Download pdf - Final Bachelor Thesis

Transcript

WaterTheaterToren

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren R.P. Smits - 1320106

2

Opleiding: Technische Universiteit Delft Faculteit bouwkunde Bachelor of Science Semester 6

Vak: Wetenschapsleer 3, Eindwerkstuk BK 6060

Begeleider eindwerkstuk: L. Willekens

Domeinspecifi eke uitwerking: Architectuur Building Typologie Theater BK 6000_A

Docent domeinspecifi eke uitwerking: L. Willekens

Titel eindwerkstuk: WaterTheaterToren

Student: R.P. Smits 1320106

Afb. 1 (voorblad) Westergashouder Amsterdam (Smits, 2010)

WaterTheaterToren

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

3

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Voorwoord

Dit eindwerkstuk is de beschreven toelichting van het in bachelor zes gemaakte ontwerp en het gevolgde ontwerpproces hierbij. Dit toelichten gebeurt met behulp van bestaande wetenschappelijke literatuur met betrekking tot ontwerpprocessen en ontwerpproducten.

Het ontwerpen dat ik tot nu toe heb gedaan is iets wat in mijn hoofd plaatsvond en dat ik in het verleden weinig gedocumenteerd heb. Dit eindwerkstuk zet ons aan het denken over hoe je nu eigenlijk ontwerpt en dit ook toetst aan een wetenschappelijk kader. Dit is naar mijn mening erg belangrijk, want je leert meer over je eigen kwaliteiten en kunt daardoor in het vervolg effi cienter te werk gaan.

Het eindwerkstuk gaat over de domeinspecifi eke uitwerking n.a.v. de managementgame in bachelor semester 6. Mijn domeinspecifi eke uitwerking is het theater van de leerstoel building typology binnen de masterrichting architectuur. Het project duurde negen weken en hierbij had ik twee keer per week ontwerpbegeleiding van L. Willekens.

Van

intu

itie

tot w

eten

scha

p Voordat het ontwerpen van het theater begon heb ik een leerplan geschreven en een hypothese opgesteld met betrekking tot mijn ontwerpproces. Nu is het ontwerpproject afgesloten met een goed cijfer, maar dat wil nog niet zeggen dat mijn ontwerpproces ook volgens mijn vooraf gestelde hypothese is verlopen.

Nu is het dan echter ook de tijd om niet alleen mijn ontwerpproduct, maar vooral ook mijn ontwerpproces te beschrijven, verantwoorden, evalueren en hierbij ook te refl ecteren en conclusies te trekken met behulp van relevante bestaande literatuur hierover.

Veel plezier met het lezen hiervan,gegroet,

Ruben Paul Smits1320106

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

4

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Inhoudsopgave

Voorwoord

Hoofdstuk 1: De beschrijving van de ontwerpopgave § 1.1 De Binckhorst in Den Haag § 1.2 De Reinwaterkelder § 1.3 Randvoorwaarden § 1.4 Eisen § 1.5 Extra opdracht

Hoofdstuk 2: De beschrijving van het ontwerpproduct § 2.1 De prominente locatie § 2.2 De iconische uitstraling van het theater § 2.3 De semi-buitenruimte § 2.4 Het programma en het interieur § 2.5 De gevel versus draagconstructie

Hoofdstuk 3: De verantwoording en evaluatie van het ontwerpproduct § 3.1 De verantwoording van de context § 3.2 De verantwoording van het volume § 3.3 De verantwoording van het programma § 3.4 De verantwoording van de afzonderlijke ruimten § 3.5 De verantwoording van de constructie § 3.6 De evaluatie

Hoofdstuk 4: De beschrijving en refl ectie; twee markante, generieke deeloplossingen § 4.1 Probleem 1 (transparantie) § 4.2 Oplossing 1 (transparantie) § 4.3 Probleem 2 (maaiveld) § 4.4 Oplossing 2 (maaiveld) § 4.5 Extra probleem 3 (icoon) § 4.6 Extra oplossing 3 (icoon)

3

6 6 7 8 8 9

10 10 11 12 12 13

14 14 15 16 16 17 18

20 20 20 21 22 23 23

Tite

l

Pagi

nanu

mm

er

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

5

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Tite

l

Pagi

nanu

mm

erHoofdstuk 5: De beschrijving van het ontwerpproces; de strategie en keuzen §5.1 De beschrijving in weken §5.2 De ontwerpcyclus §5.3 De strategie

Hoofdstuk 6: De verantwoording en evaluatie van het ontwerpproces §6.1 Het plan van aanpak §6.2 De verantwoording van de verschillen §6.3 De bevindingen §6.4 De evaluatie

Hoofdstuk 7: De refl ectie op het ontwerpproces §7.1 De relatie tussen wetenschap en ontwerpen §7.2 De refl ectie

Hoofdstuk 8: De samenvatting en conclusies

Bronvermelding en literatuurlijst Bronnenlijst Literatuur m.b.t. het ontwerpproduct Literatuur m.b.t. het ontwerpproces

25 25 26 27

29 29 29 30 31

32 32 32

35

36 36 36 36

Inhoudsopgave

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

6

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Hoofdstuk 1: De beschrijving van de ontwerpopgave

De ontwerpopgave die ik heb gekozen is de domeinspecifi eke uitwerking Theater van de richting Architectuur. De ontwerpopgave betreft het ontwerpen van een klein theater annex cafetaria in het Binckhorst gebied in Den Haag.

Voorafgaand aan deze opgave hebben wij in groepen een masterplan ontworpen voor het desbetreffende gebied de Binckhorst in Den Haag. Nu is de bedoeling dat het ontwerp van het theater ook in het door onze groep ontworpen masterplan past. In dit eindwerkstuk zal ik niet verder ingaan op het door onze groep doorlopen proces van het masterplan, ik zal echter wel het ontwerp kort toelichten zodat de plek van het theater duidelijk wordt. Tijdens het ontwerpproject ben ik altijd uitgegaan van de stedenbouwkundige situatie die voorgeschreven stond in ons masterplan. Ons uitgangspunt bij het ontwerpen van de Binckhorst was om het gebied meer bij het centrum van Den Haag te betrekken (afb. 2).

De Binckhorst is een industriegebied dicht bij het centrum van Den Haag (afb. 2). Het gebied ligt in de buurt van station Holland Spoor en wordt begrensd door de Trekvliet, de waterverbinding tussen Delft en Den Haag. Het feit dat zo dicht bij het centrum nog steeds industrie-activiteiten plaatsvinden

Park

Water

Winkel & Horeca

Grote voorzieningen

De Ader (wandel- en etspromenade)

Business District

Automotive District

Living District Starters en jonge gezinnen

is erg uniek. In het masterplan gaan wij dit ook zeker behouden, de sfeer in het gebied zal anarchistisch en industrieel blijven, maar er zullen wel nieuwe functies in het gebied komen. Het is niet gemakkelijk om representatieve functies te plaatsen in een industriegebied. Vandaar worden deze nieuwe functies verwezenlijkt door het gebruik van districten, zodat industriele activiteiten niet direct gekoppeld zijn aan bijvoorbeeld wonen. De gemeente Den Haag was al begonnen met het realiseren van districten (afb. 3) en ons masterplan van de Binckhorst bouwt daarop voort. De wandel- en fi etspromenade (rode lijn, afb. 3) verbindt de verschillende districten met elkaar. Door de activiteiten van de verschillende districten wordt deze promenade druk bezocht. Het theater komt te liggen aan deze promenade. Zo is er in het plan een autodistrict, kantoordistrict en cultuurdistrict (met verschillende kleuren aangegeven, afb. 4 & 5). Het theater komt logischerwijs ook te liggen in het cultuurdistrict.

Afb. 5Plankaart masterplan de Binckhorst: Anarcity (Cremers, 2010)

Afb. 3De Binckhorstlaan koppelt de districten (Cremers, 2010)

Afb. 4Impressie masterplan de Binckhorst; Anarcity (Cremers, 2010)

Afb. 2Het bij het centrum trekken van de Binckhorst (Cremers, 2010)

§ 1.

1 D

e B

inck

hors

t in

Den

Haa

g

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

7

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Het gebied tussen de Binckhorstlaan, de Mercuriusweg, het spoor en de Trekvliet vormde vroeger de gasfabriek van Den Haag, maar zal vanaf 2030 het cultuurdistrict in de Binckhorst vormen (afb. 6). Op deze locatie staat een cylindervormig gebouw, namelijk de Reinwaterkelder (afb. 7). Dit is een oude gashouder, die deel uitmaakt van de oorspronkelijke gasfabriek van de Binckhorst. Deze gashouder neemt een belangrijke rol van de ontwerpopgave in, want het gebouw dient te worden hergebruikt in de nieuwe situatie en moet (een deel) van het programma huisvesten. Het kavel dat gebruikt wordt voor het ontwerp is 11.500 vierkante meter (afb. 8).

De gashouder was onderdeel van de gasfabriek, die inmiddels niet meer in functie is. De Reinwaterkelder is de enige gashouder die nog staat op het terrein van de gasfabriek. De gashouder was vroeger hoger door het telescopisch systeem (afb. 9). Aanpassingen voor de transformatie van de gashouder in een theater zijn mogelijk en tot een zekere hoogte gewenst. Het is echter niet de bedoeling dat de gashouder als heilig wordt beschouwd.

De Reinwaterkelder heeft een oppervlakte van ongeveer 2.000 vierkante meter en een diameter van ongeveer 50 meter. De hoogte van het gebouw varieert van 11 meter aan

Afb. 9Het gebruik van het telescopisch systeem (Paar, 2010)

Afb. 8Het kavel met de gashouder (Caso & Cavallo, 2010)

Afb. 10De radiale dakconstructie van de Reinwaterkelder (Paar, 2010)

Afb. 11De dimensies van de Reinwaterkelder (Paar, 2010)

Afb. 7De gashouder in zijn huidige staat (Caso & Cavallo, 2010)

14,5 m.11 m.

50 m.

Afb. 6Het cultuurdistrict van Den Haag (Caso & Cavallo, 2010)

de buitenzijden tot 14,5 meter in het hart van het gebouw (afb. 11). De gashouder bestaat uit zestien stalen kolommen, waar de radiaal georienteerde liggers op rusten (afb. 10). De gevel bestaat uit gebogen aluminium panelen.

§ 1.

2 D

e R

einw

ater

keld

erHoofdstuk 1: De beschrijving van de ontwerpopgave

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

8

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Algemene eisen zoals het bouwbesluit behoren tot de eisen waar ieder gebouw in Nederland aan moet voldoen, ook het theater dient hier dus aan te voldoen. Wat ook hiertoe behoort is de gegeven lijst van programma van eisen van de opdrachtgever.

De grote zaal moet minimaal 300 zitplaatsen bevatten en 100 m² podium. De kleine zaal moet minimaal 100 zitplaatsen bevatten, 50 m² aan podium hebben en moet als bioscoop te gebruiken zijn. De repetitiezaal moet minimaal 70 m² zijn en moet ook voor dubbelgebruik beschikbaar zijn. De projectiezaal moet minimaal 150 m² zijn en er moeten 75 personen in kunnen. Er moeten 40 viewboxen komen met een minimaal totale oppervlakte van 150 m². De foyer moet minimaal 400 m² van oppervlakte zijn incl. garderobe en ticket-balie. Kleedkamers moeten in twee blokken verdeeld zijn met een minimaal totaal van 150 m². De lunchruimte van de acteurs moet minimaal 100 m² bevatten incl. het keukentje. De kantoren moeten minimaal 200 m² zijn. Het magazijn moet minimaal 150 m² zijn. De werkplaats moet minimaal 100 m² zijn. De technische ruimte moet minimaal 60 m² zijn. De plek voor het laden en lossen moet minimaal 25 m² zijn. Het cafetaria moet inclusief podium en aparte zaaltjes minimaal 500 m² zijn (Caso & Cavallo 2010).

§ 1.

3 R

andv

oorw

aard

en Het te ontwerpen gebouw bevat een cafetaria en een kleinschalig theater, die onafhankelijk van elkaar moeten kunnen opereren. Het is een theater met experimentele ambities, er kunnen musicals gespeeld worden, maar ook dansvoorstellingen. Dit betekent dat een bepaalde fl exibiliteit gewenst is.

