staan onder leiding van
Dewinter; hij houdt zich daar niet heel de tijd mee bezig maar coördineert wel; bv de dochters van
Dewinter gaan de dancings af. Het imago van strakke, ouderwetse, conservatieve partij willen ze weg
krijgen; ze hebben genoeg jonge mensen die goed overkomen en weten waarover ze het hebben.
Waar halen jullie die jonge mensen?
Dat zijn zoons en dochters van mandatarissen, leden, jonge mensen die lid worden van VB of VB jongeren
en die het nuttige aan het aangename koppelen. Dat gaat heel natuurlijk mee. Zij kunnen zelf initiatieven
99
aannemen; zij hebben de ideeën; denk bv aan de dochters van Dewinter: zij weten echt waarover ze het
hebben.
Iedereen heeft zijn taal; zijn manier van werken, en hoe ze communiceren. Je maakt gebruik van de
middelen die je hebt.
Dat dancingbezoek gaat onder de titel „Flanders Nation‟. Beperkt zich wel hoofdzakelijk tot Antwerpen en
een stukje Oost-Vlaanderen en Vlaams Brabant.
Zij dragen een zwarte T-shirt met gestyleerde gouden letters, waarop „Flanders Nation‟ staat. Ze delen
vanalles uit maar geen xtc-pillen (lacht).
In hoeverre worden jullie geboycot door de media?
Dat begint zeer zwaar door te wegen; de laatste twee weken gaat het iets beter; maar als we op vlak van tv
kijken komen we verhoudingsgewijs amper aan bod in verhouding tot andere partijen die veel kleiner en
belangrijker zijn dan wij. Ook als het echt om relevante info gaat; zoals initiatieven in het parlement etc,
komen wij niet aan bod. Hier in Sint-Niklaas is het, op lokaal vlak, echt zeer erg: na de gemeenteraad vind
je nooit iets terug over vragen of problemen vanuit het VB. Dat hebben ze in de loop van de jaren proberen
ondervangen door de lokale bladen, die zeer belangrijk zijn in de communicatie; waarbij wij om de drie
maand op kosten van de partij een lokaal blad kunnen uitgeven om naar iedereen onze aanwezigheid in
gemeenteraden etc te kunnen communiceren.
Als men het niet in de pers leest wat ze doen, lezen ze het in hun eigen partijblad. De laatste jaren wordt
ook gebruikt van de nieuwe media; bv met filmpjes op YouTube, een eigen zender olv Jurgen Verstrepen
die werd uitgezonden vanuit de VS… maar die is spaak gelopen omdat het niet opbracht wat het kostte. En
daarom is Verstrepen ook afgehaakt: omdat hij zijn speelgoed niet meer mocht houden. Onze nationale
website wordt ook zeer frequent bezocht en dagelijks aangepast. Vroeger was er ook, maar dat is nu
afgeschaft; de uitzending voor derden op de vrt; waar politieke partijen aan bod kwamen. Deze zijn een
aantal jaar geleden afgeschaft; maar wij hadden daar dus echt een eigen ploeg voor, met camera‟s enzo; die
ploeg is blijven werken, ze maken bijvoorbeeld ook interviews rond parlementaire bijeenkomsten enzo.
Zijn er nog andere acties die jullie moeten ondernemen om toch aandacht van het publiek te krijgen?
Als politieke partij drijf je ook mee op de actualiteit; als er iets gebeurt moeten we binnen het uur klaar
staan om daarop te reageren. Maar het is de taak van de dienst organisatie en de verantwoordelijken om
daar onmiddellijk op in te spelen.
Het groeit spontaan wie erop reageert: Vlaams meestal Dewinter; voor de bankenaffaire Gerolf
Annemans,… daar is geen vast patroon in; dat gebeurt op normale, natuurlijke wijze.
100
Bijlage 4: Interview met Wim Wienen Functie: wetenschappelijk medewerker verbonden aan de VB-fractie ih Vlaams Parlement
Daarvoor persmedewerker van ongeveer 1998 tot 2004
Hoe ziet het communicatieorgaan van de partij eruit? Wie staat er aan de leiding?
Nu werken we met een persdienst, waar een persverantwoordelijke zit, die rechtstreeks werkt onder de
partijvoorzitter en de woordvoerder. De woordvoerder is nu Bruno Valkeniers, de perswoordvoerder is al
sinds jaar en dag Joris Van Hauthem, de senator van onze partij. En daarvoor werkt dan de
persverantwoordelijke, die zich vooral met het mee opstellen van persconferenties, persberichten en
dergelijke. Eigenlijk werkt deze dus rechtstreeks onder die twee personen. Met de verkiezingen is dat iets
anders; onder het gezag van Bruno Valkeniers is onze persdienst aanzienlijk uitgebreid. We werken met
verschillende mensen, omdat ook het takenpakket is uitgebreid; in die zien van debatten, mediacoaching
enzomeer. Maar dat is eigenlijk de communicatie, maar dan heb je natuurlijk ook de communicatie via de
website. Die staat eigenlijk naast de toenmalige persdienst. Daar is een redactie die zich bezighoudt met de
artikels die op de website en dergelijke komen, die zich ook bezighouden met onze huis-aan-huisbladen, en
daarnaast heb je dan ook nog de redactie van het VB-magazine, wat eigenlijk een soort interne
communicatie is. Ik zeg niet dat het maandblad nooit bij niet-leden terecht komt, maar dat is vooral een
ledenblad, dat is toch eerder interne communicatie. Maar intussen zijn die diensten, een jaar geleden,
gesplitst in diensten van interne communicatie en externe communicatie.
Wat doet de interne communicatie precies?
We hebben een elektronische nieuwsbrief, we hebben het VB-magazine, we hebben zaken waarmee de
afdelingen geholpen worden; voor het schrijven van teksten enzomeer. Dat is waar zij zich vooral mee
bezighoudt. Ook het op de hoogte houden van medewerkers, van interne standpunten en persberichten
enzovoort.
Wat doet de dienst organisatie precies? Is er een verschil met de campagnecel, of is deze laatste een
deel ervan?
De campagnecel staat daar los van, maar het is natuurlijk logisch dat de campagnecel zich ook ledig houdt
met het uitwerken van de communicatie, van de campagne. Maar de campagnecel is samengesteld onder
het voorzitterschap van Filip Dewinter, en daar zitten ook mensen van de dienst organisatie in; die mee
campagnes gaan uitdenken, gaan ontwikkelen; mee ook de prijs berekenen van wat een campagne gaat
kosten. En die gaan dan, met het besluit van wat te doen, naar het partijbestuur; krijgen daar het fiat voor
hun campagne te doen, en gaan dan terugkoppelen naar de dienst organisatie, die eigenlijk instaat voor de
uitwerking en het praktisch omzetten van de campagne; folders en dergelijke meer. Onze dienst organisatie
werkt ook doorheen het jaar los van de campagnes verder, dat is de dienst die zich ook bezighoudt met de
lokale afdelingen, die instaat voor de organisatie van congressen en meetings; al dat soort dingen doet de
101
dienst organisatie, los ook van verkiezingscampagnes. Voor de verkiezingscampagnes heb je de
verkiezingscel die een en ander uitdenkt, en de dienst organisatie die dit verder in de praktijk uitzet.
En dus overlappen de medewerkers van de campagnecel met deze van de dienst communicatie?
Ja, daar zitten de verantwoordelijken van de dienst organisatie in, het hoofd van onze DTP-afdeling zit er
bij bij die vergaderingen; en zo heb je dus eigenlijk een top-down organisatie om die campagne gestalte te
geven.
Worden er daarnaast ook externe bureaus gebruikt?
Nee, we hebben nooit externe bureaus gebruikt en zullen dat voor zover ik weet ook niet doen; omdat wij
van mening zijn dat we nog altijd alle creativiteit en kunde in huis hebben om dat zelf te doen; en omdat we
ook bij andere partijen hebben vastgesteld, die wel met reclamebureaus werken; die laat ons zeggen de ene
dag reclame uitwerken voor een wasmiddel; niet altijd even geschikt is om een politieke campagne uit te
werken. Onze mandatarissen, onze parlementsleden, hebben redelijk veel contact met de mensen en staan
er vaak tussen, waardoor ze goed weten wat er leeft en dus ook zeer goed hoe ze moeten vertalen hoe een
politieke campagne leeft in een beeld, in een slogan enzomeer. Dus we hebben dat altijd in eigen beheer
gedaan. Wat niet wil zeggen dat we wel met reclamebureaus werken om, ik zeg maar wat, bv de
precampagne die we hebben gehad, reclameborden te bestellen, dus de 2m² borden. U weet dat de kranten
niet voor ons werken; VUM, concentra en dergelijke weigeren allemaal advertenties van het Vlaams
Belang; maar dat is dus niet het geval voor de Zondag of de Streekkrant. Het reclamebureau dat wij
gebruiken is eerder bezig met praktische zaken dan met het uitdenken van campagnes; dat doen we
allemaal binnen de eigen partij.
Ik heb ook vernomen dat Wim Schamp soms raad geeft aan de partij?
Nee, dat is absoluut niet waar. Misschien dat hij tussen pot en pint een van onze mandatarissen of
kopstukken als hij ze tegenkomt wel eens raad geeft; maar daar is geen medewerking tussen Wim Schamp
en het VB. En ik denk ook niet dat Wim Schamp behoefte heeft om met ons samen te werken, omdat dat
eerder contraproductief zou zijn voor zijn communicatiebureau.
Organiseert de dienst vorming vaak vormingssessies? En wat is de inhoud van deze sessies?
Ja, dat doen zij een heel jaar door. Ook over meer praktische zaken bijvoorbeeld, als er een nieuwe afdeling
ergens wordt opgestart rukken zij uit om aan die nieuwe mensen die in die afdeling werken uit te leggen
hoe een verslag wordt opgemaakt enzo. Allemaal praktische zaken. Maar zij geven natuurlijk ook politieke
vorming over Vlaams Onafhankelijkheid, over de vreemdelingenproblematiek en dergelijke meer. Zij doen
dit het hele jaar door, dat is niet zozeer verbonden met de campagne. Wat wel al eens gebeurt is dat er in
aanloop van de verkiezingen tijd wordt uitgetrokken voor mediatraining, omgaan met de pers, spreken in
het openbaar; dat soort thema‟s; die dan meer gegeven worden dan anders. Maar ook in de loop van het jaar
komen die thema‟s voor; maar laat ons zeggen dat het iets intensiever is in de aanloop van de
102
verkiezingscampagne. Maar die werken dus ook het hele jaar door, dat staat eigenlijk een beetje los van de
verkiezingscampagne.
En voor wie is deze vorming bestemd?
Voor iedereen die dat wil: elke afdeling kan vragen om een vormingssessie in te zetten; een fractie kan dat
vragen; eender wie die wil binnen de partijstructuren. Bv een gemeenteraadsfractie die voor het eerst
verkozen is en graag wat meer uitleg wil, stel dat zij voor het eerst voor een begroting staan; dan kunnen zij
info krijgen over die begroting. Dat is allemaal mogelijk. Dus de dienst vorming is voor alle geledingen
binnen de partij.
Kan u iets meer vertellen over ‘the flemish republic’?
Dat staat ook volledig los; van vorming, dienst organisatie en van de verkiezingscampagne. Dat is een
initiatief dat we genomen hebben omdat we hebben vastgesteld dat ook in het buitenland er zeer veel
vooroordelen waren over onze partij; en dat komt natuurlijk omdat in het buitenland de mensen in het
algemeen niet veel Nederlands kennen, en zij in het algemeen dus toegewezen zijn op Franstalige kranten
zoals Le Soir en La Libre Belgique; met als gevolg dat er heel veel misverstanden bestaan over wat nu het
VB is, waar het voor staat, en wat het wil. In dat kader hebben we het initiatief genomen om een soort blad
in het leven te roepen waarin we in het engels uitleggen waarmee we bezig zijn; wat onze standpunten zijn;
wat we willen uitleggen; om het publiek in het buitenland te informeren wat het Vlaams Belang is. Dat is
specifiek naar buitenlanders toe.
Bestaat dit initiatief al lang?
Ik schat dat het ongeveer 2002-2003 was toen dit gestart werd. Dat was ook nog onder Frank Vanhecke als
voorzitter.
Worden externe bureaus dan enkel gebruikt voor de praktische kant?
Inderdaad, dat kan zijn voor het huren van billboards, het vastleggen of huren van advertentieruimte in de
streekkrant enzovoort; maar daar eindigt het wel.
Geven zij dan geen advies over de efficiëntie van een campagne?
Nee
Wat is de reden ervoor? Denkt u dat u dit beter via de partij kan doen?
Wij vinden dat beter omdat we van oordeel zijn dat politieke mandatarissen die enigszins een creatieve
geest hebben inzake campagne, veel beter weten hoe een politieke campagne in elkaar te steken, dan dat we
op zoek zouden gaan naar een reclamebureau dat de ene dag koffie moet verkopen en de andere dag
wasmachines, en dan een politieke campagne ineen moet steken. Dat is iets zeer specifiek, met een zeer
specifiek doelpubliek; namelijk quasi alle Vlamingen; dat is iets waar een reclamebureau ook meestal niet
103
mee werkt; die hebben nu vooral die niches. Bovendien is politieke reclame iets heel anders dan de gewone
huis-tuinreclame die we kennen. Omdat dat iets heel specifiek is en omdat we diensten hebben met mensen
met ervaring inzake slogans en beelden en dergelijke, hebben ook nooit echt de behoefte gehad om beroep
te doen op een extern bureau.
Meer vertellen over de rol van fabrice morreau binnen de partij, en wie zijn rol nu overgenomen
heeft
Hij is een tijdlang lid geweest van ons, hij maakte websites, en heeft voor verschillende mandatarissen
websites ontworpen. Dat is het.
Is de inspraak van Filip Dewinter in het tot stand brengen van de campagnes verminderd tegenover
vroeger?
Dat denk ik niet. De campagnecel is er altijd geweest. We hebben altijd met een soort „campagneclubje‟
gewerkt waarin verschillende personen zaten, onder leiding van Dewinter, en die doet suggesties aan de
partij en het partijbestuur in de eerste plaats; en het is daar dat beslissingen genomen worden. Maar ik zou
niet zeggen dat zijn invloed minder of meer geworden is. Ik denk dat dat nog altijd hetzelfde is, en nog
altijd dezelfde manier van werken: er worden suggesties gedaan vanuit de campagnecommissie, en die
worden dan al dan niet aanvaard, of teruggestuurd met de vraag om het wat bij te werken, door het
partijbestuur. Op die wijze was Dewinter er zowel in 1999 als nu.
Welke strategieën houdt de partij in het achterhoofd wanneer zij naar buiten toe
communiceert? (doelgroepen, segmentering, positionering!,…); indien mogelijk ook een evolutie
hierin
We hebben weinig echt specifiek doelgroepenbeleid. Dat komt omdat wij een partij zijn die zeer specifiek
en zeer sterk programma, met zeer specifieke standpunten; dat we ons eigenlijk richten tot heel Vlaanderen
en alle Vlamingen. Daar zit eigenlijk geen verborgen agenda achter, „waht you see is what you get‟; onze
standpunten zijn in het algemeen zeer goed bekend en we gaan niet de ene of de andere proberen tot ons
aan te trekken door specifiek nieuwe dingen aan te brengen. In deze campagne ga je natuurlijk zien, we
zitten in een zware financieel-economische crisis; dat we ook gaan focussen op de oplossing die wij zijn
voor de financieel-economische crisis. Dus ik denk dat de communicatie ook natuurlijk afhangt van de
actualiteit op dat moment. Maar als je naar de campagnes van het Vlaams Belang gaat kijken dan denk ik
dat daar een zeer duidelijke rode draad tussen zit. In alle campagnes zie je als eerste en belangrijkste
standpunt dit van de Vlaamse onafhankelijkheid; waar voor ons quasi alles mee staat en valt. Met die
economische onafhankelijkheid zouden we een beter economisch beleid, een beter financieel beleid kunnen
voeren; een beter beleid voor onze steden en dergelijke. dat is dan onze kapstok waaraan al onze andere
standpunten kunnen vasthangen. Maar onze rode draad is de vreemdelingenproblematiek en de
onafhankelijkheid, de veiligheidsproblematiek. Ik zou dus niet zeggen dat we een specifiek
doelgroepenbeleid voeren.
104
En hoe positioneert de partij zich tegenover andere partijen?
Omdat we een buitenbeentje zijn; we zijn nog altijd zeer uniek in onze standpunten; zoals de Vlaamse
Onafhankelijkheid. Tegenover andere partijen die niet voor Vl onafh zijn. N-VA is dat wel, maar die heeft
een andere strategie: zij willen stapje voor stapje gaan, terwijl wij zeggen we hebben al stapjes genoeg
gezet; het is nu tijd voor Vlaamse Onafhankelijkheid. En op dat vlak hebben we een unique selling
proposition. Ook inzake vreemdelingenproblematiek denk ik dat het duidelijk is dat wij andere standpunten
hebben dan alle andere partijen. Dus ik denk dat het profileren tegenover alle andere partijen, dat dat
moeilijk is. Wij zijn voor een sociaal gecorrigeerde economie; wij zijn niet de roofdierkapitalisten zoals
men dat bij LDD heeft. Dus ik denk dat voor de duidelijkheid van die standpunten, wij ons zeer hard
geprofileerd hebben tegenover de andere partijen en daar geen extra inspanningen voor moeten doen. Wat
we wel gezien hebben is dat andere partijen onze standpunten overnemen; dan is het voor ons belangrijk
om te zeggen van „kijk, je hebt de kopie en het origineel. Wij zijn het origineel‟. En het origineel is altijd
beter dan de kopie. Dus ik denk dat dat qua profilering voldoende is; dat we niet specifiek moeten gaan
zoeken hoe wij ons moeten gaan positioneren tussen de andere politieke spelers.
Wordt er soms onderzoek gedaan naar de kiezersmarkt?
Nee. Ten eerste hebben we altijd onze bedenkingen gehad bij peilingen; omdat we ook zo‟n specifieke
partij zijn die als er gepeild wordt door bureaus, nog altijd heel veel mensen hebben die de drempel niet
durven overschrijden hebben om te zeggen „wij stemmen vlaams belang‟. Die peilingen kunnen toch wel
redelijk grote foutenmarges hebben. Ik ben zelf socioloog van opleiding en ik moet zeggen; ik heb genoeg
sociologisch onderzoek gedaan om te zien in welk soort onderzoeken er zeer grote foutenmarges zitten; en
dat is er nu toevallig één van. En twee, ons zelf onderzoek laten doen naar kiesintenties is zo hondsduur dat
we altijd geoordeeld hebben dat we daar niet echt geld aanhangen, we doen het met hetgene er nu is van
peilingen; en we doen gewoon ons eigen ding, los van die peilingen. We laten ons nu niet onmiddellijk
leiden door een peiling.
Wat vindt u typisch aan de stijl van het Vlaams Belang?
De stijl van onze partij is altijd duidelijk geweest; wij zijn altijd met duidelijke slogans gekomen, duidelijke
standpunten; onverbloemd. Wij hebben nooit om een of ander onderwerp doekjes gewonden; om toch maar
de kiezer te paaien. We hebben altijd zeer duidelijk en rechtlijnig gecommuniceerd met de bevolking, en ik
denk dat dat onze sterkte is: de rechtlijnigheid, de consequentheid van onze boodschap; en de eenvoudige
boodschap die we altijd hebben gebracht. We spreken de mensen aan in de taal van de mensen.
Heeft dit iets te maken met het profiel van jullie kiezers?
Nee, dat heeft hier niets mee te maken in die zin dat sommige partijen inderdaad werken met doelgroepen;
en soms heel wat complexe boodschappen de wereld insturen. Maar vermits wij ons richten tot de hele
bevolking, van hoog tot laag, van professor tot arbeider bij opel; en als je een duidelijk en eenvoudig
taalgebruik hebt gaat je professor dit sowieso verstaan, maar het moet ook duidelijk zijn voor die arbeiders,
105
en ik denk dat het daarmee te maken heeft. Het omgekeerde is niet mogelijk hé, een ingewikkelde
boodschap die misschien enkele procenten van de bevolking grijpen; dan heb je misschien de rest van de
bevolking niet mee. En vermits wij ons altijd gericht hebben tot de hele bevolking en niet zo echt met
doelgroepen zijn bezig geweest, denk ik dat dat ook een reden is waarom wij met een eenvoudige en
duidelijke boodschap komen.
Wat maakt de stijl van het VB zo uniek tegenover die van andere partijen?
De rechtlijnigheid en de betrouwbaarheid van onze partij. We hebben in al die jaren nooit onze standpunten
verloochend; ook nooit moeten veranderen; wij zijn altijd consequent gebleven, en dat is iets wat bij de
andere partijen nooit het geval is geweest. En dat zie je bij de andere partijen. Bij ons is het hoogste doel
het bereiken en verwezenlijken van ons programma, of het grote deel van ons programma. Bij de anderen is
het doel natuurlijk om na de verkiezing in een regering te komen, dan is dat altijd op eieren lopen; wij
hebben dat nooit gedaan. En wij hebben dus ook nooit moeten terugkomen op standpunten of visies die we
ontwikkeld hebben in het verleden, omdat we consequent zijn; en door consequent te zijn zijn we ook
betrouwbaar voor die bevolking; want die zeggen „zij zijn niet veranderd, ze veranderen niet van standpunt
omdat ze nu toevallig in die regering zitten ofniet‟. Dus ik denk dat dat de sterkte is, door de rechtlijnigheid
en betrouwbaarheid van de partij
Dus als jullie toch aan een regering zouden kunnen deelnemen, zouden jullie niet afwijken van jullie
standpunten?
Dat hebben wij ook gezegd bij de vorige verkiezingen in 2004; toen zijn we uitgenodigd geweest door
Leterme voor een gesprek; en toen hebben we ook gezegd „het VB heeft een aantal breekpunten, punten
waar we niet van willen afwijken; en die zijn te nemen of te laten. Ofwel neem je die mee in de regering en
dan mag je participeren aan die regering; maar gaat men die breekpunten niet volgen, dan heeft het voor
ons geen zin om mee te doen aan de regering. Wij willen onderhandelen over de punten en komma‟s van
een programma, maar niet over de lijnen, de hoofdpunten van het programma; zodat als we in een regering
stappen, wij weten dat alles wat we aan de kiezer hebben verteld in ons programma behouden; anders stap
je niet in een regering; dat moet een logische consequentie zijn.
Dus als jullie dan toch de kans zouden krijgen om in een regering te stappen, zou u dat wel doen?
Uiteraard, wij zijn bereid om te besturen, absoluut. Maar op basis van ons programma, en op niets anders.
Als we op voorhand weten dat wij ons programma of zelfs delen ervan niet gaan kunnen verwezenlijken in
een regering, dan gaan wij daar niet instappen voor die ministerpost of –portefeuille of dergelijke meer;
maar voor de verwezenlijking van ons programma. Ik denk dat dat ook maar logisch is in de politiek; dat je
probeert je doelstellingen te verwezenlijken; maar als je al op voorhand weet dat dit niet gaat lukken, dan
moet je niet in een regering stappen.
106
Is er een document voorhanden waar de huisstijl van het VB beschreven staat?
