f inanc iewezen& samenleving
Belgische Federatievan het Financiewezen
Belgische Federatie van het Financiewezen
B.T.W. BE536.067.827Bankrekening nummer 001-4314280-87
D / 2005 / 1197 / 09
Verantwoordelijke uitgever: Michel Vermaerke,Ravensteinstraat 36 - 1000 Brussel
Ravensteinstraat 36 - 1000 Brussel - Tel.: 02-507 68 11e-mail: [email protected] - www.febelfin.be
Jaarverslag 2005
cover2005.pmd 17/11/2005, 10:017
Belgische Federatievan het Financiewezen
GEWONE LEDENBelgische Vereniging van Banken en Beursvennootschappen (BVB)Belgische Vereniging van Asset Managers (BEAMA)Beroepsvereniging van het Krediet (BVK)Belgische Vereniging van Beursleden (BVBL)Belgische Leasingvereniging (BLV)
AANGESLOTEN LEDENDe leden van de vijf constituerende verenigingen dragen van rechtswege de titelvan 'aangesloten lid' van Febelfin (zie algemeen overzicht op cover 3).
Aangesloten leden met een bijzonder statuutBanksysErkenningsraad voor EffectenmakelaarsEuronext BrusselIsabel
(1) Tot 7 december 2005.(2) Vanaf 7 december 2005.(3) Nieuwe voorzitter van de BVBL (vervangt Jean-Pierre de Buck van Overstraeten).(4) Vanaf 1 januari 2005.(5) Vanaf 23 september 2005 (vervangt Daniel Angerhausen).(6) Vanaf 28 januari 2005 (vervangt Mark Lambrechts).
UITVOEREND COMITÉ EN VERANTWOORDELIJKENVAN STAFDIENSTEN & BUSINESS LINESMichel Vermaerke,
gedelegeerd bestuurder & voorzitter van het Uitvoerend ComitéWerner Abelshausen,
Directeur 'Sociale zaken' en 'Opleiding'Michel Billocq,
Secretaris-generaal van de BLV & verantwoordelijkevan de Business Line 'Corporate Banking'
Marc Dechèvre,Secretaris-generaal van de BVK & verantwoordelijkevan de Business Line 'Kredieten aan particulieren'
Dirk De Cort,Adviseur, verantwoordelijke 'Economie & Statistiek'
Sébastien de Brouwer,Adviseur, verantwoordelijke van de 'European Desk'
Patrick-C. Drogné,Directeur van de BVBL & verantwoordelijkevan de Business Line 'Financiële markten'
Josette Leenders,Secretaris-generaal van BEAMA & verantwoordelijkevan de Business Line 'Asset Management & Private Banking'
Daniel Mareels,Directeur 'Fiscaliteit', 'Boekhoudnormen' en 'Prudentiële regels'
Françoise Sweerts,Directeur 'Juridische zaken' & verantwoordelijkevan de Business Line 'Retail Banking'
Jozef Van den Nieuwenhof,Verantwoordelijke 'Interne administratie' & Directeur'Organisatie en bancaire informatica'
RAAD VAN BESTUURVAN FEBELFIN
BureauLuc Vandewalle(1),
voorzitter (BVB)Jan Vanhevel(2),
voorzitter (BVB)Peter De Proft,
ondervoorzitter (BEAMA)Paul Hermans,
ondervoorzitter (BVK)Eric Struye de Swielande(3),
ondervoorzitter (BVBL)Michel Vermaerke(4),
gedelegeerd bestuurder,voorzitter van het Uitvoerend Comité
Overige ledenAndré Bergen (BVB)Marianne Delbrouck(5) (BVK)Jan Ingelbrecht (BLV)Christian M. Jacobs (BVB)Axel Miller (BVB)Dirk Van den Broeck (BEAMA)Arnaud van Doosselaere (BEAMA)Piet Verbrugge(6) (BVB)Herman Verwilst (BVB)
Capital@Work n.v.Caterpillar Financial Services Belgium b.v.b.a.CBC Banque N.V.Centea N.V.Centrale Kredietverlening N.V. (CKV)Cetelem Belgium N.V.CIC Banques (rep. office)Citibank Belgium N.V.Citibank International plcCofidisCofinimmoCommerzbank AktiengesellschaftCommerzbank Belgium N.V.Compagnie de Gestion PrivéeComputers Services & Leasing N.V.Confederacion Espanola de Cajas de Ahorros
(CECA) (rep. office)Contassur N.V.Cortal Consors - Succursale voor BelgiëCredibeCredimo N.V.Daimlerchrysler Financial Services N.V.Damien Courtens & Cie b.v.b.a.de Buck Bankiers N.V.De Hypothecaire Vereniging c.v.De Lage Landen Leasing N.V.Degroof Institutional Asset ManagementDelande en Cie n.v.Delta Lloyd Bank N.V.Delta Lloyd Securities NVDeutsche Bank AktiengesellschaftDexia Asset ManagementDexia Bank België N.V.Dexia Fund Services BelgiumDexia LeaseDexia Société de CréditDHB Bank - Brussels BranchDierickx, Leys & Cie nv EffectenbankDMR Finance N.V.Dresdner Bank AG - Brussels BranchDWS Investments BelgiumEB-Lease N.V.Econocom Lease N.V.Ethias Bank N.V.Euler Hermes Credit Insurance N.V.Eural N.V.Euroclear N.V.Europabank NVF. van Lanschot Bankiers België N.V.F.Delcour-A.Vancrayebeck-E.Ernould s.p.r.l.Fastnet BelgiumFCE Bank PLCFidelity Capital ManagementFidelity Investments InternationalFides Asset ManagementFidexis N.V.FidusudFimaser N.V.Finansbank (Holland) N.V. - Bijkantoor BelgiëFinaref Benelux
(1) Aangesloten leden met een bijzonder statuut, zie cover 1.(2) “Inclusief de volgende kassen: Antwerps Beroepskrediet (ABK), Bank van Brabant, Banque de Crédit Professionnel (CP-Banque), Federale Kas voor het Beroepskrediet (FKBK),
Interfederaal Beroepskrediet (IBK), Middenstands Deposito- en Kredietkantoor (MDK), Onderling Beroepskrediet (OBK), Oostvlaams Beroepskrediet (OVBK) en West-Vlaamse Bank (WVB).”
Aachener Bank eGAareal Bank AG - Brussels BranchAB Lease N.V.ABN Amro Asset ManagementABN AMRO Bank N.V. - Belgian BranchAGF Belgium Insurance N.V.Agfa Finance N.V.Agricaisse c.v.b.a.AlenaAlpha Card c.v.b.a.Alpha Credit N.V.American Express Services europe ltdAmstel Lease België NVAntwerpse Diamantbank nvAremas N.V.Atradius Credit Insurance N.V.Attijariwafa BankAuxifina N.V.Axa Bank Belgium N.V.AXA IM BeneluxAxitisBanca di Roma (rep. office)Banca Intesa (rep. office)Banca Monte Paschi Belgio N.V.Banca Nazionale del Lavoro (rep. office)Banco Bilbao Vizcaya Argentaria S.A.Bank Card Company N.V.Bank Corluy EffectenbankiersBank Degroof N.V.Bank Delen & de Schaetzen N.V.Bank J. Van Breda & Co N.V.Bank of America, N.A.Bank of BarodaBank of ScotlandBank van De Post N.V.Banque Chaabi du MarocBanque CPH c.v.b.a.Banque Privée
Edmond de Rothschild Europe s.a.Banque Transatlantique Belgium N.V.BearbullBelgian BankBelgolaise Bank N.V.Belstar Verzekeringen N.V.Beroepskrediet nv (2)
Beursfondsen-BeheerBHW Bausparkasse AGBMW Financial Services Belgium N.V.BNP Paribas Lease Group N.V.BNP Paribas Private Bank-Bijkantoor
van BelgiëBNP Paribas Securities Services -
Succursale de BruxellesBNP Paribas, Bijkantoor
van BelgiëBocklandt B.V.B.A.Buttonwood VermogensbeheerdersByblos Bank Europe N.V.CALYON - Succursale de BruxellesCapital & Finance Asset Management
AANGESLOTEN LEDEN VAN FEBELFIN(1)
Fonds du Logement Wallon c.v.Fortis AGFortis Bank N.V.Fortis Credit Card N.V.Fortis InvestmentsFortis Lease N.V.Fortis Real Estate Asset ManagementG.E. Capital N.V.General Motors Acceptance Corporation,ContinentalGoffin Bank N.V.Goldwasser Exchange bvbaGroep LandbouwkredietHewlett-Packard Belgium b.v.b.a.Home Invest BelgiumHoratius VermogensbeheerHSBC Bank plcHSBC CCFHSBC Dewaay N.V.ING België N.V.ING Car (financial) Lease Belgium N.V.ING Insurance N.V.ING Investment ManagementING Lease Belgium NVING Private Portfolio ManagementIntervest OfficesInvesco Asset ManagementJ. Quatannens & Co N.V.JPMorgan Chase Bank Brussels BranchJPMorgan Chase Bank, N.A.JPMorgan International Bank LimitedKBC Asset ManagementKBC Bank N.V.KBC Lease Holding NVKBC Pinto Systems N.V.KBC SecuritiesKempen Capital ManagementKey Equipment Finance Belgium NVKeytrade Bank N.V.Komatsu Financial Europe NVKrefima N.V.Lanbokas c.v.b.a.Lawaisse N.V.Leasing J. Van Breda & Co N.V.Leasinvest Real Estate Management N.V.Leleux Associated Brokers NVL’Entr’aide Financiere du TournaisisLeo Stevens & CieL’IntégraleLloyds TSB Bank plcLocinvest S.A.Lombard Odier Darier Hentsch &
Cie (België) N.V.Maxitruck Finance & Lease N.V.MCC S.p.A. (rep. office)Mélice & Co N.V.Merciervanderlinden Asset ManagementNamur Invest Lease S.A.Neckermann Postorders N.V.Neofin N.V.
NIB Capital Bank N.V.Nissan Finance Belgium N.V.P&V Verzekeringen c.v.Patronale Hypotheek Maatschappij N.V.Petercam N.V.Pire & Cie S.A.Priv-GestPSA Finance Belux N.V.PuilaetcoPuilaetco Private Bankers n.v.Quaestor VermogensbeheerQuest for GrowthRabobank International Antwerp BranchRampelbergs & CieRBS (rd europe) b.v.Record Bank N.V.Record Credit Services c.v.b.a.Retail EstatesRobecoRobeco Bank BelgiumRouws en CeulenSaint-brice N.V.Sambrelease S.A.SanPaolo IMI S.p.A. (rep. office)Santander Benelux N.V.Sarelco N.V.Scania Finance Belgium N.V.Schroders Investment Management BeneluxSG Bank De Maertelaere N.V.SG Equipment FinanceShizuoka Bank (Europe) N.V.Société Générale (Succursale de
la Société Générale France)State Bank of IndiaState Street Bank Europe, Ltd.Sumitomo Mitsui Banking Corporation (SMBC)The Bank of New YorkThe Bank of New York (Luxembourg) sa -
Brussels BranchThe Bank of Tokyo - Mitsubishi, Ltd.Triodos Bank N.V.Trustinvest N.V.UBS Belgium N.V.UniCredito Italiano Spa (rep. office)United Taiwan Bank N.V.Van Bauwel & Co G.C.V.Van Breda Car Finance N.V.van de Put & C‘ EffectenbankVan Glabbeek en C‘ b.v.b.a.Van Goolen & C‘ b.v.b.a.Van Moer Santerre & Co N.V.VDK Spaarbank N.V.Volkswagen Bank GmbHVolvo Car Finance Belgium N.V.Warehouses De PauwWeghsteen & Driege N.V.WereldhaveWinterthur Europe N.V.Xerox Credit N.V.
cover2005.pmd 16/11/2005, 09:123
Woord vooraf: ‘Samen sterker’ ______________________________ 2
Diensten voor particulieren _________________________________ 5
Financiële diensten aan bedrijven ___________________________ 11
Fiscale omgeving __________________________________________ 14
Prudentieel toezicht, rapportering, boekhoudnormen _________ 20
Human resources _________________________________________ 22
Financiële markten ________________________________________ 27
Betalingssystemen & informatietechnologie _________________ 31
Strijd tegen de criminaliteit ________________________________ 38
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken _____________ 40
Bemiddelingsdienst Banken-Krediet-Beleggingen _____________ 46
2 0 0 5
Onder de titel 'financiewezen & samenleving' stellen wij u graag het allereerste
jaarverslag voor van Febelfin, de Belgische Federatie van het Financiewezen. Febelfin over-
koepelt sedert maart 2003 de financiële beroepen in ons land (zie covers 1 en 3 voor de
namen van de constituerende verenigingen en hun aangesloten leden). In een aparte
brochure onder de titel 'Samen sterker – Kencijfers en duiding' zijn nog meer
facts & figures opgenomen, en worden de constituerende verenigingen uitvoerig beschreven.
Het jaarverslag en de brochure kunnen worden gedownload via Febelfin's webstek
www.febelfin.be.
Het jaarverslag 2005 van Febelfin vervangt dat van de Belgische Vereniging van Banken,waarvan de 2004-editie onder de titel 'De Bank in de Samenleving' dus tevens de laatste was.
1
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:371
Belgische Federatie van het Financiewezen 20052
Wat de consolidatiegolf betreft, is België ongetwijfeld een
voortrekker in Europa. Onze bancaire en financiële markt wordt
niet alleen gekenmerkt door een consolidatie op het niveau van
de grotere spelers, maar ook door een grote openheid naar
internationale operatoren en zogenaamde nichespelers. België
is een openmarkt-economie, onder meer dankzij zijn ligging in
het hart van Europa. Onder het motto ‘samen sterker’ beslisten
de zgn. ‘grootspelers’ samen te gaan met de ‘niche’-spelers en
enkele regionale spelers, om hun slagkracht te vergroten.
Aldus zetelen aan de bestuurstafel van Febelfin de vier groot-
banken samen met de vertegenwoordigers van de overige
banksegmenten, van de beursvennootschappen en van de
‘productverenigingen’ (BEAMA, BVK en BLV).
Febelfin is erin geslaagd in weinige jaren uit te groeien tot hét
beroepsforum voor het Belgische financiewezen. De consolidatie-
golf viel ook samen met een nieuw toezichthoudend kader. Het
verheugt ons vast te kunnen stellen dat de Febelfingemeenschap een
bijzonder constructieve dialoog en relatie heeft kunnen opbouwen
met de recent gecreëerde CBFA enerzijds en de NBB anderzijds.
Het algemeen sectoraal overleg is de jongste jaren moei-
zaam gebleken. Voor de periode 2005-2006 is geen sectorale
CAO tot stand gekomen in de banksector (PC310), niettegen-
staande LBC en CNE enerzijds en BVB anderzijds een akkoord
bereikten over een ontwerptekst. De bankiers hebben steeds aan
het overleg deelgenomen vanuit een dubbele optiek: enerzijds
de concurrentiepositie van de sector en derhalve ook zijn
rendabiliteit vrijwaren, anderzijds zorgen voor duurzame
tewerkstelling. Toch willen wij onderstrepen dat het overleg steeds
constructief en positief werd benaderd, met openheid voor dia-
loog en streven naar een gemeenschappelijk draagvlak. Bij de
spaarbanken kwam er recent wel een CAO tot stand.
De eerder genoemde ingrijpende maatregelen wat consolidatie
en herstructurering betreft, hebben uiteraard een invloed op de
werkgelegenheid, de opleiding en de loonevolutie. Consolida-
tie en herstructurering gaan gepaard met natuurlijke afvloeiing
en overlegde begeleidingsplannen. Maar dat betekent uiter-
aard niet dat de sector niet blijft aanwerven, en zelfs in grote
mate, en dan gaat het meestal om hoger opgeleide werknemers.
Zo vertoont de sector eind 2004 een steeds hogere scholings-
graad. Bijna 60% van de werknemers is nu reeds houder van
een hoger diploma (23,3% universitair diploma, 35,6% hoge-
school). Ook inzake opleiding worden en werden er heel wat
inspanningen geleverd, met bv. Elan+ als paritair sectorinitiatief.
Het Belgische financiewezen dient meer dan ooit te worden
gesitueerd in een internationaal en voornamelijk Euro-
pees kader. Strategie, operationeel beleid en regelgeving
worden sterk bepaald door de internationale en Europese
reflectie en agenda. Europa nam de voorbije jaren verscheidene
initiatieven om de Europese bancaire en financiële markt ver-
der vrij te maken, en te zorgen voor convergentie en harmoni-
satie van het toezicht. Denken we maar aan initiatieven als het
Financial Services Action Plan (FSAP), de richtlijn ‘markten voor
financiële instrumenten’ (MiFID), de Europese spaarrichtlijn, de
Single European Payments Area (SEPA) of de CapitalRequirements Directive (CRD). Die verschillende Europese wet-
gevende projecten zijn ook verbonden met initiatieven voor de
Eurozone, rond marktmonitoring en rapportering en een reflec-
tie rond aangelegenheden zoals het depositogarantiesysteem.
Koppelt men dergelijke Europese initiatieven aan andere inter-
nationale normerende initiatieven zoals Basel II en IFRS, dan
wordt de fundamentele impact van Europa op banken, beleggings-
fondsen, kredietmaatschappijen, leasingbedrijven en beurs-
vennootschappen heel duidelijk, en voelbaar.
In dat kader heeft Febelfin een eigen ‘European Desk’ opge-
richt om de Europese ontwikkelingen op de voet te kunnen volgen,
en om ook in dat vlak de belangen van al haar leden te verdedigen.
Het is noodzakelijk dat alle betrokken partijen goed beseffen dat
België en het Belgisch financieel en bancair bestel geen eiland
vormen, dat normatief los zou kunnen staan van een veel ruimere
internationale en Europese context. Hoe nobel geïnspireerd of
goed bedoeld hij ook is, een nationale overheidsmaatregel die
geen rekening houdt met de internationale concurrentiepositie
van de Belgische financiële operatoren, zal een gezonde duur-
zame ontwikkeling alleen maar ontkrachten en een voorspoedig
sociaal en duurzaam tewerkstellingsbeleid ondermijnen.
Het zal voor Febelfin en haar nieuwe voorzitter die op 7 decem-
ber 2005 aantreedt, één van de belangrijke opdrachten zijn om
op constructieve wijze en in een duurzame dialoog het verande-
Samen sterker !De voorbije drie jaar is het Belgische bank- en financiewezen met succes erin geslaagd zowelde consolidatiegolf als de Europeanisering en de internationalisering van de verschillende markten teverwerken. Tevens reageerde de financiële sector positief op de concretisering van nieuwe maatschappe-lijke ontwikkelingen en taken. Over dit alles leest u meer in dit allereerste jaarverslag van Febelfin.
Het past in die context van harte dank te zeggen aan alle collega’s en medewerkers uit de Belgischebancaire en financiële wereld, die elke dag weer meetimmeren aan de weg van de morgen. Als federa-tie kan Febelfin zonder die inbreng van competente en plichtsgetrouwe mannen en vrouwen immers nietfunctioneren. Samen zijn we inderdaad sterker ...
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:372
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 3
rende landschap aan alle stakeholders (overheden, sociale part-
ners en drukkingsgroepen) uit te leggen, en om samen met hen na
te gaan waar de groei- en tewerkstellingskansen van
morgen liggen. Eind 2005 is voor die dialoog nog steeds een
goede voedingsbodem aanwezig, en zoals iedereen weet heb-
ben de ‘Belgen’ steeds getuigd van heel veel flexibiliteit en aan-
passingsvermogen. Maar! Nu reeds dient gesteld dat de binnen-
landse bancaire bedrijvigheid vandaag één van de laagste
rendabiliteitsgraden in Europa kent. Bovendien is het duidelijk
dat andere Europese financiële centra niet bij de pakken blijven
zitten, en alvast in ‘public-private partnership’ verantwoorde
reglementeringen uitdokteren met een innoverend en aantrekke-
lijk karakter. De steile opgang van Ierland of het succes van Luxem-
burg voor de beleggingsfondsen spreken boekdelen.
Febelfin buigt zich thans pro-actief over de strategische thema’s
‘concurrentiepositie’ en ‘tewerkstelling’. In de loop van 2006 zullen
terzake reeds besluiten worden genomen. Het is onze wens dat de
reflectie en de uitwerking hiervan mogen verlopen in een gezonde
dialoog met overheid, sociale partners en belangengroepen.
Laten we ten slotte ook even stilstaan bij enkele recente thema’s,
zoals corporate governance, duurzame ontwikkeling,
sociaal verantwoord ondernemen en nieuwe fiscale
cultuur. Verscheidene initiatieven van wetgevende aard of ont-
staan op vrijwillige basis hebben de jongste jaren vorm en gestalte
gekregen. Alle willen ze een nauwere brug slaan tussen de finan-
ciële wereld en het maatschappelijk draagvlak. Het heeft misschien
wat meer tijd gevraagd om ten volle tot het inzicht te komen hoe
snel de samenleving aan het evolueren is en nieuwe uitdagingen
en verwachtingen plaatst in de bancaire en financiële wereld. Dit
verklaart mede waarom sommige elementen via de wetgever
werden bedongen: een goed voorbeeld is het investerings- en
financieringsverbod inzake antipersoonsmijnen. Van de andere
kant is de sector inzake KMO-kredietfinanciering zelfregulerend
opgetreden, in een permanent streven naar dialoog.
Het is onze sterke overtuiging dat we de dialoog dienen te blij-
ven voortzetten, en de sector moeten blijven sensibiliseren voor
de nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. Sectoraal zelf-
regulerend optreden is vaak, doch niet altijd aangewezen. Onze
leden ontwikkelen immers ook hun eigen strategisch en operatio-
neel beleid, waarbij het hen vrij staat om nieuwe maatschappe-
lijke thema’s zoals duurzaam ondernemen te verwerken zoals
hen dat goeddunkt. Anderzijds is het goed bepaalde maatschap-
pelijke verzuchtingen te temperen. De enkele ‘klachten’ bij het
vorig jaar opgerichte KMO-contactpunt wijzen niet echt op een
groot probleem. Het is eveneens positief te noemen dat de ban-
ken hebben kunnen bijdragen aan de nieuwe fiscale cultuur,
belichaamd in de vorig jaar succesvol afgesloten EBA-operatie.
De voorbije drie jaar waren voor de financiële sector bijzonder
boeiend, gevarieerd en vol uitdagingen. Uiteraard treden in
tijden van evolutie en uitdaging verschillende meningen op de
voorgrond. Degelijk onderbouwde dossierkennis, gebalanceerde
standpunten en de zoektocht naar dialoog waren echter altijd
het uitgangspunt. Het aloude adagium ‘it takes two to tango’
getrouw is het uiteraard zo dat win-win-resultaten bereiken
alleen mogelijk is wanneer men het standpunt van de andere
erkent en de bereidheid heeft om een gemeenschappelijke
entente te vinden. Dat is behoudens enkele uitzonderingen (bv. het
sociaal overleg of de recente bevek-maatregelen) in het meren-
deel van de situaties en dossiers het geval gebleken. De compo-
nenten van de financiële sector erkennen het recht van elkeen
om andere standpunten in te nemen en eigen opties na te stre-
ven. Ieder neemt daarbij zijn verantwoordelijkheid. Onze ver-
antwoordelijkheid is er altijd één geweest naar onze leden, en
naar hun activiteiten van vandaag en morgen.
Het was voor mij een bijzonder voorrecht om de BVB en Febelfin voor te zitten. In 2006 bestaat de BVB 70 jaar, terwijl Febelfinvandaag haar eerste operationele werkjaar nog aan het voltooien is. Wel een treffende symboliek van hoe oud en jong,verandering en uitdaging, verleden en toekomst hand in hand kunnen gaan. Febelfin mag zich roemen op een sterke engediversifieerde ‘achterban’ van leden met variërende grootte, business model en toekomstplannen, die ieder voor zich in Febelfinde beste verdediger van hun sectorale belangen kunnen vinden. De Febelfin-medewerkers hebben een grote technische expertiseen toewijding: hen wacht nu binnen dat nieuwe en grotere Febelfinhuis de uitdaging om met vereende krachten hun blijvendetoegevoegde waarde te creëren.
Ik wens al onze leden en alle Febelfin-medewerkers veel succes toe ! Moge onze nationale leuze ‘Eendracht maakt macht’ henen mijn opvolger sterkte blijven bieden. Luc Vandewalle
Luc Vandewalle,voorzitter
Michel Vermaerke,gedelegeerd bestuurder
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:373
Belgische Federatie van het Financiewezen 20054
BCP Business Continuity PlanBEAMA Belgische Vereniging van Asset ManagersBIC Bank Identifier CodeBVB Belgische Vereniging van Banken en BeursvennootschappenBVK Beroepsvereniging van het KredietCAO Collectieve ArbeidsovereenkomstCBF Commissie voor het Bank- en FinanciewezenCBFA Commissie voor het Bank-, Financie- en AssurantiewezenCDV Controledienst voor de VerzekeringenCEBS Committee of European Banking SupervisorsCFI Cel voor Financiële InformatieverwerkingCFS Comité voor Financiële StabiliteitCIK Interprofessionele Effectendeposito- en GirokasCRD Capital Requirements DirectiveEBA Eenmalige Bevrijdende AangifteEBF Europese BankfederatieEBIC European Banking Industry CommitteeEC Europese CommissieECB Europese Centrale BankEGU Elektronische gegevensuitwisselingEMF Europese Hypothecaire Federatie (European Mortgage Federation)EPC European Payment CouncilEU Europese UnieFSAP Financial Services Action PlanIAS International Accounting StandardsIBAN International Bank Account NumberICB Instelling voor Collectieve BeleggingIFRS International Financial Reporting StandardsIPA Interprofessioneel AkkoordISD Investment Services DirectiveKMO Kleine & Middelgrote OndernemingenMAC Market Advisory CommitteeMEC Market Evolution CommitteeMiFID Directive on Markets in Financial InstrumentsMOB Maatschappelijk Overleg BetalingssystemenNAR Nationale ArbeidsraadNBB Nationale Bank van BelgiëNLF New Legal Framework for Payments in the Internal MarketOESO Organisatie voor Economische Samenwerking en OntwikkelingPE-ACH Pan-European Automated Clearing HouseROFD Raad van toezicht van de Overheid der Financiële DienstenRV Roerende VoorheffingSEPA Single European Payments AreaSSP Single Shared PlatformTLT Taks op de levering van effecten aan toonderTOB Taks op de beursverrichtingenUCV Uitwisselings- en VerrekencentrumWFS Waarborgfonds voor scholenbouwWSH ‘Woonstaatheffing’XBRL eXtensible Business Reporting Language
In dit verslag treft u onder meer volgende afkortingen aan:
Afko
rtin
gen
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:374
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 5
Consumentenkrediet
Europese richtlijn‘consumentenkrediet’
Op 10 oktober 2005 keurde de Europese
Commissie een gewijzigd voorstel van
richtlijn inzake consumentenkrediet goed.
Met die tekst wil men een doelgerichte
harmonisatie van bepaalde sleutel-
elementen tot stand brengen, en tegelijk
de lidstaten meer armslag geven om som-
mige bepalingen aan de nationale situatie
aan te passen alsmede de eenheidsmarkt
beschermen dankzij een clausule voor
‘wederzijdse erkenning’.
Volgens Markos Kyprianou, Europees Com-
missaris voor gezondheid en consumenten-
bescherming, biedt het nieuwe voorstel niet
alleen een maximum aan voordelen voor de
consumenten, maar wordt ook de ‘admini-
stratieve rompslomp’ zoveel mogelijk beperkt.
De Raad van Ministers moet de ontwerp-
richtlijn nu onderzoeken. Het gemeenschap-
pelijke standpunt wordt tegen 2006 verwacht.
Collectieve schuldenregeling
Eind mei 2005 keurde de Kamer de wets-
ontwerpen tot wijziging van de wetgeving
inzake de collectieve schuldenregeling
goed. Ook de Senaat staat op het punt de
ontwerpen te bekrachtigen, zodat de
bekendmaking van de nieuwe wetgeving
op korte termijn kan worden verwacht.
Sommige punten zijn duidelijk positief,
zoals de mogelijkheid voor de fiscus om
schuldkwijtschelding te verlenen, en be-
paalde technische verbeteringen. De finan-
ciële sector ziet zich echter verplicht
uiting te geven aan zijn bezorgdheid om-
trent andere aspecten, zoals de bijzondere
regels inzake borgstelling of de kans op
een toenemend beroep op het Fonds ter
bestrijding van de overmatige schuldenlast,
dat enkel door de kredietgevers wordt
gestijfd.
Diensten voorparticulieren
Diensten voor particulieren
Enkele van de belangrijkste elementen uit het herzienevoorstel van de richtlijn consumentenkrediet
❚ het toepassingsgebied is beperkt tot kredieten kleiner dan of gelijk aan50.000 euro;
❚ de regelgeving is niet van toepassing op hypothecair krediet (met inbegripvan consumentenkredieten gewaarborgd door een hypotheek);
❚ voor kredieten kleiner dan of gelijk aan 300 euro geldt een specifieksysteem van precontractuele en contractuele informatie;
❚ de lidstaten beschikken over enige vrijheid om de bepalingen op sommigegebieden aan hun nationale situatie aan te passen, maar voor een beperktaantal gevallen geldt een clausule van wederzijdse erkenning om deeenheidsmarkt te beschermen;
❚ in de tekst is ook sprake van een grotere mate aan vergelijkbaarheiddankzij een geharmoniseerde methode voor de berekening van de kostprijsvan het krediet;
❚ de informatie die de kredietverstrekker aan de consumenten moet bezor-gen, wordt opgesomd;
❚ de consumenten kunnen gedurende 14 dagen een verzakingsrecht uitoefenen;
❚ de consumenten hebben het recht hun lening vervroegd terug te betalen;
❚ de consumenten mogen de kredietovereenkomst opzeggen wanneer zeafzien van de daaraan verbonden verkoop.
Voornaamste punten van de wetsontwerpen’Collectieve schuldenregeling’
❚ de overdracht van de bevoegdheid inzake collectieve schuldenregeling vande beslagrechter naar de arbeidsrechtbank;
❚ de opschorting van de middelen van uitvoering t.a.v. de persoonlijkezekerheden tot de bekrachtiging van de minnelijke aanzuiveringsregeling,tot de indiening van het proces-verbaal van onmogelijkheid van minnelijkeregeling of tot de verwerping van de aanzuiveringsregeling;
❚ vanaf het begin van de procedure zal de schuldbemiddelaar een bedrag terbeschikking van de eiser moeten stellen dat minstens gelijk is aan debedragen die niet vatbaar zijn voor beslag. Met de schriftelijke instemmingvan de eiser kan dat bedrag worden verminderd, echter nooit tot eenbedrag dat lager is dan het minimumbedrag van maatschappelijke integratie;
❚ elke schuldeiser, overheid of particulier, zal een volledige of gedeeltelijkekwijtschelding van schuld kunnen toestaan (wat vooral slaat op de fiscus ende instellingen van sociale zekerheid);
❚ de schulden die het recht van de eiser en zijn gezin op een menswaardigbestaan in gevaar kunnen brengen, zullen bij voorrang moeten wordenbetaald, zowel in de minnelijke als in de gerechtelijke regeling;
❚ als de eiser volledig insolvent is, zal de rechter een totale kwijtscheldingvan schulden kunnen verlenen, zonder aanzuiveringsregeling maar meteventuele begeleidingsmaatregelen gedurende maximum vijf jaar;
❚ natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk borg hebben gesteld,zullen door de rechter kunnen worden bevrijd, indien hij vaststelt dat hunverbintenis niet in verhouding staat tot hun inkomen en hun vermogen.Die bevrijding kan bovendien als hoofdeis worden gevraagd, wanneer deschuldenaar die voldoet aan de voorwaarden voor collectieve schulden-regeling, er niet om vraagt;
❚ op verzoek van de schuldbemiddelaar zal de rechter kunnen beslissenwelk deel van de erelonen en kosten door het Fonds ter bestrijding vande overmatige schuldenlast ten laste moet worden genomen.