Er zijn een aantal randvoorwaarden vastgelegd voor de theaterfunctie van het gebouw. Voorstellingen duren gemiddeld één uur en worden van 12.00 tot 01.00 uur aangeboden met een tussenpauze van een half uur. De zalen gaan tien minuten voor aanvang van de voorstelling open en het theater verwacht de stroom van belangstellenden rond de 240 bezoekers per uur. Het theater geeft de acteurs de mogelijkheid om gebruik te maken van kleedkamers, lunchruimte en een keukentje. Er zijn voor de medewerkers enkele kantoren voor de administratie. Wat de ontsluiting voor de bezoeker betreft dient hij via de foyer de hoofdtheaterzaal, de kleinere zaaltjes en het sanitair te kunnen bereiken.

Voor het cafetaria zijn ook een aantal randvoorwaarden vastgelegd. Het cafetaria is niet alleen bestemd voor bezoekers van het theater, maar ook voor buitenstaanders. Het cafetaria heeft de ambitie om een cultureel podium te worden voor kunstenaars en theaterliefhebbers. Het cafetaria moet een

plek zijn waar kan worden gediscussieerd in de vorm van conferenties om het culturele karakter van het theater versterken, maar het moet ook een plek zijn waar de bezoeker rustig van zijn kopje koffi e kan genieten.

De functie van theater en de functie van cafetaria delen enkele ruimtes en versterken elkaar door hun culturele karakter. De relatie die zij met elkaar hebben is daarbij erg sterk. Het is gewenst dat het culturele karakter van de functie van het gebouw ook een relatie aangaat met de buitenruimte. De buitenruimte kan dit culturele karakter hierdoor ook weer versterken, door bijvoorbeeld mogelijkheden te geven voor een buitentheater o.i.d.

Er zijn ook een aantal programmatische randvoorwaarden die voortkomen uit de stedenbouwkundige situatie. Al het gemotoriseerd verkeer mag alleen het gebouw bereiken vanuit de Poolsterstraat. Het programma mag het gebruik van auto’s niet stimuleren, hierdoor komt er geen parkeergelegenheid aan of onder het gebouw. Om het gebouw bereikbaar te houden komt er een kiss&ride gelegenheid, maar bezoekers zullen hoofdzakelijk gebruikmaken van OV, fi ets of lopen, er moeten dan ook 150 fi etsen gestald kunnen worden. Aan de bebouwingshoogte wordt geen beperking gesteld (Caso & Cavallo 2010).

§ 1.

4 E

isen

Hoofdstuk 1: De beschrijving van de ontwerpopgave

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

9

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Ruben Smits, 1320106

Interesses en mooie beelden:

* meesterbouwwerken van (oud)culturele beschavingen* Sevilla (mijn lievelingsstad) met zijn Moorse invloeden en sinaasappelbomen langs alle wegen.* Roofvogels* Fotografie* gevoel van vrijheid: tennissen op 321 m.* gevoel van vrijheid: skien* Muziek (m.n. gitaar)

Afb. 12Collage interesses (Smits, 2010)

Hiermee is het ontwerpprobleem en de ontwerpopgave uit het semesterboek duidelijk geformuleerd. Nu is er echter nog een extra opgave die ik gekregen heb. Namelijk na de eerste ontwerpbijeenkomst kreeg onze groep de opdracht mee om individueel voor de volgende bijeenkomst een collage te maken van jouw persoonlijke interesses (afb. 12). De opeenvolgende ontwerpbijeenkomst gingen we de gemaakte collages met elkaar en de docent bespreken en naar aanleiding van de interesses op jouw collage kreeg je een opdracht mee voor het gehele ontwerpkwartaal. Deze opdracht is gegoten in de vorm van een ontwerpconcept, waar je heel je ontwerp aan zal moeten ophangen. Op deze manier zal iedereen ontwerpen op een bepaalde manier die raakvlak heeft met zijn of haar persoonlijke interesses. De ontwerpdocent is er dan ook van overtuigd dat als je bezig bent met iets dat raakvlak heeft met jouw persoonlijke interesses, dat je er meer plezier in krijgt en daardoor beter gaat presteren. De opdracht die ik mee heb gekregen voor het ontwerpen van het theater was het neerzetten van een icoon. Zo heb ik naast de bestaande opdracht van eisen en randvoorwaarden er een zeer belangrijke ontwerpopdracht bij gekregen, namelijk het ontwerpen van een icoon. Hier zal ik me bij ieder aspect en iedere keuze gedurende het ontwerpproces aan moeten houden.

§ 1.

5 E

xtra

opd

rach

tHoofdstuk 1: De beschrijving van de ontwerpopgave

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

10

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Hoofdstuk 2: De beschrijving van het ontwerpproduct§

2.1

De

prom

inen

te lo

cati

e

A

A’

B

B’

C

C’

Afb. 13Situatietekening op maaiveldniveau (Smits, 2010)

Afb. 15Stedenbouwkundig profi el BB’ (Smits, 2010)

Afb. 16Stedenbouwkundig profi el CC’ (Smits, 2010)

Afb. 17Stedenbouwkundige inpassing van het theater (Smits, 2010)

Afb. 14Stedenbouwkundige inpassing van het theater (Smits, 2010)

Het theater staat op een prominente plek in De Binckhorst. Het ligt aan de drukke wandel- en fi etspromenade, die het centrum van Den Haag koppelt aan de activiteiten in de Binckhorst. Aan de andere kant van het theater ligt de driesprong, waar de Trekvliet kruist met het kanaal langs de Neherkade. Het theater ligt tevens aan de op de Trekvliet aansluitende jachthaven, waar horeca- en havenactiviteiten plaatsvinden.

Het theater ligt 50 meter terug van de langzame verkeersroute, waardoor er een plein voor het theater ontstaat. Het verlaagde plein is te betreden door een meter hoogteverschil te overbruggen met een luie trap (afb. 16). Het verlaagde plein heeft een sterke relatie met het theater, want er zijn door de luie trappen theateractiviteiten mogelijk in de buitenlucht. Bovendien is heeft het plein een monumentaal karakter met bomen aan weerszijden, die de route naar het theater versterkt (afb. 13).

Aan de andere kant van het theater, namelijk aan de kant van de trekvliet, ontstaat er ook een openbare ruimte. Deze openbare ruimte heeft ongeveer dezelfde afmetingen als het monumentale voorplein (afb. 13), maar heeft een volstrekt ander karakter. Het heeft namelijk een heuvelachtige parkstructuur met veel gras (afb. 17). Theaterbezoekers, maar

ook buitenstaanders zoals studenten van In Holland kunnen hier picknicken en genieten van het mooie weer. Vanaf dit parkachtige plein is het ook mogelijk om het gebouw binnen te komen (afb. 13).

Het theater is negen meter opgetild van het maaiveld (afb. 19). Er zijn echter een aantal elementen die wel fysieke connectie hebben met het maaiveld (afb. 13). De stalen kolommen, waar het gebouw op rust, lopen door tot het maaiveld. De entrees, waar de bezoekers, medewerkers en acteurs het gebouw binnen komen zijn ook op maaiveld gesitueerd (afb. 13). Doordat het gebouw opgetild is, is er een grote fysieke en visuele connectie tussen voor- en achterplein. Het is namelijk niet alleen mogelijk om onder het gebouw door de andere kant van het plein te betreden, maar ook om het gebouw heen.

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

11

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Afb. 22Impressie van het theater vanaf het plein (Smits, 2010)

Afb. 20Voorgevel van het theater (Smits, 2010)

Afb. 21Impressie van het theater vanaf de promenade (Smits, 2010)

§ 2.

2 D

e ic

onis

che

uits

tral

ing

van

het t

heat

er

Afb. 18Centre Pompidou door Piano en Rogers (Smits, 2010)

Afb. 19Schema van het ontwerpproduct (Smits, 2010)

Het theater is 24 meter hoog en daarbij komt hij boven zijn directe omgeving uit (afb. 14 & 20). Van een afstand lijkt het theater door zijn draagconstructie op een stalen, transparante structuur, zoals de Eiffeltoren of het Centre Pompidou (afb. 18), maar dan in de vorm van een ingedrukte watertoren. De draagconstructie van het theater kent een simpele, maar sterke vormentaal. Het is er een met geometrische vormen, namelijk een cylinder, daarboven een omgedraaide kegel en daarboven een bredere cylinder. Het heeft dezelfde combinatie van vormen als het architectuurtype van de watertoren. De elementen van de draagconstructie zijn dan ook de elementen die het exterieur van het gebouw tekenen, de draagconstructie is namelijk ver buiten de gevel geplaatst (afb. 20), zoals bij het Centre Pompidou (afb. 18).

Van de oorspronkelijke gashouder is de gehele draagconstructie intact gebleven. Echter heel de gevel is gestript van aluminium gevelpanelen. De nieuwe draagconstructie is geheel uitgevoerd in staal, waardoor het exterieur van het gebouw een zeer industrieel karakter krijgt. De draagconstructie bestaat naast de reeds bestaande stalen kolommen nog eens uit 32 stalen kolommen. Tussen deze kolommen liggen eveneens stalen vakwerkliggers van anderhalve meter hoog, die de vloeren moeten dragen. Om het

gebouw stabiel te houden wordt er gebruik gemaakt van stalen schoren in kruizen. Deze stalen elementen en hun verschijningsvorm dragen bij aan het industriele karakter van het gebouw.

De diep liggende gevel (afb. 19) gaat een sterk contrast aan met de draagconstructie, doordat het een andere materialisering heeft. De gevel bestaat namelijk uit houten stijl- en regelwerk, waardoor het licht en transparant oogt ten opzichte van het stalen geweld van de draagconstructie. Zoals eerder aan bod is gekomen is het gebouw opgetild van het maaiveld, de isolerend werkende gevel is dus alleen aanwezig op het tweede en derde niveau (afb. 19). Dit valt echter niet op, enerzijds door de transparantie van de gevels op het tweede en derde niveau, anderzijds door de stalen structuur die consequent is in zijn elementen, ook op het eerste niveau (afb. 21).

Hoofdstuk 2: De beschrijving van het ontwerpproduct

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

12

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

A

A’

Cafetaria

Foyer

Werkplaats

Magazijn

A

A’

Kleedkamer

Kleedkamer

Repetitiezaal

Lunchruimte

Afb. 27Plattegrond van de derde verdieping (Smits, 2010)

Afb. 26Plattegrond van de eerste verdieping (Smits, 2010)

Afb. 25Doorsnede AA’ (Smits, 2010)

Afb. 23Interieurimpressie van de foyer (Smits, 2010)

Afb. 24Interieurimpressie van de theaterzaal (Smits, 2010)

§ 2.

3 D

e se

mi-

buit

enru

imte Nu we de prominente plek van het theater

en de iconische uitstraling ervan besproken hebben, kunnen we het gebouw binnentreden om daar meer over te weten te komen. Voor je het gebouw binnen kan komen echter, moet je de negen meter hoge overdekte buitenruimte passeren. Dit is de ruimte op maaiveldniveau, waar heb gebouw omhooggetild is. Dit is het meest industriele stukje buitenruimte, hier sta je namelijk tussen de oude constructie van de Reinwaterkelder met daarachter de nieuwe stalen kolommen en schoren en boven het hoofd de stalen vakwerkliggers. Het gebouw kan bereikt worden door één van de drie entrees. Hier zul je gelijk door kunnen naar boven d.m.v. de verticale ontsluitingsschachten. Eén van deze entrees, de grote transparante is de publieke entree.

Achter de dubbele deuren, aan beide zijden van de entree voor de bezoekers, staat de ticketbalie, waar je kaartjes kunt kopen, reserveren en ophalen. Vervolgens kun je met de lift of met de trap omhoog (afb. 26).

Het programma is opgebouwd vanuit de verticale schachten (trappen, liften en toiletten). Aan de publieke schacht liggen de publieke functies en langs de schachten voor de medewerkers en acteurs liggen de dienende functies. Er zijn twee niveaus in

het gebouw, en die zijn beiden te bereiken met de liften en trappen. Zij hebben een vrije verdiepingshoogte van zeven meter. Op de verdiepingen zijn er sporadisch tussenverdiepingen te vinden. Bovendien is er een atrium in het hart van het gebouw om hier meer licht te ontvangen.

Op het eerste niveau zijn wat betreft publieke ruimtes de foyer, het cafetaria, de lounge en de viewboxen gesitueerd. Daarnaast zijn er voor de medewekers ruimtes als werkplaatsen, magazijnen en plekken voor het laden en lossen. Als je als bezoeker op het eerste niveau aankomt, kom je in de centrale hal aan, waar je voor de keuze gesteld wordt of je naar het cafetaria en de lounge (rechts) of naar de foyer en de viewboxes wilt (links). Deze twee ruimtes achter de centrale hal zijn onafhankelijk van

§ 2.