Daar zijn documenten over, over het gebruik van lettertypes en dergelijke meer; de klassieke huisstijl. Die
wordt ook per campagne aangepast. Je hebt natuurlijk altijd andere campagnebeelden en –affiches, maar
we proberen zo veel mogelijk met onze campagne eenduidig te blijven in onze stijl; met ons logo, lettertype,
enzovoort. In onze campagnes is dat niet veel anders dan bij andere partijen denk ik.
Bedoelt u de stijl die in het campagnedraaiboek vastgelegd werd? Want dat is vooral de vormelijke
stijl. Is er daarnaast ook een inhoudelijke stijl?
Dat is inderdaad de vormelijke stijl. De inhoudelijke stijl is op basis van ons partijprogramma. Daarvoor is
natuurlijk wel wat ruimte; elke mandataris of vertegenwoordiger van het Vlaams Blok heeft natuurlijk ook
zijn eigen stijl van het standpunt vertolken. Maar de inhoudelijke stijl is nu eenmaal onlosmakelijk
verbonden met het partijprogramma dat we uitdragen.
Hoe belangrijk zijn militanten voor de partij, en is er een verschil met vroeger?
Cruciaal; omdat wij op gebied van mensen of firma‟s vinden die voor ons werken het heel moeilijk hebben;
daarom blijft het vinden van militanten cruciaal voor de partij. Bijvoorbeeld voor het rondbussen van
pamfletten, het opplakken van affiches, voor meer marktpamfletten te gaan uitdelen; voor al dat soort
dingen blijven natuurlijk militanten cruciaal, en het geluk van het Vlaams Blok is dat we op een zeer grote
schare van militanten kunnen rekenen.
Er is geen verschil met vroeger, je moet toch rekenen dat iemand die militant is, daar is nog altijd een
verschil tussen een lid van een partij en een militant van de partij. Militanten zijn veel geëngageerder. En
zij gaan niet, zoals je al eens hebt met andere kiezers, eens van partij verwisselen; militanten die blijven,
dat is overtuiging, gemotiveerdheid, geëngageerdheid. Dat verandert niet echt nee.
Hoe zou u het publiek van de partij beschrijven?
Het publiek is heel Vlaanderen, maar wij richten ons uiteraard op de Vlamingen die Vlaming zijn en
Vlaming bij ons willen zijn; die hun lot willen verbinden aan het onze in onze samenleving. Die echt
Vlaming willen zijn. het is zo‟n moeilijke vraag ook; omdat er al zoveel onderzoek naar is gebeurd; en men
zegt dan „het overgrote deel van de mensen die op het Vlaams Belang stemmen zijn arbeiders,
laaggeschoolden en wat nog allemaal; terwijl ik evengoed weet dat wij zelfs Vlaamse artiesten tegenkomen
in ons kiespubliek; professoren, advocaten, eender wat; dus ik zou niet zeggen dat er echt een specifiek
Vlaams Belangpubliek is. Uiteraard scoren wij goed in de steden, maar ik denk dat dan ook komt omdat de
problemen waar steden mee te kampen hebben ook zeer dicht liggen bij de problemen die wij aankaarten.
Denkt u dat de campagnes, die evolueerden van hard naar zacht, terug in de richting van een harde
inhoud gaan?
Nee, want die harde campagnes moet je weten, dateren van begin jaren ‟90; en toen was voor het VB het
schokeffect belangrijk: wij moesten wel provoceren om gehoord te worden. Wij waren toen een partij met
107
twee kamerleden en één senator, een onafhankelijk of rechtstreeks verkozen parlement bestond toen nog
niet; en om dan gehoord te worden moet je al eens harder roepen. En zo moet je eigenlijk die campagnes
percipiëren: een beetje harder roepen dan de anderen; provoceren om aandacht te krijgen. En dat is gewoon
geëvolueerd in de loop der tijden dat we de provocaties minder nodig hebben. Maar de campagnes blijven
nog steeds dezelfde boodschap uitdragen. De boodschap is niet veranderd; het campagnebeeld is niet
veranderd maar de boodschap heeft zich gewoon aangepast aan de jaren.
Maar dit jaar werd de bokshandschoen toch terug bovengehaald, met Jean-Pierre Coopman?
Ja, maar hoe komt dat: Jean-Pierre Coopman heeft een interview gegeven aan onze eerste editie van de VL-
krant. En natuurlijk werd dit op de voorpagina gezet. Maar Jean-Pierre Coopman is een bokser, je kan hem
moeilijk met een keukenschort gaan afbeelden. Maar je zal zien dat als in de loop van de week de
campagne wordt voorgesteld, dat het beeld geen campagne met een bokshandschoen is.
Met betrekking tot provocaties: Vindt u dan dat de partij niet meer provoceert?
Je moet natuurlijk al eens een actie doen waarmee je opvalt. Vlaams Belang heeft nog altijd af te rekenen
met een serieuze mediaboycot; terwijl dat andere partijen maar eens moeten kuchen om in de media te
komen, moeten wij moeite doen om in de media te komen. Daarom proberen wij daarin wat creatief te zijn.
Maar om te zeggen dat we provoceren? Nee, dat denk ik niet.
Maar een ‘Zonder Jihad Straat’-bordje ophangen in Borgerhout, wat is dat dan volgens u?
Ja, dat is geen provocatie, dat is geven wat de mensen daar verwachten. Ik ken Borgerhout zeer goed;
mensen die daar wonen en leiden onder de vreemdelingen, onder de islamisering van die steden, die zaten
eigenlijk te wachten tot er eens iemand zei „het wordt tijd om na de Zonder Haat Straat, daar eens een
Zonder Jihad Straat te komen hangen; want die mensen hebben meer last van de islamisering van hun
wijken en hun buurten dan van iets anders. Dus zo provocatief was dat niet, ik denk dat dat een beeld was
dat door de autochtone inwoners van Borgerhout zeer geapprecieerd wordt.
Maar het gaat wel om een wijk met zeer veel allochtonen, misschien wel meer dan autochtonen.
Denkt u dat dit voor hen dan niet provocerend was?
Nee want ik ben van mening dat ook de allochtone bevolking wel eens moet nadenken over waar ze heen
willen in die samenleving. Gaan ze mee in die verdere islamisering en de radicalisering van de islam in die
buurten of niet? Je mag ook niet vergeten dat inderdaad in die buurten veel allochtonen wonen; maar dat
dat vroeger een autochtone buurt was, waar eigenlijk de inwoners die nog konden, die jong genoeg waren,
verhuisd zijn naar de rand van Antwerpen; terwijl mensen die de financiële middelen niet hadden of te oud
waren daar zijn achtergebleven. Dus je kan de vraag omdraaien natuurlijk: worden de mensen niet
geprovoceerd door de radicale islamisering in die wijken en buurten?
108
Hoe gaat de partij om met de mediaboycot? Wat doet zij om zich hier tegen te verzetten? Is de
situatie al verbeterd tov vroeger?
De subsidies die we krijgen als partij, gebruiken we voor een groot deel om gewoon propaganda te voeren.
De lokale afdelingen van de partij krijgen de kans, en worden hier ook voor gesubsidieerd, om een blad uit
te geven over de lokale problematiek en de standpunten van het VB in x of y gemeente. Dat wordt dan
uitgegeven en gefinancieerd door de partij, gaan we dus huis-aan-huis met de blaadjes; dat die in alle
bussen terechtkomen. En zo proberen we de boodschap van het VB bij de mensen te krijgen; we doen
eigenlijk aan direct mailing; terwijl andere partijen natuurlijk media, kranten en televisie gebruiken. Dat
doen wij een heel jaar door, niet enkel bij de verkiezingen.
Toegepast: als het VB een initiatief als de illegalofoon lanceert, wil het dan echt illegalen helpen om
terug te keren, en heeft het ooit geprobeerd om deze mensen ook effectief te bereiken; of moest
vooral de Vlaamse kiezer dit initiatief leren kennen? Maw, was het een stunt of een volwaardige
actie?
Wij hebben dat intitiatief inderdaad breder genomen. Dat was in de tijd dat Emile Bomba van ALSEC hier
was; dat is een vereniging uit Kameroen die probeert de mensen aan te zetten in Afrika om niet te
emigreren. Daar hebben ze natuurlijk veel last van de klassieke brain drain, zoals dat heet, en heel
volwaardige mensen zien uitzwermen naar Europa en nooit zien terugkomen; terwijl die mensen natuurlijk
de beste ontwikkelingssamenwerkers zijn die je maar kan hebben. de illegalofoon was eigenlijk een
initiatief waarmee we duidelijk maakten dat het geen zin heeft om hier illegaal te zijn; dat het alleen maar
negatieve gevolgen heeft voor de persoon zelf; en dat er mogelijkheid is tot terugkeer. En daar konden dan
de mensen die dat wensten raad krijgen over hoe terug te keren; naar welke organisatie ze zich moeten
richten enzovoort.
En hebben jullie er dan ook voor gezorgd dat deze mensen van het initiatief op de hoogte waren?
Daar zijn pamfletten over geweest, maar hoe dat dat die mensen allemaal bereikt heeft en dergelijke meer;
daar heb ik geen zicht op.
Maar zijn die pamfletten niet eerder bij de kiezers terechtgekomen dan bij de illegalen?
Ja maar dat mag ook bij de kiezers terechtkomen; er zijn altijd kiezers die een illegaal kennen of erbij in de
buurt wonen.
Dus het was geen actie om te profileren?
Nee. Ja, ook wel om te profileren, elke partij doet iets om te profileren, maar dat is toch duidelijk ons
standpunt, we moesten dat ook extra profileren. Iedereen kent ons standpunt. Illegalen kunnen hier niet
blijven, die hebben de wet tegen, die kunnen hier niet blijven tenzij dat ze legaal in ons land zijn. De wet is
de wet en deze moet voor iedereen toegepast worden, dus illegalen moeten het land uitgezet worden.
109
Waarin schuilt de kracht van de campagnes?
Ik denk dat de kracht zit in de duidelijke boodschap die we hebben, en twee de rechtlijnigheid en de
betrouwbaardheid van onze boodschap. Dikwijls zeggen mensen „je hebt dat allemaal al eens gezegd‟, ja
inderdaad, maar voorlopig is er niets gebeurd. Wij willen daarop blijven hameren, wij zijn consequent in
onze standpunten, en daardoor zijn wij betrouwbaar. Dus ik denk dat het de betrouwbaarheid is die zeer
duidelijk is voor het Vlaams Belang. Ik denk dat die betrouwbaarheid ons typeert.
En komt die betrouwbaarheid dan niet voort uit het feit dat het VB nooit in de regering heeft gezeten,
en dus nooit haar standpunten heeft moeten verloochenen?
Ah, daar maak je natuurlijk een denkfout. De partij die aan de regering deelneemt moet zijn punten in sé
niet verloochen. Ze zou haar punten juist niet mogen verloochenen. Je moet natuurlijk, en dat beseffen wij
ook, coalitie sluiten en tot een akkoord komen over wat je in een regeerperiode gaat doen. Maar voor het
VB is het essentieel dat de programmapunten die wij willen verwezenlijken, in het regeerakkoord zullen
staan. En daarom zijn wij betrouwbaar. En daarom hebben wij misschien ook aan geen regering
deelgenomen; omdat de meerderheidspartijen dat niet willen; maar dat is natuurlijk het probleem van de
meerderheidspartijen, minder dan dat van ons. Wij zullen vanaf we de kans krijgen om aan het bestuur deel
te nemen, en we krijgen de kans om op basis van ons programma aan dat bestuur deel te nemen, dat zeker
doen.
Maar nooit programmapunten laten vallen
Neen, nooit onze breekpunten laten vallen. Je kan altijd discussiëren over punten en komma‟s, maar de
hoofdlijnen van een partijprogramma daar kan je niet op afbieden of over gaan marchanderen. Want dat is
hetgene dat je de kiezer hebt beloofd. Over punten en komma‟s valt altijd te praten of te onderhandelen. In
ons systeem kan je nu eenmaal alleen in een coalitie werken. Wij weten ook zeer goed dat wanneer we in
het bestuur willen, een coalitie zullen moeten vormen; maar dan wel een coalitie met gelijkgestemden,
mensen die voor een groot deel mee kunnen gaan met de hoofdlijnen van ons programma; want daarover
valt niet te onderhandelen.
110
Bijlage 5: Interview met Jeroen Overmeer (N-VA)
Nu woordvoerder van de partij sinds begin 2008
Daarvoor fractiemedewerker op de kamer.
Hoe zag het communicatieorgaan van de partij eruit tijdens de verkiezingen van 2007? Wie stond er
aan de leiding?
Ik heb dit natuurlijk maar op de zijlijn meegemaakt. Mijn voorganger in deze functie is Piet De Bruyn. De
woordvoerder staat centraal in de communicatie. Hij doet dit uiteraard niet alleen, en de keuzes rond de
communicatie worden niet door de woordvoerder gemaakt, maar in de eerste instantie door de voorzitter, in
samenspraak met het partijbestuur, wat het orgaan is dat de grootste en belangrijkste beslissingen neemt.
Nu, bij ons is dat nog een beetje verschillend van andere partijen; de allerbelangrijkste beslissingen zoals in
de regering stappen, een kartel vormen of opzeggen enzo, gebeurt niet in het partijbestuur maar in de
partijraad. De partijraad is zowat het middenkader van de partij, de arrondissementen hebben hun
vertegenwoordigers op lokaal niveau; op nationaal niveau is er het partijbestuur, en daartussen zit dus de
partijraad. Alle partijbestuursleden zitten ook in de partijraad; maar daarin zitten ook de
vertegenwoordigers van de verschillende lokale niveaus. Daarin zitten zo‟n 150 mensen. En die oordelen
over de belangrijkste beslissingen. Nu, in zo‟n campagne ga je niet de een partijraad bijeen roepen, dat is de
facto bijna onmogelijk; ook omdat je dikwijls op korte termijn moet kunnen reageren in zo‟n campagne, je
moet standpunten innemen; als andere partijen plots andere uitspraken doen, die wijzen op een verandering
van strategie, dan moet je zelf ook aanpassingen kunnen doen. En dat gebeurt met name in het
partijbestuur; omdat je snel moet kunnen bijeen komen om te vergaderen. De partijraad kan je niet op het
laatste moment nog bijeenroepen. Meestal zijn het dan zo‟n vijf à zes politici die tot de top van de partij
horen, die opgebeld worden door de voorzitter bijvoorbeeld, om hun mening te vragen. Als het nodig is zal
hij hen dan bij elkaar roepen, en dan houden we een soort reflectiegroep zoals we dat soms noemen. Die
hebben we ook gebruikt tijdens de lang aanslepende onderhandelingen van de verkiezingen van 2007. Dat
is eigenlijk een groep van enerzijds de toppolitici waarover ik sprak; maar dus ook met de woordvoerder,
de directeur van de partij, Piet Dezaeger, en onze inhoudelijke coördinator, Piet Van Camp. Wij zijn zo‟n
beetje de niet-politici, die de naaste medewerkers zijn van Bart De Wever, de stafmedewerkers zal ik maar
zeggen. Dus Bart zal zeer vaak ons gedacht vragen over bepaalde dingen, en dan adviseren wij ook graag;
maar als er echte politieke beslissingen genomen moeten worden dan kan het niet volstaan om bijvoorbeeld
ons te checken; dan moet hij politiek gedekt zijn en zal hij de belangrijkste politici rond zich verzamelen
om hun gedacht te vragen. Dat is zo‟n beetje de reflectiegroep. De combinatie dus van de belangrijkste
politici en de belangrijkste stafmedewerkers. Dit orgaan is opgericht, niet-statutair weliswaar want het is
eigenlijk een informeel orgaan, om op korte termijn te kunnen reageren en te vergaderen. Wie kan er zich
anders immers zo snel vrijmaken. Het zijn alleen echte beroepspolitici, die bij wijze van spreke altijd in
Brussel zitten, die erin slagen om op korte termijn zo snel hier te zijn; en de mensen die hier werken, de
stafmedewerkers dus. Een partijraad kan je niet organiseren omdat je die mensen niet zo snel hier krijgt.
Dus de facto is er wel een reflectiegroep. De onderhandelingen zijn vaak ‟s avonds en lopen dikwijls tot ‟s
111
nachts door; je kan het het partijbestuur ook niet aandoen om hier ‟s nachts te zitten wachten; om dan de
koppen bij elkaar te steken hoe alles verlopen is. Dat doe je met een select groepje mensen die bij wijze van
spreke dag en nacht beschikbaar zijn voor de politiek. Dus dat is de facto het belangrijkste groepje. De
samenstelling van dat groepje kan in de loop van de campagne wel veranderen. Nu zal Bart bijvoorbeeld
vooral de lijsttrekkers samennemen, die bijvoorbeeld niet in de reflectiegroep zaten normaal gezien. Maar
die gaan nu, omdat zij lijsttrekker zijn in de Vlaamse verkiezingen en aan debatten moeten deelnemen, ook
hierbij horen. De samenstelling is dus informeel en het zal zeker niet dat groepje dat de grote politieke
beslissingen neemt. Eigenlijk is het partijbestuur voor de dagdagelijkse leiding van de partij, en in de
campagnevoering is de partijvoorzitter degene die stuurt; maar de reflectiegroep komt daar zo‟n beetje
bovenop om, zoals ik zei, nog meer dagdagelijks de opvolging te doen op zeer korte termijn. Maar het is
wel zo dat normaal gezien het partijbestuur samenkomt om de koers te bepalen.
Is er naast deze reflectiegroep nog een soort campagnecel?
Die reflectiegroep bestaat nu officieel niet meer; dat was vooral tijdens de onderhandelingen. Daarna werd
de groep ontbonden, we werden een oppositiepartij met een normale parlementaire agenda, en dan heb je
natuurlijk niet zo‟n groep nodig. Nu heb je in de campagne een soortgelijke groep die af en toe bijeenkomt,
maar dat is opnieuw op een heel informele manier; dat heeft nu zelfs geen naam gekregen eigenlijk; dat zijn
eigenlijk vooral de stafmedewerkers: de woordvoerder, de directeur en de inhoudelijke coördinator. En op
tijd en stond roept Bart een aantal politici bijeen om zaken af te toetsen. Maar dat is eigenlijk nog niet vaak
gebeurd, ik vermoed dat het partijbestuur, waarin eigenlijk de strategie van de campagne besproken wordt,
dat niet nodig vond; de campagne heeft tot nu tot een vrij rustige start gekend. Achter de schermen is het
natuurlijk wel heel hectisch geweest, om de voorbereidingswerken te doen, programma‟s te schrijven; dat
is niet wat de mensen in de buitenwereld zien, maar wat wij hier doen op het secretariaat enzo. Qua
campagne, naar buiten uit, is het eigenlijk vrij rustig geweest; dus het volstond dat het partijbestuur een
keer per week samenkwam om de bakens uit te zetten. Ik verwacht wel de komende weken, als de
intensiteit stijgt en er ook meer debatten zullen komen, en er ongetwijfeld bepaalde partijen bepaalde
strategieën gaan ontwikkelen, dat je daar dan flexibel en snel op in moet kunnen spelen; omdat je vaak de
dag erna zelf een debat zal moeten doen. Dan kan het wel zijn dat we dat informeel groepje wat vaker
moeten samenroepen, om kort op de bal te spelen. Maar het partijbestuur blijft wel de leidende hand in de
strategiebepaling, en het geeft het mandaat aan de voorzitter om, indien hij dat nodig acht, een aantal
mensen om zich heen te verzamelen om kort op de bal te spelen. Maar de beslissingen gebeuren door het
partijbestuur. Als je na de verkiezingen gaat kijkt, bijvoorbeeld over de regeringsonderhandelingen, dat
gebeurt door de partijraad. Maar het is uiteraard het partijbestuur dat een voorstel doet aan de partijraad, en
dat partijbestuur is hier niet onbelangrijk in. Als het in grote meerderheid een voorstel doet aan de
partijraad, als deze unaniem zegt dat het ergens voor gaat, dan moet het al gek lopen indien de partijraad
niet akkoord gaat. In de partijraad zitten natuurlijk mensen van op lokaal niveau, die soms iets meer vanuit
de buik redeneren, en dat loopt niet altijd gelijk met wat het partijbestuur zegt. Daar moet je mee oppassen.
Maar dat geldt voor politiek in het algemeen natuurlijk, je moet ze in het hoofd aanspreken maar eigenlijk
112
ook vooral in de buik. Een partij zoals Vlaams Belang en Lijst Dedecker slagen er bijvoorbeeld geweldig
goed in de buik aan te spreken. dat is eigenlijk een strategie op zich, zij voelen natuurlijk dat er bij een
bepaald deel van de bevolking een soort ongenoegen leeft tegenover de politiek; „het is allemaal slecht‟
enzo; en wat zij doen is dat gevoel aanspreken en zich als een soort van Robin Hood buiten de politiek
opstellen; terwijl zij er zelf natuurlijk inzitten. Maar zo geven ze de indruk van „wij vechten ook tegen de
politiek, die vies en vuil is, en zakenvullers‟ en weet ik veel wat nog. De concurrentie die LDD het VB
aandoet, is dat hij dezelfde strategie aanvoert met minstens evenveel communicatief talent als een
Annemans enzo, maar met dit voordeel dat hij niet aangebrand is; er wordt niet gezegd dat ze weigeren met
hem te besturen, wat hem in de ogen van het publiek natuurlijk relevanter maakt. De kiezer weet dat met
het cordon sanitaire, als je daarvoor kiest, dan kies je daar niet voor om hen aan de macht te laten; maar uit
protest tegen het systeem. Een aantal mensen vinden dat wel leuk, maar daardoor denk ik dat ze ook wel
aan het plafond zitten. Mensen gaan ook denken „wat helpt het eigenlijk‟, in 2004 hadden ze 24% van de
stemmen, maar wat hebben ze ermee kunnen doen? De facto niks; er zijn natuurlijk altijd mensen die ervan
genieten om op een antisysteempartij te stemmen, om eigenlijk hun middelvinger uit te steken naar de
politiek, en daar hebben ze soms ook goede redenen voor want de politiek is soms heel slecht bezig op
bepaalde vlakken; en je gaat altijd een groep mensen hebben die dat graag doen. Maar wat mensen ook
zeggen wanneer de partij groter en groter wordt, is dat er een enorme dreiging vanuit gaat; zoals in
Antwerpen, waar er bijna kans was dat Dewinter burgemeester zou worden; en dat wordt dan eigenlijk ook
aantrekkelijk voor stemmen van mensen die slecht aankijken tegen politiek maar niet zo slecht dat ze hun
stem willen weggooien; die hen echt wel eens aan de macht willen hebben. En die kiezers zijn ze nu wel
aan het verliezen, omdat men ziet dat de dreiging eigenlijk weg is. De kans dat ze iemand van de macht
gaan verdrijven is quasi nihil. En dat zit bij Dedecker nogal anders, dus daardoor pikt hij nogal in van het
electoraat van het VB en heeft het VB het nogal moeilijk. De tendens is duidelijk. Maar die proteststemmen
op zich, als je die van het VB en LDD optelt (wat je eigenlijk niet helemaal mag doen, want bij LDD zitten
ook mensen die niet alleen uit protest stemmen) dan zie je toch wel een grote meerderheid, tot bij de 30%;
sommige mensen zeggen dat ze blij zijn dat het VB minder stemmen haalt, en ergens zitten ze juist; maar
ze mogen zich niet miskijken: wat er leeft in de samenleving, daar zit nog veel protest in, dat is niet
verminderd; het is gewoon uitgesplitst in twee partijen.
