Faculteit Letteren en Wijsbegeerte
Vakgroep Nederlandse Taalkunde
Promotor: Prof. Dr. Johan De Caluwe Masterscriptie voorgelegd aan de Faculteit
Academiejaar: 2008 – 2009 Letteren en Wijsbegeerte voor het
verkrijgen van de graad van “Master in de
taal- en letterkunde, twee talen
(Nederlands en Engels)”, door Sarah
Auman
EN OP DE ZEVENDE DAG WAS ER TUSSENTAAL
Een onderzoek naar het gebruik van de Nederlandse standaardtaal,
Vlaamse tussentaal en codewisseling in De zevende dag
Voorwoord
Ook al ontbreekt het mij op deze jeugdige leeftijd nog aan het nodige vergelijkingsmateriaal,
toch kan je het maken van een Masterscriptie naar mijn bescheiden mening vergelijken met
een ongelofelijk kort maar zeer intens en krachtig huwelijk. Dag in, dag uit werden we met
elkaar geconfronteerd en daarom hoefden we elkaar niet elk moment van de dag in levende
lijve te zien, toch was „hij‟ er steeds… Zoals een klein, nog onwetend en naïef meisje kan
dagdromen over haar prins, zo verlangde ook ik ernaar de eerste woorden te kunnen
neerzetten op papier. Zoals moeders en dochters het mannelijke geslacht wel eens durven te
inspecteren, zo hielden ook mijn mama en ikzelf koffiekransjes over het wel en wee tussen
mijzelf en mijn „Master‟. Zoals je bij momenten je geliefde verwenst, zo kon ik eveneens mijn
scriptie uit pure frustratie vervloeken. Maar altijd keerde ik terug want het moest gewoonweg
zo zijn. Tot dat allesbepalende moment is aangebroken en de twee partijen beseffen dat het
mooi is geweest. Het huwelijk is -je durft het bijna niet hardop te zeggen- af… Samenblijven
zou betekenen dat jullie jullie zelf oneer aandoen. De auteur moet verder: verder met haar
leven, verder evolueren, durven inzien dat er nog zoveel meer te onderzoeken valt. De scriptie
mag nu rusten, rijpen als je het zo wil noemen. Anderen mogen er zich nu over buigen…
Wat ik eigenlijk wil zeggen, is dat je je tijdens het produceren van al die arbeid op een
emotionele rollercoaster bevindt: nu eens ondervind je heerlijke kriebels in je buik, dan weer
voel je je ellendig en bang tegelijkertijd. Niet alleen vermoeiend voor jezelf maar vooral ook
voor je omgeving die bij tijd en stond dekking mocht zoeken. Aan hen wil ik dus bij deze
mijn excuses aanbieden. Ik wil hen ook bedanken om er niet alleen te zijn maar ook
eenvoudigweg te zijn wie ze zijn. Niet teveel toegeven aan mijn grillen en mij een beetje laten
afkoelen is inderdaad dé snelweg gebleken tot een opperste staat van vrede. Want zoals het
spreekwoord ook luidt: kalmte alleen zal u redden. Mama, papa, Pieter-Jan, Bart: een oprechte
dank u wel!
Ook de VRT wil ik bedanken omdat ze al mijn vragen hebben beantwoord en mij
hebben voorzien van het nodige materiaal.
Ten slotte wil ik mijn dank ook uiten aan mijn promotor Prof. Dr. Johan De Caluwe
die me nu reeds voor de tweede maal op een rij met raad en daad heeft bijgestaan. Geen vraag
was te veel. En zoiets is enorm waardevol: ik werd absoluut niet aan mijn lot overgelaten
maar tegelijkertijd ook gestimuleerd om er mijn persoonlijke inbreng in te steken zodat het
toch wel op de eerste plaats jouw scriptie is.
Inhoudsopgave
Voorwoord ................................................................................................................................ 1
Inhoudsopgave .......................................................................................................................... 3
Inleiding ..................................................................................................................................... 7
1 Wat is tussentaal? ............................................................................................................ 9 1.1 Korte geschiedenis van het Nederlands ...................................................................... 9
1.1.1 De aanloop .............................................................................................................. 9
1.1.2 Het Nederlands vandaag ....................................................................................... 10
1.2 Opinies over de contemporaine taalsituatie .............................................................. 13
1.2.1 Negatieve oordelen ............................................................................................... 13
1.2.2 Positieve oordelen ................................................................................................ 18
2 Sociolinguïstiek of de relatie tussen taal en samenleving ........................................... 23 2.1 Aanzet: Bernstein versus Labov ............................................................................... 23
2.2 Seksegebonden taalverschillen ................................................................................. 27
2.3 Leeftijdgebonden taalverschillen .............................................................................. 29
2.4 Sociale en stilistische taalverschillen ....................................................................... 33
2.4.1 Sociale variatie ..................................................................................................... 33
2.4.2 Stilistische variatie ............................................................................................... 36
2.4.3 Het verband tussen sociale en stilistische variatie ............................................... 38
2.5 Communicatie en taalaccommodatie ........................................................................ 39
2.5.1 Een dynamisch model van communicatie ............................................................ 39
2.5.2 Het basismodel van de taalaccommodatietheorie ................................................ 41
2.5.3 Nuanceringen van het basismodel ........................................................................ 42
2.5.4 Uitbreidingen van het basismodel ........................................................................ 44
2.6 Wat met regiogebonden taalverschillen? .................................................................. 45
3 De zevende dag ................................................................................................................ 46 3.1 Discussie- en debatprogramma ................................................................................. 46
3.1.1 Wat is discussie en debat? .................................................................................... 46
3.1.2 De werking van het debat ..................................................................................... 47
3.2 Verloop en decor van het programma ...................................................................... 56
3.3 Onderwerpen van het programma ............................................................................ 58
4 Methodologie .................................................................................................................. 61 4.1 Het Corpus Gesproken Nederlands .......................................................................... 61
4.2 De sprekers ............................................................................................................... 61
4.3 De transcripties ......................................................................................................... 65
4.4 De afhankelijke variabelen ....................................................................................... 67
4.4.1 Morfologische kenmerken .................................................................................... 67
4.4.1.1 Adnominale flexie: het onbepaald en ontkennend lidwoord ............................ 68
4.4.1.2 Adnominale flexie: het bepaald lidwoord ........................................................ 69
4.4.1.3 Adnominale flexie: het aanwijzend voornaamwoord ....................................... 70
4.4.1.4 Adnominale flexie: het bezittelijk voornaamwoord ......................................... 71
4.4.1.5 Nominale flexie: diminutieven ......................................................................... 73
4.4.1.6 Persoonlijk voornaamwoord: onderwerp ......................................................... 74
4.4.1.7 Persoonlijk voornaamwoord: niet-onderwerp .................................................. 76
4.4.1.8 Persoonlijk voornaamwoord reflexief .............................................................. 77
4.4.1.9 Het werkwoord ................................................................................................. 78
4.4.2 Fonologische kenmerken ...................................................................................... 79
4.4.2.1 H-procope ......................................................................................................... 79
4.4.2.2 Apocope ........................................................................................................... 79
4.4.2.3 Syncope ............................................................................................................ 80
4.4.2.4 Insertie van verbindings-n bij substantieven en werkwoorden ........................ 80
4.4.2.5 Het wegvallen van de eind-n na een doffe -e ................................................... 80
4.4.2.6 Glijder [j] of [w] ............................................................................................... 81
4.4.3 Syntactische kenmerken ....................................................................................... 81
4.4.3.1 Redundant en versterkend gebruik van dat bij voegwoorden .......................... 81
4.4.3.2 Dubbele negatie ................................................................................................ 81
4.4.3.3 Vervanging van het verplichte of facultatieve om............................................ 82
4.4.3.4 Als of wanneer als voegwoord van tijd in plaats van toen ............................... 83
4.4.3.5 Gebruik van het betrekkelijk voornaamwoord dat bij de-woorden ................. 84
4.4.3.6 Gebruik van het betrekkelijk voornaamwoord die bij het het-woorden ........... 84
4.4.3.7 Subjectsreduplicatie ......................................................................................... 84
4.4.3.8 Clitische vormen van het persoonlijk voornaamwoord .................................... 84
4.4.3.9 Doorbreking van de werkwoordelijke eindgroep ............................................. 85
4.4.3.10 Afwijkende volgorde van de werkwoorden in een drieledige
werkwoordelijke eindgroep ............................................................................................. 85
4.4.3.11 Toevoeging van geworden of geweest aan passieve constructies ................ 85
4.4.3.12 Verkeerd gebruik van mocht(en) en moest(en) ............................................ 85
4.4.3.13 Het gebruik van de quotatiemarker van ....................................................... 86
4.4.3.14 Het gebruik van een lidwoord voor eigennamen ......................................... 87
4.4.4 Lexicale kenmerken ............................................................................................. 87
4.4.4.1 Onomasiologische alternatieven ...................................................................... 87
4.4.4.2 Gebruik van tussenwerpsels ............................................................................. 87
4.4.4.3 D’r in plaats van er ........................................................................................... 88
4.4.4.4 Engels jargon .................................................................................................... 88
4.5 Het cijfermateriaal .................................................................................................... 88
5 Resultaten ....................................................................................................................... 93 5.1 Afzonderlijke fragmenten ......................................................................................... 93
5.1.1 Fragment 600215 .................................................................................................. 93
5.1.2 Fragment 600217 .................................................................................................. 95
5.1.3 Fragment 600220 .................................................................................................. 96
5.1.4 Fragment 600221 .................................................................................................. 96
5.1.5 Fragment 600223 .................................................................................................. 97
5.1.6 Fragment 600226 .................................................................................................. 97
5.1.7 Fragment 600227 .................................................................................................. 98
5.1.8 Fragment 600229 .................................................................................................. 98
5.1.9 Fragment 600230 ................................................................................................ 100
5.1.10 Fragment 600237 ................................................................................................ 102
5.1.11 Fragment 600243 ................................................................................................ 103
5.2 Resultaten per geslacht, regio en leeftijd ................................................................ 105
5.2.1 Geslacht .............................................................................................................. 106
5.2.2 Leeftijd ............................................................................................................... 107
5.2.3 Regio .................................................................................................................. 108
5.3 Aparte lexicale gevallen ......................................................................................... 109
5.3.1 Spreker 1: Geertje De Ceuleneer ........................................................................ 109
5.3.2 Spreker 2: Yves Grouwels .................................................................................. 111
5.3.3 Spreker 3: Ivan De Vadder ................................................................................. 112
5.3.4 Spreker 4: Roel De Meu ..................................................................................... 112
5.3.5 Spreker 5: Marianne Thyssen ............................................................................. 112
5.3.6 Spreker 6: Jan De Keyser ................................................................................... 113
5.3.7 Spreker 7: Hendrik-Jan Ombelets ...................................................................... 113
5.3.8 Spreker 8: Alex Callier ....................................................................................... 113
5.3.9 Spreker 9: Eric Van Looy ................................................................................... 113
5.3.10 Spreker 10: Gene Bervoets ................................................................................. 114
5.3.11 Spreker 11: Guy Verhofstadt .............................................................................. 114
5.3.12 Spreker 12: Steve Stevaert ................................................................................. 116
5.3.13 Spreker 13: Romain Poté .................................................................................... 117
5.3.14 Spreker 14: Luc De Bouw .................................................................................. 117
5.3.15 Spreker 15: Jan Hoet .......................................................................................... 117
5.3.16 Spreker 16: Tobias Leenaert .............................................................................. 118
5.3.17 Spreker 17: Rob Van Eyck ................................................................................. 119
5.3.18 Spreker 18: Saartje Vandendriessche ................................................................. 119
5.4 Dialectische uitspraak ............................................................................................. 119
5.4.1 Regio Antwerpen ................................................................................................ 120
5.4.2 Regio Limburg ................................................................................................... 121
5.4.3 Regio Vlaams-Brabant ....................................................................................... 122
5.4.4 Regio Oost-Vlaanderen ...................................................................................... 123
5.4.5 Regio West-Vlaanderen ..................................................................................... 123
5.5 Spin doctors ............................................................................................................ 123
5.5.1 Wat zijn spin doctors? ........................................................................................ 123
5.5.2 Wat doen spin doctors? ...................................................................................... 124
5.5.3 Guy Verhofstadt (spreker 11) en Noël Slangen ................................................. 125
5.5.4 Casus: analyse Fv600229: spreker 3 (Ivan De Vadder) en spreker 11 (Guy
Verhofstadt) ...................................................................................................................... 126
5.6 Vergelijking met andere situaties ........................................................................... 128
5.6.1 Spreker 9 ............................................................................................................ 128
5.6.2 Spreker 18 .......................................................................................................... 130
5.6.3 Spreker 8 ............................................................................................................ 131
5.6.4 Spreker 11 .......................................................................................................... 133
5.6.5 Spreker 15 .......................................................................................................... 134
5.7 Resultaten per sprekers apart .................................................................................. 135
5.7.1 Spreker 1: Geertje De Ceuleneer ........................................................................ 135
5.7.2 Spreker 2: Yves Grouwels .................................................................................. 136
5.7.3 Spreker 3: Ivan De Vadder ................................................................................. 137
5.7.4 Spreker 4: Tobian Leenaert ................................................................................ 137
5.7.5 Spreker 5: Marianne Thyssen ............................................................................. 138
5.7.6 Spreker 6: Jan De Keyser ................................................................................... 138
5.7.7 Spreker 7: Hendrik-Jan Ombelets ...................................................................... 139
5.7.8 Spreker 8: Alex Callier ....................................................................................... 139
5.7.9 Spreker 9: Eric Van Looy ................................................................................... 140
5.7.10 Spreker 10: Gene Bervoets ................................................................................. 140
5.7.11 Spreker 11: Guy Verhofstadt .............................................................................. 141
5.7.12 Spreker 12: Steve Stevaert ................................................................................. 143
5.7.13 Spreker 13: Romain Poté .................................................................................... 143
5.7.14 Spreker 14: Luc De Bouw .................................................................................. 144
5.7.15 Spreker 15: Jan Hoet .......................................................................................... 145
5.7.16 Spreker 16: Tobias Leenaert .............................................................................. 146
5.7.17 Spreker 17: Rob Van Eyck ................................................................................. 146
5.7.18 Spreker 18: Saartje Vandendriessche ................................................................. 147
6 Besluit: taalbloemen laten bloeien .............................................................................. 148
7 Bibliografie ................................................................................................................... 152
8 Bijlagen ......................................................................................................................... 157 I Uitgebreide sprekergegevens .................................................................................. 157
II Basisgegevens sprekers .......................................................................................... 165
III Transcriptie fragmenten per spreker ....................................................................... 166
IV Transcriptie fragmenten in dialoogvorm ................................................................ 229
V De ongewogen resultaten ........................................................................................ 268
VI Gewogen gemiddeldes per kenmerk ....................................................................... 276
VII Gewogen gemiddeldes per persoon ........................................................................ 277
7
Inleiding
ussentaal en televisie. Er is al ontzettend veel inkt gevloeid over dit onderwerp maar
het is opvallend hoe men daarbij steeds tamelijk eensgezind verkondigt dat er in
soaps à la Thuis en Familie tussentaal mag worden gesproken en in het journaal en
het nieuws standaardtaal moet worden gehanteerd. In het Taalcharter (Hendrickx 2000) staat
ook te lezen dat een openbare omroep zoals de VRT tot doel heeft een zo omvangrijk en
verscheiden mogelijk publiek aan te spreken. Wanneer iemand met andere woorden naar zijn
of haar lievelingssoap kijkt, verwacht hij of zij ook daadwerkelijk dat personages zoals
Simonneke en Frank tussentaal praten met elkaar. Een duidingprogramma als het VRT-
nieuws daarentegen dient de kijkers te informeren in een zo neutraal mogelijke taal die
begrijpbaar is voor alle lagen van de bevolking: de Nederlandse standaardtaal. Tot zover geen
probleem.
Maar wat met een discussieprogramma zoals De zevende dag? De voornaamste
intentie van dit programma is nog altijd om duiding te geven bij de actualiteit. In de eerste
plaats zou men hier dus standaardtaal verwachten. Maar op de officiële website van één
(http://www.een.be) lezen we dat het om actualiteit gaat “in de breedste zin van het woord:
politiek, cultuur, media, sport en lifestyle”. Naast de “beslagen interviewers” zijn er dus ook
“interessante gasten” uit alle mogelijke hoeken van de samenleving. Dat de journalisten
standaardtaal zullen spreken is een evidentie. Maar wat met de gasten? Kunnen ze ten eerste
standaardtaal spreken? En ten tweede, als ze het kunnen, doen ze dat ook echt? Zo zijn er
bijvoorbeeld de veeleer „gewone‟ mensen die een vraag komen stellen aan prominente
figuren. Die gewone mensen spreken niet altijd standaardtaal maar doen toch hun best om dat
ideaal te bereiken. Ze komen per slot van rekening niet alle dagen op televisie. Het resultaat is
uiteraard tussentaal. Politici daarentegen weten zich meestal maar al te goed te bedienen van
de Nederlandse standaardtaal. En een programma zoals De zevende dag bijvoorbeeld biedt
voor hen de perfecte mogelijkheid om in een korte tijdsspanne veel mensen te bereiken.
Mensen die bovendien beïnvloedbaar zijn. Dus doen ze zich anders (lees: gewoner) voor dan
ze zijn en maken ze gebruik van „dat sympathieke tussentaaltje‟. Dat is echter iets wat vaak
wordt beweerd maar voor hetzelfde geld tonen ze in feite hoe ze echt zijn want ook thuis zal
een politicus waarschijnlijk geen gekuist Nederlands spreken.
Taal in het algemeen en meer bepaald de grens tussen Standaardnederlands en
tussentaal zijn zaken waarover werkelijk alle mensen een mening hebben. Taal is namelijk
T
8
een kwestie van identiteit: het bepaalt wie je bent, welke plaats je inneemt in de samenleving
en hoe anderen tegenover jou staan. Maar ook een hedendaags medium zoals de televisie
reflecteert de indentiteit van de gemiddelde Vlaming en draagt op dezelfde manier ook bij tot
de vorming ervan. Het laat de mensen ook allesbehalve koud, getuige de vele lezersbrieven
over de al dan niet ondertiteling van programma‟s en het taalgebruik van presentatoren,
acteurs, gasten en dergelijke. Televisie weerspiegelt bovendien het taalgebruik in onze
hedendaagse maatschappij. Een onderzoek over taal op televisie biedt dan ook een mooi
uitgangspunt voor deze Masterscriptie.
De uiteindelijke bedoeling is om het taalgebruik te onderzoeken van een aantal
bekende en onbekende Vlamingen die optraden in twee seizoenen (1999-2000) van het
discussieprogramma De zevende dag. We willen daarbij absoluut niet met veralgemenende
conclusies voor de dag komen over de vrouw, de West-Vlaming of de vijftigplusser. We
mikken veeleer op een profielbeschrijving van alle individuen apart.
De eerste drie hoofdstukken fungeren als algemene inleiding bij het onderzoek. Het
eerste sociolinguïstische hoofdstuk gaat ten eerste dieper in op de betekenis en de aard van
tussentaal en geeft ten tweede verscheidene opinies weer ten opzichte van het fenomeen
tussentaal. Het tweede hoofdstuk schetst de sociolinguïstische achtergrond waartegen het
onderzoek moet worden gezien. Het derde hoofstuk stelt het programma De zevende dag
voor. Het vierde hoofstuk vervolgens is methodologisch van aard en geeft het hoe en waarom
van de werkwijze aan. In het vijfde hoofdstuk bespreken we de resultaten op verscheidene
gebieden. Het besluit ten slotte vinden we terug in het zesde en laatste hoofdstuk.
9
1 Wat is tussentaal?
et hoofdonderwerp van deze scriptie is tussentaal, informele Nederlandse
spreektaal die zich bevindt tussen de Nederlandse standaardtaal en de dialecten;
een soort mengvorm met andere woorden. Het is dan ook geen overbodige luxe
om in dit eerste sociolinguïstische hoofdstuk een overzicht te geven van de geschiedenis van
het Nederlands beginnende vanaf het ontstaan van België zodat we het hoe en waarom van
tussentaal beter kunnen begrijpen. Ik baseer me grotendeels op het boek Het Nederlands
vroeger en nu van Janssens en Marynissen (2005). Vervolgens gaan we dieper in op de
meningen over de contemporaine taalsituatie in België.
1.1 Korte geschiedenis van het Nederlands
1.1.1 De aanloop
In 1831 vond er een splitsing plaats in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Willem I
werd verdreven en Leopold I legde de eed af op de grondwet. In de periode 1815-1830 trad
Willem I bijzonder autoritair op als koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Dit
uitte zich onder andere in een conservatieve grondwet en een verplichte vernederlandsing van
het leger, bestuur en onderwijs in Vlaanderen. Vooral in het licht van dat laatste, de
taalpolitiek van Willem I, is het geen verrassing dat de Belgische overheid na zijn aftreding
terstond de vrijheid van taal in de grondwet inschreef waardoor heel België in de praktijk in
feite een Franstalige staat werd. Dat stuitte vanzelfsprekend op verzet bij een -aanvankelijk-
kleine groep Vlamingen die zich verzetten tegen de achterstelling van het Nederlands en zo
ontstond tussen 1834 en 1840 de Vlaamse Beweging. Hun opzet was oorspronkelijk van
culturele en maatschappelijke aard: ze concentreerden zich grotendeels op de erkenning van
het Nederlands als volwaardige taal in België en op de maatschappelijke ontplooiing van de
Vlamingen. Daarbij tekende er zich een tegenstelling af tussen enerzijds diegenen die
voorstander waren van een eigen Vlaamse variëteit van het Nederlands, de particularisten, en
anderzijds de pleitbezorgers van een volledige overname van het noordelijke Nederlands, de
integrationisten. Deze laatsten zouden uiteindelijk de overhand halen en de beslissing viel dat
men zou aansluiten bij de norm in het Noorden. Gaandeweg -en concreet vanaf ongeveer
1875- werden de acties van de Vlaamse Beweging steeds meer politiek getint met de
invoering van allerlei taalwetten met als gevolg dat het culturele peil van de Nederlandstalige
H
10
gemeenschap in België aanzienlijk omhoogging. De wet De Vriendt-Cooremans, beter
bekend als de Gelijkheidswet, betekende een absolute mijlpaal voor de Vlaamse Beweging en
hield in dat het Nederlands, naast het Frans, in België werd erkend als officiële taal. Vanaf de
jaren dertig van de twintigste eeuw eiste de Vlaamse Beweging de eentaligheid van
Vlaanderen. Die pogingen resulteerden in het territorialiteitsprincipe (iedereen wordt bestuurd
in de taal van de streek waar hij of zij verblijft) en de federalisering van België. Dit komt neer
op een “federale structuur die de gewestelijke en de culturele identiteiten met elkaar verzoent”
(www.diplomatie.be [geraadpleegd op 19-10-2008]).
1.1.2 Het Nederlands vandaag
In het begin van de twintigste eeuw opteerde men in Vlaanderen blijkens het voorgaande voor
een taal met het noordelijke Nederlands als maatstaf. Men kan hier desalniettemin een
belangrijke kanttekening bij maken: vandaag de dag begrijpt zo goed als iedereen die
standaardtaal wel in Vlaanderen maar de feitelijke hantering ervan is gereduceerd tot
bijzonder weinig omstandigheden. Daarenboven wordt de Nederlandse standaardtaal in
Vlaanderen overwegend aangewend door hoger opgeleiden. Het feit dat niet iedereen de
standaardtaal gebruikt, wijst erop dat er in de praktijk verscheidene taalvariëteiten in
Vlaanderen in omloop zijn. Die kunnen we schematisch in het volgende variëteitencontinuüm
voorstellen:
dialecten regiolecten bijna-standaardtaal standaardtaal
A-------------------------------------------------------------------------------------------------------------B
Men kan zich nu vanzelfsprekend afvragen wie welke variëteit wanneer spreekt.
Traditionele dialecten komen nagenoeg alleen nog voor bij de oudste generatie, bij de
volksklasse op het platteland en de stad en ten slotte tijdens informele(re) situaties.
Standaardtaal, dat zich bevindt aan het andere uiterste van het continuüm, wordt -zoals reeds
vermeld- grotendeels gebruikt door hoger of op z‟n minst beter opgeleiden, door jongere
generaties en tijdens formele(re) situaties.
Daarnaast komen er allerlei mogelijke tussenvariëteiten voor die iets meer bij de
dialecten kunnen aanleunen (regiolecten) of iets meer bij de standaardtaal (bijna-
standaardtaal). Deze tussenvariëteiten worden overkoepelend ook aangeduid met de termen
tussentaal, Soapvlaams of Verkavelingsvlaams. Vooral de laatste twee begrippen tonen aan
11
dat men allesbehalve neutraal staat tegenover dit fenomeen en dat men er talrijke meningen
op nahoudt rond dit onderwerp; maar daarover meer verderop in dit hoofdstuk (zie 1.2). Ik wil
er hier ten slotte nog op wijzen dat de term tussentaal consequent zal worden gehanteerd in
deze Masterscriptie in de volgende betekenis: “term waarmee men in Vlaanderen de
mengvorm aanduidt tussen standaardtaal en dialect” (http://taalunieversum.org [geraadpleegd
op 19-10-2008]) aangezien tussentaal ook nog slaat op: “taal(variëteit) met kenmerken van
twee nauw eraan verwante taalsystemen waartussen ze als overgang fungeert
(http://taalunieversum.org [geraadpleegd op 19-10-2008]). Een voorbeeld daarvan is de
taalvariëteit die ontstaat wanneer Franstaligen Nederlands leren. Op het vlak van die
tussentaalvariëteiten zijn er twee betekenisvolle ontwikkelingen te constateren. Een eerste
evolutie is een onbetwistbare expansie van het gebruik van tussentaal. Dit heeft
onontkomelijk gevolgen op het formele én informele gebied: in formele situaties is er sprake
van een afzwakking van de normen op het vlak van de Nederlandse standaardtaal; in
informele situaties kunnen we het verlies van de dialecten vaststellen. Een tweede evolutie is
het proces van “informele standaardisering” (Goossens 2000: 8) van de tussentaalvariëteiten.
Maar terwijl we ten tijde van de Vlaamse Beweging konden spreken van een
integrationistisch streven naar een aansluiting bij de al langer bestaande Nederlandse
standaardtaal is er hier niet sprake van een beweging naar het Noordnederlands toe, maar
eerder van een beweging van de dialecten weg. Deze informele omgangstaal is gekleurd
vanuit Brabantse invloed.
Ten slotte zou ik hier nog vijf factoren willen vermelden die een gunstig effect hadden
op de definitieve doorbraak van tussentaal in Vlaanderen:
1) Sinds de jaren zestig bestonden er negatieve sentimenten tegenover dialecten. Dat was
het gevolg van het onderwijs en de media die zich bezighielden met het propageren
van de zogenaamde ABN-acties. Dialectgebruik werd bovendien sociaal
gebrandmerkt. Debrabandere wijst hoofdzakelijk op de impact van de ABN-acties:
“Het is ook mijn overtuiging dat Nederlands te vaak als alternatief tegenover het
dialect werd voorgesteld. Het dialect was als het ware iets minderwaardigs”
(Debrabandere 2005: 31). Het kwam er in feite op neer dat noch het onderwijs, noch
de media notie hadden van het feit dat het Nederlands voor Vlaanderen een zo goed
als vreemde taal was geworden na eeuwen van taaloverheersing.
12
2) De ontwikkeling van de technologie en infrastructuur en de groei van de welvaart
hadden een algemene toename van de mobiliteit tot gevolg en dat vereiste uiteraard
een grotere graad van verstaanbaarheid. Lokale dialecten zijn vanzelfsprekend niet
verenigbaar met deze eis.
3) Ooit hoopte men dat de sociale stigmatisering van de dialecten zou leiden tot een
reusachtige „verzoening‟ met de standaardtaal door de Vlamingen. Maar dat bleek een
onbereikbaar ideaal te zijn. Vlamingen zijn namelijk ten eerste niet in staat om zich
adequaat uit te drukken in deze taalvariëteit en koesteren ten tweede een kritische
houding tegenover de standaardtaal. Dat heeft te maken met de volgende drie
invloedrijke omstandigheden. Ten eerste voelen vele Vlamingen het
Standaardnederlands aan als een van bovenaf opgelegde norm. Ten tweede vechten
vele Vlamingen tegen een grote taalonzekerheid als gevolg van een afwijzing van hun
dialect. Ten derde wordt Standaardnederlands meermaals met Nederland geassocieerd
en wordt de Noordnederlandse uitspraak als gekunsteld en onnatuurlijk aangevoeld. Er
bestond met andere woorden een zekere tegenzin om de Noordnederlandse maatstaf na
te volgen.
4) Vlaanderen wordt de laatste decennia gekenmerkt door een ontvoogding op het
economische, politieke en culturele gebied. Die verzelfstandiging gaf de Vlamingen
meer zelfvertrouwen, in contrast met de taalonzekerheid van de jaren zestig als gevolg
van de ABN-acties. Maar die zelfverzekerdheid wordt door sommigen, vooral critici
van tussentaal, ervaren als zelfgenoegzaamheid.
5) Ten slotte, en zeer relevant met het oog op ons onderzoekvoorwerp De zevende dag,
kan er ook nog gewezen worden op de macht en invloed van de media. Deze maal
heeft Goossens op dit vlak een punt van kritiek, maar dan wel voor de doorsnee
Vlamingen. Hij verwijt hen dat ze voorheen meer programma‟s bekeken waarin
Noordnederlands werd gesproken (Goossens 2000: 7). Maar daar slaat hij de bal wel
mis in die zin dat hij uit het oog verliest dat dat bij gebrek aan anders was. Er was
namelijk te weinig aanbod uit Vlaanderen zelf.
Bovendien is er daarnaast ook sprake van een wisselwerking tussen kijkers en
programma‟s in die zin dat Vlamingen met meer zelfvertrouwen én in meer
omstandigheden tussentaal gaan gebruiken aangezien ze dat ook zien gebeuren in vele
populaire soaps, spelletjes en andere ontspanningsprogramma‟s op televisie. Ze
13
merken in de media op dat er in Vlaanderen ruimte is voor variatie in verscheidene
situaties. Ze gaan dus niet anders praten omdat ze eenvoudigweg naar tv kijken maar
omdat ze worden gesteund in de overtuiging dat er veel mag en mogelijk is naargelang
van de situatie waarin ze zich bevinden. Er is dus wel degelijk een serieuze
terugkoppeling van de media naar het werkelijke taalgebruik.
1.2 Opinies over de contemporaine taalsituatie
Het spreekt voor zich dat deze zonet beschreven situatie zowel onder taalkundigen als bij Jan
Modaal heel wat reacties uitlokte: nog steeds doen er zich in Vlaanderen én zelfs in Nederland
heuse discussies voor over welke norm men nu precies in Vlaanderen moest en moet
opvolgen. In dit gedeelte wil ik een korte greep schetsen uit het eindeloze aanbod
denkbeelden en standpunten omtrent tussentaal. Men kan namelijk evaluatieve uitspraken
doen over de huidige taalontwikkeling: deze gaan van negatief tot neutraal en ten slotte
positief.
1.2.1 Negatieve oordelen
Over het algemeen ergeren de negativisten zich aan de taalontwikkeling in Vlaanderen omdat
ze van oordeel zijn dat het slecht gaat met het Nederlands in Vlaanderen. Mia Doornaert,
redactrice bij De Standaard, neemt bijvoorbeeld aanstoot aan de verzelfstandiging van
Vlaanderen aangezien de taal op die manier ook verloedert. Een zelfstandig Vlaanderen staat
voor haar namelijk synoniem met het zich terugplooien op z‟n eigen provincialisme en dat
leidt uiteindelijk tot taalverloedering. Op deze manier dreigen we volgens haar ook de
erkenning van het Nederlands in de Europese Unie te verliezen en zou België met andere
woorden marginaliseren in de rest van Europa. Ze kaart eveneens de zogenaamde
zelfgenoegzaamheid van de Vlamingen aan als gevolg van het feit dat de taal niet meer onder
druk staat van het Frans zoals jaren lang het geval was. In de Brusselse scholen echter, zo
meent zij, is er wel nog sprake van die druk en loopt het behoud van de Nederlandse
standaardtaal derhalve minder gevaar (http://www.destandaard.be; 11/09/2008). Het
Verkavelingsvlaams, een term die werd uitgevonden door de essayist, journalist en auteur
Geert Van Istendael in zijn boek Het Belgisch Labyrint, is naar haar mening iets artificieels:
het is noch standaardtaal, noch dialect. De neiging om tussentaal te spreken heeft aldus niets
te maken met authenticiteit maar met mediocriteit: dat is de onwil en het onvermogen om zijn
14
of haar maatschappelijke rol op te nemen. De wil om standaardtaal te leren daarentegen staat
dan weer gelijk met de wil om je te emanciperen; om een verlicht, humanistisch mens te zijn.
Op dit punt kom ik later nog terug. Dit is echter de mening van een opiniemaker en zeker
geen taalkundige! Ook Geertje De Ceuleneer, moderator van De zevende dag in de periode
1999-2002 liet zich in die zelfde krant uit over de taalontwikkeling op het vlak van tussentaal:
“Aan modewoorden of uitdrukkingen doe ik niet mee. Neem nu naar
de mensen toe. Politici richten alles naar de mensen toe. En als ze dan
al aanvoelen dat er aan die uitdrukking iets schort, komen ze met een
modieuze al even oncorrecte variant op de proppen: naar de mensen,
tout court. Dat kan natuurlijk niet. Een herkenbare tongval vind ik dan
weer geen bezwaar. Ik vind dat je aan een publieke figuur best mag
horen waar hij vandaan komt. Veel liever een plaatsbaar accent, dan
het gebruik van die erbarmelijke tussentaal die in allerhande soaps
opgevoerd wordt. Want als dat de norm wordt, dan hoeft het voor mij
niet meer.” (http://www.destandaard.be; 18/03/2000)
Op woensdag 14 maart 2001 kopte De Standaard ook nog: “VRT maakt presentatoren bewust
van tussentaal”.
“Onder het motto “de VRT is een taalsignaal voor zes miljoen
Vlamingen” lanceert de openbare omroep een grootschalige campagne
tegen tussentaal. Met een folder, een muismat met afscheurbare
bladzijden en affiches wijst de VRT zijn medewerkers erop dat ook
hun spontane taalgebruik standaardtaal hoort te zijn.”
(http://www.destandaard.be; 14/03/2001)
Dan zijn we vervolgens aanbeland bij de taalkundige academici. Debrabandere werd reeds in
de loop van deze scriptie aangehaald maar over deze taalkundige pur sang valt nog heel wat
meer te zeggen. Hij verdedigt een ietwat achterhaalde visie op de taalontwikkeling in
Vlaanderen: “Dat tussentaaltje wordt nu met een eufemisme Belgisch Nederlands genoemd
[…]” (Debrabandere 2005: 30). Hij heeft met andere woorden nog het verouderde idee dat
men ofwel voor dialect ofwel voor Noordnederlands opteert waardoor hij Belgisch
Nederlands en tussentaal ten onrechte vereenzelvigt. Hij weigert dus te erkennen dat er een
Belgische standaardtaal is en wil deze taal demoniseren door te zeggen dat het “een amalgaam
van dialect, gewestelijke taal, purismen, archaïsmen en vertaald Frans” is. (Debrabandere
2005: 30)
Ook Jan Goossens is een taalkundige die tot de generatie van Debrabandere behoort en
hij meent dat de sterke uitbreiding van het gebruik van tussentaal te maken heeft met “het
verzwakken of zelfs het verdwijnen van taalverzorgende activiteiten en met het voorbeeld van
15
talrijke ontspanningsprogramma‟s op Vlaamse televisiezenders” (Goossens 2000: 5). Hij wijst
met andere woorden de media terecht maar in feite maakt hij incorrecte oorzaak-
gevolgrelaties: hij meent dat eerst en vooral de Vlaamse programma‟s zijn overgeschakeld op
tussentaal en dat als gevolg daarvan ook de kijkers tussentalig zijn geworden maar dat is,
zoals reeds eerder werd aangehaald, een misvatting: veel heeft ook te maken met de attitude
van de Vlamingen die steeds meer tussentaalvriendelijk worden. Het is dus één grote
wisselwerking bestaande uit verschillende factoren die elkaar voortdurend beïnvloeden:
gewone taalgebruikers, de media, leerkrachten, politici, enzovoort. Goossens is dus van
oordeel dat een autonome tussentaal voor Vlaanderen geen goede weg kan zijn en daar heeft
hij de volgende twee argumenten voor: ten eerste vergelijkt hij het hedendaagse Vlaanderen
met een soort reservaat waarvan de bewoners zijn afgeschermd van de standaardtaal. Hij haalt
er ook buitenlanders bij die Nederlands willen leren: volgens hem is onze complexe
taalontwikkeling behoorlijk demotiverend voor hen. Op dezelfde manier zou men echter
kunnen redeneren dat dit net verrijkend is voor de buitenlanders en dat ze er dan ook geen
aanstoot aan nemen. Zijn tweede argument is het oude, enigszins romantische idee dat de
dialecten het „natuurlijke‟ zijn en dat alles wat daar de volgende eeuwen van is afgeweken,
het onnatuurlijke is. Maar hij vergeet dat dialecten ook beïnvloed werden door systemen van
buitenaf. Dr. Jürgen Jaspers (Universiteit Antwerpen) merkt op dit punt wijselijk op dat zodra
bijvoorbeeld een dialect wordt beschreven in de literatuur, dat dialect automatisch wordt
geconsacreerd en gesacraliseerd in die zin dat men ervan overtuigd is dat het het „echte‟
dialect is. Maar men vergeet dat taalkundige beschrijvingen slechts momentopnames zijn en
dat ook dialecten veranderen (Jaspers 2001: 135). Voor iemand als Goossens echter blijft de
cultuurtaal het hoogste goed:
“Het begrip cultuurtaal impliceert een positief streven, en wel naar iets
wat als een aan de situatie aangepaste voorbeeldige realisatie van die
taal wordt beschouwd. Die voorbeeldige realisatie wordt in
handboeken (grammatica‟s en woordenboeken) beschreven. Als het
om zeer ontwikkelde moderne talen gaat, vinden we beschrijvingen
van situatieve nuances in stilistische studies en handboeken. In een
cultuurtaal ontstaan tenslotte cultuurproducten.” (Goossens 2000: 11)
Vervolgens is hij van mening dat tussentaal al deze eigenschappen mist maar die uitspraak
verdient enige nuanceringen: ten eerste bestaat er wel degelijk een soort tussentalige norm
waarnaar mensen zich vaak richten, denk maar aan het ge/gij-systeem tijdens informele
gesprekken. Ten tweede kun je de morfologie van tussentaal wel beschrijven en ten derde zijn
16
bijvoorbeeld tv-series of romans waarin de personages tussentaal spreken ook voorbeelden
van cultuurproducten van tussenaal.
Prof. Dr. Em. Johan Taeldeman (Universiteit Gent) koppelt de verspreiding van
tussentaal aan sprekers die zich in sociaal hogere rangen bevinden. Bij hen verwacht hij
namelijk wel degelijk standaardtaal maar als zelfs zij tussentaal spreken, worden ze een slecht
voorbeeld voor het gewone volk. Volgens hem zijn vooral die eerstgenoemde mensen van
mening dat ze de standaardtaal niet meer nodig hebben zodra ze het gemaakt hebben in het
leven maar -en daar ligt het grootste probleem- zodra die zogenaamde betere klasse ophoudt
met het gebruiken van de standaardtaal in situaties waar je die normaliter wel zou verwachten,
missen de lager opgeleiden het goede voorbeeld of zoals hij het zelf zo mooi weet uit te
drukken:
“Het is een bekend fenomeen in de geschiedenis: goedkoop
arrivisme/opportunisme op de rug van maatschappelijke kansloosheid.
In ons geval betekent dat concreet dat een groot deel van de Vlaamse
„elite‟ aan (taal)normverlaging en vervalsing bezondigt […]. De
vervalsing ligt juist hierin dat een registerbepaalde (vrij informele)
variëteit een omni-situationele bruikbaarheid te torsen krijgt, wat erop
neerkomt dat hamburgertaal voor de modale Vlaming bevorderd
wordt tot een driesterrig taalfestijn.” (Taeldeman 1992: 37)
Jaspers weerlegt echter de visie van Taeldeman aan de hand van Joseph en zijn Eloquence
and power: the rise of language standards and standard languages (1987): als mensen uit de
literaire en politieke avant-garde steeds meer tussentaal gaan gebruiken, is dat in feite een
vorm van uitbreiding. Het is echter hoe dan ook geen officiële standaardisering in die zin dat
er niet wordt voorgeschreven dat men op officiële aangelegenheden tussentaal moet spreken.
Het is daarentegen onofficieel: men gaat ervan uit dat je daar wel tussentaal kan spreken. Dat
betekent echter niet dat deze (verschillende vormen van) tussentaal de norm zullen worden
want er bestaat hoe dan ook continu verzet tegen: wanneer er sprake is van een verlegging van
de grenzen -in dit geval van standaardtaal naar tussentaal in formele(re) situaties- zullen er
altijd „gewone‟ mensen zijn die van mening zijn dat mensen met een hogere positie
standaardtaal moeten spreken. Jaspers verklaart dat verschijnsel vanuit hegemonie: in de
maatschappij is het vaak zo dat diegenen die lager op de maatschappelijke ladder staan in
wezen dezelfde ideeën hebben als de hogere klasse. Bij een verschuiving van de grenzen gaan
ze dan ook niet akkoord met de nieuwe stand van zaken aangezien het als het ware om een
verbreking van een stilzwijgende afspraak gaat.
17
Ook Geeraerts ziet de tussentalige evolutie niet bijzonder rooskleurig in en heeft een
band gesuggereerd tussen de achteruitgang van de uniforme standaardtaal en het
achteruitgaande burgerschap enerzijds en het postmodernisme anderzijds: terwijl het
modernisme symbool staat voor de grote theorieën en idealen van hoe de maatschappij er zou
kunnen uitzien, is dat vandaag de dag afwezig. Het voluntarisme, het idee dat als iedereen
zich inspant, die idealen ook daadwerkelijk kunnen worden bereikt, maakt ook deel uit van
het modernisme maar ook dat idee is naar de mening van Geeraerts niet aanwezig bij de
contemporaine Vlamingen (Geeraerts 1993: 352).
Daarenboven gaat Geeraerts (1990) ook in op de Verlichtingsachtergrond van alle
pleidooien pro standaardtaal: met het ontstaan van de Verlichting in Frankrijk aan het eind
van de achttiende eeuw was er namelijk een heftige strijd ontstaan tegen de dialecten en
regiolecten aangezien men de lokale Franse mens wou emanciperen door hem kennis te laten
nemen van de wetenschap. Men had derhalve de beste bedoelingen met de massa maar begon
in principe wel een strijd tegen de taal van de mensen met wie men het zeer goed voorhad. Zij
zagen dit alles uiteraard niet graag gebeuren aangezien taal één van de belangrijkste
identiteitsbepalende kenmerken van de mens is. Het volk ging bijgevolg even mee in het
discours van de Verlichting maar koesterde al gauw een grote afkeer tegen de standaardtaal
omdat die aan hen opgedrongen werd. Hier kan ook de zogenaamde zondagse-pakmentaliteit
mee in verband worden gebracht (Geeraerts 2001: 343). Dit houdt in dat de afstand tussen
standaardtaal en tussentaal, zoals die nu bestaat, stabiel zou blijven. Dat wil zeggen dat men
de standaardtaal als een soort norm behoudt maar voor elke vorm van informele situaties
tussentaal blijft gebruiken. In dit scenario vergelijkt Geeraerts standaardtaal met een zondags
pak dat men wel zal aantrekken als de noodzaak zich voordoet maar waarin men zich
allesbehalve comfortabel voelt. Geeraerts beschouwt het gebruik van tussentaal met andere
woorden als een vorm van Vlaams provincialisme. Hij heeft nog steeds het idee dat
Vlamingen te kampen hebben met taalonzekerheid, een idee dat door De Caluwe werd
weerlegd door middel van de volgende stelling: “Het wijdverspreide gebruik van tussentaal is
geen uiting van „pleinvrees‟ maar van een toegenomen Vlaams zelfbewustzijn” (De Caluwe
2002: 62). Terwijl Vlamingen dus ten tijde van de ABN-acties nog volgzaam en braaf alle
variatievijandige normen in de zin van „zeg niet x maar y‟ ondergingen, komt daar vandaag
steeds meer verandering in: ze willen de mogelijkheid hebben om van de standaardtaal ook
hun eigen taal te maken door de standaardtaal te „kleuren‟ door middel van typisch Vlaamse
woorden en uitdrukkingen. Er is daarbij wel één belangrijke voorwaarde: “ze mogen de
coherentie van het gehanteerde register niet doorbreken” (De Caluwe 2002: 64).
18
1.2.2 Positieve oordelen
En met de Caluwe zijn we aanbeland bij de eerder positieve evaluaties omtrent tussentaal, die
hij niet beschouwt als een bedreiging voor het voortbestaan en de kwaliteit van de
standaardtaal in Vlaanderen. Dat heeft hij duidelijk willen maken aan de hand van een aantal
stellingen omtrent het verschijnsel tussentaal (De Caluwe 2002: 57-67).
Zo beklemtoont hij ten eerste de natuurlijkheid van het fenomeen in tegenstelling tot
het artificiële karakter dat vele tegenstanders naar voren schuiven: het houdt namelijk steek
dat wanneer mensen zich niet meer kunnen of willen uitdrukken in het Standaardnederlands
en tezelfdertijd ook het dialect laten voor wat het is, er een soort mengvorm ontstaat die wordt
gevormd op basis van ingrediënten van zowel de standaardtaal als het dialect. Hieruit kunnen
we trouwens afleiden dat er niet zoiets bestaat als de tussentaal; het is een variëteit die
verschilt van persoon tot persoon en van streek tot streek.
De Caluwe merkt bovendien ook op dat “tussentaal beantwoordt aan een reële
behoefte in Vlaanderen” (De Caluwe 2002: 60). Aan de ene kant zijn er natuurlijk wel
mensen die tussentaal uit een soort onvermogen produceren: zij wensen standaardtaal te
spreken maar als gevolg van de imperfectie daarvan praten ze in feite tussentaal. Aan de
andere kant zijn er echter ook mensen die moedwillig opteren voor deze variëteit van het
Nederlands in informele situaties aangezien ze liever afstand nemen van het dialect of
regiolect. In dat geval ervaren ze tussentaal als een compensatie voor het minder
wijdverspreide dialect.
Verder constateert De Caluwe dat “veel Vlamingen een gereserveerde houding hebben
t.a.v. het Standaardnederlands omdat ze er nooit iets van zichzelf in hebben kunnen leggen”
(De Caluwe 2002: 61). Toen indertijd de Vlamingen zich onder druk van de
taalbeleidsmakers moesten aansluiten bij de Noordnederlandse norm, beleefden ze dat
inderdaad als de overname van een als het ware vreemde taal. Ze mochten werkelijk niets
inbrengen van hun eigen taaleigenheid, in casu het Belgisch Nederlands. Het logische gevolg
was dat ze uiteraard geen enkel gevoel van affiniteit koesterden ten opzichte van het
Standaardnederlands; laat staan dat ze het in informele gesprekken zouden hanteren. De
Caluwe beargumenteert echter dat het Belgisch Nederlands ook goed Nederlands is, je mag
het alleen onder geen beding altijd en overal gebruiken. Zo komen sommige woorden alleen
in België voor en dan nog moet men zich ervan bewust zijn dat het ene woord enkel door een
bepaalde groep en het andere uitsluitend in een bepaald register wordt aangewend. De Caluwe
zegt daarover het volgende: “Voor het gebruik van Belgisch Nederlandse woorden gelden dus
19
dezelfde principes als voor alle andere woorden in het Nederlands: kies ze zo dat hoorder of
lezer ze kunnen begrijpen, en waak erover dat ze qua stijl niet uit de toon vallen”
(http://www.destandaard.be; 18/03/2000).
Ondanks het feit dat steeds meer mensen gebruik maken van tussentaal, constateert De
Caluwe dat “Vlamingen het belang en de waarde van een goede beheersing van de
standaardtaal erkennen” (De Caluwe 2002: 62). Voornamelijk in formele omstandigheden
ondervindt de Vlaming dat een degelijke beheersing van het Standaardnederlands
onontbeerlijk is om geloofwaardig over te komen en bijgevolg rekenen ze er ook op dat men
in formele situaties Standaardnederlands spreekt. In dezelfde context kunnen we hier opnieuw
het enorme gewicht van de media aanhalen die, zoals we reeds eerder vermeldden, “de
taakverdeling weerspiegelen tussen standaardtaal en tussentaal” (De Caluwe 2002: 63). In het
Taalcharter van de VRT (Hendrickx 1998) lezen we bijvoorbeeld het volgende: “Ook de
omroep moet in zijn taalgebruik rekening houden met de taalrealiteit. Het publiek verwacht in
een bepaalde situatie -en dus ook in een bepaald programma- een bepaalde soort taal. Wie
daarvan afwijkt, veroorzaakt ergernis”. Concreet uit zich dat in het feit dat men in alle
programma‟s waarin de taal slechts een onpartijdig instrument is om te berichten over
bepaalde onderwerpen, er standaardtaal wordt gesproken. Uiteraard zijn er ook programma‟s
die puur amusement tot doel hebben en geen informatieve boodschap willen overdragen aan
de kijker en luisteraar: daarin is het gebruik van tussentaal en dialect niet uitzonderlijk en
worden die variëteiten integendeel gebruikt om zo getrouw mogelijk en overeenkomstig met
de werkelijkheid over te komen. De Caluwe leidt daaruit af dat Vlamingen worden bevestigd
in hun intuïties omtrent tussentaal en standaardtaal: tussentaal kan én mag gebruikt worden in
informele situaties maar in meer formele communicatieve omstandigheden dient men de
voorkeur te geven aan het Standaardnederlands. Vlamingen voelen zichzelf met andere
woorden geen tegenstanders van de standaardtaal en zijn er zich maar al te goed van bewust
dat net door het bestaan van het Standaardnederlands men het hele continuüm aan variëteiten
kan bespelen. Daarom vestigt De Caluwe er ook de aandacht op dat men pas een gevoel voor
stijl en register kan ontwikkelen als men een gedegen kennis van de geschreven en gesproken
standaardtaal heeft (De Caluwe 2002: 64). In het onderwijs mag men zich dus niet tot taak
stellen alle afwijkingen van de standaardtalige norm af te straffen maar moet er ook
waardering bestaan voor eventuele variaties in het taalgebruik van de leerlingen.
We kunnen er derhalve niet omheen: tussentaal is alomtegenwoordig en zal ook
blijven bestaan. Het heeft geen zin om zich daar tegen te verzetten. Wat wel een haalbaar en
realistisch doel is, is de kloof tussen standaardtaal en tussentaal trachten te verkleinen aan de
20
hand van een betere beheersing van de standaardtaal. De Caluwe deduceert uit al het
voorgaande het volgende toekomstbeeld:
“Een beetje vereenvoudigd zal de taalontwikkeling in Vlaanderen zich
dus afspelen in het spanningsveld tussen standaardtaal en tussentaal.
Omdat tussentaal en standaardtaal allebei geschikt zijn en gebruikt
worden voor de bovenregionale communicatie, en het verschil er een
is van (in)formaliteit, zullen er in Vlaanderen evenzoveel soorten
Nederlands te horen zijn als er soorten van (in)formaliteit bestaan, het
ene wat tussentaliger gekleurd dan het andere. De kloof tussen
standaardtaal en tussentaal zal m.a.w. verkleinen, en er zal een
continuüm groeien waarbij de informelere variëteiten van het
Standaardnederlands in Vlaanderen naadloos zullen overgaan in wat
nu nog tussentaal wordt genoemd” (De Caluwe 2002: 65-66).
De Caluwe weert met andere woorden het negativisme, erop wijzend dat Vlamingen in
formele situaties nog steeds het Algemeen Nederlands als ultieme norm aannemen. Meer
zelfs: “in de formele registers blijft de taaleenheid tussen Nederland en Vlaanderen groot” (De
Caluwe 2002: 66). Door de wederzijdse beïnvloeding tussen standaard- en tussentaal zal de
kwaliteit van de standaardtaal niet worden aangetast, niettegenstaande het feit dat de mensen
die zich aan de negatieve pool bevinden omtrent het gebruik van tussentaal het omgekeerde
veronderstellen (Doornaert, Van Istendael, Goossens, Geeraerts, Taeldeman, enzovoort).
Vlamingen beschouwen het Standaardnederlands echter nog steeds als een middel waarmee
ze kunnen uitblinken in formele omstandigheden. Ten gevolge van die situationele
onderscheiding zullen ze ook kunnen uitmunten ten opzichte van diegenen die in
gelijkaardige formele omstandigheden het Standaardnederlands in mindere mate of zelfs
helemaal niet machtig zijn. Samengevat beschikt de standaardtaal nog steeds over een zekere
mate van prestige, wat onmisbaar is voor het voortbestaan van een taal(variëteit).
Pol Cuvelier (2007: 39-58), Prof. Dr. aan de Universiteit Antwerpen en werkzaam bij
het departement taalkunde, wijst op het feit dat tussentaal in de meeste (negatieve)
beschouwingen wordt gekoppeld aan autoriteit, competentie en solidariteit met andere
sprekers. Meer zelfs: men is ervan overtuigd dat tussentaal langzamerhand standaardtaal zal
verdringen. Om dat te controleren deed hij een onderzoek in Antwerpen waarbij jonge
proefpersonen (in casu jonge moedertaalsprekers en taalleerders) hun waardering moesten
uitdrukken ten opzichte van Standaardnederlands, tussentaal en dialect in verschillende
situaties.
Op het vlak van macht en status scoorde standaardtaal echter het hoogst, in
tegenstelling tot tussentaal en dialect die hoegenaamd niet werden geassocieerd met enige
21
vorm van autoriteit. “Dit betekent dus dat er voor jongeren in Antwerpen op dit ogenblik nog
steeds in hoge mate een diglossische situatie bestaat: voor functies die geassocieerd worden
met macht is Standaardnederlands de meest geschikte variëteit. Tussentaal wordt op dit
ogenblik zeker nog niet beschouwd als een alternatief voor Standaardnederlands in gevallen
waar macht wordt uitgedrukt” (Cuvelier 2007: 54).
Op de dimensie competentie waren de resultaten vergelijkbaar met het onderdeel
macht: ook hier scoorde Standaardnederlands het hoogst. Tussentaal en dialect daarentegen
werden zo goed als nooit gekoppeld aan competentie. Opnieuw hebben we dus te maken met
een tweedeling zoals ook het geval was bij de component macht.
Op de dimensie solidariteit ten slotte worden tussentaal en dialect meer geapprecieerd
dan standaardtaal. Als we dat in verband brengen met de factor irritatie, worden voornamelijk
Standaardnederlands en dialect als ergerlijk beschouwd en neemt tussentaal een soort
middenpositie in. “Tussentaal zou dus best wel eens „de variëteit van de minste weerstand‟
kunnen zijn geworden” (Cuvelier 2007: 55).
Hieruit concludeert Cuvelier het volgende:
“De „nieuwe‟ variëteit tussentaal heeft een interactionele functie die
vooral weinig gekleurd is. Daarmee wordt de verwachting bevestigd
dat tussentaal in Antwerpen beschouwd wordt als een variëteit die
weinig weerstand zal oproepen. De keuze voor tussentaal stoort het
solidariteitsgevoel niet. Misschien is dat net de toekomst voor
tussentaal: het is de variëteit die geen verdere keuzes uitdrukt en
nauwelijks weerstand oproept. Standaardnederlands daarentegen is
irritant (voor het gewone taalgebruik), en merkwaardig genoeg, is
dialect dat ook (geworden)” (Cuvelier 2007: 56).
Ook Prof. Dr. Roland Willemyns (2007: 23-34), hoogleraar Nederlandse taalkunde aan de
Vrije Universiteit Brussel, behoort tot de nieuwe generatie linguïsten die het fenomeen
tussentaal niet perse negatief beoordelen. Hij heeft onder andere het feit benadrukt dat
Vlamingen in het algemeen niet alleen ontstemd zijn over de opkomst van tussentaal maar
ook kwaad zijn op diegenen die deze veranderingen vaststellen en er licht op werpen (in casu:
de linguïsten en sociolinguïsten). “Wanneer Vlamingen een tussentaal gebruiken, dan is dat
niet de schuld van de sociolinguïsten (die een tendens beschrijven en analyseren), maar wel
een symptoom van een specifieke talige context als bijvoorbeeld dialectverlies” (2007: 32).
Hij verwijst ook naar de roep van de oudere generatie taalkundigen om van hogerhand
in te grijpen: daarmee doelen ze in de eerste plaats op de leraren Nederlands die de
zogenaamde „taalverloedering‟ dienen te bestrijden. Zij moeten ervoor zorgen dat leerlingen
22
ten eerste beter Standaardnederlands leren praten en ten tweede die variëteit regelmatiger en
in meer situaties gebruiken. Maar, meent Willemyns, de vraag blijkt natuurlijk of die leraren
daar wel toe in staat zijn en hoe ze er zelf tegen aankijken.
De eerder aangehaalde Jürgen Jaspers wijst erop dat de keuze van vele beleidsmakers
voor het Algemeen Nederlands als garantie voor gelijke kansen en emancipatie niet toevallig
is. In het licht van de Vlaamse taalstrijd heeft men namelijk geijverd voor zowel de
eentaligheid als de standaardtaligheid van Vlaanderen. Dat proces leverde ook zijn vruchten
af als we vandaag de positie van Nederlandstaligen in België bekijken. Bovendien is het
Algemeen Nederlands ook algemeen verspreid en aanvaard als standaardtaal in België. Maar:
er is ook de keerzijde van de medaille, aldus Jaspers. Alles wat niet aan het ideaalbeeld (en
dus Standaardnederlands) beantwoordt, wordt vijandig en stigmatiserend behandeld. “Het
blijft voor velen een steen des aanstoots dat veel Vlamingen in informele contexten liever iets
anders dan AN spreken, „nog altijd‟ bepaalde gallicismen gebruiken, hun onzuivere uitspraak
„nog steeds niet‟ zijn verleerd, „uit gemakzucht‟ dialect of tussentaal blijven spreken, etc”
(2008).
23
2 Sociolinguïstiek of de relatie tussen taal
en samenleving
angezien communicatie met andere personen een elementaire menselijke behoefte
is, is er bijna niemand in onze maatschappij die volledig afgezonderd leeft.
Iedereen wil een boodschap overbrengen, wil iemand zien en ook praten. De
sociolinguïstiek is dan ook het vakgebied bij uitstek waarin taal -in al haar vormen- wordt
bestudeerd als een vorm van sociaal gedrag. Aan de hand van Inleiding in de sociolinguïstiek
van Boves en Gerritsen (1995) wil ik de -voor dit onderzoek- meest relevante theorieën en
onderwerpen uit de sociolinguïstiek bespreken. Een volledig overzicht van het ontstaan van
het vak en de belangrijkste methoden van onderzoek zou ons namelijk net iets te ver leiden. In
de analyse van het taalgebruik van de onderzoekspersonen kunnen we vervolgens nagaan of
er enige sprake is van de besproken theorieën (zie 5.1).
2.1 Aanzet: Bernstein versus Labov
Desalniettemin zou ik willen beginnen met de zogenaamde „vader‟ van de sociolinguïstiek:
William Labov. Met zijn differentie-hypothese reageerde hij tegen de deficiet-opvatting van
de Britse socioloog Basil Bernstein. Die laatste ontwikkelde enkele belangrijke ideeën over de
relatie tussen taal en sociale klasse. In zijn deficiet-hypothese ging hij meer bepaald nader in
op de samenhang tussen codes en sociale klassen: zo maakte hij een onderscheid tussen
restricted of beperkte code enerzijds en elaborated of uitgebreide code anderzijds. Tot dat
onderscheid kwam hij op basis van het criterium lexicale en syntactische voorspelbaarheid:
“de kans om na een gegeven woord het volgende woord te voorspellen en de kans het
voorkomen van een bepaalde syntactische constructie te voorspellen”. In de restricted code is
die voorspelbaarheid groot, in de elaborated code is ze logischerwijze klein. Deze twee codes
kunnen op drie wijzen gedefinieerd worden: taalkundig, psychologisch en sociologisch.
Taalkundig gezien kan men restricted code vergelijken met public speech en
elaborated code met formal speech: die verschillende wijzen van spreken verwijzen naar de
verschillende sociale klassen. De taal van de lagere klasse, de public speech, kenmerkt zich
door implicietheid: men heeft de context en situatie nodig om een expressie te kunnen
interpreteren. De taal van de hogere klasse, de formal speech, wordt dan weer
gekarakteriseerd door explicietheid: men kan zonder enige voorkennis van contextuele en
A
24
situationele aard een uiting begrijpen. Ter verduidelijking: de zin zou je alsjeblieft de radio
ietsje zachter willen zetten? behoort tot formal speech; de uitroep zachter! wordt dan weer
veeleer gebruikt in public speech. Gezien de achtergrond van onze achttien
onderzoekspersonen en de context van een televisieprogramma hebben wij hier over het
algemeen te maken met formal speech.
Psychologisch gezien is er bij restricted code sprake van een beperkte morgelijkheid
tot verbale planning of zorgvuldig taalgebruik en bij elaborated code van een grotere
mogelijkheid tot verbale planning. Zoals verder ook uiteen zal worden gezet (zie 3.1.2),
zullen deelnemers aan een debat zich in de mate van de mogelijkheid trachten voor te
bereiden. Niet alleen op het inhoudelijke maar ook op het taalkundige en stilistische vlak doen
ze aan verbale planning. Ze maken dus gebruik van een elaborated code.
Sociologisch gezien kan men restricted code als groepstaal beschouwen: de
taalvariëteit van een aantal gelijkgestemden waarin veel impliciet kan blijven binnen de groep
maar dat door mensen buiten de groep niet makkelijk te begrijpen valt. Elaborated code is
omgekeerd het equivalent van universeel taalgebruik: alles wordt expliciet vermeld en kan
ook door mensen buiten de groep zonder meer begrepen worden. Ook sociaal gezien behoort
het hier onderzochte taalgebruik tot de elaborated code: voornamelijk politici bijvoorbeeld
willen een zo breed mogelijk publiek aanspreken. Mensen die dus minder vertrouwd zijn met
de politiek moeten hun boodschap ook begrijpen.
Op basis van het verschil tussen die twee codes kwam Bernstein vervolgens tot zijn
deficiet-hypothese: kinderen uit de midden- en hogere klasse spreken niet alleen van huis uit
de uitgebreide code maar worden op school ook nog eens gestimuleerd in hun kennis van die
code. Kinderen uit de lagere sociale klasse daarentegen kennen alleen de beperkte code van
thuis uit en worden op school geconfronteerd met een andere, hen onbekende code. Daaruit
volgt volgens hem het feit dat kinderen uit de lagere sociale klasse een minder geslaagde
schoolloopbaan doorlopen dan kinderen uit de midden- en hogere klasse. Ten eerste is hun
schooltaal anders dan hun thuistaal en ten tweede beheersen ze enkel de beperkte code
waardoor ze niet goed capabel zijn om de wereld rondom hen in te schatten en hun eigen
situatie te overpeinzen.
Labov was de eerste taalkundige die het -nog vrij minieme- inzicht in taalvariatie
trachtte te verdiepen, onder andere door de zopas uiteengezette deficiet-hypothese op
beslissende wijze aan te vechten. Hij was van mening dat een taalkundige de samenleving
verplicht was om de ongegronde taalkundige grondbeginselen van die deficiet-hypothese te
ontwrichten, met name: „de taal van de lagere sociale klasse is gebrekig‟ en „er is een relatie
25
tussen iemand zijn taalgebruik en zijn logisch denkvermogen‟. Op die twee stellingen ga ik nu
kort in:
Ten eerste meent Labov dat het zogenaamde gebrekkige taalgebruik van de lagere
sociale klasse niet het werkelijke taalgebruik weergeeft. Uit onderzoek in het licht van de
deficiet-hypothese was bijvoorbeeld gebleken dat kinderen uit de lagere klasse enkel
eenlettergrepige woorden konden uiten. In werkelijkheid echter was het taalgebruik van de
kinderen aangepast aan de situatie waarin ze zich op dat moment bevonden. Men spreekt van
een asymmetrische situatie in die zin dat het kind zich oncomfortabel en zelfs nietig voelde
ten op zichte van de interviewer in kwestie. Aangezien de kinderen meenden dat alles wat ze
zeiden tegen hen kon worden gebruikt, ontwikkelden ze aantal methoden om zo goed als niets
te hoeven zeggen en concreet uitte zich dat in eenlettergrepige woorden. Wanneer die
kinderen echter geïnterviewd werden in een minder ongemakkelijke situatie bleken ze ook
meerlettergrepige woorden te kunnen uiten. Dat gaat ook op voor ons onderzoek: wanneer de
sprekers zich relatief op hun gemak voelen, komen ze veel vlotter over. Het spreken gaat
vanzelf. Wanneer ze zich omgekeerd in een minder comfortabele situatie bevinden
(bijvoorbeeld ten gevolge van een vervelende vraag), wordt hun taalgebruik gekenmerkt door
onderbrekingen, aarzelingen en minder „overdonderende‟ woordenschat.
Ten tweede houdt de deficiet-hypothese ook in dat als men niet standaardtalig praat,
men niet logisch zou kunnen denken. Dat idee wordt op twee punten uiteengezet: ten eerste
veronderstelt de deficiet-hypothese dat een aantal constructies, zoals de dubbele ontkenning,
onlogisch zijn. Maar dat is een onjuist uitgangspunt: er zijn namelijk veel standaardtalen
waarin enkel en alleen de dubbele ontkenning grammaticaal is, denk maar aan het Frans: je ne
vais pas à l’école. Ten tweede gaat de deficiet-hypothese ervan uit dat degenen die tot de
lagere sociale klasse behoren niet in staat zijn om hun gedachten logisch te ordenen door hun
zogenaamde gebrekkigheid van de taal. Ook met die stelling gaat Labov niet akkoord en dat
trachtte hij aan te tonen aan de hand van het volgende interview met een zwarte jongen
(Boves en Gerritsen 1995: 119-120):
Interviewer: Wat gebeurt er met je na je dood? Heb je enig idee?
Larry: Jazeker.
Interviewer: Wat dan?
Larry: Nadat ze je in de grond gestopt hebben, verandert je lichaam
in … eh … botten en vuiligheid.
Interviewer: Wat gebeurt er met je ziel?
Larry: Je ziel, zodra je sterft, verlaat je ziel je.
Interviewer: En waar gaat je ziel naartoe?
Larry: Wel, dat hangt er helemaal van af.
26
Interviewer: Waarvan?
Larry: Weet je, sommige mensen zeggen als je goed bent en dat soort
onzin, dan gaat je ziel naar de hemel … en als je slecht bent, gaat je
ziel naar de hel. Nonsens! Je ziel gaat toch naar de hel, of je nu goed
bent of slecht.
Interviewer: Waarom?
Larry: Waarom? Dat zal ik je eens haarfijn uitleggen. Omdat niemand
eigenlijk weet dat er een god is, begrijp je, omdat, kijk, ik heb zwarte
goden gezien, roze goden, blanke goden, goden in allerlei kleuren, en
niemand weet eigenlijk of er echt een god is. En als ze zeggen: als je
goed bent, ga je naar de hemel, dan is dat nonsens, want je gaat niet
naar de hemel, omdat er geen hemel is waar je naar toe kunt gaan.
In dit fragment tracht Larry een reeks onderling samenhangende
stellingen te ontkennen:
A. Als je goed bent, B. dan gaat je ziel naar de hemel.
-A. Als je slecht bent, C. dan gaat je ziel naar de hel.
Larry ontkent B en beweert dat als A of -A dan C. Zijn logisch correct
betoog kan als volgt worden geschetst:
1) Iedereen heeft een ander idee over hoe God is.
2) Daarom weet niemand werkelijk dat God bestaat.
3) Als er een hemel is, werd die door God gemaakt.
4) Als God niet bestaat, kan hij geen hemel hebben gemaakt.
5) Daarom bestaat de hemel niet.
6) Je kunt niet naar iets toe gaan dat niet bestaat.
-B) Daarom kun je niet naar de hemel gaan.
C) Daarom ga je naar de hel.
Hieruit volgde de differentie-hypothese van Labov: ondanks de grote verscheidenheid die er
bestaat in talen én taalvariëteiten zijn ze stuk voor stuk gelijkwaardig aan elkaar als middel tot
communicatie. Labov concludeert hier dan ook uit dat het niet noodzakelijk is om andere
talen en taalvariëteiten te leren dan die welke men thuis aanleert aangezien ze in principe
allemaal gelijk zijn aan elkaar. Meer zelfs: het leren van de variëteit(en) van de hogere sociale
klasse kan soms onvoordelig zijn. De complexiteit ervan, oordeelt Labov, zorgt voor
ondoeltreffendheid. Met andere woorden: waarom iets moeilijks zeggen wanneer het ook
makkelijk kan? Door een andere taalvariëteit aan te leren, bestaat bovendien de kans dat men
zijn eigen, unieke sociale identiteit en groepslidmaatschap kwijtraakt. Over het algemeen
appreciëren de meeste (gewone) mensen het ook wel als bijvoorbeeld politici klare taal
spreken. Ze dienen concrete keuzes voor te leggen en niet rond de pot te draaien. Ook
eerlijkheid en openhartigheid komen goed over, zelfs wanneer ze moeten verklaren dat ze iets
niet willen of dat iets niet mogelijk is. Maar met het oog op electoraal gewin blazen vele
27
politici al te hoog van de toren, terwijl ze maar al te goed beseffen dat ze hun voorstellen
nooit zullen kunnen waarmaken.
Met deze inleidende uiteenzetting heb ik duidelijk willen maken dat er reeds in de
beginjaren van de sociolinguïstiek een discrepantie bestond tussen substandaardtaalvariëteiten
en standaardtaal. Er bestond maar weinig nuance: je was ofwel voor standaardtaal ofwel tegen
en omgekeerd ofwel voor substandaardtaalvariëteiten ofwel tegen. In de zestiger jaren van de
twintigste eeuw werd met andere woorden de basis gelegd voor een discussie die ook vandaag
de dag nog steeds bestaat. Maar sociolinguïstiek houdt nog zoveel meer in dan dat: in de
volgende paragrafen gaan we dieper in op vier belangrijke onderzoeksgebieden in de
sociolinguïstiek, vertrekkende vanuit de basisstelling dat taal sociaal bepaald is:
seksegebonden taalverschillen, leeftijdgebonden taalverschillen, sociale en stilistische
taalverschillen en ten slotte communicatie en taalaccommodatie. Ter afsluiting gaan we ook
nog wat dieper in op regiogebonden taalverschillen, die in principe niet tot de sociolinguïstiek
worden gerekend.
2.2 Seksegebonden taalverschillen
Ook in de presociolinguïstische periode, meer bepaald in de periode voor 1963, werd er al
onderzoek gedaan naar verschillen in taalgebruik tussen mannen en vrouwen maar de
gehanteerde methodologie was allesbehalve wetenschappelijk onderbouwd en de observaties
waren maar al te vaak gekleurd door de -meestal- pejoratieve houding van de onderzoeker ten
opzichte van de vrouw. Pas na 1963, onder invloed van de tweede emancipatiegolf en de
opkomst van de sociolinguïstiek, ging men van start met onderzoek naar sekseverschillen in
taalgebruik. Het zijn dan ook deze gefundeerde observaties die ik hier zou willen beschrijven.
Ook in ons onderzoek hebben we te maken met de twee seksen: drie vrouwen en vijftien
mannen. Op het vlak van twee „gebieden‟ werden er opvallende verschillen vastgesteld tussen
mannen en vrouwen:
Een eerste terrein zijn gesprekken tussen mannen en vrouwen onderling. Een man zal
veel vaker een vrouw onderbreken en overlappen dan omgekeerd. Dat laatste houdt in dat hij,
terwijl de vrouw nog aan het praten is, tegelijkertijd ook al iets zal beginnen te zeggen.
Mannen zullen ook frequenter trager op de vragen van vrouwen antwoorden en bovendien
doen ze dat meestal op een minimale manier, bijvoorbeeld door middel van mmm. Wanneer
een man een gesprekonderwerp zal aanbrengen, zal daar doorgaans vaker op worden ingegaan
dan wanneer een vrouw met iets komt aanzetten. Vrouwen zullen in gesprekken veel vaker
28
dan mannen aantonen dat ze wel degelijk naar hun gesprekspartner luisteren en het bovendien
ook eens zijn met hem door het gebruik van allerlei korte toevoegingen als ja en hmmm en
velerlei non-verbaal gedrag als knikken en iemand recht in de ogen kijken. Vrouwen stellen
daarenboven meer vragen dan mannen. Al deze verschillen in interactionele strategieën
wijzen in feite op een verschillende opvatting over de opzet van een gesprek. Terwijl vrouwen
veeleer van mening zijn dat het gesprek op een aangename manier in stand moet worden
gehouden, willen mannen vooral hun eigen mening naar voren brengen en wensen zij in het
middelpunt van de belangstelling te staan. Verderop zal worden aangetoond dat globaal
genomen de mannen en vrouwen in dit onderzoek aan het zojuist beschreven patroon
beantwoorden (zie 5.7).
Een tweede terrein is de -al dan niet- aanpassing aan de standaardtaal. Maar daarvoor
moeten we wel eerst wijzen op het verschil tussen steden en het platteland.
Uit tal van onderzoeken is gebleken dat vrouwen in steden regelmatiger standaardtalige
vormen gebruiken dan mannen. Een standaardwerk wat dat gegeven betreft is het werk
Gender variation in Dutch van Brouwer (1989) waarin ze de resultaten weergeeft van haar
onderzoek naar het gebruik van Amsterdamse (dus non-standaard) en Standaardnederlandse
varianten door de lagere middenklasse in Amsterdam. Ze onderscheidde daarvoor drie stijlen,
met name spontaan spreken, voorlezen en woordenlijst. In die drie stijlen gebruikten de
mannelijke deelnemers consequent meer Amsterdamse (non-standaard) vormen in
vergelijking met de vrouwelijke deelnemers: vrouwen spraken de [e] en [o] meer als een
zuivere monoftong ] minder monoftong dan de
mannen.
Op het platteland constateerde men het omgekeerde: daar gebruiken de vrouwen meer
dialectische varianten in vergelijking met de mannen. Die constatering verdient wel enige
nuancering want door de stijgende verstedelijking en toename van het gebruik van vervoers-
en communicatiemiddelen is er sprake van een afname van het verschil tussen stad en
platteland. Meer zelfs: het is zelfs goed mogelijk dat de taalpatronen op het platteland en in de
stad identiek zullen worden. Dat is trouwens een mooi onderzoeksgebied voor in de toekomst.
Het is evident dat men in de loop van de geschiedenis naar verklaringen heeft gezocht
voor de vastgestelde sekseverschillen in taalgebruik en over het algemeen nam men twee
diametraal tegenovergestelde standpunten in: ofwel oordeelde men dat de verschillen van
nature aangeboren waren ofwel was men de mening toegedaan dat ze aangeleerd waren. Die
problematiek is ook wel bekend als de nature/nurture-controverse. Al vroeg in de
eenentwintigste eeuw zocht men een verklaring in de biologie maar pas de laatste jaren is men
29
op dit punt echt dieper beginnen te graven: tot voor kort bestond er namelijk nog vrij veel
verzet tegen die biologische verklaringen. Want indien sekseverschillen wel degelijk
biologisch bepaald zijn, wordt de waarschijnlijkheid dat de vrouw gelijkwaardig wordt aan de
man, steeds meer ondenkbaar. Vrouwen moeten zich echter afvragen of die zogenaamde
gelijkwaardigheid die velen onder hen nastreven effectief voordelig kan zijn voor hen en of ze
niet eerder voordeel kunnen trekken uit al de verschillen tussen man en vrouw. Bovendien is
het ook gezonder voor elke betrokken partij om te aanvaarden dat er nu eenmaal biologisch
bepaalde verschillen bestaan én zullen blijven bestaan in plaats van naarstig te blijven zoeken
naar sociaal-culturele factoren. Zoals eerder vermeld, begon men vanaf de jaren negentig van
de eenentwintigste eeuw de biologische verklaringen te aanvaarden. Dat was het gevolg van
meer ruimdenkendheid en verdraagzaamheid. Wel onderbouwd onderzoek toonde ook aan dat
er biologische sekseverschillen zijn die ten eerste sekseverschillen in het taalcentrum in de
hersenen en ten tweede sekseverschillen in de hormoonhuishouding tot gevolg kunnen
hebben. Uiteraard moeten we voortaan niet enkel nog oog hebben voor de eventuele
biologische factoren: ook sociaal-culturele verschillen zijn nog steeds aan de orde.
2.3 Leeftijdgebonden taalverschillen
Het onderzoek naar leeftijdverschillen in taalgebruik is om twee redenen interessant: het biedt
ons ten eerste inzicht in de taalkundige variatie in een bepaalde taalgemeenschap en ten
tweede leert het ons meer over de wijzigingen die een taal ondergaat. Op dit moment zijn er
drie verschillende methoden om taalverandering te onderzoeken:
1) reconstructie
2) de werkelijke-tijdmethode
3) de schijnbare-tijdmethode
Enkel de laatste werkwijze is voor ons onderzoek relevant maar niettemin wil ik de eerst twee
methoden ook even kort uit de doeken doen.
De interne reconstructie wordt vooral gebruikt als er voor een bepaalde taal weinig of
geen gegevens beschikbaar zijn van verwante talen, of als er geen verwante talen (meer)
bestaan en die werkwijze kan als volgt gedefinieerd worden: “a procedure for inferring part of
the history of a language from material available for a synchronic desciption of the language,
and from that alone” (Chafe 1959). In interne reconstructie kijkt de historisch taalkundige
naar de paradigmatische allomorfen, dit zijn de verschillende vormen van een bepaald
30
morfeem, in de onderzochte taal. De interne reconstructie gaat er namelijk vanuit dat het
voorkomen van die paradigmatische allomorfen niet oorspronkelijk is en dat dit het resultaat
is van historische ontwikkelingen.
De werkelijke-tijdmethode of het onderzoek naar taalverandering in de werkelijke tijd
(real time in het Engels) grijpt plaats op basis van materiaal uit diverse perioden van een taal
en kan op twee verschillende manieren worden uitgevoerd: volgens de panel- of volgens de
trendmethode:
Bij de panelmethode ondergaat het taalgebruik van een bepaalde groep mensen op
verschillende tijdstippen een vergelijking. Zo kan men bijvoorbeeld een groep twintigjarigen
in 2009 en vervolgens in 2059 interviewen, wanneer diezelfde groep dus de zeventigjarige
leeftijd heeft bereikt. Uit de verschillen tussen de leeftijdsgroepen deduceert men vervolgens
veranderingen, maar daar kan men evenwel vraagtekens bij plaatsen: doordat de gegevens op
verschillende perioden en bijgevolg vaak ook op verschillende wijze werden verzameld, zijn
die gegevens niet makkelijk vergelijkbaar. Daartegen heeft onder andere het schijnbare-
tijdonderzoek gereageerd.
Bij de trendmethode gaat men op dezelfde wijze taalgebruik selecteren en op
verschillende tijdstippen met elkaar vergelijken. Zo selecteert men bijvoorbeeld willekeurig
krantentaal uit De Standaard en De Morgen van 1999 en van 2009. Uit de vastgestelde
verschillen leidt men vervolgens veranderingen af. In de werkelijke-tijd methode gaat men
meestal te werk volgens de trendmethode. Een groot probleem echter is dat het taalmateriaal
zelden volledig willekeurig wordt uitgekozen.
Belangrijk voor dit onderzoek ten slotte zijn de methodes en inzichten van het
schijnbare-tijdonderzoek (apparent time): daarbij tracht men inzichten in veranderingen te
krijgen door de variatie die in een bepaald taalstadium (in dit onderzoek de periode 1999-
2000) te bestuderen. In de praktijk zal men een aantal leeftijdsgroepen in één
taalgemeenschap op een bepaald ogenblik bevragen. Zo zou men bijvoorbeeld in 2009 een
grootschalig onderzoek kunnen doen naar het taalgebruik van 20-, 45- en 70-jarigen uit
dezelfde sociale klasse in Gent. De waargenomen verschillen tussen de leeftijdsgroepen vat
men vervolgens op als veranderingen, waarbij men er ook van uitgaat dat het taalgebruik na
het twintigste levensjaar van een participant niet meer verandert. Die aanname moet echter
genuanceerd worden aangezien er wel degelijk aanwijzingen bestaan die bevestigen dat ons
taalgebruik ook na het twintigste levensjaar kan evolueren. Zo vermelden Boves en Gerritsen
(1995) dat uit verscheidene onderzoeken in Nederland en Duitsland is gebleken dat tussen het
twintigste en vijfenveertigste levensjaar het gebruik van dialectvarianten afneemt. Dat wordt
31
geweten aan twee zaken. Ten eerste hebben de meeste volwassenen in deze periode kinderen
die ze een mooi vooruitzicht willen bieden. En steeds meer mensen zijn de mening toegedaan
dat dat pas mogelijk is als hun kinderen standaardtalig worden opgevoed en zich bijgevolg
ook standaardtalig kunnen uitdrukken in het leven van alledag. Een tweede stimulerende
factor is de zoektocht naar een vaste baan die meestal in die levensjaren wordt aangevat. De
meesten geloven dat een goede kennis van de standaardtaal een onontbeerlijk hulpmiddel is
tijdens die zoektocht:
Het gestileerde normale leeftijdpatroon bij dialect- en
standaard-taalvarianten
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70
leeftijd
dia
lect
In de grafiek zien we vervolgens dat er weer sprake is van een toename van het gebruik van
dialectische varianten na het vijfenveertigste levensjaar ten gevolge van drie factoren:
1) De meeste werkzoekenden van indertijd beschikken nu over een vaste job en
sommigen onder hen hebben zelfs carrière gemaakt: een al dan niet goede beheersing
van de standaardtaal maakt dus niet veel meer uit.
2) De eventuele kinderen verlaten rond deze periode vaak het ouderlijke huis; voor hen
moet men in principe dus ook geen standaardtaal meer spreken.
3) Ten slotte krijgen mensen hun kenniskringen een kleinere omvang: men verlaat zich
weer op de dichtere -vooral familiale- kring en dat uit zich vaak in een toename van
het dialectisch taalgebruik.
32
De in de grafiek weergegeven schommelingen in het taalgebruik op het vlak van dialect en
standaardtaal worden age grading of normaal leeftijdspatroon genoemd (Boves en Gerritsen
1995: 253). Het heeft enige tijd in beslag genomen vooraleer taalkundigen beseften dat de
verschillen in het gebruik van verschillende leeftijdsgroepen niet op taalverandering duidden.
Een voorbeeld van een dergelijke misvatting is bijvoorbeeld de redenering dat aangezien veel
jongeren tussentalig en dialectisch uit de hoek kunnen komen, ze ook in de toekomst
tussentaal zullen spreken. Maar dat is niet correct.
Door de gelimiteerde tijd en de vrij beperkte omvang van het materiaal konden wij uiteraard
geen grote groep(en) onderzoeken. Het doel was vooral zoveel mogelijk sprekers met een
verschillend talig, sociaal en regionaal profiel te onderzoeken. Maar op het vlak van de
leeftijd gaan we wel in grote lijnen uit van de zonet beschreven methode.
Ten slotte zou ik hier nog iets dieper willen ingaan op het feit dat voor veel mensen
taalverandering gelijk staat aan taalverloedering. Reeds vanaf het einde van de zestiende eeuw
regende het klachten over de achteruitgang van de Nederlandse -maar ook andere West-
Europese- talen. Het idee achter die kritieken was altijd hetzelfde: vroeger was alles beter. In
de zestiende en zeventiende eeuw bijvoorbeeld wou men het Nederlands vanuit een zeker
Renaissancistisch ideaal op het Latijn doen gelijken en herintroduceerde men een systeem van
naamvallen.
Het is echter gebleken dat vele elementen van de taal waarvan men denkt dat ze in de
slechte zin aan het veranderen zijn, hoegenaamd niet veranderd of aan het veranderen zijn.
Het is eenvoudigweg eigen aan de mens om vanuit een zekere melancholie met heimwee
terug te denken aan het verleden waarin alles „zoveel beter was‟: niet alleen de taal, maar ook
het weer en zelfs de mensen… Maar als je terugduikt in dat verleden zie je in feite dat er reeds
eeuwen lang over dezelfde elementen wordt geklaagd: “discongruentie tussen onderwerp en
persoonsvorm, verkeerd gebruik van hen en hun, groter als/dan, verkeerd gebruik van
naamvallen” (Boves en Gerritsen 1995: 273). Die aspecten kwamen dus ook al in verleden
voor.
Ook de zogenaamde verengelsing van het Nederlands kan aan de taalverandering
worden gekoppeld. Het is ontegensprekelijk waar dat het Nederlands met vele nieuwe
Engelse woorden wordt verrijkt; voornamelijk in de wetenschappelijke, technologische en
bedrijfswereld. Nieuwe voorwerpen of activiteiten worden met Engelse termen benoemd:
denk maar aan computer en deleten bijvoorbeeld. Mensen durven echter wel eens te vergeten
dat vele dagdagelijkse, naar hun mening „oerdegelijke Nederlandse‟ woorden zoals zolder,
33
kelder, kaas, muur en straat ook uit andere talen werden overgenomen: het Frans en het
Latijn. Alleen ziet niemand dat nu nog…
2.4 Sociale en stilistische taalverschillen
In deze paragraaf behandelen we in feite twee deelaspecten van de vraag wie spreekt wanneer
hoe tegen wie?, een vraag die wordt beschouwd als een kernachtige samenvatting van het
doel van de sociolinguïstiek. Bij de sociale variatie gaan we dieper in op het wie: taal speelt
namelijk een essentiële rol in het verloop van sociale categorisatie. Bij elke sociale klasse of
maatschappelijke positie hoort een ander taalgebruik. Bij de stilistische variatie richten we
ons op het hoe van de vraag: binnen één en dezelfde sociale klasse en zelfs bij één en dezelfde
spreker is er steeds sprake van taalvariatie naargelang van de situatie waarin we ons bevinden.
Het geheel van die situaties kunnen we trouwens classificeren op een continuüm van formeel
naar informeel. Ten slotte vragen we ons ook nog af of er enig verband kan worden
vastgesteld tussen sociale en stilistische variatie.
2.4.1 Sociale variatie
Wanneer we ons bijvoorbeeld afvragen welke sociale elementen bepalen of iemand al dan niet
een dialectische uitspraak vertoont, kunnen we deze fonologisch bepaalde vraag ook
werkelijk onderzoeken. Dat is ook gebeurd en daaruit is gebleken dat er een directe correlatie
bestaat tussen het spreken van dialect enerzijds en de professie en het opleidingsniveau van de
moeder en vader anderzijds. Over het algemeen is er sprake van een afname van het dialect
naarmate het beroeps- en opleidingsniveau toeneemt; omgekeerd spreken kinderen meer
dialect wanneer de ouders een lager beroeps- en opleidingsniveau hebben. Wij beschikken
echter niet over gegevens over de opleiding en het beroep van de ouders van de
onderzoekspersonen. Logischerwijze zullen we daar dan ook niet verder op ingaan.
Dit alles wil echter niet betekenen dat er in de hogere sociale klassen hoegenaamd
geen dialect zou worden gesproken. Integendeel: vandaag de dag is er zelfs een heuse revival
van de dialecten aan de gang: heemkundekringen, dialectverenigingen, dialectwoordenboeken
en streektaalzangers en -zangeressen zoals Filip Kowlier (West-Vlaanderen) en De Fixkes
(Antwerpen) bevestigen dat fenomeen.
