Emissie inventaris ProRail 2012
volgens ISO 14064-1
ProRail
Augustus 2013
Definitief
© Royal HaskoningDHV, met het hoofdkantoor in Amersfoort, is een van Europa’s toonaangevende projectmanagement-, ingenieurs- en adviesbureaus. HaskoningDHV
Nederland B.V. is onderdeel van Royal HaskoningDHV. Kamer van Koophandel nr. 56515154.
Het kwaliteitssysteem van HaskoningDHV Nederland B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001.
Emissie inventaris ProRail 2012
volgens ISO 14064-1
dossier : BC2204-101-100
registratienummer : MD-AF20131386/SU
versie : Definitief
ProRail
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 1 -
INHOUD BLAD
MANAGEMENTSAMENVATTING 2
1 INLEIDING 6
2 METHODE 7
2.1 Organisatie grenzen 7
2.2 Operationele grenzen 8
2.3 Conversiefactoren 11
2.4 Rekeninstrument CO2-scanner 12
3 RESULTATEN 14
3.1 CO2-emissies in 2012 14
3.1.1 Onderverdeling aardgas 21
3.1.2 Onderverdeling elektriciteit 22
3.2 Vergelijking broeikasgasemissie 2012 met basisjaar 2008 23
3.3 Onzekerheid in de resultaten 25
COLOFON 28
BIJLAGEN
Bijlage 1 - Rapportage volgens ISO 14064 deel 7
Bijlage 2 - Scopediagram
Bijlage 3 - Berekeningen van de emissies scope 1, 2 en 3
Bijlage 4 - Overzicht gebouwen ProRail
Bijlage 5 - CO2-uitstoot stations o.b.v. gegevens tussenmeters
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 2 -
MANAGEMENTSAMENVATTING
ProRail is verantwoordelijk voor het spoorwegennet van Nederland. ProRail heeft de ambitie om de beste
netwerkmanager van het spoor in Europa te zijn. Dat geldt ook op het gebied van veiligheid en milieu.
Daarom voert ProRail een ambitieus milieubeleid met een concreet programma dat is gericht op
duurzaamheid. Zo stimuleert ProRail haar leveranciers met behulp van de in 2009 door ProRail zelf
ontwikkelde CO2-Prestatieladder1 om een duurzame bedrijfsvoering te voeren.
Om de ontwikkeling van de CO2-uitstoot en het effect van CO2 reducerende maatregelen te monitoren
heeft ProRail de CO2-voetafdruk over 2008, 2009, 2010 en 2011 in kaart gebracht. Onderliggend rapport
behandelt de CO2-voetafdruk over het jaar 2012 (1 januari 2012 tot en met 31 december 2012).
In de CO2-voetafdruk zijn naast directe CO2-emissies door brandstofverbruik van de kantoren, de infra, de
stations en het leasewagenpark (scope 1) en indirecte CO2-emissies door ingekochte energie, zakelijke
kilometers met privé auto’s en zakelijke vliegtuigkilometers (scope 2) ook indirecte emissies die het gevolg
zijn woon-werkverkeer en zakelijke treinkilometers, uitbesteding van servers, van productie, transport en
afvalverwerking van ingekochte kantoormaterialen en van inzameling en verwerking van het kantoorafval
(scope 3) meegenomen.
Royal HaskoningDHV is verantwoordelijk voor de rekenmethodiek en de vertaling van de resultaten van de
berekeningen naar het ISO-format. ProRail is verantwoordelijk voor de onderliggende data en
verantwoording daarvan.
CO2-voetafdruk 2012
De inventarisatie heeft het volgende resultaat opgeleverd: directe en indirecte broeikasgasemissies van
scope 1 en 2 van ProRail bedroegen in 2012 11,7 kton CO2. Hiervan werd 9,4 kton CO2 veroorzaakt door
directe broeikasgasemissies (scope 1), exclusief koudemiddelen, en 2,3 kton CO2 door indirecte
broeikasgasemissies door ingekochte energie (scope 2). Daarnaast werd door overige indirecte
broeikasgasemissies ten gevolge van woon-werkverkeer, zakelijke treinkilometers, uitbesteding van
servers, de inkoop van papier en elektronica en verwerking van kantoorafval (scope 32) 14,8 kton CO2
uitgestoten.
Scope 1 emissie
80% van de scope 1 en 2 emissie van ProRail wordt veroorzaakt door scope 1 emissies. Deze emissie is
grotendeels (90%) toe te schrijven aan het brandstofverbruik van ProRail door infra, kantoren en stations.
Daarbij veroorzaakt de infra (m.n. de wisselverwarming) de meeste uitstoot (7,0 kton van de 9,4 kton in
scope 1). De overige 10% van de scope 1 emissie wordt veroorzaakt door het leasewagenpark. De
emissie ten gevolge van brandstofverbruik (door infra, kantoren en stations) heeft een aandeel van 73% in
de totale voetafdruk van scope 1 en 2 (zie figuur 0.1).
1 In maart 2011 is de CO2-Prestatieladder overgedragen aan de Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden en Ondernemen
(www.skao.nl).
2 Van scope 3 zijn de ketenemissies meegenomen die samenhangen met woon-werkverkeer, zakelijke treinkilometers, de inkoop van
papier, computers, laptops, beeldschermen, muizen en toetsenborden en afvalverwerking.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 3 -
Scope 2 emissie
20% van de scope 1 en 2 emissie wordt veroorzaakt door scope 2 emissies. Daarbinnen is 64% het
gevolg van het elektriciteitsverbruik (door ingekochte en zelf opgewekte elektriciteit).14% wordt
veroorzaakt door ingekochte warmte. De overige 22% door zakelijke kilometers met privé auto’s (17%) en
zakelijke vliegtuigkilometers (5%).
Figuur 0.1: Onderverdeling CO2 uitstoot scope 1 en 2 ProRail 2012.
Scope 3 emissie
De scope 3 emissie door woon-werkverkeer, zakelijke treinkilometers, uitbesteding van servers, de inkoop
van papier en elektronica en verwerking van kantoorafval is 25% hoger dan de scope 1 en 2 emissie
samen. De inkoop van elektronica heeft de grootste bijdrage (70%) aan de scope 3 emissies. Dit is
grotendeels het gevolg van de hoge broeikasgasemissie die vrijkomt door het gebruik van het broeikasgas
stikstoffluoride (NF3) bij het productieproces van beeldschermen. Het woon-werkverkeer veroorzaakt 25%
van de scope 3 emissie. De overige 4% wordt veroorzaakt door de inkoop van papier en zakelijke
treinkilometers.
Verdeling CO2 emissie over kantoren (incl. mobiliteit), stations en infra
Figuur 0.2 toont de verdeling van de CO2 emissie naar scope over de kantoren (incl. mobiliteit), stations en
infra. Uit de figuur is af te lezen dat de meeste (74%) scope 1 uitstoot plaatsvindt binnen de infra. Deze
uitstoot is bijna volledig toe te schrijven aan het aardgasverbruik (verbranding + lekkage) van de
wisselverwarming. De scope 2 uitstoot vindt voor 37% plaats binnen de infra (met name
elektriciteitsverbruik), voor 37% binnen de kantoren (zakelijke reizen met vliegtuig en privé auto,
warmtevraag en elektriciteitsverbruik) en voor 24% binnen de stations (met name elektriciteitsverbruik). De
kantoor gerelateerde scope 3 emissie vindt uiteraard alleen bij de kantoren plaats.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 4 -
Figuur 0.2: Verdeling CO2-emissie over infra, stations, kantoren naar scope, ProRail 2012.
*scope 3 is alleen kantoor gerelateerd
CO2-uitstoot stations
Tot 2012 werd het energiegebruik en dus de CO2 emissie van de stations bepaald op basis van
verdeelsleutels met NS Stations. Sinds dit jaar zijn er energiegegevens van tussenmeters bekend. Voor
het aardgasverbruik en de warmtevraag is de CO2-uitstoot op basis van deze meterstanden bepaald. Voor
het elektriciteitsverbruik lijken de tussenmeterstanden zeer onwaarschijnlijk. Om deze reden is de CO2-
uitstoot door het elektriciteitsverbruik van de stations nog wel gebaseerd op de eerder altijd gehanteerde
verdeelsleutel.
Zou de CO2-voetafdruk van de stations toch op basis van de tussenmeterstanden van elektriciteit bepaald
worden, dan zou de CO2-voetafdruk 4,9 kton hoger zijn, een toename van 42% op de totale scope 1 en 2
emissie van ProRail. Deze grote toename wordt veroorzaakt door enerzijds het hogere
elektriciteitsverbruik van de stations dat de tussenmeters rapporteren en anderzijds doordat 10,4 GWh niet
meer als groen maar als grijze stroom moet worden doorgerekend. Hoe dan ook, de CO2-uitstoot van de
stations is in 2012 ten opzichte van 2011 fors gedaald: van 15,8 kton in 2011 naar 1,2 kton (bij verrekening
van elektriciteitsverbruik op basis van verdeelsleutels) of 3,4 kton (bij verrekening van elektriciteitsverbruik
op basis van tussenmeterstanden).
