www.planologielezing.nl
Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Bas Eenhoorn
Planologielezing 13 februari 2012
Co-referaat: Christian Zuidema
Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?Bas Eenhoorn i.s.m. Fiona Belt, Annelise Bosscha, Amanda Jansen, Femmy Jonker, Josine Overbeek,
Sven Thorissen. Met dank aan Nicis Institute, Frank Wassenberg
�
Een lezing en publicatie van Bas Eenhoorn, burgemeester van de gemeente Alphen aan den Rijn en
geograaf, voor de Universiteit van Groningen over planologie en veiligheid met als vertrekpunt het
schietincident in Alphen aan den Rijn van 9 april 2011, waarover hij het boekje Drie minuten schreef.
Met een co-referaat van Christian Zuidema, docent Ruimtelijke Planning bij de Rijksuniversiteit
Groningen, over de Risk Society.
Meerdere incidenten vonden in Alphen aan den Rijn min of meer in dezelfde wijk plaats. Dit roept
de vraag op: is er een verband tussen de planologie en stedenbouwkundige opzet van dit soort wijken
en de veiligheid van inwoners?
Planologie kan veel bijdragen om het gevoel van saamhorigheid in een wijk te versterken en om de
brug naar ontmoeting te slaan. Maar er is ook een keerzijde: een te strak design op maar enkele plekken
in de stad levert een gevoel van schijnveiligheid en uitsluiting op en dat werkt de veiligheid juist tegen.
Alphen aan den Rijn hanteert diverse vernieuwende concepten omde leefbaarheid in wijken en het
saamhorigheidsgevoel te vergroten. Mensen maken samen de stad is de uitgangsgedachte.
�
Overzicht van de incidenten in de wijk Ridderveld in Alphen aan den Rijn:
fotografie Bram van der Biezen, bewerking Wegener Groep
�
Rijksuniversiteit Groningen
Basiseenheid Planologie
Postbus 800
9700 AV Groningen
Telefoon: 050 363 38 95
E-mail: [email protected]
Gemeente Alphen aan den Rijn
Postbus 13
2400 AA Alphen aan den Rijn
Telefoon: 14 0172
E-mail: [email protected]
Deze publicatie is een co-creatie van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Basiseenheid Planologie van
de Rijksuniversiteit Groningen en gemeente Alphen aan den Rijn en bestaat uit twee delen.
Het eerste deel van deze publicatie is samengesteld door Bas Eenhoorn in samenwerking met medewerkers
van gemeente Alphen aan den Rijn: Fiona Belt, Annelise Bosscha-Boelpijp, Amanda Jansen, Femmy Jonker,
Josine Overbeek, Sven Thorissen. Daarbij is samengewerkt met Nicis Institute op basis van het onderzoeks-
rapport van Frank Wassenberg: ‘Sterke woonerfwijken, voorkomen is beter dan herstructureren’.
Het tweede deel van deze publicatie betreft het co-referaat van Christian Zuidema, universitair docent
Ruimtelijke Planning aan de Rijksuniversiteit Groningen, Basiseenheid Planologie, over het plannen van
veiligheid in de zogenaamde risk society waarin wij leven.
ISBN-nummer: 978-90-9026709-8
April 2012
Fotografie
Omslag: Masha Matjevic, pagina 3: Bram van der Biezen met bewerking van Henk te Boekhorst
(Wegener Media); overige foto’s: Amanda Jansen, Christian Zuidema, Archief In Ontwerp
VormgevingIn Ontwerp, bureau voor grafische vormgeving, Assen
planologie
‘Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie? is de titel van de vierde planologielezing.
Burgemeester van Alphen aan den Rijn Bas Eenhoorn deelt in deze lezing van 13 februari 2012
zijn ervaringen van het drama dat Alpen overkwam in april 2011: een om zich heen schietende
jongeman richt een waar bloedbad aan in winkelcentrum de Ridderhof. Het is een crisis met een
enorme maatschappelijke impact.
Als antwoord op de vraag hoe dit heeft kunnen gebeuren, wordt ook gewezen naar de buurt waarin
het winkelcentrum is gelegen: een typische wijk uit de jaren zestig. Ogenschijnlijk een transparante
wijk, maar ook een wijk waarin niet echt iets voor jeugd en jongeren te ontdekken valt. Ook is er
voortdurend de dreiging van leegstand en verpaupering.
Eenhoorn wijst op de planologie als een discipline die het tot haar taak kan rekenen sociale
cohesie te bevorderen in de woonwijk. Kan de planologie een ‘urbane acupunctuur’ bieden voor
het herstel en het gezond houden van woonwijken, zo vraagt hij zich af? We vermoeden van wel.
Eigenlijk weten we het wel zeker.
Niet voor niets wordt in Groningen de Msc Planologie getransformeerd in de Msc Sociale
Planologie. Deze unieke opleiding in Nederland krijgt met de vragen van Bas Eenhoorn een
interessante opdracht mee: Kunnen sociaal-planologien ‘social designers’ zijn om sociale cohesie
in wijken te bevorderen en sociaal kapitaal van de wijk aan te speken?
Christian Zuidema biedt verschillende handvatten in zijn co-referaat, door onder meer naar de
ideeën en werken van socioloog Ulrich Beck en planoloog Anthony Giddens te verwijzen. Ook
kunnen begrippen als resilience (de weerbaarheid van plekken en hun bewoners) en co-creatie
(tussen instituties en sociaal kapitaal) ons helpen in het denken over en ons begrip van een
gezonde en aantrekkelijke woonwijk.
Er zijn grenzen van veiligheid, gelukkig maar, zoals er ook grenzen zijn aan veiligheid. Zekerheden
zijn niet te geven, maar de planologie kan wel degelijk helpen objectieve en subjectieve veiligheid
te duiden en te versterken…
Gert de Roo
Voorzitter Basiseenheid Planologie, hoogleraar Planologie
Editorial
�
VoorwoordDe relatie tussen de mens en het menselijk handelen aan de ene kant en de fysieke ruimte aan de
andere kant houdt de geograaf en planoloog intensief bezig. In het openbaar bestuur in Nederland
woedt al jaren de discussie over wie waarover de baas is.
De grenzen van de beslissingsmacht variëren. En binnen die grenzen zijn er verschillende bestuurs-
organen, die soms op hetzelfde beleidsterrein, soms op aanpalende gebieden en vaker nog vanuit
eigenstandige bevoegdheden macht uitoefenen. Wet- en regelgeving veroorzaakt een bestuurlijke
spaghetti en de burger heeft het nakijken. Er dreigt een bureaucratische systeemwereld die de
leefwereld van de burger overwoekert.
Ook op het terrein van de veiligheid is in Nederland sprake van veel bestuursorganen en
uitvoerende diensten, die allemaal binnen hun eigen beperkte domein iets te zeggen hebben.
Die vaak niet met dezelfde mond spreken, en niet zelden tegenstrijdig handelen. De gevolgen
daarvan zijn voor het gevoel van veiligheid van de burger negatief.
In deze planologenlezing probeer ik inzicht te creëren in dat ingewikkelde terrein. Kijkend naar
de ruimte waarbinnen mensen wonen, werken en andere dingen doen, is veiligheid een centraal
onderwerp. Voor planologen en geografen is het hoog tijd om op basis van meer inzicht een
bijdrage te leveren aan de verhoging van de veiligheid en het gevoel dat de inwoners daarbij
hebben. Dat geldt voor rampen, en catastrofes die ons kunnen treffen en geldt evenzeer voor
meer bekijvende omstandigheden, die bijvoorbeeld betrekking hebben op ontwerp en inrichting
van de ruimte.
Bas Eenhoorn
Burgemeester Gemeente Alphen aan den Rijn
�
�
InhoudDeel 1
Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie? 8
Inleiding 9
Aanleiding 10
› De donkere kant van een slaapstad 10
› Ontdekkingen 10
Belevingsaspecten versus realiteit 1�
› Wanneer is iemand of een stad veilig? 1�
Urban social design 1�
› Zijn planologen social designers? 1�
› De functies van social design toepassen 1�
› Voorbeeld duurzaamheid 1�
› Ontwerp en gebruik 1�
Wijkopbouw 1�
› Wijkopbouw en problematiek in Nederland 1�
› Situatie Alphen aan den Rijn 1�
› Ontmoetingsfunctie versus afsluiting 1�
› Aandachtspunten voor bloemkoolwijken 1�
Armoede en verloedering 18
› Gevolgen van verloedering 18
› Bestrijding van verloedering 18
› Sociale reproductie van armoede en achterstand 19
› Tegengaan van sociale reproductie van armoede en
achterstand 19
Incidenten en het design van de angst �0
› Gevolgen van incidenten �0
› Design van de angst �0
› Risico’s �1
› Uitdagingen voor planologen: communitybuilding �1
› Creativering en maatschappelijke kosten van
uitsluiting ��
Zekerheid over veiligheid: veiligheid gemonitord
en in beeld gebracht ��
Digitalisering: sociale controle of big brother? ��
Mensen maken de stad ��
› Structuurvisie ��
› Eetbaar Alphen ��
› Kleur in de stad ��
› Kinderen veilig �8
› Wijkgericht werken �9
› Shared spaces �9
› Kunst op straat �0
› Gebiedsbeheer en –advies �0
Slot �1
› Uitdagingen 21ste eeuw �1
Bronnen ��
Deel 2
Planning voor veiligheid:de planoloog in de ‘Risk Society’ ��
Een introductie ��
Leven in een ‘ risk society’? ��
De rol van de planoloog �9
Veiligheid onder controle �9
Reageren op sociale veiligheid ��
Adaptief vermogen ��
Naar adaptieve strategieën ��
Ruimte voor verandering �8
Bronnen �0
8
Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Deel
9
InleidingGrenzen van veiligheid kunnen op veel manieren geïnterpreteerd worden. Bestuurlijk zijn er
grenzen aan de mogelijkheden om te sturen op veiligheid, er zijn fysieke grenzen van veiligheids-
regio’s en van gemeenten, grenzen aan bevoegdheden van politie en burgemeesters en grenzen
aan menselijk gedrag en leervermogen.
Voor deze publicatie heb ik ervoor gekozen om dicht bij huis te blijven: in Alphen aan den Rijn en om
de grenzen van veiligheid op te zoeken op vijf thema’s binnen de planologie:
1 Belevingsaspecten van veiligheid.
2 Urban social design met drie subthema’s:
A Wijkopbouw.
B Armoede en verloedering.
C Incidenten en het design van de angst.
3 Zekerheid over veiligheid: veiligheid gemonitord en in beeld gebracht.
4 Digitalisering en Smart Cities.
5 En tot slot: mensen maken de stad.
In deze publicatie hebben wij de artikelen die zijn verschenen rondom het schietincident van 9 april
2011 als uitgangspunt genomen1. De inhoud van deze artikelen heeft ons aan het denken gezet
over een mogelijk verband tussen wijken als Ridderveld en incidenten. Uiteraard is het hierbij
uitdrukkelijk niet de bedoeling om de wijk Ridderveld te stigmatiseren.
Ik geloof zelf dat een schietincident zoals dat van 9 april, overal had kunnen plaatsvinden. Dat
ligt niet aan de wijkopbouw, maar aan andere zaken zoals de psychische gesteldheid van de dader.
Wel kunnen angst en eenzaamheid er aan bijdragen dat mensen de aansluiting op de buurt en de
samenleving kwijtraken en het spoor bijster raken. Het zegt iets over onze tijd, over hoe wij leven.
Wij hebben verder ook geen concrete oorzaken en verbanden gevonden tussen de wijkopbouw van
Ridderveld en de incidenten die zich hebben voorgedaan. Dit is ook niet onderzocht. Sterker nog:
Alphen aan den Rijn doet het in vele opzichten erg goed ook op het gebied van de woonomgeving,
blijkt ook uit de Atlas voor gemeenten.
Wel zijn wij aan het denken gezet over de toekomstige uitdagingen op planologisch gebied en hoe
deze bij kunnen dragen aan de veiligheid en leefbaarheid. Er is een doorkijk gemaakt naar hoe in de
toekomst de veiligheid verder bevorderd kan worden en of wij in Alphen aan den Rijn op de goede
weg zijn.
1 Specifiek: De donkere kant van een slaapstad. Spectrum, De Gelderlander, 16 april 2011.
Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
10
De donkere kant van een slaapstadAlphen aan den Rijn is een stad in het Groene Hart, speler in het krachtenveld van Rotterdam,
Amsterdam, Den Haag, Leiden en Gouda. Een gemeente met ruim 70.000 inwoners, primair
gevestigd in stedelijk gebied. Alphen aan den Rijn is in april 2011 opgeschrikt door een verschrik-
kelijke gebeurtenis. Op 9 april 2011 voltrok zich in drie minuten een mall-shooting in het Alphense
winkelcentrum De Ridderhof. De dader maakte daarbij zes slachtoffers en schoot daarna zichzelf
dood. Zeventien mensen raakten gewond, waarvan een aantal zeer ernstig met blijvend letsel.
Deze gebeurtenis heeft in Alphen aan den Rijn voor veel onrust gezorgd, maar heeft gelukkig
vervolgens gezorgd voor een sterk saamhorigheidsgevoel.
Hierop verscheen er een artikel over het incident. Er werd een duidelijk verband geschetst tussen
een slaapstad als Alphen aan den Rijn en meer verschrikkelijke incidenten die in Alphen aan den
Rijn hebben plaatsgevonden. Een kleine opsomming: naast de mall-shooting gaat het om twee
schietpartijen, twee moorden en een steekpartij en de ernstige verwaarlozing en dood van een
kind.
Als burgemeester had ik nog niet eerder stilgestaan bij het feit dat er zoveel incidenten hadden
plaatsgevonden en een mogelijk verband met de wijkopbouw. De uitnodiging om een lezing te
houden over veiligheid vormde een goede reden om de grenzen van veiligheid naar aanleiding van
verschenen artikelen en onderzoeken rondom het schietincident verder te onderzoeken in relatie
tot de wijkopbouw en planologie.
Een team van medewerkers van de gemeente Alphen aan den Rijn heeft geholpen om deze analyse
te maken en scherp te stellen en uit te werken tot deze publicatie.
