Download pdf - Notiziario 2015 herfst

Transcript
Page 1: Notiziario 2015 herfst

1

N O T I Z I A R I O

Van de redactie 1

Dank je wel Dante!/Annemarie Aarnoutse 2

Laura 85!/Ciska van der Glas 2

Apostrofo 52/Minne de Boer 3

De kracht van het nu/Winny Cloesmeijer 3

Twee aartsvaders van Dante Utrecht: Pietro Mariatti en Romano Guarnieri (1)/Jan Buijs 5

Dante Alighieri, La Divina Commedia. Purgatorio/Gandolfo Cascio 9

Nederlandse dichters uit de 20ste eeuw in het Italiaans en …Friulaans/Marco Prandoni 10

In grazia di Dio/Annemarie Aarnoutse 10

Uit de geschiedenis van de Italiaanse Giallo (17)/Minne de Boer 11

Truffels bevatten soortgelijke stof als Cannabis 13

Galleria continua/Ciska van der Glas 13

Barbara Paganin, Memoria aperta/Ciska van der Glas 14

Tentoonstellingen in Italië 15

Een historisch getinte aflevering deze keer. We zitten tenslotte nog in ons jubileumjaar! Dat historische tintje komt telkens naar voren, op uiteenlopende manieren. Bijvoorbeeld in de bijdrage van Winny Cloesmeijer, degene die de eerste tien jaar van het Notiziario-bestaan met verve optrad als eindredacteur. En in het lijvige artikel van Jan Buijs, die met wetenschappelijke grondigheid de levensgeschiedenis van de grondleggers van Dante Utrecht heeft uitgeplozen. Zijn artikel is nog maar het eerste gedeelte van zijn speurtocht, het vervolg zult u kunnen lezen in de komende drie nummers van de Notiziario. Goede reden om met dit verhaal te komen is dat Dante Utrecht haar honderdjarig bestaan in zicht begint te krijgen.Gandolfo Cascio wijdt zijn rubriek ‘I

poeti: letti e riletti’ ditmaal aan Dante in persona, en aan niemand anders, ter ere van zijn 750ste ‘verjaardag’ dit jaar.De redactie heeft nogmaals ruimte willen bieden aan Marco Prandoni, die in de vorige Notiziario een recensie schreef van Alibi van Elsa Morante, in de vertaling van Jan van der Haar en bezorgd door Gandolfo Cascio. In dit nummer van hem een signalement van een opmerkelijke, onlangs verschenen bloemlezing waarvan hij zelf een van de samenstellers is.Vertrouwde namen als die van Minne de Boer en Laura Schram-Pighi ontbreken in deze Notiziario niet. Maar van Laura niet zoals u gewend bent. Hoe dan wel leest u zelf maar!

De redactie

Van de redactieInhoud

Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di UtrechtRedactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der GlasE-mail: [email protected] | telefoon secretariaat: 06-15828240

K O P I J V O O R H E T H E R F S T N U M M E R G R A A G V Ó Ó R 1 5 N O V E M B E R

jaargang - nummer 3

herfst 2015

Page 2: Notiziario 2015 herfst

2

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 25 – nummer 3 |

In het begin van de jaren negentig ben ik bij Dante in Utrecht een vakantiecursus Italiaans gaan volgen. Ja inderdaad, om op vakantie in Italië meer contact met de mensen te krijgen en er beter mijn weg te vinden. Ik kan me nog herinneren dat onze leraar, van Italiaanse afkomst, er een hoog tempo op nahield en, zoals we in schoolse termen zouden zeggen, best streng was. Maar ik vond het Italiaans meteen een heel leuke taal en ik vond het bijzonder gezellig om zo met een groepje mensen samen wat nieuws te leren. Ik wilde hier wel mee doorgaan en ik mocht in september, na die tien ‘vakantielessen’, meteen in het tweede jaar instappen. En zo volgden nog vele jaren, elke maandag van 19.15 uur tot 21.30 uur naar het gebouw van het Stedelijk Gymnasium aan de Homeruslaan in Utrecht. De taal bleef mij boeien, ik heb een hele schare docenten, zowel Nederlanders als Italianen meegemaakt en met veel verschillende klasgenoten die maandagavonden doorgebracht. Het huiswerk schoot er wel eens bij in en in de loop der jaren werden de bezoeken aan Italië minder. Niettemin heb ik het tot superavanzata gebracht. Niet dat dat mijn niveau van taalbeheersing weergaf maar ja, als je al zo lang bezig bent en jouw groepje ook doorgaat ….. De laatste drie jaar zo ongeveer was de groep superavanzati tamelijk hecht, een enkeling ging weg en kwam er bij, maar met z’n tienen waren we gemotiveerde leerlingen en hebben

we menig lief en leed met elkaar gedeeld. We gingen ook regelmatig naar de culturele avonden die Dante Utrecht toen organiseerde, in het Stedelijk Gymnasium of het Moluks Museum.Tot we er op een gegeven moment allemaal tegelijk eigenlijk geen zin meer in hadden! Dat was ongeveer tien jaar geleden. De meesten gingen daarna op eigen manier en meestal met veel lagere frequentie nog wel verder met Italiaans.Maar heel bijzonder aan dit hele verhaal is dat wij nog steeds contact met elkaar hebben. Elke keer als er een Italiaanse film in Utrecht draait, neemt wel iemand het initiatief om te peilen wie er zin heeft om mee te gaan en met een drankje vooraf en/of na afloop zien we die film en praten we weer even bij; een paar maal per jaar. Zo zijn we onlangs nog met een aantal naar In grazia di Dio geweest!Af en toe nemen we wat meer tijd voor elkaar, meestal met een cena waarvoor iedereen wat bereidt en meebrengt. Een samenzijn met culinaire hoogstandjes op fraai opgemaakte borden. Hiermee blijven we elkaar verrassen.De laatste keer dat we samen voor zo’n geweldige cena zorgden was weer zo gezellig! We vonden onszelf, en dat spraken

we ook tegenover elkaar uit, een bijzonder clubje: we blijven elkaar maar zien en blijven het ook nog zo gezellig hebben. Dat doen we natuurlijk zelf, maar toch: Dante voor taal en cultuur én voor sociale verrijking!

Annemarie Aarnoutse

In deze Notiziario nu eens geen bijdrage van de hand van Laura Schram-Pighi maar een kleine bijdrage óver haar: op 29 augustus werd zij 85. Voorwaar, een leeftijd der zeer sterken! Dat zij tot die categorie behoort wisten we overigens al.Deze gedenkwaardige gebeurtenis is, op de dag zelf, feestelijk gevierd nabij haar woonplaats, met de presentatie van haar net verschenen autobiografie Ricordi en het aanbieden van een ‘Libro degli invitati’, samengesteld uit

bijdragen van haar figli di carta, dat wil zeggen degenen wier namen en andere gegevens zij in de loop der jaren op kaartjes verzamelde in haar beroemd geworden schoenendoos.

Kort voor haar verjaardag werd, behalve Ricordi, ook van haar hand Dante e il riso gepubliceerd. Zie voor beide uitgaven www.pixalib.com./it/laura-schram-pighi.

Ciska van der Glas

Dank je wel Dante!

Laura 85!

Page 3: Notiziario 2015 herfst

3

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 25 – nummer 3 |

Twee maanden lang heb ik ernaar gezocht, naar de lezing die ik ooit over Pirandello had gehouden. Gisteren vond ik hem terug, keurig op de plek waar ik de zoektocht begonnen was. Maar het was een getypte tekst, nu nog maar slecht leesbaar: dat mag een excuus zijn. Ik heb hem op mijn computer ingescand en begon nieuwsgierig te lezen.

Het was de afsluiting van een college uit 1986 ter herdenking van de sterfdag van de schrijver. Dat college eindigde toen met een miniconvegno waarvoor ik collega’s had uitgenodigd uit de universiteiten waarmee we in die begintijd van de Erasmus-uitwisseling contacten probeerden aan te knopen. Het onderwerp van mijn lezing was de novelle Berecche e la guerra, waarin Pirandello zijn reactie op de Eerste Wereldoorlog heeft verwerkt. Ik had er twee aspecten van behandeld, allereerst de chronologie (intern binnen het verhaal, en extern met verwijzingen naar de gebeurtenissen in de buitenwereld) en de schok die de hoofdpersoon, een duidelijk alter ego van de schrijver, ondervonden had. Het verhaal zelf was waarschijnlijk een van de eerste literaire reacties op die oorlog; een eerste versie was al in september 1914 in een tijdschrift verschenen. Het tijdsverloop binnen het verhaal kan gedateerd worden door een verwijzing naar de dood van paus Pius X, il papa buono, die weende om de slachtpartijen van de oorlog. Dat was 20 augustus en de acht dagen waarin het verhaal zich afspeelt kunnen daar keurig omheen gedrapeerd worden. De informatie over de oorlog is heel indirect: het zijn discussies onder de mensen aan het thuisfront, die meer te maken hebben met clichébeelden dan met echte ervaringen. Berecche herinnert zich hoe hij zijn vader hoorde praten over de Frans-Duitse oorlog en hoe hij als negenjarig jongetje vlaggetjes prikte op de landkaart.Mijn stuk herlezend zie ik dat het zelf ook een verwijzing bevat naar de tijd waarin het ontstond. De waanzin van de oorlog wordt er geïllustreerd met het verzamelen van kernraketten, het hete hangijzer van 1986.De schok die de oorlog voor Berecche betekent is ook de schok voor Pirandello zelf. Berecche heeft net als hij in Duitland gestudeerd en daar tedescamente leren redeneren, met metodo en disciplina. Die ervaring heeft hij verinnerlijkt en past hij ook toe in zijn persoonlijk leven en in zijn huisgezin, niet tot

genoegen van zijn kinderen. Zijn metodo en disciplina staan lijnrecht tegenover de mollezza, de slapte van de Romein, wiens lijfspreuk is ‘se ne annamo a magnà?’ Rede staat tegenover gevoel; alles wat gevoel is hoort onderdrukt, ja zelfs verstikt te worden. De rede vereist dat je geen oorlog voert, en dus dat Italië neutraal blijft. Het gevoel van zijn zoon vereist solidariteit, met Trento en Trieste, en hij gaat dan ook als vrijwilliger meevechten met de garibaldini

in Frankrijk. Garibaldi was een held voor Pirandello. Als de Duitsers, tegen alle rede in, een oorlog beginnen en zich dus gedragen als negenjarige jongetjes die hun vlaggetjes wensen te verplaatsen, voelt Berecche zich ineens solidair met zijn zoon en droomt ook hij van deelname aan de oorlog, bij de garibaldini. Stiekem neemt hij paardrijlessen, maar als hij daarbij van zijn paard valt, ziet hij in dat hij te oud voor oorlog is.