Ontwikkeling CO2-uitstoot 2008-2012
In figuur 0.3 wordt de ontwikkeling van de CO2-uitstoot per scope voor de periode 2008-2012
weergegeven. Opgemerkt moet worden dat scope 3 emissie alleen kantoor gerelateerde scope 3
activiteiten bevat. De infra gerelateerde scope 3 emissie isd in een aparte studie in kaart gebracht (scope
3 dominantie analyse). De scope 3 emissie is niet een op een vergelijkbaar voor de verschillen de jaren,
omdat er in de loop der jaren steeds meer scope 3 activiteiten zijn meegenomen in de analyse. De CO2-
emissie van scope 1 en 2 is in 2012 is met 80% gedaald ten opzichte van het basisjaar 2008: de scope 1
emissies zijn afgenomen van 11,1 naar 9,4 kton, de scope 2 emissies zijn gedaald van 48,2 naar 2,3 kton.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 5 -
Binnen scope 1 wordt de emissieafname vooral veroorzaakt door een afname van het verbruik van
brandstof door de overige infra3, overige infra-gerelateerde gebouwen
4 en de overige kantoren
5. Ook is het
aantal wissels afgenomen, waardoor er minder brandstof door de wissels verbruikt is. Naast een absolute
afname in aardgasverbruik door wisselverwarming is ook het aardgasverbruik per draaiuur afgenomen (ten
opzichte van dat van 20106). Dit wordt veroorzaakt doordat de wintermaanden in 2012 warmer uitvielen
dan die in 2010. Het is geen structurele besparing, maar met name afhankelijk van de temperatuur (vorst)
en sneeuwval in de winter. Binnen scope 2 wordt de emissieafname voornamelijk veroorzaakt door de
overschakeling van grijze naar groene stroom. Deze groene stroom wordt deels zelf opgewekt met
zonnepanelen en deels ingekocht. In de kantoren is beleid gevoerd op een vermindering van het aantal
printers. Dit heeft zowel een elektriciteitsbesparing (scope 2) als een papierbesparing (scope 3) tot gevolg
gehad.
Figuur 0.3: Ontwikkeling CO2-emissie 2008 - 2012, ProRail.
*scope 3 is alleen kantoor gerelateerd en in de loop der jaren zijn steeds meer emissie activiteiten meegenomen
**2012a is de uitstoot wanneer het elektriciteitsverbruik van de stations op basis van tussenmeterstanden correct blijkt
te zijn.
3 Overige infra: Alle energieverbruikende infra-gerelateerde objecten van ProRail anders dan gebouwen en wisselverwarming (seinen,
verlichting, TEV, etc.).
4 Overige infra-gerelateerde gebouwen: Alle gebouwen niet zijnde kantoren en VL-posten (zie ook bijlage 4).
5 Overige kantoren: Alle regiokantoren (zie ook bijlage 4).
6 Data over 2008 niet gerapporteerd.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 6 -
1 INLEIDING
ProRail is verantwoordelijk voor het spoorwegennet van Nederland. Hiermee levert ProRail een belangrijke
bijdrage aan een duurzame maatschappij, waarin enerzijds de toegankelijkheid van Nederland behouden
blijft en anderzijds de CO2-emissie door verkeer en vervoer beperkt blijft. Tevens heeft ProRail de ambitie
om de beste netwerkmanager van het spoor in Europa te zijn. Dat geldt ook op het gebied van veiligheid
en milieu. Daarom voert ProRail een ambitieus milieubeleid met een concreet programma dat is gericht op
duurzaamheid. Zo stimuleert ProRail haar leveranciers met behulp van de in 2009 door ProRail zelf
ontwikkelde CO2-Prestatieladder7 een duurzame bedrijfsvoering te voeren.
ProRail wil naast verduurzaming van de keten graag weten hoe het spoorsysteem integraal scoort op
klimaatvriendelijkheid ten opzichte van vervoer over weg of water. Dit kan inzichtelijk worden gemaakt met
behulp van een CO2-voetafdruk. Als eerste stap hiertoe heeft Royal HaskoningDHV daarom de CO2-
voetafdruk over 2008 berekend van ProRail. 2008 is derhalve het basisjaar.
Dit rapport behandelt de CO2-voetafdruk over het jaar 2012 (1 januari 2012 tot en met 31 december 2012).
Om de ontwikkeling van de CO2-uitstoot en het effect van CO2 reducerende maatregelen te monitoren
heeft ProRail de CO2-voetafdruk over 2008, 2009, 2010 en 2011 ook in kaart gebracht. In deze
voetafdrukken zijn naast directe CO2-emissies (scope 1) en indirecte CO2-emissies door ingekochte
energie, zakelijke kilometers met privé auto’s en zakelijke vliegtuigkilometers (scope 2) ook indirecte
emissies die het gevolg zijn van woon-werkverkeer, zakelijke treinkilometers, productie, transport en
afvalverwerking van ingekochte kantoormaterialen, inzameling en verwerking van kantoorafval en het
energieverbruik van de uitbestede servers (scope 3) meegenomen. De CO2-uitstoot ten gevolge van de
aanleg, materialen en onderhoud van de infra wordt in deze studie niet meegenomen. Vanwege de
complexiteit zijn deze emissies in separate studies geïnventariseerd.
De CO2-voetafdruk geeft een inventarisatie van de voor ProRail belangrijkste broeikasgassen CO2 en
methaan, evenals inzicht in de herkomst van deze emissies over de verschillende systemen van ProRail
met een verdeling naar directe en indirecte broeikasgasemissies. Daarnaast wordt de voetafdruk van 2012
vergeleken met de voetafdruk uit 2008 om zo ontwikkelingen in de tijd in beeld te krijgen.
Royal HaskoningDHV is verantwoordelijk voor de rekenmethodiek en de vertaling van de resultaten van de
berekeningen naar het ISO-format. ProRail is verantwoordelijk voor de onderliggende data en
verantwoording daarvan.
7 In maart 2011 is de CO2-Prestatieladder overgedragen aan de Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden en Ondernemen
(www.skao.nl).
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 7 -
2 METHODE
De in dit rapport beschreven emissie inventaris is een verantwoording van onderdeel 3.A.1 uit de CO2-
prestatieladder (versie 2.1, 18 juli 2012), te weten: “het bedrijf beschikt over een uitgewerkte emissie
inventaris voor haar scope 1 en 2 CO2-emissies conform ISO 14064-1”.
Deze ISO 14064-1 norm (2006 (E) “quantification and reporting of greenhouse gas emissions and
removals”) beschrijft de manier waarop een organisatie de CO2-voetafdruk kan inventariseren en
rapporteren. De norm is gebaseerd op de methodiek van het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol),
dat wereldwijd de meeste gebruikte standaard voor het bepalen van een CO2-voetafdruk is. In bijlage 1 is
een verwijzingstabel (cross reference table) opgenomen, die aangeeft in welke hoofdstukken van dit
rapport de te rapporteren aspecten van § 7.3.1 van de ISO 14064-1 norm staan.
In de eerste stap wordt beschreven hoe de organisatie waarvan een CO2-voetafdruk berekend wordt, is
afgebakend (hoofdstuk 2.1 van dit rapport). In de tweede stap zijn de operationele grenzen gedefinieerd
(hoofdstuk 2.2 van dit rapport). In de derde stap wordt de CO2-uitstoot berekend (hoofdstuk 3 van dit
rapport). In hoofdstuk 3.2 wordt de ontwikkeling van de CO2-uitstoot van ProRail over de periode 2008
(basisjaar) – 2012 geanalyseerd. Tenslotte is de nauwkeurigheid van de voetafdruk in kaart gebracht
(hoofdstuk 3.3 van dit rapport).
2.1 Organisatie grenzen
Om de CO2-voetafdruk van ProRail te bepalen is het allereerst noodzakelijk om te bepalen welke
systemen precies tot ProRail behoren. Bij het bepalen van de organisatiegrenzen zijn alle activiteiten
waarover ProRail (KvK nummer 30124359) de regie voert meegenomen in de CO2-inventarisatie8. Om de
CO2-uitstoot van ProRail te bepalen is de organisatie onderverdeeld in ‘systemen’. De systemen zijn
opgedeeld in subsystemen. Deze (sub)systemen zijn bij het berekenen van de voetafdruk van 2008
bepaald aan de hand van een workshop met sleutelfiguren en een expertmeeting, gebaseerd op de vraag
op welke systemen ProRail operationele invloed heeft. Tijdens deze workshop zijn de systemen benoemd
en is de beschikbaarheid van brondata besproken. Voor het berekenen van de voetafdruk van 2012 zijn
dezelfde organisatiegrenzen gehanteerd als in de voetafdruk van 2008, omdat er geen systemen
bijgekomen of afgestoten zijn.