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:375
Belgische Federatie van het Financiewezen 20056
Evoluties op de Belgische hypotheekmarkt
Belastinghervorming
In november en december 2004 voerde
de regering een belastinghervorming in-
zake hypothecair krediet in als onderdeel
van een programmawet. Febelfin had pas
begin november vernomen dat zo’n her-
vorming op til was. Niet meteen een aan-
pak die de hypotheekondernemingen in
staat stelt om zich tijdig voor te bereiden,
hun kantorennet in te lichten en de
belastingplichtige terdege te informeren.
Bovendien doken tal van uitvoerings- en
interpretatieproblemen op waarvan een
aantal nog steeds niet zijn opgelost.
Reparatiewetgeving zal ongetwijfeld vol-
gen. Febelfin heeft daarentegen wel kun-
nen meewerken aan de opstelling van korte
antwoorden op een lijst met 19 vaak
gestelde vragen die het
Kabinet van de minister van
Financiën in februari op zijn
website publiceerde.
Die belastinghervorming
vervangt voor nieuwe kre-
dieten de bestaande aftrek-
mogelijkheden voor interes-
ten toegepast op inkomen en belasting-
verminderingen voor kapitaalterug-
betalingen en premies van levens- en/of
overlijdensverzekeringen door een aftrek
op het netto-belastbare inkomen voor een
korf van bestedingen die zowel de interes-
ten als de kapitaalterugbetalingen en de
premies van de levens-/overlijdens-
verzekeringen omvat.
Sinds september 2004 heeft Febelfin ook
niets meer vernomen over de voortgang in
het project voor elektronische gegevens-
uitwisseling (EGU) met het oog op de
invoering van het systeem van geïnte-
greerde verwerking, waarvoor de admini-
stratie in september 2003 zelf het initia-
tief had genomen. Ondertussen hebben
de hypotheekondernemingen weliswaar
rekening moeten houden met de belasting-
hervorming. Febelfin vraagt dan ook dat
het EGU-project pas later in werking zou
treden. Ook zouden de bestaande model-
len van fiscale attesten inzake hypothecair
krediet, in afwachting van de eventuele
inwerkingtreding van de EGU, bruikbaar
moeten blijven.
Integratie van de Europese hypotheekmarkten ...
De EC publiceerde op 19 juli 2005 haar
Groenboek inzake hypothecair krediet op
basis van de Aanbevelingen van de ForumGroup on Mortgage Credit van december
2004. Twee weken later volgde de studie
van de consultant van de EC, London
Economics, over de kosten en voordelen
van een integratie van de Europese
hypotheekmarkten. Die studie is een offi-
ciële tegenhanger van de indrukwekkende
vergelijkende studie die consultant Mercer
Oliver Wyman in oktober 2003 maakte
voor de Europese Hypothecaire Federatie
(EMF).
Na een consultatie en een hoorzitting zal
de EC in de tweede helft van 2006 haar
beslissingen over een eventuele voortge-
zette integratie van de hypotheekmarkten,
de eventuele toekomstige reglementering
inzake hypothecair krediet en wellicht ook
de Europese Gedragscode inzake woning-
kredieten opnemen in een Witboek.
Die consultatie liep tot eind november
2005 en betrof de aanbevelingen van de
Forum Group, het Groenboek en de stu-
die van London Economics. In het kader
van de consultatie heeft Febelfin de voor-
bije maanden meegewerkt aan de
standpuntennota’s van de EMF, de EBF en
de koepelorganisatie European BankingIndustry Committee (EBIC).
Febelfin en het notariaat
De communicatie tussen Febelfin en het
Notariaat over de uniformering van
werkwijzen en documenten is toege-
nomen in vergelijking met vroeger. De
essentiële elementen uit de besprekin-
gen en de afspraken in de inter-
professionele werkgroep ‘Krediet-
instellingen – Notariaat’ zijn verwerkt
in een Protocolakkoord dat op 7 maart
2005 werd ondertekend. Voor de sec-
tor van de hypotheekondernemingen
keurden Febelfin en Assuralia de tekst
goed. Het gaat om een evolutief docu-
ment, dat dus te allen tijde kan worden
verbeterd en aangevuld. Febelfin,
Assuralia en de Federatie van Notaris-
sen bevelen hun leden aan de instruc-
ties uit het Protocol na te leven.
Daarnaast werkt Febelfin mee aan het
extranet-project van de Federatie van
Notarissen m.b.t. de beveiligde uitwis-
seling van gegevens met de krediet-
instellingen en de administratieve
vereenvoudiging.
Diensten voor particulieren
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:386
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 7
... en de gevolgen daarvan voor de Belgische wetgeving
kan dit product worden ingeschakeld in
een geheel van mogelijke projecten ter
uitbreiding van de derde pijler (vrijwil-
lig individueel pensioensparen) of in de
oprichting van een vierde pijler (indivi-
duele beleggingen rekening houdend
met het vermogen van de personen die
tot de doelgroep behoren);
Als de EC een richtlijn laat volgen op het
Witboek, zal die nog in Belgisch recht
moeten worden omgezet. Febelfin dringt
erop aan om nu al de nodige maatregelen
inzake wetgeving op Belgisch
niveau te treffen. Die maatregelen moeten
niet alleen klaarheid brengen omtrent een
aantal recente vragen inzake hypothecaire
kredietverstrekking, maar ook over een
aantal problemen die al lang aanslepen.
In de loop van 2005 werden daarover
gesprekken aangevat met de CBFA met als
resultaat twee nota’s:
❚ een eerste nota betreft de eventuele
commercialisering van de ‘reverse mort-gage’ op de Belgische markt. Het gaat
om een techniek waarbij een gepensio-
neerde eigenaar het ‘slapende vermo-
gen’ van zijn woning liquide maakt zon-
der afstand van eigendomsrecht, als aan-
vulling van een pensioen, en het daar-
toe aangegane krediet wordt gewaar-
borgd door een hypotheek ten belope
van 100% van de waarde van de
woning. Gezien de vergrijzing van de
bevolking en de toenemende druk op de
financiering van het wettelijke pensioen,
Febelfin dringt in dat verband aan op een
totale – geen maximale – harmonisering,
eventueel aan de hand van kader-
reglementering. Die elementen kunnen
dus van kapitaal belang zijn voor het
uittekenen van een toekomstige
Belgische regelgeving inzake
hypothecair krediet, met het oog op een
beter evenwicht tussen enerzijds de
gerechtvaardigde bescherming van
de kredietnemers en anderzijds de
rendabiliteit en risicobeheersing van
de hypotheekondernemingen.
Spaardeposito’s:wijziging valuteringsstelsel
Tijdens de laatste maanden van 2004 en
begin 2005 liep een publiek en politiek
debat over de mogelijke manieren om de
berekening en toekenning van intrest op
fiscaal vrijgestelde spaardeposito’s trans-
paranter en meer uniform te maken. Daarbij
ging de aandacht vooral uit naar de regels
die de banken moeten naleven inzake de
aangroei- en de getrouwheidspremie.
De banksector koos voor een constructieve
opstelling om reële vooruitgang te kun-
nen boeken. De sector legde zelf een
uitgebreid voorstel op tafel, om
dankzij een aanpassing van de
reglementering de bankpraktijken te
vereenvoudigen en meer eenvormigheid
te brengen. Op die manier zou de
consument de door de banken aange-
boden spaardepositovoorwaarden ge-
makkelijker kunnen vergelijken bij het
maken van zijn beleggingskeuzes. De sec-
tor verzette zich echter resoluut tegen in-
grepen die een ernstige aantasting van het
spaarkarakter van het spaardeposito tot ge-
volg konden hebben. Zulke maatregelen zou-
den immers negatief inwerken op het duur-
zame spaarvolume, evenals op de beschik-
baarheid en de kostprijs van het krediet.
Tevens zouden ze prudentiële risico’s kunnen
inhouden en een gevaar kunnen betekenen
voor de financiële stabiliteit.
▲
Diensten voor particulieren
❚ de tweede nota geeft de aanzet voor een
gezamenlijk onderzoek door Febelfin en
de CBFA naar enkele aspecten van het
hypothecair krediet die de sector al ge-
ruime tijd als problematisch ervaart. Het
gaat hierbij onder meer om de invoe-
ring van een jaarlijks kostenpercentage
met uniforme berekeningsmethode en
-basis om de vergelijkbaarheid te
optimaliseren, aspecten van de
veranderlijkheid van de interestvoet en
een adequate berekening van de weder-
beleggingsvergoeding. Die aspecten
worden ook onderzocht in het verslag
van de Forum Group on MortgageCredit en in het Groenboek, en zullen
wellicht eveneens in het Witboek van
de EC ter sprake komen.
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:387
Belgische Federatie van het Financiewezen 20058
Depositobescherming:bestaande Europese regelgeving biedt adequaat kader
Voor de verplichte garantieregelingen voor
deposito’s in de EU-lidstaten gelden
minimumnormen (EU-Richtlijn van 1994).
In het geval van faling van een krediet-
instelling heeft de depositohouder een
garantie op terugbetaling van het verlo-
ren deposito ten bedrage van minstens
20.000 euro.
Om de vijf jaar moet de Europese Commis-
sie (EC) het bedrag toetsen dat de
beschermingsregelingen minimaal moeten
garanderen(1). Momenteel organiseert de
EC zo’n periodieke toetsing. Ze maakt van
de gelegenheid gebruik om de Richtlijn van-
uit een veel ruimere invalshoek te evalue-
ren. Centrale vraag is of de betrokken
regelgeving wel voldoende aan de vereis-
ten van de Eenheidsmarkt beantwoordt.
De Belgische beschermingsregeling is door
de jaren heen verder ontwikkeld, in over-
eenstemming met de Europese regel-
geving. Het eenheidsstelsel, dat sinds 1999
in ons land van kracht is, behelst niet
alleen de bescherming van de deposito’s bij
de kredietinstellingen, maar biedt ook een
gelijkaardige garantie voor de houders van
financiële instrumenten. Dat tweede deel
moet overigens beantwoorden aan de
EU-Richtlijn inzake de beleggers-
compensatiestelsels uit 1997.
Dat Belgische geïntegreerde systeem (voor
deposito’s en financiële instrumenten) geeft
voldoening. Het is opgebouwd rond ver-
scheidene evenwichtsfactoren en levert
een beperkte maar niettemin daadwerke-
lijke bescherming van de spaarders en
beleggers, waarbij de sector zelf een soli-
daire en draagbare financiële inspanning
levert. De optie voor een eenheidsregeling
voor kredietinstellingen en beleggings-
ondernemingen speelt in het voordeel van
de financiële draagkracht. De betrokken
financiële instellingen storten immers jaar-
lijks een bijdrage aan het Beschermings-
fonds, dat momenteel over een interventie-
vermogen van meer dan 700 miljoen euro
beschikt.
De Belgische financiële sector is daarom
van mening dat de Europese regelgeving
inzake depositobescherming liefst ongewij-
zigd blijft. De minimumnormen van de Richt-
lijn leveren het kader voor de bescherming
van de gewone beleggers en spaarders,
maar de stelsels van de lidstaten kunnen
toch rekening houden met lokale omstan-
digheden en gevoeligheden. Het concept
ervan stemt voorts overeen met dat van
het prudentieel toezicht (‘home country’-verantwoordelijkheid). Het lijkt niet raad-
zaam de regelgeving voor de deposito-
bescherming te wijzigen, los van de evolutie
inzake bankwetgeving en -toezicht. Dat de
Europese regelgeving geen doorgedreven
gelijkschakeling van de nationale
beschermingssystemen inhoudt, is geen
echte belemmering voor de Eenheidsmarkt.
Bepaalde grensoverschrijdende aspecten
kunnen immers worden behandeld via con-
tacten tussen de diverse regelingen, zonder
dat daarvoor nieuwe wetgeving nodig is.
Evenmin is het aangewezen de systemen
strenger te maken. De garantieregelingen
strekken ertoe een minimum aan bescher-
ming te bieden, zonder de marktwerking
te verstoren. Bovendien zullen de
prudentiële regels als gevolg van het
Basel II-Akkoord veel strenger worden met
eigen-vermogensvereisten voor de banken
die veel sterker aan de risico’s zijn gekop-
peld, en met een intensievere doorlichting
door de toezichthouders.
(1) Aanvankelijk bedroeg die garantie 15.000 euro, maarvanaf 1999 werd het bedrag – via een bepaling in deRichtlijn zelf – opgetrokken tot 20.000 euro.
Aangezien tal van aspecten zwaar door-
wogen, besloot de regering uiteindelijk om
enkel het valuteringsstelsel te wijzigen. Daar-
bij zouden de banken de mogelijkheid ver-
liezen om (al te) frequente geldafhalingen
te ontmoedigen door tot hoogstens zeven
kalenderdagen verlies van basisrente aan
de cliënt aan te rekenen. Volgens het
regeringsontwerp zullen de banken vanaf
januari 2006 de toekenning van basis-
intrest niet eerder mogen stopzetten dan
de dag van de opvraging zelf.
Het ontwerp van koninklijk besluit terzake
heeft momenteel nog niet de volledige for-
mele adviesprocedure doorlopen. De sec-
tor had gehoopt op een snelle officiële
bekrachtiging en bekendmaking van het
wijzigingsbesluit. De banken moeten im-
mers over voldoende tijd beschikken om
de nodige informatica-aanpassingen in te
voeren en om hun cliënten op een cor-
recte manier te informeren over het gewij-
zigde valuteringsstelsel. Iedereen heeft er
belang bij dat die omschakeling op een
vlotte manier kan verlopen, zonder verwar-
ring en misverstanden. Door de opgelopen
vertraging in de adviesverstrekking komt
de haalbaarheid van de voorgenomen
datum van inwerkingtreding onvermijde-
lijk op de helling te staan.
▲
Diensten voor particulieren
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:388
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 9
Faillissementswet: bevrijding van de borg
De wet van 20 juli 2005 tot wijziging van
de faillissementswet komt tegemoet aan
de kritiek van het Arbitragehof en houdt
rekening met bepaalde verzuchtingen van
de financiële sector, die sterk gekant is
tegen de automatische bevrijding van de
borgen.
Het Arbitragehof was inderdaad van oor-
deel dat vermits de wetgever ervoor heeft
gezorgd dat ook de kosteloze borg
automatisch het voordeel van de
verschoonbaarheid geniet, bijgevolg van
de schuldeisers een offer wordt gevraagd
dat niet in verhouding staat tot het streef-
doel. Doordat de wetgever het voordeel
van de verschoonbaarheid ontzegt aan
rechtspersonen, heeft hij daarenboven een
discriminatie tussen de kosteloze borgen
in het leven geroepen. Het Hof heeft dan
ook besloten de bewuste artikelen in de
faillissementswet te vernietigen.
Voortaan moet elke schuldeiser die een
persoonlijke zekerheidsstelling geniet, dit
vermelden in zijn aangifte van schuld-
vordering, bij ontstentenis waarvan wiezich persoonlijk zeker heeft gesteld, be-vrijd is.
Om eventueel voor bevrijding in aanmer-
king te komen, moeten degenen die zich
persoonlijk borg hebben gesteld voor de
gefailleerde, ter griffie van de rechtbank
van koophandel een verklaring indienen
waarin zij bevestigen dat hun verbintenis
niet in verhouding staat tot hun inkomsten
en hun vermogen. Die verklaring moet ob-
jectieve elementen bevatten voor de be-
oordeling door de rechter, die op basis daar-
van een beslissing zal nemen omtrent een
eventuele gehele of gedeeltelijke bevrij-
ding van hij die zich persoonlijk borg heeft
gesteld voor de gefailleerde.
Wel is in de nieuwe wet bepaald dat de
middelen van uitvoering ten laste van de-
gene die zich kosteloos persoonlijk borg
heeft gesteld, worden opgeschort tot aande afsluiting van het faillissement. Die
opschorting heeft echter geen zin meer, als
de rechtbank de volledige of gedeeltelijke
bevrijding heeft verworpen van degene die
zich persoonlijk borg heeft gesteld, in het
kader van een rechtsvordering die is inge-
steld vóór het afsluiten van het faillissement.
Dat kan inderdaad gebeuren, aangezien
de schuldeiser zes maanden na de datum
van het vonnis van faillietverklaring de recht-
bank kan verzoeken om uitspraak te doen
over de bevrijding van wie zich persoonlijk
borg hebben gesteld.
Vandaar dat Febelfin een later nog aan te
brengen wijziging van dat artikel heeft voor-
gesteld, opdat de schuldeisers opnieuw het
recht verkrijgen om hun vordering in te stel-
len tegen degene die zich persoonlijk borg
heeft gesteld, als hij niet is bevrijd.
Het is van belang te weten dat in de wet
wordt vastgehouden aan het principe dat
een failliet verklaarde rechtspersoon niet
verschoonbaar kan worden verklaard.
Ten slotte zijn er een aantal overgangs-
bepalingen voor lopende faillissementen of
voor die welke nog niet zijn afgesloten op
het ogenblik waarop de wet in werking
treedt.
Met de nieuwe wet worden dus de vroe-
gere door de financiële sector bekritiseerde
bepalingen grotendeels verbeterd, maar
er blijven nog een aantal negatieve pun-
ten, zoals het gebrek aan een definitie van
de kosteloze borgstelling (ofschoon het
Arbitragehof zelf een definitie daarvan had
gegeven).
De belangrijkste wijzigingen als gevolg van de nieuwe faillissementswet zijn:
❚ de tekst slaat niet meer op de borgen maar op de personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteldvoor de gefailleerde;
❚ het begrip ‘delging van de schuld van de gefailleerde’ verdwijnt en wordt vervangen door:‘indien de gefailleerde verschoonbaar wordt verklaard, kan hij niet meer worden vervolgd door zijn schuldeisers’;
❚ de situatie van de personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld, wordt beschouwd los van dievan de gefaillleerde;
❚ de rechtbank van koophandel oordeelt over de gehele of gedeeltelijke bevrijding van degene die zich persoonlijk borgheeft gesteld, wanneer zij vaststelt dat zijn verbintenis niet in verhouding staat tot zijn inkomsten en zijn vermogen.
Het Arbitragehof te Brussel
Diensten voor particulieren
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:389
Belgische Federatie van het Financiewezen 200510
Reclame van kredietinstellingen gericht op jongeren
In 2003 had de banksector op verzoek
van de minister van Consumentenzaken
een constructieve dialoog aangeknoopt met
de consumentenverenigingen teneinde
gedragsregels op te stellen inzake bank-
reclame gericht op jongeren. Die dialoog
leverde een aantal gedragsregels op voor
bankmarketing en -reclame gericht op
minderjarigen, die in de BVB-Gedragscode
zijn opgenomen.
Begin 2005 werd er echter in de Kamer
een wetsvoorstel tot reglementering van
de op jongeren gerichte reclame van
kredietinstellingen ingediend. Dat voorstel
is een uitvloeisel van een enquête door
het OIVO, dat de websites van een aantal
grootbanken had ‘uitgetest’ en zich vra-
gen stelde omtrent de mate waarin de
gedragsregels in acht werden genomen.
Aan die gedragsregels inzake reclame zijn
wel degelijk sancties verbonden. Volgens
de wet op de handelspraktijken mag de
Economische Inspectie inderdaad een
rechtsvordering instellen als de gedrags-
regels op het gebied van reclame niet wor-
den nageleefd. De niet-naleving van een
gedragscode kan worden beschouwd als
een oneerlijke handelspraktijk.
Het genoemde wetsvoorstel brengt in dat
opzicht dan ook niets bij. In vergelijking
met wetsbepalingen bieden gedragsregels
het grote voordeel van soepelheid die
nodig is in een gevoelige materie waar
men zich snel moet kunnen aanpassen.
Bovendien verschillen de specifiek voor de
banksector goedgekeurde regels niet fun-
damenteel van die welke over het alge-
meen worden aanvaard en goedgekeurd.
Derhalve rijst de vraag naar de verantwoor-
ding van een specifiek voor de banksector
bedoelde wetgeving terzake.
Uiterste waakzaamheid blijft dan ook ge-
boden op het stuk van de marketing en
reclame gericht op jongeren. De in de BVB-
Gedragscode ingeschreven regels dienen
in acht te worden genomen. Bij de beoor-
deling van de vraag of de reclame-
campagnes en marketingboodschappen
wel degelijk met die regels stroken, moet
het gezond verstand primeren en moet
worden gekeken naar de waarden die via
die regels worden beschermd.
(1) Met financiële dienst wordt bedoeld iedere dienst vanbancaire aard of op het gebied van kredietverstrekking,verzekering, individuele pensioenen, beleggingen enbetalingen.
Verkoop op afstand van financiële diensten
Vanaf 1 januari 2006 is de consument
wettelijk beschermd wanneer hij een over-
eenkomst op afstand sluit (bv. per telefoon
of per brief) m.b.t. financiële diensten.
Vanaf die datum geldt immers de wet van
24 augustus 2005 tot omzetting van richt-
lijn 2002/65 betreffende de verkoop op
afstand van financiële diensten(1).
De nieuwe regeling is een specifiek op
financiële diensten gerichte aanvulling
op de algemene regeling van de verkoop op
afstand binnen de Wet Handelspraktijken.
Ze biedt een dubbele bescherming:
❚ de verlener van financiële diensten moet
aan een aantal specifieke informatie-
verplichtingen voldoen, vooraleer de
consument gebonden is door een aan-
bod. De consument moet ook de kans
krijgen om kennis te nemen van de con-
tractuele voorwaarden voordat de over-
eenkomst wordt gesloten.
❚ de consument krijgt 14 kalenderdagen
tijd om eventueel af te zien van de aan-
gegane overeenkomst. Er zijn evenwel
enkele logische uitzonderingen op dit
verzakingsrecht: financiële diensten
waarvan de prijs afhankelijk is van de
financiële markt (zoals financiële instru-
menten), overeenkomsten die op uitdruk-
kelijk verzoek onmiddellijk volledig zijn
uitgevoerd, en de hypothecaire krediet-
overeenkomsten die vallen onder de wet
van 4 augustus 1992.
Ten slotte bevat de nieuwe wet ook de aan-
passingen aan de voorschriften van de richt-
lijn financiële diensten op afstand in de
wet van 12 juni 1991 op het consumenten-
krediet en in de wet van 25 juni 1992 op
de landverzekeringsovereenkomst.
Na de nodige aanpassingen overeenkom-
stig het zeer uitgebreide advies van de
Raad voor het Verbruik is de wet – op
enkele kleine punten na – een correcte
omzetting van de richtlijn. Toch blijven er
nog vele vragen betreffende de praktische
uitvoering. Ook de complexe samenhang
met onder meer de wetgeving betreffende
de elektronische handel kan tot
interpretatieproblemen leiden. Febelfin zal
proberen die problemen tijdig op te sporen
en zo mogelijk een gemeenschappelijk
sectorstandpunt naar voor te brengen.
Diensten voor particulieren
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3810
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 11
Financiële diensten aan bedrijvenBanken en KMO’s:partnerschap met verantwoordelijkheid
1 november 2004 was de datum waarop
de door de banken en de vertegenwoordi-
gers van de ondernemingen ondertekende
gedragscode van kracht werd en tevens
de startdatum voor het Contactpunt dat op
de correcte toepassing ervan moet toezien.
Die gedragscode moet bijdragen tot de be-
vordering van de goede betrekkingen tus-
sen kredietinstellingen en KMO’s dankzij
een beter wederzijds begrip van hun res-
pectieve rol en verantwoordelijkheid. Vol-
gens de partijen die de gedragscode heb-
ben ondertekend, gaat het om een stap
vooruit in het vlak van de communicatie en
transparantie; sommige banken die zich
ertoe hebben verbonden de gedragscode
na te leven, hebben hun handelwijze aan-
gepast.
Na twaalf maanden zijn er amper een tien-
tal klachten binnengelopen. Wel dient de
aandacht te worden gevestigd op de kwa-
liteit van de antwoorden die de banken
hebben verstrekt. Doordat de besprekin-
gen in het Contactpunt erg constructief
verlopen, kan elke partij zich rekenschap
geven van de moeilijkheden die de andere
ondervindt. Het is best mogelijk dat het
geringe aantal klachten het gevolg is van
de relatieve onbekendheid van het
Contactpunt, maar het kan ook een teken
zijn dat de banken en de KMO’s in hun
onderlinge dialoog blijk geven van rijpheid
en verantwoordelijkheidszin, omdat ze er
belang bij hebben een win-win situatie in
stand te houden.
De meeste klachten betreffen reacties van
cliënten op een weigering tot krediet-
verlening, onbegrip tegenover de opzeg-
ging van een krediet, te zware waarborg-
eisen in de ogen van de cliënt of een wei-
gering om kosten te betalen die nochtans
in de overeenkomst stonden vermeld. Uit
de aard van die klachten blijkt duidelijk
dat de bemiddeling het best verloopt via
een overlegorgaan (zoals het Contactpunt)
in plaats van via een ombudsman die
advies uitbrengt: een externe persoon of
een extern orgaan zou inderdaad moeilijk
de ene of de andere partij gelijk kunnen
geven, omdat de standpunten uiteenlopend
en toch gefundeerd kunnen zijn.
Het Contactpunt krijgt ook een aanzien-
lijk aantal vragen om inlichtingen, onder
meer van ondernemingen die willen
weten of hun bank correct handelt en die
doorgaans bij het Contactpunt luister-
bereidheid en nuttig advies vinden.
Tevens heeft het Contactpunt de klemtoon
gelegd op bepaalde gedragingen van de
banken tegenover de KMO’s die zouden
moeten evolueren: in grotere mate pas-
sende financieringen aanbieden (kas-
krediet is niet altijd de beste oplossing) en
soms ook alternatieven voor bankkrediet;
in geval van een kredietaanvraag duide-
lijk zeggen wat de kredietgever van de
onderneming verwacht. In dat opzicht is
er een educatieve rol weggelegd voor de
BVB, onder meer door, in samenwerking
met de organisaties die de ondernemin-
gen vertegenwoordigen, conferenties te
organiseren waardoor de ondernemers
betere kansen krijgen om een krediet te
verkrijgen en ze worden geholpen om een
duidelijk en volledig dossier samen te stel-
len, vooral dan in het kader van de nieuwe
Basel-akkoorden.
In 2005 onderhield de BVB regelmatig con-
tact met de vertegenwoordigers van de
ondernemingen maar ook met de federale
en gewestelijke overheid teneinde de
beste hulpmaatregelen voor de KMO’s te
bespreken.
Contactpunt Banken-KMO’sc/o Febelfin
Ravensteinstraat 36, bus 5, – 1000 Brusselfax 02 507 69 29 – e-mail [email protected]
Financiële diensten aan bedrijven
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3811
Belgische Federatie van het Financiewezen 200512
De ARKimedes-regeling
Met de ARKimedes-regeling wil de
Vlaamse overheid risicokapitaal activeren
voor Vlaamse starters en KMO’s én de
ondernemingszin bij de bevolking aanwak-
keren. Door middel van zgn. ARKimedes-
fondsen wordt bij het publiek geld ingeza-
meld (via uitgiften van aandelen en obliga-
ties).
De ARKimedes-fondsen beleggen bij risico-
kapitaalverstrekkers voor starters en KMO’s.
Tegenover elke euro die wordt geïnves-
teerd door een ARKimedes-fonds, dient één
euro van de risicokapitaalverstrekker zelf
te staan. Over de eerstkomende vijf jaar
wenst de Vlaamse overheid via die fond-
sen 225 miljoen euro in te zamelen.
Met de gecombineerde uitgifte van aan-
delen en obligaties van het eerste
ARKimedes-fonds (looptijd van 15 septem-
ber tot en met 5 oktober 2005) wilde de
Vlaamse overheid 75 tot 110 miljoen euro
ophalen bij het publiek. Daarbij had de
belegger de keuze om in te schrijven op
aandelen of obligaties, of op een combina-
tie van beide. Drie grote banken werden
aangeduid om de aandelen en obligaties
van het eerste ARKimedes-fonds aan de
belegger te verkopen. De operatie bleek
een groot succes – na amper vijf dagen
werd de intekenperiode al afgesloten om-
dat het gewenste bedrag van 110 miljoen
euro was bereikt.
De nieuwe waarborgregelingen van het Vlaamse Gewest
❚ In het voorjaar van 2005 ging de
nieuwe waarborgregeling van het
Vlaamse Gewest voor investerings-
kredieten aan KMO’s van start. Wan-
neer voor een investeringskrediet aan
een KMO een beroep wordt gedaan op
die regeling, draagt het Vlaamse Gewest
maximum 75% van het risico verbon-
den aan dat krediet; de bank die het
krediet verstrekt, neemt minimum 25%
op zich. Het Vlaamse Gewest kent de
waarborg toe aan de kredietverlenende
instelling, die deze waarborg kan toe-
passen voor kredieten aan KMO’s die
aan de voorwaarden voldoen.
❚ De nieuwe waarborgregeling voor
investeringskredieten is inmiddels reeds
aangevuld met een waarborgregeling
voor KMO’s die hinder ondervinden als
gevolg van openbare werken. In die re-
geling kunnen kredieten voor de finan-
ciering van bedrijfskapitaal en kredie-
ten voor de herfinanciering van schul-
den op minder dan één jaar onder de
waarborg worden gebracht. In tegen-
stelling tot de waarborgregeling voor
investeringskredieten, dient in deze
Belastingplichtigen van hetVlaamse Gewest die aan depersonenbelasting zijn onder-worpen en die aandelenvan het ARKimedes-fondsaankopen, krijgen recht opeen vermindering van diebelasting ten belope van35% van de uitgifteprijsgespreid over vier jaar.Daarnaast genieten debeleggers die aandelen vanhet ARKimedes-fonds aan-kopen, een kapitaalgarantieten belope van 90% van denominale waarde van hunaandelen. Beleggers dieobligaties aankopen, krijgengeen belastingverminderingmaar genieten wel eengewestgarantie op 100%van hun kapitaalinbreng ende beloofde interesten.
In het kader van de nieuwewaarborgregelingen heeftde Vlaamse minister vanEconomie de financiëleinstellingen reeds tweemaalgevraagd zich op te gevenals zijnde geïnteresseerd ineen waarborg. Ongeveervijftien banken zijn daaropingegaan en hebben eenwaarborg van het VlaamseGewest gekregen.
regeling geen premie te worden betaald
en moet de bank aan de KMO geen
andere zakelijke of persoonlijke zeker-
heden vragen.
Financiële diensten aan bedrijven
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3812
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 13
De Staat moet zich houden aan zijn waarborg, ook na regionalisering
Er rijst een probleem wanneer een bank
een beroep doet op de federale staats-
waarborg en als de federale bevoegd-
heden naderhand worden geregionaliseerd.
In veel gevallen raken de dossiers geblok-
keerd als gevolg van de ingewikkelde insti-
tutionele structuur en de politieke proble-
men waardoor de uitbetaling van het geld
wordt vertraagd of volledig wordt geblok-
keerd. Dat was meer bepaald het geval
tijdens de dioxinecrisis toen de federale
overheid en de BVB op 25 augustus 1999
een overeenkomst ondertekenden waarin
sprake was van een waarborg van 50%
als de betrokken kredietnemer een
krachtens het krediet verschuldigd en
invorderbaar bedrag niet heeft betaald,
30 dagen nadat de kredietinstelling hem
een schriftelijke aanmaning heeft gestuurd.
Die regeling gold tot 1 januari 2002, maar
daarna werd die aangelegenheid
geregionaliseerd. Momenteel proberen de
Gewesten en de federale overheid onder
elkaar uit te maken wie de waarborg op
zich moet nemen en vooral waar het geld
daarvoor moet worden gevonden.
Herhaaldelijk heeft de BVB tal van beleids-
verantwoordelijken erop gewezen hoe
belangrijk en dringend het is dat in het
Overlegcomité Federale regering/Gewes-
ten een oplossing wordt gevonden, opdat
de staatswaarborg kan spelen. Als de staats-
waarborg achterwege blijft, verliest die aan
geloofwaardigheid en dat kan ernstige
gevolgen hebben, meer bepaald in het
kader van de Baselakkoorden, waar een
waarborg vanwege de Belgische Staat niet
meer als een volstrekte waarborg zou wor-
den beschouwd. Het zou erg gevaarlijk
zijn mocht een verbintenis vanwege de
Staat op de helling komen te staan als ge-
volg van de ingewikkelde en soms onover-
zichtelijke institutionele structuur van
ons land.