Speelt N-VA dan nooit in op deze gevoelens van ontevredenheid?
Het zit zo, waar LDD en het VB heel goed inspelen op het buikgevoel richten daar spreken wij
voornamelijk het hoofd aan. Dat vind ik een pluspunt, maar je kan het ook een minpunt noemen natuurlijk.
Wij maken een analyse waarvan we zeggen „zoals België er nu uitziet, zo werkt het niet‟, er zijn twee
verschillende democratieën, sociaal en economisch zien we er veel te verschillend uit; en je kan eigenlijk
die optelsom niet maken omdat we te verschillend zijn. Het zou verstandiger zijn, vinden wij, als je aan
allebei autonomie geeft zodat de gebieden zichzelf kunnen besturen, zoals je twee patiënten met
verschillende ziektes ook verschillende medicamenten zal gaan toedienen. Terwijl men de laatste decennia
halsstarrig dezelfde medicatie ging gebruiken. Dat is een rationeel verhaal.
113
Als je vraagt of de N-VA geen protestkiezers aantrekt, zou ik zeggen anti-Belgische kiezers misschien wel,
met een pro-Vlaamse houding. Maar is dat een vorm van protest? Ja, tegen het Belgische systeem, tegen de
monarchie misschien, tegen Belgische politici, tegen Franstaligen zullen sommigen zeggen.. dus in die zin
kan je dat een beetje als protestkiezers zien. Maar in de meerderheid trekken wij toch de gewone
Vlaamsgezinde kiezers aan, want voor de echte protestkiezers zijn wij nog te braaf. Ik weet dat het
misschien niet altijd zo overkomt, als je de pers of De Morgen leest lijken wij soms heel radicaal; maar wij
krijgen bijvoorbeeld vaak mails waarin te lezen staat dat we veel te braaf zijn, te soepel, en dat we weer
compromissen zullen sluiten… dat is vooral het VB-electoraat; eigenlijk weigeren zij elke vorm van
onderhandeling, dat is allemaal „treut‟; als je op café over politiek praat dan kom je zo‟n dingen ook tegen.
Dat is niet de taal die wij gebruiken. Je ziet dat in debatten ook; dat is duidelijk een andere stijl van
communicatie dan bij het VB. Hun precampagne bijvoorbeeld, „Vlaams geld in Vlaamse handen‟, met de
spaarvarkentjes; waarbij ze zeiden „2000€ per Vlaming, die pakken we af‟, dat is heel rechtstreeks. Wij
zeggen niet dat we geld gaan afpakken; wij zeggen alleen dat de solidariteit zoals ze vandaag is niet werkt.
Daarom willen wij autonomie voor beide gebieden, dat ook Wallonië verantwoordelijk gesteld wordt voor
haar eigen beleid bijvoorbeeld, dat het geresponsabiliseerd wordt zodat het zelfredzaam is. Maar dit is zoals
je ziet een heel andere manier van werken, een meer rationeel verhaal; waar wij meer kiezers mee bekoren
die meer nadenken en iets gematigder zijn. Die ook wel Vlaamsgezind zijn natuurlijk, maar iets gematigder
reageren. Dat is ook de reden dat wij met cd&v een kartel hebben kunnen vormen; moesten wij op een
andere manier aan politiek doen zouden we nooit zo dicht in de buurt van cd&v gekomen zijn; of
omgekeerd: zouden zij nooit zo dicht in onze buurt gekomen zijn.
Er is veel verschil in stijl en inhoud; het VB vindt bijvoorbeeld dat er gewoon onafhankelijkheid
uitgeroepen moet worden, maar dat is steriel natuurlijk, de idee dat er ooit een revolutie zal uitbreken… dan
ben je iets te vroeg in slaap gevallen, als je dat denkt.
Maar nu jullie geen kartel meer vormen met cd&v, zou het voor de partij dan niet positief zijn om
meer op dat buikgevoel in te spelen?
Er zijn eigenlijk twee mogelijke strategieën. Er is ook sociologisch onderzoek geweest over de
verschillende groepen. Binnenkort gaat er nog een heel grondig onderzoek uitgebracht worden, met 5000
mensen, en daaruit blijkt dus dat het electoraat in te delen is in twee verschillende groepen. Enerzijds kan
men mikken op wat men vooral de hardliners noemt; een andere strategie is de link naar cd&v toe; dat zijn
kiezers die meer gematigd zijn, echte kartelkiezers die wel Vlaamsgezind zijn maar niet per se de revolutie
willen gaan prediken, maar die wel vinden dat er iets moet veranderen. Dat er hervorming moet komen, en
dat Vlaanderen sterker moet kunnen worden. Dus dat is een andere doelgroep. Wij kiezen in deze
campagne vooral op die doelgroep. Enfin, je mag nooit kiezen, maar offensief mikken wij op die doelgroep.
Waarom; omdat in die groep van hardliners sterke concurrentie zit. Als we in eerste instantie daarop
zouden mikken, zouden we serieuze concurrentie moeten aangaan; niet alleen met het VB maar nu ook met
LDD, die zich nu ook op de markt heeft begeven; dus dat is al niet makkelijk; en vooral, we hebben nu vier
jaar bij cd&v gezeten, als je dan je taal en stijl zou verharden komt dat minder geloofwaardig over. Je zou
114
dus eerder concurrentienadeel leiden. Je kan dat wel doen, en zal er zeker wel iets mee winnen, maar niet
veel omdat de concurrentie daar te groot is. Terwijl we in die vier jaar met cd&v natuurlijk samen een
parcours hebben afgelegd, en dan krijg je natuurlijk een groep kiezers die Vlaamsgezinder geworden zijn.
het CD&V-electoraat kan je niet over één kam scheren, maar daarin zit wel een groep die in onze richting
gegroeid is. Temeer door de crisis van de voorbije jaren, door de slechte onderhandelingen. Ik denk dat we
daar een sterke geloofwaardigheid hebben opgebouwd. Ook Bart De Wever als persoon heeft een sterke
geloofwaardigheid opgebouwd denk ik. Hij was bij CD&V-kiezers ook altijd heel populair, omdat hij met
de CD&V-voorzitters zoals eerst Jo Vandeurzen en dan Marianne Thyssen altijd schouder aan schouder
heeft gestaan, dus zij zien hem als iemand die daar zeer dicht bij staat. Maar je mag dat in je campagne niet
zo laten zien dat je één keuze maakt. Je kan niet naar die CD&V -kiezer gaan jagen, wat je moet doen is je
taal dan aanpassen en meer de zachtere thema‟s aankaarten; maar wat je dan doet is dreigen je flankkiezers
te verliezen. Daar past de uitspraak „je moet je achterdeur niet openzetten‟, je moet aan de voordeur zoveel
mogelijk mensen laten binnenkomen maar als je er verliest aan de achterdeur ben je natuurlijk niet goed
bezig. Dus onze strategie is eigenlijk offensief mikken op het CD&V-publiek, en defensief je achterdeur
dichthouden naar het huidige publiek. Dat wil zeggen dat je af en toe klaar en duidelijk bepaalde
standpunten moet laten horen, bijvoorbeeld inzake B-H-V, maar daarmee ga je niet de CD&V -kiezer
verleiden. De Antwerpse CD&V-kiezer bijvoorbeeld zal je moeten verleiden met een hogere kinderbijslag,
waar men nu niet aankan omdat dat federaal zit. Vlaanderen kan dat doen want ze zijn bevoegd voor
gezinsbeleid. Dat is een verhaal waarvan eigenlijk niemand zal zeggen „waarom niet‟, dat overal aanslaat.
Maar dat is bijvoorbeeld een verkiezingsstandpunt dat we innemen waarvan we weten dat een bepaald
publiek, bijvoorbeeld dat van de cd&v, die ook een gezinspartij is; daar wel gevoelig voor is. Jonge mensen
met jonge kinderen worden geconfronteerd met een hoge kost enzo. Maar dat is niet iets waarmee je naar
de Vlaams Belangkiezer zal stappen. Die vinden dat te soft. Ze gaan het niet erg vinden, je zal ermee geen
kiezers verliezen; maar het is niet zo dat dat nu de reden zal zijn dat ze voor jou gaan stemmen. VB doet dat
anders. Wat ik voel over wat het VB nu aan het doen is in haar campagne, is zich weer zeer hard opstellen.
Vlaams Belang zou in mijn ogen twee dingen kunnen doen: ofwel zich verzachten, om voor een ruime
groep kiezers aanvaardbaar te worden; ofwel volop voor die hardliners gaan. En ik denk dat ze voor dat
laatste gekozen hebben, aangezien ze met dat verzachten met ons te veel concurrentie zouden hebben.
Zeker voor het Vlaamse thema. Het VB heeft eigenlijk twee thema‟s, de Vlaamse onafhankelijkheid
enerzijds en anderzijds het migrantenstandpunt. Op het Vlaamse thema ondervinden ze daar veel
concurrentie van ons; want op vlak van het Vlaamse thema werden wij door de media prominent naar voor
geschoven als de partij die de Vlaamse belangen verdedigt, en waarvan de mensen ook gezien hebben dat
ze dat op een rechtlijnige manier deed. We hebben niet, zoals het VB dat zou uitdrukken, „ons verkocht
voor de postjes‟. Het was duidelijk dat N-VA een Vlaamse partij is, die het ook meent, en die niet zomaar
gaat buigen voor de macht om eigenlijk een ministerpostje te krijgen. Dus op dat vlak, moesten ze alleen
voor de Vlaamse strategie gaan, zouden ze teveel concurrentie van ons krijgen. En ze voelen natuurlijk ook
dat ze kiezers aan het verliezen zijn. Dus hun strategie is volgens mij „behouden wat we hebben‟, dus
maximaal de achterdeur dichthouden. De voordeur interesseert hen niet echt, ze denken niet dat ze veel
115
kiezers gaan winnen; dus willen ze vooral de uitstroom inperken, naar Dedecker toe en misschien ook naar
ons op het Vlaamse vlak. En dat proberen ze te doen door dat rauwe migrantenstanpunt. Dewinter
bijvoorbeeld, met zijn nieuwe boek, de Inch‟ Allah. Ik was daarvan geschrokken, want het was lang
geleden dat hij nog zo‟n extreme taal gebruikt had over de Islam. Ook in hun nieuwe campagne voel je dat
ze inspelen op die gevoelens. Dat is hun strategie om die achterdeur zoveel mogelijk dicht te proberen
houden, en bij de kiezer ook te verwijzen naar Lijst Dedecker enzo; op een manier van „wij zijn wel tegen
het establisment‟, „wij durven wel tegen de schenen schoppen‟, „De N-VA heeft met cd&v samengewerkt‟,
en „Dedecker staat ook al klaar om minister te worden‟,… Ze laten geen kans onbenut om dat te zeggen.
Dus dat is een beetje de strategie naar de protestkiezers toe: „wij zijn de enige op wie je moet stemmen‟.
Dat is eigenlijk het maximaliseren van de hardliners, maar waar zij natuurlijk door zulke taal te spreken
kiezers afstoten die terugdeinzen voor dat racistische beleid. Zij gaan dan kijken naar Dedecker of naar ons,
of zelfs cd&v. Het is een keuze, maar wel één die typisch is voor een partij die dreigt haar achterban te
verliezen; een defensieve strategie dus, om de uitstroom te beperken.
Om nog even terug te komen op het sociologische onderzoek: werd dit uitgevoerd in opdracht van
jullie?
Neen, dat is eigenlijk onderzoek dat we hebben kunnen inkijken. Ik mag daar dus eigenlijk ook de auteurs
niet van vrijgeven. Dat is gevoerd in 2007 en opnieuw in 2008; en nu voor de VRT in 2009 wordt het
vervolg gedaan; maar dan met 5000 Vlamingen. Niet alleen de kiesintenties, maar ook de associaties van
de partij worden bekeken: waar staan zij voor; ook naar hun toppolitici toe. De kiezers hebben moeten
evalueren welke scores bv Bart De Wever krijgt op „warmte‟, „sociaal‟,…
Dat is heel interessant om te weten; maar die kennis hebben we nog niet, dat is nieuw onderzoek en dat
gaan we pas samen met jullie, op 17 mei, te weten komen. Maar datgene waar ik naar verwees is dat van
2007 en 2008; daarvoor hebben we eens gesprekken gehad met mensen die die studie kenden.
En voeren jullie zelf soms onderzoek uit?
Zelf eigenlijk niet zo vaak, dat is denk ik meer iets voor de grotere partijen. Zij hebben natuurlijk ook meer
financiële middelen. We hebben wel zelf eens peilingen laten maken, maar dat was eerder occasioneel; om
zelf te voelen hoe we staan.
Zijn dat dan peilingen naar kiesintenties?
Ja, absoluut. Wat we nooit doen, waar we echt ongelooflijk tegen zijn, is bijvoorbeeld wat de sp.a vroeger
deed: heel regelmatig deden zij opiniepeilingen om te zien wat de kiezers van een bepaald standpunt
vonden, en als zij dat goed vonden dan lanceerden ze het. Daar zijn wij eigenlijk ongelooflijk tegen. We
zijn een aanbodpartij: we hebben een bepaalde visie, en dat bieden wij aan de kiezers. We proberen zoveel
mogelijk stemmen te winnen, maar als ze een standpunt niet willen, bon. Wij gaan niet de kiezers
achternahollen. Als we horen dat de kiezers een bepaald standpunt interessant vinden, denken we niet „dat
gaan we eens doen‟. Voor ons lijkt dat geen manier van politiek doen. Politiek moet leiding geven. Het
116
moet wel weten wat er leeft in de samenleving, maar op basis daarvan moet je met voorstellen komen
waarvan je denkt dat dat de maatschappij vooruit helpt. En dan zien of die kiezer je verhaal lust. Maar je
verhaal laten afhangen van wat de kiezer zegt, dat is niet echt onze stijl.
Maar we hebben wel al eens een peiling gedaan naar kiesintenties. Als men dan vraagt aan bv Bart De
Wever wat voor hem een goed resultaat is, dan zegt hij de verwachtingen die voortkomen uit deze
peilingen, en ook uit die van de kranten; een soort gemiddelde. Maar de campagne nu is meer dan ooit
interessant. Zeker voor het VB, en ook het centrumrechtse electoraat. Dat zit in een evolutie die al een tijdje
aan de gang is. Er zijn namelijk heel wat kiezers vrijgekomen op de markt. Waar je vroeger ofwel liberaal,
sociaal of katholiek was, en ongeveer 90% van de kiezers al wist op wie ze gingen stemmen, is dat nu
anders. Daar ging de campagne vroeger dikwijls over 10% van de kiezers die nog twijfelde. Als je daarvan
dan 2 à 3% van kon meenemen, dan was je eigenlijk de winnaar van de verkiezing. De scores van die
partijen waren relatief stabiel.
De laatste tijd zie je hierin verschuivingen. Links is eigenlijk vrij gesloten. De indruk is dat het wel afkalft,
maar zo‟n 20 à 25%, daar vechten de socialisten en groenen om. Maar aan de rechterkant zie ja dat bijna
65% van de mensen rechts of centrumrechts stemt. Vlaams Belang verliest stemmen, maar wij hebben die
kiezers bijvoorbeeld nog niet geconsolideerd. Je voelt dus dat het nu niet meer om 10% gaat, maar – zeker
aan de rechterkant – om 25 à 30%. Verschillende rechtse partijen, die ook heel wat raakvlakken hebben,
hebben kiezers die de ene dag aan LDD denken, de andere dag aan N-VA, en als hij heel kwaad wordt
misschien de volgende dag aan het VB. Dat is zo‟n beetje het grapje dat Bart altijd maakt over N-VA:
iemand die nadenkt is een N-VA‟er, maar als hij kwaad wordt, wordt het een VB‟er. Als hij echt kwaad
wordt, door bijvoorbeeld een schandelijke uitspraak van een Franstalige ofzo; dan wordt hij misschien
emotioneel en kiest hij de kant van het VB. Maar als hij er dan toch nog eens over nadenkt, beslist hij dat
het niet de strategie is die hij wil voeren. Er is natuurlijk een grote overlap, maar dat maakt de campagne
van nu zo speciaal; zowel voor het VB als voor ons als voor Dedecker, als voor cd&v. Het gaat om zo‟n 75
à 80% van het electoraat.
In 2007 lag de inhoudelijke focus vooral op de kopstukken van de drie grote traditionele partijen.
Waar lag de focus bij N-VA, die toen in een kartel zat met cd&v?
Bij ons was dat inderdaad anders. Bart De Wever was natuurlijk onze kopman, maar de focus in de media
lag op Leterme, die de kopman was van het kartel. Dat maakte het voor N-VA een stuk gemakkelijker;
temeer daar Leterme in een soort „état de grâce‟ leefde: alles wat hij deed was goed. Ook als je lokaal, bij
de bevolking, ging campagnevoeren; net zoals ook op tv: al wat hij deed wekte enorm veel sympathie op.
Ook Steve Stevaert heeft een tijd zo‟n „staat van genade‟ gekend. Zo had je ook Pim Fortuyn in Nederland.
Voor het kartel was dat natuurlijk enorm krachtig, Leterme als kopman. Wat N-VA moest doen was
eigenlijk de achterdeur dichthouden. Door het kartel met cd&v was het gevaar voor ons dat de taal en
standpunten die gebruikt zouden worden, te gematigd zouden zijn. Wij moesten dus gewoon onze core
business afdekken, de Vlaamsgezinde kiezer bij ons houden; dat die niet zou schrikken dat we door het
kartel met cd&v minder Vlaams zouden worden. Dat is eigenlijk een heel gemakkelijke manier van
117
campagnevoeren; gewoon je core business, het verhaal dat je kent. We moesten gewoon onze kiezers
plezieren, en intussen deed Leterme het werk om te verruimen, naar open vld- en sp.a-kiezers. Nu is het
anders; nu staan we er alleen voor; wat maakt dat je niet gewoon bij je eigen kiezer kan blijven. Tenzij je
tevreden bent natuurlijk dat je zou blijven staan waar je staat. Maar nu er duidelijk meer in zit voor ons,
moeten we stuk voor stuk proberen uitbreiden; en wat creatiever zijn ook; op andere doelgroepen proberen
mikken enzo; zonder daarin zo ver te gaan dat je je achterdeur openzet. Om het zo te zeggen: in karteltijd
moesten wij vooral onze achterdeur beschermen; nu moeten we onze voordeur openzetten. Zonder dus de
achterdeur natuurlijk te ver open te zetten. Het is eigenlijk een evenwichtsoefening wat we nu doen.
De strategie die u nu bespreekt; wie zit daar eigenlijk achter?
De strategie op zich is niet zo moeilijk, als je strategisch of politiek talent hebt. Ik denk dat als je naar
andere partijen gaat, je dit soort analyses ook zal horen. Als je lang genoeg werkt, dan heb je dit wel door.
Maar natuurlijk is het ook altijd nuttig om op onderzoek te kunnen terugvallen, om te zien waar het
electoraat zit waarop je vat zou kunnen hebben. Als je weet wat je doelgroepen zijn, kan je je strategie veel
beter aanpassen natuurlijk. Want dan ga je op een andere manier andere boodschappen brengen. Maar ik
denk ook dat je soms niet moet overrationaliseren. Onderzoek is onderzoek, maar je kan het niet altijd zo
rationeel maken waarom mensen plots die zondag dat ene bolletje aankruisen. Ik heb dat soms al gehoord
van mensen die in de wachtrij staan, die op het VB stemmen als de wachtrij te lang is; omdat het weer
slecht georganiseerd is „en de politiek weer op niets trekt‟. Het kan natuurlijk ook dat ze dat sowieso
zouden doen; maar het is toch iets waar politici zich vaak op miskijken: de kiezer is niet altijd zo rationeel
als hij denkt. Voor veel kiezers zal dat wel waar zijn, dat ze nadenken, maar je hebt ook gewoon een
cultuur die niet nadenkt; die vanuit buikgevoel reageert. En daar zie je wel die personencultus opduiken.
Sommigen zijn niet warm te maken voor een bepaald ideologisch verhaal; maar hebben wel voorkeur voor
speciale politici. Dat zijn vooral kiezers die sterk meesurfen op de golf. Bv „die Yves Leterme, dat lijkt nu
wel de man te zijn‟, of „die Bart De Wever, in de slimste mens enzo, die moet wel verstandig zijn‟.
Denkt u dat de deelname van Bart De Wever belangrijk is geweest voor de partij?
Onrechtstreeks wel, ik denk dat voor zijn persoonlijke score zijn populariteit gestegen is. Hij is lijsttrekker
in Antwerpen; dus voor zijn persoonlijke score zal dat wel heel goed zijn. Maar ik zou het ook niet
overdrijven, die invloed; ik denk niet dat mensen op Bart gaan stemmen omdat ze hem in de Slimste Mens
gezien hebben. Omgekeerd kan het wel zijn dat, aangezien anderhalf à twee miljoen kijkers hem gezien
hebben; zij hem nu ook kénnen. Je schrikt er soms wel hoe weinig mensen er maar politici kennen.
Bovendien ging het om Bart, die voorzitter is van een kleine partij; niet om een Verhofstadt of Leterme. Er
zijn 2 miljoen mensen die hem nu leren kennen hebben, en dan op een manier die niet die als politicus is.
Ze hebben hem leren kennen als iemand die grappig uit de hoek kan komen, die ik zou zeggen verstandig is
maar daar moet ik mee oppassen want het is maar een quiz hé; maar zo wordt het wel gepercipieerd door de
mensen; als iemand die grappig is en verstandig. En dat zijn twee goede kwaliteiten. Dus ik denk niet dat ze
daarvoor op hem gaan stemmen; maar nu ze hem leren kennen hebben, gaan die mensen als hij nog eens op
118
televisie komt wel luisteren. Misschien meer dan vroeger. Nu gaan ze volgens mij veel meer benieuwd zijn;
ze kennen hem, en gaan zich misschien meer laten leiden door wat hij echt zegt, terwijl hij vroeger
misschien gewoon als een radicaal persoon beschouwd werd. Ik denk dat je daardoor wel kiezers kan
winnen. Op die manier is dat wel belangrijk geweest. Hij heeft de menselijke kant van zichzelf kunnen
tonen. Maar het is niet zo eenvoudig natuurlijk; andere politici hebben ook meegedaan en zijn daar niet
populairder van geworden. Johan Vandelanotte bijvoorbeeld: de mensen hebben geen andere persoon te
zien gekregen als degene die ze al kenden. Vandelanotte was zichzelf; zoals we hem al kenden als
politicus: ernstig, intelligent; maar je hebt geen andere kant leren kennen. Bij Bart was dat wel het geval.
Mensen zeggen „zo hadden we hem nog nooit gezien, we kenden hem alleen van interviews als hij kwaad
was ofzo‟. Het is niet omdat je in de quiz zit, dat je populairder wordt. Bart heeft het daar gewoon goed
gedaan. Hij heeft zichzelf kunnen tonen op een manier die de mensen nog niet kenden. En dat is het succes
geweest is denk ik.
