Afh I .
Fossielen verzam elen op de schelpenhoof) te D en B riel.
P ie te r A. M.
Gaemers
O V E R F O S S I E L E N UIT DE
W E S T E R S C H E L D E
INLEIDIN G .
W anneer w e fossie len verzam elen , die afkom stig zijn van de schelpenhopen bij de k alk oven s te D en B rie l o f Y erseke, dan m oeten w e goed voor ogen houden, dat dit m ateriaal van zeer versch illen d e ouderdom is. D it is n iet verw onderlijk , a ls w e bedenk en dat d it afkom stig is uit de W estersehelde, d ie zich op verscheidene p laatsen zo diep h eeft ingesneden, dat deze zelfs T ertiaire lagen erodeert (w egslijp t), die h ier op vrij geringe d iepte in de ondergrond voorkom en. D eze W estersehelde h eeft, even a ls v e le geu len die in h et verleden bestaan hebben in Z eeland, h eel w a t m ateriaal dooreengem engd. D it w erpt grote problem en op, vooral voor de stratigraaf, d ie de ju iste opeenvolging van de lagen, ieder m et zijn eigen fauna, w il vinden.H et is h ierdoor m ogelijk om u it bijna a lle delen van h et K enozoïcum fossie len te verzam elen , ofschoon h et overgrote d eel van de fossie len afkom stig is van h et P lioceen en O nder-P leistoceen . In tabel 1, een overzicht van h et h e le K enozoïcum , k u nt u zien, w e lk e tijdvakken fossiel vertegenw oordigd zijn (deze zijn vetged ru k t). B uiten de fossie le zijn er ook v ee l su bfossiele en recen te schelpen te v inden . V eela l kan de k leur u itkom st brengen bij h et onderscheiden van (su b )fo ss ie l en recent m ateriaal. F ossielen zijn m eestal w it van kleur door u itlog ing en m issen de g lans van v e le recen te schelpen . B ovendien kom en de fo ssie le soorten voor h et grootste d eel n ie t m eer in de tegenw oordige N ederlandse fauna voor. S u b fossielen kom en n og w e l in onze fauna voor en zijn eveneens m eestal w it van kleur. D e onderscheid in g a lleen door m iddel van k leur is n iet erg betrouw baar: er zijn nogal w at soorten fossie len die w e l kleur hebben (onder andere N eptu n ea , P ecten , C hlam ys, O strea, T erebra tu la ) en recente schelpen kunnen door de zon geb leek t w orden.
V IT A M A R IN A — Zeebiologische docum entatie ju n i 1966 Fossielen 1
Tabel 1. Stratigrafie van het Kenozoïcum voor Z-W-Nederland.
H oofd tijd vak Periode Tijdperk TijdO uderdom in m ilj.
jaren
m e t H oloeeen- 0,01
Jon g-P le istoceen E em ien - en H o lstein ien -
transgressie
£wwÜow
O ud-P leistoeeenIeen ienA m stelienP oederlien 2
£P lioceen Scald isien
10SPO:hho
M ioceenD eurnien ( — D iestien )A n versienH outhalien 25
NO£Ww
O ligoceenC hattienR upelienT ongrien 40
PA
LE
OG
EE
N
Eoceen
B arton ienL edienL utétienY présien
60
P aleoceenL andénienH eersienM ontien
70
MESOZOÏCUM KRIJT D anien
FO SSIE L E N OUDER D A N PLIOCEEN.
H et m ateriaal, dat ouder is dan het P lioeeen, n eem t m inder dan 0,1 % in van de totale h oevee lh e id fossielen.U it h et E oceen zijn o.a. bekend: Turri te l la so landeri, T. im brica taria , Mesalia tu rb in o id es (d rie slakken u it h et L utétien ) (van R egteren e.a .), O strea p licata
V IT A M A R IN A — Zeebiologische docum entatie ju n i 1966 — Fossielen 2
A fb . 2. 1. T u rr i teü a solanderi (x Ah ) ; 2. Turri te l la im brica tar ia (x %.); 3. Mesalia tu rb in o ides (x V A ); 4. Ostreu plica ta (x % ); 5. Cardita p lanicosta ta (x % ).