Men moet echter in het oog houden dat er in deze verschillende sociale klassen niet
om dezelfde redenen dialect wordt gesproken. In de lagere sociale milieus spreekt men vaak
34
dialect omdat men gewoonweg niet anders kan. Wanneer die laatsten dus terechtkomen in een
situatie die wel degelijk standaardtaal vraagt, zullen ze zich verplicht voelen om zich ook daar
van hun plaatselijk dialect te bedienen. Mensen uit de lagere sociale klasse kunnen op die
manier benadeeld worden in allerlei situaties. Mensen die afkomstig zijn uit de hogere sociale
klasse daarentegen en die zich bijgevolg -vrijwel altijd- foutloos weten uit te drukken in de
Nederlandse Standaardtaal, maken enkel en alleen gebruik van het dialect wanneer ze aan
anderen duidelijk willen maken fier te zijn op hun geboortestreek en solidair te zijn met hun
bewoners. Of ze het voorgaande ook werkelijk ambiëren is natuurlijk een andere vraag…
De Amerikaanse taalkundige William Labov voerde baanbrekend onderzoek uit op het
vlak van uitspraak en het eventuele verband met sociale klasse en die resultaten kunnen
worden teruggevonden in zijn enorm invloedrijke werk The social stratification of English in
New York City (1966). Een klassiek voorbeeld van hem is het onderzoek naar het wel of niet
uitspreken van een postvocalische /r/ in drie verschillende klassen in New York. Om met die
drie klassen in aanraking te komen trok hij naar drie verschillende warenhuizen waar door de
band genomen mensen uit verschillende sociale klassen hun boodschappen doen. Saks wordt
voornamelijk bezocht door de upper middle class, Macy’s trekt voornamelijk de middle class
aan en Klein’s wordt vooral bezocht door de working class. Ervan uitgaand dat het personeel
in de warenhuizen zijn taalgebruik aanpast aan het -vermoedelijke- sociale profiel van zijn
cliënteel, onderzocht Labov niet het taalgebruik van de klanten maar van de werknemers.
Labovs hypothese was dat de /r/ vaker zou worden uitgesproken door de hogere klasse in
vergelijking met de lagere klasse telkens wanneer hij zou vragen op welke verdieping of floor
hij een welbepaald product kon vinden. Aangezien Labov reeds op voorhand wist dat het
antwoord fourth floor zou luiden, kon hij nu nagaan of de verschillende varianten van de /r/ al
dan niet sociaal gestratificeerd zijn. Zijn hypothese werd ook bevestigd als men de volgende
resultaten vergelijkt:
Saks: 62% /r/-insertie
Macy’s: 51% /r/-insertie
Klein’s: 20% /r/-insertie
Hoe omvangrijk het sociolinguïstisch onderzoek naar fonetische en fonologische variatie ook
moge zijn, het onderzoek naar de eventuele grammaticale verschillen tussen verschillende
sociaal bepaalde klassen is betrekkelijk schaars. Dat kan verklaard worden door twee
moeilijkheden bij het onderzoek naar syntactische variatie: ten eerste is het niet altijd even
35
goed waarneembaar of twee varianten kunnen worden opgevat als afhankelijk van één en
dezelfde variabele; ten tweede zijn grammaticale elementen veel minder frequent aanwezig in
ons taalgebruik in vergelijking met fonologische.
Men kan zich nu uiteraard afvragen hoe men al deze sociale klassen nu precies bepaalt
in al de onderzoeken die reeds uitgevoerd zijn en nog zullen worden uitgevoerd. Het feit dat
er bijvoorbeeld in Nederland meestal drie soorten klassen worden onderscheiden (hoog,
midden en laag), in Engeland vijf en in Amerika zelfs negen, wijst er al onmiddellijk op dat
de indeling in sociale klassen niet bepaald zonder moeite gebeurt. Men kan namelijk gebruik
maken van verschillende dimensies zoals opleiding, beroep en inkomen van personen. In het
meeste sociolinguïstische onderzoek maakt men een indeling op basis van de combinatie
beroep en opleiding maar dat is niet altijd zonder problemen. Personen van achttien jaar of
jonger bijvoorbeeld hebben in de meeste gevallen hun opleiding zelfs nog niet volbracht en
sommige vrouwen dragen de zorg voor de kinderen ondanks het feit dat ze een hoge opleiding
hebben genoten. Velen vinden een oplossing voor dit probleem door zich voor de kinderen te
beroepen op de gegevens van de vader en voor huismoeders zich te behelpen met de gegevens
van de vader. Het hoeft natuurlijk geen verdere uitleg dat in onze huidige samenleving,
waarin nieuw samengestelde gezinnen en minder „conventionele‟ gezinssituaties steeds vaker
voorkomen, de zopas beschreven indeling op wankele pootjes staat. In dit specifieke
onderzoek is gebleken dat het niet nodig zal zijn om een indeling in sociale klassen te maken
aangezien alle onderzoekspersonen kunnen worden gerekend tot een vrij homogene en
tamelijk hoge klasse. Gezien hun opleidingsniveau en beroepsuitoefening hoeft er geen
onderscheid te worden gemaakt: afgezien van één enkele uitzondering hebben alle
proefpersonen een hoog opleidingsniveau genoten en ook de beroepen zijn allemaal te
situeren op een vrij hoog niveau: journalist, huisarts, politicus/-a, verkoopleider, leerkracht,
muzikant, regisseur, acteur/actrice, verkeersdeskundige, directeur, secretaris-generaal,
enzovoort. De uitzondering waar ik zonet op doelde, betreft spreker 4 (Tobias Leenaert) die
op het moment van de opname nog student was. Bij de bespreking van de sprekers in
hoofdstuk 4 zal echter blijken dat hij een universitaire opleiding heeft genoten zodat we
kunnen besluiten dat alle sprekers op het vlak van opleiding tot de eerder hoge klasse
behoren.
Al het voorgaande leidde er bijvoorbeeld toe dat Labov voor zijn onderzoek naar het
taalgebruik van een groep jongeren in Harlem (1972) gebruik maakte van andere maatstaven
dan de zonet aangehaalde. Hij onderscheidde eerst twee hoofdgroepen naargelang van het
flatgebouw dat ze bewoonden: 100s en 200s. Vervolgens onderscheidde hij binnen die twee
36
groepen telkens nog eens drie subgroepen afhankelijk van hun positie die ze in de groep
bekleedden. De kern werd gevormd door jongens die een centrale plaats in de groep innamen.
De secundairen namen wel deel aan het groepsgebeuren maar hoorden zeker en vast niet tot
het centrum. De lammen ten slotte maakten er hoegenaamd geen deel van uit, ze kenden
alleen de groep van zien en horen zeggen. Na zijn onderzoek bleek er een onbetwistbare
relatie te bestaan tussen de hoofd- en subgroep waartoe de jongeren behoorden en hun
taalgebruik. We bekijken bijvoorbeeld het kenmerk deletie van het koppelwerkwoord, iets dat
voornamelijk voorkomt in het Black English Vernacular, een Afrikaans-Amerikaanse
variëteit. Niet alleen binnen de twee hoofdgroepen 100s en 200s is er een verschil merkbaar,
maar ook tussen de afzonderlijke subgroepen: hoe meer men in de groep is opgenomen (dus
kern > secundairen > lammen), hoe meer het kenmerk voorkomt. Het is met andere woorden
een middel om te laten zien tot welke groep je behoort of zou willen behoren.
De zojuist beschreven methode van indelen in groepen is verder uitgewerkt door de
Milroys in hun onderzoek naar het taalgebruik in Belfast (1980). Zij introduceerden daarbij de
notie van sociaal netwerk als verklaring voor het behoud van lagere-klasse-varianten. Elke
spreker heeft volgens hen een sociaal netwerk dat kan worden opgevat als de som van alle
contacten die hij of zij heeft met andere sprekers van dezelfde taal. Zo een netwerk is dus
voor iedere spreker uniek en kan worden geplaatst op een schaal van dichtheid en
multiplexiteit: in een dicht netwerk is de kans groot dat een persoon die vermeld wordt door
de spreker ook bekend is door de hoorder. In een multiplex netwerk zijn er vele leden die
elkaar kennen uit verschillende sociale sferen zoals het werk, de woonplaats, enzovoort. “Ook
uit het onderzoek in Belfast kwam naar voren dat hoe meer mensen in een netwerk zijn
ingebed, des te meer de leden van de groep eenzelfde taalgebruik hebben. Het taalgebruik van
mensen die minder in een groep zijn ingebed, vertoont veel meer variatie” (Boves en
Gerritsen 1995: 178).
2.4.2 Stilistische variatie
Aangezien niemand altijd op dezelfde toon, met dezelfde uitspraak en met dezelfde sterkte
iets zegt, kunnen we concluderen dat ieder van ons over een eindeloos gamma van stijlen
beschikt. Door onze stijl aan te passen, verrijken we een gesprek: we geven er als het ware
wat meer kleur en pit aan. Dat wil vanzelfsprekend niet zeggen dat iedereen evenveel stijlen
tot zijn of haar beschikking heeft. Denk maar aan tweetalige gemeenschappen waarin
37
sommige van de bewoners zich vloeiend kunnen uitdrukken in elke taal, terwijl anderen
„slechts‟ kennis hebben van één van die twee talen.
Uit zo goed als elk onderzoek is gebleken dat er drie soorten situaties of domeinen
kunnen worden onderscheiden: formele situaties (bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek),
solidariteitssituaties (bijvoorbeeld een gesprek met vrienden) en familiesituaties (bijvoorbeeld
een gesprek tussen moeder en dochter). De standaardtalige variëteit wordt daarbij doorgaans
in formele situaties en het minst in familiesituaties gebruikt. Er is trouwens een verband
vastgesteld tussen het gebruik van een variëteit in één van die drie domeinen en de sterkte van
haar positie: hoe meer een variëteit in formele situaties wordt gebruikt, hoe steviger ze in haar
schoenen staat (bijvoorbeeld: standaardtaal); een variëteit die praktisch niet meer wordt
gehanteerd in familiale situaties is nagenoeg ten dode opgeschreven.
Als we het over stilistische variatie hebben, hebben we het automatisch ook over stijl
en dat dat een begrip is dat niet gespaard is gebleven van enige controverse wordt bewezen
door de twee opvattingen die eraan gekoppeld werden. Iedereen is het erover eens dat stijl kan
worden opgevat als de overgang van de ene taal(variëteit) naar de andere maar op basis van
welk criterium vindt die overgang dan al dan niet plaats?
Labov was van oordeel dat er stilistische variatie plaatsvindt onder invloed van de
aandacht voor het eigen taalgebruik: hoe meer aandacht iemand besteedt aan zijn of haar
taalgebruik (zinsbouw, woordkeuze, uitspraak, … ), hoe formeler; hoe minder aandacht men
daaraan besteedt, hoe informeler. Om alle verschillende stijlen zonder veel problemen te
onderzoeken, liet Labov zijn sprekers niet alleen losse gesprekken met elkaar voeren, maar
liet hij hen ook een verhaal voorlezen, een lijst met losse woorden en minimale paren. In
navolging van Labov onderscheidt men in het sociolinguïstisch onderzoek daarom vaak de
volgende vijf stijlen: (Boves en Gerritsen 1995: 184):
1) spontaan spreken
2) interview
3) tekst voorlezen
4) woordenlijst voorlezen
5) minimale paren voorlezen
In die vijf stijlen kan men eigenlijk de volgorde informeel-formeel terugzien: spontaan
spreken is het meest informeel, minimale paren voorlezen is het formeelst.
De opvatting van Labov kreeg echter veel kritiek te verduren. Vooral de sociolinguïst
Allan Bell (1984) leverde veel kritiek: hij deed in Nieuw-Zeeland onderzoek naar de taal van
nieuwslezers die voor de radio werkten. Het viel hem daarbij op dat de nieuwslezers anders
38
lazen naar gelang van de zender waarvoor ze op dat moment het nieuws lazen. Aangezien
men altijd hetzelfde nieuws voorlas, kwam hij tot de conclusie dat de invloed van de
luisteraars, de doelgroep van elke radiozender afzonderlijk met andere woorden, een niet te
overziene en zelfs bepalende factor was bij het kiezen van de taalvarianten. Aangezien elk
station namelijk een hogere of lagere doelgroep heeft op het vlak van sociale klasse zal de
nieuwslezer zijn of haar taalgebruik aanpassen aan het taalgebruik van de doelgroep van het
station, meer bepaald meer of minder standaardtalig. Bell‟s opvatting sluit trouwens nauw aan
bij de accommodatietheorie van Giles die in 2.5 zal worden besproken: volgens die theorie is
namelijk ook de luisteraar een significante factor in het proces van taalproductie.
2.4.3 Het verband tussen sociale en stilistische variatie
Om na te gaan of er wel degelijk een verband bestaat tussen die sociale en stilistische variatie,
grijpen we hier terug naar het befaamde onderzoek van de sociolinguïst Peter Trudgill naar
het fenomeen „g-dropping‟ (bijvoorbeeld walkin’en talkin’) in Norwich (1974). Het bleek dat
de variabele /ng/ meer standaardtalig werd uitgesproken naarmate de situatie formeler werd.
Dat manifesteerde zich bovendien in alle vijf sociale klassen die hij had onderscheiden: de
midden middenklasse, de lage middenklasse, de hoge arbeidersklasse, de midden
arbeidersklasse en de lage arbeidersklasse. Het was wel opvallend dat de vijf afzonderlijke
klassen sterk van elkaar afweken op het informele gebied, terwijl de verschillen kleiner
werden op het formele vlak: zoals reeds eerder vermeld veranderden alle groepen hun stijl in
de richting van de standaardtaal wanneer de formaliteit van de situatie toenam, in casu
opteerden ze dan voor een [ɳ ] in plaats van een [n] aangezien de standaardvariant een hogere
status heeft dan [n]. In deze verklaring bestaat er met andere woorden een verband tussen
sociale en stilistische variatie: wanneer mensen zich in een situatie bevinden waarin ze zich in
hoge mate bewust zijn van hun taal (bijvoorbeeld het lezen van een woordenlijst), zullen ze
vrijwel altijd voor de variant opteren die het meest prestige geniet.
Uit het voorgaande zou men nu kunnen concluderen dat alle variabelen die variëren op
de sociale as, ook variatie vertonen op de stilistische as. Dat is echter niet het geval: in de
praktijk wordt er een onderscheid gemaakt tussen twee soorten sociolinguïstische variabelen:
markers en indicators. Markers vertonen sociale en stilistische variatie. Dat betekent dat
sprekers weet hebben van het bestaan van die variatie en dus de keuze hebben om die variatie
wel of niet te gebruiken. Een voorbeeld in het Nederlands is ik heb zoiets van. Indicators
vertonen enkel sociale variatie: een voorbeeld is de uitspraak van /l/: hoe hoger men op de
39
sociale ladder staat, hoe „dunner‟ die wordt uitgesproken; hoe lager men op die ladder staat,
hoe „dikker‟ de /l/ wordt uitgesproken.
2.5 Communicatie en taalaccommodatie
Met de taalaccommodatietheorie of Speech Accommodation Theory in het Engels (SAT), een
theorie die ontwikkeld werd in 1973 door de Britse sociaal-psycholoog Howard Giles, zijn we
aanbeland bij de rol van variatie in interpersoonlijk taalgebruik. Eenvoudig uiteengezet komt
dat neer op het volgende: een taalkundige invariant (de abstracte eenheid die ten grondslag
ligt aan de varianten) zal nooit gerealiseerd worden, het zijn de varianten die gerealiseerd
worden en die varianten hebben allemaal sociale betekenis. Als iemand bijvoorbeeld heeft
uitspreekt met het substandaardnederlandse [e:ft] in plaats van het standaardtalige [he:ft],
draagt die persoon daarmee ook sociale informatie over: hij of zij is sociaal verbonden met de
gemeenschap waarin [e:ft] wordt gezegd. Je kiest dus bij een bepaalde variabele zoals heeft
voor een variant en de keuze voor een variant bevat meer informatie dan de betekenis van het
woord alleen. Maar ook over jezelf geef je sociale informatie bij de keuze van taalvarianten:
tijdens gesprekken willen we namelijk altijd bepaalde effecten veroorzaken bij onze
medespeler in een gesprek. Het komt er in feite op neer dat we ons taalgebruik tijdens een
conversatie aan de volgende drie zaken aanpassen: de doelen in het gesprek, de situatie waarin
we ons bevinden en onze gesprekspartner. Het is dan ook de taalaccommodatietheorie die nu
relevant is: zij tracht te verklaren waarom ieder van ons zich adapteert en probeert ook te
voorspellen op welke manieren we dat doen.
Aan de taalaccommodatietheorie ligt er een dynamisch model van communicatie ten
grondslag en daar gaan we in de volgende paragraaf dieper op in.
2.5.1 Een dynamisch model van communicatie
Het gaat hier meer bepaald om het communicatiemodel van Shannon en Weaver (1949) die
een model van informatieoverdracht ontwikkelden waarbij ze onderzochten hoe een
informatiebron met een minimum aan ruis een boodschap kon verzenden naar een ontvanger.
De volgende zaken werden daarbij onderscheiden:
1) een boodschap
2) een bron die de boodschap bedenkt
40
3) een codering die wat de bron bedacht heeft, transformeert in codes die de overdracht
mogelijk maken
4) een verzender die de boodschap verzendt langs een bepaald kanaal
5) een ontvanger van de boodschap
6) een decodering van de boodschap
7) een bestemming voor de boodschap
Figuur: Stanford Encyclopedia of Phylosophy (geraadpleegd op 08/11/2008)
Van groot belang in dit model van informatieoverdracht is dat de boodschap kan worden
beschouwd als onafhankelijk van de ontvanger: zijn rol is zo goed als nietsbetekenend, hij
decodeert enkel de boodschap. Om de wisselwerking gedurende een gesprek dus te begrijpen,
is dit model van Shannon en Weaver met andere woorden ontoereikend. Tijdens elk proces
van communicatie wordt er uiteraard wel informatie verzonden maar dat houdt niet in dat
communicatie en informatieoverdracht gelijkwaardig zijn aan elkaar. Communicatie is
namelijk zoveel meer dan alleen maar het overdragen van informatie. Men kan pas spreken
van een geslaagde communicatie wanneer de zender ondervindt dat de ontvanger de
boodschap niet alleen gehoord maar ook begrepen heeft. In feite komt het erop neer dat
tijdens een conversatie de rollen van de zender en ontvanger voortdurend transferabel zijn.
“Ontvangen is zenden en zenden is ontvangen” (Boves en Gerritsen 1995: 309). Een zender
moet namelijk voortdurend rekening houden met allerlei factoren: de ontvanger van de
boodschap en diens eisen, normen, encyclopedische kennis enzovoort. Maar ook luisteren is
geen eenzijdige activiteit: verbaal (denk aan tussenwerpsels zoals hum, ja, ah en oh) en non-
41
verbaal gedrag (zoals gebaren en uitdrukkingen op het gezicht) van de luisteraar oefenen ook
een niet te verwaarlozen invloed uit op de zender van de boodschap. De dynamiek van de
mondelinge communicatie krijgt in het model van Shannon en Weaver bijgevolg onvoldoende
aandacht: tussen zenden en ontvangen bestaat er namelijk een dynamische en dialectische
relatie.
Laten we nu wat dieper ingaan op die zogenaamde dynamische denkwijze die ten
grondslag ligt aan de taalaccommodatietheorie. Giles en Smith (1979) meenden dat de
sociolinguïstiek zich te unilateraal richtte op de eigenschappen van de zender: “als gevolg
daarvan lijkt de taalgebruiker te worden beschreven als een automaat die zus en zo spreekt
omdat hij uit die of die klasse afkomstig is, vrouw is, die en die leeftijd heeft en zich in een
formele situatie bevindt” (Boves en Gerritsen, 1995: 309-310). Dat is een belangrijk inzicht
voor dit onderzoek. Ook wij willen aandacht hebben voor elk individu apart en niet voor de
hoge klasse, de vrouwen, formele situaties, enzovoort. Volgens Giles en Smith moest men
meer oog hebben voor de beide deelnemers die participeren aan een gesprek. Zowel de
spreker als de luisteraar hebben namelijk steeds bepaalde doelen voor ogen en opteren voor
een gepaste strategie om dat doel te realiseren. Daarbij maken ze gebruik van verbaal, non-
verbaal en vocaal gedrag om zich aan elkaar aan te passen. Het is namelijk bewezen dat men
respectievelijk zijn of haar taalgedrag, lichaamshouding en vocale elementen zoals luidheid,
spreektempo en toonhoogte zal accommoderen aan zijn of haar gesprekspartner in functie van
een te verwezenlijken doel. Aan de hand van de taalaccommodatietheorie kan dat laatste
verklaard worden, meer bepaald waarom we verbaal, non-verbaal en vocaal ons gedrag
bijstellen aan degenen met wie we een gesprek voeren. Verder voorspelt die theorie ook hoe
we dat zullen doen. De theorie werd ontwikkeld in 1973 en onderging vervolgens een aantal
nuanceringen en uitbreidingen die in wat volgt, zullen worden besproken.
2.5.2 Het basismodel van de taalaccommodatietheorie
Het uitgangspunt van het basismodel van de theorie van Giles (1973) is gevormd door het
begrip convergentie: dat is een aanpassing van de regionaal en/of sociaal bepaalde uitspraak
met het oog op het minimaliseren van de verschillen tussen gesprekspartners. Die
convergentie moet men dan zien in het licht van de relatie tussen de deelnemers aan het
gesprek: wanneer men een positief gevoel heeft bij zijn of haar gesprekspartner is er sprake
van een convergente strategie. Het basismodel kan als volgt worden weergegeven (Giles en
Powesland 1975: 158):
42
Er is een dialoog tussen twee sprekers A en B. Stel dat A erop uit is de waardering van B te
veroveren. Spreker A zal dan:
1) steekproefsgewijs luisteren naar B’s spraakkenmerken en op basis daarvan:
I) een inschatting maken van de persoonlijke eigenschappen van B;
II) aannemen dat B zichzelf (zijn eigen persoonlijke eigenschappen) positief
waardeert;
III) aannemen dat B hemzelf (A) zal waarderen in de mate waarin hij dezelfde
eigenschappen als B bezit;
2) uit zijn repertoire van spreekstijlen de stijl kiezen met de eigenschappen die B het
meest zal waarderen.
Een spreker die zich aanpast aan de luisteraar doet dat in feite in een poging om een bepaald
beeld van zichzelf naar voren te brengen: zo kan hij of zij bijvoorbeeld het doel hebben om
waardering te verkrijgen of iets van de ander gedaan te krijgen. Ook in de context van dit
onderzoek is er zeker sprake van convergentie (zie 5.1). Natuurlijk is niet iedereen erop uit
om dezelfde mate van waardering enzovoort te verkrijgen, dat hangt af van persoon tot
persoon. We kunnen hier spreken over de affiliatiebehoefte waarbij men al dan niet gericht is
op het scheppen van goede relaties. Mensen met een grote behoefte aan affiliatie zullen
vanzelfsprekend sterker convergeren in vergelijking met mensen die daartoe een minder grote
behoefte vertonen.
De eerste hypothese van Giles, met name dat het aspireren van waardering convergent
taalgebruik tot gevolg heeft, leidt omgekeerd ook tot een tweede hypothese die we kunnen
samenvatten onder de noemer divergentie. Daarvan is sprake wanneer iemand een negatieve
houding ten opzichte van zijn of haar gesprekspartner heeft. In dat geval wil de spreker net
zoveel mogelijk afstand creëren tussen zichzelf en de gesprekspartner en dat uit zich
logischerwijze in het uitbreiden van de onderlinge verschillen in plaats van ze, zoals het geval
is bij convergentie, te beperken. Het komt vooral voor wanneer iemand zich geïntimideerd
voelt op het vlak van zijn of haar identiteit.
De derde en laatste strategie die Giles onderscheidde in zijn basismodel is die van de
non-accommodatie: het woord zegt het zelf, het taalgebruik ondervindt geen transformaties.
Op het psychologische vlak is er desalniettemin een overeenkomst met de divergerende
strategie: men voelt geen verbondenheid met de gesprekspartner.
2.5.3 Nuanceringen van het basismodel
Na 1973 constateerde men dat er diverse vormen van con- en divergentie moesten worden
onderscheiden: de opwaartse convergentie/divergentie is gericht op de meest prestigieuze
variant; de neerwaartse convergentie/divergentie op de minst prestigieuze variant. Een
43
voorbeeld van neerwaartse convergentie is bijvoorbeeld een situatie waarin een journalist
tijdens het interviewen van een gepensioneerde fabrieksarbeider de standaardtaal zal
vermengen met dialect om een minder formele omstandigheid te creëren en om aan te tonen
dat hij „ook maar gewoon is‟. Wanneer omgekeerd de geïnterviewde standaardtaal zal
proberen te spreken (hoogstwaarschijnlijk uitmondend in tussentaal) is er sprake van
opwaartse convergentie. Bij symmetrische convergentie en divergentie zullen de beide
sprekers zich wel of niet aanpassen aan elkaars taalgebruik; bij asymmetrie ten slotte wordt de
convergentie of divergentie van de ene gesprekspartner niet beantwoord door de andere.
Wederom kunnen we in het licht van deze theorie verwijzen naar de verdere resultaten.
Ook op het vlak van de relatie tussen convergentie/divergentie enerzijds en het effect
daarvan op de luisteraar anderzijds werd er een kanttekening gemaakt door Simard, Taylor en
Giles (1976): zij waren van oordeel dat die relatie te eenvoudig werd weergegeven in het
basismodel en zij insinueerden dat er een correlatie bestaat tussen de moeite die een spreker
doet om zich te accommoderen aan de gesprekspartner en de waardering van dat laatste door
de luisteraar. Schematisch voorgesteld komt dat neer op het volgende:
Spreker A doet veel moeite om te convergeren => positieve waardering bij spreker B.
Spreker A doet weinig moeite om te convergeren => negatieve waardering bij spreker B.
In concreto zullen sprekers van een bepaalde vreemde taal het altijd waarderen wanneer
anderen in hun bijzijn die taal trachten te spreken, ongeacht het resultaat. Wanneer men echter
weinig moeite doet om te accommoderen, zal de luisteraar dat negatief opvatten.
Een volgende nuancering is de beschouwing dat er een optimaal niveau van
accommodatie is. Dat kan geïllustreerd worden aan de hand van het onderzoek dat Giles en
Smith (1979) uitvoerden: daarbij lieten ze een aantal luisteraars gesprekken tussen telkens
twee personen evalueren waarin de mate van accommodatie op drie punten stelselmatig
gevarieerd was: ten eerste in tempo, ten tweede in uitspraak en ten derde op het vlak van
inhoud. Twee soorten aanpassingen werden positief gewaardeerd, meer bepaald convergentie
op het vlak van inhoud en spreektempo. Convergentie op het vlak van uitspraak daarentegen
werd negatief gewaardeerd door de luisteraars: vermoedelijk ervoeren ze die aanpassing als
een soort misprijzen voor het taalgebruik van de gesprekspartners. Doordat men op het vlak
van de uitspraak overdreef -althans volgens de mening van de luitsteraars- kon men de
nagestreefde convergentie niet realiseren.
44
De vierde en laatste nuancering is het contrast dat er bestaat tussen objectieve of
linguïstische en subjectieve of psychologische accommodatie: in 1982 onderzochten Thakerar,
Giles en Cheshire het effect van prestigeverschillen op accommodatie. Ze stelden daarbij
duo‟s van verpleegsters samen waarvan de ene telkens hoger in de ziekenhuishiërarchie stond
dan de andere. Ze werden verzocht om een gesprek met elkaar te voeren en vervolgens werd
hen schriftelijk gevraagd of ze hun taalgebruik hadden aangepast aan de gesprekspartner die
al dan niet meer prestige genoot dan de andere. Of dat ook daadwerkelijk gebeurd was, werd
nagegaan door een wetenschappelijke analyse van de op band opgenomen fragmenten. Wat
bleek nu? Terwijl de participanten er zelf van overtuigd waren te convergeren, bleken ze in
tegendeel van elkaar af te wijken op het vlak van spreektempo en uitspraak. Objectief gezien
convergeerden ze hun eigen taalgebruik dus niet naar het werkelijke taalgedrag van de ander;
subjectief gezien echter, deden ze dat wel in het licht van hun oordelen over het taalgebruik
van de andere gesprekspartner. Ze handelen met andere woorden vanuit zekere stereotiepe
verwachtingspatronen en pasten hun taalgebruik aan aan het spreektempo en de uitspraak die
naar hun mening paste bij een persoon met een hoge of lage status. Samengevat komt het neer
op het volgende: “Als het stereotiepe idee overeenkomt met de werkelijkheid leidt
psychologische convergentie tot objectieve linguïstische convergentie. Komen die twee niet
overeen, dan kan psychologische, subjectieve convergentie leiden tot objectieve divergentie”
(Boves en Gerritsen 1995: 317-318).
2.5.4 Uitbreidingen van het basismodel
Het onderzoek van Coupland, Coupland, Giles en Henwood (1988) naar communicatie tussen
verzorgend personeel en bejaarden heeft cruciale uitbreidingen van het
taalaccommodatiemodel tot gevolg gehad.
Er is sprake van overaccommodatie wanneer een spreker de communicatieve en
cognitieve vaardigheden van een luisteraar te laag beoordeelt en de luisteraar daarvan besef
heeft. Een voorbeeld is het „betuttelend‟ taalgebruik dat volwassenen normaliter hanteren in
het bijzijn van kinderen maar dus ook durven te extrapoleren naar bejaarden. Dit denigrerend
converseren met hulpbehoevenden wordt ook wel baby talk genoemd (De Wilde en De Bot
1989). Het gevolg is dat die laatsten het gevoel krijgen niet meer voor „vol‟ aangezien te
worden.
Maar ook het tegenovergestelde verschijnsel onderaccommodatie komt voor: in dat
geval zal men diezelfde vaardigheden van de luisteraar te hoog inschatten. Een voorbeeld is
45
een verpleger die niet luid genoeg spreekt waardoor de bejaarde hem niet kan verstaan. Ten
gevolge van onderaccommodatie zullen bejaarden vaak het gevoel hebben dat men niet meer
met hun wensen rekening houdt, dat ze met andere woorden zijn afgeschreven.
2.6 Wat met regiogebonden taalverschillen?
In de sociolinguïstiek spreekt men van drie verschillende soorten taalvariëteiten: sociolecten,
dialecten en sociodialecten.
Een sociolect is een taalvariëteit die verband houdt met sociologische classificaties
(bijvoorbeeld sociale klasse) en/of met biologische classificaties die sociologische gevolgen
hebben (bijvoorbeeld sekse en leeftijd).
Een dialect is een taalvariëteit die samenhangt met de plaats waar iemand geboren of
op z‟n minst gesocialiseerd is. En socialisatie is “het proces waarbij individuen kennis,
vaardigheden en disposities verwerven, welke hen in staat stellen succesvol te participeren
aan het maatschappelijk leven” (Van Crombrugge 2006: 117).
Een sociodialect is een taalvariëteit die zowel te maken heeft met de sociale groep
waartoe iemand behoort als met de streek waar de persoon in kwestie vandaan komt.
Straattaal is bijvoorbeeld een sociodialect van het Nederlands:
“Onder jongeren van diverse etnische afkomst in grote steden is een
straattaal ontstaan, die samengesteld is uit verschillende talen. […]
Een belangrijk kenmerk van de straattaal is de vluchtigheid: ten eerste
verschilt de straattaal per groep en/of stad, maar bovendien is de taal
heel dynamisch. Zodra een woord te populair wordt en door veel
mensen te begrijpen, werkt het niet meer onderscheidend voor de
groep en is de lol eraf” (Verheggen en Spangenberg 2001: 118).
In theorie komt het er dus op neer dat de sociolecten in de sociolinguïstiek worden
bestudeerd, de dialecten in de dialectologie en de sociodialecten in de beide vakgebieden. In
de praktijk van de sociolinguïstiek zal men echter ook altijd rekening houden met de streek
waar iemand vandaan komt en in de dialectologie verliest men ook de sociale klasse van de
persoon in kwestie niet uit het oog. De scheidingslijnen zijn dus niet absoluut. Ook in dit
onderzoek zal er rekening worden gehouden met de regio‟s aangezien het toch wel interessant
is om na te gaan of er bepaalde tendensen bestaan om meer of minder standaardtalig te
spreken in bepaalde regio‟s.
46
3 De zevende dag
Aangezien we het taalgebruik analyseren van sprekers in het discussie- en debatprogramma
De zevende dag is het geen overbodige luxe om stil te staan bij de doelstelling, de werking en
kenmerken van dit programma. Een korte maar bondige omschrijving daarvan kan men reeds
terugvinden op de officiële website van één, het eerste televisienet van de VRT: de Vlaamse
Radio- en Televisieomroep:
“De zevende dag blijft op de eerste plaats een eigentijds
discussieprogramma over de actualiteit in de breedste zin van het
woord: politiek, maatschappelijk, cultureel en sportief. Kortom, alles
wat je kan boeien op zondagochtend. De zevende dag is een ideale
zondagskrant, met een brede waaier aan nieuws, steeds voorzien van
beeld, commentaar en journalistieke vragen van beslagen interviewers
aan interessante gasten. […] Voor politici blijft De zevende dag het
debatprogramma waarin ze vaak de uitspraak van de week doen. De
zevende dag houdt alle maatschappelijke trends in de gaten: cultuur,
wetenschappen, economie, maar ook de aangename dingen des
levens” (http://www.een.be [geraadpleegd op 17-11-2008]).
We zullen ons achtereenvolgens afvragen met welk soort programma we te maken hebben;
hoe het precies in zijn werk gaat; hoe het eruit ziet en welke onderwerpen het aansnijdt.
3.1 Discussie- en debatprogramma
3.1.1 Wat is discussie en debat?
In de verklaring van de VRT staat expliciet te lezen dat De zevende dag een discussie- en
debatprogramma is. Voor de meerderheid van de mensen staat discussie ongetwijfeld
synoniem met debat maar er bestaat wel degelijk een verschil tussen deze twee
communicatietechnieken. Van Dale wijst er bijvoorbeeld al op dat een discussie een
uitwisseling van gedachten is terwijl een debat een bespreking is van het voor en tegen. Meer
gedetailleerd komt het erop neer dat je in de loop van een discussie de juistheid van elkaars
stellingen tracht te doen inzien of dat je probeert tot een tussenoplossing of akkoord te komen.
Bij een debat daarentegen zal men zijn eisen allesbehalve matigen: elke partij poogt zijn of
haar standpunt zo goed en zo slecht als kan te verdedigen en men blijft het oneens met elkaar.
Kortom: „agree to disagree‟ is waar het hier om draait. Aangezien men tijdens een debat geen
47
oor heeft naar elkaars argumenten tracht men het publiek te overtuigen; bij een discussie
echter beproeft men nog steeds om de opponent te overtuigen. Schematisch kan men het doel
van beide technieken als volgt voorstellen (http://www.uu.nl (= Universiteit Utrecht)
[geraadpleegd op 17-11-2008]):
Discussie: Debat:
A B publiek
A B
Aangezien we hier te maken hebben met een programma dat niet alleen beschikt over een
studiopubliek maar ook over een tv-kijkend publiek kunnen we er niet onderuit dat de
deelnemers aan het programma hoe dan ook het publiek zullen trachten te overtuigen. Er staat
namelijk veel op het spel: politici willen in een zo positief mogelijk daglicht komen met het
oog op eventuele naderende verkiezingen, maar ook artiesten moeten hun product aan de man
brengen. Dat kan gaan van een show over een film tot een boek of cd. In feite komt het er
zelfs op neer dat iedereen zichzelf wil verkopen. Voornamelijk politici zullen echter ook
elkaar pogen te overreden, ook al blijft iedereen in principe overtuigd van zijn of haar gelijk.
Wanneer men er namelijk in slaagt om de tegenstander woordelijk te verslaan of ten minste
die indruk kan wekken, heeft dat hoe dan ook een effect op het publiek die menen dat diegene
die het het best weet uit te leggen, ook wel het meest capabel zal zijn om het volk te
vertegenwoordigen of het land te besturen. Retorische kracht en scherpzinnigheid kunnen met
andere woorden effectieve gevolgen hebben voor de deelnemers aan een debat. Maar die
gevolgen zijn niet altijd positief (zoals sympathie vanwege het gewone volk): het politieke
„gepalaver‟ wordt vaak ook afgedaan als „te veel woorden maar te weinig daden‟. Het komt er
dus voor de beide partijen op aan om een subtiel evenwicht te bereiken tussen
overredingskracht aan de ene kant en een allesbehalve arrogante, nederige houding aan de
andere kant, evenwel zonder over te komen als een ruggengraatloos persoon.
3.1.2 De werking van het debat
In het boek Het Lagerhuis van Peter van der Geer (1999) vinden we wat meer informatie over
de werking van het debat. Er bestaan geen vaste regels aangezien alles afhangt van het
verloop van het debat, de vragen van de moderator, de vragen van de tegenstander en de
eventuele reacties van het publiek. Desalniettemin vereist een goed debat een degelijke
48
voorbereiding waarbij de deelnemer zich niet alleen moet afvragen welke argumenten hij of
zij zal gebruiken, maar ook de argumentatie overtuigend naar voren moet weten te brengen.
Impulsiviteit en spontaneïteit horen hier met andere woorden niet thuis. Het feit dat er geen
expliciet geformuleerde regels bestaan, betekent niet automatisch dat er geen tips, trucks en
argumentversterkers zouden bestaan en daarop gaan we hier wat dieper in. Waar mogelijk, vul
ik ook aan met voorbeelden uit de transcripties (bijlage III). Op deze manier wil ik aantonen
dat de deelnemers van een debat zich terdege bewust zijn van de mogelijkheden om het
publiek te beïnvloeden. Ze trachten hen als het ware te leiden naar een te prefereren
interpretatie. Een debatprogramma is dus helemaal niet spontaan maar vraagt wel degelijk
enige voorbereiding als men in zijn of haar doel wil slagen.
Meer informatie over de sprekers kan men trouwens vinden in het volgende hoofdstuk.
Om toch al te weten met wie men te maken heeft, staan de namen van de personen er tussen
haakjes bij vermeld.
Kort en bondig
Het is zeker en vast niet zo dat een waslijst aan argumenten gewichtiger overkomt dan een
beknopt betoog. Integendeel: te veel argumenten maken de spreker zwak aangezien er zo
goed als altijd sprake is van een tijdslimiet en men de argumenten bijgevolg niet voldoende
kan hardmaken. Bovendien brengen argumenten altijd tegenargumenten teweeg waardoor het
risico bestaat dat de spreker het bij wijze van spreken begeeft onder al die verzwarende
materie. “Onder Engelse debaters geldt daarom het advies van three bloody arguments.
Daarvoor halen zij vaak hun inspiratie uit driedelingen als: verleden, heden, toekomst;
sociaal, economisch, milieu; individu, groep, samenleving of lokaal, regionaal, nationaal of
gewoon 1,2,3” (van der Geer 1999: 29). Een dergelijke verdeling heeft tal van voordelen: het
komt overzichtelijk over, men kan het gemakkelijk in zich opnemen en de spreker schijnt
completer te zijn. Less is met andere woorden more.
Voorbeeld: Fv600229, spreker 11 (Guy Verhofstadt):
“Uhm mijn bedoeling is in feite in drie stappen te gaan uh met die
conferentie om eindelijk die problemen 'ns definitief op te lossen in
ons land … en ik wil dat doen in drie stappen … da's een eerste fase
tweede fase is dan gans de problematiek rond de gemeentewet en de
provinciewet hè u weet dat uh iets is dat al zoveel jaren geleden werd
afgesproken door de vorige regeringen onder de mat is geveegd en
nooit is opgelost daar zou mijn bedoeling zijn om uh voor het einde
van het jaar een doorbaak*u een doorbraak te krijgen en dus die
49
bevoegdheid ook over te hevelen uh naar uh de gewesten in k*a in
casu dat betekent dus dat de voogdij*x xxx dan is de derde fase uhm
mijn bedoeling om uh en we kunnen daar natuurlijk in de komende
maanden al aan beginnen over na te denken over te discussiëren over
te debatteren want dat is nodig dat is om dan in de loop van begin
volgend jaar ook rond de financieringswet een wijziging te krijgen …”
‘Dat zijn de feiten’
De deelnemers aan een debat kunnen hun argumenten versterken door ze als onweerlegbaar
feit aan te dragen. Uiteraard zal niet iedereen accepteren dat het wel degelijk om een
ontegensprekelijk feit gaat, maar het klinkt hoe dan ook overtuigend.
Voorbeeld: Fv600220, spreker 5 (Marianne Thyssen):
“wat ons vooral bindt en wat volgens mij heel aantrekkelijk moet zijn
voor heel veel Vlamingen dat is het feit dat wij opkomen voor het
harmoniemodel …”
Voorbeeld: Fv600229, spreker 11 (Guy Verhofstadt):
“ge moogt ook niet vergeten dat daar dan tien Belgische para's zijn
uh afgemaakt uh die ure[n] voor ulder*d leven hebben gevochten
zonder dat er dus één poging is ondernomen uh om ze te helpen om ze
te redden ondanks het feit dat men wist dat ze in moeilijkheden waren
…”
Cijfermateriaal
Cijfers kunnen beweringen hardmaken: ze vatten een toestand niet alleen in objectieve
gegevens maar wekken ook de indruk dat het om waarneembare juistheden gaat.
Hoe meer, hoe beter
In principe verkondigen de meeste mensen dat ze geen jaknikker of kuddedier willen zijn.
Mensen zonder eigen wil worden beschouwd als inhoudsloze wezens zonder kritische geest.
Maar in de praktijk doet de mening van de meerderheid er wel degelijk toe: als mensen
merken dat de meeste mensen of toch diegenen die zij voorbeeldig achten over het algemeen
dezelfde mening zijn toegedaan, zullen zij die vrijwel altijd navolgen. Het is dan ook de
meerderheid die de publieke opinie vormt: zo is bijvoorbeeld het merendeel van de Belgische
bevolking opgetogen over het feit dat ze kunnen genieten van een rookvrije horeca. Iedereen
is met andere woorden op één of andere manier gevoelig voor wat de meerderheid van het
50
publiek en/of de spraakmakende elite denkt of voelt en tijdens een debat wordt daar dan ook
dankbaar gebruik van gemaakt.
Voorbeeld: Fv600215, spreker 2 (Yves Grouwels):
“iedereen dacht dat Steve Stevaert de voorzitter zou worden en dat
was tot tot veertien dagen geleden was dat het gedacht bij de
militanten en daar was iedereen tevreden mee …”
Voorbeeld: Fv600229, spreker 11 (Guy Verhofstadt):
“ik vind dat het tijd wordt uh uh dat na na zes jaar na na een genocide
waarbij achthonderdduizend mensen zijn uh afgemaakt op de meest
brutale manier hè wij ik denk dat niemand van ons uh zich die
verschrikking kan voorstellen …”
Voorbeeld: Fv600230, spreker 13 (Romain Poté):
“het is zo dat inderdaad het nog altijd zo is dat volkomen alcoolvrij*d
rijden de beste oplossing is hè daar zijn wij 't allemaal over eens …”
Voorbeelden zeggen alles
Wanneer mensen werkelijk kunnen „zien‟ wat er hen uit de doeken wordt gedaan, zal dat veel
meer impact op hen hebben dan wanneer het bij een abstracte uiteenzetting blijft waarbij ze
zich niets kunnen voorstellen. Voorbeelden spreken in dit geval dan ook boekdelen: ze
hebben als het ware de kracht van een getuige waarop men zich beroept bij een rechtszaak.
Laten we dan ook de theorie in de praktijk omzetten en voorbeelden uit de transcriptie halen.
Voorbeeld: Fv600215, spreker 2 (Yves Grouwels):
“hij heeft geen nieuwe ideeën omdat die ideeën die hij zegt die hebben
wij al lang gezegd bijvoorbeeld het migrantenstemrecht de SP-afdel-
afdeling*u van Genk bij uitstek heeft in negentien negentig op het
congres over migranten dit verdedigd …”
Voorbeeld: Fv600229, spreker 11 (Guy Verhofstadt):
“wat we dus nu in in Lissabon hebben afgesproken is dat we een
aantal acties zouden ondernemen we zeggen bijvoorbeeld in elke
school in elke klas moet er een internetaansluiting komen alle
onderwijzers de leraars in de scholen ja die moeten dat kunnen
gebruiken uh in de toekomst en we willen dat voornamelijk doen om
niet opnieuw een een een duale maatschappij te creëren …”
51
“dat zal ook met het veiligheidsplan gebeuren dat zal klaar zijn tegen
ongeveer midden mei dat er dan ook iets concreet gebeurt een echt
veiligheidsplan uh zal komen 'k geef een ander voorbeeld ’t
asielbeleid men heeft hier maanden geleden herinner u gezegd ja gaat
er een asielbeleid komen en dergelijk meer daar was ook
verschillende mening over vandaag is dat asielbeleid er vandaag het
aantal asielzoekers gaat maand na maand uh achteruit en we krijgen
de zaak opnieuw onder controle …”
Voorbeeld: Fv600237, spreker 15 (Jan Hoet):
“wij leven in een in een periode van welstand dat heb ik gezegd hè xxx
een periode van welstand hoort het verlies d'rbij als wij denken
bijvoorbeeld hoeveel kilometers wij doen met per auto één komma vier
personen in ons land wadde*d wat een verspilling dat dat is aan
benzine …”
Instanties met gezag inroepen
Vrijwel iedereen is onder de indruk als men zijn argumentatie kracht kan bijzetten door het
inroepen van allerlei gezagsdragende instellingen, personen of zaken zoals professoren,
onderzoeken, lijvige rapporten, enzovoort. Net zoals bij het aanhalen van voorbeelden geeft
men de indruk dat zijn betoog wel „juist‟ moet zijn want „als professor x ook y denkt, kan y
niets anders dan kloppen‟. De wet van de autoriteit en de invloed die daar mee gepaard gaat,
is hier met andere woorden aan het werk.
Voorbeeld: Fv600230, spreker 1 (Geertje De Ceuleneer):
“want dat is net gebleken uit dat onderzoek in Antwerpen van de
Wodca-campagnes één op zes mensen één op vijf jongeren rijdt onder
invloed van drugs …”
Voorbeeld: Fv600230, spreker 13 (Romain Poté):
“ik zie sinds jaar en dag in de statistiek dat negen à tien procent van
de ongevallen te wijten zijn aan alcoolmisbruik*d intoxicatie …”
Voorbeeld: Fv600229, spreker 3 (Ivan De Vadder):
“Rwanda-kenner professor Reyntjens zegt da’s onverstandig d'r is
niet eens een president om u te ontvangen mm-hu u ga*a u gaat
daarmee niet akkoord? Ja maar klopt*x klopt maar professor
Reyntjens zegt dat er op dit moment eenzelfde onrust heerst en dat u
die signalen nu negeert …”
52
Wij versus zij
Het introduceren van het steeds terugkerende onderscheid van wij versus zij is een prima
hulpmiddel om de verschillende partijen te benadrukken. Er wordt bij wijze van spreken een
portret geschetst waarin wij de arme, brave, goede mensen zijn en zij de slechteriken die ons
tot slachtoffer maken. Wanneer men deze strategie hanteert, wil men vaak de indruk wekken
dat zij het fout doen of dat zij niet willen meewerken met als gevolg dat wij, de samenleving,
allerlei problemen ondervindt.
Voorbeeld: Fv600217, spreker 5 (Marianne Thyssen):
“wij gaan d'r eigenlijk vanuit dat wij ons eigen project ons eigen visie
onze eigen ideeën moeten verder blijven uitbouwen en verder blijven
uitdragen en dat we van daaruit oppositie moeten voeren wij gaan
geen oppositie voeren door te schieten op alles wat de meerderheid nu
gaat doen want misschien gaat ze een aantal dingen doen die wij ook
hadden gedaan als dat het geval is dan zullen wij zeggen dat het goed
is maar als ze zaken anders aanpakt dan zullen wij zeggen dat het niet
goed is en waarom het niet goed is als ze hiaten laat als ze haar eigen
verkiezingsbeloften niet nakomt als ze contradictorisch zijn als de ene
partij in de meerderheid X zegt en de andere partij zegt Y zoals we
deze week gezien hebben ja dan zullen we daar natuurlijk ook wel op
wijzen …”
Spanning opbouwen
Men kan een debat nog aantrekkelijker maken door te openen met een persoonlijke anekdote,
een kort verhaal of een vraag waardoor de spreker de nieuwsgierigheid van het publiek kan
wekken en hopelijk ook vasthouden. Zodoende is men bezig met het opbouwen van de
spanning: sappige details of vermakelijke verhaaltjes zijn hartveroverend voor het publiek die
erop af komen als vliegen op honing. De luisteraars zullen automatisch meer sympathie
krijgen voor de persoon in kwestie.
Voorbeeld: Fv600226, spreker 10 (Gene Bervoets):
“wel uhm de allereerste scène speelscène die we samen hadden we
hadden de dag d'rvoor ook een scène gehad en uhm ik had de indruk
dat hij er niet in geloofde uh ik ging mijzelf voorstellen en ik zeg ja ik
speel de Max Vogel en hij zegt who*v the*v fuck*v is*v that*v? dus
hij hij wist gewoon niet wie dat personage was ik zeg ja da's de
producent en hij bekeek me zo van ga jij dat doen? ik denk ja daar
daar gaan we en dan uhm heb ik een beetje met hem proberen te
praten en zo gezegd wat ik ook gedaan had en en en dat ik uh nogal
53
v*a bijna al z'n films had gezien en de dag daarna moesten we een
scène opnemen en dat was uh uh vrij moeilijk omdat we uh in de auto
zaten met z’n tweeën en het licht was al aan het uh vallen dus de het
uh de de donkerte was was aan het intreden dus het het licht het licht
was weg weer*x ja ja nee natuurlijk licht ja en uhm we moesten dus
opschieten en uh en ik zeg tegen hem kunnen we nog even snel uh een
beetje repeteren? en hij zegt no*v no*v I*v don't*v do*v lines*v uh
I*v don't*v do*v rehearsals*v we*v shoot*v right*v away*v dus dat
was echt ik had heel veel tekst en hij had bijna niks dus dat was echt
zo'n test van nu ga je laten zien of je 't kan en wonder boven wonder is
die eerste take ook gebruikt denk ik in de film en dat was ja een een
hele opluchting ook bij hem hoor want ggg zijn reactie was echt zoiets
wah fantastisch …”
Voorbeeld: Fv600227, spreker 9 (Erik Van Looy):
“Ggg ik versta dat heel goed alleszins 'k bedoel dat zijn de woorden
die ik zelf bezig als ik straks ga voetballen om half twee moet ik gaan
sjotten*d uh en als ik dan weer een kans verkwansel dan is dat het
eerste wat ik in de mond neem …”
Voorbeeld: Fv600229, spreker 11 (Guy Verhofstadt):
“wel ik had deze morgen willen fietsen eigenlijk want het was een
prachtig uh toch wel goed weer en uhm dus ik was eigenlijk mijn plan
maar uh ik zeg 'k zal dat van de middag doen wel ik moet zeggen Paul
Goossens da's raar die was ook mee je zoudt dat niet zeggen dat dat
ne*d goeie fietser is uhm ondanks het feit dat hij uh Romano Prodi
was erbij de voorzitter van de commissie en dan wanen*u d'r oude
wielrenners bij uh Gianni Motta als u dat nog wat zegt? die heeft ook
nooit ne*d keer den*d de de Giro gewonnen en dan uh Eddy Merckx
natuurlijk en dan uh Roger De Vlaeminck maar Roger De Vlaeminck
die heeft nog altijd de beste conditie volgens mij zou die nog altijd
kunnen meerijden ik zie daar geen enkel verschil mee met vroeger
…”
Voorbeeld: Fv600230, spreker 12 (Steve Stevaert):
“jonge man of jonge vrouw vraagt aan z'n vader op achttien jaar krijg
ik de sleutels? krijg ik de wagen? vader vader zegt ja maar rij
voorzichtig respecteer uh de regels en niet drinken jonge man zegt op
dat moment ja maar papa ik mag van de wet drinken een paar pintjes
en dan begint de discussie hoeveel is een paar pintjes? ik ben wat
dikker ik ben wat dunner ik mag wat meer drinken …”
54
Het effect van herhalingen
Vooral door elke zin met dezelfde woord(en) aan te vangen kan men een krachtige indruk
achterlaten op het publiek bij wie de boodschap als het ware in het geheugen wordt
vastgelegd. Precies door de herhaling van de uitspraak zal de luisteraar de afzender herkennen
en hem of haar blijven herinneren.
Voorbeeld: Fv600217, spreker 5 (Marianne Thyssen):
“als dat het geval is dan zullen wij zeggen dat het goed is maar als ze
zaken anders aanpakt dan zullen wij zeggen dat het niet goed is en
waarom het niet goed is als ze hiaten laat als ze haar eigen
verkiezingsbeloften niet nakomt als ze contradictorisch zijn als de ene
partij in de meerderheid X zegt en de andere partij zegt Y zoals we
deze week gezien hebben ja dan zullen we daar natuurlijk ook wel op
wijzen …”
Voorbeeld: Fv600229, spreker 11 (Guy Verhofstadt):
“we gaan namelijk en we proberen namelijk door strikte voorwaarden
te stellen duidelijk te maken dat er ook in Centraal-Afrika in Congo
iets moet veranderen dat er partijen moeten komen dat er verkiezingen
moeten komen dat er een normaal beheer van de staatszaken moet
gebeuren …”
“we hebben d'r natuurlijk geen enkel belang bij uh wij in Europa uh
vandaar die armoede die chaos die verwarring in het midden van
Afrika verder te zien toenemen …”
“ik denk dat dat optimisme gestaafd is door het feit dat we er elke keer
in slagen van die cruciale problemen waar de mensen mee bezig zijn
hè denk maar aan asielbeleid denk maar aan veiligheid denk maar
aan de lastenverlaging dat uiteindelijk de mensen zien ah het gebeurt
…”
Voorbeeld: Fv600230, spreker 13 (Romain Poté):
“het is zo dat inderdaad het nog altijd zo is dat volkomen alcoolvrij*d
rijden de beste oplossing is hè daar zijn wij 't allemaal over eens maar
dan moet men meteen ook zeggen dat uh drugsvrij rijden
geneesmiddelenvrij rijden rookvrij rijden uh inderdaad ggg uh ook
zou moeten ingevoe*a ingevoerd worden …”
55
Voorbeeld: Fv600237, spreker 15 (Jan Hoet):
“da’s de nuance men denkt altijd dat de kunstenaar iets doet om te
provoceren dat ik een tentoonstelling doe om te provoceren maar da's
dus absoluut niet waar alleen maar om om om discussies te openen
ook om over kunst na te denken over de plaats van de kunst na te
denken en de plaats van de kunstenaar in onze maatschappij …”
Retorische vragen
Een retorische vraag is een „vraag‟ waarvan het antwoord in feite bij iedereen bekend is. Toch
wordt ze vaak tijdens debatten gebruikt omdat ze zo goed als altijd de opinie van het publiek
vertolkt waardoor de stellingname van de spreker nog overtuigender overkomt. De
interpellant verwacht ook helemaal geen antwoord omdat dat naar -in ieder geval- zijn mening
een evidentie is.
Voorbeeld: Fv600230, spreker 13 (Romain Poté):
“in de wet van eenennegentig de de fameuze wet-Dehaene is
voorgesteld geweest om degenen die een rijbewijs kregen en xxx nog
in hun stageperiode zaten om die ofwel alcoholvrij te laten rijden
ofwel met nul komma twee dat is afgeketst door het parlement nul
komma nul komma twee is uh ongeveer één en half één en half het
risico verhoogt ongeveer één op dus het minste het minste
alcoolgebruik*d verhoogt uw risico dat*x zij*x beduidelijk*d daar
zijn we 't duidelijk over eens hè? …”
Voorbeeld: Fv600229, spreker 11 (Guy Verhofstadt):
“ik wou absoluut op die foto staan ik moet u zeggen waarom ik stond
er de vorige keer al niet op in Helsinki en als ik er nu weer niet ging
opstaan ik ging thuis aan mijn vrouw niet meer kunnen uitleggen
nietwaar dat 'k daar nog geweest was hè? …”
Voorbeeld: Fv600243, spreker 17 (Rob Van Eyck):
“dat zeg ik juist als ik daar Dutroux niet de naam Dutroux bij bij
geplaatst had dan was er geen belangstelling geweest en en hoe
kunnen wij wij met een beperkt budget aa*a aan publiciteit hoe
kunnen wij nu in 't buitenland ne*d film verkopen a*a als als ge niet
durft Dutroux op zetten? …”
56
Ironie, sarcasme en zelfspot
Sommige deelnemers aan een debat houden niet van regelrechte humor omdat ze vrezen hun
effect te missen op het publiek of er gewoonweg niet in slagen om spontaan komisch over te
komen. Een veiligere oplossing kan dan gevonden worden in zelfspot omdat het ten eerste
blijk geeft van zelfrelativering en men ten tweede de tegenstanders dwars kan zitten aangezien
tegen dit type van spot geen argument kan worden aangebracht. Ironie en sarcasme, een
scherpere vorm van ironie, spreken voornamelijk goed toehorende luisteraars aan. Zo kan
men iets vertellen terwijl men in feite het omgekeerde beweert of iets op zo een manier
formuleren dat het minder groot wordt voorgesteld dan het eigenlijk is.
Voorbeeld: Fv600230, spreker 12 (Steve Stevaert):
“als men de oude publicaties leest komt men tot zeer merkwaardige
vaststellingen en men blijft de discussie blijf*u drinken en rijden kan
samen volgens de horeca ik vind dat een fout uitgangspunt en da's
echt niet voor mijn bussen te vullen want daar heb ik een ander
probleem ik zal bussen moeten bij inzetten …”
Voorbeeld: Fv600230, spreker 13 (Romain Poté):
“als uw nul komma nul grens uh van kracht wordt dan ben ik
strafbaar als ik mijnen*d auto buitenzet na een praline geëten*d te
hebben met drank in dat klinkt belachelijk maar 't is zo nee xxx nee ik
ik*x ridiculiseer met een voorbeeld wat u zegt …”
Voorbeeld: Fv600243, spreker 17 (Ron Van Eyck):
“nu ga 'k een beetje kalmer doen zo'n uh film maken waar dat niet te
veel heisa rond is uh een thriller à la Hitchcock nee 'k heb nog wel
een verhaal over over mistoestanden*d in een afkickcentrum en zo
maar als als ik daar weer ga mee beginnen dan krijg 'k het weer op
mijnen*d duvel*d …”
3.2 Verloop en decor van het programma
Omdat beelden soms wel eens meer zeggen dan woorden, besloot ik één aflevering van De
zevende dag uit de periode 1999-2000 te analyseren. Aangezien er geen fragmenten ter
beschikking stonden op het internet, heb ik mij gericht tot de afdeling documentatie en
archieven van de VRT. Zij konden mij een dvd bezorgen van een aflevering van De zevende
57
dag van achtentwintig november 1999. Hier en daar zal er ook verwezen worden naar het
verloop van het programma zoals het er vandaag aan toegaat: op die manier kunnen we
namelijk significante verschillen of gelijkenissen vaststellen.
Reeds bij de begintune van het programma zoomt men in op de opnamestudio zelf
zodat de kijker onmiddellijk betrokken wordt in het geheel. Vervolgens verwelkomt Ivan De
Vadder de kijkers. Hij zit aan een lange, klassieke houten tafel die door middel van twee
televisietoestellen in twee delen wordt verdeeld. Op die manier kan men snel naar een ander
onderwerp en dus andere presentator overgaan zonder dat men zich hoeft te verplaatsen.
Eenvoudig maar het werkt! Men mag namelijk niet vergeten dat de uitzendingen telkens live
worden opgenomen.
Anno 2009 is het concept met de lange (nu witte) tafel behouden. Maar: er wordt veel
meer nadruk gelegd op gezelligheid en comfort. Achter de lange tafel is er een grote ronde
witte zitbank met salon. In een andere hoek is er een paars fauteuil en de studio is ook
voorzien van een bar. Wanneer er vele sprekers deelnemen aan een debat neemt iedereen zelfs
plaats aan een kleinere tafel zodat allen meer contact hebben met elkaar. Terwijl het publiek
in 1999 op stoelen zat, zitten ze nu op zachte banken. Over het algemeen oogt het geheel
vandaag veel minder kil. De kijker is getuige van een helder, fleurig en zelfs hip decor.
Vroeger kwam de set daarentegen droger en serieuzer over.
Vrij grote microfoons zijn opgesteld op de tafel. Vandaag echter wordt iedere spreker
voorzien van een subtiele hoofdmicrofoon die bijna onzichtbaar is voor het blote oog. Naar
mijn mening is dat voordeliger voor de gasten: ze worden minder met hun neus op de feiten
gedrukt terwijl men met een microfoon op tafel zich meer bewust is van de interviewsituatie.
Het resultaat is waarschijnlijk meer stress.
De gasten krijgen ook iets te drinken: dit is echter niet het vertrouwelijke glas water
maar een kop koffie, misschien om meer aan te sluiten bij het zondagse ochtendgevoel. Het is
wel frappant dat het drankje zo goed als nooit wordt aangeraakt. Als we tegenwoordig het
programma bekijken, beschikt iedereen over een glas water. Dat aangeboden drankje lijkt
misschien banaal maar heeft wel degelijk een invloed op de situatie. Het creëert namelijk een
iets huiselijker gevoel waardoor de gasten zich meer comfortabel zullen voelen.
De presentatoren hebben altijd allerlei documenten en papieren bij zich liggen. Bij de
gasten is dit verdeeld: vooral politici maken er gebruik van om bijvoorbeeld citaten aan te
halen die hun argumenten kracht zouden kunnen bijzetten. De presentator maakt bovendien af
en toe aantekeningen. Dat is niet bevorderlijk voor de gasten: het geeft de indruk dat ze
deelnemen aan een examen of een andere zenuwslopende activiteit. „Gewone‟ mensen (geen
58
politici dus) hebben doorgaans geen papieren bij zich. Dat uit zich ook in het feit dat het
gesprek er veel vreedzamer aan toegaat: de laatsten willen voornamelijk een opbouwend
gesprek houden terwijl politici meer hun gelijk willen halen.
De posities van de presentator en de gasten zijn in 1999 min of meer gelijk: bij een
echt debat zit de presentator aan het hoofd van de tafel en worden de gasten zoveel mogelijk
tegenover elkaar gezet om het gevoel van confrontatie nog te versterken. Bij een gewoon
interview daarentegen zit de presentator nog steeds aan het hoofd van de tafel maar zit de gast
bijna naast hem of haar om een meer gemoedelijkere sfeer te scheppen. Momenteel wordt er
ook nog steeds gebruik gemaakt van de tafel maar bij een interview haalt men er de fauteuil
bij. Ook dat -op het eerste gezicht- kleine detail zorgt uiteraard voor een meer ongedwongen
karakter van het interview.
De televisietoestellen op de tafel hebben niet alleen een scheidende functie maar tonen
ook simultaan het hele gebeuren. Dat is niet bijzonder aangenaam voor de gasten die in feite
nog meer geconfronteerd worden met de aard van hun optreden: ze zijn daar aanwezig voor
een live opname en worden bekeken door ongeveer tweehonderdduizend mensen. In het
huidige programma is er dan ook geen sprake meer van de televisies.
Een opvallend feit bij verscheidene debatten is dat de deelnemers zich voornamelijk
tot de presentator richten terwijl ze in feite de andere deelnemer(s) repliceren. Dat is echter
een natuurlijk gegeven: wanneer men in de klas bijvoorbeeld een presentatie of dergelijke
moet geven, zullen leerlingen zich in eerste instantie ook vooral focussen op de leerkracht,
assistent of professor van dienst; ook al zit hij of zij helemaal achteraan in de klas. De
verklaring kan worden gezocht in het feit dat men vooral geneigd is om zich naar de persoon
met de meeste invloed of macht te richten. Door zijn of haar blik te kruisen hoopt men
goedkeuring, instemming of andere intenties te bereiken. In een programma zoals De zevende
dag kunnen we de presentator van dienst inderdaad beschouwen als de persoon met de meeste
macht: hij of zij bepaalt wie aan het woord is en hoe lang men aan het woord blijft.
Na al de interviews en de debatten volgt de rechtstaande afkondiging door Geertje De
Ceuleneer, begeleid door een eindtune.
3.3 Onderwerpen van het programma
De nadruk ligt voornamelijk op het politieke debat met enkele „hoofdrolspelers‟ uit de
Wetstraat. Daaraan gekoppeld is er ook veel aandacht voor de actualiteit waardoor ook in dat
onderdeel politici het vaak voor het zeggen hebben. Maar er is ook belangstelling voor
59
cultuur. Als we bijvoorbeeld de onderwerpen bekijken van de geanalyseerde aflevering van
De zevende dag, komt het neer op het volgende:
- Interview met Etienne Schouppe, gewezen gedelegeerd bestuurder van de NMBS,
over het gratis vervoer op het huwelijk van prins Filip met Mathilde = actualiteit.
- Interview met de Canadese operazangeres Nathalie Choquette, gevolgd door een
optreden = cultuur.
- Debat tussen Patrick Dewael (toenmalige minister-president van de Vlaamse regering)
en Eric Van Rompuy (toenmalige CVP) over de financiering van het Franstalige
onderwijs = politiek.
- Debat tussen Hilde Kiekens (directrice Middenschool Voskenslaan Gent), Frans Van
Den Wijngaert (coördinator beroeps- en topsportschool Borgerhout) en Luc Kranzen
(verantwoordelijke productie van de OMOB) over een beroepsverzekering voor
leerkrachten = actualiteit.
- Muzikaal intermezzo met Nathalie Choquette = cultuur.
- Interview met Jan Hoet (voormalig directeur van het SMAK in Gent) over de opening
van het museum = cultuur.
- Debat tussen Ludwig Vandenhove (burgemeester van Sint-Truiden) en Jef Tavernier
(toenmalige Agalev) over politieke voordelen = politiek.
Vandaag de dag echter is er in het programma steeds meer aandacht voor cultuur in de
breedste zin van het woord. Daarnaast is er ook belangstelling voor culinair nieuws, lifestyle,
ontspanning, gezondheid en de sportwereld. Elke week is er bovendien een andere centrale
gast die met de presentator de belangrijkste zaken van die week bespreekt en
becommentarieert. Laten we bijvoorbeeld kijken naar de aangesneden onderwerpen op
zondag vijf april 2009 (http://www.een.be [geraadpleegd op 06/04/2009]):
- Debat met Bruno Tobback (sp.a), Bart Tommelein (open VLD), Jo Vandeurzen
(CD&V) en Meryem Almaci (Groen!) over kernenergie, het stabiliteitspact en de
staatshervorming = politiek.
- Interview met Hilde Crevits (CD&V) over de snelheidsbeperking van honderd
kilometer per uur op de Brusselse Ring = politiek.
- Interview met VRT-journaliste Macheld Libert over haar nieuwe boek Ik heb een
mens vermoord - drie moordenaars vertellen = cultuur.
60
- Interview met twee koks uit Wachau, in de buurt van Wenen, over de Oostenrijkse
keuken en wijnen = culinair nieuws.
- Rubriek van Frederic en Christophe Deborsu over de actualiteit gezien vanuit
Franstalig België = actualiteit.
- Nieuws over De Ronde van Vlaanderen = sport.
- Beelden van de week = politiek.
- Interview met Lucca Casteleyn, Nourdine Benaissa en Gilles De Bilde over de nieuwe
realityreeks Homeless World Cup = ontspanning.
- Interview met de Nederlandse zangeres Ilse Delange, gevolgd door een optreden =
cultuur.
Na een vergelijking is het met andere woorden duidelijk dat het uitgangspunt van het
programma in de loop van de tijd is veranderd: van hoofdzakelijk politiek
discussieprogramma naar een duidingprogramma over de meest verscheiden topics. Er wordt
bovendien niet meer zo lang ingegaan op de items waardoor er meer kunnen worden
behandeld. Dat alles heeft zich ook in het nieuwe decor geuit: van stijf, kleinburgerlijk en saai
naar jong, kleurig, gevarieerd en fris.
61
4 Methodologie
it nieuwe hoofdstuk gaat wat dieper in op de methoden en technieken die werden
gebruikt voor ons onderzoek. We beschouwen achtereenvolgens het Corpus
Gesproken Nederlands (kortweg: CGN), de sprekers, de transcripties, de
afhankelijke variabelen en ten slotte, het cijfermateriaal.
4.1 Het Corpus Gesproken Nederlands
Op de officiële website van het project Corpus Gesproken Nederlands
(http://lands.let.kun.nl/cgn) vinden we meer informatie over het hoe en waarom van de basis
van dit onderzoeksproject:
Dit project bestaat onder andere uit een databank met ongeveer duizend uur spraak van
volwassenen in Nederland (tweederde deel) en Vlaanderen (éénderde deel) die hedendaags
Nederlands gebruiken in verschillende situaties en omstandigheden. Het gaat meer bepaald
om een verzameling van een aanzienlijk aantal fragmenten van spraakopnames. Al die
opnames werden orthografisch getranscribeerd (een woordelijke neerslag van wat er gezegd
wordt) en daarbij werden ook herhalingen, aarzelingen en dergelijke uitgeschreven. Ook dat is
namelijk waardevolle informatie die ons meer inzicht kan verschaffen in het taalgebruik van
een bepaalde persoon. Het transcript stemt overeen met de regels die daarvoor werden
opgetekend en vastgelegd in een protocol (Goedertier, Goddijn en Martens 2000; ook
beschikbaar via http://lands.let.kun.nl/cgn). De orthografische transcriptie werd vervolgens
gekoppeld aan het spraaksignaal. Het transcript werd ten slotte ook nog verrijkt met
woordsoortinformatie.
4.2 De sprekers
Zoals ik al heb aangegeven onderzoeken we het taalgebruik in het VRT-programma De
zevende dag in de periode 1999-2000. Het Corpus Gesproken Nederlands bevat namelijk heel
wat transcripties van allerlei programma‟s op radio en televisie waaronder dus ook De
zevende dag. Het gaat meer bepaald om achttien sprekers die we in overleg met de promotor
hebben gekozen. Aangezien het om een relatief kleine groep gaat, kunnen we geen statistisch
relevante conclusies trekken uit het materiaal. Maar dat is ook niet de bedoeling: in dit
D
62
onderzoek streven we voornamelijk naar een profielbeschrijving van alle achttien individuele
sprekers. We hebben met andere woorden te maken met een kwalitatief en geen kwantitatief
onderzoek. Het is dan ook geen overbodige luxe om alle achttien sprekers hier kort voor te
stellen. Het wordt trouwens nog interessanter als we weten dat er onder de sprekers een groot
aantal aanzienlijke bekendheid genieten. Zo kunnen we ons niet alleen een beeld vormen van
de mensen van wie we het taalgebruik onderzoeken maar is er ook vergelijking mogelijk met
andere situaties (zie 5.7). Bij de bespreking van de resultaten zelf zal er ter volledigheid
uiteraard nogmaals uitvoerig verwezen worden naar de sprekers zelf.
Spreker 1 (V60151) is Geertje De Ceuleneer. Zij was van 1999 tot en met 2002
werkzaam als presentatrice van De zevende dag. Ze is geboren in 1964 en woont al ongeveer
twintig jaar lang in Brussel (Vlaams-Brabant). In 1987 studeerde ze af als Licentiaat Vertaler
Nederlands-Engels-Frans. Vervolgens kon ze meteen aan de slag bij de VRT, bij
radioprogramma‟s zoals Het vrije westen, De nieuwe wereld, Groot gelijk, Voor de dag en
Lopende zaken. Momenteel presenteert ze DNA op Radio 1. Op televisie was ze niet alleen
werkzaam als presentatrice maar ook als commentaarstem. In 2004 werd ze ook nog eens
actief als debuterend schrijfster (http://www.geertjedeceuleneer.be [geraadpleegd op
07/03/2009).
Spreker 2 (V60185) is Yves Grouwels. Hij is gemeenteraadslid van de sp.a in Genk
(Limburg) en daagde ten tijde van het interview Patrick Janssens uit in de
voorzitterverkiezingen van de toenmalige SP. Hij is ook nog werkzaam als huisarts. Hij is
geboren in 1954 in Hasselt (Limburg) en woont momenteel in Genk. Hij heeft Limburg met
andere woorden nooit verlaten.
Spreker 3 (V60153) is Ivan De Vadder. In 1996 werd hij presentator van De zevende
dag en bleef die functie uitoefenen tot in 2003. Hij is geboren in 1964 in Ukkel (Vlaams-
Brabant) maar woont momenteel in Gent (Oost-Vlaanderen). Hij studeerde Germaanse Talen
en Filosofie aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij werkte achtereenvolgens voor de
verkeersredactie van de toenmalige BRT, voor het Radio 1-programma Eenhoorn, voor de
televisienieuwsdienst (eerst als verslaggever en vervolgens als Wetstraatjournalist), voor De
zevende dag en voor verkiezingsprogramma‟s en -shows van de VRT. Bovendien heeft hij
ook al twee boeken op zijn naam staan (http://www.deredactie.be [geraadpleegd op
12/03/2009]).
63
Spreker 4 (V60173) is Roel De Meu. Ten tijde van de opnames was hij nog een
onbekende student Rechten aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij is geboren in 1981 in
Halle (Vlaams-Brabant) en woont momenteel in Leuven (Vlaams-Brabant). Hij werkt als
assistent aan de Rechtsfaculteit van de Katholieke Universiteit Leuven
(http://www.kuleuven.be/ [geraadpleegd op 12/03/2009]).
Spreker 5 (V60172) is Marianne Thyssen. Ze is geboren in 1956 in Sint-Gillis-Waas
(Oost-Vlaanderen) maar woont al lange tijd in Oud-Heverlee (Vlaams-Brabant). Ze volgde
een rechtenstudie aan de Katholieke Universiteit Leuven en werd nadien ook assistent aan de
faculteit rechtsgeleerdheid van dezelfde universiteit. Haar carrière verliep als volgt: eerst ging
ze aan de slag als juridisch adviseur voor Markant en UNIZO. Vervolgens werd ze directeur
van de UNIZO studiedienst. Daarna was ze secretaris-generaal van de UNIZO en
tegelijkertijd ook juridisch medewerker op het kabinet van de toenmalige Staatssecretaris
voor Volksgezondheid, Wivina Demeester. Dan volgde een overstap naar de politiek: ze werd
Europees parlementslid voor de CD&V (http://www.mariannethyssen.be [geraadpleegd op
12/03/2009]).
Spreker 6 (V60176) is Jan De Keyser. Hij is in 1965 geboren in Deinze (Oost-
Vlaanderen) maar woont en werkt al het grootste deel van zijn leven in Oostkamp (West-
Vlaanderen). Ten tijde van de opname was hij voorzitter van de plaatselijke CD&V-afdeling
in Oostkamp en directeur van de Vlaamse Rundveeteelt Vereniging. In 2007 stapte hij over
naar Fortis (http://www.oostkamp.be [geraadpleegd op 12/03/2009]).
Spreker 7 (V60177) is Hendrik-Jan Ombelets. Hij is in 1946 geboren in Hasselt
(Limburg) en woont en werkt vandaag de dag in Herk-de-Stad (Limburg). Hij was
oorspronkelijk actief bij de Volksunie en werkte als leerkracht. In 1996 richtte hij mede de
nieuwe Vlaamse politieke partij SoLiDe op, een afkorting voor Sociaal Onafhankelijk
Liberaal Integer Democratisch Evenwicht. Hij is ook actief als vastgoedmakelaar
(http://www.politics.be [geraadpleegd op 12/03/2009]).
Spreker 8 (V60179) is Alex Callier. Hij is geboren in 1972 in Sint-Niklaas (Oost-
Vlaanderen) en woont daar ook al zijn hele leven lang. Hij is vooral bekend als muzikant,
componist en producer van de Belgische groep Hooverphonic. Hij studeerde Beeld, geluid en
montage aan het RITS in Brussel en was vervolgens werkzaam als klanktechnicus aan de
VRT (http://www.vacature.com [geraadpleegd op 12/03/2009]).
64
Spreker 9 (V60183) is Erik Van Looy. Hij is geboren in 1962 in Deurne (Antwerpen)
en woont momenteel in Borgerhout (Antwerpen). Hij studeerde net zoals Alex Callier aan het
RITS maar koos voor de opleiding Filmregie. Hij is vooral bekend als filmregisseur (Ad
Fundum, Shades, De Zaak Alzheimer en Loft) en quizpresentator (De Pappenheimers en De
Slimste Mens) (http://www.wikipedia.be = vrije encyclopedie [geraadpleegd op 12/03/2009]).
Spreker 10 (V60184) is Gene Bervoets. Hij is in 1956 geboren in Antwerpen en woont
tegenwoordig in Brasschaat (Antwerpen). Hij studeerde af aan de Studio Herman Teirlinck in
Antwerpen en is bekend als presentator, zanger en acteur in diverse films en
televisieprogramma‟s (http://www.wikipedia.be = vrije encyclopedie [geraadpleegd op
12/03/2009]).
Spreker 11 (V60154) is Guy Verhofstadt. Deze Belgische premier (periode 1999-
2008) is geboren in Dendermonde (Oost-Vlaanderen) in 1953 en woont al zijn hele leven in
Mariakerke (Gent, Oost-Vlaanderen). Hij studeerde Rechten aan de Gentse Universiteit. Hij
was achtereenvolgens partijlid van de PVV (Partij voor Vrijheid en Vooruitgang),
volksvertegenwoordiger, vice-premier en minister van Begroting, Wetenschapsbeleid en het
Plan in de regering Martens VI, oprichter van de VLD, lijsttrekker voor de Senaat, VLD-
partijvoorzitter en premier (http://www.premier.fgov.be [geraadpleegd op 12/03/2009]).
Spreker 12 (V60155) is Steve Stevaert. Deze Vlaamse politicus is in 1954 geboren in
Bilzen (Limburg) en woont tegenwoordig in Hasselt (Limburg). Net als Yves Grouwels en
Hendrik-Jan Ombelets heeft hij met andere woorden nooit Limburg verlaten. Hij studeerde
aan de Hogere Hotelschool en werd vervolgens cafébaas. Hij was gemeenteraadslid in Hasselt
en later werd hij gedeputeerde van de provincie Limburg. Vervolgens werd hij de eerste
socialistische burgemeester van Hasselt. Hij zetelde ook in het Vlaams Parlement. Daarna
nam hij de functie op zich van viceminister-president en Vlaams minister van Mobiliteit,
Openbare Werken en Energie. Uiteindelijk werd hij ook voorzitter van de sp.a en tot op heden
is hij Gouverneur van de provincie Limburg (http://www.limburg.be [geraadpleegd op
12/03/2009]).
Spreker 13 (V60156) is Romain Poté. Deze verkeersdeskundige is in 1935 geboren in
Wetteren (Oost-Vlaanderen) en woont vandaag in Sint-Pietersleeuw (Vlaams-Brabant). Er is
geen verdere informatie beschikbaar over deze spreker.
65
Spreker 14 (V60157) is Luc De Bouw, secretaris-generaal van Ho.Re.Ca Vlaanderen.
Hij is geboren in 1945 in Vilvoorde (Vlaams-Brabant) en woont momenteel in Galmaarden
(Vlaams-Brabant). Er is geen verdere informatie beschikbaar over deze spreker.
Spreker 15 (V60163) is Jan Hoet. Deze Vlaamse kunstkenner, maker van
tentoonstellingen en organisator is in 1936 geboren in Leuven. Hij groeide op in Gent en
stichtte in dezelfde stad het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (De Bok 2003). Hij werkte
ook als kunsthistoricus aan de Gentse Universiteit en doceerde esthetica aan de Gentse
Kunstacademie. Na zijn pensionering in Gent in 2001 vertrok hij naar Duitsland om daar een
museum te leiden in Herford (http://www.standaard.be; 30/03/2000).
Spreker 16 (V60164) is Tobias Leenaert. Hij is geboren in Gent (Oost-Vlaanderen) in
1973. Hij groeide op in Gavere (Oost-Vlaanderen) en woont momenteel weer in Gent. Hij
studeerde Germaanse talen en vergelijkende cultuurwetenschappen aan de Gentse Universiteit
en was medeoprichter van EVA, het Ethisch Vegetarisch Alternatief. Hij werkte ook als IT‟er
aan de Universiteit Gent (http://www.vegetarisme.be [geraadpleegd op 12/03/2009]).
Spreker 17 (V60012) is Rob Van Eyck. Deze Vlaamse filmregisseur is in 1939
geboren in Scherpenheuvel (Vlaams-Brabant) en woont daar nog steeds. Er is geen verdere
informatie beschikbaar over deze spreker.
Spreker 18 (V60171) is Saartje Vandendriessche. Deze actrice, presentatrice en
redactrice is in 1975 geboren in Wilrijk (Antwerpen) en verhuisde al snel naar Hove
(Antwerpen) waar ze nog altijd woont. Ze studeerde aan de Vrije Universiteit Brussel Sociale
en Culturele Agogiek, volgde vervolgens een jaar Toneelschool en ten slotte een driejarige
acteeropleiding aan de Internationale TV-School. Vroeger was ze actief als redactrice en
vandaag de dag heeft ze als presentatrice en als actrice reeds gewerkt voor film, televisie,radio
en toneel (http://www.saartjevdd.be [geraadpleegd op 12/03/2009]).
4.3 De transcripties
In het CGN kunnen we vrij complexe bestanden terugvinden die ik vervolgens heb
opgeschoond: alle overbodige symbolen werden verwijderd. Een voorbeeld van een fragment
van zo een transcriptie kan men ook terugvinden op de website van het Corpus Gesproken
Nederlands. Ter illustratie tonen we hier ook een voor en na:
66
"ggg."
6.150
7.030
""
7.030
8.490
"ik versta dat heel goed alleszins."
8.490
12.630
"'k bedoel dat zijn de woorden die ik zelf bezig als ik straks ga voetballen. om half twee moet
ik gaan sjotten*d."
12.630
16.310
"uh en als ik dan weer een kans verkwansel dan is dat het eerste wat ik in de mond neem."
16.310
20.350
"nee d'r is veel over te doen geweest. maar 't is ook niet dat we d'rnaar gezocht hebben. 'k
bedoel dat is ook een het het"
20.350
22.240
"het uh milieu het filmmilieu"
22.240
28.340
"ja uh creëert dat soort taalgebruik."
Na verwijdering van al die onnodige symbolen kwamen we tot het volgende:
1. Ggg ik versta dat heel goed alleszins 'k bedoel dat zijn de woorden die ik zelf bezig als
2. ik straks ga voetballen om half twee moet ik gaan sjotten*d uh en als ik dan weer een
3. kans verkwansel dan is dat het eerste wat ik in de mond neem nee d'r is veel over te
4. doen geweest maar 't is ook niet dat we d'rnaar gezocht hebben 'k bedoel dat is ook een
5. het het het uh milieu het filmmilieu ja uh creëert dat soort taalgebruik
We hebben nu dus een soort „werkblad‟ waarop ik naderhand de tussentalige kenmerken heb
aangeduid. Daarvoor gebruikte ik het eerder aangehaalde Protocol voor Orthografische
Transcriptie (Goedertier, Goddijn en Martens 2000). Op die manier kon ik de uitspraak, zoals
die werkelijk is te horen in de transcripties, weergeven. De deletie van klanken heb ik
weergegeven door middel van vierkante haken en een volledig andere uitspraak is naast het
woord in kwestie weergegeven in fonetisch schrift. Wanneer er bijvoorbeeld duivel staat
neergeschreven in de transcripties terwijl de spreker duvel zegt, staat ernaast: [dyvəl].
Daarnaast komen er ook allerlei codes voor die teruggaan op het CGN. De code *d duidt op
dialectwoorden. De code *z betekent dat woorden uit de standaardtaal zwaar dialectisch
werden uitgesproken. De code *a geeft afgebroken woorden weer. De code *x wil zeggen dat
degene die transcribeert niet zeker weet of het een correcte weergave is. De code *u, ten
67
slotte, duidt op een verspreking. Een groene arcering wijst op t-apocope en een blauwe
arcering op h-procope. Een gele arcering staat voor een tussenwerpsel en een rode arcering
voor een apart lexicaal geval. Die aparte lexicale gevallen worden vervolgens behandeld in
5.3. Een rode onderstreping duidt een afwijkende nominale en adnominale flexie aan. Een
zwarte onderstreping geeft afwijkende grammaticale gevallen aan. Een groene onderstreping
duidt op diminutieven op -ke of -ske. Een dubbele zwarte onderstreping wijst op het ge-
systeem. Ik geef opnieuw een voorbeeld om de toegepaste werkwijze te verduidelijken:
1.Ggg ik versta dat [h]eel goed alleszins 'k bedoel dat zijn [sɛ n] de woorde[n] die ik zelf
bezig als
2.ik straks ga voetballe[n] om [h]alf twee moet ik gaan sjotten*d uh en als ik dan weer een
kans
3.verkwansel dan is dat [h]et eerste wat ik in de mond neem nee d'r is veel over te doen
geweest
4.maar 't is ook nie[t] da[t] we d'rnaar gezocht hebb[e]n 'k bedoel dat is ook een [h]et [h]et
[h]et
5.uh milieu het filmmilieu ja uh creëert dat soort taalgebruik
4.4 De afhankelijke variabelen
In dit onderdeel volgt een overzicht van alle afhankelijke variabelen op het vlak van
morfologie, fonologie, syntaxis en lexicon. Afhankelijke variabelen zijn in feite de gemeten
variabelen die in ons onderzoek worden waargenomen. In principe beïnvloeden de
onafhankelijke variabelen deze afhankelijke variabelen en het is onze taak om nu te
onderzoeken in welke mate ze dat doen.
4.4.1 Morfologische kenmerken
Doordat de morfologische tussentalige kenmerken een meer uitgesproken tussentalig karakter
hebben, ervaren de meeste mensen dat er vooral op dit gebied veel afwijkingen van de
standaardtaal bestaan. Of dat correct is, zal later blijken maar eerst en vooral wens ik hier een
totaalbeeld te schetsen van de morfologie van achtereenvolgens het onbepaald en ontkennend
lidwoord, het bepaald lidwoord, het aanwijzend voornaamwoord, het bezittelijk
voornaamwoord, de diminutieven, het persoonlijk voornaamwoord (onderwerp), het
persoonlijk voornaamwoord (niet onderwerp), het persoonlijk voornaamwoord (reflexief) en
ten slotte het werkwoord. Alle systemen worden steeds vergeleken op het vlak van tussentaal
en standaardtaal. De basisbron voor het onderscheiden van de verschillende morfologische
68
tussentalige kenmerken werd gevormd door Zenner, Geeraerts & Speelman (2007) maar ik
heb ook gegrepen naar Geeraerts, Penne & Vanswegenoven (1999) en Goossens (2000).
Aangezien de eerstgenoemden uitgingen van het sterk Brabants getint karakter van tussentaal,
valt hun beschrijving van de morfologische kenmerken van tussentaal in het algemeen onder
een beschrijving van de morfologische kenmerken van het Centrale Vlaamse dialectgebied
(Vlaams-Brabant en Antwerpen). Waar mogelijk vul ik aan met voorbeelden uit andere
dialectgebieden. Vooraleer ik overga tot dit overzicht, wens ik eerst nog een aantal
opmerkingen te maken.
De eerste betreft het gebruik van de term flexie: dat is een ander woord voor inflectie
en zal veelvuldig worden vermeld in dit onderdeel aangezien het een morfologisch proces
betreft. De vorm van een woord wordt hierbij aangepast aan de grammaticale functie die het
vervult in eender welke zin of, in het geval van bepalingen, aan het daarbij horende woord.
Dat brengt ons bij de tweede opmerking: er zal een onderscheid worden gemaakt
tussen adnominale en nominale flexie. Adnominale flexie wijst op de declinatie van
attributieve woorden zoals lidwoorden en aanwijzende en bezittelijke voornaamwoorden die
voorafgaan aan een substantief. Nominale flexie is dan weer de verbuiging van de nomina zelf
naargelang van de functie die ze vervullen in de zin.
Ten slotte wil ik er nog op wijzen dat wanneer de adnominale woorden worden
onderverdeeld in mannelijke, vrouwelijke en onzijdige vormen, dit verwijst naar de
geslachten van de zelfstandige naamwoorden die ze voorafgaan. De vorm van het adnomen is
namelijk afhankelijk van het geslacht van het nomen.
4.4.1.1 Adnominale flexie: het onbepaald en ontkennend
lidwoord
Wegens de parallellie die er bestaat tussen het onbepaald en ontkennend lidwoord op het vlak
van flexie worden deze twee soorten lidwoorden hier samen beschreven. Een overzicht:
mannelijk vrouwelijk onzijdig
Standaardtaal een man, een bezem een vrouw een toestel, een aapje
Standaardtaal
(ontkennend)
geen man, geen bezem geen vrouw geen toestel, geen
aapje
Tussentaal ne man, nen bezem een vrouw ee(n) toestel, een
aapje
Tussentaal gene man, genen bezem geen vrouw gee(n) toestel, geen
69
(ontkennend) aapje
Het mannelijk onbepaald en ontkennend lidwoord kent in de standaardtaal slechts één vorm:
(g)een; in tussentaal daarentegen is er sprake van twee vormen:
Nen en genen worden alleen gebruikt voor zelfstandige naamwoorden die beginnen
met een klinker (nen/genen opa), h (nen/genen hemel), b (nen/genen bezem), t (nen/genen
tandarts) of d (nen/genen dierentuin).