Welke externe bureaus werden er gebruikt voor de communicatie rond de campagne van 2007? Wat
was de rol van deze bureaus?
Wat betreft folders maken enzo; de tastbare publicaties; daarvoor werken wij samen met een reclamebureau.
Dat is bij ons DVN uit Gent. Maar dat wil zeggen dat wij wel bepalen wat daarin komt; Welke personen,
welke stijl, welke feeling; welk type taalgebruik – want dat is afhankelijk van je strategie; die gegevens
geven wij door aan het reclamebureau, en zo vragen we om iets uit te werken voor ons. Vanaf dan is het
eigenlijk een heen-en-weerbeweging. Soms leveren we zelf wel stukjes tekst aan; bv
verkiezingsprogrammapunten; maar de kunst is natuurlijk om in drie zinnen te zeggen wat je bedoelt. Naar
die tekst doet het reclamebureau wel een gooi; maar dat doen we toch meestal zelf; omdat je daar echt de
feeling van die drie zinnen moet hebben. Je moet het simpel zeggen, klaar en duidelijk, en met een
woordkeuze die past in je strategie. Die twee dingen zijn heel belangrijk: klaar en duidelijk, en gebracht in
een woordkeuze die in je strategie past; die een bepaalde kleur heeft.
Werd dit vastgelegd in een huisstijldocument?
We hebben inderdaad een soort huisstijl, en alle kandidaten krijgen van ons een CD-ROM waar alles
opstaat: de huisstijl, sjablonen van brieven en enveloppen; een N-VA logo met foto van Bart enzovoort.
Om toch in je campagne een landelijke eenvormigheid te behouden qua stijl.
U zei zonet dat de woordkeuze aangepast wordt aan de strategie. Werken jullie dan ook met
doelgroepen, positionering enzovoort?
Ja, eigenlijk wel. Ik zal eens een voorbeeld laten zien (laat kladversie van verkiezingsfolder 2009 zien). Je
ziet de eenvoudigheid, alles wordt in drie zinnen gezegd. Of hier bijvoorbeeld: „Het was onze ambitie om
daar samen met andere iets aan te doen‟. We hadden ook kunnen zeggen „de cd&v heeft ons verraden‟;
maar dat doen we niet, want dat is agressief naar de kiezers toe. Als er bijvoorbeeld kiezers zijn die altijd
voor cd&v gestemd hebben, maar nu Vlaamsgezinder geworden zijn en beginnen twijfelen om te kiezen
119
voor ons; als je tegen hen zou zeggen „cd&v dat zijn verraders‟, dat is te agressief, dat schrikt af. Wat wij
nu eigenlijk doen is meer een teleurgestelde positie innemen; schrijven dat we er samen met cd&v iets aan
wilden doen, dat het nodig was om orde op zaken te stellen; maar „je weet hoe dat is afgelopen‟. Impliciet
zeg je dus dat cd&v dat niet gedaan hebben, maar door die woordkeuze druk je iets meer de ontgoocheling
uit dan je agressie zou uitstralen. En het VB zou veel meer die agressie uitstralen. Dat is dus wat ik zeg met
die verwoording die je laat afhangen van je strategie. Als je je gaat richten op gematigde cd&v-kiezers, ga
je anders schrijven. Maar het is niet zo dat ons inhoudelijke programma verandert natuurlijk; dat zou
verkeerd zijn. Het is vooral belangrijk hoe je je strategie verwoord, want daar zijn zoveel manier voor.
Zijn er bepaalde doelgroepen waarop de partij zich richt?
Niet zozeer; het is niet altijd eenvoudig om te weten te komen welke doelgroepen er zo zijn… maar
onbewust houden we er wel rekening mee; we weten bijvoorbeeld dat we relatief goed scoren bij de
mannelijke 50+‟er, tegenover bijvoorbeeld een vrouwelijk dertigerspubliek. Daar hebben we statistisch
gezien duidelijk wat voorkeur. Ons idee van de Vlaamse hospitalisatieverzekering is dan ook een van de
speerpunten in de campagne. Jongeren zijn daar dan weer niet mee bezig; vooral bij een volwassen of
ouder publiek spreekt dat aan. Kinderbijslag is dan weer voor een jonger publiek, jonge ouders; en
bovendien is het een zachter thema waarmee ook vrouwen aangesproken worden. Je houdt er dus wel
rekening mee. Maar om nu echt te zeggen „we mikken op die of die doelgroep‟, dat doen we niet. Je kan
het je eigenlijk ook gewoon niet permitteren om op een bepaalde doelgroep te richten; dan zou je gewoon
te weinig stemmen halen. Je moet iedereen proberen een reden te geven waarom ze op jou moeten stemmen.
En natuurlijk wel accenten leggen: de doelgroepen waarvan je weet dat je er sterker bij staat, daar iets extra
op inzetten. Maar je kunt daar nooit zo ver ingaan dat je bijna exclusief op die doelgroepen inzet; dat kan je
niet doen.
Wat maakt de partij in haar communicatie uniek tegenover de andere partijen?
Oei, dat is moeilijk…
Als ik vergelijk met de grotere partijen, denk ik dat onze communicatie beter gestroomlijnd is. Bij grote
partijen, zoals de cd&v bijvoorbeeld; ga je vaker hebben dat de partijkopstukken andere accenten leggen.
Met eigen publicaties afkomen enzo, een heel ander publiek aanspreken… een Herman Van Rompuy
bijvoorbeeld zal een heel ander electoraat aanspreken dan Kris Peeters; ook al zitten ze allebei in dezelfde
partij. Zij zullen dus op een andere manier campagne voeren; daar is de consequentie dus wat zoek. Het
voordeel is wel dat ze wat ruimer mensen kunnen aanspreken; met tegenstrijdige belangen zelfs; iemand de
Vlaamsgezind is zal misschien op Kris Peeters stemmen terwijl een Belgicist op Van Rompuy zal stemmen
omdat hij daarin de behoeder van België ziet. Je ziet, conflicterende belangen in eenzelfde partij. Dat is bij
ons niet het geval. Als grotere partij heb je dus het voordeel wel dat je een ruimer bereik hebt van stemmen;
maar het nadeel is natuurlijk dat de consistentie soms zoek ik. En dat spelen wij in debatten natuurlijk vaak
uit. Zo laten we bij de kiezer uitschijnen „je weet niet wat je eraan hebt, het is vis nog vlees‟. Wat mensen
inderdaad wel doet twijfelen. In die zin onderscheiden we ons misschien, maar ik denk dat dat voor Groen!
120
misschien ook zo is; dat mensen heel goed weten waarvoor wij staan. In die zin is het voor ons, als kleinere
partij, de boodschap die men kent dusdanig goed uit te leggen dat er steeds meer mensen overtuigd geraken.
Dus dat is een beetje een voordeel: de duidelijkheid die je als kleinere partij hebt; je kan veel beter je
communicatie stroomlijnen.
Hoe belangrijk zijn militanten voor de partij, en is er een verschil met vroeger?
Militanten zijn zeer belangrijk op lokaal vlak. Zeker nu bijvoorbeeld; nu er affiches moeten worden geplakt,
borden geplaatst, folders uitdelen enzo.
Daar komt heel wat werk bij kijken. Lokaal is het dus heel belangrijk dat je veel vrijwilligers hebt die
hierin hun tijd willen steken. Het voordeel aan onze partij is dat ze een zeer gemotiveerde aanhang heeft.
Ook dat denk ik is voor grotere partijen een nadeel, dat horen wij toch dikwijls van collega-politici; dat ze
niet vaak vrijwilligers vinden om lokaal de handen uit de mouwen te steken. Mensen vinden andere
manieren om hun vrije tijd in te vullen, en bovendien heeft politiek ook bij jonge mensen niet altijd zo‟n
goede naam. Dat horen we toch zeker bij die grotere partijen, dat ze daar last van hebben. Kleinere partijen
niet echt, omdat zij een heel duidelijk profiel hebben. Groen! heeft ook zo‟n gemotiveerde achterban. Je
moet immers heel de tijd vechten voor je standpunten in het politieke landschap. Terwijl een partij als
cd&v, open vld,… daar gaat het over een paar procenten; dat is iets anders. Op dat vlak mogen we niet
klagen en hebben we echt wel een gemotiveerde achterban.
Doet de partij soms stunts om de aandacht van het publiek te trekken?
Dat is inderdaad niet gemakkelijk. Elke partij probeert natuurlijk zo veel mogelijk in de pers of in de media
te komen; en voor een deel kan je dat doen met parlementair werk; je kan dat doen op televisie maar dan
moet je daar al voor uitgenodigd worden. Nu tijdens de campagnes zijn er wel debatten enzo; maar
doorgaans, tijdens het gewone jaar, word je alleen op tv uitgenodigd voor interviews omdat je iets gedaan
hebt; een opmerkelijke tussenkomst bijvoorbeeld; of omdat je zelf iets belegd hebt, bv naar de pers toe iets
voorgesteld. Daarbuiten heb je inderdaad de acties. Of ik zal eerder zeggen de congressen. In februari
bijvoorbeeld hebben wij een eerste congres gehouden, en op 1 juni gaan we de slotcampagne van de
verkiezingen houden. In de beheersovereenkomsten van de vrt staat dat ze naar zulke congressen moéten
komen. Slotmeetings hoeft niet, maar dat doen ze natuurlijk wel want dat is goed beeld materiaal, en daarin
wordt ook strategische info gegeven over de campagne. Dat is natuurlijk ook een manier om in de pers te
raken. De minst klassieke is natuurlijk om bepaalde acties te doen.
Een aantal jaren geleden hebben we zo een beruchte actie gedaan, die ons nog jaren achtervolgd heeft. Dat
was de actie in de scheepslift van Strépy, waar we een paar camions vol papieren geld zijn gaan afzetten.
Waarom; omdat deze scheepslift een typisch voorbeeld is waar men met geld heeft gesmeten. Ik denk dat
ongeveer om de drie à vier weken maar een boot passeert waar zo‟n scheepslift nuttig was. Maar dat
kaderde in de wafelijzerpolitiek; Vlaanderen krijgt iets dus moet Wallonië iets anders krijgen. En om dat
aan te kaarten, dat misbruik, hebben we die actie gedaan. We moeten toegeven dat dat niet de meest
smaakvolle actie was. Je geeft natuurlijk de indruk van „Vlaanderen is degene die geld in Wallonië pompt,
121
en Wallonië is degene die het allemaal wegsmijt‟; maar daar was tegelijkertijd wel een slogan toen die
totaal verloren gegaan was. Het enige wat uit de beelden bleek was dat we de transfers wilden stopzetten.
Terwijl het verhaal juist was dat de transfers transparant moesten worden. Vlaanderen kan als rijker gebied
wel solidair blijven met Wallonië. Maar als je natuurlijk zo‟n actie voert gaat dat verloren. De kracht van
het beeld is enorm. Die impact hadden we echt onderschat; waardoor het een heel agressieve actie leek. De
Franstalige pers heeft ons dat jarenlang kwalijk genomen. En misschien ook wel misbruikt. Maar het is niet
geheel ten onrechte dat ze daarvan geschrokken waren. Maar anderzijds heeft die actie ook wel geweldig
veel pers gehad. Daar letten we nu natuurlijk wel mee op. Voor 2007 hadden we de „verstrikkingsactie‟.
Dat was een gevarendriehoek, een verkeersbord, met een strikje erop. Dat was eigenlijk een verwijzing
naar Elio Di Rupo; het was een precampagne van ons ten tijde van het kartel. Want paars aan de Vlaamse
kant en Wallonië aan de Waalse, dat waren echt wel de twee tegenstanders. De PS staat een beetje voor
alles wat – en dat is niet helemaal terecht – er misgaat qua corruptie en schandalen. In Vlaamsgezinde
kringen is de PS zowat de baarlijke duivel, bij wijze van spreken. Dat gevarenbord met strikje heeft ook
enorm veel pers gehaald. Dat was eigenlijk een geslaagde actie; er zat wat humor in en kwam dus ook veel
minder agressief over. Het is natuurlijk een boodschap die niet sympathiek was naar de PS toe; maar de
humor verzachtte dat wel. Met zulke acties kan je dus wel wat pers halen; maar dat is niet altijd eenvoudig.
Soms zit je er echt op, zoals met die verstrikkingsactie. Het mag gewoon niet te agressief overkomen, zoals
in Strépy. Met acties moet je voorzichtig zijn.
En soms komt er ook gewoon helemaal geen pers, je kan evengoed een actie doen die niet sexy genoeg is
of niet genoeg inspeelt op de actualiteit; daar haal je dan niets mee.
122
Bijlage 6: Interview met Tom Van den Bergh Functie: directeur communicatie CD&V
Hoe zag het communicatieorgaan van de partij eruit tijdens de verkiezingen van 2007? Wie stond er
aan de leiding?
We werken altijd samen met een externe partner. In 2007 was dat Saatchi & Saatchi. Die externe partner
doet dit niet alleen, er zijn een aantal interne mensen die fulltime met communicatie bezig zijn.
Bijvoorbeeld de woordvoerder, maar ook de directeur communicatie; en een aantal inhoudelijke raadgevers.
Maar op zich is er wel een overleg dat daar georganiseerd wordt; waar zowel Saatchi als de interne
woordvoerders, samen met de politieke verantwoordelijken, en in 2007 was dat nogal uitgesproken Yves
Leterme en de voorzitter Jo Vandeurzen, die daar een operationeel orgaan hadden.
En de partij werkte ook samen met Censydiam Synovate?
Ja, sinds 2006-2007 zien wij onderzoek als een belangrijk aspect in onze communicatiestrategie. Maar dat
is vooral voorbereidend. En inderdaad, dat was met Censydiam. Dat is eigenlijk vooral voorbereidend
werk; dat is een soort barometer om te weten waar de mensen vandaag mee bezig zijn; en hoe zij de dingen
bekijken. Dat is vooral voorbereidend werk; dat is niet echt tijdens de campagne dat dat gedaan wordt.
In een onderzoek uit 2007 las ik dat door het inschakelen van de verschillende onderzoeksbureaus,
dit soms eerder averechts werkte en tot tegenwerking leidde. Heeft u dat ook zo ondervonden?
Communicatie is natuurlijk geen exacte wetenschap. Hoe meer ervaring je gebruikt, hoe meer
tegenstrijdige visies je krijgt. Maar ik denk wel dat dat goed gewerkt heeft.
Hoe ver ging de inbreng van de onderzoeksbureaus in de campagne?
Dat is echt een samenwerkingsverhaal, dat is ook een beetje de cultuur hier: wij vergaderen ons onnozel.
Hier wordt ook vaak met externen samengezeten en nagedacht „hoe gaan we dit aanpakken, hoe gaan we
dat aanpakken‟; omdat politiek iets zeer specifieks is, waar je toch een bepaalde ervaring mee moet hebben
om te weten wat je gevoeligheden en mogelijkheden zijn. En in die zin was er toch veel werkoverleg samen
met de creatieven en de strategen van Saatchi. Dus vaak gebeurde het dat er een briefing vertrok naar
Saatchi, en dat we vroegen om aan een oplossing of antwoord; maar heel vaak gingen we daar samen op
verderborduren.
Wie beslist er wat er aan bod komt in de campagnes? In welke mate hebben de andere partijleden
inspraak?
Dat zijn politieke keuzes; ik abstraheer het een beetje als ik zeg „Yves Leterme en Jo Vandeurzen‟, want op
zich spelen ook de fractieleiders een belangrijke rol; dus op zich is daar altijd een soort politiek
„validatiegroepje‟ van zetelende politici, die dus eigenlijk de finale knopen doorhakken. Maar de voorzitter
en het boegbeeld; toen zetelend minister Yves Leterme; die speelt daar wel een zeer cruciale rol in.
123
Werd er voor de verkiezingen een specifieke campagnecel opgericht?
Een operationele campagnecel? Dat zien we ook; maar je hebt sowieso een „staf‟ zoals ze dat bij ons
noemen; dat is de verantwoordelijke voor communcatie, dus de directeur communicatie; je hebt een
woordvoerder; een directeur beweging en vorming – dat is dus eigenlijk iemand die bezig is met
vrijwilligers en kandidaten te begeleiden – en dan natuurlijk de directeur studiedienst. Dus eigenlijk de
dagdagelijkse werking van de partij; maar tijdens campagnetijd wordt dat vaak wel nog een beetje
aangevuld met nog wat mensen die daar wat extra inbreng, zowel op communicatie- als op inhoudelijk vlak
kunnen insteken. En dan wordt de staf of het directiecommité veranderd in een soort campagneoverleg.
Waarop lag inhoudelijk de focus in de campagnes? Vindt u dat de campagne van 2007 terecht een
kanselierscampagne wordt genoemd?
In 2007 zijn die kaarten zo gevallen, maar – en je gaat dat zien in de campagne – vooral in de kanalen
wordt er veel op personen gefocust. Maar als je terug gaat kijken dan ga je ook wel merken dat daar toch
heel, heel duidelijke boodschappen ook inzaten. Mensen zonder boodschap, daar gaat het niet over. Het is
niet het een of het ander. Maar in 2007 was dat heel duidelijk, je had Verhofstadt – Leterme, maar sp.a zag
ook „wij missen hier de boot, we hebben een tegengewicht nodig‟; en dus werd Vande Lanotte ook zo
gepositioneerd. Maar dat was vooral om mee te kunnen spelen in het debat. Dat gaat natuurlijk over inhoud
en niet over mensen.
Hoe zou u de huisstijl (zowel inhoudelijk als stilistisch) van de partij beschrijven? Is deze vastgelegd
in een document?
Elke campagne wordt er wel een stijldocument opgesteld, en in die zin is dat wel de uitdaging binnen
CD&V dat we daar… slecht in zijn is een verkeerd woord, maar we hebben veel straffe mensen, lokaal en
regionaal, burgemeesters, parlementsleden, provincieraadsleden… we zijn een heel vertakte organisatie, er
zijn zeel veel kandidaten die een eigen achterban hebben en die heel hard werken; maar die ook hun eigen
campagnedynamiek hebben. En daardoor merken wij ook steevast dat dat een heel dynamisch gegeven is,
wat ook zeer moeilijk aan te sturen is. Je merkt bijvoorbeeld eerder bij sp.a dat zij dat nogal rigide aan hun
kandidaten kunnen zeggen „dit is de stijl‟, en „deze foto moet zo genomen worden‟ en zo, en dat dat bij ons
heel dynamisch en organisch is. Wij stellen vooral de inhoudelijke lijn heel duidelijk op, en dat op zich is
een verhaal waarin iedereen meestapt, omdat daar ook een heel proces aan vooraf gaat hoe ons programma
en onze inhoud wordt opgemaakt. En stilistisch wordt dat iets minder rigide gevolgd. We proberen dat wel
altijd. Altijd is dat onze ambitie, en elke keer merken we dat de dynamiek van een campagne anders
verloopt. En daar zijn we eigenlijk ook wel trots op. Het is een kakofonie als je door Vlaanderen rijdt en je
ziet al die CD&V-affiches die nogal verschillen. Maar op zich is dat ook een heel mooi gegeven, omdat dat
onze kracht wel is: we zijn een mozaïek, een collage; we zijn heel verschillende types en figuren.
124
Bij N-VA en het VB wordt er bijvoorbeeld een CD-ROM gegeven aan de kandidaten. Heeft CD&V
ook zoiets?
Ja, dat doen wij ook.
Maar bij jullie wordt er minder naar geluisterd?
Er wordt creatiever mee omgesprongen. Ik vind dat een heel groot verschil.
Wat maakt de partij in haar communicatie uniek tegenover de andere partijen?
We zijn zo vertakt, en zo verscheiden in profielen, dat dat ook betekent dat we bv bij deze campagne van
2009, 267 kandidaten, dat we ook wel 267 woordvoerders hebben. Omdat dat allemaal mensen zijn met een
eigen profiel, een eigen achterban, een bepaalde link naar samenleving of doelgroep. Bij ons ga je heel
weinig mensen zien die zomaar geplukt worden; enkel mensen die al een bepaald parcours hebben afgelegd.
En dat vind ik wel een kracht, het zijn altijd mensen die ofwel uit hun verenigingsleven ofwel uit hun
beroepsleven een verhaal meebrengen.
Doelt u hiermee op BV’s bij andere partijen?
Bwaja… Ik heb daar eigenlijk geen commentaar op, maar je merkt wel dat als je bij ons kijkt naar mensen
die iets of wat bekender waren voor ze op de lijst kwamen, dan is dat bijvoorbeeld een Ivo Belet; maar die
had een heel scala aan inhoud, aan ervaring dat hij met zich meebracht; en je merkt dat dat iemand is die
wel pakt, die wel leeft binnen onze partij. Mensen zonder achterban, dat ga je hier veel moeilijker zien.
Welke strategieën houdt de partij in het achterhoofd wanneer zij naar buiten toe communiceert?
Dat is moeilijk om op te antwoorden. In het begin van je campagne stel je een aantal inhoudelijke punten
op waar je mee naar buiten wil komen; en daar wordt dan een strategie opgezet: met welke boodschap
willen we naar buiten komen, en naar welke doelgroep.
En gaat hier onderzoek aan vooraf?
Ja
Wat zou u beschrijven als uw belangrijkste doelgroep?
Aangezien wij een heel brede partij zijn, is onze doelgroep ook heel breed en ruim. Maar stereotyp zijn dat
eigenlijk… neen, ik kan eigenlijk geen stereotypes geven. Ik wou zeggen „de gezinnen‟, daar scoren we
heel sterk op; maar we scoren ook heel sterk op 50+‟ers, de actieve senioren. Maar als je naar de
verkiezingscijfers van 2007 kijkt, merk ik dat wij ook bij de doelgroep 18-25 de grootste partij waren. Dus
op zich… we zijn nogal breed.
Dus is eigenlijk de hele Vlaamse bevolking jullie doelgroep?
Ja, maar dat is nogal makkelijk gezegd hé. Daar komt het wel op neer, ja.
125
En de positionering tegenover de andere partijen, gaat u daar specifiek truucjes voor gebruiken?
Truucjes, neen, we hebben ons verhaal, en ik denk dat dat vooral in de media en debatten wel duidelijk
wordt, van hoe verhouden wij ten op zichte van… maar nee, dat is eigenlijk niet… politieke communicatie
draait niet om truucjes, maar vooral het verhaal dat je wil brengen. En zo differentieer je je wel.
En hoe pakt u die differentiatie dan aan, tegenover andere partijen?
Dat is focussen op je eigen verhaal, en die veelheid aan mensen. Wij vertrekken vooral uit een menselijke
taal van communicatie. Ik denk dat we ook proberen om die begrijpelijkheid en dynamiek, en nabijheid, na
te streven.
Hoe belangrijk zijn militanten voor de partij, en is er een verschil met vroeger?