(m ogelijk ook O ligoceen) en aan een gek itte num m ulietjes (foram in iferen ). B o v en dien w orden op het strand van Cadzand vaak h aa ie- en roggetanden aangetroffen , naast de altijd sterk verw eerd e tw eek lep p ige Cardita planicosta ta . U it h et O ligoceen is w ein ig bekend, daar de lagen h ier bestaan u it d ikke k leip aketten , w aarin m aar w ein ig fossie len voorkom en. Een slak u it deze periode is A quilo fu su s waeli . H et m eest voorkom ende fossiel, tevens g idsfossiel, is de tw eek lep p ige N uculana ( ■ - L eda) deshayesiana uit het R upelien . H et M ioceen is even a ls het E oceen w eer zandig ontw ikkeld .E n k ele slakken u it het A nversien zijn Conus du jardin i , C y m a t iu m ta rb e l l ian u m en Ficus condita (v . R egteren e.a .). P ycn o do n ta cochlear is een tw eek lep p ige u it h et M ioceen. Ook vondsten van haaietanden en w alv isb otten zijn m eesta l van M iocene ouderdom . Een in teressante bijzonderheid is, dat er afgerolde, O nder-M iocene haaietanden bekend zijn (o.a. ook u it A ntw erpen , in h et G rind van Burcht, vo lgen s m ed ed elin g geo logische w erk groep ), terw ijl er in N ederland en het aangrenzende deel van B elg ië nog nooit O nder-M ioceen is aangeboord. W aarschijnlijk zijn deze
2 3 4
A fb. 3. 1. Aquilofusus w ae li (x IV2 ) ; 2. Nuculana (L eda) desh ayen ian a (x 1); 3. Conus du jard in i (x 1); 4. C y m a t iu m tarbe ll ianum (x 1).
V IT A M A R IN A — Zeebiologische docum enta tie ju n i 1966 — Fossielen 3
haaietanden de overb lijfselen van een geërodeerde O nder-M iocene m ariene laag. Bij de transgressie (u itbreid ing van de zee), d ie de lage landen w eer geh ee l onder w ater zette, zijn ze in het jongere, M iocene sed im ent (a fzettin g ) opgenom en. D e B rachiopoden d ie uit de W esterschelde afkom stig zijn, zijn grotendeels van B o v en - M iocene ouderdom . Lingula d u m ortier i , een inarticu late (zonder slo t) brachiopode, w aarvan alleen schelpfragm enten zijn te vinden, kom t voor in het D eurnien en in de zanden van K attendijke ( = basis Sca ld isien ). De m eest voorkom ende brach iopode is T erebra tu la perfora ta ( = T. m a x im a = T .g ra n d is ) u it h et B oven M ioceen en P lioceen . Een andere soort T erebra tu la w ordt ook w e l gevonden even a ls de nog zeldzam ere Terebra tu lin a en een Rhynchonella .
A fb . 4. 1. Ficus condita (x % ); 2. P ycn odon ta cochlear (x V2 ); 3. L ingula du m o r tie r i (x IV2 ) ; 4. T erebra tu la p erfora ta (x %).
HET K LIM A A T V A N BOVEN-M IOCEEN TOT M ID DEN -PLEISTO CEEN.
In het D eurnien (B oven -M ioceen ), w aarvan in Z eeland zeker resten te v in d en zijn (o.a. ook de w orm D itru p a ) , had onze om geving een gem atigd m editerraan klim aat, w at af te leiden is u it de arm e foram iniferenfauna.H et Sca ld isien heeft een behoorlijk rijke fauna gehad aan foram in iferen (er zijn ± 90 soorten gevonden en het aantal ind ividuen is groot). H et is in deze tijd iets w arm er g ew eest dan tegenw oordig, aangezien arctische (noordp ool-) e lem en ten in de fauna ontbreken. In het P oed erlien beginnen de noordelijke in v loed en g e le id e lijk aan een k le in e rol te spelen. D e afzettingen) u it deze tijd, even a ls die u it A m stelien en Icenien, dragen een littoraal (strandzone) karakter, terw ijl in h e t S cald isien en D eurnien de zee iets dieper is gew eest, w at o.a. u it het voorkom en van brachiopoda is af te leiden . In de loop van het A m stelien w orden de arctische in v loed en gestad ig sterker, w at zich u it in een arm er w ordende fauna m et steeds m eer boreale (noordelijke) elem en ten . In het Icenien ten slo tte w ord t de fauna b eh eerst door echte arctische vorm en. H et aantal soorten foram in iferen is heel gerin g gew orden .In h et P re -T ig lien ( = A m stelien ) begon de ijstijd. D e zee trok zich steeds verder terug, zodat ons land en de zu idelijke N oordzee droogvielen . D it kw am doordat de zeesp iege l daalde (m axim aal on geveer 125 m ), van w ege h e t onttrekken van w ater aan de oceanen, dat zich rond de P oo lstrek en ophoopte in de vorm van sn eeu w en ijs. In d e Interglacialen , de w arm e tussentijden, steeg de zeesp iegel w eer sterk, zodat er vee l land overstroom d w erd.