In alle overige gevallen maakt men gebruik van ne en gene: ne man en gene man.
Bij de vrouwelijke onbepaalde en ontkennende lidwoorden is er geen verschil vast te
stellen tussen de standaardtalige en tussentalige vormen: een vrouw en geen vrouw.
Bij de onzijdige onbepaalde en ontkennende lidwoorden ten slotte kan er een
onderscheid worden gemaakt tussen twee vormen: enerzijds de eveneens standaardtalige een
en geen die enkel worden geplaatst voor woorden die beginnen met een h (een/geen heelal) en
met een klinker (een/geen aapje); anderzijds ee(n) en gee(n) die in alle overige gevallen
worden gebruikt: ee(n) en gee(n) toestel.
4.4.1.2 Adnominale flexie: het bepaald lidwoord
Hier kan er alleen een afwijking van de standaardtaal worden vastgesteld bij de mannelijke
zelfstandige naamwoorden:
mannelijk vrouwelijk onzijdig
Standaardtaal de man, de hemel de vrouw het leven
Tussentaal de man, den hemel de vrouw het leven
De vorm den wordt zoals bij het onbepaald en ontkennend lidwoord enkel gebruikt bij
zelfstandige naamwoorden die beginnen met een klinker (den opa), h (den hemel), b (den
bezem), t (den tandarts) en d (den dierentuin). De vorm de wordt in alle andere gevallen
gebruikt.
Bij de vrouwelijke substantieven is de vorm zowel in standaardtaal als tussentaal de:
de vrouw. Bij de onzijdige substantieven luidt de standaardtalige én tussentalige vorm dan
weer het: het leven.
70
4.4.1.3 Adnominale flexie: het aanwijzend voornaamwoord
Alvorens we de aanwijzende voornaamwoorden behandelen, moet er worden opgemerkt dat
er bij deze groep voornaamwoorden een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds
proximalen en anderzijds distalen. Proximalen zijn aanwijzende voornaamwoorden die
verwijzen naar dicht(er)bij gelegen subjecten en objecten. Distalen verwijzen logischerwijze
naar subjecten en objecten die zich ver(der) af bevinden. Dit onderscheid is van belang want
de vorm van het aanwijzend voornaamwoord zal ook anders zijn naargelang het om
proximalen of distalen gaat.
De proximalen zijn in tussentaal consequent, dus zowel bij mannelijke, vrouwelijke,
onzijdige als meervoudsvormen, afwijkend van de standaardtaal:
mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
Standaardtaal deze hemel,
deze man
deze vrouw dit leven deze vrouwen
Tussentaal dezen hemel,
deze man
dees vrouw dees leven dees vrouwen
Net zoals het geval was bij het bepaald lidwoord (den) bij mannelijke substantieven, wordt
dezen enkel gebruikt voor een klinker (dezen opa), h (dezen hemel), b (dezen bezem), t (dezen
tandarts) en d (dezen dierentuin). In alle overige, mannelijke, gevallen wordt de
standaardtalige vorm deze gebruikt: deze man.
Bij de vrouwelijke, onzijdige en meervoudsvormen is dees de tussentalige vorm ter
vervanging van het standaardtalige deze (vrouwelijk en meervoud) en dit (onzijdig); dus: dees
vrouw, leven en vrouwen.
Aanvulling: naast dees is in de provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant ook deis
gebruikelijk: op deis manier loste problemen op (Claeys 2001: 86).
De distalen vertonen enkel een afwijking bij de mannelijke vormen:
mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
Standaardtaal die man, die
bokser
die vrouw dat meer, dat
huis
die huizen
Tussentaal dieje man,
diejen bokser
die vrouw da[t] meer, dat
huis
die huizen
71
Het gaat meer bepaald om twee mogelijke vormen: dieje en diejen waarvan de verdeling
wederom afhankelijk is van de erop volgende klank van het zelfstandig naamwoord. Diejen
wordt gebruikt voor substantieven die starten met een klinker (diejen opera), h (diejen hoop),
b (diejen bokser), t (diejen tand) en d (diejen dienaar). In alle overige gevallen is dieje de
tussentalige vorm: dieje man.
Aanvulling: dieje(n) is typisch voor het Vlaams-Brabants en het Antwerps maar in het
Limburgs, West- en Oost-Vlaams spreekt men van diene(n): geit diene film strakkes nao ’t
Filmfestival in Cannes? (http://www.veldeke.net (= website over Limburgse streektaal)
[geraadpleegd op 25/02/2009]); diene vent (Devos en Vandekerckhove 2005: 70) en dienen
ovond es ’t ons algelaak gebeurd (Taeldeman en Van Keymeulen 2002).
Ik wil wel nog opmerken dat de -t in het onzijdige dat vaak gedeleerd wordt waardoor
er ook sprake is van een tussentalige vorm maar dat is een fonologische kwestie en geen
morfologisch fenomeen en zal dus later worden besproken.
4.4.1.4 Adnominale flexie: het bezittelijk voornaamwoord
Alvorens te beginnen met de vrij uitvoerige bespreking over het bezittelijk voornaamwoord,
geef ik eerst een overzicht in de vorm van een tabel waaruit we dan eventuele gelijkenissen en
verschillen kunnen afleiden:
mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
Standaardtaal mijn zak, mijn hoed mijn vrouw mijn huis, mijn
toestel
mijn huizen
Tussentaal mijne zak, mijnen hoed mijn vrouw mijn huis, mij(n)
toestel
mijn huizen
Standaardtaal je/jouw zak, je/jouw
hoed
je/jouw
vrouw
je/jouw huis je/jouw
huizen
Tussentaal uwe/ u(w) zak, uwen
hoed
u(w) vrouw u(w) huis u(w) huizen
Standaardtaal uw zak, uw hoed uw vrouw uw huis uw huizen
Tussentaal uwe/ u(w) zak, uwen
hoed
u(w) vrouw u(w) huis u(w) huizen
Standaardtaal haar zak, haar hoed haar vrouw haar huis haar huizen
Tussentaal hare zak, haren hoed haar vrouw haar huis haar huizen
72
Standaardtaal zijn zak, zijn hoed zijn vrouw zijn huis, zijn
toestel
zijn huizen
Tussentaal zijne zak, zijnen hoed zijn vrouw zijn huis, zij(n)
toestel
zijn huizen
Standaardtaal onze zak, onze hoed onze vrouw ons huis onze huizen
Tussentaal onze zak, onzen hoed ons vrouw ons huis ons huizen
Standaardtaal jullie zak, jullie hoed jullie vrouw jullie huis jullie huizen
Tussentaal ulle/uldere zak,
ullen/ulderen hoed
ulle/ulder
vrouw
ulle/ulder huis ulle/ulder
huizen
Standaardtaal hun zak, hun hoed hun vrouw hun huis hun huizen
Tussentaal hunne zak, hunnen
hoed
hun vrouw hun huis hun huizen
In deze complexe tabel kunnen we aantal groepen van bezittelijke voornaamwoorden
onderscheiden die zich gelijkaardig gedragen:
De eerste groep bestaat uit de eerste en de derde persoon enkelvoud, respectievelijk de
vormen van mijn en zijn. In deze gevallen kunnen we terugverwijzen naar het onbepaald en
ontkennend lidwoord aangezien beide categorieën analoog worden gevormd. Het is namelijk
zo dat bij de mannelijke vormen mijnen en zijnen worden gebruikt voor zelfstandige
naamwoorden die beginnen met een klinker (mijnen/zijnen opa), h (mijnen/zijnen hoed), b
(mijnen/zijnen bal), t (mijnen/zijnen tand) en d (mijnen/zijnen dokter). In alle overige
mannelijke gevallen wordt in tussentaal -analoog met het onbepaald en ontkennend lidwoord-
mijne en zijne gebruikt: mijne en zijne zak.
Bij de vrouwelijke en meervoudsvormen is er geen onderscheid tussen standaard- en
tussentaal: mijn/zijn vrouw en mijn/zijn huizen.
Bij de onzijdige vormen is het dan weer van belang of het daaropvolgende nomen al dan niet
met een h of een klinker begint: is dit wel het geval, dan gebruikt men eveneens het
standaardtalige mijn en zijn huis; is dit niet het geval, dat zegt men in tussentaal: mij(n)/zij(n)
toestel.
De volgende groep, de tweede persoon enkelvoud, bestaat uit de enerzijds
vertrouwelijke -standaardtalige- vormen je (dof) en jouw (vol) en anderzijds de meer formele
-standaardtalige- vorm uw. De tussentalige vormen zijn hier zowel bij de formele als bij de
vertrouwelijke vormen identiek en wederom is het zo dat men spreekt over bijvoorbeeld uwen
hoed bij de mannelijke vormen wanneer het bezittelijk voornaamwoord staat voor een nomen
73
dat begint met een klinker (uwen opa), h (uwen hoed), b (uwen bal), t (uwen tand) en d (uwen
darm). Bij de overige mannelijke vormen wordt dat dan: uwe of u(w) zak. Ook de
vrouwelijke, onzijdige en meervoudsvormen krijgen u(w).
De tweede persoon meervoud hoort ook bij deze tweede groep aangezien de tussentalige
vormen op dezelfde wijze worden verbogen als de tweede persoon tussentalige enkelvoudige
vormen. Begint het volgende mannelijke zelfstandige naamwoord met een klinker, h, b, t of
d? Dan luidt het in tussentaal als volgt: ullen/ulderen opa, hoed, bal, tand en darm. Alle
overige mannelijke substantieven worden voorafgegaan door ulle/uldere: ulle/uldere zak. Bij
alle vrouwelijke, onzijdige en meervoudsvormen is de tussentalige constructie ulle/ulder:
ulle/ulder vrouw, huis en huizen.
Aanvulling: ulder wordt gebruikt in zuidelijk West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen.
Ulder is de onzijdige vorm (ulder dorp), uldre de vrouwelijke vorm (uldre dochter) en uldren
ten slotte de mannelijke vorm (uldren dokteur). Ulle is typisch voor Brussel en omstreken en
kent verschillende variaties: ullie, aile, ùlle en olle (Claeys 2001: 542).
De derde persoon vrouwelijk enkelvoud en de derde persoon meervoud maakt deel uit
van de derde groep. Die groept vertoont consistente parallellen met de distalen aangezien
enkel de mannelijke vormen afwijken van de standaardtaal: wanneer het erop volgende
nomen met een klinker, h, b, t of d begint, zegt men in tussentaal haren en hunnen opa, hoed,
bal, tak en darm. In alle overige gevallen wordt hare en hunne gebruikt: hare en hunne zak.
Bij de vrouwelijke, onzijdige en meervoudsvormen is er geen vormverschil tussen standaard-
en tussentaal.
De vierde en laatste groep bestaat uit de eerste persoon meervoud. In deze groep
wijken alle -met uitzondering van de onzijdige- vormen af van de standaardtaal. Laten we dan
ook beginnen met die onzijdige vormen: tussentaal of standaardtaal, men zegt altijd ons. Ons
huis bijvoorbeeld. Bij de mannelijke vormen zijn er opnieuw twee vormen : onze en onzen.
Die laatste wordt gebruikt wanneer het volgende zelfstandig naamwoord begint met een
klinker (onzen opa), h (onzen hond), t (onzen tand) en d (onzen dierenarts). Onze wordt
bijgevolg in alle overige gevallen gebruikt: onze zak.
Bij de vrouwelijke en meervoudsvormen luidt de tussentalige vorm telkens ons: ons mama en
ons huizen.
4.4.1.5 Nominale flexie: diminutieven
Terwijl er in de standaardtaal aan diminuering wordt gedaan op basis van de suffixen -tje en -
pje, gebeurt dat in tussentaal met de suffixen -ke, -eke en -ske:
74
Standaardtaal boekje, bloemetje, stoeltje, boompje…
Tussentaal boekske, bloemeke, stoeleke, boomke …
4.4.1.6 Persoonlijk voornaamwoord: onderwerp
Na de behandeling van de adnominale en -iets beknopter- de nominale flexie, zijn we
gearriveerd bij het tussentalige persoonlijke voornaamwoord. Daarbij maken we een
onderscheid tussen de onderwerpsvormen, de niet-onderwerpsvormen en de reflexiva.
Bij de onderwerpsvormen moeten we eerst en vooral opmerken dat we in ons overzicht een
onderscheid makken tussen zinnen met en zinnen zonder inversie. Voornamelijk in de tweede
persoon enkelvoud zijn er namelijk meer mogelijkheden in de zinnen met inversie dus loont
het ook de moeite om in onze tabel alle mogelijke vormen weer te geven:
Geen inversie Inversie
Eerste persoon
enkelvoud
Standaardtaal ik speel speel ik
Tussentaal ikke speel speel ekik
Tweede persoon
enkelvoud
Standaardtaal jij, je speelt speel jij, je
Tussentaal gij, ge speelt speelt gij, ge, egij
(speeldegij)
Derde persoon
enkelvoud (man.)
Standaardtaal hij speelt speelt hij
Tussentaal hij, hem speelt speelt hij, hem
Derde persoon
enkelvoud (vrouw.)
Standaardtaal zij, ze speelt speelt zij, ze, zezij
Tussentaal zij, ze speelt (zij) speelt zij, ze
Derde persoon
enkelvoud (onz.)
Standaardtaal het speelt speelt het
Tussentaal het speelt speelt het
Eerste persoon
meervoud
Standaardtaal wij, we spelen spelen wij, we
Tussentaal welle, wijle, we spelen
(wij)
spelen welle, wij, wewij
Tweede persoon
meervoud
Standaardtaal jullie spelen spelen jullie
Tussentaal gijlie, gijle speelt speelt gijlie, gijle
Derde persoon
meervoud
Standaardtaal zij, ze spelen spelen ze, zij
Tussentaal zulle, zelle, zulder,
zun spelen
Spelen zulle, zelle,
zulder, zun
75
Enkel in de derde persoon onzijdig enkelvoud kunnen we geen onderscheid vaststellen tussen
de tussentalige en de standaardtalige vormen: het regent; regent het?.
Er is ook weinig verschil in de derde persoon vrouwelijk enkelvoud: zij/ze hoopt op
een goed resultaat; hoopt zij/ze op een goed resultaat?. Bij inversie is in tussentaal ook hoopt
zezij op een goed resultaat? mogelijk. Zonder inversie wordt dat: ze hoop zij op een goed
resultaat.
De eerste persoon enkelvoud en meervoud bestaat uit de volgende drie standaardtalige
vormen: ik, wij en we. In tussentaal wordt dat: ikke, ekik, welle en wijle. Ekik is een vorm van
het persoonlijk voornaamwoord dat voornamelijk aangehecht wordt aan het voorafgaande
werkwoord. Dit fenomeen wordt ook wel enclise genoemd (Claeys 2001: 110). Een
voorbeeld: ik wist ekik dat niet. Ten slotte is het nog interessant om te vermelden dat wijle
oorspronkelijk een Brussels persoonlijk voornaamwoord was, afkomstig van wijlui, dat op
zijn beurt van wijlieden komt (Claeys 2001: 589). Dat wordt ook bevestigd door Nicoline van
der Sijs in haar Chronologisch woordenboek (2002): “Al in het Middelnederlands bestonden
naast de vormen wij, gij, zij ook de langere, nadrukkelijke vormen wijlieden/wijlui,
gijlieden/gijlui, en zijlieden/zijlui” (2002: 513). Een voorbeeldzin: wijle zijn van Meulebeek.
Ook hier is in tussentaal ook we spelen wij en spelen wewij? mogelijk.
Aanvulling: naast wijle is in de provincie Antwerpen en Vlaams-Brabant ook wijlder
mogelijk (Claeys 2001: 589). Wulder is gebruikelijk in Oost- en West-Vlaanderen; wunder
enkel in Oost-Vlaanderen (Claeys 2001: 592-593).
Bij de tweede persoon enkelvoud zijn de standaardtalige vormen jij en je. In tussentaal
worden gij en ge (zonder inversie) en gij, ge en egij (met inversie) gebruikt. In hetzelfde
Chronologisch woordenboek (2002) kunnen we vaststellen dat het ontstaan van de vormen gij
en ge in de Middeleeuwen moet worden gezocht:
“Het late ontstaan van de persoonlijke voornaamwoorden jij en je […]
kan als volgt verklaard worden. In de Middeleeuwen werden als
persoonlijke voornaamwoorden ik, hij, zij en wij gebruikt (iets anders
gespeld natuurlijk), dus dezelfde woorden als nu. Maar voor de
tweede persoon enkelvoud en meervoud werden andere vormen dan
nu gebruikt, namelijk du (enkelvoud) en gij (meervoud); in de
zestiende eeuw werd gij, vooral in formele taal, ook als enkelvoud
gebruikt; daarnaast werd dan ook wel, bijvoorbeeld als het nodig was
de meervoudigheid te benadrukken, als meervoud gijlieden gebruikt.
Du, dat in het Duits en Limburgs is blijven voortbestaan, is in het
Nederlands in de zestiende, zeventiende eeuw verdwenen (mede
doordat de Statenvertaling koos voor gij voor enkel- en meervoud).
Gij, ge werd enige tijd gebruikt als aanspreekvorm voor een of
76
meerdere personen; in Vlaanderen wordt het nog zo gebruikt. Naast de
vorm gij bestond in de zeventiende eeuw de Hollandse vorm jij, je, en
die vorm is de gewone vorm voor het enkelvoud geworden.” (Van der
Sijs 2002: 512)
De vorm egij is net zoals ekik een enclitische vorm: ik weet dat egij niet veel studeert.
In de derde persoon enkelvoud luidt de standaardtalige vorm hij en de tussentalige vorm hij
en hem: hij/hem doet de was en speelt hij/hem in het bos?.
De tweede persoon meervoud bestaat uit het standaardtalige jullie en het tussentalige
gijlie en gijle. Het ontstaan van jullie wordt toegelicht in het volgende citaat:
“In de zeventiende eeuw kwam naast de vorm gijlieden/gijlui de vorm
jijlieden/jijlui op. Deze vormen kregen de klemtoon op de eerste
lettergreep, waarna de verzwakte vorm jullie ontstond, die in de loop
van de achttiende eeuw steeds vaker voor het meervoud gebruikt werd
naast de enkelvoudsvorm jij. Jullie en je worden zowel voor het
onderwerp als voor de verbogen vormen gebruikt. Aanvankelijk
volgde op jullie een werkwoordsvorm in het enkelvoud, net als gij, het
woord dat het verdrong dus: jullie loopt. Maar naar analogie van de
werkwoordsvormen na wij en zij werd steeds vaker de
meervoudsvorm gebruikt, en vanaf ongeveer een eeuw geleden kreeg
jullie lopen langzamerhand de overhand.” (Van der Sijs 2002: 513)
Aanvulling: gijlie wordt gebruikt in het noorden van de provincie Antwerpen en gijle in de
rest van Antwerpen en Vlaams-Brabant (Ooms en Van Keymeulen 2005: 63). Andere vormen
zijn gieder in de provincie West-Vlaanderen, giender in Brugge en omstreken en ten slotte
gijlder in de provincie Vlaams-Brabant (Claeys 2005: 154-155).
In de derde persoon meervoud zijn er twee standaardtalige vormen: zij en ze; in
tussentaal zijn dat er maar liefst vier: zulle, zelle, zulder en zun. Daarbij kan nog worden
opgemerkt dat zulder afkomstig is van het Middelnederlandse zijlui/zijlieden (Claeys 2001:
605).
Aanvulling: zieder en zijlder zijn gebruikelijk in West-Vlaanderen en ziender in
Brugge en omstreken (Claeys 201: 600-601).
4.4.1.7 Persoonlijk voornaamwoord: niet-onderwerp
We beginnen deze bespreking wederom met een overzicht:
Eerste persoon enkelvoud Standaardtaal mij/me
Tussentaal mij/me
77
Tweede persoon enkelvoud Standaardtaal jou/je
Tussentaal u
Derde persoon enkelvoud Standaardtaal hem/haar/het
Tussentaal hem/haar/het
Eerste persoon meervoud Standaardtaal ons
Tussentaal ons
Tweede persoon meervoud Standaardtaal jullie
Tussentaal ulle/under
Derde persoon meervoud Standaardtaal hen/hun
Tussentaal hen/hun
Er zijn enkel afwijkingen ten opzichte van de standaardtaal in de tweede persoon enkelvoud
en meervoud: u, ulle en ulder. Ulle is afkomstig van ulieden en wordt gebruikt in het noorden
van de provincie Antwerpen en Vlaams-Brabant; ulder van ulieder en dat op zijn beurt van
ulieden (Claeys 2001: 542). Voorbeeldzinnen in tussentaal: ik haat u, ik ben boos op ulle, ik
ga under een drankske brengen.
Aanvulling: in Vlaams Brabant en Antwerpen gebruikt men in de eerste persoon
enkelvoud ook mijn; in de tweede persoon enkelvoud ouw, aw, oe en eef; in de derde persoon
enkelvoud heur en ze; in de eerste persoon meervoud os; in de tweede persoon meervoud ullie
en in de derde persoon meervoud hullie (in de Kempen) en sullie (in het noorden en
noordwesten van de provincie Antwerpen (Ooms en Van Keymeulen 2005: 61-63).
4.4.1.8 Persoonlijk voornaamwoord reflexief
In de standaardtaal is er steeds keuze tussen twee vormen:
Eerste persoon enkelvoud Standaardtaal Ik was me/mij(zelf)
Tussentaal Ik was mijn eigen
Tweede persoon enkelvoud Standaardtaal Jij wast je/u(zelf)
Tussentaal Jij wast je/u eigen
Derde persoon enkelvoud Standaardtaal Hij wast zich(zelf)
Tussentaal Hij wast zijn eigen
Eerste persoon meervoud Standaardtaal Wij wassen ons(zelf)
Tussentaal Wij wassen ons eigen
78
Tweede persoon meervoud Standaardtaal Jullie wassen je/u(zelf)
Tussentaal Jullie wassen jullie eigen
Derde persoon meervoud Standaardtaal Zij wassen zich(zelf)
Tussentaal Zij wassen hun eigen
In de standaardtaal zijn er bij de reflexiva telkens twee mogelijkheden: ofwel de vorm met
ofwel de vorm zonder zich. In de eerste persoon enkelvoud wordt dat dan bijvoorbeeld: Ik
trakteer me/mij/mezelf/mijzelf op een ijsje. In tussentaal echter komt zich niet voor.
Aanvulling: in Oost- en West-Vlaanderen is het alternatief het persoonlijk
voornaamwoord (hem, haar, hulder en varianten): hij heeft hem gewassen, zij heeft heur
gewassen en zij hèn hulder gewassen. In het Waasland en in de provincies Antwerpen en
Vlaams-Brabant wordt de variant met eigen gebruikt: ik scheer mijn eigen met een scherp
mesje (Taeldeman 2005: 71).
4.4.1.9 Het werkwoord
Bij de werkwoordsvorming zijn er verscheidene tussentalige kenmerken te onderscheiden
maar wij onderzoeken hier de twee meest frequente:
Ten eerste: in tussentaal zal men vaak werkwoorden weergeven die bestaan uit slechts één
lettergreep in de eerste persoon enkelvoud, in de infinitiefvorm, bijvoorbeeld:
Standaardtaal ik doe, ik ben, ik ga, ik zie, ik sta, ik versta…
Standaardtaal ik doen, ik zijn, ik gaan, ik zien, ik staan, ik verstaan…
Ten tweede: in tussentaal voegt men dikwijls een -t toe aan de imperatief enkelvoud:
Standaardtaal loop, spring, zoek, lees, kuis, ga, was, …
Standaardtaal loopt, springt, zoekt, leest, kuist, gaat, wast,…
Tot zover het overzicht van de morfologische kenmerken: alle transcripties zullen worden
nagegaan op de eventuele aanwezigheid van deze karakteristieke tussentalige eigenschappen.
Nu werpen we een blik op de te onderzoeken fonologische kenmerken.
79
4.4.2 Fonologische kenmerken
Terwijl de morfologische kenmerken als typisch worden ervaren voor tussentaal, zijn de
fonologische eerder typisch spreektalig en komen ze bijgevolg in het totale
variëteitencontinuüm voor. Desalniettemin zullen de voornaamste geteld worden omdat het
nog altijd om afwijkingen ten opzichte van de standaardtaal gaat. De basisbron voor het
onderscheiden van de fonologisch tussentalige kenmerken was in dit geval De Caluwe (2006:
19-34).
4.4.2.1 H-procope
Dit verschijnsel duidt op het wegvallen van een laryngale fricatief h- aan het begin van een
woord: ebben in plaats van hebben, elemaal in plaats van helemaal, oop in plaats van hoop,
anderalve in plaats van anderhalve, et in plaats van het, allo in plaats van hallo, enzovoort.
Het gevolg van deze procope is dat er ook een voorafgaande of volgende klinker wegvalt,
denk maar aan : tis hier leuk in plaats van het is hier leuk waarbij de volgende klinker [ə] dus
wegviel naast de [h] uiteraard. Meer nog: soms valt er ook een woord -schijnbaar- compleet
weg. Een voorbeeldzin is: ik weet dat hier vaak kan regenen in plaats van ik weet dat het hier
vaak kan regenen. Het wordt met andere woorden volledig gedeleerd. Dat het hier echter niet
om een feitelijke deletie gaat, wordt bevestigd door de -t van dat die als het ware dubbel
wordt uitgesproken. Mentaal wordt het met andere woorden nog steeds gerealiseerd.
4.4.2.2 Apocope
Hier kunnen we drie soorten apocope onderscheiden: t-apocope, apocope bij korte
functiewoorden (geen -t) en apocope van eind-schwa voor de volgende vocaal.
T-apocope slaat op het wegvallen van de stemloze alveolaire occlusief [t] aan het
einde van een woord. Deze categorie komt het meest voor bij alle soorten apocope.
Doorgaans gaat het om korte functiewoorden zoals goe (in plaats van goed), da (in plaats van
dat), altij (in plaats van altijd), me (in plaats van met), wa (in plaats van wat), nie (in plaats
van niet) enzovoort. Hoewel in vele Limburgse dialecten de -t ook wordt weggelaten na de
medeklinkers ch, f, g, k, p en s en dus ook in langere woorden dan de korte functiewoorden,
worden deze afwijkingen niet geteld. Aangezien het namelijk enkel om de regio Limburg
gaat, zou de vergelijking met de andere regio‟s niet meer opgaan. In de transcripties zijn deze
t-apocopes wel aangeduid in functie van de volledigheid.
80
De apocope bij korte functiewoorden slaat op het wegvallen van alle andere
medeklinkers, behalve t, op het einde van een woord: no[g], maa[r] en naa[r] zijn veel
voorkomende voorbeelden. Het zijn dan ook enkel de zojuist opgenoemde functiewoorden die
we hier zullen onderzoeken.
Apocope van eind-schwa of doffe -e voor de volgende vocaal ten slotte spreekt voor
zich: w’ (h)ebben, z’ is moe, d’ eerste keer, enzovoort.
4.4.2.3 Syncope
Dit is de uitstoting van een klinker of een medeklinker in het midden van een kort
functiewoord zoals a[l]s. In de transcriptie is gebleken dat er -afgezien van één enkele
uitzondering- altijd syncope plaatsgrijpt in de eindcluster -ens. Meer bepaald in de woorden
ergens, trouwens, volgens, tijdens, telkens, eens en levens. Het zijn dan ook enkel woorden
die deze suffigale cluster bevatten, die zullen onderzocht worden op het al dan niet
voorkomen van syncope. In de praktijk valt telkens de -n weg: erge[n]s, trouwe[n]s,
volge[n]s, tijde[n]s, telke[n]s, ee[n]s en leve[n]s.
4.4.2.4 Insertie van verbindings-n bij substantieven en
werkwoorden
Dit tussentalige fonologisch kenmerk komt minder vaak voor maar wil ik hier desalniettemin
vermelden. Voorbeelden zijn da kindjen eeft de griep en ik maakten overal fouten.
4.4.2.5 Het wegvallen van de eind-n na een doffe -e
Dit veelvuldig kenmerk zou men in principe ook kunnen oplijsten als een typisch tussentalig
kenmerk, ware het niet dat het ook in de verzorgde standaardtaal wordt toegepast. Daarom zal
het ook niet geteld worden. Het is echter wel aangeduid in de bestanden die terug te vinden
zijn in bijlage III. In de uitspraak- en intonatiegids van Timmermans zegt men hierover het
volgende:
“In vlot taalgebruik laten we de slot-n meestal weg. Als je de slot-n
systematisch uitspreekt, klink je formeel en gedragen. Het hoort bij
een declameerstijl. […] Als het volgende woord met een klinker
begint, laten we de slot-n meestal wel horen. […] Het hoeft niet, het
kan.” (Timmermans 2004: 45).
81
4.4.2.6 Glijder [j] of [w]
Voor een suffigale -e(n) kan d na een lange vocaal vervangen worden door een glijder [j] of
[w]. Deze overgang is typisch voor gemeenzaam taalgebruik. Voorbeelden zijn goeie en
ouwe.
4.4.3 Syntactische kenmerken
Ook voor deze opsomming is de voornaamste basisbron De Caluwe (2006: 19-34). Deze
basisbron werd aangevuld met de Algemeen Nederlandse Spraakkunst, Will (2004) en De
Schutter (1994).
4.4.3.1 Redundant en versterkend gebruik van dat bij
voegwoorden
Redundantie of overvloedigheid is het verschijnsel waarbij men overbodig gebruik maakt van
een bepaald kenmerk in teveel contexten. Die overtollige elementen zelf worden redundant
genoemd. Voorbeelden zijn talrijk: ik weet niet wanneer dat ze zal komen, ik vraag me af of
dat hij zijn huiswerk heeft gemaakt, hij was aan het vertellen hoe dat wij naar zee waren
gegaan, zij gaven toe waar dat ze zich verstopt hadden, jij probeerde je te herinneren wat dat
je gegeten had, ik weet niet meer wie dat mij gebeld heeft…
4.4.3.2 Dubbele negatie
Terwijl de meest gebruikelijke negatie in het Middelnederlands de tweeledige of dubbele was,
wordt die dubbele negatie in het hedendaagse Nederlands niet meer aanvaard. De
geschiedenis van de negatie in het Nederlands kan bijgevolg als volgt worden samengevat
(http://s2.ned.univie.ac.at (= Universität Wien) [geraadpleegd op 24/10/2008]):
Oudnederlands en/ne
Middelnederlands en/ne + niet, geen, niemand…
Nieuwnederlands niet, geen, niemand…
Constructies zoals ik dacht dat niemand niet naar daar zou gaan of ik weet niet goed niet
meer hoeveel ik had gekregen wijken met andere woorden af van de standaardtaal. Will
(2004: 198-199) onderscheidt enkele varianten die voornamelijk in het zuiden van ons
taalgebied voorkomen:
82
De dubbele ontkenning met en: hij en kwam niet.
De dubbele ontkenning met het pleonastische niet na een voorafgaand negatief
voornaamwoord of bijwoord: er was daar niemand niet en hij kwam nooit niet.
De dubbele ontkenning met niet veel niet meer: hij luisterde niet veel niet meer naar
die muziek.
De dubbele ontkenning waarbij tussen niet veel en een substantiefgroep geen wordt
geplaatst: er lagen niet veel geen boeken in zijn kast. Die negatie komt vooral voor in
Frans-Vlaanderen maar wordt ook toegepast in de regio Brugge.
De Brabantse ontkenning met het dubbele niet, waarbij het tweede niet aan het einde
van de zin geplaatst wordt: je moet niet boos zijn niet.
4.4.3.3 Vervanging van het verplichte of facultatieve om
Het gaat hier meer bepaald om beknopte bijzinnen: “bijzinnen waarin het onderwerp
ontbreekt en de plaats van de persoonsvorm door een deelwoord of infinitief wordt
ingenomen” (http://taaladvies.net [geraadpleegd op 24/10/2008]). Voorbeelden: glimlachend
liet hij zijn gloednieuwe medaille zien (plaats van de persoonsvorm wordt ingenomen door
een deelwoord) en ze leerden ons netjes te schrijven (plaats van de persoonsvorm wordt
ingenomen door een infinitief). Ze kunnen de functies vervullen van zinsdeel of van
zinsdeelstuk. Sommige van die beknopte bijzinnen die ingeleid worden door een infinitief -dit
is trouwens steeds een te-infinitief- en die de zinsdeelfunctie vervullen, worden verplicht of
facultatief ingeleid door het voegwoord om. In de Algemene Nederlandse Spraakkunst staat te
lezen in welke gevallen om verplicht is en wanneer om facultatief is:
Om is verplicht als de beknopte bijzin de functie heeft van:
1) Naamwoordelijk deel van het gezegde: die schreeuwerige muziek is niet om aan te
horen en haar kleedje is om te stelen.
2) Bepaling van gesteldheid: ik vond haar huiswerk om te huilen.
3) Bijwoordelijke bepalingen van doel: hij vertrok vroeg genoeg om nog op tijd thuis te
zijn en hij ging naar de winkel om inkopen te doen.
4) In vaste uitdrukkingen zoals om kort te gaan: jouw gedrag stuit me tegen de borst; om
met de deur in huis te vallen: je bent ontslagen en ik vind hem, om het zacht uit te
drukken, niet bepaald vriendelijk.
83
In tussentaal zal men deze verplichte om vaak door voor vervangen: die schreeuwerige muziek
is niet voor aan te horen, haar kleedje is voor te stelen, ik vond haar huiswerk voor te stelen,
hij vertrok vroeg genoeg voor nog op tijd thuis te zijn, hij ging naar de winkel voor inkopen te
doen, …
Om is facultatief als de beknopte bijzin de functie heeft van:
1. Subject of object in de zin: het wordt steeds lastiger (om) op te staan (subject) en Piet
vroeg (om) de ramen te sluiten (object).
2. Bijwoordelijke bepaling bij adjectieven die een neiging of begeerte uitdrukken: ik ben
niet geneigd (om) vanavond uit te gaan, jij bent een beetje te begerig (om) dat saai
boek te lezen, wij zijn bereid (om) aan dat project mee te werken en ze is nieuwsgierig
(om) het vervolg te bekijken.
3. Bijvoeglijke nabepaling bij een zelfstandig naamwoord: ze gingen akkoord met ons
voorstel (om) morgen de tentoonstelling te bezoeken en ze begreep de kunst (om) de
mensen voor zich te winnen. Maar deze regel geldt niet in twee gevallen. Ten eerste is
om wel verplicht als de bijvoeglijke bepaling een bestemming uitdrukt: ze stelde de
vraag om morgen naar Antwerpen te gaan. Ten tweede is om uitgesloten na
zelfstandige naamwoorden zoals mededeling, bericht, nieuws, verklaring, gevoel,
enzovoort: het gevoel iedereen te moeten wantrouwen, is wansmakelijk.
In tussentaal zal men deze facultatieve om door van vervangen: Piet vroeg van de ramen te
sluiten, ik ben niet geneigd van vanavond uit te gaan, ze begreep de kunst van de mensen voor
zich te winnen, …
4.4.3.4 Als of wanneer als voegwoord van tijd in plaats van toen
Vele Vlamingen zijn zich niet bewust van het subtiele betekenisverschil tussen als, toen en
wanneer in de verleden tijd. Toen gecombineerd met een verledentijdvorm verwijst naar een
eenmalige gebeurtenis in het verleden. Als of wanneer gecombineerd met een werkwoord in
de verleden tijd drukken een herhaalde gebeurtenis in het verleden uit. Als men bijvoorbeeld
zegt: als ik die broek vorige week gekocht had, was ik mijn geld voor die week kwijt moet men
in feite zeggen toen ik die broek vorige week gekocht had aangezien het om een eenmalige
gebeurtenis in het verleden gaat.
84
4.4.3.5 Gebruik van het betrekkelijk voornaamwoord dat bij de-
woorden
Dit kenmerk behoeft, afgezien van enkele voorbeelden, geen nadere uitleg: de meeste mensen
dat daar waren en de kast dat ik toen gekocht heb.
4.4.3.6 Gebruik van het betrekkelijk voornaamwoord die bij het
het-woorden
Hier hebben we logischerwijze te maken met het omgekeerde van het vorige verschijnsel.
Voorbeelden zijn: het kunstwerk die ik bekeek en vlees die mensen kochten.
4.4.3.7 Subjectsreduplicatie
Het subject van een zin kan verdubbeld worden door een voornaamwoord dat in persoon,
geslacht en getal overeenkomt met het onderwerp van de zin. Een voorbeeld is: ze gaat zij
morgen haar tante bezoeken. Die verdubbeling kan ook gerealiseerd worden door een
pronominaal cliticum: dit wil zeggen dat het persoonlijk voornaamwoord in nauwe
aansluiting met het voorafgaande woord wordt gebruikt en als gevolg hiervan is het
persoonlijk voornaamwoord vervormd. Voorbeelden zijn: weette gij nog wanneer ge dat hebt
gezegd en ik [h]ebbekik dat nooit willen doen. In de meeste gevallen gaat het bij een
verdubbeling van dat subject om een persoonlijk voornaamwoord, zoals ook het geval is in
alle voorgaande voorbeelden maar in enkele dialecten in de buurt van Gent kan het eveneens
om eigennamen gaan die „verdubbeld‟ worden in die zin dat een persoonlijk voornaamwoord
in nauwe aansluiting met de voorafgaande eigennaam wordt gebruikt: is hij Marie hier
geweest? (Will 2004: 232).
4.4.3.8 Clitische vormen van het persoonlijk voornaamwoord
Deze werden reeds aangehaald bij het kenmerk subjectsreduplicatie maar een persoonlijk
voornaamwoord kan ook zonder verdubbeling geclitiseerd worden. Clitisering van een
persoonlijk voornaamwoord houdt in dat de volle vocaal van een pronomen een reductie heeft
ondergaan met een dof of zwak pronomen tot gevolg (De Schutter 1994: 110). Voorbeelden:
vandaag zijde mij echt boos aan het krijgen, da[t] konnekik niet horen en weette (gij) daar
nog van.
85
4.4.3.9 Doorbreking van de werkwoordelijke eindgroep
De Nederlandse standaardtaal kent ondoordringbaarheid van de werkwoordelijke eindgroep.
Slechts twee elementen mogen die eindgroep doorbreken:
1) Het eerste deel van een scheidbaar samengesteld werkwoord: ik heb de telefoon
moeten opnemen en ik dacht dat wij gingen samenkomen.
2) De te van een te-infinitief: wij hebben haar trachten te overtuigen.
De volgende zinnen, die doorbroken worden door andere elementen dan de zojuist vermelde,
zijn dan ook in strijd met de standaardtalige norm: ik zou hem weer eens moeten de les spellen
(eerste deel van een werkwoordelijke uitdrukking), ze zou er niet langer kunnen naar
luisteren (tweede deel van een voornaamwoordelijk bijwoord), hij had je toch moeten een
diploma geven (direct object), morgen zou ze nog willen in Frankrijk aankomen (adverbiaal
complement) en weet je of we mogen in dat zwembad zwemmen (satelliet).
4.4.3.10 Afwijkende volgorde van de werkwoorden in een
drieledige werkwoordelijke eindgroep
Algemeen geldt dat de hulpwerkwoorden in zo een drieledige werkwoordelijke eindgroep
steeds bijeen moeten staan, bijvoorbeeld: weet je of het gras moet worden gemaaid of weet je
of het gras gemaaid moet worden. Het in Vlaanderen vaak gehoorde moet gemaaid worden,
met het zinswerkwoord dat tussen de twee hulpwerkwoorden staat, geldt als tussentalig.
4.4.3.11 Toevoeging van geworden of geweest aan passieve
constructies
In tegenstelling tot de ons omringende talen Duits, Engels en Frans kent het
Standaardnederlands in de voltooide tijden van het passief geen voltooid deelwoord. Een zin
zoals Jef is gebeten geworden door zijn bloeddorstige hond wordt hier dan ook beschouwd
worden als tussentalig. Ook geweest in de positie van passief deelwoord wordt niet aanvaard
als standaardtalig: hij is al drie keer geslagen geweest.
4.4.3.12 Verkeerd gebruik van mocht(en) en moest(en)
Over deze twee modale hulpwerkwoorden bestaat veel verwarring bij de Vlamingen en dat uit
zich ook in hun taalgebruik. Het zogenaamde hypothetische mocht kan worden gebruikt om
een mogelijkheid of veronderstelling weer te geven en treffen we aan in bijzinnen van
86
voorwaarde en wenszinnen: mocht ik toch maar iets meer discipline hebben (wenszin) en
mocht hij nog komen, dan geef je me maar een seintje (bijzin van voorwaarde). Het gaat hier
steeds om een mogelijkheid die ooit gerealiseerd kan worden en die mogelijkheid noemen we
dan ook een potentialis. Er bestaan echter ook niet (meer) vervulbare mogelijkheden, maar die
mogen in géén geval worden weergegeven door middel van mocht. Dit gebruik noemen we
irrealis. De volgende zinnen zijn bijgevolg niet correct: mocht je naar mij geluisterd hebben
(maar je hebt dat niet gedaan), dan zat je nu niet in de problemen en mochten ze maar hun
mond gehouden hebben (maar dat hebben ze niet gedaan), dan hadden ze geen uitbrander
gekregen. Het gebruik van het werkwoord mogen in de irrealispositie kan worden beschouwd
als hypercorrectie: het dialectische moest(en) komt namelijk zeer vaak voor in de positie van
potentialis en irrealis en zodoende denken vele Vlamingen er goed aan te doen om mocht(en)
te gebruiken. Het Nederlands kent inderdaad geen hypothetisch moest, noch voor een
potentialis, noch voor een irrealis. Ook de volgende zinnen zijn met andere woorden niet
standaardtalig: moest het nu beginnen regenen, dan ging ik een regenjas kopen (potentialis)
en als je eens moest weten wat hij allemaal zegt over jou, zou je hem meteen laten vallen
(irrealis).
4.4.3.13 Het gebruik van de quotatiemarker van
Volgens Van den Toorn kan men het gebruik van van bij de directe rede, een verschijnsel dat
in de Vlaamse tussentaal voorkomt, omschrijven als “een typische spreektaalconstructie, die
niet in verzorgde, geschreven taal toegepast wordt” (Van den Toorn 1997: 529). Een
voorbeeld is ik zei van wacht ne keer. Van Alphen kwam na een onderzoek van van tot enkele
belangrijke en interessante conclusies waarvan ik er hier twee zal opsommen. Ten eerste
moeten we volgens laatstgenoemde voor ogen houden dat het om de directe rede gaat
waardoor men meer de indruk geeft een objectieve vaststelling te doen. In de indirecte rede
daarentegen geeft men meer blijk van een subjectieve(re) beoordeling. Bijvoorbeeld: ik had
zoiets van “wat een vreemde man” versus ik had het gevoel dat hij vreemd was. Ten tweede
merkt zij op dat quotatief van nooit gevolgd wordt door een neutrale gedachte (ik zei van
“gelukkige verjaardag!”) maar daarentegen wel door eerder negatieve gevoelens (ik dacht
van “is hij helemaal gek geworden?”) (Van Alphen 2006: 29-42). Vooral de constructie ik
heb zoiets van leidt in Vlaanderen bij vele mensen tot grote ergernissen.
87
4.4.3.14 Het gebruik van een lidwoord voor eigennamen
Dit uit Brabant overgewaaide dialectische kenmerk wordt vaak in informele situaties in
Vlaanderen toegepast in (de) tussentaal. Voorbeelden zijn de Jan en den Bart.
4.4.4 Lexicale kenmerken
4.4.4.1 Onomasiologische alternatieven
Aangezien de tussentaligheid van woorden verschilt per woordpaar, is het niet gemakkelijk
om een mooi, afgerond overzicht te geven van de lexicale kenmerken. Iedereen heeft namelijk
altijd andere gevoelens bij bepaalde termen. Voor de ene persoon is een woord zoals goesting
bijvoorbeeld „gewoner‟ en bijgevolg minder tussentalig dan klappen terwijl bij iemand anders
boke (dialectisch woord voor boterham) minder standaardtalig wordt ervaren dan klappen.
Volledige objectiviteit en onpartijdigheid kunnen hier logischerwijze dan ook niet nagestreefd
worden. Algemeen kan men wel zeggen dat tussentaal zich onderscheidt van standaardtaal op
lexicaal vlak door de hantering van informele, regionale en zelfs dialectische woorden. Om
dus te beslissen of lexicale items tot (de) tussentaal mogen worden gerekend, werd er gebruik
gemaakt van Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal (2005), de Taalwijzer
van Cockx (1998), Taaladvies van de Nederlandse Taalunie en de Taalbanken van de
publieke Vlaamse Radio- en Televisieomroep. Op basis van het Referentiebestand Belgisch-
Nederlands en van Dale werd dan ook nog eens bepaald of een onderzochte term al dan niet
tot het Belgisch-Nederlands behoort. Samengevat komt het er dus op neer dat we de
bestanden zullen onderzoeken op allerlei onomasiologische keuzemogelijkheden die op één of
andere manier afwijken van de standaardtaal. In een overzicht zullen die gevallen vervolgens
apart besproken worden (zie 5.3).
4.4.4.2 Gebruik van tussenwerpsels
Ook het gebruik van tussenwerpsels zou ik hier willen aanhalen bij de lexicale kenmerken.
Aangezien het om een uiting gaat van een houding van de spreker tegenover zijn omgeving,
kan het absoluut niet als een exclusief tussentalig kenmerk beschouwd worden. Zelfs
bevestigende en ontkennende interjecties zoals ja en nee(n) worden namelijk tot deze
categorie gerekend. Natuurlijk zijn er ook minder gewone en informele tussenwerpsels zoals
verrek, Jezus, niet waar, godverdomme, … en zuivere klanknabootsingen die nooit in
geschreven taalgebruik zouden worden opgenomen, met uitzondering natuurlijk van romans.
88
Er is hoe dan ook voor geopteerd om ook deze tussenwerpsels te markeren en cijfermatig te
verwerken. Het is ten eerste een hoogfrequent verschijnsel dat zonder enige uitzondering bij
elke spreker voorkomt. Zelfs een interviewer waarvan over het algemeen toch wordt verwacht
dat hij of zij sereen en objectief blijft gedurende het hele interview, kan men toch vaak
betrappen op een minder onbevooroordeelde houding ten gevolge van de geuite
tussenwerpsels. Ten tweede staan ze voor velen synoniem voor „betekenisloze opvullingen‟
maar in feite gaat het hier in de meerderheid van de gevallen om gekleurde elementen
waarmee sprekers hun engagement of afkeuring duidelijk maken. De ene keer gaat het om een
eenvoudige, bevestigende ja of mmm; de andere keer om een afkeurende toe jongens. Door
middel van dergelijke interjecties kan men hier dus een waaier van betekenissen uiten.
4.4.4.3 D’r in plaats van er
De verbinding d’r geldt als weinig verzorgd en er is dan ook voor gekozen om alle d’r-s,
inclusief samenstellingen zoals d’rmee en d’rvoor in plaats van ermee en ervoor, op te lijsten.
4.4.4.4 Engels jargon
Dat het Engels zeer waarneembaar oprukt in verschillende domeinen in Vlaanderen is een
feit; desalniettemin wil ik erop wijzen dat we ons geen zorgen hoeven te maken over een
zogenaamde achteruitgang van het Nederlands onder invloed van die wereldtaal. Niet alleen
in de wetenschappelijke wereld en in de bedrijfswereld is die invloed merkbaar, maar ook
jongeren maken gretig én vrijwillig gebruik van het Engels (by te way, shit, hot, not done,
cool…). Het is natuurlijk evident dat men niet onnodig veel Engelse leenwoorden gebruikt,
het „kruiden‟ daarentegen van ons taalgebruik werkt alleen maar verrijkend. We kunnen dus
concluderen dat de verengelsing van onze taal geen probleem is; toch heb ik ervoor gekozen
om ook het Engels jargon te tellen omdat ook dat kenmerk een indicatie is voor het
taalgebruik van de achttien informanten. Het zal evenwel niet cijfermatig worden verwerkt bij
de lexicale kenmerken. Ten slotte wil ik er nog op wijzen dat Engelse eigennamen, citaten,
titels van films, boeken en liedjes niet zullen worden geteld aangezien er geen alternatief voor
handen was bij de spreker.
4.5 Het cijfermateriaal
Samengevat zijn er dus de transcripties van alle achttien sprekers waarin alle zonet
opgesomde variabelen werden geteld. Daarbij heb ik de methode gevolgd zoals in het
89
onderzoek dat werd uitgevoerd onder leiding van Geeraerts, Penne en Vanswegenoven
(1999). “Telkens vier afleveringen van de VTM-soap Familie en de VRT-soap Thuis werden
onderzocht op de aanwezigheid van een aantal fonologische, morfologische, lexicale en
syntactische „vlaamsigheden‟, d.w.z. taalverschijnselen die typerend kunnen worden geacht
voor de Vlaamse tussentaal” (Geeraerts, Penne en Vanswegenoven 2000: 162). Het is deze
onderzoekmethode die ik hier zal toelichten. We opteerden voor tien morfologische
kenmerken, zeven fonologische kenmerken, veertien syntactische kenmerken en ten slotte
vier lexicale kenmerken. Ik wil er hier echter op wijzen dat al deze kenmerken geen exclusief
tussentalige kenmerken zijn maar ook in andere variëteiten van het Nederlands voorkomen.
Enkel deze tussentalige kenmerken tellen zou echter niet voldoende zijn en zou ons
met een verkeerd beeld opzadelen: je kan er namelijk nog geen betrouwbare conclusies uit
afleiden over het al dan niet tussentalige gehalte van een spreker. We moeten derhalve ook de
standaardtalige alternatieven tellen: “hoe vaak een bepaald verschijnsel in een bepaalde
context optreedt is alleen relevant als we ook weten hoe vaak het in dezelfde context niet
voorkomt (Geeraerts, Penne en Vanswegenoven 2000: 163). Nemen we bijvoorbeeld spreker
11: in totaal uitte hij honderdachtentwintig maal het werkwoord hebben in alle mogelijke
verbogen vormen. Van al deze vormen liet hij zevenenzeventig maal de [h] wegvallen waaruit
we kunnen besluiten dat voor het kenmerk h-procope spreker 11 in zestig procent van de
gevallen tussentalige kenmerken gebruikt. Een overzicht van al deze resultaten vindt u terug
in bijlage V.
We beschikken momenteel met andere woorden over een bijzonder grote groep
cijfermateriaal per persoon apart en per afzonderlijk kenmerk. Het gaat hier echter om
ongewogen gemiddeldes. Desalniettemin willen we in dit onderzoek graag relevante
conclusies trekken voor elke persoon apart en moeten we met andere woorden over gewogen
gemiddeldes beschikken. Om daartoe te komen maken we gebruik van de methode die Van
Gijsel, Speelman en Geeraerts (2008) gebruiken in hun analyse van „style shifts‟ in Vlaamse
radio- en televisie-spotjes. Om tot een gewogen gemiddelde te komen, waarbij men dus meer
gewicht geeft aan kenmerken die vaker voorkomen, worden alle tussentalige realisaties
opgeteld over de gehele set van kenmerken. Een voorbeeld ter verduidelijking: een kenmerk
zoals diminutiefvorming komt bijvoorbeeld zes maal voor bij spreker 1 en vier daarvan zijn
tussentalig. Een tweede kenmerk zoals imperatief komt bij dezelfde spreker twee maal voor
en één daarvan is tussentalig gerealiseerd. Dit resulteert dus in vijf tussentalige realisaties op
een totaal van acht voorkomens. We beschikken nu over een tussentalige index van 62.5%
(Gijsel, Speelman en Geeraerts 2008: 212). Natuurlijk zijn er veel kenmerken die weinig tot
90
niet tussentalig gerealiseerd worden. Die kenmerken zullen we dan ook niet verwerken
aangezien de tussentalige index teveel naar beneden zou worden gehaald.
De te analyseren fonologische en morfologische kenmerken werden overgenomen van
Geeraerts (2001) en Smedts (2000) en werden later ook ontleend door Van Gijsel, Speelman
en Geeraerts (2008: 212-214). We bepaalden zelf de syntactische kenmerken; de lexicale
lieten we buiten beschouwing:
Morfologische kenmerken
- Persoonlijk voornaamwoord in de eerste, tweede en derde persoon enkelvoud en meervoud
in de onderwerpsvorm. In standaardtaal luiden deze vormen: ik; jij en je; hij; zij en ze; het; wij
en we; jullie; zij en ze. In tussentaal zijn er verscheidene varianten van deze vormen. Voor een
compleet overzicht: zie 4.4.1.6; de voornaamste vormen zijn echter: ikke; gij en ge; hem;
welle; gulder en gijle; zulder en zijle.
- Bepaald lidwoord: het bepaald lidwoord voor mannelijke zelfstandige naamwoorden is de.
Maar in tussentaal verschijnt dit lidwoord soms als den wanneer het gevolgd wordt door d, t,
b, h of een klinker: den besten in plaats van de beste.
- Onbepaald en ontkennend lidwoord: het onbepaald lidwoord is een voor alle geslachten in
het Standaardnederlands. Maar in tussentaal kan dat ne man, nen appel of e toestel worden
(voor meer uitleg: zie 4.4.1.1). Het ontkennend lidwoord is geen voor alle geslachten in het
Standaardnederlands. Maar in tussentaal kan dat gene man en genen appel worden.
- Aanwijzend voornaamwoord: in standaardtaal luidt het aanwijzend voornaamwoord die, dat,
deze en dit (afhankelijk van de mate van nabijheid: zie 4.4.1.3). Ook hier zijn er in tussentaal
wederom verschillende varianten mogelijk (zie 4.4.1.3) maar de voornaamste zijn: dieje,
dienen, dezen en dees.
- Bezittelijk voornaamwoord: in standaardtaal zijn de voornaamste vormen mijn; je en jouw;
uw; haar; zijn; ons en onze; jullie; hun. In tussentaal krijgen we afhankelijk van het geslacht,
getal en de volgende klinker verschillende varianten: mijnen; uwe(n); hare(n); zijne(n); ons en
onze(n); ulle en ulder(en); hunne(n). Voor een volledig overzicht: zie 4.4.1.4.
- Diminutieven: in standaardtaal wordt er een diminutief gevormd gedaan op basis van de
suffixen -tje en -pje: stoeltje, bloempje en boekje. In tussentaal gebeurt dat met de suffixen -
ke, -eke en -ske: stoeleke, bloemke en boekske.
91
- Imperatief enkelvoud: in tussentaal voegt men dikwijls een -t toe aan de stam van het
werkwoord: loopt (in plaats van loop).
Fonologische kenmerken
- Apocope: de eindconsonant van een woord wordt gedeleerd. Het gaat om t-apocope en
apocope van eind-schwa voor de volgende vocaal. Voorbeelden zijn goe (in plaats van goed)
en z’ is moe (in plaats van ze is moe).
- H-procope: in tussentaal kan de woordinitiële -h weggelaten worden: elemaal in plaats van
helemaal.
Syntactische kenmerken
Aangezien Van Gijsel, Speelman en Geeraerts (2008: 213) het taalgebruik in reclamespotjes
onderzochten, hebben zij ervoor gekozen om geen syntactische kenmerken te onderscheiden.
Dat had vooral te maken met hun onderzoeksobject: in hun corpus konden zo goed als geen
tussentalig gerealiseerde syntactische kenmerken aangetroffen worden. Die afwezigheid
koppelden zij aan de aard van het genre. Reclamespotjes bestaan meestal uit korte en relatief
eenvoudige zinnen die bijgevolg niet gepaard gaan met complexere syntactische structuren.
Aangezien wij hier echter te maken hebben met spontaal gerealiseerd taalgebruik is het wel
degelijk van belang om ook een gewogen gemiddelde te berekenen van de syntactische
kenmerken. Terwijl men in reclameboodschappen erbij gebaat is de boodschap zo kort en
krachtig mogelijk over te brengen, voeren de sprekers hier een echt gesprek waarbij ze
daarentegen zo lang mogelijk aan het woord willen blijven. De zinnen worden hier met andere
woorden wel opgebouwd aan de hand van complexe syntactische structuren.
We hebben ervoor gekozen om van de volgende syntactische kenmerken het gewogen
gemiddelde te berekenen, op basis van hun frequentie in de onderzochte fragmenten:
- Dubbele negatie: de dubbele ontkenning (bijvoorbeeld: er was daar niemand niet) wordt
niet meer beschouwd als Standaardnederlands. Vandaag gebruikt men in het hendaagse
Nederlands niet, geen, niemand, enzovoort.
- Doorbreking van de werkwoordelijke eindgroep: in de Nederlandse standaardtaal mag de
werkwoordelijke eindgroep niet doorbroken worden door allerlei elementen (bijvoorbeeld: hij
had hem toch moeten meer vertrouwen geven). Twee uitzonderingen die de eindgroep wel
92
mogen doorbreken zijn het eerste deel van een scheidbaar samengesteld werkwoord en de te
van een te-infinitief.
- Afwijkende volgorde van de werkwoorden in een drieledige werkwoordelijke eindgroep: in
het Standaardnederlands moeten de hulpwerkwoorden steeds bijeenstaan. Indien het
zinswerkwoord tussen de hulpwerkwoorden staat, kunnen we dat bestempelen als tussentalig:
is het mogelijk dat de test nog moet gemaakt worden?.
Lexicale kenmerken
In tussentaal kunnen we ook een aantal lexicale eigenaardigheden vaststellen. Maar dergelijke
lexicale items komen niet frequent genoeg voor om te kunnen tellen hoe vaak een woord
zoals vree wordt gebruikt in vergelijking met haar Standaardnederlandse tegenhanger erg.
Daarom is ervoor geopteerd om geen gewogen gemiddelde te berekenen van de lexicale
kenmerken.
Aan de hand van de gewogen resultaten kunnen we vervolgens overgaan tot een
profielbeschrijving van alle sprekers apart.
93
5 Resultaten
n dit hoofdstuk presenteren we de resultaten van onze analyse. Eerst en vooral bekijken
we de afzonderlijke fragmenten en trachten we die in verband te brengen met de
sociolinguïstische theorieën en bevindingen uit het tweede hoofdstuk. Ten tweede kijken
we -ook nog verband houdend met de sociolinguïstiek- naar het geslacht, regio en de leeftijd.
Ten derde bekijken we alle sprekers apart. Ten vierde gaan we in op aparte lexicale gevallen.
Een vijfde component van dit hoofdstuk zijn dialectische kenmerken. Het zesde deel behelst
het fenomeen spindoctors. Ten slotte maken we nog een vergelijking met andere situaties.
5.1 Afzonderlijke fragmenten
Wanneer er wordt verwezen naar bepaalde regels in de transcriptie, kan men die terugvinden
in bijlage III, waarin de opnames per spreker apart zijn uitgeschreven.
5.1.1 Fragment 600215
In dit eerste fragment valt al onmiddellijk op dat er bij de interviewer van dienst, zijnde
spreker 1, verschillende stijlen (in de trant van Labov) kunnen worden onderscheiden: ze
vangt namelijk aan met een soort inleiding om het onderwerp en de gast te introduceren. De
zo goed als perfect standaardtalige wijze waarop ze dit doet, wijst erop dat ze de tekst afleest
vanop een monitor. Daarop volgt dan meteen het eigenlijke interview, wat overigens nog
steeds plaatsvindt in de standaardtaal bij spreker 1 maar er toch ook al iets meer van afwijkt.
Dat uit zich bij spreker 1 voornamelijk in het gebruik van tussenwerpsels, die uiteraard
grotendeels te verklaren zijn door de onverwachte wendingen die kunnen plaatsgrijpen
gedurende een interview.
Spreker 1, Geertje De Ceuleneer, studeerde trouwens Licentiaat-Vertaler Nederlands-
Engels-Frans (http://www.vacature.com [geraadpleegd op 29-01-2009]) wat erop wijst dat ze
hoe dan ook al enige tijd vertrouwd is met een goede beheersing van de Algemene
Nederlandse Standaardtaal.
Spreker 2 doet zeker en vast zijn best om het standaardtalige niveau tijdens het
gesprek op een zo hoog mogelijk niveau te houden maar is daar niet altijd even bekwaam in.
Zijn Limburgse achtergrond bijvoorbeeld komt nu en dan naar boven in een dialectische
I
94
uitspraak van allerlei woorden, maar daarover meer in 5.4. Een voorbeeld van een meer
tussentalige zinsnede zijn de regels 10-13 en 19-21 waarin spreker 2 zich als het ware
geïntimideerd voelt door de vragen van de interviewer (geeft dat fijne discussies op
familiefeestjes?; Valt dat te combineren met het voorzitterschap van de SP? en 't is wel wat
werk hè in de SP?) Dat gevoel van onzekerheid heeft logischerwijze een minder „stabiel‟
taalgebruik tot gevolg.
Ook tijdens momenten van agitatie en wrevel, zoals in regels 27-39 en 43-48, praat
spreker 2 tussentaliger aangezien hij dan de controle verliest en zijn „ware ik‟ even naar boven
komt onder de vorm van meer tussentalig en dialectisch gekleurde kenmerken.
Nog een mooi staaltje van code-switching zijn de regels 60-67 waarin je duidelijk kunt
horen dat spreker 2 de vraag van de interviewer (Waarom wil uhm een nobele onbekende een
gooi doen naar zo'n moeilijke job? zeg maar een hondenjob hè?) niet meteen had horen
aankomen: zijn antwoord wordt gekenmerkt door veel twijfel en tussentalige kenmerken.
Maar gaandeweg begint hij op dreef te geraken tot de interviewer er letterlijk een einde aan
maakt.
Interessant is ook de afwisseling in het ge/je-systeem: op het eerste gezicht zou men
denken dat spreker 2 op dit vlak niet bijzonder consequent is maar bij nader inzien blijkt er
toch sprake te zijn van een duidelijke verdeling: wanneer hij het over de mens in het algemeen
(dus ook zichzelf) heeft, maakt hij gebruik van ge (als ge tenminste de afkomst bekijkt; ge wilt
eigenlijk wel dingen omzetten in in werkelijkheid en ge moet vijfduizend leden
vertegenwoordigen). Als hij echter de kiezers aanspreekt, treffen we plots je aan: je hebt nog
de tijd tot morgen vierentwintig uur…
Zoals in dit fragment ook letterlijk wordt gesteld is spreker 2 (Yves Grouwels) de
broer van Brigitte Grouwels, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Aangezien ook zij enige bekendheid geniet, zijn er op internet verscheidene
geluidsfragmenten te horen waar zij aan het woord is. Het kan boeiend zijn om deze twee
personen die afkomstig zijn uit hetzelfde gezin even aan een kort vergelijkend onderzoek te
onderwerpen. Brigitte Grouwels is slechts een jaar ouder dan haar broer en groeide eveneens
op in Limburg. In principe zou men dus verwachten dat ze op linguïstisch vlak dezelfde
kenmerken vertonen. We nemen de proef op de som aan de hand van een fragment dat men
op http://www.youtube.com kan terugvinden en dat ikzelf heb getranscribeerd aan de hand
van het Protocol voor Orthografische Transcriptie waarin alle gebruikte conventies kunnen
worden teruggevonden. Dat protocol maakt deel uit van het Corpus Gesproken Nederlands.
95
Brigitte Grouwels: “[h]ier is TL [h]ier is eh symbool van Brussel maar TL transport en
logistiek dat is een referentiecentrum dat nu gestart is waar dat men alle beroepsopleidingen
inzake logistiek en transport samenbrengt bijvoorbeeld camionchauffeurs heftruckchauffeurs
eh hoe moet men eh de eh papieren eh in eh enfin eh douaneren hoe moet men dat doen al die
beroepen worden aangeleerd in dat referentiecentrum of daar worden de opleiders
samengebracht en wij willen eigenlijk dat mensen gevormd worden in Brussel op maat van de
vraag van de bedrijven die wij hier aantrekken dus dat wordt heel belangrijk”
(http://www.youtube.com [geraadpleegd op 29-01-2009]).
Het valt al meteen op dat er, in tegenstelling tot bij spreker 2, geen sprake is van een
duidelijke Limburgse tongval: alleen een zeer licht uvulaire [R] duidt op haar Limburgse
roots maar voor het overige spreekt ze veel standaardtaliger in vergelijking met haar broer. Op
het eerste gezicht is dit verbazingwekkend gezien ze opgroeiden in hetzelfde nest en dus
grotendeels werden beïnvloed door dezelfde personen maar “na haar universitaire studie
(licentiaat handels- en consulaire wetenschappen) ging ze [Brigitte Grouwels] in 1976 met
haar echtgenoot in Brussel wonen” (http://nl.wikipedia.org/wiki/Brigitte_Grouwels
[geraadpleegd op 29-01-2009]), terwijl haar broer altijd in Limburg is gebleven. Het verschil
tussen deze twee leden van hetzelfde gezien moet dan ook hoogstwaarschijnlijk daar worden
gezocht.
5.1.2 Fragment 600217
Zoals Labov al beweerde, hebben mannen over het algemeen de neiging om minder frequent
dan vrouwen „aan te tonen‟ dat ze inderdaad aandachtige luisteraars zijn door middel van
korte toevoegingen. Bovendien hebben ze ook de neiging om hun gesprekspartners vaker te
onderbreken. Dat dat wel degelijk het geval is, kan men hier mooi zien: in vergelijking met
zijn vrouwelijke collega (spreker 1), laat spreker 3 minder regelmatig uitschijnen dat hij wel
degelijk belangstelling toont en heeft hij minder moeite om zijn gasten te onderbreken (regel
4). Spreker 3 is de journalist Ivan De Vadder en hij studeerde destijds Germaanse taal- en
letterkunde aan de Katholieke Universiteit Leuven, wat er opnieuw op wijst dat we te maken
hebben met iemand van wie op zijn minst verwacht werd veel aandacht te besteden aan zijn
taalgebruik (www.deredactie.de [geraadpleegd op 29-01-2009]).
Verder is het vooral opvallend hoezeer spreker 5 niet uit haar lood is te slaan: zelfs bij
onverwachtse onderbrekingen (die zojuist werden aangehaald) blijft ze standvastig doorpraten
en afgezien van enkele tussentalige kenmerken hier en daar (voornamelijk h-procope en t-
96
apocope) voert de Nederlandse standaardtaal de boventoon. Uit het fragment blijkt dat we hier
te maken hebben met Marianne Thyssen, lid van het Europees Parlement en voorzitter van
CD&V. Op haar officiële website, www.mariannethyssen.be [geraadpleegd op 29-01-2009],
vinden we wat meer informatie over haar afgelegde parcours: zo studeerde ze Rechten aan de
Katholieke Universiteit van Leuven, werd ze vervolgens assistente aan diezelfde Universiteit
en was ze actief als juridisch adviseur en directeur van het UNIZO. Enige retorische
kwaliteiten zijn haar met andere woorden niet vreemd en dat blijkt ook duidelijk uit dit
fragment.
5.1.3 Fragment 600220
Spreker 6 (Jan De Keyser), een verkoopleider uit West-Vlaanderen, is naar mijn mening een
mooi voorbeeld van iemand die wel standaardtaal probeert te praten maar er niet in slaagt en
zo automatisch uitkomt bij een in hoge mate regionaal gekleurd tussentaaltje: vooral de h-
wegval valt op en die wegval gaat gepaard met de laryngalisering van de [g], “wat wil zeggen
dat de g dieper in de keelholte is weggezakt en daardoor als een h wordt uitgesproken”
(Devos en Vandekerckhove 2005: 41).
Sprekers 3 (Ivan De Vadder) en 5 (Marianne Thyssen) vertonen overigens dezelfde
kenmerken als in het vorige fragment.
5.1.4 Fragment 600221
Uit dit fragment blijkt vooral dat sprekers op het vlak van tussentalige kenmerken toch wel
een zekere consistentie aan de dag kunnen leggen: zo maakt spreker 3 (Ivan de Vadder) twee
maal gebruik van de quotatiemarker van telkens wanneer hij één of ander citaat via een vraag
aan de orde brengt (maar dan komt er direct een een tegenreactie van… en mag ik dan even
herhalen wat meneer De Keyser daarnet zei van…). Spreker 5 (Marianne Thyssen) vertoont
bij het woordje goed dan weer veel neiging om het tussentalig te markeren: in dit ene
fragment spreekt ze maar liefst drie keer van goeie met de glijder j en twee keer van goe met
t-apocope. Spreker 7 (Hendrik-Jan Ombelets), ten slotte, gebruikt consequent het ge-systeem:
als ge gaat bekijken…; ge hebt de Boerenbond…; ge hebt ziekenfonds… en ge hebt ACV.
97
5.1.5 Fragment 600223
Spreker 1 (Geertje De Ceuleneer) toont hier in regel 1 tot en met 6 wederom een duidelijk
verschil in taalgebruik tussen enerzijds het introduceren van het onderwerp, dat in vlekkeloos
Algemeen Nederlands verloopt, en het aanspreken van haar gast anderzijds, waar de vele
tussenwerpsels en h-procope in één enkele zin (dag Alex Callier uh is er een groot verschil uh
tussen 't werken voor uh Bertolucci of voor Erik Van Looy?) al meteen in het oog springen.
Het taalgebruik van spreker 8, de muzikant Alex Callier, is behoorlijk tussentalig. Hij
begint, zo goed en zo kwaad als hij kan, in de standaardtaal te praten (regels 1-3), alsof hij als
het ware beïnvloed is door het hoge standaardgehalte van spreker 1. Maar reeds na regel 3
ruimt zijn poging tot standaardtaal plaats voor tussentaal, terwijl hij zich niet meer bewust is
van zijn eigen taalgebruik. Dit toont aan dat mensen wel degelijk de neiging hebben om hun
taalgebruik onder invloed van hun gesprekspartner aan te passen in zijn of haar richting. In de
termen van Giles e. a. hebben we in dit geval te maken met opwaartse convergentie. Maar al
gauw moet die opwaartse convergentie bij spreker 8 plaats ruimen voor een divergerende
strategie; ofwel bewust (bijvoorbeeld uit een zeker gevoel van intimidatie) ofwel geheel
onbewust.
5.1.6 Fragment 600226
In dit fragment zijn er bij spreker 9, de regisseur Erik Van Looy, geen schommelingen in zijn
taalgebruik vast te stellen: door de band genomen spreekt hij constant tussentaal, met hier en
daar zelfs Antwerpse dialectkenmerken. Voornamelijk de h-procopes en t-apocopes zijn
talrijk.
Spreker 10 daarentegen nijgt al veel meer tot de Nederlandse Standaardtaal maar doet,
zoals het een echte acteur betaamt (en spreker 10 is ook in het echte leven acteur van
opleiding, meer bepaald Gene Bervoets), enorm veel aan code-switching. In de regels 11-20
bijvoorbeeld neemt hij nu weer de rol van de verteller op zich, om vervolgens zichzelf in het
verleden aan te halen, dan weer een andere acteur, enzovoort. Op deze manier creëert hij in
feite een volledig rollenspel waarbij hij ook zijn taalgebruik aanpast: de verteller maakt
gebruik van de standaardtaal, de andere personages hun taalgebruik is iets tussentaliger
gekleurd.
98
5.1.7 Fragment 600227
Dit fragment, dat een voortzetting is van het vorige geanalyseerde fragment, zet nog meer het
contrast in de verf tussen spreker 9 (Eric Van Looy) enerzijds en spreker 10 (Gene Bervoets)
anderzijds. Zo halen ze op een gegeven moment allebei een persoonlijke anekdote aan en
terwijl spreker 9 nog meer tussentalig spreekt dan hij sowieso al deed, zet spreker 10 zijn
verhaal rustig uiteen in de Nederlandse standaardtaal:
Spreker 9: “Ggg ik versta dat [h]eel goed alleszins 'k bedoel dat zijn [sɛ n] de
woorde[n] die ik zelf bezig als ik straks ga voetballe[n] om [h]alf twee moet ik gaan sjotten*d
uh en als ik dan weer een kans verkwansel dan is dat [h]et eerste wat ik in de mond neem…”
Spreker 10: “zij is gevalle[n] op uh de generale van Talkshow een voorstelling waar ik
ook in speel ggg en uhm [h]et was een zeer zware fractuur dus zij is dadelijk moete[n]
geopereerd worde[n] een heel zware operatie maar ja die uh tachtigjarige dame die zat de
dag daarna na een zware verdoving alweer rechtop in bed en uh zei heel uh simpel ik heb
heel lekker gegete[n]…”
5.1.8 Fragment 600229
Hier horen we letterlijk hoe de interviewer, zijnde spreker 3 (Ivan De Vadder), tot meerdere
keren toe en bijna schaamteloos zijn gast onderbreekt. Voorbeelden zijn regels 3; 4 en 5; 7 en
8. Hij peilt eerst en vooral naar de vrije tijd van zijn gesprekspartner wat een vrij luchtig
gesprekje oplevert met als gevolg dat spreker 11, de toenmalige eerste minister Guy
Verhofstadt, vrij tussentalig overkomt. Het is namelijk ondertussen bekend: hoe
comfortabeler men zich tijdens een gesprek voelt, hoe minder aandacht men zal besteden aan
zijn of haar taalgebruik.
Maar dan beslist spreker 3 dat het nu wel „welletjes‟ is geweest en dat de tijd is
aangebroken om serieuzere onderwerpen aan te halen: “ja goed over naar de top van
Lissabon…”. Dat heeft niet alleen gevolgen voor de toon van het verdere gesprek, maar ook
voor het taalgebruik van spreker 11: terwijl het eerder oppervlakkige gesprekje van daarvoor
uitnodigde tot tussentaal, vraagt het volgende onderwerp meer serieux en afstand en dan blijkt
standaardtaal de te prefereren variëteit.
Spreker 11 gaat zo een hele tijd door: zijn zinnen zijn bijzonder uitvoerig en zoveel
mogelijk met elkaar verbonden aan de hand van voegwoorden. Het geeft de indruk dat hij zo
lang mogelijk aan het woord wil blijven en dat hij tracht te vermijden dat spreker 3 hem zou
onderbreken. Een mooi voorbeeldje: “en die uitschakeling gaat gebeuren door een sociale
99
agenda en die sociale agenda zal besproken worden in de tweede helft van het jaar namelijk
tijdens het Franse voorzitterschap en de inhoud van die sociale agenda is ook al bekend want
er werd verwezen naar de beslissingen van de raad van ministers van Arbeid en ministers van
Sociale Zaken dus heel concreet komt het erop neer dat we in elk van de Lidstaten een
nationaal beleid gaan krijgen actieplan tegen armoede om die armoede uh tegen tweeduizend
en tien met de helft te verminderen en wat daarbovenop komt is dat die verschillende
instrumenten die zullen gebruikt worden in die landen met elkaar gaan vergeleken worden
want dat is…”
Het is echter belangrijk dat politici diepgang en humor weten af te wisselen. In de
politieke beeldvorming is het namelijk ook opportuun om een positief en toegankelijk beeld
van zichzelf te creëren alsof men als het ware wil laten uitschijnen dat men „ook maar een
mens van vlees en bloed is‟. Wanneer spreker 3 bijvoorbeeld één of andere misstap aanhaalt
van Louis Michel, de toenmalige vicepremier van Verhofstadt (regel 14-16), voelt spreker 11
zich eerst aangevallen (regel 70-71) maar hij lijkt zich al gauw te herpakken en buigt de
zogenaamde aanval van De Vadder zelfs in zijn voordeel om door er op een komische manier
over te gaan (regel 71-75). Dat mondt logischerwijze ook uit in meer tussentalige kenmerken:
de consequente t-apocope en het tussentalige ge vallen op. Op dat laatste punt bijvoorbeeld
zal spreker 11 anders altijd u of je gebruiken.
Vervolgens neemt spreker 11 de rol van leerkracht op zich, hij wil én de interviewer,
én het studiopubliek én de kijkers thuis duidelijk maken wat zijn beleid precies inhoudt
(regels 86-91 en 93-98). Niet alleen zijn toon komt dan vrij „belerend‟ over maar zijn taal is
op dat moment ook meer standaardtaliger, zoals een goede leerkracht ook hoort te doen.
Wanneer spreker 3 beslist dat het tijd is voor een ander onderwerp (“ander onderwerp
duikt het uh communautaire spook niet weer op?...), tracht spreker 11 dit toch wel redelijk
gewichtig thema als het ware af te zwakken via een geestige -tussentalige- opmerking: “wel*x
[h]ier in België duikt dat af en toe ne*d keer op hè…”
Zodra spreker 3 bij spreker 11 allerlei reacties tracht uit te lokken (“de CVP zijn zeer
uh pessimistisch daarover hè?...”) gaat spreker 3 dat echter uit de weg door één of andere zeer
algemene stelling (“oh g[e] [h]ebt [ɣ ɛ pt] pessimiste[n] in ’t leve[n] en optimiste[n] in 't
leven hè?...”) waardoor hij de vraag eigenlijk wegwuift en ze als het ware teruggeeft aan de
interviewer van dienst. In feite wordt de vraag gewoonweg herhaald maar dan wel op zo een
manier dat het spreker 11 goed uitkomt. Het houdt ook steek dat hij de vraag ontwijkt in
tussentaal en niet in standaardtaal omdat hij zo meer gewicht zou leggen in wat hij zegt. En
dat is uiteraard niet de bedoeling aangezien hij de aandacht er net van wil wegtrekken.
100
Ten slotte kunnen we hier nog wijzen op een mooi staaltje van code-switching bij
spreker 11 wanneer hij zijn persoonlijke doelstellingen uit de doeken doet. De vlotheid,
overtuiging en het standaardtalige gehalte van dit fragment duiden erop dat hij die
voornemens al meermaals naar voren had gebracht of toch op z‟n minst al had voorbereid:
“voor mij komt de test uh in tweeduizend en drie in tweeduizend en drie uh moet dit land een
modernisering van zijn overheidsapparaat achter de rug hebbe[n] met het afschaffe[n] van de
kabinette[n] daarin da's één van de politieke kabinette[n] moet zij een een echt degelijk
asielbeleid hebbe[n] zowel met regularisatie als uitwijzing moet er een economische groei
zijn die is er nu al uh…”. Afgezien van enkele tussenwerpsels en de t-apocope is het prefect
standaardtalig. Maar vervolgens verwijst hij naar het volk, „de gewone mensen‟ met andere
woorden en is zijn taal iets tussentaliger gekleurd: “uh en ik denk dat al die elemente[n]
[ɛ ləmɛ ntə] same[n] gaan make[n] dat de mense[n] zegge[n] ah die regeringspartije[n]
doen 't nog zo slecht nie[t] late[n] we maar verder hun vertrouwe[n] geve[n] eerder dan
extreme oplossingen uh nog naar voor…”. Hier hebben we dus opnieuw te maken met meer
spontaan taalgebruik.
5.1.9 Fragment 600230
Er is hier sprake van een debat tussen enerzijds spreker 12, Steve Stevaert, die ervoor ijvert
dat bestuurders enkel volledig alcoholvrij achter het stuur mogen plaatsnemen, en anderzijds
spreker 13 en 14, respectievelijk verkeersdeskundige Romain Poté en de secretaris-generaal
van Horeca Vlaanderen Brussel, Luc De Bouw. Die laatsten vinden het voorstel van Stevaert
ridicuul en overdreven.
Bij de aanzet van het debat richt spreker 1 (Geertje De Ceuleneer) zich enkel tot
spreker 12 wat een vrij rustig en standaardtalig gesprek oplevert over de motieven van
Stevaert voor zijn verbod (regels 1-14).
Maar na een specifieke vaststelling van spreker 1 (“want toen die norm van nul komma
komma vijf is uh ingevoerd dan was zeventig procent van de bevolking tegen dus populair zult
u…”) raakt spreker 12 een beetje geagiteerd en dat uit zich in een iets groter aantal
tussentalige kenmerken (regels 15-20).
Vervolgens zorgt spreker 1 ervoor dat ook spreker 13 (Romain Poté) betrokken raakt
in het gesprek: en dat levert wederom een mooi voorbeeld op van iemand die in eerste
instantie aan opwaartse convergentie doet. Hij doet met andere woorden zijn uiterste best om,
naar het voorbeeld van spreker 1, standaardtalig te praten (regels 1-7), al is het resultaat zeker
101
en vast niet perfect standaardtalig. Maar dat houdt hij niet lang vol en al gauw grijpt hij terug
naar de variëteit waarin hij zich beter thuis voelt: tussentaal (regels 7-12).
Dat spreker 12 kan terugvallen op zijn ervaringen als politicus blijkt wanneer er een
kleine discussie losbarst tussen hem en spreker 13. Terwijl laatstgenoemde volledig de
controle verliest en het enkel nog klaarspeelt om hier en daar iets tussen te roepen (regels 12-
13), is spreker 12 de rust zelve en weigert hij het woord af te geven: regels 21-26.
Nu komt ook spreker 14 (Luc De Bouw) aan het woord en op het eerste gezicht zou
men oppervlakkig durven te stellen dat hij behoorlijk standaardtalig is. Maar schijn bedriegt:
voornamelijk zijn uitspraak geeft die indruk maar op andere niveaus gebruikt hij dan weer
veel meer tussentaal. Het toont aan hoe vooral fonologische eigenschappen het eerst in het
oog springen bij mensen.
Wanneer spreker 12 aan het woord is, bewijst hij dat ook hij even de controle kan
verliezen met meer tussentalige kenmerken tot gevolg: “en men blijft de discussie blijf*u
drinke[n] en rijde[n] kan same[n] volge[n]s de horeca ik vin[d] dat een fout uitgangspunt en
da's echt nie[t] voor mijn busse[n] te vulle[n] want daar [h]eb ik een ander probleem ik zal
busse[n] moete[n] bij inzetten…”. Een ander voorbeeld: “hum ja uwe*d mag ik? oké*x u
bewijst dat mijn voorstel zinvol is de Bob-campagne werkt want de horeca werk[t] d'raan mee
da's één vaststelling een tweede vaststelling is dat de handhaving niet werkt dat de controle
niet uitgevoerd uh wordt en daar ben ik [h]et mee eens maar 't is zeer merkwaardig dat de
federale regering nu opmerk[t] waarvoor zij bevoegd is als ik iets over haar bevoegdheden
zeg ja maa[r] we zulle[n] beter gaan controlere[n] in de toekoms[t] waarom heeft men dat in
het verlede[n] niet ge*a…”.
Uit dit fragment blijkt ook dat wanneer de mensen langer de kans krijgen om aan het
woord te blijven, hun taalgebruik over het algemeen standaardtaliger zal zijn. Dat is ook
logisch: ze praten rustiger en meer geconcentreerd en kunnen zodus ook meer aandacht
schenken aan hun taal. Een voorbeeld is spreker 14 (regels 18-33).
Naar het einde van het gesprek toe trekt bij spreker 13 een bepaald kenmerk erg de
aandacht, zeker gezien het feit dat hij dat kenmerk aan het begin van het debat zo goed als
nooit gebruikte: het gaat meer bepaald om het weglaten van de doffe [e] of schwa in
werkwoorden: rijd[e]n, kreg[e]n, zat[e]n, enzovoort. Het is werkelijk frappant en dit
tussentalig kenmerk kunnen we misschien linken aan het feit dat spreker 13, naarmate het
gesprek vordert, zich steeds comfortabeler voelt.
102
Ook bij spreker 12 kunnen we vaststellen hoe hij naarmate het interview vordert,
steeds meer aan t-deletie doet na de medeklinkers ch, f, g, k, p en s: werk[t], opmerk[t],
toekoms[t], verontwaardig[d], vin[d], heef[t], enzovoort.
Hoewel spreker 14 in de regels 33-44 ook vrij lang het woord heeft, vertoont hij hier
niet in dezelfde hoge mate standaardtalige kenmerken zoals in de regels 18-33 wel het geval
was. Dat kan men verklaren doordat hij zich hier erg begint op te winden: “ja ja maar daar
ben ik het dus niet mee eens hè…”. De h-procopes en t-apocopes vallen het meeste op, naast
talrijke andere tussentalige kenmerken.
5.1.10 Fragment 600237
Spreker 15, de kunstkenner Jan Hoet, komt hier zeer tussentalig uit de hoek. Ook hij is van de
generatie van spreker 13: hij is geboren is 1936 en zal dus ook getuige geweest zijn van de
talrijke ABN-acties in de jaren vijftig en zestig. En net hij vertoont, in vergelijking met de
andere sprekers, de meeste tussentalige kenmerken. Reeds van in het begin van het gesprek
viert tussentaal hoogtij. Hij heeft bovendien zoveel invloed op spreker 1 (Geertje De
Ceuleneer) dat zij -in weliswaar lage mate- aan neerwaartse convergentie doet: zo doet ze
bijvoorbeeld aan t-deletie, iets waar ze in de overige fragmenten zo goed als niet op kan
worden betrapt.
Spreker 16 staat in groot contrast met spreker 15: het gaat hier om Tobias Leenaert die
“Germanist en Cultuurwetenschapper van opleiding is” (http://www.vegetarisme.be
[geraadpleegd op 02-02-2009]). Dat levert hem met andere woorden al een groot voordeel op
boven spreker 15 die, hoewel hij zeker geconfronteerd is met de ABN-acties, daar uit een
zekere subversieve houding negatief op reageerde. Spreker 16 daarentegen opteerde bewust
voor een richting waarin taalvaardigheid veel belangstelling krijgt.
Toch is spreker 16 niet altijd even consequent standaardtalig en dat is volgens mij te
wijten aan zijn nervositeit. Hij heeft niet alleen een relatief jonge leeftijd (27 jaar op het
moment van de opname) maar wordt bovendien ook nog eens geconfronteerd met het
„monument‟ Jan Hoet. Geen bevorderlijke feiten om de rust en kalmte te bewaren. Ook zijn
toon en zijn prosodie verraden zijn zenuwachtigheid: hij praat zeer jachtig en komt als het
ware adem te kort (regels 5-14).
Spreker 15 durft het onderwerp nu en dan ook op een humoristische wijze te
benaderen en dat levert nog meer tussentalige kenmerken op dan hij normaliter al zou uiten.
Het gaat hier namelijk om een debat tussen iemand van de actiegroep Dierenbevrijding
103
enerzijds en Jan Hoet anderzijds die komt pleiten in het voordeel van Jan Fabre die destijds de
zuilen van de Gentse Aula omhulde met Gandaham: “t is den*d beste die ge kunt [h]ebben en
vers bove[n]dien en twee keer gerookt twee keer gerookt dus dat is een no*a ongelofelijke
kwaliteit en en dat [h]angt buiten dus da's perfect dat [h]angt in den tocht dus uh da[t] moet
altijd zo zijn en da[t] gaa[t] lang beware[n] zeker drie maand natuurlijk als de
volksgezondheid d'r uh [h]oe zou 'k zegge[n] zijn zijn onderzoekinge[n] doet en [h]et is
allemaal perfect dan is er geen enkel probleem…”. Ander voorbeeld: spreker 1 vraagt hem of
het mogelijk is dat mensen van de ham gaan eten. Antwoord van spreker 15: “wablief? als ze
ja luistert uh uh ge ge ge eet toch ook geen geen hesp die ge op de grond vindt hè ah ja uh en
die aan een paal [h]angt uh gaat ook nie[t] opeten hè uh da's toch duidelijk hè trouwe[n]s…”
Maar ook spreker 15 zal op een gegeven moment tussentaliger beginnen praten: het
lijkt erop dat al zijn gêne weg is en dat hij bijgevolg nu pas echt op dreef raakt: “daar
uiteraard aan hé je kan daar nie[t] naar kijke[n] zonder te denke[n] wat 't impliceert en wat
erachter zit uhm ik weet nie[t] misschien als je nie[t] zou wete[n] da[t] da[t] vlees is uh da[t]
je da[t] misschien mooi kan vinde[n] ik spreek mij nie[t] uit over 't feit of dat 't mooi is of
nie[t] of kunst is of nie[t]…” en “uh dat interesseert mij wel maar 'k bedoel dat is de discussie
nie[t] voor ons ik ga nie[t] beginne[n] schreeuwe[n] van dat is geen kunst of uhm 'k vind 't
eventueel kan ik zegge[n] 'k vind 't geen ethische kunst hè d'r is uh d'r d'r zijn proble*a
probleme[n] mee denk ik uhm maa[r]*d ik ga nie[t] zegge[n] 't is geen kunst of uh of 't is
slechte kunst of ’t is…”.
Nog één belangrijk detail: spreker 15 hanteert stelselmatig het ge-systeem, met name
om naar zichzelf en de mens in het algemeen (men) te verwijzen. Enkel wanneer hij de
interviewer aanspreekt, zegt hij je. Het lijkt alsof hij zich daar dus nog bewust is van de
afstand en dat ook wil verbaliseren, net zoals het geval was bij spreker 2. Voorbeelden: “'t is
den*d beste die ge kunt hebben” en “begrijp je?”.