Oorlog is waanzin. Met waanzin heeft Pirandello zelf ook te maken in zijn gezin. Als ik nu dit verhaal zou behandelen zou ik de autobiografische kant naar voren halen. Jarenlang is het gezin Pirandello beheerst geweest door de pazzia van zijn vrouw. Dat legt een druk op de kinderen. Pirandello beseft dit en zal uiteindelijk kiezen voor zijn kinderen en zijn vrouw in een inrichting laten opnemen. Maar pazzia is het echte sleutelwoord in dit verhaal, een woord dat je in allerlei zin kunt uitleggen.Ik zou nu, in 2015, ook andere dingen naar voren halen. De lezer verandert, de tijden veranderen en de manier van lezen verandert. Nu zou ik de papa buono meer plaats geven, niet zonder een ironische verwijzing naar Umberto Eco’s laatste roman, waarin hij een personage laat opmerken dat als er over een papa buono gesproken wordt er ook papi cattivi moeten bestaan. En ik zou een punt maken van Berecche’s conclusie dat het gevoel vereist dat men uit solidariteit gaat meevechten. Nu, in 2015, hebben we het wel gehad met goedbedoelde interventies.

In 2017 komt er weer een Pirandello-jaar: honderdvijftig jaar na zijn geboorte. Tot het zover is hebben we nog alle tijd om alle 250 Novelle per un anno te herlezen. Ze zijn het waard.

Minne de Boer

Apostrofo 52

De eerste 10 jaar van de Notiziario waren de rooskleurige jaren negentig. Al die jaren was Winny Cloesmeijer de drijvende kracht achter het blad. Dat vond de redactie voldoende aanleiding om haar te vragen of zij in jaargang 25 nog eens van zich wilde laten horen. En ja, dat bleek zij best te willen. U ziet het hieronder.

Woww, 25 jaar alweer? Als mij ter ore komt dat 2015 het

jubileumjaar is van de Notiziario, ben ik aangenaam verrast. Of ik het jubileum wil opluisteren met een terugblik op mijn Notiziario-tijd? Een vraag van Ciska van der Glas, die ik vanzelfsprekend met ‘ja’ beantwoord, als ware het mijn morele plicht. Maar terugblikken? Ik doe het zelden. Dat heeft niet zozeer met ‘zin’ te maken of het ontbreken ervan, maar omdat ik met Eckhart Tolle geloof ‘in de kracht van het nu’. Zoals

De kracht van het nu

Page 4: Notiziario 2015 herfst

4

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 25 – nummer 3 |

Minne de Boer, aan wie eenzelfde verzoek werd gedaan, ook liever de blik naar voren richtte dan achterom. Maar daarover later meer. Nu ben ik − voor het terughalen van herinneringen − aangewezen op de tien jaargangen Notiziari en een grote doos assorti foto’s uit een inmiddels stoffige kast. Daar zit ik dan, nu eens bladerend in een Notiziario, dan weer schoffelend tussen foto’s. En dan komt alles weer boven. Oh ja... Ik was een gelukkig mens met de technische verworvenheden van toen: mijn tweede Apple en de komst van de nieuwe generatie Rank Xerox-apparatuur. De kartelende lettertjes en de twee ontsierende nietjes boven ‘op’ de cover als de eerste tekenen van vooruitgang en de wijze waarop we, deinend op de golven van de aanzwellende digitale revolutie, de Notiziario − met de pennenvruchten van onder meer Frans van Dooren, Minne de Boer, Jacques Brinker, én de bijdragen van een jonge generatie Italianen − hebben zien uitgroeien tot een volwassen tijdschrift.

FocusHet toenmalige Dantebestuur − zelfbewust, daadkrachtig − had een focus en wás gefocust op het dicht(er) bij huis brengen van al het moois dat de Italiaanse taal en cultuur te bieden heeft. Dáár werd, met als pijlers lezingen, cultuurcursussen en Notiziario, met verve naartoe gewerkt. De wet van de communicerende vaten werkte perfect! Zo kon Dante Utrecht alle liefhebbers van bijvoorbeeld de Italiaanse poëzie tegemoetkomen. De ‘onverschrokkenen’, zij gingen tijdens een cultuurcursus aan de hand van Frans van Dooren de berg op, trotseerden de gruwelen van hel en vagevuur alvorens hun reis te beëindigen in het paradijs. Dan waren er de ‘dromers’, zij lieten tijdens een lezing onder leiding van Anton van Heck zich gewillig meevoeren op de muzikale klanken van de sonnetten van Petrarca, terwijl de ‘stille genieters’ zich thuis via de rubriek Versi & Versioni in de Notiziario, eveneens van Van Dooren, konden inleven in de meer aardse beslommeringen en zielenroerselen van bijvoorbeeld Meo dei Tolomeo, een favoriet van mij (Notiziario, winter 1997, pagina 15). Zo werden Danteleden over de volle breedte in de eeuwenoude Italiaanse dichtkunst ingewijd. Wat een luxe, wat een vreugde!

GevaarZo kan ik nog vele voorbeelden noemen, maar al het moois uit die tijd staat al op papier, klaar voor een herbeleving. Beter kunnen we ons richten op de vraag die niet alleen Minne de Boer maar ook mij bezighoudt: hoe nu verder met ‘de Italiaanse zaak’, in een klimaat waarin ‘alles van waarde’ dreigt te verdwijnen en het gebrek aan ‘massa’ een mogelijk vroegtijdig exit inluidt.Over de tekenen des tijds om ons heen kun je je twijfels hebben. Anders dan je hiervan distantiëren kun je niet. Het grootste gevaar voor Dante komt niet van buitenaf maar van binnenuit. Een ‘mooi’ voorbeeld van een ontspoorde koers van nog niet zo lang geleden: een geschil tussen bestuur en taaldocenten dat

uitmondde in meerdere rechtszaken waarin het bestuur het eigen gelijk erkend hoopte te krijgen maar tevergeefs, met als resultaat onder meer een gigagrote financiële schade voor de vereniging.

SluimerendJe kunt wel blijven inspelen op het latent sluimerende jaren-vijftig Dantegevoel van klein, knus en elitair, en zo de angst voor verandering

en vernieuwing in de kiem smoren. Maar op deze ‘veilige’ basis maak je geen massa. Wie gehoord wil worden, zal zich moeten openstellen voor nieuwe ontwikkelingen van buitenaf en constructief op zoek moeten naar samenwerking, kansen scheppen, indachtig het adagium dat het geheel meer is dan de som de delen. Snelle technologische ontwikkelingen zoals internet en social media, bij uitstek het domein van jongeren maar voor 50-plussers reden om af te haken, maken de kloof tussen die twee alleen maar groter. Je kunt je door de overkill aan informatiestromen laten afschrikken, maar ook hier is angst geen goede raadgever. De tijd schrijdt voort en houdt geen rekening met achterblijvers. Hoe breng je in een wereld die niet (meer) vertrouwd aanvoelt de Italiaanse taal en cultuur toch nog voor het voetlicht van een breder publiek? Niet door met de ruggen tegen elkaar te gaan staan, maar door de praktische vaardigheden van jong en de schathemeltjerijke dosis aan ervaring van oud samen te brengen in het nu; het enige wat wij, met z’n allen, gemeen hebben. Dat zou idealiter het streven moeten zijn, zo kom je verder, daar wordt iedereen blij van.

Nieuwe startToeval of niet, precies 25 jaar na de geboorte van de Notiziario, ben ik met een nieuw project gestart, een dat veel gelijkenis vertoont met de Notiziario van toen. In de zin dat ik weer begin met ‘niets’, de mogelijkheden verken, krachten ga bundelen, en op basis hiervan iets moois wil uitbouwen, zij het onder totaal andere omstandigheden. Ik beheer sinds januari van dit jaar een site onder de naam utrecht.nieuws.nl. Een nieuwssite met vooralsnog alleen berichtjes over de stad Utrecht; ik beschouw ze als vingeroefeningen, een aanloop naar het echte werk. De uitdaging zit ’m niet in dit soort berichtjes − die vind je ook op andere sites − maar in het creëren van wat nu unieke content wordt genoemd. Inhoud die hoogwaardig, to the point en waarlijk leesplezier oplevert voor de hoog opgeleide Utrechter met een flinke intellectuele bagage, maar gezien de open grenzen van het web voor iedereen toegankelijk is. Hoe ver ik ben? Als we het project vergelijken met de bouw van een huis: de grond is bouwrijp gemaakt, het heien van de palen start binnenkort. In het voorlopig ontwerp is ruimte opgenomen voor alles wat Italiaans is. Wie een vlotte gecultiveerde pen heeft, is van harte welkom! Hou de site dus in de gaten. Tegen de tijd dat het casco aan de beurt is, laat ik weer van mij horen! Tot ziens, tot gauw!