Het is niet de eerste maal dat de staats-
waarborg aldus geblokkeerd geraakt om
institutionele redenen. In het kader van de
bouw van schoolgebouwen hebben de
De federale overheid heeftmet de BVB onderhandeldover overeenkomsten totafbakening van de grenzenwaarbinnen de bankenkredieten met staats-waarborg mogen toekennen.Zo deden de banken in1975 een beroep op defederale staatswaarborgvoor de bouw van school-gebouwen (geregionaliseerdin 1981), alsook in 1999voor de steun aanlandbouwbedrijven en niet-landbouwbedrijven die hetslachtoffer waren van dedioxinecrisis (geregiona-liseerd in 2002).
banken kredieten met federale staats-
waarborg toegekend aan de scholen op
grond van de overeenkomst uit 1975,
waarin staat dat de bank zich tot het
Waarborgfonds voor scholenbouw (WFS)
mag wenden om uitbetaling te verkrijgen,
als de inrichtende macht van de school twee
weken achterop is met de betaling. Sedert
een aantal jaren kampen bepaalde scho-
len met ernstige financiële problemen; hun
schulden zijn reeds herschikt en in som-
mige gevallen wachten de banken nu reeds
drie jaar op de uitbetaling van de waar-
borg. Voor die uitbetaling heeft het WFS
evenwel het akkoord nodig van de Inspec-
teur van Financiën, die vaak voorbehoud
maakt, omdat de dossiers die het WFS door-
stuurt, onvolledig zijn, of omdat de scholen
eerst de door de Gemeenschap gewaar-
borgde kredieten terugbetalen en pas
daarna de kredieten die door de federale
regering zijn gewaarborgd, of nog omdat
de scholen grotere schulden hebben aan-
gegaan dan wat hun was toegestaan. De
banken hebben het moeilijk met die ver-
antwoordingen, die buiten de door de BVB
en de Staat ondertekende overeenkomst
vallen.
Financiële diensten aan bedrijven
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3813
Belgische Federatie van het Financiewezen 200514
Fiscale omgeving
Bij de herziening van debelasting op de roerendeinkomsten gaat het zowel omeen politieke keuze als omtechnische aspecten. In eenEuropese om niet te zeggenwereldcontext van toenemendvrij verkeer van kapitaal, kanhet niet anders dan dat eenondoordachte maatregel diealternatieven laat voorspaarders en beleggers,economisch niet het verwachteresultaat zal opleveren.Uiteindelijk is zoiets negatiefvoor de beleggers, de sector enhet land in zijn geheel. Om datte voorkomen pleit Febelfin voorvoorafgaand overleg overenigerlei hervorming op datgebied, alsmede voorstabiliteit in het fiscaal beleid.Niet alleen de belangen vande Schatkist maar ook die vande financiële sector en van despaarders en beleggers staanop het spel.
Roerende inkomsten van spaarders en beleggersin het brandpunt van de belastingherziening
Over één zaak zijn alle democratische po-
litieke partijen in België het blijkbaar eens,
ongeacht hun ideologische strekking, m. n.
dat de belasting op het inkomen uit arbeid
te zwaar is.
In een Europese context waarin het
begrotingsevenwicht het absolute streef-
doel is geworden (zoals bij alle streef-
doelen, slaagt de ene staat al beter dan de
andere erin om op dat gebied resultaat
te boeken), leidt dat onvermijdelijk tot de
conclusie dat in de uitgaven moet worden
gesnoeid of dat naar andere bronnen van
inkomsten moet worden gezocht, of nog
dat in een subtiele combinatie van beide
oplossingen moet worden voorzien.
In fiscaal opzicht bestaat er een duidelijk
onderscheid tussen het beroepsinkomen en
de – rechtstreeks minder belaste – roe-
rende inkomsten, en dus geven die laatste
aanleiding tot een hernieuwde belang-
stelling om dat streefdoel te bereiken
(in werkelijkheid kan men vraagtekens daar-
bij plaatsen, als rekening wordt gehouden
met de diverse belastingmaatregelen).
In feite is het huidige belastingstelsel een
pragmatisch uitvloeisel van het gegeven dat
de roerende inkomsten vaak zelf voort-
komen uit kapitaal dat werd vergaard dankzij
de (reeds belaste) inkomsten uit arbeid, en
van hun intrinsiek roerende aard waardoor
de begunstigden een ‘mobiel’ stemgedrag
kunnen vertonen en hun toevlucht tot het
buitenland kunnen of willen nemen zodra
het nationale klimaat (te) ongunstig is of lijkt.
In politiek en technisch opzicht is het dus
moeilijk om die inkomsten te belasten en
daarbij komt nog dat er reeds tientallen ja-
ren lang concurrentie in fiscaal opzicht
heerst tussen de lidstaten (en bepaalde
derde landen die satellietlanden van de EU
zijn), die steeds erop uit zijn om kapitaal uit
het buitenland binnen te rijven dankzij een
gunstig belastingstelsel.
Het gevolg daarvan is dat een succesvolle
ombuiging van de reeds sedert jaren be-
staande trend om inkomsten uit kapitaal te
bevoordelen veronderstelt dat met die ge-
gevens rekening wordt gehouden, onge-
acht de economische en fiscale verdien-
sten (of illusies) van een ‘herschikking’ van
de belasting op het inkomen uit arbeid en
de inkomsten uit kapitaal.
Dit jaar werd na 16 jaar onafgebroken
inspanningen een belangrijke stap in die rich-
ting gezet met de inwerkingtreding van de
spaarrichtlijn (infra). Zich baserend op de
vaststelling dat kapitaal (en dus ook het al-
dus verkregen inkomen) zich kan verplaat-
sen naar oorden waar het belastingstelsel
gunstiger is, heeft de EU een ‘level playing
field’ opgelegd dat voorziet in een belas-
ting op spaarinkomsten in de vorm van intrest-
uitkering, niet alleen aan alle lidstaten maar
ook aan een aantal derde landen en
gebieden die, zonder die maat-
regel, een toevluchtsoord hadden kunnen
zijn voor hen die zich aan hun fiscale
verplichtingen proberen te onttrekken.
De tijd die nodig was om die richtlijn uit te
werken en in toepassing te brengen en de al
bij al beperkte draagwijdte ervan tonen
tegelijk aan hoe ingewikkeld die materie is
en hoe een hervorming op dat gebied tot
stand moet worden gebracht. Niet alleen moet
duidelijk worden aangegeven wat men
wenst te bereiken (omdat anders de teksten
niet kunnen worden toegepast), maar tevens
dient ruim overleg te worden gepleegd op-
dat iedereen, zowel de overheid, de finan-
ciële actoren, de belastingadministratie als
de beleggers en spaarders zich sereen kun-
nen voorbereiden op de verandering zon-
der gevaar voor verstoring van de markten.
Na een lange nacht van begrotings-
onderhandelingen deelde de Belgische
regering op 11 oktober jl. mee dat zij met
het oog op het evenwicht in de staats-
begroting voor 2006 van plan was (gedeel-
telijk) een roerende voorheffing in te
voeren op de opbrengst van bepaalde
obligataire beleggingsfondsen.
Al snel bleek echter dat de regering was
‘vergeten’ rekening te houden met de ken-
merken van de hierboven beschreven
roerende inkomsten en met de omstandig-
heden waarin die richtlijn was goedge-
keurd. In werkelijkheid had zij zich vooraf
blijkbaar niet ten volle beraden over de
manier waarop die maatregel precies moest
worden uitgewerkt.
Bijgevolg zag de overheid zich verplicht
om haar verklaringen herhaaldelijk bij te
stellen om zeker te zijn dat de belasting op
coherente wijze kan worden toegepast,
Fiscale omgeving
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3814
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 15
geen paniek veroorzaakt op de markten en
vooral niet tot gevolg heeft dat de spaarders
en beleggers, die dankzij de EBA de weg
naar België hadden teruggevonden,
opnieuw hun blik naar het buitenland
zouden richten.
Op het ogenblik waarop wij dit schrijven
(14 november), blijft het evenwel nog
steeds gissen naar de precieze inhoud van
die belasting, maar een aantal punten zijn
wel al duidelijk.
Wat het technische aspect betreft, zullen
die beperkingen, ongeacht de oplossing
die uit de bus zal komen, onvermijdelijk
een juridische tekst opleveren die ingewik-
keld en moeilijk te interpreteren is en die,
gezien de haast waarmee hij werd opge-
steld, moeilijk toepasbaar zal zijn.
In economisch opzicht is die maatregel
nogal ongelukkig, want hoe dan ook wordt
daarmee een belasting ingevoerd op een
product waarvoor er minder belaste alter-
natieven op de markt bestaan (waardoor
de concurrentie wordt verstoord tussen hen
die deze verschillende producten aanbie-
den, en op termijn een hypotheek op de
opbrengst van de belasting wordt gelegd).
In het vlak van de communicatie ten slotte,
hebben de plotselinge en verwarde aankon-
diging van die maatregel en de opeenvol-
gende tegenstrijdige verklaringen daarover
het beeld van de wijze waarop in België het
belastingbeleid inzake roerende inkomsten
wordt gevoerd, in ernstige mate aangetast
zowel op binnenlands niveau als in het bui-
tenland. (De dag nadat de maatregel bekend
was gemaakt, verklaarde een Luxemburgse
bankier geamuseerd dat de fiscaliteit in
het Groothertogdom niet telkenjare ver-
andert ... - zie L’Echo van 19 oktober 2005).
Dit soort maatregel illustreert de uitdaging
voor de regering om de juiste toedracht
ervan uit te leggen aan de bevolking, voor
de administratie, om met een samenhan-
gende ontwerptekst voor de dag te komen,
en ten slotte ook voor Febelfin (en onrecht-
streeks voor de financiële sector in zijn
geheel), die vooraf niet echt werd geraad-
pleegd en zich derhalve gedwongen zag
de technische tekortkomingen van het ont-
werp zelfs in de openbaarheid te brengen.
Een dergelijke situatie wordt dan ook in
de toekomst best vermeden. De overheid
moet zich ervan bewust zijn dat zo’n voor-
beeld van een onvoorspelbare en ondui-
delijke belastingregel nefast is voor de
stabiliteit en het vertrouwen die nodig zijn
om de spaarders en beleggers naar België
te lokken en hier te houden.
De huidige situatie heeft nogmaals aan-
getoond dat de moeilijkheden die aan een
wijziging van het belastingstelsel voor
roerende inkomsten zijn verbonden best
worden aangepakt in voorafgaandelijk
overleg met de financiële sector.
Febelfin is dan ook van oordeel dat spoedig
de basis moet worden gelegd voor een sere-
ner en meer constructief debat over de toe-
komstige ontwikkelingen inzake de belasting
op roerende inkomsten. De financiële sector
is bereid om zijn kennis en ervaring daar-
voor ten dienste te stellen van de regering.
Blijkbaar zijn de regering en de minister
van Financiën zich daarvan nu terdege be-
wust, aangezien er is voorgesteld een ‘task
force’ op te richten waarin de sector zou
zijn vertegenwoordigd en die zich over dit
soort problemen zou buigen. Beter laat dan
nooit!
De pro-actieve houding van de financiële sector is doorslaggevendgeweest opdat België zijn Europese verplichtingen in het kadervan de spaarrichtlijn kan nakomen. Meteen is gebleken dat eendialoog tussen de belastingadministratie en de sector nodig istelkens wanneer die laatste de rol van belastingontvanger tengunste van de Staat moet spelen.
Doorslaggevende bijdrage van de financiële sectoraan toepassing Europese spaarrichtlijn
In haar jaarverslag van 2004 maakte de
BVB zich zorgen in verband met de on-
zekerheid omtrent de datum van inwerking-
treding van de regels die voortvloeien uit de
spaarrichtlijn, vooral dan het uitblijven van
maatregelen voor de toepassing van een tekst
waarvan de technische ingewikkeldheid zeer
vaak werd beklemtoond.
In elk opzicht was er inderdaad behoefte
aan duidelijke toelichting bij de nieuwe
regels: om welke inkomsten gaat het juist ?
Hoe moet de identificatie gebeuren van
degenen die recht hebben op die inkom-
sten ? Wat is de belastbare basis waarop de
nieuwe belasting – de ‘woonstaatheffing’
(WSH) – moet worden geheven en hoe dient
dat te gebeuren ? Hoe moeten de aangif-
ten worden ingevuld ? Hoe zullen vergissin-
gen bij de inhouding worden rechtgezet ?
Belangrijk was dat die vragen een antwoord
kregen lang vóór de inwerkingtreding van
de richtlijn opdat de toekomstige ‘uitbeta-
lende instanties’ voldoende tijd kregen om
de systemen en procedures voor de daad-
werkelijke toepassing van de nieuwe regels
aan te passen, in te voeren en uit te testen.
Vermits de inwerkingtreding was gepland
op 1 juli 2005 (die datum lag toen nog
niet echt vast, maar kwam wel gevaarlijk
dichtbij), besloot Febelfin om weliswaar
contact te houden met de Belgische
▲
Fiscale omgeving
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3815
Belgische Federatie van het Financiewezen 200516
een aangifteformulier. Zij werkte recht-
streeks mee aan het opstellen van bepaalde
koninklijke besluiten, schreef en publiceerde
eigenhandig een toelichting voor haar leden
die tijdens een infovergadering in april
2005 werd voorgesteld. Tegelijk werden
veelvuldige besprekingen met de belasting-
administratie gehouden.
Uiteindelijk bleek dat dit de goede aanpak
was. Zoals de sector één jaar voordien had
gevreesd, werden de spaarrichtlijn en de wet
tot omzetting van 17 mei 2004 uiteindelijk
op 1 juli 2005 van kracht en heerste er zelfs
tot in juni onzekerheid omtrent die datum.
Vier van de koninklijke uitvoeringsbesluiten
werden in het Staatsblad van 29 juni 2005
gepubliceerd juist vóór de inwerkingtreding.
De administratieve omzendbrief, die sterk
was geïnspireerd op de commentaar van
Febelfin, volgde pas medio juli.
belastingadministratie maar niettemin het
voortouw te nemen en zelf de nodige maat-
regelen en commentaar voor te bereiden.
Daartoe werd besloten niet alleen omdat
de datum van inwerkingtreding niet meer
veraf was, maar ook enerzijds omdat nut-
tige informatie omtrent de nieuwe verplich-
tingen zo snel mogelijk aan de leden moest
worden meegedeeld, en anderzijds omdat
men wilde voorkomen dat de markt voor
uiteenlopende oplossingen zou kiezen
wegens het ontbreken van officiële richt-
lijnen en commentaar. Last but not least,was het ook de bedoeling ervoor te
zorgen dat de Belgische financiële sector
min of meer op gelijke hoogte werd geplaatst
met die in de buurlanden, waarvan sommige
al grote vooruitgang hadden geboekt.
Overeenkomstig die beslissing werkte
Febelfin onder meer een voorstel uit voor
Dankzij het initiatief van Febelfin konden
de meeste van de dringende vragen nog
vóór de inwerkingtreding worden beant-
woord en konden de nieuwe regels inzake
de belasting op het sparen vanaf 1 juli 2005
op een bevredigende wijze effectief wor-
den toegepast. Dat betekent echter niet dat
alle problemen nu van de baan zijn. In de
loop van de komende weken en maanden
moet nog een oplossing voor tal van prak-
tische aspecten worden gevonden. Daarom
heeft Febelfin een ‘help desk’ opgericht waar
de leden met hun vragen terecht kunnen
en waar kan worden nagegaan welke vra-
gen belangrijk zijn voor de sector in het
algemeen. Regelmatige contacten met de
belastingadministratie worden overigens
ook voortgezet.
De EBA: een uitzonderlijke operatieDe operatie ‘EBA’ – met18.543 aangiften – brachtde Schatkist maar liefst496.240.916 euro aanbelastingen op en zorgde vooreen kapitaalinjectie van meerdan 5,7 miljard euro in deBelgische economie: eenresultaat dat er mag zijn ! Erzijn niet alleen de onmiddel-lijke gevolgen maar ook oplange termijn zal die operatieeen gunstige weerslag heb-ben op de Belgische economieen op de overheidsinkomsten.In ieder geval geldt dieoperatie als een positiefvoorbeeld van een efficiëntesamenwerking tussen overheiden financiële sector.
De eenmalige bevrijdende aangifte (EBA)
zal herinnerd worden als één van de meest
in het oog springende maatregelen van de
jongste twee jaar. De beslissing werd geno-
men in moeilijke politieke omstandigheden.
De tekst waarop de EBA was gebaseerd,
was geen schoolvoorbeeld van leesbaarheid
en duidelijkheid in juridisch opzicht en her-
haaldelijk werd gevreesd voor een misluk-
king. Uiteindelijk was het resultaat toch
meer dan eervol, ook al werd het oorspron-
kelijke streefdoel niet bereikt.
Van bij de aanvang werd de EBA opgevat
als een in de tijd beperkte kans voor
belastingplichtigen met inkomsten die niet
aan de fiscus waren aangegeven, om zich
fiscaal in regel te stellen zonder gevaar
voor strafrechtelijke vervolging.
Eind 2004 wees de banksector in zijn jaar-
verslag erop hoe verheugd hij was over de
vertrouwensfunctie waarmee de financiële
sector in het kader van de EBA werd belast.
De kredietinstellingen en de verzekerings-
maatschappijen alsmede de beurs-
vennootschappen kregen immers als op-
dracht samen met de diensten van de
Thesaurie de aangiften van de berouwvolle
belastingplichtigen bijeen te brengen, de
belasting voor de Schatkist te innen, het attest
te leveren waarop de aangifte recht geeft,
en na te gaan of aan de voorwaarden voor
een EBA was voldaan. Die medewerking
vanwege de financiële sector stond trouwens
garant voor het vertrouwelijke karakter van
de procedure, dat in het algemeen als een
conditio sine qua non voor het welslagen
van de operatie werd beschouwd.
Lange tijd zag het ernaar uit dat de resul-
taten van de EBA veeleer pover zouden
zijn. In oktober had men de indruk dat het
streefcijfer van 850 miljoen euro aan be-
lasting diende te worden bijgesteld tot
250 miljoen. Pas tegen het einde van het
jaar begon het aantal aanvragen specta-
▲
Fiscale omgeving
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3816
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 17
culair te stijgen: op ongeveer anderhalve
maand tijd – tussen medio november 2004
en eind december 2004 – liepen er een
aanzienlijk aantal aangiften binnen.
Om die toevloed de baas te kunnen, sloot
Febelfin met de minister van Financiën een
akkoord omtrent de precieze voorwaarden
voor de indiening van een aangifte. Tot dan
toe had de sector zich erg behoedzaam
opgesteld en werd geen rekening gehou-
den met aangiften voor tegoeden in het
buitenland die nog niet materieel naar Bel-
gië waren overgedragen. In gemeenschap-
pelijk overleg werd besloten dat als essen-
tiële voorwaarde gold dat een onomkeer-
bare opdracht tot overdracht was gegeven
(er was voorzien in specifieke maatregelen
voor de gevallen waarin de tegoeden niet
volgden) en dat de banken zonder gevaar
dergelijke EBA’s mochten aanvaarden.
Ondanks die precisering en de enorme in-
spanningen vanwege het personeel belast
met de verwerking van de aangiften,
zagen de financiële instellingen al snel dat
hun capaciteit tot verwerking van de dos-
siers niet meer volstond. Febelfin bracht dit
probleem ter kennis van de belasting-
administratie. Een verlenging van de
indieningstermijn was absoluut niet
mogelijk, maar niettemin hadden alle
belastingplichtigen wettelijk het recht om tot
en met 31 december 2004 een EBA in te
dienen. De belastingadministratie besloot
om de druk op de sector te verlichten en te
De taks op de beurs-verrichtingen (TOB) en detaks op de levering vaneffecten aan toonder (TLT)ondergingen tijdens hetverslagjaar ingrijpendewijzigingen – soms op eennodeloos ongelukkigemanier, laat ons dat nietvergeten.
TOB en TLT:een jaar van fundamentele veranderingenen (on)gecontroleerde uitschuivers
Na de veroordeling door het Europees Hof
van Justitie op 15 juli 2004 moest België
afzien van de heffing van de TOB en de
TLT voor transacties op de primaire markt
(uitgifte van effecten). Die veroordeling
impliceerde ook dat de betwiste taksen die
in het verleden waren geheven, dienden
te worden terugbetaald.
Die veroordeling kwam niet echt als een
verrassing. De Europese richtlijn waarmee
die taksen in strijd waren, was immers goed-
gekeurd in 1969 en de daarin vastgelegde
regels lieten niet echt veel twijfel bestaan
over de afloop van het geschil. Het arrest
van het Hof was dus een reactie op het
uitblijven van maatregelen van de Belgische
wetgever, die beide taksen in de wet had
behouden en ze bijgevolg ook toepasse-
lijk maakte op de Belgische financiële
tussenpersonen.
Onmiddellijk na het arrest heeft de belasting-
administratie de financiële sector meege-
deeld dat hij een punt mocht zetten achter
de inning van de betwiste taksen. Wel
diende nog een wettekst te worden uitge-
werkt voor de opheffing van de bepalingen
in strijd met het Europees recht en om de
beleggers de kans te geven om de onrecht-
matig betaalde taksen terug te vorderen.
❚ Het eerste deel van die twee verplichtin-
gen – de bijwerking van de artikelen in
het Wetboek van de met het zegel gelijk-
gestelde taksen – werd geregeld via de
programmawet van 27 december 2004.
Zonder enige vorm van voorafgaand over-
leg ging de Belgische Staat daarbij ech-
ter verder dan een loutere formele aan-
passing van de teksten en besloot hij
de maximumbedragen van 250 en
375 euro inzake de TOB af te schaffen
(m.a.w. de taks te ‘deplafonneren’).
Door die ‘deplafonnering’ hadden de
Belgische financiële actoren een reëel
nadeel kunnen lijden. Die taksen zijn
inderdaad verschuldigd alleen voor
zover zij tussenkomen in de transactie.
Als de beleggers die taksen willen
ontlopen, volstaat het dus dat ze een
beroep doen op een in het buitenland
gevestigde financiële tussenpersoon
voor de uitvoering van hun trans-
acties. Febelfin nam dus het initia-
tief om de belastingadministratie
ervan te overtuigen dat die maatregel
gevaarlijk contraproductief kon zijn zo-
wel voor de betrokken actoren als voor
de overheidsinkomsten. Na korte bespre-
kingen, werd reeds in januari 2005
besloten tot herinvoering van de
maximumbedragen die op het stuk van
voorzien in bijkomende termijnen voor het
leveren van de attesten aan hen die aan-
gifte hadden gedaan, en voor het betalen
van de bijdragen op basis van de in decem-
ber 2004 ingediende EBA’s.
In economisch en fiscaal opzicht heeft de
operatie dus een aanzienlijk positief effect
gekend. Dat kwam ook tot uiting in de
overheidsinkomsten, want de administratie
is tot de vaststelling gekomen dat de bedra-
gen aan roerende voorheffing aanzienlijk
zijn gestegen. Voor de financiële sector ten
slotte is de EBA-operatie een voorbeeld van
een geslaagde samenwerking met de over-
heid, doordat regelmatig van gedachten
kon worden gewisseld.
▲
Fiscale omgeving
➡
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3817
Belgische Federatie van het Financiewezen 200518
de TOB verschuldigd kunnen zijn (even-
wel werden ze verdubbeld in vergelij-
king met vroeger).
❚ Pas met de bekendmaking van een
koninklijk besluit op 21 januari 2005 kon
de laatste hand worden gelegd aan het
tweede deel, met name een regeling voor
de terugbetaling van de in het verleden
onrechtmatig geheven taksen. Die rege-
ling kwam er na overleg met de financiële
sector, maar blijft toch tamelijk omslachtig
wat de informatie betreft die de
belastingplichtige moet verstrekken en
daarenboven zijn de daaraan verbonden
verjaringstermijnen nogal ingewikkeld.
Ondanks de beslissing van de Staat om al-
leen die taksen terug te betalen die wer-
den geheven tijdens de twee kalender-
jaren vóór de beslissing van het Europees
Hof (wat niettemin neerkomt op een totaal
terug te betalen bedrag dat op 250 mil-
joen euro wordt geraamd), blijven tal van
aanvragen tot terugbetaling van de jong-
ste maanden nog steeds zonder gevolg,
met als gevolg dat de aanvragers klacht
indienen bij hun financiële instellingen.
Het gereglementeerde spaardeposito:een ingewikkelde decumulatie
Het bankproduct dat (wellicht) het meest populair is, moet tegelijkook omzichtig worden behandeld. Als gevolg van de hervormingvan de personenbelasting, moet de intrest op boekjes op naam vanechtgenoten of wettelijk samenwonenden worden ‘gedecumuleerd’in die zin dat elke partner recht heeft op een belastingvrij bedragal naargelang zijn deel.
De administratie maande dan ook in een circulaire de banken aanrekening te houden met het huwelijksstelsel (of de vorm van samen-wonen) van de partners om die dubbele vrijstelling toe te passen.Het duurde niet minder dan zes maanden vooraleer de overheidtot het besef kwam dat die benadering weinig realistisch was enze ervan kon worden overtuigd om te kiezen voor de door Febelfinvoorgestelde oplossing, die efficiënt is en tegelijk oog heeft voor depersoonlijke levenssfeer van de cliënten.
In het BVB-jaarverslag 2004 stond te
lezen dat de begin dat jaar in werking
getreden hervorming van de personen-
belasting een volledige decumulatie van
de inkomsten van echtgenoten tot gevolg
had. Voortaan wordt de belasting voor elke
echtgenoot/wettelijk samenwonende
afzonderlijk berekend.
Volgens de banksector was die
decumulatie, voor dat jaar, ipso facto niet
van toepassing op de roerende voorheffing
en dus had hij laten weten dat hij de
Het spreekt vanzelf dat dergelijk getreuzel
(nonchalance bij de aanpassing van de na-
tionale regels aan de Europese regels, eerst
afschaffing en vervolgens herinvoering van
de maximumbedragen en vertraging bij de
terugbetaling van de onrechtmatig betaalde
taksen) het imago van het Belgisch finan-
cieel centrum negatief beïnvloedt en vra-
gen doet rijzen omtrent de ernst van het
centrum en de stabiliteit van de omstandig-
heden waarin het werkt. Die handelwijze is
dus een erg ongelukkig voorbeeld van hoe
het niet meer moet in de toekomst.
zaken ongemoeid zou laten wat de intrest
op de spaarboekjes betreft. Dat betekent
m.a.w. dat de sector voor gemeenschappe-
lijke boekjes geopend op naam van beide
echtgenoten of wettelijk samenwonenden
de vrijstelling voor het eerste bedrag van
1.250 euro (te indexeren) maar één keer
zou toepassen.
Begin 2005 publiceerde de belasting-
administratie echter, zonder voorafgaand
overleg met de financiële instellingen, een
omzendbrief waarin zij verduidelijkte hoe
de decumulatieregels in dat geval concreet
moesten worden toegepast.
Er wordt daarin geen afbreuk gedaan aan
het standpunt van de banksector m.b.t.
2004, maar uit die omzendbrief kan wor-
den opgemaakt dat van de banken wordt
verwacht dat ze nagaan welk deel van de
intrest op de boekjes toekomt aan elke
partner, en dat ze voor elk van hen de
wettelijk vastgelegde vrijstelling toepassen
ten belope van ieders deel. In die circu-
laire wordt zelfs verder gegaan dan die
vereiste, want die dubbele vrijstelling kan
worden toegepast, ook al staat het boekje
maar op naam van één persoon en komt
de intrest toe aan beiden.
▲
Fiscale omgeving
▲
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3918
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 19
Die omzendbrief staat bol van goede voor-
nemens, maar kan praktisch (en zelfs wet-
telijk) niet worden toegepast.
Als men zich aan de omzendbrief wilde
houden, dan was het inderdaad nodig dat
elke instelling bij alle houders van een
boekje navraag deed omtrent hun
huwelijksstelsel en te allen tijde kon be-
palen welk bedrag aan welke echtgenoot
toebehoorde en bijgevolg welk deel van
de intrest naar die persoon moest gaan.
Uiteraard is het onrealistisch bij elke
beweging op de rekening navraag te doen
bij de cliënt, maar tevens rees de vraag of
de verplichte vermelding van het huwelijks-
stelsel bij het aanvragen van een gewoon
gemeenschappelijk spaarboekje niet in
strijd was met de regels ter bescherming
van de persoonlijke levenssfeer.
Reeds in april 2005 kwam Febelfin met
een alternatief: voor de boekjes op naam
van echtgenoten of wettelijk samenwonen-
den zouden voortaan twee vrijstellingen
worden toegepast, telkens op de helft van
de intrest op de rekening. Ook zouden de
begunstigden jaarlijks erop worden ge-
wezen dat ze in de personenbelasting
aangifte moeten doen van de teveel
vrijgestelde bedragen, of de te veel geïnde
roerende voorheffing terug moeten eisen
van de administratie.
Het duurde zes maanden vooraleer die
oplossing werd aanvaard. Uiteindelijk
gebeurde dat door de minister van Financiën
n.a.v. een vraag van volksvertegenwoordi-
ger Hendrik Bogaert in de Kamercommis-
sie voor Financiën en Begroting.
Tijdens diezelfde periode kregen de ban-
ken herhaaldelijk kritiek op het uitblijven
van de toepassing van de decumulatie voor
spaarboekjes. De kans was echter vrij groot
dat er nog veel meer problemen zouden
zijn gerezen als de richtlijnen van de
administratie klakkeloos waren toegepast.
Net zoals voor andere aangelegenheden
(zie meer bepaald het artikel over de TOB),
luidt de conclusie dus eens te meer dat het
wel degelijk mogelijk is veel pijnlijke situa-
ties te voorkomen door – vooraf – overleg
te plegen met de financiële sector.
Fiscale omgeving
‘Back office’-activiteiten:dringend nood aan een passend belastingstelsel
De vraag naar de beste en voordeligste
lokatie voor back office-activiteiten is bran-
dend actueel. Dat heeft te maken met de
toenemende mondialisering van de econo-
mie, de totstandkoming van een Europese
eenheidsmarkt voor financiële diensten, het
ontstaan van verschillende internationale
financiëledienstengroepen en het streven
naar synergieën en kostenbesparingen.
De evolutie van de financiële markten in Euro-
pa (cf. Euronext) heeft de consolidatie gestart
van de custody-activiteiten van de finan-
ciële instellingen. Zij besteden zo’n activitei-
ten alsmaar meer uit aan gespecialiseerde
instellingen. Financiële groepen kiezen vaak
ervoor om de custody-activiteiten zelf te ont-
wikkelen en te centraliseren in één vennoot-
schap van de groep, en eventueel ook om
die diensten aan derden aan te bieden.
België heeft traditioneel een sterke positie
inzake custody. Er bestaat een goede regel-
geving en de nodige expertise is aanwezig,
en er is goed opgeleid en meertalig perso-
neel voorhanden (meer dan 5.000 perso-
nen in 2005). Belgische financiële instellin-
gen beschikken ook over voldoende know
how in andere deelgebieden (optreden als
belangrijkste uitbetalende instantie, bij
internationale emissies of als ‘agent’ in
gesyndiceerde internationale kredieten,
‘Cash Management’), maar het is niet
evident die positie thans te valoriseren.
De recente modernisering van de Belgische
financiële wetgeving betreffende de ‘collateral’-
verrichtingen via een passend belastingstelsel
biedt eveneens een aantal nieuwe mogelijk-
heden om in ons land een aantal back office-
activiteiten voor buitenlandse financiële instru-
menten te ontwikkelen.
