Omgevingswet & Rail 22 juni 2020
Jan Reinier van Angeren
Inhoudsopgave
Introductie van de Omgevingswet
Intermezzo: Omgevingswet en mobiliteit
Omgevingswet en spoor
Vragen en afsluiting
Introductie: de Omgevingswet
Eenvoudiger ja, maar ook eenvoudig beter?
Planning
Bundeling omgevingsrecht in één wet:
▪ 15 wetten gaan op in de Omgevingswet
▪ 7 wetten gaan via een Aanvullingswet op in de Omgevingswet
▪ 11 wetten gaan onderdelen op in de Omgevingswet
Eén wet
▪ Bal heeft betrekking op milieubelastende
activiteiten (“milieu”)
▪ Bkl heeft betrekking op inhoudelijk normen
voor de fysieke leefomgeving (“planning”)
▪ Besluit bouwwerken (“oude bouwbesluit”)
▪ Omgevingsbesluit (“procedurele bepalingen”)
Vier AMvB’s
▪ Invoeringsregeling Omgevingswet
▪ Aanvullingsregeling
(Natuur, Bodem, Geluid, Grondeigendom)
▪ Omgevingsregeling Omgevingswet
Drie Ministeriële regelingen
▪ Interview Nationale Ombudsman in NRC.
▪ Stel burgerperspectief centraal. Overheid doet stap terug, maar niet alle burgers kunnen
meekomen.
▪ Aandachtspunten: toegankelijkheid van de informatie via Digitaal Stelsel Omgevingswet
(“DSO”), invulling van de dienstverlening, participatie (niet iedereen kan dat), voorbereiding
van burgers en klachtenbehandeling (er is niet altijd een juridische rol voor de overheid,
maar waar kunnen burgers dan klachten indienen).
▪ Reactie Minister BZK: Omgevingswet is geen wet van “vrijheid, blijheid” noch van “het recht
van de sterkste”. Gemeente is belangrijkste uitvoerder van de Omgevingswet. Medio 2020:
toolkit voor gemeenten voor voorlichting burgers en bedrijven over de Omgevingswet. Met
DSO moet iedereen kunnen werken. Periodieke toetsing met Stichting Accessibility.
Actueel: kritiek
▪ Eén omgevingsplan voor de gehele gemeente (2.4 Ow). Tot 2029 de tijd om één plan te maken.
▪ Gemeenteraad stelt omgevingsplan vast, maar kan sommige onderdelen delegeren aan B&W (2.8 Ow).
▪ Omgevingsplan bevat voor het gehele grondgebied van de gemeente in ieder geval de regels die nodig zijn met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (4.2).
▪ Integratie van bepalingen uit APV’s in omgevingsplannen. Maar welke?
• Aanwijzing bij amvb welke regels over fysieke leefomgeving alleen in een omgevingsplan mogen worden opgenomen (2.7 Ow). Artikel 2.1 lid 1 Omgevingsbesluit: alleen regels over 1.2, derde lid, onder a Ow (“het wijzigen van onderdelen van de fysieke leefomgeving of het gebruik daarvan”). Geen regels over prostitutie (151a Gemeentewet), aanwijzing risicogebied (151b Gemeentewet), inzetten camera’s (151c Gemeentewet), uit huisplaatsing woningen (151d), verbod tijdelijk ophouden (154a), openbare orde (172), evenementen (174) en gemeentelijke belastingen (216).
▪ Omgevingsplan moet regels van de Provincie (Omgevingsverordening) en Rijk (Amvb’s en ministeriële regelingen) in acht nemen. Besluit kwaliteit leefomgeving en omgevingsregeling bevat de meeste regels van het Rijk voor omgevingsplannen. B.v. uniforme meet- en rekenregels over omgevingsplan.
Omgevingsplan
▪ Omgevingswet bepaalt in 5.1 lid 1 dat het verboden is zonder een
omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit, een
rijksmonumentenactiviteit, een ontgrondingenactiviteit, een stortingsactiviteit op
zee, een Natura 2000-activiteit, een jachtgeweeractiviteit en een
valkeniersactiviteit te verrichten, tenzij hier bij amvb een uitzondering op is
gemaakt.
