G
G
G1
2
G1
2G1
2G1
2
G1
2
kopieerblad 1 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
!
F
kopieerblad 2 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
!
F
F1
2
3 F12
3
F12
3
F1
2
3
F1
2
3
F12
3
P
P1
2 P1
2
P1
2 P1
2
P1
2
P1
2
kopieerblad 3 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
!
P
R
R1
2
R12R1
2R1
2
R12
R12
kopieerblad 4 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
!
R
B
B1
2
B1
2
B1
2
B1
2
B1
2
B1
2
kopieerblad 5 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
!
B
I
I1
I1
I1
I1
I1
I1
kopieerblad 6 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
!
I
J
J1
J1
J1
J1J
1
J1
kopieerblad 7 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
!
J
K
K1 2
K1 2
K1 2
K1 2
K1 2
K1 2
kopieerblad 8 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
!
K
H
H1
H1
H1
H1
H1
H1
kopieerblad 9 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
!
H
L
L 1
L 1 L 1
L 1
L 1L 1
kopieerblad 10 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
!
L
D
D1
D1
D1
D1
D1
D1
kopieerblad 11 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
!
D
E
E 1
E 1 E 1
E 1
E 1
E 1
kopieerblad 12 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
!
E
S
S 1
S 1
S 1
S 1
S 1
S 1
kopieerblad 13 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
!
S
T
kopieerblad 14 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
!
T
T1
2
T12
T12
T1
2
T1
2T1
2
N
M
n
N1
2N1
2
N
kopieerblad 15 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
m M
M1
2 3M1
2 3
U
Y
U1 2 U1 2
Y12 Y1
2
u U
kopieerblad 16 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
y Y
V
W
V 1 V 1
W1
2 W1
2
v V
kopieerblad 17 © 2018, Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen | Maakt deel uit van WPG | kopieerbundel digitaal
w W
BLOK 7 1 EEN BREUK NEMEN VAN EEN HOEVEELHEID
Los op met de breukvragen.
Omkring 23
van de visjes.
1 Hoe groot is het geheel? (Tel de visjes.)
2 In hoeveel gelijke delen moet ik verdelen? (N)
3 Hoe groot is één deel? : =
4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T)
5 Hoeveel is dat samen? × =
Omkring 57
van de schelpen.
1 Hoe groot is het geheel? (Tel de schelpen.)
2 In hoeveel gelijke delen moet ik verdelen? (N)
3 Hoe groot is één deel? : =
4 Hoeveel delen moet ik nemen? (T)
5 Hoeveel is dat samen? × =
Los op. Denk aan de breukvragen.
Kleur 35 geel.
35
van 15 =
Kleur 48 bruin.
48
van 16 =
Kleur 3
10 rood.
310
van 20 =
Kleur 23
roze.
23
van 18 =
a
b
: =
× =
: =
× =
: =
× =
: =
× =
77Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 7 © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 7 4 EEN BREUK NEMEN VAN EEN VLAKKE FIGUUR (een grootheid)
Verdeel de figuren, kleur en noteer de breuk.
Kleur 24
van het vierkant. Kleur 46
van de rechthoek. Kleur 12
van de cirkel.
• Verdeel in 4 gelijke delen.• Kleur 2 van de 4 delen.
• Verdeel in 6 gelijke delen.• Kleur 4 van de 6 delen.
• Verdeel in 2 gelijke delen.• Kleur 1 van de 2 delen.
Nu helemaal zelf! Doe wat er gevraagd wordt.
Kleur 46
van de rechthoek. Kleur 58
van dit vierkant. Kleur 34
van de cirkel.
Kleur 46
van de rechthoek. Kleur 49
van dit vierkant.
a
b
80 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 7
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 6 1 WERKEN MET NEGATIEVE GETALLEN
Vul in.
a Sofie staat op en gaat naar de winkel. Ze drukt op liftknop en daalt verdiepingen.
b Qais draait zijn deur op slot en stijgt twee verdiepingen.
Hij drukt op liftknop en gaat op bezoek bij .
c Sofie parkeert haar auto. Ze moet nog even in de berging zijn. Ze drukt op liftknop
en stijgt verdiepingen.
d Tom is in de winkel. Hij wil zijn fiets halen. Hij drukt op liftknop en daalt verdiepingen.
e Qais is in de berging. Hij wil zijn auto halen. Hij drukt op liftknop en daalt verdiepingen.
a
63Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6 © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 7 5 OPTELLEN EN AFTREKKEN TOT 1 000
Even opwarmen, noteer de som of het verschil.