De bestaande regeling betreffende de roe-
rende voorheffing (RV) op buitenlandse roe-
rende inkomsten maakt echter het ontplooien
van die activiteiten in België nodeloos inge-
wikkeld. Daar waar ze toch mogelijk zijn,
hebben zij een negatieve invloed op de om-
standigheden waarin Belgische instellingen
moeten opereren. De back office-activiteiten
ontwikkelen zich immers hoofdzakelijk, om
niet te zeggen uitsluitend, in landen waar
geen bronheffing op buitenlandse roerende
inkomsten wordt toegepast. Een ernstig
concurrentienadeel dus voor de Belgische
financiële instellingen.
België en de er gevestigde instellingen staan
niet buiten de huidige evolutie. Het open en
internationaal karakter van de Belgische
financiële sector, die verscheidene instellingen
telt die deel uitmaken van internationale groe-
pen, kan binnen die evolutie zowel positieve
als negatieve gevolgen hebben.
Wil men de Belgische financiële instellin-
gen een kans geven en hen in staat stellen
hun echte troeven ten volle uit te spelen,
dan komt het erop aan de bestaande fis-
cale handicap (RV) op korte termijn volle-
dig weg te werken, en een zo duidelijk
mogelijk internationaal kader te creëren
dat rechtszekerheid biedt en de concur-
rentiepositie vrijwaart.
Alleen op die manier wordt de werkgelegen-
heid binnen de back office-activiteiten gevrij-
waard en kan voldoende transactievolume
worden bereikt om nieuwe fiscale en parafiscale
inkomsten voor de Schatkist te genereren. In
het tegenovergestelde geval dreigen heel wat
activiteiten te verhuizen naar het buitenland,
met alle gevolgen vandien, zowel op financieel
gebied als inzake werkgelegenheid.
De gestage verwezenlijking van de Europese eenheidsmarkt voorfinanciële diensten alsook de toenemende internationalisering enintegratie van de financiëledienstengroepen vormen een aantalnieuwe uitdagingen op het gebied van de uitoefening van ‘backoffice’-activiteiten in België. Het Belgisch financieel centrum wil dehandschoen opnemen, maar dat kan alleen indien op korte termijneen aantal positieve fiscale maatregelen worden genomen.Zo niet, dreigen een aantal activiteiten uit ons land te verdwijnen.
▲
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3919
Belgische Federatie van het Financiewezen 200520
Prudentieel toezicht, rapportering, boekhoudnormen2005, een overgangsjaar
De financiële sector bevindt zich in ver-
scheidene opzichten in een overgangs-
fase, niet het minst op het stuk van de
boekhoudnormen en het prudentieel toe-
zicht. Dit komt tot uiting in de omvangrijke
voorbereidingen voor de invoering van de
IFRS-normen en de Capital RequirementsDirective (CRD). Die voorbereidingen ge-
beuren in nauwe samenwerking met de
Europese en de eigen controleautoriteiten
en worden steeds intenser. Het komt erop
aan om binnen de massa nieuwe
prudentiële regels een aantal beleidslijnen
te definiëren die als lichtbaken kunnen fun-
geren voor zowel de toezichthouder als
de instellingen die worden gecontroleerd.
De eerste vaststelling is dat het Europese
prudentieel toezicht aan revisie toe is. De
diepgewortelde nationale aanpak in dit vlak
is niet meer van deze tijd. Hoewel de op-
richting van het CEBS (Committee ofEuropean Banking Supervisors) doet ver-
moeden dat er een politieke wil bestaat
om het toezicht verder te harmoniseren, is
hiervan in de praktijk nog (te) weinig te
merken. De kloof tussen de verschillende
(cultureel geïnspireerde) toezichtsprak-
tijken blijkt in vele gevallen te groot om
een snel akkoord tussen toezichthouders
mogelijk te maken. De financiële sector
identificeert twee grote werkdomeinen:
❚ voluit streven naar ‘supervisoryconvergence’: de huidige organisatie
van het prudentieel toezicht is niet meer
aangepast aan grote internationale
financiëledienstengroepen. Al te vaak
worden die groepen geconfronteerd met
elkaar overlappende en/of tegenstrij-
dige vereisten van home en host super-
visors. Een nieuwe werkwijze is nodig
waarbij de home-toezichthouder een
coördinerende rol op zich kan nemen
en waarbij nutteloze en overlappende
toezichtstaken worden geëlimineerd.
Daarvoor is een intensere samenwerking
tussen alle toezichthouders nodig, die
steunt op een daadwerkelijke harmoni-
satie van de toezichtspraktijken.
❚ proportionaliteit voor kleine
financiële instellingen: hoewel de
financiële sector voorstander blijft van
een level playing field inzake prudentieel
toezicht om concurrentievervalsing te
voorkomen, is het nodig dat de toezicht-
houders meer rekening houden met de
diversiteit in de sector. De implementatie
van de Pijler II aspecten van de CRD en
de uitbreiding van het toepassings-
gebied van het bancaire boekhoudrecht
zijn maar twee voorbeelden waarbij een
soepelere aanpak door de toezicht-
houder beter zou inspelen op de econo-
mische werkelijkheid van kleine instel-
lingen, zonder gevaar voor scheef-
trekking van de concurrentie.
Nieuw systeem van gegevensinzameling voor de betalingsbalans
Begin 2006 komt er een grondige wijzi-
ging van het gegevensinzamelingssysteem
voor de betalingsbalans. In het nieuwe sys-
teem zullen de banken enkel nog de bui-
tenlandse verrichtingen voor eigen reke-
ning en de effectenverrichtingen moeten
rapporteren. Er wordt afgestapt van rap-
portering op dagbasis en van het streven
naar volledigheid. De NBB zal rechtstreeks
gegevens inzamelen bij een groep van on-
dernemingen en maximaal gebruik maken
van de bestaande statistische bronnen.
Voor de gegevensinzameling inzake effec-
ten dienen de kredietinstellingen een
effecteninventaris op maandbasis op te
maken, in de vorm van vier reeksen tabel-
len. Die tabellen behandelen de activa of
haussepositie, de baissepositie, de uitgif-
ten van effecten door de kredietinstellingen
zelf en de aan de instelling toevertrouwde
effecten. Een analoge rapportering wordt
gevraagd aan de beursvennootschappen,
de ICB’s, de pensioenfondsen, de verzeke-
ringsmaatschappijen en andere grote
ondernemingen, waaronder sommige
holdings en coördinatiecentra.
Zoals steeds kunnen er bij de inwerking-
treding van een nieuw systeem nog wat
specifieke problemen rijzen. Om te voor-
komen dat in de beginfase onvoldoende
gegevens beschikbaar zijn voor de opstel-
ling van de betalingsbalans, wenst de NBB
dat de kredietinstellingen tijdens een over-
gangsperiode van maximum één jaar de
buitenlandse betalingen van hun cliënten-
inwoners blijven rapporteren. De banken
zullen die cliënten evenwel niet meer hoe-
ven te vragen de aard van de onderlig-
gende transacties te vermelden.
De NBB heeft de BVB en haar leden uitge-
breid geconsulteerd bij de voorbereiding
van het nieuwe gegevensinzamelings-
systeem. Wat de banken betreft, was dat
nieuwe systeem reeds volledig uitgetekend
eind 2004, zodat zij een jaar tijd hadden
om het in toepassing te brengen.
Prudentieel toezicht, rapportering, boekhoudnormen
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3920
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 21
(1) XBRL = eXtensible Business Reporting Language: de internationale norm voor het elektronische gegevensformaat van financiële rapportering. Het voordeel van XBRL is dat de gegevens nietenkel visueel beschikbaar zijn, maar ook eenvormige labels bevatten zodat ze automatisch kunnen worden verwerkt en uitgewisseld volgens de internationale normen.
XBRL: gebruiksgemak voor rapporteur en rapportenlezer
In haar jaarverslag van 2003 wees de BVB
reeds op de kosten van de rapportering:
‘Uit Amerikaanse studies is gebleken datde kosten veroorzaakt door dereglementering 6 tot 13% kunnen bedra-gen van de uitgaven exclusief intrestvan de banken. Vertaald naar Belgischniveau (...) zou dat een kostenplaatjeopleveren tussen 680 miljoen euro en1,48 miljard euro, d.i. 26 tot 57% van hetwinstcijfer van de banken in 2002 (2,6 mil-jard euro)’.
Het is niet enkel de rapporteur die zwaar
moet investeren om de vele en complexe
rapporten op te stellen, maar ook de ge-
adresseerde die ze moet analyseren. Zon-
der ICT kan dat niet langer.
De XBRL(1)-norm maakt het mogelijk om alle
rapporten op te stellen in een elektronisch
standaardformaat, wat zorgt voor een
optimalisatie van de investeringen bij de
rapporteur. De geadresseerde kan die rap-
porten ook automatisch inlezen en analy-
seren. Dat gebruiksgemak verklaart de
keuze voor XBRL als mondiale norm.
De Belgische XBRL-projecten zijn onder-
tussen nader uitgewerkt. Om XBRL te
promoten en berichtspecificaties te ontwik-
kelen en te verspreiden, werd in novem-
ber 2004 de vzw XBRL België opgericht.
Vanaf 2007 zullen ook de jaarrekeningen
bij de Balanscentrale in XBRL kunnen wor-
den ingediend. De Balanscentrale werkt
hiervoor een taxonomie (bericht-
specificatie) uit en zal de nodige software
ter beschikking stellen. Dankzij de soepele
XBRL zal de (eventueel gedeeltelijke) over-
gang naar IFRS vlotter kunnen verlopen.
De BVB heeft ook overleg gepleegd met de
CBFA over de toepassing van XBRL voor de
prudentiële rapportering. XBRL wordt in-
gevoerd voor de geconsolideerde rappor-
tering begin 2006.
Forum compliance.be
Assuralia en Febelfin hebben samen ‘Forum compliance.be’ opgericht. Dat Forumbrengt de ‘compliance officers’ van alle in België gevestigde financiële ondernemin-gen samen: verzekeringen, banken, beleggingsondernemingen, enz. Door de ontwik-keling van de regelgeving de jongste jaren, met name op financieel vlak, is die functiesteeds belangrijker geworden en evolueert ze voortdurend. In dat opzicht wil hetForum een plaats bij uitstek zijn voor de uitwisseling van gegevens en best practicestussen compliance officers. Dat initiatief werd volop gesteund door de autoriteiten,zoals werd bevestigd door de CBFA en de CFI tijdens de openingsvergadering opdonderdag 14 april 2005. Bovendien werd de nadruk gelegd op de behoefte aaneen permanente dialoog tussen de ‘compliance officers’ en de controleautoriteiten.
Prudentieel toezicht, rapportering, boekhoudnormen
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3921
Belgische Federatie van het Financiewezen 200522
Human Resources
De BVB heeft de sociale partners verzocht
de sectoronderhandelingen te
beschouwen als een verlengstuk van de
interprofessionele onderhandelingen,
meer bepaald het (ontwerp van) inter-
professioneel akkoord 2005/2006 van
januari 2005, dat achteraf ‘ne varietur’
door de overheid diende te worden be-
krachtigd(1). In het akkoord is sprake van
een loonnorm van 4,5%, die in de bank-
sector echter met 2,15% wordt over-
schreden als gevolg van de reeds
bestaande loonmechanismen. Volgens de
BVB-berekeningen is het resultaat van
de indexaanpassingen en loonschaal-
verhogingen in 2005 en 2006 inderdaad
een stijging met 6,65% (tabel 1).
Vanuit een positieve ingesteldheid en zin
voor constructieve dialoog met haar ge-
sprekspartners wenste de BVB de sector-
onderhandelingen te plaatsen in de meer
algemene context van de ruime omgeving
waarin de banken werken. Zij heeft voor-
gesteld om de relevante aspecten van de
economische omgeving en de
positionering van de sector in een constant
evoluerende internationale context als
leidraad voor de onderhandelingen te
nemen, met het oog op een bijdrage aan
de instandhouding en, zo mogelijk, voort-
gezette ontwikkeling van de werkzaam-
heden van de financiële sector in België.
In dit verband heeft de BVB er herhaalde-
lijk op gewezen dat de Belgische finan-
ciële sector een reële loonkosten- en
inkomstenhandicap kent tegenover de
omringende landen, met personeelskosten
per personeelslid die volgens OESO-gege-
vens 12% hoger liggen dan het Europees
gemiddelde, wat natuurlijk nefast is voor
de Belgische concurrentiepositie (tabel 2).
Ook een vergelijking tussen de loonschalen
in de Belgische banksector en die in an-
dere sectoren geeft duidelijk aan dat de
banken zich aan de top bevinden (tabel 3).
(1) Wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg (B.S. van 19 augustus 2005).
Tabel 1: Loonnorm van 4,5% – indexaanpassingen en loonschaalverhogingen in de banksectorPeriode 2005-2006
Indexaanpassingen 4,23%
Loonschaalverhogingen 2,42%
Totaal 6,65%
Negatieve marge voor koopkrachtverhoging (6,65% – 4,5%) –2,15%
Bron: BVB.
Tabel 2: Personeelskosten in vergelijking met andere Europese landenGemiddeld 2000-2001 Personeelskosten per personeelslid (in euro) Eur =100
Zwitserland 124.272 203%
Luxemburg 74.888 122%
België 68.829 112%
Zweden 66.710 109%
Oostenrijk 65.439 107%
Italië 61.138 100%
Ierland 57.498 94%
Duitsland 57.167 93%
Denemarken 57.158 93%
Spanje 53.879 88%
Verenigd Koninkrijk 53.740 88%
Finland 39.440 64%
Portugal 38.849 63%
Griekenland 38.537 63%
Frankrijk n.b. –
Nederland n.b. –
Europees gemiddelde 61.253 (*) 100%
(*) Europees gemiddelde zonder Frankrijk en Nederland.Bron: BVB-berekeningen op basis van OESO-gegevens.
Tabel 3: Vergelijking basisloonschalen van toepassing in april 2005 in de Belgische banksectormet die in andere Belgische sectoren
Paritair Bediende BediendeComité Hoogste categorie Hoogste categorie
35j 55j
Banksector 310 2.427 2.762
Spaarbanken 308 2.223 2.715
Beursvennootschappen 309 2.110 2.479
Verzekeringen 306 2.319 2.763
Voedingsnijverheid 220 2.131 2.462
Aanvullend Nationaal Paritair Comité Bedienden 218 1.977 2.204
Notarisbedienden 216 2.183 2.860
Scheikundige nijverheid 207 1.870 2.207
Middelgrote levensmiddelenbedrijven 202 1.952 2.163
Bron: BVB.
Sectoronderhandelingenin de banksector
In de loop van de komende maanden en
jaren zal de sector enorme investeringen
moeten doen in het vlak van allerlei nieuwe
prudentiële en andere normen en regle-
mentaire vereisten (bv. Basel II, IFRS, IAS,
SEPA, MiFID, de Europese spaarrichtlijn
enz.). Bovendien wordt hij in ons land stee-
vast geconfronteerd met allerlei maatschap-
pelijke vereisten rond basis-dienstverlening,
het kosteloos aanbieden van een aantal
bankdiensten en het inperken van de com-
merciële vrijheid.
De BVB heeft de sociale partners opgeroe-
pen om rekening te houden met die ele-
menten, realiteitszin aan de dag te leggen
en de sector niet te ondermijnen door een
Human Resources
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3922
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 23
onverantwoorde verhoging van de lasten
die op hem rusten. Misschien is dit het
geschikte ogenblik om allen samen na te
denken over hoe de welvaart van morgen
in onze sector te bestendigen in een
bedrijfs- en bankvriendelijker omgeving.
Tegen deze achtergrond kwam op 20 juni
2005 uiteindelijk een ontwerptekst (zie
hiernaast) tot stand voor een toekomstig
akkoord in de banksector. Die tekst werd
goedgekeurd door de BVB en de vakbon-
den LBC en CNE. BBTK en ACLVB verwier-
pen de tekst, omdat ze de inhoud van het
akkoord te mager vonden. Ze vonden in
de tekst geen spoor terug van een
betekenisvolle en als vast verworven be-
schouwde koopkrachtverhoging en gaven
aan ongevoelig te zijn voor de ruimere
economische internationale context en de
significante overschrijding van de loon-
norm als gevolg van de indexaanpassingen
en loonschaalverhogingen.
Een ultieme poging vanuit het gemeen-
schappelijk vakbondsfront om in de maand
september 2005 alsnog een akkoord te
bereiken vond opnieuw geen steun bij
BBTK, zodat er geen sectoraal akkoord is
voor de periode 2005-2006.
Het ontwerpakkoord (*) voor de banksector van juni 2005behelsde o.a. de volgende punten:
Koopkracht De sectorloonschalen zouden met 18 euro worden verhoogd vanaf1 september 2005, alsook de lonen van de werknemers die volgens of juistboven de loonschaal worden betaald. Voor de werknemers die al een hogerloon hebben, werd in 2005 en 2006 in een premie van 200 euro voorzien.Ten slotte zouden de lage loonschalen van de sector worden afgeschaft.Zo zouden alle werknemers een substantiële koopkrachtverhoging krijgen.
Brugpensioen De CAO inzake conventioneel brugpensioen vanaf 58 jaar zouvoor een maximumperiode worden verlengd.
Opleiding Het individuele recht van elke werknemer op opleiding zou wordenverlengd en beter worden omkaderd. Het gaat om gemiddeld twee tot drieopleidingsdagen per personeelslid en om de bijzondere opdracht van deondernemingsraad inzake controle op de opleiding. Ook het bijzonder stelselvoor de risicogroepen en Elan+ zouden worden verlengd. Wat dit laatstebetreft, worden enkel de lopende opleidingsinitiatieven afgewerkt.
Tijdskrediet De uitbreiding van het recht op tijdskrediet voor alle werknemersvan 50 jaar en meer zou worden verlengd en zelfs nog worden verruimd. Nuvalt de sector terug op de algemene bepalingen van CAO nr. 77bis van de NAR.
Er werd eveneens in initiatieven voorzien op het stuk van het mobiliteits-probleem, de functieverdeling, de tegemoetkoming van de werkgever in devervoerkosten en de bestrijding van stress en discriminaties.
(*) Dit ontwerpakkoord werd niet door alle vakbonden aanvaard.
Onderhandelingen voor een interprofessioneel akkoord (IPA) 2005-2006
❚ verlenging van de brugpensioensystemen;
❚ sluitingspremie voor bedrijven met gemiddeld 10 tot 19 werk-
nemers in geval van faillissement;
❚ versoepeling van de bestaande regeling inzake overuren met
het oog op meer flexibiliteit in de arbeidsorganisatie;
❚ vergroting van de gedeeltelijke vrijstelling van de bedrijfsvoor-
heffing in geval van betaling van ploegen- en nachtpremies;
❚ verlaging van de kostprijs van de eerste 65 overuren;
❚ fiscale en parafiscale vrijstelling van de innovatiepremies;
❚ verkorting van de RSZ-verjaringstermijn tot drie jaar.
In dit akkoord gingen de sociale partners ook het engagement
aan om deel te nemen aan een constructief debat over de finan-
ciering van de sociale zekerheid en de eindeloopbaan.
Tijdens het sectoroverleg heeft de BVB meermaals verwezen
naar de loonafspraken die werden gemaakt in het
kader van de IPA-besprekingen voor 2005-2006, waarbij de
BVB via haar participatie in het VBO betrokken was. In dat
akkoord is sprake van een loonnorm van 4,5% en wordt een
oproep gedaan tot gematigdheid en aandacht voor de interna-
tionale concurrentiepositie van de ondernemingen.
De IPA-besprekingen verliepen erg moeizaam. Het ontwerp-
akkoord werd verworpen door alle bediendenvakbonden, maar
uiteindelijk overgenomen door de regering. Die zorgde via de
wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende
het sociaal overleg voor een integrale uitvoering, met als voor-
naamste punten:
❚ verlenging van de 0,10% bijdragen ten bate van de
inschakeling van de risicogroepen;
Niet alle sociale partners konden dus
gehoor geven aan de oproep van de BVB
tot realiteitszin. De BVB betreurt dit
zowel voor de sector als voor alle mede-
werkers van de financiële instellingen:
zonder sectorakkoord zal in de loop van
de komende maanden geen concreet
gevolg kunnen worden gegeven aan be-
paalde thema’s die tijdens de onderhan-
delingen ter sprake zijn gebracht en bij
uitstek onder de noemer van de sociale
dialoog op sectorniveau vallen.
Human Resources
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3923
Belgische Federatie van het Financiewezen 200524
(1) De percentages zijn het resultaat van berekeningen uitsluitend op basis van de personeelsleden die ressorteren onder Paritair Comité nr. 310 (banken in strikte zin), dat 95% van het totaalaantal personeelsleden vertegenwoordigt.
Werkgelegenheid in de banksector
De resultaten van de werkgelegenheids-
statistieken op 1 januari 2005 wijzen op
een daling van het totale personeelsbestand
in de banksector met 2,42%. Het aantal
arbeidsplaatsen is gedaald van 68.381
(1 januari 2004) naar 66.723.
Enkele vaststellingen(1):
❚ De daling doet zich voor vooral bij het
uitvoerend personeel, dat 56,7% van
het personeelsbestand uitmaakt
(37.881 bedienden). Vorig jaar waren
er 39.723 bedienden, d.i. 58,1% van
het totaal aantal personeelsleden.
Het kaderpersoneel nam ondanks de
dalende werkgelegenheid in de sector
toe met 0,59%. Die stijging doet zich
voor bij de vrouwelijke kaderleden. De
categorie kaderpersoneel telt
25.883 werknemers, d.i. 38,8% van
het personeelsbestand. Die stijging duidt
erop dat de doorstroming van het
bankpersoneel naar de hogere
personeelscategorieën blijft duren.
Het relatief aandeel van het directie-
personeel in het totaal aantal personeels-
leden bedraagt iets meer dan 4%, een
cijfer dat in de loop der jaren niet veel is
geëvolueerd.
❚ Wat het aantal vrouwen onder de per-
soneelsleden betreft, is al een hele weg
afgelegd. Op 1 januari 2005 telde de
banksector 30.387 vrouwen (45,54%
van het bankpersoneel), tegenover
36.336 mannen.
Maar er is nog een minstens even lange
weg te gaan vooraleer sprake kan zijn
van een evenwicht tussen mannen en
vrouwen in de hoogste functies. Het
percentage vrouwen met een directie-
functie ligt nog steeds op het niveau van
vijf jaar geleden (rond 17%). Dit geldt
niet voor de kaderfuncties, waar de vrou-
wen 30,89% van de groep uitmaken,
een positieve evolutie. Bij het uitvoerend
personeel zijn ze dan weer sterk
vertegenwoordigd (57,56%).
❚ De gemiddelde leeftijd van de bank-
werknemer is nog nooit zo hoog geweest
(net geen 43 jaar) en ook de gemid-
delde anciënniteit was nog nooit zo hoog
(bijna 19 jaar).
❚ De jongste jaren is er een constante stij-
ging merkbaar van de deeltijdse arbeid.
Van de 66.723 werknemers in de bank-
sector werken er 17.167 deeltijds. Dit
is gelijk aan 25,7% van het totaal aantal
personeelsleden. In dit cijfer zijn de
stelsels van tijdskrediet, loopbaan-
vermindering of de thematische ver-
loven (ouderschapsverlof, medische bij-
stand en palliatief verlof) inbegrepen.
❚ Er is ook sprake van een groei van het
tijdskrediet. Op 1 januari 2005 waren
7.588 werknemers in tijdskrediet of
loopbaanvermindering, d.i. 11,37% op
het algemeen totaal qua werknemers
(in 2004 was dit 7,99%). Het gaat vooral
om 55-plussers en 50- tot 54-jarigen in
het stelsel van 50% tijdskrediet en in dat
van 1/5 loopbaanvermindering.
❚ Op een totaal van 66.723 zijn er 5.460
niet-actieve personeelsleden in een einde-
loopbaanstelsel. Dit is 8,18% van het to-
tale personeelsbestand, m.a.w. een stijging
ten opzichte van 2004 (toen 6,93%).
❚ De beroepsvereisten voor het bank-
personeel liggen zeer hoog en dat komt
onder meer tot uiting in het niveau van
de nieuw in dienst genomen medewer-
kers. 78,14% van de nieuw in dienst
genomen personeelsleden heeft een
universitair diploma (38,31%) of een
diploma hoger niet-universitair onderwijs
(39,83%).
Wel een akkoord voor de spaarbanken
In het Paritair Comité nr. 308 (voor de maatschappijen voorhypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie) is op 26 ok-tober 2005 een sectorakkoord ondertekend voor de periode2005-2006 m.b.t. de volgende punten:
Koopkracht: een eenmalige koopkrachtverhoging van200 euro bruto in 2005 en 2006;
Werkzekerheid: verhoging van de sanctie bij niet nalevingvan de informatieprocedure in geval van fusie of sluiting vanzes naar acht maand loon voor werknemers met meer danvijf jaar anciënniteit;
Vorming: voortzetting van de werking van het paritairvormingsfonds voor risicogroepen voor 2006; een globaalvormingsrecht van drie dagen op jaarbasis en een vormings-plicht voor werknemers die het werk hervatten na lang-durige schorsing;
Mobiliteit: verhoging van 90 naar 100% terugbetaling vanhet jaarabonnement voor de trein, tram, bus of metro;
Tijdskrediet: verlenging voor één jaar van het absoluutrecht op tijdskrediet voor werknemers van 50 jaar ofouder; bestaande werkgeverstussenkomst naar 190 eurobij tijdskrediet voor werknemers van 55 jaar of ouder;
Brugpensioen: verlenging van de CAO inzake hetconventioneel brugpensioen vanaf 58 jaar tot en met2008; berekening van de aanvullende vergoeding op hetlaatste loon voorafgaand aan het tijdskrediet wanneerbrugpensioen volgt na een periode van maximum drie jaartijdskrediet;
Syndicale vorming: verhoging van de dotatie aan het fondsvoor syndicale vorming tot 60.000 euro;
Werkdruk, functieclassificatie en anti-discriminatie: voort-zetting van de werkzaamheden van de werkgroepen rondbovenstaande thema’s.
Human Resources
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3924
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 25
Het opleidingsaanbod van Febelfin wordt
elk jaar groter en omvat, naast de steeds
weerkerende klassieke opleidings-
programma's, verschillende nieuwe cursus-
sen. Naast het Elan+ project (zie hier-
onder) heeft Febelfin tal van andere, beta-
lende deelnemers mogen ontvangen (voor
wat betreft de banktechnische opleidingen:
1.383 deelnemers voor een totaal van
3.778 mandagen opleiding).
De volgende opleidingen werden aan dereeds omvangrijke lijst toegevoegd:
❚ een lange opleidingscyclus ‘A Professio-nal Certificate in Treasury and FinancialRisk Management’: dat programma van
één jaar is een uniek initiatief dat wordt
gesteund door de banksector en de
beroepsverenigingen die actief zijn in
Treasury Management. De eerste editie
ging van start in september 2005 en
telde 29 deelnemers. Veel inschrijvings-
aanvragen moesten worden geweigerd
omdat het maximum aantal deelnemers
reeds kort na de verspreiding van de
brochure was bereikt.
❚ een nieuw seminarie inzake ‘collectieve
schuldenregeling’, resultaat van de
samenwerking met de BVK; het werd in
het Nederlands en het Frans gelanceerd
en kende een enorm succes;
❚ een opleiding over ‘Business Continuity
Planning’: gebaseerd op concrete ge-
vallen, beantwoordt zij aan een echte
behoefte ten gevolge van de nieuwe wet-
geving die in de sector van kracht is;
❚ opleidingsprogramma’s over het nieuwe
geconsolideerde schema A worden voor-
bereid.
Tevens werd van start gegaan met een
reeks zeer interactieve cursussen die de
sociale vaardigheden van de medewerkers
moeten verbeteren. De deelnemers aan die
opleidingen getuigden van een zeer grote
tevredenheid.
De samenwerking met de academische
wereld blijft actief dankzij de derde editie
van de ‘Solvay Master Classes’ en een
Nederlandstalige studiedag ‘Openbare
uitgifte van effecten en de prospectusplicht’
i.s.m. de KULAK.
Elan+De sociale partners hebben in 2004 een nieuw opleidingsprogramma ontwikkeld dat wordtgefinancierd door het Paritair Fonds en is bestemd voor de bankmedewerkers die ressorterenonder Paritair Comité nr. 310. Aan werkgeverszijde wordt dit project gecoördineerd doorFebelfin. De meeste opleidingen vonden plaats tijdens de eerste helft van 2005.
Het ELAN+ opleidingsprogramma bestaat uit verschillende delen:
❚ een e-learningprogramma ‘Inleiding tot het bankwezen’ dat openstaat voor elke nieuwemedewerker in de sector. Dat studieprogramma wordt vanaf eind 2005 beschikbaar;
❚ bijwerking van de schriftelijke zelfstudieprogramma’s ‘Oriëntatie bankbedrijf’, ‘Algemene opleiding bankbedrijf’,‘Distributie van verzekeringen’ en de complete herziening van ‘Banking English’;
❚ deelname aan seminaries in de loop van de eerste helft van 2005, waardoor medewerkersin de sector zich verder hebben kunnen bekwamen:- in het ontwikkelen van de eigen vaardigheden en zelfontplooiing zoals bv. ‘Assertiviteit’,
‘Omgaan met moeilijke klanten en klachten’, ‘Efficiënt organiseren van uw taken’ en ‘Zelfontplooiing’- in bureautica: cursussen die worden gegeven in een PC-lokaal in de omgeving van waar de cursist woont,
op basis van een vooraf bepaald programma en met de hulp van een lesgever- in banktechnieken: de medewerker kan kiezen uit veertien basisopleidingsprogramma’s,
zoals ‘Introductie tot de fiscaliteit’, ‘Introductie tot kredieten’, ‘Basel II: guided tour’ of ‘Initiatie tot IAS’- in taalonderwijs: ‘Banking English’ en ‘Le français bancaire’
❚ de mogelijkheid om zich in te schrijven voor cursussen voor sociale promotie met een financiële tegemoetkomingvan het Paritair Fonds;
❚ de opleiding van personeelsvertegenwoordigers van de bedrijfsraden van banken over IAS.
Het Paritair Fonds neemt de cursus- en seminariekosten op zich.
De resultaten van het Elan+ programma in de loop van de eerste helft van 2005 wijzen op de grote belangstellingvan sectormedewerkers voor de ruime waaier aan opleidingsprogramma’s.Het aantal inschrijvingsaanvragen (2.750) lag veel hoger dan het aantal beschikbare plaatsen. Teneinde aan zoveelmogelijk belangstellenden een kans te bieden, werd beslist dat iedere medewerker die verscheidene inschrijvingen hadverstuurd, aan ten minste één opleidingsprogramma zou kunnen deelnemen. Op die manier kon gevolg worden gegevenaan 2.092 aanvragen vanwege 1.144 medewerkers. Het initiatief werd positief onthaald met een gemiddelde evaluatiedoor de deelnemers van 8,37 op 10 voor het geheel van de seminaries.
Het Febelfin-opleidingsaanbod
Human Resources
Meer info: www.abb-bvb.be
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3925
Belgische Federatie van het Financiewezen 200526
Stakingsprocedures geregeld in een bank-CAO
Op 3 februari 2005 werd in Paritair
Comité nr. 310 (banken in strikte zin) een
CAO betreffende de procedure tot rege-
ling van sociale conflicten gesloten. De over-
eenkomst bepaalt de procedure en de ter-
mijnen voor de organisatie van acties of
stakingen in de banksector. Nog maar
weinig sectoren hebben tot nu toe hier-
over het akkoord van de vakbonds-
organisaties kunnen verkrijgen, wat die
CAO een bijzonder karakter verleent.
Bij een conflict op ondernemings- of sector-
niveau schrijft die CAO een stappenplan
in drie fases voor:
1 via wederzijds overleg op het passende
niveau naar een oplossing streven.
2 mislukt dat overleg, dan dient de partij die
dat wenst, een officieel verzoek in tot
bijeenroeping van het verzoeningsbureau
bij het Paritair Comité van de banken.