▪ Omgevingswet bepaalt in 5.1 lid 2 dat het verboden is om zonder vergunning
een aantal activiteiten te verrichten (waaronder de bouwactiviteit en de
milieubelastende activiteit) als dat bij amvb is aangewezen. Het Besluit
activiteiten leefomgeving wijst gevallen aan (“richtingaanwijzers”) voor
milieubelastende activiteiten, het Besluit kwaliteit leefomgeving en Besluit
bouwwerken voor bouwactiviteiten.
▪ Verbod om activiteit zonder omgevingsvergunning uit te voeren kan ook in het
omgevingsplan worden opgenomen (4.4 lid 2 Ow).
Omgevingsvergunningen
▪ Ook provinciale Omgevingsverordening kan bepalen dat het verboden is zonder
omgevingsvergunning een activiteit te verrichten (5.4).
▪ Voor een bouwactiviteit mag de omgevingsvergunning alleen worden verleend als
aannemelijk is dat wordt voldaan aan de regels over bouwactiviteiten (5.20 Ow).
Doelstelling is om het limitatief-imperatief stelsel in zoverre te handhaven. Afdeling 8.3 Bkl
bevat regels over verlenen omgevingsvergunning bouwactiviteit. Omgevingsvergunning
wordt verleend als “aannemelijk” is dat wordt voldaan aan hetgeen bepaald is over
“programma’s”, afdeling 7.1 Besluit bouwwerken leefomgeving.
▪ Voor een omgevingsplanactiviteit geldt dat het omgevingsplan moet bepalen dat de
omgevingsvergunning wordt verleend als de activiteit in overeenstemming is met de regels
die in het omgevingsplan zijn gesteld (8.0a, lid 1, Bkl). Limitatief-imperatief stelsel blijft dus
bestaan. Maar regels kunnen “beslissingsruimte geven aan bevoegd gezag”.
Omgevingsvergunningen
▪ Er bestaat een omgevingsvergunning voor een
bouwactiviteit en een omgevingsvergunning voor een
omgevingsplanactiviteit bestaande uit een
bouwactiviteit.
▪ Reden: er zijn omgevingsvergunning voor een
bouwactiviteit die niet vergunningvrij zijn wegens de
noodzaak van een technische beoordeling. Knip:
bouwactiviteit voor technische beoordeling en
bouwactiviteit voor toets aan het omgevingsplan.
▪ Verder: vergunning voor een buitenplanse
omgevingplansactiviteit: kan alleen worden verleend
met het oog op een evenwichtige toedeling van
functies aan locaties.
Omgevingsvergunning voor bouwen: knip
▪ Alleen omgevingsvergunning nodig indien bij AMvB bepaald.
▪ Besluit activiteiten leefomgeving. Bal (i) wijst de milieubelastende activiteit aan en (ii)
bepaalt ook wanneer deze vergunningplichtig is en (iii) wijst bevoegd gezag aan.
Hoofdregel: college van B&W waarbinnen de activiteit geheel of in hoofdzaak wordt verricht
is het bevoegd gezag (2.3 Bal). Als B&W niet bevoegd gezag is, is het wel altijd adviseur
(4.20 lid 1 onder d Omgevingsbesluit).
▪ Artikel 5.33 Ow bepaalt dat voor vergunningverlening instemming ander bestuursorgaan
vereist is. Volgt ofwel uit de Ow of wel uit amvb (16.16 Ow). Zie afdeling 4.2
Omgevingsbesluit. Vb. instemming DB Vervoerregio is vereist bij omgevingsvergunning
voor beperkingengebied wet lokaal spoor (artikel 4.26 Omgevingsbesluit. Vb. instemming
Minister Infrastructuur en Waterstaat nodig bij omgevingsvergunning in beperkingengebied
hoofdspoorweg (4.30 lid 1 onder c Omgevingsbesluit).
Milieubelastende activiteit
Overgangsrecht
Tijdelijke deel
omgevingsplan: (i)
bestaande plannen
en vrijstelling én (ii)
bruidsschat (22.1
Ow).
▪ Bruidsschat: inhoud in hoofdstuk 7 van het Invoeringsbesluit.
▪ Artikel 7.1: tijdelijke deel bevat twee hoofdstukken (Algemeen en Activiteiten).
Bevat veel rijksregels over activiteiten.