549 + 60 =
678 + 30 =
821 + 80 =
457 + 50 =
902 − 90 =
305 − 60 =
704 − 20 =
809 − 30 =
Los op met de lange weg.
543 + 28
= + =
362 + 574
= + + = + =
133 + 279
= + =
638 + 188
= + + = + =
274 − 36
= − =
524 − 271
= − − = − =
885 − 247
= − =
252 − 164
= − − = − =
Reken uit in je kladschrift.
513 + 127 =
108 + 356 =
668 + 251 =
875 + 66 =
692 − 172 =
457 − 363 =
555 − 394 =
702 − 643 =
a
b
c
81Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 7 © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 6 2 FLEXIBEL OPTELLEN EN AFTREKKEN
Reken handig uit.
a 672 + 299 = ( + ) −
= − =
b 961 − 397 = ( − ) +
= + =
435 + 397 =
=
746 − 198 =
=
198 + 548 = ( + ) −
= − =
683 − 499 =
=
95 + 876 =
=
825 − 296 =
=
c 350 + 357 + 150
= + +
= + =
710 + 170 + 90 =
=
580 + 35 + 165 = + ( + )
= + =
170 + 640 + 160 =
=
d 926 − 80 − 26
= − −
= − =
905 − 7 − 605 =
=
Neem de termen handig samen.
Het aftrektal blijft vooraan. Trek de andere termen er handig af.
67Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6 © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 6 3 VERMENIGVULDIGEN MET EEN ZUIVER TIENTAL (T × TE)
Noteer het product.
3 × 2 =
30 × 2 =
3 × 20 =
30 × 20 =
4 × 1 =
4 × 10 =
40 × 1 =
40 × 10 =
2 × 5 =
20 × 5 =
2 × 50 =
20 × 50 =
10 × 70 =
50 × 6 =
40 × 20 =
3 × 200 =
20 × 20 =
60 × 7 =
30 × 6 =
8 × 50 =
Kijk goed naar het voorbeeld. Reken uit.
50 × 17 = (50 × 10) + (50 × 7)
10 7 = 500 + 350 = 850
70 × 13 = ( × ) + ( × )
= + =
30 × 18 = ( × ) + ( × )
= + =
40 × 24 = ( × ) + ( × )
= + =
20 × 23 = ( × ) + ( × )
= + =
60 × 16 = ( × ) + ( × )
= + =
15 × 60 = 60 × 15 = (60 × 10) + (60 × 5)
10 5 = 600 + 300 = 900
18 × 40 = × = ( × ) + ( × )
= + =
19 × 30 = × = ( × ) + ( × )
= + =
a
b
68 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 7 6 CIJFEREND AFTREKKEN
Schat en bereken het verschil.a
567 − 43 =
≈ ¡
D H T E
−
752 − 438 =
≈ ¡
D H T E
−
832 − 75 =
≈ ¡
D H T E
−
768 − 348 =
≈ ¡
D H T E
−
386 − 91 =
≈ ¡
D H T E
−
541 − 255 =
≈ ¡
D H T E
−
625 − 515 =
≈ ¡
D H T E
−
454 − 236 =
≈ ¡
D H T E
−
652 − 474 =
≈ ¡
D H T E
−
Begin altijd bij de eenheden!
82 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 7
Datum: Nr.: Naam:
Lees en reken uit.
• Lees het rekenverhaal aandachtig.• Onderstreep de gegevens die je nodig hebt.• Noteer de bewerking en reken uit.• Noteer het juiste antwoord.
Kapitein Haak is 73 jaar.Hij heeft 683 euro op zijn bankrekening. Hij koopt een krokodil voor 298 euro.
Hoeveel euro houdt hij over?
Antwoord:
Stout zeg!25 piraten stelen 253 diamanten.Ze geven er 165 aan kapitein Haak.
Hoeveel diamanten houden ze over?
Antwoord:
In de schatkamer liggen 225 goudstaven, 165 diamanten en 513 muntstukken. Kapitein Haak betaalt 241 muntstukken voor eten.