V IT A M A R IN A — Zeebiologische docum enta tie ju n i 1966 -—- Fossielen 4
Afb. 5. G renzen tussen zee en land: a. D eurnien; b. Sealdis ien - Poederlien; e. A m ste l ien ; d. Icenien. De pij len w ijzen in de r ichting van de zee.
OECOLOGISCHE OM STANDIG HEDEN IN HET PLIO -PLEISTO C EEN .H et P lio -P le isto ceen is dus een tijd gew eest, w aarin het k lim aat langzam erhand verslech terde. D at h et een m ilieu betreft m et over het a lgem een rustige sed im en tatie, z ien w e duidelijk aan de afgezette sed im enten . D eze bestaan m eesta l u it fijne tot m iddelkorrelige zanden, som s overgaande in k le ien en som s grovere banken bevattend. D eze laatste w ijzen op sterkere strom ingen. D e k leur variëert voornam elijk van donkergroen in h et D eurnien tot groen ig en lichtgroen ig in h et Seald isien en P oederlien , terw ijl in het A m stelien en Icenien een grijze k leur dom ineert. D e groene k leur w ordt veroorzaakt door g lau con iet (Fe-j | S ii0 m .2 0 H | - 2 K [O H ]), een m ineraal dat gem akkelijk w ordt geoxyd eerd en om gezet in roodbruine roest (2FeaO:i.3HüO), d ie het zand verk it en zo een flin k e resisten tie b iedt tegen erosie. D e aanw ezigheid van g lauconiet duidt aan dat er een rustige zee w as ten tijde van h et a fzetten van de groengek leurde sed im enten . A ndere argum enten voor de ru stige sed im entatie, d ie toch gestadig doorging, zijn:1° H et voorkom en van koralen, waaroncler C ryp tan g u la angulosa, die bijna altijd in sym b iose lee ft m et H eleporel la pu lm ata , een soort m osd iertjes. Som s echter overw oek eren de m osd iertjes het koraal.
V IT A M A R IN A Zeebiologische docum enta tie ju li 19G6 — Fossielen 5
Tabel 2. Overzicht van de fossielen, voorkomende op de schelpenhopen.
T yp e-afb eeld in gD iergroepen A antal soorten
1. F oram inifera - G aatjesdragers
97(variëte iteninbegrepen)
2. P orifera - Sponzen
1
3 A nthozoa - K oralen
4
4. V erm es - W orm en
5. B ryozoa -M osdiertjes
126
6. Brachiopoda - A rm potigen
5
7. A m phineura - K everslakken
2
8. Gastropoda - B uikpotigen
± 230
9. P elecypoda -T w eek lep p igen
± 180
10. Scaphopoda - Stoottanden
5
11. O stracoda -M osselkreeftjes
12. O perculata - Z eepokken
13. B rachyura - K rabben
m in. 1
14. E chinoidea - Z eeëgels
4
15. P isces - V issen
16. C etaceaW alvissen
17. L andzoogdieren
V IT A M A R IN A — Zeebiologische docum entatie ju li 1966 — Fossielen 6
V oorkom en Ouderdom F ossilisatie K leur
Z eer talrijk in verk itte zand
B oven M ioceen P lio -P le istoceen
M eestal gave exem plaren
W it, bruinig e.d. vaak w at glanzend
Z eldzaam E oceen Verk. nu m m ulietjesV ele naald jes in verk itte zand
P lio -P le istoceen A lleen k a lk - naaldjes
D oorzichtigk leurloos
Zeldz.; kolonies, so lita ire dieren
M io-P lioceen R edelijk goed W it, bruinig
A lgem een M io- P lio - P leistoceen
M eestal goed; kok ertjes van kalk
Wit, bruin
A lgem een; altijd kolon ies
P lioceenP leistoceen
V aak gave kolonies
G elig, roodbruin, grijsgroen
A lgem een; vnl. losse k leppen
B oven M ioceen P lioceen
R anden m eesta l beschadigd
D onkerbruin of groenig, b lauw
Z eldzaam M io-P lioceen L osseschelpstukken
W it tot bruin, som s glanzend
Z eer talrijk; k lein e soorten in het verk itte zand
Vooral P lioceen P leistoceen , ook M io-, O ligo- en Eoceen
V eel gave exem plaren
M eest w it of bruinig
Zeer talrijk; m eest losse kleppen
Vooral P lio -P le is- toceen, ook M io-, O ligo- en Eoceen
V eel gave exem plaren
M eest w it, ook gelig , bruin ig of groen ig
N iet erg algem een P lio -P le istoceen(M ioceen)
Bijna altijd fragm enten
W it, vaak w at paarsachtig
Talrijk; losse k lep jes in zand
P lio -P le istoceen M eestal gaaf W it, g e lig
A lgem een; vaak aan elkaar
P lio -P le istoceen V eel gave exem plaren
W it, bruin, olijfgroen
Vrij a lgem een schaardelen
P lioceen ? P leistoceen
A lleen fragm enten van de scharen
W it m et paarsig of bruin of grijs
Talrijk; stek eltjes in verk itte zand
P lio -P le istoceen S tek eltjes: som s gaaf; doosjes: m eest fragm enten
W it, bruin
W ervels, otolieten, tandschubben, tan den, k auw platen .