Naar aanleiding van de resultaten uit de workshop en de daarop volgende expertmeeting is besloten dat
ProRail rapporteert over de onderdelen:
1. Kantoren
2. Infra
3. Stations
4. Mobiliteit
Ad 1: ProRail beheerde in 2012 vier hoofdkantoren (De Inktpot, Tulpenburgh, Arthur van Schendellaan en
Admiraal Helfrichlaan), 5 regiokantoren en 4 gebouwen van de ongevallenbestrijding. In bijlage 4 is een
overzicht opgenomen van de kantoorlocaties van ProRail die zijn meegenomen. Voor de voetafdruk van
2012 zijn ook ketenemissies van ingekochte kantoorartikelen en door de inzameling en verwerking van
door ProRail geproduceerd kantoor afval meegenomen.
8 Greenhouse Gas Protocol hoofdstuk 3 Setting Organizational Boundaries.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 8 -
Ook de emissies ten gevolge van het energieverbruik van externe servers zijn in 2012 meegenomen.
ProRail heeft namelijk vanaf 2010 in toenemende mate de servercapaciteit uitbesteed aan externe
partijen.9
Ad 2: Onder infra wordt verstaan: alle installaties, apparaten, verlichting en infra-gerelateerde gebouwen
(zoals VL-posten en Schakel&Meld centra) zoals bedoeld in de spoorwegwet, artikel 58, exclusief stations
die in het bezit of beheer zijn van ProRail en energie verbruiken. Ondanks het in gebruik nemen van de
Hanzelijn is het totaal aantal kilometer spoor in beheer bij ProRail in 2012 met 1% gedaald ten opzichte
van 2011.
Ad 3: Voor stations zijn die onderdelen meegenomen die vallen onder het beheer van ProRail. In het
algemeen zijn dat de volgende onderdelen van een station: perronfunctie (exclusief winkels en kiosken),
loopverbindingsfunctie (exclusief winkels en kiosken), halfunctie (exclusief winkels en kiosken) en de
fietsenstalling (maar niet eventuele bemenste fietsenstalling, fietsverhuur en -reparatiebedrijven). De
termen zijn zoveel mogelijk overgenomen uit de nota Basisstation10
.
Door de opening van de Hanzelijn zijn er in 2012 twee kleine stations bijgekomen. Daarnaast is er elders
in Nederland een aantal nieuwe stations geopend en zijn bestaande stations vergroot. In totaal is het
oppervlak van de stations met 5% toegenomen ten opzichte van 2011.
Ad 4: Onder mobiliteit vallen alle mobiliteitsgebonden activiteiten van ProRail:
Binnen scope 111
: leasekilometers van ProRail medewerkers, kilometers gereden door voertuigen die
ProRail in eigen beheer heeft.
Binnen scope 2: zakelijke vliegtuigkilometers, zakelijke kilometers met privé auto’s.
Binnen scope 3: woon-werkverkeer van ProRail medewerkers en zakelijke treinkilometers.12
ProRail heeft onder deelneming de belangen in Relined B.V. en in Keyrail B.V. opgenomen in de
jaarrekening. Relined heeft ten doel het optimaal uitnutten van capaciteit van glasvezelnetten en kabels
voor data- en telecomactiviteiten. Keyrail heeft ten doel het beheren en exploiteren van de
goederenspoorlijn tussen de Rotterdamse haven en de grens van Nederland en Duitsland. In beide BV’s
neemt ProRail voor 50% deel in het eigen vermogen. Aangezien het hier 50% betreft is er geen sprake
van volledige bevoegdheid om ‘operating policies’ te implementeren en zijn ze niet meegenomen in de
‘organizational boundary’.
2.2 Operationele grenzen
Om de operationele grenzen (scope) af te bakenen is gebruik gemaakt van de scope-indeling van het
Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol). De analyse is uitgevoerd conform de CO2-Prestatieladder
versie 2.1 (zie bijlage 2). Conform het GHG Protocol wordt onderscheid gemaakt tussen drie bronnen van
emissie (scopes) in twee categorieën: directe emissies en indirecte emissies.
9 In 2009, 2010 en 2011 waren de ketenemissies van ingekochte kantoorartikelen ook al meegenomen. In 2012 zijn dezelfde
kantoorartikelen meegenomen. Ketenemissies van afval en uitbestede servers zijn in eerdere jaren niet meegenomen.
10 Nota Basisstation functionele normen en richtlijnen voor treinstations, 2005.
11 Voor uitleg over de scope indeling, zie H 2.2.
12 Woon-werkverkeer is sinds 2011 opgenomen in de voetafdruk, zakelijke treinkilometers zijn in eerdere jaren niet meegenomen.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 9 -
Scope 1
In scope 1 gaat het om de directe uitstoot van broeikasgassen. CO2 vormt het meest dominante
broeikasgas. Directe uitstoot van CO2 wordt veroorzaakt door de verbranding van fossiele energiedragers
(aardgas, benzine etc.). Voor het bepalen van de CO2-uitstoot moet dus het verbruik van fossiele
brandstoffen in kaart worden gebracht. Vervolgens kan de CO2-uitstoot die veroorzaakt wordt door dit
energieverbruik aan de hand van specifieke conversiefactoren worden bepaald. Deze CO2-uitstoot betreft
alleen het directe fossiele energieverbruik van ProRail. Van de overige broeikasgassen is met name de
uitstoot van methaan voor ProRail ven belang. Methaan komt vrij bij lekkage van aardgas bij de
wisselverwarming en heeft een broeikaseffect dat 23 maal hoger ligt dan dat van CO2.
Scope 2
Naast directe emissie van broeikasgassen (scope 1) wordt in een CO2-voetafdruk ook indirecte CO2-
uitstoot ten gevolge van het elektriciteitsverbruik meegenomen. Bij de omzetting van elektrische energie in
‘bruikbare’ energie komt weliswaar geen CO2-emissie vrij (m.a.w.: in een elektrisch apparaat vindt geen
verbrandingsproces plaats), maar bij de productie van elektriciteit in de elektriciteitscentrale gebeurt dat
wel. Door het inkopen van elektriciteit is ProRail dus indirect verantwoordelijk voor deze CO2-uitstoot.
In de CO2-Prestatieladder worden ook ‘zakelijke kilometers met privé auto’s’ (personal cars for business
travel) en ‘zakelijke vliegtuigkilometers’ (business air travel) tot scope 2 rekent, in tegenstelling tot het
GHG Protocol, die deze onderdelen aan scope 3 toeschrijft. Daarnaast wordt stadswarmte (district
heating) tot scope 2 van ProRail gerekend.
Scope 3
Tenslotte komt er bij een organisatie indirecte CO2-emissie vrij als gevolg van de activiteiten van het bedrijf
die voort komen uit bronnen die geen eigendom van het bedrijf zijn, noch beheerd worden door het bedrijf.
Zo ontstaat er CO2-emissie door woon-werkverkeer van de medewerkers, door verwerking van door de
organisatie geproduceerd afval, door productie van materialen die de organisatie inkoopt, etc. De
organisatie heeft geen directe invloed op de emissies die hierbij vrijkomen. Deze indirecte emissies
worden scope 3 emissies genoemd.
Bovengenoemde scope-indeling staat verder weergegeven in figuur 2.2.1. Figuur 2.2.1
Figuur 2.2.1: Scope indeling volgens SKAO.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 10 -
Eis 3.A.1. van de CO2-Prestatieladder schrijft, net als het GHG Protocol voor, dat met uitzondering van de
koudemiddelen alle scope 1 en 2 emissies dienen te zijn opgenomen in een CO2-voetafdruk. In het geval
van ProRail gaat het dan om de CO2-emissies én de methaanemissies. Scope 3 emissies hoeven niet
verplicht gerapporteerd te worden, maar kunnen optioneel worden meegenomen in de voetafdruk. Een
analyse van de scope 3 emissies is verplicht voor eis 4.A.1 van de Prestatieladder. Inzicht in scope 3
emissies plaatst de CO2-voetafdruk in een breder perspectief, waardoor meer richting te geven is aan een
effectief klimaatbeleid.