▪ Artikel 7.2: verplichte bijlage
▪ Artikel 7.3: verplichte toelichting
▪ Set regels over onderwerpen die van Rijk overgaan naar decentrale overheden.
Milieuregels over activiteiten en regels die lokaal beter kunnen worden
geregeld, geluid, geur en trilling.
Overgangsrecht (1)
▪ Verplichting om verordening in omgevingsplan op te nemen tot KB-datum (22.4
Ow).
▪ Verplichting om uiterlijk bij KB-datum alle regels op te nemen in niet tijdelijke
deel (22.5 Ow).
▪ KB-datum: 1 januari 2029.
▪ Gemeentes mogen voor inwerkingtreding een omgevingsplan vaststellen, maar
dat vaststellingsbesluit mag niet eerder dan datum inwerkingtreding Ow ter
inzage worden gelegd (22.3 Ow).
Overgangsrecht (2)
Intermezzo: Omgevingswet en mobiliteit
▪ Doel Omgevingswet (artikel 1.3 Ow):
“Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en
de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang:
a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een
goede omgevingskwaliteit, en b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de
fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften”
▪ Fysieke leefomgeving omvat ook infrastructuur (artikel 1.2, tweede lid en onder b, Ow)
▪ Sprake van samenhang tussen ruimtelijke ordening en mobiliteit
(bijv. maatschappelijke functie van mobiliteit en duurzame mobiliteit)
▪ Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (“MIT”) → Meerjarenprogramma
Infrastructuur Ruimte en Transport (“MIRT”)
Mobiliteit in de Omgevinswet (I)
▪ Planwet verkeer en vervoer komt te vervallen
▪ In de Omgevingswet geen zelfstandig strategisch plan voor verkeer en vervoer
• Verkeers- en vervoerplan Rijk komt terug in de Nationale Omgevingsvisie
• Verkeers- en vervoerplan provincie komt terug in provinciale omgevingsvisie
• Verkeers- en vervoerplan gemeente komt terug in gemeentelijke omgevingsvisie
▪ Kabinet zal rechtstreeks ov-taken en –middelen toekennen aan de twee vervoerregio’s
Amsterdam en Rotterdam-Den Haag
Verkeers- en vervoerplannen
▪ Rijksinvesteringen in infrastructuur vallen buiten het bereik van de Ow
▪ Scheiding tussen afweging investeringen in infrastructuur en de ruimtelijke afwegingen blijft
in stand:
• Beleidsmatige afweging investeringen mobiliteitsprojecten worden gemaakt in het MIRT
(valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van IenW)
• De Omgevingswet waarborgt dat bij concrete projecten een goede belangenafweging
wordt gemaakt tussen de verschillende belangen van onder andere economie en
natuur (valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van BZK)
▪ De vraag is of de Ow de integrale benadering die voor mobiliteit nodig is bevordert
Mobiliteit in de Omgevingswet (II)
Omgevingswet en Spoor
▪ Het omgevingsregime met betrekking tot het spoor gaat over in de Omgevingswet:
• Wijzigingen Spoorwegwet
• Wijzigingen Wet lokaal spoor
▪ Regels en vergunningplicht beperkingengebiedactiviteiten worden opgenomen in de Ow en
het Bal
▪ Tracéwet gaat op in de Omgevingswet
▪ Aanvullingswet en aanvullingsregeling geluid: regels voor geluid afkomstig van sporen
Relevante regelgeving m.b.t. spoor
▪ De taak van het behoeden van de staat en werking van de infrastructuur voor nadelige
gevolgen van activiteiten op of rond die infrastructuur ligt bij:
• De Minister voor Infrastructuur en Milieu ten aanzien van de
hoofdspoorweginfrastructuur en bijzondere spoorweginfrastructuur (artikel 2.19, derde
lid, onder a en onder 2°, Ow)
• Het provinciebestuur ten aanzien van de lokale spoorweginfrastructuur (artikel 2.18,
eerste lid, onder e en onder 2°, Ow)
- Uitzondering: indien de lokale spoorweg binnen een vervoerregio ligt, ligt de taak
bij het bestuur van die vervoerregio (artikel 2.18, derde lid, Ow).