OntdekkingenWe hebben in onze voorbereiding van deze publicatie ontdekt dat er op allerlei manieren aan
veiligheid gewerkt kan worden binnen de planologie, ook binnen Alphen aan den Rijn. Maar er
blijven ook aspecten die minder makkelijk te beïnvloeden zijn en vragen die voor ons onbeant-
woord blijven. Die vragen gaan met name over het veiligheidsgevoel zelf en de samenhang
tussen alle zaken die dat gevoel beïnvloeden. Want dat er veel factoren zijn die het veiligheids-
gevoel meebepalen is duidelijk.
Veiligheidsgevoelens worden bepaald door enerzijds de objectieve veiligheid ofwel de criminaliteit
en overlast. Dat is tastbaar en meetbaar. Anderzijds is er de subjectieve veiligheid, die niet tastbaar
is. Daarbij gaat het om een gevoel van veiligheid en dat gevoel is bij iedereen anders. De subjec-
tieve veiligheid wordt grofweg beïnvloed door de volgende elementen: de individuele context, de
sociaal-situationele context en de fysieke situationele context. Attractiviteit en zichtbaarheid van
de woonomgeving spelen een belangrijke rol in het fysieke ontwerp. Juist bij dit laatste element
kan planologie een belangrijke rol vervullen.
Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Aanleiding
11
Ondanks alle inspanningen van gemeenten, politie en inwoners blijft er een basaal subjectief
onveiligheidsgevoel bestaan bij veel mensen dat de laatste jaren sterker lijkt te(zijn)(ge)worden
volgens filosofen als Zygmunt Bauman en professor Design and Politics Wouter Van Stiphout.
Het gaat dan niet zozeer om de algemene onveiligheidsbeleving die gemonitord wordt door
bijvoorbeeld de Veiligheidsmonitor in relatie tot de leefbaarheid en incidenten, maar om het feit
dat het leven minder voorspelbaar is dan vroeger.
Het stelt me gerust dat vanuit de Veiligheidsmonitor en onze lokale Stadspeiling Alphen aan den
Rijn overigens geen bijzondere onveiligheid geconstateerd in 2011. Wij zijn uiteraard benieuwd
welke resultaten De Stadspeiling van 2011 laat zien naar aanleiding van het schietdrama van
9 april 2011.
Onverwachte gebeurtenissen komen tegenwoordig vaker voor en worden door de media ook vaker
uitgelicht. Dit leidt mogelijk tot het gevoel dat dit soort gebeurtenissen ieder moment kunnen
plaatsvinden. Ze laten diepe sporen achter in de samenleving, ook al pakken we allemaal ons leven
weer op. Denk aan het schietincident in Alphen aan den Rijn, maar ook de angst voor terrorisme na
9/11 en de economische crisis die onze verworven zekerheden ineens ter discussie stelt.
De grotere onveiligheid die wordt ervaren, wordt nog versterkt door de minder zekere maat-
schappij. Banen die verdwijnen, de beperkingen van de woningmarkt, verre digitale contacten
tegenover verwaterde contacten in de buurt, onverstaanbare buitenlanders, de verhuftering in het
openbare leven. Ieder heeft zijn eigen leefwereld en de samenleving verandert steeds sneller met
een toenemende verscheidenheid. Collectieve vertrouwde verbanden als kerk, buurt en familie
verliezen hun vanzelfsprekende waarde. Allemaal zaken die onzekerheden, vervreemding en angst
met zich meebrengen, en die dus het algemene veiligheidsgevoel aantasten.
Hoe de planologie met dit basale onveiligheidsgevoel kan omgaan is nog een thema dat ontdekt
moet worden. Het is een zoektocht naar vernieuwing waar we in deze analyse wel een paar zinvolle
aanknopingspunten voor hebben gevonden. Hierbij spelen twee gedachten een rol:
1 Er is mogelijk een behoefte aan een retour naar overzichtelijkheid en kleinschaligheid als
antwoord op de toegenomen onzekerheid en subjectieve onveiligheidsgevoelens. Dit kan
uitgewerkt worden in de ruimtelijke planning, maar ook in de vormgeving van bijvoorbeeld een
park. Bijvoorbeeld Eetbaar Alphen.
2 Aan de andere kant kun je als planoloog ook voorwaarden scheppen voor het ontstaan van
nieuwe sociale contacten door positieve verrassende elementen aanbrengen in de stad die het
mogelijk maken dat inwoners zich vrij voelen en explorerend de wereld in kijken zonder dat dit
een gevoel van onveiligheid met zich meebrengt. Denk aan de zogenaamde Playful Cities, waarin
bijvoorbeeld de keuze wordt aangeboden van een trap of een glijbaan, een bank of een
schommel. Eigenlijk gaat het hier om spelen met onzekerheid en grenzen, het juist niet
voorspelbaar en overzichtelijk maken van de stad, maar prikkelend en onvoorspelbaar op een
prettige speelse manier.
Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
1�
Wanneer is iemand of een stad veilig? Misschien dat de volgende definitie van veiligheid helpt om dat te kunnen bepalen: veiligheid is de
bescherming tegen gevaren voor jouw persoon, voor jouw eigen lichaam en de verlengstukken van
je lichaam zoals je bezittingen en je woning.
Een veilige stad zou dus moeten voorkomen dat gevaren mensen bedreigen of geweld aandoen.
Vroeger bouwde men een muur om de stad heen. Een vesting moest de samenleving binnen de
muren beschermen tegen aanvallen van buitenaf. Binnen die muren was het leven voorspelbaar:
rollen waren duidelijk en de verwachtingen naar elkaar ook.
Tegenwoordig voeren we in Nederland echter geen oorlogen meer en zijn de communicatievormen
heel anders. Toch blijft de behoefte om direct iets te kunnen ondernemen tegen onveiligheid
groot. Daarbij lijkt het thema veiligheid ook belangrijker te zijn geworden in een steeds sneller
veranderende wereld. Kennelijk vormt veiligheid een buffer tegen snelle veranderingen. Vaak uit
zich dat in hele concrete wensen: meer politie op straat, een hek of meer verkeersregels en een
betere leefomgeving.
Vaak beroepen inwoners van onze gemeente zich op onveiligheid wanneer dingen niet goed
ingeregeld zijn of bellen zij de gemeente, en terecht, wanneer zij een gevaarlijke situatie zien.
Glimlachend noemen onze ambtenaren dat ‘de telefoontjes over losliggende stoeptegels’,
waarover een inwoner zou kunnen vallen. Al jaren vormen te hard rijden, hondenpoep en
parkeerproblemen de grootste ergernissen van Alphenaren. Dit beeld geldt overigens landelijk.
Alphen vormt hierin geen uitzondering.
Kleine ergernissen kunnen het gevoel van leefbaarheid en veiligheid aantasten en hier wordt
dan ook het meest over geklaagd. Ogenschijnlijk is er in Alphen aan den Rijn, net als in de meeste
andere gemeenten, dus niets bijzonders aan de hand. Echte onveiligheidsgevoelens zitten echter
veel dieper en zijn niet in te regelen met een strak geplaveide straat.
Het gevoel van veiligheid zit in verbondenheid, sociale betrokkenheid en het elkaar kennen.
Voorspelbare slechte buren blijken voor het veiligheidsgevoel beter dan onbekende buren.
In een moderne gemeenschap blijkt echter dat mensen elkaar steeds vaker minder goed kennen.
Dit wordt nog versterkt wanneer er veel verloop is in een wijk, de huizen slecht zijn of wanneer
inwoners alleen thuis komen om te slapen en niet echt deelnemen aan de dingen die ook hun
buren bezighouden.
Je zou je kunnen afvragen of bij de incidenten in Alphen het gevoel van isolement en sociale
uitsluiting een rol hebben gespeeld. Wanneer slaan de stoppen door? En heeft een wijk daar
invloed op?
Belevingsaspecten versus realiteit
Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
1�
Over de statistische realiteit gesproken: Alphen aan den Rijn blijkt objectief gezien behoorlijk
veilig en zit net iets boven het Nederlandse gemiddelde qua onveiligheid en doet het aanzienlijk
beter dan buurtgemeenten Gouda en Zoetermeer. Ook de woonomgeving scoort erg hoog bij de
Atlas van gemeenten. Objectief lijkt het dus allemaal wel mee te vallen. Dat zegt echter nog niets
over het veiligheidsgevoel en gevoelens van onzekerheid in het algemeen. Kennelijk draaien
onder sommige omstandigheden mensen toch door.
Veiligheid blijkt uit dit alles subjectief en wordt door tal van factoren beïnvloed. De planologie,
de architectuur, regels, een krachtig bestuur, sociale controle, maar ook door de dingen die
gewoon gebeuren zonder dat je er ooit rekening mee had gehouden. Wat ook heel positief
kan zijn! Mijn analyse over de relatie tussen planologie en veiligheid volgt deze gedachtenlijn.
Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
De Pont desArts in Parijs, eeuwige liefdes-betuigingen en de sleutels in de Seine: veilig-heid is soms het kwetsbare opsluiten.
1�
Urban social design
Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Zijn planologen social designers? Een belangrijke eerste vraag is of en hoe planologie überhaupt iets kan bijdragen aan het vergroten
van de veiligheid. Laten we beginnen met een definitie:
“Pla - no - lo` gie («Latijn-Grieks) de -woord (vrouwelijk) is de leer van de methoden om een streek
of een terrein voor gebruik en bewoning in te delen, de theorie van de ruimtelijke ordening”.
Let op: het gaat hierbij om het ‘gebruik’ en de ‘ruimtelijke ordening’. Mensen staan hierin dus
centraal, niet de stenen.
Na eten, drinken en slapen is voor mensen een gevoel van veiligheid de belangrijkste elementaire
waarde (denk ook aan de piramide van Maslow). En, juist de planoloog zal de vraag willen
beantwoorden: welke invloed de ruimtelijke ordening heeft op mensen en, daarmee ook, ‘ons’
gevoel van veiligheid.
De planologie is een sociale wetenschap die de samenleving beschouwt. Als zodanig is de
planologie constant in ontwikkeling en verandert zij voortdurend van betekenis. En, wint zij op
het moment weer aan betekenis, onder de noemer ‘social design’.
De huidige crisis heeft alle gebiedsontwikkelaars erop gewezen dat de gebruiker weer centraal
dient te staan. Aanbodgericht ontwikkelen wordt genadeloos afgestraft. Planologen kunnen een
essentiële rol pakken in de nieuwe gebiedsontwikkeling.
Social design zet letterlijk “de mens centraal in het ontwerp”. Social design is een containerbegrip,
en de term ontwerp moet niet te technisch worden opgevat. Social design gaat over:
1 De functie van sociale ruimten.
2 Hoe ruimten sociale interactie (cohesie) uitlokken.
3 Hoe het ontwerp te richten op het gebruik.
4 Duurzaamheid in functie, gebruikswaarde in de toekomst.
De functies van social design toepassenDe functie van sociale ruimten en hoe deze ruimten sociale interactie uitlokken zijn gedrag-
georiënteerd en raken direct aan ‘het gevoel van veiligheid’. Hoe je het ontwerp maximaal kunt
richten op het gebruik gaat over de aanpak. Participatie en co-creatie zijn hierbij veel gebruikte
methoden om het ontwerp op het gebruik af te stemmen.
Duurzaamheid gaat over o.a. de doelmatigheid van een gebied en hoe het functioneel blijft. Hier
ligt een sterke relatie met de gebouwde omgeving (de stenen). Met het voorkomen van leegstand
of verpaupering wordt aan een van de belangrijkste randvoorwaarden voor ‘het gevoel van veilig-
heid’ voldaan. Namelijk dat een gebied in gebruik is en blijft, dat het leeft en er mensen actief zijn.
De slogan voor de herontwikkeling van de oude Baronie fabriek in Alphen aan den Rijn zegt het:
De Baronie gaat weer in bedrijf. Of ‘het licht wordt weer aangezet’. Het opnieuw weer in gebruik
nemen van dit gebied, daar gaat het om. Voor die duurzaamheid in functie is het inbouwen van
flexibiliteit dus cruciaal.
1�Urban social design
Voorbeeld duurzaamheidEen mooi voorbeeld duurzaamheid in functie is: De Meerpaal in Dronten. Het werd in 1967 geopend
en moest een openbaar ‘dorpsplein’ worden: een plek waar bewoners elkaar zouden kunnen ont-
moeten. Het gebouw is inmiddels van de sloop gered en aangepast aan de eisen van deze tijd. Het
is de samenbindende ruimte gebleven, nu in de vorm van een overdekte markthal met bioscoop,
muziekschool en grandcafé. De Meerpaal draait nog steeds om sociale interactie.
Ontwerp en gebruikAls je het ontwerp wilt richten op het gebruik betekent dat, dat je goed nadenkt over hoe je wilt
dat iets functioneert nu en in de toekomst. Luisteren naar wat gebruikers willen maar ook het
collectief en de langere termijn in ogenschouw nemen. Social design is dus niet pure co-creatie en
het is ook niet u vraagt wij draaien. Participatie leert je wat het collectief wilt en helpt in het maken
van de juiste afwegingen. Je zoekt de gemeenschappelijke gedachte, en het evenwicht tussen wat
mensen nu willen en wat wenselijk is in de toekomst.
Participatie geeft je informatie maar je kunt het ook inzetten om tot een gemeenschappelijk
ontwerp van bijvoorbeeld de openbare ruimte te komen. Vanuit het collectief aangestuurd,
met collectieve verantwoordelijkheid en in collectief beheer. Afhankelijk van de situatie zet je
participatie in, maar altijd met de juiste verwachtingen.
Een gebouw of een gebied is niet af als het opgeleverd wordt. De oplevering is juist het begin van
een leven van permanente verandering onder invloed van het gebruik en de gebruikers. (Frank
van Klingeren). Mooi voorbeeld is de ‘Solids’ op IJburg. De gebouwen worden neergezet en de
gebruikers vullen de ruimtes zelf in met wonen, ondernemen of een combinatie. Zo ontstaan
een vrije mix van wisselende functies. Elk gebouw biedt ruimte aan een hele stad. Bewoners en
gebruikers ontmoeten elkaar, kunnen samenwerken en van elkaar leren. Nieuwe ‘social communi-
ties’ en nog niet bedachte functiemixen kunnen hier ontstaan en zich blijven ontwikkelen. Dat is
duurzaam.