Hoeveel munten houdt hij over?
Antwoord:
Kapitein Haak zoekt een schat.Hij is al 135 dagen van huis. De schat bevindt zich op 681 km.Ze hebben al 107 km gevaren.
Hoeveel km moeten ze nog afleggen?
Antwoord:
b
≈ ¡
D H T E
−
≈ ¡
D H T E
−
≈ ¡
D H T E
−
≈ ¡
D H T E
−
83Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 7 © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 6 5 CIJFEREND OPTELLEN
Maak eerst een schatting. Reken dan uit.
436 + 561 =
≈ + = ¡
D H T E
4 3 6
+5 6 1
853 + 108 =
≈ + = ¡
D H T E
8 5 3
+1 0 8
688 + 245 =
≈ + = ¡
D H T E
6 8 8
+2 4 5
737 + 84 =
≈ + = ¡
D H T E
7 3 7
+8 4
523 + 65 =
≈ ¡
D H T E
+
305 + 456 =
≈ ¡
D H T E
+
158 + 497 =
≈ ¡
D H T E
+
839 + 84 =
≈ ¡
D H T E
+
70 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 6 6 DE TEMPERATUUR AFLEZEN EN AANDUIDEN
Kijk goed en schrijf op.
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
° C ° C ° C ° C
° C ° C ° C ° C
Duid het kookpunt aan met rood. Kleur het vriespunt blauw.
Kleur nu zelf. Hoe warm of koud is het?
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
8 °C − 4 °C 20 °C − 11 °C 17 °C
a
− 3 °C
b
c
71Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6 © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 6 9 TIJDSDUUR BEPALEN MET EEN JAARKALENDER
Reken uit. Gebruik de jaarkalender.
a
b
c
d
Het is donderdag 10.02. Ik ben jarig op 13.02.
Dat is nog keer slapen.
Vandaag is het 11/10. 0p 19/10 ga ik op
schoolreis. Dat is nog keer slapen.
Het is vrijdag 24.06. 0p 1 juli begint de grote
vakantie. Dat is nog keer slapen.
Het is vandaag 9 april. 0p 14 april krijg ik mijn
nieuwe fiets. Dat is nog keer slapen.
e
f
Mijn buurmeisje gaat in Italië studeren.
Ze vertrekt op 22.03 en komt terug op 03.07.
Dat zijn maanden en dagen.
Mijn oom gaat voor zijn werk naar Afrika.
Hij vertrekt op 29 september en komt terug
op 8 december.
Dat zijn maanden en dagen.
januari februari maart aprilM D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z
1 2 1 2 3 4 5 6 1 2 3 4 5 6 1 2 33 4 5 6 7 8 9 7 8 9 10 11 12 13 7 8 9 10 11 12 13 4 5 6 7 8 9 1010 11 12 13 14 15 16 14 15 16 17 18 19 20 14 15 16 17 18 19 20 11 12 13 14 15 16 1717 18 19 20 21 22 23 21 22 23 24 25 26 27 21 22 23 24 25 26 27 18 19 20 21 22 23 2424 25 26 27 28 29 30 28 28 29 30 31 25 26 27 28 29 3031
mei juni juli augustusM D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z
1 1 2 3 4 5 1 2 3 1 2 3 4 5 6 72 3 4 5 6 7 8 6 7 8 9 10 11 12 4 5 6 7 8 9 10 8 9 10 11 12 13 149 10 11 12 13 14 15 13 14 15 16 17 18 19 11 12 13 14 15 16 17 15 16 17 18 19 20 2116 17 18 19 20 21 22 20 21 22 23 24 25 26 18 19 20 21 22 23 24 22 23 24 25 26 27 2823 24 25 26 27 28 29 27 28 29 30 25 26 27 28 29 30 31 29 30 3130 31
september oktober november decemberM D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z
1 2 3 4 1 2 1 2 3 4 5 6 1 2 3 45 6 7 8 9 10 11 3 4 5 6 7 8 9 7 8 9 10 11 12 13 5 6 7 8 9 10 1112 13 14 15 16 17 18 10 11 12 13 14 15 16 14 15 16 17 18 19 20 12 13 14 15 16 17 1819 20 21 22 23 24 25 17 18 19 20 21 22 23 21 22 23 24 25 26 27 19 20 21 22 23 24 2526 27 28 29 30 24 25 26 27 28 29 30 28 29 30 26 27 28 29 30 31
31
74 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 7 9 RECHTHOEK EN VIERKANT TEKENEN IN RUITJESPAPIER
naam rechthoek naam vierkant
hoeken 4 hoeken hoeken 4 hoeken
zijden • de overstaande zijden
• de overstaande zijden
zijden • de overstaande zijden
• alle zijden
Teken wat gevraagd wordt.