Winny Cloesmeijer, Notiziario-eindredacteur van 1991 tot 2001

Page 5: Notiziario 2015 herfst

5

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 25 – nummer 3 |

InleidingNaar wijdverbreid inzicht is het de Italiaan Romano Guarnieri die in 1914 samen met anderen drie Dante-verenigingen opricht in Nederland: Den Haag, Amsterdam en Arnhem.1 In 2014 konden Dante Leiden-Den Haag en Dante Amsterdam dus hun eeuwfeest vieren en Dante Amsterdam deed dat dan ook met het organiseren van de Giornata. Dante Den Haag richt zich van meet af aan ook op Italië-liefhebbers in Leiden en Rotterdam. In 1916 stichten de Leidse leden een eigen Comitato en in het Dantejaar 1921 doen de Rotterdammers hetzelfde. Inmiddels is Dante Leiden alweer jarenlang samen met Dante Den Haag. Dit gecombineerde Dante Leiden-Den Haag grijpt het eeuwfeest van ‘Leiden’ aan om de Giornata in 2016 te organiseren (maar wel in Den Haag). In Arnhem is er helaas geen Dante meer en dus geen eeuwfeest. En Utrecht? Jarenlang is aangenomen dat Dante Utrecht in 1918 is opgericht, met medewerking van diezelfde Romano Guarnieri. Op grond daarvan is in 1978 het 60-jarig bestaan gevierd. In 1998 organiseert Dante Utrecht weer de landelijke Giornata en het lente-zomernummer van de Utrechtse Notiziario is dan extra dik en feestelijk, duidelijk afgestemd op weer een jubileum. Toch wordt dan niet gesproken van een 80-jarig bestaan. In een overzicht van ‘Dante Utrecht door de jaren heen...’ in deze Notiziario haalt voorzitter Minne G. de Boer een streep door 1918 als oprichtingsdatum: hij heeft een Regolamento van de Società Nazionale Dante Alighieri, comitato di Utrecht van 27 februari 1924 gevonden, gedrukt bij Joh. Mulder te Apeldoorn, en concludeert dat 1924 het echte jaar van oprichting is. Dit reglement, aanwezig in het verenigingsarchief, noemt als voorzitter Pietro Mariatti, een Italiaan die zich in 1901, zes jaar eerder dan Guarnieri, als journalist en docent Italiaans in Nederland heeft gevestigd. De redactie van de Notiziario is duidelijk overvallen door deze vondst. Een artikel van Cok van der Voort over Romano Guarnieri en Nederland van bijna drie pagina’s wordt gelukkig gehandhaafd, maar er wordt ook een plaatsje ingeruimd voor Mariatti met een stukje tekst en een foto. Eindredactrice Winny Cloesmeijer probeert de feestelijke stemming erin te houden door een jaartje te smokkelen en in haar inleiding te spreken van ‘de band (...) die wij met de Italiaanse taal en cultuur sinds 75 jaar hebben’. 2 Ik heb de huidige redactie van de Notiziario beloofd om iets over Guarnieri te schrijven, maar het is nu wel duidelijk dat ik, net zo min als de Notiziario-redactie destijds, niet om Mariatti heen kan.

Pietro MariattiDat geldt trouwens niet alleen voor Dante Utrecht. Het Algemeen Handelsblad van 25 april 1914 meldt dat “gisteren is geconstitueerd eene afdeeling Amsterdam van de Vereeniging

‘Dante Alighieri’ te Rome”3. Lid van het eerste bestuur is onder anderen Pietro Mariatti (die dan in Hilversum woont). De dan nog in Den Haag wonende Guarnieri lijkt er niet aan te pas gekomen te zijn. Op 8 juni 1914 houdt Mariatti voor deze Dante een lezing over ‘La Dante Alighieri e la cultura italiana’.4

Mariatti is dan al dertien jaar in Nederland, zes jaar langer dan Guarnieri. Hij is bijna zes jaar eerder dan Guarnieri geboren, op 5 december 1877, in Turijn, als zoon van Amedeo Mariatti en Francesca Pesle, en zeven jaar eerder overleden: in 1948 te Guanzate, provincie Como. De levens van Mariatti en Guarnieri

lopen dus aardig parallel, maar worden door de twee heren heel verschillend ingevuld. Voor Guarnieri wordt Nederland zijn tweede vaderland, Mariatti blijft heen en weer trekken tussen Nederland waar hij zich niet thuis kan voelen en Italië waar hij zich ook niet weet te ontplooien.Van Mariatti’s jeugd en opleiding is weinig bekend. In 1900 gaat hij als journalist naar Parijs om voor La Stampa, Il Secolo en Il Piccolo di Trieste verslag te doen van de Wereldtentoonstelling.5 Hij is dan tweeëntwintig jaar. Als dienstplichtige was hij ingedeeld bij de Bersaglieri 3e categorie, maar vanwege zijn verblijf buitenslands wordt hij beschouwd als afgekeurd6. Na Parijs is Mariatti even in Brussel, waar hij zijn aanstaande vrouw Juliette Gillard (1876-1944) ontmoet, haar schaakt en met haar naar Nederland vlucht. Dit blijkt een van zijn betere acties: Juliette is een sterke vrouw, die hem niet alleen vier kinderen schenkt, maar hem ook bij al zijn heen en weer trekken trouw blijft. In 1901 wordt in Utrecht hun eerste kind geboren, Abelardo, roepnaam Nino; in 1906 komt in Amersfoort Giovanna (‘Vanna’) ter wereld, in 1909 Maria en in 1917 ten slotte Amedeo, waarschijnlijk op het landgoed Walden van Frederik van Eeden.Januari 1901 zoekt Mariatti met een kleine advertentie in De Gooi- en Eemlander cursisten voor zijn ‘Leçons de conversation, Littérature et grammaire’ de la ‘langue italienne’. Hij noemt zich

Twee aartsvaders van Dante Utrecht: Pietro Mariatti en Romano Guarnieri (1)

Mariatti in 1909 te Ivrea (bron: Mededelingen XXVIII

Frederik van Eeden Genootschap)

1 Dr. Mr. H. van den Bergh, 14 december 1951 gepromoveerd bij

Guarnieri, stelt in zijn Herdenkingsrede voor het Istituto Italiano di Cultura

te ’s-Gravenhage op 9 november 1955: Elk Dante-comité in ons land is

rechtstreeks een schepping van Guarnieri’.

2 Volgens de conclusie van Minne de Boer was 2014 ook voor Dante Utrecht

een jubileumjaar: liefst 90 jaar bestond de vereniging toen, maar op een

eeuwfeest moeten we wachten tot 2024.

3 Algemeen Handelsblad 25 April 1914.

4 Algemeen Handelsblad 5 juni 1914.

5 Jos De Ley ‘Van Eeden en zijn Italiaanse vertaler Pietro Mariatti’,

Mededelingen XXVIII d.d. 16 juni 1982 van het Frederik van Eeden-

Genootschap, p. 20.

6 Fascicolo n. 11916 in de Fascistische databank ‘Schedatura PNF’,

aanwezig in het Archivio di Stato di Torino

Page 6: Notiziario 2015 herfst

6

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 25 – nummer 3 |

dan “professeur à la ‘Music-School’ d’Amersfoort et à Utrecht” en meldt dat hij al twee jaar als leraar de beste referenties kan overleggen en zijn komst naar Hilversum wil gebruiken om particuliere lessen te geven aan individuen of groepen.7 Zulke referenties heeft hij wellicht gekregen van destijds bekende zangeressen als A. Noordewier-Reddingius en mevrouw Manifarges-de Haan, die tot zijn leerlingen hebben behoord.8

Rond 1906 verschijnt bij uitgeverij Veenman te Heusden de vierde druk van Help U zelf op reis met Italiaansch, een handboekje door Servaas de Bruin, herzien door Pietro Mariatti.In diezelfde tijd verschijnt bij uitgeverij D. Mijs te Tiel een gebonden boek van 56 bladzijden, klein octavo, Over de uitspraak van het Italiaansch, hoofdzakelijk in verband met den zang, geschreven door Pietro Mariatti en A.M. Eldar, pseudoniem van de Utrechtse zang- en spraaklerares Anna Fles. Deze dame lijkt Mariatti in contact te hebben gebracht met Frederik van Eeden, al of niet via diens eerste vrouw Martha van Vloten (1857-1943), die goed Italiaans sprak.9 Mariatti vertaalt voor Frederik van Eeden De kleine Johannes en probeert voortdurend meer vertaalopdrachten van hem te krijgen. Hij logeert met zijn gezin vanaf eind augustus 1907 een tijd op Walden, maar in 1908 krijgt Mariatti zoveel heimwee dat hij met zijn gezin naar Ivrea vertrekt. Daar werkt hij verder aan de vertaling van De kleine Johannes en geeft les op een middelbare school. Hij laat zich dan in 1909 zowaar fotograferen achter zijn bureau. Maar zijn goede stemming slaat al gauw weer om. Van later dat jaar tot 1911 is hij weer in België actief als correspondent voor Italiaanse kranten; wellicht is er dan – in 1909 is zijn derde kind, Maria, geboren – een goede relatie met zijn schoonfamilie. Begin 1912 keert hij terug naar zijn onbewoond gebleven huis aan de Dalweg in Hilversum.10 Dan heeft hij weer contact met Van Eeden. Die heeft de Italiaanse actrice Eleonora Duse ontmoet en wil een toneelstuk voor haar schrijven, dat Mariatti dan moet vertalen.11 Dat is allemaal gebeurd maar Duse heeft het nooit gespeeld. Zij heeft wel Il piccolo Johannes gelezen, dat Mariatti haar heeft toegestuurd, en is daar jegens Van Eeden heel complimenteus over. Mariatti heeft die tekst ook gestuurd naar La Nuova Antologia en die heeft het in januari en februari 1913 in vier afleveringen gepubliceerd.12 Het Algemeen Handelsblad vindt dat belangrijk genoeg om er al op 8 januari 1913 op te wijzen.Augustus 1914 wordt België door de Duitsers onder de voet gelopen. Mariatti neemt zijn oude vak als journalist weer op en gaat in oktober 1914 als oorlogscorrespondent naar het westfront. Hij neemt zijn dertienjarige zoon Nino mee en samen zien zij hoe Antwerpen door een Duitse Zeppelin gebombardeerd wordt.13 Zijn achtjarige dochter Vanna logeert in die tijd vaak bij Martha van Vloten.14 De oorlog laat zich ook in het neutrale Nederland sterk voelen. Terwijl Van Eeden druk is met pacifistische activiteiten heeft Mariatti weinig of geen werk; hij verhuist in 1916 naar Bussum en voorjaar 1917 weer naar Walden, waar het jongste kind wordt geboren, Amedeo.Mariatti schijnt dan toch bezigheden buitenshuis te hebben: de oudste kinderen weten later te verhalen dat Van Eeden in die tijd herhaaldelijk bij hun moeder komt buurten om Frans met haar