P lio -P le istoceenM ioceen
W ervels: altijd beschadigd; tanden: vaak a fgesleten
D onkerblauw tot zw art o f bruin
Vrij zeldzaam ; w erv els o.a.
(P lio -P le isto ceen ) M ioceen
W ervels altijd beschadigd
D onkerblauw tot zw art
Vrij a lgem een; tanden, kiezen, a ller le i botten
P leistoceen M eestalbeschadigdesk eletd elen
D onkerbruin tot lichtbruin , ook d.b lauw to t zw art
V IT A M A R IN A — Zeebiologische docui nen ta tic ju li 1966 — Fossielen 7
2° H et talrijke voorkom en van zeer vee l soorten m osdiertjes a ls op zich ze lf staande kolon ies, d ie tak -, w aa ier-, en knolvorm ig kunnen zijn, naast v e le soorten die overk orstingen vorm en over schelpen e.d.3° H et voorkom en van zeer vee l soorten slakken die, even a ls koralen en v e le m osdiertjes, m eesta l geen troeb el w ater en een zich steeds verp laatsen d e zandbodem kunnen verdragen.4° T enslotte h et talrijke voorkom en van verscheid en e soorten zeepokken, die zeer groot kunnen w orden (w e l 7,5 cm ), ook een aanw ijzing voor een rustige zee d ie voedselrijk w as.O verigens h eeft d it rustige m ilieu a lleen geh eerst in D eurnien , S cald isien en een d eel van h et P oederlien , w an t bovenstaande argum enten geld en a lleen voor deze perioden. In h et A m stelien en Icenien w orden er m eer grovere banken a fgezet dan in het P lioceen en ging de sed im entatie w aarschijnlijk sn eller (door h et verlagen van de zeesp iegel in de g lacia len (ijstijden) konden de r iv ieren een grotere eroderende w erk in g u itoefenen en brachten dus ook m eer zand en k le i naar de zee ). H et re la tie f k leinere p ercentage organisch m ateriaal in A m ste lien en Icen ien in vergelijk ing m et P lioceen (en P oederlien ) w ijst in d ie richting, even a ls de m ollu s- kenfauna d ie goed aan troebel en onrustig w ater is aangepast en h et ontbreken van glauconiet.
ONDERZOEK V A N HET SEDIM ENT N AA R ZIJN FO SSIELIN H O UD .