5.1.11 Fragment 600243
Enige duiding bij dit fragment: spreker 1 (Geertje De Ceuleneer) interviewt hier spreker 17,
de cultregisseur Rob Van Eyck en spreker 18, actrice en presentatrice Saartje
Vandendriessche naar aanleiding van de film Blue Belgium. Die film trachtte de kijkers een
mogelijke verklaring te geven voor wat er in België fout liep in de periode 1980-2000, gaande
van de Bende van Nijvel tot de Dutroux-affaire (http://www.imdb.com (= The Internet Movie
Database) [geraadpleegd op 02-02-2009]). De film kreeg bakken kritiek over zich heen
104
wegens de erbarmelijke acteerprestaties en de gebrekkige kwaliteit, zowel op narratologisch
als op technisch gebied.
Spreker 1 wijst ook onmiddellijk op die scherpe reacties waarop spreker 17, die we
over het algemeen als één van de sprekers met het hoogste tussentalige karakter kunnen
bestempelen in dit onderzoek, de bezwaren gewoonweg wegwuift. Spreker 1 ergert zich
duidelijk aan zijn onverschilligheid en reageert daar dan ook op: “je je trek[t] [h]et [trɛ kət]
je niet aan eige[n]lijk”. Ze neemt met andere woorden aanstoot aan hetgeen hij beweert en dat
heeft meer tussentalige kenmerken tot gevolg, terwijl ze normaliter zo goed als geen
tussentaal spreekt.
Daarop richt spreker 1 zich tot spreker 18 en vraagt haar mening omtrent de slechte
recensies. Ook zij is door de band genomen behoorlijk tussentalig. Maar vooral wat ze hier
zegt, trekt de aandacht: in feite vindt ze dat de journalisten het bij het juiste eind hebben
wanneer ze de film afkraken. We hebben hier dus van doen met een actrice die zich als het
ware geneert over haar prestatie. Zo wordt er op haar officiële website
(http://www.saartjevvd.be [geraadpleegd op 02-02-2009]) helemaal geen gewag gemaakt van
de betreffende film in haar biografie bij het subthema ervaringen voor tv en film. In eerste
instantie lijkt dit misschien overbodige informatie maar het toont aan dat spreker 18 zich in
een ongunstige en allesbehalve comfortabele situatie bevindt: ze wordt geïnterviewd wegens
een feit dat ze liefst zo gauw mogelijk zou willen vergeten.
Spreker 1 grijpt het antwoord van spreker 18 aan om terug te keren naar spreker 17:
“Rob geen goe[d] scenario zegt uw actrice” zegt ze op een schampere toon. En opnieuw het
tussentalige kenmerk t-apocope. Het komt mij in feite voor dat spreker 1 hier even haar
objectiviteit aan de kant schuift en ze aanstoot neemt aan hetgeen spreker 17 zegt. Ze wordt
met andere woorden meer „mens‟ en dus ook meer tussentalig.
Daarop is spreker 17 uiteraard geïrriteerd en hij antwoordt chagrijnig en bijzonder
tussentalig: “uh nee nee maa[r] ze ze moet zegge[n] z[e] [h]ee[ft] [ze:] [h]et scenario nooit
nie[t] in z'n geheel nie[t] geleze[n] hé dus…”.
Spreker 1 voelt dat de toon misschien iets te aanvallend wordt en onderbreekt spreker
17 abrupt. Er gaat bijna een gevoel van medelijden van haar uit want ze zegt nu dat spreker 18
de film wel in z‟n geheel zal hebben gezien.
Vervolgens antwoordt spreker 18 zeer aarzelend én tussentalig dat ze er toch wel wat
moeite mee had toen ze de film voor de eerste maal zag. Het is echt opvallend hoezeer ze haar
woorden wikt en weegt. En opnieuw zegt weer niet de journaliste maar de mens achter
spreker 1: “Hm da's waar daar moet je aan wenne[n]”.
105
Wat nu volgt, is een klein verbaal gevecht tussen spreker 17 en 1: er is met andere
woorden even totaal geen sprake meer van de onbevangenheid die journalisten in principe
toch zouden moeten nastreven. Het is bovendien één van de meest tussentalige fragmenten bij
spreker 1:
Spreker 1: “ hm ja maa[r] wat vind jij? vind jij [h]et een goede of een slechte film?”
Spreker 17: “ ja zeg ik ga toch over m'n eigen film uh xxx”
Spreker 1: “Maa[r] ik heb dat geleze[n] 't schijnt da[t] je 'm zelf niet goed vindt”
Spreker 17: “ ja maa[r] nee ik zeg nie[t] [h]et is wat is een goede film?”
Spreker 1: “zeg [h]et mij”
Maar daar waar spreker 1 zich na deze geciteerde „aanvaring‟ herpakt en opnieuw geheel
standaardtalig begint te spreken, blijft spreker 18 voor de rest van het gesprek dezelfde
tussentalige toon aanhouden.
Zoals bij zoveel sprekers al het geval is geweest, voelt spreker 18 zich op het einde
van het gesprek meer op haar gemak en durft ze meer rechttoe rechtaan haar mening te uiten.
Dat gebeurt in tussentaal aangezien ze zich tamelijk opwindt over de gehele situatie (regels
11-19).
Wanneer men het ook nog heeft over de mogelijkheid van een proces naar aanleiding
van de film, toont spreker 17 zich wederom bijzonder laconiek waarop spreker 1 nogmaals de
controle verliest: “je zou d'r nog blij mee z*a zijn ook eige[n]lijk hè me[t] zo’n proces of niet
zie ik dat verkeerd?”.
Een laatste opvallende opmerking: spreker 17 gebruikt in het hele fragment
consequent het ge-syteem terwijl spreker 2 en 15 ge en je afwisselden, afhankelijk van de
persoon/personen naar wie ze verwijzen.
5.2 Resultaten per geslacht, regio en leeftijd
We maken hier steeds gebruik van het algemeen gemiddelde gewogen tussentalig gehalte van
alle achttien sprekers (zie bijlage VII). We hebben dus niet gewerkt met de ongewogen maar
met de gewogen gemiddeldes: een kenmerk zoals diminutiefvorming komt bijvoorbeeld
minder frequent voor dan het persoonlijk voornaamwoord in de tweede persoon enkelvoud.
Toch is enige voorzichtigheid hier nog steeds op zijn plaats: het aantal onderzoekspersonen
bedraagt namelijk slechts achttien personen waardoor we geen statistisch relevante conclusies
kunnen maken op het gebied van de seksen, de provincies en de leeftijd. Desalniettemin wens
106
ik hier mijn bevindingen te presenteren, zolang men echter in het achterhoofd houdt dat de
resultaten onder voorbehoud zijn.
5.2.1 Geslacht
We kunnen ten eerste nagaan of er een verschil bestaat tussen mannen en vrouwen op het vlak
van het algemeen gemiddelde tussentalige gehalte, zoals men in de sociolinguïstiek beweert.
Een echt antwoord kunnen we echter niet leveren op deze vraag aangezien niet alle sprekers
hetzelfde profiel hebben. We zouden wel algemene conclusies kunnen trekken voor de
mannen versus de vrouwen indien alle mannen en vrouwen bijvoorbeeld een hoge opleiding
hebben genoten én bovendien uit de regio Brabant afkomstig zijn. Maar dat is hier uiteraard
niet het geval. Een voorbeeld: stel dat alle vijftien mannen uit dit onderzoek toevallig
afkomstig zijn uit de regio Limburg. In dat geval is hun relatief hoog of laag tussentalig
karakter evengoed toe te schrijven aan hun regio in plaats van hun geslacht. Toch wens ik hier
het algemeen gemiddeld tussentalig gehalte weer te geven, zonder evenwel iets uit de cijfers
af te leiden. Voor de mannen komt dit neer op 21% en voor de vrouwen op 17%. Bij wijze
van vergelijking verwijs ik graag even naar mijn Bachelorscriptie Het Nederlands van jong
volwassenen in Nederlandstalig België als spiegel voor de toekomst waarin ik een algemene
indruk trachtte te schetsen van het huidige taalgebruik van jongeren. Het ging om een
onderzoek naar het taalgebruik van vier sprekers én de resultaten van een vergelijkbaar
onderzoek door zes medestudenten. Op deze manier wouden we tot een globaal portret komen
van de hedendaagse Vlaamse taal die gehanteerd wordt door jong volwassenen: het ging meer
bepaald om mannelijke en vrouwelijke adolescenten tussen achttien en vierentwintig jaar. Het
Corpus Gesproken Nederlands lag ook in dat onderzoek aan de basis van die scriptie. De
werkwijze was van dezelfde aard maar uiteraard iets minder uitvoerig. Ook daar was er een
verwaarloosbaar verschil tussen de mannen (57%) en de vrouwen (59%).
Het verschil tussen de tamelijk lage cijfers in deze Masterscriptie en de relatief hoge
cijfers in de toenmalige Bachelorscriptie is te verklaren doordat we in het laatstgenoemde
onderzoek enkel uitgingen van afhankelijke variabelen die over het algemeen vrij vaak
tussentalig worden gerealiseerd. Dat heeft logischerwijze een groter tussentalig gehalte tot
gevolg. Bovendien ging het om ongewogen resultaten, terwijl we hier gebruik maken van
gewogen gemiddelden.
107
Geslacht
mannen (15 van de 18)
vrouwen (3 van de 18)
5.2.2 Leeftijd
Voor deze parameter maken we gebruik van de bevindingen van Boves en Gerritsen (1995,
zie infra) die uitgaan van drie leeftijdscategorieën (0-20 jaar; 20-40 jaar en 40-70 jaar). Ze
stellen dat het standaardtalige gehalte het grootst is in de periode 20-40 jaar en het dialectisch
en tussentalig gehalte groter is in de twee overige perioden. Aangezien we hier echter te
maken hebben met Nederlandse onderzoekers en Nederland ook sneller gestandaardiseerd
was in vergelijking met België, verruimen we de tweede leeftijdscategorie tot 50 jaar en
beslaat de derde leeftijdscategorie met andere woorden de vijftig - tot en met zeventigjarigen.
We gaan uit van de leeftijd die de sprekers hadden tijdens de opnames, die allemaal
plaatsvonden in de periode 1999-2000. Voor de leeftijdscategorie 0-20 jaar krijgen we dan
een algemeen gemiddeld tussentalig gehalte van 7%, voor de categorie 20-50 jaar 31% en
voor de categorie 50-70 jaar ten slotte 30%.
We dienen hier echter twee opmerkingen te maken: ten eerste behoort er van alle
achttien sprekers slechts één persoon tot de categorie 0-20 jaar, wat een vertekend beeld
oplevert. Het is toevallig dat spreker 4 zeer standaardtalig spreekt, maar voor hetzelfde geld
was het omgekeerde het geval. Ten tweede is het algemeen gemiddeld tussentalige gehalte in
de categorie 50-70 jaar bijna even groot als in de categorie 20-50 jaar. We moeten er hier
echter op wijzen dat ook deze tweede categorie sprekers (20-50 jaar) functioneerden in een
televisieprogramma en over het algemeen in bepaalde opzichten wel aandacht zullen hebben
geschonken aan hun taalgebruik. Het is dus helemaal geen bewijs voor het feit dat de stelling
108
van Boves en Gerritsen zomaar onderuit mag worden gehaald. Bovendien behoren twee van
de drie sprekers met het hoogste algemeen gemiddeld tussentalige gehalte tot de
leeftijdscategorie 50-70 jaar.
Leeftijd
0-20 jaar (1 van de 18)
20-50 jaar (12 van de 18)
50-70 jaar (5 van de 18)
Hier is er trouwens geen vergelijking mogelijk met de bachelorscriptie aangezien alle
onderzoekspersonen in laatstgenoemde onderzoek tussen achttien en vierentwintig jaar oud
waren.
5.2.3 Regio
Ten slotte kunnen we ons nog afvragen hoe het is gesteld met de provincies Antwerpen,
Limburg, Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen. Het gemiddelde van al de
procenten levert de volgende gewogen gemiddelden op per provincie:
Provincie Gemiddeld tussentalige gehalte
Antwerpen (4 van de 18 sprekers) 20%
Limburg (3 van de 18 sprekers) 26%
Vlaams-Brabant (4 van de 18 sprekers) 16%
Oost-Vlaanderen (6 van de 18 sprekers) 24%
West-Vlaanderen (1 van de 18 sprekers) 5%
Als we de gegevens in een grafiek gooien, levert dat het volgende resultaat op:
109
Regio
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
Limburg Oost-
Vlaanderen
Antwerpen Vlaams-
Brabant
West-
Vlaanderen
Provincie
Gem
idd
eld
tu
ssen
tali
g
geh
alt
e
Net zoals in de bachelorscriptie het geval was, wordt er het minst tussentaal gesproken in
West-Vlaanderen. Vooral het verschil tussen West-Vlaanderen enerzijds en alle overige
provincies anderzijds is opmerkelijk: het tussentalig gehalte in Limburg bijvoorbeeld is vijf
maal zo groot in vergelijking met West-Vlaanderen. We moeten er ons echter voor behoeden
om uit dit materiaal conclusies te trekken: die zouden onbetrouwbaar zijn aangezien de
onafhankelijke variabelen onvoldoende gescheiden zijn. Zo is de enige West-Vlaming
(spreker 5) in dit onderzoek een relatief jonge (categorie 2; 35 jaar) man.
5.3 Aparte lexicale gevallen
5.3.1 Spreker 1: Geertje De Ceuleneer
Uw kandidatuur stellen (Fv600125, r. 16): VRTtaal geeft aan dat zijn kandidatuur
stellen geen Algemeen Nederlands is, zich kandidaat stellen, zich aanmelden als
kandidaat en zijn kandidatuur indienen zijn dat daarentegen wel (http://taal.vrt.be
[geraadpleegd op 06-10-2008]). Het is hier bovendien interessant om erop te wijzen
dat van Dale wijst op twee betekenissen, ten eerste “het dingen naar een ambt;
kandidaatsstelling”, zoals in deze context ook wordt bedoeld, en ten tweede
“universitaire studie die voorafgaat aan de licentie”.
Ie (Fv600215, r. 19; Fv600226, r. 21, 22, 23 en 25): volgens zowel van Dale als
VRTtaal is ie de spreektalige variant van hij en komt ie alleen voor als hij achter het
werkwoord staat en achter de ondergeschikte voegwoorden. Na een nevenschikkend
110
voegwoord zeggen we dus altijd hij (http://taal.vrt.be [geraadpleegd op 06-10-2008]).
Aangezien spreker 1 als journalist voor de openbare omroep werkt, wordt zij bijgevolg
in principe verondersteld stond hij daar dan toch in plaats van stond ie daar dan toch
te zeggen. Maar wat is nu precies de oorsprong van dit klankverschijnsel? Volgens
M.C. van den Toorn (1959: 90) zou het enclitische ie een voorzetting zijn van het
oudere persoonlijke voornaamwoord ie.
Gekwetst (Fv600227, r. 4): gekwetst mag men, zoals te lezen is op VRTtaal, niet
gebruiken voor “fysiek verwond en gewond”. Het betekent namelijk “psychisch
verwond, gekrenkt, geërgerd en beledigd” (http://taal.vrt.be [geraadpleegd op 06-10-
2008]). Het is dus hoegenaamd geen geldig alternatief voor blesseren, iets wat vele
Vlamingen nog steeds schijnen te geloven. Ruud Hendrickx wijst ook op dit probleem
op de officiële website van de VRT in het volgende citaat:
"Ho maar, beste Ruud," hoor ik er al een paar mopperen, "in mijn
Grote Van Dale staat het klaar en duidelijk. Blesseren is hetzelfde als
kwetsen: iemand bezeren door een schok, slag of stoot." Ik spreek dat
niet tegen. Alleen gebruiken we in het huidige Nederlands kwetsen
niet meer in die betekenis. In de Grote Van Dale wordt het Nederlands
van de laatste honderd vijftig jaar beschreven. De oudste en misschien
ook verouderde betekenis komt het eerst, de nieuwste betekenis het
laatst. De eerste en oudste betekenis van kwetsen in de Grote Van
Dale is verwonden, de derde en nieuwste betekenis is krenken. De
Hedendaagse Van Dale is veel duidelijker in deze zaak. Bij kwetsen
zegt hij uitdrukkelijk dat het verouderd is in de zin van verwonden.
(http://taal.vrt.be [geraadpleegd op 06-10-2008]).
Van gedacht veranderd (Fv600230, r. 12): om te beginnen kan erop gewezen
worden dat gedacht niet terug te vinden is in van Dale. Ten tweede wijst VRTtaal
erop dat je van gedachte of mening verandert. Gedacht is te informele (Belgische)
spreektaal voor verslaggeving.
Dierven (Fv600230, r. 15): een vergelijking op de zoekmachine Google levert ons
onmiddellijk het volgende veelzeggende resultaat op: 211 treffers in Nederland en
870 in België wat erop wijst dat het hier ontegensprekelijk om een dialectische
term uit België gaat. Het werkwoord durven wordt vandaag echter niet meer
onregelmatig vervoegd zoals vroeger het geval was (dierf en dorst) maar
regelmatig.
Op gegeven moment (Fv600237, r. 22): de correcte standaardtalige uitdrukking is
in dit geval op een gegeven moment.
111
5.3.2 Spreker 2: Yves Grouwels
Verlof (Fv6002215, r. 11): verlof is de toestemming om afwezig te blijven van het
werk of van de school. De periode waarin scholen vrij hebben, zoals in deze context
het geval is, of waarin we niet hoeven te gaan werken, is de vakantie (Cockx, 1998:
348). Het standaardtalige equivalent is hier dus vakantie.
Tijd overgehad (Fv600215, r. 12): men kan tijd over hebben in het geval men meer
tijd heeft dan men initieel nodig had. Maar in dit geval ontbreekt het de spreker net
aan tijd om bij iets stil te staan. Hij bedoelt dus tijd voor gehad. We moeten er hier
natuurlijk op wijzen dat het evengoed om een verspreking van spreker 2 kan gaan;
maar voor de volledigheid vermelden we het geval in kwestie evenwel.
Bolt (Fv600215, r. 20): VRTtaal labelt het werkwoord bollen als zeer informeel
Belgisch-Nederlands voor “rijden en uitrollen”. Opmerkelijk is dat deze spreker het in
nog een andere betekenis gebruikt, namelijk: “met succes iets afhandelen”.
Nu komt dit voorstel ook van Steve uit (Fv600215, r. 33): het is perfect standaardtalig
om te zeggen: nu komt dit voorstel ook van Steve. Uit is overbodig. We hebben hier
hoogstwaarschijnlijk te maken met een contaminatie: “(taalkunde) het dooreenhalen
van betekenisverwante woorden of uitdrukkingen, waardoor een verkeerd nieuw
woord of een verkeerde nieuwe uitdrukking ontstaat; bijvoorbeeld „dat kost duur‟ is
ontstaan door contaminatie van: „dat is duur‟ en „dat kost veel‟.” (van Dale). Hier ging
het waarschijnlijk om het dooreenhalen van komen enerzijds en uitgaan van
anderzijds.
Terug (Fv600215, r. 37): Vlamingen zijn zich over het algemeen niet bijzonder goed
bewust van het verschil tussen terug en weer. “Terug geeft aan dat er een beweging is
naar de plaats van herkomst, naar het uitgangpunt. Weer geeft een herhaling aan:
opnieuw, alweer, nogmaals” (http://taal.vrt.be [geraadpleegd op 09-10-2008]). Dus
wanneer spreker 2 zegt dat iedereen er terug over zal spreken, moet hij in feite zeggen
dat iedereen er weer over zal spreken. Ook in van Dale staat vermeld dat terug in
België onterecht wordt gebruikt in plaats van weer of opnieuw.
Standpuntinname wil doen (Fv600215, r. 38): men kan een standpunt hebben of
innemen. Er is hier met andere woorden sprake van een contaminatie van enerzijds het
substantief en anderzijds het werkwoord onder de vorm van het afgeleide substantief.
Niks (Fv600215, r. 59 ): is volgens van Dale informeel taalgebruik voor niets.
112
Bezwaren mee (Fv600215, r. 67): het correcte standaardtalige voorzetsel luidt in dit
geval tegen en niet mee.
5.3.3 Spreker 3: Ivan De Vadder
Ruimte genoeg voor oppositie te voeren (Fv600217, r. 5): na het substantief volgt het
voorzetsel voor in bijvoorbeeld ruimte voor twee personen of voor een extra kast. Het
gaat met andere woorden om iets tastbaars. Aangezien het hier om een daad gaat, past
hier beter het voorzetsel om: ruimte genoeg om oppositie te voeren.
5.3.4 Spreker 4: Roel De Meu
Bij deze spreker zijn er geen lexicale eigenaardigheden vast te stellen.
5.3.5 Spreker 5: Marianne Thyssen
Reconversie (Fv600217, r. 4): het gaat hier om Belgisch-Nederlands taalgebruik zoals
ook in van Dale te lezen staat: “omschakeling in de industrie of het bedrijfsleven van
het ene product op het andere, met het oog op economisch herstel.” Het
Referentiebestand Belgisch-Nederlands (RBBN), een lexicon dat ongeveer
vierduizend woorden en uitdrukkingen bevat die typisch zijn voor het Nederlands in
België, beschouwt het als een vrije alternant wat erop neerkomt dat deze variant in
Vlaanderen frequent voorkomt maar dat het ook een Noord-Nederlands synoniem
heeft. In dit geval luidt het synoniem herstructurering. Beide termen zijn
gelijkwaardig en in België worden de twee mogelijkheden min of meer door elkaar
gebruikt. (Martin, 2005: 369). Ten slotte levert Google het laatste bewijs dat het wel
degelijk om een belgicisme gaat: respectievelijk 33700 en 816 treffers voor België en
Nederland.
Een ingewikkeld verhaal … houden (Fv600220, r. 1 en 2): iemand kan een feest, halt,
een lezing, schoonmaak, spreekuur enzovoort houden maar je vertelt of draagt een
verhaal voor.
Mekaar (Fv600220, r. 9): van Dale geeft aan dat het informeel taalgebruik is voor
elkaar. Op de officiële website van VRTtaal staat dat er grammaticaal en wat de
betekenis betreft geen enkel verschil is tussen mekaar en elkaar. Stilistisch is er echter
113
wel een verschil in die zin dat elkaar in alle contexten bruikbaar is, mekaar enkel in
informeel Nederlands.
Alles en nog wat (Fv600221, r. 16): de correcte standaardtalige verbinding is van alles
en nog wat.
5.3.6 Spreker 6: Jan De Keyser
Geen genoeg goeie verkopers (Fv600220, r. 4 en 5): voor het bijwoord genoeg hoort
het negatiepartikel niet te staan, geen genoeg is een niet-standaardtalige verbinding.
5.3.7 Spreker 7: Hendrik-Jan Ombelets
De les spellen aan de afgevaardigden (Fv600221, r. 7): je spelt iemand de les maar je
kan niet aan iemand de les spellen.
5.3.8 Spreker 8: Alex Callier
Dat aan mij een groot deel overgelaten (Fv600223, r. 4): dit is een afwijkende
uitdrukking en het valabele alternatief luidt als volgt: dat voor een groot deel aan mij
overgelaten.
Op ’t goed-vallen-‘t-uit (Fv600223, r. 6): dit is een dialectische uitdrukking die
ondermeer in Sint-Niklaas wordt gebruikt met als betekenis: “op goed geluk, op hoop
van zegen”. Het komt erop neer dat je aan iets begint en dan wel zal zien hoe het
afloopt of waar je zal belanden.
De zaterdagavond (Fv600223, r. 15): op zaterdagavond is de algemeen aanvaardbare
verbinding, de zaterdagavond daarentegen is een afwijkende constructie.
5.3.9 Spreker 9: Eric Van Looy
Gelijkt (Fv600626, r. 21): VRTtaal geeft aan dat gelijken op te formeel klinkt en raden
lijken op aan (http://taal.vrt.be [geraadpleegd op 07-10-2008]).
’t Moment ze vragen (Fv600626, r. 33): in deze afwijkende constructie ontbreekt het
onderschikkend voegwoord dat of waarop. Algemeen Nederlands is met andere
woorden: ’t moment dat/waarop ze vragen.
Ie (Fv600626, r. 44, 50 en 51): zie boven
114
Versta (Fv600627, r. 1): vele sprekers durven wel eens uit het oog te verliezen dat er
een belangrijke betekenisnuance bestaat tussen enerzijds het werkwoord verstaan en
anders begrijpen. In van Dale staat te lezen dat begrijpen slaat op “inzien, bevatten,
snappen”. Verstaan duidt er dan weer op dat je “(een spreker of het gesprokene)
duidelijk hoort”. Aangezien er in deze context wordt gedoeld op een goed inzicht in de
Engelse taal, staat het werkwoord begrijpen hier beter.
Sjotten (Fv600627, r. 2): volgens van Dale gaat het hier om een belgicisme met als
betekenis “voetballen; een balletje trappen”. Zo geeft Google ook aan dat het veel
frequenter in België voorkomt in vergelijking met Nederland: respectievelijk 8300
tegenover 852 treffers.
Op de tippen van z’n tenen (Fv600227, r. 5 en 6): van Dale geeft aan dat het hier om
een belgicisme gaat; de standaardtalige uitdrukking is op de toppen van z’n tenen
(lopen).
5.3.10 Spreker 10: Gene Bervoets
Niks (Fv600226, r. 24): zie boven
Mekaar (Fv600226, r. 35): zie boven
Hebben opgehoffen (Fv600226, r. 36): de juiste vervoeging van het werkwoord
opheffen in de voltooid tegenwoordige tijd is hebben opgeheven.
5.3.11 Spreker 11: Guy Verhofstadt
Van de middag (Fv600229, r. 7): Algemeen Nederlands zijn deze middag en tussen de
middag.
Gans (Fv600229, r. 34): deze term wordt door van Dale niet alleen als typisch
Belgisch-Nederlandse spreektaal omschreven, maar ook als archaïsch en niet
algemeen. In hedendaags Nederlands zijn daarentegen wel gebruikelijk: compleet,
heel, helemaal, totaal en volledig. Ook gans wordt door het Referentiebestand
Belgisch-Nederlands beschouwd als een vrije alternant.
Terug (Fv600229, r. 47): zie boven.
Namelijk (Fv600229, r. 52): namelijk mag niet verward worden met met name dat
synoniem is met inzonderheid, onder meer en meer bepaald. Namelijk dient dan weer
ter inleiding van een opsomming of een nadere bepaling. Het betekent dan zoiets als
„te weten‟ (Cockx, 1998: 224). Voorbeeldzinnen zijn: ik kan u namelijk niets zeggen
115
over die heikele kwestie en, zoals hier in feite hoort te staan, in de tweede helft van het
jaar, met name tijdens het Franse voorzitterschap…
Doordoen (Fv600229, r. 85): dit werkwoord is niet terug te vinden in van Dale.
Algemeen Nederlands zijn wel doorgaan, verder gaan, voortgaan, enzovoort.
In plan zijn gelaten (Fv600229, r. 117): dit is een afwijkende uitdrukking. Spreker 11
bedoelt hoogstwaarschijnlijk zijn plan trekken. Het Referentiebestand Belgisch-
Nederlands klasseert het onder de vrije alternanten. Het wil zoveel zeggen als “zich
weten te redden; zich uit de slag trekken”. Men kan deze uitdrukking trouwens zien
als een contaminatie: dat is in de eerste plaats een stijlfiguur waarbij twee woorden of
uitdrukkingen worden verhaspeld. Ten tweede is het ook een taalfout die in
Vlaanderen wel vaker in de informele omgangstaal wordt gehanteerd en bijgevolg niet
aanvaardbaar is in de verzorgde taal. Het komt heel vaak voor wanneer men onder een
bepaalde druk moet converseren, zoals ook hier het geval is. In dit geval werden de
uitdrukkingen zijn plan trekken en in de steek laten trouwens gecombineerd.
Er een streep onder trekt (Fv600227, r.121): ook dit is alweer een mooi voorbeeld
van een contaminatie. Je trekt iemand over de streep maar je zet een streep onder iets
(http://taal.vrt.be [geraadpleegd op 23/02/2009]). Het is dan ook deze laatste
uitdrukking die spreker 11 in feite wil zeggen: hij beschouwt namelijk iets als
afgemaakt.
Frigo (Fv600227, r. 131): ook dit belgicisme wordt in het Referentiebestand Belgisch-
Nederlands als een vrije alternant bestempeld. Google wijst ook op het reëel bestaande
verschil tussen België (536.000 treffers) en Nederland (141.000 treffers). Algemeen
Nederlands zijn ijskast of koelkast.
Ten gronde vinden (Fv600227, r. 132): ten gronde onderzoeken is een vaste
Algemeen Nederlandse uitdrukking; ten gronde vinden is dat niet.
Naar voor (Fv600227, r. 135): “In de standaardtaal krijgen bijwoorden van plaats in
combinatie met de voorzetsels van of naar in de regel de uitgang -en, dus: naar voren”
(http://taaladvies.net [geraadpleegd op 08-10-2008]).
Paasverlof (Fv600227, r. 142 en 152): zie boven.
Kleindere (Fv600227, r. 147): in plaats van deze dialectische term hoort er in feite
kleinere te staan.
Gans (Fv600227, r. 153 en 171): zie boven.
Gaat nu in voege (Fv600227, r. 172): op de officiële website van de Nederlandse
Taalunie staat te lezen dat in voege enkel standaardtaal is in de vaste, vrij formele
116
verbinding in dier/deze voege. Standaardtaal in het hele Nederlandstalige gebied zijn
van kracht zijn, van kracht worden, in werking treden, in gebruik zijn of raken en in
zwang zijn of raken (http://taaladvies.net [geraadpleegd op 09-10-2008]). In voege
zijn, treden of gaan wordt doorgaans enkel in België gebruikt en wordt in het
Referentiebestand Belgisch-Nederlands als een vrije alternant bestempeld.
Iets concreet (Fv600227, r. 188): na woorden zoals iets, niets, velerlei, allerlei, wat,
veel, weinig, minder, … krijgt het bijvoeglijk naamwoord een -s aan het eind. Dit
verschijnsel wordt de substantiverings-s genoemd.
Niks (Fv600227, r. 225): zie boven.
5.3.12 Spreker 12: Steve Stevaert
Populair van socialist te zijn (Fv600230, r. 16): het correctie standaardtalige
voorzetsel in deze constructie is om.
Commerce (Fv600230, r. 16): deze uit het Frans afkomstige term staat niet in van
Dale en is bijgevolg geen Algemeen Nederlands. In het Vlaams
Dialectenwoordenboek staat ter verklaring “handel, zaak, winkel, bedrijfje” (Claeys,
2001: 79).
Daar wil ik hun voor danken (Fv600230, r. 33): hun wordt gebruikt om bezit uit te
drukken en als indirect object. Hen wordt gebruikt na een voorzetsel en als lijdend
voorwerp (http://taaladvies.net [geraadpleegd op 23/02/2009]). De correcte constructie
is dus hier daar wil ik hen voor danken.
We zullen beter gaan controleren (Fv600230, r. 50): de twee hulpwerkwoorden
zullen en gaan verwijzen hier beide naar de toekomst. Je zegt ofwel: we zullen beter
controleren ofwel we gaan beter controleren.
Mij gaat het niet over alcohol (Fv600230, r. 58 en 59): het correcte standaardtalige
voorzetsel is hier om en niet over.
Verplettender (Fv600230, r. 60): eerst en vooral is het correcte standaardtalige
bijvoeglijk naamwoord en bijwoord niet verplettend maar verpletterend. Ten tweede
wordt de comparatief om redenen van welluidendheid hier beter niet met behulp van
een suffix -er maar aan de hand van een omschreven vorm geconstrueerd: meer
verpletterend.
Gans (Fv600230, r. 64): zie boven.
117
Naar de bevolking toe (Fv600230, r. 79): naar…toe kan je enkel gebruiken om aan te
geven in welke richting iemand of iets beweegt, bijvoorbeeld in de constructie ik liep
naar de mensen toe, maar als de richting figuurlijk is, zoals ook hier het geval is, gaat
het om een zogenaamd “passepartoutvoorzetsel” (een voorzetsel dat je door zijn vage
betekenis overal kan plaatsen) en gebruik je beter een andere constructie die bestaat uit
een simpel voorzetsel.
Terug (Fv600230, r. 81): zie boven.
5.3.13 Spreker 13: Romain Poté
Verandert ook van gedacht (Fv600230, r. 1): zie boven.
Alcoolvrij (Fv600230, r. 2): deze Franstalige uitspraak voor alcohol geldt niet als
standaardtalig in België en Nederland.
Geëten (Fv600230, r. 12): de correcte standaardtalige vorm voor het voltooid
deelwoord van eten is gegeten.
Alcoolmisbruik (Fv600230, r. 16): zie boven.
Ganse (Fv600230, r. 23): zie boven.
Alcoolgebruik (Fv600230, r. 40): zie boven.
Beduidelijk (Fv600230, r. 40): het correcte standaardtalige bijwoord is beduidend en
niet beduidelijk. In principe zou je het kunnen beschouwen als een contaminatie tussen
beduidend en duidelijk, aangezien hij die laatste term even later ook daadwerkelijk
uitspreekt.
5.3.14 Spreker 14: Luc De Bouw
Rediculiseren (Fv600230, r. 3): dit is een afwijkende standaardtalige term; spreker 14
bedoelt in feite ridiculiseren.
Een nood was aan informatie (Fv600230, r. 14 en 15): het onbepaald lidwoord een is
in deze constructie overbodig.
5.3.15 Spreker 15: Jan Hoet
Mekaar (Fv600237, r. 6): zie boven.
Drie maand (Fv600237, r. 20): “na een bepaald telwoord staat maand altijd in het
meervoud (zoals dag, minuut, seconde)” (Cockx, 1998: 207). Spreker 15 zou dus
118
drie maanden moeten zeggen. Dit gebruik van een enkelvoudig substantief na een
bepaald hoofdtelwoord komt voornamelijk in België voor (Haeseryn, 1996: 109-
126).
Onderzoekingen (Fv600237, r. 21): onderzoek is het correcte standaardtalige
afgeleide substantief van onderzoeken, en niet onderzoeking.
Wadde (Fv600237, r. 28): in het dialect van West- en Oost-Vlaanderen is dit de
gebruikelijke versterkte vorm van wat.
Dat noemt censuur (Fv600237, r. 38): volgens van Dale slaat noemen op “iemand
een naam geven”. “Als we dus iemand met een bepaalde naam aanduiden of een
naam geven, noemen we hem aldus. Het is mogelijk dat hij anders heet, dat wil
zeggen een andere of langere officiële naam heeft. Hoe we iemand noemen, komt
dus niet noodzakelijk overeen met hoe hij in werkelijkheid heet.”
(http://taaladvies.net [geraadpleegd op 09-10-2008]).
Hesp (Fv600237, r. 40 en 43): dit belgicisme voor ham wordt in het
Referentiebestand Belgisch-Nederlands beschouwd als een omgangstalige variant.
Dat zijn:
“Woorden of uitdrukkingen die in Vlaanderen heel vaak worden
gebruikt in de spreektaal, en ook wel worden geschreven, maar die
door de Belgisch-Nederlandse spraakmakende gemeente niet als
voorkeursvormen worden beschouwd, althans niet voor de schrijftaal.
In de regel komen deze varianten niet in het Nederlands van
Nederland voor” (Martin, 2005: 368).
Namelijk (Fv600237, r. 56): zie boven
In ene keer (Fv600237, r. 60): ineens en opeens zijn Algemeen
Nederlands, niet in ene keer.
5.3.16 Spreker 16: Tobias Leenaert
Gelijk welke (Fv600237, r. 44): gelijk wie en gelijk welke behoren volgens de ANS en
van Dale niet tot de Nederlandse standaardtaal in tegenstelling tot de combinaties met
om het even en eender die wel als Algemeen Nederlands worden beschouwd.
Bij het haar getrokken (Fv600237, r. 45): volgens van Dale gaat het hier om een
belgicisme met de betekenis „erg ongeloofwaardig‟. In het Referentiebestand
Belgisch-Nederlands wordt het bestempeld als een unieke variant:
119
“Woorden/uitdrukkingen die typisch zijn voor het Belgische
Nederlands en die in Nederland niet (of nauwelijks)
voorkomen/bekend zijn en die variëren met woorden/uitdrukkingen
die typisch zijn voor het Nederlands in Nederland en die niet (of
nauwelijks) voorkomen/bekend zijn in het Belgische Nederlands”
(Martin 2005: 368).
In dit geval luidt de Nederlands Nederlandse uitdrukking met de haren erbij gesleept.
5.3.17 Spreker 17: Rob Van Eyck
Van gedacht zouden veranderen (Fv600243, r. 3): zie boven.
Gans (Fv600243, r. 19): zie boven.
Terug (Fv600243, r. 45): zie boven.
Mistoestanden (Fv600243, r. 52): Algemeen Nederlands is wantoestand. Mistoestand
is trouwens een belgicisme: op Google levert het namelijk 571 treffers op voor België
en 153 voor Nederland. In het Referentiebestand Belgisch-Nederlands wordt het
opgevat als een vrije alternant.
Duvel (Fv600243, r. 54): dit is een dialectische term voor duivel.
5.3.18 Spreker 18: Saartje Vandendriessche
Ik til mij daar ook niet zwaar aan (Fv600243, r. 12): iemand kan zwaar aan iets tillen
maar iemand zal zich niet zwaar aan iets tillen. Het reflexief voornaamwoord mij is
hier met andere woorden niet op zijn plaats en correct is ik til daar niet zwaar aan.
Daarmee (Fv600243, r. 14): in van Dale staat ter verklaring “met het genoemde of
bedoelde”. Spreker 18 verwijst hier echter naar een oorzaak en moet dus daardoor
gebruiken (van Dale: “door dat bedoelde of genoemde”).
Terug (Fv600243, r. 21): zie boven.
5.4 Dialectische uitspraak
Het is altijd interessant om na te gaan in hoeverre de geanalyseerde sprekers opvallende
fonologische kenmerken vertonen die teruggaan op de grote dialectgebieden in Vlaanderen
waarvan de sprekers afkomstig zijn. Zoals ook in de lijn der verwachting lag, konden we hen
slechts op enkele van die uitspraakkenmerken betrappen aangezien ze deelnemen aan een
discussieprogramma en bijgevolg alle dialectische woordenschat en fonologische kenmerken
120
trachten weg te borstelen. Omwille van de volledigheid wens ik ze hier toch te vermelden. Ik
geef daarbij een opsomming van alle achttien sprekers per regio en zal daarbij de
fonologische „eigenaardigheden‟ trachten te verklaren.
5.4.1 Regio Antwerpen
Spreker 1
Bij spreker 1, de interviewster Geertje De Ceuleneer, wijst absoluut niets erop dat zij
afkomstig is uit deze regio: zowel haar uitspraak als woordenschat zijn perfect standaardtalig,
zoals ook van haar wordt verwacht. Ruud Hendrickx verwoordt het in zijn Taalcharter als
volgt:
“Als beginsel nemen we aan dat de standaardtaal wordt gebruikt in al
die programma‟s waarin het publiek ze verwacht, in die programma‟s
waarin de taal alleen maar een neutraal medium is om de boodschap
over te brengen en ze geen andere signaalfunctie heeft. […] In
informatieve programma‟s heeft de taal geen enkele signaalfunctie en
ze moet dan ook neutraal zijn. De presentator of reporter is op dat
moment een doorgever van informatie, hij is niet de buurman of de
bakker om de hoek die als zodanig moet worden onderscheiden door
zijn taalgebruik (tussentaal of dialect)”.
Spreker 9
Spreker 9 (Eric Van Looy) kan al veel minder goed zijn Antwerpse achtergrond verhullen: je
merkt dat hij wel zijn best tracht te doen maar zijn Algemeen Nederlandse uitspraak is niet
optimaal. Een opvallend voorbeeld is maar (Fv600226, r. 22): de [a:] wordt in het Antwerps
namelijk vaak uitgesproken als [ɔ ]. Verder wordt ook nog zijn (Fv600227, r. 1) uitgesproken
als [sɛ n].
Spreker 10
Net zoals bij spreker 1 kon ik ook bij deze spreker (Gene Bervoets) geen markante Antwerpse
tongval opsporen: zijn uitspraak is nagenoeg geheel standaardtalig.
121
Spreker 18
Afgezien van de [d] die spreker 18 (Saartje Vandendriessche) in verscheidene vormen van het
werkwoord worden deleert, valt er op haar uitspraak ook niets aan te merken: worden
(Fv600243, r. 2 en 4) wordt zodus [wɔ rə].
5.4.2 Regio Limburg
Spreker 2
Alleen al de zangerige toon van deze man (Yves Grouwels) verraadt dat hij een geboren en
getogen Limburger is. Eerst en vooral spreekt hij nagenoeg elke [r] uit als een uvulaire [R].
De voorbeelden zijn talrijk; een greep uit het aanbod: vrouw (Fv600215, r.2) = w],
meer (Fv600215, r.4) = [me:R], maar (Fv600215, r. 6) = [ma:R], paar (Fv600215, r. 13) =
[pa:R], probeer (Fv600215, r. 18) = [pRɔ be:R], natuurlijk (Fv600215, r. 21) = [nɑ ty:Rlək],
kandidatuur (Fv600215, r. 27) = [kɑ ndidɑ ty:R], progressieve (Fv600215, r. 37) =
[pRoɣ Rɛ sivə], radicalere (Fv600215, r. 37) = [Rɑ dikaləRə] , vrijwilligerswerk (Fv600215,
r. 40) = wɪ ləɣ ərswɛ Rk], enzovoort. Het Limburgs onderscheidt zich ook van het
Nederlands doordat het in vele gevallen aan regressieve assimilatie doet terwijl het
Nederlands wordt gekenmerkt door de zogenaamde progressieve assimilatie. Dat laatste houdt
in dat een medeklinker zich aanpast aan een eraan voorafgaande medeklinker. Regressieve
assimilatie houdt dan weer in dat een medeklinker zich aanpast aan een erop volgende
medeklinker. Concreet komt het erop neer dat een harde of stemloze medeklinker verandert in
een zachte of stemhebbende wanneer er een klinker of een zachte medeklinker op volgt. Een
voorbeeld is de verbinding denk ik (Fv600215, r. 6) dat wordt uitgesproken als [dɛ ɳ ɪ k].
122
Spreker 7
Hoewel men bij spreker 7 (Hendrik-Jan Ombelets) duidelijk kan horen dat hij een licht
Limburgs accent heeft, zijn er geen opvallende fonologische kenmerken, zoals bij spreker 2
het geval was, op te merken. Veel heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met het feit dat deze
spreker werkzaam is in het onderwijs.
Spreker 12
Deze spreker (Steve Stevaert) heeft dan weer veel meer moeite om zijn Limburgse afkomst te
verbergen. Zo kunnen we het verschijnsel regressieve assimilatie vaststellen in de verbinding
op achttien jaar (Fv600230, r. 3) = [ɔ b ɑ χtin ja:r], in met hem (Fv600215, r. 57) = [mɛ d
hɛ m] en in wat werk (Fv600230, r. 76) = [wɑ d wɛ rk]. Verder doen vele Limburgse
dialecten ook aan t-deletie wat erop neerkomt dat de t wordt weggelaten na de medeklinkers
ch, f, g, k, p en s. Dat is bijvoorbeeld het geval bij denkt (Fv600215, r. 83) = [dɛ ɳ k].
5.4.3 Regio Vlaams-Brabant
Spreker 3
Net zoals bij spreker 1 is ook bij spreker 3 (Ivan De Vadder) geen enkele afwijkende
uitspraak vast te stellen aangezien hij het beroep van journalist uitoefent.
Spreker 4
Bij deze man (Roel De Meu) zijn geen eigenaardigheden vast te stellen
Spreker 17
Er is nog Franse invloed te horen bij deze spreker (Rob Van Eyck) in het woord projecten
(Fv600243, r. 49) waarin hij een Franse [ʒ ] laat horen: [proʒ ɛ ktə].
123
5.4.4 Regio Oost-Vlaanderen
Spreker 8
Spreker 8 (Alex Callier), afkomstig uit Sint-Niklaas, bewijst dat een lange klinker zoals [o:]
vaak kort wordt uitgesproken ([ɔ ]) in deze regio: zo spreekt hij komen (Fv600223, r. 5) uit als
[kɔ mən]. Verder kunnen we ook nog zeggen dat zijn uitspraak niet erg verzorgd overkomt.
Spreker 13
Spreker 13 (Romain Poté) spreekt het woord alcohol consequent, ook in alle mogelijke
verbindingen, op z‟n Frans uit; dat wordt dus: [ɑ lkol].
Spreker 5, 11, 15 en 16
Bij alle overige sprekers uit de regio Oost-Vlaanderen (Marianne Thyssen, Guy Verhofstadt,
Jan Hoet en Tobias Leenaert) kan er op niets opvallends worden gewezen.
5.4.5 Regio West-Vlaanderen
Spreker 6
De enige twee West-Vlaamse kenmerken die we bij deze spreker (Jan De Keyser) kunnen
vaststellen zijn het wegvallen van de [h], wat trouwens geen exclusief West-Vlaams kenmerk
is, en de laryngalisering van de g (Devos en Vandekerckhove 2005: 41).
5.5 Spin doctors
5.5.1 Wat zijn spin doctors?
In het boek Overheidscommunicatie in België: een overzicht (2004) van Daniël Coninckx
lezen we hoe we in feite twee types van (politieke) communicatieadviseurs dienen te
onderscheiden.
Eerst en vooral zijn er de uitvoerders die zich primair met de vorm en niet met de
inhoud bezighouden. “Zij zorgen voor een vlotte communicatie door het plannen en regelen
van de communicatie, zonder zich wezenlijk om de inhoudelijke aspecten van de boodschap
te bekommeren, laat staan er zich mee te bemoeien” (Coninckx 2004: 176). Vrij onschuldige
adviseurs met andere woorden, die geen diepgaande invloed hebben op het beleid.
124
Het tweede type communicatieadviseurs daarentegen zijn de echte spindoctors die we
wel degelijk kunnen „beschuldigen‟ van weldoordachte manipulatie van het beleid van een
politieke partij en/of politieke ambtsdrager. “Zij maken systematisch gebruik en misbruik van
de media om de doelstellingen van hun opdrachtgevers te realiseren” (Coninckx 2004: 176).
Het is hun taak om -zo onzichtbaar mogelijk- het beleid van hun lastgever te introduceren en
te rechtvaardigen voor de buitenwereld met als uiteindelijke doel het beïnvloeden van de
publieke opinie.
5.5.2 Wat doen spin doctors?
Er zijn verschillende manieren waarop communicatieadviseurs de journalistiek naar hun hand
proberen te zetten. Jaap van Ginneken, media- en massapsycholoog aan het Euro American
Institute van de Ceram Business School in Nice, geeft in zijn boek Verborgen verleiders
(2006: 26-27) een overzicht van de meest frequente trucen die worden aangewend. Zo geeft
hij ook een voorbeeld van een mediatraining waarvan spindoctors wel eens gebruik durven te
maken om hun „clientèle‟ te hoeden voor eventuele valstrikken tijdens interviews:
Sfeerschepping: de interviewer kan nog voor de feitelijke opnames starten of zelfs nog
in het begin van het interview een -weliswaar valse- joviale indruk geven waardoor de
gast in eerste instantie minder op zijn of haar hoede is. Maar die toon kan opeens
omslaan en resulteren in een eerder onaangename sfeer waardoor de geïnterviewde
van zijn of haar melk is.
Het knikje: men moet ook opletten voor de schijnbaar instemmende gebaren en
geluiden (mmm, uhum, ja) van vele interviewers. Zulke zaken kunnen een misleidende
indruk geven in die zin dat het lijkt alsof alles wat je zegt zomaar wordt aangenomen.
Introductie: al in de inleiding kan de interviewer een bepaalde draai aan het gesprek
geven door bijvoorbeeld de geïnterviewde in kwestie of één van zijn of haar daden op
zo een manier te omschrijven dat hij of zij als het ware „vastzit‟. Het wordt dan ook
aangeraden om zulke pogingen tot verkeerde informatie onmiddellijk recht te zetten.
Onbezonnen reacties: regelmatig overvallen interviewers hun gasten met vervelende
gebeurtenissen die te maken hebben met de persoon in kwestie. Daarbij vragen ze dan
ook nog eens meteen een reactie waarbij de gast hoogstwaarschijnlijk geneigd is om
125
scherp uit de hoek te komen. Een tip is dan om te antwoorden dat je eerst en vooral het
verhaal in zijn oorspronkelijke vorm wil horen alvorens te reageren.
Insinuaties: via vragen als „U bedoelt dus eigenlijk dat …‟ en „Maar als… dan‟ tracht
de vragensteller meer heftige reacties te ontlokken. Hij streeft in feite naar speculaties.
Een advies is het antwoord te beginnen met „Dat zijn uw woorden…‟.
5.5.3 Guy Verhofstadt (spreker 11) en Noël Slangen
Interessant genoeg haalt Conickx in zijn reeds geciteerde boek ook Guy Verhofstadt aan: de
bekende politicus die ten tijde van de opnames ook premier was. Coninckx analyseert het
beleid van Verhofstadt en concludeert dat de nadruk op de belangen en objectieven van de
zender (Verhofstadt zelf dus) liggen. “De zender of initiatiefnemer plaatst zijn organisatie of
beleid zoveel mogelijk in de schijnwerpers en ziet communicatie daarbij voornamelijk als een
strategisch beleidsmiddel om de eigen belangen kracht bij te zetten en de eigen doelstellingen
te realiseren” (Conickx 2004: 177). Binnen die beschouwing hecht de zender veel waarde aan
media exposure: zijn of haar voornaamste doelstelling is het zo opportuun mogelijk
beïnvloeden van de perceptie van de organisatie, de persoon en het beleid. In die opvatting
wordt er doorgaans weinig aandacht geschonken aan de ontvanger van de boodschap: “de
zender tracht daarbij op zoveel mogelijk terreinen aanwezig en actief te zijn en huldigt daarbij
doorgaans het adagio „hoe meer controle, hoe beter‟” (Coninckx 2004: 178).
Spindoctors zijn een universeel fenomeen en bovendien ook van alle tijden. Een
compleet overzicht geven van de geschiedenis van de spindoctors zou ons hier uiteraard te ver
leiden. Wat België betreft is er, in de periode toen Verhofstadt als premier werd aangesteld
(1999), wel sprake geweest van een opmerkelijke evolutie. In plaats van de toenmalige
campagnemaker van de VLD, Noël Slangen, te ontslaan na de verkiezingen -zoals men in het
verleden altijd al had gedaan- huurde Verhofstadt Slangen verder in als zijn
communicatieadviseur. “Dit was meteen een nieuwigheid in de Belgische geschiedenis van de
politieke marketing” (Coninckx 2004: 175). De opnames dateren met andere woorden uit de
periode waarin Verhofstadt reeds advies kreeg van Slangen en het kan dan ook interessant
zijn om ze met oog op dat communicatiebeleid te analyseren. De mening van Coninckx laat
alvast niets aan de verbeelding over:
“Het optreden van Slangen zwalpte […] permanent tussen electorale
propaganda, promotie en PR voor het regeringsbeleid, politieke
communicatie en overheidscommunicatie, en wel in die volgorde. Dat
126
de systematische belangenverstrengeling en de overschrijding van de
deontologische grenzen van goede praktijken inzake
overheidscommunicatie op geen enkel moment op groot verzet is
gestoten, is meer dan verwonderlijk. Het ligt immers voor de hand dat
het bijzonder onwenselijk is de imagodoelstellingen van de premier en
zijn regering systematisch te laten primeren op de belangen van de
burgers en hun recht op eenduidige en betrouwbare
overheidsinformatie” (Coninckx 2004: 175).
Ook Carl Devos, Belgisch politicoloog en professor politieke en sociale wetenschappen aan
de Universiteit Gent, windt er geen doekjes om: volgens laatstgenoemde vertaalde het inlijven
van Slangen bij het kabinet van Verhofstadt zich algauw in een “afbraak van het democratisch
en volwassen communicerend politieke bedrijf” (Devos 2004: 94).
5.5.4 Casus: analyse Fv600229: spreker 3 (Ivan De
Vadder) en spreker 11 (Guy Verhofstadt)
Laten we de theorie nu in de praktijk omzetten en het gesprek tussen De Vadder en
Verhofstadt analyseren op het vlak van de zojuist besproken valstrikken.
Sfeerschepping: de presentator haalt hier inderdaad nog niet meteen zijn grote
kanonnen boven maar gaat van start met een gemoedelijk gesprekje waarbij hij
allesbehalve naar politieke affaires peilt (“hoe ontspant u zich?; gaat u nog fietsen?; u
bent onlangs nog met een aantal mensen gaan fietsen wie had de beste conditie? en u
had een aantal kleppers mee toen hè?”). De Vadder maakt echter abrupt een einde aan
de eerder gemoedelijke conversatie: “ja goed over naar de top van Lissabon uhm die
gaat ons aansluiten op de internet-uh-economie*u waarom is dat een economische
maatregel? wat brengt internet ons eigenlijk bij?...”. Aanvankelijk is Verhofstadt
hierdoor enigszins uit het lood geslagen getuige de aarzelingen (drie maal uh) maar hij
toont zich een gedegen politicus want hij weet al gauw de draad weer op te pikken.
Ook wanneer De Vadder bijvoorbeeld wil overgaan naar een nieuw onderwerp, tracht
hij nog zijn zegje te doen:
Spreker 11: “uh miljoenen arbeidsplaatsen die daar gecreëerd zijn en dat
voornamelijk in hoogtechnologische bedrijven”
Spreker 3: “ja n*a”
Spreker 11: “en wat wij dus nodig hebben”.
127
Het knikje: we kunnen De Vadder wel degelijk „betrappen‟ op vele schijnbaar
goedkeurende ja‟s en mmm‟s. Zo ook in het volgende voorbeeld:
Spreker 11: “[…] we wille[n] dat voornamelijk doen om niet opnieuw een een een
duale maatschappij te creëren namelijk aan de ene kant mensen die het wel kunnen en
aan de andere kant jonge mensen uit armere gezinnen bijvoorbeeld die dat niet zouden
kunnen”
Spreker 3: “mm-hu”
Spreker 11: “we moeten ervoor zorgen dat gans onze jeugd binnen hier en enkele
jaren”
Spreker 3: “ja”
Spreker 11: “dat medium kan omgaan”
Spreker 3: “ja want die situatie bestaat nu en is het dan niet spijtig dat de sociale
normen op die top van Lissabon weer vooruitgeschoven zijn”
Spreker 11: “neen”
Spreker 3: “naar het einde van het jaar”
Spreker 11: “neen in feite zijn die sociale normen*x”
Spreker 3: “die een vangnet voor net die mensen zouden moeten zijn?”
Verhofstadt steekt hier van wal met een uitleg over het doel van een bepaalde actie
waarop De Vadder maar liefst drie maal blijk geeft van het feit dat hij akkoord gaat
(mm-hu en ja). Telkens wanneer hij een dergelijk teken geeft, gaat Verhofstadt rustig
verder met zijn verklaring. Tot De Vadder na zijn laatste ja Verhofstadt als het ware
een hak zet en doelt op het feit dat de actie nog niet heeft plaatsgevonden: “ja want die
situatie bestaat nu en is het dan niet spijtig dat de sociale normen op die top van
Lissabon weer vooruitgeschoven zijn”. Verhofstadt is echter op zijn hoede en weerlegt
De Vadder onmiddellijk.
Onbezonnen reacties: De Vadder trekt de acties van Verhofstadt in twijfel en verwijst
daarvoor ook naar andere reacties van andere personen: “u gaat zelf naar Rwanda
binnenkort uh Rwanda-kenner professor Reyntjens zegt da’s onverstandig”. Maar in
plaats van op te merken dat hij op de eerste plaats niet wil reageren op dergelijke
speculaties, gaat Verhofstadt -tegen de wetten van het spindoctoring in- in de
tegenaanval:
Spreker 11: “ja m*a”
Spreker 3: “d'r is niet eens een president om u te ontvangen”
Spreker 11: “maar ik moet wel zeggen dat uh professor Reyntjens die uh redeneert
daar in geostrategische en geopolitieke termen en als ik die”
Spreker 3: “u ga*a u gaat daarmee niet akkoord?”
Spreker 11: “neen ik ik ga daar ook om die reden niet ik ga daar om een heel
eenvoudige reden ik vind dat het tijd wordt uh uh dat na na zes jaar na na een
128
genocide waarbij achthonderdduizend mensen zijn uh afgemaakt op de meest brutale
manier hè wij ik denk dat niemand van ons uh zich die verschrikking kan voorstellen
xxx ge moogt ook niet vergeten dat daar dan tien Belgische para's zijn uh afgemaakt
uh die uren voor ulder*d leven hebben gevochten”
Insinuaties: ook hier zijn er weer talrijke voorbeelden mogelijk. De Vadder stelt vaak
scherpe vragen in de hoop dat Verhofstadt fel zou reageren:
“is [h]et dan niet spijtig dat Louis Michel niet op de foto mee gaat staan als je
dezeresultaten mee naar huis brengt? is dat dan geen smetje eige[n]lijk op op op die
die die […]”
“maar voor voor hetzelfde geld mag ik het rijtje aanvullen een PS-voorzitter die van
leer trekt tegen een veiligheidsplan van van een een een minister 'k bedoel het hoort
ook in het rijtje thuis hè?”
“mag ik u nog een citaat dat u zelf u hebt ooit gezegd dat het succes van deze regering
zal af te meten zijn aan de achteruitgang van het Vlaams Blok volgens deze peiling
plafonneren ze gewoon da's niet echt achteruitgang hè?”
5.6 Vergelijking met andere situaties
Bij wijze van vergelijking heb ik zelf korte fragmenten getranscribeerd aan de hand van het
Protocol voor Orthografische Transcriptie waarin alle gebruikte conventies kunnen worden
teruggevonden. De fragmenten kunnen teruggevonden worden op www.youtube.com, een
website waar men kosteloos allerlei videofilmpjes kan bekijken en delen met de rest van de
wereld.
5.6.1 Spreker 9
Spreker 9, die u kan horen in fragment Fv600226 en Fv600227, is de Vlaamse filmregisseur
Erik Van Looy. Sinds 2002 is hij ook bij het grote publiek bekend als quizmaster van De
Slimste Mens ter Wereld op de VRT. Het eerste fragment komt uit de finale van De Slimste
Mens ter Wereld in 2007. Erik Van Looy kondigt aan hoe dat in zijn werk gaat. Ik heb
geopteerd voor dit fragment aangezien heel duidelijk te horen is dat er een contrast is met het
interview in De zevende dag: in deze -merkbaar op voorhand voorbereide- aankondiging is
zijn uitspraak veel standaardtaliger. Dat is ook niet verwonderlijk aangezien hij de hulp heeft
ingeroepen van de logopedist Gert Reunes in functie van zijn nieuwe functie op de openbare
omroep.
129
Spreker 9: “het systeem is bekend je moet de tijd van de ander op nul krijgen en dan word je
de slimste mens ter wereld en je doet dat door een goed antwoord te geven en per goed
antwoord gaan er twintig seconde[n] af bij de tegenstander en de vraag gaat telke[n]s eerst
naar de kandidaat met het minste seconde[n] roept die stop dan gaat de beurt naar de volgende
we zoeken altijd vijf trefwoorden vijf mogelijke antwoorde[n] Hans jij staat op
tweehonderdeenenvijftig Annelies op vierhonderdendrie dat is op dit moment een
comfortabele voorsprong maar we zulle[n] zien want dit spelletje is eh genadeloos is al vaak
gebleke[n]” (http://nl.youtube.com [geraadpleegd op 15-11-2008]).
De systematisch diftongering van de tweeklanken (tijd, beurt, vijf en vijftig) en zijn lichtjes
Noordnederlandse uitspraak verraden dat Van Looy voelbaar aan zijn taal heeft gewerkt. We
moeten natuurlijk in het oog houden dat het hier niet om spontaan taalgebruik gaat, wat in het
filmpje ook nog eens wordt bevestigd door de kaartjes in zijn handen waarop hij af en toe een
blik werpt. Desalniettemin is het verschil met zeven jaar geleden opmerkelijk: er is geen
sprake van morfologische, grammaticale en lexicale afwijkingen. Enkel op het fonologische
gebied kunnen we een syncope vaststellen in het woord telkens: telke[n]s.
Dat Van Looy af en toe zijn standaardtalige rol laat vallen, wordt bewezen in het
volgende korte fragment waarin hij Catherine Van Eylen, presentatrice van de sportrubriek in
het journaal op de VRT, aan de tand voelt over haar echtgenote Wouter Van Den Houte. Die
laatste is de oprichter en gedelegeerd bestuurder van het productiehuis Woestijnvis dat ook in
staat voor het programma De Slimste Mens ter Wereld.
Spreker 9: “maa[r] je bent ook de echtgenote van Wouter Van Den Houte de baas van
Woestijnvis ook mijn baas eige[n]lijk geeft dat hier extra druk eh?
Kandidaat: neen
Spreker 9: nee serieus?
Kandidaat: neen
Spreker 9: Neen nee want voor mij wel he
Kandidaat: ggg
Spreker 9: Ik kreeg al een sms daarstraks als mijn vrouw d‟ruit ligt gij ook”
(http://nl.youtube.com [geraadpleegd op 15-11-2008]).
Aanvankelijk worden ook hier de tweeklanken goed gediftongeerd (Wouter, Houte en mijn)
maar die diftongering evolueert al gauw in een monoftongering bij vrouw, d’ruit en gij.
Verder kunnen we op het fonologische gebied ook nog een apocope bij het korte
130
functiewoordje maar vaststellen; op het lexicale gebied vrij veel tussenwerpsels en het
tussentalige d’ruit in plaats van eruit. Op het morfologische gebied vinden we ten slotte gij
terug. Dit fragmentje toont in feite aan dat er ook in quizzen nog ruimte is voor meer spontane
gesprekken waarin de presentator zijn standaardtalig „masker‟ plots als het ware even kan
afwerpen: zeker in de laatste uiting “ik kreeg al een sms daarstraks als mijn vrouw d’ruit ligt
gij ook” komt zijn Antwerpse tongval zeer sterk naar boven.
We hebben hier met andere woorden kunnen demonstreren dat mensen hun
taalgebruik ook aanpassen naargelang van de rol waarin ze zich op dat moment bevinden.
Schematisch voorgesteld komt het neer op het volgende:
Jaar 2000 2007
Rol geïnterviewde quizmaster
Taalgebruik meer tussentalig meer standaardtalig
5.6.2 Spreker 18
Spreker 18 (Fv600243), actrice en presentatrice Saartje Vandendriessche, is ook een
schoolvoorbeeld van iemand die sinds de opname voor De zevende dag al verschillende
watertjes heeft doorzwommen en ervaring heeft opgedaan als omroepster, presentatrice en
redactrice. Op haar officiële website (http://www.saartjevdd.be [geraadpleegd op 02-02-
2009]) staat te lezen hoe ze onder andere een acteeropleiding volgde aan de Internationale
TV-School en bijkomende Televisie Opleidingen met technieken in presentatie, interview en
stem. Theoretisch gezien zou er dus sprake kunnen zijn van een evolutie in haar taalgebruik
en dat dat in de praktijk ook daadwerkelijk het geval is, bewijst het volgende fragment waarin
ze op reportage gaat voor Vlaanderen Vakantieland:
Spreker 18: “Na het succes van de eerste editie van Leuven Kookt Kunst loopt tot twintig mei
de tweede editie het is opnieuw een heel leuk project waarbij Leuven beeldende kunst en
kookkunst op een originele manier koppelt en nu komt het leukste in twaalf toprestaurants kan
je dan geniete[n] van een heerlijk menu” (http://www.youtube.com [geraadpleegd op 02-02-
2009]).
Dit fragment is nagenoeg perfect standaardtalig: we moeten er natuurlijk op wijzen dat het
hier niet om spontaan taalgebruik gaat maar hoe dan ook is duidelijk dat er ontwikkelingen
hebben plaatsgevonden in haar taalgebruik. Samengevat:
131
Jaar 2000 2008
Rol geïnterviewde presentatrice
Taalgebruik behoorlijk tussentalig perfect standaardtalig
5.6.3 Spreker 8
Dat ook het doelpubliek een wezenlijke rol speelt, kunnen we aantonen aan de hand van
spreker 8 die we aan het werk kunnen horen in fragment Fv600223. Het gaat meer bepaald
om de muzikant, componist en producer van de Belgische groep Hooverphonic: Alex Callier.
Tijdens het interview in De zevende dag is zijn taalgebruik sowieso al vrij tussentalig
gekleurd. Wanneer hij echter geïnterviewd wordt voor Cutting Edge, een project dat zich
voornamelijk richt op jongvolwassenen en nog over niet zoveel aanzien en allure beschikt als
het VRT-programma De zevende dag, schenkt Callier helemaal geen aandacht meer aan zijn
taalgebruik alsof het er in feite niet meer toe doet. Meer zelfs: het neigt zelfs naar het
dialectische, in dit geval het dialect van Sint-Niklaas waar hij al zijn hele leven lang woont en
werkt.
Interviewer: “Zijde gij nog zenuwachtig voor een concert als dit?
Spreker 8: Eigenlijk χələk] nie[t] eh „k ben eh ggg strak[s] misschien vijf minuten voor
[h]et optrede[n] ben ik [bɛ nək] nog effe*d zenuwachtig maa[r] echt zenuwachtig nie[t] neen
„k ben da[t] „k [h]eb dat eigenlijk χələk] nooit nie[t] nooit nooit echt echt ge[h]ad en en
en nu eigenlijk χələk] zelfs mjah d‟rvoor is [h]et zelfs minder eigenlijk χələk]
maa[r] maa[r] wel wel zo een gezonde dosis zo vijf minute[n] voor [h]et optreden zo efkes*d
toch wel en da‟s da‟s wel wel leuk zo een beetjen gezonde stress
… (weggeknipt)
Spreker 8: eh laat o[n]s zeggen als ge mij laat kiezen tussen ne*d club of of een festival speel
ik absoluut veel liever in ne*d club maa[r] ehm d‟r zijn ook echt al magische festivals
geweest allez bij festivals is da[t] echt zo eh ja soms soms werkt da[t] soms werkt da[t] nie[t]
w[e] [h]ebben van de jaar bijvoorbeeld Francofolies de Spa gedaan [ɣ ədɔ n] en da[t] was
fantastisch topconcert en echt eh boenk*t d‟rop maa[r] w[e] [h]ebben ook zo in Zwitserland in
een tent gestaan [ɣ əstɔ n] waar da[t] mensen echt zo ja eh gewoon zo staan te kijken en wel
leuk vinde[n] maa[r] dus da[t] da[t] da[t] varieert zo cluboptredens zijn bij ons meer een
constante zo bij bij festivals is [h]et zo wa[t] een vraagteke[n]
…(weggeknipt)
132
Spreker 8: „k denk ook wel eigenlijk χələk] zo [h]ier in de tent ook zo mense[n] die [h]et
nie[t] willen zien die staan [stɔ n] buiten aan den*d bar [ba:r] en mensen die echt wel [h]et
wille[n] zien die komen*d [kɔ mən] in de tent op op op Werchter is da[t] ook zo in de tent
[h]eb ge [ɛ də] zo altij[d] toch net iets meer sfeer omda[t] mensen die die d‟r niet moete[n]
zijn [zɛ n] die komen*d [kɔ mən] daar ook nie[t] weet ge [wɪ tə] die zullen ulder wel
buite[n] op de wei legge[n] zo en dat vin[d] ik [vɪ nək] wel tof da‟s de rede[n] waarom
[wa:rʌ m] ik [h]eel graag in tente[n] speel eigenlijk χələk] en een pak minder op van die
grote open-air*v fe*a uh festival uh bühnes zo
… (weggeknipt)
Spreker 8: “‟k [h]eb daarnet een klein stukske van de Roots gezien uh maa[r] „k moet „k moet
zeggen uhm „k vin[d] da[t] [h]eel [il] straf gespeeld en zo maar maa[r] da‟s nie[t] echt my*v
cup*v of*v tea*v [h]et soort muziek da[t] mij ongelofelijk [ɔ nɣ əlœfələk] eh allez ja da[t]
mij raakt of zo eh „k bedoel eh „k vin[d] da[t] [h]eel tof gespeeld da‟s ambiance maa[r] ja „k
weet nie[t] „k bedoel eh „k [h]eb vorig [vœ.rəχ] jaar bijvoorbeeld op Dour zo da[t] was een
van mijn [mɛ n] mijn [mɛ n] aller*a eigenlijk χələk] twee keer zo op Werchter en op
Dour [h]eb ik ooit Wilco gezien en da‟s voor mij de groep zo dat zijn [sɛ n] de twee
momente[n] zo op een festival zo waar da[t] „k echt zo weggeblazen was zo …”
(http://nl.youtube.com [geraadpleegd op 15-11-2008]).
Het aantal afwijkingen is enorm hoog: op het lexicale vlak werden er vijf afwijkingen
vastgesteld en maar liefst vierendertig tussenwerpsels, met een absolute voorkeur voor zo.
Bovendien gebruikte Callier gedurende het interview zeven maal het stopwoord eigenlijk en
bediende hij zich twee maal van Engels jargon. Op het fonologisch gebied stelden we
zevenendertig t-apocopes, zes apocopes bij andere korte functiewoorden (niet eindigend op -
t), negentien h-procopes en één syncope vast. Verder waren er negen morfologische
afwijkingen en één syntactisch afwijkend redundant gebruik van dat. Zijn uitspraak is
trouwens enorm dialectisch gekleurd: hij is overduidelijk afkomstig uit Sint-Niklaas: gestaan
[ɣ əstɔ n]; komen [kɔ mən]; zijn [zɛ n]; mijn [mɛ n]; ongelofelijk [ɔ nɣ əlœfələk]; enzovoort.
Daar waar Callier dus al vrij tussentalig optrad in De zevende dag lijkt hij hier helemaal geen
aandacht meer te besteden aan zijn taalgebruik: de afwijkingen regeren. Schematisch
voorgesteld komt het in dit geval neer op het volgende:
Jaar 2000 2008
Doelpubliek volwassenen jongvolwassenen
133
Taalgebruik tamelijk tussentalig uitzonderlijk tussentalig en zelfs dialectisch
5.6.4 Spreker 11
Dat ook emoties ons taalgebruik kunnen beïnvloeden, bewijst spreker 11: Guy Verhofstadt, de
Eerste Minister van België van 1999 tot en met 2008. Uit zijn geanalyseerde fragment
(Fv600229) is gebleken dat hij zeker niet honderd procent standaardtalig is, maar wel een
tamelijk stabiel taalgebruik vertoont. Af en toe wijkt hij af van de standaardtaal maar het is
nooit excessief. Ook in mijn zoektocht op Youtube bleek hij dat gedrag te vertonen: niet
alleen zijn taalgebruik, maar ook zijn spreektempo en luidheid zijn zo goed als altijd
uitermate evenwichtig. In de aanloop naar de verkiezingen van 2007 nam hij deel aan
verscheidene debatten en werd hij meerdere malen geïnterviewd, zo ook door Siegfried
Bracke. Toen die laatste hem vroeg wat de verantwoordelijkheid van de Eerste Minister nu
precies inhoudt, antwoordde Verhofstadt het volgende:
Spreker 11: “De minister is hoe dan ook of ge [h]et nu wilt of niet zelfs wanneer xxx ge gaat
daar mee slape[n] ge staat daar mee op ge zij[t] voor een stuk medeverantwoordelijk voor xxx
alles wat in de samenleving eh gebeurt maa[r] kan …” (weggeknipt). (http://nl.youtube.com
[geraadpleegd op 15-11-2008]).
In dit fragmentje liet Verhofstadt zijn zogenaamd onwankelbaar karakter voor een moment
varen: het is alsof hij zich aangevallen voelde door deze vraag en vanzelfsprekend uit zich dat
in een meer tussentalig taalgebruik. Ook zijn mimiek, gebaren, spreektempo en de luidheid
verraden zijn onvrede: zo zwaait hij voortdurend met zijn handen en wijst hij op het einde
zelfs uitdagend met zijn wijsvinger naar de interviewer. Zijn tempo ligt uitzonderlijk hoog en
hij springt van de hak op de tak zonder ooit een zin werkelijk af te maken. Heel even moest de
uitgebalanceerde Verhofstadt dus plaats maken voor een chaotischere versie van zichzelf. In
een schema gegoten, geeft dat het volgende effect:
Jaar 2000 2007
Emotie neutraal geprikkeld, aangevallen
Taalgebruik vrij standaardtalig veel meer tussentalig
134
5.6.5 Spreker 15
Spreker 15 is de Vlaamse kunstkenner Jan Hoet die in fragment Fv600237 aan het woord
komt. Hij is samen met spreker 8 (Alex Callier) en 17 (Rob Van Eyck) door de band genomen
het meest tussentalig. Toen hij betrokken raakte bij de Nieuwe Gentse Alliantie die bij wijze
van grap en als reactie tegen het streven naar Vlaamse autonomie de onafhankelijkheid van de
Stadsstaat Gent wou uitroepen op 30 maart 2008, werd Jan Hoet op een ludieke wijze
gekroond tot keizer van Gent. Daar hoorde uiteraard een speech bij en is het opvallend dat
Hoet hier veel standaardtaliger uit de hoek komt. Aangezien het om een speech gaat en geen
spontaan gerealiseerd taalgebruik, heeft Hoet een meer uitgesproken standaardtalig karakter;
iets dat ook algemeen wordt aangenomen:
Spreker 15: “hallo dames en heren eindelijk eindelijk eerst paus dan keizer ik ga nu na deze
triomf ga ik naar Duitsland ik rij door Antwerpen Limburg Noord-Limburg en in Duitsland
overal waar ik kom maak ik handelsverklaringen me[t] Gent en ik doe de groeten van alle
Gentenaars ook al zitten d‟r [h]ier veel West-Vlamingen zelf ben ik d‟r ook enen van de
Kempen maar ik heb mij bekeerd tot Gent voila” (http://nl.youtube.com [geraadpleegd op 15-
11-2008]).
Dat het fragment niet honderd procent standaardtalig is, iets wat men toch zou kunnen
verwachten bij een op voorhand schriftelijk neergeschreven toespraak, kan worden verklaard
door het feit dat Hoet helemaal niets afleest waardoor er toch nog sprake is van een zekere
mate van directheid. Ook de aard van de communicatie beïnvloedt met andere woorden het
taalgebruik van mensen:
Jaar 2000 2008
Stijl interview speech
Taalgebruik tussentalig minder tussentalig
Wat ik met deze vergelijking heb willen aantonen, is dat het taalgebruik onder invloed staat
van zo vele factoren zoals de rol die men inneemt tijdens een gesprek (interviewer,
geïnterviewde, presentator van het nieuws, presentator van een amusementsprogramma,
quizmaster, gast in een laatavondprogramma, enzovoort), het doelpubliek of de luisteraar
(mannen, vrouwen, jongeren, ouderen, hogere klasse, middenklasse, lagere klasse,
hoogopgeleiden, laagopgeleiden, gemengd publiek, enzovoort), de spreker zijn of haar
135
emoties (gaande van neutraal tot uitzonderlijk blij, treurig of boos) en ten slotte de aard van
het gesprek (interview, debat, toespraak, sollicitatiegesprek, informeel gesprekje met vrienden
of familie, enzovoort).
5.7 Resultaten per sprekers apart
In dit onderdeel zijn we bij het eigenlijke doel van de scriptie aanbeland: de
profielbeschrijving van alle achttien sprekers. Het gaat om een samenvatting van alle vorige
resultaten. Zo presenteren we micro-opmerkingen in verband met lexicale afwijkingen, de
dialectische achtergrond, het algemeen tussentalig en/of standaardtalig gehalte, retorische
handigheidjes die ook invloed uitoefenen op het taalgebruik, enzovoort. De aard en lengte van
de opmerkingen varieert vanzelfsprekend naargelang van de spreker en zijn of haar
geanalyseerde fragment. Ten slotte geef ik in tabelvorm ook nog de gewogen gemiddeldes
weer.
5.7.1 Spreker 1: Geertje De Ceuleneer
Bij presentatrice Geertje De Ceuleneer konden we een vrij groot aantal lexicale afwijkingen
vaststellen (zeker in het licht van haar job) maar als we er dieper op ingaan, gaat het zeker en
vast niet om „zware‟ afwijkingen. Een verbinding zoals op gegeven moment in plaats van op
een gegeven moment bijvoorbeeld is meer een verspreking dan een echte fout; net zoals
gedacht in plaats van gedachte. Hoewel De Ceuleneer afkomstig is uit Antwerpen wijst niets
daarop in haar taalgebruik of woordenschat.
Haar taal is zo goed als altijd standaardtalig en op sommige momenten zelfs perfect
standaardtalig. Als men echter de inhoud bekijkt, gaat het in die gevallen altijd om
voorgelezen taal waarbij ze afleest van een monitor. Zo is er ook altijd een duidelijk verschil
te horen bij het introduceren van de gast en het onderwerp enerzijds (dat duidelijk op
voorhand voorbereid is) en het gesprek zelf (met meer onverwachte wendingen).
Ze maakt wel veel gebruik van tussenwerpsels maar als interviewster moet je altijd
inpikken op hetgeen ervoor werd verkondigd en die lastige taak manifesteert zich bij haar dus
voornamelijk in een groot aantal tussenwerpsels.
Eén keertje doet ze aan neerwaartse convergentie (een vorm van accommodatie), meer
bepaald in het interview met Jan Hoet: vooral de talrijke t-deleties trekken de aandacht van de
aandachtige luisteraar.
136
Ook bij momenten van ergernis en zelfs verontwaardiging, zoals in het interview met
onder andere Rob Van Eyck (spreker 17), gaat het tussentalige gehalte iets meer naar
omhoog. Ze komt met andere woorden zowel in haar reacties als in haar taalgebruik iets
menselijker over. Maar nog steeds viert standaardtaal uiteraard de boventoon bij deze
presentatrice.
Als presentatrice roept ze ook vaak instanties met gezag in, niet om haar argumentatie
kracht bij te zetten, maar eerder om de geïnterviewde van dienst te confronteren met een
bepaalde uitspraak. Ze wil met andere woorden reacties uitlokken. Dat is een vast element in
vele debatprogramma‟s en duidt op het voorbereide aspect. Logischerwijze mondt
voorbereiding ook uit in meer standaardtaal.
Morfologische kenmerken 0/412 = 0%
Fonologische kenmerken 74/362 = 20%
Syntactische kenmerken 2/61 = 3%
Algemeen gewogen gemiddelde 76/835 = 9%
5.7.2 Spreker 2: Yves Grouwels
De lexicale afwijkingen van Yves Grouwels zijn al van een iets zwaarder kaliber dan bij de
vorige spreker. Zo gebruikt hij bepaalde woorden in de verkeerde context, iets waarmee veel
Vlamingen te kampen hebben: vooral terug in plaats van weer en verlof in plaats van vakantie
zijn typische voorbeelden. Af en toe kan er ook zeer informeel taalgebruik worden vastgesteld
zoals bollen en niks. Hij produceert ten slotte ook nog vrij veel contaminaties.
De Limburgse achtergrond van deze politicus is overduidelijk: de uvulaire [R];
regressieve assimilatie en een zangerige toon vallen constant op gedurende het gesprek.
Bij deze man is er vooral meer sprake van tussentaal wanneer hij zich geïntimideerd
voelt door vragen van De Ceuleneer. En net zoals het geval was bij die laatste, praat Grouwels
tussentaliger wanneer hij zich opwindt of ergert.
Het ge-systeem gebruikt hij enkel in betrekking op zichzelf of in plaats van men,
bijvoorbeeld: “ge wilt eigenlijk wel dingen omzetten in de werkelijkheid, dat lukt niet altijd…”
Wanneer hij echter het publiek en de kijkers aanspreekt (en dus potentiële kiezers) opteert hij
voor het je-systeem, bijvoorbeeld: “je hebt nog de tijd tot morgen om uw kandidaatstelling te
doen...”
In zijn argumentatie is er echter ook blijk van voorbereiding: zo hanteert hij
bijvoorbeeld het credo hoe meer, hoe beter: wanneer iedereen dezelfde mening is toegedaan,
137
komt dat beter over dan wanneer er slechts enkelen die mening volgen. In zijn gemeente
wordt hij bijvoorbeeld door iedereen gesteund, en zeker niet door enkelen. Ook voorbeelden
helpen hem om concreter over te komen en ook daar is dus duidelijk over nagedacht.
Morfologische kenmerken 5/149 = 4%
Fonologische kenmerken 52/161 = 32%
Syntactische kenmerken 0/24 = 0%
Algemeen gewogen gemiddelde 57/334 = 17%
5.7.3 Spreker 3: Ivan De Vadder
Ivan De Vadder kan, afgezien van één miniem voorbeeld, op geen enkele lexicale afwijking
worden „betrapt‟. Hij is afkomstig uit Vlaams-Brabant maar zoals bij Geertje De Ceuleneer is
daar werkelijk niets van te merken.
De Vadder heeft veel meer de neiging dan zijn vrouwelijke collega om gasten te
onderbreken en maakt ook minder vaak gebruik van korte toevoegingen die blijk geven van
opmerkzaamheid en aandacht.
De quotatiemarker van glipt af en toe door zijn taalgebruik maar daar hangt blijkbaar
een voorwaarde aan vast: hij gebruikt het enkel wanneer hij één of ander citaat aanhaalt.
Net zoals De Ceuleneer grijpt hij naar prominente figuren wiens citaten hij vervolgens
voorlegt aan zijn gast(en). Op zulke momenten is hij nog zekerder van zijn stuk en komt hij
dus ook standaardtaliger uit de hoek.
Morfologische kenmerken 0/158 = 0%
Fonologische kenmerken 11/110 = 10%
Syntactische kenmerken 1/28 = 4%
Algemeen gewogen gemiddelde 12/296 = 4%
5.7.4 Spreker 4: Tobian Leenaert
Bij Tobias Leenaert konden we geen lexicale eigenaardigheden vaststellen. Het enige spoor
van Vlaams-Brabant is de uvulaire [R] die hij consequent toepast in woorden met een -r.
Door de lengte van het geanalyseerde fragment (slechts twee vragen) kunnen er hier
niet meer opmerkingen geplaatst worden.
138
Morfologische kenmerken 0/9 = 0%
Fonologische kenmerken 1/4 = 25%
Syntactische kenmerken 0/1 = 0%
Algemeen gewogen gemiddelde 1/14 = 7%
5.7.5 Spreker 5: Marianne Thyssen
De lexicale afwijkingen van Marianne Thyssen zijn geenszins groot in aantal, zeker niet in het
licht van de lengte van haar fragment. Afgezien van het informele mekaar en de vrije
alternant reconversie in plaats van herstructurering zijn er geen noemenswaardige gevallen.
Thyssen is afkomstig uit Oost-Vlaanderen maar haar taalgebruik is zeer standaardtalig. Zelfs
wanneer ze wordt onderbroken blijft ze rustig Algemeen Nederlands praten.
Toch is er ook consistentie vast te stellen in die enkele momenten wanneer ze
tussentaliger uit de hoek komt: vooral het woordje goed zal ze tussentalig markeren; ofwel
door middel van t-deletie (goe) ofwel door middel van de glijder j (goeie).
Haar hoge mate aan standaardtaal kan ook in verband worden gebracht met haar
talrijke voorbereidingen. Zo tracht ze het publiek te overtuigen door bepaalde stellingen als
feiten over te brengen. Ook door een onderscheid te maken tussen wij versus zij tracht ze de
goede (wij) en slechte (zij) partijen te benadrukken. Ze slaagt er bovendien in een sterke
indruk na te laten bij het publiek door middel van veel herhalingen.
Morfologische kenmerken 1/157 = 0.6%
Fonologische kenmerken 24/124 = 19%
Syntactische kenmerken 2/32 = 6%
Algemeen gewogen gemiddelde 27/313 = 9%
5.7.6 Spreker 6: Jan De Keyser
Het fragment van Jan De Keyser is net zoals dat van Tobias Leenaert betrekkelijk kort (negen
regels): er kon derhalve ook maar één lexicale afwijking worden vastgesteld. De Keyser is
afkomstig uit West-Vlaanderen en dat is voornamelijk merkbaar aan het wegvallen van de [h]
en de laryngalisering van de g waarbij er een vernauwing van de stemspleet plaatsvindt.
Jan De Keyser doet erg zijn best om standaardtalig te praten maar slaagt daar niet zo
best in: het resultaat is vanzelfsprekend een West-Vlaams gekleurd tussentaaltje.
Van enige voorbereiding van het debat is er ook geen sprake.
139
Morfologische kenmerken 0/25 = 0%
Fonologische kenmerken 2/18 = 11%
Syntactische kenmerken 0/1 = 0%
Algemeen gewogen gemiddelde 2/44 = 5%
5.7.7 Spreker 7: Hendrik-Jan Ombelets
Bij Hendrik-Jan Ombelets hebben we opnieuw te maken met een kort fragment en is er één
kleine lexicale afwijking. Hoewel Ombelets afkomstig is uit Limburg, is zijn accent niet zo
gemarkeerd als bij Yves Grouwels. Zo is er helemaal geen uvulaire [R] of regressieve
assimilatie.
Hij maakt constant gebruik van het ge-systeem.
Net zoals bij De Keyser het geval was, is er ook hier geen enkel teken van enige
voorbereiding.
Morfologische kenmerken 4/8 = 50%
Fonologische kenmerken 6/11 = 55%
Syntactische kenmerken 0/4 = 0%
Algemeen gewogen gemiddelde 10/23 = 43%
5.7.8 Spreker 8: Alex Callier
De muzikant Alex Callier gebruikt slechts drie lexicale afwijkingen. Maar vooral zijn
uitspraak komt zeer tussentalig over. Zijn uitspraak is niet alleen erg onverzorgd maar
verwijst ook duidelijk naar Sint-Niklaas. Vooral het uitspreken van de lange klinker [o:] als
korte [ɔ ] is frappant.
Hij vertoont heel even een moment van opwaartse convergentie maar al gauw maakt
die strategie plaats voor de divergerende: zijn taalgebruik is bijzonder tussentalig.
Er zijn geen voorbereidingen van het debat vastgesteld. Ten eerste is hij geen politicus
die mensen voor zich moeten weten te winnen. Ten tweede gaat het ook niet om één of ander
promopraatje. Het is vooral bedoeld als luchtig interview over zijn laatste activiteiten.
Bij een vergelijking tussen een interview in De zevende dag en voor Cutting Edge (zie
5.6.3) viel het ook op hoe hij zijn taalgebruik aanpast aan het doelpubliek. Terwijl het
eerstgenoemde programma voornamelijk op volwassenen mikt, richt het laatste programma
140
zich vooral tot jongeren met als gevolg dat Callier nog tussentaliger en zelfs dialectisch praat
in dat interview.
Morfologische kenmerken 1/44 = 2%
Fonologische kenmerken 43/63 = 68%
Syntactische kenmerken 1/8 = 12.5%
Algemeen gewogen gemiddelde 45/115 = 39%
5.7.9 Spreker 9: Eric Van Looy
Bij Eric Van Looy zijn er tamelijk wat lexicale afwijkingen, vooral belgicismen zoals op de
toppen van z’n tenen en sjotten. Zijn A
].
Zijn taal neigt meer naar tussentaal dan naar standaardtaal, soms zijn er ook
dialectkenmerken. Bovendien vertoont hij zeer veel h-procopes en t-apocopes. Wanneer hij
een persoonlijke anekdote vertelt, wordt Van Looy nog tussentaliger dan hij al is. Op een
bepaalde manier is dat ook een voorbereidingsmethode: hij maakt het geheel aantrekkelijker
door enkele sappige details. Maar terwijl alle zonet besproken retorische middeltjes bij de
vorige sprekers meer standaardtaal tot gevolg hadden, is er hier net meer sprake van
tussentaal.
Van Looy staat de laatste tijd niet alleen bekend als regisseur maar neemt af en toe ook
de rol van quizmaster op zich. Als we zijn taalgebruik vergelijken in de rol van geïnterviewde
en in de rol van quizmaster, is zijn taal veel standaardtaliger in het laatste geval: vooral de
diftongering van de tweeklanken en zijn Noordnederlandse uitspraak zijn opmerkelijk (zie
5.6.1).