4 H

et p

rogr

amm

a en

inte

rieu

rHoofdstuk 2: De beschrijving van het ontwerpproduct

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

13

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Afb. 28Gedetailleerd gevelaanzicht (Smits, 2010)

Afb. 29Horizontale doorsnede van de gevel (Smits, 2010)

Afb. 30Verticale doorsnede van de gevel (Smits, 2010)

§ 2.

5 D

e ge

vel v

ersu

s dr

aagc

onst

ruct

ieelkaar af te sluiten. Het cafetaria en de foyer zijn de meest representatieve ruimtes van het gebouw. Deze ruimtes zijn te herkennen aan de oorspronkelijke, radiale dakconstructie die door de ruimte heen snijdt (afb. 23 & 25). Deze ruimtes zijn eveneens te herkennen aan de tussenverdiepingen die tot de helft van de verdiepingsdiepte reiken, waardoor een vide ontstaat in deze interactieve (borrel)ruimtes. Deze tussenverdiepingen, waarin de lounge en de viewboxes zijn geplaatst, zijn te bereiken via respectievelijk het cafetaria en de foyer.

Op de tweede verdieping zijn de grote zaal, de kleine zaal, de projectiezaal, ofwel alle zalen die het theater kent geplaatst (afb. 27). De vrije verdiepingshoogte van de zalen is zeven meter hoog (afb. 24). De stoelen in de zaal zijn in elke zaal op een helling geplaatst. (afb. 25). De twee zalen waar live gespeeld wordt kan betreed worden vanaf beide delen van de verdieping, vanaf het dienende en vanuit het publieke deel. Zo vormen de live zalen eigenlijk de fysieke scheiding tussen de verschillende gebruikers van de zaal. De gevels van de theaterzalen zijn eveneens van houten stijl- en regelwerk met glas daartussen, maar in de zalen is er een uitzondering gemaakt. Er is namelijk de mogelijkheid om deze dicht te zetten met houten panelen.

De gevel ligt twee meter achter de draagconstructie van het gebouw (afb. 29), waardoor de stalen structuur van de draagconstructie een schaduw werpt op de gevel (afb. 28). De stalen kolommen zijn uitgevoerd in vierkante kokerprofi elen, de stalen vakwerkliggers zijn anderhalve meter hoog en de kruizende schoren zijn uitgevoerd in dunne, stalen ronde profi elen. De vloeren zijn uitgevoerd in 400 mm. dikke kanaalplaatvloeren, die maximaal een overspanning van 10 m. zullen moeten overspannen. De daken van de beide niveaus zijn los gemaakt van de vakwerkliggers (afb. 30). Deze daken worden gedragen door houten liggers en bestaan uit geprofi leerde staalplaten, met daarop polystyreenplaten, afgewerkt met een bitumineuze dakbedekking (afb. 30). De gevels zijn gemaakt van houten stijl- en regelwerk met glas ertussen (afb. 29).

Hoofdstuk 2: De beschrijving van het ontwerpproduct

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

14

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Hoofdstuk 3: De verantwoording en evaluatie van het ontwerpproduct

In dit hoofdstuk wordt het resultaat van het ontwerpproces eerst verantwoord aan de hand van randvoorwaarden, programma van eisen, aan de door de docent opgegeven unieke extra opdracht en aan mijn uitgangspunten. Vervolgens zal het ontwerpproduct geëvalueerd worden aan een ruimer kader, dat geen deel heeft uitgemaakt van deze opgave. Dit ruimer kader zal bij mij gaan over typologie van theaters, specifi ek theaterzalen. De evaluatie zal mijn ontwerp van het theater plaatsen in het kader van deze beschrijving van typologieen.

Het theater staat op een zeer prominente en centrale plek in de Binckhorst aan de drukke wandel- en fi etspromenade, te zien in afbeelding 31. Ik heb besloten om het theater ongeveer 50 meter terug te trekken van de wandel- en fi etspromenade, zodat er een plein voor het theater ontstaat. Dit heb ik gedaan omdat ik een icoon neer moest zetten, en dit voorplein benadrukt het belang van het theater in de stad. maar daarover meer in hoofdstuk 4. Dit plein heeft een monumentaal karakter, met een verdiept plein. Dit verdiepte plein is uiterst geschikt voor het vrijblijvend opvoeren van buitentheater. Dit heb ik gedaan om de grenzen van het theater te verschuiven naar buiten, zodat het theater (nog) meer draagvlak zal krijgen.

§ 3.

1 D

e ve

rant

woo

rdin

g va

n de

con

text

Achter het theater is een openbare ruimte van een ander karakter geplaatst, dit is de rechtstreekse connectie tussen het theater en de driesprong van de Trekvliet. Deze openbare ruimte is van een parkachtige, heuvelachtige structuur. Dit heb ik gekozen om een aantrekkelijk en verscheiden milieu te maken waardoor mensen daar altijd heen komen, en niet alleen om naar het theater te gaan.

Rond deze pleinen zitten een aantal horeca-gelegenheden en hoe drukker de pleinen en parkjes waar deze aan liggen, hoe meer succes deze zullen hebben. Voor deze benodigde activiteit heb ik gezorgd dat niet alleen het theater aan de pleinen te situeren, maar ook andere culturele functies, zoals een bioscoop, een museum en een bibliotheek. Deze culturele functies zitten allemaal bij elkaar om het draagvlak van deze pleinen te vergroten en er pleinen vol activiteit en gezelligheid van te maken. De activiteit van de jachthaven draagt hier natuurlijk ook zijn steentje aan bij.

Ik heb mij niet aan alle randvoorwaarden die het semesterboek heeft vastgesteld kunnen houden. De reden hiervoor is dat deze randvoorwaarden zijn vast gesteld vanuit de bestaande stedenbouwkundige situatie. De bestaande situatie is echter veranderd, doordat er in de opdracht ook staat dat je het eigen ontworpen masterplan voor de Binckhorst zal

moeten hanteren. Ik heb gekozen voor het hanteren van het zelf ontwerpen masterplan voor de Binckhorst. Hier ontstaat dus bij een aantal randvoorwaarden een confl ict. Al het gemotoriseerde verkeer zou namelijk alleen vanuit de Poolsterstraat het theater moeten kunnen bereiken. Dit is in mijn ontwerp echter niet mogelijk, omdat er in het ontwerp voor het masterplan geen Poolsterstraat bestaat. Wij hebben deze straat namelijk laten verdwijnen om het cultuurplein en de jachthaven mogelijk te kunnen maken. Hierdoor moet er een goed alternatief komen voor het bereiken van het theater. In mijn ontwerp is het theater te bereiken met een kiss & ride gelegenheid vanuit de Mercuriusstraat. Hier heb ik voor gekozen omdat dit een gemakkelijke aanvoersroute is. Voor het laden en lossen is dit ook gemakkelijk, zij kunnen namelijk tot

Afb. 31Stedenbouwkundige locatie van het theater

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

15

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Afb. 32Transformatie van het gebouwvolume, deel 1 (Smits, 2010)

Afb. 33Transformatie van het gebouwvolume, deel 2 (Smits, 2010)

Afb. 34Transformatie van het gebouwvolume, deel 3 (Smits, 2010)

Afb. 35Transformatie van het gebouwvolume, deel 4 (Smits, 2010)

§ 3.

2 D

e ve

rant

woo

rdin

g va

n he

t vol

ume

op maaiveld onder het gebouw komen. Hier heb ik voor gekozen om de effi cientie van het theater te vergroten, aangezien de ambities van het theater veel shows op een dag zijn.Er komen geen parkeergelegenheden, zoals de randvoorwaarden aangeven, zodat het gebruik van auto’s niet gestimuleerd wordt. behalve voor fi etsen. De fi etsen kunnen gestald worden op het maaiveld onder het gebouw, zodat ook voor fi etsers de route vanaf de wandel- en fi etspromenade een toegankelijke is.

Het volume van het theater heeft tijdens het ontwerpproces een grote transformatie doorgemaakt, die ik hier zal toelichten. De vorm van de oude Reinwaterkelder is een cylinder (afb. 32), die te klein is voor het aantal vierkante meters aan programma dat in het gebouw moet komen. Hier moet dus iets bij, aan of op gebouwd worden. Ik heb besloten om hier een opbouw op te maken, omdat ik een icoon voor de stad wilde maken, en als het gebouw boven de rest van de bebouwing uitkomt, komt het al meer in de richting van een icoon. Aan de bebouwingshoogte worden immers geen beperkingen gesteld. De vorm van de opbouw is een omgedraaide kegel met een bredere cylinder erboven, waardoor het de typische vorm van een watertoren krijgt (afb. 36). Dit

is een symbool naar de vroegere functie van de Reinwaterkelder, namelijk als gashouder, waar de kelder werd gebruikt als wateropslag. Zo krijgt het gebouw een nieuwe betekenis, dat terugkijkt naar het verleden.

Nu is het goed voor de doorloop van het voor- naar het achterplein om het gebouw op te tillen (afb. 37). Ik vind het zeer belangrijk dat de entree van het gebouw op maaiveld is. Ik heb in deze fase besloten om het gebouw op te tillen, maar de entree op maaiveld te houden, die in connectie staat met het de functies vanaf verdieping één (afb. 33). In een watertoren zit de daadwerkelijke functie (het water) bovenin, en in dit ontwerp symbolisch ook.

De volgende beslissing die ik genomen heb is om de draagconstructie buiten de gevel te plaatsen in plaats van binnen de gevel (afb. 34). Dit zorgt voor een meer industriële uitstraling. Dit is ook wat ik wilde bereiken met het gebouw; de industriële uitstraling van het gebied De Binckhorst behouden. Bovendien komt het exterieur van het gebouw ook minder massief over door deze oplossing. Deze beslissing heeft ook een andere tot gevolg, namelijk dat de twee verdiepingen ook thermisch gescheiden worden. Dit had ook anders opgelost kunnen worden, maar naar mijn mening versterkt dit het concept.

Afb. 37De functie van het theater in de stad (Smits, 2010)

Afb. 36Iconen (Smits, 2010)

De laatste stap tot de vorming van het volume van het theater is het maken van een atrium in het hart van het gebouw (afb. 35). Dit is gedaan om meer licht binnen te krijgen, want het zou te donker zijn in het hart van het gebouw (Neufert, 2002).

Hoofdstuk 3: De verantwoording en evaluatie van het ontwerpproduct

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

16

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Viewboxes

Kantoor

Foyer

Grote zaal Kleine zaal

Projectiezaal

Cafetaria

GR Acteurs

Lunchruimte

Repetitiezaal

Kleedkamers

Doorloop techniek

Technische ruimte

Magazijn

Laden/lossenWerkruimte

Afb. 38Het programma van eisen in een relatieschema (Smits, 2010)

Het cafetaria en het theater zijn functies die onafhankelijk van elkaar moeten kunnen functioneren. Echter vind ik dat het cafetaria het theater ook moet versterken en andersom. Dit vraagt om een goede oplossing. Ik heb ervoor gekozen om deze twee functies dezelfde entree te geven, omdat het eenvoudigweg een goedkopere oplossing is dan het maken van nog een entree op maaiveld, die connectie moet hebben met de eerste verdieping. Alle ruimtes achter de verticale ontsluitingsschacht zijn onafhankelijk van elkaar af te sluiten, dit betekent dat het cafetaria en het theater onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren.

Ik heb vóór het ontwerpen een relatieschema gemaakt (afb. 38), om de verschillende ruimtes handig te kunnen schakelen. Ik heb drie verschillende groepen ruimtes onderscheiden, die ik bij elkaar wil plaatsen. In het blauw de openbare functies, in het rood de functies ten behoeve van de acteurs en in het geel de ruimtes voor de werknemers. Ik heb de plattegronden programmatisch in tweeën gedeeld; het ene deel voor alle ruimtes waar het publiek komt, rond de publieke verticale ontsluitingsschacht, het ander voor alle ondersteunende ruimtes, om de twee ondersteunende verticale ontsluitingsschachten. Dit heb ik gedaan om de representatieve ruimtes, ofwel de

§ 3.