A lleen dat zand, w aarvan w e m et zekerheid kunnen zeggen, dat het geen com ponenten (sam en stellen d e d elen ) bevat uit versch illende geo log ische tijdperken, kom t hiervoor in aanm erking. Los gruis en zand, gezeefd uit de schelpenhopen, kom t in d it h oofdstukje dus n iet ter sprake, om dat de ouderdom van de afzonderlijke fo ssie len op deze m anier n iet of nauw elijks is vast te stellen .H et onverm engde zand, dat vaak enorm vee l organisch m ateriaal bevat, is in D en B riel en Y erseke te v inden in de grcte gastropoda (zoals N ep tu n ea , Scaphella., Nassarius, B u cc in u m ). Ook kunt u het v inden als sterk verk itte brokken m et een w isselen d g laucon ietgeh alte en een even een s w isse len d kalkgehalte . D eze brokstukk en bevatten vaak m osdiertjes of w orm gangen. A ndere organism en die v e e lvu ld ig zijn aan te treffen , zijn Foram iniferen, M ollusca en Ostracoda. Sterk k alk ige brokken lichtgroengrijze g lauconitische zandsteen zitten som s vol m et gangen van boorm ossels. D eze gangen bevatten som s w eer ander sed im ent dat nog n ie t sterk verk it is. D it zand bevat ve le foram iniferen en schelpen, w aardoor de ouderdom ervan te bepalen is. D ergelijke stukken steen zijn n iet zelden te v inden tussen de schelpen . W aarschijnlijk zijn h et resten van een oudere geërodeerde laag, resten, die in h et Scald isien (d it is, zoals zal blijken, de ouderdom van het sed im en t dat de boorgangen vu ld e) m et een zeestrom ing zijn m eegevoerd en in h et sed im ent van d ieze lfd e tijd zijn opgenom en. D e opvu lling is zandiger, en en igszins bruin van kleur. M et behulp van de foram in iferenassociatie (-sa m en lev in g ) kunnen w e de ouderdom bepalen . D eze associatie bestaat u it en ige karaktersoorten — die vee l voorkom en in een bepaalde laag of lagen, daarboven en daaronder n ie t of m eestal v ee l m inder — , een aantal accessorische (b egele id en d e) vorm en — die w ein ig voorkom en in de laag die w e beschouw en — , en som s w at loca le soorten —
V IT A M A R IN A Zeebiologische docum enta tie ju li I9(i(» Fossielen 8
die a lleen op bepaalde plaatsen, som s in grote h oeveelh ed en , voorkom en (ten D am ). D e ouderdom blijkt Scald isien te zijn, als w e gaan vergelijken m et de foram in i- ferenassociaties, d ie u it boringen bekend zijn (ten D am ).V ele fossie le resten kan m en praktisch alleen in h et ingesp oeld e en la ter enigszins verk itte zand terug'vinden (tabel 2): k leine P elecypoda, Gastropoda, Ostracoda, ve le Foram inifera, sponsnaaldjes en stek eltjes en schaaldelen van zeeëg e ls (vooral stek eltjes, d ie sterk overeenkom en m et die van de zeek lit, Ë chinocard ium cardatum , en af en toe het zeeboontje, Echinocyam us pusillus).A ls w e nu tabel 3 bekijken, dan zien w e a llereerst dat de F oram in iferen verrew eg in de m eerderheid zijn. H iervan zijn de Cibieidae, de R otaliae, de L agen idae en D iscorbis pcirisiensis de karaktersoorten. A lle andere zijn accessorische vorm en, w aarvan T ex tu la r ia trochus a lleen voorkom t in het Scald isien . H et percentage dat ik gevonden heb voor de C ibieidae is te hoog en dat van Discorbis paris iensis te laag, w at m ogelijk te w ijten is aan gedeeltelijk verkeerde determ inatie, w ant zij lijken erg vee l op elkaar. A lle andere percentages k loppen zeer goed m et de uit boringen verkregen resultaten . D at slechts tw eeën tw in tig soorten foram in iferen vertegenw oord igd zijn van de ruim tachtig d ie in h et Scald isien van Z eeland voorkom en, kom t ten eerste doordat mijn m onster n iet erg groot w as ( ± l c m :l). B ovendien w orden alle soorten nooit tegelijk in één m onster gevonden.Er is zeker geen sprake van dat het zand in de boorgangen van versch illen d e ouderdom is, w an t dan zou de foram iniferenassneiatie een m engeling m oeten zijn van Sca ld isien - en jonger of ouder m ateriaal, w aardoor de percentages volkom en anders zouden w orden. Ook zouden er andere soorten bijkom en, d ie n ie t u it het Scald isien bekend zijn.Van de andere in het m onster voorkom ende fossielen is h ierm ee de ouderdom ook op Scald isien bapaald.Ook m et behulp van m ollu sk en -associaties is de re la tieve ouderdom te bepalen, maar deze m ethode is a lleen toe te passen op m onsters van boringen of m ateriaal dat in situ (ter p laatse) en stratigrafisch (laagsgew ijs) is verzam eld . A ndere m ethoden om de ouderdom te bepalen, zijn o.a. de flu or-, de O ll;-O ls m ethode en de radiom etrische ouderdom sbepaling, in dit geval m et g lauconiet. D eze laatste m ethode lever t de absolute ouderdom op.