Dat is hét, dat is echt alles voor ons. We zijn een organisatie met 75.000 leden. Dat betekent niet dat die
allemaal echte dagdagelijkse militanten zijn, maar er zitten duizenden actieve lokale politici bij; elke
gemeente heeft wel een CD&V-afdeling. En dan moet je denken dat daar minimum een tiental mensen in
actief zijn. Dat is dus een gigantisch orgaan, waar we veel van vragen en verwachten; maar ook veel op
inzetten om die mensen te ondersteunen. Bijvoorbeeld een verkiezingsprogramma; dat wordt voorbereid op
een studiedienst, door politici, op de fracties; maar hier vertrekt geen verkiezingsprogramma voor dat
eigenlijk toch door al die tentakels is gegaan; voor iedereen weet wat er in het programma zit. En dat ook
iedereen zijn fiat kan geven. Dat is een heel log proces, omdat dat ook duizenden mensen zijn, bij wie je
moet passeren. Dat is een valkuil, maar ook een heel duidelijke kracht voor ons.
En denkt u dat de militanten van CD&V even gedreven zijn als deze van het VB?
Wij hebben heel andere militanten, daar ben ik sowieso van overtuigd. Maar ik zei daarnet dat onze
kandidaten en politici een heel eigen verhaal meebrengen; en dat is met onze militanten ook zo. Dat is heel
grappig, maar als je zou kunnen kijken hoeveel van onze militanten actief zijn in een oudercomité, of in een
lokaal verenigingsleven, sportclubs, cultuurverenigingen… dat zijn allemaal mensen met drie, vier
engagementen. En dat is wel heel duidelijk, dat zijn echt onze mensen. Als je kan stereotyperen. Ik kan me
voorstellen, CD&V op zich is een bepaald idee, een bepaald verhaal over de samenleving. Tegenover als je
naar het VB, maar ook N-VA ofzo gaat kijken; dat is veel meer monothematisch dat zij werken, waardoor
ze ook een soort eensgezinde stroming van militanten hebben. Ik trek het een beetje uit zijn fles hoor, want
zo uitgesproken gaat het natuurlijk niet zijn.
De militanten van CD&V, gaan zij ook affiches plakken en dergelijke?
Ja zeker. Niet alle 75.000, maar we hebben er momenteel duizenden die de straat opgaan om borden te
plaatsen, brieven te bussen enzo… ik denk ook aan de duizend pensenkermissen of spaghettiavonden die er
per jaar georganiseerd worden, en van die dingen. Dat zijn onze mensen wel.
Organiseert de partij soms stunts om de aandacht van het publiek te trekken?
126
Tuurlijk, we proberen ook hier en daar om eens wat extra… 2007 was voor ons heel belangrijk, Yves
Leterme was toen zetelend minister-president. Dat was een Vlaamse regering met een serieuze
verantwoordelijkheid die nog gedragen moest worden. Dus op zich konden we het ons niet permitteren om
Yves Leterme te snel in de campagne te laten gaan. Wat hebben we toen gedaan; we hebben een dag voor
de sperperiode gezegd dat Leterme de lijsten ging trekken. En we hebben dat gedaan door een magazine te
encarteren in De Zondag, het gratis blaadje dat je bij de bakkers krijgt. Maar wij moeten altijd opletten dat
we een beetje budgetvriendelijk te werk gaan. Dus we hebben dat magazine, om dat in die Zondag te
krijgen en dat verdeeld te krijgen bij die bakkers – wat een heel kostelijke zaak was die we ons niet konden
permitteren – hebben we al onze militanten opgetrommeld. De hele nacht, van zaterdag op zondag, zijn we
daar met 500 man op vier centra; vier van die grote drukkerijen; zelf de boekjes in de krantjes gaan steken;
en zelf met autootjes alle Vlaamse bakkers afgereden. Ik denk dat dat een typische CD&V-stunt was; maar
dat was ook met veel mensen die goesting hadden om dat te doen en daar hun nachtrust voor over hadden.
Maar nooit provocerende stunts tegenover andere partijen?
Nee, dat ga je bij ons niet zien. Dat is ook het profiel van onze partij niet.
Nu de partij meer tegenwerking krijgt van N-VA vragen we ons af of dit een invloed heeft op de
strategie van uw partij; of gaat u eerder uw koers behouden?
Ja, de koers blijft behouden.
127
Bijlage 7: Interview met Piet Deslé en Joeri Casteleyn
Functie Piet Deslé: Communicatiemanager LDD
Functie Joeri Casteleyn: Pers en communicatie LDD
Hoe zag het communicatieorgaan van de partij eruit tijdens de verkiezingen van 2007? Wie stond er
aan de leiding?
Deslé: daar kan je eigenlijk niet veel over zeggen. Jean-Marie stond daar aan de leiding van, en dat was
eigenlijk zo chaotisch en geïmproviseerd. Ze moesten op drie maanden tijd en campagne voeren, en de
lijsten maken. Ze hebben toen beroep gedaan op Wim Schamp, voor het ontwerp van het logo. Eigenlijk
ook voor de rest van de campagne, maar dat is dan afgelopen, en dat is in ruzie geëindigd. Dus eigenlijk
hebben ze op hun eigen, met een paar mensen van Lijst Dedecker, dat voortgetrokken.
Wie beslist er wat er aan bod komt in de campagnes? In welke mate hebben de andere partijleden
inspraak?
Deslé: Het partijbestuur heeft daar een aantal algemene lijnen; het partijbestuur dat zijn dus een dertigtal
mensen; die hebben daar een paar algemene lijnen over goedgekeurd; maar eigenlijk is het een kleine cel
van de communicatiedienst. Dus dat zijn eigenlijk wij twee, met de fractiesecretaris van de partij. En dan
een paar mensen die een verleden hebben in marketing en dergelijke; die zich daarmee moeien. Maar alles
samen is dat een man of vijf, zes die daarover de lijnen uitzet.
Welke propagandamiddelen werden er in 2007 gebruikt om campagne te voeren?
Deslé: In de campagne van 2007 is er maar één propagandamiddel gebruikt, en dat is Jean-Marie Dedecker.
Ja, dat is ook Lijst Dedecker dus eigenlijk is alles gespeeld op de naam… het enige dat hij als achtergrond
had, is het boek „Rechts voor de raap‟, dat toen een jaar verschenen was maar waar hij toen op
teruggevallen is. Er was ook een programma uitgeschreven op basis van dat boek, en dat is ook op de
website geweest. De website is eigenlijk het meest performante verspreidingsmiddel geweest van de
propaganda, op dat ogenblik. Van dat boek zijn bijna 40.000 exemplaren verschenen, dus dat is eigenlijk
wel goed. Maar dat was uiteindelijk het jaar daarvoor. Maar zelfs op het moment van de verkiezingen
hebben ze nog herdrukken moeten doen.
Werd er voor de verkiezingen een specifieke campagnecel opgericht?
Deslé: Neen
Waarop lag inhoudelijk de focus in de campagnes? (Bv vooral op de boodschap, vooral op de
kandidaten,…)
Deslé: De focus lag op vernieuwing, maar vooral op de naam Jean-Marie Dedecker. Je kan dat niet
ontkennen. Hij was een BV hé. Het was ook zijn partij, hij was weggegaan met een paar mensen; maar de
128
mensen die daarnaast stonden, de Boudewijn Bouckaerts en weet ik veel wie nog allemaal; die zijn nooit
aan bod gekomen in de campagne.
Welke externe bureaus werden er gebruikt voor de communicatie rond de campagne van 2007? Wat
was de rol van deze bureaus?
Deslé: Dat was Wim Schamp, en ik denk dat voor de laatste twee maanden nog een ander bureau even in
beeld is geweest, maar ik ken daar de naam niet meer van.
Hadden jullie dan ook mensen in dienst die de creatieve uitwerking deden?
Deslé: er was niemand in dienst nee, dat waren dezelfde mensen, een paar die met marketing bezig
waren… Rudy Dekerpel zat daar toen bij…
Casteleyn: Ja, die had constant photoshop openstaan
Alles werd gedaan door mensen van de partij zelf?
Deslé: ja, dat was pure improvisatie.
Casteleyn: Je komt net van de CD&V, ik kan zeggen: dat is een wereld van verschil
Deslé: er zijn mensen die twee dagen voor de verkiezingen hun affiches hadden. Maar niet allemaal hoor.
Maar bijvoorbeeld in het straatbeeld zelf waren er delen van het land die helemaal niet gecovered waren, en
andere delen helemaal wel. Dat was omdat er dan een paar actieve mensen in die afdelingen zaten. Dat was
eigenlijk verschrikkelijk geïmproviseerd. Maar goed, ze hebben het dan toch gehaald.
Hoe zou u de huisstijl (zowel inhoudelijk als stilistisch) van de partij beschrijven? Is deze vastgelegd
in een document?
Deslé: de huisstijl van de partij die ligt nu vast, maar daar kan jij beter wat over zeggen, Joeri?
Casteleyn: Ja, dat was op basis van het logo. Dus na de verkiezingen is er wel een document opgesteld met
de volledige huisstijl. Op de website staan bijvoorbeeld alle templates. Dus iedereen kan die afhalen, dat
ligt volledig vast. En daar moeten ze zich nu aan houden.
En dat was niet het geval in 2007
Casteleyn: neen
Deslé: de partij bestond ook maar twee maanden, dat kon eigenlijk niet. We hebben nu tijd gehad, sinds
2007. In het begin had ik zoveel andere dingen te doen dat ik daar eigenlijk geen tijd voor had. Het is pas
sinds jij (Joeri Casteleyn, nvdr) erbij kwam dat we daar aan kunnen werken hebben. Maar goed, we wisten
dat het perspectief 2009 was, dus we hadden nog een beetje tijd. En eigenlijk zijn we nu wel klaar. Dus de
mensen die nu willen campagne voeren, met de middelen van LDD, kunnen die vinden. De affiches enzo
zijn ook gecentraliseerd gebleven, dus eigenlijk zou je nu in heel Vlaanderen een gelijkvormige campagne
moeten hebben. De huisstijl beschrijven; het gaat vooral om die twee felle kleuren. En voor de rest blijft het
natuurlijk Dedecker. Dat is aantrekkingskracht hé.
129
Wat maakt de partij in haar communicatie uniek tegenover de andere partijen?
Dat we geen campagne moeten voeren om in de krant te komen. De afgelopen vier weken staan we er
iedere dag in, vandaag weer. Maar dat is wel een beetje de filosofie geweest van de partij; dat we twee jaar
lang campagne gevoerd hebben door eigenlijk zeer actief oppositie te voeren; of dat nu over Fientje
Moerman ging of de politiediensten, dus door zeer actief oppositie te voeren en bijna als enige partij in het
parlement, voer je campagne. Iedereen wist dat Dedecker in het parlement zat. En ook in het Vlaams
Parlement, er zaten maar vier mensen maar die vier, via Dedecker, kwamen meer aan bod dan bijvoorbeeld
een N-VA of een Vlaams Belang. Dus dat is eigenlijk, als je van een strategie wil spreken, de enige
strategie die we gedaan hebben: voortdurend hard werken. In de oppositie. En als wij nu naambekendheid
hebben; vanaf er iemand een scheetje laat bij Lijst Dedecker komt dat in het nieuws, omdat LDD het item
van de verkiezingen is. Dus eigenlijk, op zich is dat al een geslaagde campagne. Maar met alle nadelen
enzo. Het is niet altijd het fraaiste dat bovengekomen is; ook niet van de andere partijen. Maar mag je dat
een strategie noemen… hard werken wel
Casteleyn: dat is een strategie; op het moment dat de overheidsgebouwen verkocht werden zat de CD&V
in de oppositie. Die hadden in feite echte oppositie moeten voeren. Maar als je daar niemand hebt die wil
werken, omdat je al vijftig jaar niet gewoon bent om oppositie te voeren; terwijl ze hier ‟s ochtends om
6u30 beginnen en ‟s avonds om 1u de studiedienst nog altijd bezig is; dat uitspitten van bijvoorbeeld de
overheidsgebouwen doen we met zeven man, en dan haal je er al eens een detective bij, omdat je het
natuurlijk niet allemaal kan. Dus onze strategie is: hard werken, en dan kom je er.
Deslé: en ook de delicate dingen niet uit de weg gaan. Want dat is een beetje wat die machtspartijen altijd
hebben onder elkaar: ze willen elkaar geen zeer doen, omdat ze weten dat ze volgend jaar bij elkaar moeten
zitten. En dat is een soort statement van ons, waar we ook veel tegenwind voor krijgen. Maar als de mensen
willen dat er aan politiek wordt gedaan…
Casteleyn: Wij hebben ook geen politieke communicatielijn hé. Ik kan me inbeelden, bij bv de sp.a; als je
daar een persbericht wil uitsturen moet dat gelezen worden door Gennez, als dat gaat over onderwijs moet
Vandenbroucke dat nog eens lezen, als het gaat over Limburg moet Vanvelthoven dat nog eens lezen… dan
is het zeven uur ‟s avonds. Bij ons is de lijn zeer kort, we zitten dicht bij elkaar.
En gaat u in uw communicatie naar het publiek toe dan ook mee het buikgevoel van de mensen
aanspreken, zoals een Vlaams Belang?
Deslé: Neen, het is vrij direct allemaal hoor, wij proberen alles naar buiten te brengen als het bewezen. In
tegenstelling tot bijvoorbeeld De Gucht; wij gingen die zaak De Gucht niet uitbrengen, dat is gelekt
geweest. Dus daar is onze strategie heel eerlijk, daar zullen we de mensen niet bedotten; niemand
bekladden als het niet waar is. Maar als je bewijzen hebt moet je ermee naar buiten; en of dat nu over de
chef van de politie gaat of… dat zijn onaantastbare mensen voor de wet; maar die foefelen, en daar moeten
we tegenin gaan. Je kan je natuurlijk amuseren door de kleine stadsambtenaar achterna te jagen, door te
zeggen „jij hebt daar iets in je zak gestoken‟; maar nee, het is boven, waar het op veel grotere schaal
gebeurt. En als je een doelgroep wilt noemen, dan is dat eigenlijk de eerlijke mens die geshockeerd is dat
130
zijn geld wordt misbruikt. Maar dat soort mensen, die misnoegden in de politiek; bijvoorbeeld een deel van
de Vlaams Belangstemmers zijn geen racisten of nationalisten, maar mensen die foert zeggen, „dat deugd
niet‟. Maar als wij zeggen dat het niet deugd, dan moeten we daar wel iets tegenover plaatsen, iets kunnen
doen. En dat is het probleem: we krijgen altijd de kans om aan te tonen dat het verkeerd gaat, maar we
krijgen nooit de kans om er iets aan te doen. En als er een strategie zit in de laatste weken van de
verkiezingen, dan is dat om te proberen om die dingen te verkopen; dat wij ook oplossingen hebben. En dat
is heel moeilijk, dat geef ik graag toe. Ik weet niet of we daarin gaan slagen.
Casteleyn: de aanleiding die we geven, bijvoorbeeld de gratis drugtests; dat staat in ons programma, dus
daar moeten we op reageren. Maar anders komen we alleen in het nieuws met iets negatiefs. We kunnen
ook de persberichten tonen van Dirk Vijnck, daarmee kom je niet in het nieuws; hij is op een andere manier
in het nieuws gekomen. Inhoud interesseert de journalisten niet. Ze zeggen we altijd „het is tijd voor
inhoud‟, maar als je het dan geeft dan zeggen ze „ja maar we zitten met die overstap…‟. Men is niet
geïnteresseerd in inhoud, men spreekt zichzelf eigenlijk tegen in haar eigen editoriaal.
Is er een concrete doelgroep waartoe de partij zich het meeste richt? Hoe worden die doelgroepen
bepaald?
Deslé: Stel je gerust, daar hebben we geen studies over gedaan. Het is zo algemeen; we gaan natuurlijk
door ons programma, dat sociaal-economisch liberaal is, toch bepaalde groepen aanspreken; dat wel; maar
ook de arbeiders, omdat we ook hun belastingen willen verlagen. Het zijn niet alleen de ondernemingen die
moeten kansen krijgen; iedereen moet over zijn eigen geld beschikken en moet dat niet altijd afgeven aan
de staat; die dat kan verdelen naar zijn eigen goesting. Maar onze doelgroep is wel de werkende bevolking.
Probeert u dan bewust ook de proteststemmen van het Vlaams Belang aan te trekken?
Deslé: Wel, ik denk dat we die automatisch aantrekken, omdat we precies aanklagen wat er fout loopt. Het
Belang was ook de enige die dat deed, maar dan op een heel beperkt terrein; die zijn nooit over de visa-
affaire bv gegaan; maar voor de rest zitten zij vooral op dat racismethema en daarmee haal je het niet. We
zitten voor een stuk op dezelfde lijn, rond het beleid en gezinshereniging, dat verstrengd moet worden;
maar dat ga je niet in onze communicatie uitsluitend vinden. Wij gaan meer voor de vlaktaks gaan pleiten,
voor een verlaging van de btw, rond de financiële crisis ook. Maar er is altijd de perceptie van de kiezers,
die vaak denken „ja dat zijn die die het goed kunnen afbreken, maar gaan ze het weer opbouwen?‟. En dat
proberen we nu op te krikken.
Hoe belangrijk zijn militanten voor de partij?
Deslé: Er zijn er alleen maar bijgekomen. De laatste twee jaar zijn er honderden, zoniet duizenden mensen
met politieke bagage, zonder politieke bagege, mensen die nog nooit aan politiek gedaan hebben; dat zijn
eigenlijk de mensen die het meest waardevol zijn, omdat zij eigenlijk die ballast niet hebben van de
politieke partij. Maar die militanten zijn belangrijk, want dat zijn de mensen die de campagne voeren. En
131
straks als het in 2012 gemeenteraadsverkiezingen zijn, is het van onze militanten dat we het moeten hebben.
Dus ja, die zijn belangrijk.
Kon u in 2007 al enigszins op militanten terugvallen?
Deslé: Nee, we hadden al moeite om die 250 mensen te vinden.
Casteleyn: en wie zou zich durven bekennen tot een partij die 2,1% van de stemmen haalde in de
peilingen? Dan was je voor de rest van je leven verbrand. Nu hebben we ook meer draagkracht.
Deslé: en dat mensen weten dat het iets serieus is, dat het geen verschijnsel is dat maar een jaartje meegaat
en dan verdwijnt. Nee, Jean-Marie heeft wel de optie genomen om de partij op te richten en die uit te
bouwen op twee jaar. Niet zoals Van Rossem toen, die zei „we zitten in het parlement, we gaan eens goed
eten en drinken en dan zijn we naar huis‟; nee, dat was de bedoeling niet. Ja, die militanten zijn belangrijk.
Ik denk dat in de helft van de gemeentes onze partij al opgenomen is.
Doet de partij soms stunts om de aandacht van het publiek te trekken?
Deslé: Bwaja, in de campagne zullen er wel een paar stunts zitten
Casteleyn: dat verloopt heel geïmproviseerd, omdat iedereen ook zijn eigen thema‟s heeft.
Dus deze worden allemaal provinciaal geregeld?
Deslé: ja, wij hebben dus – en dat is geen stunt – ons congres op 17 mei; dus dat is gewoon de kandidaten
voorstellen en eens applaudisseren; waar Jean-Marie zijn inhoud presenteert
Maar het gebeurt niet dat de partijtop beslist om de aandacht van het publiek eens te trekken, door
acties?
Deslé: Voor de meeting wel; maar al de rest is provinciaal. De kieskringen doen wat ze willen. En we zien
wel hoe origineel dat is. In Oost-Vlaanderen gaan ze geloof ik bijvoorbeeld met een bus rondrijden en
Vlaanderen aandoen, dus dat is vrij intents.
Casteleyn: Wij doen gewoon onze activiteiten zoals anders. Vorige week bijvoorbeeld had ik
persconferentie van de horeca; en dat kan intussen een extra stimulans zijn voor die gemeenten; waar zij
mee bezig zijn. Maar zij moeten dat aanvoelen, wat zij moeten brengen.
Dat is heel anders dan bij de andere partijen
Casteleyn: Ja, dat kan ik me inbeelden. Daar is vaak een iemand die aan een touwtje trekt.
Deslé: wij hebben daar gewoon de middelen niet voor. Het is niet omdat we dat niet willen, we kunnen dat
gewoonweg niet.
Ik denk dat Jean-Marie zelf 100.000 € in de partij heeft gestoken, maar de officiële cijfers… maar dat was
puur privégeld, omdat we nog geen partijfinanciering hadden. In de partijfinanciering van nu, waar we dus
twee jaar op het budget van het federaal parlement kunnen rekening, gaat er 500.000 naar de verkiezingen.
We mochten wettelijk meer uitgeven, maar we doen dat niet.
132
Bijlage 8: Interview met Jos Stassen (groen!)
Functie: Campagneleider in de verkiezingen van 2007
Wie besliste er in 2007 wat er aan bod kwam in de campagnes?
De beslissingen werden genomen door het campagneteam; dat bestond uit partijvoorzitter Vera Dua,
campagneleider Jos Stassen en communicatieadviseur Chris Van Langendonck van het bureau Link. Zij
besliste zowat alle zaken zelf. Officieel gebeurt dit in samenspraak met het partijbestuur, maar in feite
maken wij drie alle beslissingen.
Welke taken werden dan gedelegeerd aan dit externe bureau?
Zowel in 2004 en 2007 werkten wij samen met Link, een strategisch communicatiebureau. Daarnaast
gebruikten we echter ook nog een creatief reclamebureau. Dat was een bedrijfje van twee jonge gasten uit
Gent, die een klein bureautje hadden. Zij deden alle creatieve uitwerking, op basis van de beslissingen.
Ik las dat de communicatie van de partij vroeger eerder chaotisch verliep. Kan u dit beamen, en hoe
ging dit vroeger?
Ik kan alleszins al zeggen dat de communicatie van groen! beter verloopt dan die van Agalev. Na het
debacle van 2003, waarbij we van 11% naar 3% gezakt zijn, zijn we qua communicatielijn veel sterker
georganiseerd. Nu hebben we veel duidelijker lijnen vastgelegd. Voor 2004 waren we eigenlijk weinig
georganiseerd, en verliep niet altijd alles volgens afspraak. Vooral in de periode van het Nepalverhaal, rond
2002-2003 hadden we een periode van minder duidelijke communicatie. Begin 2004 werd dit veel strakker.
De communicatielijn werd vastgelegd in een document; op basis van inhoud, strategische positie en
belangrijkste communicatieboodschappen.
Onze positionering in 2007 zag eruit als volgt: de eerste lijn was “Groen! als enige ecologische partij”. We
hebben het woord ecologisch toen terug ingevoerd. We zeiden ook „enige‟, omdat we het contrast met sp.a
wilden maken. De tweede lijn was opgesteld om een nieuwe generatie kamerleden te lanceren. Qua inhoud
bestreken we drie thema‟s: klimaat en armoede, en later ook hoofddoeken.
Had de partij in 2007 een huisstijl die stilistisch vastgelegd werd?
De stilistische lijn was in 2004 vrij sober. In 2007 hebben we die aangepast om de nieuwe generatie
ecologisten te lanceren. Om het met een mooie boutade te zeggen: „je krijgt maar één kans om een goede
eerste indruk te maken”.
En hoe werd deze lijn gecommuniceerd naar de partijleden toe? Was er een CDROM of een website
met templates voorhanden?
In 2007 hadden we een campagnewebsite. De hoofdslogan was „de keuze is logisch‟, de onderslogan „de
toekomst begint nu‟. Op de website http://detoekomstbegintnu.glue.be/ kon je alles over de campagne
vinden.
133
Hoe heeft groen! gereageerd op de kanselierscampagne van 2007? Waar lag de inhoudelijke focus?