Spoorweginfrastructuur en de Omgevingswet
▪ De inwerkingtreding van de Omgevingswet leidt tot de volgende wijzigingen:
• Grondslag register externe veiligheid wijzigt (artikel 17, tweede lid, onder b, onderdeel
3° Spoorwegwet);
• Regels en vergunningplicht over activiteiten binnen de begrenzing van
hoofdspoorwegen gaan over in de Ow (artikel 19 Sw vervalt);
• Gedoogplicht aanraking, doorsnijding of overbrugging van andere infrastructuur van
openbaar nut door hoofdspoorwegen (en de onder of naast gelegen grond) gaat over in
de Ow (artikelen 24 en 25 Sw vervallen); en
• Enkele procedurele wijzigingen ten behoeve van verwijzingen naar de Ow
Wijzigingen Spoorwegwet
▪ Vergunning op grond van artikel 19 Sw wordt geïntegreerd in de Omgevingswet
▪ Terminologie wijzigt van begrenzing van hoofdspoorwegen naar beperkingengebied
▪ Artikel 5.1, tweede lid, onder f, sub 4, Omgevingswet bepaalt dat het verboden is zonder
omgevingsvergunning een beperkingengebiedactiviteit te verrichten met betrekking tot een
hoofdspoorweg of lokale spoorweg als dat bij algemene maatregel van bestuur is bepaald
▪ Hoofdstuk 9 van het Bal:
• Rijksregels over beperkingengebiedactiviteiten (o.a. een specifieke zorgplicht en een
meldplicht)
• Aanwijzing van (vergunningplichtige) beperkingengebiedactiviteiten
• Maatwerkvoorschriften zijn mogelijk
Activiteiten rond spoorwegen
▪ De omvang van het beperkingengebied bij een hoofdspoorweg is afhankelijk van de ligging
hiervan en is vastgelegd in artikel 3.5 van het Omgevingsbesluit
• De omvang opgenomen in het Omgevingsbesluit geldt alleen zolang het
beperkingengebied niet geometrisch is begrensd bij ministeriële regeling (artikel 3.2
Omgevingsbesluit)
▪ De omvang van het beperkingengebied bij een lokale spoorweg wordt vastgelegd in:
• Het omgevingsplan bij een lokale spoorweg binnen een vervoerregio
• De omgevingsverordening bij een lokale spoorweg buiten een vervoerregio (artikel 7.10
Bkl)
▪ De ligging van het beperkingengebied voor bijzondere spoorwegen zal zijn aangegeven in
de Omgevingsregeling; op termijn zal de Minister IenW het beperkingengebied geometrisch
begrenzen.
Omvang beperkingengebied
▪ De beperkingengebiedactiviteiten bij een hoofdspoorweg en bijzondere spoorweg zijn
aangewezen in Afdeling 9.2 het Bal:
• Paragraaf 9.2.1 Bal: activiteiten m.b.t. kabels en leidingen
• Paragraaf 9.2.2 Bal: activiteiten bouwwerken, werken en objecten
• Paragraaf 9.2.3 Bal: activiteiten m.bt. perrons en stations
• Paragraaf 9.2.4 Bal: andere vergunningplichtige activiteiten
▪ De rijksregels voor de beperkingengebiedactiviteiten bij een hoofdspoorweg en bijzondere
spoorweg gelden niet als de beheerder van het spoor deze handelingen verricht of laat
verrichten
Hoofdspoorwegen en bijzondere spoorwegen (I)
▪ De beperkingengebiedactiviteiten waarvoor een vergunningplicht geldt volgen ook uit het
Bal. Een vergunning is vereist voor bijvoorbeeld:
• Het aanleggen van elektriciteitskabels met een spanningsniveau van meer dan 1 kV
• Het bouwen van een bouwwerk hoger dan 1 meter bij een spoorwegovergang
• Het verrichten van werkzaamheden waarbij de opzet van het perron of station wezenlijk
verandert
• Het opslaan van licht ontvlambare stoffen
Hoofdspoorwegen en bijzondere spoorwegen (II)
▪ De rijksregels in het Bal gelden voor alle beperkingengebiedactiviteiten bij een lokale
spoorweg (artikel 9.47 Bal)
▪ Het bevoegd gezag kan maatwerkregels stellen voor een beperkingengebiedactiviteit;
daarbij moet het doel van de rijksregels in acht worden genomen (artikel 9.9 Bal). Deze
maatwerkregels worden opgenomen in het omgevingsplan (activiteit in een vervoerregio) of
de omgevingsverordening (activiteit niet in een vervoerregio)
▪ Onder deze aanwijzing vallen niet activiteiten die worden verricht door of namens de
spoorwegbeheerder in het kader van het aanleggen, het wijzigen of het beheren van een