Morfologische kenmerken 5/184 = 3%
Fonologische kenmerken 90/213 = 42%
Syntactische kenmerken 2/42 = 2%
Algemeen gewogen gemiddelde 97/439 = 22%
5.7.10 Spreker 10: Gene Bervoets
Gene Bervoets wijkt zo goed als niet af op het lexicale terrein, behalve het informele niks en
mekaar. Bervoets komt uit Antwerpen maar zijn uitspraak is nagenoeg perfect standaardtalig:
niets wijst erop dat hij daar vandaan komt.
141
Desalniettemin doet hij enorm vaak aan codewisseling: zoals een echte acteur
componeert hij een volledig rollenspel waarbij hij nu eens tussentaal en dan weer
standaardtaal spreekt. Net zoals Van Looy haalt hij dus anekdotes aan die ook meer tussentaal
bevatten.
Morfologische kenmerken 0/110 = 0%
Fonologische kenmerken 31/92 = 34%
Syntactische kenmerken 1/12 = 8%
Algemeen gewogen gemiddelde 32/214 = 15%
5.7.11 Spreker 11: Guy Verhofstadt
Het fragment van Guy Verhofstadt is sowieso erg omvangrijk. Op het lexicale gebied zijn er
bijzonder veel afwijkingen. Zijn lexicon is doorspekt met belgicismen zoals gans en vrije
alternanten (varianten die frequent voorkomen in Vlaanderen maar ook een Noord-
Nederlands synoniem hebben) zoals in plan zijn gelaten, frigo en in voege gaan. Verhofstadt
is afkomstig uit Oost-Vlaanderen maar daar valt op zich niet bijzonder veel van te merken.
Tijdens een luchtig gesprekje waarin De Vadder peilt naar de ontspanning van
Verhofstadt, komt hij tamelijk tussentalig over. Maar wanneer er wordt overgegaan tot
„serieuzere zaken‟ verkiest Verhofstadt een meer standaardtalige variëteit.
Verhofstadt wil duidelijk zo lang mogelijk aan het woord blijven: er is bijna geen tijd
voor een adempauze, zo lijkt het wel.
Hij wendt ook vaak humor aan om niet altijd beschouwd te worden als de ernstige
politicus. Ook die tactiek heeft meer tussentaal tot gevolg; concreet zijn dat bij Verhofstadt t-
apocope en het tussentalige ge.
Verhofstadt doet ook aan code-wisseling: zijn persoonlijke en politieke doestellingen
komen er vlot én standaardtalig uit. Wanneer hij zich even later echter tot het „gewone‟ volk
richt, is het weer tijd voor tussentaal.
Verhofstadt toont zichzelf bovendien een meester in het benutten van allerlei
retorische trucen tijdens een debat. Er is heel wat voorbereidingswerk aan vooraf gegaan. Zo
argumenteert hij meermaals in de vorm van een driedeling waardoor het publiek de feiten of
argumenten makkelijker in zich kan opnemen; hij komt overtuigender over door alles als een
ontegensprekelijk feit te presenteren; hij legt ook de nadruk op het feit dat de meerderheid van
de bevolking doet of denkt zoals hij; hij haalt vaak voorbeelden aan die zijn argumentatie
142
moeten ondersteunen; hij steunt op de kracht van de herhaling en schuwt ten slotte geen
retorische vragen.
In een vergelijking (zie 5.6.4) is gebleken dat Verhofstadt ook gevoelig is voor
bepaalde emoties. In De zevende dag ging het er over het algemeen vrij rustig aan toe. Maar
toen hij in de aanloop van de verkiezingen werd geïnterviewd door Siegfried Bracke (geen
persoon uit het CGN-materiaal) laaiden de emoties hoog op met meer tussentaal als resultaat.
Dat er over werkelijk elk woord wordt nagedacht, blijkt uit het volgende fragment uit
het boek Een jaar in het spoor van Guy Verhofstadt van De Bisschop en Van Steendam
(2009):
“Ze stellen de beleidsverklaring op die de nieuwe regering dient af te
leggen aan het parlement. Verhofstadt, Koert, Wouter en Noël
Slangen - die ik hier voor de allereerste keer zie - buigen zich over de
punten en de komma‟s. Elk woord wordt gewikt en gewogen”.
Verhofstadt “ N̔ieuwe welvaartsaanpassingen‟? Olala, dat is PS-taal.
Schrijf maar: „al dan niet nieuwe welvaartsaanpassingen… en gerichte
belastingverlagingen‟.”
Noël Slangen “In plaats van „belastingverlagingen‟: „maatregelen‟?”
Verhofstadt “ T̔en behoeve van‟ of „ten voordele van‟?”
Koert “Ik zou momenteel „lastenverlaging‟ laten staan, dat kan een
compromis zijn als ze zeggen oeoeoe. Allee, ‟t is goed:
„maatregelen‟.”
Slangen “Ik zou dat in uw mouw houden en het dan aanpassen.”
Verhofstadt “Van mij mag er al direct „maatregelen‟ staan hoor,
Wouter, dat zal gemakkelijker zijn. Daar kicken ze op, op
„lastenverlaging‟. En dan: „Wat de arbeidsmarkt betreft, zullen we de
geplande evaluatie van het activeringsbeleid uitvoeren…‟”
Wouter “ E̔n efficiënter maken‟, of zoiets. Niet alleen „evalueren‟,
dat is echt tsjevenpraat.”
Verhofstadt “Zullen we het „activeringsbeleid versterken‟?”
Wouter “ V̔erbeteren‟.”
Verhofstadt “ V̔erbeteren‟.”
Wouter “ N̔og verbeteren‟.”
Verhofstadt “ N̔og verbeteren‟.”
Wouter “ O̔ptimaliseren‟.”
Verhofstadt “ N̔og verbeteren‟, dat is het goede woord. „Het
activeringsbeleid nog verbeteren‟. Nee, „versterken‟, dat is veel beter,
Pff, da‟s zever, hè.”
Wouter “Da‟s echt zever.”
Verhofstadt “Versterken”
Wouter “Echt dikke zever.”
Morfologische kenmerken 13/469 = 3%
Fonologische kenmerken 144/420 = 34%
143
Syntactische kenmerken 18/95 = 19%
Algemeen gewogen gemiddelde 175/984 = 18%
5.7.12 Spreker 12: Steve Stevaert
Steve Stevaert gebruikt lexicale afwijkingen van verschillende aard: van verkeerde
voorzetsels tot afwijkende constructies. Stevaert slaagt er niet in zijn Limburgse afkomst te
verbergen, getuige de regressieve assimilatie en t-deletie na de medeklinkers ch, f, g, k, p en s.
Het is trouwens opvallend dat, naarmate het einde van het debat nadert, de t-deleties
toenemen.
Stevaert start het gesprek vrij standaardtalig maar na wat irritatie over een vraag van
De Ceuleneer wordt hij tussentaliger. Ook bij momenten waarbij hij de controle verliest in het
debat komt Stevaert veel tussentaliger over.
Stevaert is ook vertrouwd met het opbouwen van de spanning door een kort verhaaltje
in het debat te weven. Op die manier kan hij de nieuwsgierigheid van het publiek wekken om
die uiteindelijk ook te blijven vasthouden. Het verhaaltje is duidelijk op voorhand beraamd en
wordt dan ook veel standaardtaliger verteld dan normaal het geval is bij Stevaert.
Dat Stevaert niet bang is van enige vorm van zelfspot is ook gebleken uit het
geanalyseerde fragment: het toont aan dat hij in staat is om zichzelf te relativeren en dat wordt
uiteraard wel geapprecieerd door het publiek. Deze vorm van humor verzint men natuurlijk
niet „on the spot‟. Opnieuw is er dus meer sprake van standaardtaal.
Morfologische kenmerken 5/192 = 3%
Fonologische kenmerken 67/215 = 31%
Syntactische kenmerken 5/43 = 12%
Algemeen gewogen gemiddelde 77/450 = 17%
5.7.13 Spreker 13: Romain Poté
Het aantal lexicale afwijkingen bij Romain Poté is gemiddeld maar ze zijn soms wel vrij
dialectisch gekleurd: alcoolvrij in plaats van alcoholvrij en geëten in plaats van gegeten
bijvoorbeeld. Die Franse uitspraak van alcohol is trouwens typisch voor het stadsdialect van
Gent aangezien er op het einde van de negentiende eeuw in Gent ongeveer twintig procent
van de bevolking een soort Frans sprak (Taeldeman en Van Keymeulen 2002).
144
Poté is ook het perfecte voorbeeld van iemand die in eerste instantie aan opwaartse
convergentie doet maar al gauw teruggrijpt naar zijn eigen tussentaaltje. Terwijl hij
bijvoorbeeld in het begin van het debat nog zijn uiterste best deed om zo standaardtalig
mogelijk te praten, trekt er vanaf een bepaald moment één welbepaald kenmerk erg de
aandacht: het gaat om het weglaten van de doffe [e] in werkwoorden: gebeur[e]n, uitwijk[e]n,
gebruik[e]n,...
Romain Poté zet ook steeds in de verf dat iedereen dezelfde mening is toegedaan: het
publiek is namelijk altijd gevoelig voor dergelijke uitspraken en volgt die mening dan ook
vaak na. Maar hij maakt niet alleen dankbaar gebruik van de kracht van de meerderheid, ook
de wet van de autoriteit heeft hij onder de knie. Door instanties of personen met gezag in te
roepen, laat men een grotere indruk na bij het publiek. Door middel van herhalingen tracht hij
nog meer te benadrukken dat hij de enige en echte waarheid in pacht heeft. Retorische vragen
benadrukken het feit dat al wat hij zegt een regelrechte evidentie is. Ten slotte wendt hij ook
nog ironie aan om de stelling van de debaterende „tegenstander‟ onderuit te halen. Poté is dus
vertrouwd met de kunst van het overhalen maar merkwaardig genoeg is hij één van de
weinigen die tijdens zulke verbale kneepjes niet standaardtaliger praat. Dat kan de volgende
oorzaak hebben: waarschijnlijk is hij zo spontaan dat hij ter plekke iedereen weet te
overtuigen.
Morfologische kenmerken 4/90 = 4%
Fonologische kenmerken 45/91 = 49%
Syntactische kenmerken 1/12 = 8%
Algemeen gewogen gemiddelde 50/374 = 13%
5.7.14 Spreker 14: Luc De Bouw
Behalve twee lichte versprekingen zijn er bij Luc De Bouw geen lexicale afwijkingen vast te
stellen. Hij is afkomstig uit Vlaams-Brabant maar daar valt niets van te merken. Vooral zijn
uitspraak komt erg standaardtalig over maar op het gebied van morfologie en syntaxis is hij
dan weer veel tussentaliger.
Doordat hij meestal de kans krijgt om vrij lang aan het woord te blijven, praat hij
rustiger en logischerwijze ook standaardtaliger. Zoals bij de andere onderzoekspersonen al
zoveel is gebleken, vertoont De Bouw ook meer tussentalige kenmerken wanneer hij zich
begint op te winden. Bij hem zijn dat dan voornamelijk h-procopes en t-apocopes.
145
Het valt op dat hij niet de man is van de grote woorden: hij doet droog zijn verhaal uit
de doeken zonder enige verbale kunstgreepjes.
Morfologische kenmerken 3/115 = 3%
Fonologische kenmerken 39/112 = 35%
Syntactische kenmerken 3/18 = 17%
Algemeen gewogen gemiddelde 45/245 = 18%
5.7.15 Spreker 15: Jan Hoet
De lexicale afwijkingen van Jan Hoet zijn talrijk. Men hoort ze vaak vallen in de tussentaal
van de gemiddelde Vlaming: mekaar in plaats van elkaar; drie maand in plaats van drie
maanden; wadde in plaats van wat; noemen in plaats van heten; hesp in plaats van ham;
enzovoort.
Samen met Hendrik-Jan Ombelets vertoont hij de meeste tussentalige kenmerken. Jan
Hoet doet geen enkele moeite om Algemeen Nederlands te praten. Hij heeft zelfs zoveel
invloed op presentatrice Geertje De Ceuleneer dat zij op een bepaald moment aan een lichte
vorm van neerwaartse convergentie doet: vooral de t-deletie valt op.
Jan Hoet staat ook bekend als iemand die humor niet ontwijkt en op zulke momenten
praat hij nog tussentaliger. Ook naar het einde van het debat toe merken we nog meer
tussentalige kenmerken op alsof hij zich nu helemaal comfortabel voelt. Hoet gebruikt ook
stelselmatig het ge-systeem, behalve wanneer hij De Ceuleneer aanspreekt. Dat was ook zo
bij Yves Grouwels: zowel Hoet als Grouwels zijn zich dus nog wel degelijk bewust van een
bepaalde afstand.
Hoet doet ook nog een poging om zijn argumenten te versterken; en daarvoor gebruikt
hij vooral voorbeelden en herhalingen. Maar net zoals bij Poté heeft dat niet meer
standaardtaal tot gevolg.
Maar Jan Hoet kan wel degelijk standaardtaliger praten. Dat is gebleken na een
vergelijking tussen het debat in De zevende dag enerzijds en een niet-voorgelezen speech
anderzijds (zie 5.6.5). De spreekstijl heeft dus ook een invloed op het taalgebruik van mensen:
door het iets formelere gehalte, spreekt Hoet meer Algemeen Nederlands.
Morfologische kenmerken 26/190 = 14%
Fonologische kenmerken 145/197 = 74%
146
Syntactische kenmerken 2/28 = 7%
Algemeen gewogen gemiddelde 173/415 = 42%
5.7.16 Spreker 16: Tobias Leenaert
Tobias Leenaert kan slechts betrapt worden op twee kleine lexicale afwijkingen. Zijn Oost-
Vlaamse achtergrond is zo goed als niet hoorbaar. Zijn taal is zeer standaardtalig maar toch
zijn er ook momenten waarop tussentaal om de hoek komt kijken. Dat is vooral te linken aan
zijn nervositeit. Hij is niet alleen jong maar moet daarenboven ook nog eens trachten op te
boksen tegen Jan Hoet.
Morfologische kenmerken 0/122 = 0%
Fonologische kenmerken 63/113 = 56%
Syntactische kenmerken 3/25 = 12%
Algemeen gewogen gemiddelde 66/293 = 23%
5.7.17 Spreker 17: Rob Van Eyck
Rob Van Eyck uit enkele typische lexicale afwijkingen zoals gedacht in plaats van gedachte,
terug in plaats van weer en mistoestand in plaats van wantoestand. Hij is afkomstig uit
Vlaams-Brabant en laat af en toe nog Franse invloed horen.
Van Eyck praat bijzonder tussentalig en zijn tussentalig gehalte wordt nog meer
benadrukt wanneer hij zich ergert aan de vragen van De Ceuleneer of de uitspraken van
Saartje Vandendriessche. Hij gebruikt trouwens consequent het ge-systeem terwijl er bij de
andere sprekers een zekere tweedeling was vast te stellen.
Hij maakt graag gebruik van retorische vragen en enige ironie maar ook hij blijft altijd
tussentaal praten.
Morfologische kenmerken 12/134 = 9%
Fonologische kenmerken 77/120 = 64%
Syntactische kenmerken 5/18 = 28%
Algemeen gewogen gemiddelde 94/272 = 34%
147
5.7.18 Spreker 18: Saartje Vandendriessche
Bij Saartje Vandendriessche kunnen we niet veel of zware lexicale afwijkingen vaststellen. Ze
komt uit Antwerpen maar dat kan ze vrij goed verbergen: enkel het deleren van de [d] in
worden valt op. Toch is ze over het algemeen vrij tussentalig en dat kan vooral gelinkt
worden aan het feit dat ze zich niet op haar gemak voelt.
Net zoals Van Looy heeft Vandendriessche steeds meer ervaring opgedaan als
presentatrice en dat is ook voelbaar in haar taalgebruik. Wanneer ze presenteert voor televisie
of radio spreekt ze veel standaardtaliger (zie 5.6.2).
Morfologische kenmerken 0/58 = 0%
Fonologische kenmerken 43/59 = 73%
Syntactische kenmerken 1/13 = 8%
Algemeen gewogen gemiddelde 44/130 = 34%
148
6 Besluit: taalbloemen laten bloeien
n dit kwalitatief onderzoek naar het taalgebruik van achttien individuen willen we -bij
wijze van besluit- toch ook nog even stilstaan bij de mogelijke tendensen wat het
gebruik van standaardtaal, tussentaal en de interactie tussen beide variëteiten betreft.
Na de jarenlange overheersing van de Franssprekende bourgeoisie en adel in België
besloten de Vlamingen (en meer bepaald de Vlaamse Beweging) om aan te sluiten bij de
toonaangevende Noordelijke norm. Op die manier stonden ze ook sterker in hun schoenen in
hun strijd voor de toekenning van dezelfde rechten voor diegenen die Nederlands boven Frans
verkozen. Als gevolg daarvan heeft men het gebruik van het Nederlands zoveel mogelijk
trachten vast te leggen in allerlei voorschriften, reglementen, besluiten en bepalingen. De
maatstaf is (of beter was) Nederlands en dan hoofdzakelijk de Nederlandse standaardtaal. De
autoriteiten legden met andere woorden vast wie welke taalvariëteit in welke situatie moest
gebruiken. Tot voor kort heerste er over het algemeen vrij veel berusting bij de Vlaamse
bevolking: men stelde zich geen vragen bij deze stand van zaken. Maar het tij is merkbaar aan
het keren: de berusting heeft plaatsgemaakt voor weerstand. Vlamingen dulden niet langer
“het paternalistische taalbeleid, waarbij de overheid bepaalt welke taal(variëteit) ze moeten
gebruiken om hogerop te raken in de vaart der volkeren” (De Caluwe 2007: 519). Terwijl ten
tijde van de Franstalige dominantie een onwrikbare regelgeving bevorderlijk was voor de
vooruitgang (op onder andere het talige gebied), belemmert die dwingende aanpak vandaag de
intuïtieve talige ontplooiing. “Voor die nieuwe generatie betekent échte emancipatie: zélf
kunnen kiezen wanneer je welke taal(variëteit) gebruikt” (De Caluwe 2007: 519).
Wanneer ik in mijn directe omgeving rondkijk, kan ik ook concluderen dat niet
standaardtaal maar tussentaal de omgangstaal is geworden van zowel jongeren als
volwassenen. De volwassenen lieten (en laten) de Nederlandse standaardtaal bewust vallen
ten gevolge van de stijgende welvaart in Vlaanderen: het Frans van de voormalige
gezaghebbende stand stond niet langer synoniem voor een bedreiging. Aan de andere kant
waren er ook ouders die hun kinderen trachtten op te voeden in de Nederlandse standaardtaal
in plaats van hun lokale dialect. Dat resulteerde met andere woorden in een enorme
verspreiding van tussentaal, bestaande uit standaardtalige en dialectische componenten. “Die
tussentaal is nu de moedertaal en thuistaal van de meeste jongeren in Vlaanderen, en het
gebruik ervan wint zienderogen veld in alle domeinen van de bovenregionale, informele
gesproken communicatie” (De Caluwe 2007: 521).
I
149
Een medium zoals de televisie geeft ook perfect weer hoe het met de taaltoestand in
Vlaanderen is gesteld: niet alleen in soaps en realityprogramma‟s wordt er duchtig tussentaal
gesproken maar ook in duidingprogramma‟s zoals De zevende dag. Het is een bewijs van het
feit dat tussentaal voor enorm veel Vlamingen wel degelijk de dagelijkse omgangstaal is
geworden. In dit verband is er zelfs sprake van een heuse wisselwerking: het taalgebruik in de
media reflecteert ten eerste het reële taalgebruik in Vlaanderen. Ten tweede zullen Vlamingen
meer vastberaden én in meer omstandigheden tussentaal gebruiken omdat ze dat ook zien
gebeuren op televisie.
Gegeven de grote slagkracht van tussentaal zal de (nog bestaande) kloof tussen
Standaardnederlands en tussentaal hoogstwaarschijnlijk verkleinen en wel doordat “het
verzorgde Belgische Nederlands kwalitatief en kwantitatief terrein zou verliezen ten opzichte
van de tussentaal” (Geeraerts 201: 342). Kwantitatief slaat op het feit dat meer en meer
elementen uit de tussentaal gaan doordringen in situaties waarin mensen normaal
standaardtaal spreken. Het kwalitatieve verlies houdt in dat in situaties waar tot nu toe
standaardtaal werd verwacht, men nu heel bewust tussentaal gaat spreken.
De algemene eindconclusie is met andere woorden positief: tussentaal is geen
tussenstadium of „tweederangs afkooksel‟ van de standaardtaal. Het is in tegendeel een
volwaardige variëteit van het Nederlands. Bovendien zal er zich een talig registercontinuüm
ontwikkelen in Vlaanderen waarbij Vlamingen zullen kiezen voor tussentaal, informeel
Algemeen Nederlands of formeel Algemeen Nederlands naargelang van de situatie waarin ze
zich bevinden (De Caluwe 2002: 66).
Een belangrijke taak in dit verband is weggelegd voor het onderwijs: Taeldeman
verwoordt het als volgt: “Lessen taalbeheersing die vooral neerkomen op taalsnoei („zeg niet
fruitsap maar vruchtensap‟, „zeg niet microgolf maar magnetron‟, enzovoort) zullen het AN
zeker niet uit zijn zondagsharnas bevrijden” (http://www.destandaard.be; 7/07/2007). Men
moet in het onderwijs integendeel meer inspanningen leveren om aan te tonen dat een goede
beheersing van het Standaardnederlands onmisbaar is in bepaalde formele situaties maar dat
men daarnaast, in de meer informele omgang, ook gebruik kan maken van een meer
tussentalig gekleurd taalgebruik. “Voortaan kunnen we beter zoveel mogelijk taalbloemen
laten bloeien. Dat zal onder andere het prettige gevolg hebben dat we onze eigen taal (en
zeker ook de standaardtaal) niet meer hoeven te spreken met toegeknepen billen” (Taeldeman,
http://www.destandaard.be; 7/07/2007). Zowel wijzen op het prestige en belang van
Standaardnederlands enerzijds en op de aanvaardbaarheid van tussentaal anderzijds, zal leiden
tot een betere beheersing van het Standaardnederlands én een grotere registergevoeligheid bij
150
de Vlamingen. De standaardtaal wordt dus helemaal niet afgedankt door de Vlamingen, maar
ze willen geen Standaardnederlands gebruiken in informele communicatiesituaties. Of om het
in de woorden van De Caluwe (2007) te zeggen:
“Meer vrijheid om te kiezen, inclusief de verantwoordelijkheid die
daarmee gepaard gaat; dat is misschien een definitie van emancipatie
die beter bij de vroeg-eenentwintigste-eeuwse tijdsgeest past. In hun
experimenten met talen en taalvariëteiten zullen mensen wel heel snel
zelf leren dat elke taal en elke variëteit daarvan meer of minder
geschikt is voor bepaalde situaties, en zo niet zullen ze er door hun
omgeving (in het beste geval) op gewezen worden, en (in het slechtste
geval) op afgerekend worden. Op die manier moeten ze eigenlijk
komen tot een herontdekking en herwaardering van de unieke rol van
een moedertaal (het Nederlands tegenover het Engels bijvoorbeeld),
en van de functie van een standaardvariëteit. En die uitkomst zou
misschien zelfs de oudere generatie van taalbeleidsmakers kunnen
verzoenen met een dergelijke geliberaliseerde taalpolitiek, wanneer ze
(in)zien dat hun vrees voor een totale teloorgang van hun zo
gekoesterde talige kapitaal gewoonweg ongegrond was” (De Caluwe
2007: 528-529).
De norm zal met andere woorden ook in de toekomst niet worden losgelaten.
In deze Masterscriptie heb ik dus aan de hand van achttien individuele
profielbeschrijvingen willen aantonen dat Vlamingen hoe dan ook tussentaal gebruiken, zelfs
in omstandigheden waarin er in theorie standaardtaal thuishoort. Bovendien zal er geen
verandering optreden in dit proces aangezien de Vlamingen tussentaal beschouwen als een
echte omgangstaal. Gegeven deze twee feiten moeten we een positieve attitude als het
uitgangspunt hanteren: eerst en vooral vanwege de sprekers die moeten inzien dat tussentaal
kan én mag gebruikt worden; maar niet in formele situaties. Ten tweede ook vanwege de
beleidsmakers die moeten inzien dat tot voor kort “een variatievijandige normativiteit de
ontwikkeling van een juiste functionele inschatting van taalvariatie en van
registergevoeligheid […] in de weg stond” (Taeldeman 1992: 39).
Dan had ik ten slotte graag nog een suggestie gedaan rond verder onderzoek: we
beschikken momenteel over achttien profielbeschrijvingen. Het kan echter nog interessanter
worden indien we dezelfde sprekers onderzoeken in andere situaties, zoals we al een aanzet
hebben gegegeven in 5.6. Het is namelijk een bekend gegeven dat niemand op dezelfde
manier spreekt in verschillende omstandigheden. Uit dergelijk onderzoek zou namelijk
kunnen worden afgeleid in welke mate tussentaal een kwestie van idiolect (taalsysteem van
een individu zoals dat tot uitdrukking komt in de manier waarop hij spreekt of schrijft) is
geworden (van Dale 2005). Met deze suggestie zijn we aan het einde van ons onderzoek
151
gekomen. Laten we niet trunten over de huidige stand van zaken. Iedereen doet toch zijn of
haar goesting. Niet de professoren in hun universiteiten, beleidsmakers, taalcharters, anti-
tussentaal- of pro-standaardtaal-campagnes kunnen vastleggen welke kant het met onze taal
uitgaat. De taal(variëteiten) zijn echter van de mensen die ze gebruiken. We kunnen dus maar
beter aandacht schenken aan het taalgebruik van onze medemens: je kan er niet alleen veel
van opsteken maar er ook veel schoonheid in en door waarnemen. Of zoals Guido Gezelle het
ooit stelde: “Als de ziele luistert, spreekt het al een taal dat leeft”.
152
7 Bibliografie
Alphen, I. C. van, „Ik had zoiets van “doei”. Interactioneel sociolinguïstische aspecten van
van-citaties‟, in: T. Koole, J. Nortier en B. Tahitu (red.), Artikelen van de 5de
Sociolinguïstische Conferentie, Eburon, Delft, 2006, p. 29-42.
ANS = Algemene Nederlandse Spraakkunst, een grammatica van het Nederlands. Beschikbaar
via http://www.let.ru.nl/ans/
Bell, A., Language style as audience design., Language in society 13, 1984, p. 145-204.
Boves, T. en Gerritsen, M., Inleiding in de sociolinguïstiek, Uitgeverij Het Spectrum B. V.,
Utrecht, 1995.
Braak, J. van den, „Met andere woorden: straattaal in Amsterdam‟, in: N. van der Sijs (red.),
Amsterdams, Taal in Stad en Land, SDU, Den Haag, 2001, p. 53-65.
Brouwer, D., Gender variation in Dutch, Foris Publications, Dordrecht, 1989.
CGN = Corpus Gesproken Nederlands, ca 9 miljoen woorden. Beschikbaar via
http://www.tst.inl.nl/producten/
Chafe, Wallace, L., Internal reconstruction in Seneca., Language 35, 1959, p. 477-494.
Claeys, Herman J., Vlaams Dialectenwoordenboek, Artus uitgevers & Herman J. Claeys, Den
Haag/Brussel, 2001.
Cockx, P., Taalwijzer (tweede herziene uitgave), Davidsfonds, Leuven, 1998.
Coninckx, D., Overheidscommunicatie in België: een overzicht, Garant, 2004.
Coupland, N., J. Coupland, H. Giles en K. Henwood, Accommodating the elderly: Invoking
and extending a theory, Language in Society 17 (1), 1988, p. 1-41.
Cuvelier, P., R. Rymenans, D. Sandra, en P. Van Petegem, „Standaardnederlands, tussentaal
en dialect in Antwerpen. De perceptie van jonge moedertaalsprekers en taalleerders.‟,
Tussen taal, spelling en onderwijs. Essays bij het emeritaat van Frans Daems, Gent,
Academia Press, 2007, p. 39-58.
De Bisschop, S. en T. Van Steendam, Een jaar in het spoor van Guy Verhofstadt, uitgeverij
Halewyck, Leuven, 2009.
De Bok, R., Jan Hoet: tussen mythe en werkelijkheid, Amsterdam, Meulenhoff, 2003.
Debrabandere, F., „Het echec van de ABN-actie in Vlaanderen‟, Nederlands van nu 53
(2005), p. 27-31.
153
De Caluwe, J., „Belgisch Nederlands versus Nederlands Nederlands‟ (bundel
wetenschappelijke nascholing 2000-2001), Gent, Academia Press.
De Caluwe, J., „Tien stellingen over functie en status van tussentaal in Vlaanderen‟, in: J. De
Caluwe, D. Geeraerts, S. Kroon, V. Mamadouh, R. Soetaert, L. Top en T. Vallen
(red.), Taalvariatie en taalbeleid. Bijdragen aan het taalbeleid in Nederland en
Vlaanderen, Antwerpen / Apeldoorn, Garant, 2002, p. 57-67.
De Caluwe, J., „Tussentaal als natuurlijke omgangstaal in Vlaanderen‟, in: J. De Caluwe en
M. Devos (red.), Structuren in talige variatie in Vlaanderen, Gent, Academia Press,
2006, p. 19-34.
De Caluwe, J., „Pleidooi voor een herrijking van het taalbeleid in Vlaanderen‟, in J.
Fenoulhet, A.J. Gelderblom, M. Kristel, J. Lalleman, L. Missinne en J. Pekelder (red.),
Neerlandistiek in contrast. Handelingen Zestiende Colloquium Neerlandicum,
Rozenberg Publishers, Amsterdam, 2007, p. 519-525.
De Schutter, G., „Voegwoordflectie en pronominale clitisering waarin Vlaams en Brabants
bijna elkaars tegengestelden zijn‟, Taal & Tongval 46, 1994, p. 108-131.
Devos, C., Ménage à trois: de verhouding tussen pers, politiek en politicologie, Gent,
Academia Press, 2004.
Devos, M., „Taalsituatie en taalontwikkeling in Vlaanderen‟ (bundel wetenschappelijke
nascholing 2000-2001), Gent, Academia Press.
Devos, M., en R. Vandekerckhove, West-Vlaams, Lannoo Uitgeverij, 2005.
De Vries, Jan W., „Nederlands na nu. “Hun hebben gelijk”.‟, Ons Erfdeel 41-2, 1998, p. 253-
259.
Geeraerts, D., „Het dialect en de dialectiek, de Verlichting en het Vlaams‟, in: Dietsche
Warande & Belfort, 135: 4, 1990, p. 432-441.
Geeraerts, D., „Postmoderne taalattitudes?‟, Streven vol. 60, 1993, nr. 4, p. 346-353.
Geeraerts, D., „Noch standaard, noch dialect. “Tussentaal in Vlaanderen en Nederland‟, Onze
Taal 68, 1999, p. 232-235.
Geeraerts, D., „Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes‟,
Ons Erfdeel 44, 2001, p. 337-344.
Geeraerts, D., A. Penne, en V. Vanswegenoven, „Thuis-taal en Familie-taal: taalgebruik in
Vlaamse soaps‟, in: S. Gillis, J. Nuyts en J. Taeldeman (red.), Met taal om de tuin
geleid. Opstellen voor Georges De Schutter, UIA, 2000, p. 161-170.
Geeraerts, D., „Everyday laguage in the media. The case of Belgian Dutch soap series.‟ In:
Kammerer, M., Konerding, K.-P., Lehr, A., Storrer, A., Thimm, C., Wolski, W. (red.),
Sprache im Alltag. Beitrage zu neuen Perspektiven in der Linguistik Herbert Ernst
154
Wiegand zum 65. Geburtstag Gewidmet. Walter de Gruyter, Berlin/New York, 2001,
p. 281-291.
Geeraerts, D., „Rationalisme en nationalisme in de Vlaamse taalpolitiek‟, in: J. De Caluwe, D.
Geeraerts, S. Kroon, V. Mamadouh, R. Soetaert, L. Top en T. Vallen (red.),
Taalvariatie en taalbeleid. Bijdragen aan het taalbeleid in Nederland en Vlaanderen,
Antwerpen / Apeldoorn, Garant, 2002, p. 87-104.
Giles, H. en Powesland, P., Speech style and social evaluation., Cambridge University Press,
1979.
Giles, H. en Smith, P.M., Accomodation Theory: optimal levels of convergence. In: H. Giles
en R. St. Clair (red.), Language and social psychology. Blackwell, Oxford, 1979.
Goedertier, W., S. Goddijn en J.-P. Martens, Orthographic Transcription of the Spoken Dutch
Corpus. In M. Gravilidou, G. Carayannis, S. Markantonatou, S. Piperidis & G.
Stainhaouer (Eds.), LREC-2000 (Second International Conference on Language
Resources and Evaluation) Proceedings. Vol. II: 909-914. (ook beschikbaar via
http://lands.let.kun.nl/cgn).
Goossens, J., „De toekomst van het Nederlands in Vlaanderen‟, Ons Erfdeel 43 (2000), nr. 1,
p. 2-13.
Haeseryn, W., „Grammaticale verschillen tussen het Nederlands in België en het Nederlands
in Nederland: een poging tot inventarisatie‟, in: R. Van Hout en J. Kruyssen (red.),
Taalvariaties. Toonzettingen en modulaties op een thema, Dordrecht, Foris, 1996, p.
109-126.
Hendrickx, R., „Het taalcharter‟. (http://www.vrt.be), december 2000.
Janssens, G., en A. Marynissen, Het Nederlands vroeger en nu, Acco, Leuven / Voorburg,
2005.
Jaspers, J., „Het Vlaamse stigma. Over tussentaal en normativiteit‟, Taal en Tongval 44
(2001), p. 129-153.
Jaspers, J., „Die luidruchtige flaminganten kennen alleen Fransch‟ via http://www.kifkif.be,
2008.
Joseph, J., Eloquence and power: the rise of language standards and standard languages,
Frances Pinter Publishers, Londen, 1987.
Labov, W., The social stratification of English in New York City, Washington D.C.: Center
for applied Linguistics, 1966.
Martin, W., „Culturele identiteit en taalgebruik in Vlaanderen vanuit RBBN-perspectief‟, in:
Z. Klimaszwewska (red.), Culturele identiteit in het nieuwe Europa, Warszawa,
Uniwersytet Warszawski, 2005, p. 363-482.
Milroy, L., Language and social networks., Blackwell, Oxford, 1980.
155
Ooms M., en J. Van Keymeulen, Vlaams-Brabants en Antwerps, Uitgeverij Lannoo nv, Tielt,
2005.
Penne, A., en V. Vanswegenoven. Oe noemde gij? Een onderzoek naar het
Verkavelingsvlaams in de soapseries Thuis en Familie. Licentiaatsverhandeling
K.U.Leuven, 1999.
RBBN = Referentiebestand Belgisch-Nederlands, ca 4000 woorden. Beschikbaar via
http://www.tst.inl.nl/producten/
Stroop, J. „Van Delta naar Tweestromenland‟, in: Z. Klimaszwewska (red.), Culturele
identiteit in het nieuwe Europa, Warszawa, Uniwersytet Warszawski, 2005, p. 399-
416.
Shannon, C.E. en Weaver, W., The mathematical theory of communication., University of
Illinois Press, Urbana, 1949.
Simard, L.M., Taylor, D.M. en Giles, H., Attribution processes and interpersonal
accommodation in a bilingual setting. Language and Speech 19, 1976, p. 374-387.
Smedts, W., Project Taalhantering VRT 1999-2000. Eindevaluatie. VRT-Project
Taalhantering. Internal Report, 2000, University of Leuven.
Taaladvies van de Nederlandse Taalunie, beschikbaar via http://taaladvies.net/
Taalbanken van de VRT, de publieke Vlaamse radio- en televisieomroep. Beschikbaar via
http://vrttaal.net/taaldatabanken_master/algemeen/home.shtml
Taeldeman, J., „Welk Nederlands voor Vlamingen?‟, Nederlands van nu, 40-2, 1992, p. 33-
51.
Taeldeman, J., „Het Gents. Een eiland in het Oost-Vlaamse dialectgebied‟, in: J. Kruijsen en
N. van der Sijs (red.), Honderd jaar stadstalen, Amsterdam / Antwerpen, Contact,
1999, p. 273-283.
Taeldeman, J., en Van Keymeulen, J., Het Gents. Een eigenzinnig dialect, 2002.
Taeldeman, J., Oost-Vlaams, Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, 2005.
Thackerar, J.N., Giles, H., en Cheshire, J., Psychological and linguistic parameters of speech
accommodation theory. In: C. Fraser en K.R. Sherer (red.), Advances in the social
psychology of language. , Cambridge University Press, 1982.
Timmermans, B., Klink Klaar. Uitspraak- en intonatiegids voor het Nederlands, Davidsfonds,
Leuven, 2004.
Toorn, M. C. Van den, „Nieuwnederlands (1920 tot nu)‟, in M. C. Van den Toorn, J. A. van
Leuvensteijn, W. J. J. Pijnenburg en J. M. van der Horst (red.), Geschiedenis van de
Nederlandse taal, Amsterdam University Press, Amsterdam, 1997, p. 479-562.
156
Trudgill, P., The Social Differentiation of English in Norwich., Cambridge University Press,
1974.
Van Crombrugge, H., Denken over opvoeden: inleiding in de pedagogiek, Garant, 2006.
Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, veertiende druk, 2005.
Van den Toorn, M. C., „De herkomst van het enklitisch pronomen ie, resp. die/tie’, De
Nieuwe Taalgids 52 (1959), p. 85-90.
Van der Geer, P., Het Lagerhuis. De kunst van het debatteren, Kosmos-Z&k Uitgevers,
Utrecht/Antwerpen, 1999.
Van der Sijs, N., Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden
en betekenissen, Veen, Amsterdam/Antwerpen, 2002 (tweede druk).
Van Gijsel, S., D. Speelman en D. Geeraerts, „Style shifting in commercials‟, Journal of
Pragmatics 40 (2008), p. 205-226.
Van Ginneken, J., Verborgen verleiders: hoe de media je sturen: een kritische inleiding, met
alle foefjes! (derde editie), Uitgeverij Boom, 2006.
Verheggen, P.P., en Spangenberg F., Nieuwe Nederlanders: etnomarketing voor
diversiteitsbeleid, Kluwer, 2001.
Wardhaugh, R., An introduction to sociolinguistics (fifth edition), Blackwell Publishing,
Malden / Oxford / Victoria, 2006, p. 88-118.
Wilde, I. de, en Bot, K., Taal van verzorgenden tegen ouderen in een psychogeriatrisch
verpleeghuis., Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie 20, 1989, p. 97-100.
Will, G., „Zeeuws of Vlaams? (Morfo)-syntactische verschijnselen in de dialecten van
Zeeuws-Vlaanderen‟, proefschrift voorgelegd aan de Faculteit Letteren en
Wijsbegeerte aan de Universiteit Gent voor het verkrijgen van de graad van doctor bij
promotor Prof. Dr. Taeldeman, Gent, 2003/2004.
Willemyns, R., „Taalvarianten en normbewustzijn‟, in: Verslag van het achtste colloquium van
docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten, Internationale Vereniging
voor Neerlandistiek, Den Haag / Hasselt, 1983, p. 79-95.
Willemyns., en W. Vandenbussche „Taalverachters en taalverkrachters? Sociolinguïsten op de
beklaagdenbank.‟, Tussen taal, spelling en onderwijs. Essays bij het emeritaat van
Frans Daems., D. Sandra, R. Rymenans, P. Cuvelier en P. Van Petegem. Gent,
Academia Press, 2007, p. 39-58.
Zenner, E., „Expeditie tussentaal. Een corpusgebaseerd onderzoek naar inter- en
intrasprekervariatie in het gebruik van de Vlaamse tussentaal in Expeditie Robinson‟,
verhandeling ter verkrijging van de graad van licentiaat in de taal- en letterkunde bij
promotor Prof. Dr. Geeraerts, Leuven, 2007.
157
8 Bijlagen
I Uitgebreide sprekergegevens
Spreker 1 (V60151)
Sekse: vrouw
Geboortejaar: 1964
Geboorteplaats: Berchem
Geboorteregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Brussel
Woonregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Berchem
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-
Brabant)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: journalist
Beroepsniveau: werkzaam in de media als journalist
Spreker 2 (V60185)
Sekse: man
Geboortejaar: 1954
Geboorteplaats: Hasselt
Geboorteregio: Vlaanderen, randgebied 2 (Limburg)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Genk
Woonregio: Vlaanderen, randgebied 2 (Limburg)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Diepenbeek
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, randgebied 2 (Limburg)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: arts (huisarts)
Beroepsniveau: beroep dat een hogere opleiding veronderstelt
158
Spreker 3 (V60153)
Sekse: man
Geboortejaar: 1964
Geboorteplaats: Brussel (Ukkel)
Geboorteregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Brussel (Etterbeek)
Woonregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Brussel (Ukkel)
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-
Brabant)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: journalist
Beroepsniveau: werkzaam in de media als journalist
Spreker 4 (V60173)
Sekse: man
Geboortejaar: 1981
Geboorteplaats: Halle
Geboorteregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Halle
Woonregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Halle
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-
Brabant)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar:inwoneraantal onbekend
Type scholing: technisch onderwijs of ASO
Opleidingsniveau: midden
Beroep: student
Beroepsniveau: student, stagiair
Spreker 5 (V60172)
Sekse: vrouw
Geboortejaar: 1956
Geboorteplaats: Sint-Gillis-Waas
Geboorteregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
159
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Oud-Heverlee
Woonregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Sint-Gillis-Waas
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: Europees parlementslid
Beroepsniveau: politicus
Spreker 6 (V60176)
Sekse: man
Geboortejaar: 1965
Geboorteplaats: Deinze
Geboorteregio: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Oostkamp
Woonregio: Vlaanderen, randgebied 1 (West-Vlaanderen)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Nevele
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: verkoopleider
Beroepsniveau: werkzaam in administratieve functie of een functie in de zorgsector
Spreker 7 (V60177)
Sekse: man
Geboortejaar: 1946
Geboorteplaats: Hasselt
Geboorteregio: Vlaanderen, randgebied 2 (Limburg)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Herk-de-Stad
Woonregio: Vlaanderen, randgebied 2 (Limburg)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Alken
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, randgebied 2 (Limburg)
160
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: leerkracht
Beroepsniveau: werkzaam als onderzoeker of docent aan universiteit of instelling van hoger
onderwijs
Spreker 8 (V60179)
Sekse: man
Geboortejaar: 1972
Geboorteplaats: Sint-Niklaas
Geboorteregio: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Sint-Niklaas
Woonregio: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Sint-Niklaas
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: componist, muzikant
Beroepsniveau: werkzaam als artiest
Spreker 9 (V60183)
Sekse: man
Geboortejaar: 1962
Geboorteplaats: Deurne (Antwerpen)
Geboorteregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Borgerhout (Antwerpen)
Woonregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Deurne (Antwerpen)
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-
Brabant)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: regisseur
Beroepsniveau: werkzaam als artiest
161
Spreker 10 (V60184)
Sekse: man
Geboortejaar: 1956
Geboorteplaats: Antwerpen
Geboorteregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Brasschaat
Woonregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Antwerpen
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-
Brabant)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: acteur
Beroepsniveau: werkzaam als artiest
Spreker 11 (V60154)
Sekse: man
Geboortejaar: 1953
Geboorteplaats: Dendermonde
Geboorteregio: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Mariakerke (Gent)
Woonregio: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Gent
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: minister
Beroepsniveau: politicus
Spreker 12 (V60155)
Sekse: man
Geboortejaar: 1954
Geboorteplaats: Bilzen
Geboorteregio: Vlaanderen, randgebied 2 (Limburg)
Taal: Standaard Nederlands
162
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Hasselt
Woonregio: Vlaanderen, randgebied 2 (Limburg)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Bilzen
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, randgebied 2 (Limburg)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: minister
Beroepsniveau: politicus
Spreker 13 (V60156)
Sekse: man
Geboortejaar: 1935
Geboorteplaats: Wetteren
Geboorteregio: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Sint-Pietersleeuw
Woonregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Wetteren
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: verkeersdeskundige
Beroepsniveau: beroep dat een hogere opleiding veronderstelt
Spreker 14 (V60157)
Sekse: man
Geboortejaar: 1945
Geboorteplaats: Vilvoorde
Geboorteregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Galmaarden
Woonregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Vilvoorde
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-
Brabant)
163
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: secretaris-generaal federatie
Beroepsniveau: werkzaam in het hoger management of bestuur
Spreker 15 (V60163)
Sekse: man
Geboortejaar: 1936
Geboorteplaats: Leuven
Geboorteregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Gent
Woonregio: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Gent
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: directeur museum
Beroepsniveau: werkzaam in het hoger management of bestuur
Spreker 16 (V60164)
Sekse: man
Geboortejaar: 1973
Geboorteplaats: Gent
Geboorteregio: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Gent
Woonregio: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Gavere
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, overgangsgebied (Oost-Vlaanderen)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: leerkracht
Beroepsniveau: werkzaam als onderzoeker of docent aan universiteit of instelling van hoger
onderwijs
164
Spreker 17 (V60012)
Sekse: man
Geboortejaar: 1939
Geboorteplaats: Scherpenheuvel
Geboorteregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Scherpenheuvel
Woonregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Scherpenheuvel
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-
Brabant)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: filmmaker
Beroepsniveau: werkzaam als artiest
Spreker 18 (V60171)
Sekse: vrouw
Geboortejaar: 1975
Geboorteplaats: Wilrijk (Antwerpen)
Geboorteregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Taal: Standaard Nederlands
Eerste taal: onbekend
Thuistaal: onbekend
Werktaal: onbekend
Woonplaats: Hove
Woonregio: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-Brabant)
Woonplaats tussen vierde en zestiende jaar: Hove
Woonregio tussen vierde en zestiende jaar: Vlaanderen, kerngebied (Antwerpen en Vlaams-
Brabant)
Omvang van de plaats waar de spreker (het langst) woonachtig was tussen zijn/haar vierde en
zestiende jaar: inwoneraantal onbekend
Type scholing: hoger onderwijs of universiteit
Opleidingsniveau: hoog
Beroep: actrice, zangeres
Beroepsniveau: werkzaam in de media
165
II Basisgegevens sprekers
Geslacht Geboortejaar Woonplaats Regio Beroep
Spreker 1
V60151
vrouw 1964 Brussel Antwerpen journalist
Spreker 2
V60185
man 1954 Genk Limburg huisarts
Spreker 3
V60153
man 1964 Brussel Vlaams-Brabant journalist
Spreker 4
V60173
man 1981 Halle Vlaams-Brabant student
Spreker 5
V60172
vrouw 1956 Oud-Heverlee Oost-
Vlaanderen
politica
Spreker 6
V60176
man 1965 Oostkamp West-
Vlaanderen
verkoopleider
Spreker 7
V60177
man 1946 Herk-de-Stad Limburg leerkracht
Spreker 8
V60179
man 1972 Sint-Niklaas Oost-
Vlaanderen
muzikant
Spreker 9
V60183
man 1962 Borgerhout Antwerpen regisseur
Spreker 10
V60184
man 1956 Brasschaat Antwerpen acteur
Spreker 11
V60154
man 1953 Mariakerke Oost-
Vlaanderen
politicus
Spreker 12
V60155
man 1953 Hasselt Limburg politicus
Spreker 13
V60156
man 1935 Sint-
Pietersleeuw
Oost-
Vlaanderen
verkeers-
deskundige
Spreker 14
V60157
man 1945 Galmaarden Vlaams-Brabant secretaris-
generaal
federatie
Spreker 15
V60163
man 1936 Gent Oost-
Vlaanderen
directeur
museum
Spreker 16
V60164
man 1973 Gent Oost-
Vlaanderen
leerkracht
Spreker 17
V60012
man 1939 Scherpenheuvel Vlaams-Brabant filmmaker
Spreker 18
V60171
vrouw 1975 Hove Antwerpen actrice,
zangeres
166
III Transcriptie fragmenten per spreker
Fv600215
Spreker 1
1.goeiemorgen nog drieëntachtig keer slapen en de kroonprins trouwt met zijn verloofde
2.jonkvrouw Mathilde gistere[n] hebbe[n] ze de voorpagina's van de krante[n] gehaald
iedereen
3.lovend een Belgische bovendien en dus heeft de pers uh haar werk gehad met het
uitspitte[n]
4.van haar achtergrond morge[n] stelt de prins haar voor aan de wereld dat hele verhaal is een
5.beetje jammer voor Yves Grouwels want zonder die trouwpartij zou hij de voorpagina's van
de
6.krante[n] hebbe[n] gehaald als uitdager van Patrick Janssens in de voorzitterverkiezingen
van
7.de SP dag meneer Grouwels hebt u een beetje pech gehad met het prinselijk nieuws? maar
hij
8.heeft u wel van de voorpagina verdreven hè? wie bent u eigenlijk? we kenne[n] u niet hoe
oud
9.bent u? mm-hu uhm Grouwels u bent de broer van Brigitte Grouwels? ex-minister voor de
CVP
10.is dat niet een beetje raar binnen één familie een SP'er en een CVP'er? geeft dat fijne
11.discussies op familiefeestjes [feʃ əs]? uw werk? u bent huisarts valt dat te combineren met
het
12.voorzitterschap van de SP? Vankrunkelsven kan [h]et hè maa[r] misschien heeft die een
13.gemakkelijker partij? bent u een goede manager een goed organisator? kunt u mense[n]
14.motivere[n]? 't is wel wat werk hè in de SP? uh nee dat hoop ik voor u uhm meent u dat nu
15.eige[n]lijk ernstig? ernstiger dan Schamp bijvoorbeeld? wa*a wanneer hebt u het eigenlijk
16.beslist om uw kandidatuur te stelle[n]? om nu*x kandidaat te zijn? 't is een beetje een daad
167
17.van protest dan hè? ja d*a u zei het hè d*a uh twintig jaar actief bezig uh w*a wat is dat
dan
18.actief zijn? want dat is wat u d*a Patrick Janssens verwijt hè? die is geen actief lid hij heeft
19.wel wat gedaan voor de SP hè? mm-hu het veldwerk nu u zegt dat ie geen nieuwe ideeën
heeft
20.hè? omdat u van Genk bent? mm-hu hebt u ook grote ideeën zo? want dat
migrantenstemrecht
21.dat dat heeft iedereen d'r uitgepikt hè bij Patrick Janssens wa*a wat zou mm-hu hum dus u
22.vindt ook dat de SP niet links genoeg is? dat zei Patrick Janssens ook het feit dat Patrick
23.Janssens een Antwerpenaar is heeft u dat ook gestoord na Erdman weer een
Antwerpenaar?
24.misschien als Steva*a u zei [h]et hè als Stevaert zich kandidaat had gesteld ja u bent nog
25.onbekend hè? Uh waarom wil uhm een nobele onbekende een gooi doen naar zo'n
moeilijke
26.job? zeg maar een hondenjob hè? Hum u bent sinds gistere[n] niet de enige hè? d'r is nog
een
27.kandidaat opgedoke[n] dat is Roger Paulussen van de SP Herent blij mee? Hum hoeveel
kans
28.geeft u uzelf? Hum d'r zijn d'r dus nu al drie hoeveel afdelingen hebt u al achter u kunne[n]
29.schare[n]? u krijgt nu de tijd om één zin te zegge[n] en reclame te make[n] voor uzelf ja
dat
30.nummer was duidelijk in beeld uh bedankt meneer Grouwels en succes
Spreker 2
1.Goeiemorge[n] nee want ik ben blij voor de prins dat hij eindelijk een een mooie jonge
vrouw
2. w] heeft kunne[n] vinde[n] en ik wens hem veel succes ermee en vooral veel geluk
voor
3.alle twee hè behalve in 't Belang Van Limburg ja ik ben Yves Grouwels ggg uh
vijfenveertig
4.jaar van Brigitte Grouwels ja ja ik ben misschien meer [me:R] [h]et buitenbeentje omdat
thuis
168
5.uh een traditioneel CVP-familie is maar altijd wel breeddenkend en sociaalvoelend en van
daar
6.uit zijn we alle twee bewoge[n] denk [dɛ ɳ ] ik maar [ma:R] ja ikzelf heb dan met mei
7.achtenzestig begin de jaren zeventig de studente[n]beweging uh voor mijzelf de keuze
gemaakt
8.dat om grondige oplossinge[n] voor de onrechtvaardigheden in onze wereld te vinden dat
een
9.socialistische keuze nodig is socialisme hou*a [h]eeft meer garantie op structurele
10.oplossinge[n] dat geeft wel 'ns discussies uh maar [ma:R] w[e] [h]ebben [wɛ bən] ook
veel
11.andere dingen om over te prate[n] de kinderen en het verlof en enzoverder ja da's een goeie
12.vraag ik [h]eb d'r eigenlijk nog niet veel tijd overgehad om daarbij stil te staan een paar
13.[pa:R] ideeën wel ja 't zal een kwestie zijn van organisatie nu 't is dat oh dat zou ik nie[t]
14.durve[n] zegge[n] ik bewonder hem dat hij dat kan en h*a hij doet eigenlijk nog heel wat
15.meer zo is zelfs ook nog wetenschappelijk actief fin ik uh heb nooit met hem gesproke[n]
16.maar [ma:R] ik bewonder hem wel dat hij dat kan dus eigenlijk is [h]et toch wel mogelijk
17.denk [dɛ ɳ ] ik ik heb geen grote ervaringe[n] maar ik heb uh ja bij ons in het buurtwerk in
18.Winterslag uh daar [da:R] probeer [pRɔ be:R] ik toch mee de organisatie te doen hoe
bedoelt
19.ge motivere[n]? ja natuurlijk [nɑ ty:Rlək] is er veel werk [wɛ Rk] uhm maar goed uh ik
zal
20.moete[n] zorge[n] dat het draait [dRa:jt] en bolt maa[r] ik zal [h]et toch ook nie[t] alleen
21.moete[n] doen hè ja 't is da[t] ja natuurlijk [nɑ ty:Rlək] fin als je twintig jaar in en rond
22.[Rɔ nt] de SP militeert dan is dat nie[t] uh een Schamp dan is dat dan is dat ernstig
[ɛ Rnstəχ]
23.vanuit een overtuiging [ovəRtoe.ʸ ɣ ɪ ɳ ] dat uh we moete[n] zorge[n] dat ook in de
24.eenentwintigste eeuw we een leefbare [lefba:Rə] maatschappij hebbe[n] en niet voor
[vo:R]
25.enkele[n] maar [ma:R] voor [vo:R] iedereen [idəRen] dat is juist in [h]et begin van de
week
169
26.[h]et is eigenlijk uh in de weekends uh ben ik d'rover gaan nadenke[n] dat uh de
kandidatuur
27.[kɑ ndidɑ ty:R] van Patrick Jansse[n]*u op zich ik ken 'm niet ik denk dat [h]ij heel
bekwaam
28.is en [h]ij [h]eeft ook interessante [ɪ ntəRəsɑ ntə] ideeë[n] maa[r] 'k [h]eb bij mezelf
gezegd ja
29.wat hij zegt uh dat zeg ik al twintig jaar [ja:R] en nu mag dat ineens gezegd en daarvoor
30.[da:Rvo:R] was het dan toch maar uh ja niet haalbaar in de partij xxx [h]et is een daad van
31.protes[t] maar je mag nie[t] vergete[n] dat iedereen dacht dat Steve Stevaert de voorzitter
zou
32.worde[n] [wɔ Rdə] en dat was tot tot veertien dage[n] gelede[n] was dat het gedacht bij de
33.militanten en daar was iedereen tevreden mee en nu komt deze dit voorstel ook van Steve
uit
34.ik kan dat begrijpe[n] maar [ma:R] bij de militante[n] heerst toch de overtuiging ja maar
35.[ma:R] waarom [wa:Rɔ m] kan [h]et niet iemand uit de militante[n] zijn? we zijn toch
met
36.zeventigduizend lede[n] daar zijn toch zeker [zekəR] bekwame mense[n] bij en zeker
[zekəR]
37.nu de SP terug [təRʌ χ] een meer [me:R] progressieve [pRoɣ Rɛ sivə] radicalere
[Rɑ dikaləRə]
38.standpuntinname wil doen dan zeggen we ja maar [ma:R] daar zijn we met zovelen al in
de
39.SP lang mee bezig ja ja ja ja ja natuurlijk [nɑ ty:Rlək] maar da‟s professioneel en da's ook
40.betaald uh wat wij doen dat is vrijwilligerswerk wɪ ləɣ ərswɛ Rk] als militant en
wij zijn
41.daar[da:R] toch wij steke[n] daar [da:R] toch heel veel uren[y:Rən] in als je nu bedenk[t]
42.met de verkiezingscampagne dat is eigenlijk één à twee maande[n] volle bak d'r tegenaan
gaan
43.busse[n] mense[n] aanspreke[n] [anspReke] uh ja dat is echt uh uren[y:Rən] ja dat is
44.natuurlijk [nɑ ty:Rlək] ee[n] manier [mɑ ni:R] van zegge[n] ge moet kort [kɔ Rt] en
bondig
170
45.iets kunne[n] zegge[n] [h]ij [h]eeft geen nieuwe ideeë[n] omdat die ideeë[n] die hij zegt
die
46.hebbe[n] wij al lang gezegd bijvoorbeeld [bivo:Rbelt] het migrante[n]stemrecht de SP-
afdel-
47.afdeling*u van Genk bij uitstek heeft in nege[n]tien negentig [neχtəχ] op [h]et congres
over
48.migrante[n] dit verdedigd niet omda[t] we van Genk zijn maa[r] omdat we daarvan
overtuigd
49.zijn en omdat we natuurlijk in Genk veel met migrante[n] te doen hebbe[n] niet vergete[n]
dat
50.één derde van de bevolking uh migrant is en misschien nog meer [me:R] als ge tenminste
de
51.afkomst bekijkt dus wij wete[n] wat dat is en wij wete[n] dat [h]et veel beter is dat de
52.migrante[n] stemrecht hebbe[n] omdat ze dan ook meer meetelle[n] in de gemeentepolitiek
ja
53.ah wat mij bijvoorbeeld heel fel stoort [sto:Rt] in de ontwikkelinge[n] van de laatste
jare[n]
54.[ja:Rə] is de toenemende inkome[n]skloof da[t] vind [fɪ nt] ik heel onrechtvaardig we
zitte[n]
55.in een maatschappij die zeer welvarend is maar er zijn toch heel veel
56.mense[n] die uh tekort hebbe[n] of kort [kɔ Rt] weinig hebbe[n] en uh dat is trouwens een
57.bewoge[n]heid die 'k altijd gehad [ɣ ɑ t] [h]eb uh er [əR] moet een eerlijke [e:Rləkə]
verdeling
58.[vəRdelɪ ɳ ] zijn ja 't is dat maa[r] ik denk dat qua ideeën we misschien wel
overeenkome[n]
59.nee helemaal nie[t] niks van xxx nee dat [h]eeft niks te make[n] met Antwerpenaar of nee
nee
60.dat blijft [h]etzelfde ja ja omdat [h]et de kans geeft om uh de ideeë[n] waarvoor
[wa:Rvo:R]
61.ik al zo lang ijver vəR] om daar [da:R] meer ge*a uh gestalte aan te geve[n] uh ja ge
wilt
171
62.eigenlijk wel dinge[n] omzette[n] in in werkelijkheid d] dat lukt niet
altijd maar
63.[ma:R] ik vind [h]et wel belangrijk [bəlɑ ɳ Rək] en dat is misschien [h]et interessante aan
een
64.voorzitterschap van de partij dat je radicale standpunte[n] kan inneme[n] dat je uh als de
65.voorzitter van de partij ] die moet de partij ] belichame[n] de partij
]
66.die moet voluit kunne[n] zegge[n] kijk als partij ] staan we daarvoor
[da:Rvo:R] als
67.socialisten staan we [h]et kan zijn ik uh ja oké ja de ik [h]eb daar [da:R]geen bezware[n]
mee
68.we zulle[n] zien hè [h]et is dus zo dat dankzij de hervormingen [hɛ Rvɔ Rmɪ ɳ ən] onder
69.[ɔ ndəR] Frank [fRɑ ɳ k] Vandenbroucke [bRukə] en Louis Tobback de structure[n]
70.[stRykty:Rə] dit mogelijk make[n] dat mense[n] uit de basis zich kandidaat kunne[n]
stelle[n]
71.vroeger was dat onmogelijk ja ik geef mij een beperkte kans uh 'k ben daar [da:R]
realistisch
72.[Rejɑ lɪ stis] in maar [ma:R] ik denk dat [h]et belangrijk k] is dat er [əR]
ten minste
73.twee kandidate[n] zijn die zich kunne[n] voorstelle[n] aan de militante[n] op dit moment
heb
74.ik tien afdelinge[n] achter [ɑ χtəR] mij maar dat is niet [h]et probleem [pRɔ blem] ge
moet
75.vijfduizend lede[n] vertege[n]woordige[n] [vəRteɣ əwo:Rdɪ ɣ ə] dus je moet eigenlijk uh
in de
76.realiteit t] twintig à dertig [dɛ Rtəχ] afdelinge[n] achter [ɑ χtəR] je
hebbe[n] ja ik
77.[h]eb nie[t] veel zinne[n] nodig ik [h]eb gewoon een duidelijke oproep naar de militante[n]
78.en de afdelinge[n] bel mij nog vandaag en je hebt nog de tijd tot morgen [mɔ Rɣ ən]
79.vierentwintig [vi:Rəntwɪ ntəχ] uur [y:R] om per [pəR] fax naar [na:R] [h]et hoofd-uh-
80.kwartier op de Keizerslaan zəRslan] uw kandidaatstelling te doen en u kan dus voor
81.[vo:R] mij dan uh kiezen mm-hu dank u wel
172
Fv600217
Spreker 3
1.goed laat 'ns even naar uh ons publiek gaan mense[n] die hier opgekome[n] zijn uh om om u
2.een aantal vragen te stelle[n] ik begin bij Roel De Meu jij bent een student uit uit Halle jij
hebt
3.eigenlijk een vraag over oppositie CVP zit op dit moment in de oppositie ga je gang ja
4.mevrouw Thyssen hum ja xxx z*a zijn zijn jullie niet een beetje hardleers? 'k bedoel in dit
5.document zegt u letterlijk wij zijn geen oppositiepartij hum ruimte genoeg dus nog voor
6.oppositie te voere[n]
Spreker 4
1.ja dat klopt ik stelde mij eigenlijk de vraag [vRaχ] hoe je als CVP oppositie kan voere[n]
2.[vu:Rə] terwijl l] je decennialang [h]et beleid hebt bepaald? vaak zal men toch
3.zegge[n] bij een probleem zoals de di*a dioxinecrisis [kRizis] ja de oorzaken [o:Rzake]
liggen
4.eige[n]lijk in dat CVP-bewind?
Spreker 5
1.ja ik denk dat wij ‟t uh niet zo gemakkelijk zulle[n] hebbe[n] om oppositie te voere[n] in die
zin
2.dat we inderdaad veertig jaar de macht de touwtjes mee in hande[n] hebbe[n] gehad we zijn
't
3.nie[t] gewoon om oppositie te voere[n] dus 'k zou [ks ] bijna zegge[n] we zijn voor een
deel
4.van onze activiteite[n] gaan we in reconversie zijn we moeten iets nieuws gaan lere[n] maar
dat
5.gaat er ons nie[t] van afhoude[n] om onze taak die we hebben als oppositiepartij als partij in
6.oppositie om die effectief uit te voere[n] maa[r] we zulle[n] dat doen nee we zijn geen
7.oppositiepartij daarmee bedoel ik dat we ook nog andere dingen moete[n] doen dan enkel
173
8.oppositie voere[n] dan enkel aantone[n] wat anderen verkeerd doen hè in de
gemeenterade[n]
9.zitten we nog in de meerderheden op heel veel plaatse[n] en we hope[n] we rekene[n]
daarop
10.dat dat het geval zal blijve[n] hetzelfde in de provincierade[n] hetzelfde in de Bru*a in
Brussel
11.uh dus wij gaan d'r eigenlijk vanuit dat wij ons eigen project ons eigen visie onze eigen
12.ideeë[n] moete[n] verder blijve[n] uitbouwe[n] en verder blijve[n] uitdrage[n] en dat we
van
13.daaruit oppositie moete[n] voere[n] wij gaan geen oppositie voere[n] door te schiete[n] op
14.alles wat de meerderheid nu gaat doen want misschien gaat ze een aantal dinge[n] doen die
wij
15.ook hadde[n] gedaan als dat het geval is dan zulle[n] wij zegge[n] dat [h]et goed is maar
als ze
16.zaken anders aanpakt dan zullen wij zeggen dat [h]et niet goed is en waarom [h]et niet
17.goed is als ze hiaten laat als ze haar eigen verkiezingsbeloften nie[t] nakomt als ze
18.contradictorisch zijn als de ene partij in de meerderheid X zegt en de andere partij zegt Y
19.zoals we deze week gezien hebbe[n] ja dan zullen we daar natuurlijk ook wel op wijze[n]
Fv600220
Spreker 3
1.nog een een vraag van nog uh iemand uit de CVP zitten een een tweetal mensen van de zes
2.uh komen uit uit uw eigen partij uh Jan De Keyser jij bent voorzitter van plaatselijke
afdeling in
3.in Oostkamp ja hum ja wat is wat is eigenlijk het sleutelwoord voor de CVP hè? hum
Spreker 6
1.ja ik heb natuurlijk geen enkel probleem met de partij als dusdanig de doelstelling namelijk
om
2.de*x christen-democratische waarden een brede basis gaan aanspreken maar ik heb erge[n]s
het
174
3.probleem dat het product als dusdanig is wel goed [χut] maar de verpakking errond we
hebben
4.blijkbaar ofwel is*x 't*x een probleem met de verpakking ofwel zitt[e]n we met geen
genoeg
5.goeie verkopers van [h]et pakket van het project moet meer mensen kunnen aanspreken en
toch
6.ik ben nu vijfendertig jaar ik heb nog geen enkele verkiezing gewonnen we gaan altijd
iede*a
7.iedere keer achteruit dus daar moeten we de*x oplossing voor vinden ten tweede wat bindt
ons
8.nog met elkaar? als we rond de tafel zitten met CVP'ers militanten mandatarissen
9.parlementsleden wat bindt ons met elkaar? wat is het sleutelwoord?
Spreker 5
1.wel dan kunne[n] wij uh u hebt er trouwe[n]s al naar verweze[n] een ingewikkeld verhaal
gaan
2.houde[n] over de christelijke waarden en het christelijk gedachtegoed hè een gedachtegoed
dat
3.ingebrecht*u is door ingebracht door ‟t christendom in de loop van de geschiedenis in de
4.westerse maatschappij en waar wij een aantal dinge[n] uit hale[n] die wij die wij waardevol
5.vinde[n] en die wij eigenlijk een basis van handele[n] vinde[n] maar ik denk dat [h]et wat
ons
6.vooral bindt en wat volgens mij heel aantrekkelijk moet zijn voor heel veel Vlamingen dat
is
7.het feit dat wij opkome[n] voor het harmoniemodel wij zijn niet voor een polarisering van
de
8.samenleving links tegenover rechts en dan gaan we 'ns uitvechte[n] wie het haalt hè waar
wit en
9.zwart permanent tegenover mekaar wij zegge[n] nee bij ons kunne[n] alle mense[n]
10.samenkome[n] die een aantal waarde[n] aanvaarde[n] en daarrond wille[n] werke[n] en
met al
11.die mense[n] gaan wij rond de tafel zitte[n] wij gaan nie[t] werke[n] voor [h]et belang van
175
12.bijvoorbeeld één beroepsgroep en zegge[n] wij zijn de partij van de werknemers of wij zijn
de
13.partij van de ondernemers bij ons kome[n] ze same[n] men overlegt men heeft ook
aandacht
14.voor [h]et belang van z‟n buurman nie[t] alleen voor [h]et belang van zichzelf en op die
15.manier probere[n] wij tot standpunte[n] te kome[n] waarvan wij denke[n] dat ze 't
algemeen
16.belang het best diene[n]
Fv600221
Spreker 3
1.maar leidt dat niet tot een aantal probleme[n]? uh want u had daar een vraag over uh meneer
uh
2.Ombelets ja ja*x ja want dat is wat u zegt hè? de harmoniegroepen brenge[n] verschillende
3.groepe[n] bij elkaar maar dan komt er direct een een tegenreactie van ja goed zijn jullie dan
een
4.samenraapsel van een aantal van een aantal groepe[n]? is dat dan wat u bindt? ja maar mag
ik
5.dan even herhale[n] wat meneer De Keyser daarnet zei van ik ben vijfendertig geloof ik en
ik
6.heb nog geen enkele verkiezing gewonne[n] dus zo goed moet dat niet functioneren hè? ja
Spreker 7
1.ja ik vraag mij eigenlijk af ggg hoe democratisch is eigenlijk de CVP? want uiteindelijk als
ge
2.gaat bekijke[n] CVP wordt erge[n]s bestuurd door de verschillende belange[n]groepe[n]
uzelf
3.komt uit de NCMV g[e] [h]ebt [ɣ ɛ pt] de Boere[n]bond [g]e [h]ebt [ɣ ɛ pt] uh
zieke[n]fonds g[e]
4.[h]ebt [ɣ ɛ pt] ACV en die men*a daar worde[n] de mense[n] dus gestuurd naar de
5.verkiezinge[n] en uiteindelijk gaan de mense[n] die die op de lijste[n] staan gedicteerd
6.worde[n] door de belange[n]groepe[n] door belange[n]groepe[n] die eigenlijk
176
7.zelfs nog niet eens uh verkozen zijn de ACV'ers die de les spellen aan de afgevaardigden
die
8.zijn niet verkoze[n] xxx
Spreker 5
1.nee nee nee ik denk dat we dat daar verschillende aspecten in zitte[n] wat doen die die
2.organisaties die fameuze standen hè zoals men ze altijd noemt? daar hebben wij inderdaad
3.goeie contacte[n] mee dat zijn belangrijke organisaties die vertegenwoordige[n] heel veel
4.mense[n] en dat zijn probleemaanbrengers die zegge[n] kijk in onz*a wij weten uit onze
5.contacte[n] met zoveel mensen dat dit een probleem is die brenge[n] dat op onze tafel die
6.probere[n] dat op de politieke agenda te krijge[n] die brengen ook soms oplossingen aan
7.oplossingen als wij die goe[d] vinde[n] kunne[n] wij die meenemen vinde[n] wij die nie[t]
8.goe[d] dan neme[n] wij die niet mee hè dus standen zijn probleemaanbrengers ook een stuk
9.oplossingaanbrengers en in die zin vind ik dat een goeie zaak je kan niet de burger
rechtstreeks
10.overlevere[n] aan een overheid aan een partij dat dat is het midde[n]veld dat bewijst z‟n
nut
11.nee daar daar uh dat wou ik uh daar wou ik net op kome[n] wij hebbe[n] goeie contacte[n]
met
12.die stande[n] met de de vakbond ACV met 't NCMV met Boere[n]bond hè uh wij voere[n]
13.niet uit wat zij zegge[n] zij spellen ons niet de les zij brengen aan zij zij bieden aan hè
want als
14.we zoude[n] vrage[n] van uh het MAP en de Boere[n]bond zijn zij daar gelukkig mee? ik
15.denk dat ze veel commentaar hebbe[n] werknemersparticipatie en ACV veel commentaar
16.daarop dus ze zijn nie[t] ze v*a ze krijge[n] nie[t] altijd bij ons voor alles en nog wat gelijk
17.wat wij wel hebbe[n] in de partij en daar moete[n] wij ons zeer goed bewust van zijn da[t]
zijn
18.w[e] ook [wo:k] maar we moete[n] daar ook gevolg aan geve[n] dat is dat we moete[n]
19.oppasse[n] dat we niet als aanvoerkanaal ons beperken tot die groepe[n] hè uh wat die
177
20.groepe[n] aan probleme[n] aanbrenge[n] dat zijn niet meer alle probleme[n] die in de
21.maatschappij leve[n] dat zit in de sociaal-economische sfeer maar er zijn zoveel
probleme[n]
22.daarbuite[n] hè we zijn altijd bezig geweest met werkgelegenheid en welvaart maar de
kant
23.van het welzijn de de menselijkheids*u van de maatschappij het menselijkheidsgehalte van
de
24.maatschappij daar denk ik hebbe[n] wij steke[n] late[n] valle[n] de laatste tijd en dat heeft
25.wellicht ook te make[n] met 't feit dat dat dat we niet genoeg uitbreke[n] uit dat uit
26.de contacte[n] dat we traditioneel met die mense[n] contacten hebbe[n] maar te weinig
27.georganiseerde contacte[n] hebbe[n] te weinig stappe[n] zette[n] naar andere levendige
28.groepen in de samenleving ontwikkelingshelpers oudercomités op lokaal vlak enzovoort
daar
29.moete[n] wij duidelijk werk van make[n] en dat is ook de bedoeling om dat te doen
Fv600223
Spreker 1
1.Hooverphonic is een Belgische groep van wie de muziek eerst is gevraagd voor een
2.buitenlandse Film van Bernardo Bertolucci nog voor ze één eigen plaat hadde[n] gemaakt
3.intusse[n] hebbe[n] ze twee CD's uit maar een volledige soundtrack dat bleef nog een droom
tot
4.Erik Van Looy hen vroeg om een soundtrack te make[n] voor zijn film Shades*v dag Alex
5.Callier uh is er een groot verschil uh tusse[n] 't werke[n] voor uh Bertolucci of voor Erik
Van
6.Looy? hoe gaat dat dan eigenlijk? zit uh die Van Looy dan van alles voor te zingen hoe het
7.moet klinken? uh je hebt ook filmschool gedaan uhm na de volledige soundtrack nu ook nog
de
8.hele film? xxx wat weinig mense[n] misschien wete[n] j[e] [h]ebt [jɛ pt] nog voor de VRT
9.gewerkt doe je dat nog? oké Alex Callier tijd om iets te late[n] hore[n] zet je maar klaar uh
178
10.straks een nummer uit Shades*v uhm dat is voor straks eerst een nummer uit hun tweede
CD
11.uh Eden*v heet die en Blue*v Wonder*v Power*v Milk*v
Spreker 8
1.d'r was een groot verschil in de zin dat Bertolucci eigenlijk een nummer van ons gebruikt
heeft
2.dat al bestond dus daar heb ik eige[n]lijk niet veel aan moet[e]n doen maar bij Shades*v ben
ik
3.echt van van nul begonne[n] nee nee ik ik moet zegge[n] dat [h]ij meer van voetbal weet
dan
4.van muziek eigenlijk uh dus [h]ij [h]eeft dat aan mij een groot deel overgelate[n] en w[e]
5.[h]ebben [wɛ bən] gewoon same[n] besproke[n] van hier moet dit komen [kɔ mən] of daar
komt
6.dat en dan [h]eb ik da[t] eige[n]lijk zowa[t] op 't goe[d]-vallen-'t-uit*d aan begonnen en
7.eige[n]lijk klikte da[t] direct zo zate[n] we direct op 'tzelfde spoor en op uh dezelfde
golflengte
8.dus uh 'k moet zeggen ik weet nog altij[d] niets van voetbal dus uh da's mij nog altijd uh
duister
9.en uh hij weet nog altijd even weinig van muziek denk ik ja dus d'r uh 'k heb 'k heb een idee
10.uhm en ik zit daar al een tijdje mee in mijn hoofd en dat zou 'k ooit wel nog 'ns wille[n]
doen
11.maar ik heb zoveel ideeën en ik zou nog zoveel wille[n] doen dus ik denk da[t] da[t] is als
ik
12.zo al wa[t] grijzer wor[d] en al wa[t] ouder ben da[t] 'k [dɑ k] da[t] misschien wel ooit 'ns
zal
13.doen ik doe da[t] nie[t] meer nee maa[r] ik [h]eb [h]ier nog uh ettelijke ochtenden ggg om
14.negen uur in de studio aanwezig moete[n] zijn ik von[d] da[t] verschrikkelijk moet ik
zegge[n]
15.da[t] was zo uh de zaterdagavond weggaan en dan [h]ier zo in de studio zo uh microkes
zetten
16.en zo 's morgens ik uh ik moet ik moet zegge[n] ik [h]eb [h]eel veel sympathie voor mijn
179
17.collega's uh mijn ex-collega's moet ik zegge[n] uh ik uh 'k ben heel blij da[t] 'k [dɑ k] da[t]
18.nie[t] te veel nie[t] meer moet doen.
Fv600226
Spreker 1
1.de film Shades*v vertelt hoe een ploeg een film probeert te draaie[n] over het leven van een
2.massamoordenaar Freddy Lebecq gespeeld door Jan Decleir dat hebt u kunne[n] zien in de
3.fragmente[n] die figuur is geïnspireerd op Freddy Horion de beruchte moordenaar van
indertijd
4.de film in de film wordt geregisseerd door Mickey Rourke en toen die hier vorig jaar kwam
5.draaie[n] kwam dat uitgebreid in de pers de producent in Shades*v is Max Vogel en die
wordt
6.gespeeld door Gène Bervoets die is hier same[n] met Erik Van Looy de echte regisseur
7.goeiemorgen uhm eerst was het de bedoeling dat Guy Lee Thys de film zou draaie[n] Erik
over
8.onder meer Freddy Horion daarna is zijn scenario bij jou beland en toen ging het niet meer
over
9.Horion hoe komt dat? mm-hu mm-hu en die discussie wordt dan ook nog 'ns gevoerd in de
film
10.dat is werkelijk heel ingewikkeld had jij geen contact opgenome[n] met hem dan? dus ook
de
11.de familie van die zes slachtoffers van indertijd hebt u niet gecontacteerd? Nee mm-hu
mm-hu
12.zeg je dat ja zeg je dat nu om uh de familie van die slachtoffers niet op ideeë[n] te
brenge[n]?
13.want in de film kome[n] die dan geld vrage[n] hè? Ja mm-hu uhm Gène een film over het
14.draaie[n] van een film en omdat dat wel 'ns een nachtmerrie kan zijn heeft Erik eerder wel
'ns
15.gezegd maar je hoort acteurs toch altijd f*a uh prate[n] over het was één grote familie en 't
16.was zalig is dat dan niet het geval? is [h]et dan een nachtmerrie? Ggg dus ook in 't echt hè?
Ja
180
17.en op welk moment was dat bijvoorbeeld voor jou het geval? mm-hu uhm wanneer was 't
voor
18.jou een een nachtmerrie? ook dat eerste moment of uh? elke dag ggg denk je dan nooit ik
geef
19.er de brui aan? 't is genoeg geweest? ja ggg daar moet je nu eenmaal door maar dan heb je
't
20.jezelf moeilijk gemaakt door zo'n groot acteur daarbij te hale[n] mm-hu aha op een
gegeven
21.moment stond ie daar dan toch op de set hoe gaat dat dan? heeft ie geprobeerd om jou te
22.intimidere[n]? heeft ie jou uitgetest? ggg ja jou wel? hoe? ah ja gewoon natuurlijk licht ja
slik
23.mm-hu zijn uitspraak is intusse[n] beroemd hè? je hebt mooie ogen Gène maar heeft ie ook
24.gezegd dat je kan actere[n]? mm-hu mm-hu Erik uhm hij speelt een uh personage op zijn
25.retour hij is iemand die op zijn retour is wil dat zegge[n] dat ie gevoel voor humor heeft?
mm-
26.hu kan deze rol hem d'r bovenop helpe[n]? mm-hu ggg ja dat hij de film maar overal veel
laat
27.zien hè? Ggg waarom is dat? mm-hu mm-hu kan jij naar jezelf kijke[n]? Ggg uhm w[e]
28.[h]ebben 't [wɛ bənt] over dat uh zware verleden gehad [h]ij heeft ook gebokst dan krijg
je
29.serieuze meppe[n] tege[n] je hoofd is daar wat van te merke[n]? maar zijn brein? is dat
30.beschadigd? kan je mm-hu mm-hu ja je bent er een beter acteur door geworde[n]? Ja d*a
de
31.film wordt in het Engels gesproke[n] goed voor Mickey Rourke natuurlijk uhm maar
waarom
32.is dat? was dat oorspronkelijk de bedoeling? Ja ja ja en de moordenaar in de gevangenis
33.spreekt ook Engels in xxx moeite door uh w[e] [h]ebben [wɛ bən] nog een fragmentje
34.klaarligge[n] uh en dat is in ieder geval zeer internationaal
Spreker 9
1.uhm wel toen toen [h]et scenario allee dus de versie die ik te leze[n] kreeg uh bij mij
belandde
181
2.ging [h]et eige[n]lijk al nie[t] meer over Freddy Horion 'k bedoel want 't project uh uh loopt
al
3.ettelijke jare[n] mee zoals dat in België meestal [h]et geval is dus ik denk dat [h]et ooit wel
4.gestart is uh als zijnde een film over Horion dus ook lichtelijk uh geïnspireerd door dat boek
5.van Horion Monster Zonder Waarde uh maar ik denk dat dat Guy Lee Thys uh in een vroeg
6.stadium al zag dat da[t] eigenlijk moeilijk kon en en toen ik [h]et dan kreeg dan ware[n]
7.eige[n]lijk die gelijkenisse[n] ze ware[n] nogal vrij veel gelijkenisse[n] tussen 't personage
van
8.Lebecq en Horion maar ik zag da[t] eige[n]lijk nie[t] zitte[n] om een film over Horion te
9.make[n] omdat uh 'k bedoel als je dat zou doen dan vind ik da[t] je een zeer genuanceerde
of
10.toch tenminste een ernstige film zou moete[n] make[n] en deze film is nie[t] ernstig 'k
bedoel
11.die is uh ten eerste is am*a amusement uh ten tweede is het vrij ironisch vrij speels dus ik
12.denk dat [h]et eige[n]lijk onheus is uh om om in die zin een film over Horion te make[n]
die
13.wordt ook nog 'ns gevoerd ja ja 't is heel vreemd omda[t] nu ook allee ik merkte ik las Blik
14.want dat lees ik wel 'ns uh en daar blijkt dat één van de journaliste[n] dan met Freddy
Horion
15.gebeld had om te signalere[n] dat er een film zou kome[n] over z‟n leven nee helemaal
nie[t]
16.omdat [h]et voor mij gaat [h]et er helemaal nie[t] om 'k bedoel 't is uh uit 'k bedoel uit
respect
17.voor Horion en zeker uit respect voor z'n slachtoffers vind ik da[t] dat een andere film zou
18.moete[n] geworde[n] zijn dus ik had geen er helemaal geen zin in dus de film gaat niet
over
19.Horion nee absoluut niet nee voor mij ging [h]et daar echt nie[t] over 't is een personage nu
20.Freddy Lebecq is een personage dat dat net zo goed op uh Hannibal Lecter uit Silence*v
Of*v
21.The*v Lambs*v gelijkt als op uh Dutroux als op uh heel wat andere seriemoordenaars
182
22.allemaal zeer onsympathieke figure[n] maar [mɔ r] maar [mɔ r] nie[t] uh per se Freddy
Horion
23.ja inderdaad ja uh ja laat ons hope[n] da[t] ze dat nu niet doen maar t*a 'k bedoel ik denk
niet
24.dat ze dat ze dat zulle[n] doen omdat ze ook wel zulle[n] inzien dat uh ja dat deze film echt
25.over heel andere dinge[n] gaat hoop ik ja elke dag eige[n]lijk nee 'k bedoel ah ja ja ja maar
't is
26.xxx waarom maak je dan films? maar ja iemand moet [h]et doen ggg om te beginne[n] nee
uh
27.nee 't is gewoon een nachtmerrie omdat ik nie[t] kick op stress en op uh toestande[n] en
28.probleme[n] en film make[n] is ja 'k bedoel dat is gewoon uh 'k bedoel dat is een
nachtmerrie
29.omdat omdat alles wat fout kan lope[n] fout loopt en uh ja da[t] was een extra pigment dat
30.[h]et inderdaad nog moeilijker maakte maar ja 'k bedoel pff ik denk dat pff elk
filmregisseur
31.wel op één of andere manier een masochist is uh vrij onschuldige vorm van masochisme
32.trouwe[n]s uh dus ja ge moet erdoor ook omda[t] ge weet da[t] 't resultaat uh 'k bedoel
daar
33.denk je aan 'k bedoel vanaf 't moment ze vrage[n]*x altij[d] ja wanneer is 't dan een
sprookje?