Essentie is dat je met social design, of dat nu ruimtelijk is of niet, mensen in beweging brengt.
Je lokt gedrag uit waarvan je verwacht dat het leidt tot meer betrokkenheid en sociale cohesie.
Dit vergroot de veiligheid op straat of in een buurt op een heel andere wijze dan fysieke maat-
regelen zoals hekken of verboden.
De Meerpaal in Dronten is een mooi voorbeeld van duurzaam-heid in functie.
1�
Wijkopbouw
Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Wijkopbouw en problematiek in NederlandDe gemiddelde Nederlandse wijk heeft een aantal woningtypen dat samen met de bewoners en
bewoonwijze zo hun eigen invloed hebben op de leefbaarheid en voor de veiligheid.
• Jaren zestig: de wereld van goedkope arbeiderswoningen in beton en galerijflats als antwoord
op het woningtekort destijds.
• Jaren zeventig en tachtig: ontmoeting en samenleven aan het woonerf in de bloemkoolwijken
als antwoord op de massabouw van de jaren zestig en vanuit de behoefte aan de terugkeer naar
de menselijke maat: geen flats, galerijen, lange lijnen en rechte bouwblokken meer, maar speelse
vormgeving en kronkelige straten.
• Jaren negentig en tien: VINEX-wijken: grootschalige woningbouw op uitleglocaties
(70% koop en 30% huur).
• En nu zijn aspecten van de zogenaamde gated communities in opkomst: in toenemende mate
proberen bewoners of ontwikkelaars veiligheid te bieden door het afsluiten van binnenruimten,
brandgangen of parkeergarages. Dit appelleert aan de wens van inwoners om veiligheid zelf
tastbaar vorm te geven en te ervaren. Echte afgesloten compounds bestaan in Nederland niet,
maar de behoefte aan vergrendeling en afzondering van onbekend kwaad komt wel voor.
Situatie Alphen aan den RijnIn Alphen aan den Rijn, geen New Town maar wel een voormalige groeistad, zijn bloemkoolwijken
en galerijflats goed vertegenwoordigd. Bijna alle incidenten waarvan ik eerder een overzicht gaf,
vonden plaats in de wijk Ridderveld, waar veel galerijflats staan.
De vraag is nu: heeft het design van Alphen geleid tot een grotere kans op incidenten? Volgens
een artikel in het Spectrum, De donkere kant van een slaapstad, wel. Mensen uit sociaal zwakkere
milieus die het vaak maar net aan redden, raken geïsoleerd in deze wijken en draaien uiteindelijk
door. Buren komen alleen thuis om te slapen en de rest van het sociale leven speelt zich veelal af
buiten Alphen. In Alphen leidde dit wellicht acht maal tot een zeer ernstige en dodelijke incidenten.
Nicis Institute pleit daarom voor meer sociale controle en een achter-de-voordeur-aanpak.
Daarnaast gaat Nicis in op het design van de wijken en de kansen voor preventie van verloedering.
Je zou kunnen zeggen dat Alphen ook dit soort maatregelen ook heeft getroffen door middel van
het wijkgericht werken en de buurthuismeesters die i.s.m. het maatschappelijk werk in de wijk
achter de voordeur gaan kijken als daar aanleiding toe is.
Ontmoetingsfunctie versus afsluitingFrappant is dat in alle eerdere stadsplannen eerder nagedacht is over de functies ontmoeting,
voldoende groen en over de toekomst van de stad. Zowel in de galerijflatwijken als in de
bloemkoolwijken is de ontmoetingsfunctie in Nederland steeds op de voorgrond gezet.
Nicis Institute over de bloemkoolwijken: “De nieuwe wijken moesten een nieuwe wooncultuur
stimuleren, gericht op ontmoeting, kleinschaligheid en diversiteit (…) en gevarieerder en herberg-
zamer worden. Men wilde weer aansluiten bij de menselijke maat”. Circa 20 % van de Nederlandse
woningen zijn gevestigd in een woonerfwijk.
1�Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Dat laatste toont wel aan dat problematiek uit bloemkoolwijken door heel Nederland zou kunnen
spelen. Toch is door het Nicis Institute Alphen aan den Rijn als typerend voorbeeld gekozen om de
problematiek uit te leggen. Immers het aantal incidenten in Ridderveld is opvallend groot en alle
incidenten hebben allen het nieuws gehaald.
Kern van het verhaal is dat in armere of verschraalde wijken en in wijken die niet uitnodigen
tot ontmoeting, mensen geïsoleerd kunnen raken en dat hierdoor problemen kunnen ontstaan.
Zowel het sociale als het ruimtelijke beleid zou daarom op inclusie, verbinding en interactie gericht
moeten zijn.
Aandachtspunten voor bloemkoolwijkenRecentelijk hebben de bureaus Hosper, M3H en Gidz onder de werktitel UrbaDOT ontwerpend
onderzoek uitgevoerd naar een strategie voor duurzame ontwikkeling van wijken gebouwd tussen
1970 en1985. Ze pleiten voor een meer fijnmazige manier van vernieuwing, zogenaamde urbane
acupunctuur, in plaats van grootschalige herstructurering.
Ook Nicis Institute pleit voor plaatselijke vernieuwing en wijkverbetering. De G32 nemen dit advies
over en gaan aan de slag met het vergroten van de leefbaarheid in de wijken.
Er zijn een aantal die meespelen bij het onveilig worden van bloemkoolwijken of die verband
houden met het frequenter voorkomen van sociale problematiek:
1 Ontbrekende relatie tussen verkaveling, vorm en inrichting van de openbare ruimte en woning.
2 Schrale inrichting, fysieke slijtage, achterstallig onderhoud van de woning en woonomgeving.
3 Botsingen in leefstijlen door variatie woningtypen.
4 Gebrekkige kwaliteit van de woningen.
5 Aanwezigheid van grote hoeveelheden (voormalige) huurwoningen.
6 Weinig voorzieningen voor jongeren.
7 Onvoldoende parkeerplaatsen.
Inspelen op al deze aspecten is een eerste stap om tot een betere ontmoetingsfunctie en
leefbaarheid van bloemkoolwijken te komen.
Gallerijflatwijk in Alphen aan den Rijn.
18
Armoede en verloederingGevolgen van verloederingVeel (bloemkool)wijken dreigen te verloederen doordat woningeigenaren geen middelen hebben
om goedkoop gebouwde huizen, die extra snel achteruit gaan, goed te onderhouden. Een van de
aandachtspunten voor de G32 is dan ook om dit zoveel mogelijk te voorkomen. Sociale en fysieke
verloedering geven mensen het gevoel dat de omgeving niet ‘in control” is en tasten daarmee hun
beleving van veiligheid aan.
Onderzoek van de Universiteit van Groningen liet recent ook nog eens zien dat een verloederde
(fysieke) omgeving daadwerkelijk leidt tot gedrag waarin mensen het niet zo nauw nemen. Dat
mensen zich in een dergelijk omgeving ook minder veilig of prettig voelen hoeft dus ook niet te
verbazen. Dit past in de sociologische ‘Goal framing theory’, die voorspelt dat mensen veel minder
geneigd zich aan normen en regels te houden als de omgeving laat zien dat anderen een norm of
regel overtreden.
Maar niet vergeten moet worden dat een dergelijk omgeving mensen – hoe terecht of onterecht
ook – vaak nog een tweede boodschap geeft. En dat is een boodschap van gedachte onverschillig-
heid van de kant van de gemeente, corporatie of andere beheerder. Onverschilligheid ten aanzien
van de buurt en zijn bewoners of gebruikers. Ook die boodschap kan een autonome doorwerking
op de veiligheidsbeleving hebben.
Bestrijding verloederingAls lokale overheid hebben we verschillende instrumenten die je kunt inzetten voor de bestrijding
van verloedering. De maatregelen die we kunnen nemen bevinden zich binnen een aanpak van de
volgende thema’s: fysieke verloedering en onderhoud, woonoverlast, alcohol- en drugsoverlast,
jeugdoverlast, achter-de-voordeur helpen van sociaal-economisch zwakkere gezinnen en burger-
participatie. Met de wijkgerichte aanpak in Alphen aan den Rijn proberen we dit aan te pakken en
maatwerk te leveren per gebied op één van de thema’s.
Het is noodzakelijk om als gemeente goed het oor te luisteren te leggen en/of laagdrempelige
meldmogelijkheden te bieden, aan de hand waarvan dan ook daadwerkelijke actie wordt onder-
nomen. Dat doen we onder andere door het inzetten van gebiedsbeheerders en gebiedsadviseurs.
De adviseurs werken samen met professionele partners in de wijken en buurten zoals de wijkagent,
wijkverpleegkundige, maatschappelijk werker en huismeester van de woningbouwvereniging.
Samen werken zijn aan de leefbaarheid in de buurt en geven vraag gevraagd en ongevraagd hulp
achter de voordeur.
Daarnaast ziet de gebiedsbeheerder toe op het goede gebruik van het openbare gebied.
Een wijk of buurt wordt ontworpen en ligt er dan een fiks aantal jaar op dezelfde manier bij.
Maar de inwoners veranderen: de samenstelling en leeftijd van de inwoners verandert gemiddeld
in een cyclus van tien a vijftien jaar. Dat vraagt ook een aanpassing van het openbare gebied.
En wipkippen maken dan plaats voor plekken waar jongeren en jongvolwassenen elkaar
kunnen ontmoeten.
Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
19Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Sociale reproductie van armoede en achterstandMensen die in armoede leven merken dag in dag uit dat ze geen toegang hebben tot kansen
en mogelijkheden die andere wél krijgen. Zij zien geen mogelijkheid om hun kansen te vergroten
of om een manier te vinden om uit die situatie te komen en dragen deze boodschap over aan
hun kinderen.
In wijken die in verval zijn, wonen daarom vaak generaties lang mensen met een beperkt inkomen
en beperkte mogelijkheden om zich uit hun situatie te ontworstelen. Bekend is dat in bloemkool-
wijken een hoog verloop kan ontstaan van de middeninkomens en hogere inkomens, terwijl de
lagere inkomens in de wijk blijven. In die zin draagt sociale reproductie van armoede bij aan het
voortdurende verval van wijken.
Deze wijken worden door de middeninkomens of hoge inkomens alleen gezien als een
opstapje naar een betere woning. De sociale cohesie verdwijnt en de wijk wordt een zogenaamde
doorstroomwijk met een ‘ roltrapfunctie’ voor de doorstromers die beter uitstromen dan
binnengekomen.
Tegengaan sociale reproductie armoede en achterstandOm sociale reproductie van armoede tegen te gaan zijn goede onderwijsmogelijkheden van
belang en ook om jongeren een andere boodschap mee te geven dan hun ouders hen hebben
meegegeven. Namelijk de boodschap dat zij wel het verschil kunnen maken en dat dit ook
gewenst is. Hun talent is onmisbaar.
Daarnaast is het bevorderen van de economische mogelijkheden in de wijk van belang: door een
betere functiemix ontstaat meer levendigheid en bedrijvigheid in een wijk. Dit betekent ook een
upgrade voor inwoners die zich minder goed zelfstandig weten te redden in de samenleving.
Door slim gebruik te maken van een functiemix zowel ruimtelijk als sociaal, geef je de boodschap
door dat iedereen erbij hoort.
De oude Baronie, een chocolade-fabriek, in Alphen aan den Rijn. Nu ver-loederd, straks vernieuwd.
�0 Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Gevolgen van incidentenIncidenten in wijken of steden kunnen diepe sporen trekken. In Ridderveld hebben we echter
ook gezien dat dat soms positief uitwerkt voor de gemeenschapszin. Er is saamhorigheid ontstaan
en de wens om elkaar te helpen. Er is trots op het feit dat er helden zijn die hun leven hebben
gewaagd om anderen te helpen. Er is inspiratie bij anderen die deze helden bewonderen. In die zin
kan een incident als dat in de Ridderhof een positieve turning-point zijn voor mensen die voor de
rest van hun leven niet meer zullen vergeten dat saamhorigheid, opstaan voor elkaar en het direct
hulp en ondersteuning bieden van levensbelang zijn.
De andere kant is natuurlijk dat mensen ook uit het veld geslagen zijn en een diep gevoel van
machteloosheid hebben ervaren. Bijna iedereen in Alphen kende wel iemand die op die dag
boodschappen deed in de Ridderhof of familieleden of kennissen van die personen. Een diepe
verontwaardiging, bezorgdheid en verslagenheid waren het gevolg direct na het schietincident.
Doordat dit door iedereen zo werd ervaren, versterkte dit echter ook de band tussen inwoners
onderling, inwoners en de gemeente en mijzelf en Alphen aan den Rijn.
Maar het risico bestaat dat de uit het veld geslagenheid blijft en dat een vorm van aangeleerde
hulpeloosheid ontstaat die de aanvankelijke angst steeds herbevestigt. Een gevolg daarvan zou
kunnen zijn dat in toenemende mate de behoefte onder inwoners ontstaat om iets te doen aan
onveiligheid en dat mogelijk meer onveiligheid wordt ervaren. Dit moeten wij overigens nog
onderzoeken in onze Stadspeiling.
Design van de angstOpvallende ontwikkeling wereldwijd, in relatie tot de toegenomen onzekerheden, verloedering,
armoede en incidenten, is de toenemende tendens om aspecten van de zogenaamde gated
communities aan te willen brengen in de woonomgeving. Gated communities zijn woongemeen-
schappen die afgesloten zijn voor de buitenwereld door middel van hekken. Bewoners vragen
hiermee feitelijk om het tegengestelde van inclusie en verbinding. Namelijk om afscherming van
gevaar en van mensen die zij niet kennen. Je zou kunnen zeggen dat hekken niet bijdragen aan
het veiligheidsgevoel van mensen. Deze versterken eerder de indruk dat ze nodig zijn om onheil
te voorkomen. Eigenlijk sluiten mensen zich op in hun vrijwillige gevangenis, waar openheid en
verbinding betere oplossingen vormen om het veiligheidsgevoel te vergroten.