lokale spoorweg of de regeling van het verkeer op die spoorweg
Lokale spoorwegen (I)
▪ Als vergunningplichtig zijn aangewezen alle beperkingengebiedactiviteiten bij een lokale
spoorweg voor zover het gaat om (a) het verrichten van werkzaamheden; en (b) het
bouwen of in stand houden van bouwwerken, het aanleggen, plaatsen, in stand houden of
veranderen van werken die geen bouwwerken zijn en het plaatsen of in stand houden van
andere objecten
▪ Afwijken van aanwijzing vergunningplichtige gevallen mogelijk (artikel 4.48a Bal):
• Buiten de vervoerregio: in de omgevingsverordening
• Binnen de vervoerregio: in het omgevingsplan
▪ De vergunningplicht voor een beperkingengebiedactiviteit bij een lokale spoorweg geldt ook
voor een beheerder van een hoofdspoorweg of bijzondere spoorwerg als die
werkzaamheden verricht bij een lokale spoorweg
Lokale spoorwegen (II)
▪ De inwerkingtreding van de Omgevingswet leidt tot de volgende wijzigingen:
• Bevoegdheid tot aanwijzen van beperkingengebieden door het dagelijks bestuur blijft
opgenomen in Wet lokaal spoor (wijziging artikelen 4 en 12 Wet lokaal spoor);
• Belemmeringenwet Privaatrecht wordt ingetrokken: aanmerken van een lokale
spoorweginfrastructuur als openbaar werk van algemeen nut en de daarmee
samenhangende gedoogplichtbeschikking voor de aanleg daarvan gaan over in de Ow
(artikelen 7 en 8 Wet lokaal spoor vervallen); en
• Enkele procedurele wijzigingen ten behoeve van verwijzingen naar de Ow
Wijzigingen Wet lokaal spoor
▪ het exploiteren van een spoorwegemplacement is aangewezen als mba (3.295a
lid 1 Bal).
▪ Omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op (i)
dezelfde locatie en (ii) die dat exploiteren functioneel ondersteunen.
▪ Mba is aangewezen als vergunningplichtig (3.295b).
▪ Algemene regels over (i) het kleinschalig tanken, (ii) grootschalig tanken, (iii)
wasstraat of wasplaats, (iv) verwijderen van graffiti en (v) opslaan van goederen
zijn van toepassing (3.295c)
▪ Artikel 5.78 Bkl is nog gereserveerd voor geluid rond emplacementen.
▪ Bijlage VII onder E.13 Bkl bevat opsomming emplacementen ivm externe
veiligheid.
Spoorwegemplacementen
▪ De Tracéwet komt te vervallen en gaat op in de Omgevingswet
▪ De regeling voor het projectbesluit in de Omgevingswet is gebaseerd op de huidige
Tracéwet; het projectbesluit zal gelden voor meer dan alleen infrastructuurprojecten en de
procedure is daarom veralgemeniseerd in de Omgevingswet
▪ Oplevertoets niet gekoppeld aan het projectbesluit. Monitoring van de uitvoering van beleid
en het bereiken van omgevingswaarden vindt meer algemeen plaats binnen de
beleidscyclus
Tracéwet en de Omgevingswet
▪ Opvolger van met name het Tracébesluit
▪ Voor “projecten”:
“a. de uitvoering van bouwwerken of de totstandbrenging van installaties of werken,
b. andere activiteiten in de fysieke leefomgeving, inclusief activiteiten voor de ontginning
van delfstoffen”
▪ Een generieke regeling voor besluitvorming over projecten met een publiek belang volgens
de «sneller en beter»-aanpak
▪ De Omgevingswet bevat een niet-limitatieve afbakening van projecten (waaronder projecten
waarop nu de Tracéwet van toepassing is) waarvoor de projectbesluitprocedure wordt
gevolgd; de projectprocedure kan ook in andere wetten worden voorgeschreven
Projectbesluit (I)
▪ Het projectbesluit wijzigt het omgevingsplan (artikel 5.52 Ow)
▪ Geen volwaardig projectbesluit op gemeentelijk niveau, maar wel procedure vergelijkbaar
met huidige coördinatieprocedure (direct beroep bij ABRvS) (art. 5.55 jo 16.87 Ow)
▪ Projectbesluit doorkruist decentrale regelgeving als deze onevenredig belemmerend is voor
dat projectbesluit, mits dringende redenen
(art. 5.53 en 5.53a Ow)
Projectbesluit (II)
▪ Procedure (§ 5.2.1 - 5.2.3 Ow)
• Stap 1: Openbare kennisgeving voornemen. Een ieder mag oplossingen voordragen,
maar bevoegd gezag geeft uitgangspunten aan.