3 D

e ve

rant

woo

rdin

g va

n he

t pro

gram

ma ruimtes waar het publiek komt, bij elkaar

te houden. Er is echter ook een tweedeling in de verschillende verdiepingen. De eerste verdieping kent buiten de publieke functies, de ruimtes voor de medewerkers en de tweede verdieping kent alle ruimtes voor de acteurs.

Op de eerste verdieping is het cafetaria gesitueerd. Het cafetaria heeft een oppervlakte van 550 vierkante meter. Het heeft een vaste bar en podium, de rest is zelf in te delen, omwille van het feit dat hier veel verschillende activiteiten zullen plaatsvinden. Boven de cafetaria, te bereiken met een trap vanuit de cafetaria zelf, heb ik een lounge geïntroduceerd. Door de dakconstructie die door deze ruimte snijdt is dit een unieke plek, waar iets speciaals mee moest gebeuren. De tussenverdieping, die hier is ontstaan heb ik aangebracht, omdat de vrije verdiepingshoogte zeven meter was en hier door deze ingreep een ruimtelijke kwaliteit in de ruimte kwam.

De foyer heeft dezelfde afmetingen als het cafetaria, maar is iets anders ingedeeld, hier zit namelijk ook de balie van de garderobe in. De foyer heeft de unieke ruimte erboven, met de dakconstructie van de Reinwaterkelder, gevuld met 40 op elkaar gestapelde viewboxen.

Aan de niet-publieke kant van de eerste

§ 3.

4 D

e ve

rant

woo

rdin

g va

n de

afz

onde

rlijk

e ru

imte

n

Afb. 39Tribune van theater- en cinemazalen (Neufert, 2002)

verdieping zijn de werkplaats en het magazijn, deze hebben een hoge verdiepingshoogte nodig, vandaar de zeven meter hoogte.

Hoofdstuk 3: De verantwoording en evaluatie van het ontwerpproduct

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

17

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Afb. 41Draagconstructie theater (Smits, 2010)

Afb. 40Suikersilo’s halfweg in Sugar City (Buchanen e.a., 2008)

Op de tweede verdieping zijn de zalen geplaatst. Dit heb ik gedaan omdat je dan standaard langs de foyer en cafetaria komt bij het bezoeken of verlaten van een voorstelling. De grote zaal is drie stramienen breed, heeft 310 zitplaatsen en is in totaal 450 vierkante meter met 130 vierkante meter aan podium. De kleine zaal is twee stramienen breed, heeft 160 zitplaatsen en is in totaal 300 vierkante meter met 80 vierkante meter aan podium. De projectiezaal is één stramien breed, heeft 90 zitplaatsen en heeft een oppervlakte van 150 vierkante meters. De stoelen van de zalen lopen allemaal op met 10 graden, tot een maximum van 2,5 meter hoog, opdat het strookt met de menselijke maten van Neufert (2002) (afb. 39). Ik heb de kolommen in de zalen eruit gehaald om het zicht niet te beperken. Dit is in de constructie vervolgens opgelost door middel van hoger gedimensioneerde houten liggers in deze delen. De grote en de kleine zaal hebben aan twee zijden deuren; aan de ene kant voor de bezoeker, en aan de andere kant voor de acteurs, die uitkomen op hun kleedkamers en gebruiksruimten.

Aan deze zijde van de verdieping zijn de verblijfsruimten van de acteurs gelegen. Dit is zo ontworpen omdat het erg praktisch is als hun ruimten aan de (andere) kant van de zalen gelegen is, waar zij op moeten

treden. Onder hun verblijfsruimten vallen de repetitiezaal van 100 vierkante meter, twee kleedkamers van 180 vierkante meter en de lunchruimte van 100 vierkante meter. De repetitiezaal is voor dubbel gebruik beschikbaar, en de lunchruimte heeft een keukentje. Dit alles om aan de randvoorwaarden van de acteurs te voldoen. Boven deze lunchruimte, kleedkamers en repetitiezaal zit echter ook nog een tussenverdieping, namelijk voor het open kantoorlandschap voor de mensen die in het theater werken, zij hebben bijna 400 vierkante meter oppervlakte om te gebruiken.

De oorspronkelijke aluminium gevelpanelen heb ik uit de Reinwaterkelder gesloopt. Dit heb ik al vroegtijdig in het proces besloten, omdat deze geen representatieve uitstraling heeft. De oude constructie van de Reinwaterkelder heb ik echter intact gelaten. Deze laat namelijk aan de hand van een zeer mooi skelet zien wat het oude gebouw was. Dit is te bewonderen van binnen, maar ook van buiten, want het onderste deel van de kolommen loopt gewoon door in de buitenlucht. Soeters van Eldonk Architecten hebben op maaiveldniveau de hoofddraagconstructie toonbaar gemaakt door de originele gevel eruit te slopen bij de Suikersilo’s (afb. 40). Zij vinden dit een perfecte oplossing, omdat er met de

ruimte op het maaiveld ook nog te spelen valt (Buchanen, 2008). De constructie ligt dus, zoals eerder vermeld buiten de gevel. Dit is gedaan om een schaduw te krijgen over het glas dat erachter ligt in de gevel, om een transparante gevel te krijgen. De

§ 3.

5 D

e ve

rant

woo

rdin

g va

n de

con

stru

ctie

Hoofdstuk 3: De verantwoording en evaluatie van het ontwerpproduct

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

18

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

draagconstructie is van staal, omdat de oorspronkelijke constructie ook van staal was en om het industriele karakter te geven aan het gebouw. Ik heb stalen vierkante kokerprofi elen gekozen als nieuwe kolommen om het verschil te kunnen zien tussen de nieuwe en de oude kolommen. De stalen kruizende schoren zijn er om het gebouw stabiel te houden. De anderhalve meter hoog gedimensioneerde stalen radiaal georiënteerde vakwerkliggers waren nodig om de overspanning van wel twintig meter te halen. Ik heb gekozen voor voorgespannen kanaalplaatvloeren, omdat deze de overspanning van 10 meter net redden en veel gebruikt worden in de bouw.

De verticale ontsluitingsschachten zijn betonnen, stabiele schachten, die van het maaiveld tot het hoogste puntje van het gebouw lopen. Deze schachten zijn de connectie tussen het gebouw en het maaiveld. Deze betonnen schachten passen precies tussen de stalen vakwerkliggers, zodat dit ook helemaal kan doorlopen (afb. 41).

De gevel is gemaakt van houten stijl- en regelwerk met glas ertussen, om de gevel licht te houden en het contrast aan te gaan met de draagconstructie. De gevel staat geheel los van de stalen vakwerkliggers, om het doos in doos idee te versterken.

§ 3.

6 D

e ev

alua

tie Aymonimo (1970) stelt dat als zodra een

maatschappelijke activiteit een complex en geprononceerd stadium van organisatie heeft bereikt en de tendens heeft in een bepaalde periode stabiel te zijn, ontstaat er behoefte om een ‘passend’ bouwwerk te realiseren dat in staat is door zijn eigen architectonische aanwezigheid de activiteit te belichamen en verder te ontwikkelen. Hij spreekt hier dan van een type. In een gebouwtype zijn vorm en functie op een of andere manier verweven. Het theater is zo’n type, die een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt.

Ik heb veel gekeken naar andere theaters tijdens het ontwerpproces, maar ik heb geen theatertypologische ontwerpbeslissingen gemaakt en geen rekening gehouden met de vorm van de theaterzaal door de jaren heen. Nu lijkt het me leuk om achteraf mijn ontwerp aan deze typegeschiedenis te evalueren. Niet mijn gehele ontwerp, dat lijkt me te complex, maar dit zal ik doen met de hoofdtheaterzaal.

De theaterzaal is een veelbesproken onderwerp in de literatuur over architectuurtypes. Van Duin e.a. (2010) hebben een schema gemaakt over de ontwikkeling van de theaterzaal (afb. 42 & 43). Hier kijkt hij chronologisch naar de geschiedenis van de theaterzaal en bekijkt de typologische kenmerken van die tijd voor de theaterzaal. Pevsner (1976) ziet een cyclus in Afb. 43

De ontwikkeling van het toneelbeeld (Duin, e.a., 2010)

Afb. 42De ontwikkeling van de toeschouwersruimte (Duin e.a., 2010)

1,2 en 3; Grieks en Romeins amfi theater

4,5 en 6; gradins met daartussen speel-ruimte, later ruimte voor staanplaatsen

8 en 9; diverse zaalvormen van de renaissance

10; V-vorm, voor het eerst toegepast in 1876

1 en 2; Grieks scene

3; doorbraak van de facade van 1 en 2,4; gedeeltelijk vrije doorblik5; eerste mogelijkheid tot beeldwisseling

6, 7 en 8; coulisse-toneel, na verdieping verbreding

9; rondhorizon, ge-heel vrije ruimte

de typologie van de theaterzaal. Het theater, zoals wij hem kennen, begon namelijk met het Griekse, geheel ronde amfi theater, met het toneel in het midden. Later hoefden acteurs alleen maar in drie richtingen te acteren, later hoefde dit zelfs maar in één richting, zie .7 t/m .10 in afb. 42. De traditionele

Hoofdstuk 3: De verantwoording en evaluatie van het ontwerpproduct

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

19

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

A

A’

Kleedkamer

Kleedkamer

Repetitiezaal

Lunchruimte

Afb. 45Plattegrond van de theaterzaal (Smits, 2010)

Afb. 46Festspielhaus te Bayreuth, 1876 (Van Duin e.a., 2010)

Afb. 44Totaal-theater van Gropius 1927 (Van Duin e.a.,2010)

theaterbouw onderging later twee technische vernieuwingen: het draaiende podium werd in 1896 uitgevonden en in het auditorium konden bovenliggende galerijen dankzij staal of gewapend beton ver uitsteken ten opzichte van hun verticale steunpunt. Door deze ontwikkelingen werd het podium van de theaterzaal weer concentrisch om het podium geplaatst, zie afb. 44. Hierdoor moesten acteurs weer in meerdere richtingen acteren, maar dit waren ze niet meer gewend. Zo is er eigenlijk een cyclus ontstaan terug naar het Griekse amfi theater.

Maar waar staat mijn theaterzaal nu eigenlijk in deze geschiedenis van de transformatie van de theaterzaaltypologie? De toeschouwerszaal van mijn ontwerp (afb. 45) heeft een overduidelijke V-vorm, zo kan de toeschouwerszaal met vrij grote zekerheid geplaatst worden onder .10 (afb. 42). Het Festspielhaus te Bayreuth (afb. 46) is de eerste theaterzaal die van zo’n V-vorm uit is gegaan (Van Duin e.a. 2010). Het podium daarentegen lijkt niet op het Festspielhaus te Bayreuth (afb. 45). Maar waar lijkt het dan wel op? Het podium van mijn theaterzaal maakt geen gebruik van coulissen en wordt naar het publiek toe breder. Door zijn V-vorm lijkt het podium op .5, .6 en .7 (afb. 43). Het gebruikt echter geen coulissen, daardoor lijkt het ook op .9 (afb. 43). De waarheid zal

liggen tussen deze verschillende toneelbeelden in de ontwikkeling van het type hiervan. Zo kunnen we denk ik concluderen dat mijn toeschouwersruimte in de historie van de transformatie van de theaterzaal past, maar het podium niet direct.

Hier heb ik tijdens het ontwerpproces verder geen onderzoek naar gedaan. Als ik had geweten dat ik hiermee een niet veel of niet eerder gebruikte, nieuwe vorm van het podium zou maken, had ik hier waarschijnlijk meer onderzoek naar gedaan om te kijken of deze vorm zou kunnen werken of niet.

Hoofdstuk 3: De verantwoording en evaluatie van het ontwerpproduct

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

20

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Hoofdstuk 4: De beschrijving en refl ectie; twee markante, generieke deeloplossingen

Het (eerste) probleem waar ik een markante, generieke deeloplossing voor heb bedacht en onderzocht is het probleem van de transparantie. Ik wilde mijn gebouw transparant maken, omwille van het feit dat het zo’n groot gebouw is. Als je op het plein staat stoot zo’n massa eerder af dan dat het attractief is, vandaar dat ik het transparant wil hebben.

Nu is het zo dat glas niet altijd transparant is. Glas is transparant als het achter het glas lichter is dan aan jouw kant van het glas, maar het refl ecteert als het aan de andere kant van het glas donkerder is dan aan je eigen kant (Deplazes, 2008). Eigenlijk is het als je op een glazen gevel kijkt altijd een combinatie van transparantie en refl ectie, maar het licht dus aan de lichtsterkte welke van de twee er overheerst (Deplazes, 2008).