Voorbeeld:
Het is interessant voor een kantoorlocatie om te weten hoe hoog de CO2-uitstoot is die ontstaat door de
inkoop van kantoorartikelen. Hoewel een bedrijf geen directe invloed heeft op het productieproces van de
artikelen en de afvalverwerking ervan, kan er wel gestuurd worden op het duurzaam inkopen van de
producten (bijvoorbeeld klimaatvriendelijke productiemethode) en kunnen afspraken gemaakt worden met
afvalverwerkers.
Voor ProRail zijn de bovengenoemde scopes als volgt ingevuld:
Scope 1 CO2-emissies ten gevolge van:
• Brandstofverbruik van het leasewagenpark en voertuigen in eigen beheer (diesel, benzine).
• Brandstofverbruik voor:
o de verwarming van gebouwen (aardgas);
o noodaggregaten (diesel);
o wissels (aardgas);
o overige infra-objecten (aardgas).
Ook de lekkage van aardgas (methaan) in de wisselverwarming behoort tot scope 1.
NB: De emissie door koudemiddelen is niet meegenomen in de CO2-voetafdruk, omdat data hiervan
incompleet is en wegens het specifieke broeikasgaseffect van de verschillende koudemiddelen niet op te
schalen.
Scope 2
• Emissies ten gevolge van het elektriciteitsverbruik: indirecte emissie van ingekochte elektra op de
kantoren, voor de infra, stations en de gebouwen van de ongevallenbestrijding.
• Emissies van zakelijke kilometers die zijn afgelegd met privé voertuigen.
• Emissies die vrijkomen bij zakelijke vliegreizen.
• Emissies ten gevolge van het gebruik van stadswarmte.
Scope 3
In scope 3 zijn alleen kantoorgerelateerde emissie activiteiten meegenomen. Infra gerelateerde scope 3
emissies zijn geïnventariseerd in een aparte studie, de scope 3 dominantieanalyse.
De volgende kantoor gerelateerde scope 3 emissies zijn opgenomen in deze CO2 inventarisatie:
• Ingekocht papier: emissies die vrij zijn gekomen doordat ProRail papier- en drukwerk, alsmede
overige papierproducten, heeft ingekocht.
• Ingekochte elektronica: CO2-emissies die vrijkomen bij de productie van de ingekochte
computers, laptops, beeldschermen, muizen, toetsenborden en telefoons.
• Uitbestede servers: emissies die vrijkomen door het elektriciteitsverbruik van de uitbestede
servers.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 11 -
• Woon-werkverkeer: CO2-emissies die vrijkomen door woon-werkverkeer van medewerkers van
ProRail.
• Zakelijke treinkilometers: CO2-emissies die vrijkomen door zakelijke ritten van medewerkers van
ProRail per trein.
Verbranding van biomassa
Verbranding van biomassa vond niet plaats bij ProRail in 2012.
Vermeden CO2 emissies
ProRail vermijdt een deel van haar CO2-emissie door gebruik te maken van zelf opgewekte duurzame
energie: ProRail heeft zonnepanelen geplaatst op het dak van de locaties in Amersfoort en Utrecht.
Hierdoor hoeft ProRail minder externe fossiele energie in te kopen, hetgeen CO2-emissie voorkomt. In
totaal is er 2012 46.248 kWh elektriciteit opgewekt met de zonnepanelen. Hierdoor wordt 55.755 x 46813
gram CO2/kWh – 55.755 x 80 gram CO2/kWh = 21,6 ton CO2 uitstoot voorkomen.
Hierbij moet opgemerkt worden dat de conversiefactor voor (zelf opgewekte) zonne-energie hoger is dan
die van (ingekochte) windenergie (80 vs 15 gram CO2/kWh). Hierdoor ontstaat een scheef beeld met
betrekking tot investeringen in het zelf opwekken van groene energie.
2.3 Conversiefactoren
Om de CO2-emissie van een organisatie te bepalen dient de hoeveelheid verbruikte (fossiele) energie
omgerekend te worden naar de hoeveelheid CO2 die door de verbranding hiervan uitgestoten wordt. In het
geval van lekkage van koudemiddelen, lekkage van aardgas (methaan) of de uitstoot van andere
broeikasgassen wordt de hoeveelheid vrijgekomen gas omgerekend naar CO2-equivalenten en vervolgens
opgeteld bij de totale CO2-uitstoot door energieverbruik.
Voor de inventarisatie van de CO2-uitstoot van ProRail over het jaar 2012 zijn in eerste instantie de
conversiefactoren uit de CO2-Prestatieladder (versie 2.1, 18 juli 2012) gehanteerd. Deze conversiefactoren
zijn geschikt voor het omrekenen van de broeikasgas activiteiten data naar de daarmee gepaard gaande
CO2-emissie, omdat het gaat om specifieke conversiefactoren op nationaal niveau. Daar waar de CO2-
Prestatieladder geen conversiefactoren geeft (bijvoorbeeld voor lekkage van onverbrand aardgas), worden
(inter)nationaal erkende conversiefactoren gebruikt (bijvoorbeeld die van IPPC). Omdat deze
conversiefactoren minder specifiek zijn, is de daarmee berekende CO2-uitstoot minder nauwkeurig. Betere
factoren zijn echter niet beschikbaar.
Conversiefactor onverbrand aardgas
De CO2-Prestatieladder 2.1, versie 18 juli 2012 geeft geen conversiefactor voor onverbrand aardgas14
.
Deze conversiefactor is als volgt berekend: Gronings aardgas heeft een gemiddelde dichtheid van 0,813
kg/m3 (bron: Gasterra). Onverbrand aardgas is een broeikasgas dat 23 keer zo sterk is als CO2 (bron:
IPCC). 1 m3 weggelekt aardgas komt dus overeen met 23 x 0,813 = 19 kg CO2-equivalenten. Alle
gebruikte conversiefactoren zijn opgenomen in bijlage 3 kolom ‘CO2-conversiefactor’.
Conversiefactor grijze stroom
ProRail koopt haar elektriciteit groen in en wekt gedeeltelijk ook zelf haar eigen duurzame energie op.
Voor de bepaling van de CO2-emissie door de uitbestede servers is ervan uitgegaan dat deze op grijze
13
Voor onderbouwing conversiefactor grijze stroom, zie H2.3. 14
Onverbrand aardgas bestaat grotendeels uit methaan en komt vrij bij lekkage van de wisselverwarming.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 12 -
stroom draaien. Ook voor enkele vergelijkende analyses in dit rapport15
, zijn emissies bepaald op basis
van grijze stroom. De gehanteerde conversiefactor in deze CO2 inventaris wijkt af van de conversiefactor
genoemd in Handboek 2.1 van de CO2-Prestatieladder, maar sluit aan bij de systematiek die ProRail
voorgaande jaren ook hanteerde:
Voor elektriciteit – grijs is afgeweken van de conversiefactor die het Handboek voorschrijft, omdat in maart
2013 CE Delft in het rapport ‘Achtergrondgegevens Stroometikettering 2012’ de actuele emissiecijfers van
de Nederlandse handelsmix over 2012 heeft gepubliceerd. Conform de methodiek van het Handboek (blz
70, verklarende tekst bron A) is de conversiefactor van de ongecorrigeerde handelsmix (459 gram
CO2/kWh) vermeerderd met 2% vanwege het uitgangspunt: emissies van winning van grond- en
brandstoffen tot en met verbranding (bron: CE Delft). In deze inventarisatie is derhalve een conversiefactor
voor grijze stroom van 468 g CO2/kWh (459 x 102%) gebruikt
Verwijderingfactoren
Verwijderingfactoren (removalfactors) zijn niet van toepassing, omdat ProRail geen lang cyclische CO2 uit
de atmosfeer verwijdert.
2.4 Rekeninstrument CO2-scanner
Voor het kwantificeren van de CO2-uitstoot is gebruik gemaakt van de door Royal HaskoningDHV
ontwikkelde calculatie-tool ‘CO2-scanner’. De CO2-scanner is als volgt opgebouwd:
Op drie niveaus kunnen per (sub)systeem de CO2-emissies worden bepaald:
1. Directe invoer van CO2-emissies. 2. Invoer van energie verbruiksgegevens.
3. Invoer van activiteitendata.
Ad 1: Directe invoer van CO2-emissies
In sommige gevallen is van een bepaald (sub)systeem al bekend wat de CO2-uitstoot is, bijvoorbeeld
omdat er al een studie naar gedaan is. Deze gegevens kunnen dan direct ingevoerd worden. Voor ProRail
is deze invoer niet van toepassing, omdat dergelijke studies niet bekend zijn.