Zo’n verzoeningsaanvraag vanwege de
vakbondsorganisaties moet voortaan via
de sectorvertegenwoordigers passeren (en
dus niet via een plaatselijk of regionaal
afgevaardigde). Het verzoeningsbureau
dient bijeen te komen op datum en uur
bepaald door de Voorzitter binnen vijf-
tien kalenderdagen in normale omstandig-
heden en binnen zeven kalenderdagen
in spoedeisende gevallen.
3 mislukt ook de verzoeningspoging, dan
kan een stakingsaanzegging worden
ingediend door de permanent secreta-
rissen van de vakbondsorganisaties. De
aanzeggingstermijn van minimum zeven
kalenderdagen gaat in op de derde dag
na verzending van de aanzegging.
Tevens gaan in de CAO de partijen de
verbintenis aan om zowel bij stakingen als
bij acties een aantal principes uit het Gent-
leman’s Agreement van 15 februari 2002
in acht te nemen. Voor de vakbonds-
organisaties is dat o.a.: geen gebruik
maken van fysiek of materieel geweld en
alleen de rechtstreeks bij het conflict be-
trokken werknemers mobiliseren. De werk-
gevers moeten o.a. aandacht hebben voor
rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening
in alle omstandigheden en zo weinig
mogelijk hun toevlucht nemen tot het gerecht.
De procedure inzake sociale conflicten werd
tijdens de maand juni 2005 naar aanlei-
ding van de loononderhandelingen (zie
p. 22) meteen in de praktijk gebracht. Om-
dat de werkgeversvoorstellen niet voldeden
aan de vakbondsverwachtingen werd na
een verzoeningspoging op 26 mei 2005
een sociaal actieplan aangekondigd voor
de week van 13 juni 2005.
Statuut van zelfstandige bankagent, en nieuw statuut van bankmakelaar
Eind 2003 diende Senator Luc Willems een
wetsvoorstel in betreffende de bemiddeling in
bankzaken en de distributie van financiële
instrumenten. Omdat het voorstel voorbij ging
aan een aantal duidelijke conclusies van de
controleautoriteiten (CBF en CDV) en heel
wat vragen onbeantwoord liet, organiseerde
de NBB in het najaar van 2004 een overleg
tussen alle betrokken partijen. Concreet werd
de Raad van toezicht van de Overheid der
Financiële Diensten (ROFD) gelast om vóór
het einde van 2004, verslag uit te brengen
aan de betrokken ministers, en indien een
consensus werd bereikt, voorstellen te formu-
leren voor amendering van het wetsvoorstel.
De BVB heeft zich nooit verzet tegen het
statuut van bankmakelaar. Wel heeft zij al-
tijd gewezen op de bescherming van de con-
sument. Zo moest een oplossing worden ge-
vonden voor het probleem van de controle
op cashverrichtingen door bankmakelaars.
De discussie werd vergemakkelijkt door de
Europese Richtlijn van 21 april 2004 betref-
fende markten voor financiële instrumenten
(de zgn. MiFID-richtlijn). Die richtlijn kiest
duidelijk voor de optie van de exclusieve
agenten, maar laat – bij wijze van uitzonde-
ring – een opening voor een ‘multitied agent’(= makelaar) indien deze o.a. cashloos werkt.
In de ROFD werd dan ook snel duidelijk dat
de toekomstige bankmakelaar bij wet cash-
loos zou moeten werken. Dit is ook altijd de
stelling geweest van de BVB.
Er zijn geen alternatieven mogelijk. On-
der die voorwaarde kon de BVB op haar
beurt ermee instemmen dat de makelaar
niet alleen financiële instrumenten maar
ook andere bankproducten zoals zicht- en
spaarrekeningen mag aanbieden. Binnen
de Raad werd over beide punten een echte
consensus bereikt.
Het enige overgebleven twistpunt betreft
het probleem van cumulatie tussen een bank-
makelaar en een verzekeringsmakelaar. De
BVB blijft van oordeel dat een verzekerings-
makelaar in dat geval ook bij de wet een
cashverbod zou moeten opgelegd krijgen
voor de spaarverzekeringsproducten van
de takken 21, 23 en 26. De ratio legis
is hier ook de bescherming van de
consument en het wegwerken van
ongelijke concurrentievoorwaarden.
Voor het incasso van premies van de schade-
verzekeringen zouden daarentegen nog
wel cashverrichtingen mogelijk blijven.
Om redenen van coherentie werd vanuit poli-
tieke hoek de beslissing genomen om eerst
het wetsontwerp tot omzetting van de richt-
lijn van 9 december 2002 betreffende de
verzekeringsbemiddeling te behandelen. De
wet van 27 maart 1995 betreffende de
verzekeringsbemiddeling, waarop het wets-
voorstel Willems is gebaseerd, zal immers hier-
door moeten worden aangepast in het najaar.
Amendementen op dit wetsvoorstel werden in
de loop van november 2005 ingediend.
Eindeloopbaandebat mondtuit in 24-urenstakingen
Via het VBO volgde Febelfin het eindeloopbaandebat, brandend actueel gedurende het hele jaar 2005, van zeer nabij. Dat debat is intussen uitgemond ineen Generatiepact, een regeringstekst met 66maatregelen inzake werkgelegenheid, opleiding enz.De werkgevers beschouwden het als een compromis-tekst met noodzakelijke maatregelen. De vakbondenzagen in het pact het verlies van het rechtop brugpensioen met 24-urenstakingen tot gevolg.Febelfin vond dit pact een stap in de goede richting.Het valt uiteraard af te wachten hoe de maatregelenconcreet vorm zullen krijgen en of de regering alhaar plannen zal kunnen uitvoeren.
Human Resources
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3926
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 27
Financiële marktenEuropese integratie vordert gestaag
Tijdens de voorbije zes jaar werden grote
stappen gezet op weg naar een geïnte-
greerde Europese kapitaal- en financiële-
dienstenmarkt. De meeste van de 42 maat-
regelen voorgesteld in het in mei 1999
door de EC vastgelegde Financial ServicesAction Plan (FSAP) werden door de Euro-
pese overheden goedgekeurd.
Een aantal van die maatregelen bevinden
zich in de eindfase, m.n. de uitvoerings-
maatregelen inzake de MiFID-richtlijn (zie
infra); andere moeten nog in Belgisch recht
worden omgezet, meer bepaald de richt-
lijn inzake marktmisbruik en de prospectus-
richtlijn, waarvoor België een achterstand
heeft opgelopen m.b.t. de omzetting. Het
is van het allergrootste belang dat de
Belgische wetgeving zo snel mogelijk wordt
aangepast opdat volledige rechtszekerheid
kan worden geboden aan de Belgische
financiële instellingen en de omzetting in
evenwicht kan worden gebracht (d.w.z. dat
de zwaarst wegende opties niet systema-
tisch worden gekozen), en dit teneinde de
concurrentiepositie van onze instellingen
in Europa te vrijwaren.
Via de publicatie van haar Groenboek over
het financiële dienstenbeleid (Green Paperon Financial Services Policy – 2005-2010)heeft de EC reeds haar eerste ideeën be-
kendgemaakt met betrekking tot de priori-
teiten voor de periode 2005-2010.
Het definitieve programma van het financiële
dienstenbeleid, in het licht van de opmerkin-
gen van de betrokken partijen, wordt in prin-
cipe voor einde 2005 door de Commissie
voorgesteld in de vorm van een Witboek.
In het algemeen steunt de banksector (zo-
wel de Belgische als de Europese) de doel-
stellingen van de EC, en meer bepaald de
behoefte om voor een consolidatie van de
bestaande en toekomstige wetgeving te
zorgen, alsook het toezicht op een cohe-
rente toepassing ervan, in plaats van nieuwe
initiatieven inzake regelgeving goed te keu-
ren (gelet op de enorme inspanningen die
de financiële instellingen reeds hebben ge-
leverd en nog zullen leveren teneinde de
reeds goedgekeurde maatregelen in het
kader van het FSAP uit te voeren).
Bijgevolg zouden, buiten wat reeds is ge-
zegd, initiatieven in het vlak van de regel-
geving moeten worden genomen. Enkel op
het door de EC in aanmerking genomen
gebied van de financiële retaildiensten
dringt de Belgische banksector aan op een
ambitieuzer beleid van de EC inzake de
convergentie van het prudentieel toezicht
(geconsolideerd toezicht) op de
transnationale groepen en inzake de her-
ziening van het BTW-stelsel voor financiële
diensten. De sector vindt ook dat de EC
een reëel convergentiemodel inzake
consumentenbescherming zou moeten ont-
wikkelen.
De ‘MiFID’-richtlijn
De zogenaamde MiFID-richtlijn werd op
21 april 2004 goedgekeurd en zou normaal
gezien samen met de uitvoeringsmaatregelen
op 1 mei 2007 in werking moeten treden, als
het voorstel van de EC om de datum van 1 mei
2006 te verschuiven, wordt goedgekeurd.
Die richtlijn zal op heel wat vlakken grote
gevolgen hebben, meer bepaald m.b.t.:
❚ de integratie van de financiële markten in
Europa via een uitbreiding en verbetering
van de werking van het Europese paspoort;
❚ een modernisering en harmonisering
van de gedragscode en van de regels
voor de bescherming van de beleggers,
die vroeger meer onder de bevoegd-
heid van de lidstaten vielen;
❚ de bekrachtiging van een nieuwe wijze
van uitvoering van de cliëntenorders, de
zgn. internalisatie, en de invoering van
een volledig vrije concurrentie wat de
verschillende uitvoeringswijzen betreft
(gereglementeerde markten, multilaterale
verhandelingssystemen, internalisatie);
❚ een efficiëntere en beter geharmoni-
seerde organisatie van de controle
alsook een betere samenwerking tussen
controleautoriteiten.
Die nieuwe bepalingen zullen leiden tot wij-
zigingen in de regelgeving in België waar-
door aanpassingen in de verschillende seg-
menten van de financiële instellingen zullen
moeten worden aangebracht. Als gevolg van
die vereisten, onder meer op organisatorisch
gebied, komen de kleine marktspelers op
Europees niveau onder grotere druk te staan.
De MiFID-richtlijn is een kaderrichtlijn. Op
Europees niveau wordt nog gedebatteerd
over de maatregelen tot uitvoering ervan,
die concreet vorm zullen geven aan de ver-
eisten. In samenwerking met de betrokken
Europese federaties blijft Febelfin dan ook
van nabij de werkzaamheden van de EC
volgen. De raadplegingen volgen elkaar trou-
wens zo vlug op dat het gevaar bestaat dat
de markt niet langer correct erop kan ant-
woorden, wat grote vragen doet rijzen m.b.t.
de juiste inschatting van de gevolgen van
die maatregelen door de Commissie.
In het algemeen is de banksector van oor-
deel dat sommige van de huidige voorstel-
len onevenredige, rigide en formele vereis-
ten bevatten, vooral inzake de aan de cliën-
ten mee te delen informatie en op het
gebied van rapportering. De toepassing
daarvan zal zeer ingewikkeld en duur zijn.
Tevens wordt ook de verplichting voor
beleggingsondernemingen om alle via de
telefoon doorgegeven orders te registreren,
als volstrekt overdreven beschouwd, aange-
zien er thans geen grote problemen zijn op
dat vlak en gezien de buitensporige kosten
die de invoering van die vereiste inhoudt.
▲
Financiële markten
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3927
Belgische Federatie van het Financiewezen 200528
De zgn. ‘Collateral’-richtlijn
De wet betreffende financiële zekerheden
werd in november 2004 door de Kamer
goedgekeurd en zorgde aldus voor de om-
zetting in Belgisch recht van de eveneens
in het FSAP opgenomen Europese richtlijn
van 6 juni 2002 betreffende financiële-
zekerheidsovereenkomsten (de zgn.
‘collateral’-richtlijn). De wet beoogt m.n. een
verhoogde doeltreffendheid van de zake-
lijke zekerheidsmechanismen en bevat
bovendien de nodige fiscale bepalingen.
Die wet is ongetwijfeld een belangrijke stap
vooruit op het gebied van het recht inzake
financiële zekerheden en moet, rekening
houdend met het erg ruime toepassings-
gebied ervan, als een belangrijke kans voor
de Belgische financiële sector worden
beschouwd.
Het werk van de CBFA, die heeft gepro-
beerd de collateral-richtlijn zo goed moge-
lijk om te zetten ten voordele van het Bel-
gisch financieel centrum, verdient alle lof.
Die wet staat borg voor efficiëntie en
rechtszekerheid op het gebied van de
financiële zekerheden, zodat het gebruik
ervan gemakkelijker zal worden en nieuwe
mogelijkheden terzake moeten ontstaan.
Financiering van antipersoonsmijnen
De Belgische financiële sector gaat, zon-
der voorbehoud omtrent de principes, ak-
koord met de totnogtoe door België gele-
verde inspanningen met het oog op een
verbod op het gebruik van antipersoons-
mijnen. De meeste Belgische financiële in-
stellingen voeren op dat vlak een verant-
woord beleid en de belangrijkste onder
hen hebben uitdrukkelijk laten weten, vooral
na de interpellaties door Netwerk Vlaan-deren, dat zij zullen afzien van de recht-
streekse financiering van de productie van
dergelijke wapens. De Belgische financiële
instellingen vervullen in dat opzicht een
echte voortrekkersrol.
Febelfin heeft tijdens een openbare hoor-
zitting in de Senaat tevens haar principiële
steun uitgedrukt inzake het wetsvoorstel
van senator Mahoux.
Niettemin moeten de vereisten terzake
binnen de perken blijven opdat de in Bel-
gië gevestigde financiële instellingen niet
van hun buitenlandse concurrenten wor-
den geïsoleerd. Bovendien is een volledige
rechtszekerheid onontbeerlijk, te meer
omdat volgens het wetsvoorstel Mahoux de
Belgische of buitenlandse bestuurders van
de betrokken financiële instellingen straf-
rechtelijk aansprakelijk kunnen worden
gesteld. De sector is van oordeel dat in het
in de Senaat goedgekeurde wetsvoorstel
een aantal verbeteringen moeten worden
aangebracht.
Ten slotte zou het, net als in andere geval-
len (bv. de financiële embargo’s), aangewe-
zen zijn dat de overheid haar verantwoor-
delijkheid neemt en bijvoorbeeld de lijst
ter beschikking stelt van de ondernemin-
gen waarop het verbod van toepassing is.
Het hoger besproken wetsvoorstel van se-
nator Mahoux verruimt voor de financiële
wereld een beperking die in België al ex-
pliciet opgelegd was aan de Instellingen
voor Collectieve Belegging (ICB’s). In de
specifieke wetgeving van toepassing op
deze beleggingsvehikels, die een beroep
doen op het publiek sparen, is immers een
verbod ingeschreven om rechtstreeks te
investeren in bedrijven waarvan de activi-
teit bestaat uit het vervaardigen, het ge-
bruik of het bezit van antipersoonsmijnen.
Alle ICB’s naar Belgisch recht dienen zich
bijgevolg aan dit verbod te conformeren.
Om haar leden hierin op een praktische
manier te ondersteunen heeft BEAMA op
sectorniveau een werkwijze uitgewerkt. In
het kader van dit initiatief, gefinancierd
door de betrokken leden, worden met
behulp van een gespecialiseerde
onderzoeksinstelling een drietal zaken
gerealiseerd. De deelnemers ontvangen
minstens twee maal per jaar een geactua-
liseerde lijst met vennootschappen waarin
volgens het wettelijke verbod niet mag
worden geïnvesteerd. De reikwijdte van
het onderzoek is het geheel van alle beurs-
genoteerde bedrijven wereldwijd. Deze
‘screening’ wordt aangevuld met een uit-
gebreide verslaggeving rond bedrijven die
mogelijke banden zouden hebben met één
of ander aspect van antipersoonsmijnen.
Voorts is ook voorzien in advies aan de
deelnemers om specifieke vragen of ge-
beurtenissen op te vangen (early warnings).
Een aantal van de voorgestelde regels lijkt
verder te gaan dan het aan de EC gegeven
mandaat om de uitvoeringsmaatregelen i.v.m.
de kaderrichtlijn vast te leggen en diepgaan-
der overleg met de markt lijkt nodig teneinde
alle gevolgen te kunnen evalueren.
▲
Financiële markten
CBFA-gebouw te Brussel
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3928
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 29
Dematerialisering
Reeds in de zomer van 2004 richtte
Febelfin een werkgroep ‘dematerialisering’
op teneinde tegemoet te komen aan de
vraag van sommige financiële emittenten
om te worden vrijgesteld van de verplichte
emissie van materiële effecten bij de uit-
gifte van effecten aan toonder. Die werk-
groep werd al vlug aangevuld met verte-
genwoordigers van het VBO, Euroclear,
Enige tijd geleden gaven een aantal politiek verantwoordelijken te kennen dat zij op termijn de effectenaan toonder willen zien verdwijnen. Als antwoord op de invoering van de EBA werd een politiekeverbintenis aangegaan om de aan de effecten aan toonder verbonden anonimiteit af te schaffen.Aan de vooravond van de invoering van de dematerialisering gaat de aandacht van de financiëlesector vooral uit naar❚ het belastingstelsel dat op de gedematerialiseerde effecten van toepassing zal zijn;❚ de bescherming die hij inzake witwassen zal genieten op het stuk van de bijna gedwongen aanvaar-
ding van materiële effecten;❚ het voorkomen van enigerlei blokkering in de kanalen voor het opvragen van materiële effecten.Het succes van de operatie zal vooral worden bepaald door de mate waarin de overheid erin zal slagenom een sfeer van vertrouwen in stand te houden en het spookbeeld van een vermogenskadaster te weren.
Wetsontwerp betreffende de afschaffing van effecten aan toonder
❚ dat wetsontwerp heeft betrekking op alle Belgische uitgiftes,
zowel door de overheid als door de privé-sector, met enkele
technische uitzonderingen;
❚ vanaf 1 januari 2008 mogen alleen nog gedematerialiseerde
effecten of effecten op naam worden uitgegeven;
❚ vanaf 1 januari 2008 is materiële levering uitgesloten voor
Belgische effecten aan toonder die op een rekening zijn inge-
schreven, en voor buitenlandse effecten aan toonder.
❚ op 1 januari 2008 worden effecten aan toonder die op een
rekening zijn ingeschreven en op een gereglementeerde markt
zijn genoteerd, alsmede op een rekening ingeschreven effec-
ten aan toonder zoals kasbons en daarmee gelijkgestelde effec-
ten, van rechtswege omgezet in gedematerialiseerde effecten.
❚ voor beide categorieën zullen de materiële effecten die na
1 januari 2008 met het oog op inschrijving op rekening wor-
den gedeponeerd, van rechtswege in gedematerialiseerde
effecten worden omgezet.
❚ wat de overige uitgiften betreft, kunnen de eigenaars van effec-
ten aan toonder verzoeken om omzetting in effecten op naam of
in gedematerialiseerde effecten, al naargelang de statuten van
de emittent, vóór 31 december 2013 (2012 voor effecten die
na de bekendmaking van de wet zijn uitgegeven).
❚ bij het verstrijken van die termijnen zullen de nog niet omgezette
effecten aan toonder van rechtswege worden omgezet in
gedematerialiseerde effecten (of in effecten op naam) al naarge-
lang de statuten van de emittent. Na die data worden de eraan
verbonden rechten opgeschort.
❚ vanaf 1 januari 2015 zullen de niet-geïdentificeerde effecten
worden verkocht op een door de Koning bepaalde wijze en de
netto-opbrengst van die verkoop zal bij de Deposito- en
Consignatiekas worden gedeponeerd,
❚ vanaf 31 december 2015 zal een jaarlijkse boete van 10%
worden aangerekend in geval van afhaling bij de Deposito- en
Consignatiekas.
Euronext en de CIK en zo ontstond de
‘DEMAT Task Force’.
De Ministerraad van 4 maart 2005 heeft
de beleidslijnen bepaald inzake de afschaf-
fing van effecten aan toonder, alsmede de
extreem korte termijnen waarin de wet-
teksten beschikbaar moesten zijn. Op 1 au-
gustus 2005 werd dan in het Parlement een
wetsontwerp tot afschaffing van effecten
aan toonder ingediend, met het oog op
bespreking na het reces. Dat ontwerp (hier-
onder) gaat gepaard met een ontwerp van
koninklijk besluit (p. 30) betreffende de
gedematerialiseerde effecten van vennoot-
schappen, waarin de werkingsprincipes
inzake gedematerialiseerde effecten wor-
den bekrachtigd.
Financiële markten
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3929
Belgische Federatie van het Financiewezen 200530
Clearing & Settlement
Op verzoek van haar leden neemt Febelfin
de coördinatie op zich van een werkgroep
(Market Evolution Committee, MEC) die
zich buigt over alle dossiers betreffende
de verrekening en vereffening van
effectentransacties in de ruimste zin van
het woord.
Het MEC ondersteunt de gebruikersgroep
(Market Advisory Committee, MAC) die
Euroclear heeft opgericht in het kader van
de overschakeling op grensoverschrijdende
organen voor vereffening en levering over-
eenkomstig de integratie van Euronext. Het
MEC brengt adviezen uit op het niveau
van het financieel centrum, en verstrekt
een antwoord op de talrijke ‘consultation
papers’ die het van Euroclear krijgt i.v.m.
de richting waarin de overschakeling moet
evolueren en de ontwikkelingen in dat vlak.
Op verzoek van het Comité Retailstrategie
van Febelfin bestudeert het MEC ook de
mogelijkheden om de overdracht van
effecten tussen particulieren vlotter te doen
verlopen. Binnenkort zal het MEC aan de
Raad van Bestuur van Febelfin gedrags-
regels (‘best practices’) voorleggen die in
verband met die transacties gelden voor
alle leden, met het oog op een snellere
uitvoering en meer transparantie voor de
particuliere cliënt op dat gebied.
De financiële sector is in verscheidene opzichten betrokken bij het dematerialiseringsproject
❚ de financiële sector bestaat uit al dan
niet genoteerde vennootschappen die
zelf zullen moeten overschakelen op
gedematerialiseerde effecten of effec-
ten op naam, en hun statuten in die zin
zullen moeten aanpassen;
❚ de financiële sector geeft financiële
producten uit (beveks, kasbons, ...)
waarop het project rechtstreeks betrek-
king heeft;
❚ de sector neemt de financiële dienstver-
lening van de emittenten op zich en zal
in dat opzicht bij de verschillende fasen
van de dematerialisering worden
betrokken;
❚ de sector zal de beleggers moeten infor-
meren en de omzetting van de mate-
riële effecten moeten verwezenlijken;
❚ de banken en beursvennootschappen
zullen erkende rekeninghouders kunnen
worden, wat impliceert dat beide zich
moeten houden aan de prudentiële ver-
eisten van de controleautoriteit en dat
de banken er een tweeledige effecten-
boekhouding op na moeten houden.
KB betreffende de gedematerialiseerde effecten van vennootschappen
❚ De gedematerialiseerde effecten worden bijgehouden door een
erkende rekeninghouder (NBB, een kredietinstelling of beurs-
vennootschap naar Belgisch recht, een verrekenings- of
vereffeningsinstelling (CIK, Euroclear, ...), een in België geves-
tigd bijkantoor van een kredietinstelling of beleggings-
onderneming naar buitenlands recht die in het land van oor-
sprong effecten voor rekening van derden in bezit mag houden).
❚ De erkende rekeninghouders moeten:
- hun werkzaamheden vooraf ter kennis brengen van de CBFA,
die jaarlijks de lijst ervan publiceert,
- er een tweeledige effectenboekhouding op na houden,
- zich houden aan de prudentiële vereisten van de CBFA.
❚ De vereffeningsinstelling vormt de ‘top van de piramide’ in het
gedematerialiseerde stelsel. De emittent draagt zijn uitgifte in
haar geheel over aan een vereffeningsinstelling die de over-
eenstemming nakijkt en zorg draagt voor het in omloop bren-
gen. De vereffeningsinstelling controleert of het aantal effecten
in omloop steeds overeenstemt met het aantal effecten dat is
uitgegeven (overeenstemming). De omloop van de effecten
gebeurt giraal tussen de rekeningen die de rekeninghouders
bij de vereffeningsinstelling hebben geopend.
❚ Voor genoteerde effecten en overheidsschuldpapier moet de
top van de piramide een vereffeningsinstelling zijn (de NBB
voor obligaties en de CIK voor de overige effecten). Wat de
overige effecten (niet-genoteerde effecten, kasbons en daar-
mee gelijkgestelde effecten, ...) betreft, mag de top van de pira-
mide bestaan uit een vereffeningsinstelling of een erkende
rekeninghouder met dezelfde functies (controleren overeen-
stemming en in omloop brengen).
Financiële markten
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3930
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 31
Betalingssystemen en informatietechnologie
Aan de ‘SEPA’ valt niet meer te ontkomen
De banken bereiden die moeilijke overstap volop voor ...
SEPA zorgt voor omwentelingen in alle
aspecten van betalingssystemen. De
Belgische systemen zijn echter al zo geavan-
ceerd, snel, veilig en goedkoop, dat de in-
voering van één Europees ‘compromis-
systeem’ bezwaarlijk tot een verbetering
kan leiden voor de Belgische gebruikers.
Toch nemen de banken samen met de NBB
hun verantwoordelijkheid op. Er zijn nog
verscheidene obstakels te overwinnen:
❚ er zijn nog steeds geen Europese stan-
daarden voor het betalingsverkeer, in
tegenstelling tot de Belgische, die al meer
dan 35 jaar bestaan. Dat geldt ook voor
de betaalinfrastructuur;
Voor de banken wordt het stilaan een gewoonte om megaprojecten opte starten en te financieren. De jongste tien jaar waren dat o.a. deinvoering van de girale euro, Y2K en de invoering van de eurobiljettenen -munten. De invoering van de Single European Payments Area (SEPA),de volgende omwenteling, dreigt van die drie voorbeelden non-eventste maken. SEPA heeft enorme gevolgen voor betalers, begunstigdenen alle tussenliggende partijen. De aanpassingstermijn zal kort zijn.SEPA betekent immers dat de bestaande en goed werkendenationale betalingssystemen integraal moeten worden vervangendoor nieuwe Europese betalingssystemen.
De omzetting van de Belgische betalingssystemennaar de Single European Payments Area
In december 2004 verschenen twee documenten die de voorbe-
reiding van de afbouw van nationale betalingssystemen en de
conversie naar SEPA-betalingssystemen dringend aan de orde
stelden.
1. Het ECB Third Progress Report ‘Towards a Single Euro Payments
Area’ werkt in detail de stellingen uit die al in september 2004
werden verwoord door Mevr. Tumpel-Gugerell, lid van de Executive
Board van de Europese Centrale Bank (ECB). Dit rapport bena-
drukt dat de Europese banksector tegen 2008 moet garanderen
dat de Europese burgers kunnen beschikken over betaal-
instrumenten die zowel voor binnenlandse als voor grens-
overschrijdende betalingen bruikbaar zijn. Bovendien moeten
tegen 2010 alle nationale infrastructuren in pan-Europese infra-
structuren zijn omgezet.
Elk land diende nog tijdens de eerste helft van 2005 nationale
migratieplannen op te stellen. Daarnaast heeft elk land ook nood
aan een bestuursorgaan dat alle beslissingen van de European
Payments Council (EPC) binnen de zes maand in nationaal
afdwingbare richtlijnen moet omzetten.
2. De EPC-Draft Roadmap 2004-2010: de EPC heeft zijn plan-
ning bijgewerkt, rekening houdend met voornoemde doeleinden
van de ECB. In de Roadmap worden concrete mijlpalen opgesteld
voor de volgende jaren die door zes werkgroepen in detail moe-
ten worden uitgewerkt (credit transfers, direct debit, cards, cash,
legal en operations). De nadruk ligt daarbij op zelfregulering en
commerciële autonomie van banken en nationale verenigingen
en infrastructuren.
Om de nationale bankgemeenschappen te ondersteunen bij het in-
vullen van de Roadmap, zond de EPC hen een bijkomende vragen-
lijst. Het antwoord van de BVB luidde kort samengevat:
❚ de Belgische bankgemeenschap aanvaardt dat op 1 januari
2008 de SEPA voor de burgers moet zijn gerealiseerd, mits is
voldaan aan alle voorwaarden die zij daarvoor stelt in haar
antwoorden op de EPC-vragenlijst;
❚ indien de voorwaarden m.b.t. de doelstellingen voor 2008 ver-
vuld zijn, zal de Belgische bankgemeenschap een eigen beslissing
nemen over de beste timing om haar nationale infrastructuur aan
te passen of te laten migreren. In die zin kon zij nog geen volledig
engagement aangaan wat de 2010 SEPA deadline betreft.
▲
Betalingssystemen en informatietechnologie
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3931
Belgische Federatie van het Financiewezen 200532
❚ de door de EC, de ECB en de EPC vastge-
stelde termijnen zijn bijzonder kort. Syste-
men waarvan de verwezenlijking in Bel-
gië decennia heeft gevergd, moeten voor
Europa op enkele jaren tijd en op een
veel grotere schaal worden toegepast;
❚ er bestaat geen Europees orgaan dat is
belast met de tijdige en correcte toepas-
sing van de nieuwe normen door ban-
ken, betalers, begunstigden en alle tus-
senpersonen.
Al die factoren zorgen ervoor dat de overstap
naar de SEPA stilaan op een bijzonder moei-
lijke opdracht begint te lijken. Maar ook de
weerslag van andere ontwikkelingen valt niet
te onderschatten.
Naar een Europees of mondiaalrekeningnummer?
Sinds 1972 kent België het ‘3-7-2 rekening-
nummer’, dat gemakkelijk en foutloos wordt
gehanteerd in het kader van alle betalings-
systemen waarmee de banken werken. Dat
zorgt voor snelle, goedkope en veilige be-
talingen in ons land. De STP-rate(1) van de
Belgische betalingssystemen is dan ook de
hoogste ter wereld.
Die eenvoudige rekeningstructuur zal wor-
den vervangen door het International BankAccount Number (IBAN), dat bestaat uit
minstens vier groepen van telkens vier let-
ters en cijfers, plus een alfanumerieke BankIdentifier Code (BIC) van elf tekens. IBAN
bevat – net zoals het huidige Belgische
rekeningnummer – een controlegetal, zo-
dat fouten bij het gebruik van het nummer
kunnen worden voorkomen. Bij BIC is dat
niet het geval. België kan echter probleem-
loos zonder BIC werken, in tegenstelling
tot sommige van zijn buurlanden.
Europese betaalinstrumenteni.p.v. de bestaande overschrijvingenen domiciliëringen?
Belgen zijn echt efficiënte betalers. Ze
maken immers veelvuldig gebruik van
overschrijvingen en domiciliëringen.
Tal van wetsbepalingen en technische
regels en controles garanderen snel-
heid, veiligheid en gebruiksgemak van
die ins trumenten. Het is lang niet
zeker dat al die Belgische verworven-
heden in de Europese standaarden
zullen worden opgenomen.
Het UCV moet zich integrerenin de Pan-European AutomatedClearing Houses
Het UCV, dat door de banken en de NBB wordt
geëxploiteerd, is al meer dan 32 jaar een
efficiënt uitwisselingscentrum van betalingen.
Het behoort tot de goedkoopste ter wereld.
In het kader van de SEPA zal het UCV nu
een plaats zoeken tussen de Pan-EuropeanAutomated Clearing Houses (PE-ACHes).
Waarschijnlijk zijn de Belgische volumes
te klein om het UCV in staat te stellen zich
te positioneren als basis voor het nieuwe
Europese systeem. Een aantal mogelijk-
heden staan open:
❚ alle Europese landen richten zich tot het
bestaande EBA-systeem, dat reeds het
grootste deel van de grensoverschrijdende
betalingen uitwisselt en dan zou uitgroeien
tot de enige PE-ACH; of
❚ sommige grote landen proberen hun
uitwisselingscentrum over de grenzen
heen te gebruiken; of
❚ de bestaande uitwisselingscentra maken
zich SEPA-compliant (d.w.z. dat ze de
nieuwe Europese betaalinstrumenten
kunnen behandelen) en gaan zich
onderling verbinden. Dit laatste is
natuurlijk trager en duurder.