Deplazes (2008) laat dit fenomeen zien aan de hand van twee plaatjes van hetzelfde gebouw, namelijk het Willis Faber & Dumas Headquarters van Norman Foster (afb. 47 en 48). Op afbeelding 47 is het middag en is het buiten lichter dan binnen in het gebouw. Hier refl ecteert het glas, zoals duidelijk te zien is op de foto. Op afbeelding 48 is het avond en staat het licht aan in het kantoorgebouw, hierdoor is het binnen lichter dan buiten, dit maakt dat het glas transparant wordt. Op het moment

§ 4.

1 Pr

oble

em 1

(tra

nspa

rant

ie)

Afb. 48Willis Faber & Dumas headquarters, Foster (Deplazes, 2008)

Afb. 47Willis Faber & Dumas headquarters, Foster (Deplazes, 2008)

dat zij ‘s avonds het licht uit doen, zal de gevel ook refl ecteren. Dit gebouw is een goed voorbeeld hiervoor, want de gevel is helemaal van glas.

Dit fenomeen is ‘s avonds voor het theater niet zo’n groot probleem, omdat ‘s avonds voorstellingen zijn en dan het licht binnen meestal wel aan staat en dan is het binnen lichter dan buiten. Bovendien hoeft het ‘s avonds niet per se transparant te zijn. Maar ‘s middags zal het gebouw refl ecteren in plaats van transparant zijn als hier niets aan gedaan wordt. Ik moet dus een oplossing zien te bedenken voor het transparant krijgen van de gevel gedurende de middag.

Hoe krijgen we het nu voor elkaar om het voor het glas donkerder te krijgen dan achter het glas? Dit heb ik opgelost door de ramen standaard in de schaduw te laten liggen. Die schaduw heb ik verkregen door de draagconstructie twee meter buiten de gevel te zetten en de vloeren buiten door te laten lopen, opdat deze vloeren zorgen voor het schaduwveld voor de gevel van de verdieping daaronder (afb. 49). De gevel ligt twee meter terug, dus de zon komt daar niet van pas, met uitzondering van de zonsopgang en de zonsondergang. Wat er nu eigenlijk gebeurt is dat het voor de gevel net zo donker is als

§ 4.

2 O

plos

sing

1 (t

rans

para

ntie

)

achter de gevel, zodat je gezichtsvermogen 50 % transparantie waarneemt en 50 % refl ectie. Dit is echter een mooi resultaat, denk ik.

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

21

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Afb. 50Unite d’habitation, Le Corbusier (Engel & Claessens , 2007)

Afb. 49Gevel in de schaduw (Smits, 2010)

De tegentstelling tussen licht en donker was uiterst belangrijk voor le Corbusiers werk (Engel & Claessens, 2007). Le Corbusier heeft vier raamtypes uitgevonden; het horizontale raam, het pan de verre, de ondulatoire en de brise soleil. Met deze laatste vond hij een oplossing voor zijn oververhitte gevels in de ‘loggia’. Deze type ramen hebben betonnen vlakken voor de glazen gevel, die in de zomer een schaduw werpen op de ruiten hierachter, en in de winter de zon doorlaten. Door deze uitvinding wordt het in de winter warmer door het zonlicht op de ruiten en in de zomer koeler door de schaduw op de ramen. Zo wordt het klimaat dus zelf gereguleerd. Le Corbusier heeft echter ook gemerkt dat dit de transparantie van zijn gevel beinvloedt.

Hij heeft dit onder meer toegepast bij de Unite d’habitation in Marseille (afb. 50). Door deze toepassing komt het gebouw tevens niet zo massief over, wat in mijn ontwerp ook een reden was voor het toepassen van Le Corbusiers brise soleil. Het Unite d’habitation heeft nog iets gebruikt dat op mijn ontwerp van toepassing is en dit heeft ook met transparantie te maken. Hij heeft namelijk het gebouw opgetild van maaiveld, en zo is er nog een andere manier van transparantie in het gebouw gebracht, namelijk de totale transparantie op maaiveld, op dit onderwerp komen we met de volgende oplossing.

§ 4.

3 Pr

oble

em 2

(maa

ivel

d) Het tweede generieke deelprobleem is dat het gebouw midden tussen twee pleinen staat. Het ene plein is een meer stedelijk plein, het andere is meer een parkachtig plein aan het water van de trekvliet. Wat ik wilde is dat het ene plein in connectie staat met het andere plein, zonder daar een enorme massa tussen te hebben staan.

Dit wil ik bereiken om de zicht- en looplijnen van de wandel- en fi etspromenade in stand te houden. Het stedelijke plein ligt aan de drukke wandel- en fi etspromenade. Wanneer hier een doorkijk en een doorloop is naar het parkachtige plein en het water van de Trekvliet, zal dit zorgen voor één openbare ruimte met een geheel van water, park en stedelijkheid. Dit zal voor de horeca rondom het plein zorgen dat het loopt. Eigenlijk zou je dus kunnen zeggen dat de plek van de Reinwaterkelder daar als een blokkade voor staat (afb. 51). Maar niets is minder waar, hier heb ik namelijk een oplossing voor gevonden, die niet alleen de doorkijk en de doorloop mogelijk maken, maar die ook nog eens speelt met het licht en het donker.

Afb. 51Gevel in de schaduw (Smits, 2010)

Hoofdstuk 4: De beschrijving en refl ectie; twee markante, generieke deeloplossingen

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

22

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Afb. 52Plattegrond op maaiveld van stadhuis Logrono (Prast, 2006)

Afb. 53Opgetilde volume van stadhuis Logrono (Prast, 2006)

Afb. 54Relatie stad-rivier door het stadhuis (Leupen, 2001)

§ 4.

4 O

plos

sing

2 (m

aaiv

eld) De oplossing die ik hiervoor gevonden heb

is het negen meter optillen van het gebouw, zodat men er onder door kan lopen en kan kijken. Dit betekent dat als je vanaf de wandel- en fi etspromenade het water van de Trekvliet wilt bereiken, je deze vanaf hier al kunt zien en het via het stedelijk plein kunt bereiken. Onder het gebouw door of er langs. Doordat de twee pleinen nu een connectie met elkaar hebben wat betreft zichtlijnen en looplijnen, kan het opgevat worden als één openbare ruimte. Ook zet dit een bepaalde route uit naar de Trekvliet.

Rafael Moneo (Leupen, 2001) gebruikt deze zelfde oplossing ook in het raadhuis van de gemeente Logrono. Hij wil hier namelijk ook een bepaalde doorloop en doorkijk route mogelijk maken. In dit ontwerp gebeurt dit echter nog veel sterker dan in mijn ontwerp, hij heeft er namelijk een soort trechter van gemaakt (afb. 52), waar vervolgens de mensen onder het opgetilde volume van het gebouw heen gaan om de weg naar de rivier op te komen. Het stadhuis dient zo als het sleutelproject voor de versterking van de relatie stad-rivier.

De twee volumineuze programma-onderdelen, de publieke functies en het ambtelijke apparaat, worden in twee driekhoekige volumes van verschillende

grootte ondergebracht. Het derde onderdeel, de grote zaal, wordt als volume op poten achter de driehoeken geplaatst. Met de punten in elkaar geschoven vormen de driekhoeken een plein dat zich opent naar de stadsboulevard en een diagonaal vormt in de richting van de historische stad (Leupen, 2001). Door het optillen van de grote zaal (afb. 53) ontstaat in het snijpunt van de volumes een passage naar het achterliggende gebied. Op die manier werkt het gebouw als een overgedimensioneerde trechter. Het nieuwe plein verzamelt de bewegingen tussen de historische en de negentiende eeuwse stad en kanaliseert de bewegingen tussen stad en rivier (afb. 54).

Mijn ontwerp van het theater heeft door deze zelfde oplossing hetzelfde effect. Het kanaliseert de bewegingen tussen de wandel- en fi etspromenade en de Trekvliet. Het optillen en op poten zetten van het volume of een deel van het volume volume is een oplossing voor ieder gebouw dat een relatie aan wil laten gaan tussen voor en achter het gebouw.

Hoofdstuk 4: De beschrijving en refl ectie; twee markante, generieke deeloplossingen

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

23

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Afb. 56Frank Lloyd Wright’s Guggenheim Museum (Sklair, 2006)

Het is dus zaak om een esthetisch kwalitatief bouwwerk te maken, dat symbolisch en dus herkenbaar is voor onze cultuur en tijd. Hierbij heb ik eerst gekeken naar iconen die al bestaan.

Frank Lloyd Wright’s Guggenheim museum in New York (afb. 56) representeert en symboliseert de vorm van een spiraal, die in de natuur veel voorkomt (Sklair, 2006).

Ik wilde met mijn icoon graag de geschiedenis van de Reinwaterkelder en de Binckhorst symboliseren en daarbij een herkenbaar object verkrijgen. Ik heb gekozen om dit te doen in de vorm van de watertoren, omdat de Reinwaterkelder een geschiedenis heeft met wateropslag en dit een zeer herkenbare vorm is. Dit heb ik zeer industrieel uitgevoerd om de industriële geschiedenis van de Binckhorst te symboliseren.

Het ontworpen theater is echter wel van een andere schaal en van een andere verhouding dan die van een watertoren. Volgens Leon Krier (Avermaete, 2009) doet dit er niet toe, omdat een architectonisch type met een schaalvergroting hetzelfde herkenbare type blijft, maar een andere functie aan kan nemen (afb. 57).

De vorm van de watertoren past duidelijk

§ 4.

5 E

xtra

pro

blee

m 3

(ico

on) De derde generieke deeloplossing is een extra

oplossing, die anders is dan de andere twee generieke deeloplossingen. Waar de eerste twee oplossingen helder en éénduidig zijn, is de derde van meer variabelen afhankelijk en meer op meningen gebaseerd. Toch wil ik deze graag aanhalen, want ik heb veel onderzoek gedaan naar dit onderwerp en aangezien dit eindwerkstuk een refl ectie is op het eigen werk, moet ik deze wel noemen.

De opdracht die ik van mijn docent mee heb gekregen is om het theater als een icoon neer te zetten. Tijdens het gehele ontwerpproces heb ik met een probleem gezeten, namelijk; hoe zet je een icoon neer en wat is hier belangrijk bij? Hier heb ik literair onderzoek naar gedaan en gedurende het ontwerpproces een oplossing voor gevonden, die ik in de volgende paragraaf ga uitleggen.

In het woordenboek betekent een icoon origineel een representatie, een plaatje, een fi guur, een portret, een illustratie of een beeld (Sklair, 2006). Een icoon in de architectuur is een bouwwerk dat symbolisch is voor een cultuur en voor een tijd, maar heeft ook een belangrijk esthetisch component. Het is de unieke combinatie van herkenning, symbolische betekenis en esthetische kwaliteit dat het icoon maakt (Sklair, 2006). § 4.

6 E

xtra

opl

ossi

ng 3

(ico

on)

onder het rijtje Form van afb. 58., want het is een architectuur-typische vorm, maar ik heb deze vorm zo getransformeerd (afb. 32 t/m 35) dat het wel duidelijk is dat het niet de functie van een watertoren heeft. Nu was het doel om het gebouw wel herkenbaar te maken als zijnde een theater, dit is volgens Leon Krier (Avermaete, 2009) dan ook met ieder gebouw mogelijk d.m.v. een paar simpele ontwerpende

Afb. 55Iconen (Smits, 2010)

Hoofdstuk 4: De beschrijving en refl ectie; twee markante, generieke deeloplossingen

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

24

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Afb. 57Schema over schaal (Avermaete e.a., 2009)

Afb. 58Schema over objecten (Avermaete e.a., 2009)

ingrepen, bijvoorbeeld het naar buiten toe tonen van de theatertoren.

Over esthetiek is veel geschreven en daar zijn de meningen door de jaren heen altijd over verdeeld. Ik heb in de literatuur gezocht naar een beschrijving over esthetiek die naar mijn mening goed bij iconografi e past. Le Corbusier deed een oproep aan alle architecten in zijn boek ‘vers une architecture’ (Heynen, 2001) om volumes in je ontwerp te baseren op kubussen, kegels, bollen, cylinders en piramiden. Dit zijn namelijk de voornaamste primaire vormen die goed door licht worden onthuld. Hun beeld nemen we scherp en tastbaar waar. Dit zijn de mooiste vormen en alleen met deze vormen kan men de mooiste volumes maken.