Ad 2: Invoer van energie verbruiksgegevens
In veel gevallen zijn gegevens over het energieverbruik bekend. Deze energie verbruiksgegevens kunnen
in de scanner worden ingevoerd, waarna automatisch met de juiste conversiefactoren de CO2-emissies
worden berekend. Hierbij wordt de volgende formule gehanteerd:
Voorbeeld: Van de Inktpot is bekend dat er in 2012 2.997.446 kWh elektriciteit (energieverbruik) is
verbruikt. Met de conversiefactor van groene elektriciteit (wind, 2012) naar CO2 (15 gram CO2/kWh) kan
vervolgens het verbruikte aantal kWh omgerekend worden naar een CO2-uitstoot: 2.997.446 kWh x 15
gram CO2/kWh = 0,2 kton CO2.
15
H2.2. CO2 vermeden emissies; H3.1 CO2-uitstoot stations.
CO2-uitstoot = (energieverbruik) x (conversiefactor)
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 13 -
Ad 3: Invoer van activiteitendata
In een aantal gevallen zijn bovengenoemde gegevens niet bekend. In dat geval kan dan het niveau van de
‘systeem gerelateerde activiteiten’ worden gebruikt. Dit niveau is gebaseerd op onderstaande formule:
Voorbeeld: van drie van de vijf ‘overige kantoren’ is niet bekend wat het aardgasverbruik in het jaar 2012 is
geweest.16
Het is echter wel bekend dat deze drie ‘overige kantoren’ van ProRail gezamenlijk 10.882 m2
vloeroppervlak beslaan (activiteit van het systeem). Agentschap NL (Kompas, Cijfers en tabellen 2007)
meldt voor een gemiddeld Nederlands kantoor een gasverbruik van 15 m3/m
2 (de energie-indicator).
17
Daarmee kan dus een schatting worden gemaakt van het totale aardgasverbruik van deze drie ‘overige
kantoren’. 1 m3 komt overeen met een uitstoot van 1,825 kg CO2 (bron: CO2-Prestatieladder 2.1, versie 18
juli 2012). De CO2-uitstoot door deze drie ‘overige kantoren’ wordt daarom geschat op 10.882 x 15 x
(1,825 / 1.000.000) = 0,3 kton.
In bijlage 3 staat voor ieder (sub)systeem vermeld welke indicatoren zijn gebruikt, welke conversiefactoren
zijn gebruikt en welke aannames zijn gedaan. Alle data is door middel van berekeningen (calculaties) tot
stand gekomen, er zijn geen metingen uitgevoerd om de uitstoot van broeikasgassen te bepalen.
16
Van HGB1, de Driehoek en Schellepoort is het aardgasverbruik niet bekend. Van Central Post en De Veste is het
aardgasverbruik wel bekend. 17
Er is gekozen om de energie-indicator te baseren op het nationaal gemiddelde en niet op het gemiddelde
aardgasverbruik van de twee overige kantoren waarvan het aardgasverbruik wel bekend is, omdat deze twee locaties
niet representatief zijn (Central Post is een zeer energiezuinig gebouw).
CO2-uitstoot = (activiteit van het systeem) x (energie-indicator) x (conversiefactor)
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 14 -
3 RESULTATEN
3.1 CO2-emissies in 2012
Directe en indirecte broeikasgasemissies van scope 1 en 2 van ProRail bedroegen in 2012 11,7
kton CO2. Hiervan werd 9,4 kton CO2 veroorzaakt door directe broeikasgasemissies (scope 1) en 2,3
kton CO2 door indirecte broeikasgasemissies door ingekochte energie (scope 2). Daarnaast werd
door overige indirecte broeikasgasemissies ten gevolge van woon-werkverkeer, zakelijke
treinkilometers, afval, de inkoop van papier en elektronica en uitbestede servers (scope 3) 14,8
kton CO2 uitgestoten. Voor de categorisering van de systemen van ProRail wordt verwezen naar H
2.1 en bijlage 3.
De som van alle scope 1 en 2 emissies door de verschillende (sub)systemen van ProRail is voor 2012
bepaald op 11,7 kton. Dit is de uitstoot van directe (scope 1) en indirecte (scope 2) broeikasgassen,
exclusief koudemiddelen. De kantoorgerelateerde scope 3 activiteiten18
veroorzaakten in 2012 14,8 kton
CO2 emissie. De verdeling van de emissies over de scopes wordt weergegeven in tabel 3.1.1 en in de
afbeeldingen 3.1.1 tot en met 3.1.4.
Figuur 3.1.1: Verdeling CO2-emissie naar scope, ProRail 2012.
*scope 3 is alleen kantoor gerelateerd
In figuur 3.1.1 is af te lezen dat de uitstoot van de in deze analyse meegenomen kantoor gerelateerde
scope 3 activiteiten groter is dan de scope 1 en 2 uitstoot.
18
Van scope 3 zijn de ketenemissies meegenomen die samenhangen met woon-werkverkeer, zakelijke treinkilometers,
afval, de uitbestede servers en de inkoop van papier, computers, laptops, beeldschermen, muizen, toetsenborden en
telefoons.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 15 -
Figuur 3.1.2 laat de CO2 emissie per scope zien voor de verschillende ‘doelgroepen’. De doelgroepen
komen overeen met de systemen, met uitzondering van de kantoren. De doelgroep kantoren bestaat uit de
systemen kantoren en mobiliteit.
Figuur 3.1.2: verdeling CO2-emissie naar doelgroep en naar scope, ProRail 2012
*scope 3 is alleen kantoor gerelateerd
Uit figuur 3.1.2 is te zien dat de meeste (74%) scope 1 uitstoot plaatsvindt binnen de infra. Deze uitstoot is
bijna volledig toe te schrijven aan het aardgasverbruik (verbranding + lekkage) van de wisselverwarming.
De scope 2 uitstoot vindt voor 37% plaats binnen de infra (met name elektriciteitsverbruik), voor 37%
binnen de kantoren (zakelijke reizen met vliegtuig en privé auto, warmtevraag en elektriciteitsverbruik) en
voor 24% binnen de stations (met name elektriciteitsverbruik). De kantoor gerelateerde scope 3 emissie
vindt uiteraard alleen bij de kantoren plaats.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 16 -
Figuur 3.1.3: Absolute CO2-emissie naar scope, ProRail 2012.
Figuur 3.1.3 laat zien dat binnen scope 1 het merendeel (90%) van de emissie is toe te schrijven aan het
brandstofverbruik van ProRail (door infra, kantoren en stations). De emissie ten gevolge van
brandstofverbruik heeft een aandeel van 73% in de totale voetafdruk van scope 1 en 2.
Binnen scope 2 wordt de meeste emissie veroorzaakt door het elektriciteitsverbruik (ingekocht en zelf
opgewekte elektriciteit) van de gebouwen, stations en infra (64%). De emissie ten gevolge het
elektriciteitsverbruik heeft een aandeel van 12% in de totale voetafdruk van scope 1 en 2.
14,8 kton CO2 wordt uitgestoten door de kantoor gerelateerde scope 3 activiteiten als gevolg van woon-
werkverkeer, zakelijke treinkilometers, (inzameling en verwerking van door ProRail geproduceerd) afval,
uitbestede servers19
en de inkoop van de kantoorartikelen papier, computers, laptops, beeldschermen,
muizen, toetsenborden en telefoons (scope 3). De inkoop van elektronica heeft de grootste bijdrage (70%)
in de scope 3 uitstoot. Dit is voornamelijk het gevolg van de hoge broeikasgasemissie die vrijkomt door het
gebruik van het broeikasgas stikstoffluoride (NF3) bij het productieproces. Het woon-werkverkeer bepaalt
25% van de scope 3 emissie (zie figuur 3.1.4).
19
De CO2 uitstoot door het elektriciteitsverbruik van de uitbestede servers is bepaald op basis van grijze stroom, omdat
het ProRail bij publicatie van deze emissie inventaris niet bekend is of de uitbestede servers op groene of grijze stroom
draaien. Volgend jaar wil ProRail uitzoeken welk type stroom gebruikt wordt door de uitbestede servers om zodoende
een nauwkeurigere scope 3 uitstoot te kunnen bepalen.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 17 -
Figuur 3.1.4: verdeling CO2-emissie van kantoor gerelateerde scope 3 uitstoot , ProRail 2012.
CO2-uitstoot stations
De CO2-uitstoot van de stations wordt veroorzaakt door het aardgasverbruik, het elektriciteitsverbruik en de
warmtevraag. Eerdere jaren is een inschatting van het energieverbruik van de stations gedaan op basis van een
verdeelsleutel met NS Stations. Sinds dit jaar zijn er energiegegevens van tussenmeters bekend. Voor het
aardgasverbruik en de warmtevraag is de CO2-uitstoot op basis van deze meterstanden bepaald. Voor het
elektriciteitsverbruik lijken de tussenmeterstanden zeer onwaarschijnlijk, omdat er enkele in gebruik zijnde stations
vermeld worden met een elektriciteitsverbruik van 0 kWh en er enkele stations vermeld worden met een extreem
hoog elektriciteitsverbruik vergeleken bij andere stations van dezelfde omvang.