te praten – de onderdeur waarachter zij staat blijft hermetisch gesloten op last van vader.Mariatti, die geen huur hoeft te betalen, krijgt eind 1917 de wacht aangezegd omdat Van Eeden andere plannen heeft met het huisje. Hun vriendschap is voorbij, maar hun kinderen houden contact. Voorjaar 1918 vertrekt het gezin naar een tochtig huis in ’s-Graveland, waar het in grote armoede een strenge winter doorbrengt. ‘Martha van Vloten is de enige die zich om hen bekommert. Zij verzamelt “als een mier” overal voedingsbonnen en brengt ze op de fiets naar ’s-Graveland’.15 In 1919 gaat Mariatti met zijn gezin weer naar Italië, nu naar Varese, net buiten zijn ‘thuisland’ Piemonte. Fascicolo n. 11916 in de Fascistische databank ‘Schedatura PNF’, aanwezig in het Archivio di Stato di Torino, signaleert hem als ‘appartenente alle squadre d’azione di Varese’. Dochter Vanna krijgt er in juni een ansichtkaart van Evert van Eeden in antwoord op een briefkaart van haar. Maar in 1920 gaat het gezin alweer terug naar Nederland, waar het in eerste instantie in Utrecht gaat wonen. Mariatti heeft dan een ‘goedbetaald baantje’ gevonden bij een maatschappij in Rotterdam.16

In 1921 verschijnt Mariatti’s vertaling van De kleine Johannes eindelijk in boekvorm bij uitgeverij Treves in Milaan.17 Ook in Utrecht vindt Mariatti geen rust, al gauw verhuist hij naar Doorn, waar de aanwezigheid van de Duitse keizer hem gelegenheid geeft aan de slag te gaan als attaché van Associated Press. In Doorn treedt nu de oudste zoon in de voetsporen van zijn vader: de 21-jaar oude Abelardo (Nino) adverteert zich als ‘docent Italiaansch’ in de NRC van 16 juni 1923 ‘door Italiaan, Fransch en Holl. spr.’ Toch blijft Utrecht belangrijk voor hem, hij geeft er les aan de Volksuniversiteit en is er, volgens het eerder genoemde

7 De Gooi- en Eemlander 10-01-1903; in een advertentie in de zelfde krant op

17-01-1903 stelt hij, ook weer in het Frans, dat hij 3 jaar in Holland is als

docent Italiaans.

8 Jos De Ley idem.

9 Jos De Ley idem; dat Italiaans zal zij als amateur-zangeres van Anna

Fles hebben geleerd. Zij deed er, naar het lijkt, verder weinig mee: begin

1886, dus kort voor haar huwelijk met Van Eeden, schrijft zij de in Genua

revaliderende Jacobus van Looy lief-plagerig in het Italiaans; verder

vertaalde zij sprookjes uit het Deens, Duits, Engels en Frans, maar niet uit

het Italiaans (bronnen: www.dbnl.org/auteurs, www.gutenberg.org ). Zie

ook ‘Martha van Vloten. With portraits’, Frederik van Eeden-Genootschap,

Mededelingen no. 9, Amsterdam 1946.

10 Jos De Ley p. 22

11 De werktitel was ‘De nieuwe liefde’, maar de definitieve naam werd

‘Eponina’.

12 ‘Nuova Antologia’ vol. CLXIII

13 Jos De Ley p. 26

14 Jos De Ley p. 26

15 Jos De Ley p. 27-28

16 Jos De Ley p. 32 noot 35, op aangeven van zoon Nino

17 In de reeks I Migliori Romanzi Stranieri: Francesco van Eeden - ‘Il piccolo

Johannes. Racconto’, Fratelli Treves Editori, Milano 1921. In 1940 is

een tweede druk uitgekomen bij Uitgeverij Garzanti te Milaan, buiten

medeweten en zonder vermelding van de vertaler.

Page 7: Notiziario 2015 herfst

7

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 25 – nummer 3 |

Regolamento in 1924 voorzitter van het bestuur van de Società Nazionale Dante Alighieri comitato di Utrecht.18 Dit bestuur bestaat uit:Pietro Mariatti, presidentedr. P.H. Ritter Jr., vice-presidenteJkvr. C.E. Rutgers van Rozenburg, segretariadr. J. van der Helm, tesorieremw. Van Ravesteyn-Hintsendr. C. Benjaminsdr. A. de Grootdr. P. Smitprof. dr. J. VerzijlDr. Pierre Henri Ritter Jr. (Utrecht, 16 augustus 1882 – Houten, 13 april 1962) is literatuurcriticus, journalist en radiocommentator. Van 1918 tot 1934 is hij hoofdredacteur van het Utrechtsch (Provinciaal en Stedelijk) Dagblad, van 1935 tot 1937 redacteur van De Groene Amsterdammer. Hij schrijft onder andere in De Nieuwe Gids, maar als na het overlijden van Willem Kloos het blad een fascistische redacteur krijgt is Ritter een van de 28 letterkundigen die verklaren hun medewerking te beëindigen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog behoort hij tot de gegijzelden in Buchenwald en Sint-Michielsgestel.19 In de jaren ’20 en’30 is hij een belangrijke steun en toeverlaat voor Mariatti, zoals blijkt uit bewaard gebleven brieven en kaarten van Mariatti zelf en van zijn kinderen Nino en Vanna.20 Ook nog in de jaren ’30 groeit een grote vriendschap tussen het echtpaar Ritter en Romano Guarnieri, waarover later meer.21 Jkvr. Catharina Elizabeth Rutgers van Rozenburg (1897-1985) is op 24 februari 1897 te Utrecht geboren als dochter van jhr. David Louis Rutgers van Rozenburg (1869-1957) en Willemina Elsabé barones van Boetzelaer (1876-1960). Zij wordt de tweede vrouw van jhr. Pierre Jaunne Henri Roëll (1875-1948)22. Haar betrekking tot het Italiaans is onbekend.Dr. J. van der Helm is – helaas voor dit verhaal – geen familie van de Utrechtse universitair docente dr. José van der Helm en blijft zo een onbekende, evenals dr. C. Benjamins en dr. P. Smit.Mevrouw Dora van Ravesteyn-Hintsen (Rotterdam 1893-1975) is de dochter van een Rotterdams bankier en politicus.23 Zij trouwt in 1915 de Rotterdamse civiel ingenieur Sybold van Ravesteyn, die al vanaf 1912 voor de Nederlandse Spoorwegen werkt. Dora heeft grote belangstelling voor moderne kunst, in het bijzonder voor De Stijl, en maakt deel uit van het Utrechtse kunstenaarsmilieu. Onder haar invloed zoekt Van Ravesteyn bij de Spoorwegen een andere functie en gaat hij daar als architect werken24, in welke functie hij onder andere het Utrechtse stationsgebouw ontwerpt. Zij krijgen drie zoons en een dochter, maar scheiden in 1931. In 1922 laat zij zich met de drie kinderen die zij dan heeft, Boks, Doortje en Adriaan, schilderen door Charley Toorop. Dit schilderij hangt nu in het Centraal Museum Utrecht. In 1935 laat Dora door Gerrit Rietveld een zomerhuisje ontwerpen aan de Loosdrechtse plassen in Breukelen-Sint Pieters. Haar belangstelling voor het Italiaans volgt wellicht uit haar kunstzinnige interesse.Dr. A.W. de Groot (Groningen 1892-Laren N.H. 1963), hoogleraar Taalwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam en dan al wonend in Laren is waarschijnlijk degene die als dr. A. de Groot genoemd wordt als bestuurslid. We zien hem later terug als spreker over Vergilius.

Prof.mr.dr. J.H.W. Verzijl (1888-1987 ) is hoogleraar volkenrecht en staatkundige geschiedenis (1919-1938) en – na een uitstapje naar Amsterdam en oorlogsperikelen – van 1947 tot 1958 hoogleraar volkenrecht tout court, steeds aan de Utrechtse Universiteit.

Op 18 maart 1924 is dr. Bryce, secretaris van Dante Rotterdam, de eerste conferenziere bij Dante Utrecht.25 Hij vult de avond met een tweeledige lezing, die hij eerder voor Dante Den Haag hield: ‘La Leggenda delle Dolomiti’ en ‘Il Campeggio del TCI’. Minne de Boer leest in 1998 het krantenverslag ervan en is aangenaam verrast: ‘Niet die stoffige, hoog-elitaire bijeenkomst die ik verwacht had, maar een verslag van een kampeertocht uit de sportieve jaren twintig, dat (...) ook de huidige leden zou aanspreken.’26

In 1926 is het 25 jaar geleden dat Mariatti naar Nederland kwam. Het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad van zondag 4 juli 1926 besteedt er uitgebreid aandacht aan, ongetwijfeld via de pen van hoofdredacteur Ritter. Mariatti houdt receptie in Hotel des Pays Bas. De in het begin genoemde feestelijke Notiziario plaatst een kopie van het krantenartikel, dat ook verslag doet van de receptie: ‘Een comité had zich gevormd uit zijn leerlingen waarin behalve de Italiaansche gezant, verschillende stadgenooten zitting hadden: Mevr. van Ravesteijn-Hintzen, Mevr. Hubrecht-Molenwater, Dr. P. Smit, Dr. Boekelman, Dr. de Groot, Dr. Quené, Dr. P.H. Ritter Jr. Laatstgenoemde overhandigde den heer Mariatti namens het comité een enveloppe, teneinde hem een reis naar Italië mogelijk te maken. (...)’ Vier bestuursleden dus van het eerste uur worden hier als leerlingen van Mariatti neergezet, naast de Italiaansche gezant. Feit is, dat Ritter met Mariatti en later met Guarnieri in het Italiaans correspondeerde. Nog diezelfde maand juli wordt Mariatti benoemd tot ridder in de orde van de Kroon van Italië.Mariatti gaat dus weer naar Italië. In 1928 vinden we hem terug in Varese als ‘fiduciario di gruppo rionale’, ‘1o segretario politico’ en redacteur van Il Maglio uit Varese.27 Op 9 april 1929 wordt hij weer ingeschreven in Turijn, strada Valpiana

18 Minne G. de Boer, Notiziario Dante Utrecht lente-zomer 1998, p. 30

19 nl.wikipediaa.org/wiki/P.H._Ritter_jr.