Wissels en cheques zijn gedoemdom te verdwijnen
De Europese betaalinstrumenten zijn baar
geld, overschrijvingen, domiciliëringen en
kaarten. Voor cheques en wissels is er in
Europa geen toekomst weggelegd. Die
instrumenten, die nochtans in bepaalde sec-
toren en scenario’s nog zeer nuttige dien-
sten bewijzen, zijn dan ook gedoemd om
te verdwijnen.
... maar ook de gebruikers koesteren grote verwachtingen
Een algehele vernieuwing van de betaal-
infrastructuur komt niet vaak voor. Integen-
deel, betalingen zijn bepaald door ge-
woonten en procedures en veranderen dus
stapsgewijs. Het spreekt vanzelf dat ver-
tegenwoordigers van grote gebruikers
(bv. Eurocommerce, BEUC, EuropeanAssociation of Corporate Treasurers, UnionEuropéenne de l’Artisanat et des Petites etMoyennes Entreprises) in die context hun
verlanglijstjes zullen voorleggen. Tegemoet
komen aan die verwachtingen en tegelij-
kertijd een grote Europese uniformering
verwezenlijken, dat is de dubbele uit-
daging voor de banken.
(1) STP staat voor Straight-Through Processing, het foutloos en automatisch doorseinen van alle gegevens van betaler naar begunstigde en omgekeerd.
(2) SiNSYS is een gemeenschappelijk ICT-platform, opgericht door Banksys, het Nederlandse Interpay en het Italiaanse SSB. SiNSYS verwerkt vanaf de tweede helft van 2005 kredietkaart-transacties in binnen- en buitenland en de Maestro-transacties van buitenlandse kaarthouders in België.
▲
Betalingssystemen en informatietechnologie
Europese kaartsystemen i.p.v.de vertrouwde Belgische debet-en kredietkaartbetalingen?
België was met Bancontact/Mister Cash
een pionier inzake debetkaar t -
betalingen. Dit werd eind 2004 uitvoe-
rig in de verf gezet tijdens de viering
van 15 jaar Banksys en 25 jaar kaart-
betalingen. Steeds waren die betalingen
in ons land bij de meest vooruitstrevende
ter wereld, zowel op het stuk van pin-
codes en on-line verwerking als voor de
omvorming van magnetische strip in
chip. Proton is nog altijd één van de
meest gebruik te e lek t ronische
portemonnees ter wereld.
Maar ook hier rijst de vraag van de
Europese integratie. Zal Banksys zichzelf
positioneren als Europese speler, zelfstan-
dig of binnen de bestaande Sinsys(2) con-
figuratie? Komt het tot een samenwer-
king in een Europees systeem van opera-
toren? Moet Banksys de plaats ruimen
voor grotere Europese of mondiale spe-
lers, of groeit het bedrijf uit tot een
nichespeler?
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3932
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 33
De Europese Commissie werkt aan een Europees level playing field,vooral inzake consumentenbescherming
Gebruikers moeten vertrouwen kunnen hebben in betalings-systemen en dus is er behoefte aan wets- en reglementsbepalingeninzake het gebruik van de betalingssystemen en betaal-instrumenten alsmede de consumentenbescherming.
Die wetten en reglementen gelden echter uitsluitend voor nationalebetalingen en vormen dus een hinderpaal voor de verwezenlijkingvan de SEPA. De EC werkt daarom aan een New LegalFramework for Payments in the Internal Market (NLF).
Momenteel wordt de vijfde versie van dit NLF
besproken, waarin veel aandacht gaat naar
consumentenbescherming. België bevindt zich
wel in een bijzondere positie. De Europese
Consumentenorganisatie beschouwt België als
De Belgische financiële sector was altijd al een voorbeeldige Europeaan
‘Europe-minded’ als hij is, steunt de
Belgische financiële sector de overgang
naar SEPA. Het Belgische migratieplan
wordt met de dag duidelijker, en is binnen
Europa waarschijnlijk het verst gevorderd.
De Belgische financiële sector wil echter
zijn klanten met de Europese systemen van
morgen dezelfde zeer volledige, veilige,
comfortabele en goedkope dienstverlening
bieden die vandaag met eigen Belgische
systemen wordt aangeboden.
De SEPA moet dus een stap vooruit zijn
voor iedereen. Maar de weg is nog erg
lang. De meeste consumentenbetalingen
gebeuren immers nog steeds binnen een
straal van circa 20 kilometer rondom de
woning van de consument. 98% van de
betalingen is nationaal, en dat zal in grote
mate ook zo blijven. Voor die 98% de norm
van de 2% grensoverschrijdende betalin-
gen toepassen, is geen eenvoudige klus,
zeker als men ook nog eens weet dat de
helft van die grensoverschrijdende be-
talingen buiten de SEPA plaatsvinden.
Dat alles betekent dus dat we over drie
betalingssystemen zouden beschikken, een
nationaal, een Europees, en een mondi-
aal. Dat is van het goede teveel en – vooral –
té duur, voor alle betrokkenen.
het land(je) van belofte op het stuk van
consumentenbescherming inzake betalings-
systemen, omdat de meeste artikelen van het
NLF er al van kracht zijn. De hamvraag luidt
dus of de Belgische consument niet juist
minder zal worden beschermd wanneer het
Europese ‘gemiddelde’ van kracht wordt.
Een erg belangrijk aspect van het NLF, ook
voor België, vormt de bescherming tegen-
over niet-bancaire aanbieders van betaal-
diensten. De technologische vernieuwing en
de opkomst van elektronische gadgets met
verschillende functies (bv. de mobiele tele-
foon als betaalterminal) hebben immers tot
gevolg dat ook niet-banken betaaldiensten
kunnen aanbieden. Die aanbieders vallen
echter meestal niet onder de wetten inzake
de consumentenbescherming en voldoen
zeker niet aan de prudentiële vereisten
die aan de banken worden opgelegd.
Toekomst van betalingssystemen onzekerder dan ooit
De toekomst is aan de elektronische betalingssystemen. De con-
vergentie tussen de elektronische apparaten is groot – PC’s,
interactieve televisie, Personal Digital Assistants en mobiele tele-
foons hebben alsmaar meer gemeenschappelijke functies, ook
al zijn de uitgangsposities totaal anders.
Dat stelt de financiële sector voor een dilemma: betalingen moeten
gebeuren in een sfeer van vertrouwen en in volkomen veiligheid.
Dit vergt stabiliteit, bekendheid en consumentenbescherming. Maar
de technologische evolutie biedt met de dag meer mogelijkheden
en gebruikscomfort, en consumenten wensen doorgaans hiervan
onmiddellijk en intensief gebruik te kunnen maken.
Nieuwe dienstenaanbieders nemen steeds meer betaaldiensten
op in hun technologische ‘platformen’, weliswaar met een dienst-
verlening die vroeg of laat wel via een bankrekening moet wor-
den verrekend. Banken en technologiebedrijven hebben elkaar
dus nodig, maar ze concurreren op het niveau van de gebrui-
kers-interface (de ‘terminal’, zeg maar).
Vroeg of laat zal deze concurrentie sporen nalaten en zal het
tot een meer definitieve taakverdeling komen. De vraag rijst of
banken zich geroepen kunnen en moeten voelen om op techno-
logisch vlak te concurreren met daartoe meer gespecialiseerde,
maar minder gereguleerde en dus flexibelere ’vernieuwers’. De
EC trekt immers ook duidelijk de kaart van de ‘niet-bancaire’
dienstenaanbieders en dat kan op termijn niet zonder gevolgen
blijven.
Het kruissubsidiëren van betalingssystemen, zoals de banken
dat vandaag doen, is economisch onverantwoord in een open
economie. Maar zowel het Belgische als het Europese beleid
hebben daartoe bijgedragen, en maakten kruissubsidiëring zelfs
noodzakelijk. Andere operatoren beschikken minder over die
mogelijkheid. ‘Innovatieve’ systemen zoals PayPal zijn relatief
gezien zelfs vreselijk duur als men ze vergelijkt met de Belgische
bancaire systemen. Ook de tarifering van betalingssystemen
wordt dus met de dag complexer.
Betalingssystemen en informatietechnologie
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3933
Belgische Federatie van het Financiewezen 200534
(1) TARGET is het pan-Europees betalingssysteem voor de verwerking van interbancaire betaalopdrachten voor grote bedragen en is gebaseerd op het principe van real time brutovereffening.Het huidige TARGET-systeem verbindt de verschillende nationale systemen (in België het ELLIPS-systeem).
Betalingssystemen voor grote bedragen steeds meer Europees
In oktober 2002 nam de Raad van Gouver-
neurs van de ECB strategische beslissingen
omtrent de toekomst van TARGET(1). De invoe-
ring van een geactualiseerd systeem
– TARGET2 – heeft tot doel geharmoniseerde
diensten aan te bieden, de kosten beter te
beheersen, de integratie van de nieuwe
EU-lidstaten in de eurozone te vergemakkelij-
ken en rekening te houden met de behoeften
van de banksector.
Naarmate de werkzaamheden vorderden,
werd duidelijk dat de meeste centrale ban-
ken bereid waren om hun eigen systeem op
te geven ten voordele van het gemeenschap-
pelijk platform. Vandaar het idee om als werk-
hypothese te opteren voor één platform voor
TARGET2. De Bundesbank, de Banque deFrance en de Banca d‘Italia hebben onder-
tussen een gezamenlijk voorstel voor zo’n
Single Shared Platform (SSP) uitgewerkt.
De algemene functies van het nieuwe sys-
teem zijn ontwikkeld op basis van informa-
tie die werd verzameld tijdens diverse open-
bare raadplegingen waaraan de Belgische
banksector heeft deelgenomen.
Medio december 2004 stemde de ECB-
Raad in met het principe van een overgang
naar TARGET2 in vier ‘golven’, telkens
met een groep landen. In oktober 2005
besloot de ECB dat die overgang plaats zal
vinden in de periode van 19 november
2007 tot 15 september 2008.
Het directiecomité van de NBB heeft in
dat kader onlangs beslist om:
❚ het interbancair verkeer, dat thans via
ELLIPS en TARGET verloopt, om te
schakelen naar TARGET2; België zal om-
schakelen in de tweede golf, gepland
voor 18 februari 2008;
❚ alle operaties van de monetaire tegen-
partijen naar TARGET2 om te schakelen.
Dit houdt in dat de NBB de optionele
modules zal gebruiken voor het beheer
van de monetaire reservevorming en van
de ‘standing facilities’. De vereffening van
de operaties van de randsystemen zal
via het SSP gebeuren. Er zal tevens een
rechtstreekse interface worden opgesteld
tussen het SSP en de toepassing voor het
beheer van collateral van de NBB.
Die maximalistische aanpak vergt uitgebreide
technische ingrepen en aanpassingen op
verschillende niveaus waardoor een ‘big
bang’-overschakeling te grote risico’s zou
inhouden en derhalve niet wenselijk is. De
NBB neemt zich voor om deze omschakeling
te realiseren binnen twee jaar na haar aan-
sluiting op het SSP. De omschakeling van de
betrokken activiteiten zal tijdens deze
periode stapsgewijze verlopen.
Geen ‘blinde vlekken’ meer in het geldautomatennet
België was altijd al een voorloper inzake
elektronisch betalen en bankieren. Om zo
snel mogelijk de nodige kritische massa te
bereiken in die nieuwe markt, ging de
Belgische banksector ongeveer dertig jaar
geleden samenwerken binnen Bancontact/
Mister Cash. Dat verklaart de gezamen-
lijke exploitatie van ATMs (geldautomaten)
en POS-terminals (betaalautomaten in win-
kels, tankstations, e.d.).
Als gevolg van de toenemende automati-
sering van de dienstverlening, begonnen
de banken ook met de installatie van
‘selfservice’-kantoren, waar ook geld kan
worden afgehaald. Zo komt het dat België
vandaag beschikt over één van de dichtste
distributienetten met zowel gemeenschap-
pelijke automaten, privatieve automaten
als bankkantoren. Iedereen heeft wel een
automaat of een kantoor in zijn onmiddel-
lijke omgeving.
De kosten van baar geld (in het bijzonder
voor beveiliging) worden echter met de dag
groter. Een optimalisatie kon niet uitblijven,
wat de banken ertoe aanzette om het ge-
meenschappelijk net kleiner te maken en
de automaten in hun vestibules open te stel-
len voor de klanten van andere banken.
Daarvoor worden onderlinge vergoedingen
aangerekend die rekening houden met de
respectievelijke investeringen in netwerken.
Wanneer alle automaten zullen zijn aan-
gepast, zullen geldafhalingen voor de cliën-
ten van de kredietinstellingen in België nog
gemakkelijker worden. De combinatie van
automaten, bankkantoren en ‘cash back’
(in grootwarenhuizen) zal een zeer grote
concentratie geldafhaalmogelijkheden per
inwoner opleveren. Wat meteen ook het
probleem van de ‘blinde vlekken’ in het
ATM-net en van de lege automaten oplost.
Maar ook op langere termijn zal de maat-
regel belangrijke gevolgen hebben. Zo zal
de concurrentie tussen de banken toe-
nemen. Elke bank kan zelf beslissen of ze
de geldafhalingen via haar eigen net ver-
werkt, of liever het net van andere banken
‘huurt’. Bilaterale tarieven zijn dan het
logische gevolg. Net zoals bij de ‘open net-
ten’ in de telecommunicatiesector zullen
ook hier transparantie en evenwicht de
regel moeten zijn. Dat wordt niet eenvou-
dig, rekening houdend met de vele moge-
lijke parameters, zoals de commerciële
inplanting van de automaten en de dicht-
heid van het net van de bank die haar net
‘aanbiedt’, of het aantal uitgegeven kaar-
ten en het gebruik daarvan voor de bank
die het net ‘inhuurt’.
Optimalisatie van het aantal automaten
vormt hierbij mogelijk een eerste stap. De
ongeveer duizend automaten van Banksys
volstonden niet om alle regio’s gelijkmatig
te bedienen, maar het nieuwe net van meer
dan zesduizend automaten zal waarschijn-
lijk te dicht blijken. Die optimalisatie zal
nog belangrijker worden in de toekomst,
wanneer bepaalde automaten niet alleen
voor geldafhalingen zullen dienen, maar
Betalingssystemen en informatietechnologie
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3934
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 35
ook voor automatische stortingen met
recyclage van de biljetten. Die machines
zullen het gestorte geld dus nauwkeurig
moeten toetsen op vervalsing en op goede
staat – een erg complex en duur proces.
Het ideale biljettenscenario dat de ban-
ken nastreven, komt dus dichterbij. Eerst
de automaten gemeenschappelijk maken,
ze daarna in aparte ruimtes plaatsen (even-
tueel geëxploiteerd door niet-bancaire
instellingen, zoals waardetransporteurs)
en zo op termijn het ideale kantoor
zonder baar geld creëren.
De Belgische banksector wijst al vijftien jaar
op de steeds stijgende kosten verbonden
aan baar geld. Wanneer de NBB in het
najaar van 2005 de resultaten van de
Belgische studie ‘Betalen kost geld’ bekend
zal maken, zal duidelijk worden dat alle
gezinnen, consumenten en handelaars
beter af zijn met minder baar geld en meer
elektronische betalingen. Het zal ook de
veiligheid van alle burgers ten goede ko-
men. De beslissing van de banken leidt dus
tot een duidelijke ‘win-win-win’ situatie.
Positief voor de samenleving, de gebrui-
kers en de banken.
Baar geld, een gevaarlijk product
Wie met baar geld betaalt, is zich niet bewust van de lange, dure
en gevaarlijke keten die elk bankbiljet doorloopt. De bij een aan-
koop gebruikte biljetten doorlopen telkens de hele keten (afhaling
aan geldautomaat, betaling, verwerking door de handelaar, afhaling
bij de handelaar, verwerking bij bank en waardevervoerder, ver-
voer naar NBB – soms met dure escorte, controle bij NBB, afhaling
door waardevervoerder – soms met escorte, verwerking bij bank
en waardevervoerder, laden van geldautomaat) en dat alles voor
slechts één betaling.
Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat elke betaling met
een 20, 50 of 100-eurobiljet enkele tientallen eurocent aan
verwerking kan kosten. Al die handelingen moeten immers ge-
beuren met een maximum aan veiligheid.
De nieuwe regeling voor de recyclage van biljetten buiten de
centrale banken, waarover in het EPC is onderhandeld, biedt
mogelijkheden om die cyclus in te korten. Maar de voorwaar-
den voor de uitvoering van een dergelijke recyclage blijven
zeer zwaar. Bovendien zou het goed zijn dat die maatregel,
naar het voorbeeld van andere Europese landen, wordt aange-
vuld met de mogelijkheid voor de banken om hun rekeningen
van op een afstand te crediteren bij de NBB met de cashgeld-
bedragen die niet effectief in omloop zijn.
Baar geld moet op een industriële wijze worden verwerkt. Pro-
bleem is hier dat de NBB als verantwoordelijke voor de geld-
circulatie een zeer speciale positie inneemt. Een optimale taak-
verdeling tussen de NBB, de waardetransporteurs, banken en
gebruikers blijft dus nodig. Een taakverdeling waarbij iedereen
zijn functie op een gestandaardiseerde wijze vervult, met een
maximum aan automatisering en veiligheid, en waarbij die kos-
ten volledig door de cash-gebruikers worden betaald.
OVERHEID
❚ De studie omtrent de kosten van de betaal-instrumenten liep vertraging op. Nu is het berekenen vandie kosten niet eenvoudig, en bovendien bestaat er in België,vooral bij de gebruikers, geen traditie op dat gebied. Dit integenstelling tot bv. Nederland, waar zo’n studies al sinds tienjaar worden gevoerd. De NBB heeft het dan ook nietgemakkelijk om cijfers te verzamelen.
BANKEN
❚ alle banken bieden een aantal gratis afhalingen aan, zonderdat hiervoor een prijzenovereenkomst nodig was (de concurrentie-wetgeving verbiedt overigens zo’n overeenkomsten);
❚ hun klanten kunnen door middel van een prijzensimulatorde tarieven van de banken vergelijken. Die simulator is nietperfect, maar toch reeds bruikbaar;
❚ de basis-bankdienst wordt nog steeds actief aangeboden.
Uitwerking Gentleman’s Agreement rond het betalingsverkeer loopt – vooral bij deoverheid – niet van een leien dakje
In 2004 sloten de banken een ‘Gentleman’s Agreement’ met de ministers van Economie en van Consumentenbescherming. Debanksector heeft inmiddels al zijn in het akkoord opgelegde taken vervuld, wat niet kan worden gezegd van de overheid en hetMaatschappelijk Overleg Betalingssystemen (MOB) (cf. BVB-Jaarverslag 2004, blz. 5).
❚ De overheid is nog lang geen efficiënte betaler.Er is behoefte aan een overgang naar meer elektronischebetalingen. Betalen met baar geld en met papiereninstrumenten is inefficiënt. Bovendien zijn elektronischebetalingen maatschappelijk verantwoord: denken wemaar aan de toegenomen veiligheid voor de postbodes,dankzij de vervanging van pensioenbetalingen aanhuis door bankoverschrijvingen.
Het is dan ook jammer dat er binnen het MOB nagenoeggeen vooruitgang wordt geboekt inzake efficiëntie vande overheidsbetalingen. Veelal is dit te wijten aan de inertievan het overheidsapparaat en aan het bestaan van de veleofficiële en semi-officiële uitbetalingskassen. Die inertie istrouwens het gevolg van allerlei wetten, besluiten, reglementenen procedures. In het ruimere kader van de SEPA zal dieinertie België eveneens duur te staan komen.
Betalingssystemen en informatietechnologie
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3935
Belgische Federatie van het Financiewezen 200536
Klantentevredenheid over betaaldiensten in de lift
Betaaldiensten vormen de meestprioritaire dienstverlening van debank
Het Directoraat-generaal Consumenten-
bescherming van de EU organiseert elk jaar
een opiniepeiling over o.a. de financiële
diensten. De jongste peiling gebeurde in
december 2003 bij de bestaande en
toekomstige lidstaten en gaf duidelijk de
financiële prioriteiten van de burgers aan.
In afnemende vorm van belangrijkheid zijn
dat:
1. Rekeningen betalen
2. Sparen voor noodgevallen
3. Zo goed mogelijk leven met het hui-dige inkomen
4. Familiebescherming in geval van ziekteof werkloosheid
5. Schulden terugbetalen
6. Sparen voor pensioen
7. Een woning of appartement kopen
8. Geld overlaten aan kinderen en klein-kinderen
9. Een bedrijf oprichten
Betaaldiensten zijn dus de meest prioritaire
diensten die de burger van zijn bank ver-
langt.
Peilen naar de tevredenheidvan klanten is erg moeilijk,zeker op het complexedomein van betalings-systemen. Iedereen wilvolledig comfort inzakebetalingssystemen, maar nietiedereen wil betalen om tebetalen.
Betalingssystemen en informatietechnologie
Test Aankoop: ‘Belgen vinden banken niet te duur’
Test Aankoop was verrast door de resulta-
ten van haar eigen opiniepeiling omtrent
de klantentevredenheid van de Belgen. De
meeste Belgen vinden bankdiensten immers
niet te duur. Slechts een kwart van de
ondervraagden had moeite met de kosten.
Die kosten spelen bovendien nauwelijks
een rol bij de keuze voor een bank, de
bepalende factoren zijn veeleer de nabij-
heid van het kantoor (50%), of familie-
traditie (33%).
80% van de klanten heeft nooit een klacht
gehad. Dat doet de vraag rijzen of consu-
mentenverenigingen, politici en media niet
een onjuist beeld ophangen om hun ‘eisen’
te staven, die blijkbaar niet altijd door de
klanten worden onderschreven.
Een duidelijk bewijs hiervan is ook het
geringe succes van de bankverhuisdienst.
Hoewel consumentenorganisaties bij hoog
en bij laag beweren dat de klant bij de
bank ‘gevangen zit’, wordt net het tegen-
deel bewezen. De verhuisdienst van de
banken wordt nauwelijks gebruikt, omdat
klanten blijkbaar uiterst zelden van bank
wensen te veranderen.
Soms gaan er nog stemmen op voor de
overdraagbaarheid van het rekening-
nummer. Op basis van de diverse peilin-
gen mag het overduidelijk zijn dat dit
zware kosten met zich zou brengen, zon-
der dat iemand er iets aan heeft.
In het BVB-jaarverslag 2004 werd reeds
vermeld dat België het op twee na goed-
koopste land ter wereld was inzake betaal-
diensten. Die uitstekende score werd be-
vestigd in 2005. De studie maakt echter
abstractie van de onderliggende kwaliteit,
het gebruiksgemak en de veiligheid van
de diensten, alsook van indirecte kosten
zoals valutering. Indien we die elementen
mee in aanmerking nemen, komt België
ongetwijfeld op het bovenste schavotje.
Belgische bankkosten behoren tot de laagste ter wereld.Totale kost van bankdiensten t.o.v. het BBP per inwoner (in %).
Bron: Capgemini analysis, 2005.
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3936
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 37
De CBFA schetst het kader van debedrijfscontinuïteit in de financiëleinstellingen
Elke financiële instelling moet inzake
bedrijfscontinuïteit een strategie en een
beleid hebben. De discontinuïteitsrisico’s
en de verschillende scenario’s die op de
onderneming van toepassing zijn, moeten
daarbij aan bod komen. Vervolgens die-
nen er gedetailleerde continuïteits-
maatregelen (Business Continuity Plan –
BCP) te worden opgesteld om het gestelde
doel te kunnen bereiken. Zo’n BCP omvat
crisismanagement, communicatie,
recuperatie van kritieke documentatie,
personeel en uitrusting, herstel van kritieke
functies en IT-herstel.
Indien de aard, de omvang en complexi-
teit van het bedrijf dit vereisen, dan moet
het BCP ook voorzien in een uitwijk-
centrum. Het plan dient bovendien regel-
matig te worden getest en bijgewerkt. Ook
bij uitbesteding gelden die richtlijnen.
De CBFA verwacht dat de financiële instel-
lingen hun bedrijfscontinuïteitsbeleid en
-planning tegen eind 2005 evalueren en bin-
nen een redelijke termijn realiseren. Valt die
na eind 2007, dan moet de instelling de
timing individueel bespreken met de CBFA.
Banksys, essentieel onderdeel vanhet Belgisch betalingsverkeer
In het Comité voor Financiële Stabiliteit
(CFS) wordt onder meer de continuïteit van
Banksys in het kader van de stabiliteit van
ons financieel systeem bekeken. Naar aan-
leiding van het Banksys-incident van 4 de-
cember 2004 en de langdurige regionale
stroompannes in New York en Rome enkele
jaren geleden, wil het CFS een BCP op sector-
niveau opstellen voor het geval zich een
rampscenario voordoet waarbij Banksys
meer dan vier uur (CFS-aanbeveling) of zelfs
enkele dagen onbeschikbaar zou zijn.
Voor rampen die enkel Banksys treffen, gaat
men ervan uit dat het elektronisch
betalingsverkeer in België wordt hersteld
binnen twee tot vier uur (indien het BCP
normaal werkt) en uiterlijk binnen 24 uur
(bij slecht werkend BCP). Rampen die meer
dan alleen maar Banksys treffen (bv. regio-
nale uitval van telecommunicatie of elektri-
citeit), komen niet in het scenario voor.
Daarom werken de BVB en Banksys in over-
leg met het CFS ook hiervoor een BCP uit.
Er wordt een operationele crisiscel op-
gericht die ook in contact staat met het
federaal crisiscentrum.
In zo‘n geval wordt in eerste instantie over-
gestapt op ‘off line’ elektronische betalin-
gen (Proton en kredietkaarten) en TINA
(‘off-line’ debetkaartbetalingen in groot-
warenhuizen). Die oplossingen zijn onmid-
dellijk operationeel maar beperkt qua aan-
tal winkels, tijdsduur, bedrag, aantal beta-
lingen en/of aantal kaarthouders.
Betalingsbehoeften waaraan niet kan wor-
den voldaan via die ‘off-line’ elektronische
betalingen, moeten in een tweede stadium
worden opgelost door cash beschikbaar te
stellen via geldautomaten (en bankloketten).
Beveiliging van bankieren op afstand
Vanaf begin 2006 zal elke Belg dankzij
de zogenaamde 3D secure technologyveilig kunnen betalen op het internet. Die
technologie zal de cliënt doorschakelen
naar de website van zijn bank voor
authentificatie. Voor de kredietkaart kan
dat vandaag al, en het systeem zal binnen-
kort ook op de debetkaart van toepassing
zijn. De kaarthouder zal toegang krijgen
tot 3D secure zodra zijn bank aansluit op
het interbancaire systeem beheerd door
Banksys. Elke bank kan dit tijdstip zelf
bepalen. De nieuwe technologie zal de
populariteit van de internetbetaling onge-
twijfeld verhogen, omdat ze internauten
met alleen maar een debetkaart, toegang
geeft tot veilige ‘on line’ betalingen op
Belgische websites.
In de loop van 2006 zal ook het betalen
met de mobiele telefoon, de zogenaamde
M-POS, beschikbaar zijn voor handelaars
en consumenten. Ook hier wordt na een
langzame start geleidelijk voldoende
kritieke massa verwacht – en dus netwerk-
effecten – mits er een efficiënte samen-
werking komt tussen Banksys, de banken
en de operatoren van mobiele telefonie.
Het internetbankieren in België kent een
enorme groei: eind 2004 waren er reeds
2,4 miljoen gebruikers, een stijging met
50% in vergelijking met 2003! Die gebrui-
kers voerden in 2004 alleen al meer dan
145 miljoen elektronische overschrijvingen
in. De Belgische banken behoren tot de
wereldtop inzake beveiliging van het
internetbankieren omdat de meeste –
naast het paswoord – ook andere
beveiligingselementen gebruiken, zoals
extra software en/of hardware. De
Belgische banken houden bovendien de
evoluties qua internetfraude nauwlettend
in het oog en gebruiken die kennis om de
risico’s zoveel mogelijk te beperken. De
consument is bovendien beschermd door
de wet op de elektronische geldtransacties
en kan dus in alle comfort en vertrouwen
internetbankieren.
Uit de tragische gebeurtenis-sen van 11 september 2001is onder meer gebleken hoebelangrijk de beveiligingvan financiële systemen welis. Vandaar dat veel aan-dacht gaat naar bedrijfs-continuïteit. Maar ook voorhet intensieve gebruik vanbankieren op afstand is depermanente beschikbaar-heid van de systemenonontbeerlijk vanuit commer-cieel oogpunt.
Bedrijfscontinuïteit
Betalingssystemen en informatietechnologie
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3937
Belgische Federatie van het Financiewezen 200538
Volgens die regels zijn de banken verplicht
steeds meer gegevens over hun cliënten te
verzamelen, of het nu gaat om particulie-
ren of bedrijven, teneinde te beantwoor-
den aan hun verplichtingen inzake
waakzaamheid. In het bijzonder de vereis-
ten betreffende de identificatie van de eco-
nomisch rechthebbenden van ondernemin-
gen zijn uiterst streng, rekening houdend
m.n. met een gebrek aan transparantie van
het aandeelhouderschap in ons land. De
modaliteiten van de verplichtingen staan
duidelijk haaks op enigerlei administratieve
vereenvoudiging. Bovendien plaatsen zij de
Wat het voorkomen van het witwassen van geld betreft, hebbenin 2005 belangrijke nationale en internationale ontwikkelingenplaatsgevonden. Ter uitvoering van de wet van 12 januari 2004werden door de CBFA in november 2004 een reglement en eencirculaire uitgevaardigd. De daarin opgenomen verplichtingenwaren uitermate gedetailleerd en vereisten nogmaals aanzienlijkeuitvoeringsinspanningen vanwege de financiële instellingen.
Strijd tegen de criminaliteitWitwassen: steeds strengere vereisten
Toegang tot het Rijksregister van natuurlijke personen geweigerd!
In april 2005 diende Febelfin bij de Commissie voor de bescherming van de persoon-
lijke levenssfeer een aanvraag in voor het gebruik van het nationaal nummer en voor
toegang tot het Rijksregister ten behoeve van haar leden.
Als verantwoording voor die aanvraag door de financiële sector wordt in de eerste
plaats verwezen naar de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van
het financiële stelsel voor het witwassen van geld en naar het reglement van de CBFA.
In de wet staat inderdaad dat de financiële ondernemingen ‘hun cliënten en delasthebbers van hun cliënten dienen te identificeren en hun identiteit te controleren,aan de hand van een bewijsstuk’ en is bovendien bepaald dat ‘de [financiële] onderne-mingen [...] een bestendige waakzaamheid aan de dag moeten leggen ten opzichtevan de zakenrelatie.’
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft de leden van
Febelfin geen toegang verschaft tot de informatie in het Rijksregister. Die weigering is
een principiële beslissing, met als reden dat de wet van 11 januari 1993 reeds twaalf
jaar wordt toegepast zonder dat een beroep op het Rijksregister dient te worden
gedaan. De Commissie is van oordeel dat de wetgever van bij het begin in die toegang
zou hebben voorzien als hij dat nodig had gevonden voor de toepassing van de wet.
Febelfin heeft de Voorzitter van die Commissie daarop een brief gestuurd opdat hij de
aanvraag tot toegang opnieuw zou bekijken op basis van elementen die de Commissie
niet had onderzocht, m. n. het probleem m.b.t. afstandsbankieren alsook de bijwerking
van de gegevens in het kader van de verplichting tot permanente waakzaamheid. De
Commissie bleef echter bij haar principiële weigering en schonk nogmaals geen aan-
dacht aan de voornoemde aspecten.
Inmiddels heeft de CBFA de modaliteiten gewijzigd volgens dewelke de financiële instellin-
gen het adres van een cliënt met een elektronische identiteitskaart kunnen nagaan. Wan-
neer die verificatie niet kan gebeuren aan de hand van de informatie die op de micropro-
cessor van de kaart is opgeslagen, is de CBFA voortaan van oordeel dat dezelfde bepalin-
gen gelden voor cliënten die in België of in het buitenland wonen.
financiële instellingen soms in een moeilijke
concurrentiepositie, m.n. ten opzichte van
de buitenlandse tegenpartijen, inclusief de
Europese, die in hun land niet systematisch
aan gelijkaardige regels zijn gebonden. In
dat opzicht dringt de Belgische financiële
sector aan op een Europees level playing
field terzake.