Om deze reden is de CO2-uitstoot door het elektriciteitsverbruik van de stations nog wel gebaseerd op de eerder
altijd gehanteerde verdeelsleutel. Momenteel worden de tussenmeter data gevalideerd, zodat de CO2-uitstoot door
het elektriciteitsverbruik van de stations volgend jaar wel aan de hand van reële energiegegevens bepaald kan
worden.
Zou de CO2-voetafdruk van de stations toch op basis van de tussenmeterstanden van elektriciteit bepaald worden,
dan zou de CO2-voetafdruk 4,9 kton hoger: een toename van 42% op de totale scope 1 en 2 emissie van ProRail.
Deze grote toename wordt veroorzaakt door enerzijds het veel hogere elektriciteitsverbruik van de stations dat de
tussenmeters rapporteren (46,2 GWh versus 33,4 GWh) en anderzijds doordat 10,4 GWh niet meer als groen maar
als grijze stroom moet worden doorgerekend: ProRail heeft in 2012 voor 100 GWh groene stroom certificaten
ingekocht. Met het gerapporteerde elektriciteitsverbruik van de tussenmeters zou 10,4 GWh niet meer vallen
binnen deze 100 GWh groene stroom certificaten en de 55.755 kWh eigen opgewekte groene stroom.
Hoe dan ook, de CO2-uitstoot van de stations is in 2012 ten opzichte van 2011 fors gedaald: van 15,8 kton in 2011
naar 1,2 kton (bij verrekening van elektriciteitsverbruik op basis van verdeelsleutels) of 3,4 kton (bij verrekening van
elektriciteitsverbruik op basis van tussenmeterstanden). (Voor onderbouwing berekening, zie bijlage 5)
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 18 -
Tabel 3.1.1: CO2-emissie (in kton) onderverdeeld in directe (scope 1) en indirecte (scope 2 en 3) broeikasgasemissies, ProRail 2012.
NB: Ogenschijnlijke fouten in optellingen, worden veroorzaakt door afronding.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 19 -
Figuur 3.1.5 toont de CO2-uitstoot (scope 1 en 2) naar (sub)systeem. Uit de figuur blijkt dat op
systeemniveau de infra verantwoordelijk is voor 67% van de totale CO2-emissie van scope 1 en 2. Binnen
de infra wordt 6,5 kton CO2 uitgestoten door de wisselverwarming (4,19 kton door aardgasverbruik, 2,26
kton door aardgas lekkage en 0,09 kton door elektriciteitsverbruik).
De kantoren dragen 11% bij aan de voetafdruk (scope 1 en 2) van ProRail. De stations veroorzaken circa
10% van de broeikasgasemissie van ProRail. Emissies veroorzaakt door mobiliteit hebben een bijdrage
van 12% in de totale uitstoot.
Figuur 3.1.5: Verdeling CO2-emissie (scope 1 en 2) op systeemniveau, ProRail 2012.
Sinds 2012 zijn ook de internationale treinreizen meegenomen in de CO2 emissie inventarisatie. Inzicht in
de CO2 uitstoot van internationale dienstreizen biedt ProRail de kans om een bewuste afweging te maken
tussen internationale reizen per vliegtuig of per trein. Dit geldt met name voor reizen op de middellange
trajecten (700-2500 km).
In figuur 3.1.6 zijn de internationale dienstreizen (zowel per vliegtuig als per trein) over het jaar 2012
weergegeven. De zakelijke treinreizen veroorzaken een totale uitstoot van 0,04 kton CO2 (0,3% van de
scope 3 emissie). De zakelijke vliegreizen veroorzaken een uitstoot van 0,11 kton CO2 (0,9% van de
scope 1 en 2 emissie).
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 20 -
Figuur 3.1.6: Overzicht van internationale dienstreizen, ProRail, 2012.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 21 -
3.1.1 Onderverdeling aardgas
Het aardgasverbruik voor het verwarmen van de kantoren, de wisselverwarming, de VL-posten, de overige
infra-gerelateerde gebouwen en de overige infra draagt voor 72% bij aan de scope 1 en 2 emissie van
ProRail. De verdeling van het aardgas over de verschillende (sub)systemen is weergegeven in figuur
3.1.1.1 en 3.1.1.2. NB: de Inktpot, Arthur van Schendellaan, Tulpenburgh en HGB1 worden op
stadswarmte verwarmd en vallen dus buiten dit overzicht20
.
Figuur 3.1.1.1: Verdeling CO2-emissie door aardgasverbruik naar systeem, ProRail 2012.
Figuur 3.1.1.2: Absolute CO2-emissie door aardgasverbruik per systeem, ProRail 2012.
20
Stadswarmte (scope 2) veroorzaakt 3% van de CO2-uitstoot van ProRail (scope 1 en 2).
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 22 -
3.1.2 Onderverdeling elektriciteit
12% van de scope 1 en 2 emissies van ProRail is toe te schrijven aan het elektriciteitsverbruik. De infra
(VL-posten, overige infra-gerelateerde gebouwen en overige infra) verbruikt 58% van het totale
elektraverbruik van ProRail (zie figuur 3.1.2.1 en 3.1.2.2). De stations verbruiken 35% van de elektriciteit21
.
De kantoren dragen voor circa 7% bij aan de CO2-uitstoot door het elektriciteitsverbruik van ProRail.
Figuur 3.1.2.1: Verdeling CO2-emissie door elektraverbruik naar systeem, ProRail 2012.
Figuur 3.1.2.2: Absolute CO2-uitstoot (in kton CO2-eq) door elektraverbruik per systeem, ProRail
2012.
21
Indien de elektriciteitsdata van de tussenmeters van de stations gehanteerd worden, zou 42% in plaats van 35% van
de emissie door elektriciteitsverbruik door de stations worden veroorzaakt.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 23 -
3.2 Vergelijking broeikasgasemissie 2012 met basisjaar 2008
Om de CO2-uitstoot van 2012 te vergelijken met die van het basisjaar (2008), heeft er een correctie
plaatsgevonden op de CO2-uitstoot door kantoor Tulpenburgh. In voorgaande jaren is aangenomen dat
Tulpenburgh werd verwarmd op aardgas. Omdat er geen meterstanden bekend waren is een schatting
gemaakt van het aardgasverbruik op basis van het aantal m2 vloeroppervlak (9.056 m2) en een nationaal
kental van aardgasverbruik voor kantoren (15 m3/m2). Dit leverde een uitstoot van 9.056 m2 x 15 m3/m2 x
1,825 kg CO2/m3 = 0,25 kton. Uit nader onderzoek blijkt dat Tulpenburgh op stadswarmte wordt
verwarmd. Aangenomen is dat de energievraag (aantal GJ) voor het verwarmen van het gebouw gelijk is
aan de energievraag bij verwarming op aardgas. Met een energieinhoud van 31,65 MJ/m3 aardgas
(Nederlandse lijst van energiedragers en standaard CO2-emissiefactoren, AgentschapNL),betekent dit een
energievraag van 0,5 GJ/m2. De conversiefactor van warmte bedraagt 20 kg CO2/GJ. De uitstoot voor de
warmtevraag van Tulpenburgh in 2008 bedraagt 9.056 m2 x 0,5 GJ x 20 kg CO2/GJ = 0,09 kton CO2. Op
de totale voetafdruk (scope 1 en 2) van 2008 is dit een afwijking van minder dan 1% en derhalve niet
significant. Voor de jaren 2009 en 2010 is de energievraag per m2 voor het verwarmen van Tulpenburgh
gebaseerd op de gemiddelde energievraag voor het verwarmen van de overige kantoren van ProRail (0,3
GJ/m2) in plaats van op nationale kentallen. De gecorrigereerde voetafdrukken van de jaren 2009 en 2010
zijn door de wijziging van verwarming op aardgas naar verwarming op warmte minder dan 1% lager dan
eerder gerapporteerd (zie voor de herziene emissies tabel 3.2.1). Voor het jaar 2011 is Tulpenburgh al wel
doorberekend op basis van stadswarmte.
In tabel 3.2.1 en figuur 3.2.1 wordt een overzicht weergegeven van de ontwikkeling van de CO2-emissie in
2012 vergeleken met de CO2-emissie in het basisjaar 2008. Hieruit blijkt dat in deze periode de scope 1
emissies zijn afgenomen van 11,1 naar 9,4 kton. De scope 2 emissies zijn gedaald van 48,2 naar 2,3 kton.