34.ja op ‟t moment dat 't af is want dan vindt [g]e 't [vɪ ndət] plots wel goe[d] 'k bedoel uh ja
nee
35.eige[n]lijk nie[t] uh ja ggg ja ja xxx ja ggg uhm uhm ggg ja dat denk ik wel ja hij is ook
zeer
36.open en eerlijk over wat hij met z'n carrière heeft aangericht 'k bedoel 't is nie[t]
37.iemand zoals Liz Taylor die blijft doen alsof ze een grote vedette is terwijl ze dat absoluut
38.nie[t] meer is al jaren nie[t] meer uh hij is ook absoluut geen grote vedette nie[t] meer
zeker
39.nie[t] meer in Amerika uhm maa[r] hij hij zal dat ook nie[t] bewere[n] 'k bedoel hij weet
heel
183
40.goed wat hij verkeerd gedaan heeft uh uh hij zegt uh hij zegt van ja ik heb die rol van
Bruce
41.Willis geweigerd in Pulp Fiction da's de rol die 'm die 'm er had bovenop kunne[n]
helpe[n]
42.uhm ja hij is d'r xxx hij is goh dat weet ik nie[t] 'k bedoel 't i*a blijft 't is en blijft toch een
43.Belgische productie ik bedoel 't is in ieder geval wel en en dat merk je ook zelfs in de
reacties
44.in Amerika is [h]et de eerste film in ettelijke jare[n] waarin ie echt acteert ik bedoel de
laatste
45.films die hij gemaakt heeft die xxx wellicht praktisch niemand gezien heeft maar die wel
op
46.video zijn uitgebracht daar loopt hij door of daar spant hij z‟n spieren uh of daar uh rookt
[h]ij
47.een sigaretje of iets anders uh en en en veel meer niet maar hier voel je wel dat hij het
48.personage dat hij moet spele[n] dat hij dat zeer goed kent en dat hij d'r ook enig
enthousiasme
49.allee ik bedoel dat hij enig enthousiasme aan de dag legt ja 't is da[t] ja ja maar [h]et [h]et
rare
50.is ook hij kijkt nie[t] naar z'n eigen films hè hij heeft me gezegd dat ie van alle films die ie
51.ooit gedraaid heeft dat ie alleen Year*v Of*v The*v Dragon*v heeft uitgekijke[n]*u
omda[t]
52.ja 'k bedoel 't is iemand die die met enorm veel demonen worstelt dat is zeker nie[t] nieuw
wat
53.ik nu vertel maar dus in die zin geloof ik 'm ook dat hij niet naar zichzelf kan kijke[n] dus
ook
54.uh ggg [h]ij doe[t] nie[t] liever ggg ja ggg ggg uh ja ten eerste is [h]et voor zestig procent
55.[pərsɛ nt] een Amerikaans gefinancierde productie dus we konde[n] ook moeilijk
afkome[n]
56.bij hen met de film die honderd procent Vlaams is gesproke[n] maar het uh het verhaal
vraagt
57.daarom of eist dat ik bedoel het gaat over twee Amerikane[n] die naar hier kome[n] en die
uh
184
58.die hier een film kome[n] draaie[n] dus da[t]wil zegge[n] stel nu dat hier twee
Amerikane[n]
59.bij zate[n] ja dan waren wij ook Amerikaans aan 't prate[n] omda[t] Belgen nu eenmaal zo
zijn
60.dat ze in [h]et gezelschap van mensen die andere talen spreken ja ja 't is da[t]
Spreker 10
1.ja maar in families wordt er ook ruzie gemaakt hè ggg uh [h]et [h]et op bepaalde
momente[n]
2.was [h]et een nachtmerrie maar ik denk dat uh elke film draaien een nachtmerrie is ja ja ja ja
ja
3.ja om uh er werd nogal uh gespeculeerd uh in het begin dat Mickey Rourke niet zou
kome[n]
4.uh dat dat is een heel moeilijk geval geweest omdat uh met dat soort acteurs uh d'r hange[n]
5.allerlei uh ja wetten en zo aan vast uh 'k bedoel uh de union*v bonders*v die moete[n] dan
hun
6.toestemming geve[n] en en en [h]ij kan dan wel kome[n] hij kan niet kome[n] advocate[n]
7.worde[n] daarop afgestuurd en ja het is zo dat dat hier in België daar dan een beetje uhm
mmm
8.smadelijk om om gelache[n] wordt van hij komt nie[t] hij komt nie[t] kom*x en als hij dan
wel
9.komt ja dan dan blijkt uh dat dat iedereen zegt ja 't is 't is toch een has*v been*v dus 't i*a
altijd
10.is [h]et wel uh wel negatief en ik vind uh hij staat er toch maar en hoe mij wel uhm de
11.allereerste scène speelscène die we same[n] hadde[n] we hadde[n] de dag d'rvoor ook een
12.scène gehad en uhm ik had de indruk dat hij er niet in geloofde uh ik ging mijzelf
voorstelle[n]
13.en ik zeg ja ik speel de Max Vogel en hij zegt who*v the*v fuck*v is*v that*v? dus [h]ij
[h]ij
14.wist gewoon nie[t] wie dat personage was ik zeg ja da's de producent en hij bekeek me zo
van
15.ga jij dat doen? ik denk ja daar daar gaan we en dan uhm heb ik een beetje met hem
probere[n]
185
16.te praten en zo gezegd wat ik ook gedaan had en en en dat ik uh nogal v*a bijna al z'n
films
17.had gezien en de dag daarna moeste[n] we een scène opneme[n] en dat was uh uh vrij
moeilijk
18.omdat we uh in de auto zate[n] met z‟n tweeën en het licht was al aan het uh valle[n] dus
de
19.het uh de de donkerte was was aan het intrede[n] dus het het licht het licht was weg
weer*x ja
20.ja nee natuurlijk licht ja en uhm we moeste[n] dus opschiete[n] en uh en ik zeg tege[n]
hem
21.kunne[n] we nog eve[n] snel uh een beetje repetere[n]? en [h]ij zegt no*v no*v I*v don't*v
22.do*v lines*v uh I*v don't*v do*v rehearsals*v we*v shoot*v right*v away*v dus da[t]
was
24.echt ik had heel veel tekst en hij had bijna niks dus dat was echt zo'n test van nu ga je laten
25.zien of je 't kan en wonder bove[n] wonder is die eerste take ook gebruikt denk ik in de
film
26.en dat was ja een een hele opluchting ook bij hem hoor want ggg zijn reactie was echt
zoiets
27.wah fantastisch uh ja uh tusse[n] takes door uh [h]ebbe[n] we wel een aantal keer gepraat
en
28.hij zegt je moet naar Los Angeles kome[n] want je gaat daar veel werk hebbe[n] of hij dat
nu
29.tegen iedereen zegt dat weet ik nie[t] waar hij mee werkt uh ik denk nie[t] da[t] Mickey
30.Rourke dat soort persoon is maar ja [h]et uh het streelde wel m'n ijdelheid en ik moet
zegge[n]
31.dat uh dat ik de indruk had dat hij het wel meende ja ja ggg alles ggg zijn gezicht is
gewoon
32.ontploft hij d*a ja maar dat zie je ook in de ja ook ja maa[r] 't [h]ij [h]ij [h]et is heel
vreemd
33.want uhm ik was zeer goed voorbereid op de film ik heb er vrij hard aan gewerkt op
voorhand
34.en uh bij hem merk je net het tegenovergestelde hij komt volledig blanco op de set uh
186
35.improviseert naar hartelust en het was net doordat ik zo goed voorbereid was dat we
mekaar
36.hebben uh opgehoffe[n]*u voor een voor een voor een groot deel omdat hij op zeker
moment
37.nie[t] meer door kon en ik dan verder ging en en ik uh kreeg van hem bepaalde impulse[n]
38.waardoor ik ook ging freewheelen en ja dat is fantastisch natuurlijk en als dan uh in
bepaalde
39.scènes denk ik toch wel dat dat hij me beter heeft laten spelen ja ja
Fv600227
Spreker 1
1.over dat gevloek is al veel uh te doen geweest natuurlijk hè maar is dat het Engels dat wij
hier
2.aankunne[n]? dat verstaan we nog? Ggg nee xxx ggg ja La Esterella zingt uh een nummer
op de
3.soundtrack we hadde[n] haar uh vandaag gevraagd o*a om hier te zijn om dat nummer te
4.zinge[n] maar helaas zij is gevalle[n] ze is gekwetst geraakt en kon niet kome[n] we willen
haar
5.troosten en uh w[e] [h]ebbe[n] [wɛ bə] jou gevraagd uh Gène Bervoets om uh dat nummer
te
6.zinge[n] omdat we wete[n] dat jij kan zinge[n] hè hoe is [h]et met haar intusse[n]? Ja ggg ja
7.gelukkig ggg ja uhm i*a ik zeg dat we wete[n] dat je kan zinge[n] omdat je zo'n Italiaanse
8.charmezanger hebt gespeeld voor No Trains No Planes uh je hebt met de Seakings
gezonge[n]
9.je hebt in een punkgroep gezonge[n] en zo maar wat zing je eigenlijk het liefst? mm-hu ja
w*a
10.wel laten we daar dan gewoon aan beginne[n] Gène Bervoets zet je klaar aan de microfoon
het
11.nummer heet Do*v You*v Know*v What*v It*v Means*v To*v Be*v Lonely*v en uh
nog
12.eve[n] zegge[n] dat u de film kunt gaan bekijken vanaf uh nu woensdag de vijftiende in de
187
13.grote filmzalen overal succes Gène Bervoets en bedankt Erik Van Looy
Spreker 9
1.Ggg ik versta dat [h]eel goed alleszins 'k bedoel dat zijn [sɛ n] de woorde[n] die ik zelf
bezig als
2.ik straks ga voetballe[n] om [h]alf twee moet ik gaan sjotten*d uh en als ik dan weer een
kans
3.verkwansel dan is dat [h]et eerste wat ik in de mond neem nee d'r is veel over te doen
geweest
4.maar 't is ook nie[t] da[t] we d'rnaar gezocht hebb[e]n 'k bedoel dat is ook een [h]et [h]et
[h]et
5.uh milieu het filmmilieu ja uh creëert dat soort taalgebruik 'k bedoel iedereen loopt daar op
de
6.tippe[n] van z'n tene[n] uh er wordt heel veel ruziegemaakt uh je ggg je moet uh zorge[n]
dat je
7.alles nogal snel kunt uitlegge[n] en 'k bedoel ne*d fuck ne*d goeie fuck uh vervangt
eige[n]lijk
8.zestien lijne[n] tekst uh zowel in de film als in 't echt dus 't is gewoon een weergave van van
9.hoe het er op een filmset zeer vaak aan toe gaat maar dan iets uitvergroot natuurlijk dank u
wel
10.ja
Spreker 10
1.Ggg ggg uh goed uh trouwe[n]s zij is gevalle[n] op uh de generale van Talkshow een
2.voorstelling waar ik ook in speel ggg en uhm [h]et was een zeer zware fractuur dus zij is
3.dadelijk moete[n] geopereerd worde[n] een heel zware operatie maar ja die uh tachtigjarige
4.dame die zat de dag daarna na een zware verdoving alweer rechtop in bed en uh zei heel uh
5.simpel ik heb heel lekker gegete[n] dus het gaat er goed mee maar zo is La Esterella d*a 't is
6.echt een fantastische vrouw fantastisch goh ik zing gewoon graag uh ik van nature zou ik
188
7.zegge[n] ben ik een uh echt rock-an[d]-roll-beest maar ik croon eige[n]lijk ook wel graag 'k
ben
8.een grote fan [fɛ n] van uh Frank Sinatra bijvoorbeeld en uh ja 'k zou 't fantastisch vinde[n]
om
9.om bijvoorbeeld ook 'ns te croonen of zo oké oké
Fv600229
Spreker 3
1.ja en de eerste minister is hier vanmorge[n] bij ons goeiemorgen Guy Verhofstadt hebt u
nog
2.tijd om iets anders te doen dan handjes te schudde[n]? ja hoe hoe ontspant u zich? gaat gaat
u
3.nog fietse[n]? gaat u nog fietse[n]? ja? ja spijt*x ja? u bent u bent onlangs u bent onlangs
nog
4.met een aantal mense[n] gaan fietse[n] wie had de beste conditie? want u had een aantal
5.kleppers mee toen hè? mm-hu mm-hu mm-hu ja goed over naar de top van Lissabon uhm
die
6.gaat ons aansluiten op de internet-uh-economie*u waarom is dat een economische
maatregel?
7.wat brengt internet ons eige[n]lijk bij? mm-hu ja n*a net één van die bedrijfjes is of
frauduleus
8.failliet aan het gaan E-connect Vlaamse beleggers hebbe[n] daarop op op inge*a uh
ingetekend
9.zien hun geld daaraan verlore[n] dat is ook internet xxx ja mm-hu ja want die situatie
bestaat nu
10.en is het dan niet spijtig dat de sociale normen op die top van Lissabon weer
11.vooruitgeschove[n] zijn naar het einde van [h]et jaar die een vangnet voor net die mense[n]
12.zoude[n] moete[n] zijn? Ja en is dat concreet gemaakt? mm-hu ja da's da's de ene kant aan
de
13.andere kant heb je de armoedenorm je kan ook op die manier werke[n] die armoe*x die is
er
189
14.ook niet echt hè? Ja en de beste d'ruit genome[n]? ja vroeger ja mm-hu ggg ja is he*a is
[h]et
15.dan niet spijtig dat Louis Michel niet op de foto mee gaat staan als je deze resultaten mee
naar
16.huis brengt? is dat dan geen smetje eige[n]lijk op op op die die die ja ja beetje gas heeft
17.teruggenome[n] mm-hu want want je hebt de indruk dat de man met twee mate[n] meet hè
hij
18.gaat wel naar Kabila televisie enzovoort en dan een Oostenrijkse premier maar met de
19.politieke? mm-hu en dan kan je wel same[n] op de foto gaan staan? dat dat [h]et doel
heiligt
20.de middele[n] op dat moment? Ja mm-hu ja u gaat zelf naar Rwanda binne[n]kort uh
Rwanda-
21.kenner professor Reyntjens zegt da‟s onverstandig d'r is niet eens een president om u te
22.ontvangen mm-hu u ga*a u gaat daarmee niet akkoord? Ja maar klopt*x klopt maar
professor
23.Reyntjens zegt dat er op dit moment eenzelfde onrust heerst en dat u die
24.signale[n] nu negeert terwijl u dat verweet dat men dat toen*x maar gaat dat niet
begrepe[n]
25.worde[n] als een politiek signaal? goed*x ander onderwerp duikt het uh communautaire
spook
26.niet weer op? bijvoorbeeld uh de ja dat inderdaad maar u hebt dat u hebt dat in de fles
27.probere[n] te houde[n] door die conferentie voor de staatshervorming de covoorzitter
daarvan
28.Patrik Vankrunkelsven zegt nu de methode is een fiasco mm-hum stap voor stap? net die
29.methode zegt meneer Vankrunkelsven werkt niet ook meneer De Ba*a over welke
30.onderwerpe[n]? over landbouw was een akkoord ja mm-hu wat is homogene bevoeg*a?
mm-
31.hu voor Pasen? Ja hum en de derde f*a derde fase? Xxx ja preventie op preventie op
32.veiligheidsgebied vraagt xxx hum ja want u bent zeer optimistisch hier hè? als ik hoor wat
de
190
33.reacties zijn uh van meneer Vankrunkelsven meneer De Batselier uh en en en nog een
aantal
34.andere[n] xxx de CVP zijn zijn zeer uh pessimistisch daarover hè? ja u bent optimist? Ggg
35.mm-hu maar voor voor hetzelfde geld mag ik het rijtje aanvulle[n] een PS-voorzitter die
van
36.leer trekt tegen een veiligheidsplan van van een een een minister 'k bedoel het hoort ook in
het
37.rijtje thuis hè? maar u zegt dan open debatcultuur? mm-hu mm-hu ja klopt maar vermits
het
38.nu gestemd is uhm xxx er bestaat ook al een snelrecht op dit moment hè? mm-hu dus uw
dus
39.uw optimisme is gestaafd door de feite[n] zegt u? hum leuk leuk voor de democratie? Hum
is
40.uw optimisme ook gestaafd door peilinge[n]? want er was bijvoorbeeld de peiling in in
41.Antwerpe[n] waaruit blijkt dat de de VLD ja [h]et niet slecht doet hè? nee klopt ja ja ma*a
42.mag ik u nog een citaat dat u zelf u hebt ooit gezegd dat het succes van deze regering zal af
te
43.meten zijn aan de achteruitgang van het Vlaams Blok volge[n]s deze peiling plafonneren
ze
44.gewoon da's niet echt achteruitgang hè? stoort [h]et stoort [h]et dan niet dat in de
districtsraad
45.van Ekere[n] [h]et Vlaams Blok zevenendertig procent volgens die enquête zou kunne[n]
46.hale[n]? net daar waar jullie regering uh een een een asielcentrum heeft gepland hum dus
die
47.zevenendertig procent dat zou kunne[n] verandere[n] volge[n]s u? ja mm-hu ja laatste
vraagje
48.over Antwerpen [h]oe erg is dan de zaak Gantman voor de Antwerpse VLD? maar het
blijft
49.een individuele zaak? het straalt niet af op de partij? goed hartelijk bedankt Guy
Verhofstadt
Spreker 11
1.Morge[n] 'k moet zegge[n] dat er eige[n]lijk uh tijd te kort is in die job uh in die in die
functie
191
2.[h]et aantal uh dossiers da[t] je toch te behandele[n] [h]ebt naast die uh internationale
3.contacte[n] natuurlijk is uh van die aard dat er uh dinsdag en woensdag kernkabinet is uh
4.vrijdag uh ministerraad uh elke week dan donderdag voornamelijk het parlemen*u dus ik
zou
5.zegge[n] d'r is uh eerder tijd te kort nog altijd op dezelfde manier ik had eige[n]lijk deze wel
ik
6.had deze morge[n] wille[n] fietse[n] eige[n]lijk want het was een prachtig uh toch wel goed
7.weer en uhm dus ik was eige[n]lijk mijn plan maar uh ik zeg 'k zal dat van de middag doen
wel
8.ik moet zeggen Paul Goossens da's raar die was ook mee je zoudt dat nie[t] zegge[n] da[t]
dat
9.ne*d goeie fietser is uhm ondanks het feit dat hij uh Romano Prodi was erbij de voorzitter
van
10.de commissie en dan wanen*u d'r oude wielrenners bij uh Gianni Motta als u da[t] nog
wa[t]
11.zegt? die [h]eeft ook nooit ne*d keer den*d de de Giro gewonnen [ɣ əwɔ n] en dan uh
Eddy
12.Merckx natuurlijk en dan uh Roger De Vlaeminck maa[r] Roger De Vlaeminck die [h]eeft
nog
13.altijd de beste conditie volgens mij zou die nog altijd kunne[n] meerijde[n] jə]
ik zie
14.daar geen enkel verschil mee me[t] vroeger volge[n]s mij kan [h]et een een enorme
15.economische groei me[t] zich meebrenge[n] en uh ik verwijs daarvoor even uh ik ga het
maar
15.ene keer doen uh deze ochtend naar de Verenigde Staten Van Amerika waar de voorbije
acht
16.jaar er een economische groei bestaat van van vier procent in reële terme[n] da's 't
gemiddelde
17.da's enorm hoog uh miljoene[n] arbeidsplaatse[n] die daar gecreëerd zijn en dat
voornamelijk
18.in hoogtechnologische bedrijve[n] en wat wij dus nodig hebbe[n] mm-hu dat zou uh dat is
ook
192
19.één van de gevare[n] er zijn enorm veel gevare[n] daarom moeten er acties ondernome[n]
20.worde[n] en één van de acties die moete[n] ondernome[n] worde[n] da's afgesproke[n] op
de
21.top van Lissabon is dat er dus een wetgeving komt om te vermijden dat zo'n zake[n]
kunnen
22.gebeuren maar [h]et [h]et domste wat we zoude[n] kunne[n] doen is uit schrik uit angst
niet
23.meedoen aan die internet-uh-economie*u er worde[n] vandaag de dag in de wereld uh
24.duizende[n] bedrijven per maand opgericht die zich daarmee bezighoude[n] die zich met
25.elektronische handel bezighoude[n] en als uh België daar nie[t] zou aan meedoen België
die
26.juist in een knooppunt ligt tussen de verschillende lande[n] dan zou da[t] een enorm verlies
27.aan toekomstige investeringen en toekomstige arbeidsplaatsen zijn wat we dus nu in in
28.Lissabon hebben afgesproken is dat we een aantal acties zoude[n] onderneme[n] we
29.zegge[n] bijvoorbeeld in elke school in elke klas moet er een internetaansluiting kome[n]
alle
30.onderwijzers de leraars in de schole[n] ja die moete[n] dat kunne[n] gebruike[n] uh in de
31.toekomst en we wille[n] dat voornamelijk doen om niet opnieuw een een een duale
32.maatschappij te creëren namelijk aan de ene kant mensen die [h]et wel kunne[n] en aan de
33.andere kant jonge mensen uit armere gezinnen bijvoorbeeld die dat niet zouden kunnen we
34.moeten ervoor zorge[n] dat gans onze jeugd binne[n] hier en enkele jare[n] met dat
medium
35.kan omgaan neen in feite zijn die sociale normen*x ja dus die die sociale normen uh zijn
niet
36.uitgesteld één van de sociale normen die aanvaard is nu op deze top is dat wij de
37.tewerkstellingsgraad hè in Europa moete[n] ver[h]ogen naar pakweg zeventig procent pas
op
38.da's een enorme inspanning hè we zitte[n] nu maar aan zevene[n]vijftig procent vandaag*x
39.da's concreet gemaakt met een aantal maatregele[n] [h]et vermindere[n] van de laste[n] op
de
193
40.arbeid bijvoorbeeld en in België gaan we dat nu al onmiddellijk doen we gaan nie[t]
wachte[n]
41.tot binne[n] enkele maanden u weet dat op één april de laste[n] op de arbeid met
42.tweeëndertigduizend frank [frɑ ɳ ] per werknemer naar benede[n] gaan [h]etgeen een [en]
43.enorme daling gaat uh verwezenlijke[n] van de van de kost van de arbeid en [h]etgeen
moet
44.mogelijk make[n] dat dus die activiteitsgraad in België van zevene[n]vijftig procent wordt
45.opgetrokke[n] tot bove[n] de zestig procent en waarom niet tot zeventig procent moeste[n]
we
46.tot zeventig procent kunne[n] gerake[n] dan betekent dat dat er tussen de twintig en de
dertig
47.miljoen nieuwe arbeidsplaatse[n] zoude[n] gecreëerd worde[n] in Europa en dat we terug
48.volledige tewerkstelling hebbe[n] zoals we dat trouwe[n]s ook nog in [h]et verlede[n]
49.hebbe[n] gehad ja ja xxx toch wel er staat in de in de tekst uh De Vadder staat erin dat de
50.armoede gaat uitgeschakeld worde[n] dat is [h]et doel en die uitschakeling gaat gebeure[n]
51.door een sociale agenda en die sociale agenda zal besproke[n] worde[n] in de tweede
52.helft van [h]et jaar namelijk tijde[n]s [h]et Franse voorzitterschap en de inhoud van die
sociale
53.agenda is ook al bekend want er werd verweze[n] naar de beslissinge[n] van de raad van
54.ministers van Arbeid en ministers van Sociale Zaken dus heel concreet kom[t] [h]et
[kɔ mət]
55.erop neer dat we in elk van de Lidstate[n] een nationaal beleid gaan krijge[n] actieplan
tege[n]
56.armoede om die armoede uh tege[n] tweeduizend en tien met de helft te vermindere[n] en
wat
57.daarbovenop komt is dat die verschillende instrumente[n] die zullen gebruikt worde[n] in
die
58.landen met elkaar gaan vergeleke[n] worde[n] want dat is en de beste gaan d'ruit
genome[n]
194
59.worde[n] want dat is [h]et nieuwe eige[n]lijk da[t] we afgesproke[n] hebbe[n] ik zou
zegge[n]
60.het revolutionaire van die top van Lissabon dat is dat we dus geen uh vaste uh
61.convergentiecriteria zoals men dat ingewikkeld noemt gaan gebruiken zoals we dat gedaan
62.hebbe[n] bij de economische en monetaire unie zegge[n] kijk iedereen moet zoveel
63.procent overheidstekort [h]ebbe[n] wat we nu doen zijn objectieven stellen en dan aan de
64.verschillende lidstaten toelate[n] dat ze die zelf invullen met eigen beleidsinstrumente[n]
en
65.dan die beleidsinstrumente[n] met elkaar vergelijken en zegge[n] kijk ne*d keer ja in
België
66.werkt dat beter dan bijvoorbeeld in in Groot-Brittannië bijvoorbeeld op het vlak van
67.gezondheidszorg zou Groot-Brittannië niet die ideeën uh van België overneme[n]? en dan
68.omgekeerd uh de tewerkstellingsgraad is bijvoorbeeld hoger in Nederland dan bij ons ah
69.zoude[n] we niet hun ideeën overneme[n] op het vlak van de tewerkstelling? bijvoorbeeld
de
70.verlaging uh van de last op de arbeid zoals we nu op één april zulle[n] doen nee*z ik
vin[d] ik
71.vin[d] ik vin[d] da[t] totaal onbelangrijk ik [h]eb dat ook gezegd ik [h]eb mij uh ik wou
72.absoluut op die foto staan ik moet u zegge[n] waarom ik stond er de vorige keer al nie[t]
op in
73.Helsinki en als ik er nu weer nie[t] ging opstaan ik ging thuis aan mijn vrouw nie[t] meer
74.kunnen uitlegge[n] nie[t]waar da[t] 'k [dɑ k] daar nog geweest was hè? als ge d'r twee
keren
75.nie[t] op zijt uh wordt [h]et wa[t] moeilijk dus ik von[d] da[t]persoonlijk uh onbelangrijk
en ik
76.[h]eb uh gemerkt dat gistere[n] trouwe[n]s uh uh Louis Michel ik vin[d] dat ook wel groot
van
77.[h]em uh gas heeft teruggenome[n] en zelf heeft erkend da[t] dat misschien niet [h]et
slimste
78.was dus ook die uitspraak over dat skiën niet en dat dat tekent toch wel uh Louis Michel ik
195
79.denk dat Louis Michel voornamelijk op zulke zaken reageert vanuit zijnen*d buik als ik
het zo
80.mag uh uh zegge[n] en dat uh dat het toch wel groots is van hem dat hij nu kan erkenne[n]
dat
81.hij dat uh da[t] dat nie[t] goed was en da[t] dat uh fout zat nee ik vind dat uh dat dat een
nee ik
82.denk dat dat uh da[t] dat overdreven is als je dat zegt ik denk dat [h]et heel belangrijk is uh
dat
83.wij die uh die sancties tege[n] Ooste[n]rijk volhoude[n] ge moogt niet vergete[n] op de top
nu
84.in Lissabon hebbe[n] de veertien lidstate[n] bij monde van de Portugese voorzitter meneer
85.Gutterez nogmaals aan meneer Schüssel herhaald dat we doordoen met de maatregele[n]
maar
86.met de politieke maatregele[n] dus da[t] wil zegge[n] niets meer dan dat maar ook niets
87.minder dan dat en dan wil ik toch nog eve[n] terugkome[n] op wat u zei uh namelijk twee
88.mate[n] ik uh vin[d] dat helemaal niet wat wij daar in uh in uh uh Centraal-Afrika
probere[n]
89.op gang te brenge[n] is juist een democratiseringsproces dat wij op gang brenge[n] uh we
gaan
90.namelijk en we probere[n] namelijk door strikte voorwaarden te stellen duidelijk te
make[n]
91.dat er ook in Centraal-Afrika in Congo iets moet veranderen dat er partijen moete[n]
komen
92.dat er verkiezinge[n] moete[n] komen dat er een normaal beheer van de staatszake[n] moet
93.gebeure[n] dat trouwe[n]s niet eigen is aan xxx wel ik ik ik zal nee belangrijk is dat we
daar
94.vooruitgang boeke[n] en die vooruitgang denk ik dat uh mogelijk zal zijn ik verwacht toch
uh
95.van die rondgang als ik het zo mag zegge[n] die informatieronde die de minister van
96.Buitenlandse Zake[n] nu heeft uh ondernomen dat we binnen hier en uh enkele maande[n]
ook
196
97.al eerste resultaten kunnen uh merken in de zin dat er stappe[n] worde[n] gezet naar een
wat ik
98.zou durve[n] noemen normaal beheer van de overheidszake[n] want w[e] [h]ebben
[wɛ bən]
99.d'r natuurlijk geen enkel belang bij uh wij in Europa uh vandaar die armoede die chaos die
100.verwarring in [h]et midde[n] van Afrika verder te zien toeneme[n] want da[t] zijn dan
101.mensen uh die die lande[n] willen ontvluchte[n] en waar kome[n] ze naartoe? ze kome[n]
102.dan natuurlijk naar België vrage[n] hier asiel aan en dergelijke meer en dat wil ik
absoluut uh
103.uh tegenhoude[n]*x ja m*a maar ik moet wel zegge[n] dat uh professor Reyntjens die uh
104.redeneert daar in geostrategische en geopolitieke termen en als ik die neen ik ik ga daar
ook
105.om die rede[n] nie[t] ik ga daar om een heel eenvoudige reden ik vin[d] dat [h]et tijd
wordt
106.uh uh dat na na zes jaar na na een genocide waarbij achthonderdduizend mensen zijn uh
107.afgemaakt op de meest brutale manier hè wij ik denk dat niemand van ons uh zich die
108.verschrikking kan voorstelle[n] xxx ge moogt ook nie[t] vergete[n] dat daar dan tien
109.Belgische para's zijn uh afgemaakt uh die ure[n] voor ulder*d leve[n] hebbe[n]
gevochte[n]
110.zonder dat er dus één poging is ondernome[n] uh om ze te helpe[n] om ze te redde[n]
111.ondan[k]s [h]et feit dat men wist dat ze in moeilijkheden ware[n] ik heb da[t] gebouw
112.trouwe[n]s uh bezocht waar zij voor hun laatste leve[n] hebbe[n] uh gevochte[n] maar ik
ga
113.daarnaartoe om daar en ik ga daar ik ga daar helemaal nie[t] om politieke redene[n] dus
die
114.ik ga daar neen ik ga dat ook heel duidelijk zegge[n] ik ga daar same[n] met die families
uh
115.om een getuigenis af te legge[n] van de enorme gruwel die zich dee*u daar [h]eeft
116.afgespeeld en ik ga voornamelijk daarnaartoe uh om om ja een een eerbetoon te brenge[n]
117.aan aan die tien uh soldate[n] die eige[n]lijk in plan zijn gelate[n] geweest door uh door
197
118.België en ik kan u zegge[n] die ik denk dat het goed is dat wij dat same[n] met de
families
119.doen dat we eige[n]lijk een streep kunne[n] ik vind dat in de politiek moet je kunne[n] uw
120.fouten erkenne[n] en ge kunt maar met [h]et verlede[n] leve[n] indien ge xxx op een
bepaald
121.ogenblik er een streep onder trekt door te zegge[n] oké daar zat ik fout daar zat België
fout
122.en België zat daar fout in negentienhonderd vierennegentig en daarom gaan we
daarnaartoe
123.helemaal niet om politieke contacte[n] te hebbe[n] om een eerbetoon aan de
124.achthonderdduizend mense[n] die xxx daar op een gruwelijke manier op twee maande[n]
tijd
125.zijn afgemaakt geworde[n] omdat het Weste[n] haar verantwoordelijkheid niet opnam en
ten
126.tweede om eer te betoon*a betone[n] inderdaad aan die aan die tien para‟s die e*a e*a en
de
127.familielede[n] wel*x [h]ier in België duikt dat af en toe ne*d keer op hè dat is ons
monster
128.van Loch Ness zou ik zegge[n] hè dus uh nee absoluut nie[t] mijn bedoeling van nee ik
denk
129.[h]et niet ik denk dat uh eerst en vooral wil ik uh toch weerlegge[n] uh de bedoeling van
uh
130.de oprichting van die interparlementaire en intergouvernementele conferentie was niet om
131.alles in de frigo te stoppe[n] integendeel uh de bedoeling is uh om op een zinvolle manier
uh
132.oplossinge[n] ten gronde vinde[n] niet meer door tegen elkaar te strijden met de gewesten
133.en de gemeenschappe[n] zoals we 't in ‟t verlede[n] hebbe[n] meegemaakt maar stap voor
134.stap xxx ik denk dat ze uh ik denk dat ze zal werke[n] want binne[n] [h]ier en pakweg
tien
135.dage[n] uh zulle[n] wij met de resultate[n] kunne[n] naar voor kome[n] over de mijn mijn
136.bedoeling als ik misschien eve[n] mag uitleggen? Uhm mijn bedoeling is in feite in drie
198
137.stappe[n] te gaan uh met die conferentie om eindelijk die probleme[n] 'ns definitief op te
138.losse[n] in ons land want ook die probleme[n] moete[n] opgelost worde[n] w[e] [h]ebben
139.[wɛ bən] d'r al een heleboel aangepakt met de regering sommige[n] vinde[n] zelfs te veel
al
140.en en en te diepgaand maar we gaan daarmee verder moderniseringen openbaar ambt en
141.dergelijke meer maar deze moete[n] ook 'ns uit de wereld geholpe[n] worde[n] en ik wil
dat
142.doen in drie stappe[n] ik zou nu voor [h]et paasverlof nog een politiek akkoord wille[n]
143.bereike[n] over [h]et creëre[n] van meer homogene bevoegdheidspakkette[n] in de
144.geweste[n] en de gemeenschappe[n] homogene betekent dat er minder ruzie kan zijn
tussen 't
145.federaal niveau en de geweste[n] en de gemeenschappe[n] over ah dat doe ik dat doe jij
en
146.dergelijke meer en in dat in die richting denk ik dat landbouw in mijn opinie ook
147.buitenlandse handel en een aantal kleindere*d uh elemente[n] van bevoegdhede[n] nog
uh
148.zoude[n] moete[n] overgeheveld worde[n] naar de geweste[n] en gemeenschappe[n]
149.zodoende dat je niet meer daar zou een politiek akkoord moete[n] kunne[n] uh voor rond
zijn
150.voor Pase[n] en ik ben daar volop aan aan ‟t werke[n] same[n] met de beide ministers van
151.Institutionele Hervormingen Louis Michel en J*a Johan Vande Lanotte en ik denk uh ik
hoop
152.ik denk ik denk dat [h]et zal mogelijk zijn om voor het paasverlof dat rond te hebbe[n]
da's
153.een eerste fase tweede fase is dan gans de problematiek rond de gemeentewet en de
154.provinciewet hè u weet dat uh iets is dat al zoveel jare[n] gelede[n] werd afgesproke[n]
door
155.de vorige regeringe[n] onder de mat is geveegd en nooit is opgelost daar zou mijn
bedoeling
156.zijn om uh voor het einde van het jaar een doorbaak*u een doorbraak te krijge[n] en dus
die
199
157.bevoegdheid ook over te hevele[n] uh naar uh de geweste[n] in k*a in casu dat betekent
dus
158.dat de voogdij*x xxx dan is de derde fase uhm mijn bedoeling om uh en we kunne[n]
daar
159.natuurlijk in de komende maande[n] al aan beginne[n] over na te denke[n] over te
160.discussiëre[n] over te debattere[n] want dat is nodig dat is om dan in de loop van begin
161.volgend jaar ook rond de financieringswet een wijziging te krijge[n] en daar krijg je
162.natuurlijk de de de de vraag van onderwijsministers die vrage[n] da[t] ze graag meer geld
163.zoude[n] [h]ebbe[n] de vraag van de Vlaamse Gemeenschap die zegt ja er moet uh er kan
een
164.wijziging kome[n] van de financieringswet maar dan moet er maar dan moet er ja maar
dan
165.moet er voornamelijk fiscale autonomie komen want dat is de vraag uh van uh de
Vlaamse
166.Gemeenschap dus mijn bedoeling zou zijn van dat in de loop begin de loop van [h]et jaar
167.tweeduizend en één tot een goed einde te brenge[n] en ik weet enfin ik begrijp da[t] wel
hè
168.dat sommige[n] wat uhm wat uh ja die zouden graag die zouden oh g[e] [h]ebt [ɣ ɛ pt]
169.pessimiste[n] in ‟t leve[n] en optimiste[n] in 't leven hè? ik ben een optimist ggg ik
probeer
170.de zaken altijd op een positieve manier te benadere[n] en dat is ons toch nie[t] zo slecht
171.gelukt de voorbije maande[n] met deze regering hè? een gans akkoord over
laste[n]verlaging
172.gaat nu in voege de ideeë[n] die we vertolkt [h]ebben actieve welvaartsstaat die bepale[n]
173.mede de Europese agenda uh natuurlijk want dat is op zichzelf allemaal uh xxx open
174.debatcultuur ja ik vin[d] i*a ge kunt maar in een land vooruitgang boeke[n] als er eerst op
175.een bepaald ogenblik rond een moeilijk probleem hè bijvoorbeeld snelrecht da's er nu
door
176.hè da's vorige week uh uh goedgekeurd donderdag in de senaat en zal dus vanaf één juni
van
200
177.toepassing zijn zodoende ik wil dat toch nog eve[n] onderstrepe[n] want daar ging [h]et
178.[h]ier vorige week over meneer De Vadder en uh 'k wou daar toch ook e*a even iets over
179.zegge[n] zodoende dat dus uh vanaf uh één juni uhm als er iemand op heterdaad betrapt
180.wordt dat die man ook onmiddellijk zal kunne[n] veroordeeld worde[n] voor de
rechtbank tot
181.hier toe [h]ebbe[n] we een systeem dat als iemand een crimineel feit pleegt hij wordt op
182.heterdaad betrapt ja die is vaak vroeger thuis dan het slachtoffer thuis is of nie[t]? dat
gaan
183.we verandere[n] met het snelrecht en dat er daar dan en dat er daar dan discussie over is
rond
184.dat veiligheidsplan ja ik vin[d] dat op zichzelf niet slecht want dat is juist de sterkte van
deze
185.regering denk ik en van deze meerderheid dat is dat op bepaalde ogenblikke[n] rond uh
186.cruciale onderwerpe[n] er discussie is debat is er verschillende visies zijn maar dat leidt
er
187.juist toe dat dan binne[n] een aantal weke[n] dat zal ook met het veiligheidsplan
188.gebeure[n] dat zal klaar zijn tegen ongeveer midde[n] mei dat er dan ook iets concreet
189.gebeurt een echt veiligheidsplan uh zal kome[n] 'k geef een ander voorbeeld ‟t asielbeleid
190.men [h]eeft [h]ier maande[n] gelede[n] herinner u gezegd ja gaat er een asielbeleid
kome[n]
191.en dergelijk meer daar was ook verschillende mening over vandaag is dat asielbeleid er
192.vandaag [h]et aantal asielzoekers gaat maand na maand uh achteruit en we krijge[n] de
zaak
193.opnieuw onder controle vandaag zijn er gedwongen uitwijzingen hopelijk xxx ik denk dat
dat
194.optimisme gestaafd is door [h]et feit dat we er elke keer in slage[n] van die cruciale
195.probleme[n] waar de mense[n] mee bezig zijn hè denk maar aan asielbeleid denk maar
aan
196.veiligheid denk maar aan de lastenverlaging dat uiteindelijk de mense[n] zien ah [h]et
197.gebeurt en dat er daar daarvoor vooraleer dat we tot de conclusie kome[n] wat discussie is
201
198.bwa ik vin[d] dat op zichzelf uh niet verkeerd 't is niet alleen leuk voor de democratie ik
199.denk dat die discussie ook de motor is uh die maakt dat er uiteindelijk oplossinge[n] uit
de
200.bus kome[n] ja ik uh over peilinge[n] durf ik nie[t] veel nie[t] meer zegge[n] want ik
[h]eb
201.ooit al uh in [h]et verlede[n] uhm verkeerde ervaringe[n] gehad [ɣ ɑ t] me[t] peilinge[n]
maar
202.[h]et is inderdaad een vaststelling die we kunne[n] doen dat de meerderheidspartijen die
dat
203.dit project werkten telke[n]s als er nu een peiling wordt gehoude[n] uh telkens uh
204.vooruitgaan en xxx ja maa[r] ik [h]eb dat ook gezegd met [h]et oog op uh tweeduizend en
205.drie uh ik vin[d] dat uh we absoluut nu nie[t] moge[n] zegge[n] ah de
206.gemeenteraadsverkiezingen zijn een test uh voor uh deze regering 'k [h]eb altijd gezegd
ik
207.neem de handschoen op uhm tweeduizend en drie de volgende parlementaire
verkiezinge[n]
208.die moete[n] make[n] dat extreem-rech[t]s achteruitgaat door [h]et succes van en de
209.resultate[n] van deze regering en uh daar blijf ik bij ik ga daar ook niet van af maar uh
maar
210.uh ja ondertusse[n] denk ik dat de mense[n] daar ook al anders tege[n] aankijke[n] toen
was
211.er daar veel commotie over ondertusse[n] [h]eeft men gezien dat dat asielcentrum er is
dat
212.[h]et voornamelijk om om kindere[n] gaat om zwangere vrouwe[n] gaat de mensen in de
213.buurt ik heb die reacties zelf kunne[n] uh vaststelle[n] die zijn vandaag de dag heel
anders en
214.heel positief uh daartegenover om maar uh u u zegt [h]et zelf in die enquête waarover u
het
215.heeft uh blafonneert*u en daalt zelfs het uh het Vlaams Blok uh een beetje pas op hè ik
wil
202
216.uh waarschuwe[n] uh peilinge[n] zijn maar peilinge[n] ik [h]eb [h]et in ‟t verlede[n] al
zelf
217.voldoende meegemaakt maar nogmaals voor mij komt de test nie[t] nu uh op acht oktober
218.aanstaande voor mij komt de test uh in tweeduizend en drie in tweeduizend en drie uh
moet
219.dit land een modernisering van zijn overheidsapparaat achter de rug hebbe[n] met het
220.afschaffe[n] van de kabinette[n] daarin da's één van de politieke kabinette[n] moet zij een
een
221.echt degelijk asielbeleid hebbe[n] zowel met regularisatie als uitwijzing moet er een
222.economische groei zijn die is er nu al uh en ik denk dat al die elemente[n] [ɛ ləmɛ ntə]
223.same[n] gaan make[n] dat de mense[n] zegge[n] ah die regeringspartije[n] doen 't nog zo
224.slecht nie[t] late[n] we maar verder hun vertrouwe[n] geve[n] eerder dan extreme
225.oplossingen uh nog naar voor xxx ja helemaal niks met de uh met de VLD te make[n] 't is
226.gewoon een uh een private aangelegenheid heel belangrijk is dat daar uh onmiddellijk
denk
227.ik door de plaatselijke voorzitter zeer goed op uh gereageerd is en dat er nu een uh een
een
228.jongedame uh schepe[n] uh is uh die uh uitstekende papiere[n] uh kan voorlegge[n] en
voor
229.de rest is [h]et aan [h]et gerecht om zijn werk te doen uiteraard 'k denk [h]et nie[t]
Fv600230
Spreker 1
1.de Vlaamse minister van Mobiliteit Steve Stevaert doet opnieuw van zich spreken hij vindt
dat
2.je geen druppel alcohol in je lijf mag hebbe[n] als je achter het stuur kruipt nu geldt dat ze
3.maximaal uh nul komma vijf promille in je bloed moge[n] vinde[n] alleen heeft de Vlaamse
4.minister niet de bevoegdheid om dat te beslisse[n] hij gaat er dan maar op aandringe[n] bij
zijn
203
5.federale collega van Verkeer want zo uh wil hij het aantal verkeersslachtoffers met één
derde
6.terugdringe[n] dat staat zo in het Vlaams regeerakkoord negatieve reacties alom en daarom
een
7.debat met Romain Poté verkeersdeskundige en Luc De Bouw uh van horeca Vlaandere[n]
8.Brussel meneer Stevaert waarom een totaal verbod? Hum mm-hu hum u handelt toch niet
uit
9.angst hè? Ggg daar bent u zich van bewust? toch want toen die norm van nul komma
komma
10.vijf is uh ingevoerd dan was zeventig procent van de bevolking tegen dus populair zult u
ggg
11.ja hum meneer Poté uhm ik [h]eb de documentatie d'rop nageslage[n] in drieënnegentig
was u
12.nog voor een totaal verbod op alcohol waarom bent u van gedacht veranderd? Ggg of
wijnsaus
13.is nie[t] haalbaar en da's niet duidelijk? meneer De Bouw? laten we [h]et 'ns heb*a laten
we
14.[h]et 'ns [h]ebben over de reacties in viere[n]negentig vijfe[n]negentig toen die andere
norm
15.werd ingevoerd wat ware[n] de reacties toen bij 't publiek? hum mense[n] dierven*d
gewoon
16.nie[t] meer drinke[n]? en wat betekende dat voor de zaken? Hum 't is niet haalbaar hè als
er
17.geen publiek voor is? Hebbe[n] we net gezegd ja nee maar m*a mense[n] gaan niet uit op
18.limonade hè da's wel duidelijk? meneer Poté? die controles gebeuren niet systematisch als
er
19.een ongeval gebeurd is hè? maar daar zou u voor kunne[n] ijveren natuurlijk hè? pakkans
20.vergroten ggg ja mm-hu ja meneer De Bouw ja laten we 't even over die drugs hebben hè
want
21.dat is net gebleken uit dat onderzoek in Antwerpe[n] van de Wodca-campagnes één op zes
22.mense[n] één op vijf jongere[n] rijdt onder invloed van drugs? mm-hu Hum meneer Poté
wat
204
23.is [h]et verschil tusse[n] uhm rijden uh zonder invloed en rijden met nul komma vijf in je
24.bloed? wat is [h]et [h]et ongevallenrisico dan? want dat is bestudeerd hè? Ja en van die
25.variaties zoals ze uitprobere[n] uh in uh of waar ze aan denke[n] in Nederland of uh [h]et
26.vooral toespitse[n] op jongere[n] die moge[n] maar onder invloed want die [h]ebbe[n]
minder
27.rijervaring is dat dan een goede zaak? wat is 't effect van nul komma twee overigens? ah ja
28.mm-hu hum maar dat soort variaties uh nul komma twee of bepaalde categorieën anders
29.bekijke[n] wat vindt u daarvan? mm-hu ja dagelijkse dode[n] ja maar moet er dan niet uh
beter
30.campagne gevoerd worden? want dat lees je deskundige[n] zegge[n] uh je moet duidelijk
31.make[n] dat er een pakkans is die moet dus ten eerste verhoogd worde[n] maar dat moet je
dan
32.ook communiceren maar die moete[n] same[n]gaan hè? meneer De Bouw? mm-hu [h]et
blijft
33.moeilijk voor u hè? 't is uw bevoegdheid niet u moet er bij xxx op aandringe[n] bij uw
34.federale collega gelegaliseerde? Ggg op die manier ja u krijgt [h]et laatste woord kort nog
35.eve[n] [h]et publiek*x ja ggg heren 't is alleszins duidelijk nee en d'r is nog heel veel werk
dat
36.is ook duidelijk bedankt meneer de minister meneer Poté en meneer De Bouw
Spreker 12
1.da's naar aanleiding van een uh discussie heb ik die uitspraak gedaan en dat was al sinds
lang
2.mijn overtuiging omdat we nu in een zeer onduidelijke situatie zitte[n] jonge man of jonge
3.vrouw vraagt aan z'n vader op [ɔ b] achttien jaar krijg ik de sleutels? krijg ik de wagen?
vader
4.vader zegt ja maar rij voorzichtig respecteer uh de regels en niet drinke[n] jonge man zegt
op
5.dat moment ja maa[r] papa ik mag van de wet drinke[n] een paar pintjes en dan begint de
6.discussie hoeveel is een paar pintjes? ik ben wat dikker ik ben wat dunner ik mag wat meer
205
7.drinke[n] bovendien de situatie is zo in Vlaanderen in België dat wij ongelofelijk veel
8.verkeersslachtoffers hebbe[n] en ik zeg nie[t] da[t] dat alleen te make[n] heeft met die
situatie
9.dat heeft met tal van toestande[n] te make[n] maar heeft te make[n] met onaangepast
rijgedrag
10.en als we in de toekomst zulle[n] analyses make[n] dan zal dat te maken hebbe[n] met
rijde[n]
11.onder invloed niet alleen van alcohol maar ook van drugs ik vin[d] dat de overheid een
12.duidelijk en krachtig signaal want binne[n] tien jaar gaat men aan de politici vrage[n] gaat
er
13.een onderzoekscommissie kome[n] en dan gaat die vrage[n] waarom ware[n] wij zo laks
rond
14.[h]et gegeve[n] verkeersslachtoffers? ik handel nee want dit is een bijzonder onpopulaire
15.maatregel wie mijn verleden kent ik ben me daar absoluut ja als als ex-cafébaas was [h]et
ook
16.nie[t] populair van socialist te zijn 'k heb altijd mijn mening uh gezegd wie commerce
heeft
17.heeft geen mening maar ik ben niet in de politiek gegaan om populair te zijn ik ben in*x
18.politiek gegaan om mijn zaak te doen om te zorge[n] dat de zake[n] verandere[n] en in
[h]et
19.regeerakkoord zette[n] dat [h]et aantal verkeersslachtoffers moet dale[n] met met één
derde is
20.niet populair 't is zelfs heel gevaarlijk proficiat ja ja maar allee nu zijn we de zake[n] aan ‟t
21.ridiculisere[n] laat laat mij laat mij nee mijn bedoeling is niet dat de federale regering
iemand
22.z'n rijbewijs afneemt omdat [h]ij een Mon Chérie praline gegeten [h]eeft da's absoluut
nie[t]
23.mijn uh mijn bedoeling mijn bedoeling is zerotolerance dat wil zegge[n] niet drinke[n]
rijden
24.en drinken gaat niet same[n] en of men dat op nul komma één uit-uh-drukt*u daar gaat
[h]et
25.mij niet over maar nul komma vijf geeft [h]et signaal dat men kan drinke[n] en rijde[n]
206
26.tezamen en da's niet duidelijk en als men dat technisch uitwerkt dan ja ziet ge daar begint
de
27.discussie ggg uh uh toen voor die nul komma vijf was er ook geen publiek uh want
28.men kan ja w[e] [h]ebbe[n] [wɛ bə] kunne[n] de publicaties daarvan leze[n] maar ik stel
voor
29.want de horecasector heeft probleme[n] en uh we zoude[n] moete[n] proactief zijn dit is
een
30.trend die gaat aankome[n] en als we daar niet op inpikke[n] dan brenge[n] we de
horecasector
31.in gevaar want ik herinner mij nog dat de horecasector absolute tegenstander was van
32.campagnes zoals Bob uiteindelijk heeft de horecasector gedraaid en is ze gaan
meewerke[n]
33.en daar wil ik hun voor voor danke[n] want dat was geen evidente zaak als men de oude
34.publicaties leest komt men tot zeer merkwaardige vaststellinge[n] en men blijft de
discussie
35.blijf*u drinke[n] en rijde[n] kan same[n] volge[n]s de horeca ik vin[d] dat een fout
36.uitgangspunt en da's echt nie[t] voor mijn busse[n] te vulle[n] want daar [h]eb ik een ander
37.probleem ik zal busse[n] moete[n] bij inzetten ah? uh waarom zou dat in de toekomst uh
niet
38.kunne[n] veranderd uh worde[n]? we zien dat [h]et Bob-systeem wie had ooit durve[n]
39.voorspelle[n] dat [h]et Bob-systeem zou werke[n]? Bove[n]dien één dode gaat bove[n]
alles
40.en da[t] is [dɑ s] altijd in mijn beleid ik stel altijd veiligheid bove[n] alles en dat gaat
bove[n]
41.eigendom veiligheid moet bove[n] alles gaan en daar we moet men van uitgaan als
minister
42.bevoegd voor uh voor mobiliteit en de discussie is nu ope[n] en men moet nu verder
43.discussiëre[n] hoe dat men technisch moet uitwerke[n] en natuurlijk zou [h]et veel
handiger
44.zijn van mij om daar geen uitspraken over te doen maar toen ik café had had ik ook die
over*a
207
45.overtuiging het moet maar uw zoon of uw dochter zijn die verongelukt in [h]et in [h]et
verkeer
46.gggja*x hum ja uwe*d mag ik? oké*x u bewijst dat mijn voorstel zinvol is de Bob-
campagne
47.werkt want de horeca werk[t] d'raan mee da's één vaststelling een tweede vaststelling is dat
de
48.handhaving niet werkt dat de controle niet uitgevoerd uh wordt en daar ben ik [h]et mee
eens
49.maar 't is zeer merkwaardig dat de federale regering nu opmerk[t] waarvoor zij bevoegd is
als
50.ik iets over haar bevoegdheden zeg ja maa[r] we zulle[n] beter gaan controlere[n] in de
51.toekoms[t] waarom heeft men dat in het verlede[n] niet ge*a maar ik ijver daar ik ijver
daar
52.ook voor maar dat zende[n] jullie niet uit want dat is niet controversieel daar hale[n] jullie
mij
53.niet uit mijn bed uh voor ik ijver voor meer uh controle da's nogal nogal wiedes [h]et heeft
54.geen zin om regels te stelle[n] en ze dan niet te controlere[n] maar 't heeft wel zin om over
die
55.regels te discussiëre[n] en [h]et ik [h]et siert de horeca dat ze aan de Bob-campagne
56.meewerke[n] maar dat wil nog altijd volumtaristisch*u niets zegge[n] er zijn veel te veel
57.slachtoffers zegt meneer Poté ik ben [h]et eens met [mɛ d] hem ja ja ja da's ook
zerotolerance
58.uh mij gaat [h]et nie[t] over alcohol [ɑ lkol] alleen mij gaat [h]et ook over marihuana gaat
59.[h]et over andere over andere producte[n] en d'r zulle[n] nog studies kome[n] en die
zulle[n]
60.nog verplettender*u zijn bovendien die nul komma vijf ik hoop dat Europa de nul komma
vijf
61.aanvaardt ik hoop dat Europa strenger gaat maar we zien dat in Nederland er een evolutie
is
62.Scan*a in de Scandinavische lande[n] dat er een evolutie is en late[n] we voor zijn op die
63.evolutie want wij wij [h]ebben een zeer grote verantwoordelijkheid in België wij [h]ebben
208
64.[h]et hoogste aantal verkeersslachtoffers van gans Europa wij vergete[n] dat nogal erg licht
en
65.Nederland voert [h]et debat om naar nul xxx twee te gaan wij [h]ebben ook nog nul
komma
66.vijf wij wille[n] xxx xxx ah ja voor mij zou dat al een gigantisch succes zijn mocht er iets
van
67.die nul komma vijf afgaan maar ik blijf bij mijn uitgangs-uh-stelling*u en ik ik ben blij
da[t]
68.meneer Poté dat hier nog ee[n]s duidelijk stelt ik zie dat we in andere sectore[n]
ongelofelijke
69.bedrage[n] investere[n] in de brandweer in tal van sectore[n] ongelofelijke bran*a uh uh
70.cijfers investere[n] om [h]et aantal slachtoffers te vermindere[n] ik zie naar aanleiding van
de
71.Dutroux-affaire dat heel het land Octopus-affaire noem maar op op stelte[n] staat terecht
72.verontwaardig[d] is en ik vin[d] [h]et zo erg dat wij niet verontwaardigd zijn over [h]et
aantal
73.verkeersslachtoffers en ik weet da[t] dat een bijzonder onsympathieke stelling is ja maar
daar
74.[h]et w[e] [h]ebben [wɛ bən] een mentaliteitswijziging nodig en dat kunt ge via
campagnes
75.doen dat is preventief maar ge zult daar een repressief luik moete[n] aan aan koppele[n] en
op
76.dat vlak is er nog heel wat [wɑ d] werk te doen maar daar is nogal wat verwarring over
want
77.dat iemand die nul komma vijf heef*u die is in orde iemand die nul komma zes heef*u is
niet
78.in in orde dit is een zeer moeilijke grens en dit is niet duidelijk en dit is niet
communiceerbaar
79.[kɔ mynike:rba:r] naar de bevolking toe dit is niet uitlegbaar naar de bevolking tien tien
jaar
80.gelede[n] of X aantal jare[n] gelede[n] was de discussie over nul komma acht juis[t]
dezelfde
81.discussie ik ben ervan overtuigd dat we binne[n] tien jaar hier mogelijk terug zitten maar
209
82.dat*x het*x ja 't is uh en op [h]et op [h]et federale vlak zal dat nog veel moeilijker ligge[n]
83.omdat in [h]et andere landsgedeelte in Wallonië men totaal anders denk[t] [dɛ ɳ k] over
84.snelheid over alcoholgebruik en dergelijke uh meer mocht dat een Vlaamse bevoegdheid
zijn
85.dan zou dat veel haalbaarder zijn ik ben d'rvan overtuigd dat Vlaandere[n] op dat vlak
meer
86.gesensibiliseerd is om strenge verkeersregels en [h]et gaat inderdaad niet alleen over
alcohol
87.maar [h]et gaat over de mentaliteit van de autobestuurder tachtig [tɑ ɣ ətəχ] procent van de
88.ongevalle[n] die we hebbe[n] in Vlaandere[n] hebbe[n] te make[n] met onaangepast
rijgedrag
89.en binne[n] dat onaangepast rijgedrag is gebruik van drugs gelegaliseerde en niet-
90.gelegaliseerde drugs ja uh alcohol is een gelegaliseerde drug en maar daarom moete[n] we
91.nie[t] van [h]et standpunt afwijke[n]? Ggg xxx maar ik zou toch even*x maar 't is toch een
92.merkwaardige stelling dat uh dat de minister strenger is dan de de vertegenwoordiger van
uh
93.van de vereniging en u probeert mij mij uit te legge[n] maar maar rijden onder invloed kan
94.niet allee dan*x zijn*x we*x 't*x eens
Spreker 13
1.ja uh inderdaad een mens verandert ook van gedacht natuurlijk hè uhm nee [h]et is zo dat
2.inderdaad [h]et nog altijd zo is dat volkomen alcoolvrij*d rijden de beste oplossing is hè
daar
3.zijn wij 't allemaal over eens maar dan moet men meteen ook zeggen dat uh drugsvrij
rijd[e]n
4.geneesmiddelenvrij rijd[e]n rookvrij rijd[e]n uh inderdaad ggg uh ook zou moeten
ingevoe*a
5.ingevoerd word[e]n nu we [h]ebben geprobeerd verleden jaar uh meneer de minister met uw
6.vo*a met uh nationale federale staatssecretaris Jan Peeters hebbe[n] wij geprobeerd in bij de
7.drugs een zerotolerance uh grens in te voer[e]n maar is nie[t] gelukt dat is nie[t] gelukt da‟s
210
8.nie[t] gelukt xxx om praktische redene[n] er zijn bepaalde product[e]n die van die van die
9.stoff[e]n bevatt[e]n die zoud[e]n kunn[e]n wijz[e]n op druggebruik en die [h]et eige[n]lijk
10.nie[t] is enzovoort dat is [h]etzelfde met alcohol [ɑ lkol] [h]oor als ik uh allee als uw nul
11.komma nul grens uh van kracht wordt dan ben ik strafbaar als ik mijnen*d auto buite[n]zet
na
12.een praline geëten*d t[e] [h]ebben [tɛ bən] met drank in dat klinkt belachelijk maar 't is zo
nee
13.xxx nee ik ik*x ridiculiseer met ee[n] voorbeeld wat u zegt xxx nul komma vijf is één pint
per
14.uur hè xxx ja ik wil toch ev[e]n relativer[e]n de Bob-campagne [h]eeft uh succes zegt de
15.minister bewijs mij dat eens ik zie sinds jaar en dag in de statistiek dat negen à tien procent
16.van de ongevall[e]n te wijt[e]n zijn aan alcoolmisbruik*d intoxicatie ja maa[r] ja uh ik zie
dat
17.die cijfers ook onderschat zijn als wij de als wij inderdaad al de slachtoffers van een
18.verkeersongeval onderwerpen aan een bloedproef dan zien wij dat niet tien procent maar
19.dertig à veertig procent xxx daar kom ik op xxx daar wil ik op kome[n] die controles er
20.gebeur[e]n er*x voor 't ogenblik tweehonderd vijftigduizend uh controles door de
rijkswacht
21.laat ons zeggen dat er uh nog nog ne*d keer zoveel gebeur[e]n door de politie 't is
gevaarlijk
22.maar enfin laat ons tell[e]n xxx dat betekent dat vijf procent van de automobilist[e]n per
jaar
23.gecontroleerd word[e]n dat betekent dat ik een ganse automobiliste[n]carrière kan rijd[e]n
24.zonder gecontroleerd te word[e]n ik ben nog nooit gecontroleerd uh de mens[e]n zitten
25.hierrond ja maa[r] ja dat be*a dat beteken[t] als ik uh m*a met kerst en nieuw*a nieuwjaar
26.niet rij dan kan ik twee leve[n]s rijde[n] zonder controle nee nee ggg uh eerst en vooral 't is
27.Europees hè nul komma vijf is Europees voorgesteld en iedereen [h]eeft zich dat is de zich
aan
28.[h]et aanpass[e]n aan die nul-komma-vijf-grens er zijn nog twee land[e]n in Europa Italië
en
29.Zwitserland waar men nul komma acht [h]eeft de rest [h]eeft de nul komma vijf ingevoerd
211
30.met uitzondering van Pol[e]n en Zwed[e]n die nul komma twee [h]ebb[e]n ja maar ja maar
die
31.[h]ebb[e]n nul komma vijf die [h]ebb[e]n nul komma vijf maar da's xxx afwachten ja
32.natuurlijk xxx wel ge moogt reken[e]n dat bij nul komma vijf [h]et ongevalsrisico op een
33.dodelijk ongeval hè ongeveer twee keer groter is dan uh bij ‟t rijd[e]n uh in volledig
nuchtere
34.toestand rond zeg ik altijd [h]et is inderdaad juist dat [h]et alcoholvrij rijd[e]n de beste
35.oplossing is daar blijf ik bij dat zei ik in drieënnegentig al xxx in in de wet van
eenennegentig
36.de de fameuze wet-Dehaene is voorgesteld geweest om degene[n] die een rijbewijs
kreg[e]n
37.en xxx nog in hun stageperiode zat[e]n om die ofwel alcoholvrij ] te late[n]
rijd[e]n
38.ofwel met nul komma twee dat is afgeketst door [h]et parlement nul komma nul komma
twee
39.is uh ongeveer één en [ən] half één en half [h]et risico verhoogt ongeveer één op dus [h]et
40.minste [h]et minste alcoolgebruik*d verhoogt uw risico dat*x zij*x beduidelijk*d daar zijn
we
41.'t duidelijk over eens hè? uh maar ook [h]et minste gebruik van drugs [h]et minste gebruik
van
42.ggg van geneesmiddele[n] [h]et minste gebruik van 'k weet nie[t] wat allemaal xxx awel*x
43.ja*x wel uh ik meende xxx eve[n] in te pikke[n] op dat uitwijk[e]n naar uh we zien nu ook
44.bijvoorbeeld met de drugwetgeving zien wij dat er nieuwe product[e]n op de markt
kom[e]n
45.de energiepil de de peppil die uh gebaseerd is op uh cafeïne niet strafbaar maar die
[h]etzelfde
46.onveiligheidseffect [h]eeft als de verboden drugs xxx ja maar nee nee nee nee nee nee
maar ik
47.bedoel maar dat men zoekt naar alternatiev[e]n men zal altijd zoek[e]n naar
roesverwekkende
48.middel[e]n en wij wij ja wij gebruik[e]n honderd vijftien liter bier per jaar in België en per
212
49.man we rijd[e]n drie keer per dag met onzen*d auto weg xxx ggg ja 't is inderdaad xxx ja
Spreker 14
1.Ggg uh ja mevrouw ik denk dat uiteindelijk uh het signaal dat de minister geeft het
verwondert
2.ons dat als ex-collega dat dat van hem komt want hij kent daar de consequenties van en hij
gaat
3.die ook kunnen inschatten ik wil [h]et ook nie[t] rediculisere[n]*u maar ik [h]eb den*d
indruk
4.dat uh de minister uiteindelijk probeert uh zijn gratis busbeleid in Hasselt z'n bussen vol te
5.krijge[n] met uh die maatregel en ik heb toch wel den*d indruk dat dat niet gaat lukken op
die
6.manier om de eenvoudige bij 't publiek ware[n] die vrij negatief om d[e] eenvoudige
7. dəɣ ə] rede[n] dat uh de consument [kɔ nzymɛ nt] zich eige[n]lijk uh op dat
oge[n]blik in
8.een psychosetoestand bevond van er mag nie[t] meer gedronke[n] worde[n] de nul komma
acht
9.wat betekent dat? wat betekende dat? en wat is de nul
10.komma vijf? 'k zou zegge[n] toen die campagne toen ingekleed werd was [h]et eige[n]lijk
een
11.stuk [h]ekse[n]jacht dat men uh uh niet meer drinken nu dat betekende op dat ogenblik
12.ongeveer een derde van [h]et zake[n]cijfer uh algemeen genomen de consument heeft zich
13.ondertusse[n] aangepast we hebbe[n] uh ik zou zegge[n] met alle partners op [h]et
werkveld in
14.de fameuze Bob-campagne gelanceerd omdat we duidelijk wiste[n] dat er inderdaad een
nood
15.was aan informatie uh dat we en ik denk dat [h]et vandaag gebruikelijk is wie speelt Bob?
16.Maar volge[n]s [h]et voorstel van de minister is het morgen wie speelt nul? en tusse[n] nul
en
17.Bob zijn is er nog een fundamenteel onderscheid dus ik denk dat die maatregel uh zoals hij
dat
18.voorstelt eige[n]lijk maatschappelijk niet draag*a niet draaglijk is nee uh ik kan uh 'k zou
213
19.alleen wille[n] bijtreden hè uh we mogen [h]et debat nie[t] emotioneel voeren uh ieder
20.verkeersslachtoffer omwille van alcohol is een verkeersslachtoffer te veel dat is een
21.[h]ypothese die we ook vooropgesteld [h]ebben in [h]et debat van de nul komma acht naar
de
22.nul komma vijf het enige wat ik zeg is dat men moet proactief werke[n] en proactief
werke[n]
23.betekent eige[n]lijk de consument [kɔ nzymɛ nt] overtuige[n] vandaag dat rijden onder
24.invloed niet kan ik zou alleen wille[n] zegge[n] dat de nul komma vijf vandaag inderdaad
een
25.aanvaardbare grens is en ik denk dat men [h]et binne[n] Europa over die norm ongeveer
eens
26.is om te zegge[n] nul komma vijf is een aanvaardbare regel ik kan alleen zegge[n] dat de
27.inspanninge[n] die vanuit mijn sector gebeure[n] om inderdaad die nul komma vijf en dat
28.rijden onder invloed de aan de aandacht van de consument onderworpen te houden dat die
29.blijft in het kader van wat xxx dus in [h]et kader van de Bob-campagnes en we zullen
daarin
30.verder doorgaan maar het signaal dat ik naar u geef vandaag is dat men het zodanige debat
31.focaliseert op de alcohol dat men eige[n]lijk de andere fenomenen die verband houden met
32.verkeersonveiligheid en ik denk rijden onder medicatie rijden onder drugs enzovoort dat
wordt
33.systematisch van [h]et ja ja maar daar ben ik [h]et dus nie[t] mee eens hè we moge[n]
34.zegge[n] dat de nul komma vijf eige[n]lijk een maximumgrens is ik zou zegge[n]
wat[h]eeft
35.[h]et wat is [h]et effect geweest van de nul komma vijf? dat men eige[n]lijk de
36.consument [kɔ nzymɛ nt] die zich verplaatst me[t] z‟n voertuig dat [h]ij eigenlijk niet
drinkt
37.ja? en ik zou zegge[n] ook in m'n eigen familie is [h]et zo dat er de vraag gesteld wordt
wie
38.speelt Bob? dat kan dus zijn dat inderdaad m'n echtgenote op dat ogenblik nog een
aperitief
214
39.drinkt maar voor de rest van de avond geen alcohol nie[t] meer [h]eeft in uw voorstel is
[h]et
40.nu zo dat zelfs dat aperitief nie[t] meer kan dus zou 'k zeggen meneer de minister ik denk
da[t]
41.je de grens zo hoog aan het leggen zijt dat [h]et eige[n]lijk maatschappelijk nie[t] meer
42.functioneert en ik stel mij de vraag ook vanuit mijne*d sector dan in hoeverre dat [h]et nog
zal
43.aanvaard worde[n] en dat men nie[t] naar ander uitwijkmogelijkhede[n] gaat zorge[n]
44.waardoor dat je het probleem dermate verschuift dat [h]et nog erger wordt ja maar daar
zijn
45.we 't over eens
Fv600237
Spreker 1
1.reacties in de Gentse Volderstraat de kunstenaar Jan Fabre leek er wel blij mee en ook Jan
Hoet
2.als de naam Jan Hoet valt dan hangt er controverse in de lucht hij debatteert met Tobias
3.Leenaert van de actiegroep Diere[n]bevrijding die hebbe[n] gistere[n] nog een protestactie
4.gehoude[n] aan het kunstwerk goeiemorgen allebei uh Jan Hoet veel discussie in de
strate[n] is
5.[ɪ z] [h]et daardoor alleen al een succes die tentoonstelling? dus 't is de bedoeling dat
mense[n]
6.daarover praten? Ja maar had u verwacht dat de reacties zo hevig zoude[n] zijn? want wat
7.hebbe[n] we allemaal niet gehoord? Jan Hoet moet gecolloqueerd worden hij wil alleen
maar
8.shockeren had u het verwacht? Hum ja da's bij deze rechtgezet hé? Ggg en die is in de stad
9.meneer Leenaert bent u blij dat Gent zo een levendige stad is? want dat blijkt nu wel hè
maar
10.door die actie hebt u wel reclame gemaakt voor de tentoonstelling dat was niet echt de
11.bedoeling ggg ja iedereen heeft het merk nu gehoord hé Gandaham heeft in alle krante[n]
215
12.gestaan ja ja maar wat moete[n] ze dan denke[n]? van goh hier wordt gemorst met eten? ter
13.waarde van uh [h]et is zeshonderd kilogram geloof ik en ter waarde van
14.kwart miljoen tot driehonderd twintig duizend is is is [h]et dat wat u heeft getroffen? Ja
ma*a
15.maar u hebt dat uh wel gehoord en daarop gereageerd want eerst is er zelfs foutieve
informatie
16.over verspreid perfect consumeerbaar ja en vers want het ging over de
houdbaarheidsdatum
17.hè? maar waarom is er eerst maar Jan Hoet waarom is er eerst foutieve informatie over
18.verspreid? nee 't is verstreke[n] de houdbaarheidsdatum maar u bent dat kome[n]
vertelle[n]
19.volgens Jan en Jan Fabre ook die heeft er ook v*a nee ja uw*z reactie? Ja ja dus dat sluit
20.gewoon aan ja mm-hu wat bedoelt u met defigurere[n]? dat wekt agressie op echt hè? wat
is 't
21.gevaar? dat mensen d'r echt van gaan eten? ik ik ja maar mense[n] begrijpe[n] dat niet
altijd hè
22.ik moet denke[n] aan uh het televisieprogramma De Mol waar David op gegeve[n]
moment
23.van een slagroomtaart proeft die staat in een museum is op dat moment een kunstwerk 't is
24.heel menselijk om dat xxx u ziet lijke[n] hange[n] dus u kunt [h]et onmogelijk mooi
vinde[n]?
25.want als je d'r onbevange[n] probeert naar te kijke[n] dan zie je daar inderdaad die
blinkende
26.marmer nee? dat interesseert u niet? moet kunst ethisch zijn? Ja zeg laat [h]et hè ggg ja wat
27.wat heeft die kunstenaar daar nu eigenlijk mee wille[n] zegge[n]? want d'r is kritiek op de
28.universiteit heb ik gehoord? mm-hu mm-hu ja ja bent u mee? mag ik u nog één ding
vrage[n]
29.Jan Hoet? u gaat uh na uw pensionering naar Duitsland? dan gaan we dit soort spektakels
30.moete[n] misse[n] hè? Ggg dank u wel Jan Hoet bedankt meneer Leenaert
Spreker 15
216
1.Goeiemorgen uh ik denk dat hé da's 't bewijs dat uh dat er van kunst een zekere kracht
uitgaat
2.hé en uh ten aanzien van elke kracht uh staan er verschillende opinies dus uh ge kunt
zegge[n]
3.ja ik hou d'rvan ik hou d'r nie[t] van ik ben ertegen ik ben ervoor hè en dat is [h]et [h]et is
ook
4.uh trouwe[n]s uh door deze tentoonstelling die nu eindelijk ook in de stad gebeurt dus in de
in
5.de body*v in [h]et lichaam van de stad uh dat bijvoorbeeld de mense[n] beginne[n] te praten
op
6.straat normaal gaan ze van 't ene punt naar [h]et andere zonder dat ze mekaar treff[e]n of
zien
7.of sprek[e]n of beluister[e]n dus nu eindelijk is er uh [h]et is ongelofelijk [h]oe dat de
mensen
8.groe*a zich groepere[n] rond een bepaald werk daarover prat[e]n dus ook over andere
dingen
9.praten dan over [h]et kunstwerk ja ja ja ik uh dat [h]et [dɑ t] zover ging gaan had ik nie[t]
10.verwacht natuurlijk hè want ze zeggen de kunstenaar hé die provoceert [prɔ voke:rt] niet
't is
11.altijd [h]et kunstwerk die provoceert [prɔ voke:rt] en uh en da's [h]et probleem da's da's
de
12.nuance men denkt altijd dat de kunstenaar iets doet om te provoceren [prɔ voke:rən] dat
ik
13.een tentoonstelling doe om te provocer[e]n [prɔ voke:rən] maar da's dus absoluut nie[t]
waar
14.alleen maar om om om discussies t[e] opene[n] [topənə] ook om over kunst na te denk[e]n
15over de plaats van de kunst na te denke[n] en de plaats van de kunstenaar in onze
maatschappij
16.ah de ja en en voor de vleesindustrie ja ik uh da's inderdaad waar l*a eerst en vooral [h]et
is
17.perfect goeie Gandaham 't is den*d beste die ge kunt [h]ebben dus den*d beste ham in
België
217
18.dat is absolu*a en en vers en vers bove[n]dien en twee keer gerookt twee keer gerookt dus
dat
19.is een no*a ongelofelijke kwaliteit en en dat [h]angt buiten dus da's perfect dat [h]angt in
den
20.tocht dus uh da[t] moet altijd zo zijn en da[t] gaa[t] lang beware[n] zeker drie maand
21.natuurlijk als de volksgezondheid d'r uh [h]oe zou 'k zegge[n] zijn zijn onderzoekinge[n]
doet
22.en [h]et is allemaal perfect dan is er geen enkel probleem maar van zodra uh er problemen
zijn
23.voor de volksgezondheid dan ben ik akkoord da[t]*z we ‟t weg[h]alen da[t] is een da[t] is
een
24.totale da[t] is een totaal misverstand geweest door één van de medewerksters xxx ik ben
xxx
25.nee xxx nee ik ben nie[t] kome[n] vertelle[n] dat dat vervallen vlees is dat [h]eb ik nie[t]
26.verteld ik heb gezegd voilà wij leven in een in een periode van welstand dat [h]eb ik
gezegd
27.hè xxx een periode van welstand hoort het verlies d'rbij als wij denke[n] bijvoorbeeld
28.[h]oeveel kilometers wij doen met per auto één komma vier personen in ons land wadde*d
29.wat een verspilling dat dat is aan benzine uh [h]oeveel pollutie da[t] da[t] veroorzaakt één
30.komma vier personen per auto moe[t] 'ns voorstell[e]n? dat is een gigantisch mocht ge
da[t]
31.geld allemaal hè uh een beetjen*d uh be*a besparen hè xxx dan zoude[n] we dan zoude[n]
we
32.misschien Afrika kunn[e]n [h]elp[e]n maar nie[t] met die met die vijfhonderd kilogram
ham
33.i*a ik vin[d] da[t] ik vin[d] da[t] een edelmoedige houding dat is uh ik vin[d] dat een
correct
34.standpunt dat [h]ij [h]eeft een en maar dan kom[t] [h]et [kɔ mət] eropaan ben je 't daarmee
35.eens of niet? uh er zijn andere bewegingen daar ten aanzien van dat kunstwerk die die
36.bijvoorbeeld werkelijk agressief word[e]n en die [h]et kunstwerk defigurer[e]n dus uh als
xxx
218
37.dus uh dis-xxx dus uh kapotmaken stukmaken de ham d'r a*a van aftrekken de folie d'r los
van
38.trekk[e]n da[t] zijn dingen die nie[t] serieus zijn da[t] is da[t] noemt dat noemt censuur
da[t]
39.vin[d] 'k*d ik [vɪ nəkɪ k] dacht dat is een censuurmentaliteit en die moet men
uitschakele[n]
40.xxx gevaar wablief? als ze ja luistert uh uh ge ge ge eet toch ook geen geen hesp die ge op
de
41.grond vindt hè ah ja uh en die aan een paal [h]angt uh gaat ook nie[t] opeten hè uh da's
toch
42.duidelijk hè trouwe[n]s trouwe[n]s van zodra de kunstenaar [h]et materiaal transformeert
tot
43.een kunstwerk tot een vormgeving dan is 't geen hesp nie[t] meer ceci*v n'est*v pas*v
une*v
44.pipe*v zegt Magritte da's 'tzelfde dat is geen ham begrijp je? da's materiaal da's inderdaad
45.waar ja ja maar de mensen de mensen kijken nie[t] meer ze ze ze ze zegge[n] wa[t] ze
denken
46.maar ze kijke[n] nie[t] want als ge kijkt dan zie[t] de*d gij nie[t] genen*d ham dan zie[t]
de*d
47.gij gelijk nen*d prachtige roze marmeren Carara of zoiets da‟s ongelofelijk [h]oe schoon
da[t]
48.da[t] is ja ja da's inderdaad maar ge ziet xxx materiaal da[t] gebruikt is maar ge ziet niet de
49.transformatie ah ja ja ggg da's ook waar ja ggg maar ik vind ik vind die discussie die
discussie
50.vin[d] ik correct ik vin[d] de discussie nie[t] correct wanneer men agressief wordt en
wanneer
51.men die dingen gaa[t] kapotmake[n] xxx uh uhm uw [h]aar staa[t]*z mij nie[t] aan awel 't
is
52.goed 'k ga mijn schaar nemen en 'k knip ‟t af ja uh voilà nee ja natuurlijk maa[r] ge
begrijpt*x
53.da[t] doe[t] de*d nie[t] dus hè ge kun[t] nie[t] zegge[n] ge kunt zegge[n] ik hou d'r nie[t]
van
219
54.ik ben ertege[n] da[t] da[t] gebeurt xxx maar ge kun[t] nie[t] zegge[n] dat kan niet da[t]
kun je
55.nie[t] zegge[n] want dan wordt da[t] censuur de kunstenaar [h]eeft hé wel dat is [h]et de
56.kunstenaar een een kritische reflectie over de universiteit namelijk dat de universiteit
moe[t] je
57.toegeve[n] dat is [h]et instrument van de rede en waarvoor is de rede meestal gebruikt
58.geword[e]n? om alles wat lichamelijk is te overschaduw[e]n en te overstijgen [h]et
59.lichamelijke wordt overstegen door de plaats van de vrouw vandaag krijgt [h]et
lichamelijke
60.in ene keer weer karakter en wordt [h]et weer centraal gese*a gesteld in de maatschappij
dus
61.rede en lichaam er is geen geest zonder lichaam nie[t] waar? en dat is [h]etgeen da[t] de
62.kunstenaar wil zegge[n] één ten tweede de universiteit is ook [h]et instrument om de
waarheid
63.te gaan zoeke[n] en de waarheid bevindt zich nie[t] op de huid maar ze bevindt zich achter
de
64.huid en daardoor uh xxx [h]eeft [h]ij [h]eeft [h]ij ham gebruikt indien [h]ij uh [h]et zou
65.schildere[n] zoals [h]et eruitziet dan was [h]et geen dan was [h]et nie[t] onder de huid dan
was
66.[h]et de huid dus een bourgeois schilderijtje nie[t] waar? Me[t] trompe*v l'oeil*v dat is de
67.huid en [h]ij zegt we gaan dieper gaan vandaag gaan we dieper we moete[n] dieper gaan
want
68.da[t] wordt een decor we moeten dieper gaan dus en daarom [h]eeft [h]ij ham gebruikt
mmm
69.ja goed maar uh [h]ij [h]eeft ook kanonn[e]n uitgevond[e]n en hij was hij was een
ontwerper
70.voor militaire nieuwe tuigen enzovoort waarmee heel veel mense[n] gedood zijn waarmee
71.men uh [h]et barbarisme in de in de ontwikkelingsland[e]n uh [h]eeft [h]eeft ge*a uh
72.gerealiseerd dankzij hem mmm uh ja maa[r] ge ge kunt ze nog altijd influistere[n] van op
73.afstand mmm
Spreker 16
220
1.ja daar ben ik wel heel blij om natuurlijk en het 't gaat niet uh in d[e] eerste [de:rstə] plaats
om
2.een uh om een protest tegen kunst of tegen dat kunstwerk uhm wat wij gedaan hebben is
3.eigenlijk uh een actie gevoerd ik wil [h]et geen protest noemen maar een actie gevoerd in
[h]et
4.kader van ons algemeen ongenoegen met de vleesindustrie en dat denk ik dat denk ik niet ja
5.maar dat zoude[n] ze sowieso gedaan hebben zonder onze actie hè dus uhm maar wij
[h]ebben
6.reclame gemaakt oké en misschien komen er [dər] meer bezoekers maar als wij die
boodschap
7.daar kunnen aan toevoegen onze boodschap dan geeft [h]et me niet dat er meer bezoekers
8.komen dat kan dan maar goed doen hè wat wij willen doen hebben is wij vonden dit
kunstwerk
9.uhm een situatie waarin vlees eigenlijk naakt en rauw aan die zuilen hangt wij vinden dat
dat
10.een zeer goede gelegenheid is voor 't publiek om geconfronteerd te worde[n] met wat vlees
11.werkelijk is normaal mense[n] wete[n] nie[t] meer wa[t] vlees is 't ligt op [h]un bord 't is
12.verborge[n] 't is gebakke[n] 't 't [h]eeft 't ligt onder een saus
13.en nu zien ze daar eigenlijk da[t] naakte tafereel dat vlees en ze worde[n] geconfronteerd
met
14.de eigenlijke werkelijkheid van vlees uhm neen uhm in d[e] eerste [de:rstə] plaats wel wat
15.waar wij tegen zijn is [h]et gebruik van uh dieren als objecten voor menselijke doeleinden
16.maar van voedselverspilling spreke[n] we nie[t] omdat wij een dierenrechtenorganisatie
zijn
17.wij zijn allemaal vegetariërs en wij spreek*a wij zien vlees niet als voedsel überhaupt niet
dus
18.vlees is voor ons geen voedsel dus we spreke[n] niet over voedselverspilling wel wat wij
19.zeggen wij zien uhm die eige[n]lijk kleine verspilling van van geld en van van vlees en
weet
20.ik veel uh zien we als symptomatisch voor een veel grotere verspilling die eige[n]lijk
gepaard
221
21.gaat met de vleesindustrie in ‟t algemeen vlees het kweken van vlees het produceren van
vlees
22.is inherent uh verspillend hè uh [h]et verspilt enorm veel water in tegenstelling tot
groenten en
23.planten kweken en [h]et is zo da[t] je om één kilogram varkensvlees te produceren uh om
da[t]
24.te producere[n] heb je veel meer plantaardig voedsel nodig dus voor elke kilogram
25.varkensvlees die uit een varken komt moet je er uhm veel meer kilogrammen planten
groenten
26.uh graan in investere[n] dus dat is eigenlijk de voedselverspilling die wij zoud[e]n willen
27.benadrukken en dat die die kleine verspilling wij wij praten daar zoals zoals gezegd niet
over
28.voedselverspilling is symptomatisch daarvoor en we zeggen kom we gaan nu dat [h]et
29.kunstwerk er toch is we gaan de mensen daar een beetje proberen doen over nadenken en
uhm
30.we [h]ebben dus eige[n]lijk maar een extra dimensie aan [h]et kunstwerk toegevoegd of
een
31.eigen interpretatie gegeven zoals de kunstenaar trouwe[n]s zelf voorgesteld [h]eeft maar
dus
32.over voedselverspilling in se daar zijn er andere mensen die daar uhm over geklaagd
33.[h]ebbe[n] over geroepen [h]ebben maar dat was niet onze boodschap wij zien daar in d[e]
34.eerste [de:rstə] plaats geen geen marmer maar maar gestorven dieren aan aan die zuilen
xxx
35.uhm wel ja wij proberen uhm wij proberen te wijzen op die transformatie en op de op de
band
36.tussen de dieren en dat vlees we denke[n] daar uiteraard aan hé je kan daar nie[t] naar
kijke[n]
37.zonder te denke[n] wat 't impliceert en wat erachter zit uhm ik weet nie[t] misschien als je
38.nie[t] zou wete[n] da[t] da[t] vlees is uh da[t] je da[t] misschien mooi kan vinde[n] ik
spreek
39.mij nie[t] uit over 't feit of dat 't mooi is of nie[t] of kunst is of nie[t] uh dat interesseert mij
222
40.wel maar 'k bedoel dat is de discussie nie[t] voor ons ik ga nie[t] beginne[n] schreeuwe[n]
van
41.dat is geen kunst of uhm 'k vind 't eventueel kan ik zegge[n] 'k vind 't geen ethische kunst
hè
42.d'r is uh d'r d'r zijn proble*a probleme[n] mee denk ik uhm maa[r]*d ik ga nie[t] zegge[n]
't is
43.geen kunst of uh of 't is slechte kunst of 't is xxx xxx ja ik ben mee ja uhm u kan
44.er natuurlijk uh gelijk welke interpretatie aan geven denk ik uhm 'k zou zeggen ja als je 't
45.[h]ebt over kritiek op de universiteit uhm misschien vind je 't bij [h]et haar getrokke[n]
maar
46.universiteit komt van uhm [h]omo*v universalis*v en als wij daarmee één persoon asso*a
47.associëren dan is [h]et Leonardo Da Vinci da[t] was een uhm een overtuigd vegetariër een
48.heel grote diere[n]vriend en ik denk da[t] die z*a zich zou omdraai[e]n in zijn graf als we
49.eige[n]lijk gaan uh varkens kleven op uh de universiteit dat [h]eeft [h]ij ook
uitgevond[e]n*x
50.ja ja
Fv600243
Spreker 1
1.bij ons de regisseur Rob Van Eyck en Saartje Vandendriessche die zag u daarnet in de rol
van
2.Vicky met wie het helaas ook slecht zal aflopen Rob Van Eyck de film is genadeloos
afgemaakt
3.in de pers hè een monster zonder waarde amateurisme troef een bedenkelijk stukje huisvlijt
wat
4.denk jij als je dat leest? mm-hu je je trek[t] [h]et [trɛ kət] je niet aan eige[n]lijk mmm we
5.kome[n] daar dadelijk nog op terug maa[r] ik wil eerst eve[n] wete[n] wat jij vindt Saartje
van
6.die kritiek [h]et is jouw eerste acteerervaring voor film ja mm-hu xxx Rob geen goe[d]
scenario
223
7.zegt uw actrice nee maa[r] je hebt de film in z'n geheel gezien be*a ben je d'r nu blij mee als
je
8.'m ziet? Hm da's waar daar moet je aan wenne[n] hm ja maa[r] wat vind jij? vind jij [h]et
een
9.goede of een slechte film? Maa[r] ik heb dat geleze[n] 't schijnt da[t] je 'm zelf niet goed
vindt
10.zeg [h]et mij ja misschien is het een film waar dat niet van toepassing is hè goed of slecht
uhu
11.jij doet voorspellinge[n] met deze film moge[n] we dan eige[n]lijk wel lache[n] met deze
film
12.als dat over zoiets gaat? ja je je [h]ebt zelfs na die sneak preview de studente[n] bedankt
dat ze
13.ware[n] blijve[n] zitte[n] hè dan moet 't toch wel erg zijn? Ja ja da's bij jou niet gebeurd
hm ja
14.hoeveel zijn d'r gaan kijke[n] in Diest tot hiertoe? vijfhonderd*x ja
15.volg jij dat een beetje? hoeveel mensen er gaan? nee daar ben je niet nieuwsgierig naar? je
16.stuurt ook niet je hele familie om te gaan kijke[n] en nog een keer te gaan kijke[n]? Ja
maar
17.we moge[n] je d'r toch aan herinnere[n]? want ja je wou er vandaag toch over kome[n]
18.prate[n]? waarover dan wel? waarover gaat die film? xxx een een volwassen vrouw hè
voor
19.alle duidelijkheid ja uhm maar d'r staat wel op uh uh als ondertitel de Dutroux-connection
hè
20.ja ja maar meteen ontken je dat dan weer want het ga*a 't is toch fictief staat er dan ook in
een
21.tekst op uh xxx ja heb je dat aan Dutroux gevraagd of je zijn naam mocht gebruike[n] om
22.jouw film te verkope[n]? je zou d'r nog blij mee z*a zijn ook eige[n]lijk hè me[t] zo‟n
proces
23.of niet zie ik dat verkeerd? denk je dat? Maa[r] he*a heb ik [h]et goed dat je wel een beetje
24.geniet van die heisa want toen die Dutrouxf*a uhm acteur gecast werd dan was er enorm
veel
25.pers hè tot [h]et buite[n]land toe ja ja [h]oe [h]oe gaat dat gaan in Cannes? want je wil
224
26.daarnaartoe hè ja ja ja ja hm maar participeren dat betekent je hoopt dat er winst is want
dan
27.krijg jij daar ook een stukje van hè denk je dat? zal d'r winst gemaakt worde[n]? ja en uh
ga je
28.mee naar Cannes overigens? nee da*a dat ga je niet meemake[n] uhm is er een volgend
project
29.op stapel? want jij had nu 't dioxineverhaal kunne[n] aangrijpe[n] bijvoorbeeld ook een ja
dus
30.toch die heisa die die hoeft niet elke keer? Ja en wat zijn jouw planne[n]? jij bent echt
31.vertrokke[n] hè dus dat was een goede start van jouw filmcarrière? ja? en je hebt het toch
32.gedaan ja wi*a wil je haar nog caste[n]? we zien dan wel vriendelijk bedankt voor uh dit
33.gesprek
Spreker 17
1.Uhu ja dus uh we lat[e]n da[t] aan 't publiek over hè dus uh ik vermoed dus da[t] de
2.journaliste[n] de film twee keer hadde[n] moete[n] zien en da[t] ze dan misschien wel van
3.gedacht zoude[n] verander[e]n omdat [h]et niet zo eenvoudig is xxx ik trek [h]et me nie[t]
aan
4.en ook uh ik [h]eb nog een chaotische film wille[n] make[n] omdat [h]et leve[n] van
Dutroux
5.en al wat errond [h]ing ook nogal chaotisch was en daarom ik heb dus ook uh niet alleen de
6.story van Dutroux gemaakt maar ook uh in die story de mix gemaakt met de roze ballette[n]
en
7.uh nee nee maa[r] ze ze moet zegge[n] z[e] [h]ee[ft] [ze:] [h]et scenario nooit nie[t] in z'n
8.geheel nie[t] geleze[n] hé dus ja zeg ik ga toch over m'n eigen film uh xxx ja maa[r] nee ik
zeg
9.nie[t] [h]et is wat is een goede film? in 't Laatste Nieuws krijg ik bijvoorbeeld twee sterre[n]
10.dus staat ge bij bij bij drie uh Oscarwinnaars nee da's ook zo [h]et [h]et is ge kun[t] [h]et
11.[kʌ nət] bijna ah een dramadocument noe*a een documentaire noeme[n] maar ik heb [h]et
12.wille[n] make[n] om om om omdat uh d[e] affaire rə] Dutroux ik vermoed dus
uh bij
225
13.mij pleegt 'm zelfmoord dus ik vermoed dus da[t] dat ook wel in 't echt zal gebeure[n] uh
dus
14.we gaan nooit een proce*a ja ik vermoed da[t] we nooit een proces gaan krijge[n] da[t] de
15.mensen nooit nie[t] gaan wete[n] wie dat er in feite achter zat maar da[t] ze naar mijnen*d
16.film gaan kijke[n] en dan zien ze wie dat d'rachter zit o ja bij de studente[n] in Leuve[n] bij
de
17.sneak uh is daar uh is daar gelache[n] en en en zet ge daar tweehonderd vrouwe[n] dan
wordt
18.er geweend zo eenvoudig is dat ja maar omda[t] da[t] voor ne*d Vlaamse film nie[t] zo
19.eenvoudig is ik ik ik uh meneer Rastelli vertelt mij dus dat er sneaks zijn waar da[t] gans
de
20.zaal buite[n] loopt dus gewoon als er een Vlaamse film is dus uh [h]et is allemaal
21.Amerikaanse film da[t] de klok slaat dus als wij ik vin[d] da[t] d*a de Vlaminge[n] en de
22.Belg[e]n in 't algemeen veel te weinig chauvinist zijn wat over twintig jaar kon dus a*a als
als
23.er mense[n] nog zes- zevenhonderdduizend frank uh zes- zevenhonderdduizend mensen
naar
24.de cinema ginge[n] nu is dat stopt dat met tweeduizend met tienduizend awel ik vermoed
dat
25.we nu op twee weke[n] aan vijfhonderd zitte[n] dus voor een klein zaaltje is da[t] nie[t]
slecht
26.want de laatste Vlaamse films hebbe[n] zeventienhonderd en veertienhonderd mensen
27.gedaa[n] xxx ja als Saartje dus geen gelijkenis ziet dus ik zie die gelijkenis wel en er zijn
28.andere mensen die dat ook zien xxx nee ja ja maar dus nu moe[t] [mudə] 'ns kijken ook uh
29.deze film is nie[t] gesubsidieerd wij moete[n] trachten ons cente[n] terug te pakke[n] dus
de
30.film [h]eeft maar laat ons zegge[n] veertien miljoen gekost uh [h]oe kunt ge die
verkope[n]?