Bovendien wenst Febelfin bij de overheid
erop aan te dringen dat de financiële in-
stellingen de middelen krijgen die nodig
zijn om de hen opgelegde taken te kun-
nen vervullen. Het is bijvoorbeeld betreu-
renswaardig dat de toegang tot het Rijks-
register, onontbeerlijk voor de verzame-
ling van de gegevens voor cliënten-
identificatie en vooral voor de bijwerking
ervan, hen nog steeds wordt geweigerd,
alhoewel in de CBFA-circulaire aanvanke-
lijk daarin was voorzien (zie hiernaast).
Op internationaal niveau was er het evaluatie-
rapport van de GAFI over België, waarvan
de resultaten in juni 2005 werden goed-
gekeurd. In dat rapport werden de door ons
land geleverde inspanningen, m.n. die van
de banken en de beursvennootschappen
teneinde te beantwoorden aan hun verplich-
tingen in het kader van de strijd tegen het
witwassen van geld en de financiering van
terrorisme, positief belicht. Een derde Euro-
pese richtlijn betreffende het voorkomen van
witwassen werd goedgekeurd. Aangezien
België reeds ruimschoots vooruit is gelopen
op de daarin opgenomen bepalingen, zou
de omzetting van die richtlijn in principe geen
grote wijzigingen in onze wetgeving teweeg-
brengen. In dat opzicht wenst de financiële
sector erop te wijzen dat voor de goede
werking van het preventief systeem inzake
witwassen, waarvoor de medewerking van de
privé-sector wordt gevraagd, het nodig is dat
de strijd tegen de zware en georganiseerde
misdaad als een prioriteit wordt beschouwd.
Op het stuk van de repressie herhaalt de
sector nogmaals zijn uitdrukkelijke wens dat
artikel 505 van het Strafwetboek wordt
gewijzigd, want door dat artikel lopen zijn
Strijd tegen de criminaliteit
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3938
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 39
bedrijven een buitensporig groot risico.
Onder het personeel van de financiële in-
stellingen heerst inderdaad een alsmaar
toenemende malaise, in het bijzonder door
het gebrek aan rechtszekerheid waarmee
zij moeten leven. Bovendien vreest de
financiële sector dat een dergelijke on-
zekerheid, voor experts, eveneens voor
verwarring en excessen inzake vervolgingen
zal zorgen, zoals het geval was in sommige
buurlanden. Zo’n evolutie zou niet alleen
uitermate schadelijk zijn voor de financiële
tussenpersonen, maar ook voor het Belgisch
financieel centrum in zijn geheel.
Het in de Kamer ingediende wetsvoorstel
betekent ongetwijfeld een grote stap voor-
uit. Toch zullen niet alle problemen daar-
door worden opgelost. Het toepassings-
gebied van de strafwet en dat van de wet
ter voorkoming moeten volledig op één lijn
worden gebracht opdat een doorslag-
gevende stap in de goede richting kan
worden gezet.
Dat zou bovendien een oploss ing
kunnen bieden voor de onvermijdelijke
problemen speciaal op het stuk van
de in het voorui tz icht ges te lde
dematerialisering van de effecten aan
toonder. Net als bij de EBA, is het voor
het welslagen van die operatie immers
van cruciaal belang dat de financiële
instellingen volstrekte rechtszekerheid
hebben en dat bi jgevolg in een
uitzondering op artikel 505 SW wordt
voorzien.
Hold-ups blijven een reële bedreiging, ondankszware investeringen in veiligheid
arrondissementen zou bijzondere aan-
dacht moeten worden besteed door politie
en overheid.
De gemiddelde buit daalde licht, vooral
als gevolg van het grotere aantal
mislukte overvallen. Ook het aantal
inbraken verminderde. De zware inves-
teringen door de banksector zijn hier-
aan niet vreemd.
Zelfs al bleef het totale aantal hold-ups in
2004 historisch laag, toch valt een lichte
stijging waar te nemen van de kans op een
overval per bankkantoor. Het aantal
verkooppunten daalt immers sneller dan
het aantal overvallen.
De meeste overvallen deden zich voor in
de gerechtelijke arrondissementen Luik,
Charleroi, Brussel en Antwerpen. Aan die
De intelligente koffer
Een duidelijke illustratie van overcompen-
satie door de privé-sector is het gebruik
van de plofkoffer. Die koffer wordt al sinds
de zware overvallen medio van de jaren
90 als oplossing naar voren geschoven.
Vele parameters maken de invoering
echter moeilijk:
❚ sociale problemen in de sector van het
waardetransport. Plofkoffers vragen min-
der begeleiding, wat tot werkloosheid
bij de geldtransporteurs zou leiden;
❚ aanvaarding en standaardisering van de
koffers, die moeten worden getest op doel-
treffendheid en geen gevaar mogen vor-
men voor de legitieme gebruikers. Boven-
dien zou er best een nationale – of zelfs
internationale – standaard worden
opgesteld om de installatiekosten over vele
gebruikers om te slaan, en om de gebrui-
kers niet te lang aan het monopolie van
één installatie bloot te stellen. En vermits
de euro een Europese munt is, moet ook
de plofkoffer probleemloos over de gren-
zen heen kunnen worden gebruikt.
Banken verwerken het geld van hun klan-
ten. Veiligheid is maar zo sterk als de zwak-
ste schakel in de kringloop van safe tot safe.
Vandaar dat ook grote gebruikers en han-
delaars met een plofkoffer moeten kunnen
werken, niet alleen overdag voor hun
eigen kassa, maar ook voor het vervoer
’s avonds van hun zaak tot aan het
telcentrum van de waardetransporteur.
De minister van Binnenlandse Zaken heeft
de algemene invoering van de plofkoffer
vanaf 1 januari 2009 bevolen. De verschil-
lende betrokken partijen pleiten zelfs er-
voor om die invoering te vervroegen, wat
van België een wereldtopper zou maken
inzake beveiliging.
Toch moeten nog enkele problemen wor-
den overwonnen:
❚ er is in België weinig concurrentie in-
zake waardevervoer. Het gevaar is niet
denkbeeldig dat de zware investeringen
die voor de plofkoffer nodig zijn, dit pro-
bleem nog zullen verscherpen;
❚ vele plofkoffers werken met inkt die in de
biljetten dringt. Natuurlijk moet de over-
heid dan een campagne starten om alle
burgers ervan bewust te maken dat een
dergelijk gekleurd biljet een gestolen bil-
jet is. Als de ECB ooit plastic biljetten in
omloop brengt, zou het goed zijn dat
ook die biljetten met dat procédé kunnen
worden behandeld. Anders zouden de
miljoeneninvesteringen voor niets zijn.
‘Tiger-kidnapping’
Een verontrustend feit, dat ookhet sterk onveiligheidsgevoel aanwakkert,zijn de hold-ups met kidnapping.Bankmedewerkers kunnen zich hiertegenmoeilijk verweren, en investeringen omdit soort misdrijven te voorkomen zijn nieteenvoudig. Het is niet de taak van deprivé-sector om door eigen investeringeneen lacune in de openbare veiligheidongedaan te maken.
Natuurlijk bespreken politie en veilig-heidsdiensten van de banken een aantalte volgen procedures in geval vankidnapping. Maar er zijn duidelijkegrenzen aan wat in gezinsverband enpsychologisch haalbaar is.
Strijd tegen de criminaliteit
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3939
Belgische Federatie van het Financiewezen 200540
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken(1)
De economische en financiële omgeving:groeiprestaties in de Verenigde Staten en de Eurozone zeer uiteenlopend
door het positief rendementsverschil met
de Eurozone aan het einde van de pe-
riode beduidend was opgelopen. Zowel in
de Verenigde Staten als in de Eurozone
hebben de rente-ontwikkelingen de rente-
curve sterk afgevlakt.
Tot begin december 2004 deprecieerde
de dollar verder tegenover de euro (gra-
fiek 2). Nadien zette de dollar een herstel-
beweging in. Nochtans waren de structu-
rele factoren, met name het grote handels-
en begrotingstekort in de Verenigde Sta-
In de Verenigde Staten liet de economie
het voorbije jaar opnieuw forse groeicijfers
optekenen. De Japanse economie zette
haar herstel, dat in 2004 was ingezet, ver-
der. Verwacht wordt dat de jaargroei van
het bruto binnnenlands product (BBP) in
de Verenigde Staten en in Japan in 2005
respectievelijk 3,6% en 1,5% zal bedra-
gen. In de Eurozone zou in 2005 slechts
een groei van 1,2% worden gerealiseerd.
Onder meer de stijgende olieprijzen ston-
den een beduidend herstel van de Euro-
pese economie in de weg. Ze deden
zowel in de Verenigde Staten als in de
Eurozone vrezen voor oplopende inflatie,
maar tot nog toe bleef die impact vrij
beperkt.
De Federal Reserve (Fed) en de Europese
Centrale Bank (ECB) voerden een uiteen-
lopend monetair beleid. De Fed voerde een
politiek van geleidelijke verstrakking en trok
van juni 2004 tot eind september 2005
in elf kleine stappen haar centraal tarief
op van 1% tot 3,75%. Het centraal tarief
van de ECB bleef gedurende de volledige
periode ongewijzigd en bedroeg 2%. Hier-
door lag het rendement op korte termijn in
de Verenigde Staten aan het einde van de
periode beduidend hoger dan in de
Eurozone.
De rendementen op lange termijn lagen
reeds aan het begin van de periode hoger
in de Verenigde Staten dan in de
Eurozone. Door de aanhoudende zwakke
economische conjunctuur liepen de ren-
dementen op lange termijn in de Eurozone
sterk terug en bereikten eind september
2005 een na-oorlogs dieptepunt van circa
3,1% (grafiek 1). In de Verenigde Staten
was de rendementsdaling beperkter, waar-
ten, die de depreciatie van de dollar in de
hand hadden gewerkt, nog altijd aanwe-
zig. Maar de aandacht van de financiële
markten ging vooral uit naar de betere
economische prestaties en de hogere ren-
dementen in de Verenigde Staten.
De dalende obligatierendementen en de
goede bedrijfsresultaten ondersteunden de
beurzen. Vooral de Bel 20 presteerde
sterk. Van midden 2004 tot eind septem-
ber 2005 klom de Belgische beursindex
met ongeveer een derde.
(1) Dit deel behandelt de bedrijvigheid van de in België gevestigde banken gedurende de periode medio 2004 tot medio 2005. De resultaten hebben betrekking op het eerste semestervan 2005. Het betreft de bedrijvigheid en de resultaten op vennootschappelijke basis, d.w.z. voor de banken naar Belgisch recht inclusief de bedrijvigheid en de resultaten van hunbijkantoren in het buitenland, maar exclusief de bedrijvigheid en de resultaten van hun dochters en andere ondernemingen die zijn opgenomen in de consolidatie. Voor de bankennaar buitenlands recht betreft het hun bedrijvigheid en resultaten in België.
Grafiek 1: Rendementen op korte en lange termijn en renteverschil in euro (in %)
Bron: BVB.
Grafiek 2: Verloop wisselkoers EUR / USD
Bron: BVB.
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3940
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 41
Balanstotaal groeit sterk
Het balanstotaal van de in België geves-
tigde banken klom in het jaar eindigend in
juni 2005 met 9,5% tot 1.085,7 miljard
EUR. De groei deed zich uitsluitend voor
in het eurosegment en dit zowel langs de
actiefzijde als langs de passiefzijde van de
balans. De deviezenverrichtingen trokken
samen, nadat ze het jaar voordien zeer
fors waren geëxpandeerd (grafiek 3).
Forse toename netto-beroep op andere bankiers
liquiditeiten via repo’s verstrekt aan derde
partijen. Die derde partijen zijn niet nood-
zakelijk banken. In dat laatste geval wordt
die verrichting geboekt bij de termijn-
kredieten op zeer korte termijn (zie ver-
der) en niet bij de interbanken-
verrichtingen. Hierdoor groeien de
interbankendeposito’s sterker dan de inter-
bankenvorderingen, wat het netto-beroep
op andere bankiers doet toenemen.
Wereldwijd stellen een aantal centrale
banken, zoals bijvoorbeeld de Russische
en de Chinese centrale bank, gelden ter
beschikking aan banken. Sommige
Belgische banken nemen regelmatig der-
gelijke gelden op. Het voorbije jaar wer-
den die gelden vooral aangewend om de
eigen liquditeitsbehoeften te financieren.
De cliëntendeposito’s namen immers slechts
in beperkte mate toe zodat de banken
beroep dienden te doen op andere
financieringsmiddelen. Ook dit had een
opwaarts effect op het netto-beroep op
andere bankiers. Dat netto-beroep
expandeerde het jongste jaar met 51,5%.
Na de zeer sterke expansie vorig jaar, na-
men de interbankenverrichtingen ook dit jaar
nog verder toe. In het jaar eindigend in juni
2005 klommen de interbankendeposito’s en
de interbankenvorderingen respectievelijk
met 10,9% en 3,2% (grafiek 4).
Enkele in België gevestigde banken die tot
een grote financiële groep behoren, vor-
men sinds midden 2003 het ‘competence
center’ voor het liquiditeitsbeheer van de
hele groep. Dit heeft een opwaarts effect
op de interbankenverrichtingen. Vennoot-
schappen van de groep met
liquiditeitstekorten nemen via repo-verrich-
tingen liquiditeiten bij het ‘competence
center’ in België op. Met het aldus verkre-
gen onderpand, neemt de centraliserende
instelling kredieten op bij de ECB.
Vennootschappen van de groep met een
liquiditeitsoverschot verstrekken die
liquiditeiten via de interbankenmarkt aan
de centraliserende bank in België, die die
Meer dan de helft van de kredietverlening betreft buitenlandse partijen
Midden 2005 had de Belgische banksector
638 miljard euro kredieten uitstaan in de
vorm van schuldtitels en via directe krediet-
verlening. Ruim de helft van dat bedrag
(52,2%) waren kredieten aan het buiten-
land. Aan het einde van de jaren negentig
was dat nog maar circa 30% (tabel 1). Naast
de invoering van de euro, speelde ook de
sterke internationalisering van de Belgische
banksector een rol in die evolutie. De ver-
schuiving van kredieten aan België naar
kredieten aan het buitenland heeft zich de
voobije jaren zowel in het privé-segment
als in het overheidssegment voorgedaan.
Het jongste jaar kenden zowel het privé-
segment als het overheidssegment van de
kredieten aan het buitenland een bedui-
dende groei. De directe kredietverlening
aan het buitenland klom van midden 2004
tot midden 2005 met 12,4% tot 135,1 mil-
jard euro. Deze evolutie kan voor een be-
Grafiek 3: Structuur van de balans
Grafiek 4: Evolutie van de jaargroei van de interbankenverrichtingen (in %)
▲
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3941
Belgische Federatie van het Financiewezen 200542
broken. Het jongste jaar liep het volume kre-
dieten aan de Belgische overheid met 8,6%
terug tot 88 miljard euro. Nochtans lag het
uitstaand bedrag van de geconsolideerde
brutoschuld (definitie Maastricht) van de
gezamenlijke overheid eind maart 2005
1,2% hoger dan een jaar eerder. Maar daar-
tegenover stond dat de Belgische banken
een kleiner deel van die overheidsschuld
aanhielden. Eind maart 2005 waren 11,8%
van de schatkistcertificaten en lineaire obli-
gaties van de Belgische overheid in handen
van de Belgische banken. Een jaar eerder
was dat nog 12,9%. De buitenlandse inves-
teerders voerden hun houderschap van die
certificaten en obligaties op.
Het uitstaand volume kredieten aan particu-
lieren en zelfstandigen klom in het jaar ein-
digend in juni 2005 met 14,6%. Het uit-
staand bedrag aan hypothecaire kredieten,
dat bijna 75% van de kredietverlening aan
de particulieren en zelfstandigen vertegen-
woordigt, nam toe met 14,7%. Vooral het
gemiddeld bedrag dat werd opgenomen bij
een hypothecaire lening klom fors. De sterke
stijging van de prijzen voor woningen en
bouwgronden, de zeer lage rentevoeten en
het nieuwe fiscaal regime voor hypotheek-
leningen dat in 2005 in voege trad, speel-
den hierin een rol. Door de lage rentetarieven
kan een gezin een groter bedrag lenen voor
dezelfde aflossingslast. In het nieuwe fiscaal
regime is het fiscaal voordeel het grootst ge-
durende de eerste tien jaar, wanneer de
aflossingslast het zwaarst weegt voor de
kredietnemer. Door het fiscaal voordeel naar
voor te schuiven, verlicht de aflossingslast bij
het begin van de lening.
Het uitstaand volume aan consumenten-
kredieten lag midden 2005 3,6% hoger
dan een jaar eerder, toen het nog met 3,5%
kromp. Hoewel die kredieten niet meer ver-
der samentrokken, kennen ze nog steeds
geen beduidende groei. De consumptieve
bestedingen van de particulieren namen in
de eerste helft van 2005 minder snel toe
dan de twee voorgaande jaren. Het aan-
houdend onzeker conjunctuurklimaat en de
stijgende olieprijzen, zetten de particulie-
ren aan tot voorzichtigheid.
Het uitstaand bedrag kredieten aan
Belgische ondernemingen via directe
kredietverlening en in de vorm van schuld-
titels liep het jongste jaar met 2,2% terug.
Het jaar voordien bedroeg die daling
5,1%. De aanhoudende terugloop van de
kredieten aan ondernemingen kwam er
niettegenstaande de bedrijfsinvesteringen
langrijk deel worden verklaard door een
specifiek fenomeen. Een aantal banken ver-
strekken gelden die ze via de interbanken-
markt hebben ontvangen in de vorm van
repo’s aan derde partijen (zie supra). Als
die derde partij geen bank is, worden die
verrichtingen bij de termijnkredieten op zeer
korte termijn geboekt. De leningen op ter-
mijn op minder dan een jaar aan het bui-
tenland expandeerden het voorbije jaar met
10,8%. Veelal zijn die derde partijen
clearinginstellingen die niet het bankstatuut
hebben. De eigenlijke tegenpartij bij die
repo-verrichtingen is doorgaans een krediet-
instelling, zodat het economisch gezien veel-
eer om interbankenverrichtingen gaat.
Aan de Belgische privé-sector en de
Belgische overheid had de banksector mid-
den 2005 304,9 miljard euro kredieten
uitstaan, wat 0,3% minder was dan een
jaar eerder. Enkel de kredietverlening aan
de particulieren en zelfstandigen was ex-
pansief. De ondernemingen en de
Belgische overheid hadden minder kredie-
ten opgenomen bij de Belgische banksector
dan het jaar voordien (tabel 2).
Sinds 1999 loopt de kredietverlening aan
de Belgische overheid voortdurend terug.
Enkel in 2004 werd die trend even onder-
Tabel 1: Kredieten aan de privé- en de overheidssector in de vorm van schuldtitels en directe kredietverlening: geografisch (*)
Einde periode Ingezetenen Niet-ingezetenen Totaal
Uitstaand Jaargroei Aandeel in Uitstaand Jaargroei Aandeel in Uitstaand Jaargroeibedrag het totaal bedrag het totaal bedrag
6.2000 329,2 -2,8% 63,7% 187,8 20,2% 36,3% 517,0 4,4%6.2001 326,8 -0,7% 59,8% 219,4 16,8% 40,2% 546,2 5,6%6.2002 304,0 -7,0% 57,8% 222,2 1,3% 42,2% 526,2 -3,7%6.2003 299,1 -1,6% 55,4% 241,2 8,6% 44,6% 540,3 2,7%6.2004 305,7 +2,2% 51,0% 293,5 21,7% 49,0% 599,2 10,9%6.2005 304,9 -0,3% 47,8% 332,7 13,4% 52,2% 637,6 6,4%
(*) Uitstaande bedragen in miljarden euro.Bron: BVB-berekeningen op gegevens NBB.
Tabel 2: Kredietverlening aan de Belgische economie (*)
Particulieren en zelfstandigen Ondernemingen (**) Overheid Totaal
Einde Uitstaand Jaargroei Aandeel in Uitstaand Jaargroei Aandeel in Uitstaand Jaargroei Aandeel in Uitstaand Jaargroeiperiode bedrag het totaal bedrag het totaal bedrag het totaal bedrag
6.2000 81,4 4,2% 25,3% 117,5 8,1% 36,5% 123,4 -10,3% 38,3% 322,3 -0,6%6.2001 84,4 3,6% 26,8% 117,0 -0,4% 37,2% 113,5 -8,0% 36,0% 314,9 -2,3%6.2002 82,7 -2,1% 28,0% 113,4 -3,1% 38,5% 98,8 -13,0% 33,5% 294,9 -6,4%6.2003 87,5 5,8% 30,0% 111,6 -1,6% 38,3% 92,4 -6,7% 31,7% 291,5 -1,2%6.2004 93,1 6,3% 31,5% 105,9 -5,1% 35,9% 96,3 4,3% 32,6% 295,3 1,3%6.2005 106,7 14,6% 35,8% 103,6 -2,2% 34,7% 88,0 -8,6% 29,5% 298,3 1,0%
(*) Uitstaande bedragen in miljarden euro; in de vorm van schuldtitels en via directe kredietverlening; directe kredietverlening op territoriale basis (m.a.w. zonder de kredieten verleend door debijkantoren in het buitenland van de banken naar Belgisch recht), schuldtitels op vennootschappelijke basis.
(**) Financiële en niet financiële ondernemingen.Bron: BVB-berekeningen op gegevens NBB.
▲
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3942
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 43
Portefeuille risicodragende activa: deelnemingen stagneren
Belgisch recht. De deelnemingen in andere
financiële ondernemingen krompen daar-
entegen met 7,3%. In de grote financiële
groepen gebeurt het dat de deelnemingen
Midden 2005 hadden de Belgische ban-
ken 29,5 miljard euro risicodragende ac-
tiva (aandelen) in portefeuille, of 2,1% meer
dan een jaar eerder. Hun belang in de
totale activa liep verder terug van 2,9%
midden 2004 tot 2,7% midden 2005.
Dankzij het goede beursklimaat herstelde
de activiteit op de aandelenmarkten ver-
der. De portefeuille te plaatsen aandelen, te
realiseren aandelen en beleggingsaandelen
van de Belgische banken expandeerde met
15,1% in het jaar eindigend in juni 2005.
Het volume aan deelnemingen trok daar-
entegen licht samen (- 0,3%). De deelne-
mingen in kredietinstellingen klommen met
4,2%, onder meer door de overname van
een kleinere bank naar Belgisch recht die
in handen was van een buitenlandse aan-
deelhouder door een andere bank naar
in andere financiële ondernemingen meer
en meer worden doorgeschoven van de
banken naar het groepsniveau (grafiek 5).
Cliëntendeposito’s: zwakke groei
De jaargroei van het uitstaand volume
cliëntendeposito’s bij de banken liep terug
van 8,1% midden 2004 tot 3,2% midden
2005. Die groeivertraging kwam volledig
op rekening van de cliëntendeposito’s van
niet-ingezetenen (tabel 3).
De uitstaande cliëntendeposito’s van niet-
ingezetenen trokken met 0,4% samen. Het
jaar voordien bedroeg hun jaargroei nog
19,5%. Dit heeft te maken met de forse
fluctuaties in het uitstaand bedrag aan
depositocertificaten. Hierbij gaat het door-
gaans om programma’s aan
depositocertificaten die door bijkantoren
van Belgische banken in het buitenland
worden uitgegeven. Het uitstaand volume
aan depositocertificaten bij niet-ingezete-
nen kromp in het jaar eindigend in juni
2005 met 16,0%. Het jaar voordien was
dat volume met 87,8% toegenomen.
De jaaraanwas van de cliëntendeposito’s
van ingezetenen nam licht toe, van 4,0%
midden 2004 tot 4,8% midden 2005.
Verschillende, aan elkaar tegengestelde
factoren, speelden een rol in die nagenoeg
stabilisatie van de groei. Dank zij de een-
malige bevrijdende aangifte (EBA) stroom-
den gelden naar België terug. Daartegen-
over stond dat de particuliere spaarquote
daalde van 15,5% in 2003 tot 14,2% in
2004 en dat de Belgen opnieuw meer
belangstelling toonden voor niet-bancaire
beleggingsproducten. Door het aanhou-
dend beursherstel, namen de rechtstreekse
beleggingen in aandelen toe. Ook waren
de instellingen voor collectieve belegging
volgens gegevens van het Instituut voor de
Nationale Rekeningen (INR) in het eerste
en het tweede kwartaal van 2005 respec-
tievelijk 3,1% en 9,8% hoger lagen dan in
de overeenstemmende periode van het
jaar voordien. Uit gegevens van het Ob-
servatorium voor het krediet aan vennoot-
schappen bij de Nationale Bank (NBB) blijkt
dat de hapering in de kredietverlening zich
nog steeds vooral voordoet in het segment
van de kredieten aan grote bedrijven, ter-
wijl het uitstaand bedrag van de kredieten
aan kleine vennootschappen is blijven toe-
nemen. De terugloop van de kredieten aan
de grote bedrijven heeft allicht te maken
met de betere cashpositie van deze onder-
nemingen (als gevolg van betere winst-
cijfers) en de tendens om rechtstreeks op
de financiële markten te ontlenen (om maxi-
maal te genieten van de lage rentetarieven
en risicospreads op schuldpapier).
Grafiek 5: Samenstelling van de risicodragende activa
Grafiek 6: Evolutie van de cliëntendeposito’svan ingezetenen
(*) Onder aandelen wordt verstaan te plaatsen aandelen, te realiseren aandelen en beleggingsaandelen.Bron: BVB – berekeningen op gegevens NBB.
▲
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3943
Belgische Federatie van het Financiewezen 200544
(icb’s) weer meer in trek. Midden 2005
lag de netto-actiefwaarde van de icb’s
19,6% hoger dan een jaar eerder. Een
deel van die toename moet uiteraard wor-
den toegeschreven aan koersstijgingen.
Op het vlak van de verzekeringsproducten
kozen de beleggers nog steeds voor
zekerheid. Het incasso bij de individuele
levensverzekeringen met gewaarborgd
rendement (Tak 21-producten) bedroeg
13,0 miljard euro in 2004, komend van
11,6 miljard euro in 2003. Maar ook het
incasso van de levensverzekeringen gekop-
peld aan beleggingsfondsen (Tak 23-
producten) liep licht op van 2,3 miljard euro
in 2003 tot 2,9 miljard euro in 2004. De
staatsbons ondervonden, in navolging van
Buiten-balansactiviteiten: minder indekkingsverrichtingen
De onderliggende waarde van de buiten-
balansactiviteiten nam het voorbije jaar toe
met 9,5%, waardoor deze activiteiten
voor het eerst maar even snel groeiden als
de balansverrichtingen.
Naar volume vormen de open
bewaargevingen de belangrijkste categorie
buiten-balanstransacties. Dankzij het gunstige
klimaat op de financiële markten en de geste-
gen aandelenkoersen versnelde de jaargroei
van de open bewaargevingen van 15,1%
midden 2004 tot 16,9% midden 2005.
Bij de termijnverrichtingen werd voor de
eerste maal een (zij het lichte) afname van
de activiteit vastgesteld. De notionele bedra-
gen van de termijnverrichtingen van de
Belgische banksector verminderden in het
jaar eindigend in juni 2005 met 2%. De
vermindering deed zich zowel voor bij de
termijnverrichtingen op rente als op vreemde
valuta’s (grafiek 7). De onzekerheid over de
impact die de IFRS-regels hebben op de
termijnverrichtingen kan hierin een rol heb-
ben gespeeld. Daarnaast verminderden de
lage rentetarieven, de vlakke rentecurve en
de gedaalde volatiliteit op de wisselmarkten,
de noodzaak om risico’s in te dekken en de
opportuniteiten om posities in te nemen.
De opgenomen verbinteniskredieten trok-
ken met 26,6% samen. Die kredieten lagen
midden 2004 evenwel op een uitzonder-
lijk hoog niveau door de borgtochten die
een grote bank aan haar dochter-
maatschappijen had verstrekt in het kader
van de aandeelhoudersaansprakelijkheid.
de kasbons, het voorbije jaar hinder van
het lage renteniveau. In de periode mid-
den 2004 tot midden 2005 werd met de
uitgifte van staatsbons 690 miljoen euro
opgehaald, tegenover 1.175 miljoen euro
een jaar eerder.
Bij de banken situeerde de groei van de
cliëntendeposito’s van ingezetenen zich
voornamelijk bij de zichtdeposito’s en de
gereglementeerde spaardeposito’s die res-
pectievelijk met 9,7% en 10,7%
expandeerden (grafiek 6). Door de zeer
lage rendementen op vastrentende effec-
ten vervullen die deposito’s ten volle hun
rol van afwachtende belegging en is de
opportuniteitskost voor het aanhouden van
zicht- en spaardeposito’s minder groot.
Maar ook de termijndeposito’s trokken het
voorbije jaar aan (+ 4,7%), terwijl ze het
jaar voordien nog met 2% verminderden.
In 2004 zette het herstel van de
ondernemingswinsten, dat reeds was ge-
start in 2003, zich verder. Hierdoor be-
schikten de ondernemingen over meer
middelen om te beleggen. Het uitstaande
bedrag aan kasbons trok voor het elfde
opeenvolgende jaar samen. Het jongste
jaar verminderde het met 17,7%. Het
belang van de kasbons in de totale
cliëntendeposito’s van ingezetenen liep
bijgevolg verder terug tot 10,4% midden
2005. Aan het begin van de jaren negen-
tig bedroeg het nog ruim 40%.
Tabel 3: Samenstelling van de cliëntendeposito’s van de banken naar de geografische oorsprong (*)
Einde periode België Buitenland Totaal
Uitstaand Jaargroei Aandeel in Uitstaand Jaargroei Aandeel in Uitstaand Jaargroeibedrag het totaal bedrag het totaal bedrag
6.2000 291,1 5,2% 76,8% 88,0 4,5% 23,2% 379,1 5,0%6.2001 280,8 -3,5% 70,6% 117,0 32,9% 29,4% 397,8 4,9%6.2002 292,7 4,2% 73,3% 106,8 -8,7% 26,7% 399,5 0,4%6.2003 300,4 2,6% 73,5% 108,2 1,3% 26,5% 408,6 2,3%6.2004 312,4 4,0% 70,7% 129,3 19,5% 29,3% 441,7 8,1%6.2005 327,2 4,8% 71,8% 128,8 -0,4% 28,2% 456,0 3,2%
(*) Uitstaande bedragen in miljarden euro; inclusief in schuldbewijzen belichaamde schulden (kasbons, obligaties, depositocertificaten).Bron: BVB-berekeningen op gegevens NBB.
Grafiek 7: Evolutie van de termijnverrichtingen (index juni 2000 = 100)
Bron: BVB – berekeningen op gegevens NBB.
▲
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3944
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 45
Grote uitzonderlijke winst versluiert afname courant resultaatvan banken naar Belgisch recht
Het resultaat van het boekjaar vóór belastin-
gen klom met 11,6%. De belastingen op het
resultaat liepen daarentegen met 13,9% te-
rug. Dit heeft te maken met het hoge uitzon-
derlijke resultaat, dat vooral fiscaal vrijge-
stelde elementen bevat. Bovendien hebben
de banken beduidend minder risico-
voorzieningen aangelegd. Risico-
voorzieningen zijn slechts deels fiscaal af-
trekbaar, zodat een toename van de winst
op die basis niet tot een evenredige uitbrei-
ding van de belastbare basis aanleiding geeft.
De winst van de banken naar buitenlands
recht liep op van 54,2 miljoen euro in het
eerste halfjaar van 2004 tot 101,2 mil-
joen euro in dezelfde periode van 2005.
Dat winstherstel kwam er vooral dankzij
de toename van de netto-inkomsten met
22,1%. De rentemarge verruimde van
0,73% tot 0,80% en de diverse inkomsten
namen met nagenoeg een kwart toe.