een vierkant een rechthoek
een rechthoek een vierkant
86 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 7
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 6 7 TEMPERATUURVERSCHIL BEREKENEN
Kleur zelf of lees de temperatuur af. Hoe warm of koud is het?
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
− 6 °C 14 °C − 9 °C °C °C
Bepaal het verschil.
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C °C 7 °C 18 °C
Het verschil is °C. Het verschil is °C.
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C20
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
°C °C − 12 °C − 3 °C
Het verschil is °C. Het verschil is °C.
a
b
72 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 6 8 WERKEN MET EEN JAARKALENDER EN DE DATUM NOTEREN
1 JAAR
= maanden = weken = (of ) dagen
Welke data werden omkringd? Noteer voluit en verkort.
2025 lang
kort . .
lang
kort . .
Beantwoord de vragen.
eergisteren gisteren vandaag morgen overmorgen
Gisteren was het dinsdag 17 mei.
Vandaag is het
.
Vandaag is het zaterdag 22 oktober.
Morgen is het
.
Eergisteren was het woensdag 8 juni.
Morgen is het
.
Morgen is het zaterdag 24 december.
Eergisteren was het
.
a
januari februari maart aprilM D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z
1 2 1 2 3 4 5 6 1 2 3 4 5 6 1 2 33 4 5 6 7 8 9 7 8 9 10 11 12 13 7 8 9 10 11 12 13 4 5 6 7 8 9 1010 11 12 13 14 15 16 14 15 16 17 18 19 20 14 15 16 17 18 19 20 11 12 13 14 15 16 1717 18 19 20 21 22 23 21 22 23 24 25 26 27 21 22 23 24 25 26 27 18 19 20 21 22 23 2424 25 26 27 28 29 30 28 28 29 30 31 25 26 27 28 29 3031
mei juni juli augustusM D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z
1 1 2 3 4 5 1 2 3 1 2 3 4 5 6 72 3 4 5 6 7 8 6 7 8 9 10 11 12 4 5 6 7 8 9 10 8 9 10 11 12 13 149 10 11 12 13 14 15 13 14 15 16 17 18 19 11 12 13 14 15 16 17 15 16 17 18 19 20 2116 17 18 19 20 21 22 20 21 22 23 24 25 26 18 19 20 21 22 23 24 22 23 24 25 26 27 2823 24 25 26 27 28 29 27 28 29 30 25 26 27 28 29 30 31 29 30 3130 31
september oktober november decemberM D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z M D W D V Z Z
1 2 3 4 1 2 1 2 3 4 5 6 1 2 3 45 6 7 8 9 10 11 3 4 5 6 7 8 9 7 8 9 10 11 12 13 5 6 7 8 9 10 1112 13 14 15 16 17 18 10 11 12 13 14 15 16 14 15 16 17 18 19 20 12 13 14 15 16 17 1819 20 21 22 23 24 25 17 18 19 20 21 22 23 21 22 23 24 25 26 27 19 20 21 22 23 24 2526 27 28 29 30 24 25 26 27 28 29 30 28 29 30 26 27 28 29 30 31
31
b
73Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6 © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 6 10 SPIEGELINGEN EN SYMMETRIE
Even opfrissen! Kruis aan.
Als ik in de spiegel kijk,
... is mijn spiegelbeeld even groot als ik.
... is mijn spiegelbeeld net iets groter.
Als ik dichter bij de spiegel kom,
... loopt mijn spiegelbeeld achteruit.
... komt mijn spiegelbeeld ook dichterbij.
Als ik een gekke bek trek,
... doet mijn spiegelbeeld dat ook.
... kijkt mijn spiegelbeeld heel verdrietig.
Een sproet die op mijn gezicht links staat,
... staat bij mijn spiegelbeeld ook links.