RESTEN V A N GEW ERVELDE DIEREN.
Tot slot nog iets over de gew erveld e dieren.V an vissen zijn regelm atig ru ggew ervels te vinden, w aarvan de m eeste sterk v er- kiezeld zijn en een donkerblauw e tot zw arte, of bruine k leur hebben (voornam elijk M ioceen). S tu kken van de „sleu telbeenderen” van de kabeljauw , G adu s spec. (Icen ien ), d ie zw aar verk iezeld en donkerblauw van k leur zijn, zijn zeker n iet zeldzaam . Van roggen zijn tandjes en tandplaatfragm enten te v inden (zw art, v er k ieze ld ). Inp lantingen van rugstekels zijn afkom stig van de rog M iliobatis; heel zelden zit de stek el er nog in. R esten van roggen zijn vrij a lgem een aan te treffen . H aaietanden zijn de m eestvoorkom ende visresten . H ier is som s een groot versch il in de fossilisatiegraad . D e m eerderheid is donkerblauw en verk iezeld en vaak a fg e rold (Eoceen?; M ioceen; P lioceen ?). D aarnaast zijn er d ie w ein ig of n ie t verk iezeld zijn, een vee l lich tere k leur hebben en m eesta l u itstek en d bew aard zijn (M ioceen ).
VI I A M AR IN A Zeebiologische docum entatie augustus 1966 Fossielen 9
T abel 3. F ossielinhoud van een m onster van 1 cm :; uit een boorm osselgang.
FORAM INIFEREN:
1. T e x tularia trochus
2. C ibicides lobatulus
3. C ibicides scaldisiensis
4. Cibicidespseudo-ungerianus
5. Discorbis parisiensis
6. Eponides repandus
7. Eponides kars teni
8. Quinqueloculinaundosa
9. Lagena eostata
10. Lagena globosa
11. Lagena m arginata
12. Lagena orbignyana
13. Rotalia beccarii
14. Rotalia serrata
15. N onion e longatum
16. N onionella graciosa
17. E lph id iu m m a ce l lu m
18. E lphidie l la hannai
19. Globulina gibba
20. Pulyrnorphinacharlo ttensis
21. G uttn l ina lactea
22. Cassidulina laeviga ta
Totaal:
aantal
2
62
28
3
1
6
2
4
1
1
16
5
3
2
1
2
5
5
1
1
167
°// 0
1.2
37,1
16,7
4.8
4.8
1.8
0,6
3.6
1,2
2,4
0,6
0,6
9.6
3.0
1,8
1,2
0,6
1,2
3.0
3.0
0,6
0,6
100
G A STRO PO DA(B u ik p o tig en ):
S pira te l la sp.C aecum im p er fo ra tu m n iet determ ineerbaar
Totaal:
PELECYPODA(T w eek lep p ig en ):
Hiatella arctica * G astrochoena dubia *
( d e f . )
Lucina sp.A n om ia sp.C ard ita scalaris (def.) Corbula g ibba (d ef). K ell ia suborb icu lar is *
(def.)n iet determ ineerbaar
Totaal:
S tek e ltjes v.e. irregulaire zeeëgel
K alksp icu lae (naald jes)v.e. spons
BRYOZOA (m osd iertjes): Crisia dentieu la ta R estjes van kolon ies
(ongedet.)
aantal
22
12111
919
37
min.22
15
OSTRACODA (m o sse lk ree ftje s ): 4 soorten, vertegenw oord igd m et resp. 9, 5, 1 en 1 ex .
*) M ogelijk ouder dan Sealdisien. Deze soorten bew onen vaak verlaten boorinüsselgangcn.
A fb . 6'. De in deze tabel genoem de n u m m e rs bij de tek en in gen s tem m en
foram in iferen zijn h iernaast a fgebeeld . De o vereen m e t die van de tabel.