De bedrijfskosten klommen beduidend min-
der snel (+5,9%) dan de netto-inkomsten,
waardoor de cost-income ratio terugliep
van een zeer hoge 79,7% tot 69,2%.
De banken naar buitenlands recht namen
in het eerste halfjaar van 2005 3,6 miljoen
euro aan waardecorrecties terug, terwijl er
het jaar voordien nog 4 miljoen werden
aangelegd. Het uitzonderlijk resultaat klom
van 1 miljoen euro tot 3,2 miljoen euro.
De winst van het boekjaar lag bij de banken
naar Belgisch recht in de eerste helft van
2005 17,7% hoger dan in dezelfde periode
van het jaar voordien. Het rendement op
eigen vermogen(1) klom van 13,2% tot
16,1%. Die rendementsverbetering heeft
evenwel geen duurzaam karakter, gezien
ze voornamelijk tot stand kwam dank zij een
forse toename van het uitzonderlijk resultaat
en doordat beduidend minder risico-
voorzieningen werden aangelegd. Het
recurrente brutoresultaat (zonder het uitzon-
derlijk resultaat en vóór waardecorrecties)
na belastingen liep met 10,7% terug.
De daling van de rendementen op lange
termijn heeft de rentecurve afgevlakt. De
rentemarge trok bijgevolg verder samen
van 0,98% in de eerste helft van 2004 tot
0,87% in dezelfde periode van 2005 en
bereikte een nieuw historisch dieptepunt.
Dankzij de beduidende toename van het
volume verrichtingen, bleef de daling van
het renteresultaat beperkt tot 1,9%.
De diverse inkomsten liepen met 6,1%
terug. Bijna 56% van de diverse inkomsten
komen uit activiteiten die provisie-inkomsten
genereren, zoals de verkoop van beleggings-
fondsen en verzekeringsproducten, het asset
management en de dienstverlening inzake
betaalverkeer. Dank zij het verbeterd klimaat
op de financiële markten, stegen die inkom-
sten met 7,4%. Doordat aan enkele banken,
waaronder een grote, een deel van hun
bijdragen in het kader van de vroegere
depositobeschermingsregelingen werden terug-
betaald, klommen de overige bedrijfsopbreng-
sten met 12,7%. Daartegenover stond dat de
financiële resultaten uit het wisselbedrijf en uit
trading fors terugliepen (-57,2%), evenals de
dividenden uit aandelen en participaties
(-16,7%). Ook werden beduidend minder meer-
waarden op beleggingseffecten gerealiseerd
(-14,4%).
De netto-inkomsten (renteresultaat en di-
verse inkomsten, ook het bankproduct ge-
noemd) liepen met 3,9% terug.
De banken naar Belgisch recht leverden
opnieuw een belangrijke inspanning om
hun kosten te beheersen. De bedrijfskosten
klommen slechts met 0,2%, wat beduidend
minder was dan de jaarinflatie.
Door de vermindering van de netto-inkom-
sten, volstond de zeer beperkte kosten-
stijging niet om de kostendruk te vermin-
deren. De cost-income ratio klom van
64,1% tot 66,9%.
De waardecorrecties m.b.t. de normale bank-
activiteit lagen in de eerste helft van 2005
59,6% lager dan in dezelfde periode van
2004. Uiteraard is de toekomstige evolu-
tie in dit vlak afhankelijk van de ontwikke-
lingen in de gelopen risico’s, onder meer
in de kredietverstrekking. Vanuit dat oog-
punt is ook het algemeen economisch kli-
maat mee bepalend en zou een zich dui-
delijker aftekenend herstel hoopgevend
zijn.
In de eerste helft van 2005 realiseerden de
banken naar Belgisch recht een uitzonder-
lijke winst van 645,7 miljoen euro. Die uit-
zonderlijke winst was voornamelijk afkom-
stig van meerwaarden die werden gereali-
seerd bij intra-groepsverkopen van deelne-
mingen bij een grote bank. In dezelfde pe-
riode van 2004 werd slechts een uitzonder-
lijke winst van 115,6 miljoen euro geboekt.
(1) De cijfers m.b.t. het rendement op eigen vermogen liggen in de loop van het jaar doorgaans vrij hoog omdat de gereserveerde winst pas aan het einde van het boekjaar bij het eigenvermogen wordt gevoegd.
Tabel 4: Rendabiliteitsverhoudingen (in %)1993 2004 1e sem. 1e sem.
2004 2005
Banken naar Belgisch recht
Rentemarge (*) 1,53 0,95 0,98 0,87Cash flow/ingezette werkmiddelen 0,53 0,42 0,53 0,43Cost/income ratio 71,6 69,4 64,1 66,9Winstmarge (ROA) 0,28 0,37 0,51 0,54Rendabiliteit van het eigen vermogen (ROE) 8,70 9,77 13,2 16,1
Banken naar buitenlands recht
Rentemarge 0,28 0,73 0,73 0,80Cash flow/ingezette werkmiddelen 0,21 0,25 0,28 0,43Cost/income ratio 64,6 82,2 79,7 69,2Winstmarge (ROA) 0,17 0,18 0,27 0,46
(*) Renteresultaat in verhouding tot de werkmiddelen van derden.Bron: BVB-berekeningen op gegevens NBB.
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3945
Belgische Federatie van het Financiewezen 200546
Bemiddelingsdienst Banken-Krediet-BeleggingenOp 1 november 2004 werd de
Bemiddelingsdienst grondig hervormd als
gevolg van een protocolakkoord dat minis-
ter van Consumentenzaken Freya Van den
Bossche, de consumentenverenigingen en
Febelfin hadden gesloten.
De klachten komen nu terecht bij de
‘Bemiddelingsdienst Banken-Krediet-Beleg-
gingen’, die is samengesteld uit de Ombuds-
man en de permanente vertegenwoordiger
van de consumentenbelangen. Als de klacht
ontvankelijk wordt verklaard, wordt ze
behandeld door de Ombudsman en zijn
medewerkers, die een ontwerpadvies voor-
bereiden. Dat ontwerpadvies wordt voor-
gelegd aan de permanente vertegenwoor-
diger van de consumentenbelangen, die
het geschil aanhangig maakt bij het
Bemiddelingscollege als er geen overeen-
stemming kan worden bereikt. Dat College
wordt voorgezeten door een onafhankelijk
persoon (momenteel een magistraat) en is
paritair samengesteld uit vertegenwoordi-
gers die enerzijds door de consumenten-
verenigingen en anderzijds door de finan-
ciële sector zijn aangewezen. De Ombuds-
man kan een zaak ook van rechtswege aan
het College voorleggen.
Een ‘Begeleidingscomité’ bestaande uit ver-
tegenwoordigers van de overheid, de
Basisdienst
Tussen 1 september 2003, de datum
van inwerkingtreding van de wet be-
treffende de basis-bankdienst, en
31 december 2004, kreeg de
Bemiddelingsdienst 570 berichten van
weigering door de banken, meestal met
als reden dat de aanvrager reeds een
rekening of een krediet heeft bij een
andere instelling. In 2004 werden er
slechts 11 klachten ingediend en tij-
dens de eerste helft van 2005 liep er
bij de Bemiddelingsdienst geen enkele
klacht binnen in verband met een wei-
gering tot verlening van de basis-bank-
dienst. (In 60% van de gevallen bleek
de klacht gegrond en werd er op naam
van de klager een rekening geopend.)
In dat verband dient erop gewezen
dat het geringe succes van de basis-
dienst niet zozeer aan de banken is te
wijten, maar veeleer aan cliënten (per
definitie met schulden en met een erg
bescheiden inkomen) die vrezen dat
beslag op hun rekening zal worden
gelegd. Krachtens de wet die momenteel
nog van toepassing is, kan inderdaad
beslag worden gelegd op beschermde
inkomsten zodra ze op een rekening
worden geplaatst. Weliswaar heeft het
Parlement zijn goedkeuring gehecht
aan een wet volgens welke ook het
beschermd inkomen dat op een reke-
ning wordt geplaatst, tot op zekere
hoogte niet vatbaar is voor beslag, maar
die wet is blijkbaar wegens administra-
tieve redenen nog niet in werking
getreden. Dat is jammer, want zonder
die bepaling is de wet betreffende de
basis-bankdienst niet echt doeltreffend.
consumentenverenigingen en de financiële
sector ziet toe op de goede werking van
het systeem. In het eerste verslag dat dit
comité in juni 2005 voorlegde aan de
minister, stond te lezen dat ’het systeem datis ingevoerd, voldoet en beantwoordt aande verwachtingen van de consumenten, definanciële instellingen en de overheid’.
Meer bepaald werd erop gewezen dat:
❚ de consumenten meer geneigd zijn omeen beroep te doen op de Bemiddelings-dienst en niet aarzelen om vragen testellen omtrent de nieuwe functie vanpermanente vertegenwoordiger van deconsumentenbelangen;
❚ de Bemiddelingsdienst aan legitimiteit,geloofwaardigheid en transparantie wintdoordat de consumenten de inbreng vandie vertegenwoordiger kunnen zien;
❚ de brieven en adviezen soms meer gede-tailleerd worden opgesteld/gemotiveerd,aangezien bijzondere aandacht wordtgeschonken aan de didactische functie diehet optreden van de Bemiddelingsdienstheeft voor de consument;
❚ de interne bemiddelingsdiensten van definanciële instellingen erop vooruit zijngegaan en er voor een groter aantalklachten een oplossing op dat niveauwordt gevonden.
Het aantal klachten blijft dalen
In het vorige verslag was reeds sprake van
een daling van het aantal klachten en die
trend bleef zo in 2004. Het aantal dos-
siers bij de Bemiddelingsdienst daalde van
2.209 in 2003 tot 2.092 in 2004. Van
die klachten werden er 1.185 ontvanke-
lijk verklaard (1.379 in 2003).
Net zoals vorig jaar kan die daling wellicht
worden verklaard door twee factoren: de
betere klachtenbehandeling in de finan-
ciële instellingen zelf en de gunstigere
beursconjunctuur na de krach van 2000-
2001, die veel cliënten met een gevoel
van ontevredenheid achterliet. In 2005
zagen we een gelijkaardige trend.
Door de band genomen zijn de door de
Bemiddelingsdienst behandelde klachten
ingewikkelder, vermits de meer eenvoudige
geschillen gemakkelijker in de financiële
instellingen zelf worden opgelost.
In 2004 bracht het Bemiddelingscollege
32 adviezen uit, tegenover 24 in 2003. Het
nieuwe paritair samengestelde Bemiddelings-
college ging pas begin 2005 van start.
Aantal verzoeken en dossiers 2003-2004afgehandeld lopend geseponeerd on- niet verzoeken buiten het
ontvankelijk bevoegd om inlichtingen vakgebied2003 1193 173 3 3 344 177 7 8 2112004 905 327 - 530 171 128 3 1
Aantal verzoeken2 0 0 0 2 0 0 1 2 0 0 2 2 0 0 3 2 0 0 41.859 2.007 2.328 2.209 2.092
Bemiddelingsdienst Banken-Krediet-Beleggingen
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3946
Belgische Federatie van het Financiewezen 2005 47
Belangrijkste onderwerpen
Veel van de dossiers die in 2004 aan de
Bemiddelingsdienst werden voorgelegd,
hadden nog betrekking op de gevolgen
van de beurscrisis 2000-2001, aangezien
een groot aantal beleggingsproducten pas
onlangs de vervaldatum hebben bereikt.
Veel cliënten waren erg verbaasd over hun
soms aanzienlijke verliezen. Volgens hen
zijn ze verkeerd ingelicht door het kantoor-
personeel dat hen zou hebben verzekerd
dat er geen risico’s aan het product waren
verbonden of had verzuimd hun aandacht
op de risico’s te vestigen. Vermits het in de
meeste gevallen niet mogelijk is de gesprek-
ken tussen de cliënten en het personeel
van de financiële instellingen na te trek-
ken, is het doorgaans erg moeilijk om zich
uit te spreken. Men moet zich dan base-
ren op het type van cliënt en op de omstan-
digheden waarin de belegging plaats heeft
gevonden. Uiteraard zal het dossier van
een cliënt die vroeger reeds veel riskante
beleggingen heeft gedaan, anders worden
behandeld dan dat van iemand die zijn
spaarrekening heeft leeggehaald om
‘reverse convertibles’ te kopen ...
Een groot aantal geschillen heeft ook te
maken met betaal- of kredietkaarten. Krach-
tens een recente wet die op 1 februari 2003
in werking trad, is de cliënt, bij verlies of
diefstal, aansprakelijk tot een bedrag van
150 euro voor het misbruik van de kaart
tot op het ogenblik waarop aangifte wordt
gedaan van het verlies of de diefstal. Na de
aan de dag moet worden gelegd: met betaal-
instrumenten moet minstens even voorzich-
tig zo niet voorzichtiger worden omgespron-
gen als met bankbiljetten.
Er zijn nog (te) veel geschillen in verband
met circulaire cheques en vervalste papie-
ren overschrijvingen. Daaruit blijkt dat die
instrumenten voorbijgestreefd en gevaar-
lijk zijn. Als de wet betreffende de
onvatbaarheid voor beslag in werking
treedt, dan zouden er ongetwijfeld nage-
noeg geen geschillen rond het gebruik van
circulaire cheques meer zijn, omdat velen
die op sociale uitkeringen zijn aangewe-
zen, dan hun betalingen op een bankreke-
ning zouden kunnen ontvangen zonder
vrees voor beslag.
aangifte is de kaarthouder niet meer aan-
sprakelijk voor misbruik van zijn kaart. De
beperkte aansprakelijkheid tot 150 euro
geldt echter niet als de kaarthouder ern-
stige nalatigheid kan worden aangewreven.
De emittenten hebben de (moeilijke) taak
om het bewijs van ernstige nalatigheid te
leveren. Als de juiste code reeds bij de eer-
ste poging wordt ingetikt, dan is dat op zich
niet meer voldoende opdat er een vol-
doende vermoeden van ernstige nalatig-
heid kan zijn. Het gebruik van de code vol-
staat dus niet opdat de emittenten de con-
clusie kunnen trekken dat de code zodanig
was neergeschreven dat de dief ze gemak-
kelijk kon achterhalen of dat ze aan een
derde was meegedeeld. De
consument moet uiteraard
worden beschermd, maar min-
stens even belangrijk is dat de
kaarthouders in eenieders be-
lang ertoe worden aangezet
om voorzichtig te zijn en er-
voor te zorgen dat de kans op
fraude wordt verkleind. Het
Bemiddelingscollege heeft
zich gebogen over verschei-
dene dossiers die betrekking
hadden op kaarten. Het is jam-
mer genoeg nog te vroeg voor
een synthese.
Wel kan niet genoeg worden
gewezen op de uiterste voor-
zichtigheid die in dat opzicht
BEMIDDELINGSDIENST BANKEN – KREDIET – BELEGGINGEN
Aangewezen door de consumentenverenigingen:LedenNicolas ClaeysFrédéric de PatoulLuc Jansen
HET BEMIDDELINGSCOLLEGE BANKEN – KREDIET – BELEGGINGENPaul Blondeel, voorzitterAloïs Van Oevelen, plaatsvervangend voorzitter
Jacques Zeegers, Ombudsman(1)
Marjorie Dedryvere, Permanente vertegenwoordiger van de consumentenbelangen
Aangewezen door de financiële sector:LedenPatrick-C. DrognéRobert JonckheereClaude Louis
de Meeûssquare 35 – 1000 Brussel – Tel.: +32 2 545 77 70 – Fax: +32 2 545 77 79 – E-mail: [email protected]
PlaatsvervangersDaniel AngerhausenJan HauwaertsJean-Louis Raemdonck
PlaatsvervangersYves EvenepoelFabienne Maes
(1) Sedert 5 september 2005. Hij vervangt Claude Piqueur, Ombudsman a.i. sedert 1 januari 2005 (opvolger van Paul Caeyers).
www.ombfin.be
Bemiddelingsdienst Banken-Krediet-Beleggingen
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3947
Belgische Federatie van het Financiewezen 200548 Belgische Federatie van het Financiewezen 200548
Woord vooraf: ‘Samen sterker!’ _______________________________________________________________________________________ 2
Diensten voor particulieren ___________________________________________________________________________________________ 5Consumentenkrediet
Europese richtlijn ‘consumentenkrediet’Collectieve schuldenregeling
Evoluties op de Belgische hypotheekmarktBelastinghervormingFebelfin en het notariaatIntegratie van de Europese hypotheekmarkten ...... en de gevolgen daarvan voor de Belgische wetgeving
Spaardeposito’s: wijziging valuteringsstelselDepositobescherming: bestaande Europese regelgeving biedt adequaat kaderFaillissementswet: bevrijding van de borgVerkoop op afstand van financiële dienstenReclame van kredietinstellingen gericht op jongeren
Financiële diensten aan bedrijven ____________________________________________________________________________________ 1 1De banken en de KMO’s: partnerschap met verantwoordelijkheidDe ARKimedes-regelingDe nieuwe waarborgregelingen van het Vlaamse GewestDe Staat moet zich houden aan zijn waarborg, ook na regionalisering
Fiscale omgeving __________________________________________________________________________________________________ 1 4Roerende inkomsten van spaarders en beleggers in het brandpunt van de belastingherzieningDoorslaggevende bijdrage van de financiële sector aan toepassing Europese spaarrichtlijnDe EBA: een uitzonderlijke operatieTOB en TLT: een jaar van fundamentale veranderingen en (on)gecontroleerde uitschuiversHet gereglementeerde spaardeposito: een ingewikkelde decumulatie‘Back office’-activiteiten: dringend nood aan een passend belastingstelsel
Prudentieel toezicht, rapportering, boekhoudnormen ___________________________________________________________________ 2 02005, een overgangsjaarNieuw systeem van gegevensinzameling voor de betalingsbalansXBRL: gebruiksgemak voor rapporteur en rapportenlezerForum compliance.be
Human Resources __________________________________________________________________________________________________ 2 2Sectoronderhandelingen in de banksectorOnderhandelingen voor een interprofessioneel akkoord (IPA) 2005-2006Werkgelegenheid in de banksectorHet Febelfin-opleidingsaanbodStakingsprocedures geregeld in een bank-CAOStatuut van zelfstandige bankagent, en nieuw statuut van bankmakelaar
Financiële markten _________________________________________________________________________________________________ 2 7Europese integratie vordert gestaag
De MiFID-richtlijnDe zgn. ‘Collateral’-richtlijn
Financiering van antipersoonsmijnenDematerialiseringClearing en Settlement
Betalingssystemen en informatietechnologie ___________________________________________________________________________ 3 1Aan de ‘SEPA’ valt niet meer te ontkomen
De banken bereiden die moeilijke overstap volop voor …... maar ook de gebruikers koesteren grote verwachtingenDe Belgische financiële sector was altijd al een voorbeeldige EuropeaanDe Europese Commissie werkt aan een Europees level playing field, vooral inzake consumentenbescherming
Toekomst van betalingssystemen onzekerder dan ooitBetalingssystemen voor grote bedragen steeds meer EuropeesGeen ‘blinde vlekken’ meer in het geldautomatennetBaar geld, een gevaarlijk productGentleman’s Agreement’ rond het betalingsverkeerKlantentevredenheid over betaaldiensten in de liftBedrijfscontinuïteitBeveiliging van bankieren op afstand
Strijd tegen de criminaliteit __________________________________________________________________________________________ 3 8Witwassen: steeds strengere vereisten
Toegang tot het Rijksregister van natuurlijke personen geweigerd !Hold-ups blijven een reële bedreiging
Tiger-kidnappingDe intelligente koffer
De bedrijvigheid en de resultaten van de banken _______________________________________________________________________ 4 0De economische en financiële omgeving: groeiprestaties in de Verenigde Staten en de Eurozone zeer uiteenlopendBalanstotaal groeit sterkForse toename netto-beroep op andere bankiersMeer dan de helft van de kredietverlening betreft buitenlandse partijenPortefeuille risicodragende activa: deelnemingen stagnerenCliëntendeposito’s: zwakke groeiBuiten-balansactiviteiten: minder indekkingsverrichtingenGrote uitzonderlijke winst versluiert afname courant resultaat van banken naar Belgisch recht
Bemiddelingsdienst Banken-Krediet-Beleggingen _______________________________________________________________________ 4 6Het aantal klachten blijft dalenBasisdienstBelangrijkste onderwerpen
febelfinranl2005.pmd 17/11/2005, 13:3948
Belgische Federatievan het Financiewezen
GEWONE LEDENBelgische Vereniging van Banken en Beursvennootschappen (BVB)Belgische Vereniging van Asset Managers (BEAMA)Beroepsvereniging van het Krediet (BVK)Belgische Vereniging van Beursleden (BVBL)Belgische Leasingvereniging (BLV)
AANGESLOTEN LEDENDe leden van de vijf constituerende verenigingen dragen van rechtswege de titelvan 'aangesloten lid' van Febelfin (zie algemeen overzicht op cover 3).
Aangesloten leden met een bijzonder statuutBanksysErkenningsraad voor EffectenmakelaarsEuronext BrusselIsabel
(1) Tot 7 december 2005.(2) Vanaf 7 december 2005.(3) Nieuwe voorzitter van de BVBL (vervangt Jean-Pierre de Buck van Overstraeten).(4) Vanaf 1 januari 2005.(5) Vanaf 23 september 2005 (vervangt Daniel Angerhausen).(6) Vanaf 28 januari 2005 (vervangt Mark Lambrechts).
UITVOEREND COMITÉ EN VERANTWOORDELIJKENVAN STAFDIENSTEN & BUSINESS LINESMichel Vermaerke,
gedelegeerd bestuurder & voorzitter van het Uitvoerend ComitéWerner Abelshausen,
Directeur 'Sociale zaken' en 'Opleiding'Michel Billocq,
Secretaris-generaal van de BLV & verantwoordelijkevan de Business Line 'Corporate Banking'
Marc Dechèvre,Secretaris-generaal van de BVK & verantwoordelijkevan de Business Line 'Kredieten aan particulieren'
Dirk De Cort,Adviseur, verantwoordelijke 'Economie & Statistiek'
Sébastien de Brouwer,Adviseur, verantwoordelijke van de 'European Desk'
Patrick-C. Drogné,Directeur van de BVBL & verantwoordelijkevan de Business Line 'Financiële markten'
Josette Leenders,Secretaris-generaal van BEAMA & verantwoordelijkevan de Business Line 'Asset Management & Private Banking'
Daniel Mareels,Directeur 'Fiscaliteit', 'Boekhoudnormen' en 'Prudentiële regels'
Françoise Sweerts,Directeur 'Juridische zaken' & verantwoordelijkevan de Business Line 'Retail Banking'
Jozef Van den Nieuwenhof,Verantwoordelijke 'Interne administratie' & Directeur'Organisatie en bancaire informatica'
RAAD VAN BESTUURVAN FEBELFIN
BureauLuc Vandewalle(1),
voorzitter (BVB)Jan Vanhevel(2),
voorzitter (BVB)Peter De Proft,
ondervoorzitter (BEAMA)Paul Hermans,
ondervoorzitter (BVK)Eric Struye de Swielande(3),
ondervoorzitter (BVBL)Michel Vermaerke(4),
gedelegeerd bestuurder,voorzitter van het Uitvoerend Comité
Overige ledenAndré Bergen (BVB)Marianne Delbrouck(5) (BVK)Jan Ingelbrecht (BLV)Christian M. Jacobs (BVB)Axel Miller (BVB)Dirk Van den Broeck (BEAMA)Arnaud van Doosselaere (BEAMA)Piet Verbrugge(6) (BVB)Herman Verwilst (BVB)
Capital@Work n.v.Caterpillar Financial Services Belgium b.v.b.a.CBC Banque N.V.Centea N.V.Centrale Kredietverlening N.V. (CKV)Cetelem Belgium N.V.CIC Banques (rep. office)Citibank Belgium N.V.Citibank International plcCofidisCofinimmoCommerzbank AktiengesellschaftCommerzbank Belgium N.V.Compagnie de Gestion PrivéeComputers Services & Leasing N.V.Confederacion Espanola de Cajas de Ahorros
(CECA) (rep. office)Contassur N.V.Cortal Consors - Succursale voor BelgiëCredibeCredimo N.V.Daimlerchrysler Financial Services N.V.Damien Courtens & Cie b.v.b.a.de Buck Bankiers N.V.De Hypothecaire Vereniging c.v.De Lage Landen Leasing N.V.Degroof Institutional Asset ManagementDelande en Cie n.v.Delta Lloyd Bank N.V.Delta Lloyd Securities NVDeutsche Bank AktiengesellschaftDexia Asset ManagementDexia Bank België N.V.Dexia Fund Services BelgiumDexia LeaseDexia Société de CréditDHB Bank - Brussels BranchDierickx, Leys & Cie nv EffectenbankDMR Finance N.V.Dresdner Bank AG - Brussels BranchDWS Investments BelgiumEB-Lease N.V.Econocom Lease N.V.Ethias Bank N.V.Euler Hermes Credit Insurance N.V.Eural N.V.Euroclear N.V.Europabank NVF. van Lanschot Bankiers België N.V.F.Delcour-A.Vancrayebeck-E.Ernould s.p.r.l.Fastnet BelgiumFCE Bank PLCFidelity Capital ManagementFidelity Investments InternationalFides Asset ManagementFidexis N.V.FidusudFimaser N.V.Finansbank (Holland) N.V. - Bijkantoor BelgiëFinaref Benelux
(1) Aangesloten leden met een bijzonder statuut, zie cover 1.(2) “Inclusief de volgende kassen: Antwerps Beroepskrediet (ABK), Bank van Brabant, Banque de Crédit Professionnel (CP-Banque), Federale Kas voor het Beroepskrediet (FKBK),
Interfederaal Beroepskrediet (IBK), Middenstands Deposito- en Kredietkantoor (MDK), Onderling Beroepskrediet (OBK), Oostvlaams Beroepskrediet (OVBK) en West-Vlaamse Bank (WVB).”
Aachener Bank eGAareal Bank AG - Brussels BranchAB Lease N.V.ABN Amro Asset ManagementABN AMRO Bank N.V. - Belgian BranchAGF Belgium Insurance N.V.Agfa Finance N.V.Agricaisse c.v.b.a.AlenaAlpha Card c.v.b.a.Alpha Credit N.V.American Express Services europe ltdAmstel Lease België NVAntwerpse Diamantbank nvAremas N.V.Atradius Credit Insurance N.V.Attijariwafa BankAuxifina N.V.Axa Bank Belgium N.V.AXA IM BeneluxAxitisBanca di Roma (rep. office)Banca Intesa (rep. office)Banca Monte Paschi Belgio N.V.Banca Nazionale del Lavoro (rep. office)Banco Bilbao Vizcaya Argentaria S.A.Bank Card Company N.V.Bank Corluy EffectenbankiersBank Degroof N.V.Bank Delen & de Schaetzen N.V.Bank J. Van Breda & Co N.V.Bank of America, N.A.Bank of BarodaBank of ScotlandBank van De Post N.V.Banque Chaabi du MarocBanque CPH c.v.b.a.Banque Privée
Edmond de Rothschild Europe s.a.Banque Transatlantique Belgium N.V.BearbullBelgian BankBelgolaise Bank N.V.Belstar Verzekeringen N.V.Beroepskrediet nv (2)
Beursfondsen-BeheerBHW Bausparkasse AGBMW Financial Services Belgium N.V.BNP Paribas Lease Group N.V.BNP Paribas Private Bank-Bijkantoor
van BelgiëBNP Paribas Securities Services -
Succursale de BruxellesBNP Paribas, Bijkantoor
van BelgiëBocklandt B.V.B.A.Buttonwood VermogensbeheerdersByblos Bank Europe N.V.CALYON - Succursale de BruxellesCapital & Finance Asset Management
AANGESLOTEN LEDEN VAN FEBELFIN(1)
Fonds du Logement Wallon c.v.Fortis AGFortis Bank N.V.Fortis Credit Card N.V.Fortis InvestmentsFortis Lease N.V.Fortis Real Estate Asset ManagementG.E. Capital N.V.General Motors Acceptance Corporation,ContinentalGoffin Bank N.V.Goldwasser Exchange bvbaGroep LandbouwkredietHewlett-Packard Belgium b.v.b.a.Home Invest BelgiumHoratius VermogensbeheerHSBC Bank plcHSBC CCFHSBC Dewaay N.V.ING België N.V.ING Car (financial) Lease Belgium N.V.ING Insurance N.V.ING Investment ManagementING Lease Belgium NVING Private Portfolio ManagementIntervest OfficesInvesco Asset ManagementJ. Quatannens & Co N.V.JPMorgan Chase Bank Brussels BranchJPMorgan Chase Bank, N.A.JPMorgan International Bank LimitedKBC Asset ManagementKBC Bank N.V.KBC Lease Holding NVKBC Pinto Systems N.V.KBC SecuritiesKempen Capital ManagementKey Equipment Finance Belgium NVKeytrade Bank N.V.Komatsu Financial Europe NVKrefima N.V.Lanbokas c.v.b.a.Lawaisse N.V.Leasing J. Van Breda & Co N.V.Leasinvest Real Estate Management N.V.Leleux Associated Brokers NVL’Entr’aide Financiere du TournaisisLeo Stevens & CieL’IntégraleLloyds TSB Bank plcLocinvest S.A.Lombard Odier Darier Hentsch &
Cie (België) N.V.Maxitruck Finance & Lease N.V.MCC S.p.A. (rep. office)Mélice & Co N.V.Merciervanderlinden Asset ManagementNamur Invest Lease S.A.Neckermann Postorders N.V.Neofin N.V.
NIB Capital Bank N.V.Nissan Finance Belgium N.V.P&V Verzekeringen c.v.Patronale Hypotheek Maatschappij N.V.Petercam N.V.Pire & Cie S.A.Priv-GestPSA Finance Belux N.V.PuilaetcoPuilaetco Private Bankers n.v.Quaestor VermogensbeheerQuest for GrowthRabobank International Antwerp BranchRampelbergs & CieRBS (rd europe) b.v.Record Bank N.V.Record Credit Services c.v.b.a.Retail EstatesRobecoRobeco Bank BelgiumRouws en CeulenSaint-brice N.V.Sambrelease S.A.SanPaolo IMI S.p.A. (rep. office)Santander Benelux N.V.Sarelco N.V.Scania Finance Belgium N.V.Schroders Investment Management BeneluxSG Bank De Maertelaere N.V.SG Equipment FinanceShizuoka Bank (Europe) N.V.Société Générale (Succursale de
la Société Générale France)State Bank of IndiaState Street Bank Europe, Ltd.Sumitomo Mitsui Banking Corporation (SMBC)The Bank of New YorkThe Bank of New York (Luxembourg) sa -
Brussels BranchThe Bank of Tokyo - Mitsubishi, Ltd.Triodos Bank N.V.Trustinvest N.V.UBS Belgium N.V.UniCredito Italiano Spa (rep. office)United Taiwan Bank N.V.Van Bauwel & Co G.C.V.Van Breda Car Finance N.V.van de Put & C‘ EffectenbankVan Glabbeek en C‘ b.v.b.a.Van Goolen & C‘ b.v.b.a.Van Moer Santerre & Co N.V.VDK Spaarbank N.V.Volkswagen Bank GmbHVolvo Car Finance Belgium N.V.Warehouses De PauwWeghsteen & Driege N.V.WereldhaveWinterthur Europe N.V.Xerox Credit N.V.
cover2005.pmd 16/11/2005, 09:123
f inanc iewezen& samenleving
Belgische Federatievan het Financiewezen
Belgische Federatie van het Financiewezen
B.T.W. BE536.067.827Bankrekening nummer 001-4314280-87
D / 2005 / 1197 / 09
Verantwoordelijke uitgever: Michel Vermaerke,Ravensteinstraat 36 - 1000 Brussel
Ravensteinstraat 36 - 1000 Brussel - Tel.: 02-507 68 11e-mail: [email protected] - www.febelfin.be
Jaarverslag 2005
cover2005.pmd 17/11/2005, 10:017