... staat bij mijn spiegelbeeld rechts.
Trek een kring rond het juiste spiegelbeeld.
Zijn deze spiegelingen juist? Ja J of nee L?
P 6 9
Klaar? Controleer nu zelf met een spiegel.
a
b
c
P
d
75Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6 © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 6 4 EENVOUDIGE VRAAGSTUKKEN OPLOSSEN
• Lees het rekenverhaal aandachtig.• Onderstreep de gegevens die je nodig hebt.• Noteer de bewerking en reken uit.• Noteer het juiste antwoord.
a Anna en Otto zijn jarig. Ze trakteren met aardbeien. Er zitten 23 kinderen in de klas.Elk kind krijgt een bakje met 20 aardbeien. Hoeveel aardbeien zijn dat in totaal?
Bewerking:
Antwoord:
b Anna kreeg een fototoestel voor haar verjaardag.Dit weekend nam ze 345 foto’s. Haar tweelingbroer Otto nam er 197. Hoeveel foto’s zijn dat samen?
Bewerking:
Antwoord:
c Otto en Anna kregen samen wel 185 sms’jes met verjaardagswensen. 98 daarvan kwamen van vrienden. Alle andere sms’jes kwamen van hun familie.Hoeveel sms’jes kregen ze van hun familie?
Bewerking:
Antwoord:
d Op het feestje van Anna en Otto komen 14 kinderen.Ze gaan knutselen!Mama geeft elk kind 20 vouwblaadjes.Hoeveel vouwblaadjes deelde ze uit?
Bewerking:
Antwoord:
69Dit printblad hoort bij Reken Maar! 3 | blok 6 © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
abc abc
naam ____________________________ datum ________________
KIJKER 1
educatieve uitgavenspeurder • 1
3 Oefening 1
Ik vul een tweetekenklank in. Een tweetekenklank bestaat uit twee letters. Ik schrijf het woord twee keer over.
b____r ___________ ___________
zw_____n ___________ ___________
z______l ___________ ___________
bl______m ___________ ___________
sp______k ___________ ___________
kr_______ft ___________ ___________
sch_____p ___________ ___________
ee beer beer
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 1 16/07/18 15:31
abc abc3
naam ____________________________ datum ________________
educatieve uitgavenspion •
KIJKER 1
2
Oefening 1
Welke tweetekenklank past in het woord? Ik vul aan en schrijf het woord over.
De d_____r staat open. ______________
Ik rijd op mijn f______ts. ______________
Stan draagt een blauwe br_____k. ______________
Vannacht had ik een nare dr_____m. ______________
Het licht staat op gr_____n. ______________
Een leeuw is een b_____st. ______________
Vijf min twee is dr_____. ______________
We vertrekken op r_____s. ______________
De Schelde is een str_____m. ______________
We rijden met de _____to. ______________
Ik hou van j____! ______________
Hij fl____t op zijn vingers. ______________
Het is niet warm, maar het is k_____d. ______________
deureu
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 2 16/07/18 15:31
abc abc
naam ____________________________ datum ________________
KIJKER 1
educatieve uitgavenspeurder • 7
3 Oefening 4
Ik schrijf de woorden in het juiste vak.
zon – stoel – soms – broers – plus – haan – melk – plaats – koek – man – vlag – prins – warm – kerk – zwaan – trots
MKM MKMM ________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
MMKM MMKMM ________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
M = Medeklinker K = Klinker
zon
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 7 16/07/18 15:31
abc abc3
naam ____________________________ datum ________________
educatieve uitgavenspion •
KIJKER 1
8
Oefening 4
Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet, wat gebeurt.
Ik maak MKMM- en MMKMM-werkwoorden: de +t-vorm. Ik schrijf het werkwoord over.
Ahmed speel___ met zijn zus in
het park. Papa loop___ voorbij.
Hij kijk___ naar de kinderen. Oei!
Ahmed val___. Maar hij huil___
niet. Zijn zus stap___ vlug naar
mama. Mama kom___ kijken.
Ze maak___ de wonde proper.
Ze kus___ Ahmed.
Het begin___ donker te worden.