20 aanwezig in de Universiteitsbibliotheek te Utrecht, afd. Bijzondere

Collecties

21 Diezelfde afd. Bijzondere Collecties bewaart ook enige correspondentie

Ritter-Guarnieri, in het Letterkundig Museum in Den Haag heb ik daar

helaas geen aanvulling op gevonden.

22 www.genealogieonline.nl

23 www.nationaalontwerparchief.nl/ontwerper/Ravesteyn, Sybold,

Ravesteyn en Hintsen zijn hun persoonlijke voorkeursspelling, formeel is

het Sijbold, Ravesteijn en Hintzen, zo bijvoorbeeld Ned. Patriciaat jrg. 15

en 86.

24 Timmer 2002, geciteerd in voetnoot 210 in F.J.J.W. Paalman

‘Cinematic Rotterdam: the times and tides of a modern city’, PhD thesis

Amsterdam School for Cultural Analysis (ASCA) 2010 http://hdl.handle.

net/11245/1.326999

25 Notiziario Dante Utrecht lente-zomer 1998, p. 32, citeert hierover het

Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad van 19 maart 1924

26 Notiziario Dante Utrecht lente-zomer 1998, p. 30

27 Fascicolo n. 11916 in de Fascistische databank ‘Schedatura PNF’

Page 8: Notiziario 2015 herfst

8

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 25 – nummer 3 |

n. 583. Hij wordt daar als ‘capo settore del gruppo rionale “C. Odone”28 di Torino’ op 11 april 1931 afgekeurd (‘deplorato’). De fascistische bureaucratie weet ons voorts te vertellen dat Mariatti over telefoon beschikte, vanaf 1931 lid van de schrijversvakbond was en Cavaliere della Corona d’Italia en dat ook zijn vader cavaliere was geweest. Aardig is, dat het registratiedocument niet anoniem is: het is ingevuld door een zekere Nicola Adduci. Deze acht, ondanks het ontbreken van harde bewijzen, deelname door Mariatti aan de ‘squadristi’ van 1919-1920 bijna zeker, en daarom diens aangegeven ‘anciënniteit 1919’ geloofwaardig. Ook voor Nino Mariatti heeft genoemde Adduci een registratie-document ingevuld, Fascicolo n. 11915. In 1927 is Nino ‘capo squadra’ van het 8e Legioen van de Milizia Volontaria per la Sicurezza Nazionale (MVSN) van Varese, commandant van het ‘manipolo Avanguardia’van Varese/Bobbiate en secretaris van de Dopolavoro van Bobbiate. Na de verhuizing naar Turijn in april 1929 vraagt hij daar op 25 juni het lidmaatschap aan van de Fascistische Partij, Fascio di Torino. Hij heeft in dat jaar een fiets en vanaf 1931 telefoon en hij is sportief: tennis, skiën, zwemmen en kanovaren. Vanaf 1931 werkt hij bij een zekere Carlo Balla, corso Stupinigi 115 als correspondent in vreemde talen.In 1933 verhuist Mariatti naar de via San Rocco n. 56. Uit correspondentie van Pietro Mariatti en zijn zoon Abelardo (Nino) met Ritter weten we, dat hij het in Turijn toch niet weet te rooien en maar weer naar Nederland wil gaan. Hij denkt Hilversum weer als uitvalsbasis te moeten kiezen, mede ten behoeve van de werkgelegenheid van Nino en Vanna.29 Nino lijkt zich intussen aardig zelf te redden. Als hij op 16 september 1934 Ritter schrijft, dat zijn vader inderdaad heeft besloten zich weer in Hilversum te vestigen, woont hij in een pension in Amsterdam. Hij is dan net terug van een tournee door Duitsland met Italiaanse artsen. Hij bereidt de komst van het ouderlijk gezin voor: hij heeft in Hilversum een woning voor hen gevonden en daar alles geregeld voor hun eerste overnachting, bedden en ander meubilair, zodat zij niet in een hotel hoeven en ook geen tijd hoeven te verliezen met het zoeken van huisvesting en zo.30 Nino geeft aan, dat in Italië op dat moment ‘ouderen’ oftewel iedereen ouder dan veertig jaar zijn uitgesloten van werk op journalistiek of politiek gebied (oud-journalist Mussolini had het ‘goede voorbeeld’ gegeven: hij was negenendertig toen hij in 1922 regeringsleider werd!). Nino besluit zijn brief met Ritter te vragen alvast een goed woordje te doen bij de Utrechtse Volksuniversiteit, waar zijn vader twee of drie jaar lang de cursus Italiaans heeft gegeven. De Gooi- en Eemlander meldt op 4 oktober 1934 dat P.G. Mariatti, leraar en journalist, afkomstig uit Turijn, bij de gemeente Hilversum is ingeschreven met woonadres Kamerlingh Onnesweg 485. Die maand adverteert Mariatti zich in De Gooi- en Eemlander als docent “Italiaansche taal en letterk. conv. vert. van Eeden’s Kleine Johannes en schr. v. ‘Uitspraak v.h. Italiaansch in verb. m. de Zang’, Mariatti en Eldar uitg. Mijs, Tiel”. Op 8 november 1934 houdt Mariatti voor de afdeling Gooi- en Eemland van Dante Alighieri een lezing over ‘De ideale bronnen der gedachte en der kunst in het hernieuwde Italië’. Ons Dante Amersfoort heeft dus ook redelijk oude wortels.Op 30 november 1934 schrijft Mariatti weer naar Ritter, nu

in de U-vorm. Zou Ritter hem eerder in die vorm hebben geantwoord? Mariatti vraagt Ritter zich bij de AVRO (voor welke omroep Ritter zijn radiopraatjes houdt) in te zetten voor een cursus Italiaans in het komende seizoen. Het heeft er alle schijn van dat de vriendschap Mariatti-Ritter op zijn eind loopt, latere correspondentie tussen hen heb ik niet aangetroffen. Het dagboek van Frederik van Eeden toont hoe rond 1917 de vriendschap met Mariatti zijn einde vindt in Mariatti’s voortdurende verzoeken om steun.31 Mogelijk heeft bij Ritter iets dergelijks gespeeld, maar ook de komst van Guarnieri naar Utrecht, waarover later, zal een rol hebben gespeeld. Mariatti gaat weer terug naar Italië. Zijn dochters Vanna en Maria blijven nog in Nederland, tot aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. 32 Vanna gaat aan de slag als lerares Italiaans, vanaf 1 september 1936 vinden we kleine advertenties van haar in De Gooi- en Eemlander. Zij woont dan op de Bussumergrindweg 52 in Hilversum, in januari 1938 verhuist zij naar Suzannapark 6 in Hilversum. Met ingang van 1 september 1938 geeft ‘mejuffrouw V. Mariatti uit Hilversum’ een tweejarige cursus ‘Italiaansch’ bij het Conservatorium van Utrecht.33

De krant Het Vaderland meldt op 11 november 1939 de huwelijksafkondiging van A34. Mariatti en F.A.J. van Zanten. Voor Nino is dus Nederland wel een tweede vaderland geworden, in tegenstelling tot voor zijn vader.Dochter Maria is suikerpatiënte en heeft later in de oorlog niet voldoende insuline tot haar beschikking35, zij overlijdt in 1944. Ook Mariatti’s vrouw overlijdt in 1944, nadere gegevens daarover ontbreken. Mariatti zelf overlijdt in 1948 in het dorp Guanzate, even ten zuiden van Como. Over zijn laatste jaren is ook niets bekend.Op 16 augustus 1952 stuurt dochter Vanna, nu Vanna Droogendijk-Mariatti, vanuit Breda aan Ritter een aardig briefje, dat begint met: ‘Terwijl ik nu even in Nederland ben wijst mijn man, die tot 1959 Consul-Generaal van Nederland was, mij op een artikel in de Groene36 over U en Uw inmiddels befaamde stijl van het bespreken van boeken.’Zo eindigt het ‘tijdperk Mariatti’.

Jan Buijs

28 Wellicht genoemd naar Cesare Oddone, geboren 1865 in Casale

Monferrato (Alessandria), overleden 1941 te Rome, in 1923 direttore del

Compartimento Torino de Ferrovie dello Stato, 1924 lid van de Partito

Nazionale Fascista, 1924-1931algemeen directeur van de FS, Gran cordone

dell’Ordine dei SS. Maurizio e Lazzaro 1° giugno 1931, Senatore en lid van

de Unione Nazionale Fascista del Senato 1934-1941 (waar hij zijn mond

nauwelijks open deed volgens het register op de Handelingen).

29 Brief Mariatti aan Ritter d.d. 21 Maart 1934

30 Brief A. Mariatti aan Ritter d.d. 16 September 1934

31 Jos De Ley p. 27-29

32 Jos De Ley, p. 29

33 De Telegraaf 17 Juli 1938

34 Abelardo (Nino)

35 Mededeling van Marjon Landré, die ‘tante Vanna’ en andere Mariatti’s

goed gekend heeft.