31.dus ik pak ik pak ik 'k gok [h]et meest op 't buitenland hè dus alhoewel dat Vlaanderen ooit
32.nog wel zal volge[n] geen probleem e*a en zeker Wallonië nee 'k [h]eb da[t] nie[t]
gevraagd
226
33.en en Dutroux is uh ja hij moet me dan maar een proces aandoen dan moet 'm [h]et er maar
ik
34.ik goh ik weet nie[t] uh daar zulle[n] wel processe[n] kome[n] want dus mmm als die film
in
35.Brussel komt of zo vermoed ik nog wel van een paar uh instellinge[n] dus uh dat er wel uh
36.gaat gevraagd worde[n] [wʌ rə] om om bepaalde zake[n] te knippe[n] ja ja awel ja da*a
dat
37.zeg ik juist als ik daar Dutroux niet de naam Dutroux bij bij geplaatst [h]ad dan was er
geen
38.belangstelling geweest en en [h]oe kunne[n] wij wij met een beperkt budget aa*a aan
39.publiciteit [h]oe kunne[n] wij nu in 't buite[n]land ne*d film verkope[n] a*a als als ge
nie[t]
40.durft Dutroux op zette[n]? in Cannes [h]ebbe[n] wij dus een officiële vertoning in de
Marché
41.maar ik ben van plan om om op [h]et strand een een een grote vertoning xxx een
42.nachtvertoning te geve[n] dus ik heb ooit daar eens ne*d film in brand gestoke[n] dat weet
ge
43.voor de trappe[n] van ‟t paleis uh maar nu ga ik dus een vertoning geve[n] voor [h]et
publiek
44.voor de Cannois en da[t] gaat dan nen*d [h]ekse[n]ketel worde[n] da[t] ben ik zo xxx en
en
45.natuurlijk iedereen zal terug erover spreke[n] en en zo kan dat verkocht worde[n] met
46.kleine bedrage[n] maar die kleine bedragen gaan [h]et dus uh wel wel doen dan da[t] we
47.misschien ook zij hebbe[n] ook ik [h]eb geparticipeerd zij heeft geparticipeerd z[e]
[h]ebbe[n]
48.[zɛ bə] w[e] [h]ebben [wɛ bən] een deel uitbetaald maar dus xxx dan krijgen ze er ook
nog een
49.stuk van ja ja ja ja 'k [h]eb uh verschillende projecte[n]*d [proʒ ɛ ktə] ik ik ik ben nu
bezig met
50.een een een thriller van Staf Knop een uh thriller ja xxx nee zeg uh uh ik ben nu uh nu ga
'k
227
51.een beetje kalmer doen zo'n uh film make[n] waar da[t] nie[t] te veel heisa rond is uh een
52.thriller à la Hitchcock nee 'k heb nog wel een verhaal over over mistoestande[n]*d in een
53.afkickcentrum en zo maar als als ik daar weer ga mee beginne[n] dan krijg 'k [h]et weer op
54.mijnen*d duvel*d hè zeker zeker
Spreker 18
1.voor film ja da[t] klopt uh ik heb daar eige[n]lijk ook nie[t] echt zwaar aan getild want ik
had
2.[h]et eige[n]lijk wel verwacht omdat ik weet dat uh de meeste Vlaamse films worden
[wɔ rə]
3.afgebroke[n] dus was ik uh er ook van overtuigd dat Blue*v Belgium*v ging afgebroke[n]
4.wor[d]e[n] [wɔ rə] en g*a je probeert als actrice natuurlijk zo goed mogelijk je rol neer te
5.zette[n] maar ik weet van mezelf dat er foute[n] zijn gebeurd op de set da[t] 't scenario ook
6.nie[t] zo echt goed aan elkaar hing geen continuïteit dus ik denk wel dat uh de journaliste[n]
7.terecht zijn nee uhm de eerste keer als ik [h]em zag dan was [h]et [wɑ st] wel eve[n] slikken
dus
8.uh 't is 't is ook altijd [h]eel moeilijk om jezelf op groot scherm te zien en met jezelf dus
9.geconfronteerd te worde[n] maar uhm ggg mits dat ik [h]em twee drie keer heb gezien uhm
10.vond ik dat [h]et resultaat eige[n]lijk nog vrij goe[d] meeviel 't kon 't [h]ad erger gekund
nee
11.nee totaal niet nee want ik vin[d] da[t] ik vin[d] da[t] ook nie[t] erg dat uh dat de film
12.eige[n]lijk uh zo weinig wordt gedraaid 'k ik til mij daar ook nie[t] zwaar aan je werkt aan
een
13.project als actrice je probeert die rol zo goed mogelijk neer te zette[n] dat is gebeurd en je
14.begint aan de volgende aan [h]et volgende project en daarmee ja dat wel ggg maar 't is ook
zo
15.ik vind voor mij is dat helemaal geen film over Dutroux ik vin[d] dat 't is zo voor mij is
da[t]
16.gewoon een Vlaamse avonture[n]film ik zie eige[n]lijk heel weinig gelijkenisse[n] met met
228
17.Dutroux zelf 't is [h]elemaal anders gebeurd [h]et gaat ook nie[t] over kindere[n] bij ons in
de
18.film want wij spele[n] de meisjes die gekidnapt wor[d]e[n] [wɔ rə] da[t] zijn da[t] zijn
meisjes
19.van onze leeftijd dus 't gaat totaal nie[t] over kindere[n] ja buite[n] een paar details zie ik
daar
20.geen enkele gelijkenis mee xxx ggg ik vrees er een beetje voor ja uh ik denk [h]et nie[t]
nee
21.nee uhm ik [h]eb juist gedaan met een kortfilm en volgende week beginne[n] we terug met
een
22.kortfilm en voor de rest zit ik ook in de muziek dus uh we gaan een nieuwe single
opneme[n]
23.mmm ja ja nochtans [h]eel veel mense[n] [h]ebbe[n] mij verwittigd van doe het niet ook
24.omdat het uh onderwerp nogal uh gevaarlijk was 'k [h]eb [h]et toch gedaan ja ja 'k ben er
25.eigenlijk 'k vin[d] nie[t] erg oké
Legende
Groene arcering: t-apocope
Blauwe arcering: h-procope
Gele arcering: tussenwerpsels
Rode arcering: aparte lexicale gevallen
Rode onderstreping: afwijkende nominale en adnominale flexie
Zwarte onderstreping: afwijkende grammaticale gevallen
Groene onderstreping: diminutieven op -ke of -ske
Dubbele onderstreping: ge-systeem
229
IV Transcriptie fragmenten in dialoogvorm
Fv600215
Spreker 1 en spreker 2
Spreker 1 goeiemorgen nog drieëntachtig keer slapen en de kroonprins trouwt met zijn
verloofde jonkvrouw Mathilde gistere[n] hebbe[n] ze de voorpagina's van de krante[n]
gehaald iedereen lovend een Belgische bovendien en dus heeft de pers uh haar werk gehad
met het uitspitte[n] van haar achtergrond morge[n] stelt de prins haar voor aan de wereld dat
hele verhaal is een beetje jammer voor Yves Grouwels want zonder die trouwpartij zou hij de
voorpagina's van de krante[n] hebbe[n] gehaald als uitdager van Patrick Janssens in de
voorzitterverkiezingen van de SP dag meneer Grouwels
Spreker 2 Goeiemorge[n]
Spreker 1 hebt u een beetje pech gehad met het prinselijk nieuws?
Spreker 2 nee want ik ben blij voor de prins dat hij eindelijk een een mooie jonge vrouw
w] heeft kunne[n] vinde[n] en ik wens hem veel succes ermee en vooral veel geluk
voor alle twee hè
Spreker 1 maar hij heeft u wel van de voorpagina verdreven hè?
Spreker 2 behalve in 't Belang Van Limburg
Spreker 1 wie bent u eigenlijk? we kenne[n] u niet
Spreker 2 ja ik ben Yves Grouwels ggg
Spreker 1 hoe oud bent u?
Spreker 2 uh vijfenveertig jaar
Spreker 1 uhm Grouwels u bent de broer van Brigitte Grouwels?
Spreker 2 van Brigitte Grouwels ja
Spreker 1 ex-minister voor de CVP is dat niet een beetje raar binnen één familie een SP'er en
een CVP'er?
Spreker 2 ja ik ben misschien meer [me:R] [h]et buitenbeentje omdat thuis uh een
traditioneel CVP-familie is maar altijd wel breeddenkend en sociaalvoelend en van daar uit
zijn we alle twee bewoge[n] denk [dɛ ɳ ] ik maar [ma:R] ja ikzelf heb dan met mei
achtenzestig begin de jaren zeventig de studente[n]beweging uh voor mijzelf de keuze
gemaakt dat om grondige oplossinge[n] voor de onrechtvaardigheden in onze wereld te
vinden dat een socialistische keuze nodig is socialisme hou*a [h]eeft meer garantie op
structurele oplossinge[n]
Spreker 1 geeft dat fijne discussies op familiefeestjes [feʃ əs]?
Spreker 2 dat geeft wel 'ns discussies uh maar [ma:R] w[e] [h]ebben [wɛ bən] ook veel
andere dingen om over te prate[n] de kinderen en het verlof en enzoverder
Spreker 1 uw werk? u bent huisarts
Spreker 2 ja
Spreker 1 valt dat te combineren met het voorzitterschap van de SP?
Spreker 2 ja da's een goeie vraag ik [h]eb d'r eigenlijk nog niet veel tijd overgehad om
daarbij stil te staan een paar [pa:R] ideeën wel ja 't zal een kwestie zijn van organisatie
Spreker 1 Vankrunkelsven
Spreker 2 nu
Spreker 1 kan [h]et hè
Spreker 2 't is dat
230
Spreker 1 maa[r] misschien heeft die een gemakkelijker partij?
Spreker 2oh dat zou ik nie[t] durve[n] zegge[n] ik bewonder hem dat hij dat kan en h*a hij
doet eigenlijk nog heel wat meer zo is zelfs ook nog wetenschappelijk actief fin ik uh heb
nooit met hem gesproke[n] maar [ma:R] ik bewonder hem wel dat hij dat kan dus eigenlijk is
[h]et toch wel mogelijk denk [dɛ ɳ ] ik
Spreker 1 bent u een goede manager een goed organisator?
Spreker 2 ik heb geen grote ervaringe[n] maar ik heb uh ja bij ons in het buurtwerk in
Winterslag uh daar [da:R] probeer [pRɔ be:R] ik toch mee de organisatie te doen
Spreker 1 kunt u mense[n] motivere[n]?
Spreker 2 hoe bedoelt ge motivere[n]?
Spreker 1't is wel wat werk hè in de SP?
Spreker 2 ja natuurlijk [nɑ ty:Rlək] is er veel werk [wɛ Rk] uhm maar goed uh ik zal
moete[n] zorge[n] dat het draait [dRa:jt] en bolt maa[r] ik zal [h]et toch ook nie[t] alleen
moete[n] doen hè
Spreker 1 uh nee dat hoop ik voor u
Spreker 2 ja 't is da[t]
Spreker 1 uhm meent u dat nu eige[n]lijk ernstig? ernstiger dan Schamp bijvoorbeeld?
Spreker 2ja natuurlijk [nɑ ty:Rlək] fin als je twintig jaar in en rond [Rɔ nt] de SP militeert
dan is dat nie[t] uh een Schamp dan is dat dan is dat ernstig [ɛ Rnstəχ] vanuit een overtuiging
[ovəRtoe.ʸ ɣ ɪ ɳ ] dat uh we moete[n] zorge[n] dat ook in de eenentwintigste eeuw we een
leefbare [lefba:Rə] maatschappij hebbe[n] en niet voor [vo:R] enkele[n] maar [ma:R] voor
[vo:R] iedereen [idəRen] dat is juist
Spreker 1 wa*a wanneer hebt u het eigenlijk beslist om uw kandidatuur te stelle[n]? om nu*x
kandidaat te zijn?
Spreker 2 in [h]et begin van de week [h]et is eigenlijk uh in de weekends uh ben ik d'rover
gaan nadenke[n] dat uh de kandidatuur [kɑ ndidɑ ty:R] van Patrick Jansse[n]*u op zich ik
ken 'm niet ik denk dat [h]ij heel bekwaam is en [h]ij [h]eeft ook interessante [ɪ ntəRəsɑ ntə]
ideeë[n] maa[r] 'k [h]eb bij mezelf gezegd ja wat hij zegt uh dat zeg ik al twintig jaar [ja:R]
en nu mag dat ineens gezegd en daarvoor [da:Rvo:R] was het dan toch maar uh ja niet
haalbaar in de partij xxx
Spreker 1 't is een beetje een daad van protest dan hè?
Spreker 2[h]et is een daad van protes[t] maar je mag nie[t] vergete[n] dat iedereen dacht dat
Steve Stevaert de voorzitter zou worde[n] [wɔ Rdə] en dat was tot tot veertien dage[n]
gelede[n] was dat het gedacht bij de militanten en daar was iedereen tevreden mee en nu komt
deze dit voorstel ook van Steve uit ik kan dat begrijpe[n] maar [ma:R] bij de militante[n]
heerst toch de overtuiging ja maar [ma:R] waarom [wa:Rɔ m] kan [h]et niet iemand uit de
militante[n] zijn? we zijn toch met zeventigduizend lede[n] daar zijn toch zeker [zekəR]
bekwame mense[n] bij en zeker [zekəR] nu de SP terug [təRʌ χ] een meer [me:R]
progressieve [pRoɣ Rɛ sivə] radicalere [Rɑ dikaləRə] standpuntinname wil doen dan zeggen
we ja maar [ma:R] daar zijn we met zovelen al in de SP lang mee bezig
Spreker 1 ja d*a u zei het hè d*a uh twintig jaar actief bezig
Spreker 2 ja
Spreker 1 uh w*a wat is dat dan actief zijn?
Spreker 2 ja
Spreker 1 want dat is wat u d*a Patrick Janssens verwijt hè?
Spreker 2 ja
Spreker1 die is geen actief
Spreker 2 ja
Spreker 1 lid
Spreker 2 ja
231
Spreker 1 hij heeft wel wat gedaan voor de SP hè?
Spreker 2 ja natuurlijk [nɑ ty:Rlək] maar da‟s professioneel en da's ook betaald uh wat wij
doen dat is vrijwilligerswerk wɪ ləɣ ərswɛ Rk] als militant
Spreker 1 mm-hu
Spreker 2en wij zijn daar [da:R] toch wij steke[n] daar [da:R] toch heel veel uren[y:Rən] in
als je nu bedenk[t] met de verkiezingscampagne dat is eigenlijk één à twee maande[n] volle
bak d'r tegenaan gaan busse[n] mense[n] aanspreke[n] [anspReke] uh
Spreker 1 het veldwerk
Spreker 2 uh ja dat is echt uh uren[y:Rən]
Spreker 1 nu u zegt dat ie geen nieuwe ideeën heeft hè?
Spreker 2ja dat is natuurlijk [nɑ ty:Rlək] ee[n] manier [mɑ ni:R] van zegge[n] ge moet kort
[kɔ Rt] en bondig iets kunne[n] zegge[n] [hij [h]eeft geen nieuwe ideeë[n] omdat die ideeë[n]
die hij zegt die hebbe[n] wij al lang gezegd bijvoorbeeld [bivo:Rbelt] het
migrante[n]stemrecht de SP-afdel-afdeling*u van Genk bij uitstek heeft in nege[n]tien
negentig [neχtəχ] op [h]et congres over migrante[n] dit verdedigd
Spreker 1 omdat u van Genk bent?
Spreker 2 niet omda[t] we van Genk zijn maa[r] omdat we daarvan overtuigd zijn en omdat
we natuurlijk in Genk veel met migrante[n] te doen hebbe[n] niet vergete[n] dat één derde van
de bevolking
Spreker 1 mm-hu
Spreker 2 uh migrant is en misschien nog meer [me:R] als ge tenminste de afkomst bekijkt
dus wij wete[n] wat dat is en wij wete[n] dat [h]et veel beter is dat de migrante[n] stemrecht
hebbe[n] omdat ze dan ook meer meetelle[n] in de gemeentepolitiek
Spreker 1 hebt u ook grote ideeën zo? want dat migrantenstemrecht dat dat heeft iedereen d'r
uitgepikt hè bij Patrick Janssens wa*a
Spreker 2 ja
Spreker 1 wat zou
Spreker 2 ah wat mij bijvoorbeeld heel fel stoort [sto:Rt] in de ontwikkelinge[n] van de
laatste jare[n] [ja:Rə] is de toenemende inkome[n]skloof da[t] vind [fɪ nt] ik heel
onrechtvaardig
Spreker 1 mm-hu
Spreker 2 we zitte[n] in een maatschappij die zeer welvarend is maar er zijn toch heel veel
mense[n] die uh tekort hebbe[n] of kort [kɔ Rt] weinig hebbe[n]
Spreker 1 hum
Spreker 2 en uh dat is trouwens een bewoge[n]heid die 'k altijd gehad [ɣ ɑ t] [h]eb uh er [əR]
moet een eerlijke [e:Rləkə] verdeling [vəRdelɪ ɳ ] zijn
Spreker 1 dus u vindt ook dat de SP niet links genoeg is? dat zei Patrick Janssens ook
Spreker 2 ja 't is dat maa[r] ik denk dat qua ideeën we misschien wel overeenkome[n]
Spreker 1 het feit dat Patrick Janssens een Antwerpenaar is heeft u dat ook gestoord na
Erdman weer een Antwerpenaar?
Spreker 2 nee helemaal nie[t] niks van xxx
Spreker 1 misschien als Steva*a u zei [h]et hè als Stevaert zich kandidaat had gesteld
Spreker 2 nee dat [h]eeft niks te make[n] met Antwerpenaar of
Spreker 1 ja
Spreker 2 nee nee dat blijft [h]etzelfde
Spreker 1u bent nog onbekend hè? Uh waarom wil uhm een nobele onbekende een gooi doen
naar zo'n moeilijke job? zeg maar een hondenjob hè?
Spreker 2 ja omdat [h]et de kans geeft om uh de ideeë[n] waarvoor [wa:Rvo:R] ik al zo lang
ijver vəR] om daar [da:R] meer ge*a uh gestalte aan te geve[n] uh ja ge wilt eigenlijk
wel dinge[n] omzette[n] in in werkelijkheid d] dat lukt niet altijd maar
232
[ma:R] ik vind [h]et wel belangrijk [bəlɑ ɳ Rək] en dat is misschien [h]et interessante aan
een voorzitterschap van de partij dat je radicale standpunte[n] kan inneme[n] dat je uh als de
voorzitter van de partij ] die moet de partij ] belichame[n]
Spreker 1 Hum
Spreker 2 de partij ] die moet voluit kunne[n] zegge[n] kijk als partij ]
staan we daarvoor [da:Rvo:R] als socialisten staan we
Spreker 1 u bent sinds gistere[n] niet de enige hè? d'r is nog een kandidaat opgedoke[n]
Spreker 2[h]et kan zijn ik uh
Spreker 1 dat is Roger Paulussen van de SP Herent
Spreker 2 ja oké
Spreker 1 blij mee?
Spreker 2ja de ik [h]eb daar [da:R]geen bezware[n] mee we zulle[n] zien hè [h]et is dus zo
dat dankzij de hervormingen [hɛ Rvɔ Rmɪ ɳ ən] onder [ɔ ndəR] Frank [fRɑ ɳ k]
Vandenbroucke [bRukə] en Louis Tobback de structure[n] [stRykty:Rə] dit mogelijk
make[n] dat mense[n] uit de basis zich kandidaat kunne[n] stelle[n] vroeger was dat
onmogelijk
Spreker 1 Hum hoeveel kans geeft u uzelf?
Spreker 2 ja ik geef mij een beperkte kans uh 'k ben daar [da:R] realistisch [Rejɑ lɪ stis] in
maar [ma:R] ik denk dat [h]et belangrijk k] is dat er [əR] ten minste twee
kandidate[n] zijn die zich kunne[n] voorstelle[n] aan de militante[n]
Spreker 1 Hum d'r zijn d'r dus nu al drie hoeveel afdelingen hebt u al achter u kunne[n]
schare[n]?
Spreker 2 op dit moment heb ik tien afdelinge[n] achter [ɑ χtəR] mij maar dat is niet [h]et
probleem [pRɔ blem] ge moet vijfduizend lede[n] vertege[n]woordige[n]
[vəRteɣ əwo:Rdɪ ɣ ə] dus je moet eigenlijk uh in de realiteit t] twintig à
dertig [dɛ Rtəχ] afdelinge[n] achter [ɑ χtəR] je hebbe[n]
Spreker 1 u krijgt nu de tijd om één zin te zegge[n] en reclame te make[n] voor uzelf
Spreker 2ja ik [h]eb nie[t] veel zinne[n] nodig ik [h]eb gewoon een duidelijke oproep naar de
militante[n] en de afdelinge[n] bel mij nog vandaag en je hebt nog de tijd tot morgen
[mɔ Rɣ ən] vierentwintig [vi:Rəntwɪ ntəχ] uur [y:R] om per [pəR] fax naar [na:R] [h]et
hoofd-uh- kwartier op de Keizerslaan zəRslan] uw kandidaatstelling te doen
Spreker 1 ja
Spreker 2 en u kan dus voor [vo:R] mij dan uh kiezen
Spreker 1 dat nummer was duidelijk in beeld
Spreker 2 mm-hu
Spreker 1 uh bedankt meneer Grouwels en succes
Spreker 2dank u wel
Fv600217
Spreker 3, spreker 4 en spreker 5
Spreker 3 goed laat 'ns even naar uh ons publiek gaan mense[n] die hier opgekome[n] zijn uh
om om u een aantal vragen te stelle[n] ik begin bij Roel De Meu jij bent een student uit uit
Halle jij hebt eigenlijk een vraag over oppositie CVP zit op dit moment in de oppositie ga je
gang
Spreker 4 ja dat klopt ik stelde mij eigenlijk de vraag [vRaχ] hoe je als CVP oppositie kan
voere[n] [vu:Rə] terwijl l] je decennialang [h]et beleid hebt bepaald? vaak zal men
233
toch zegge[n] bij een probleem zoals de di*a dioxinecrisis [kRizis] ja de oorzaken [o:Rzake]
liggen eige[n]lijk in dat CVP-bewind?
Spreker 3 ja mevrouw Thyssen
Spreker 5ja ik denk dat wij ‟t uh niet zo gemakkelijk zulle[n] hebbe[n] om oppositie te
voere[n] in die zin dat we inderdaad veertig jaar de macht de touwtjes mee in hande[n]
hebbe[n] gehad
Spreker 3 hum
Spreker 5we zijn 't nie[t] gewoon om oppositie te voere[n]
Spreker 3 ja
Spreker 5dus 'k zou ] bijna zegge[n] we zijn voor een deel van onze activiteite[n]
gaan we in reconversie zijn we moeten iets nieuws gaan lere[n] maar dat gaat er ons nie[t] van
afhoude[n] om onze taak die we hebben als oppositiepartij als partij in oppositie om die
effectief uit te voere[n] maa[r] we zulle[n] dat doen
Spreker 3 xxx z*a zijn zijn jullie niet een beetje hardleers? 'k bedoel in dit document zegt u
letterlijk wij zijn geen oppositiepartij
Spreker 5 nee we zijn geen oppositiepartij daarmee bedoel ik dat we ook nog andere dingen
moete[n] doen dan enkel oppositie voere[n] dan enkel aantone[n] wat anderen verkeerd doen
hè in de gemeenterade[n] zitten we nog in de meerderheden op heel veel plaatse[n] en we
hope[n] we rekene[n] daarop dat dat het geval zal blijve[n] hetzelfde in de provincierade[n]
hetzelfde in de Bru*a in Brussel uh dus wij gaan d'r eigenlijk vanuit dat wij ons eigen project
ons eigen visie onze eigen ideeë[n] moete[n] verder blijve[n] uitbouwe[n] en verder blijve[n]
uitdrage[n]
Spreker 3 hum
Spreker 5 en dat we van daaruit oppositie moete[n] voere[n] wij gaan geen oppositie voere[n]
door te schiete[n] op alles wat de meerderheid nu gaat doen want misschien gaat ze een aantal
dinge[n] doen die wij ook hadde[n] gedaan als dat het geval is dan zulle[n] wij zegge[n] dat
[h]et goed is maar als ze zaken anders aanpakt dan zullen wij zeggen dat [h]et niet goed is en
waarom [h]et niet goed is als ze hiaten laat als ze haar eigen verkiezingsbeloften nie[t] nakomt
als ze contradictorisch zijn als de ene partij in de meerderheid X zegt en de andere partij zegt
Y zoals we deze week gezien hebbe[n] ja dan zullen we daar natuurlijk ook wel op wijze[n]
Spreker 3 ruimte genoeg dus nog voor oppositie te voere[n]
Fv600220
Spreker 3, spreker 6 en spreker 5
Spreker 3 nog een een vraag van nog uh iemand uit de CVP zitten een een tweetal mensen
van de zes uh komen uit uit uw eigen partij uh Jan De Keyser jij bent voorzitter van
plaatselijke afdeling in in Oostkamp ja
Spreker 6 ja ik heb natuurlijk geen enkel probleem met de partij als dusdanig de doelstelling
namelijk om de*x christen-democratische waarden een brede basis gaan aanspreken maar ik
heb erge[n]s het probleem dat het product als dusdanig is wel goed [χut] maar de verpakking
errond
Spreker 3 hum
Spreker 6 we hebben blijkbaar ofwel is*x 't*x een probleem met de verpakking ofwel zitt[e]n
we met geen genoeg goeie verkopers van [h]et pakket van het project moet meer mensen
kunnen aanspreken en toch ik ben nu vijfendertig jaar ik heb nog geen enkele verkiezing
gewonnen we gaan altijd iede*a iedere keer achteruit dus daar moeten we de*x oplossing
234
voor vinden ten tweede wat bindt ons nog met elkaar? als we rond de tafel zitten met CVP'ers
militanten mandatarissen parlementsleden wat bindt ons met elkaar? wat is het sleutelwoord?
Spreker 3 ja wat is wat is eigenlijk het sleutelwoord voor de CVP hè?
Spreker 5 wel dan kunne[n] wij uh u hebt er trouwe[n]s al naar verweze[n] een ingewikkeld
verhaal gaan houde[n] over de christelijke waarden en het christelijk gedachtegoed hè een
gedachtegoed dat ingebrecht*u is door ingebracht door ‟t christendom in de loop van de
geschiedenis in de westerse maatschappij en waar wij een aantal dinge[n] uit hale[n] die wij
die wij waardevol vinde[n] en die wij eigenlijk een basis van handele[n] vinde[n] maar ik
denk dat [h]et wat ons vooral bindt en wat volgens mij heel aantrekkelijk moet zijn voor heel
veel Vlamingen dat is het feit dat wij opkome[n] voor het harmoniemodel wij zijn niet voor
een polarisering van de samenleving links tegenover rechts en dan gaan we 'ns uitvechte[n]
wie het haalt hè
Spreker 3 hum
Spreker 5 waar wit en zwart permanent tegenover mekaar wij zegge[n] nee bij ons kunne[n]
alle mense[n] samenkome[n] die een aantal waarde[n] aanvaarde[n] en daarrond wille[n]
werke[n] en met al die mense[n] gaan wij rond de tafel zitte[n] wij gaan nie[t] werke[n] voor
[h]et belang van bijvoorbeeld één beroepsgroep en zegge[n] wij zijn de partij van de
werknemers of wij zijn de partij van de ondernemers bij ons kome[n] ze same[n] men
overlegt men heeft ook aandacht voor [h]et belang van z‟n buurman nie[t] alleen voor [h]et
belang van zichzelf en op die manier probere[n] wij tot standpunte[n] te kome[n] waarvan wij
denke[n] dat ze 't algemeen belang het best diene[n]
Fv600221
Spreker 3, spreker 7 en spreker 5
Spreker 3 maar leidt dat niet tot een aantal probleme[n]? uh want u had daar een vraag over
uh meneer uh Ombelets
Spreker 7 ja ik vraag mij eigenlijk af ggg hoe democratisch is eigenlijk de CVP? want
uiteindelijk als ge gaat bekijke[n] CVP wordt erge[n]s bestuurd door de verschillende
belange[n]groepe[n] uzelf komt uit de NCMV g[e] [h]ebt [ɣ ɛ pt] de Boere[n]bond [g]e
[h]ebt [ɣ ɛ pt] uh zieke[n]fonds g[e] [h]ebt [ɣ ɛ pt] ACV en die men*a daar worde[n] de
mense[n] dus gestuurd naar de verkiezinge[n] en uiteindelijk gaan de mense[n] die die op de
lijste[n] staan gedicteerd worde[n] door de belange[n]groepe[n] door belange[n]groepe[n] die
eigenlijk
zelfs nog niet eens uh verkozen zijn
Spreker 3 ja
Spreker 7 de ACV'ers die de les spellen aan de afgevaardigden die zijn niet verkoze[n] xxx
Spreker 3 ja*x ja want dat is wat u zegt hè? de harmoniegroepen brenge[n] verschillende
groepe[n] bij elkaar maar dan komt er direct een een tegenreactie van ja goed zijn jullie dan
een samenraapsel van een aantal van een aantal groepe[n]? is dat dan wat u bindt?
Spreker 5 nee nee nee ik denk dat we dat daar verschillende aspecten in zitte[n] wat doen die
die organisaties die fameuze standen hè zoals men ze altijd noemt? daar hebben wij inderdaad
goeie contacte[n] mee dat zijn belangrijke organisaties die vertegenwoordige[n] heel veel
mense[n] en dat zijn probleemaanbrengers die zegge[n] kijk in onz*a wij weten uit onze
contacte[n] met zoveel mensen dat dit een probleem is die brenge[n] dat op onze tafel die
probere[n] dat op de politieke agenda te krijge[n] die brengen ook soms oplossingen aan
oplossingen als wij die goe[d] vinde[n] kunne[n] wij die meenemen vinde[n] wij die nie[t]
goe[d] dan neme[n] wij die niet mee hè dus standen zijn probleemaanbrengers ook een stuk
235
oplossingaanbrengers en in die zin vind ik dat een goeie zaak je kan niet de burger
rechtstreeks overlevere[n] aan een overheid aan een partij dat dat is het midde[n]veld dat
bewijst z‟n nut
Spreker 3 ja maar mag ik dan even herhale[n] wat meneer De Keyser daarnet zei van ik ben
vijfendertig geloof ik en ik heb nog geen enkele verkiezing gewonne[n] dus zo goed moet dat
niet functioneren hè?
Spreker 5nee daar daar uh dat wou ik uh daar wou ik net op kome[n] wij hebbe[n] goeie
contacte[n] met die stande[n] met de de vakbond ACV met 't NCMV met Boere[n]bond hè uh
wij voere[n] niet uit wat zij zegge[n] zij spellen ons niet de les zij brengen aan zij zij bieden
aan hè want als we zoude[n] vrage[n] van uh het MAP en de Boere[n]bond zijn zij daar
gelukkig mee? ik denk dat ze veel commentaar hebbe[n] werknemersparticipatie en ACV
veel commentaar daarop dus ze zijn nie[t] ze v*a ze krijge[n] nie[t] altijd bij ons voor alles en
nog wat gelijk wat wij wel hebbe[n] in de partij en daar moete[n] wij ons zeer goed bewust
van zijn da[t] zijn w[e] ook [wo:k] maar we moete[n] daar ook gevolg aan geve[n] dat is dat
we moete[n] oppasse[n] dat we niet als aanvoerkanaal ons beperken tot die groepe[n] hè uh
wat die groepe[n] aan probleme[n] aanbrenge[n] dat zijn niet meer alle probleme[n] die in de
maatschappij leve[n] dat zit in de sociaal-economische sfeer maar er zijn zoveel probleme[n]
daarbuite[n] hè we zijn altijd bezig geweest met werkgelegenheid en welvaart maar de kant
van het welzijn de de menselijkheids*u van de maatschappij het menselijkheidsgehalte van de
maatschappij daar denk ik hebbe[n] wij steke[n] late[n] valle[n] de laatste tijd en dat heeft
wellicht ook te make[n] met 't feit dat dat dat we niet genoeg uitbreke[n] uit dat uit
de contacte[n]
Spreker 3 ja
Spreker 5 dat we traditioneel met die mense[n] contacten hebbe[n] maar te weinig groepen in
de samenleving ontwikkelingshelpers oudercomités op lokaal vlak enzovoort daar moete[n]
wij duidelijk werk van make[n] en dat is ook de bedoeling om dat te doen
Fv600223
Spreker 1 en 8
Spreker 1 Hooverphonic is een Belgische groep van wie de muziek eerst is gevraagd voor
een buitenlandse Film van Bernardo Bertolucci nog voor ze één eigen plaat hadde[n] gemaakt
intusse[n] hebbe[n] ze twee CD's uit maar een volledige soundtrack dat bleef nog een droom
tot Erik Van Looy hen vroeg om een soundtrack te make[n] voor zijn film Shades*v dag Alex
Callier uh is er een groot verschil uh tusse[n] 't werke[n] voor uh Bertolucci of voor Erik Van
Looy?
Spreker 8 d‟r was een groot verschil in de zin dat Bertolucci eigenlijk een nummer van ons
gebruikt heeft dat al bestond dus daar heb ik eige[n]lijk niet veel aan moet[e]n doen maar bij
Shades*v ben ik echt van van nul begonne[n]
Spreker 1 hoe gaat dat dan eigenlijk? zit uh die Van Looy dan van alles voor te zingen hoe
het moet klinken?
Spreker 8nee nee ik ik moet zegge[n] dat [h]ij meer van voetbal weet dan van muziek
eigenlijk uh dus [h]ij [h]eeft dat aan mij een groot deel overgelate[n] en w[e] [h]ebben
[wɛ bən] gewoon same[n] besproke[n] van hier moet dit komen [kɔ mən] of daar komt dat en
dan [h]eb ik da[t] eige[n]lijk zowa[t] op 't goe[d]-vallen-'t-uit*d aan begonnen en eige[n]lijk
klikte da[t] direct zo zate[n] we direct op 'tzelfde spoor en op uh dezelfde golflengte dus uh 'k
moet zeggen ik weet nog altij[d] niets van voetbal dus uh da's mij nog altijd uh duister en uh
hij weet nog altijd even weinig van muziek denk ik
236
Spreker 1 uh je hebt ook filmschool gedaan uhm na de volledige soundtrack nu ook nog de
hele film?
Spreker 8ja dus d'r uh 'k heb 'k heb een idee uhm en ik zit daar al een tijdje mee in mijn
hoofd en dat zou 'k ooit wel nog 'ns wille[n] doen maar ik heb zoveel ideeën en ik zou nog
zoveel wille[n] doen dus ik denk da[t] da[t] is als ik zo al wa[t] grijzer wor[d]en al wa[t]
ouder ben da[t] 'k [dɑ k] da[t] misschien wel ooit 'ns zal doen
Spreker 1 xxx wat weinig mense[n] misschien wete[n] j[e] [h]ebt [jɛ pt] nog voor de VRT
gewerkt doe je dat nog?
Spreker 8 ik doe da[t] nie[t] meer nee maa[r] ik [h]eb [h]ier nog uh ettelijke ochtenden ggg
om negen uur in de studio aanwezig moete[n] zijn ik von[d] da[t] verschrikkelijk moet ik
zegge[n] da[t] was zo uh de zaterdagavond weggaan en dan [h]ier zo in de studio zo uh
microkes zetten en zo 's morgens ik uh ik moet ik moet zegge[n] ik [h]eb [h]eel veel
sympathie voor mijn collega's uh mijn ex-collega's moet ik zegge[n] uh ik uh 'k ben heel blij
da[t] 'k [dɑ k] da[t] nie[t] te veel nie[t] meer moet doen.
Spreker 1 oké Alex Callier tijd om iets te late[n] hore[n] zet je maar klaar uh straks een
nummer uit Shades*v uhm dat is voor straks eerst een nummer uit hun tweede CD uh Eden*v
heet die en Blue*v Wonder*v Power*v Milk*v
Fv600226
Spreker 1, spreker 9 en spreker 10
Spreker 1 de film Shades*v vertelt hoe een ploeg een film probeert te draaie[n] over het
leven van een massamoordenaar Freddy Lebecq gespeeld door Jan Decleir dat hebt u
kunne[n] zien in de fragmente[n] die figuur is geïnspireerd op Freddy Horion de beruchte
moordenaar van indertijdde film in de film wordt geregisseerd door Mickey Rourke en toen
die hier vorig jaar kwam draaie[n] kwam dat uitgebreid in de pers de producent in Shades*v is
Max Vogel en die wordt gespeeld door Gène Bervoets die is hier same[n] met Erik Van Looy
de echte regisseur goeiemorgen uhm eerst was het de bedoeling dat Guy Lee Thys de film zou
draaie[n] Erik over onder meer Freddy Horion daarna is zijn scenario bij jou beland en toen
ging het niet meer over Horion hoe komt dat?
Spreker 9 uhm wel toen toen [h]et scenario allee dus de versie die ik te leze[n] kreeg uh bij
mij belandde ging [h]et eige[n]lijk al nie[t] meer over Freddy Horion 'k bedoel want 't project
uh uh loopt al ettelijke jare[n] mee zoals dat in België meestal [h]et geval is dus ik denk dat
[h]et ooit wel gestart is uh als zijnde een film over Horion dus ook lichtelijk uh geïnspireerd
door dat boek van Horion Monster Zonder Waarde uh maar ik denk dat dat Guy Lee Thys uh
in een vroeg stadium al zag dat da[t] eigenlijk moeilijk kon
Spreker 1 mm-hu
Spreker 9 en en toen ik [h]et dan kreeg dan ware[n] eige[n]lijk die gelijkenisse[n] ze ware[n]
nogal vrij veel gelijkenisse[n] tussen 't personage van Lebecq en Horion maar ik zag da[t]
eige[n]lijk nie[t] zitte[n] om een film over Horion te make[n] omdat uh 'k bedoel als je dat
zou doen dan vind ik da[t] je een zeer genuanceerde of toch tenminste een ernstige film zou
moete[n] make[n] en deze film is nie[t] ernstig 'k bedoel die is uh ten eerste is am*a
amusement uh ten tweede is het vrij ironisch vrij speels dus ik denk dat [h]et eige[n]lijk
onheus is uh om om in die zin een film over Horion te make[n]
Spreker 1 mm-hu en die discussie wordt dan ook nog 'ns gevoerd in de film
Spreker 9 die wordt ook nog 'ns gevoerd
Spreker 1 dat is werkelijk heel ingewikkeld
237
Spreker 9ja ja 't is heel vreemd omda[t] nu ook allee ik merkte ik las Blik want dat lees ik
wel 'ns uh en daar blijkt dat één van de journaliste[n] dan met Freddy Horion gebeld had om
te signalere[n] dat er een film zou kome[n] over z‟n leven
Spreker 1 had jij geen contact opgenome[n] met hem dan?
Spreker 9 nee helemaal nie[t] omdat [h]et voor mij gaat [h]et er helemaal nie[t] om 'k bedoel
't is uh uit 'k bedoel uit respect voor Horion en zeker uit respect voor z'n slachtoffers vind ik
da[t] dat een andere film zou moete[n] geworde[n] zijn dus ik had geen er helemaal geen zin
in dus de film gaat niet over Horion
Spreker 1 dus ook de de familie van die zes slachtoffers van indertijd hebt u niet
gecontacteerd?
Spreker 9nee absoluut niet nee voor mij ging [h]et daar echt nie[t] over 't is een personage nu
Freddy Lebecq is een personage dat dat net zo goed op uh Hannibal Lecter uit Silence*v Of*v
The*v Lambs*v gelijkt
Spreker 1 mm-hu
Spreker 9 als op uh Dutroux als op uh heel wat andere seriemoordenaars
Spreker 1 mm-hu zeg je dat
Spreker 9allemaal zeer onsympathieke figure[n] maar [mɔ r] nie[t] uh per se Freddy Horion
Spreker 1 ja zeg je dat nu om uh de familie van die slachtoffers niet op ideeë[n] te brenge[n]?
want in de film kome[n] die dan geld vrage[n] hè?
Spreker 9 ja inderdaad ja uh ja laat ons hope[n] da[t] ze dat nu niet doen maar t*a 'k bedoel ik
denk niet dat ze dat ze dat zulle[n] doen
Spreker 1 ja
Spreker 9 omdat ze ook wel zulle[n] inzien dat uh ja dat deze film echt over heel andere
dinge[n] gaat
Spreker 1 mm-hu
Spreker 9 hoop ik
Spreker 1 uhm Gène een film over het draaie[n] van een film en omdat dat wel 'ns een
nachtmerrie kan zijn heeft Erik eerder wel 'ns gezegd maar je hoort acteurs toch altijd f*a uh
prate[n] over het was één grote familie en 't was zalig is dat dan niet het geval? is [h]et dan
een nachtmerrie?
Spreker 10 ja maar in families wordt er ook ruzie gemaakt hè
Spreker 1 Ggg
Spreker 10 uh [h]et [h]et op bepaalde momente[n] was [h]et een nachtmerrie maar ik denk
dat uh elke film draaien een nachtmerrie is
Spreker 1 dus ook in 't echt hè?
Spreker 10 ja ja ja
Spreker 1 ja
Spreker 10 ja
Spreker 1 en op welk moment was dat bijvoorbeeld voor jou het geval?
Spreker 10 ja om uh er werd nogal uh gespeculeerd uh in het begin dat Mickey Rourke niet
zou kome[n] uh dat dat is een heel moeilijk geval geweest omdat uh met dat soort acteurs uh
d'r hange[n] allerlei uh ja wetten en zo aan vast uh 'k bedoel uh de union*v bonders*v die
moete[n] dan hun toestemming geve[n] en en en [h]ij kan dan wel kome[n] hij kan niet
kome[n] advocate[n] worde[n] daarop afgestuurd en ja het is zo dat dat hier in België daar dan
een beetje uhm mmm smadelijk om om gelache[n] wordt van hij komt nie[t] hij komt nie[t]
kom*x en als hij dan wel komt ja dan dan blijkt uh dat dat iedereen zegt ja 't is 't is toch een
has*v been*v
Spreker 1 mm-hu
Spreker 10 dus 't i*a altijd is [h]et wel uh wel negatief en ik vind uh hij staat er toch maar en
hoe
238
Spreker 1 uhm wanneer was 't voor jou een een nachtmerrie? ook dat eerste moment of uh?
Spreker 9 ja elke dag eige[n]lijk
Spreker 1 ggg elke dag
Spreker 9 nee 'k bedoel ah ja
Spreker 1 denk je dan nooit ik geef er de brui aan? 't is genoeg geweest?
Spreker 9 ja ja maar 't is xxx waarom maak je dan films?
Spreker 1 ja
Spreker 9 maar ja iemand moet [h]et doen
Spreker 1 ggg
Spreker 9 om te beginne[n] nee uh nee 't is gewoon een nachtmerrie omdat ik nie[t] kick op
stress en op uh toestande[n]
Spreker 1 mm-hu
Spreker 9 en probleme[n] en film make[n] is
Spreker 1 daar moet je nu eenmaal door
Spreker 9 ja 'k bedoel dat is gewoon uh 'k bedoel dat is een nachtmerrie omdat omdat alles
wat fout kan lope[n] fout loopt en uh
Spreker 1 maar dan heb je 't jezelf moeilijk gemaakt door zo'n groot acteur daarbij te hale[n]
Spreker 9 uh ja da[t] was een extra pigment dat [h]et inderdaad nog moeilijker maakte maar
ja 'k bedoel pff ik denk dat pff elk filmregisseur wel op één of andere manier een masochist is
uh vrij onschuldige vorm van masochisme trouwe[n]s uh dus ja ge moet erdoor ook omda[t]
ge weet da[t] 't resultaat uh 'k bedoel daar denk je aan 'k bedoel vanaf 't moment ze vrage[n]*x
altij[d] ja wanneer is 't dan een sprookje? ja op ‟t moment dat 't af is
Spreker 1 mm-hu
Spreker 9 want dan vindt [g]e 't [vɪ ndət] plots wel goe[d] 'k bedoel uh
Spreker 1 op een gegeven moment stond ie daar dan toch op de set
Spreker 9 ja
Spreker 1 hoe gaat dat dan? heeft ie geprobeerd om jou te intimidere[n]? heeft ie jou
uitgetest?
Spreker 9 uh ja nee eige[n]lijk nie[t] uh
Spreker 10 mij wel
Spreker 9 ggg ja ja xxx ja ggg uhm
Spreker 1 ggg ja jou wel? hoe?
Spreker 10uhm de allereerste scène speelscène die we same[n] hadde[n] we hadde[n] de dag
d'rvoor ook een scène gehad en uhm ik had de indruk dat hij er niet in geloofde uh ik ging
mijzelf voorstelle[n] en ik zeg ja ik speel de Max Vogel en hij zegt who*v the*v fuck*v is*v
that*v? dus [h]ij [h]ij wist gewoon nie[t] wie dat personage was ik zeg ja da's de producent en
hij bekeek me zo van ga jij dat doen? ik denk ja daar daar gaan we en dan uhm heb ik een
beetje met hem probere[n] te praten en zo gezegd wat ik ook gedaan had en en en dat ik uh
nogal v*a bijna al z'n films had gezien en de dag daarna moeste[n] we een scène opneme[n]
en dat was uh uh vrij moeilijk omdat we uh in de auto zate[n] met z‟n tweeën en het licht was
al aan het uh valle[n] dus de het uh de de donkerte was was aan het intrede[n] dus het het licht
het licht was weg weer*x ja nee
Spreker 1 ah ja gewoon natuurlijk licht ja
Spreker 10 natuurlijk licht ja en uhm we moeste[n] dus opschiete[n] en uh en ik zeg tege[n]
hem kunne[n] we nog eve[n] snel uh een beetje repetere[n]? en [h]ij zegt no*v no*v I*v
don't*v do*v lines*v uh I*v don't*v do*v rehearsals*v we*v shoot*v right*v away*v dus
da[t] was echt ik had heel veel tekst en hij had bijna niks
Spreker 1 slik
Spreker 10 dus dat was echt zo'n test van nu ga je laten zien of je 't kan en wonder bove[n]
wonder is die eerste take ook gebruikt denk ik in de film
239
Spreker 1 mm-hu
Spreker 10 en dat was ja een een hele opluchting ook bij hem hoor want ggg zijn reactie was
echt zoiets wah fantastisch uh
Spreker 1 zijn uitspraak is intusse[n] beroemd hè? je hebt mooie ogen Gène maar heeft ie
ook gezegd dat je kan actere[n]?
Spreker 10 ja uh tusse[n] takes door uh [h]ebbe[n] we wel een aantal keer gepraat en hij zegt
je moet naar Los Angeles kome[n] want je gaat daar veel werk hebbe[n] of hij dat nu tegen
iedereen zegt dat weet ik nie[t] waar hij mee werkt uh ik denk nie[t] da[t] Mickey Rourke dat
soort persoon is
Spreker 1 mm-hu
Spreker 10 maar ja [h]et uh het streelde wel m'n ijdelheid en ik moet zegge[n] dat uh dat ik
de indruk had dat hij het wel meende ja
Spreker 1 mm-hu Erik uhm hij speelt een uh personage op zijn retour hij is iemand die op
zijn retour is wil dat zegge[n] dat ie gevoel voor humor heeft?
Spreker 9 ja dat denk ik wel ja hij is ook zeer open en eerlijk over wat hij met z'n carrière
heeft aangericht 'k bedoel 't is nie[t] iemand zoals Liz Taylor die blijft doen alsof ze een grote
vedette is terwijl ze dat absoluut nie[t] meer is al jaren nie[t] meer
Spreker 1 mm-hu
Spreker 9uh hij is ook absoluut geen grote vedette nie[t] meer zeker nie[t] meer in Amerika
uhm maa[r] hij hij zal dat ook nie[t] bewere[n] 'k bedoel hij weet heel goed wat hij verkeerd
gedaan heeft uh uh hij zegt uh hij zegt van ja ik heb die rol van Bruce Willis geweigerd in
Pulp Fiction da's de rol die 'm die 'm er had bovenop kunne[n] helpe[n] uhm ja hij is d'r xxx
hij is
Spreker 1 kan deze rol hem d'r bovenop helpe[n]?
Spreker 9goh dat weet ik nie[t] 'k bedoel 't i*a blijft 't is en blijft toch een Belgische
productie ik bedoel 't is in ieder geval wel en en dat merk je ook zelfs in de reacties in
Amerika is [h]et de eerste film in ettelijke jare[n] waarin ie echt acteert ik bedoel de laatste
films die hij gemaakt heeft die xxx wellicht praktisch niemand gezien heeft maar die wel op
video zijn uitgebracht daar loopt hij door of daar spant hij z‟n spieren uh of daar uh rookt [h]ij
een sigaretje of iets anders uh en en en veel meer niet
Spreker 1 mm-hu
Spreker 9 maar hier voel je wel dat hij het personage dat hij moet spele[n] dat hij dat zeer
goed kent en dat hij d'r ook enig enthousiasme allee ik bedoel dat hij enig enthousiasme aan
de dag legt
Spreker 1 ja dat hij de film maar overal veel laat zien hè?
Spreker 9 ja 't is da[t] ja ja
Spreker 1 ggg
Spreker 9 maar [h]et [h]et rare is ook hij kijkt nie[t] naar z'n eigen films hè hij heeft me
gezegd dat ie van alle films die ie ooit gedraaid heeft dat ie alleen Year*v Of*v The*v
Dragon*v heeft uitgekijke[n]*u omda[t]
Spreker 1 waarom is dat?
Spreker 9 ja 'k bedoel 't is iemand die die met enorm veel demonen worstelt
Spreker 1 mm-hu
Spreker 9 dat is zeker nie[t] nieuw wat ik nu vertel maar dus in die zin geloof ik 'm ook dat
hij niet naar zichzelf kan kijke[n] dus ook uh
Spreker 1 mm-hu kan jij naar jezelf kijke[n]?
Spreker 10 ja ggg
Spreker 9 ggg [h]ij doe[t] nie[t] liever ggg
Spreker 1 Ggg uhm w[e] [h]ebben 't [wɛ bənt] over dat uh zware verleden gehad [h]ij heeft
ook gebokst dan krijg je serieuze meppe[n]
240
Spreker 9 ja
Spreker 1 tege[n] je hoofd is daar wat van te merke[n]?
Spreker 10 alles ggg
Spreker 9 ggg
Spreker 10 zijn gezicht is gewoon ontploft
Spreker 9 ggg
Spreker 10 hij d*a ja maar dat zie je ook in de
Spreker 1 maar zijn brein? is dat beschadigd? kan je
Spreker 10 ja ook ja maa[r] 't [h]ij [h]ij [h]et is heel vreemd want uhm ik was zeer goed
voorbereid op de film
Spreker 1 mm-hu
Spreker 10ik heb er vrij hard aan gewerkt op voorhand en uh bij hem merk je net het
tegenovergestelde hij komt volledig blanco op de set uh improviseert naar hartelust en het was
net doordat ik zo goed voorbereid was dat we mekaar hebben uh opgehoffe[n]*u voor een
voor een voor een groot deel omdat hij op zeker moment nie[t] meer door kon en ik dan
verder ging
Spreker 1 mm-hu
Spreker 10 en en ik uh kreeg van hem bepaalde impulse[n] waardoor ik ook ging
freewheelen en ja dat is fantastisch natuurlijk
Spreker 1 ja
Spreker 10 en als dan uh
Spreker 1 ja je bent er een beter acteur door geworde[n]?
Spreker 10 in bepaalde scènes denk ik toch wel dat dat hij me beter heeft laten spelen ja
Spreker 1 ja
Spreker 10 ja
Spreker 1 d*a de film wordt in het Engels gesproke[n] goed voor Mickey Rourke natuurlijk
uhm maar waarom is dat? was dat oorspronkelijk de bedoeling?
Spreker 9 uh ja ten eerste is [h]et voor zestig procent [pərsɛ nt] een Amerikaans
gefinancierde productie dus we konde[n] ook moeilijk afkome[n] bij hen met de film die
honderd procent Vlaams is gesproke[n]
Spreker 1 ja
Spreker 9 maar het uh het verhaal vraagt daarom of eist dat ik bedoel het gaat over twee
Amerikane[n] die naar hier kome[n] en die uh die hier een film kome[n] draaie[n]
Spreker 1 ja
Spreker 9 dus da[t]wil zegge[n] stel nu dat hier twee Amerikane[n] bij zate[n] ja dan waren
wij ook Amerikaans aan 't prate[n]
Spreker 1 ja
Spreker 9 omda[t] Belgen nu eenmaal zo zijn dat ze in [h]et gezelschap van mensen die
andere talen spreken
Spreker 1 en de moordenaar in de gevangenis spreekt ook Engels in xxx moeite door
Spreker 9 ja ja 't is da[t]
Spreker 1 uh w[e] [h]ebben [wɛ bən] nog een fragmentje klaarligge[n] uh en dat is in ieder
geval zeer internationaal
Fv600227
Spreker 1, spreker 9 en spreker 10
241
Spreker 1 over dat gevloek is al veel uh te doen geweest natuurlijk hè maar is dat het Engels
dat wij hier aankunne[n]?
Spreker 9 Ggg
Spreker 1 dat verstaan we nog?
Spreker 9 ik versta dat [h]eel goed alleszins
Spreker 1 Ggg
Spreker 9'k bedoel dat zijn [sɛ n] de woorde[n] die ik zelf bezig als ik straks ga voetballe[n]
Spreker 10 Ggg
Spreker 9 om [h]alf twee moet ik gaan sjotten*d uh
Spreker 10 Ggg
Spreker 9 en als ik dan weer een kans verkwansel dan is dat [h]et eerste wat ik in de mond
neem nee d'r is veel over te doen geweest maar 't is ook nie[t] da[t] we d'rnaar gezocht
hebb[e]n
Spreker 1 nee
Spreker 9'k bedoel dat is ook een [h]et [h]et [h]et uh milieu het filmmilieu ja uh creëert dat
soort taalgebruik 'k bedoel iedereen loopt daar op de tippe[n] van z'n tene[n] uh er wordt heel
veel ruziegemaakt uh je ggg je moet uh zorge[n] dat je alles nogal snel kunt uitlegge[n] en 'k
bedoel ne*d fuck ne*d goeie fuck uh vervangt eige[n]lijk zestien lijne[n] tekst
Spreker 1 Ggg
Spreker 9 uh zowel in de film als in 't echt dus 't is gewoon een weergave van van hoe het er
op een filmset zeer vaak aan toe gaat maar dan iets uitvergroot natuurlijk
Spreker 1 La Esterella zingt uh een nummer op de soundtrack we hadde[n] haar uh vandaag
gevraagd o*a om hier te zijn om dat nummer te zinge[n] maar helaas zij is gevalle[n] ze is
gekwetst geraakt en kon niet kome[n] we willen haar troosten en uh w[e] [h]ebbe[n] [wɛ bə]
jou gevraagd uh Gène Bervoets om uh dat nummer te zinge[n] omdat we wete[n] dat jij kan
zinge[n] hè hoe is [h]et met haar intusse[n]?
Spreker 10 uh goed uh trouwe[n]s zij is gevalle[n] op uh de generale van Talkshow
Spreker 1 ja
Spreker 10 een voorstelling waar ik ook in speel ggg en uhm [h]et was een zeer zware
fractuur dus zij is dadelijk moete[n] geopereerd worde[n] een heel zware operatie maar ja die
uh tachtigjarige dame die zat de dag daarna na een zware verdoving alweer rechtop in bed en
uh zei heel uh simpel ik heb heel lekker gegete[n]
Spreker 1 ggg
Spreker 10 dus het gaat er goed mee
Spreker 1 ja gelukkig ggg
Spreker 10 maar zo is La Esterella d*a 't is echt een fantastische vrouw fantastisch
Spreker 1 ja uhm i*a ik zeg dat we wete[n] dat je kan zinge[n] omdat je zo'n Italiaanse
charmezanger hebt gespeeld voor No Trains No Planes uh je hebt met de Seakings gezonge[n]
je hebt in een punkgroep gezonge[n] en zo maar wat zing je eigenlijk het liefst?
Spreker 10 goh ik zing gewoon graag
Spreker 1 mm-hu
Spreker 10uh ik van nature zou ik zegge[n] ben ik een uh echt rock-an[d]-roll-beest maar ik
croon eige[n]lijk ook wel graag 'k ben een grote fan [fɛ n] van uh Frank Sinatra bijvoorbeeld
en uh ja 'k zou 't fantastisch vinde[n] om om bijvoorbeeld ook 'ns te croonen of zo
Spreker 1 ja w*a wel laten we daar dan gewoon aan beginne[n]
Spreker 10 oké
Spreker 1 Gène Bervoets zet je klaar aan de microfoon
Spreker 10 oké
242
Spreker 1 het nummer heet Do*v You*v Know*v What*v It*v Means*v To*v Be*v
Lonely*v en uh nog eve[n] zegge[n] dat u de film kunt gaan bekijken vanaf uh nu woensdag
de vijftiende in de grote filmzalen overal succes Gène Bervoets en bedankt Erik Van Looy
Spreker 9 dank u wel ja
243
Fv600229
Spreker 3 en spreker 11
Spreker 3ja en de eerste minister is hier vanmorge[n] bij ons goeiemorgen Guy Verhofstadt
Spreker 11 Morge[n]
Spreker 3 hebt u nog tijd om iets anders te doen dan handjes te schudde[n]?
Spreker 11'k moet zegge[n] dat er eige[n]lijk uh tijd te kort is in die job uh in die in die
functie [h]et aantal uh dossiers da[t] je toch te behandele[n] [h]ebt naast die uh internationale
contacte[n] natuurlijk is uh van die aard dat er uh dinsdag en woensdag kernkabinet is uh
vrijdag uh ministerraad uh elke week dan donderdag voornamelijk het parlemen*u dus ik zou
zegge[n] d'r is uh eerder tijd te kort
Spreker 3 ja hoe hoe ontspant u zich?
Spreker 11 nog altijd op dezelfde manier
Spreker 3gaat gaat u nog fietse[n]?
Spreker 11 ik had eige[n]lijk deze
Spreker 3 gaat u nog fietse[n]?
Spreker 11 wel ik had deze morge[n] wille[n] fietse[n] eige[n]lijk
Spreker 3 ja
Spreker 11 want het was een prachtig uh
Spreker 3 ja spijt*x ja?
Spreker 11 toch wel goed weer en uhm dus ik was eige[n]lijk mijn plan maar uh
Spreker 3 u bent u bent onlangs
Spreker 11 ik zeg 'k zal dat van de middag doen
Spreker 3 u bent onlangs nog met een aantal mense[n] gaan fietse[n] wie had de beste
conditie?
Spreker 11 wel ik moet zeggen Paul Goossens da's raar die was ook mee je zoudt dat nie[t]
zegge[n] da[t] dat ne*d goeie fietser is uhm ondanks het feit dat hij
Spreker 3 want u had een aantal kleppers mee toen hè?
Spreker 11 uh Romano Prodi was erbij de voorzitter van de commissie
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11 en dan wanen*u d'r oude wielrenners bij uh Gianni Motta als u da[t] nog wa[t]
zegt?
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11 die [h]eeft ook nooit ne*d keer den*d de de Giro gewonnen [ɣ əwɔ n]
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11 en dan uh Eddy Merckx natuurlijk en dan uh Roger De Vlaeminck maa[r] Roger
De Vlaeminck die [h]eeft nog altijd de beste conditie volgens mij zou die nog altijd kunne[n]
meerijde[n] jə] ik zie daar geen enkel verschil mee me[t] vroeger
Spreker 3 ja goed over naar de top van Lissabon uhm die gaat ons aansluiten op de internet-
uh-economie*u waarom is dat een economische maatregel? wat brengt internet ons eige[n]lijk
bij?
Spreker 11 volge[n]s mij kan [h]et een een enorme economische groei me[t] zich
meebrenge[n] en uh ik verwijs daarvoor even uh ik ga het maar ene keer doen uh deze
ochtend naar de Verenigde Staten Van Amerika waar de voorbije acht jaar er een
economische groei bestaat van van vier procent in reële terme[n] da's 't gemiddelde da's
enorm hoog
Spreker 3 mm-hu
244
Spreker 11 uh miljoene[n] arbeidsplaatse[n] die daar gecreëerd zijn en dat voornamelijk in
hoogtechnologische bedrijve[n]
Spreker 3 ja n*a
Spreker 11 en wat wij dus nodig hebbe[n]
Spreker 3 net één van die bedrijfjes is of frauduleus failliet aan het gaan E-connect Vlaamse
beleggers hebbe[n] daarop op op inge*a
Spreker 11 mm-hu
Spreker 3 uh ingetekend zien hun geld daaraan verlore[n] dat is ook internet xxx
Spreker 11 dat zou uh dat is ook één van de gevare[n] er zijn enorm veel gevare[n] daarom
moeten er acties ondernome[n] worde[n] en één van de acties die moete[n] ondernome[n]
worde[n] da's afgesproke[n] op de top van Lissabon is dat er dus een wetgeving komt om te
vermijden dat zo'n zake[n] kunnen gebeuren maar [h]et [h]et domste wat we zoude[n]
kunne[n] doen is uit schrik uit angst niet meedoen aan die internet-uh-economie*u er
worde[n] vandaag de dag in de wereld uh duizende[n] bedrijven per maand opgericht die zich
daarmee bezighoude[n] die zich met elektronische handel bezighoude[n] en als uh België daar
nie[t] zou aan meedoen België die juist in een knooppunt ligt tussen de verschillende lande[n]
dan zou da[t] een enorm verlies aan toekomstige investeringen en toekomstige
arbeidsplaatsen zijn
Spreker 3 ja
Spreker 11wat we dus nu in in Lissabon hebben afgesproken is dat we een aantal acties
zoude[n] onderneme[n] we zegge[n] bijvoorbeeld in elke school in elke klas moet er een
internetaansluiting kome[n] alle onderwijzers de leraars in de schole[n] ja die moete[n] dat
kunne[n] gebruike[n] uh in de toekomst en we wille[n] dat voornamelijk doen om niet
opnieuw een een een duale maatschappij te creëren namelijk aan de ene kant mensen die [h]et
wel kunne[n] en aan de andere kant jonge mensen uit armere gezinnen bijvoorbeeld die dat
niet zouden kunnen
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11 we moeten ervoor zorge[n] dat gans onze jeugd binne[n] hier en enkele jare[n]
Spreker 3 ja
Spreker 11 dat medium kan omgaan
Spreker 3 ja want die situatie bestaat nu en is het dan niet spijtig dat de sociale normen op die
top van Lissabon weer vooruitgeschove[n] zijn
Spreker 11 neen
Spreker 3 naar het einde van [h]et jaar
Spreker 11 neen in feite zijn die sociale normen*x
Spreker 3 die een vangnet voor net die mense[n] zoude[n] moete[n] zijn?
Spreker 11ja dus die die sociale normen uh zijn niet uitgesteld één van de sociale normen die
aanvaard is nu op deze top is dat wij de tewerkstellingsgraad hè in Europa moete[n]
ver[h]ogen naar pakweg zeventig procent pas op da's een enorme inspanning hè
Spreker 3 Ja
Spreker 11 we zitte[n] nu maar aan zevene[n]vijftig procent vandaag*x
Spreker 3 en is dat concreet gemaakt?
Spreker 11 da's concreet gemaakt met een aantal maatregele[n] [h]et vermindere[n] van de
laste[n] op de arbeid bijvoorbeeld
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11 en in België gaan we dat nu al onmiddellijk doen we gaan nie[t] wachte[n] tot
binne[n] enkele maanden u weet dat op één april de laste[n] op de arbeid met
tweeëndertigduizend frank [frɑ ɳ ] per werknemer naar benede[n] gaan [h]etgeen een [en]
enorme daling gaat uh verwezenlijke[n] van de van de kost van de arbeid en [h]etgeen moet
245
mogelijk make[n] dat dus die activiteitsgraad in België van zevene[n]vijftig procent wordt
opgetrokke[n] tot bove[n] de zestig procent en waarom niet tot zeventig procent moeste[n] we
tot zeventig procent kunne[n] gerake[n] dan betekent dat dat er tussen de twintig en de dertig
miljoen nieuwe arbeidsplaatse[n]
Spreker 3 ja
Spreker 11 zoude[n] gecreëerd worde[n] in Europa
Spreker 3 da's
Spreker 11 en dat we terug volledige tewerkstelling hebbe[n] zoals we dat trouwe[n]s ook
nog in [h]et verlede[n] hebbe[n] gehad
Spreker 3 da's de ene kant aan de andere kant heb je de armoedenorm
Spreker 11 ja
Spreker 3 je kan ook op die manier werke[n]
Spreker 11 ja
Spreker 3 die armoe*x
Spreker 11 xxx
Spreker 3 die is er ook niet echt hè?
Spreker 11 toch wel er staat in de in de tekst uh De Vadder staat erin dat de armoede gaat
uitgeschakeld worde[n] dat is [h]et doel
Spreker 3 ja
Spreker 11 en die uitschakeling gaat gebeure[n] door een sociale agenda en die sociale
agenda zal besproke[n] worde[n] in de tweede helft van [h]et jaar namelijk tijde[n]s [h]et
Franse voorzitterschap en de inhoud van die sociale agenda is ook al bekend want er werd
verweze[n] naar de beslissinge[n] van de raad van ministers van Arbeid en ministers van
Sociale Zaken dus heel concreet kom[t] [h]et [kɔ mət] erop neer dat we in elk van de
Lidstate[n] een nationaal beleid gaan krijge[n] actieplan tege[n] armoede om die armoede uh
tege[n] tweeduizend en tien met de helft te vermindere[n] en wat daarbovenop komt is dat die
verschillende instrumente[n] die zullen gebruikt worde[n] in die landen met elkaar gaan
vergeleke[n] worde[n] want dat is
Spreker 3 en de beste d'ruit genome[n]?
Spreker 11en de beste gaan d'ruit genome[n] worde[n] want dat is [h]et nieuwe eige[n]lijk
da[t] we afgesproke[n] hebbe[n] ik zou zegge[n] het revolutionaire van die top van Lissabon
dat is dat we dus geen uh vaste uh convergentiecriteria zoals men dat ingewikkeld noemt gaan
gebruiken
Spreker 3 ja vroeger ja
Spreker 11 zoals we dat gedaan hebbe[n] bij de economische en monetaire unie zegge[n] kijk
iedereen moet zoveel procent overheidstekort [h]ebbe[n] wat we nu doen zijn objectieven
stellen en dan aan de verschillende lidstaten toelate[n] dat ze die zelf invullen met eigen
beleidsinstrumente[n] en dan die beleidsinstrumente[n] met elkaar vergelijken en zegge[n]
kijk ne*d keer ja in België werkt dat beter dan bijvoorbeeld in in Groot-Brittannië
bijvoorbeeld op het vlak van gezondheidszorg zou Groot-Brittannië niet die ideeën uh van
België overneme[n]? en dan omgekeerd
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11 uh de tewerkstellingsgraad is bijvoorbeeld hoger in Nederland dan bij ons ah
zoude[n] we niet hun ideeën overneme[n]
Spreker 3 ja
Spreker 11 op het vlak van de tewerkstelling? bijvoorbeeld de verlaging uh van de last op de
arbeid zoals we nu op één april zulle[n] doen
Spreker 3 is he*a is [h]et dan niet spijtig dat Louis Michel niet op de foto mee gaat staan als
je deze resultaten mee naar huis brengt? is dat dan geen smetje eige[n]lijk op
Spreker 11 nee*z ik vin[d]
246
Spreker 3 op op die die die
Spreker 11 ik vin[d] ik vin[d] da[t] totaal onbelangrijk ik [h]eb dat ook gezegd ik [h]eb mij
uh ik wou absoluut op die foto staan ik moet u zegge[n] waarom ik stond er de vorige keer al
nie[t] op in Helsinki
Spreker 3 ja
Spreker 11en als ik er nu weer nie[t] ging opstaan ik ging thuis aan mijn vrouw nie[t] meer
kunnen uitlegge[n] nie[t]waar da[t] 'k [dɑ k] daar nog geweest was hè? als ge d'r twee keren
nie[t] op zijt uh wordt [h]et wa[t] moeilijk
Spreker 3 ja
Spreker 11 dus ik von[d] da[t]persoonlijk uh onbelangrijk en ik [h]eb uh gemerkt dat
gistere[n] trouwe[n]s uh uh Louis Michel ik vin[d] dat ook wel groot van [h]em
Spreker 3 beetje gas heeft teruggenome[n]
Spreker 11uh gas heeft teruggenome[n] en zelf heeft erkend da[t] dat misschien niet [h]et
slimste was dus ook die uitspraak over dat skiën niet en dat dat tekent toch wel uh Louis
Michel ik denk dat Louis Michel voornamelijk op zulke zaken reageert vanuit zijnen*d buik
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11 als ik het zo mag uh uh zegge[n] en dat uh dat het toch wel groots is van hem dat
hij nu kan erkenne[n] dat hij dat uh da[t] dat nie[t] goed was en da[t] dat uh fout zat
Spreker 3 want je hebt de indruk dat de man met twee mate[n] meet hè hij gaat wel naar
Kabila
Spreker 11 nee ik vind dat uh dat dat een
Spreker 3 televisie enzovoort en dan een Oostenrijkse premier
Spreker 11 nee ik denk dat dat uh da[t] dat overdreven is als je dat zegt ik denk dat [h]et heel
belangrijk is uh dat wij die uh die sancties tege[n] Ooste[n]rijk volhoude[n] ge moogt niet
vergete[n] op de top nu in Lissabon hebbe[n] de veertien lidstate[n] bij monde van de
Portugese voorzitter meneer Gutterez nogmaals aan meneer Schüssel herhaald dat we
doordoen met de maatregele[n] maar
Spreker 3 maar met de politieke?
Spreker 11 met de politieke maatregele[n] dus da[t] wil zegge[n] niets meer dan dat maar ook
niets minder dan dat en dan wil ik toch nog eve[n] terugkome[n] op wat u zei uh namelijk
twee mate[n] ik uh vin[d] dat helemaal niet wat wij daar in uh in uh uh Centraal-Afrika
probere[n] op gang te brenge[n] is juist een democratiseringsproces dat wij op gang brenge[n]
uh we gaan namelijk en we probere[n] namelijk door strikte voorwaarden te stellen duidelijk
te make[n] dat er ook in Centraal-Afrika in Congo iets moet veranderen dat er partijen
moete[n] komen
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11 dat er verkiezinge[n] moete[n] komen dat er een normaal beheer van de
staatszake[n] moet gebeure[n] dat trouwe[n]s niet eigen is aan xxx
Spreker 3 en dan kan je wel same[n] op de foto gaan staan? dat dat [h]et doel heiligt de
middele[n] op dat moment?
Spreker 11 wel ik ik ik zal nee belangrijk is dat we daar vooruitgang boeke[n] en die
vooruitgang denk ik dat uh mogelijk zal zijn ik verwacht toch uh van die rondgang als ik het
zo mag zegge[n] die informatieronde die de minister van Buitenlandse Zake[n] nu heeft uh
ondernomen dat we binnen hier en uh enkele maande[n] ook al eerste resultaten kunnen uh
merken in de zin dat er stappe[n] worde[n] gezet naar een wat ik zou durve[n] noemen
normaal beheer
Spreker 3 ja
Spreker 11van de overheidszake[n] want w[e] [h]ebben [wɛ bən] d'r natuurlijk geen enkel
belang bij uh wij in Europa uh vandaar die armoede die chaos die verwarring in [h]et
midde[n] van Afrika verder te zien toeneme[n] want da[t] zijn dan mensen uh die die lande[n]
247
willen ontvluchte[n] en waar kome[n] ze naartoe? ze kome[n] dan natuurlijk naar België
vrage[n] hier asiel aan en dergelijke meer en dat wil ik absoluut uh uh
Spreker 3 ja
Spreker 11 tegenhoude[n]*x
Spreker 3 u gaat zelf naar Rwanda binne[n]kort uh Rwanda-kenner professor Reyntjens zegt
da‟s onverstandig
Spreker 11 ja m*a
Spreker 3 d'r is niet eens een president om u te ontvangen
Spreker 11 maar ik moet wel zegge[n] dat uh professor Reyntjens die uh redeneert daar in
geostrategische en geopolitieke termen en als ik die
Spreker 3 u ga*a u gaat daarmee niet akkoord?
Spreker 11 neen ik ik ga daar ook om die rede[n] nie[t] ik ga daar om een heel eenvoudige
reden ik vin[d] dat [h]et tijd wordt uh uh dat na na zes jaar na na een genocide waarbij
achthonderdduizend mensen zijn uh afgemaakt op de meest brutale manier hè wij ik denk dat
niemand van ons uh zich die verschrikking kan voorstelle[n] xxx ge moogt ook nie[t]
vergete[n] dat daar dan tien Belgische para's zijn uh afgemaakt uh die ure[n] voor ulder*d
leve[n] hebbe[n] gevochte[n]
Spreker 3 ja
Spreker 11 zonder dat er dus één poging is ondernome[n] uh om ze te helpe[n] om ze te
redde[n] ondan[k]s [h]et feit dat men wist dat ze in moeilijkheden ware[n] ik heb da[t]
gebouw trouwe[n]s uh bezocht waar zij voor hun laatste leve[n] hebbe[n] uh gevochte[n]
Spreker 3 Ja maar
Spreker 11 maar ik ga daarnaartoe om daar
Spreker 3 klopt*x klopt maar professor Reyntjens zegt dat er op dit moment eenzelfde onrust
heerst en dat u die signale[n] nu negeert terwijl u dat verweet dat men dat toen*x
Spreker 11 en ik ga daar ik ga daar helemaal nie[t] om politieke redene[n] dus die ik ga daar
Spreker 3 maar gaat dat niet begrepe[n] worde[n] als een politiek signaal?
Spreker 11 neen ik ga dat ook heel duidelijk zegge[n] ik ga daar same[n] met die families uh
om een getuigenis af te legge[n] van de enorme gruwel die zich dee*u daar [h]eeft afgespeeld
en ik ga voornamelijk daarnaartoe uh om om ja een een eerbetoon te brenge[n] aan aan die
tien uh soldate[n] die eige[n]lijk in plan zijn gelate[n] geweest door uh door België en ik kan
u zegge[n] die ik denk dat het goed is dat wij dat same[n] met de families doen dat we
eige[n]lijk een streep kunne[n] ik vind dat in de politiek moet je kunne[n] uw fouten
erkenne[n] en ge kunt maar met [h]et verlede[n] leve[n] indien ge xxx op een bepaald
ogenblik er een streep onder trekt door te zegge[n] oké daar zat ik fout daar zat België fout en
België zat daar fout in negentienhonderd vierennegentig en daarom gaan we daarnaartoe
helemaal niet om politieke contacte[n] te hebbe[n] om een eerbetoon aan de
achthonderdduizend mense[n] die xxx daar op een gruwelijke manier op twee maande[n] tijd
zijn afgemaakt geworde[n] omdat het Weste[n] haar verantwoordelijkheid niet opnam en ten
tweede om eer te betoon*a betone[n] inderdaad aan die aan die tien para‟s die e*a e*a en de
familielede[n]
Spreker 3 goed*x ander onderwerp duikt het uh communautaire spook niet weer op?
bijvoorbeeld uh de
Spreker 11 wel*x [h]ier in België duikt dat af en toe ne*d keer op hè
Spreker 3 ja dat inderdaad
Spreker 11 dat is ons monster van Loch Ness zou ik zegge[n] hè
Spreker 3 maar u hebt dat
Spreker 11 dus uh
Spreker 3 u hebt dat in de fles probere[n] te houde[n] door die conferentie voor de
staatshervorming
248
Spreker 11 nee absoluut nie[t] mijn bedoeling van
Spreker 3 de covoorzitter daarvan Patrik Vankrunkelsven zegt nu de methode is een fiasco
Spreker 11nee ik denk [h]et niet ik denk dat uh eerst en vooral wil ik uh toch weerlegge[n]
uh de bedoeling van uh de oprichting van die interparlementaire en intergouvernementele
conferentie was niet om alles in de frigo te stoppe[n] integendeel uh de bedoeling is uh om op
een zinvolle manier uh oplossinge[n] ten gronde vinde[n] niet meer door tegen elkaar
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11 te strijden met de gewesten en de gemeenschappe[n] zoals we 't in ‟t verlede[n]
hebbe[n] meegemaakt
Spreker 3 stap voor stap?
Spreker 11 maar stap voor stap xxx
Spreker 3 net die methode zegt meneer Vankrunkelsven werkt niet ook meneer De Ba*a
Spreker 11 ik denk dat ze uh ik denk dat ze zal werke[n] want binne[n] [h]ier en pakweg tien
dage[n] uh zulle[n] wij met de resultate[n] kunne[n] naar voor kome[n]
Spreker 3 over welke onderwerpe[n]?
Spreker 11 over de
Spreker 3 over landbouw was een akkoord
Spreker 11 mijn mijn bedoeling als ik misschien eve[n] mag uitleggen?
Spreker 3 ja
Spreker 11 Uhm mijn bedoeling is in feite in drie stappe[n] te gaan uh met die conferentie
om eindelijk die probleme[n] 'ns definitief op te losse[n] in ons land want ook die
probleme[n] moete[n] opgelost worde[n]
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11 w[e] [h]ebben [wɛ bən] d'r al een heleboel aangepakt met de regering
sommige[n] vinde[n] zelfs te veel al en en en te diepgaand maar we gaan daarmee verder
moderniseringen openbaar ambt en dergelijke meer maar deze moete[n] ook 'ns uit de wereld
geholpe[n] worde[n] en ik wil dat doen in drie stappe[n] ik zou nu voor [h]et paasverlof nog
een politiek akkoord wille[n] bereike[n] over [h]et creëre[n] van meer homogene
bevoegdheidspakkette[n] in de geweste[n] en de gemeenschappe[n]
Spreker 3 wat is homogene bevoeg*a?
Spreker 11 homogene betekent dat er minder ruzie kan zijn tussen 't federaal niveau en de
geweste[n] en de gemeenschappe[n] over ah dat doe ik dat doe jij en dergelijke meer en in dat
in die richting denk ik dat landbouw in mijn opinie ook buitenlandse handel
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11 en een aantal kleindere*d uh elemente[n] van bevoegdhede[n] nog uh zoude[n]
moete[n] overgeheveld worde[n] naar de geweste[n] en gemeenschappe[n] zodoende dat je
niet meer
Spreker 3 voor Pasen
Spreker 11 daar zou een politiek akkoord moete[n] kunne[n] uh voor rond zijn voor Pase[n]
en ik ben daar volop aan aan ‟t werke[n] same[n] met de beide ministers van Institutionele
Hervormingen Louis Michel en J*a Johan Vande Lanotte en ik denk uh ik hoop ik denk ik
denk dat [h]et zal mogelijk zijn om voor het paasverlof dat rond te hebbe[n]
Spreker 3 ja
Spreker 11 da's een eerste fase tweede fase is dan gans de problematiek rond de gemeentewet
en de provinciewet hè u weet dat uh iets is dat al zoveel jare[n] gelede[n] werd afgesproke[n]
door de vorige regeringe[n] onder de mat is geveegd en nooit is opgelost daar zou mijn
bedoeling zijn om uh voor het einde van het jaar een doorbaak*u een doorbraak te krijge[n]
en dus die bevoegdheid ook over te hevele[n] uh naar uh de geweste[n] in k*a in casu dat
betekent dus dat de voogdij*x xxx
Spreker 3 en de derde f*a derde fase? Xxx
249
Spreker 11 dan is de derde fase uhm mijn bedoeling om uh en we kunne[n] daar natuurlijk in
de komende maande[n] al aan beginne[n] over na te denke[n] over te discussiëre[n] over te
debattere[n] want dat is nodig dat is om dan in de loop van begin volgend jaar ook rond de
financieringswet een wijziging te krijge[n]
Spreker 3 ja
Spreker 11en daar krijg je natuurlijk de de de de vraag van onderwijsministers die vrage[n]
da[t] ze graag meer geld zoude[n] [h]ebbe[n] de vraag van de Vlaamse Gemeenschap die zegt
ja er moet uh er kan een wijziging kome[n] van de financieringswet een wijziging
Spreker 3 preventie
Spreker 11 maar dan moet er
Spreker 3 preventie op veiligheidsgebied vraagt xxx
Spreker 11 maar dan moet er ja maar dan moet er voornamelijk fiscale autonomie komen
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11want dat is de vraag uh van uh de Vlaamse Gemeenschap dus mijn bedoeling zou
zijn van dat in de loop begin de loop van [h]et jaar tweeduizend en één tot een goed einde te
brenge[n] en ik weet enfin ik begrijp da[t] wel hè dat sommige[n] wat uhm
Spreker 3 hum ja want u bent zeer optimistisch hier hè?
Spreker 11 wat uh ja
Spreker 3 als ik hoor wat de reacties zijn uh van meneer Vankrunkelsven meneer De
Batselier uh en en en nog een aantal andere[n] xxx
Spreker 11 die zouden graag
Spreker 3 de CVP zijn
Spreker 11 die zouden
Spreker 3 zijn zeer uh pessimistisch daarover hè?
Spreker 11 oh g[e] [h]ebt [ɣ ɛ pt] pessimiste[n] in ‟t leve[n] en optimiste[n] in 't leven hè?
Spreker 3 ja u bent optimist?
Spreker 11 ik ben een optimist ggg
Spreker 3 ggg
Spreker 11 ik probeer de zaken altijd op een positieve manier te benadere[n] en dat is ons
toch nie[t] zo slecht gelukt de voorbije maande[n] met deze regering hè?
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11 een gans akkoord over laste[n]verlaging gaat nu in voege de ideeë[n] die we
vertolkt [h]ebben actieve welvaartsstaat
Spreker 3 maar voor
Spreker 11 die bepale[n] mede de Europese agenda
Spreker 3 voor hetzelfde geld mag ik het rijtje aanvulle[n] een PS-voorzitter die van leer
trekt tegen een veiligheidsplan van van een een een minister 'k bedoel het hoort ook in het
rijtje thuis hè?
Spreker 11 uh natuurlijk want dat is op zichzelf allemaal uh xxx
Spreker 3 maar u zegt dan open debatcultuur?
Spreker 11 open debatcultuur ja ik vin[d] i*a ge kunt maar in een land vooruitgang boeke[n]
als er eerst op een bepaald ogenblik rond een moeilijk probleem hè bijvoorbeeld snelrecht
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11 da's er nu door hè da's vorige week uh uh goedgekeurd donderdag in de senaat en
zal dus vanaf één juni van toepassing zijn zodoende ik wil dat toch nog eve[n] onderstrepe[n]
want daar ging [h]et [h]ier vorige week over
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11 meneer De Vadder
Spreker 3 ja klopt
Spreker 11 en uh 'k wou daar toch ook e*a even iets over zegge[n]
250
Spreker 3 maar vermits het nu gestemd is uhm xxx
Spreker 11zodoende dat dus uh vanaf uh één juni uhm als er iemand op heterdaad betrapt
wordt dat die man ook onmiddellijk zal kunne[n] veroordeeld worde[n] voor de rechtbank tot
hier toe [h]ebbe[n] we een systeem dat als iemand een crimineel feit pleegt hij wordt op
heterdaad betrapt ja die is vaak vroeger thuis dan het slachtoffer thuis is of nie[t]? dat gaan we
verandere[n] met het snelrecht
Spreker 3 er bestaat ook al een snelrecht
Spreker 11 en dat er daar dan
Spreker 3 op dit moment hè?
Spreker 11 en dat er daar dan discussie over is
Spreker 3 mm-hu
Spreker 11rond dat veiligheidsplan ja ik vin[d] dat op zichzelf niet slecht want dat is juist de
sterkte van deze regering denk ik en van deze meerderheid dat is dat op bepaalde
ogenblikke[n] rond uh cruciale onderwerpe[n] er discussie is debat is er verschillende visies
zijn maar dat leidt er juist toe dat dan binne[n] een aantal weke[n] dat zal ook met het
veiligheidsplan gebeure[n] dat zal klaar zijn tegen ongeveer midde[n] mei dat er dan ook iets
concreet gebeurt een echt veiligheidsplan uh zal kome[n] 'k geef een ander voorbeeld ‟t
asielbeleid men [h]eeft [h]ier maande[n] gelede[n] herinner u gezegd ja gaat er een asielbeleid
kome[n] en dergelijk meer daar was ook verschillende mening over vandaag is dat asielbeleid
er vandaag [h]et aantal asielzoekers gaat maand na maand uh achteruit en we krijge[n] de
zaak opnieuw onder controle vandaag
Spreker 3 dus uw
Spreker 11 zijn er gedwongen uitwijzingen hopelijk xxx
Spreker 3 dus uw optimisme is gestaafd door de feite[n] zegt u?
Spreker 11ik denk dat dat optimisme gestaafd is door [h]et feit dat we er elke keer in slage[n]
van die cruciale probleme[n] waar de mense[n] mee bezig zijn hè denk maar aan asielbeleid
denk maar aan veiligheid denk maar aan de lastenverlaging dat uiteindelijk de mense[n] zien
ah [h]et gebeurt en dat er daar daarvoor vooraleer dat we tot de conclusie kome[n] wat
discussie is bwa ik vin[d] dat op zichzelf uh niet verkeerd
Spreker 3 hum leuk leuk voor de democratie?
Spreker 11't is niet alleen leuk voor de democratie ik denk dat die discussie ook de motor is
uh die maakt dat er uiteindelijk oplossinge[n] uit de bus kome[n]
Spreker 3 Hum is uw optimisme ook gestaafd door peilinge[n]? want er was bijvoorbeeld de
peiling in in Antwerpe[n] waaruit blijkt dat de de VLD ja [h]et niet slecht doet hè?
Spreker 11 ja ik uh over peilinge[n] durf ik nie[t] veel nie[t] meer zegge[n]
Spreker 3 nee klopt
Spreker 11 want ik [h]eb ooit al uh in [h]et verlede[n] uhm
Spreker 3 ja
Spreker 11verkeerde ervaringe[n] gehad [ɣ ɑ t] me[t] peilinge[n] maar [h]et is inderdaad een
vaststelling die we kunne[n] doen dat de meerderheidspartijen die dat dit project werkten
telke[n]s als er nu een peiling wordt gehoude[n] uh telkens uh vooruitgaan en
Spreker 3 ja ma*a mag ik u nog een citaat dat u zelf u hebt ooit gezegd dat het succes van
deze regering zal af te meten zijn aan de achteruitgang van het Vlaams Blok volge[n]s deze
peiling plafonneren ze gewoon da's niet echt achteruitgang hè?