Een hond blaf___. Een wolk
drijf___ voor de zon. Tijd om naar
huis te gaan.
hij _______________
papa _____________
hij _______________
Ahmed ___________
hij ___________ niet
zijn zus ___________
mama ____________
ze _______________
ze _______________
het ______________
een hond __________
een wolk __________
t speelt
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 8 16/07/18 15:31
abc abc
naam ____________________________ datum ________________
KIJKER 1
educatieve uitgavenspeurder • 9
3 Oefening 5
Ik schrijf eerst de ik-vorm en daarna de +t-vorm van het werkwoord.
roepen ik roep hij roept
bellen Ik __________________ aan de deur.
Wout _______________ aan de deur.
maken Ik __________________ veel lawaai.
De buurman _____________ veel lawaai.
zoeken Ik __________________ mijn balpen.
Papa ________________ zijn hamer.
plagen Ik ___________________ je toch niet.
Stien _____________________ hem.
sturen Ik ______________________ mijn fiets.
Mama __________________ de auto.
klimmen Ik __________________ in een boom.
Sharon ____________ op een ladder.
De ik-vorm van het werkwoord noemt men ook de stam van het werkwoord.
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 9 16/07/18 15:31
abc abc
naam ____________________________ datum ________________
KIJKER 1
educatieve uitgavenspeurder • 11
3 Oefening 6
Ik verdeel eerst de samenstellingen en kleef de woorden dan weer samen. voordeur = ____________ + _____________
De _____________________ staat open.
schooltas = _____________ + ____________
Mijn __________________ weegt zwaar.
stofdoek = _____________ + ____________
Mama stoft af met een _______________.
wipneus = _____________ + _____________
Dat meisje heeft een _____________.
vuurwerk = _____________ + _____________
We kijken naar het ________________.
diepvries = _____________ + ______________
Papa haalt de groenten uit de
_________________.
voor deur voordeur
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 11 16/07/18 15:31
abc abc3
naam ____________________________ datum ________________
educatieve uitgavenspion •
KIJKER 1
12
Oefening 6
Ik onderstreep alle samenstellingen. Ik verdeel en kleef!
De man gaat naar de huisarts. Die onderzoekt hem. Hij neemt zijn bloeddruk. De man moet op de weegschaal staan. De dokter zegt: ‘Je weegt te zwaar. Je moet zestien kilo vermageren.’ ‘Oei,’ denkt de man, ‘het is gedaan met die brooddoos vol brood, de heerlijke vleessaus en luieren in mijn tuinstoel. Morgen neem ik de koersfiets en zal ik meer bewegen.’ ‘En ook minder eten’, lacht de dokter.
_____________ + _____________ = ________________________
_____________ + _____________ = ________________________
_____________ + _____________ = ________________________
_____________ + _____________ = ________________________
_____________ + _____________ = ________________________
_____________ + _____________ = ________________________
_____________ + _____________ = ________________________
_____________ + _____________ = ________________________
_____________ + _____________ = ________________________
huis arts huisarts
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 12 16/07/18 15:31
abc abc
naam ____________________________ datum ________________
KIJKER 1
educatieve uitgavenspeurder • 13
3 Oefening 7
Ik maak telkens twee samenstellingen.
schoen – straat – smeer – steen
Schoenen poets je met ______________________.
Die _________________ ligt los. Val er niet over!
schrijf – voor – boek – schrift
Van de huisarts krijg je een ______________________.
Ik schrijf het op in mijn _________________________.
haag – uit – spraak – schaar
Papa snoeit de haag met een __________________.
Ik verzorg mijn ______________________.
spreek – rol – beurt – schaats
Die ____________________ heeft vier wieltjes.
De kinderen luisteren naar mijn ____________________.
herfst – brood – korst – kleur
Bruin is een ____________________.
Dat is wel een harde ____________________.
schoensmeer
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 13 16/07/18 15:31
abc abc
naam ____________________________ datum ________________
KIJKER 1
educatieve uitgavenspeurder • 19
3 Oefening 10
Ik schrijf de juiste vorm van de woorden.
meeuw Er vliegen __________________ over zee.
nieuw Ik heb ____________________ schoenen.
schreeuw Je moet niet zo _____________________!
duw Pa en ma _________________ mij vooruit.
koe Er grazen tien ______________ in de wei.
kraai Zwarte _____________ krijsen in de lucht.
gooi Wij _______________ de bal naar elkaar.
stoei De kinderen _______________ in de tuin.
schuw Dat zijn ______________________ vogels.