• Stap 2: Verkenning, vergaring inzichten. Ook: mogelijkheid verzoek advies
onafhankelijke deskundige door indiener oplossing.
• Stap 3: Voorkeursbeslissing. Niet altijd, alleen als bevoegd gezag het wil of is
voorgeschreven in amvb.
• Stap 4: Ontwerpprojectbesluit (afdeling 3.4 Awb, art. 16.71 Ow)
• Stap 5: Projectbesluit, bevat alle voor de fysieke leefomgeving relevante bepalingen en
maatregelen die noodzakelijk zijn voor het realiseren van het project. Bevat ook
participatieverslag.
Projectbesluit (III)
▪ Vult de Omgevingswet aan met regels over de beheersing van geluid afkomstig van wegen,
sporen en industrieterreinen
▪ Aanvullingswet is gepubliceerd op 9 maart 2020 en bevat onder andere regels over:
• De vaststelling van verplichte omgevingswaarde voor geluidsproductie door de
provincie m.b.t. lokale spoorwegen buiten vervoerregio’s (artikel 2.13a) en door het Rijk
m.b.t. hoofdspoorwegen (artikel 2.15, tweede lid)
• Het vaststellen van instructieregels door het Rijk over omgevingsplannen en
projectbesluiten met het oog op de beheersing van geluid afkomstig van spoorwegen
voor het beschermen van de gezondheid (artikel 2.28, onder d)
▪ De systematiek met geluidproductieplafonds die nu is opgenomen in Wet milieubeheer gaat
over naar de Omgevingswet en wordt zover mogelijk uitgebreid naar decentrale
infrastructuur
Aanvullingsspoor geluid (I)
▪ De voorhangprocedure van het Aanvullingsbesluit bij de Eerste en Tweede kamer is
inmiddels afgerond; samen met de consultatiereacties en de bestuurlijke adviezen heeft dir
geleid tot een Voorjaarsversie van het Aanvullingsbesluit geluid
▪ Het Aanvullingsbesluit geluid bevat onder de instructieregels voor:
• Het beheersen van geluid van wegen, spoorwegen en industrieterreinen
• Het toelaten van geluidgevoelige gebouwen in de omgeving van deze geluidsbronnen
• Sanering van te hoge geluidbelastingen langs decentrale infrastructuur
▪ Met het Aanvullingsbesluit geluid wordt onder andere het Besluit geluid milieubeheer en het
Besluit geluidhinder ingetrokken
Aanvullingsspoor geluid (II)
▪ De Aanvullingsregeling geluid is gepubliceerd op 8 juni 2020 ten behoeve van de
internetconsultatie; de consultatie sluit op 20 juli 2020
▪ De Aanvullingsregeling geluid is een uitwerking van het Aanvullingsbesluit en omvat onder
andere de reken- en meetmethoden voor geluid van wegen, spoorwegen en
industrieterreinen
▪ Met de Aanvullingsregeling geluid worden onder andere de Regeling geluid milieubeheer en
Regeling zonekaart spoorwegen geluidhinder ingetrokken
Aanvullingsspoor geluid (III)
Vragen?
Jan Reinier van Angeren
Partner Amsterdam
T +31 20 546 01 95
M +31 6 204 146 18
www.stibbeblog.nl
www.pgomgevingswet.nl
St ibbe .com
Veeldank!