Het op verzoek plaatsen van hekken, maar ook andere veiligheidsvoorzieningen zoals camera-
toezicht, automatische deuren die sluiten e.d. kun je dus beschouwen als het design van de angst.
Een manier om een tweedeling te creëren tussen de vermoedelijke aanvaller en de burger die
beschermd wil worden.
Lang niet altijd uit dit design van de angst zich in de vorm van hekken alleen. Je kunt ook denken
aan de prachtige winkelgebieden waar je alleen maar in kunt vanuit een betaalde parkeergarage
in kunt en die indirect zorgen voor een tweedeling tussen hen die koopkrachtig zijn en de mensen
die dit in mindere mate zijn. In Nederland valt deze tweedeling nog wel mee, maar in Leeds zijn er
Incidenten en het design van de angst
�1Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
mooie voorbeelden van schijnbaar veilige en zeer gestileerde plaatsen versus buitenwijken die
volstrekt verstoken zijn van enige voorziening. Afsluiting van de mooie wereld voor de buitenwijk
lijkt een leidend principe in de stadsgeografie van Leeds geworden.
Risico’s
Planologie kan dus voor een tweedeling zorgen als er alleen een beperkte mooie schijnwereld
wordt geschapen die weliswaar veilig lijkt, maar die onveiligheid in andere wijken of gebieden van
de stad laat bestaan. In sommige steden is er zelfs een verschil tussen de stad bij dag en de stad
bij nacht: mooie gebieden worden afgesloten en de mensen die niet deel kunnen nemen aan de
samenleving voelen zich letterlijk buitengesloten. Planologie is daarom nooit de enige oplossing
om veiligheid voor elkaar te krijgen. Het inzetten op een actieve maatschappelijke betrokkenheid
en participatie, maar ook armoedebestrijding blijven heel belangrijk.
Uitdagingen voor planologen: community buildingInteressante als uitdaging voor planologen sheet tweede deel van de gated communities,
namelijk de nadruk op meer community en community building. Dat is in feite een nieuwe
invulling van het gemeenschappelijke. In wijken met weinig buurtgevoel is vereenzaming een
groot probleem. Mensen willen graag contacten maken, maar kunnen dat niet meer doen zoals
vroeger of elders. Uitdaging voor planologen is om mensen in de buurt bijeen te brengen.
Het design vande angst: hekken
��
Dat bijeenbrengen van mensen gaat tegenwoordig anders dan vroeger. Dat komt ook door een
veranderende maatschappij: minder huisvrouwen, minder gezinnen, meer alleenstaanden en
werkenden, meer individualisme en meer contacten die digitaal zijn en wereldwijd gaan. De
wereld van mensen is in die zin verbreed via het internet, maar lijkt versmald als het gaat om
daadwerkelijke ontmoeting. Hoe hierop ingespeeld kan worden dat is de vraag. En gezien de
huidige economische ontwikkelingen zullen planologische initiatieven vaak vanuit de bestaande
wijken moeten worden ontwikkeld. Juist voor aanstaande planologen is dat een geweldige
uitdaging.
Planologie kan dus heel veel bijdragen om de brug te slaan naar een groter saamhorigheidsgevoel.
De inrichting van de stad kan mensen uitdagen of verleiden om elkaar buiten te ontmoeten en om
de openbare ruimte prettig en actief te beleven.
Belangrijk daarbij is om beheren, ontwikkelen en herontwikkelen niet meer als losse onderdelen
te zien. Deze drie activiteiten haken op elkaar in in een voortdurend proces. Eigenlijk moet je dus
voortdurend tijdig en preventief ingrijpen om problemen te voorkomen.
Creativering en maatschappelijke kosten van uitsluitingWe leven tegenwoordig in een tijd van toenemende kennisintensivering en creativering van arbeid.
Dat wil zeggen dat het gebruik van verbeeldende kracht, vormgeving, digitale vaardigheden en het
netwerken over de grenzen heen steeds belangrijker worden en dat eenvoudige werkzaamheden in
toenemende mate verdwijnen door nieuwe digitale mogelijkheden.
Steeds vakervormen hekken de gevraagde bescherming tegen onveilig-heid in de gated communities.
Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
��Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Maar in heel Nederland en wereldwijd is deze trend zichtbaar. Grote bedrijven beraden zich samen
met overheden op hun andere rol, zoeken nieuwe niches voor samenwerking. Niet langer gaat het
erom een goed product of een goede dienst neer te zetten om een probleem op te lossen. Het gaat
om connecting the dots: de wereld is zo omvangrijk en complex geworden dat mensen samen in
staat zullen moeten zijn om de juiste deeloplossingen aan elkaar te verbinden.
Je zou kunnen zeggen dat de planologie van de toekomst ook zou moeten inspelen op deze
ontwikkelingen. De woonomgeving is enerzijds een reflectie van de maatschappelijke ontwik-
kelingen en van hoe mensen samen leven. Aan de andere kant kan de planologie ook de
gewenste ontwikkelingen bekrachtigen en versterken.
Creativering is dus een groot thema aan het worden. Ook binnen de planologie, waarbinnen men in
de zogenaamde Playful Cities aan inwoners steeds nieuwe kansen biedt om zich te verbazen, zich te
vermaken, elkaar te ontmoeten en de stad anders en intuïtiever te beleven. In de beeldpresentatie
zie je straks foto’s voorbijkomen met een glijbaan in plaats van een trap of schommels in plaats van
banken. Ze geven aanleiding tot verbazing en ontmoeting. De stad wordt intuïtiever beleefd en
wordt minder vreemd of afstandelijk.
De maatschappelijke kosten van het ontstaan van een gebrek aan inspiratie simpelweg door
vruchteloze buurten zonder maatschappelijke verbinding, verbeelding en afdoende opleidings-
niveau en werk onder de inwoners zijn naar verwachting gezien deze ontwikkelingen steeds groter.
Zeker omdat belangrijke talenten in deze wijken niet benut worden.
Een belangrijk uitgangspunt voor deze wijken zou dus niet langer het bestrijden van achterstand
moeten zijn, maar het mogelijk maken van de verbinding van talenten. En dat vergt een nieuwe
manier van kijken: kijken met verbeeldende kracht, verbindende focus en het bieden van
gezamenlijke uitdagingen waaraan iedereen een bijdrage kan leveren. Ook de achterbuurman
vierhoog in de galerijflat, de alleenstaande huismoeder of de consultant die er na de crisis niet
in geslaagd is om voor de overgang naar de bijstandsuitkering een nieuwe baan te vinden.
En wellicht kunnen we wel iets leren uit die troosteloze galerijflatwijken: namelijk hoe het niet
moet en onder welke condities de voorwaarden om goed samen te leven juist verschralen. Maar
ook hoe creativiteit ontstaat binnen de grenzen van armoede. Welke overlevingsmechanismen er
zijn en waar mensen met minder gunstige leefcondities hun kracht vandaan halen om door te gaan.
In Alphen aan den Rijn is een programma rondom stedelijke vernieuwingswijken opgezet om de
troosteloosheid van verschraalde wijken weg te nemen. Het gaat om fysieke acties: het opknappen
van galerijflats, het verkopen van huurwoningen waardoor middeninkomens aan de buurt gebon-
den blijven, maar ook om sociale interventies die bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid
van inwoners.
�� Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Overheden geven steeds meer informatie vrij over veiligheid als gevolg van de lijn om een
open overheid te zijn die open data aanbiedt. Het aanbieden van kaartmateriaal met hierin
alle misdaden en overtredingen per straat en per jaar is niet nieuw en kwam al vaak voor in
de VS en in het Verenigd Koninkrijk, maar ook hier komt in toenemende mate voor.
De vraag is nu wat dat doet met het veiligheidsgevoel. Men raakt mogelijk zowel overtuigd van
het feit dat er om de hoek wel criminaliteit is, als van het feit dat je nu ten minste weet dat het
in vergelijking tot andere steden of dorpen misschien wel meevalt (of juist niet).
In de toekomst zullen inwoners zich in toenemende mate met dit soort gegevens en informatie
bezighouden en ook iets willen doen met die informatie. Klagen bij de overheid of de politie of
juist initiatief nemen om de veiligheid zelf te vergroten.
Dit is een interessante ontwikkeling voor jullie als planologen: hoe om te gaan met het
toenemende bewustzijn rondom veiligheid en criminaliteit? Hoe kunnen jullie juist sturen op
de verbindende kracht in wijken? Het kan interessant zijn om juist het kaartmateriaal aan te
grijpen als verbeterpunt voor de wijk. Zo wordt aantoonbaar wat planologie kan betekenen
(of heeft betekend) voor de stad.
Zekerheid over veiligheid: veiligheidgemonitord en in beeld gebracht
Gemiddeld aantal misdrijven per gemeente. Alphen aan den Rijn scoort met donker oranje iets onveiliger dan gemiddeld in Nederland.
��Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Digitalisering: big brother of sociale controle?
Een hele interessante ontwikkeling voor de planologie is de digitalisering. Niet langer vormen
fysiek ontwerp of social design de enige manieren om het gedrag van mensen en hun geluk in de
stad te beïnvloeden.
Moderne steden streven er steeds meer naar om Smart Cities te worden. Met digitale middelen
wordt de veiligheid verbeterd. Digitale communicatie rondom veiligheidsproblemen en zaken die
in de buitenruimte mis zijn, crowdmanagement en zelfs crowdcontrol, waarbij men via digitale ka-
nalen het gedrag van grote groepen probeert te beïnvloeden, zijn in opkomst. Maar ook de tijdige
waarschuwing tegen onheil van buitenaf, bijvoorbeeld overstromingen of aardbevingen, vormen
steeds meer een basaal onderdeel van het moderne vertrouwen in veiligheid. Vanuit de centrale
controlekamer bestuderen deskundigen de signalen die zij vanuit de stad krijgen. Zodra er iets mis
is, is er een digitale manier van ingrijpen. Communicatie gaat sneller en acties volgen logischer en
eenduidiger op. Steden zijn in steeds meer wired: alle draden komen samen in 1 hoofdkwartier.
Een zogenaamde city in a box ontstaat.
De uitdaging voor planologen zit in het gebruiken van digitale communicatie om inwoners meer
betrokken te krijgen bij de stad en om gelegenheid te bieden aan nieuwe ontwikkelingen binnen
het concept van de Smart Cities. Digitale communicatie heeft gezorgd voor meer verbindingen die
verder reiken en kunnen dus van enorme meerwaarde zijn voor meer contacten in de buurt.
Zie bijvoorbeeld ook de projecten van de Digitale Stedenagenda onder Onze Stad.
Hoe zou je dat als planoloog kunnen doen? We hebben het gehad over de stevige functiemix bij de
Solids in IJburg, waardoor crossovers ontstaan tussen wonen, werken en recreatie. Zulke projecten
dragen bij aan het versterken van de niet -digitale communicatie tussen zelfstandige mensen die
allemaal een plekje in de stad hebben. Nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan en dit leidt ook
tot meer economische groei binnen de stad en kansen voor ondernemers.
Wired cities: steeds meer digitale infor-matie komt samen in de controlroom. Gedrag en veilig-heid worden gestuurd o.a. door crowd-management en crowd-control.
�� Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Mensen maken de stadStructuurvisieVoor de totstandkoming van de structuurvisie voor Alphen aan den Rijn hebben we gekozen
voor een innovatieve aanpak. De sterke en zwakke kanten van de stad en de kansen voor de
toekomst zijn niet alleen geanalyseerd door deskundigen, maar vooral door de inwoners van
de stad. Iedereen die wilde kon meedoen, niet alleen live, maar ook via sociale media.
Binnen de structuurvisie werken we de Spontane Stad uit. De Spontane Stad wordt door
haar gebruikers (individuen en groepen, bewoners, ondernemers vormgegeven. Zij bouwen,
hergebruiken of reorganiseren woningen, werkplekken, parken en straten of zelfs buurten en
bedrijventerreinen. Professionals in de stadsplanning werken nauw samen met de gebruikers.
Zij slaan de brug tussen individuele wensen en gemeenschappelijke belangen. Overheid en
markt werken dus nauw samen, maar het accent wordt anders gelegd: de ideeën van de
eindgebruikers, hun creatieve kracht en investeringsvermogen staan centraal.
Eetbaar AlphenOok op andere terreinen wordt gewerkt aan het herstel en verbeteren van de relatie tussen
bestuur en burger en de bewoners onderling. Met het concept Eetbaar Alphen wordt ruimte
geboden voor stadslandbouwinitiatieven waarbij het vergroten van de betrokkenheid van de
burger met de openbare ruimte centraal staat. Doel is om de keten met betrekking tot de
productie, de afzet en consumptie van voedsel korter te maken en om middels het stadstuinieren
ervoor te zorgen dat er meer voedsel binnen de stad kan worden verbouwd. Ook wordt het
bewustzijn van het belang van een gezonde levenswijze versterkt.
Alphen aan den Rijn, een prima stad met onont-gonnen rijk-dommen. Het
groene hart is overal
Gebruik vrijkomende
binnen-stedelijke
ruimte
Verbeterde zicht-baarheid
Het aanwezige water moet worden gebruikt om de kwaliteit te versterken
De dorpen Zwammerdam en Aarlanderveen dragen bij aan de variatie in Alphen
Gouda
De groenstructuur moeten worden vervlecht met het ommeland
StudentHet Groene Hart gebruiks-vriendelijker
2031Benut de recreatieve potentie van het water
Kansen voor recreatie(ve routes)
Benutde rijke cultuur-historie
Verbeter de leefbaarheid
Het is goed wonen en werken in Alphen aan den Rijn
Er is een compleetvoorzieningenaanbod
Creatief omgaan metleegstand/herstructurering
Leiden
Benut de gunstige ligging ten opzichte van de Randstad
��Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Voorbeelden uit Amerika (Detroit) en Groot Brittannië (Todmorden) laten zien dat door het
verbouwen van groente en kruiden in moestuinen op vacante bouwpercelen en in openbare
parken en groenstroken het gevoel voor saamhorigheid, eigenwaarde en wederzijds respect
sterk toeneemt. In het Engelse plaatsje Todmorden zijn bijvoorbeeld sinds de invoering van het
stadslandbouwprogramma IET (Incredible Edible Todmorden) met de inrichting van ca. 70 openbare
moestuinen relaties in de gemeenschap verbeterd en daalt de criminaliteit elk jaar steeds verder.