Ik schrijf de +t-vorm van enkele werkwoorden.
ik duw Hij ____________________ mij.
ik geeuw Papa _____________________.
ik zaai De boer ___________________.
ik zwaai Mijn broer ______________ naar mij.
ik schreeuw De baby _______________________.
meeuwen
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 19 16/07/18 15:31
abc abc3
naam ____________________________ datum ________________
educatieve uitgavenspion •
KIJKER 1
20
Oefening 10
Ik zoek zoveel mogelijk woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw in de woordzoeker. Ik schrijf ze onderaan. Ik kijk van links naar rechts en van boven naar onder.
d s n e e u w e n
u t a a i e z
w r m a a i a l
e o o i e v a a r
n o o i t i w u
h i i u e a w
u e e u w e n a e
w n i e u w s i
______________
______________
______________
______________
______________
______________
______________
______________
______________
______________
______________
______________
______________
______________
______________
______________
sneeuwen
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 20 16/07/18 15:31
abc abc
naam ____________________________ datum ________________
KIJKER 1
educatieve uitgavenspeurder • 21
3 Oefening 11
Ik vul aan met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw. Ik schrijf het meervoud.
een … twee …
l_________ _____________________
h_________ _____________________
k_________ _____________________
kr_________ _____________________
m_________ _____________________
Ik schrijf de juiste vorm van het woord.
ik duw Wij _______________ de schommel.
kieuw Vissen hebben ________________.
ruw Mama heeft ____________ handen door het harde werk.
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 21 16/07/18 15:31
abc abc3
naam ____________________________ datum ________________
educatieve uitgavenspion •
KIJKER 1
22
Oefening 11
Ik schrijf de woorden in de passende vorm in de zinnen.
spreeuw – leeuw – kieuw – kooi – nieuw – kraai – haai – koe – sneeuw – schuw
In de zoo kun je de koningen van de dieren zien: de
________________. Soms zitten ze in _____________.
De olifanten zitten buiten. Maar als het koud is en het gaat
________________, staan ze binnen.
In zee zijn er ook gevaarlijke vissen, zoals de
_____________. Vissen ademen dankzij hun
________________.
In de wei staan er dan weer ______________.
De stal was stuk. De boer heeft _______________ stallen
laten bouwen.
Soms zie je grote, zwarte vogels. Het zijn
________________. Als de bessen rijp zijn, legt
opa er een net over. Anders zijn de merels en de
________________ ermee weg.
Vossen zie je bijna nooit. Het zijn ____________ dieren.
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 22 16/07/18 15:31
abc abc
naam ____________________________ datum ________________
KIJKER 1
educatieve uitgavenspeurder • 23
3 Oefening 12
Ik schrijf de woorden met ng en nk in het meervoud.
een bank twee ___________________
een slang veel ___________________
een pink beide __________________
een sprong grote ___________________
een vink mooie __________________
een tang twee ___________________
een plank lange __________________
een klank Klinkers zijn ____________________.
ik drink De kinderen _______________ melk.
ik vang Wij ______________________ de bal.
ik bedenk We _______________ een leuk spel.
ik spring Die poezen _________________ ver.
ik verlang Wij _________________ naar de reis.
Nooit meer dan twee letters!
banken
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 23 16/07/18 15:31
abc abc
naam ____________________________ datum ________________
educatieve uitgavenspeurder • 29
3KIJKER 2
Oefening 15
Ik vul de woorden met ch in.
zich – pech – lach – ach – toch – lichaam – kuchen – pochen – kachel – glimlach
1 Jan valt. Hij heeft ___________ pijn gedaan.
2 Dat is een tegenslag. Dat is _____________!
3 Ik maak plezier en ik ______________.
4 lach – l = ____________!
5 Ik ben wel wat ziek, maar __________ sta ik op.
6 Ik moet een beetje hoesten of ______________.
7 Je moet niet zo bluffen of ___________.
8 Ik verwarm me aan de ______________.
9 Ik lach een klein beetje. Ik _________________.
10 Een ander woord voor lijf is _________________.
Woorden met ch moet ik onthouden!