Op deze campagne hebben we eigenlijk niet kunnen reageren. We hebben wel een deelnamestrategie
gevoerd, en Bart Staes naar voor geschoven als de zogenaamde toekomstige klimaatminister. Zo hebben we
proberen inbreken in de campagne met het motto „zet groen aan het werk‟. Groen! moest mee in de
regering, als de mensen wilden dat er iets zou veranderen. Maar helaas heeft deze strategie niet echt
gewerkt. Achteraf gezien was deze poging de minst geslaagde van alles wat we gedaan hebben. Maar niet
alleen Groen!, ook het VB en uiteindelijk zelfs Vande Lanotte werden weggeduwd. De enige grote
verrassing in 2007 was het succes van Dedecker.
Maar wat wij dus wilden aantonen dat de stem van de mensen nuttig kon zijn, zodat er een klimaatminister
kwam, opdat er toch iets zou gebeuren.
Zoals je misschien nog wel weet was april 2007 trouwens heel warm, we rekenden erop dat de mensen
puffend moesten gaan stemmen, en zouden beseffen „dit klopt niet‟. Maar helaas is dit in mei weer
omgekeerd. Dat geluk hebben we niet gehad. Uiteindelijk was 2007 niet communautair; een Leterme-stem
was eigenlijk een anti-Verhofstadtstem, voor een nieuwe leider. De andere stemmen waren vaak „we zijn
het beu‟-stemmen. Daar heeft het populisme van LDD gewonnen.
Dus eigenlijk is het klimaat weggedrongen door twee dingen: wie wordt premier en populisme. Maar het
had erger gekund voor groen! uiteindelijk, op het einde hadden we echt alle wind tegen.
Doet de partij soms stunts om de aandacht van het publiek te trekken?
Jazeker. In 2004 hadden we de “Vera Zoekt”-campagne. Dat waren kleine stunts, acties op markten enzo.
In 2007 was het vooral het symbool van de ijsbeer dat we naar voor brachten, om de opwarming van de
aarde aan te klagen. Dan zag je mensen in ijsberenpakken rondlopen enzo. Maar echt grote dingen zijn er
niet gebeurd in 2007; we hebben gewoon vooral rond die ijsberen gewerkt.
Hoe belangrijk zijn militanten voor de partij?
Een partij die niet zoveel middelen heeft en niet altijd via de grote media kan adverteren, heeft natuurlijk
militanten nodig. Bijvoorbeeld om brieven te bussen of affiches rond te brengen. 2007 was voor alle
partijen eigenlijk een moeilijk jaar qua militanten, dat heb ik van verschillende partijen gehoord. Militanten
zijn echter belangrijk, je hebt ze nodig om te tonen dat je met veel volk bent. In 2004 ging dat alleszins
beter dan in 2007. Dat is iets heel opvallends, en dat was bij de andere partijen ook zo heb ik me laten
vertellen.
Wat maakt de partij in haar communicatie uniek tegenover de andere partijen?
Onze communicatie was lange tijd minder groots, minder traditioneel; met meer acties. In 2004-2007
waren er veel acties. Wij hebben eigenlijk lange tijd het monopolie daarop gehad. Vaak ging het om van
die Greenpeace-achtige toestanden; ons laten oppakken bijvoorbeeld. Nu hebben we daar niet langer het
monopolie op, ook SLP en het VB doen zo‟n dingen. Bijvoorbeeld de actie van Vlaams Belang aan het
134
gerechtshof. Op dat vlak hebben we geen USP meer, maar die hadden we wel in de jaren tachtig en
grotendeels de jaren negentig. Spirit doet veel acties en het VB ook wel. Maar het blijft wel een sterk punt
van de partij, via actie op het terrein zelf kan je je politieke boodschap tonen. Wij doen het misschien nog
meer dan de anderen, maar de andere doen het ook wel. Vraag is natuurlijk of de anderen dit blijven doen.
Hoe dan ook, het blijft een sterk punt. Groen! is een belangrijke politieke uitingsvorm.
Tussen 1999 en 2003 hebben we geen actie gevoerd, want dan zaten we in de regering. Dat was eigenlijk
zeer dom van ons. Groen! wil „anders‟, „spitsvondiger‟, „prikkelender‟ zijn. En dat moeten we blijven doen,
dat blijft een unieke factor.
135
Bijlage 9: Interview met Aubry Cornelis
Adviseur liberaal kenniscentrum Prometheus
In 2007: deel van de communicatiecel en dus in nauw contact met de toenmalige woordvoerder
Hoe zag het communicatieorgaan van de partij eruit tijdens de verkiezingen van 2007? Wie stond er
aan de leiding?
De persoon die nu politiek directeur van de partij is, die de lijn uitzet, dat is de heer Tom Ongena. Die was
in 2007 woordvoerder van zowel de voorzitter, Bart Somers; maar ook van de partij als dusdanig. Wat de
partij betreft, en zeker voor de verkiezingen, maakte Tom Ongena de beslissingen op communicatief vlak.
Met daaronder dus op dat ogenblik een communicatiecel met twee personen. Dat was mijn collega
Vermaelen, die verantwoordelijk was voor de speciale campagnewebsite die we altijd maken; zowel
content als foto‟s, elektronische nieuwsbrieven enzo; terwijl ik meer de teksten schreef naar verenigingen
en dergelijke meer. Wat er ook altijd is tijdens verkiezingen… ik heb eens gelezen dat het Vlaams Belang
beweert dat ze altijd haar communicatie volledig zelf doet – wat dus niet waar is volgens mij, maar goed,
bureaus willen zich misschien niet altijd associëren met hen; maar wij werken dus wel altijd samen met een
communicatiebureau voor de verkiezingen. En net als deze keer was dat ook in 2007 met Fons Van Dyck
van DVN. Dus dat is het een beetje. Wat eigenlijk het communicatiebureau doet, is de inhoud die wij
strategisch naar voor brengen; zij maken daar dan eigenlijk de beelden bij; en wat ook in samenspraak met
het bureau gebeurt is het opstellen van een tijdslijn. Dus om de zoveel weken doen we dit, dan dat,… maar
dat is vooral de woordvoerder die hierbij betrokken wordt.
En de slogan en dergelijke, wie zit daarachter?
Normaal is het zo dat binnen de partij wel het concept wordt ontwikkeld, er wordt niet altijd gewerkt met
één slogan. Meestal komt die wel van bij ons, intern, maar wordt daar dan aan geschaafd door het
communicatiebureau. Dat wil zeggen: wij zorgen voor de brute steen, zij zorgen voor het beeldhouwwerk.
Zo kan je het formuleren.
Wie beslist er wat er aan bod komt in de campagnes? In welke mate hebben de andere partijleden
inspraak?
Het is natuurlijk zo dat politici zeer gevoelig zijn voor de manier waarop ze in de media verschijnen, en zij
gaan bijna nooit toelaten dat alles volledig beslist wordt door een communicatiebureau. Zij gaan meestal
wel heel sterk de vinger aan de klink houden.
Welke propagandamiddelen werden er in 2007 gebruikt om campagne te voeren?
Zeker de laatste jaren moet je op zoveel domeinen aanwezig zijn. Bijvoorbeeld in 2007, dat is de eerste
keer dat we bijvoorbeeld gewerkt hebben met e-militanten. Elke week werd er door een kleine cel in de
partij een thema opgesteld, waarbij we dan standpunten aanreikten, en dat werd dan verspreid via de toen
geldende media; een beetje facebook al maar dat was nog niet zo aanwezig… vooral via e-mail, mailtjes
136
verspreiden; MSN ook een beetje. Dat was eigenlijk toen een heel nieuwe zaak; elektronische
nieuwsbrieven waren toen hét ding, maar dan gebeurde het ook wel dat een lid van de partij op één dag tien
emailberichten kreeg; waardoor ik mij ook de penetratiekracht een beetje in vraag stel. Maar vooral ook, je
zal nu ook zien, je hebt vooral de politici zelf; maar voor de nationale campagnes wordt vooral ingezet op
de traditionele media: de kranten, de tijdschriften à la Humo en Dag Allemaal; dat is meestal in de laatste
weken van de campagne. Dus paginagrote advertenties. En voor de rest, het belangrijkste middel is nog
altijd face-to-face: de markt opgaan, huisbezoeken afleggen, dat wordt zeer sterk aangemoedigd.
Ik denk zelfs in 2007 was de stunt, omdat de regering Verhofstadt 200.000 jobs gecreëerd had; dat we die
laatste week gemikt hebben op 200.000 huisbezoeken. Ik zou eens moeten opzoeken of we dat gehaald
hebben, maar dat was in ieder geval de doelstelling de laatste week. Dat was natuurlijk ongelooflijk veel
werk voor de militanten en voor de politici; maar ik denk dat dat toch de doelstelling was.
Waarop lag inhoudelijk de focus in de campagnes? 2007 leek immers eerder een kanselierscampagne
te zijn die rond Leterme, Verhofstadt en Vande Lanotte draaide.
Het is natuurlijk zo dat als je, vind ik nogal terecht, iemand in huis hebt die acht jaar lang goede
hervormingen heeft ingezet, die België goed vertegenwoordigd heeft in het buitenland; dus eigenlijk een
premier die er acht jaar lang gestaan heeft… uiteindelijk, zeker met de opkomst van Leterme, hebben de
media het toch zo gespeeld dat het een soort van kanselierscampagne werd. Dus daarom ook iemand als
Johan Vande Lanotte, is iemand die inhoudelijk heel sterk staat, en zich liever niet profileert als een icoon.
Hij heeft dat uiteindelijk in die campagne wel moeten doen, omdat ze bij sp.a ook aan hun sokken
aanvoelden dat het zo op de man zou gespeeld worden; „voor wie kiest u om dit land te leiden‟. Dat is niet
echt helemaal onze keuze geweest natuurlijk. Iemand die acht jaar lang zoveel in de media is geweest, daar
komt op den duur ook sleet op; of je dat nu draait of keert, of hij dat nu goed gedaan heeft of niet. Wij
hebben dat vooral in 2007 willen aantonen, dat we nog altijd ondanks die acht jaar aan de macht; nog altijd
nieuwe ideeën hebben om te blijven hervormen. Open VLD zal zich nog altijd eerder op de inhoud
oriënteren, omdat dat nu eenmaal een liberaal iets is. Wij willen altijd hervormen en kijken of iets beter,
progressiever kan. Maar natuurlijk, je zit daar altijd met een Verhofstadt die een electorale meerwaarde
biedt; en je zit anderzijds ook met de media die dat willen uitspelen. Je zit dus een beetje tussen hamer en
aambeeld, en je probeert daar op de een of andere manier iets van te maken.
Hoe zou u de huisstijl van de partij beschrijven? Is deze vastgelegd in een document?
Ik ben er 99% zeker van dat wij dat in huis hebben. Het is zo dat er in februari 2007 de naamswijziging van
VLD naar Open VLD was. Dat met twee dingen te maken. Er was het vierde burgermanifest van Guy
Verhofstadt, pleidooi voor een open samenleving, omdat wij toen vonden dat het woord „open‟ ons
programma dat wij toen voorstelden belichaamden; zoals Karl Popper heeft geschreven: „the open society
and its enemies‟. En een tweede zaak dat dit moest belichamen was het feit dat onze toenmalige
kartelpartner, Vivant, eigenlijk toch een grote insteek had gegeven in de partij; inzake belastingverlaging
enzo; en die eigenlijk ook onze enige partner was in het hele politieke centrum, om een beetje meer directe
137
democratie in te brengen. We deden tot dan toe altijd affiches, VLD-Vivant, echt een klassiek kartel zoals
we zeggen. En met Open VLD – er is toen ook een document voor opgesteld – waarin de
engagementsverklaring van Vivant en Open VLD stond, om de samenwerking te verdiepen. En daardoor
onder één vlag te gaan samenwerken. Hoewel dat niet betekent dat Vivant niet meer bestaat, als partij of
beweging bestaan die nog altijd. Maar ze werden nu gekoepeld onder één vlag. Dus dat is ook een
belangrijk element geweest bij die wijziging van VLD naar Open VLD. En wat natuurlijk het ronde
lettertypen, het twee soorten blauw tegen een witte achtergrond enzo betreft; daar zitten
hoogstwaarschijnlijk heel veel spitstechnologieën van communicatiewetenschappers en
marketingspecialisten achter; maar daar heb ik eerlijk gezegd niet zoveel zicht op.
Het is wel degelijk zo dat het logo, met bepaalde criteria van kleurmixen; dat daar zeer streng op wordt
toegekeken. Ook bijvoorbeeld redelijk snel is er een template gemaakt voor briefpapier, voor de
campagnes… zo is er altijd wel een richtlijn geweest. Nu doet iedereen natuurlijk constant zijn best om
daarvan af te wijken. Wat het logo betreft natuurlijk niet, die vorm is cruciaal voor een politieke partij.
En wordt hier strikt op toegezien?
Ik denk niet dat wij privédetectieves in dienst hebben om zo hier en daar eens te gaan kijken (lacht). Maar
ik denk dat het ook voor de lokale afdelingen belangrijk is, dat het een win-winsituatie is, om dat logo te
gaan gebruiken. Je zit als kiezer in de driehoek van nationale benadering en lokale benadering, en nog een
tussenniveau dan. Als die drie keer een ander logo ziet, is hij verward. Dus ik denk niet dat wij daar heel
veel controle op uitvoeren, omdat we redelijk zeker zijn dat iedereen dat volgt. We stellen het ook ter
beschikking op alle mogelijke manieren in onze lokale afdelingen. Dus het niet alsof ze zelf moeten
beginnen prutsen om dat in elkaar te steken. Waar ze wel nog van afwijken is persoonlijke affiches; maar
niet het logo dan. Wij stellen altijd voor „witte achtergrond, links het hoofd, rechts een slogan,
rechtsonderaan het logo‟, de befaamde z-structuur; maar er zijn natuurlijk wel mensen die daarvan afwijken.
Ik heb dat ook gedaan. Als iedereen zich daaraan houdt, mag jij ervan afwijken.
Wat maakt de partij in haar communicatie uniek tegenover de andere partijen?
Ik denk dat dat het feit is dat wij altijd op inhoud proberen spelen. Wat ik eigenlijk heel goed vond, is de
manier waarop Verhofstadt zelf heeft opgeroepen tot een zeer lang tv-debat met Leterme. En dat is
uiteindelijk een beetje een moddergevecht geworden ook; maar toch; altijd de betrachting om inhoudelijk
diepgaande discussies te voeren. Dat is iets waar we altijd proberen heel hard op te letten. Daar komt het
grosso modo wel altijd op neer, op de inhoud. Natuurlijk, die inhoud is sowieso uniek, omdat elke partij
vanuit een andere startpositie vertrekt. Ik denk dat wij heel veel hebben ingezet op de verwezenlijking die
we hebben gedaan, die ethische grondrechten. Ook het buitenlandbeleid. En in de mate van het mogelijke;
ik moet zeggen, er zijn niet zoveel partijen die een zodanig grote geschiedenis hebben dat ze echt een
ideologie belichamen. Dus dat zijn wij, en dat zijn de socialisten ook een beetje. Maar ik denk dat wij dat
nog het meest van al uitspelen, dat we eigenlijk nog een klassieke ideologie hebben. Dat sijpelt er altijd wel
in.
138
Welke strategieën houdt de partij in het achterhoofd wanneer zij naar buiten toe communiceert?
Het is natuurlijk zo, ik heb daar al een beetje op ingehaakt; dat in 2007 de situatie was dat je acht jaar een
beleid hebt gevoerd dat goed was; maar waar je een heleboel zaken nog niet hebt kunnen realiseren, wat nu
eenmaal altijd zo is. In een coalitie blijven sommige zaken in de pijpleiding steken. Een eerste zaak die we
toen gedaan hebben is gezegd „we zijn heel trots op die acht jaar paars-groen, maar we gaan ongebonden
naar de kiezer. We gaan niet op voorhand al een verbond sluiten met onze voormalige coalitiepartners; het
zijn onze ideeën‟. Dat heeft natuurlijk het voordeel dat je zo de focus op jouw programma legt. De
zuiverheid die hier staat; daarvan willen we zoveel mogelijk in ons regeerakkoord. Je trekt daarmee het
potentieel open. Want er zijn altijd mensen die de afkeer hebben van een bepaalde partij, die niet
noodzakelijk de jouwe is. En die kiezers stoot je dan eigenlijk ook af als je al op voorhand een soort coalitie
aangaat. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Een tweede zaak is dat we in 2007, omdat het redelijk snel
duidelijk werd dat het communautaire een groot thema zou zijn; hebben wij daarin een heel unieke positie
ingenomen; een positie die we niet alleen strategisch zo hebben opgesteld, maar ook inhoudelijk was
iedereen het daarover eens: wij zijn zeker een Vlaamse partij, wij willen meer Vlaanderen; maar je moet
realistisch blijven; ipv wat gaan we doen, wat al duidelijk is, kijken naar hoe je dat gaat bereiken. En wij
hebben van meet af aan gezegd: wij zijn tegen separatisme; en ten tweede: we zijn ook tegen het
immobilisme van sommige, ja, Waalse partijen; maar de enige manier waarop je dat aanpakt is door rustig
te dialogeren en op voorhand te weten dat je nooit alles in de wacht gaat slepen; dat er compromissen
gesloten gaan moeten worden. Dat was een heel unieke opstelling, en eigenlijk op een heel zure manier
hebben we daar achteraf eigenlijk wel gelijk in gehad. Doordat iedereen begon eisenbundels en veto‟s op te
stellen, is heel die dialoog naar de filistijnen gegaan. Dus dat was ook een heel bewuste strategie die we in
het achterhoofd gehouden hebben. Voor de rest, doelgroepen, dat is niet iets wat wij vaak doen, omdat het
liberalisme maar één doelgroep heeft en dat is het individu. Dat is voor ons de kleinst mogelijke
minderheid in een samenleving, en als je het programma van 2007 er op naslaat, proberen wij er altijd van
uit te gaan dat je mensen niet zomaar kan opsluiten in een hokje. Je mag niet zomaar zeggen „u bent nu
gepensioneerd, het enige wat wij nu gaan doen is maatregelen nemen voor gepensioneerden‟. We gaan
altijd proberen een beetje breder te gaan. Vandaar dat wij misschien gaan zeggen „een gepensioneerde moet
onbeperkt kunnen bijverdienen‟, „die mag ook nog actief zijn‟. Zo proberen we dat voor elke doelgroep te
doen; eigenlijk die doelgroep open te trekken zodat het geen doelgroep meer wordt. Dus ik denk dat dat
tegelijk een unieke positionering is, maar tegelijk dus ook een vorm van segmenteren. Mensen zijn nu
eenmaal op een bepaalde leeftijd, of vanuit een bepaalde doelgroep, meer bezig met een bepaald soort
zaken dan de andere. En daaraan moet je tegemoet komen als politieke partij. Maar we proberen het altijd
zo breed mogelijk te houden.
Gaan jullie dan nooit acties of campagnes richten op specifieke groepen?
Natuurlijk, gisteren hebben we bijvoorbeeld een actie gedaan voor de verpleegkundigen. Maar dat is niet
waar de onderliggende inhoud zich op focust. Maar natuurlijk, de laatste jaren hebben we wel… het is zo
dat VLD al enkele jaren met een vreemd imago kampt; in die zin dat we er enkel zouden zijn voor de rijken
139
en de zelfstandigen. Een beetje recht-van-de-sterkste principe, dat iedereen altijd koppelt aan het
liberalisme; terwijl dat eigenlijk de meest sociale ideologie is die er bestaat. Maar het probleem is dat je van
dat imago heel moeilijk afgeraakt. Natuurlijk zijn wij voor de zelfstandigen, omdat zij net degene zijn die
werken, die een minder sociaal statuut hebben en dergelijke. Maar omdat wij een partij zijn die wil tonen
dat ze er voor iedereen is, gaan wij ons meer en meer profileren op die zachtere thema‟s. Vandaar
bijvoorbeeld zo‟n actie als naar de verpleegkundigen toe; en vandaar ook dat wij de laatste jaren zoveel
gewerkt hebben rond onze sociale standpunten. De laatste jaren bijvoorbeeld hadden we het over de
activering van werklozen. Men noemt dat dan zo‟n heksenjacht die we ontketend hebben; maar we hebben
zoveel inspanningen gedaan om er wetenschappelijke bewijzen bij te steken, en meestal spreekt het ook
voor zich; dat bijvoorbeeld iemand die een job heeft meer kansen heeft in zijn leven dan iemand die geen
job heeft. Dat is eigenlijk een soort verbreding die we gedaan hebben, om dat asociaal imago tegen te gaan;
en ook om een tweede regen. Als je het politieke spectrum hebt, met het klassieke links-rechts gedoe: onze
strategisch directeur, Noël Slangen, die heeft ooit nog zo‟n boekje geschreven: „het gevecht om de taart‟.
En het komt erop neer dat je dat spectrum moet zien als een soort oogstructuur, waarbij dat hoe extremer je
standpunten; hoe kleiner je partij is; omdat steeds minder mensen je standpunten met je delen. En hoe meer
je eigenlijk naar het centrum opschuift, hoe groter je partij. Laat ons zeggen, het midden, dat is de CD&V.
Je moet eigenlijk een brede waaier van standpunten hebben over alle maatschappelijke thema‟s; maar het is
ook niet de bedoeling dat je daar te extreem in gaat. Zeker de gemiddelde Vlaming; die denken in termen
van enerzijds/anderzijds. Die denken in termen van „jamaar dat is best wel mogelijk maar…‟. En dat is ook
de reden dat je sommige standpunten gaat afwegen. Bij ons heeft dat nog een andere reden; wij zijn een
partij – de meeste anderen hebben dat een beetje gekopieerd van ons – met een ongelooflijke interne
democratie. Zelfs nu, drie weken voor verkiezingen, hebben we nog geen programma. Wij hebben een
ontwerpprogramma, en dat moet nu nog door al onze leden worden goedgekeurd. Wij hebben tot drie
weken de tijd gehad om daar amendementen op in te dienen, en die worden er op twee dagen doorgesluisd;
en als die goedgekeurd worden door ons ledencongres dan passen we die aan in ons programma. En dat is
natuurlijk ook een beetje de reden waarom je misschien meer een hele mozaïek van voorstellen krijgt. Maar
aangezien het allemaal liberale zijn, valt dat nog wel mee.
Om nog even terug te komen op Noël Slangen: hoe groot was zijn rol in 2007?