36 De Groene Amsterdammer

Page 9: Notiziario 2015 herfst

9

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 25 – nummer 3 |

Quest’anno, sarebbe un po’ difficile non accorgersene, ricorre il settecentocinquantenario dalla nascita di Dante. Per l’occasione molte istituzioni, italiane e forestiere, si stanno muovendo per festeggiare l’evento. Ognuno lo fa a modo suo: con congressi di specialisti o in incontri informali, con edizioni critiche o nuovi commenti, chi con semplici celebrazioni e letture pubbliche. Ovvio che la lectura del XXXIII del Paradiso che Benigni ha tenuto in Senato rimarrà negli annali; ma nulla riuscirà a superare quella nello spazio, affatto commovente, dell’astronauta Samantha Cristoforetti sempre, non serve dirlo, dall’ultima cantica. Allora è buono e giusto che anche noi, nel nostro piccolo, facciamo qualcosa e perciò in una rubrica di poesia altro non si può fare che suggerire la lettura di uno dei suoi testi. All’inizio m’ero riproposto di scrivere della Vita Nuova, sia perché è un libro breve, e dunque facile da riassumere nel poco spazio di queste colonne, sia perché ha una sua narratività. Ciononostante, ho poi deciso di non lasciarmi scappare l’occasione e di parlare della Commedia. Certo, lo spazio rimane sempre quello, ma per restare nei miei confini, piuttosto che ‘recensirla’, vengo a dire del Purgatorio: anzi, per essere più preciso, di dare un paio di ragioni che fanno di questa cantica la mia prediletta. Ora, voler convincere qualcuno di questa cosa è impresa difficile assai. Da una parte c’è il battaglione di quelli che tifano per l’Inferno. La motivazione generalmente è abbastanza futile come – spesso mi sento dire – il fatto che lì si ritrovino i ‘tipi’ più interessanti. Dall’altra c’è la fazione che predilege il Paradiso. In realtà si tratta di un gruppetto, ma che è molto elitario, anche perché capitanato da Eliot che la considerava la parte più bella della Commedia. Ed in effetti è così: basti pensare al canto XI dedicato a San Francesco e al XXXIII, con la preghiera alla Madonna. A me, dicevo, al contrario piace (che è verbo diverso da ‘apprezzare’) immensamente la cantica di mezzo. Alcuni mi rimprovereranno che ciò è una posa da connoisseur, ma assicuro che non è così e spiego anche perché. Innanzi tutto (dico questo a favore dei fanatici dell’Inferno) anche qui i personaggi attraenti non mancano: si pensi a Catone, Pia, Stazio, Casella, finalmente Beatrice. La sua formazione e la struttura morale sono difatti simili a quelle dell’Inferno e pure qui si ritrovano le anime di chi ha colpe gravissime e, per l’appunto, deve purgarsene. La differenza di condizione tra le due categorie sta nel fatto che le anime in purgatorio avranno modo di andare in paradiso (non hanno perduto, come nell’inferno, la speranza). Questo avviene

perché quand’erano ancora in vita hanno sfruttato al meglio sia la ragione (ratio) sia la libertà (“libertà va cercando, ch’è sì cara”: If. I 71) e per tempo hanno posto rimedio ai loro errori. Dante ci rammenta che una seconda possibilità, se lo vogliamo, c’è sempre. Un altro motivo della mia predilezione è dato dalla lingua. Dante usa nelle tre cantiche diversi registri. Quelli dell’Inferno e del Paradiso sono rispettivamente il basso e il sublime. Ecco, entrambi – sebbene affascinanti – sono alquanto espressivi e perciò distanti dalla mia sensibilità. Nel Purgatorio s’usa invece un livello linguistico mediano dove sia la sintassi sia il lessico

sono quelli più prossimi alla condizione umana (si ricordi altresì che nel Purgatorio il tempo è finito, quando negli altri due regni si parla di atemporalità). Il tono, poi, è riflessivo e il linguaggio è segnato dall’uso ripetuto della parola “gentile” (come sostantivo, aggettivo o avverbio), a indicare il carattere di chi qui si ritrova. Ovverosia, il loro comportamento è cortese (perché appunto di modi da corte si tratta) e nobile ma non per sangue quanto, semmai, per carattere e costumi. Un’idea, senz’altro,

democratica (!) del proprio ruolo in società. Tale civiltà si mostra e dimostra nei gesti, nei sorrisi, nella pacatezza della voce e nelle azioni. Pia de’ Tolomei, ad esempio, chiede a Dante di ricordarla in terra al suo ritorno, ma che lo faccia, lei si preoccupa, solo quando si sarà “riposato de la lunga via” (Pg. V 131). Il terzo e quarto motivo, fortemente interconnessi, sono la presenza di poeti, alcuni dei quali sono stati anche amici di Dante: Casella (nel II), Sordello (VI-IX), Stazio (XXI), Forese Donati, Bonagiunta da Lucca, Guido Guinizzelli, Giraut de Bornelh e Arnaut Daniel (XXIV-XXVI). Quest’incontri gli danno modo di discorrere distesamente di letteratura,

tant’è che già nel proemio l’autore invoca che “la morta poesì resurga” (I 7). A proposito: non va dimenticato come Dante sia amatissimo da altri poeti. Basti pensare, per restare al Novecento, al già nominato Eliot, ma anche a Pascoli, Pound, Montale, Mandel’štam, Brodskij, Caproni, Luzi, Pasolini, Heaney, Sanguineti, Pinsky. Riepilogando: speranza, gentilezza, poesia e amicizia. Queste sì che mi paiono quattro buoni moventi, non dico per preferire il Purgatorio, ma almeno sufficienti per mettersi a leggerlo o ri-leggerlo.

Gandolfo Cascio

I poeti: letti e rilettiDante Alighieri, La Divina Commedia. Purgatorio

Agnolo Bronzino, Ritratto allegorico di Dante (1530)

Samantha Cristoforetti

Page 10: Notiziario 2015 herfst

10

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 25 – nummer 3 |

Nederlandse dichters uit de 20ste eeuw in het Italiaans en …Friulaans

Ce timp vìno cumò?A è l’albe imbarlumide:te taviele che inmò no viôd setôrsa son i flôrs smarîts moj di rosade;il flum d’arint al è une limpie stradech’a mene al orizont dut fumatôs;e il rusignûl, cûr de buinore, al zorne

cu la gose gloriose’ne saviece ch’o sai ma no le vîv,ğhonde dismisurade,ğhonde cence durade...Ce timp vìno cumò?Al è il timp dal amôr.

Ladinisch en Friulaans zijn twee verwante Reto-Romaanse talen. Het Friulaans, gesproken in de Italiaanse regio Friuli-Venezia Giulia door ongeveer 600.000 mensen (maar volgens de pessimistiche taxaties van Ethnologue zouden het er slechts 300.000 zijn), heeft een bloeiende literaire traditie, vergelijkbaar met die van het Fries. In de twintigste eeuw was het vooral de poëzie die, na P.P. Pasolini, een grote vlucht nam. Twee vooraanstaande namen van de hedendaagse Italiaanse poëzie, Ida Vallerugo en Pierluigi Cappello, beschouwen zichzelf in de eerste plaats als Friulaanse dichters. Belangrijk thema in veel Friulaanstalige poëzie is de zoektocht van de lyrische ik naar houvast in de contemporaine globaliseerde wereld, na de plotselinge instorting van de traditionele agrarische samenleving met haar waarden en mythes na de aardbeving in 1976. Een recente inleiding in de Friulaanse taal en cultuur biedt het boek The Friulian Language: Identity, Migration, Culture (ed. Rosa Mucignat), Cambridge Scholars Publishing, 2014. En wellicht zal iemand zich nog herinneren dat tussen 1956 en 1973 de friulanist Giuseppe Francescato als hoogleraar Italianistiek aan de UvA werkte.Giorgio Faggin, oud-docent Nederlands in Triëst en Padua, is een bekende neerlandicus (kunsthistoricus, vertaler) én friulanist. In de loop der jaren heeft hij veel twintigste-eeuwse Nederlandstalige poëzie naar het Friulaans vertaald: van P.C. Boutens, Karel van de Woestijne, Jan van Nijlen, Paul van Ostaijen, Hendrik de Vries, Gerrit Achterberg en Hans Faverey. In het najaar van vorig jaar werden die

los verschenen vertalingen gebundeld in een bloemlezing – Melopee, genoemd naar Van Ostaijens bekendste gedicht – die onder auspiciën van de Società Filologica Friulana, het Nederlands Letterenfonds en het Vlaams Fonds voor de Letteren verscheen: Melopee. Siet poets neerlandês, bezorgd door Gabriele Zanello en ondergetekende. Zo kan de lezer nu beschikken over een polyfonie van Vlaamse en Nederlandse stemmen – van het symbolisme uit het fin-de-siècle tot aan het twintigste-eeuwse autonome dichterschap – in het Friulaans. Nog meer dan het geval is bij zijn vertalingen naar het Italiaans heeft Giorgio Faggin een herschepping nagestreefd van de oorspronkelijke gedichten in vormvaste vertalingen. Het Friulaans blijkt zich bovendien wonderwel te lenen voor het nabootsen van klankeffecten en het fonisch-ritmisch oproepen van een bepaalde sfeer, zoals in het volgende fragment uit Boutens’ gedicht Liefdesuur:

Hoe laat is ’t aan den tijd?Het is de blanke dageraad:De diepe weî waar nog geen maaier gaat,Staat van bedauwde bloemen wit en geel;De zilvren stroom leidt als een zuivre straatWeg in het nevellicht azuur;En morgens zingend hart, de leeuwrik, slaatUit zijn verdwaasde keelWijsheid die geen betracht en elk verstaat,Vreugd zonder maat,Vreugd zonder duur...Hoe laat is ‘t aan den tijd?’t ls liefdes uur.