Deze tip van Le Corbusier (Heynen, 2001) heb ik dan ook gebruikt in mijn ontwerp. Ik heb louter geometrische vormen gebruikt voor het volume van het gebouw, namelijk twee cylinders en een omgedraaide kegel. Deze vormen samen de vorm en het symbool van een watertoren.

Om een architectonisch icoon neer te zetten in de Binckhorst in Den Haag heb ik dus een aantal middelen gebruikt, namelijk het symboliseren van de geschiedenis van de Binckhorst in de vorm van een industriële

watertoren. Belangrijk hierbij is dat dit een herkenbaar element is, want iconen moeten herkenbaar zijn. Ik heb de regels van Le Corbusier gebruikt over geometrische vormen, dit zijn namelijk duidelijk waarneembare vormen, en dat is wat een icoon nodig heeft.

Hoofdstuk 4: De beschrijving en refl ectie; twee markante, generieke deeloplossingen

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

25

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Hoofdstuk 5: De beschrijving van het ontwerpproces; de strategie en keuzen

Het ontwerpproces begon na de eerste ontwerpbegeleiding, dit noemen we week 1. Toen kregen we de opdracht uitgelegd en op papier mee naar huis. Het ontwerpproces heeft in totaal negen weken geduurd. Ik zal aan de hand van deze negen weken laten zien hoe mijn ontwerpproces er uit zag.

Week 1;We kregen in de eerste week de opdracht met het programma van eisen, de randvoorwaarden en de locatie in een boekje mee naar huis. Zo ben ik in de eerste week van start gegaan met de analyse van de opdracht, de analyse van de stedenbouwkundige situatie, de analyse van het programma van eisen en de analyse van de Reinwaterkelder. en heb ik een stedenbouwkundige maquette gemaakt van de omgeving, schaal 1:500. Analoog aan iedere week gaat de precedentenanalyse om input te krijgen, maar eens in de twee weken verandert het thema, te beginnen bij de stedenbouwkundige situatie.

Week 2;Nu ik dus eigenlijk alle aspecten van de opdracht geanalyseerd had, kon ik conclusies gaan trekken. Dit deed ik door het bedenken en uitwerken van mijn concept en uitgangspunten en heb ik een relatieschema van het programma van eisen gemaakt. Ook heb ik varianten gemaakt van

§ 5.

1 B

esch

rijv

ing

in w

eken de stedenbouwkundige situatie in tekening-,

maar vooral in maquettevorm (in de grote 1:500), hier moest namelijk het een en ander aan verbeterd worden. Hier ging weer de analyse van de precedenten mee gepaard, thema; stedenbouwkundige situatie.

Week 3;Ik ben doorgegaan met het maken van varianten van de stedenbouwkundige situatie, deze week heb ik er echter wel een variant uit gekozen en gelukkig kon ik verder. Hier volgden de eerste ideeen uit voor het volume van het gebouw uit, hier heb ik ook varianten van gemaakt. De analyse van de precedenten ging deze week over volumes en gebouwindeling.

Week 4;In deze week hadden we een tussenpresentatie, dus het was zaak dat we het idee van het gebouw tot schaal 1:200 hadden. Ik heb nog wat studie gedaan naar het gebouwvolume en ik heb hier snel een besluit over genomen. Vervolgens heb ik een variantenstudie gedaan naar de gevels en de indeling van het gebouw. Echter heb ik snel beslissingen gemaakt en de producten gaan uitwerken in de computer voor de tussenpresentatie. De precedentenanalyse ging deze week weer over volumes en indeling van het gebouw.

Week 5;Na de tussenpresentatie heb ik eigenlijk alle feedback verwerkt en deze weer teruggekoppeld op iedere deeloplossing. Ik ben teruggekomen op de grootte van het volume van het gebouw, mijn indeling van het programma en op de gevels. Op de gevels had ik echter nog geen goed alternatief. De precedentenanalyse ging deze week over de draagconstructie.

Week 6;Ik was nog helemaal niet stilgestaan bij de draagconstructie van het gebouw. Hier heb ik een aantal varianten voor bedacht en hier is een overduidelijke winnaar naar voren gekomen, namelijk het ver naar buiten plaatsen van de constructie. Vervolgens ben ik weer teruggekomen op de gevels, aangezien die gemaakt zouden worden door de draagconstructie. Het gebouwvolume is hierdoor ook een beetje veranderd. De precedentenanalyse ging deze week weer over de constructie.

Week 7;In deze week hadden we weer een tussenpresentatie. Hiervoor moesten we alles van schaal 1:1000 tot 1:5 laten zien. Daarom ben ik deze week vooral bezig geweest met het bedenken van varianten voor de detaillering van de gevel, hier had ik namelijk nog niets

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

26

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

voor bedacht. Hier heb ik een beste variant uit kunnen halen, die later eigenlijk ook niet eens meer veranderd is. Ook ben ik bezig geweest met het ontwerpen van de verschillende sferen van de afzonderlijke ruimtes en varianten voor de verticale ontsluiting. De precedentenanalyse ging deze week over de detaillering van de gevel.

Week 8;In deze week heb ik de laatste ontwerpbeslissingen genomen. Ik heb een besluit genomen over de verticale ontsluiting en een laatste kleine transformatie van het gebouwvolume heeft plaatsgevonden. De geveldetaillering heb ik wat beter uitgewerkt. De precedentenanalyse ging deze week weer over de detaillering van de gevel.

Week 9;Alle ontwerpbeslissingen zijn gemaakt, dus ik heb deze volle week gebruikt voor het maken van de producten. Ik had hiervoor nog niets op de computer gedaan (alleen de producten van de tussenpresentatie), dus hier zat nog erg veel werk in. Natuurlijk kwam ik een aantal foutjes tegen tijdens het uitwerken hiervan. Hier heb ik echter weer teruggekoppeld naar de ontwerpbeslissingen van de verschillende thema’s..

§ 5.

2 D

e on

twer

pcyc

lus Het ontwerpen kan gezien worden als een

cyclus. Door het bedenken van een oplossing voor een probleem ontstaan er weer andere problemen die opgelost moeten worden op dezelfde manier. Deze ontwerpcyclus in mijn proces ziet er als volgt uit (afb. 63); Eerst moet ik het probleem herkennen en formuleren. Vervolgens is er input nodig om op dit probleem een oplossing te bedenken, dit kan in de vorm van een analyse naar precedenten, het lezen van literatuur of door eigen verworven kennis. Er zijn altijd meerdere oplossingen voor een probleem, maar het is belangrijk dat er naar de beste oplossing wordt gezocht. Dit is alleen mogelijk door het maken van verschillende varianten voor een oplossing (afb. 60). Na het bedenken van deze varianten werk ik ze tot een bepaalde hoogte uit, zodat ik ze kan vergelijken en toetsen. Eerst maak ik er een 2D-tekening van (plattegrond, doorsnede of aanzicht), zodat ik de varianten kan analyseren en toetsen aan het concept, de eisen en de randvoorwaarden (afb. 61). Vervolgens maak ik hier een perspectieftekening of een maquette van om de varianten te toetsen op ruimtelijke kwaliteiten (afb. 62). Uiteindelijk kies ik de beste variant op basis van de op dat moment geldende belangrijkste factoren. Door deze oplossing onstaat er vanzelf een nieuw probleem en deze cyclus kan weer opnieuw beginnen, maar dan met een ander thema.

Probleem herkennen

Varianten bedenken

Variant 1 Variant 2 Variant 3

Toetsen van de varianten aan concept, uitgangs-punten, eisen en randvoorwaarden (2D tekening)

Toetsen van de geslaagde variantenaan ruimtelijke kwaliteiten (3D)

Eén van de varianten kiezen aan de hand van de op dat moment belangrijkste factoren

Input van precedentenanalyse,literatuur of verworven kennis

Afb. 63Gebruikte cyclus in mijn ontwerpproces (Smits, 2010)

Afb. 61Afzonderlijke variant toetsen aan uitg.punten, 2D (Smits, 2010)

Afb. 60Voorbeeld varianten bedenken (Smits, 2010)

Afb. 62Varianten toetsen aan ruimtelijke kwaliteiten, 3D (Smits, 2010)

Afb. 59Voorbeeld input precedenten (Smits, 2010)

Hoofdstuk 5: De beschrijving van het ontwerpproces; de strategie en keuzen

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

27

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

De strategie die ik heb gebruikt tot het komen van het ontwerpproduct in mijn proces afgelopen negen weken is veelzijdig, maar er is wel een logica in te vinden (afb. 64). Eerst ben ik de opdracht gaan formuleren en de locatie, het programma van eisen en het bestaande gebouw gaan analyseren. Hierna ben ik een ontwerpconcept en uitgangspunten gaan formuleren. Dit begin is noodzakelijk om in de in de vorige paragraaf besproken cyclus van het ontwerpen te komen (afb. 63). In deze cyclus moeten er continu ontwerpbeslissingen genomen worden op ontwerpproblemen, waarna er weer een probleem ontstaat.

Toen alle verschillende thema’s die de opdracht beschrijft waren langs gekomen (afb. 64) en de eindpresentatie in zicht kwam, ging ik alle thema’s bij elkaar brengen en op elkaar afstemmen. Vervolgens ging ik deze in de computer uitwerken voor de eindpresentatie. Uiteraard kwam ik hier nog een aantal fouten en problemen tegen, die ik weer met de ontwerpcyclusmachine tussendoor heb opgelost. Na het maken van alle producten die voor de eindpresentatie nodig waren, was het handig om nog eenmaal terug te koppelen naar de uitgangspunten en concept. Hierdoor is alles wat ik heb laten zien in de presentatie van belang en versterkend voor de uitleg van mijn concept en uitgangspunten.

§ 5.

3 D

e st

rate

gie

Hoofdstuk 5: De beschrijving van het ontwerpproces; de strategie en keuzen

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

28

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Opdracht formuleren en helder samenvatten

Ontwerplocatie, PvE en bestaandeReinwaterkelder analyseren

Hier uitgangspunten en een ontwerpconcept uit ontwikkelen

Aan de verschillende thema’s werken in schetsvormVolgorde is niet per se chronologisch van links naar rechts, maar in hoofdlijnen wel

Stedenbouwkundige situatie

Varianten bedenken

Varianten toetsen

Kiezen van de beste variant

Gebouwvolume

Varianten bedenken

Varianten toetsen

Kiezen van de beste variant

Draagconstructie

Varianten bedenken

Varianten toetsen

Kiezen van de beste variant

Gevels

Varianten bedenken

Varianten toetsen

Kiezen van de beste variant

Detaillering

Varianten bedenken

Varianten toetsen

Kiezen van de beste variant

Indeling ruimtes

Varianten bedenken

Varianten toetsen

Kiezen van de beste variant

Ontsluiting

Varianten bedenken

Varianten toetsen

Kiezen van de beste variant

terugkoppelen terugkoppelen terugkoppelen terugkoppelen terugkoppelen terugkoppelen

Als bij iedere keuze teruggekoppeld is naar de eerder gemaakt keuzes kunnen de verschillende thema’s bij elkaar gebracht worden

Het produceren vantotaalproduct op de PC

Verrassingen herkennen en hier nieuwe oplossing voor bedenken

Eindproduct

Input van een analyse van precedenten

Input van een analyse van precedenten

Afb. 64Schema van de gebruikte strategie ontwerpproces (Smits, 2010)

Hoofdstuk 5: De beschrijving van het ontwerpproces; de strategie en keuzen

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

29

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Hoofdstuk 6: De verantwoording en evaluatie van het ontwerpproces§

6.1

Het

pla

n va

n aa

npak Ieder ontwerpproces is anders, doordat er

voor een andere gemaakte keuze ook een ander probleem ontstaat (zie afb. 63). Dit maakt het moeilijk om vooraf vast te stellen welke beslissing er wanneer gemaakt moet worden. Toch heb ik dit gedaan, met als gevolg dat ik er achter kwam dat het proces niet loopt zoals in de vooraf gemaakte planning.

Dit plan van aanpak, dat ik voor het daadwerkelijke ontwerpen voor het leerplan heb geschreven, heb ik gebaseerd op de planning die in het semesterboek BSc 6 Theater (Caso & Cavallo, 2010) geschreven staat. Hierin staat per week beschreven wat de doelstellingen zijn en in welke fase van het ontwerpproces ik zou moeten zijn.