Noël is natuurlijk, ik heb het Guy Verhofstadt ooit zeer mooi horen verwoorden, iedereen zegt altijd dat hij
de spindoctor is maar in feite is hij de enige die nooit gespind heeft in de partij. Dat is off the record
trouwens, dat laatste. Maar ik moet zeggen, wat Noel Slangen gedaan heeft: vanaf 2006 was hij strategisch
directeur. Dat is natuurlijk met al zijn ervaring in de communicatie en zo… Noel heeft eigenlijk vooral de
boodschap bepaald; hij zegt alleen hoe je de boodschap beter overbrengt naar de mensen. Ik denk dat dat
heel normaal is; elk bedrijf zal ook een communicatie-expert in dienst nemen, niet om het product te
bepalen maar wel hoe je het in de markt zal zetten. Iemand als Noel kan bijvoorbeeld politici corrigeren,
door te zeggen „je bent nu al vijf jaar technisch goed bezig, maar je moet dat ook aan de mensen gaan
uitleggen‟. Dat is een beetje de fine tuning waar Noël op gewezen heeft. En vanaf 2007 is hij dan eerder
140
algemeen directeur geworden. Als algemeen directeur had hij dan eigenlijk nul komma nul nog te maken
met wat externe communicatie was. Hij heeft dan gewoon interne processen ingevoerd, waardoor we
efficiënter zijn gaan werken op het secretariaat; mensen takenpakketten gaan geven enzo; meer
projectgericht werken in plaats van ieder zijn kotje om in te werken… dat was eigenlijk een soort intern
consulent. Ik weet dat de media daar heel graag over bakkeleit, over de „prince of darkness‟ van de
wetstraat… maar ik heb daar twee jaar lang geweldige dingen van geleerd. Simpelweg bijvoorbeeld hoe je
een e-mail van een burger moet beantwoorden; zulke dingen; maar qua spindoctorij is dat eigenlijk zeer
weinig van belang.
Hoe belangrijk zijn militanten voor de partij, en is er een verschil met vroeger?
Ik denk dat dat zo‟n beetje het vlees en bloed van de politieke partij is. Wij hebben dat ook altijd duidelijk
zo gecommuniceerd: wij proberen zo veel mogelijk te luisteren naar de basis. Als je teveel verdwaalt, en
niet meer de vinger aan de pols houdt bij wat je militanten denken; dan is je partij niet stabiel; dan raakt die
zeer snel in zuur weer. En ik denk dat dat zo‟n beetje de afkalving van de socialistische partij heeft
veroorzaakt. Het is niet normaal dat plots, op twee verkiezingen tijd, een derde van het sp-elecotraat op het
VB begint te stemmen. Dat is iets dat elke partij eigenlijk daarvoor ook al wist, dat je je daar voor moet
behoeden, dat je altijd moet luisteren naar je militanten. Wij hebben daarvoor een speciaal iets, genaamd
„De Blauwe Lijn‟. Op elke lidkaart die wij verkopen staat een e-mailadres waar alle leden terecht kunnen
met hun politieke vragen. Wij hebben sinds een jaar ook een nieuwe website, waar elk lid een eigen
webpagina mag aanmaken en opiniestukken schrijven en dergelijke meer. We hebben ook, sinds denk ik
2007, per provincie liberale laboratoria; waarbij vooral de jonge leden uitgenodigd worden om de
jaarthema‟s inhoudelijke insteek te geven. Pas op, het is niet altijd makkelijk om hier ook werkelijk iets
mee te doen. We hebben een tijdschrift gemaakt waarin dat wordt gepubliceerd; we proberen ook naar onze
mandatarissen dat door te sturen… op die manier proberen wij die band heel sterk te houden. Maar het is
zo‟n beetje zoals bij voetbal: als een voetbalploeg een zwak seizoen draait, zal er minder volk zijn op de
thuismatch. En ik denk, als een partij in de peilingen wat naar beneden raakt, dat je ook wel moeilijker
militanten bereid zal vinden om voor die campagne panelen in elkaar te gaan kloppen, raamaffiches op te
gaan hangen en dergelijke meer. Pas op, ik denk dat dat ook weegt op de eindafrekening, op die een of twee
percenten meer die je nodig hebt om sterk te staan in de eindafrekening. De bottom line is dus heel
belangrijk.
Denkt u dat uw militanten minder gemotiveerd zouden zijn dan bijvoorbeeld deze van een Vlaams
Belang, omdat jullie minder extreem zijn?
Dat denk ik niet. We zijn natuurlijk geen partij die maar één doel heeft. Stel dat iemand heel flamingistisch
is, en hij kan zich identificeren met een partij die maar alleen dat tot doel heeft, het splitsen van België; ja
die zal dan wel meer gemotiveerd, maar ik denk niet dat dat eeuwig blijft duren. Onze militanten zijn
gemotiveerd omdat zij hoogstwaarschijnlijk door en door het liberale gedachtegoed koesteren. Ik denk
trouwens dat het ook daarom is dat… we gaan dat ook voelen als we iets doen dat beleidsmatig niet liberaal
141
is. We gaan dat niet doen hoor, maar ik wil maar zeggen… de maatschappij is steeds minder geïnteresseerd
in politiek. Iemand die nu een lidkaart koopt, doet dat meestal heel doordacht. En die zal dan ook heel
nauwgezet zijn partij haar inhoudelijk programma volgen. En motivatie kan iets heel positief of negatief
zijn; als die dan kritiek hebben op jou is dat eigenlijk ook een gemotiveerde actie.
Doet de partij soms stunts om de aandacht van het publiek te trekken?
Welke partij doet dat niet? Stunts zou ik dat wel niet noemen. Stunts om de stunts doen wij net niet, omdat
wij altijd zo begaan zijn met wat onze inhoudelijke ideeën zijn. Dus ik denk dat we ons daar altijd wel voor
gaan behoeden. Een „stunt‟ komt bij mij echt over als puur de aandacht trekken om de aandacht te trekken,
zonder dat daar een onderbouw inzit. Bijvoorbeeld, ik heb heel veel respect voor Bart De Wever en het
programma van N-VA; maar zoals ze daar een paar jaar geleden met een vrachtwagen vol vals geld naar
Wallonië zijn gereden… goed, daar zit ook wel een beetje een standpunt achter; maar dat zie ik VLD niet
doen. Ook omdat wij toch iets meer die brede volkspartij zijn, een centrumpartij, en ook een partij die altijd
zegt „wij willen mee in het beleid‟, wij willen niet op de zijlijn staan blaffen maar onze
verantwoordelijkheid opnemen in de crisis. En dan ga je al heel wat minder geneigd zijn om stunts te doen.
Dan ga je eerder aantonen dat je een goed onderbouwde partij bent, met heel wat verantwoordelijk; en liefst
op het einde van de rit ook aantonen dat je zoveel van die dingen verwezenlijkt. Ik denk dat dat de grootste
stunt is die je kan waarmaken.
Sowieso is het ook contraproductief om steeds te mikken op een andere partij. Je verlegt daarmee de
aandacht naar de anderen; en ik denk dat dat ook geen mooi beeld schept van de politiek. Misschien
onlangs een klein foutje gemaakt, maar ik denk dat dat een persoonlijke emotionele beslissing is geweest.
Maar normaal gezien, als je teveel gaat verwijzen naar „dat doen de anderen partijen en wij niet‟, dan schep
je wel een contrast, en dat heb je nodig om je te profileren bij de andere partijen; maar uiteindelijk moet het
nog altijd over jezelf gaan. Maar de grootste stunt die we de laatste jaren gedaan hebben is Vlaanderen
schuldenvrij maken. Ik denk dat dat wel kan tellen als stunt.
142
Bijlage 10: Interview met Johan Van Hoecke
Functie: Woordvoerder sp.a
Hoe zag het communicatieorgaan van de partij eruit tijdens de verkiezingen van 2007? Wie stond er
aan de leiding?
Dat was toen Johan Vande Lanotte, die was de campagnevoorzitter. Net als zijn woordvoerster, Vivi
Lombaerts. Onze directeur communicatie, Milan Rutten, zat toen op het kabinet van Kathleen Van Brempt,
maar in de laatste fase is die erbij gekomen. Maar meestal gebeurt dat in een team, dat is de top van de
partij die uittekent wat er gebeurt.
Worden er ook externe bureaus geraadpleegd?
Ja we werken met een bureau, Boondog, een klein bureautje eigenlijk. Maar de campagne van 2007 is
gebeurd door de Mortierbrigade. Maar dat is dan, ja… gezien de resultaten… maar dat niet alleen, we
hadden toen nog weinig centen na 2007. En omdat er dan een jaar zonder verkiezingen was, hadden we
geen bureau nodig. We hebben dat toen dus stopgezet. Maar het bureau dat toen al ons hielp bij internet
enzo, en onze site, is Boondog; en met hen zijn we nu in zee gegaan.
Ik las dat er in de partij heel wat mensen aanwezig zijn met ervaring in de communicatiewereld.
Bijvoorbeeld Patrick Janssens, en Milan Rutten.
Ja, Milan heeft héél, heel even voor zo‟n bureau gewerkt. Maar die is nu wel al heel lang directeur
communicatie. Maar voor de rest weinig hoor, ik bedoel, Patrick Janssens ja, dat is een communicatieman.
En ja, Freya heeft bijvoorbeeld ook wel communicatiewetenschappen gedaan, dus in die zin… maar voor
de rest…
En journalist Peter Renard?
Ja, Peter, ja… je bent goed geïnformeerd (lacht). Die was ten tijde van Patrick Janssens de woordvoerder,
en die is dan meegegaan naar Antwerpen, toen Patrick burgemeester werd. Maar eigenlijk hebben wij niet
zo de traditie van mensen uit media te gaan halen.
En de mensen die wel ervaring hebben in de media, worden zij dan ook geraadpleegd?
Hoe we nu werken, nee, dat is redelijk nieuw. Maar in die zin, dat is redelijk nieuw, we zijn nogal
geïnspireerd door… Caroline Genez, en ik ook, wij zijn naar de conventie van democraten geweest in
Denver… de technieken die Obama heeft gebruikt, daar jatten we veel van. Bijvoorbeeld facebook, het
internet bewerken… maar ook het goed trainen van mensen, het opvolgen van mensen, van debatten…
bijvoorbeeld de komende debatten, die nu zondag beginnen; dan gaan we met tien klaarzittenden het debat
analyseren. En dan kijken, dat en dat hebben we gezegd… ook via sms en via mail zullen we veel dingen
sturen; bijvoorbeeld „vandaag is dit gebeurd‟, als er reacties gegeven worden enzo… Wat wij ook doen,
zoals bijvoorbeeld in Groot-Brittannië, die zeer ver staan in politieke communicatie; dat is werken met
143
focusgroepen; we gaan met een tiental mensen samenzitten en daarmee gaan we praten. Dus dat doen wij
ook allemaal. Nu zeker, onze slogan voor de verkiezingen, die leggen wij voor aan mensen.
En doen jullie daarnaast nog ander onderzoek?
Nee, omdat we geen geld meer hebben (lacht). Zo simpel is het. Op dat vlak heel weinig.
En gebruikten jullie in 2007 ook al de nieuwe media?
Bwaja, dat gebeurt spontaan… maar misschien geraakt het daardoor, om het misschien met een fout woord
te gebruiken, „verbrod‟. Bijvoorbeeld, iedereen zit nu op Facebook hé. Op den duur gaat dat erover zijn.
maar dat was in 2007 nog niet, maar nu is het dus volop. Alleen bijvoorbeeld Caroline Gennez, die heeft
dat niet; maar onlangs is er dan iemand in haar naam Facebook begonnen. Dus echt tot in San Diego zaten
ze op haar facebook. Het is dus steeds meer dat we dat doen.
Werd er voor de verkiezingen een specifieke campagnecel opgericht?
We zitten daar met zo‟n tiental mensen aan bezig. Ik ben nu woordvoerder, maar ik ben eigenlijk heel
weinig met campagne bezig. Ik voer het woord voor de partij. Dan heb je nog de directeur communicatie,
Milan Rutten, en dan heb je de cel of directie communicatie, die met een tiental mensen werkt. Dat is nu in
een verhoogd tempo, maar om nu te zeggen een cel… je hebt natuurlijk de top van de partij, laat ons
zeggen de lijsttrekkers van elke provincie die heel regelmatig samenkomen; en die dan kijken hoe de
campagne verloopt. Daar zit nog een bureau bij. De studiedienst is ook altijd betrokken, om debatten en
dergelijke voor te bereiden; om iedereen klaar te stomen.
Mogen we daaruit concluderen dat jullie een goed uitgebouwd communicatieorgaan hebben?
We doen ons best. Vanmorgen was het nog op de radio, dat er soms communicatiedebatten gebeuren in de
zin van, we hebben gezegd „qua strategie komt het erop aan zoveel mogelijk dingen op te halen‟. Je hebt de
verkiezingsnederlaag van 2007, dus nu gaan we zoveel mogelijk stemmen halen. Onze
communicatiestrategie is niet te greedy zijn om mee te regeren, anderzijds ook niet zeggen „we doen niet
mee‟. Maar dus zeker niet de dingen geven dat… alle partijen staan er slecht voor, er is geen enkele partij
die boven de 20% haalt. Dat is nieuw. Dus dat betekent, en dat is ook vervelend, dat er verschillende
partijen zullen nodig zijn om een meerderheid te vormen. Dus zou het idee kunnen ontstaan dat we er
sowieso bij zijn. Met als gevolg dat als je links bekijkt; je hebt SLP, Groen!, ons, dan ook PvdA, die een
aantal interessante mensen hebben… daar heb je dus versnippering. Maar de mensen gaan dus misschien
zeggen „als de socialisten er toch sowieso bijzitten, waarom zouden we er dan op stemmen‟. Dus dat is iets
wat we moeten vermijden. Dan, en dat liep de laatste dagen wat fout, gebeurt het dat bepaalde mensen
beginnen zeggen, zoals Freya, „ik ben kandidaat minister‟, en dan zegt Patrick Janssens „ik ben kandidaat-
minister‟; nee, terwijl onze lijn is over inhoud; die gaat niet over postjes. Wij willen een zo sterk mogelijk
resultaat en daarna zullen we wel zien. Dan is het zo van „kunnen we ons programma wel realiseren?‟. Nu
ja, als je in een coalitie gaat kan je dat nooit volledig realiseren. Je zal altijd wel wat toegiften moeten doen,
144
maar ook niet te veel. Je hebt dus een morele ondergrens, waarbij je als je daaronder zit, zegt van „nee, dit
kan niet‟. Bijvoorbeeld 12%... pas op, als CD&V 16% haalt is 12% nog niet zo slecht. Maar goed, als zijn
25 halen en wij 12, dan is dat wel duidelijk. En ja, anderzijds, je gaat je programma moeten realiseren.
Maar nu al beginnen met postjes te eisen, dat kan niet, en daar zat het de laatste dagen wel wat fout. En dan
trachten we te sturen, zo van „ho jongens, niet zo hé‟. Maar volgens mij is dat ook de enige manier waarop
dat kan lukken; als je zo een eenduidige inhoudelijke boodschap hebt. Als de ene dit begint te vertellen en
de andere iets anders, als de ene zegt de kerncentrales moeten open blijven en de andere zegt „ze moeten
dicht‟, ja, dat werkt natuurlijk niet.
En hebben jullie ook een stilistische lijn die vastgelegd werd?
Ja, dat hebben wij ook. We hebben zoiets, waardoor iedere kandidaat… in elke provincie hebben we een
secretariaat, los van de verkiezingen, dat is altijd zo. Dan wordt er in Brussel vanalles ontwikkeld; onder
andere de huisstijl. Ik vind, dat komt ook uit Engeland, Tony Blair zei ook de dag na zijn overwinning in
1997, „en de volgende verkiezingen beginnen nu‟. Je moet permanent bezig zijn. Er zijn veel afdeling van
de partij, die „spots‟ – zoals dat heet bij ons – uitgeven. Dat is een documentje op vier pagina‟s, zo‟n
blaadje; en de buitenkant is lokaal ingevuld en de binnenkant nationaal. Maar daarvoor hebben we
bijvoorbeeld een template. Men kan gewoon inloggen en dat invullen. En dat is nu hetzelfde met alle
verkiezingsdrukwerk, dat wij zaken ontwikkelen – affiches, folders enzo – je hebt het misschien al gezien,
onze affiches zijn rond. En dat is hiërarchisch gestructureerd. Maar dan zie je dat daar afwijkingen op zitten,
bepaalde mensen die zeggen „oh nee we gaan dat nu toch niet zo doen‟. Je kan dat zien als je in Gent
rondbolt: sommige gebruiken de ronde, terwijl er ook affiches zijn van bijvoorbeeld Freya; die zijn niet
rond. Maar iedereen kan er uit plukken. Ik denk dat er ook wel een CD-ROM verspreid wordt. En wij
zorgen bijvoorbeeld ook voor de affiches, voor de foto; dat is een fotograaf die wij zoeken. Dus dat dat
allemaal hetzelfde is: als je vijftien verschillende fotografen hebt die allemaal hun ding willen doen…
De inhoudelijke focus in de campagnes van 2007 lag vooral op de drie potentiële eerste ministers.
Ook Vande Lanotte maakte hier deel van uit. Was dit een bewuste keuze of pure noodzaak?
Ja dat is de grootste fout die we gemaakt hebben. Dat was toen de strijd Verhofstadt-Leterme, en toen zei
men „ja maar de andere partijen moeten toch ook een kandidaat hebben‟, en dat was onze fout, dat we toen
Johan; of dat Johan zichzelf verhief tot kandidaat-premier. Omdat ik denk, dat blijkt uit veel
onderzoeken… eigenlijk willen de mensen de socialisten op een of andere manier er altijd bij, maar ze zien
in ons niet de premier. Vande Lanotte, bijvoorbeeld, dat vinden ze „ne goeie‟, maar om van hem nu de
premier te maken: hm, nee, dat niet. Doordat Vande Lanotte zichzelf… daarmee hebben we de pers een
plezier gedaan, maar niet de kiezers; en dat was fout. En dan was er weer iets, de fout ook van, en dat was
ook een beetje in 2004; dat we dachten „we gaan er wel bij zijn‟. Maar er zijn nog een aantal dingen
misgelopen. We hebben dingen gedaan binnen de regering die voor socialisten eigenlijk onaanvaardbaar
zijn. Maar in die zin, we hadden het wel kunnen uitleggen, maar we hebben het fout uitgelegd.
Bijvoorbeeld: we hebben fiscale amnestie goedgekeurd. We hebben ingestemd met de verkoop van
145
overheidsgebouwen. Eigenlijk hadden we toen moeten zeggen: „kijk mensen, eigenlijk is dit ons ding niet,
maar we hebben nu eenmaal geen 55% van de stemmen dus bepaalde dingen moet je slikken. Dus een
onderscheid maken: dit is de regering, en dit is de partij. En we zijn soms, maar niet altijd hé, soms is de
sp.a teveel gewoon „het compromis‟ geworden. En wij begonnen het compromis te verdedigen. Terwijl je
eigenlijk moet zeggen: „sorry mensen, maar het ging niet anders dan dat‟. Vandaar ook dat wij zeggen,
maar ik denk dat dat voor de kiezers niet zo simpel is; we zitten Vlaams in de meerderheid en federaal in de
oppositie; maar dat we dus zeggen „kijk mensen, dit zijn onze standpunten, en onze standpunten vertolken
wij federaal in de oppositie en Vlaams in de meerderheid, maar we blijven de partij‟. Maar of dat voor
iedereen zo simpel is om volgen, dat weet ik niet.
En om de link te leggen met nu: de fout die volgens mij nu de VLD maakt – Dirk Van Mechelen roept
zichzelf nu ook uit tot Vlaams minister-president. En dan gaan de mensen denken „Dirk toch, nu al zot van
glorie, en je moet ze eerst nog gaan binnenhalen‟.
Wat maakt de partij in haar communicatie uniek tegenover de andere partijen?
Onze ronde affiches! (lacht). Nee, soms wordt gezegd dat het allemaal zo‟n eenheidskoek is hé. Ik denk,
dat was het vroeger wel, maar we zijn er nu meer terug in aan het slagen om alles te stroomlijnen. Er is echt
zo‟n periode geweest, je herinnert je dat wel, met de komst van Bert; dat we echt aan het vechten waren op
straat. En dat was atypisch voor sp.a. De pers werd daar zot van; je belde met gelijk welke politicus en
overal werd hetzelfde verteld. En daar houden ze niet van; mediamensen die zetten liever mensen tegen
elkaar op, dat is leuker nieuws blijkbaar. Dat is eigenlijk wel een eigenheid van ons, dat gestroomlijnde.
We hebben een paar maanden gezondigd, maar ik denk wel dat we nu terug aan eenzelfde zeil trekken. Ja,
ik denk dat dat een van onze sterke punten is.
Welke strategieën houdt de partij in het achterhoofd wanneer zij naar buiten toe communiceert?
(doelgroepen, segmentering, positionering,…)
Die tijd is voorbij. Indertijd had je zo, en dan merk je weer… vroeger waren wij zo de partij van de
arbeiders. Nu wordt gezegd dat we daarvan afgestapt zijn, dat we hen aan het verraden zijn. Dat is niet
waar. Alleen gaan we nu veel breder. We hebben nu veel nieuwe… om het heel cru te zeggen: vroeger
waren we enkel met de miserabilistische kant van de samenleving bezig. Sociale woningen, mensen die
werkloos waren, mensen die ziek en oud waren… terwijl, ik woon nu bijvoorbeeld in De Pinte, in een
verkaveling; en ik vind: ook met die mensen moet je bezig zijn. Je hebt dat misschien gemerkt, begin jaren
laat ons zeggen 2000-2003; een thema als verkeersveiligheid was atypisch voor de socialisten, maar we zijn
toen ook met zulke thema‟s begonnen. Of de samenwerking met Gaia bijvoorbeeld… we hebben daar
intens mee samengewerkt. En nu milieu, bijvoorbeeld het dichtgooien van de kerncentrales… we zijn veel
ruimer gegaan. Dus in die zin, om nu te zeggen dat er een klassieke doelgroep is: nee, dat niet. Maar de
pers enzo… vooral de rechterzijde heeft heel graag dat wij met de miserabilistische kant van de
samenleving bezig zijn, en dat zij de andere kant krijgen. Maar daar trappen wij niet in. En dan krijgen we
de opmerking dat we de arbeiders verraden, wat niet zo is: we gaan gewoon ruimer.
146
En dan gaat het Vlaams Belang op die arbeiders inspelen
Ja, dat is ook bijvoorbeeld zoiets, dat is door de intellectuelen in de tijd; een terrein als veiligheid
bijvoorbeeld, daar waren de socialisten weinig of niet mee bezig. Waarom waren zij daar niet mee bezig?
Veiligheid op straat, dat is toch gewoon een recht? Maar dat was vies in de tijd, daar mocht je niet over
praten. Maar nu, al die taboes, die zijn doorbroken.
Hoe belangrijk zijn militanten voor de partij, en is er een verschil met vroeger?
Zeer belangrijk. Wij hebben zoiets van een 60.000 leden… dat zijn de mensen die het nu doen hé. Als je
zoveel mensen de baan opkrijgt om affiches te gaan plakken enzo… iedere militant spreekt ook op zijn
werk, op school, in café, in de voetbalploeg… niet dat hij als een getuige van Jehova de mensen moet
lastigvallen, maar ik bedoel; het zijn mensen die je al zeker hebt. Het zijn de abonnees.
En denkt u dat deze militanten even gedreven zijn als militanten van extreem-rechtse partijen?