Scope 1
Binnen scope 1 wordt de emissieafname vooral veroorzaakt door een afname van het verbruik van
brandstof voor de wisselverwarming. Deze afname wordt gedeeltelijk verklaard door het feit dat er in 2012
minder wissels waren dan voorheen. Naast een absolute afname in aardgasverbruik door
wisselverwarming is ook het relatieve verbruik (aardgasverbruik per draaiuur) afgenomen: In 2010 was de
emissie door de wisselverwarming 11,44 kton voor 1000 draaiuren, dus 11,44 ton per draaiuur. In 2011
was de emissie door de wisselverwarming 4,26 kton voor 400 draaiuren, dus 10,66 ton per draaiuur. In
2012 was de emissie door de wisselverwarming 6,44 kton voor 590 draaiuren, dus 10,92 ton per
draaiuur.22
De afname wordt veroorzaakt doordat de wintermaanden in 2012 warmer uitvielen dan die in
2010. Het is geen structurele besparing, maar met name afhankelijk van de temperatuur (vorst) en
sneeuwval in de winter.
Scope 2
Binnen scope 2 wordt de emissieafname voornamelijk veroorzaakt door de overschakeling van grijze naar
groene stroom. Deze groene stroom wordt deels zelf opgewekt met zonnepanelen en deels ingekocht.
Zoals in de vorige alinea besproken, waren er in 2012 minder wissels dan voorheen. Hierdoor is de
elektriciteitsvraag van de wissels in 2012 lager dan voorheen. Ook zijn in Arnhem, Alemlo en Hanzedijk
115 conventionele wissel vervangen door wissels met WKO-systeem. Daarnaast zijn in 2012
conventionele seinen vervangen door LED seinen. In de kantoren is beleid gevoerd op een vermindering
van het aantal printers. Dit heeft zowel een elektriciteitsbesparing (scope 2) als een papierbesparing
(scope 3) tot gevolg gehad.
22
Draaiuren over 2008 zijn niet bekend.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 24 -
Ook uitplaatsing van de servers heeft een elektriciteitsbesparing opgeleverd (zie volgende paragraaf), het
implementeren van aanwezigheidsdetectie en het vervangen van conventionele printers door zuinige
printers.
Scope 3
De scope 3 emissie ten gevolge van de productie van het ingekochte papier is afgenomen ten opzichte
van 2009 en 2010, maar licht gestegen ten opzichte van 201123
. De over het algemeen afnemende trend
is naar waarschijnlijkheid ook een gevolg van een afname van het aantal printers in de kantoren.
De uitstoot door de productie van computers, laptops, beeldschermen, muizen, toetsenborden en
telefoons is afgenomen ten opzichte van 2009, 2010 en 201124
.
Sinds 2011 is ook de emissie door woon-werkverkeer in kaart gebracht. In 2012 is de emissie door woon-
werkverkeer met circa 50% gestegen. De oorzaak hiervan ligt vermoedelijk in het feit dat ProRail in 2012
beter de werktijden in kaart heeft gebracht: In 2012 is het werkelijk aantal uren dat een medewerker werkt
geregistreerd. In 2011 was een algemene deeltijd formule gebruikt.
Tenslotte is sinds 2012 de emissie door het zakelijke treinverkeer, door inzameling en verwerking van door
ProRail geproduceerd kantoorafval en door energieverbruik van uitbestede servers (doorgerekend o.b.v.
grijze stroom) meegenomen in de CO2 inventarisatie. Vergelijkingen met eerdere jaren zijn bij gebrek aan
gegevens van voorgaande jaren niet mogelijk.
Wel is het elektriciteitsverbruik van de Inktpot in de periode dat de servers zijn uitgeplaatst (tussen 2010
en 2012) met 1 miljoen kWh gedaald. Het grootste deel van de 1 miljoen kWh elektriciteit reductie is
waarschijnlijk toe te schrijven aan de uitplaatsing van deze servers.
Tabel 3.2.1: Ontwikkeling CO2-emissie 2008 - 2012, ProRail.
NB: Ogenschijnlijke fouten in optellingen, worden veroorzaakt door afronding.
23
In basisjaar 2008 waren dergelijke ketenemissies niet meegenomen in de voetafdruk.
24 In basisjaar 2008 waren dergelijke ketenemissies niet meegenomen in de voetafdruk.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 25 -
Figuur 3.2.1: Ontwikkeling CO2-emissie 2008 - 2012, ProRail.
3.3 Onzekerheid in de resultaten
De gepresenteerde resultaten moeten worden geïnterpreteerd als ‘best-guess’-waarden, omdat de meeste
invoervariabelen omgeven worden door een onzekerheidsmarge. Deze onzekerheid wordt bepaald door:
1. Onzekerheid in de conversiefactoren van de CO2-Prestatieladder 2.1, versie 18 juli 2012.
2. Onzekerheid in de door ProRail aangeleverde data.
3. Onzekerheid door inschattingen van het energieverbruik van gebouwen waarvan geen
energiegegevens bekend zijn op basis van vloeroppervlaktes.
4. Onzekerheid in de elektriciteitsdata van de stations.
Het voert voor deze studie te ver om een (wetenschappelijke) kwantitatieve onzekerheidsanalyse uit te
voeren. Om toch een beeld te krijgen welke onzekerheden een belangrijke bijdrage leveren aan de
onzekerheid in het eindresultaat, heeft Royal HaskoningDHV de volgende schattingen gemaakt. Waar de
bron van de schatting niet specifiek staat vermeld, moet worden aangenomen dat het een expert-
judgement van Royal HaskoningDHV betreft.
Circa 18% van de CO2-emissie in scope 1 en 2 is bepaald aan de hand van door ProRail aangeleverde
data die zijn afgelezen van meterstanden of afkomstig van facturen van de energieleverancier. Dit zijn
realistische energieverbruikgegevens.
Ad 1. De CO2-Prestatieladder rapporteert conversiefactoren die gebaseerd zijn op nationale studies.
Omdat ProRail ook op nationaal niveau opereert wordt aangenomen dat de onzekerheidsmarge die door
deze conversiefactoren ontstaat gering is (circa 5%). Een gedetailleerde analyse van deze
onzekerheidsmarge valt buiten de scope van dit project.
Circa 82% van de CO2-emissie in scope 1 en 2 is bepaald aan de hand van data die geschat zijn op basis
van onderzoeksrapporten of ervaringscijfers van ProRail. De schattingen kennen, met uitzondering van de
elektriciteitsdata van de stations, een onzekerheid van circa 20% (zie ad 2 en ad 3).
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 26 -
Ad 2. De volgende data zijn door ProRail geschat (conform systematiek CO2-inventarisaties 2008, 2009,
2010 en 2011):
• Van de wisselverwarming is alleen het totale aardgasverbruik (verbranding + lekkage) bekend.
Geschat is dat 5% hiervan onverbrand weglekt25
(onzekerheid geschat op 10%).
• Het elektriciteitsverbruik van de ‘overige infra - overig’ (6.742.869 kWh) is geschat op basis van het
totale elektriciteitsverbruik (30.386.222 kWh) door de infra minus het verbruik van de VL-posten
(10.407.593 kWh), de overige infra gerelateerde gebouwen (259.155 kWh), de wisselverwarming
(6.107.090 kWh) en de tunnels (6.869.514 kWh) (onzekerheid geschat op 30%).
• Het aardgasverbruik van de ‘overige infra - overig’ is geschat op basis van het totale aardgasverbruik
door de infra (2.716.751 m3) minus het verbruik van de VL-posten (259.808 m3), de overige infra-
gerelateerde gebouwen (10.266 m3) en de wisselverwarming (2.414.870 m3) (onzekerheid geschat op
30%).
• Van de noodaggregaten is niet bekend hoeveel diesel zij in 2012 verbruikt hebben. Aangenomen is dat
dit verbruik gelijk is geweest aan dat van 2011 (onzekerheid geschat op 50%).
De onzekerheidsmarge van de invoervariabelen die betrekking hebben op de door ProRail aangeleverde
energieverbruikdata leveren een onzekerheidsmarge in de totale voetafdruk van circa 1 kton (7%
onzekerheid met betrekking tot scope 1 en 2).
Ad 3. Omdat van een deel van de (sub)systemen van ProRail niet bekend is hoeveel energie zij
verbruiken, is het verbruik van deze (sub)systemen geschat aan de hand van geschat energieverbruik per
vierkante meter vloeroppervlak en het aantal vierkante meters vloeroppervlak.
In bijlage 4 is aangegeven van welke gebouwen ProRail het energieverbruik geschat is en met welke
kentallen (energieverbruik per vierkante meter) gerekend is. De CO2-emissie die bepaald is aan de hand
van bovengenoemde schattingen bedraagt ca. 1 kton. De onzekerheid door deze schattingen wordt
geschat op circa 30% per schatting. Dit levert een onzekerheidsmarge in de totale scope 1 en 2 voetafdruk
van circa 3%.