Er zijn dus verschillen tussen het plan van aanpak en het daadwerkelijk gevolgde proces. Dit komt doordat ik vooraf niet wist welke problemen er voor zouden vallen. Ik denk niet dat het nuttig is om dit plan van aanpak nog een keer volledig op te schrijven, maar ik zou graag de verschillen tussen het plan van aanpak en het daadwerkelijk gevolgde proces aan willen halen. Ik zou namelijk van de nu gemaakte fouten in het plan van aanpak willen leren, zodat ik in de toekomst een effi ciënter plan van aanpak kan schrijven en dus beter kan anticiperen op dit proces.

§ 6.

2 D

e ve

rant

woo

rdin

g va

n de

ver

schi

llen In de eerste week ben ik met een

vliegende start begonnen door meteen een stedenbouwkundige maquette te bouwen en aan de slag te gaan met de analyses van de locatie, het programma van eisen en het bestaande gebouw de Reinwaterkelder. Deze onderdelen verliepen op rolletjes en hierdoor lag ik na de eerste week iets voor op schema.

Zo kon ik in de tweede week vroeg beginnen met het maken van verschillende varianten van de stedenbouwkundige situatie. Dit hele onderdeel stond niet in het plan van aanpak van het leerplan, omdat de stedenbouwkundige situatie eigenlijk al voor het begin van de deelspecifi eke uitwerking vast zou moeten liggen. De plekken om het kavel van het te ontwerpen theater waren echter zo ongedefi nieerd door het masterplan, dat het noodzakelijk was om deze plek nog wat verder te ontwerpen. Dit betekent dat ik de tijd die ik hier mee bezig ben geweest heb verloren ten opzichte van het plan van aanpak. Met dit onderwerp heb ik het erg moeilijk gehad, omdat ik de uitgangspunten en het concept voor mijn architectonisch ontwerp al had geformuleerd terwijl de stedenbouwkundige situatie daaromheen nog niet eens vastlag. De belangen van mijn uitgangspunten en concept kwamen hierdoor tegenover het belang van het stedenbouwkundig plan te staan, waardoor dit het beslissingsproces bemoeilijkte.

In de derde week heb ik een knoop doorgehakt voor dit probleem door duidelijke varianten uit te werken in maquette- en schetsvorm en hier vervolgens één variant uit te kiezen. Door hier te lang mee bezig te zijn geweest ben ik in de derde week, te laat, begonnen met de vormstudie naar gebouwvolumes. Het ontwerpen van de stedenbouwkundige situatie ging echter ook wel een beetje gepaard met een vormstudie naar gebouwvolumes, maar dit had een ander doel.

In de vierde week was de tussenpresentatie. Door deze deadline was ik genoodzaakt mijn week achterstand in te halen. In deze week heb ik hard moeten werken om alle onderdelen tot een uitwerkingsniveau van schaal 1:200 af te krijgen. Ik heb dit ook afgekregen, maar ik heb niet naar iedere ontwerpbeslissing evenveel onderzoek gedaan. Zoals ik al had vermeld heb ik veel aandacht aan het gebouwvolume en de stedenbouwkundige situatie besteed, maar nog niet aan de gevelaanzichten, gebouwindeling en ontsluiting. Mijn eerste ideeën die ik hiervoor had, heb ik gebruikt voor de tussenpresentatie. Dit is dus niet gegaan door middel van varianten bedenken en toetsen. Op twee van de drie laatst genoemde onderwerpen kreeg ik overigens ook commentaar.

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

30

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

In week vijf had ik volgens mijn plan van aanpak de defi nitieve opzet van het gebouwvolume, de gevelaanzichten, de programmaindeling, de ontsluiting en de draagconstructie moeten hebben. Ik ben met al deze onderdelen de gehele week bezig geweest, behalve met de draagconstructie, omdat ik nog niet op de feiten vooruit wilde lopen. Het is me deze week niet gelukt om de gevelaanzichten, gebouwvolume en de programmaindeling defi nitief te krijgen, dit komt achteraf gezien doordat ik de draagconstructie er niet bij heb gehaald.

In week zes heb ik me gefocust op de draagconstructie van het theater, die een behoorlijk prominente rol op zich ging nemen en waardoor ik eigenlijk naar ieder eerder genomen besluit moest terugkoppelen of het ontwerp nog klopte. Ik moest hierdoor eigenlijk alleen de gevels écht veranderen. Dit terwijl ik eigenlijk bezig had moeten zijn met de schaal 1:20 detaillering. Hierdoor liep ik weer een week achter op het schema.

In week zeven hadden we weer een tussenpresentatie, waar ik alles van stedenbouwkundig tot detailleringsniveau heb moeten presenteren. In deze week heb ik een volledige week aan de detaillering gezeten, omdat ik daar door de week achterstand nog niets aan had gedaan.

In het plan van aanpak staat dat ik in de achtste week de commentaren van de tussenpresentatie moest verwerken en een defi nitief, geheel plan in schetsvorm hebben. Hier heb ik niet van afgeweken.

In het vooraf geschreven plan van aanpak heb ik mezelf de negende week gegeven om alleen eindpresentatieproducten te produceren en, waar nodig, foutjes aan te passen. Hier heb ik me ook gewoon aan gehouden. Eén week is achteraf gezien wel te weinig geweest voor het maken van spetterende posters en een schitterende maquette.

Door te kijken naar de verschillen tussen het vooraf gemaakte plan van aanpak en het daadwerkelijk gevolgde ontwerpproces heb ik een aantal bevindingen kunnen doen. Ten eerste heb ik een aantal verschillen ontdekt, waar vóóraf, dus tijdens het maken van het plan van aanpak, niet aan is gedacht. Ten tweede heb ik een aantal verschillen ontdekt, waar tíjdens het ontwerpproces niet genoeg aan het plan van aanpak is gehouden.

Het verder uitwerken van het stedenbouwkundig plan was oorspronkelijk niet de bedoeling van de opdracht, toch voelde ik me genoodzaakt om dit te doen om tevreden te kunnen zijn over mijn eindproduct. Dit is

een onvoorziene situatie, vandaar dat het niet in het plan van aanpak stond.

Achteraf blijkt dat er in het plan van aanpak te weinig tijd is ingebouwd voor het maken van alle eindproducten. Hier is een week voor uitgetrokken, maar als ik écht tevreden had willen zijn, had ik meer tijd nodig gehad.

In het plan van aanpak wordt gesuggereerd dat als een onderdeel behandeld is, dat het dan ook gelijk afgerond is. Dit is echter onjuist heb ik bevonden, want bijna alle onderdelen zijn nog later nog aan allerlei veranderingen of perfecties onderhevig.

Op een moment van tijdsnood, kost het af en toe te veel tijd om een variantenstudie te doen voor een ontwerpprobleem. Dit is voorgekomen tijdens het maken van de tussenpresentatie. Dit is geen goede zaak, want dan worden de voors en tegens niet goed tegen elkaar afgewogen en komt er waarschijnlijk een minder goede oplossing uit.

In week vijf heb ik me niet gehouden aan het plan van aanpak. Ik dacht het namelijk beter te weten door me verder vast te zetten op een bepaald onderdeel. Maar mijn plan van aanpak heeft ook goed begrepen dat het soms goed is om aan een ander onderdeel te werken op het moment dat je vast zit.

§ 6

.3 D

e be

vind

inge

n

Hoofdstuk 6: De verantwoording en evaluatie van het ontwerpproces

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

31

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

De strategie die ik heb gehanteerd voor het voltooien van de opdracht (afb. 64) gebruikt een aantal methoden en technieken. Als het initiatief door het analyseren van de locatie en het formuleren van het probleem achter de rug was, kwam ik in de ontwerpcyclus uit (afb. 63). De verschillende stappen om tot een oplossing te komen in deze ontwerpcyclus zijn;* Het genereren van verschillende varianten door input uit de literatuur, precedenten of eigen kennis.* Het toetsen van de verschillende varianten aan concept, uitgangspunten, randvoorwaarden en ruimtelijke kwaliteiten* Het kiezen van de beste variant.

Door de input van het lezen van literatuur, het analyseren van precedenten of door mijn eigen ontwerpervaring moet ik verschillende varianten bedenken. Hier heb ik geen problemen mee, het lukt me altijd wel om een aantal varianten te genereren. Hierbij gebruikte ik het meest de precedentenanalyse, omdat het goed is om bij gerenommeerde architecten te kijken hoe zij bepaalde problemen oplossen. De techniek die bij het genereren van verschillende varianten hoort is het visueel maken van deze ideeën. Dit kan dus in de vorm van 2- of 3D tekeningen op papier of in Autocad, maquettes of

§ 6

.4 D

e ev

alua

tie

afb. 65Toetsen van varianten (De Jong en Van der Voordt, 2002)

renderprogramma’s. Ik gebruikte het liefst maquettes of 3D-modellen, waarna ik een foto respectievelijk render maakte en uitprintte en vervolgens varianten tekende met schetspapier over deze foto respectievelijk render heen.

Bij de tweede stap, het toetsen van varianten aan het concept e.d. heb ik vaak gebruik gemaakt van de techniek van de SWOT-analyse, zodat de voor- en nadelen van het betreffende model naar voren kwamen. Dit werkt naar mijn mening erg goed.

Bij de derde stap echter, het kiezen van de beste variant, ging het bij mij naar mijn mening toch te veel op intuïtie. Ik had wel een SWOT-analyse gemaakt, maar het ene onderwerp van de SWOT-analyse weegt voor mij toch meer mee dan het andere. Hierdoor had ik moeite met het kiezen van één van de varianten.

De Jong heeft een oplossing bedacht voor het vergelijken van varianten inclusief het element van weging (De Jong & Van der Voordt, 2002). Hij heeft zijn theorie opgedeeld in acht stappen, ik zal de hoofdlijnen hiervan samenvatten. Eerst moet er een samenvatting gemaakt worden van de verschillen tussen de varianten, vervolgens moet er één verschil gekozen worden als onderwerp. Dan moeten de categorieen geselecteerd

worden die met het gekozen onderwerp te maken hebben. Daarna moet er nagedacht worden over de effecten van de alternatieven en er moet gezegd worden of dit positief of negatief wordt beinvloed hierdoor, het liefst numeriek. Vervolgens moet er een volgorde van onderlinge weging gemaakt worden, om een schema van effecten te krijgen, vermenigvuldigd met het gewicht en een conclusie (afb.65) (De Jong & Van der Voordt)

Achteraf had ik deze theorie beter kunnen gebruiken voor de vergelijking van de varianten, want door deze methode is de keuze écht verantwoord en onderbouwd.

Hoofdstuk 6: De verantwoording en evaluatie van het ontwerpproces

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

32

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Hoofdstuk 7: De refl ectie op het ontwerpproces

Het boek van de Jong en van der Voordt (2002) begint met een discussie over of ontwerpen al dan niet bij wetenschap hoort. De Jong (afb. 66) stelt dat het intuïtieve ontwerp hier niet bij hoort, maar een ontwerp op basis van een hypothese en een hoop onderzoek kan hier echter wel aan voldoen. Het doorlopen ontwerpproces, maar ook de beschrijving, verantwoording, evaluatie en refl ectie zijn het belangrijkst om te toetsen of iemand heeft ontworpen op een wetenschappelijke manier.

Groat & Wang (2002) laten aan de hand van afb. 67 zien dat ontwerpen en onderzoeken complementair aan elkaar zijn. Volgens hen hebben ze dus wel degelijk veel met elkaar te maken. Ook wijzen zij op de relatieve proportie van de twee activiteiten in een andere context. De architecten uit de praktijk ontwerpen meer en doen minder onderzoek, de Ph.D’s onderzoeken meer en ontwerpen minder.

In het vorige hoofdstuk hebben we gezien hoe mijn ontwerpproces eruit ziet, nu ga ik daar op refl ecteren en stel ik de vraag tot in hoeverre mijn ontwerpproces herhaalbaar is bij soortgelijke opgaven. Hierbij vergelijk ik mijn ontwerpproces met wat in de literatuur over dit vakgebied wordt geschreven, op zoek naar overeenkomsten en verschillen.

afb. 66Tussen kunst en wetenschap (De Jong & Van der Voordt, 2002)

afb. 67verhouding ontwerpen - onderzoeken (Groat & Wang, 2002)

Ik begin met een simpel en kort schema van de Jong en van der Voordt (2002) dat over een ontwerpopdracht tot en met product gaat (afb. 68). Het schema impliceert dat als de ontwerper de opdracht krijgt om iets te ontwerpen hij zal gaan ‘divergeren’ om meer gegevens en meer mogelijke variaties voor een oplossing te verkrijgen. In de transformatiefase levert het concept en de oplossingen voor de deelproblemen, na het convergeren, een ontwerp op.