Ja en nee… we hebben wel gemerkt; bijvoorbeeld in 2007 was dat een van de elementen – Patrick Janssens
heeft toen een analyse gemaakt van de verkiezingsnederlaag – dat er een bepaalde, enerzijds moeheid was;
maar dat heeft ook te maken met de verkiezingen die niet samenvallen. Je stapt van de ene campagne in de
andere. Dat betekent dat je militanten constant opgejaagd worden; dat zij ook moe worden. Je hebt
bijvoorbeeld in 2007 de gemeenteraadsverkiezingen in Gent, met een fantastisch goed resultaat; waardoor
men gaat denken „oké, we zijn er!‟. Maar nee, zo is het niet, je bent er nooit. Dus er was een bepaalde
moeheid. In 2007 hebben ze, bij wijze van spreken, geen schoenen versleten. En nu merk je, in de
campagne van 2007, dat ze goed bezig zijn: er wordt al veel geplakt, er worden veel folders verspreid….
En dus gaan ze weer denken „oké, we zijn er weer‟. Of we daardoor verkiezingen winnen, dat weet ik niet;
maar ik zie ze in ieder geval graag bezig. Dus in 2007 had je dan enerzijds die moeheid, en anders, wat ik al
gezegd heb, het idee „we zullen er wel bij zijn‟. En ja, die twee dingen samen, dat was niet zo goed.
Doet de partij soms stunts om de aandacht van het publiek te trekken?
Nee, eigenlijk niet, of ik zou eens goed moeten nadenken… nee, dat is niet onze stijl, om zo‟n dingen te
doen.
En komt dat dan omdat jullie al genoeg aandacht krijgen?
Nee, want dat is een nieuwe ervaring voor ons nu: hoe het beuken is, in de zin van, als je in de meerderheid
zit in de regering, dan merk je dat het veel gemakkelijker is om in de media te geraken. Als minister doe je
dat, dat en dat; je stuurt een mailtje of belt naar een journalist en het staat in de krant. Terwijl in de
oppositie; dan is het zo van „ja, je mag dat wel voorstellen, maar het wordt toch weggestemd‟. Dus daar is
veel minder aandacht voor. Als je eens kijkt per partij: hoeveel mensen geraken er in kranten of in de
media? Tien? Niet veel meer hé. Het blijft knokken.
147
Dus nee, het is niet zo simpel. En daarnaast is er nog een andere trend: er is veel minder aandacht voor
politiek.
Tenzij er over schandalen bericht kan worden natuurlijk
Inderdaad, tenzij er schandalen zijn. Als je kijkt, de best gemaakte krant van het land vind ik, Het Laatste
Nieuws; die hebben één pagina politiek nieuws. En die zijn daar keihard in. Je hebt altijd één hoofdartikel,
dat ongeveer drie kwart van de pagina inneemt; en zoals je zelf zegt: veel schandalen hé. Of ruzie, zulke
dingen. Maar echt stunts, nee, we zijn niet van die mensen die stunts uithalen. Dat zit niet in ons. Voor een
stuk zijn wij ook een traditionele partij natuurlijk. Dus om zo, weet ik veel, met een karavaan naar Wallonië
te rijden; nee dat zit niet in ons. Wij zijn veel te serieus. Misschien zouden we het wel moeten doen.
148
Bijlage 11: Interview met Filip Dewinter
Functie: Fractieleider in het Vlaams Parlement en de gemeenteraad en organisatieverantwoordelijke van de
partij (algemeen secretaris), verantwoordelijk voor de campagnes, de organisatie, de werking op het terrein
van de partij
Hoe ziet het communicatieorgaan van de partij eruit? Wie staat er aan de leiding?
Je hebt interne communicatie en je hebt externe communicatie. Interne communicatie is vooral een kwestie
van het doorgeven van richtlijnen en consignes naar de afdelingen, secretariaten en de structuren van de
partij, naar de kaderleden ook. Dus tijdschriften allerhande, het kaderblad, het maandblad en dergelijke
meer. En dan heb je de externe communicatie, communicatie naar de media, de publieke opinie enzovoort,
via allerlei kanalen. Dus pamfletten, campagnes, maandbladen, persmededelingen, conferenties,
manifestaties… enzovoort. Al die dingen vallen onder de bevoegdheid van het partijbestuur, die heel wat
van die taken delegeert naar verschillende diensten van die partij: de dienst organisatie, de persdienst, de
fracties, als er verkiezingen de campagnewerkgroep, en dergelijke meer. Dus dat valt een beetje uiteen. Het
is niet zo dat één iemand voor dé communicatie bevoegd is, er zijn verschillende vormen van communicatie.
Een partij is een huis met vele kamers. Dus dat gebeurt soms wel wat versnipperd, wat de praktische kant
betreft, maar daar is toch wel een duidelijke sturing vanuit het partijbestuur.
Uit ons onderzoek bleek dat waar vroeger de partijvoorzitter in samenspraak met de belangrijkste
communicatie regelde, nu meer het voltallige partijbestuur deze taak in handen heeft gekregen.
Vindt u dat uw rol hierin veranderd is?
Op vlak van politieke communicatie, naar de kiezer, de publieke opinie en de media toe dat zal altijd de
verantwoordelijkheid blijven van een aantal kopstukken, dat is logisch. Degenen die op tv komen, die zich
het meest kunnen uiten, het meest aan bod komen, die hebben voor een stuk de publieke communicatie naar
de kiezer en de media in de hand. Maar dat betekent niet dat die zou gestuurd kunnen worden vanuit
verschillende niveaus. Dat lijkt mij ook de logica zelve. Dus wat dat betreft… tuurlijk, zo‟n partij wordt
groter, begint zich beter te organiseren… meer mensen krijgen verantwoordelijkheid, dan wil dat wel eens
wat diffuser verlopen. Maar uiteindelijk, in de communicatie naar het publiek toe, denk ik toch dat dit via
zo weinig mogelijk mensen dient te gebeuren. Zodanig dat je een duidelijke boodschap krijgt, die door
herkenbare mensen neergezet wordt.
En wanneer het om echt inhoudelijke aspecten gaat, dus niet wie het brengt, maar wat er gezegd zal
worden, heeft u daar veel inspraak in?
Je moet niet altijd denken dat één man zo‟n organisatie stuurt. Mocht het zo gemakkelijk zijn… het hangt
een beetje af van wie/wat/wanneer/waar/hoe ook natuurlijk hé. Maar we proberen wel het zodanig te sturen
dat we herkenbare figuren naar voor schuiven, dat de boodschap eenduidig gehouden wordt, en dat we uit
niet teveel verschillende monden spreken. Dat lijkt mij logisch. Het ligt voor de hand dat de kopstukken
van een partij natuurlijk proberen dat zo gestroomlijnd mogelijk te laten verlopen.
149
Welke externe bureaus worden er gebruikt voor de communicatie? En verloopt deze samenwerking
officieel?
We hebben een campagnecommissie die ik leid en die uiteindelijk vooral bestaat uit, of feitelijk alleen
bestaat uit mensen die onze partij een warm hart toedragen, die ons goed gezind zijn. Maar verschillende
van die mensen hebben natuurlijk een functie binnen een reclamebureau of een professionele functie die te
maken heeft met communicatie, public relations of reclame. Het is niet zo dat we een bureau inhuren of
reclamemensen inhuren, dat doen we niet. Het enige dat we doen is mensen die we kennen en die tot onze
partij behoren, maar beroepsmatig met reclame of pr te maken hebben, integreren in die
campagnecommissie, zodat ze daar hun professionele ervaring ter beschikking van de partij kunnen stellen.
Ik heb twee namen gekregen waar heel wat discussie rond bestaat, namelijk Eric Deleu en Wim
Schamp. Werken zij samen met de partij?
Eric Deleu werkt met ons mee, dat is geen geheim. Hij is gemeenteraadslid en heeft een reclamebureau, het
Antwerps Reklameburo, en hij werkt mee binnen het kader van onze structuren, ja. Wim Schamp die ken ik
persoonlijk relatief goed en ik heb nu en dan een gesprek met hem, maar dat is altijd informeel, dat is
persoonlijk en niet in functie van de partij. Wim werkt als zodanig niet mee binnen de structuren van de
partij.
Geeft Eric Deleu ook inhoudelijk en strategisch advies? Sommige bronnen hadden het enkel over
drukwerk wanneer het om zijn medewerking ging.
Eric behartigt voor ons een aantal praktische dingen: het reserveren van reclameruimte in weekbladen en
dagbladen, het afhuren van reclameborden van 20m²,… al dat soort praktische dingen doet hij met zijn
reclamebureau. Maar uiteraard geeft hij nu en dan ook strategisch advies, hoewel je dat ook niet moet
overdrijven.
Hoe ziet u uw rol in de totstandkoming van de externe communicatie in vergelijking met vroeger?
Ik denk dat dat dezelfde gebleven is. Ik leid de campagnecommissie, en binnen de campagnecommissie
proberen wij consensus te vinden rond concrete voorstellen; concrete voorstellen die we meestal met enkele
mensen vooraf overleggen en tot uiting brengen. Dus ik denk niet dat mijn rol daar anders is dan in het
verleden, wel integendeel. Het voorstel van een campagne loopt bijvoorbeeld meestal via mij. Ik zit met
een aantal mensen samen, we laten ons adviseren… onze creatieve mensen werken dat uit en dat stellen we
voor. En dat wordt dan bijgestuurd, aangepast, enzovoort enzovoort, tot het uiteindelijk een voldragen
campagne is.
Wat vindt u typisch aan de stijl van het Vlaams Belang?
Vlaams Belangcampagnes hebben het voordeel van herkenbaar te zijn. Dat doen we trouwens ook altijd als
we campagnes voorleggen aan buitenstaanders, dat men heel gemakkelijk kan achterhalen wie de auteur
150
van de campagne is, ook al is er geen logo op de affiche, geen naamsvermelding bij de slogan ofzo. En dat
is belangrijk, omdat mensen toch moeten snel en duidelijk weten wie achter een bepaald soort campagne zit.
De stijl is wat ze is, die kan wat harder of wat zachter zijn, maar ze moet vooral herkenbaar zijn. En ik denk
dat al onze campagnes wat dat betreft toch als belangrijkste kenmerk hebben dat ze herkenbaar zijn, dat ze
onmiddellijk het Vlaams Belang in beeld brengen, en ons duidelijk positioneren als Vlaams Belang.
Hoe gaat dat dan precies in zijn werk, dit ‘duidelijk positioneren als Vlaams Belang’? Wat is er dan
anders dan bij andere partijen?
Oh, dat is natuurlijk een samenraapsel van elementen. Het is meestal een vrij assertieve boodschap, die ook
qua stijl en qua vormgeving typisch Vlaams Belang is. Maar dat is gemakkelijker gedaan dan gezegd.
Meestal is het gemakkelijker gezegd dan gedaan, dit is omgekeerd, omdat.. ja… het moet beantwoorden
aan een aantal kenmerken die eigen zijn aan de partij: voldoende assertief, inhoudelijk sterk, zodanig dat
men onmiddellijk weet „dit is Vlaams Belang‟, qua vormgeving, noem maar op, moet zo‟n campagne
herkenbaar zijn. Ja. Maar je moet dat zien, je moet dat doen, om daar een zicht op te kunnen krijgen. Het is
niet zo dat je dat kan omschrijven in drie woorden.
Vindt u dat hier ook provocerende uitspraken of stunts bij horen?
Dat is een eeuwige discussie natuurlijk. Het probleem van het Vlaams Belang is dat we niet dezelfde
toegang tot de media hebben als andere partijen. En een van de stijlmiddelen om het Vlaams Belang alsnog
toegang te laten krijgen tot de media, bestaat erin om via een provocatie uiteindelijk een escalatie tot stand
te brengen, die moet leiden tot confrontatie. Confrontatie van onze ideeën met andere partijen, confrontatie
van onze partij met andere partijen, wat dan weer leidt tot media-aandacht, tot de mogelijkheid ook om te
communiceren met de kiezer. En als je zo… ik hoop dat het ooit anders kan, maar tot nader order spijtig
genoeg niet, die provocatie zorgt ervoor dat je de aandacht krijgt die het thema verdient, en dat je dan ook
eenmaal de confrontatie een feit is, de media-aandacht krijgt die nodig is om het een en ander te nuanceren,
te duiden, en te omkaderen. En dat is belangrijk. Maar het is een stijlmiddel, we hebben daar van de nood
een deugd gemaakt.
Is de mediaboycot het enige excuus voor het provocerende gedrag van uw partij, of zou dit nog steeds
gebruikt worden wanneer u dezelfde toegang had als andere partijen?
Dat is natuurlijk een goede vraag, waar het antwoord alleen maar hypothetisch kan zijn, maar ik denk,
mochten we de kansen krijgen die andere partijen krijgen, zouden we natuurlijk die provocatieve stijl voor
een stuk kunnen achterwege laten. Je zou kunnen denken dat die provocatieve stijl de reden is waarom die
boycot een feit is, maar dat is natuurlijk niet waar. Ook als die provocatieve stijl niet gebruikt wordt, dan
krijgen we nog minder toegang tot de media. We hebben dat al ontelbare keren geprobeerd, het is een
illusie om te veronderstellen dat door die provocaties niet tot uiting te brengen, we dan plotseling wel
overal welkom zullen zijn en kansen zullen krijgen. Dat is niet waar. En dat hebben we tot onze eigen scha
en schande al moeten ervaren. Vlaams Belang heeft een verleden, en moet daar ook voor een stuk mee
151
leren leven. Je kan niet dat verleden wegvagen en met een propere lei vanaf nul beginnen. Zo werkt het
natuurlijk niet.
Doet de partij verder nog andere dingen om zich te verzetten tegen deze mediaboycot?
Ja, natuurlijk, je moet dat doen hé. Uit principe, en om die underdogrol te cultiveren: het één tegen allen
gevoel, en het blijven beklemtonen van de mediaboycot. Niet alleen cordon sanitaire, maar ook cordon
médiatique, is een belangrijk gegeven. Omwille van principiële maar ook omwille van tactische redenen.
En uit zich dat in de propaganda die gebruikt wordt?
Natuurlijk ja. Een campagne die we zo gevoerd hebben is die met SOS democratie, met het kruis op de
mond van die jonge vrouw, daarmee stel je een en ander aan de kaak: het gebrek aan democratie, aan vrije
meningsuiting in ons land. Maar aan de andere kant cultiveer je het underdoggevoel. Dus dat heeft zijn
belang, uiteraard.
Hoe groot is uw persoonlijke inbreng bij de provocerende stunts eigenlijk?
(Twijfelt). Tja… Ja, heel wat van die dingen mogen op mijn naam geschreven worden, ik kan dat niet
ontkennen. Tja. Het is mijn ding natuurlijk, het is mijn stijl, ik hou daar persoonlijk wel van. Het ligt dan
ook voor de hand dat ik dat misschien wat meer in de praktijk breng dan anderen. Maar het is vooral een
noodrem om de aandacht te krijgen die we verdienen. En mochten we dit niet doen, dan vrees ik dat we nog
maar weinig gehoor zouden krijgen in de media.
Wordt dit nog altijd aanvaard binnen de partij?
Daar is discussie over, je kan dat niet ontkennen hé. Daar is een permanente discussie die al vele jaren
loopt: „moeten we niet wat meer zus, moeten we niet wat meer zo‟. Oké goed, ik schik mij naar de
richtlijnen van de partij wat dat betreft. Het enige wat ik kan vaststellen is dat we iedere keer dat we
proberen om scherpe hoeken af te ronden, om de stijl te verzachten, om de lat lager te leggen, dat we op het
einde van de rit meestal moeten teruggrijpen naar, omdat we ook zien dat het enige resultaat van het
verzachten van stijl en van het aanpassen van onze actiemiddelen en dergelijke, niet echt leiden tot het
verhoopte resultaat. Waardoor we al rap terug onze oude vertrouwde middelen inzetten om alsnog een
minimum aan media-aandacht te kunnen genereren.
Denkt u dat in de campagne van 2007 een zachtere campagne gevoerd werd tegenover voorgaande
jaren?
2007 was de federale campagne met die leeuwen en dergelijke hé? Dat was een duidelijk zachtere
campagne. Die volgens mij niet het verhoopte resultaat heeft gehad. Want uiteindelijk zijn we zes procent
achteruit gegaan.
Denkt u dat dit te wijten was aan de stijlverandering?
152
Och, pff, die campagnes… een goeie campagne is een waarmee je de verkiezingen wint en een slechte
campagne is een waarmee je de verkiezingen verliest. Dat is dan de stelregel. Maar ik geloof daar
persoonlijk niet in, een goeie campagne… ook als je de verkiezingen verliest, er zijn zoveel andere factoren
die hiermee niks te maken hebben, die veel meer invloed hebben op de resultaten dan de campagne. De
campagne is goed voor 10-15% van de stemmen, maar zeker niet meer, je moet daarin niet overdrijven. Als
je echt goed zit dan kan dat het verschil maken tussen winst en verlies. Maar als je in een negatieve spiraal
zit waarin je alle elementen tegen hebt; met de beste wil van de wereld kan die campagne het verschil ook
niet meer maken. Dus wat dat betreft heb ik daar ook mijn bedenkingen. Maar 2007 vond ik persoonlijk
geen goede campagne. Het was wat gekapstrood, we begonnen met de drie apen die vrij assertief waren en
vrij provocerend, ook origineel, er is heel veel over te doen geweest. En dan zijn we overgeschakeld op die
leeuw, vanuit een heel andere invalshoek. En daar zat geen lijn in, het was gekapstro, en dat was niet zo
geslaagd als je het mij vraagt. De campagne die we nu juist hebben gevoerd was inhoudelijk volgens mij
veel sterker, „dit is ons land‟, dat was een duidelijke Vlaams Belangboodschap. Maar brak teveel met
hetgene wat we al een jaar lang gedaan hadden, met die VL. Dus ik denk dat die overgang wat te bruut was,
omdat die VL niet meer aan bod kwam in de eigenlijke campagne. Maar, goed, het is wat het is.
Naar aanleiding van de aanwezigheid van politici in quizprogramma’s, met name in de slimste mens,
klonk er protest vanuit de VB-hoek. U vond dat dit de geloofwaardigheid van de politiek in het
gedrang bracht. Zegt u dit omdat enkel VB-politici niet uitgenodigd worden, of vindt u dat er echt
nooit een politicus mag meedoen aan zulke programma’s?
Nee, sowieso niet.
Ook niet wanneer u weet dat dit positief is voor de partij?
Ik bedoel, er zijn grenzen, en ik denk dat politici niet thuishoren in spelletjes en amusementsprogramma‟s.
Er is een moeilijke scheidslijn. Dat moet concreet gemaakt worden. De Laatste Show moet nog kunnen
bijvoorbeeld. Goed, een praatprogramma met een politicus, ook al is dat luchtig, ook al is dat niet politiek,
moet kunnen. Maar quizprogramma‟s en spelprogramma‟s en… daar denk ik dat politici niet in thuishoren.
Dat is niet de taak van een politicus om dat te doen. En het ondergraaft… het zal je imago wel ten goede
komen, en het zal ongetwijfeld heel wat stemmen opleveren. Het kan heel wat stemmen opleveren. Het kan
ook het omgekeerde effect hebben. Je kan daar ook uitkomen als een vreselijke hurk die geen enkel gevoel
voor humor heeft en die houterig zijn ding zit te doen; en dan verlies je stemmen. Maar het kan niet zijn dat
het resultaat van je partij, dus het verkiezingsresultaat, uiteindelijk afhankelijker is van deelname aan een
spelletjesprogramma dan van, ik zeg maar wat, de inhoud van je programma. En daar draait het langzaam
maar zeker op uit. En dan ook het feit dat, wie beslist er nu welke politici wel en welke niet deze ultieme
kans krijgen om zich populair te maken of niet.
Maar als u dit ziet als een kans om zich populair te maken…
153
…daarom juist zeg ik: je moet politici daaruit weren. Zodanig dat ze, dat niemand nog, de kans krijgt om te
zeggen „die wel en die niet, diene politicus wel en diene niet, die partij komt er wel in en die niet‟. Nee,
geen enkele partij mag nog aan bod komen. Geen enkele partij, want dan komt ook de politiek in het
gedrang als dusdanig, en ook de geloofwaardigheid van de politiek. En ik denk dat de man op de straat daar
ook maar meewarig naar zit te kijken uiteindelijk. Oké, het zal stemmen opleveren voor de betrokken
politicus, maar een veel groter deel van de publieke opinie zegt van „wat zit die daar nu feitelijk te doen, is
dat nu de rol van een minister, van een partijvoorzitter, om de jolige Frans uit te hangen en zo goed
mogelijk te proberen scoren in een of ander programma‟, of het nu Debbie en Nancy is of het is de Slimste
Mens of het is Operatie Robinson of hoe noemt het daar allemaal. En natuurlijk, de lat zal alsmaar lager
gelegd worden. Men zal er alsmaar verder in gaan. Je zal altijd wel een politicus bereid vinden om nog een
stapje verder te gaan en wat meer risico te nemen en… dat lijkt mij geen goeie zaak te zijn. Maar,
infotainment, ja, daar heb ik geen bezwaar tegen. Zoals de laatste show en aanverwanten, dat moet kunnen.
Maar ik denk dat de lijn daar ongeveer moet getrokken worden.
En vindt u dat u in zulke programma’s voldoende aan bod komt tegenover andere partijen?
Maar wij komen gewoon nergens aan bod. De Laatste Show, daar is nog niemand van ons in geweest,
zolang als we al bestaan. Om maar iets te zeggen. Met mondjesmaat in de echte politieke
duidingsprogramma‟s, en dan nog. De Zevende Dag ben ik vorig jaar één keer in geweest, voor een debat
met Jean-Marie Dedecker. Terzake, twee keer. Als je dat vergelijkt met de andere partijen, dan is het
feitelijk een wonder dat wij er nog in slagen om 15-16-17% te halen. We worden totaal en volledig
geboycot. En wat men doet is partijen die naast u bestaan, en waarvan de kiezer het idee heeft „dezelfde
boodschap, maar anders verpakt‟, die worden dan wel gehyped en massaal de kans gegeven om massaal
media-aandacht te genereren. En dan wordt het heel moeilijk natuurlijk. Maarja, moeilijk gaat ook. Op die
uitdaging hebben toch een eigen antwoord kunnen formuleren hé.
Denkt u dat in de toekomst van de partij de stijl die nu gehanteerd wordt verdergezet zal worden,
met al de discussie die er vandaag rond heerst?
We zullen wel zien, we zijn daarover volop in debat. Mijn persoonlijke mening is dat je, dat er feitelijk
geen andere weg is, dat dit feitelijk de enige manier is om vol te houden, om te volharden. En dat alle
andere wegen die men probeert te behandelen uiteindelijk weinig succesvol zullen blijken te zijn.
Is dit dan volharden tegen de mediaboycot, of volharden naar jullie kiezers, naar wat zij
verwachten?
Er is natuurlijk een bepaald verwachtingspatroon bij je kiezer, dat is ook een feit. Laat ons zeggen dat het
beiden is, het is vooral een poging om die mediaboycot te doorbreken, maar ook om toch, ja, het
kiezerskorps te geven wat men van jou voor een stuk verwacht. Maar ik denk dat je daarin kan geven en
nemen, dat je die boodschap kunt… doseren, dat het niet alleen provocatie moet zijn. Goed ja, het blijft, het
blijft dansen op een slappe koord, altijd. Dat is nu eenmaal politieke communicatie. Simpel is dat niet.
154
Bijlage 12: Campagnedraaiboek wetgevende verkiezingen 11 juni 2007
155
156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181