Kleur in de stadVanuit mijn voormalige voorzitterschap van de Stichting Kleur Buiten heb ik mij bezig gehouden
met het kleurgebruik binnen de architectuur van een stad. Opmerkelijk genoeg geeft bewust kleur-
gebruik identiteit aan de stad en stelt het inwoners in staat om zich met gebouwen te identificeren.
Een mooi voorbeeld daarvan is Tirana. In deze stad vol Sovjetgebouwen ontbrak kleur en identiteit.
Alles was identiek, totdat er een vooruitstrevende burgemeester kwam die de stad weer identiteit
wilde geven. Verschillende gebouwen kregen verschillende kleuren en decoraties (een aantal foto’s
kunnen jullie zo langs zien komen). Inwoners gingen de stad weer als van hen ervaren en wisselden
met elkaar uit waar zij woonden, in welke kleur gebouw en spraken af iets verderop bij een andere
kleur gebouw.
Interessant aan het experiment van Tirana is natuurlijk dat eenheid in omgeving verhindert dat
individualiteit kan ontstaan. Denk aan de principes van Goffman over het hospitalisatiesyndroom:
als iedereen altijd elke dag hetzelfde doet, verdwijnt iedere creativiteit en zelfbewustzijn. Dit past
natuurlijk ook wel bij het communistische perspectief van gelijkheid en eenheid zoals dit jaren in
Urban knitting geeft meer kleur in de stad.
�8 Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Tirana gevigeerd heeft. Het aanbrengen van kleur was dus een uitstekende manier om identiteit
terug te brengen in de stad.
In Nederland zijn er goede voorbeelden van bewust kleurgebruik. Jaarlijks wordt er ook een prijs
uitgereikt. Een mooi voorbeeld is natuurlijk het Centrum voor Beeld en Geluid, waar de kleuren
ook ’s nachts zichtbaar blijven.
In zekere zin zou je kunnen zeggen dat de belangrijkste kleur van Alphen aan den Rijn groen
is: de stad ligt midden in het Groene Hart en heeft veel groene vingers die de stad met het
landschap eromheen verbinden. Zo ontstaat ruimte.
Kinderen veiligKinderen en jongeren zijn ons toekomst. Zij hebben een belangrijke rol in onze samenleving
en daarom moet er binnen de planologie ook altijd aandacht zijn voor de speel- en ontmoetings-
mogelijkheden voor kinderen. Kinderen moeten veel bewegen om gezond en fit te blijven.
Voor hun sociale en motorieke ontwikkeling is dit van groot belang. Kinderen moeten dicht
bij huis buiten kunnen spelen, in hun eigen buurt. Lekker en veilig buiten spelen zonder dat
volwassenen zich ermee bemoeien. Geen saaie speelplekken, veel informele speelplekken,
het liefst samen met kinderen ontworpen.
Niet alleen de speelplekken maar ook de verkeersveiligheid van het ontwerp van een wijk- en
of buurt speelt een belangrijke rol. Veiige oversteekplaatsen en fietspaden zijn van belang om
de beweging te stimuleren.
Tirana: apparte-mentenblokken uit de commu-nistische tijd, zijn op kosten van de gemeente in alle kleuren van de regenboog ge-text en geven de bewoners van de stad identiteit.
�9Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
Goede speel- en ontmoetingsplekken in de buurt spelen ook een belangrijke rol bij het ontwikkelen
van sociale samenhang en het verminderen van de anonimiteit in de wijk of buurt. In diverse grote
steden zijn dit soort plekken ook een vindplaats voor sociale werkers als het gaat om het vinden
van kinderen (en gezinnen) die wellicht hulp nodig hebben.
Wijkgericht werkenEr bestaan tal van voorbeelden waarbij overheid en burgers het initiatief nemen om samen de
openbare ruimte op te knappen of te onderhouden vanuit het oogpunt van het effect daarvan op
het gedrag van mensen. Dan gaat het niet alleen om de kwaliteit van de openbare ruimte, maar ook
om ontmoeting en kennismaking.
Het wijkgericht werken in Alphen oriënteert zich breder. Gemeente, politie, woningcorporatie,
instellingen en bewonersgroepen werken samen onder het motto: “Samen op pad, samen kiezen,
samen aan de slag” Centraal staat de betrokkenheid van bewoners in de wijk. Zij worden
uitgedaagd mee te denken over zaken die specifiek in hun wijk spelen en waarvoor de gemeente
verantwoordelijk is. Meer betrokken bewoners en gemeente en instellingen die op een slag-
vaardiger manier met die bewoners werken om de kwaliteit, leefbaarheid en veiligheid van de
wijken verder te verbeteren.
Social design is in principe niet gebonden de ruimtelijke ordening. Social design kan ook andere
initiatieven betreffen. Een mooi voorbeeld uit Alphen aan den Rijn is het wijkbeheer. Samen het
groen in de wijk onderhouden maakt dat mensen betrokken zijn bij hun buurt en elkaar opzoeken
hiervoor. We staan nu op het punt in het kader van ‘Eetbaar Alphen’ het wijkbeheer bovendien een
nieuwe dimensie te geven, groenten en fruit uit de gemeenteperken.
Shared Spaces
Shared Space in het centrum van Alphen aan den Rijn: geen stoepen, geen borden, geen regels.
�0 Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
In ons stadscentrum en rondom het gemeentehuis hebben wij het openbare gebied als ‘shared
space’ ingericht. Eigenlijk gaat het om een regelloze zone zonder verkeersborden. Fietsers,
voetgangers met daar doorheen een busbaan worden niet geleid door markeringen, stoepen etc.
Mensen moeten zelf goed opletten, het reguleert zichzelf, is niet onveiliger maar wel veel socialer.
Het is een manier om mensen te verbazen, te confronteren en actief te betrekken bij de stad.
Het past verder bij het Rijnlandse principe van organiseren waar de gemeente Alphen aan den Rijn
trots op is: vanuit de eigen kracht van mensen en medewerkers vorm geven aan de stad. Niet vanuit
orde, vastomlijnde regels en hiërarchische aansturing. Het is een heel mooi voorbeeld van hoe een
overheid verandert van bureaucratisch orgaan naar inspirator en co-creator van maatschappelijke
voorzieningen.
Kunst op straatOm ontmoeting en herkenning te stimuleren, investeert Alphen in kunstsofa’s, social sofa’s, de
attractieve bekleding van electriciteitskastjes en een graffitiproject. Inwoners worden hiermee
actief betrokken bij de stad en tekenen van verloedering en verval worden preventief aangepakt.
Gebiedsbeheer en adviesHet gebiedsbeheer in Alphen aan den Rijn hanteert als leidraad voor zijn werk het uitgangspunt
dat het belangrijk is om aanleidingen te creëren tot ontmoeting, verbeelding en verbazing. De
gebiedsbeheerders en adviseurs zijn de oren en ogen van onze gemeente. Samen met inwoners
ontwikkelen zij initiatieven van participatie bij de vormgeving van de openbare ruimte. Ook gaan
zij in gesprek met inwoners over klachten en stimuleren zij eigen initiatieven.
Kunst op straat 2010 in Alphen aan den Rijn i.s.m. welzijns-organisatie Participe.
Alphense groen-vrijwilligers aan de slag in de wijk.
�1Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
SlotUitdagingen 21ste eeuwHet wordt steeds belangrijker om als overheid ervoor te zorgen dat mensen zelf in staat zijn om
iets te doen om hun veiligheidsgevoel te vergroten. De overheid kan niet langer garanderen dat er
geen gevaren zijn. Een ommuurde stad zoals in de middeleeuwen waarbij alle gevaren buiten de
deur werden gehouden, biedt geen soelaas meer en strenge regels werken niet meer, omdat het
leven minder voorspelbaar is en een stroom is geworden van elkaar snel opvolgende veranderingen
of veranderingen die tegelijk komen. Dit geeft ook aan dat de overheid soms machteloos staat.
Mensen zullen moeten leven met permanente onzekerheid. Dat klinkt misschien onveilig, maar
het biedt ook mogelijkheden en vrijheid. Als geen ander beseft jullie generatie de waarde van de
vrijheid van oude hiërarchische verbanden en de kracht van nieuwe digitale ontwikkelingen en
communicatie. Maar om van die vrijheid optimaal gebruik van te maken heb je vaardigheden nodig.
De kracht en de mogelijkheid om jezelf steeds opnieuw uit te vinden, in te springen op nieuwe
ontwikkelingen, nieuwsgierigheid.
Als planologen kunnen jullie vanuit deze nieuwsgierigheid en kracht wijken maken en bewoners
inspireren. Verbazing is een mooie kwaliteit: niet alleen brengt het je van je bestaande ideeën en
gewoonten af, maar je kunt juist ook blij verrast van raken! Door spelelementen in de wijken te
brengen, bewoners te stimuleren om zelf initiatieven te nemen, door communicatie in de stad
optimaal mogelijk te maken met de zogenaamde playful cities of met nieuwe ontmoetings-
mogelijkheden, leeft een stad en raken mensen verbonden. Bovendien wordt de identiteit van
de stad en van haar bewoners versterkt door herkenbare elementen als kleur en kunst op straat.
Die verbondenheid, identiteit en beweging en het structureel jezelf als inwoner, als gemeente, als
planoloog steeds opnieuw uitvinden dragen bij aan het vergroten van veiligheid.
Niet langer is veiligheid iets statisch, wat je uitsluitend kunt bevorderen met solide beveiligings-
maatregelen als hekken en camera’s, maar het is iets dat voortdurend door mensen zelf vanuit hun
eigen kracht in evenwicht gehouden moet worden.
In Alpen aan den Rijn doen we dat met verschillende innovatieve participatie-initiatieven binnen
onze ruimtelijke ordeningsopgave en Eetbaar Alphen. We brengen weer kleur en groen in de
wijken en zetten de communicatiekanalen van de gemeente naar de bewoners wijd open.
– Maar ongetwijfeld zal in de komende periode nog veel meer moois worden bedacht. –
Als laatste wil ik benadrukken dat het voorkomen van armoede en tweedeling een belangrijke
missie blijft in Nederland en binnen de planologie. Hoewel ik vanuit mijn politieke richting voor
de verkoop van sociale huurwoningen zou moeten zijn, zie ik hier ook de gevaren van. Wanneer er
teveel sociale huurwoningen worden verkocht en mensen nodeloos op kosten worden gedreven of
voor te grote risico’s worden gesteld, dan is de kans op verloedering van goedkope koopwoningen
groot, evenals financiële problemen die dan gaan ontstaan.
In Alphen aan den Rijn hebben we wel een oplossing hiervoor gevonden: met het Alphense
verkoopprogramma bieden we juist voor de middeninkomens de mogelijkheid om met een
�� Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
korting tot 40% van de verkoopprijs een woning te bemachtigen. Deze groep komt door de
gestelde EU-staatsteunregelgeving niet meer in aanmerking voor een sociale huurwoning,
terwijl het reguliere koopaanbod ook niet bereikbaar is. Daarbij zorgt het behouden en binden
van de middeninkomens voor deze buurten voor meer upgrading van deze buurten.
Behalve dit soort verkoopprogramma’s zouden ontwikkelinitiatieven binnen de planologie er op
gericht moeten zijn om tweedeling te voorkomen en om ook mensen met een kleine beurs goed
en veilig te laten wonen en te betrekken bij de stad. Daar hoort bij dat voorzieningen dichtbij zijn
en dat geen schijnveiligheid gecreëerd wordt. Maar bovenal dat inwoners gestimuleerd worden
om zelf verantwoordelijkheid te nemen en om initiërend te zijn. Een mooie uitdaging.
��Grenzen van veiligheid: een taak voor de planologie?
BronnenVideo› Documentaire Lux: 10 jaar na 9/11, Het design van
de angst, een interview met socioloog en filosoof
Zygmunt Bauman en zijn dochter en architecte Irena
Bauman
› Lezing Wouter van Stiphout voor the Architectural
Association School of Architecture op 3 februari 2011:
Blame the Architect: On the relationship between
urban planning, architecture, culture and urban
violence
Onderzoeken› Bloei en verval van vroeg-naoorlogse wijken,
Nicis Institute, 2008
› Sterke woonerfwijken: voorkomen is beter dan
herstructureren, Nicis Institute 2011
Publicaties› Sociale veiligheid vergroten door gelegenheids-
beperking, RMO 2004
› “ Nee, ik voel me nooit onveilig.”, RMO 2004
› Thema Naoorlogse wijken ’60 – ’80, BVR Adviseurs
Ruimtelijke Ontwikkeling, 2010
› Aandachtspunten woonerfwijken, KEI Kenniscentrum
Stedelijke Vernieuwing 2010
› Manifest voor de Spontane Stad, Urhahn Urban
Design, 2010
› Werken aan wijken. Zeven essays over het experiment
‘Samenhang in de wijk’. BZK, 2011
› Opmerkelijk effect: eetbaar groen in de stad verlaagt
criminaliteit, Het kan wel, 2011
› Drie Minuten, Bas Eenhoorn, 2011
› Artikel Spectrum, De Gelderlander, 16 april 2011:
‘De donkere kant van een slaapstad.’
› Artikel Volkskrant, 4 februari 2012: ‘Wat er ook
gebeurt, het ligt aan jezelf.’
› Artikel AD Groene Hart, 25 februari 2012:
‘Kas op dak super. C1000 overweegt eigen
groenteelt.’
› Artikel AD Groene Hart, 25 februari 2012:
‘Moestuin met je buren. Stad wil zich profileren
met ‘Eetbaar Alphen’.’
Alphens beleid› “Mijn wijk is mijn dorp”, Iedereen doet mee.
De wijkgerichte aanpak in heel Alphen aan den Rijn.