De bundel werd op 2 oktober 2014 in Cormòns (Gorizia) feestelijk gepresenteerd, tijdens het zesde Colloquium Retoromanistich, een internationale bijeenkomst over Reto-Romaanse talen en culturen.

Marco PrandoniMarco Prandoni is docent Nederlands aan de universiteit van Bologna.

Het was deze zomer niet alleen maar mooi weer en op een regenachtige avond een mooie Italiaanse film gaan zien, bleek zeer de moeite waard. Knap hoor hoe regisseur Edoardo Winspeare een aantal actuele thema’s krachtig vorm geeft in zijn boeiende film

In grazia di Dio. Die thema’s zijn de economische crisis, het feminisme en zelfredzaamheid van vrouwen, de herwaardering voor de natuur in al zijn facetten – en deze onderwerpen worden de kijker aangeboden in het fraaie landschap van Puglia.

In grazia di Dio

Page 11: Notiziario 2015 herfst

11

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 25 – nummer 3 |

De schulden waarin het naaiatelier van de familie terechtkomt, zijn enorm en de bank gelooft niet meer in de mogelijke nieuwe grote opdrachten (en dat blijkt even later ook goed ingeschat). Hoofdpersoon Adele ziet zich genoodzaakt het huis te verkopen en zij besluit met haar moeder, zus en dochter een olijfboomgaard te kopen in Puglia. Terwijl zij over prachtige wegen naar hun nieuwe onderkomen rijden, is tegelijkertijd de spanning voelbaar dat zij een wezenlijke en onzekere grens overgaan, van de door geld en welvaart gedreven wereld naar wat de natuur te bieden heeft. Die spanning blijft in de film aanwezig omdat de zus en de dochter van Adele aan hun eigen niet-realistische idealen vasthouden; de een zwijmelt alleen maar van een carrière als actrice en de dochter houdt zich wellustig bezig met de jongens van het dorp. En dit geeft heftige botsingen tussen de vrouwen, die geen enkel blad voor de mond nemen en elkaar voortdurend de waarheid zeggen. De vrouwen werken elk op hun manier hard om een nieuw bestaan op te bouwen en geleidelijk aan dienen de waarden en geneugten van dit nieuwe leven zich in prille vorm aan. Daarbij

komen in de film de klassieke thema’s als liefde, opvoeding, een hechte familieband die tegen veel stootjes kan en het Italiaanse (?) temperament aan de orde. En zoals Laura van Zuylen in haar recensie in De Filmkrant zo treffend zegt: ‘Zo bekeken heeft de economische crisis in In grazia di Dio als een soort zondvloed gefunctioneerd. Met wortel en al zijn deze mensen uit hun omgeving gerukt om van voren af aan de boel opnieuw op te bouwen. Ze leren elkaar en het leven opnieuw te waarderen. Dit keer is Noach een vrouw. En het olijftakje een wollig katje.’Daarnaast is de film extra interessant omdat Edoardo Winspeare zich door de lokale bevolking in diensten en goederen heeft laten sponsoren. De niet professionele, lokale acteurs die in dialect spreken versterken de authenticiteit.

Als de kans zich nog voordoet deze film te zien, zeker doen!

Annemarie Aarnoutse

Santo Piazzese heeft zich een plaats verworven in de Italiaanse giallo-canon met slechts twee romans: I delitti di via Medina-Sidonia (1996) en La doppia vita di M. Laurent (1998). Maar het is nog niet zo eenvoudig vast te stellen wat voor gialli dat zijn. De auteur hoort ongetwijfeld tot wat ik de Blues Boys noem, met een enorme kennis van de Amerikaanse populaire muziek, maar hij is ouder (*1948) dan degenen die gelijk met hem gedebuteerd hebben. En zijn hoofdpersoon en alter ego heeft ook alle Amerikaanse films gezien, speciaal die waar Chandler’s Marlowe in voorkomt. Piazzese zit enigszins in de traditie van La Donna della Domenica van Luttero en Lucentini: zijn Turijn heet Palermo en daar hebben de projectontwikkelaars evenzeer huisgehouden. In interviews spreekt hij lyrisch over de kust rond Palermo zoals hij die in zijn jeugd gekend heeft, maar waar niets meer van over is dan een steenwoestenij. Auteur en hoofdpersoon werken in een biologisch Instituut van de Universiteit van Palermo, een ambiente die ons in detail wordt beschreven. Zijn alter ego heet Lorenzo La Marca, maar wat diens detectivetechnische rol precies is is moeilijk uit te leggen. In ieder geval is hij de verteller, maar hij is noch speurder noch speurdershulp. Hij vindt het eerste slachtoffer, wordt ingeschakeld als informant over het milieu waar de moord zich afspeelde en als interviewer van de vrouw van het slachtoffer. Op een gegeven moment wordt hij zelf bijna slachtoffer, vanwege geheime kennis waarover hij heeft opgeschept, maar net op tijd herinnert hij zich hoe Marlowe de fatale slag wist af te weren, wat zijn leven redt.De roman waar ik het hier over heb – de eerste, I delitti di via Medina-Sidonia – begint met de ontdekking dat er in de tuin van het Instituut iemand aan een boom hangt. Lorenzo ontdekt hem,

maar kippig als hij is herkent hij de persoon in kwestie niet. Pas later hoort hij dat het een oud-medewerker is die hij goed gekend heeft en die sinds kort weer een tijdje op het Instituut werkte. De man, Raffaele Montalbani, kwam uit ‘de States’, en had daar trouwplannen. Het huwelijk had evenwel in Palermo moeten plaatsvinden en Lorenzo had zelfs als best man moeten optreden, maar slordig als Raffaele was, had hij de uitnodiging te lang in zijn zak gehouden: die komt pas een dag na zijn dood aan.De zaak wordt behandeld door een vroegere studievriend van Lorenzo, namelijk Vittorio Spotorno, die er weinig tijd voor heeft, want hij is louche vastgoedaffaires aan het onderzoeken. Dat wordt onderkoeld vermeld, want Piazzese wil met zijn roman laten zien dat er over Palermo detectives geschreven kunnen worden zonder dat de maffia (mafia) er aan te pas komt; die wordt dus zorgvuldig uit het verhaal weggehouden. Maar Lorenzo moet wel inside-information geven en zo leren we het

Uit de geschiedenis van de Italiaanse Giallo (17)

Santo Piazzese

Page 12: Notiziario 2015 herfst

12

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 25 – nummer 3 |

Instituutsleven kennen: de Decana, die de mensen het leven zuur maakt, de collega’s die allemaal hun eigen gangetje gaan en hun eigen idee van collegialiteit hebben, de eerstejaarsexamens, waarvoor zich vijftig man opgeven die met een ritme van zes of zeven per dag op hun beurt wachten, en met Lorenzo’s twee promovenda’s, Francesca en Alessandra, die inwisselbaar zijn, eigenlijk een jaartje naar het buitenland zouden moeten maar het aan het Instituut te gezellig vinden, en gezegend zijn met een onuitputtelijke scherpe tong. Als de trouwplannen van Raffaele bekend worden krijgt Lorenzo opdracht aan te pappen met de gemankeerde bruid, Darlene, wat hij doet op zijn manier door haar uit te nodigen in zijn privésfeer: eerst een etentje met zijn vriendin Michèle Laurent, de patholoog-anatome, die een jaar in de States gestudeerd heeft en onmiddellijk allerlei herinneringen ophaalt in een levendig gesprek, waarbij Lorenzo zich buitengesloten voelt. Daarna nodigt hij Darlene om hotelkosten te besparen uit om maar bij hem te logeren, alles in het nette; en uiteindelijk neemt hij haar mee naar het landhuis van zijn zus, een doortastende tante, die met zwager Armando een herenboerderij opgezet heeft en daar huist met de kinderen, die collectief als les enfants worden aangeduid. Ondertussen worden alle goede eethuisjes rond Palermo bezocht. Dat was nou ook weer niet de bedoeling van het aanpappen, meent Spotorno.Geleidelijk wordt bekend wat Raffaele was komen doen in Palermo. Hij had gehoord van interessante ontdekkingen op het Instituut, snuffelde overal rond, verzamelde protocolli van onderzoek op diskettes, en kocht waarschijnlijk medewerkers om. Lorenzo moet daar maar eens naar kijken, meent Spotorno, en die besluit dat de meest effectieve manier om dat te doen is om te bluffen dat hij over Raffaeles diskettes beschikt en dan te kijken hoe er gereageerd wordt. Wat tot gevolg heeft dat iemand

hem thuis probeert te overvallen. Marlowe heeft hem daar dus bij gered. Hoe het afloopt zal ik niet verklappen; daar gaat het ook niet om. Deze roman verheft het milieu van de universitaire bioloog tot het decor van een giallo. Ook de rest van de schaarse productie van Piazzese speelt zich in die wereld af, in wereld die wij lezers nu goed kennen en waarover we meer willen weten. In de tweede roman is de vader van Michèle een tijdlang verdachte; in een derde roman blijft Lorenzo buiten beeld, maar lost Spotorno zelf een misdaad op, en recentelijk is er nog een boek verschenen waarin de studiejaren van Lorenzo het onderwerp zijn, zonder misdaad. De auteur was gehecht geraakt aan zijn creatie en kon hem niet loslaten. Hij is nu met pensioen, dus wie weet wat er nog in het vat zit.

Minne de Boer

Il GelsoTerreno di circa un ettaro vendesi in Sud Italia,

nel Cilento (Golfo di Policastro). In zona collinare, a pochi chilometri dal mare

e ai piedi del monte Bulgheria. E’ in continuità con il paese Bosco.

Per informazioni rivolgersi al (+39) (0)33 98 41 51 42.