(N aar ten D am en R einho ld)
V IT A M A R IN A - Zeebiologische d ocum en ta tie augustus 1966 — Fossielen 10
T anden van b een vissen zijn talrijk m aar om dat ze zo k le in zijn ( 1 - 2 m m ) w orden ze over het hoofd gezien, tenzij u een flin k e zak fijn m ateriaal m eeneem t en dit thuis gaat u itzoeken. U w geduld zal zeker beloond w orden, w an t er zitten ook v e le andere k lein e fo ssie len in h et gruis, van ve ler le i ouderdom .De zoogdierresten zijn te verd elen in die van zee - en landdieren . V an de eerste groep zijn de overb lijfselen van w alv issen het m eest algem een. V ooral w erve ls kan m en nog w el eens v inden. Zij zijn altijd donkerblauw en verk iezeld . R esten van zeehonden zijn vee l zeldzam er. D e k leur is zw art m et w at bruin of b lauw . Ze zijn zeer zw aar verk iezeld (d it is te zien aan de u itgesproken v e tg la n s). Z ow el de w a lv is - als zeehondenresten zijn w aarschijnlijk a lle afkom stig u it het M ioceen.D e resten van landzoogdieren zijn bijna a lle van P le istocen e ouderdom . D e v er - kiezelingsgraad w isse lt nogal, m aar is m eesta l n iet groot. D e k leur is sterk variabel: donker paarsig bruin, donker- o f lichtbruin of w it. D e ouderdom van al deze botten is dus zeker n iet dezelfde (de lichtgek leurde en m inst verk iezelde zijn w aarschijnlijk de jon gste). D ieren d ie h ier vertegenw oordigd zijn, zijn o.a. m am m oet, w olharige neushoorn, hert, paard, rund, schaap en geit.O verigens is de kans u iterst gering dat u grote botten zult v in den op de sch elp en - hopen, aangezien bijna al h et grote m ateriaal tegenw oord ig autom atisch u itg e sorteerd w ordt op de schelpenzu iger en ongezien w eer overboord gaat.R esten van V ogels zijn u iterst zeldzaam . In D en B riel heb ik eenm aal een zw arte verk iezelde w erve l gevonden van een eend. O fschoon de u itsteek sels goeddeels verdw enen zijn, is het toch een goed bew aard exem plaar. De ouderdom is verm oedelijk O nder-P leistoceen . M et een andere rest van een eend is dit de en ige mij bekende vogelrest u it de W esterschelde.A lles bij elkaar m aken de gew erveld e dieren, ondanks hun grote verscheidenheid , k w an tita tief een zeer gering deel u it van het m ateriaal van de schelpenhopen.V eel dank ben ik ten slo tte verschuldigd aan de heer A. W. Jansen , verbonden aan h et N atuurhistorisch M useum in Schiebroek (R otterdam ), d ie de tijd gevonden h eeft om dit artikel m et een kritisch oog door te nem en, en d ie mij opm erkzaam heeft gem aakt op versch illende fouten en en k ele aanvullingen h eeft gegeven.
L IT E R A T U U R
M ededelingen van de w erkgroep voor T e rtia ire en K w arta ire G eologie, V ol. 2. no. 3. N atuurh isto rischM useum , Schiebroek (R o tte rd am ).H EETS, C!. 1946. T h e Pliocene and low er P leistocene G astropods in the collections of the G eological F oundation
in the N etherlands. M ededelingen van de Geologische S tich ting , Serie C - IV - 1 - no. 6.D AM , A. ten , en R E IN H O L D , T h . 1941. Die stratig rafische G liederung des N iederländ ischen P lio-Plistozäns
nach F oram in iferen . M ededelingen van de Geologische S tich ting , Serie C - V - no. 1.D E IN S E , A. B. van. 1953. Fishes in U p p er M iocene and Low er P leistocene deposits in the N etherlands.
M ededelingen van de G eologische S tich ting , N ieuw e Serie , no. 7.H E E R IN G , J . 1950. Pelecypoda (and Scaphopoda) of the Pliocene and O lder-P le istocene deposits of the
N etherlands. M ededelingen van de Geologische S tich ting , S erie C - IV - 1 - no. 9LAGAAY, R. 1952. T he P liocene Bryozoa of the Low C ountries. M ededelingen van de Geologische S tich ting ,
Serie C - V - no. 5.R E G T E R E N A L T E N A . C. O . van , e .a . 1965. Fossiele Schelpen I. U itgave N ederlandse M alacologische V er
eniging.R E G T E R E N A L T E N A , C . O . van. 1937. Bijdrage to t de kennis d e r fossiele, subfossiele en recente m ollusken,
die op de N ederlandse s tranden aanspoelen en h u n n er verspreiding.
V IT A M A R IN A Zeebiologische docum enta tie sep tem ber 1966 — Fossielen 12