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 29 16/07/18 15:31
abc abc
naam ____________________________ datum ________________
educatieve uitgavenspeurder • 31
3KIJKER 2
Oefening 16
Ik vul g of ch in. Ik schrijf het woord nog eens over.
Ik ben ziek.
Ik ben (vroe___) ____________ wakker.
En (to___) _________ sta ik niet op. Ik heb
pijn aan mijn (maa___) ____________.
Dat is (pe___) __________. Want
(vandaa___) __________________ gaan we op schoolreis.
Ik kan er niet om (la___en) _____________. Als mama
komt, (li___) __________ ik (no___) _________ op mijn
(ru___) __________ in bed. Ik (ze___) _________ dat
ik me niet goed voel. ‘Kom naar beneden, de (ka___el)
____________ brandt.’ Mama roept de dokter. Ze zegt:
‘Seppe voelt (zi___) ____________ niet goed.’ De dokter
onderzoekt mijn (li___aam) _____________. Ik moet
even (ku___en) ____________. Hij luistert. ‘(Teru___)
____________ in bed,’ zegt hij, ‘je bent ziek en je hebt
koorts.’
g vroeg
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 31 16/07/18 15:31
abc abc
naam ____________________________ datum ________________
educatieve uitgavenspeurder • 33
3KIJKER 2
Oefening 17
Ik onderstreep de woorden met cht en schrijf ze in het juiste hokje.
Geef acht! Wie is daar in aantocht? Ik sta op wacht. Ik zie een licht. De maan lacht Wat een mooi gezicht. zo zacht. Allemaal lichtjes op een rij, Ik kijk naar de lucht, komen zachtjes uit een wei. en ik zucht: Dat had ik toch niet verwacht. de maan lijkt zo dicht Er loopt er één recht in de gracht. met haar helder licht. Schapen, het zijn er echt wel acht. Ik kijk naar de bocht. Met een grijze wollen vacht.
...ucht ...ocht ...echt
____________
____________
____________
____________
____________
____________
...icht ...acht
____________
____________
____________
____________
____________
____________
____________
____________
____________
____________
____________
____________
____________
____________
acht
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 33 16/07/18 15:31
abc abc
naam ____________________________ datum ________________
educatieve uitgavenspeurder • 39
3KIJKER 2
Oefening 20
Ik vul het woord aan met g, ch, gt of cht. Ik schrijf het woord nog eens over.
1 Ik ben vroe____ wakker. ____________
2 Ik ben to____ op tijd. ____________
3 Zus li____ in bed. ____________
4 Er is een beri______ op de gsm. ____________
5 De lu____ is blauw. ____________
6 Een vogel vlie____ over. ____________
7 Pa heeft zi____ al gewassen. ____________
8 Re_____s van mij ligt mijn beer. ____________
9 Mama doet het li______ uit. ____________
10 Mijn zus ze______ niet veel. ____________
11 Ik heb pe______ vandaag. ____________
12 We hebben no______ wat tijd. ____________
13 Maar ik wa______ niet graag. ____________
g vroeg
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 39 16/07/18 15:31
abc abc3
naam ____________________________ datum ________________
educatieve uitgavenspion • 40
KIJKER 2
Oefening 20
Ik vervang door g, ch, gt of cht. Ik schrijf het woord in de zin.
Mijn (nije) ___________ Lauren (vraa) ____________
of ik mee ga zwemmen. Ze (ze) __________ dat ze
(er) ________ (graa) __________ zwemt.
Ze doet ook mee aan wedstrijden. Wanneer ze in het
water (li) ________, voelt ze (zi) ___________ goed.
Ze kan ook duiken. Dan staat ze (hoo) ___________ op
de plank. Ze (vlie) ____________ door de (lu)
__________, plenst in het water en zwemt heen en
(teru) ___________. Maar gisteren had ze
(pe) __________. Het zwembad was (di) _________.
(Vandaa) _____________ ga ik mee.
Ze stuurde mij een (berije) ______________. Ik laat
me (zajes) _______________ in het water glijden.
Lauren (vol) ____________ me en zwemt me (vlu)
____________ voorbij.
Na een uurtje (droo) ___________ ik mijn kletsnatte
(liaam) _______________ af. Dat was fijn.
nichtje
Verrekijker_Spelling_3_Scheurblok_BW.indd 40 16/07/18 15:31