Spreker 11 ja maa[r] ik [h]eb dat ook gezegd met [h]et oog op uh tweeduizend en drie uh ik
vin[d] dat uh we absoluut nu nie[t] moge[n] zegge[n] ah de gemeenteraadsverkiezingen zijn
een test uh voor uh deze regering 'k [h]eb altijd gezegd ik neem de handschoen op uhm
tweeduizend en drie de volgende parlementaire verkiezinge[n] die moete[n] make[n] dat
extreem-rech[t]s achteruitgaat door [h]et succes van en de resultate[n] van deze regering en uh
daar blijf ik bij
251
Spreker 3 stoort [h]et
Spreker 11 ik ga daar ook niet van af
Spreker 3 stoort [h]et dan niet dat in de districtsraad van Ekere[n] [h]et Vlaams Blok
zevenendertig procent volgens die enquête zou kunne[n] hale[n]? net daar waar jullie regering
uh een een een asielcentrum
Spreker 11 maar uh
Spreker 3 heeft gepland
Spreker 11uh ja ondertusse[n] denk ik dat de mense[n] daar ook al anders tege[n] aankijke[n]
toen was er daar veel commotie over ondertusse[n] [h]eeft men gezien dat dat asielcentrum er
is dat [h]et voornamelijk om om kindere[n] gaat om zwangere vrouwe[n] gaat de mensen in
de buurt ik heb die reacties zelf kunne[n] uh vaststelle[n] die zijn vandaag de dag heel anders
en heel positief
Spreker 3 dus die
Spreker 11 uh daartegenover
Spreker 3 zevenendertig procent
Spreker 11 om maar uh u
Spreker 3 dat zou kunne[n] verandere[n] volge[n]s u?
Spreker 11 u zegt [h]et zelf in die enquête waarover u het heeft uh blafonneert*u en daalt
zelfs het uh het Vlaams Blok uh een beetje pas op hè ik wil uh waarschuwe[n] uh peilinge[n]
zijn maar peilinge[n]
Spreker 3 ja
Spreker 11 ik [h]eb [h]et in ‟t verlede[n] al zelf voldoende meegemaakt maar nogmaals voor
mij komt de test nie[t] nu uh op acht oktober aanstaande voor mij komt de test uh in
tweeduizend en drie in tweeduizend en drie uh moet dit land een modernisering van zijn
overheidsapparaat achter de rug hebbe[n] met het afschaffe[n] van de kabinette[n] daarin da's
één van de politieke kabinette[n] moet zij een een echt degelijk asielbeleid hebbe[n] zowel
met regularisatie als uitwijzing moet er een economische groei zijn die is er nu al uh en ik
denk dat al die elemente[n] [ɛ ləmɛ ntə] same[n] gaan make[n] dat de mense[n] zegge[n] ah
die regeringspartije[n] doen 't nog zo slecht nie[t] late[n] we maar verder hun vertrouwe[n]
geve[n] eerder dan extreme oplossingen uh nog naar voor xxx
Spreker 3 ja laatste vraagje over Antwerpen [h]oe erg is dan de zaak Gantman voor de
Antwerpse VLD?
Spreker 11 ja helemaal niks met de uh met de VLD te make[n] 't is gewoon een uh een
private aangelegenheid heel belangrijk is dat daar uh onmiddellijk denk ik door de plaatselijke
voorzitter zeer goed op uh gereageerd is en dat er nu een uh een een jongedame uh schepe[n]
uh is uh die uh uitstekende papiere[n] uh kan voorlegge[n] en voor de rest is [h]et aan [h]et
gerecht om zijn werk te doen
Spreker 3 maar het blijft een individuele zaak?
Spreker 11 uiteraard
Spreker 3 het straalt niet af op de partij?
Spreker 11'k denk [h]et nie[t]
Spreker 3 goed hartelijk bedankt Guy Verhofstadt
Fv600230
Spreker 1, spreker 12, spreker 13 en spreker 14
Spreker 1 de Vlaamse minister van Mobiliteit Steve Stevaert doet opnieuw van zich spreken
hij vindt dat je geen druppel alcohol in je lijf mag hebbe[n] als je achter het stuur kruipt nu
252
geldt dat ze maximaal uh nul komma vijf promille in je bloed moge[n] vinde[n] alleen heeft
de Vlaamse minister niet de bevoegdheid om dat te beslisse[n] hij gaat er dan maar op
aandringe[n] bij zijn federale collega van Verkeer want zo uh wil hij het aantal
verkeersslachtoffers met één derde terugdringe[n] dat staat zo in het Vlaams regeerakkoord
negatieve reacties alom en daarom een debat met Romain Poté verkeersdeskundige en Luc De
Bouw uh van horeca Vlaandere[n] Brussel meneer Stevaert waarom een totaal verbod?
Spreker 12 da's naar aanleiding van een uh discussie heb ik die uitspraak gedaan en dat was
al sinds lang mijn overtuiging omdat we nu in een zeer onduidelijke situatie zitte[n] jonge
man of jonge vrouw vraagt aan z'n vader op [ɔ b] achttien jaar krijg ik de sleutels? krijg ik de
wagen? vader vader zegt ja maar rij voorzichtig respecteer uh de regels en niet drinke[n]
jonge man zegt op dat moment ja maa[r] papa ik mag van de wet drinke[n] een paar pintjes en
dan begint de discussie hoeveel is een paar pintjes? ik ben wat dikker ik ben wat dunner ik
mag wat meer drinke[n] bovendien de situatie is zo in Vlaanderen in België dat wij
ongelofelijk veel verkeersslachtoffers hebbe[n] en ik zeg nie[t] da[t] dat alleen te make[n]
heeft met die situatie
Spreker 1 mm-hu
Spreker 12 dat heeft met tal van toestande[n] te make[n] maar heeft te make[n] met
onaangepast rijgedrag en als we in de toekomst zulle[n] analyses make[n] dan zal dat te
maken hebbe[n] met rijde[n] onder invloed niet alleen van alcohol maar ook van drugs ik
vin[d] dat de overheid een duidelijk en krachtig signaal want binne[n] tien jaar gaat men aan
de politici vrage[n] gaat er een onderzoekscommissie kome[n] en dan gaat die vrage[n]
waarom ware[n] wij zo laks rond [h]et gegeve[n] verkeersslachtoffers?
Spreker 1 u handelt toch niet uit angst hè? Ggg
Spreker 12 ik handel nee want dit is een bijzonder onpopulaire maatregel wie mijn verleden
kent
Spreker 1 daar bent u zich van bewust? toch
Spreker 12 ik ben me daar absoluut
Spreker 1 want toen die norm van nul komma komma vijf is uh ingevoerd dan was zeventig
procent van de bevolking tegen
Spreker 12 ja als
Spreker 1 dus populair zult u
Spreker 12 als ex-cafébaas was [h]et ook nie[t] populair van socialist te zijn
Spreker 1 ggg
Spreker 12'k heb altijd mijn mening uh gezegd
Spreker 1 ja
Spreker 12 wie commerce heeft heeft geen mening
Spreker 1 mm-hu
Spreker 12maar ik ben niet in de politiek gegaan om populair te zijn ik ben in*x
politiek gegaan om mijn zaak te doen om te zorge[n] dat de zake[n] verandere[n] en in [h]et
regeerakkoord zette[n] dat [h]et aantal verkeersslachtoffers moet dale[n] met met één derde is
niet populair 't is zelfs heel gevaarlijk
Spreker 1 meneer Poté uhm ik [h]eb de documentatie d'rop nageslage[n] in drieënnegentig
was u nog voor een totaal verbod op alcohol
Spreker 13 ja uh inderdaad
Spreker 1 waarom bent u van gedacht veranderd?
Spreker 13 een mens verandert ook van gedacht natuurlijk hè
Spreker 1 ggg
Spreker 13 uhm nee [h]et is zo dat inderdaad [h]et nog altijd zo is dat volkomen alcoolvrij*d
rijden de beste oplossing is hè daar zijn wij 't allemaal over eens maar dan moet men meteen
ook zeggen dat uh drugsvrij rijd[e]n geneesmiddelenvrij rijd[e]n rookvrij rijd[e]n uh
253
inderdaad ggg uh ook zou moeten ingevoe*a ingevoerd word[e]n nu we [h]ebben geprobeerd
verleden jaar uh meneer de minister met uw vo*a met uh nationale federale staatssecretaris
Jan Peeters hebbe[n] wij geprobeerd in bij de drugs een zerotolerance uh grens in te voer[e]n
maar is nie[t] gelukt
Spreker 12 proficiat
Spreker 13dat is nie[t] gelukt da‟s nie[t] gelukt xxx om praktische redene[n] er zijn bepaalde
product[e]n die van die van die stoff[e]n bevatt[e]n die zoud[e]n kunn[e]n wijz[e]n op
druggebruik en die [h]et eige[n]lijk nie[t] is enzovoort dat is [h]etzelfde met alcohol [ɑ lkol]
[h]oor als ik uh allee als uw nul komma nul grens uh van kracht wordt dan ben ik strafbaar als
ik mijnen*d auto buite[n]zet na een praline geëten*d t[e] [h]ebben [tɛ bən] met drank in dat
klinkt belachelijk maar 't is zo
Spreker 1 of wijnsaus is nie[t] haalbaar
Spreker 12 ja ja maar allee nu zijn we de zake[n] aan ‟t ridiculisere[n]
Spreker 13 nee xxx
Spreker 12 laat laat mij
Spreker 13 nee ik
Spreker 12 laat mij
Spreker 13 ik*x ridiculiseer met ee[n] voorbeeld wat u zegt xxx
Spreker 12 nee mijn bedoeling is niet dat de federale regering iemand z'n rijbewijs afneemt
omdat [h]ij een Mon Chérie praline gegeten [h]eeft da's absoluut nie[t] mijn uhmijn bedoeling
mijn bedoeling is zerotolerance dat wil zegge[n] niet drinke[n] rijden en drinken gaat niet
same[n] en of men dat op nul komma één uit-uh-drukt*u daar gaat [h]et mij niet over maar
nul komma vijf geeft [h]et signaal dat men kan drinke[n] en rijde[n] tezamen
Spreker 1 en da's niet duidelijk?
Spreker 12 en da's niet duidelijk en als men dat technisch uitwerkt dan
Spreker 13 nul komma vijf is één pint per uur hè xxx
Spreker 12 ja ziet ge daar begint de discussie
Spreker 1 meneer De Bouw?
Spreker 14uh ja mevrouw ik denk dat uiteindelijk uh het signaal dat de minister geeft het
verwondert ons dat als ex-collega dat dat van hem komt want hij kent daar de consequenties
van en hij gaat die ook kunnen inschatten ik wil [h]et ook nie[t] rediculisere[n]*u maar ik
[h]eb den*d indruk dat uh de minister uiteindelijk probeert uh zijn gratis busbeleid in Hasselt
z'n bussen vol te krijge[n] met uh die maatregel en ik heb toch wel den*d indruk dat dat niet
gaat lukken op die manier
Spreker 1 laten we [h]et 'ns heb*a
Spreker 14 om de eenvoudige
Spreker 1 laten we [h]et 'ns [h]ebben over de reacties in viere[n]negentig vijfe[n]negentig
toen die andere norm werd ingevoerd wat ware[n] de reacties toen bij 't publiek?
Spreker 14bij 't publiek ware[n] die vrij negatief om d[e] eenvoudige dəɣ ə]
rede[n] dat uh de consument [kɔ nzymɛ nt] zich eige[n]lijk uh op dat oge[n]blik in een
psychosetoestand bevond van er mag nie[t] meer gedronke[n] worde[n] de nul komma acht
wat betekent dat? wat betekende dat? en wat is de nul komma vijf? 'k zou zegge[n] toen die
campagne toen ingekleed werd was [h]et eige[n]lijk een stuk [h]ekse[n]jacht dat men uh
Spreker 1 hum mense[n] dierven*d gewoon nie[t] meer drinke[n]?
Spreker 14 uh niet meer drinken nu
Spreker 1 en wat betekende dat voor de zaken?
Spreker 14dat betekende op dat ogenblik ongeveer een derde van [h]et zake[n]cijfer uh
algemeen genomen de consument heeft zich ondertusse[n] aangepast we hebbe[n] uh ik zou
zegge[n] met alle partners op [h]et werkveld in de fameuze Bob-campagne gelanceerd omdat
we duidelijk wiste[n] dat er inderdaad een nood was aan informatie uh dat we en ik denk dat
254
[h]et vandaag gebruikelijk is wie speelt Bob? Maar volge[n]s [h]et voorstel van de minister is
het morgen wie speelt nul? en tusse[n] nul en Bob zijn is er nog een fundamenteel
onderscheid dus ik denk dat die maatregel uh zoals hij dat voorstelt eige[n]lijk
maatschappelijk niet draag*a niet draaglijk is
Spreker 1't is niet haalbaar hè als er geen publiek voor is?
Spreker 12 uh toen voor de nul komma vijf was er ook geen publiek uh want men kan
Spreker 1 Hebbe[n] we net gezegd ja
Spreker 12ja w[e] [h]ebbe[n] [wɛ bə] kunne[n] de publicaties daarvan leze[n] maar ik stel
voor want de horecasector heeft probleme[n] en uh we zoude[n] moete[n] proactief zijn dit is
een trend die gaat aankome[n] en als we daar niet op inpikke[n] dan brenge[n] we de
horecasector in gevaar want ik herinner mij nog dat de horecasector absolute tegenstander was
van campagnes zoals Bob uiteindelijk heeft de horecasector gedraaid en is ze gaan
meewerke[n] en daar wil ik hun voor voor danke[n] want dat was geen evidente zaak als men
de oude publicaties leest komt men tot zeer merkwaardige vaststellinge[n] en men blijft de
discussie blijf*u drinke[n] en rijde[n] kan same[n] volge[n]s de horeca ik vin[d] dat een fout
uitgangspunt en da's echt nie[t] voor mijn busse[n] te vulle[n] want daar [h]eb ik een ander
probleem ik zal busse[n] moete[n] bij inzetten
Spreker 1 nee maar m*a mense[n] gaan niet uit op limonade hè da's wel duidelijk?
Spreker 12 ah? uh waarom zou dat in de toekomst uh niet kunne[n] veranderd uh worde[n]?
we zien dat [h]et Bob-systeem wie had ooit durve[n] voorspelle[n] dat [h]et Bob-systeem zou
werke[n]? Bove[n]dien één dode gaat bove[n] alles en da[t] is [dɑ s] altijd in mijn beleid ik
stel altijd veiligheid bove[n] alles en dat gaat bove[n] eigendom veiligheid moet bove[n] alles
gaan en daar we moet men van uitgaan als minister bevoegd voor uh voor mobiliteit en de
discussie is nu ope[n] en men moet nu verder discussiëre[n] hoe dat men technisch moet
uitwerke[n] en natuurlijk zou [h]et veel handiger zijn van mij om daar geen uitspraken over te
doen maar toen ik café had had ik ook die over*a overtuiging het moet maar uw zoon of uw
dochter zijn die verongelukt in [h]et in [h]et verkeer
Spreker 1 meneer Poté?
Spreker 13 ja ik wil toch ev[e]n relativer[e]n de Bob-campagne [h]eeft uh succes zegt de
minister bewijs mij dat eens ik zie sinds jaar en dag in de statistiek dat negen à tien procent
van de ongevall[e]n te wijt[e]n zijn aan alcoolmisbruik*d intoxicatie ja maa[r] ja uh ik zie dat
die cijfers ook onderschat zijn als wij de als wij inderdaad al de slachtoffers van een
verkeersongeval onderwerpen aan een bloedproef dan zien wij dat niet tien procent maar
dertig à veertig procent xxx
Spreker 1 die controles gebeuren niet systematisch als er
Spreker 13 daar kom ik op xxx
Spreker 1 een ongeval gebeurd is hè?
Spreker 13daar wil ik op kome[n] die controles er gebeur[e]n er*x voor 't ogenblik
tweehonderd vijftigduizend uh controles door de rijkswacht laat ons zeggen dat er uh nog nog
ne*d keer zoveel gebeur[e]n door de politie 't is gevaarlijk maar enfin laat ons tell[e]n xxx dat
betekent dat vijf procent van de automobilist[e]n per jaar gecontroleerd word[e]n dat betekent
dat ik een ganse automobiliste[n]carrière kan rijd[e]n zonder gecontroleerd te word[e]n ik ben
nog nooit gecontroleerd uh de mens[e]n zitten hierrond ja maa[r] ja dat be*a dat beteken[t] als
ik uh m*a met kerst en nieuw*a nieuwjaar niet rij dan kan ik twee leve[n]s rijde[n] zonder
controle
Spreker 12 hum ja uwe*d mag ik? oké*x u bewijst dat mijn voorstel zinvol is de Bob-
campagne werkt want de horeca werk[t] d'raan mee da's één vaststelling een tweede
vaststelling is dat de handhaving niet werkt dat de controle niet uitgevoerd uh wordt en daar
ben ik [h]et mee eens maar 't is zeer merkwaardig dat de federale regering nu opmerk[t]
255
waarvoor zij bevoegd is als ik iets over haar bevoegdheden zeg ja maa[r] we zulle[n] beter
gaan controlere[n] in de toekoms[t] waarom heeft men dat in het verlede[n] niet ge*a
Spreker 1 maar daar zou u voor kunne[n] ijveren natuurlijk hè?
Spreker 12 maar ik ijver daar
Spreker 1pakkans vergroten
Spreker 12 ik ijver daar ook voor maar dat zende[n] jullie niet uit want dat is niet
controversieel
Spreker 1 ggg
Spreker 12daar hale[n] jullie mij niet uit mijn bed uh voor ik ijver voor meer uh controle da's
nogal nogal wiedes [h]et heeft geen zin om regels te stelle[n] en ze dan niet te controlere[n]
maar 't heeft wel zin om over die regels te discussiëre[n] en [h]et ik [h]et siert de horeca dat ze
aan de Bob-campagne meewerke[n] maar dat wil nog altijd volumtaristisch*u niets zegge[n]
er zijn veel te veel slachtoffers zegt meneer Poté
Spreker 1 ja
Spreker 12 ik ben [h]et eens met [mɛ d] hem
Spreker 1 Meneer De Bouw?
Spreker 14uh ik kan uh 'k zou alleen wille[n] bijtreden hè uh we mogen [h]et debat nie[t]
emotioneel voeren uh ieder verkeersslachtoffer omwille van alcohol is een verkeersslachtoffer
te veel dat is een [h]ypothese die we ook vooropgesteld [h]ebben in [h]et debat van de nul
komma acht naar de nul komma vijf het enige wat ik zeg is dat men moet proactief werke[n]
en proactief werke[n] betekent eige[n]lijk de consument [kɔ nzymɛ nt] overtuige[n] vandaag
dat rijden onder invloed niet kan ik zou alleen wille[n] zegge[n] dat de nul komma vijf
vandaag inderdaad een aanvaardbare grens is en ik denk dat men [h]et binne[n] Europa over
die norm ongeveer eens is om te zegge[n] nul komma vijf is een aanvaardbare regel ik kan
alleen zegge[n] dat de inspanninge[n] die vanuit mijn sector gebeure[n] om inderdaad die nul
komma vijf en dat rijden onder invloed de aan de aandacht van de consument onderworpen te
houden dat die blijft in het kader van wat xxx dus in [h]et kader van de Bob-campagnes en we
zullen daarin verder doorgaan maar het signaal dat ik naar u geef vandaag is dat men het
zodanige debat focaliseert op de alcohol dat men eige[n]lijk de andere fenomenen die verband
houden met verkeersonveiligheid en ik denk rijden onder medicatie rijden onder drugs
enzovoort dat wordt systematisch van [h]et
Spreker 1 ja laten we 't even over die drugs hebben hè want dat is net gebleken uit dat
onderzoek in Antwerpe[n] van de Wodca-campagnes één op zes mense[n] één op vijf
jongere[n] rijdt onder invloed van drugs?
Spreker 12ja da's ook zerotolerance uh mij gaat [h]et nie[t] over alcohol [ɑ lkol] alleen mij
gaat [h]et ook over marihuana gaat [h]et over andere over andere producte[n] en d'r zulle[n]
nog studies kome[n] en die zulle[n] nog verplettender*u zijn bovendien die nul komma vijf ik
hoop dat Europa de nul komma vijf aanvaardt ik hoop dat Europa strenger gaat maar we zien
dat in Nederland er een evolutie is Scan*a in de Scandinavische lande[n] dat er een evolutie is
en late[n] we voor zijn op die evolutie want wij wij [h]ebben een zeer grote
verantwoordelijkheid in België wij [h]ebben [h]et hoogste aantal verkeersslachtoffers van
gans Europa wij vergete[n] dat nogal erg licht
Spreker 13uh eerst en vooral 't is Europees hè nul komma vijf is Europees voorgesteld en
iedereen [h]eeft zich dat is de zich aan [h]et aanpass[e]n aan die nul-komma-vijf-grens er zijn
nog twee land[e]n in Europa Italië en Zwitserland waar men nul komma acht [h]eeft de rest
[h]eeft de nul komma vijf ingevoerd met uitzondering van Pol[e]n en Zwed[e]n die nul
komma twee [h]ebb[e]n
Spreker 12 en Nederland voert [h]et debat om naar nul xxx
Spreker 13 ja maar ja
Spreker 12 twee te gaan
256
Spreker 13 maar die [h]ebb[e]n nul komma vijf die [h]ebb[e]n nul komma vijf maar da‟s xxx
Spreker 12 wij [h]ebben ook nog nul komma vijf wij wille[n] xxx xxx
Spreker 13 ja natuurlijk xxx
Spreker 1 Hum meneer Poté wat is [h]et verschil tusse[n] uhm rijden uh zonder invloed en
rijden met nul komma vijf in je bloed? wat is [h]et [h]et ongevallenrisico dan? want dat is
bestudeerd hè?
Spreker 13wel ge moogt reken[e]n dat bij nul komma vijf [h]et ongevalsrisico op een
dodelijk ongeval hè ongeveer twee keer groter is dan uh bij ‟t rijd[e]n uh in volledig nuchtere
toestand rond zeg ik altijd [h]et is inderdaad juist dat [h]et alcoholvrij rijd[e]n de beste
oplossing is daar blijf ik bij dat zei ik in drieënnegentig al xxx
Spreker 1 Ja en van die variaties zoals ze uitprobere[n] uh in uh of waar ze aan denke[n] in
Nederland of uh [h]et vooral toespitse[n] op jongere[n] die moge[n] maar onder invloed want
die [h]ebbe[n] minder rijervaring is dat dan een goede zaak?
Spreker 13in in de wet van eenennegentig de de fameuze wet-Dehaene is voorgesteld
geweest om degene[n] die een rijbewijs kreg[e]n en xxx nog in hun stageperiode zat[e]n om
die ofwel alcoholvrij ] te late[n] rijd[e]n ofwel met nul komma twee dat is
afgeketst door [h]et parlement
Spreker 1 wat is 't effect van nul komma twee overigens?
Spreker 13 nul komma nul komma twee is uh ongeveer één en [ən] half één en half
Spreker 1 ah ja
Spreker 13 h]et risico verhoogt ongeveer één op dus [h]et minste [h]et minste
alcoolgebruik*d verhoogt uw risico dat*x zij*x beduidelijk*d daar zijn we 't duidelijk over
eens hè?
Spreker 1 mm-hu
Spreker 13 uh maar ook [h]et minste gebruik van drugs [h]et minste gebruik van ggg van
geneesmiddele[n]
Spreker 1 maar dat soort variaties uh
Spreker 13[h]et minste gebruik van 'k weet nie[t] wat allemaal xxx
Spreker 1 nul komma twee of bepaalde categorieën anders bekijke[n]
Spreker 12 ah ja
Spreker 1 wat vindt u daarvan?
Spreker 12voor mij zou dat al een gigantisch succes zijn mocht er iets van die nul komma
vijf afgaan maar ik blijf bij mijn uitgangs-uh-stelling*u en ik ik ben blij da[t] meneer Poté dat
hier nog ee[n]s duidelijk stelt
Spreker 1 mm-hu
Spreker 12 ik zie dat we in andere sectore[n] ongelofelijke bedrage[n] investere[n] in de
brandweer in tal van sectore[n] ongelofelijke bran*a uh uh cijfers investere[n] om [h]et aantal
slachtoffers te vermindere[n] ik zie naar aanleiding van de Dutroux-affaire dat heel het land
Octopus-affaire noem maar op op stelte[n] staat terecht verontwaardig[d] is
Spreker 1 ja
Spreker 12 en ik vin[d] [h]et zo erg dat wij niet verontwaardigd zijn over [h]et aantal
verkeersslachtoffers
Spreker 1 ja dagelijkse dode[n]
Spreker 12 en ik weet da[t] dat een bijzonder onsympathieke stelling is
Spreker 1ja maar moet er dan niet uh beter campagne gevoerd worden? want dat lees je
deskundige[n] zegge[n] uh je moet duidelijk make[n] dat er een pakkans is die moet dus ten
eerste verhoogd worde[n] maar dat moet je dan ook communiceren
Spreker 12 ja maar daar [h]et w[e] [h]ebben [wɛ bən] een mentaliteitswijziging nodig en dat
kunt ge via campagnes doen dat is preventief maar ge zult daar een repressief luik moete[n]
aan aan koppele[n] en op dat vlak is er nog heel wat [wɑ d] werk te doen
257
Spreker 1 maar die moete[n] same[n]gaan hè?
Spreker 12 maar daar is nogal wat verwarring over want dat iemand die nul komma vijf
heef*u die is in orde iemand die nul komma zes heef*u is niet in in orde
Spreker 14 ja
Spreker 12 dit is een zeer moeilijke grens en dit is niet duidelijk en dit is niet
communiceerbaar [kɔ mynike:rba:r] naar de bevolking toe dit is niet uitlegbaar naar de
bevolking
Spreker 1 Meneer De Bouw?
Spreker 14 ja ja maar daar ben ik [h]et dus nie[t] mee eens hè we moge[n] zegge[n] dat de
nul komma vijf eige[n]lijk een maximumgrens is ik zou zegge[n] wat[h]eeft [h]et wat is [h]et
effect geweest van de nul komma vijf? dat men eige[n]lijk de consument [kɔ nzymɛ nt] die
zich verplaatst me[t] z‟n voertuig dat [h]ij eigenlijk niet drinkt ja? en ik zou zegge[n] ook in
m'n eigen familie is [h]et zo dat er de vraag gesteld wordt wie speelt Bob? dat kan dus zijn dat
inderdaad m'n echtgenote op dat ogenblik nog een aperitief drinkt maar voor de rest van de
avond geen alcohol nie[t] meer [h]eeft in uw voorstel is [h]et nu zo dat zelfs dat aperitief
nie[t] meer kan dus zou 'k zeggen meneer de minister ik denk da[t] je de grens zo hoog aan
het leggen zijt dat [h]et eige[n]lijk maatschappelijk nie[t] meer functioneert en ik stel mij de
vraag ook vanuit mijne*d sector dan in hoeverre dat [h]et nog zal aanvaard worde[n] en dat
men nie[t] naar ander uitwijkmogelijkhede[n] gaat zorge[n] waardoor dat je het probleem
dermate verschuift dat [h]et nog erger wordt
Spreker 12 tien tien jaar gelede[n] of X aantal jare[n] gelede[n] was de discussie over nul
komma acht juis[t] dezelfde discussie
Spreker 1 mm-hu
Spreker 12 ik ben ervan overtuigd dat we binne[n] tien jaar hier mogelijk terug zitten maar
dat*x het*x
Spreker 1 [h]et blijft moeilijk voor u hè? 't is uw bevoegdheid niet u moet er bij xxx op
aandringe[n] bij uw federale collega
Spreker 12 ja 't is uh en op [h]et op [h]et federale vlak zal dat nog veel moeilijker ligge[n]
omdat in [h]et andere landsgedeelte in Wallonië men totaal anders denk[t] [dɛ ɳ k] over
snelheid over alcoholgebruik en dergelijke uh meer mocht dat een Vlaamse bevoegdheid zijn
dan zou dat veel haalbaarder zijn ik ben d'rvan overtuigd dat Vlaandere[n] op dat vlak meer
gesensibiliseerd is om strenge verkeersregels en [h]et gaat inderdaad niet alleen over alcohol
maar [h]et gaat over de mentaliteit van de autobestuurder tachtig [tɑ ɣ ətəχ] procent van de
ongevalle[n] die we hebbe[n] in Vlaandere[n] hebbe[n] te make[n] met onaangepast rijgedrag
en binne[n] dat onaangepast rijgedrag is gebruik van drugs gelegaliseerde en niet-
gelegaliseerde drugs
Spreker 1 gelegaliseerde? Ggg
Spreker 12 ja uh alcohol is een gelegaliseerde drug en
Spreker 1 op die manier ja u krijgt [h]et laatste woord kort nog eve[n]
Spreker 13awel*x ja*x wel uh ik meende xxx eve[n] in te pikke[n] op dat uitwijk[e]n naar uh
we zien nu ook bijvoorbeeld met de drugwetgeving zien wij dat er nieuwe product[e]n op de
markt kom[e]n de energiepil de de peppil die uh gebaseerd is op uh cafeïne niet strafbaar
maar die [h]etzelfde onveiligheidseffect [h]eeft als de verboden drugs xxx
Spreker 12 daarom moete[n] we nie[t] van [h]et standpunt afwijke[n]? Ggg xxx
Spreker 13 ja maar nee nee nee nee nee nee maar ik bedoel maar dat men zoekt naar
alternatiev[e]n men zal altijd zoek[e]n naar roesverwekkende middel[e]n en wij wij
Spreker 1[h]et publiek*x
Spreker 13 ja wij gebruik[e]n honderd vijftien liter bier per jaar in België en per man we
rijd[e]n drie keer per dag met onzen*d auto weg xxx
258
Spreker 12 maar ik zou toch even*x maar 't is toch een merkwaardige stelling dat uh dat de
minister strenger is
Spreker 13 ggg ja 't is inderdaad xxx
Spreker 12 dan de de vertegenwoordiger van uh van de vereniging
Spreker 1 ggg
Spreker 12 en u probeert mij mij uit te legge[n]
Spreker 1 heren 't is alleszins duidelijk
Spreker 12 maar maar rijden onder invloed kan niet
Spreker 1 nee
Spreker 14 maar daar zijn we 't over eens
Spreker 1 en d'r is nog heel veel werk dat is ook duidelijk bedankt meneer de minister
meneer Poté en meneer De Bouw
Fv600237
Spreker 1, spreker 15 en spreker 16
Spreker 1reacties in de Gentse Volderstraat de kunstenaar Jan Fabre leek er wel blij mee en
ook Jan Hoet als de naam Jan Hoet valt dan hangt er controverse in de lucht hij debatteert met
Tobias Leenaert van de actiegroep Diere[n]bevrijding die hebbe[n] gistere[n] nog een
protestactie gehoude[n] aan het kunstwerk goeiemorgen allebei
Spreker 15 Goeiemorgen
Spreker 1 uh Jan Hoet veel discussie in de strate[n]
Spreker 15 uh
Spreker 1 is [ɪ z] [h]et daardoor alleen al een succes die tentoonstelling?
Spreker 15ik denk dat hé da's 't bewijs dat uh dat er van kunst een zekere kracht uitgaat hé en
uh ten aanzien van elke kracht uh staan er verschillende opinies dus uh ge kunt zegge[n] ja ik
hou d'rvan ik hou d'r nie[t] van
Spreker 1 dus 't is de bedoeling dat mense[n] daarover praten?
Spreker 15 ik ben ertegen ik ben ervoor hè en dat is [h]et [h]et is ook uh trouwe[n]s uh door
deze tentoonstelling die nu eindelijk ook in de stad gebeurt
Spreker 1 mm-hu
Spreker 15 dus in de in de body*v in [h]et lichaam van de stad uh dat bijvoorbeeld de
mense[n] beginne[n] te praten op straat
Spreker 1 ja
Spreker 15normaal gaan ze van 't ene punt naar [h]et andere zonder dat ze mekaar treff[e]n of
zien of sprek[e]n of beluister[e]n dus nu eindelijk is er uh [h]et is ongelofelijk [h]oe dat de
mensen groe*a zich groepere[n] rond een bepaald werk daarover prat[e]n dus ook over andere
dingen praten dan over [h]et kunstwerk
Spreker 1 Ja maar had u verwacht dat de reacties zo hevig zoude[n] zijn? want wat hebbe[n]
we allemaal niet gehoord? Jan Hoet moet gecolloqueerd worden
Spreker 15 ja ja
Spreker 1 hij wil alleen maar shockeren
Spreker 15 ja
Spreker 1 had u het verwacht?
Spreker 15 ik uh dat [h]et [dɑ t] zover ging gaan had ik nie[t] verwacht natuurlijk hè want ze
zeggen de kunstenaar hé die provoceert [prɔ voke:rt] niet 't is altijd [h]et kunstwerk die
provoceert [prɔ voke:rt]
Spreker 1 hum
259
Spreker 15 uh en da's [h]et probleem da's da's de nuance
Spreker 1 ja
Spreker 15 men denkt altijd dat de kunstenaar iets doet om te provoceren [prɔ voke:rən] dat
ik een tentoonstelling doe om te provocer[e]n [prɔ voke:rən] maar da's dus absoluut nie[t]
waar
Spreker 1 da's bij deze rechtgezet hé?
Spreker 15 alleen maar om om om discussies t[e] opene[n] [topənə] ook om over kunst na te
denk[e]n over de plaats van de kunst na te denke[n] en de plaats van de kunstenaar in onze
maatschappij
Spreker 1 Ggg en die is in de stad
Spreker 15 ah de ja
Spreker 1 meneer Leenaert bent u blij dat Gent zo een levendige stad is? want dat blijkt nu
wel hè
Spreker 16ja daar ben ik wel heel blij om natuurlijk en het 't gaat niet uh in d[e] eerste
[de:rstə] plaats om een uh om een protest tegen kunst of tegen dat kunstwerk uhm wat wij
gedaan hebben is eigenlijk uh een actie gevoerd ik wil [h]et geen protest noemen maar een
actie gevoerd in [h]et kader van ons algemeen ongenoegen met de vleesindustrie en
Spreker 1 maar door die actie hebt u wel reclame gemaakt voor de tentoonstelling dat was
niet echt de bedoeling
Spreker 15 en en voor de vleesindustrie
Spreker 1 ggg
Spreker 16 dat denk ik dat denk ik niet
Spreker 1 ja iedereen heeft het merk nu gehoord hé Gandaham
Spreker 16 ja maar
Spreker 1 heeft in alle krante[n] gestaan
Spreker 16 dat zoude[n] ze sowieso gedaan hebben zonder onze actie
Spreker 1 ja
Spreker 16hè dus uhm maar wij [h]ebben reclame gemaakt oké en misschien komen er [dər]
meer bezoekers maar als wij die boodschap daar kunnen aan toevoegen onze boodschap dan
geeft [h]et me niet dat er meer bezoekers komen dat kan dan maar goed doen hè wat wij
willen doen hebben is wij vonden dit kunstwerk uhm een situatie waarin vlees eigenlijk naakt
en rauw aan die zuilen hangt wij vinden dat dat een zeer goede gelegenheid is voor 't publiek
om geconfronteerd te worde[n] met wat vlees werkelijk is normaal mense[n] wete[n] nie[t]
meer wa[t] vlees is 't ligt op [h]un bord 't is verborge[n] 't is gebakke[n] 't 't [h]eeft 't ligt
onder een saus en nu zien ze daar eigenlijk da[t] naakte tafereel dat vlees en ze worde[n]
geconfronteerd met de eigenlijke werkelijkheid van vlees
Spreker 1 maar wat moete[n] ze dan denke[n]? van goh hier wordt gemorst met eten? ter
waarde van uh [h]et is zeshonderd kilogram geloof ik en ter waarde van kwart miljoen tot
driehonderd twintig duizend is is is [h]et dat wat u heeft getroffen?
Spreker 16uhm neen uhm in d[e] eerste [de:rstə] plaats wel wat waar wij tegen zijn is [h]et
gebruik van uh dieren als objecten voor menselijke doeleinden maar van voedselverspilling
spreke[n] we nie[t] omdat wij een dierenrechtenorganisatie zijn wij zijn allemaal vegetariërs
en wij spreek*a wij zien vlees niet als voedsel überhaupt niet
Spreker 1 ja
Spreker 16 dus vlees is voor ons geen voedsel dus we spreke[n] niet over voedselverspilling
Spreker 1 ma*a maar u hebt dat uh wel gehoord en daarop gereageerd
Spreker 15 ja
Spreker 1 want eerst is er zelfs foutieve informatie over verspreid
Spreker 15 ik uh da's inderdaad waar l*a eerst en vooral [h]et is perfect goeie Gandaham
Spreker 1 perfect consumeerbaar
260
Spreker 15 t is den*d beste die ge kunt [h]ebben
Spreker 1 ja
Spreker 15 dus den*d beste ham in België
Spreker 1 en vers
Spreker 15 dat is absolu*a
Spreker 1 want het ging over de houdbaarheidsdatum hè?
Spreker 15 en en vers en vers bove[n]dien
Spreker 1 ja
Spreker 15en twee keer gerookt twee keer gerookt dus dat is een no*a ongelofelijke kwaliteit
en en dat [h]angt buiten dus da's perfect dat [h]angt in den tocht dus uh da[t] moet altijd zo
zijn en da[t] gaa[t] lang beware[n] zeker drie maand natuurlijk als de volksgezondheid d'r uh
[h]oe zou 'k zegge[n] zijn zijn onderzoekinge[n] doet en [h]et is allemaal perfect dan is er
geen enkel probleem
Spreker 1 maar waarom is er eerst
Spreker 15 maar van zodra uh er problemen zijn voor de volksgezondheid dan ben ik
akkoord da[t]*z we ‟t weg[h]alen
Spreker 1 ja maar Jan Hoet waarom is er eerst foutieve informatie over verspreid? nee 't is
verstreke[n]
Spreker 15 da[t] is een
Spreker 1 de houdbaarheidsdatum
Spreker 15 da[t] is een totale da[t] is een totaal misverstand geweest door één van de
medewerksters xxx
Spreker 1 maar u bent
Spreker 15 ik ben xxx
Spreker 1 dat kome[n] vertelle[n] volgens Jan
Spreker 15 nee xxx
Spreker 1 en Jan Fabre ook die heeft er ook v*a
Spreker 15 nee ik ben nie[t] kome[n] vertelle[n] dat dat vervallen vlees is dat [h]eb ik nie[t]
verteld
Spreker 1 nee
Spreker 15 ik heb gezegd voilà wij leven in een in een periode van welstand
Spreker 1 ja
Spreker 15dat [h]eb ik gezegd hè xxx een periode van welstand hoort het verlies d'rbij als wij
denke[n] bijvoorbeeld [h]oeveel kilometers wij doen met per auto één komma vier personen
in ons land wadde*d wat een verspilling dat dat is aan benzine
Spreker 1 mm-hu
Spreker 15uh [h]oeveel pollutie da[t] da[t] veroorzaakt één komma vier personen per auto
moe[t] 'ns voorstell[e]n? dat is een gigantisch mocht ge da[t] geld allemaal hè uh een
beetjen*d uh be*a besparen hè xxx dan zoude[n] we dan zoude[n] we misschien Afrika
kunn[e]n [h]elp[e]n
Spreker 1 ja
Spreker 15 maar nie[t] met die met die vijfhonderd kilogram ham
Spreker 1 uw*z reactie?
Spreker 16 wel wat wij zeggen wij zien uhm die eige[n]lijk kleine verspilling van van geld
en van van vlees en weet ik veel uh zien we als symptomatisch voor een veel grotere
verspilling die eige[n]lijk gepaard gaat met de vleesindustrie in ‟t algemeen vlees het kweken
van vlees het produceren van vlees is inherent uh verspillend hè uh [h]et verspilt enorm veel
water in tegenstelling tot groenten en planten kweken en [h]et is zo da[t] je om één kilogram
varkensvlees te produceren uh om da[t] te producere[n] heb je veel meer plantaardig voedsel
nodig
261
Spreker 1 ja
Spreker 16dus voor elke kilogram varkensvlees die uit een varken komt moet je er uhm veel
meer kilogrammen planten groenten uh graan in investere[n] dus dat is eigenlijk de
voedselverspilling die wij zoud[e]n willen benadrukken en dat die die kleine verspilling wij
wij praten daar zoals zoals gezegd niet over voedselverspilling is symptomatisch daarvoor en
we zeggen kom we gaan nu dat [h]et kunstwerk er toch is we gaan de mensen daar een beetje
proberen doen over nadenken en uhm we [h]ebben dus eige[n]lijk maar een extra dimensie
aan [h]et kunstwerk toegevoegd of een eigen interpretatie gegeven zoals de kunstenaar
trouwe[n]s zelf voorgesteld [h]eeft
Spreker 1 ja
Spreker 16 maar dus over voedselverspilling in se daar zijn er andere mensen die daar uhm
over geklaagd [h]ebbe[n] over geroepen [h]ebben maar dat was niet onze boodschap
Spreker 1 dus dat sluit gewoon
Spreker 15 i*a ik vin[d] da[t]
Spreker 1 aan
Spreker 15 ik vin[d] da[t] een edelmoedige houding
Spreker 1 ja
Spreker 15 dat is uh ik vin[d] dat een correct standpunt dat [h]ij [h]eeft een
Spreker 1 mm-hu
Spreker 15 en maar dan kom[t] [h]et [kɔ mət] eropaan ben je 't daarmee eens of niet? uh er
zijn andere bewegingen daar ten aanzien van dat kunstwerk die die bijvoorbeeld werkelijk
agressief word[e]n en die [h]et kunstwerk defigurer[e]n
Spreker 1 wat bedoelt u met defigurere[n]?
Spreker 15 dus uh als xxx dus uh dis-xxx dus uh kapotmaken stukmaken de ham d'r a*a van
aftrekken de folie d'r los van trekk[e]n da[t] zijn dingen die nie[t] serieus zijn
Spreker 1 dat wekt agressie op
Spreker 15 da[t] is
Spreker 1 echt hé?
Spreker 15 da[t] noemt dat noemt censuur da[t] vin[d] 'k*d ik [vɪ nəkɪ k] dacht dat is een
censuurmentaliteit en die moet men uitschakele[n] xxx
Spreker 1 wat is 't gevaar?
Spreker 15 gevaar
Spreker 1 dat mensen d'r echt van gaan eten?
Spreker 15wablief? als ze ja luistert uh uh ge ge ge eet toch ook geen geen hesp die ge op de
grond vindt hè ah ja uh en die aan een paal [h]angt uh gaat ook nie[t] opeten hè uh da's toch
duidelijk hè trouwe[n]s
Spreker 1 ik
Spreker 15 trouwe[n]s van zodra de kunstenaar [h]et materiaal transformeert tot een
kunstwerk tot een vormgeving dan is 't geen hesp nie[t] meer ceci*v n'est*v pas*v une*v
pipe*v zegt Magritte
Spreker 1 ja
Spreker 15 da's 'tzelfde dat is geen ham begrijp je?
Spreler 1 maar mense[n] begrijpe[n] dat niet altijd hè
Spreker 15 da's materiaal da's inderdaad waar ja
Spreker 1 ik moet denke[n] aan uh het televisieprogramma De Mol waar David op gegeve[n]
moment van een slagroomtaart proeft
Spreker 15 ja
Spreker 1 die staat in een museum
Spreker 15 ja
Spreker 1 is op dat moment een kunstwerk
262
Spreker 15 ja
Spreker 1't is heel menselijk om dat xxx
Spreker 15maar de mensen de mensen kijken nie[t] meer ze ze ze ze zegge[n] wa[t] ze
denken maar ze kijke[n] nie[t] want als ge kijkt dan zie[t] de*d gij nie[t] genen*d ham dan
zie[t] de*d gij gelijk nen*d prachtige roze marmeren Carara of zoiets da‟s ongelofelijk [h]oe
schoon da[t]
da[t] is ja
Spreker 16 wij zien daar in d[e] eerste [de:rstə] plaats geen geen marmer maar maar
gestorven dieren aan aan die zuilen xxx
Spreker 15 ja da's inderdaad
Spreker 1 u ziet lijke[n] hange[n]
Spreker 15 maar ge ziet xxx materiaal da[t] gebruikt is
Spreker 16 ja
Spreker 15 maar ge ziet niet de transformatie
Spreker 16 uhm wel ja wij proberen uhm wij proberen te wijzen op die transformatie en op
de op de band tussen de dieren en dat vlees
Spreker 1 dus u kunt [h]et onmogelijk mooi vinde[n]? want als je d'r onbevange[n] probeert
naar te kijke[n]
Spreker 16 ja
Spreker 1 dan zie je
Spreker 16 we denke[n]
Spreker 1 daar inderdaad die blinkende marmer nee?
Spreker 16 daar uiteraard aan hé je kan daar nie[t] naar kijke[n] zonder te denke[n] wat 't
impliceert en wat erachter zit uhm ik weet nie[t] misschien als je nie[t] zou wete[n] da[t] da[t]
vlees is uh da[t] je da[t] misschien mooi kan vinde[n] ik spreek mij nie[t] uit over 't feit of dat
't mooi is of nie[t] of kunst is of nie[t]
Spreker 1 dat interesseert u niet?
Spreker 16uh dat interesseert mij wel maar 'k bedoel dat is de discussie nie[t] voor ons ik ga
nie[t] beginne[n] schreeuwe[n] van dat is geen kunst of uhm 'k vind 't eventueel kan ik
zegge[n] 'k vind 't geen ethische kunst hè d'r is uh d'r d'r zijn proble*a probleme[n] mee denk
ik uhm maa[r]*d ik ga nie[t] zegge[n] 't is geen kunst of uh of 't is slechte kunst of 't is xxx
xxx
Spreker 1 moet kunst ethisch zijn?
Spreker 15 maar ik vind ik vind die discussie die discussie vin[d] ik correct
Spreker 1 ja
Spreker 15 ik vin[d] de discussie nie[t] correct wanneer men agressief wordt en wanneer men
die dingen gaa[t] kapotmake[n] xxx uh uhm uw [h]aar staa[t]*z mij nie[t] aan awel 't is goed
'k ga mijn schaar nemen en 'k knip ‟t af
Spreker 1 zeg
Spreker 15 ja uh voilà
Spreker 1 laat [h]et hè ggg
Spreker 15 natuurlijk maa[r] ge begrijpt*x da[t] doe[t] de*d nie[t] dus hè ge kun[t] nie[t]
zegge[n] ge kunt zegge[n] ik hou d'r nie[t] van ik ben ertege[n] da[t] da[t] gebeurt xxx maar
ge kun[t] nie[t] zegge[n] dat kan niet
Spreker 1 ja
Spreker 15 da[t] kun je nie[t] zegge[n] want dan wordt da[t] censuur
Spreker 1 wat wat heeft die kunstenaar daar nu eigenlijk mee wille[n] zegge[n]? want
Spreker 15 de kunstenaar [h]eeft hé wel dat is [h]et de kunstenaar een
Spreker 1 d'r is kritiek op de universiteit heb ik gehoord?
263
Spreker 15 een kritische reflectie over de universiteit namelijk dat de universiteit moe[t] je
toegeve[n] dat is [h]et instrument van de rede
Spreker 1 mm-hu
Spreker 15 en waarvoor is de rede meestal gebruikt geword[e]n? om alles wat lichamelijk is
te overschaduw[e]n en te overstijgen [h]et lichamelijke wordt overstegen door de plaats van
de vrouw vandaag krijgt [h]et lichamelijke in ene keer weer karakter en wordt [h]et weer
centraal gese*a gesteld in de maatschappij dus rede en lichaam er is geen geest zonder
lichaam nie[t] waar? en dat is [h]etgeen da[t] de kunstenaar wil zegge[n] één ten tweede de
universiteit is ook [h]et instrument om de waarheid te gaan zoeke[n] en de waarheid bevindt
zich nie[t] op de huid maar ze bevindt zich achter de huid en daardoor uh xxx [h]eeft [h]ij
[h]eeft [h]ij ham gebruikt indien [h]ij uh [h]et zou schildere[n]
Spreker 1 mm-hu
Spreker 15 zoals [h]et eruitziet dan was [h]et geen dan was [h]et nie[t] onder de huid dan was
[h]et de huid dus een bourgeois schilderijtje
Spreker 1 ja
Spreker 15 nie[t] waar? Me[t] trompe*v l'oeil*v dat is de huid en [h]ij zegt we gaan dieper
gaan vandaag gaan we dieper we moete[n] dieper gaan want da[t] wordt een decor
Spreker 1 ja
Spreker 15 we moeten dieper gaan dus en daarom [h]eeft [h]ij ham gebruikt
Spreker 1 bent u mee?
Spreker 16ik ben mee ja uhm u kan er natuurlijk uh gelijk welke interpretatie aan geven denk
ik uhm 'k zou zeggen ja als je 't [h]ebt over kritiek op de universiteit uhm misschien vind je 't
bij [h]et haar getrokke[n] maar universiteit komt van uhm [h]omo*v universalis*v en als wij
daarmee één persoon asso*a associëren dan is [h]et Leonardo Da Vinci da[t] was een uhm een
overtuigd vegetariër een heel grote diere[n]vriend en ik denk da[t] die z*a zich zou
omdraai[e]n in zijn graf als we eige[n]lijk gaan uh varkens kleven op uh de universiteit
Spreker 15 ja goed maar uh [h]ij [h]eeft ook kanonn[e]n uitgevond[e]n
Spreker 16 dat [h]eeft [h]ij ook uitgevond[e]n*x
Spreker 15 en hij was hij was een ontwerper voor militaire nieuwe tuigen enzovoort
Spreker 16 ja
Spreker 15 waarmee heel veel mense[n] gedood zijn
Spreker 16 ja
Spreker 15 waarmee men uh [h]et barbarisme in de in de ontwikkelingsland[e]n uh [h]eeft
[h]eeft ge*a uh gerealiseerd dankzij hem
Spreker 1 mag ik u nog één ding vrage[n] Jan Hoet? u gaat uh na uw pensionering naar
Duitsland?
Spreker 15 ja
Spreker 1 dan gaan we dit soort spektakels moete[n] misse[n] hè?
Spreker 15 uh ja maa[r] ge ge kunt ze nog altijd influistere[n] van op afstand
Spreker 1 dank u wel Jan Hoet bedankt meneer Leenaert
Fv600243
Spreker 1, spreker 17 en spreker 18
Spreker 1 bij ons de regisseur Rob Van Eyck en Saartje Vandendriessche die zag u daarnet in
de rol van Vicky met wie het helaas ook slecht zal aflopen Rob Van Eyck de film is
genadeloos afgemaakt in de pers hè een monster zonder waarde amateurisme troef een
bedenkelijk stukje huisvlijt wat denk jij als je dat leest?
264
Spreker 17 ja dus uh we lat[e]n da[t] aan 't publiek over hè dus uh ik vermoed dus da[t] de
journaliste[n] de film twee keer hadde[n] moete[n] zien
Spreker 1 mm-hu
Spreker 17 da[t] ze dan misschien wel van gedacht zoude[n] verander[e]n omdat [h]et niet zo
eenvoudig is xxx
Spreker 1 je je trek[t] [h]et [trɛ kət] je niet aan eige[n]lijk
Spreker 17ik trek [h]et me nie[t] aan en ook uh ik [h]eb nog een chaotische film wille[n]
make[n] omdat [h]et leve[n] van Dutroux en al wat errond [h]ing ook nogal chaotisch was en
daarom ik heb dus ook uh niet alleen de story van Dutroux gemaakt maar ook uh in die story
de mix gemaakt met de roze ballette[n] en uh
Spreker 1 mmm we kome[n] daar dadelijk nog op terug maa[r] ik wil eerst eve[n] wete[n]
wat jij vindt Saartje van die kritiek [h]et is jouw eerste acteerervaring voor film
Spreker 18 voor film
Spreker 1 ja
Spreker 18 ja da[t] klopt uh ik heb daar eige[n]lijk ook nie[t] echt zwaar aan getild want ik
had [h]et eige[n]lijk wel verwacht omdat ik weet dat uh de meeste Vlaamse films worden
[wɔ rə] afgebroke[n] dus was ik uh er ook van overtuigd dat Blue*v Belgium*v ging
afgebroke[n] wor[d]e[n] [wɔ rə] en g*a je probeert als actrice natuurlijk zo goed mogelijk je
rol neer te zette[n] maar ik weet van mezelf dat er foute[n] zijn gebeurd op de set da[t] 't
scenario ook nie[t] zo echt goed aan elkaar hing geen continuïteit dus ik denk wel dat uh de
journaliste[n] terecht zijn
Spreker 1 mm-hu xxx Rob geen goe[d] scenario zegt uw actrice
Spreker 17 uh nee nee maa[r] ze ze moet zegge[n] z[e] [h]ee[ft] [ze:] [h]et scenario nooit
nie[t] in z'n geheel nie[t] geleze[n] hé dus
Spreker 1 nee maa[r] je hebt de film in z'n geheel gezien be*a ben je d'r nu blij mee als je 'm
ziet?
Spreker 18 nee uhm de eerste keer als ik [h]em zag dan was [h]et [wɑ st] wel eve[n] slikken
dus uh 't is 't is ook altijd [h]eel moeilijk om jezelf op groot scherm te zien en met jezelf dus
geconfronteerd te worde[n]
Spreker 1 Hm da's waar daar moet je aan wenne[n]
Spreker 18 maar uhm mits dat ik [h]em twee drie keer heb gezien uhm vond ik dat [h]et
resultaat eige[n]lijk nog vrij goe[d] meeviel 't kon 't [h]ad erger gekund
Spreker 1 hm ja maa[r] wat vind jij? vind jij [h]et een goede of een slechte film?
Spreker 17 ja zeg ik ga toch over m'n eigen film uh xxx
Spreker 1 Maa[r] ik heb dat geleze[n] 't schijnt da[t] je 'm zelf niet goed vindt
Spreker 17 ja maa[r] nee ik zeg nie[t] [h]et is wat is een goede film?
Spreker 1 zeg [h]et mij
Spreker 17 in 't Laatste Nieuws krijg ik bijvoorbeeld twee sterre[n] dus staat ge bij bij bij drie
Spreker 1 ja
Spreker 17 uh Oscarwinnaars
Spreker 1 misschien is het een film waar dat niet van toepassing is hè goed of slecht
Spreker 17 nee da's ook zo [h]et [h]et is ge kun[t] [h]et [kʌ nət] bijna ah een dramadocument
noe*a
Spreker 1 uhu
Spreker 17een documentaire noeme[n] maar ik heb [h]et wille[n] make[n] om om om omdat
uh d[e] affaire rə] Dutroux ik vermoed dus uh bij mij pleegt 'm zelfmoord dus ik
vermoed dus da[t] dat ook wel in 't echt zal gebeure[n] uh dus we gaan nooit een proce*a
Spreker 1 jij doet voorspellinge[n] met deze film
265
Spreker 17ja ik vermoed da[t] we nooit een proces gaan krijge[n] da[t] de mensen nooit
nie[t] gaan wete[n] wie dat er in feite achter zat maar da[t] ze naar mijnen*d film gaan
kijke[n] en dan zien ze wie dat d'rachter zit
Spreker 1 moge[n] we dan eige[n]lijk wel lache[n] met deze film als dat over zoiets gaat?
Spreker 17 o ja bij de studente[n] in Leuve[n] bij de sneak uh is daar uh is daar gelache[n] en
en en zet ge daar tweehonderd vrouwe[n] dan wordt er geweend zo eenvoudig is dat
Spreker 1 ja je je [h]ebt zelfs na die sneak preview de studente[n] bedankt dat ze ware[n]
blijve[n] zitte[n] hè dan moet 't toch wel erg zijn?
Spreker 17 ja maar omda[t] da[t] voor ne*d Vlaamse film nie[t] zo eenvoudig is
Spreker 1 ja
Spreker 17 ik ik ik uh meneer Rastelli vertelt mij dus dat er sneaks zijn waar da[t] gans de
zaal buite[n] loopt dus
Spreker 1 ja
Spreker 17 gewoon als er een Vlaamse film is dus uh
Spreker 1 da's bij jou
Spreker 17[h]et is allemaal Amerikaanse film da[t] de klok slaat
Spreker 1 niet gebeurd
Spreker 17dus als wij ik vin[d] da[t] d*a de Vlaminge[n] en de Belg[e]n in 't algemeen veel
te weinig chauvinist zijn wat over twintig jaar kon dus a*a als als er mense[n] nog zes-
zevenhonderdduizend frank uh zes- zevenhonderdduizend mensen naar de cinema ginge[n] nu
is dat stopt dat met tweeduizend met tienduizend
Spreker 1 ja hoeveel zijn d'r gaan kijke[n] in Diest tot hiertoe?
Spreker 17 awel ik vermoed dat we nu op twee weke[n] aan vijfhonderd zitte[n]
Spreker 1 vijfhonderd*x
Spreker 17 dus voor een klein zaaltje is da[t] nie[t] slecht
Spreker 1 ja
Spreker 17 want de laatste Vlaamse films hebbe[n] zeventienhonderd en veertienhonderd
mensen gedaa[n] xxx
Spreker 1 volg jij dat een beetje?
Spreker 18 nee
Spreker 1 hoeveel mensen er gaan? nee daar ben je niet nieuwsgierig naar?
Spreker 18 nee totaal niet
Spreker 1 je stuurt ook niet je hele familie om te gaan kijke[n]
Spreker 18 nee want
Spreker 1 en nog een keer te gaan kijke[n]?
Spreker 18ik vin[d] da[t] ik vin[d] da[t] ook nie[t] erg dat uh dat de film eige[n]lijk uh zo
weinig wordt gedraaid 'k ik til mij daar ook nie[t] zwaar aan je werkt aan een project als
actrice je probeert die rol zo goed mogelijk neer te zette[n] dat is gebeurd en je begint aan de
volgende aan [h]et volgende project en daarmee
Spreker 1 maar we moge[n] je d'r toch aan herinnere[n]?
Spreker 18 ja dat wel ggg
Spreker 1 want ja je wou er vandaag toch over kome[n] prate[n]?
Spreker 18 maar 't is ook zo ik vind voor mij is dat helemaal geen film over Dutroux
Spreker 1 waarover dan wel? waarover gaat die film? xxx
Spreker 18 ik vin[d] dat 't is zo voor mij is da[t] gewoon een Vlaamse avonture[n]film ik zie
eige[n]lijk heel weinig gelijkenisse[n] met met Dutroux zelf 't is [h]elemaal anders gebeurd
[h]et gaat ook nie[t] over kindere[n] bij ons in de film want wij spele[n] de meisjes die
gekidnapt wor[d]e[n] [wɔ rə] da[t] zijn da[t] zijn meisjes van onze leeftijd dus 't gaat totaal
nie[t] over kindere[n]
Spreker 1 een een volwassen vrouw hè voor alle duidelijkheid
266
Spreker 18 ja buite[n] een paar details zie ik daar geen enkele gelijkenis mee xxx
Spreker 1 ja uhm maar d'r staat wel op uh uh als ondertitel de Dutroux-connection hè
Spreker 17 ja als Saartje dus geen gelijkenis ziet dus ik zie die gelijkenis wel
Spreker 1 ja
Spreker 17 en er zijn andere mensen die dat ook zien xxx
Spreker 1 maar meteen ontken je dat dan weer
Spreker 17 nee
Spreker 1 want het ga*a 't is toch fictief staat er dan ook in een tekst op uh xxx
Spreker 17 ja ja maar dus nu moe[t] [mudə] 'ns kijken ook uh deze film is nie[t]
gesubsidieerd wij moete[n] trachten ons cente[n] terug te pakke[n]
Spreker 1 ja
Spreker 17 dus de film [h]eeft maar laat ons zegge[n] veertien miljoen gekost uh [h]oe kunt
ge die verkope[n]? dus ik pak ik pak ik 'k gok [h]et meest op 't buitenland hè dus alhoewel dat
Vlaanderen ooit nog wel zal volge[n] geen probleem e*a en zeker Wallonië
Spreker 1 heb je dat aan Dutroux gevraagd of je zijn naam mocht gebruike[n] om jouw film
te verkope[n]?
Spreker 17 nee 'k [h]eb da[t] nie[t] gevraagd en en Dutroux is uh ja hij moet me dan maar
een proces aandoen dan moet 'm [h]et er maar
Spreker 1 je zou d'r nog blij mee z*a zijn ook eige[n]lijk hè me[t] zo‟n proces of niet zie ik
dat verkeerd?
Spreker 17 ik ik goh ik weet nie[t] uh daar zulle[n] wel processe[n] kome[n] want dus mmm
als die film in Brussel komt of zo vermoed ik nog wel van een paar uh instellinge[n] dus uh
dat er wel uh gaat gevraagd worde[n] [wʌ rə] om om bepaalde zake[n] te knippe[n]
Spreker 1 denk je dat?
Spreker 17 ja ja
Spreker 1 Maa[r] he*a heb ik [h]et goed dat je wel een beetje geniet van die heisa want toen
die Dutrouxf*a uhm acteur gecast werd dan was er enorm veel pers hè tot [h]et buite[n]land
toe
Spreker 17 awel ja da*a dat zeg ik juist als ik daar Dutroux niet de naam Dutroux bij bij
geplaatst [h]ad
Spreker 1 ja
Spreker 17 dan was er geen belangstelling geweest en en [h]oe kunne[n] wij wij met een
beperkt budget aa*a aan publiciteit [h]oe kunne[n] wij nu in 't buite[n]land ne*d film
verkope[n] a*a als als ge nie[t] durft Dutroux op zette[n]?
Spreker 1 ja [h]oe [h]oe gaat dat gaan in Cannes? want je wil daarnaartoe hè
Spreker 17 in Cannes [h]ebbe[n] wij dus een officiële vertoning in de Marché maar ik ben
van plan om om op [h]et strand een een een grote vertoning xxx een nachtvertoning te geve[n]
dus ik heb ooit daar eens ne*d film in brand gestoke[n] dat weet ge
Spreker 1 ja ja ja ja
Spreker 17 voor de trappe[n] van ‟t paleis
Spreker 1 ja
Spreker 17 uh maar nu ga ik dus een vertoning geve[n] voor [h]et publiek voor de Cannois
en da[t] gaat dan nen*d [h]ekse[n]ketel worde[n] da[t] ben ik zo xxx en en natuurlijk iedereen
zal terug erover spreke[n] en en zo kan dat verkocht worde[n] met kleine bedrage[n] maar die
kleine bedragen gaan [h]et dus uh wel wel doen dan da[t] we misschien ook zij hebbe[n] ook
ik [h]eb geparticipeerd zij heeft geparticipeerd z[e] [h]ebbe[n] [zɛ bə] w[e] [h]ebben
[wɛ bən] een deel uitbetaald maar dus xxx
Spreker 1 maar participeren dat betekent je hoopt dat er winst is want dan krijg jij daar ook
een stukje van hè
Spreker 17 ja ja ja
267
Spreker 1 denk je dat? zal d'r winst gemaakt worde[n]?
Spreker 18 ik vrees er een beetje voor
Spreker 1 ja en uh ga je mee naar Cannes overigens?
Spreker 18 ik denk [h]et nie[t] nee
Spreker 1 nee da*a dat ga je niet meemake[n] uhm is er een volgend project op stapel?
Spreker 17 ja 'k [h]eb uh verschillende projecte[n]*d [proʒ ɛ ktə] ik ik ik ben nu bezig met
een een een thriller van Staf Knop een uh thriller
Spreker 1 want jij had nu 't dioxineverhaal kunne[n] aangrijpe[n] bijvoorbeeld ook een
Spreker 17 ja xxx nee zeg uh uh ik ben nu uh nu ga 'k een beetje kalmer doen zo'n uh film
make[n] waar da[t] nie[t] te veel heisa rond is uh een thriller à la Hitchcock
Spreker 1 ja dus toch die heisa die die hoeft niet elke keer?
Spreker 17 nee 'k heb nog wel een verhaal over over mistoestande[n]*d in een afkickcentrum
en zo maar als als ik daar weer ga mee beginne[n] dan krijg 'k [h]et weer op mijnen*d
duvel*d hè
Spreker 1 Ja en wat zijn jouw planne[n]?
Spreker 18 ik [h]eb juist gedaan met een kortfilm en volgende week beginne[n] we terug met
een kortfilm en voor de rest zit ik ook in de muziek dus uh we gaan een nieuwe single
opneme[n]
Spreker1 jij bent echt vertrokke[n] hè
Spreker 18 Ja
Spreker 1 dus dat was een goede start van jouw filmcarrière?
Spreker 18 ja nochtans [h]eel veel mense[n] [h]ebbe[n] mij verwittigd van doe het niet ook
omdat het uh onderwerp nogal uh gevaarlijk was
Spreker 1 en je hebt het toch gedaan
Spreker 18'k [h]eb [h]et toch gedaan ja
Spreker 1 ja
Spreker 18 ja 'k ben er eigenlijk 'k vin[d] nie[t] erg
Spreker 1 wi*a wil je haar nog caste[n]?
Spreker 17 zeker zeker
Spreker 1 we zien dan wel vriendelijk bedankt voor uh dit gesprek
Spreker 18 oké
Legende
Groene arcering: t-apocope
Blauwe arcering: h-procope
Gele arcering: tussenwerpsels
Rode arcering: aparte lexicale gevallen
Rode onderstreping: afwijkende nominale en adnominale flexie
Zwarte onderstreping: afwijkende grammaticale gevallen
Groene onderstreping: diminutieven op -ke of -ske
Dubbele onderstreping: ge-systeem
268
V De ongewogen resultaten
Resultaten morfologische kenmerken
Adnominale flexie
spreker onbepaald/ontkennend
lidwoord
bepaald
lidwoord
aanwijzend
voornaamwoord
bezittelijk
voornaamwoord
1 0/74 = 0% 0/117 = 0% 0/23 = 0% 0/20 = 0%
2 0/21 = 0% 0/52 = 0% 0/1 = 0% 0/1 = 0%
3 0/40 = 0% 0/52 = 0% 0/11 = 0% 0/5 = 0%
4 0/1 = 0% 0/4 = 0% 0/0 = 0% 0/0 = 0%
5 0/15 = 0% 0/48 = 0% 0/6 = 0% 1/8 = 12%
6 0/5 = 0% 0/12 = 0% 0/0 = 0% 0/0 = 0%
7 0/0 = 0% 0/12 = 0% 0/0 = 0% 0/0 = 0%
8 0/5 = 0% 0/4 = 0% 0/0 = 0% 0/2 = 0%
9 2/29 = 0.7% 0/31 = 0% 0/5 = 0% 0/4 = 0%
10 0/22 = 0% 0/26 = 0% 0/4 = 0% 0/4 = 0%
11 2/72 = 3% 1/176 = 0.6% 0/35 = 0% 2/17 = 12%
12 0/28 = 0% 0/63 = 0% 0/5 = 0% 1/9 = 11%
13 1/9 = 11% 0/37 = 0% 0/3 = 0% 2/5 = 40%
14 0/12 = 0% 2/48 = 4% 0/7 = 0% 1/7 = 14%
15 2/35 = 6% 3/61 = 5% 0/6 = 0% 0/4 = 0%
16 0/24 = 0% 0/19 = 0% 0/9 = 0% 0/5 = 0%
17 4/34 = 12% 0/28 = 0% 0/3 = 0% 3/4 = 75%
18 0/10 = 0% 0/16 = 0% 0/1 = 0% 0/2 = 0%
Nominale flexie
spreker diminutieven
1 0/3 = 0%
2 0/0 = 0%
3 0/4 = 0%
4 0/0 = 0%
5 0/0 = 0%
6 0/0 = 0%
7 0/0 = 0%
8 1/1 = 100%
9 0/1 = 0%
10 0/0 = 0%
11 0/0 = 0%
12 0/1= 0%
13 0/0 = 0%
14 0/0 = 0%
15 0/1 = 0%
269
16 0/0 = 0%
17 0/1 = 0%
18 0/0 = 0%
Persoonlijk voornaamwoord
spreker onderwerp niet-onderwerp reflexief
1 0/174 = 0% 0/17 = 0% 0/5 = 0%
2 5/73 = 7% 0/8 = 0% 0/1 = 0%
3 0/45 = 0% 0/4 = 0% 0/3 = 0%
4 0/4 = 0% 0/0 = 0% 0/1 = 0%
5 0/80 = 0% 0/5 = 0% 0/2 = 0%
6 0/8 = 0% 0/2 = 0% 0/0 = 0%
7 4/6 = 67% 0/0 = 0% 0/1 = 0%
8 0/32 = 0% 0/2 = 0% 0/0 = 0%
9 3/114 = 3% 0/5 = 0% 0/1 = 0%
10 0/54 = 0% 0/6 = 0% 0/1 = 0%
11 8/164 = 5% 0/9 = 0% 0/2 = 0%
12 3/91 = 3% 0/10 = 0% 0/0 = 0%
13 1/36 = 3% 0/1 = 0% 0/2 = 0%
14 0/41= 0% 0/2 = 0% 0/1= 0%
15 20/81 = 25% 0/2 = 0% 0/2 = 0%
16 0/65 = 0% 0/4 = 0% 0/1 = 0%
17 5/64 = 8% 0/3 = 0% 0/1 = 0%
18 0/29 = 0% 0/4 = 0% 0/3 =0%
Het werkwoord
spreker eerste enkelvoud = infinitief imperatief enkelvoud
1 0/1 = 0% 0/1 = 0%
2 1/4 = 25% 0/1 = 0%
3 0/1 = 0% 0/1 = 0%
4 0/0 = 0% 0/0 = 0%
5 0/0 = 0% 0/0 = 0%
6 0/1 = 0% 0/0 = 0%
7 0/0 = 0% 0/0 = 0%
8 0/1 = 0% 0/0 = 0%
9 0/1 = 0% 0/0 = 0%
10 0/0 = 0% 0/0 = 0%
11 3/14 = 21% 0/5 = 0%
12 0/9 = 0% 1/1 = 100%
13 1/4 = 25% 0/0 = 0%
14 1/1 = 100% 0/0 = 0%
15 0/1 = 0% 1/2 = 50%
16 0/1 = 0% 0/0 = 0%
17 1/4 = 25% 0/0 = 0%
18 0/2 = 0% 0/0 = 0%
270
Ongewogen gemiddeld tussentalig gehalte op het vlak van morfologie
Spreker 1 0%
Spreker 2 3%
Spreker 3 0%
Spreker 4 0%
Spreker 5 1%
Spreker 6 0%
Spreker 7 7%
Spreker 8 10%
Spreker 9 0.4%
Spreker 10 0%
Spreker 11 4%
Spreker 12 11%
Spreker 13 8%
Spreker 14 12%
Spreker 15 9%
Spreker 16 0%
Spreker 17 12%
Spreker 18 0%
Resultaten fonologische kenmerken
spreker h-procope t-apocope apocope van
functiewoorden
apocope van doffe [ə]
1 59/184 = 32% 11/110 = 10% 0/62 = 0% 4/16 = 25%
2 39/66 = 56% 12/68 = 18% 0/25 = 0% 1/2 = 50%
3 7/37 = 19% 4/40 = 10% 0/28 = 0% 0/6 = 0%
4 1/3 = 33% 0/0 = 0% 0/0 = 0% 0/1 = 0%
5 13/39 = 33% 10/65 = 15% 0/11 = 0% 1/9 = 11%
6 2/7 = 29% 0/5 = 0% 0/4 = 0% 0/2 = 0%
7 3/4 = 75% 0/2 = 0% 0/2 = 0% 3/3 = 100%
8 13/21 = 62% 29/33 = 88% 0/8 = 0% 1/1 = 100%
9 52/102 = 51% 37/88 = 42% 0/18 = 0% 1/5 = 20%
10 21/59 = 36% 10/18 = 56% 0/11 = 0% 0/4 = 0%
11 77/128 = 60% 64/232 = 28% 0/49 = 0% 3/11 = 27%
12 46/86 = 53% 19/83 = 23% 0/40 = 0% 2/6 = 33%
13 35/36 = 97% 8/31 = 26% 0/22 = 0% 2/2 = 100%
14 28/41 = 68% 10/49 = 20% 0/12 = 0% 1/10 = 10%
15 63/69 = 91% 81/110 = 74% 0/15 = 0% 1/3 = 33%
16 39/46 = 85% 21/49 = 43% 0/14 = 0% 3/4 = 75%
17 40/45 = 89% 33/51 = 65% 0/20 = 0% 4/4 = 100%
18 24/27 = 89% 19/28 = 68% 0/4 = 0% 0/0 = 100%
spreker syncope verbindings-n glijder
1 0/8 = 0% 0/9 = 0% 2/8 = 25%
271
2 0/2 = 0% 0/2 = 0% 2/2 = 100%
3 2/6 = 33% 0/5 = 0% 1/3 = 33%
4 0/0 = 0% 0/0 = 0% 0/0 = 0%
5 0/1 = 0% 0/0 = 0% 3/9 = 33%
6 1/1 = 100% 0/0 = 0% 0/2 = 0%
7 1/2 = 50% 0/0 = 0% 0/0 = 0%
8 0/1 = 0% 0/2 = 0% 0/0 = 0%
9 0/0 = 0% 0/4 = 0% 0/0 = 0%
10 1/1 = 100% 0/2 = 0% 0/0 = 0%
11 5/15 = 33% 0/5 = 0% 2/27 = 7%
12 2/7 = 29% 0/3 = 0% 0/13 = 0%
13 1/7 = 14% 0/1 = 0% 0/5 = 0%
14 1/7 = 14% 0/0 = 0% 0/8 = 0%
15 0/4 = 0% 1/1 = 100% 1/3 = 33%
16 0/3 = 0% 0/0 = 0% 0/3 = 0%
17 0/2 = 0% 0/1 = 0% 0/2 = 0%
18 0/0 = 0% 0/0 = 0% 0/0 = 0%
Ongewogen gemiddeld tussentalig gehalte op het vlak van fonologie
Spreker 1 13%
Spreker 2 32%
Spreker 3 14%
Spreker 4 5%
Spreker 5 13%
Spreker 6 18%
Spreker 7 32%
Spreker 8 36%
Spreker 9 16%
Spreker 10 27%
Spreker 11 22%
Spreker 12 20%
Spreker 13 34%
Spreker 14 16%
Spreker 15 47%
Spreker 16 29%
Spreker 17 36%
Spreker 18 37%
Resultaten syntactische kenmerken
Spreker dat bij voegwoorden dubbele negatie vervanging van om
1 0/13 = 0% 0/ 32 = 0% 0/13 = 0%
2 0/0 = 0% 0/15 = 0% 0/7 = 0%
3 0/3 = 0% 0/18 = 0% 1/4 = 25%
4 0/2 = 0% 0/0 = 0% 0/0 = 0%
5 0/12 = 0% 0/17 = 0% 0/7 = 0%
272
6 0/0 = 0% 0/0 = 0% 0/1 = 0%
7 0/0 = 0% 0/2 = 0% 0/0 = 0%
8 0/0 = 0% 1/3 = 33% 0/0 = 0%
9 0/7 = 0% 1/25 = 4% 0/4 = 0%
10 0/3 = 0% 0/9 = 0% 0/1 = 0%
11 0/11 = 0% 1/31 = 3% 1/18 = 6%
12 1/3 = 33% 0/32 = 0% 2/10 = 20%
13 0/1 = 0% 0/8 = 0% 0/3 = 0%
14 1/2 = 50% 1/14 = 7% 0/3 = 0%
15 2/10 = 20% 2/25 = 8% 0/6 = 0%
16 2/10 = 20% 0/19 = 0% 0/3 = 0%
17 4/5 = 80% 2/14 = 14% 0/3 = 0%
18 0/0 = 0% 0/10 = 0% 0/4 = 0%
Spreker als/wanneer i.p.v.
toen
dat bij de-
woorden
die bij het-
woorden
subjectsreduplicatie
1 0/4 = 0% 0/20 = 0% 0/9 = 0% 1/200 = 0.5%
2 0/0 = 0% 0/8 = 0% 0/0 = 0% 0/78 = 0%
3 0/0 = 0% 0/5 = 0% 0/1 = 0% 0/46 = 0%
4 0/0 = 0% 0/0 = 0% 0/0 = 0% 0/3 = 0%
5 0/0 = 0% 1/20 = 5% 0/5 = 0% 0/78 = 0%
6 0/0 = 0% 0/0 = 0% 0/0 = 0% 0/8 = 0%
7 0/0 = 0% 0/6 = 0% 0/0 = 0% 0/5 = 0%
8 0/0 = 0% 0/0 = 0% 0/1 = 0% 0/20 = 0%
9 0/3 = 0% 0/18 = 0% 0/8 = 0% 0/92 = 0%
10 0/0 = 0% 0/3 = 0% 0/1 = 0% 0/71 = 0%
11 0/0 = 0% 0/39 = 0% 0/8 = 0% 0/175 = 0%
12 0/1 = 0% 0/8 = 0% 0/1 = 0% 0/72 = 0%
13 0/0 = 0% 0/8 = 0% 1/2 = 50% 0/30 = 0%
14 0/1 = 0% 0/7 = 0% 0/5 = 0% 0/34 = 0%
15 0/0 = 0% 0/10 = 0% 1/8 = 12% 3/56 = 5%
16 0/0 = 0% 0/4 = 0% 1/5 = 20% 0/55 = 0%
17 0/0 = 0% 0/2 = 0% 0/0 = 0% 0/62 = 0%
18 1/1 = 100% 0/1 = 0% 0/0 = 0% 0/31 = 0%
Spreker clitica Doorbreking ww.
eindgroep
Afwijkende volgorde
ww. in 3ledige ww.
eindgroep
1 0/117 = 0% 1/27 = 4% 1/2 = 50%
2 0/43 = 0% 0/8 = 0% 0/1 = 0%
3 0/26 = 0% 1/7 = 14% 0/3 = 0%
4 0/3 = 0% 0/1 = 0% 0/0 = 0%
5 0/9 = 0% 1/14 = 7% 1/1 = 100%
6 0/3 = 0% 0/1 = 0% 0/0 = 0%
7 0/1 = 0% 0/2 = 0% 0/0 = 0%
8 0/15 = 0% 0/5 = 0% 0/0 = 0%
273
9 1/57 = 2% 0/15 = 0% 1/2 = 50%
10 0/38 = 0% 0/2 = 0% 1/1 = 100%
11 2/110 = 2% 7/53 = 13% 10/11 = 91%
12 0/40 = 0% 4/10 = 40% 1/1 = 100%
13 0/22 = 0% 0/3 = 0% 1/1 = 100%
14 0/25 = 0% 1/3 = 33% 1/1 = 100%
15 4/28 = 14% 0/3 = 0% 0/0 = 0%
16 0/23 = 0% 2/5 = 40% 1/1 = 100%
17 1/39 = 3% 2/3 = 67% 1/1 = 100%
18 0/22 = 0% 0/2 = 0% 1/1 = 100%
spreker geworden/geweest mocht(en)/moest(en) guotatiemarker
van
lidwoord voor
eigennamen
1 1/4 = 25% 0/3 = 0% 1/2 = 50% 1/20 = 5%
2 0/0 = 0% 0/1 = 0% 0/4 = 0% 0/6 = 0%
3 0/4 = 0% 0/1 = 0% 2/3 = 67% 0/3 = 0%
4 0/0 = 0% 0/0 = 0% 0/2 = 0% 0/0 = 0%
5 0/1 = 0% 0/9 = 0% 1/4 = 25% 0/0 = 0%
6 0/0 = 0% 0/0 = 0% 0/0 = 0% 0/0 = 0%
7 0/0 = 0% 0/0 = 0% 0/0 = 0% 0/0 = 0%
8 0/0 = 0% 0/1 = 0% 1/1 = 100% 0/0 = 0%
9 0/0 = 0% 0/1 = 0% 1/2 = 50% 0/6 = 0%
10 0/0 = 0% 0/1 = 0% 3/10 = 30% 1/3 = 33%
11 2/7 = 29% 1/9 = 11% 0/5 = 0% 0/10 = 0%
12 0/0 = 0% 0/5 = 0% 0/1 = 0% 0/0 = 0%
13 1/2 = 50% 0/3 = 0% 0/0 = 0% 0/1 = 0%
14 0/0 = 0% 0/0 = 0% 1/0 = 0% 0/0 = 0%
15 1/2 = 50% 1/3 = 33% 0/3 = 0% 0/0 = 0%
16 0/2 = 0% 0/3 = 0% 1/3 = 33% 0/1 = 0%
17 0/2 = 0% 0/4 = 0% 0/0 = 0% 0/1 = 0%
18 0/0 = 0% 0/0 = 0% 1/1 = 100% 0/0 = 0%
Ongewogen gemiddeld tussentalig gehalte op het vlak van syntaxis
Spreker 1 10%
Spreker 2 0%
Spreker 3 8%
Spreker 4 0%
Spreker 5 11%
Spreker 6 0%
Spreker 7 0%
Spreker 8 10%
Spreker 9 8%
Spreker 10 13%
Spreker 11 12%
Spreker 12 15%
Spreker 13 15%
274
Spreker 14 15%
Spreker 15 11%
Spreker 16 16%
Spreker 17 20%
Spreker 18 23%
Resultaten lexicale kenmerken
Spreker onomas. alternatieven tussenwerpsels d’r i.p. er Engels jargon
1 6/3057 = 0.2% 280/3057 = 9% 15/36 = 42% 1/3057 = 0.03%
2 8/1227 = 0.6% 80/1227 = 7% 2/6 = 33% 0/1227 = 0%
3 1/1034 = 0.1% 105/1034 = 10% 1/6 = 17% 0/1034 = 0%
4 0/48 = 0% 2/48 = 4% 0/0 = 0% 0/48 = 0%
5 5/970 = 0,5% 28/970 = 3% 1/4= 25% 0/970 = 0%
6 1/130 = 0.8% 1/130 = 0.8% 0/0= 0% 0/130 = 0%
7 1/99 = 1% 4/99 = 4% 0/0 = 0% 0/99 = 0%
8 3/308 = 0.9% 23/308 = 7% 2/2 = 100% 0/308 = 0%
9 6/1247 = 0.5% 125/1247 = 10% 4/9 = 44% 2/1247 = 0.2%
10 3/849 = 0.4% 97/849 = 11% 1/7 = 14% 4/849 = 1%
11 16/3557 = 0.5% 215/3557 = 6% 5/52 = 10% 0/3557 = 0%
12 9/1470 = 0.6% 51/1470 = 3% 2/8 = 25% 2/1470 = 0.1%
13 7/774 = 0.9% 71/774 = 9% 0/7 = 0% 1/774 = 0.1%
14 2/682 = 0.3% 30/682 = 4% 0/4 = 0% 0/682 = 0%
15 8/1183 = 0.7% 94/1183 = 8% 9/15 = 60% 1/1183 = 0.08%
16 2/790 = 0.3% 55/790 = 7% 0/6 = 0% 0/790 = 0%
17 6/905 = 0.7% 72/905 = 8% 1/11 = 9% 4/905 = 0.4%
18 3/423 = 0.7% 35/423 = 8% 0/4 = 0% 0/423 = 0%
Ongewogen gemiddeld tussentalig gehalte op het vlak van lexicon
Spreker 1 17%
Spreker 2 14%
Spreker 3 9%
Spreker 4 1%
Spreker 5 9.5%
Spreker 6 0.5%
Spreker 7 1.7%
Spreker 8 36%
Spreker 9 18%
Spreker 10 8%
Spreker 11 5.5%
Spreker 12 10%
Spreker 13 3%
Spreker 14 1%
Spreker 15 23%
Spreker 16 2%
Spreker 17 6%
275
Spreker 18 3%
Algemeen gemiddeld (ongewogen) tussentalig gehalte
Spreker 1 10%
Spreker 2 11.5%
Spreker 3 8%
Spreker 4 1.5%
Spreker 5 9%
Spreker 6 5%
Spreker 7 10%
Spreker 8 23%
Spreker 9 10%
Spreker 10 12%
Spreker 11 11%
Spreker 12 14%
Spreker 13 15%
Spreker 14 11%
Spreker 15 22.5%
Spreker 16 12%
Spreker 17 18.5%
Spreker 18 16%
276
VI Gewogen gemiddeldes per kenmerk
Morfologische kenmerken:
Persoonlijk voornaamwoord in de eerste, tweede en derde persoon enkelvoud en
meervoud in de onderwerpsvorm: 49/1161 = 4%
Bepaald lidwoord: 6/806 = 0.1%
Onbepaald en ontkennend lidwoord: 11/436 = 3%
Aanwijzend voornaamwoord: 0/119 = 0%
Bezittelijk voornaamwoord: 10/97 = 10%
Diminutieven: 1/12 = 8%
Imperatief enkelvoud: 2/11 = 19%
Fonologische kenmerken
T-apocope: 368/1062 =35%
Apocope bij korte functiewoorden: 0/345 = 0%
Apocope van eind-schwa voor de volgende vocaal: 27/89 = 30%
H-procope: 562/1000 = 56%
Syntactische kenmerken
Dubbele negatie: 8/274 = 3%
Doorbreking van de werkwoordelijke eindgroep: 19/164 = 12%
Afwijkende volgorde van de werkwoorden in een drieledige werkwoordelijke
eindgroep: 20/27 = 74%
277
VII Gewogen gemiddeldes per persoon
Spreker 1
Morfologische kenmerken 0/412 = 0%
Fonologische kenmerken 74/362 = 20%
Syntactische kenmerken 2/61 = 3%
Algemeen gewogen gemiddelde 76/835 = 9%
Spreker 2
Morfologische kenmerken 5/149 = 4%
Fonologische kenmerken 52/161 = 32%
Syntactische kenmerken 0/24 = 0%
Algemeen gewogen gemiddelde 57/334 = 17%
Spreker 3
Morfologische kenmerken 0/158 = 0%
Fonologische kenmerken 11/110 = 10%
Syntactische kenmerken 1/28 = 4%
Algemeen gewogen gemiddelde 12/296 = 4%
Spreker 4
Morfologische kenmerken 0/9 = 0%
Fonologische kenmerken 1/4 = 25%
Syntactische kenmerken 0/1 = 0%
Algemeen gewogen gemiddelde 1/14 = 7%
Spreker 5
Morfologische kenmerken 1/157 = 0.6%
278
Fonologische kenmerken 24/124 = 19%
Syntactische kenmerken 2/32 = 6%
Algemeen gewogen gemiddelde 27/313 = 9%
Spreker 6
Morfologische kenmerken 0/25 = 0%
Fonologische kenmerken 2/18 = 11%
Syntactische kenmerken 0/1 = 0%
Algemeen gewogen gemiddelde 2/44 = 5%
Spreker 7
Morfologische kenmerken 4/8 = 50%
Fonologische kenmerken 6/11 = 55%
Syntactische kenmerken 0/4 = 0%
Algemeen gewogen gemiddelde 10/23 = 43%
Spreker 8
Morfologische kenmerken 1/44 = 2%
Fonologische kenmerken 43/63 = 68%
Syntactische kenmerken 1/8 = 12.5%
Algemeen gewogen gemiddelde 45/115 = 39%
Spreker 9
Morfologische kenmerken 5/184 = 3%
Fonologische kenmerken 90/213 = 42%
Syntactische kenmerken 2/42 = 2%
Algemeen gewogen gemiddelde 97/439 = 22%
279
Spreker 10
Morfologische kenmerken 0/110 = 0%
Fonologische kenmerken 31/92 = 34%
Syntactische kenmerken 1/12 = 8%
Algemeen gewogen gemiddelde 32/214 = 15%
Spreker 11
Morfologische kenmerken 13/469 = 3%
Fonologische kenmerken 144/420 = 34%
Syntactische kenmerken 18/95 = 19%
Algemeen gewogen gemiddelde 175/984 = 18%
Spreker 12
Morfologische kenmerken 5/192 = 3%
Fonologische kenmerken 67/215 = 31%
Syntactische kenmerken 5/43 = 12%
Algemeen gewogen gemiddelde 77/450 = 17%
Spreker 13
Morfologische kenmerken 4/90 = 4%
Fonologische kenmerken 45/91 = 49%
Syntactische kenmerken 1/12 = 8%
Algemeen gewogen gemiddelde 50/374 = 13%
Spreker 14
Morfologische kenmerken 3/115 = 3%
Fonologische kenmerken 39/112 = 35%
Syntactische kenmerken 3/18 = 17%
280
Algemeen gewogen gemiddelde 45/245 = 18%
Spreker 15
Morfologische kenmerken 26/190 = 14%
Fonologische kenmerken 145/197 = 74%
Syntactische kenmerken 2/28 = 7%
Algemeen gewogen gemiddelde 173/415 = 42%
Spreker 16
Morfologische kenmerken 0/122 = 0%
Fonologische kenmerken 63/113 = 56%
Syntactische kenmerken 3/25 = 12%
Algemeen gewogen gemiddelde 66/293 = 23%
Spreker 17
Morfologische kenmerken 12/134 = 9%
Fonologische kenmerken 77/120 = 64%
Syntactische kenmerken 5/18 = 28%
Algemeen gewogen gemiddelde 94/272 = 34%
Spreker 18
Morfologische kenmerken 0/58 = 0%
Fonologische kenmerken 43/59 = 73%
Syntactische kenmerken 1/13 = 8%
Algemeen gewogen gemiddelde 44/130 = 34%