Terugkoppelend naar mijn ontwerpproces (afb. 64) zien we dat dit een veel eenvoudiger schema is dan die van mij. Als we goed naar de twee schema’s kijken komt het op hetzelfde neer, het zij in een vereenvoudigde versie. In mijn schema divergeer ik ook, om later de deelproblemen samen te brengen en weer te convergeren naar het uiteindelijke product. Ik laat zien wat er in de transformatiefase gebeurt, maar in het schema van de Jong en van der Voordt wordt dit proces opgevat als een black box.

Een wat complexer ontwerpproces, gemaakt door Markus en Maver, de zogenaamde Markus/Maver map of the design process is te zien op afbeelding 69 (Lawson, 2005). Zij vonden dat een compleet beeld van een ontwerpmethode niet alleen het ontwerpproces nodig had, maar ook de

§ 7

.1 D

e re

lati

e tu

ssen

wet

ensc

hap

en o

ntw

erpe

n

§ 7

.2 D

e re

fl ect

ie

afb. 68Schema ontwerpproces (De Jong & Van der Voordt, 2002)

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

33

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Afb. 69The Markus/Maver map of the design process (Lawson, 2005)

Afb. 70Generalised map of the design process (Lawson, 2005)

opeenvolging van ontwerpbeslissingen. De ‘analysis’ in hun schema is het zoeken van onderlinge relaties, het vinden van patronen in de aanwezige informatie en het classifi ceren van de doelstellingen. Het formuleren van de opdracht hoort hier ook bij. De ‘synthesis’ is de oplossingsgenerator en de ‘appraisal’ is de kritische evaluatie op de eerder gestelde doelstellingen. En hier rolt dan dus een ‘decision’, een uitkomst uit, schrijft Lawson (2005).

Lawson legt dit proces uit aan de hand van een schaakspeler. In de analyse-fase bestudeert de speler zijn plek op het bord en alle relaties tussen de schaakstukken. In de volgende fase zal de ‘synthesis’-fase een idee genereren, naar aanleiding van de doelstelling om te winnen. Dit idee moet door de evaluatie-fase heen en gecheckt worden op de eerder gestelde doelstellingen, voor het besluit om de zet te maken.

In dit proces zit een vorm van terugkoppeling, namelijk van de evaluatie terug naar de ideeëngenerator. Dit is een overeenkomst met mijn gevolgde ontwerpproces, ik koppel mijn ontwerpbeslissing altijd terug op eerdere fasen. De andere overeenkomst die ik zie is dat door het nemen van een besluit er weer een nieuwe analyse zich voordoet. Er ontstaat dus weer een ander probleem en zo gaat

de cyclus door. Maar waar bij mij de cyclus oneindig is (afb. 63), door mijn opvatting dat een ontwerp nooit af is, heb je in de Markus/Maver map maar een beperkt aantal beslissingen te nemen. De problemen dienen zich in de Markus/Maver map chronologisch aan, wat in mijn processchema niet per se het geval is (afb. 64).

Volgens Lawson (2005) zal je het schaakspel niet winnen, wanneer je alleen maar kan terugkoppelen tussen de ideeëngenerator en de evaluatie. Om te kunnen winnen hebben de ideeëngenerator en de evaluatie een terugkoppelingsmoment met de analyse nodig, zie hiertoe afb. 70.

Als we dit schema vergelijken met mijn cyclus (afb. 69) zien we een groot verschil; waar dit schema bij iedere stap kan terugkoppelen naar een vorige stap, kan dat in mijn schema niet. In mijn ontwerpproces, zoals het er staat, móeten er varianten komen en móet er één van gekozen worden.

Bij wijze van experiment lijkt het me leuk om even stil te staan bij een procesmodel, dat alleen harde feiten gebruikt bij de beslisvorming. Afbeelding 71 (Binnekamp e.a., 2006) is er één van. Aan de linkerkant gaat de lijst van randvoorwaarden in de machine en aan de rechterkant wordt het huidige ontwerp Afb. 71

Numeriek en geometrisch model (Binnekamp e.a., 2006)

Hoofdstuk 7: De refl ectie op het ontwerpproces

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

34

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

in de machine gestopt. Er wordt aan het model gesleuteld door de machine, totdat de schets of het ruimtelijke model voldoet aan de randvoorwaarden.

Als we dit vergelijken met mijn ontwerpcyclus, kunnen we concluderen dat de ontwerpmachine van Binnekamp e.a. (2006) geen varianten gebruikt, maar telkens een poging doet om hier de functioneel beste oplossing uit te krijgen. Het proces komt nu steeds dichter bij écht wetenschappelijk onderzoek, want bij dit proces kan een optimum bereikt worden voor een bepaalde deeloplossing.

Op afbeelding 72 staat de positie en rol van literatuur weergegeven in het onderzoeksproces (Groat & Wang, 2002). Het gebruik van literatuur is bij elk onderzoek en voor elke onderzoeksstrategie nodig. Het neemt daarom ook een behoorlijk belangrijke positie in op afbeelding 72. Het gaat in dit schema om het over en weer communiceren van de literatuur naar de onderzoeker en het formuleren van een onderzoeksvraag.

Dit schema is bijna een puur literatuuronderzoek, dit verschilt erg van onderzoekend ontwerpen. Als we dit proces gaan vergelijken met mijn proces, zien we vooral de rol van de literatuur, die hier een

Afb. 72Diagram van een onderzoeksproject (Groat & Wang, 2002)

behoorlijk prominente functie heeft en bij mij alleen zorgt voor input. Bovendien wordt er in dit model informatie getoetst aan de literatuur en in mijn model wordt informatie getoetst aan de hand van concept en uitgangspunten.

Het boek van Roozenburg en Eekels (2003) gaat over ontwerpprocessen van industrieel ontwerpen. Dit is echter ook erg interessant voor bouwkundige ontwerpprocessen, omdat deze erg vergelijkbaar zijn. Rozenburg en Eekels (2003) stellen dat het in elke fase aanbeveling verdient te divergeren en te convergeren (afb. 73).

Als we dit schema (afb. 73) vergelijken met mijn gehanteerde schema, zien we overeenkomsten en verschillen. De overeenkomst is dat er bij allebei de schema’s gebruik wordt gemaakt van varianten. De verschillen zijn dat in afb. 73 ieder thema apart en chronologisch behandelt wordt, terwijl ik van het ene naar het andere ontwerpprobleem spring en terug. Het ontwerpproces van Roozenburg en Eekels is een soort combinatie tussen die van de Jong en Lawson (respectievelijk afb. 68 & 69).

Afb. 73Divergentie en convergentie (Roozenburg & Eekels, 2003)

Hoofdstuk 7: De refl ectie op het ontwerpproces

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

35

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Hoofdstuk 8: De samenvatting en conclusies

Na het in het masterplangame gemaakte ontwerp voor het gebied de Binckhorst, was de ontwerpopdracht nu om een theater annex cafetaria te ontwerpen in de Binckhorst in Den Haag. De Reinwaterkelder, een oude gashouder, moest hierbij gebruikt worden. De extra opdracht die ik gekregen heb was het maken van een architectonisch icoon op deze plek, waarvoor ik mijn uiterste best heb gedaan.

§ 8

.1 D

e on

twer

popg

ave

§ 8

.2 H

et o

ntw

erpp

rodu

ct

§ 8

.3 H

et o

ntw

erpp

roce

sHet ontwerpproduct is een theater in de vorm van een ingedrukte watertoren, dit om de geschiedenis van de Reinwaterkelder te symboliseren. Het theater is van het maaiveld opgetild om de connectie van het voorplein naar het achterplein en de Trekvliet te versterken. Het verlaagde voorplein met bomen langs de zijkant heeft een monumentaal karakter om de route naar het theater te versterken. Het achterplein is meer een parkstructuur met heuveltjes en een ver uitzicht over de driesprong van de Trekvliet. De stalen draagconstructie is buiten de gevel geplaatst, zodat er een industriële uitstraling ontstaat. Op deze manier heeft het theater een behoorlijke diepte in de gevel gekregen, hierdoor komen de glazen in de schaduw te liggen en worden deze transparanter. De oude dakconstructie loopt recht door de foyer en het cafetaria om de industrialiteit te benadrukken.

Het ontwerpproces was een proces van voorlopen en achterlopen op schema. Door dit verantwoord, geevalueerd en gerefl ecteerd te hebben, ben ik er achter gekomen hoe belangrijk dit ontwerpproces is. Mijn ontwerpproces was een cyclus van divergeren en convergeren. Na iedere oplossing ontstond er weer een probleem. In de refl ectie heb ik geleerd dat de meeste van mijn literaire bronnen dat ook hebben. Wat ik de volgende keer beter moet doen is het terugkoppelen binnen deze cyclus zelf, want mijn proces is te rechtlijnig, ik moest en zou varianten en een oplossing uit het probleem krijgen. Het schrijven van het eindwerkstuk was een leerzaam proces.

Eindwerkstuk bk6060 - WaterTheaterToren

36

R.P. Smits - 1320106R.P. Smits - 1320106

Bronvermelding en literatuurlijstB

ronn

enlij

st Caso, O., Cavallo, R. (2010) BSc 6 Building Typologie; Theater, Delft: TUD.

Cremers, H., Smits, R.P., Chan, Y.H., Harmane, B., den Besten, N., Luijendijk, P., Paar, V., de Vries, S. (2010) Binckhorst 2030, Anarcity, Delft: JB en A.

Duin, L. van, Barbieri, S. U., Geerts, F. (2010) Plandocumentatie theaters, Delft: DUP

Foster and partners website [bezocht op 9 juni 2010] http://www.fosterandpartners.com/Projects/0102/Default.aspx

Paar, V. (2010) Monumentenzorg en cultuurhistorie, de gashouder, Delft: TUD.

Prast, H., Steenbruggen, S., Willekens, L., (2006) Plannenmap raadhuizen, Delft: DUP

Smits, R.P. (2010) Zelf gemaakte foto’s, schema’s, ontwerpproducten, Delft: TUD.

Lite

ratu

ur m

bt h

et o

ntw

erpp

rodu

ct Avermaete, T., Havik, K., Teerds, H. (2009) Architectural positions, Architecture, Modernity and the public sphere, Amsterdam: Sun.

Aymonimo, C. (1970) ontwikkeling van het concept van gebouwentypologie, Delft: 02

Buchanen, P., Van Dongen, H., Ibelings, H., Mulder, S. (2008) Dialoog met mensen en plekken, Soeters Van Eldonk architecten, Amsterdam: Sun.

Deplazes, A. (2008) Constructing architecture, materials, processes, structurens, a handbook, Basel: Birkhauser.

Engel, H. & Claesens, F. (2007) Wat is architectuur? Architectuurtheoretische verkenningen, Amsterdam: SUN.

Heynen, H., Loeckx, A., De Cauter, L., Van Herck, K. (2001) Dát is architectuur, Rotterdam: Uitgeverij 010.

Leupen, B., Grafe, C., Kornig, N., Lampe, M., De Zeeuw, P. (2001) Ontwerp en analyse, Rotterdam: Uitgeverij 010

Neufert, E., Neufert, P., Baiche, B., Walliman, N. (2002) Architects’ data, Oxford: Blackwell

Lite

ratu

ur m

bt h

et o

ntw

erpp

roce

s

Pevsner, N. (1976) A history of building types. London:

Sklair, L. (2006) Iconic architecture and capitalist globalization, City, 10: 1, 21 — 47

Binnekamp, R., van Gunsteren, L.A., van Loon, P.P. (2006) Open design, a stakeholder-oriented approach in architecture, urban planning and project management, Amsterdam: IOS Press.

Groat, L. & Wang, D. (2002) architectural research methods, New York: Wiley.

Jong, T.M. de & Voordt, D.J.M. van der (2002) Ways to study and research urban architectural and technical design, Delft: DUP.

Lawson, B. (2005) How designers think, the design process demystifi ed, Oxford: Architectural press.

Roozenburg, N.F.M., Eekels, J., (2003) Productontwerpen, structuur en methoden, Utrecht: Uitgeverij Lemma