A.A. Bosscha-Boelpijp, 2010
› Eetbaar Alphen, Sven Thorissen, 2011
› De Alphense lijn, visiedocument openbare ruimte,
opgesteld door Bosch Slabbers Landschapsarchitecten;
Steven Slabbers, Caroline Ammerlaan, Anne-Sietske
Verburg, 2011
› Morgen is van jou, Ambitiedocument, structuurvisie
voor Alphen 2031, Geert Kooistra en Hilde Blank,
2011, www.destadvanmorgen.nl
Meer achtergrondinformatie› Kennisbank: www.bundlr.com/u/Amanda
bundels planologie en veiligheid:
› Scenarioschets/synopsis: http://conceptboard.com/
board/7epo-2ymx-8yx0-han3-qzux
› http://bit.ly/M8O1K4
LeestipsCreativering van arbeid en wonen:
› Constant’s New Babylon. The Hyper-architecture of
Desire, Mark Wigley, 1998
› De Kunst van Het Nieuwe Werken, Rosan Gompers en
Paul van den Brink, 2011
Onderzoek naar survivalmechanismen, motivatie en
depressie (in relatie tot terugkomen uit achterstand):
› Helplessness: On Depression, Development, and
Death, M.E.P. Seligman, 1975
› Flow: The psychologie of optimal experience,
Mihaly Csikszentmihalyi, 1990
› Authentic Happyness, M.E.P. Seligman, 2002
› The uses of pessimism, Roger Scruton, 2010
› Straw dogs: Thoughts on Humans and Other Animals,
John Gray, 2002
Over angst:
› Liquid Fear, Zygmunt Bauman, 2006
��
Planning voor veiligheid: de planoloog in de‘Risk Society’
Deel
��
Een introductieOm te beginnen neem ik u graag mee naar het jaar 2011. Het werpen van een blik op het afgelopen
jaar geeft mij namelijk de gelegenheid u een aantal bekende voorbeelden te geven van gebeurte-
nissen die direct te maken hebben met thema’s als ‘veiligheid’ en ‘risico’.
Een eerste voorbeeld dat ik daarbij graag aanhaal komt uit eigen ervaring. Het betreft het muziek-
festival ‘Pukkelpop’ dat in augustus plaatsvond in het Belgische Hasselt. Na een heftige wolkbreuk
raakten daar enkele honderden mensen gewond en vielen er bovendien vijf doden. Het betrof een
ongelukkige combinatie van uitzonderlijk slecht en extreem weer op een plaats waar juist veel
mensen zich in de buitenlucht en in tenten bevonden. Wellicht een uitzonderlijke omstandigheid.
Maar het is wel een omstandigheid die we mogelijk steeds vaker gaan zien. Het is immers een prima
voorbeeld van het type extreme weersomstandigheden dat door klimaatverandering in Nederland
en onze buurlanden steeds normaler lijkt te worden. Klimaatverandering is zo een voorbeeld van
een verandering die ons met extra risico’s confronteert.
Een tweede voorbeeld uit 2011 is wederom een bekend voorbeeld dat veel in het nieuws is
geweest. Het gaat om Chemiepack Moerdijk, waar een opslagplaats voor afvalstoffen in brand
vloog en explodeerde. Wat het vooral laat zien is dat we ons in Nederland bewust moeten zijn dat
we leven in een samenleving waarin we veelvuldig omgaan met chemische stoffen. Die worden
ergens geproduceerd, ze worden vervoerd over onze vaar-, spoor- en autowegen en ze worden ook
ergens opgeslagen. Dat is, zo blijkt ook uit dit voorbeeld, niet zonder risico en niet zonder mogelijk
verregaande gevolgen voor onze gezondheid. Het aantal slachtoffers viel in Moerdijk nog relatief
mee, maar het voorval liet ons zeker even schrikken.
Schrik volgde ook op de voorvallen die plaatsvonden in het Japanse Fukishima, mijn derde
voorbeeld. Het gaat nu om een combinatie van natuurgeweld met een door menselijk handelen
gecreëerd risico dat samenhangt met het opwekken van nucleaire energie. Het laat niet alleen
zien hoe kwetsbaar mensen en ook de gebouwde omgeving zijn voor zwaar natuurgeweld, zelfs
wanneer we denken dat we dit natuurgeweld met maatregelen redelijk kunnen indammen.
Het laat ook expliciet zien hoe groot en langdurig de impact kan zijn van door mensen gecreëerde
risico’s op de omgeving, zeker als het gaat om radioactiviteit.
Een vierde voorbeeld is een geheel ander type voorbeeld. Het gaat nu vooral om sociale veiligheid
en mogelijke excessen met betrekking tot die sociale veiligheid. De ramp op het Noorse eilandje
Utoya waar meer dan 200 jongeren zijn vermoord is daarvan een herkenbaar voorbeeld uit 2011.
Natuurlijk willen we dan de vraag stellen in hoeverre dergelijke incidenten niet gewoonweg
geïsoleerde incidenten zijn, veroorzaakt door de onnavolgbare hersenkronkels van een enkel
individu en waar we als mens nou eenmaal altijd wel af en toe mee te maken krijgen. Of is het een
voorbeeld van een incident dat juist in de hedendaagse samenleving vaker lijkt voor te komen?
Zeker met het voorbeeld uit Alphen aan de Rijn in ons achterhoofd is dit op zijn minst een relevante
vraag. Zonder hier vooruit te willen lopen op een antwoord, spreekt de uitgebreide media-aandacht
in elk geval wel alvast gevoelens van onveiligheid aan bij mensen.
Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
Dr. Christian Zuidema
�� Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
Terwijl we zo een aantal recente voorbeelden kunnen opnoemen van rampen en incidenten, zien
we anno 2012 ook meer algemeen dat gevoelens van onzekerheid en onveiligheid actueel zijn.
Mensen zien zich geconfronteerd met een krimpende huizenmarkt, kennen twijfels over de
economie en mogelijk hun bedrijf of baan en vragen zich ook af wat de Euro gaat doen. Het zijn
vragen en zorgen waar mensen in hun dagelijks leven over nadenken, juist omdat ze ook heel
tastbare gevolgen voor mensen kunnen hebben. Wederom zien we dus een aantal recente
voorbeelden van risico’s die mensen onzeker en onrustig kunnen maken in hun dagelijks leven.
De kernramp in het Japanse Fukishima
��Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
Leven met risico’s is niets nieuws en ook zeker niet vreemd. Dat doet de mensheid in feite al vanaf
het moment dat ze bestaat. Anno 2012 kunnen deze risico’s volgen uit natuurrampen, uit rampen
met chemisch stoffen of andere explosies en kunnen ze volgen uit een gebrekkige milieuhygiëne.
Aansluitend op de vorige spreker, kan het bovendien gaan om sociale veiligheid, zeker met het oog
op veranderende sociale condities in de laatste decennia. In navolging van het werk van weten-
schapers als Ulrich Beck en Anthony Giddens spreken we tegenwoordig wel van een zogenaamde
‘risk society’. Het betreft een samenleving waarin mensen eenvoudigweg moeten omgaan met tal
van onzekerheden en risico’s die, aldus deze auteurs, in de laatste decennia ook alleen maar zijn
toegenomen.
Het is op zijn minst de vraag of de risico’s waar we tegenwoordig in onze westerse samenleving
mee te maken hebben wel echt groter zijn dan voorheen. Tal van risico’s zijn wellicht juist veel
kleiner dan decennia geleden en zeker dan honderden jaren terug. Gezondheidszorg, milieu-
regelgeving, sociale zekerheid en zelfs de kwaliteit van onze woningen, auto’s en gebouwen lijken
eerder voor minder grote risico’s te zorgen. Maar we hebben ook te maken met veranderingen die
leiden tot veranderende en soms ook gewoonweg nieuwe risico’s waar we aan moeten wennen, die
nieuwe dimensies kennen, of die ons gewoon erg onzeker maken. Het zijn veranderingen die ook
expliciet door auteurs als Beck (1992, 1999) en Giddens (1990, 1999) worden aangehaald.
Ten eerste zien we dat veel ontwikkelingen in de maatschappij en de ruimte veel sneller en
onvoorspelbaarder zijn geworden dan voorheen (zie ook Castells 1996). Te denken valt aan snel
veranderende economische condities en de opkomst en neergang van nieuwe producten, sterk
fluctuerende kapitaalmarkten, de enorm toegenomen mobiliteit van mensen en verregaande
technologische ontwikkelingen, zeker in de ICT, die tot een volstrekt andere manier van
communiceren en informatie-uitwisseling hebben geleid.
We zien vervolgens ook een tweede verandering, namelijk die in de leefstijl van mensen (zie ook
Harvey 1989). Termen als individualisering, democratisering en sociale fragmentatie raken hieraan,
maar, zo lijkt het althans, ook fenomenen als vereenzaming, radicalisering en verhuftering en
daarmee samenhangende sociale ontwrichting in bepaalde wijken of buurten. Bestaande of oude
en traditionele verbanden tussen mensen lijken steeds verder te verdwijnen waardoor mensen
minder dan voorheen bouwen en terugvallen op bijvoorbeeld hun familie, hun werk, de kerk of
de buurt. Bovendien zien we andere houding ten aanzien van opleiding, carrière, vrije tijd en het
aangaan van leningen wat ook weer tot andere en nieuwe risico’s leidt, zoals als meer stress en
overspannenheid en toegenomen schulden.
Ten derde is, mede onder invloed van veranderingen economische en technologische condities,
sprake van globalisering. Daarin gaat het niet alleen om het ontstaan en sterker worden van een
globale economie of om de toegenomen mobiliteit van mensen. Veel meer is sprake van een
enorme uitwisseling van producten, leefstijlen en culturen, soms meegebracht door migranten
en soms verspreid door media als tv, radio en internet. Los van de innovaties en boeiende
veranderingen die dit teweeg brengt, zien we ook spanningen ontstaan wanneer verschillende
culturen met elkaar in aanraking komen. Iets dat we in Nederland maar al te duidelijk herkennen.
Leven in een ‘risk society’?
�8 Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
Tenslotte zien we ook veranderende omstandigheden door de opkomst van een wereldwijde
milieucrisis sinds de tweede helft van de vorige eeuw. Het gebruik van vele uiteenlopende
chemicaliën heeft zijn impact op de kwaliteit van onze bodem, lucht en water, terwijl we ook
getuige zijn van globale processen als de opwarming van de aarde en de afbraak van de ozonlaag.
Ondertussen loopt de biodiversiteit wereldwijd terug, zien we de oceanen leeggevist worden en
leven vele honderden miljoenen mensen zonder schoon drinkwater in vuile en lawaaiige steden.
Het zijn omstandigheden die leiden tot gezondheidsrisico’s en zelfs nieuwe en ongekende risico’s
met betrekking tot het voortbestaan van onze samenleving en in elk geval de kapitalistische
welvaartmaatschappij die we in Nederland kennen.
Elk van deze trends en veranderingen heeft een invloed op zowel de risico’s waar mensen mee te
maken hebben als op de perceptie van deze risico’s en de daarmee samenhangende gevoelens van
onzekerheid. Niet alleen hebben we te maken met nieuwe en andere risico’s dan voorheen. Vooral
lijken mensen ook het overzicht kwijt te zijn. De hoeveelheid en snelheid van veranderingsproces-
sen is eenvoudigweg te groot voor velen. We krijgen via tv, radio en het internet zoveel informatie
op ons af gestuurd dat we het niet of nauwelijks kunnen bijhouden en verwerken. Met andere
woorden, kunnen we nog schatten met welke risico’s we eigenlijk te maken hebben? Als dat niet
lukt, welke gevoelens roept dat op? En voor ons planologen natuurlijk ook de vraag: wat doen we
hiermee als het gaat om de ruimtelijke orde?
Opslag van chemicaliën
�9Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
De rol van de planoloogDe vraag is natuurlijk in hoeverre al de veranderingen die we net hebben besproken niet gewoon
bij onze huidige samenleving horen en we ze dus gewoonweg moeten accepteren. Moeten we niet
gewoon leren leven met deze risico’s?
Veel van deze risico’s lijken inderdaad maar moeilijk te beïnvloeden. Maar we kunnen toch ook wel
iets doen. Als planoloog weten we al dat we best een aantal middelen hebben om enige grip te
krijgen op, zeker een deel, van deze risico’s. Het beïnvloeden en vormgeven van de fysieke ruimte
is daartoe een eerste optie, vaak ook in relatie tot het beïnvloeden en ingrijpen in de maatschappij.
Het biedt aangrijpingspunten voor de planoloog, die dan wellicht toch in enige mate een ‘social
designer’ is met als doel die samenleving net even wat beter te laten functioneren en om risico’s,
waar mogelijk, te reduceren. De vraag is natuurlijk wel hoeveel grip we als planoloog nu echt
hebben op maatschappelijke ontwikkelingen en ook, hoeveel grip we eigenlijk willen hebben?
Laat ik beginnen met een voorzichtige verkenning alvorens op deze vraag terug te komen.
Veiligheid onder controleEnerzijds, en dan haal ik graag een voorbeeld uit mijn eigen vakgebied aan, kunnen we soms best
veel grip hebben op het voorkomen of reduceren van risico’s. In mijn voorbeeld gaat het om de
plaats Rozenburg, gelegen midden in het Rijnmondgebied. Het gaat om een plaats met een kleine
13.000 inwoners, met om de hoek het Botlek gebied vol met de haar kenmerkende petrochemische
industrieën. Bovendien is Rozenburg voor de rest omringd met industriecomplexen van het Euro-
poort gebied en het water van het Calandkanaal en de Nieuwe Waterweg. Rozenburg is daardoor
best een interessant geval.
Afbeelding Rozenburg kwetsbaar gelegen bij de petrochemische industrie in de Botlek.
�0 Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
Ten eerste confronteert het geval Rozenburg ons met de noodzaak na te denken over de aanwezig-
heid van gevaarlijke industrieën in de nabijheid van woongebieden. Daarin kan de planoloog een
belangrijke rol spelen, juist door aan te geven op welke plaats we bepaalde risicovolle activiteiten
wel en niet willen toelaten. Dus willen we nog een vuurwerkfabriek midden in een woonwijk?
Of willen we nog een woonwijk in de buurt van grote complexen met petrochemische industrie?