Page 13: Notiziario 2015 herfst

13

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 25 – nummer 3 |

Die truffelhonden lijken soms wel high van geluk als ze weer een exemplaar van de zeldzame zwam gevonden hebben. Wetenschappers hebben ontdekt dat dat waarschijnlijk niet alleen is vanwege de blijdschap om het baasje tevreden te maken, maar ook vanwege een stof die lijkt op de THC in Cannabis.Wetenschappers van drie Italiaanse universiteiten maakten onlangs bekend dat zwarte truffels anandamide bevatten. Dit is een zogenaamde neurotransmitter die pas in 1992 werd ontdekt en werd vernoemd naar het woord ananda uit het Sanskrit, dat ‘gelukzalig’ betekent. Dit molecuul zit ook in chocolade en ook daar worden veel mensen gelukkig van. Het is bewezen dat anandamide chemische stoffen in de hersenen activeert die de stemming verbeteren. Dat gaat op dezelfde manier als de THC in Cannabis dat doet. De onderzoekers denken dat de zwam op deze manier dieren wil aantrekken om zo de sporen te verspreiden. Niet alleen varkens en honden lusten truffels, ook grizzly beren, stokstaartjes (!) en de grootpoot-potoroe, een klein buideldiertje dat lijkt op een rat.

Net als Cannabis kosten truffels tegenwoordig ook een paar duizend euro per kilo. Wie weet of na de Nederwiet en de paddo’s er tegenwoordig ook gelukzalig makende truffels in de Nederlandse coffeeshops te koop zijn!

(Met dank ontleend aan Il Giornale, www.ilgiornale.nl)

Uitgerekend in San Gimignano werd in 1990 door drie studenten, alle drie midden twintig en geboren in het aloude stadje-met-de-vele-torens, een galerie opgericht in een voormalige bioscoop: Galleria Continua. Geen voor de hand liggend initiatief. De drie studenten, Mario Cristiani, Lorenzo Fiaschi en Maurizio Rigillo, hielden er dan ook geen alledaagse ideeën op na. Hun uitgangspunt was (en is): continuïteit creëren tussen verleden, heden en toekomst, aansluiten bij het cultureel erfgoed en verschillende generaties kunstenaars presenteren. Zowel wie zich al een naam verworven heeft als ‘aankomend talent’ krijgt ruimte bij Continua.Inmiddels heeft het drietal kans gezien ook in China (Bejing) een vestiging te openen, in 2005, en een paar jaar later, in 2007, in Les Moulins, op een uur rijden (met de auto) van Parijs. De vestiging in Bejing vloeide voort uit hun contact met de Chinese kunstenaar Chen Zen, die in Les Moulins uit hun contact met het kunstenaarsechtpaar Lucy en Jorge Orta. De Orta’s wezen hen op het leegstaan van een papierfabriek met watermolen bij hen in de buurt: waren gebouw + locatie niet geknipt voor wat hun

voor ogen stond? De drie vrienden bleken het daar volledig mee eens en het pand werd gekocht. Een paar jaar later ook het tweede voormalige fabrieksgebouw, ook dit inclusief watermolen.De verschillende locaties waar de drie Italianen werk van de door hen uitgenodigd kunstenaars presenteren, oude, ‘doorleefde’ behuizingen die niet verbloemen dat ze langdurig voor een ander doel hebben gediend, laten de bedoeling van de drie initiatiefnemers extra tot uiting komen. Hoeveelheid en kwaliteit van wat getoond wordt zijn van een hoog niveau. Soms ter plekke tot stand gekomen. Maar niks glamour of status, geen duur gedoe. De bezoeker is op het platteland (althans in de twee vestigingen in Europa) en daar is het gemoedelijk, al gaat het er om niet te onderschatten kunst. De Franse vestiging, een voorheen totaal onbekend plattelandsplaatsje, trekt intussen vele bezoekers aan, tot tevredenheid van bestuurders en inwoners.Een opmerkelijk verhaal!Website: www.galleriacontinua.com

Ciska van der GlasMet dank ontleend aan een artikel van Nanda Janssen in Museumtijdschrift, 5-2015, pp. 33-37.

Truffels bevatten soortgelijke stof als Cannabis

Galleria Continua

Galleria continua San Gimignano, tentoonstelling Jannis Kounellis,

Senza titolo

Galleria Continua San Gimignano, tentoonstelling , Michelangelo Pistoletto,

Veduta della mostra

Page 14: Notiziario 2015 herfst

14

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 25 – nummer 3 |

In het CODA-museum in Apeldoorn was deze zomer een opmerkelijke tentoonstelling van werk van Barbara Paganin, een Venetiaanse kunstenares – haar naam doet dat al vermoeden.Zij werd geboren in 1961 en volgde een opleiding voor edelsmid aan het Istituto Statale d’Arte di Venezia. Zij studeerde verder beeldhouwkunst aan de Accademia di Belle Arti, ook in Venetië. Sinds 1988 is zij docent aan het Liceo artistico Michelangelo Guggenheim. Daar geeft zij ook les in design.

In de collectie (sieraden en miniatuurobjecten) die in Apeldoorn te zien was had Barbara Paganin voor het eerst ‘objets trouvés’ verwerkt. Het ging haar daarbij om antieke en simpelweg oude voorwerpen die bij haar een herinnering ophaalden – zie de titel van de tentoonstelling. Het ontstaan van de collectie begon dan ook met een zoektocht langs Venetiaanse antiekwinkels, waar zij speurde naar kleine voorwerpjes die bij haar een beeld opriepen van vervlogen tijden. Zo kregen in diverse van de tentoongestelde kunstwerkjes kleine kinderschoentjes een rol, soms wel tien of meer paar. De schoentjes duiken op, lopen het kunstwerkje uit en doen hun intrede opnieuw in een volgend werkje.Het resultaat van het proces is een reeks kleinoden in de ware zin van het woord, waarvan de samenstelling bij het zien je verbeelding stimuleert, je in de lach doet schieten en je eroverheen doet buigen om te kijken waar het nou precies uit bestaat. Een zootje ongeregeld, dacht ik erbij, mij ervan bewust dat het zo ongeregeld niet is. Dat er de nodige materiaalkennis

en vakmanschap aan te pas zijn gekomen is duidelijk. Daarnaast: originaliteit en oog voor het verleden in het heden.

Barbara Paganin exposeert al meer dan 25 jaar in Europa en Amerika. Werk van haar bevindt zich in de vaste collectie van een groot aantal musea. De collectie ‘Memoria aperta’ was voor het eerst te zien in Palazzo Fortuny in Venetië, in 2014. Ik vond het de moeite van het bekijken zeer zeker waard.

Ciska van der Glas

Barbara Paganin, Memoria aperta

Barbara Paganin, Memoria aperta 3, foto Alice Pavese

Barbara Paganin, Memoria aperta 8, foto Alice Pavese Barbara Paganin, Memoria aperta 5, foto Alice Pavese

Page 15: Notiziario 2015 herfst

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 25 – nummer 3 |

15

In Bard (AO), tot 8 november:De capolavori van de Accademia dei Concordi di Treviso nu elders te zien.Forte di BardInfo: T 0125.83 38 11, www.fortedibard.it

In Florence, tot 3 november:Nel segno dei Medici.Tesori sacri dellla devozione granducaleMuseo delle cappelle medicee, Piazza di Madonna degli Aldobrandini 6Info: T 055.238 86 02, www.uffizifirenze.it

In MilaanTot 31 oktober:Wereldtentoonstelling: ‘Nutrire il pianeta, Energia per la vita’Area Expo di Rho-Fiera, tegenover het Castello Sforzesco (en op diverse plaatsen elders in de stad)Geopend dagelijks van 10.00 tot 20.00 uur.Info: www.expogatemilano.org

Tot 31 oktober:Il mondo di Leonardo, tre strumenti musicaliDrie muziekinstrumenten ontsproten aan het geniale brein van Leonardo: piva continua, organo continuo en flauti glissati. Schetsen en aantekeningen uit de Codice di Madrid en de Codice Atlantico.Le sale del re, piazza della Scala (ingresso dalla Galleria Vittorio Emanuele II)Info: www.leonardo3.net

Tot 31 oktober:Lucio FontanaVoor het eerst in Europa wordt hier Concedtto spaziale. Trinità tentoongesteld, een werk dat de kunstenaar in 1966 bedacht maar niet realiseerde.Fondazione Marconi, via Tadino 15Info: T 02.29 41 92 52

Tot 31 oktober:La mente di Leonardo88 bladen uit de Codice AtlanticoVeneranda Biblioteca Ambrosiana, piazza Pio XI en Sacrestia monumentale del Bramante, via Caradosso 1Info: www.ambrosiana.it

Tot februari 2016:Triennale XtraSerie architectuur-, kunst- en designtentoonstellingen in de voornaamste centra (12) van LombardijeViale Alemagna 6, Milaan, en 11 andere locaties in de regioInfo: T 02.72 42 31, www.triennalextra.org

In Montepulciano, tot 1 november:Dalla ‘macchia’ al decadentismoFondazione Cantiere internazionale d’arte, piazza Grande 7Info: T 0578.75 70 07, www.fondazionecantiere.it

In Napels en Pompeï, tot 2 november:Pompei e l’EuropaWerk uit een ver weg en een dichtbij verleden dat laat zien hoe Pompeï kunstenaars geïnspireerd heeft.Museo archeologico nazionale, en in Pompeï zelf.Info: T 081.8575527

In Staggia Senese, tot 31 dicember:Remo Chiti futuristaDe aparte bijdrage van Remo Chiti aan het futurisme, in speciaal daglicht gezet door installaties van eigentijdse kunstenaars in vergelijking met hem. Rocca di Staggia, via dell’Ospedale 2Info: T 366.479 20 92, www.laroccadistaggia.it

In Tivoli, tot 18 oktober:Zeffirelli, tra cinema en teatroDe carrière van regisseur Franco Zeffirelli.Villa d’EsteInfo: T 0774312070, www.villadestetivoli.it

(Met dank aan Touring, maandblad van Touring Club Italiano)

Tentoonstellingen in ItaliëKleine greep uit het aanbod