Willen we überhaupt nog risico’s dragen zoals die rondom nucleaire energie? Het zijn discussies
die we in Nederland voeren, zowel op lokaal als nationaal niveau. Het zijn discussies waarin dus
ook de planoloog een rol speelt. Zeker omdat de planoloog kan meehelpen aan te geven welke
afstanden dan eventueel nodig zijn om als buffer te fungeren tussen dergelijke activiteiten en
gebieden waar mensen langdurig verblijven. Sterker, vaak heeft de planoloog in de praktijk
ook wettelijke middelen om hier invloed op uit te oefenen. Het laat heel expliciet zien hoe de
planoloog dus mee kan helpen om risico’s te reduceren of om in elk geval anders om te gaan
met deze risico’s.
In Rozenburg worden planologen geconfronteerd met het probleem dat veel van de woongebieden
en industrieën al vele decennia aanwezig zijn. In feite is het een situatie die, als het om risico’s gaat,
niet gewenst is. Rondom Rozenburg liggen veel bedrijven die behoren tot de zwaarste risico-
categorie die in onze milieuwetgeving voorkomt; de zogenaamde BRZO (Besluit Risico’s Zware
Ongevallen) De risicocontouren die in zones rondom deze bedrijven zijn gelegen bereiken ook de
bewoonde gebieden van Rozenburg. Dat houdt in dat, wanneer zowel deze woongebieden als
bedrijven niet spoedig zullen verdwijnen, er in Rozenburg dus een reële kans is dat er ooit een
ramp plaatsvindt. Dat brengt mij tot een tweede relevante aangrijpingspunt voor planologen.
Want Rozenburg heeft slechts twee toegangswegen. Als er dus een serieuze ramp plaatsvindt,
zijn er weinig mogelijkheden voor hulpdiensten om Rozenburg te bereiken én, wellicht nog belang-
rijker, om als bewoner Rozenburg te ontvluchten. Wederom zien we een heel expliciet voorbeeld
van de manier waarop de planoloog mee kan helpen in het omgaan met risico’s. Niet alleen door ze
te reduceren, maar ook om beter te kunnen omgaan met de gevolgen als er dan toch iets gebeurt.
Hoe concreet en duidelijk het voorbeeld Rozenburg ook is, het lukt de planoloog niet altijd om
zo concreet te kunnen inspelen op de risico’s waar we mee te maken hebben en op de mogelijke
consequenties als er iets gebeurt. Om te beginnen is er het fenomeen ‘perceptie’. De mate van
onveiligheid die we, al is het maar in enige mate, kunnen meten correspondeert lang niet altijd met
de mate van onveiligheid die mensen ervaren. We zien bijvoorbeeld in Groningen dat mensen zich
flink onveilig voelen in de hoerenbuurt, terwijl juist daar door het vele toezicht mensen bijzonder
veilig zijn. Mensen voelen zich juist wel veilig op zaterdagnacht op de Grote Markt. Zeker op dat
tijdstip is dit echter juist één van de meest onveilige plaatsen in de stad.
Wat leren we daarvan. In de eerste plaats leren we alvast dat we ons kennelijk veiliger voelen
daar waar zich veel mensen bevinden. Al een mooi aangrijpingspunt voor beleid. Ten tweede, en
daarop ga ik nu verder, leren we dat veiligheid dus niet iets is dat we objectief kunnen waarnemen
of meten. Het is juist een perceptie van veiligheid of onveiligheid. Planologen kunnen, al dan niet
geholpen door architecten en omgevingspsychologen, overigens best enige invloed uitoefenen op
�1Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
Schuine pilaren in het Groninger Station, waar je je niet achter kunt verschuilen.
de perceptie van veiligheid. We zien dit bijvoorbeeld terug op het Groninger Hoofdstation.
Pilaren in de fietsenstalling zijn daar schuin gebouwd. Niet alleen of zozeer om esthetische
redenen, maar juist omdat kwaadwillende mensen zich mogelijk kunnen verschuilen achter een
rechte paal en niet achter schuine palen. Die schuine palen geven zo een gevoel voor de bezoeker
dat die het overzicht heeft en daarmee, zich ook veiliger voelt. Zo ontstaat er dus nog steeds enige
mate van grip, al is die als het gaat om perceptie al duidelijk minder dan wanneer het gaat om het
lokaliseren van risicovolle activiteiten of het inrichten van bufferzones. Het krijgen van grip wordt
vervolgens alleen nog maar lastiger als het gaat om maatschappelijke processen waarin naast
perceptie ook menselijk gedrag een grote rol speelt.
�� Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
Anderzijds dan, zien we dat we als planoloog soms ook bijzonder weinig grip hebben op een hele
serie risico’s waar mensen zich mee geconfronteerd zien en hun perceptie daarvan in de vorm van
gevoelens van (on)veiligheid. Dat geldt zeker voor iets als sociale veiligheid in wijken. Die sociale
veiligheid is, zeker sinds de jaren ’70 en ’80 een bekend onderwerp voor het beleid en in de
media. Ze roept ook beelden op die ons allemaal wel bekend zijn. Typisch zijn het beelden van
wijken uit de jaren ’60 en ’70 waarin galerijflats rijk vertegenwoordigd zijn of beelden van wijken uit
de periode net daarvoor. De beelden zijn die van graffiti, samenscholende jongeren, zwerfvuil, niet
onderhouden tuintjes, leegstand en dikwijls een sterk gemengde bevolking die vaak opvalt door de
vele satellietschotels aan de balkons. Het zijn wijken waar mensen zich niet alleen vaak onveiliger
voelen, maar ook waar zich veel problemen concentreren. Voorbeelden van deze problemen zijn
werkeloosheid, gebroken gezinnen, vereenzaming, criminaliteit, treiteren van bevolkingsgroepen
of buren, vandalisme en, meer algemeen, ontwrichte sociale verbanden tussen de bewoners en een
groot deel van de rest van de Nederlandse bevolking.
We zien dus dat veel problemen zich concentreren in wijken die een sterke gelijkenis vertonen in
hun architectuur en structuur. Voor ons planologen, op zoek naar enige grip op deze problemen,
roept dit de vraag op in hoeverre deze architectuur en structuur ook van invloed zijn op de
veiligheid in deze wijken. Het trekken van conclusies in het beantwoorden van die vraag mag zeker
niet te snel worden gedaan. Maar in mijn beleving heeft het iets te maken met een vorm van
pad-afhankelijkheid die optreedt in deze wijken en waar de groepen mensen die daar wonen in
terecht komen. Het gaat dan, in de lijn van het denken van o.a. Bordieu (1977), om zalen als de
sociale reproductie van problemen, waarbij problemen uit de ene generatie niet zelden reflecteren
in de problemen van de volgende generatie. Kinderen uit probleemgezinnen nemen zo dikwijls de
houding en problemen van hun ouders mee en worden daarmee zelf de ouder in een volgend
probleemgezin. Dit gebeurt niet alleen binnen families en tussen generaties, maar we zien ook
sociale reproductie van gedrag door de wederzijdse invloed van buren of vrienden op elkaar.
Beginnend sociaal onaangepast, destructief of zelfs crimineel gedrag van bepaalde groepen in
een wijk vormt dan een voedingsbodem van, soms steeds verdergaand, destructief gedrag bij
deze groepen en ook bij de met deze groepen samenwonende mensen. Vaak concentreren
problemen zich dan ook steeds sterker in een bepaalde wijk of onder bepaalde bevolkings-
groepen, zeker wanneer anderen onder invloed van deze problemen nog eens wegtrekken ook.
Opvallend is dat het verbeteren van de sociale cohesie in een buurt of wijk dan niet zomaar meer
een oplossingsstrategie is. Sociale cohesie, waar onder andere door schrijvers als James Coleman
(1988) en Robert Putnam (1995) over wordt uitgeweid, wordt vaak als zeer positief beschouwd
voor het creëren van sociaal kapitaal. Als mensen een bepaalde connectie hebben met elkaar, wordt
dan verwacht dat ze minder snel sociaal onaangepast of destructief gedrag vertonen. Ze zullen
elkaar meer corrigeren, kunnen op elkaar terugvallen en kunnen elkaar inspireren. Maar in sommige
gebieden lijkt het er wel op dat er juist sprake is van een hele sterke sociale cohesie in een buurt
of wijk, die echter juist gepaard gaat met het wederzijds stimuleren van wat door velen als onaan-
gepast of destructief sociaal gedrag wordt gezien. Het is een vorm van wat we dan ‘verkeerde’
sociale cohesie kunnen noemen, wie dan ook maar mag bepalen wat ‘verkeerd’ eigenlijk
Reageren op sociale veiligheid
��Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
betekent. Maar het is wel de reden waarom bijvoorbeeld in de jaren ’80 van de vorige eeuw veel
grote woonwagenkampen uit elkaar zijn gehaald en we nog altijd gezinnen uit de sociale midden-
klasse proberen te laten wonen in nieuwe woningen in bestaande probleemwijken. Hoewel daar
moreel misschien veel over te zeggen valt, is in elk geval duidelijk dat het versterken van sociale
cohesie dus op zichzelf niet zozeer de oplossing hoeft te zijn.
Iets anders is het fenomeen ‘isoleren’. Door de al genoemde pad-afhankelijkheid kunnen
mensen soms ook vast komen te zitten in een bepaalde woning, wijk en sociale omgeving.
Inkomens, opleiding en kansen op de arbeidsmarkt zijn voorbeelden van omstandigheden die
mede bepalen welke mogelijkheden mensen wel en niet hebben om uit een sociaal isolement te
stappen. In de laatste decennia van de vorige eeuw is daar met de instroom van veel allochtonen
bovendien een serie barrières bijgekomen die samenhangen met taal en cultuur. Het zijn factoren
die het moeilijk kunnen maken voor mensen om mobiel te zijn op zowel de woning- als arbeids-
markt. Deze factoren kunnen dan al snel leiden tot steeds verdergaande sociale segregatie en
zelfs, isolatie van bevolkingsgroepen in bepaalde wijken en buurten. Vaak, zo laat de praktijk van de
laatste decennia zien, zijn dat juist die buurten en wijken waar de al eerder genoemde problemen
zich ook concentreren. Hoe breken we uit een dergelijke spiraal? Met andere woorden, kunnen we
nog enige grip op deze problemen en patronen hebben?
Graffiti in een tunnel geven gevoelens van onveiligheid.
�� Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
Soms zijn fysieke maatregelen best zinvol, ook als het om dergelijke complexe sociale problemen
gaat. Sloop en nieuwbouw, verwijderen van lege panden en graffiti, licht in donkere tunnels, meer
groen in de wijk, kleurige gebouwen, etc. Slechts een handvol van concrete voorbeelden die
kunnen helpen het gevoel van veiligheid in een wijk te verbeteren, die de bevolkingssamenstelling
kan veranderen en die mogelijk ‘verkeerde’ sociale cohesie kan tegengaan. Hetzelfde geldt voor het
anders inrichten van de ruimte met zichtlijnen, vluchtwegen en bereikbaarheid om meer overzicht
en gevoelens van veiligheid te creëren. Een kritische noot plaats ik dan graag bij het fenomeen
‘gated communities’ en andere maatregelen als het afsluiten van brandgangen, allen bedoeld om
wijken of binnenplaatsen af te schermen van de ‘Boze buitenwereld’. Ze zijn bedoeld om een gevoel
van veiligheid te creëren. Maar het afsluiten van brandgangen, afzetten van vluchtwegen en het
minder bereikbaar maken van een wijk voor hulpdiensten heeft ook nadrukkelijk negatieve
gevolgen. Wat als er een gaslek is, een verkeersongeluk of eenvoudigweg een brand? Kunnen
hulpdiensten er snel bij én kunnen mensen snel weg? Het is zelfs maar de vraag of iemand zich
binnen een ‘gated community’ echt veiliger voelt dan daarbuiten, of dat juist extra gevoelens van
angst ontstaan ten aanzien van de onbekende wereld die zich buiten het hek afspeelt? Laten we het
hier voor nu in het midden houden en verder kijken naar wat we als planoloog nog meer kunnen.
Naast fysieke maatregelen zijn ook sociale maatregelen mogelijk om in wijken een negatieve
spiraal te doorbreken. De vraag is dan wel wat voor type sociale cohesie we eigenlijk willen. In elk
geval iets waarbij mensen niet volledig worden geïsoleerd van de bredere samenleving, maar juist
kunnen meedoen en kansen kunnen herkennen en grijpen. Het gaat misschien wel niet meer zozeer
om een sociale cohesie die binnen een wijk kan worden gevonden, maar juist om het herkennen van
netwerken waarin mensen zich bevinden die vaak het schaalniveau van de wijk, het dorp of de stad
overstijgen. Zo kunnen vrienden, de voetbalclub, de muziekvereniging en het werk zich elk op een
andere locatie en zelfs in andere plaatsen bevinden. Sociale cohesie zit dan misschien vooral in de
aanwezigheid van sociale netwerken waarin mensen zich bewegen. Niet meer de netwerken van
vroeger, waar het de kerk, de buurt, de familie of het bedrijf was waarbinnen het sociale leven zich
afspeelde, maar netwerken die aansluiten bij de gewenste levensstijl van de geïndividualiseerde
mens. In elk geval moet het dan gaan om sociale netwerken waarop mensen kunnen terugvallen bij
tegenslag en daarmee, netwerken die mensen dus sociaal weerbaar maken. Maatregelen zijn dan
om mogelijk geïsoleerde groepen mee te laten doen in netwerken die hen aanspreken, of dat nou
met werk of hobby te maken heeft.
Maar met deze sociale en fysieke maatregelen zijn we er in mijn beleving niet. Het valt mij op dat
we als planologen in Nederland, gekeken naar het vraagstuk van probleemwijken en sociale veilig-
heid, vaak vooral reageren op problemen die zijn ontstaan. Met sociale en fysieke ingrepen kunnen
we zaken veranderen, zowel als het gaat om veiligheidssituatie als om de perceptie daarvan. Maar
kunnen we op de één of andere manier ook van te voren al beter inspelen op het voorkomen van
problemen in bepaalde wijken?
��Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
Adaptief vermogen Een oplossingsstrategie die ik graag voorstel volgt min of meer direct uit de onderzoeksagenda
aan onze Basiseenheid Planologie. Het gaat om het idee van ‘adaptieve planning’ en, in andere
woorden, het proberen om wijken of sociale groepen een groter adaptief vermogen te geven in het
omgaan met veranderingen: iets dat wel ‘resilience’ wordt genoemd (zie ook Folke et al. 2005).
Een woord als ‘resilience’, of zelfs iets als ‘adaptief vermogen’, klinkt al snel bijzonder abstract.
Maar we kunnen het ook meer concreet maken. Een eerste voorbeeld is het herkennen van de
kracht van eigen verantwoordelijkheid in het anticiperen en omgaan met nieuwe situaties. Soms is
het weghalen van regels een heel handige manier om mensen actief te laten worden in het nemen
van eigen verantwoordelijkheid. Dit is in het verkeer al heel gewoon, waar gevaarlijke kuis-
punten soms bewust onoverzichtelijk worden gemaakt zodat mensen rustig de situatie benaderen.
Ze nemen dan ineens zelf verantwoordelijkheid in plaats van alleen de borden en bewijzering te
volgen. Een tweede voorbeeld van weerbaarheid en adaptief vermogen hangt samen met mensen
eenvoudigweg confronteren met risico’s om ze te laten wennen aan deze risico’s en om te leren
hierop in te spelen. Iemand van het platteland die nooit in een grote stad komt voelt zich al snel
overweldigd, onzeker en onveilig, terwijl een stadsbewoner in een alleenstaande boerderij op het
platteland misschien wel exact dezelfde gevoelens heeft. Wennen aan omstandigheden kan dan
enorm helpen. Een dynamische omgeving, als het nu gaat om verkeer, de aanwezigheid van mensen
of om snelle ruimtelijke transformaties, kunnen mensen doen wennen aan het leven in een drukke
en snel veranderende samenleving.
Meer adaptief vermogen is niet het zelfde als het loslaten van bestaande en traditionele
verbanden, regels en kaders. Deze zijn doorgaans wel nodig. Zeker als het gaat om een wens om
extreme risico’s in elk geval het hoofd te bieden. De bufferzone rond een gevaarlijke fabriek is een
mooi voorbeeld, evenals zaken als sociale verzekeringen, milieunormen of verkeersregels. Maar
we weten ook dat we niet alles kunnen inkaderen en, sterker nog, heel vaak niet de controle
kunnen uitoefenen over onze fysieke leefomgeving en de vele maatschappelijke processen
die we om ons heen zien. Zijn er, met andere woorden, niet heel veel processen die dusdanig
ongrijpbaar en onoverzichtelijk zijn dat we eenvoudigweg geen échte grip kunnen hebben?
Wat mij betreft is dat inderdaad zo, maar, zo bepleit ik, dit betekent niet dat we er als planoloog
dan vervolgens niets meer mee kunnen doen.
Aangrijpingspunten hebben we al gevonden, eerder in het betoog. We kunnen met fysieke en
sociale maatregelen wel iets betekenen. Bijvoorbeeld door in elk geval bepaalde risico’s wat te
reduceren en wat beter in te spelen op de mogelijke gevolgen als er toch iets gebeurt. Maar, en
daarop ga ik graag door, ook in het meer adaptief maken van onze leefomgeving en samenleving
kunnen we iets betekenen als planoloog. Vooral zoek ik dit in het vinden van een combinatie van
wat ik even voor het gemak ‘robuust’ en ‘flexibel’ noem.
Met robuust gaat het erom dat een systeem, of dit nu een wijk of een groep mensen is zoals een
gezin of de buurtbevolking, stabiel genoeg is om niet meteen ineen te storten als er druk op wordt
uitgeoefend. Kan iemand inderdaad terugvallen op zijn sociale netwerk bij tegenslag als ontslag
�� Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
of ziekte, of zal iemand wellicht in een isolement belandden met mogelijk onaangepast en
destructief gedrag als gevolg? Is een woonwijk stabiel genoeg om niet in een neerwaartse spiraal te
komen als er toevallig wat extra leegstand ontstaat of er zich een groep probleemgezinnen vestigt?
Kan de samenleving een economische crisis dragen of vallen er grote groepen mensen tussen de
gaten van het net van sociale verzekeringen? Het zijn voorbeelden van vragen die raken aan wat er
wordt bedoeld met ‘robuust’. Het systeem valt niet zomaar om, maar kan een stootje hebben.
Flexibel is een heel ander woord. Dat gaat minder om het kunnen hebben van een stootje, maar om
het kunnen inspelen op verandering. Lukt het om in een bepaalde wijk door de jaren heen steeds
weer een aantrekkelijk woonmilieu te bieden aan mensen in een tijd van veranderende woon-
wensen? Zijn sociale groepen met hun bestaande cultuur, opleiding en werkervaring in staat om
in te spelen op een veranderende arbeidsmarkt? Kan de gebouwde omgeving eenvoudig worden
aangepast om in te spelen op gewenste functieveranderingen of demografische verschuivingen?
Het zijn voorbeelden van vragen die raken aan wat er wordt bedoeld met ‘flexibel’. Het systeem
loopt niet vast of raakt verouderd en onfunctioneel, maar het kan zich aanpassen en met de
ontwikkelingen meebewegen.
In de praktijk is het juist een combinatie van een robuuste basis en een mate van flexibiliteit die we
zoeken. Zonder de robuuste basis van milieuregelgeving en bestemmingsplannen zou bijvoorbeeld
een bufferzone rond een gevaarlijke fabriek kunnen worden volgebouwd. Maar zonder flexibiliteit
zou het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn helft Rozenburg af te breken of de Botlek te sluiten. Dat zijn
dan weer keuzes die voor velen te ver gaan.
We zien nog wel vaak dat we in Nederland, met onze regelgeving en ons van oudsher sterke
geloof in de maakbaarheid van onze fysieke leefomgeving en samenleving, iets te weinig flexibel
zijn. De golf van deregulering en daarmee vaak samenhangende pogingen tot privatisering en
decentralisatie zijn voorbeelden van reacties om ons bestuur en ons stelsel van wet- en regelgeving
flexibeler te maken. Maar ook onze gebouwde omgeving is vaak vrij robuust. Een mooi voorbeeld
is de naoorlogse woonwijk, die jarenlang prima functioneerde tot onder invloed van een rijker
wordende bevolking, veranderende woonwensen en een toegenomen mobiliteit ze in de greep
kwam van een wegtrekkende sociale middenklasse (zie ook Van der Cammen & De Klerk 2003).
Met hun vaak monofunctioneel karakter en weinig gevarieerde woningaanbod bleken deze wijken
nauwelijks in staat om in te spelen op de nieuwe woonwensen van veel Nederlandse burgers. Ze
werden steeds meer wijken waarin zich lagere sociale klassen, migranten en vaak snel verhuizende
doorstromers vestigden, niet zelden in combinatie met veel werkeloosheid en veel mensen met
geringe kansen op de arbeidsmarkt. De genoemde pad-afhankelijkheid kan dan vrij eenvoudig
ontstaan, met de al genoemde mogelijke problemen als consequentie.
��Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
Naar adaptieve strategieënWaarom zoeken we dan niet meer naar iets flexibelere en adaptieve vormen van planning? Het is
in elk geval een mogelijkheid die binnen het bereik van de planoloog ligt. Enerzijds raakt dit aan
de structuur en inhoud van onze plannen, wetgeving en beleid. Het gaat erom dat we niet vast
lopen doordat we harde keuzes in het verleden hebben gemaakt die, met het ook op veranderende
sociale, economische of ruimtelijke omstandigheden, niet meer zo gepast zijn. Het gaat er dus om
dat we in de loop der jaren aanpassingen kunnen aanbrengen in onze plannen en regels en ze soms
pragmatisch mogen implementeren, juist omdat de eisen en wensen van de samenleving of ook
de economie hierom vragen.
Anderzijds gaat meer adaptieve planning ook om een mogelijk meer flexibele ruimtelijke inrichting.
Dat kan gaan om het zoeken naar meer diversiteit in woonmilieus, in het combineren van functies
en zelfs het kiezen voor meer flexibele vormen van bouwen. Ter illustratie verwijs ik graag naar
het bouwen van een nieuwbouwwijk. We verwachten dat er in eerste instantie vooral jonge
gezinnen met kinderen gaan wonen en hebben dus vooral behoefte aan scholen en kinderopvang.
Naar verloop van tijd verandert dit en zal de bevolkingssamenstelling veranderen, ondanks migratie
in en uit de wijk. Kinderen worden groot en veel verhuizen terwijl veel achterblijvende ouders juist
ouder worden. Kunnen we scholen en gebouwen voor kinderopvang misschien wel zo inrichten dat
ze na verloop van jaren snel kunnen worden veranderd. Bijvoorbeeld om er later woningen voor
ouderen van te maken, er zorgcentra in te vestigen of om er bejaardenhuizen van te maken. Het is
een voorbeeld van een logica die we kunnen toepassen. Maar ook een voorbeeld van iets dat we
vaak nog niet doen. We denken, in andere woorden, heel vaak in eindbeelden wanneer we iets
plannen. Niet in termen van adaptief vermogen en daarmee, het komen tot een meer organisch
idee van hoe onze wijken, ook door de jaren heen, functioneren.
Woonwijken, monofunctio-neel of multi-functioneel?
�8 Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
Ruimte voor veranderingDe gedachte die ik aan het slot van mijn betoog graag oproep is een gedachte waarin we
verschillende stromen herkennen. Stromen in de vorm van veranderende woonwensen en
voorkeuren, stromen in de vorm van demografische ontwikkelingen, stromen in de economie en
het type banen en woon- en werkruimten dat daarbij past, etc. Die stromen willen we kunnen
accommoderen in onze samenleving en in onze fysieke leefomgeving. We willen, met andere
woorden, ruimte bieden aan deze stromen zodat ze hun eigen pad kunnen vinden binnen het kader
van onze samenleving en fysieke leefomgeving.
Deze gedachte is eigenlijk helemaal niet zo vreemd. Zeker niet voor ons Nederlanders. Want ruimte
geven aan stromen doen we op andere beleidsterreinen immers al wat langer. Het klassieke voor-
beeld is natuurlijk het waterbeheer. We bouwen niet alleen maar meer hogere dijken om het risico
van het wassende water te kunnen indammen. We kiezen niet alleen voor het uitoefenen van
controle over dit water door harde grenzen aan dit water een al haar bewegingen te stellen.
In plaats van het vasthouden aan controle, laten we ook vaak ruimte voor het water. Ruimte om
het water te laten stromen en haar pad te vinden binnen onze fysieke leefomgeving. Een idee
als ‘ruimte voor de rivieren’ passen we al toe en we kunnen dit ook breder zien.
We willen, zo bepleit ik, niet alleen reageren op de problemen waar we nu voor staan als het
gaat om sociale veiligheid in veel van onze wijken. We willen ook verder kijken dan de horizon
van het hier en nu. Dat doen we in Groningen aan de Basiseenheid Planologie ook. We zoeken
naar manieren waarop we onze leefomgeving en samenleving net even iets flexibeler kunnen
maken en wel zodanig, dat ze zelf het adaptief vermogen krijgen dat nodig is om in te spelen
op de veranderingen die we zien. Als ons dat lukt, hebben we mogelijk niet alleen te maken met
minder risico’s met betrekking tot de sociale veiligheid, maar zijn we in elk geval beter voorbereid
op de risico’s van de toekomst die we vandaag nog niet eens hebben gezien.
Dat we met een adaptieve strategie met risico’s kunnen omgaan, laat ik tot slot nog even zien aan
de hand van een beeld dat ons in Groningen zeker zal aanspreken. De terp als plaats om veiligheid
te vinden in een dynamische wereld waarin zee- en rivierwater ons al millennia lang op de proef
stellen. Grote en serieuze risico’s waarmee we juist door veel ruimte te geven aan het water toch
heel aardig mee wisten om te gaan. Slechts een voorbeeld ter inspiratie, maar hopelijk wel een
krachtig voorbeeld, dat ons laat zien dat we op een andere wijze kunnen denken over hoe we als
planoloog kunnen omgaan met de risico’s die we in de 21e eeuw zo nadrukkelijk tegenkomen.
�9Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
De terp als veilige plaats voor zee- en rivierwater.
�0 Planning voor veiligheid: de planoloog in de ‘Risk Society’
Bronnen› Beck, U. (1992). Risk Society: Towards a New
Modernity, trans. Mark Ritter. London: Sage.
› Beck, U. (1999). World Risk Society. Cambridge, UK:
Polity Press.
› Bourdieu, P. (1977) Cultural Reproduction and Social
Reproduction. In: Karabel, J., & Halsey, A. H. (eds.) ›
› Power and Ideology in Education. New York: Oxford
University Press, pp. 487-511.
› Cammen, van der, H., L.A. De Klerk (2003) Ruimtelijke
Ordening, van grachtengordel tot Vinex-wijk. Utrecht:
Het Spectrum.
› Castells, M. (1996) The Rise of the Network Society,
The Information Age: Economy, Society and Culture
Vol. I., Blackwell, Oxford.
› Coleman, J. (1988) Social Capital in the Creation of
Human Capital. In: American Journal of Sociology, 94,
pp. 95–120.
› Folke, C., Hahn, T., Olsson, P. & Norberg, J. (2005).
Adaptive governance of socialecological systems. In:
Annual Review of Environment and Resources, 30(1),
441–473.
› Giddens, A. (1990). Consequences of Modernity.
Cambridge: Polity Press.
› Giddens, A. (1999). Risk and Responsibility. In:
Modern Law Review 62(1): 1–10.
› Harvey, D. (1989) The condition of postmodernity:
an enquiry into the origins of cultural change,
Blackwell, Cambridge, Mass.
› Putnam, R.D. (1995) Bowling Alone: The Collapse and
Revival of American Community. New York: Simon &
Schuster.
Rijksuniversiteit Groningen
Basiseenheid Planologie
Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen
Bezoekadres
Landleven 1
9747 AD Groningen
Postadres
Postbus 800
9700 AV Groningen
T 050 363 38 95
www.rug.nl/frw/faculteit/basiseenheden/planologie