Ad 4. Het elektraverbruik van de stations is bepaald aan de hand van de verdeelsleutel met NS Stations
toegepast op het totale elektraverbruik stations. Er zijn echter wel elektriciteitsdata van tussenmeters
bekend. Deze lijken echter zeer onrealistisch (stations met een elektraverbruik van 0 kWh en stations met
een extreem hoog elektraverbruik vergeleken bij stations van dezelfde omvang) en worden daarom
momenteel gevalideerd. Het elektraverbruik gerapporteerd op basis van de tussenmeters ligt 40% hoger
dan het elektraverbruik bepaald op basis van de verdeelsleutel. Omdat de groene stroom certificaten die
ProRail heeft ingekocht gebaseerd zijn op het verbruik van eerdere jaren, zou bij een toename van het
elektraverbruik van de stations het grootste deel van de extra kWh als grijs doorgerekend moeten worden.
De totale CO2 uitstoot van scope 1 en 2 zou daarmee 40% hoger zijn.
Onzekerheid scope 3
De scope 3 emissies bevatten een grotere onzekerheidsmarge (>30%), omdat CO2 uitstoot door
ketenemissies gebaseerd zijn op (inter)nationale gemiddelden of schattingen:
• De ketenemissie veroorzaakt door het ingekochte papier bedraagt de ketenemissie van A3, A4 en A5
blanco en gekleurd kopieerpapier. Van briefpapier, informatiepapier en speciaal papier zijn
onvoldoende data beschikbaar om de ketenemissie te bepalen. Omdat het ingekochte papier geen
significant aandeel in de totale voetafdruk heeft (<1%) is de invloed op de onzekerheidsmarge van de
totale voetafdruk niet significant.
25
Expert-judgement ProRail (Gerald Olde Monnikhof).
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 27 -
• De ketenemissie veroorzaakt door de ingekochte computers, laptops, beeldschermen, muizen,
toetsenborden en telefoons is gebaseerd op prototypes. De modellen die ProRail inkoopt kunnen
afwijken van deze prototypes. Zo is voor beeldschermen gerekend met het prototype 17 inch LCD-
flatscreen geproduceerd in Japan. Bij de productie van deze beeldschermen wordt stikstoffluoride
(NF3) gebruikt, dat een sterk broeikasgaseffect heeft. Tevens zijn schattingen gemaakt van het
gemiddeld aantal gebruiksjaren bij ProRail. Deze kunnen uiteraard variëren met de gebruiksintensiteit.
De onzekerheidsmarge door ketenemissies van prototypes en gebruiksperiodes op de scope 3 uitstoot
wordt geschat op 30-40%.
• De emissie veroorzaakt door woon-werkverkeer is gebaseerd op de aanname dat iedere medewerker
die verder dan 7,5 km van zijn standplaats woont met het OV naar het werk reist en de gehele afstand
ook per OV aflegt. Aangenomen is dat iedereen die dichter dan 7,5 km bij zijn standplaats woont,
lopend of per fiets naar het werk komt. De onzekerheid in de emissie door woon-werkverkeer wordt
geschat op 10%. De onzekerheid op de scope 3 emissie bedraagt circa 2%.
• De onzekerheidsmarge in de emissie veroorzaakt door zakelijke treinkilometers wordt geschat op circa
10%. Deze is het gevolg van de aanname dat alle kilometers zijn afgelegd met de trein met een
gemiddelde CO2-uitstoot per reizigerskilometer van 65 gram. De onzekerheid op de scope 3 emissie
door deze aanname is minder dan 1%.
• De onzekerheidsmarge in de emissie veroorzaakt door inzameling en verwerking van door ProRail
geproduceerd kantoorafval wordt geschat op circa 30%. Deze is het gevolg van het feit dat er
gerekend is met nationale gemiddelden per type afvalstroom. De onzekerheid op de scope 3 emissie
door deze aanname is minder dan 1%.
• De onzekerheidsmarge in de emissie veroorzaakt door de uitbesteding van servers is het gevolg van
het feit dat er enerzijds gerekend is met extrapolatie op basis van een gemiddeld maandverbruik en
anderzijds dat is aangenomen dat de servers op grijze stroom draaien. Indien de servers op groene
stroom draaien zou de uitstoot door de servers 97% lager zijn. De onzekerheid op de totale scope 3
emissie door deze aanname is circa 1%. Voor de emissie inventaris volgend jaar wordt aanbevolen om
uit te zoeken of de servers op grijze of groene stroom draaien.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 augustus 2013, versie 3
MD-AF20131386/SU - 28 -
COLOFON
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1
MD-AF20131386/SU
Opdrachtgever : ProRail
Project : Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1
Dossier : BC2204-101-100
Omvang rapport : 28 pagina's
Auteur : Jonna Snoek
Interne controle : Laura van Heeswijk
Projectleider : Jonna Snoek
Projectmanager : Jan Bart Jutte
Datum : 19 augustus 2013
Naam/Paraaf :
HaskoningDHV Nederland B.V.
Planning & Strategy
Laan 1914 nr. 35
3818 EX Amersfoort
Postbus 1132
3800 BC Amersfoort
T (088) 348 20 00
F (088) 348 28 01
W www.royalhaskoningdhv.com
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 bijlage 1
MD-AF20131386/SU - 1 -
BIJLAGE 1 Rapportage volgens ISO 14064 deel 7
De CO2-inventarisatie van ProRail is opgesteld overeenkomstig de eisen uit ISO 14064-1;2006, paragraaf
7. Onderstaand is een cross reference opgenomen.
Cross reference ISO 14064-1.
ISO 14064-1 § 7.3 GHG
report content
Beschrijving Hoofdstuk onderhavig
rapport
A Reporting organization 1
B Person responsible Gerald Olde Monnikhof
C Reporting period 1-1-2012 t/m 31-12-2012
4.1 D Organizational boundaries 2.1
4.2.2 E Direct GHG emissions 3
4.2.2 F Combustion of biomass 2.2
4.2.2 G GHG removals 2.2
4.3.1 H Exclusion of sources or sinks 2.2
4.2.3 I Indirect GHG emissions 3
5.3.1 J Base year 2008
5.3.2 K Changes or recalculatons 3.2
4.3.3 L Methodologies 2.3
4.3.3 M Changes to methodologies nvt
4.3.5 N Emission or removal factors used 2.3
5.4 O Uncertainties 3.3
P Statement in accordance with ISO 14064 1
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 bijlage 2
MD-AF20131386/SU - 1 -
BIJLAGE 2 Scopediagram
Scopediagram o.b.v. CO2-Prestatieladder 2.1 versie 18 juli 2012, met toegevoegd district heating (stadswarmte).
District heating
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 bijlage 2
MD-AF20131386/SU - 2 -
Termen in dit rapport Termen volgens CO2-prestatieladder
Directe GHG emissies (scope 1) Scope 1
Brandstof Fuel used
Koudemiddelen Airco refrigerants
Leasewagenpark en voertuigen in eigen beheer Business car travel
Indirecte GHG emissies (scope 2) Scope 2
Elektriciteit Electricity purchased
Stadswarmte District heating
Zakelijke kilometers met privé auto Personal cars for business travel
Zakelijke vliegtuigkilometers Business air travel
Indirecte GHG emissies (scope 3) Scope 3
Ingekocht papier Paper used
Elektronica (computers, laptops, beeldschermen, muizen, toetsenborden, telefoons)
Suppliers/outsourced emissions
Afval Waste disposal
Uitbestede servers Suppliers/outsourced emissions
Woon-werkverkeer Commuter travel
Zakelijke treinkilometers Business travel via public transport
Op verzoek van ProRail zijn in de rapportage de Nederlandse termen aangehouden. Deze bijlage geeft de
conversie naar het scopediagram uit de CO2-Prestatieladder.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 bijlage 3
MD-AF201311386/SU - 1 -
BIJLAGE 3 Berekeningen van de emissies scope 1, 2 en 3
Leeswijzer tabellen:
In deze bijlage worden de berekeningen van de CO2-emissies per scope weergegeven.
De tabellen zijn als volgt opgebouwd (waarbij tussen haakjes steeds een voorbeeld van ProRail vermeld staat):
Systeem: Geeft aan op welk segment van de organisatie de scope betrekking heeft.
Subsysteem: Geeft een nadere onderverdeling van de systemen waarop de scope betrekking heeft.
Subsubsysteem: Geeft een nadere onderverdeling van de subsystemen waarop de scope betrekking heeft.
Emissiebron: Geeft aan welke vorm van energie verbruikt wordt (bijv. elektriciteit).
Indicator: De basiseenheid waarin de activiteit van het (sub)systeem uitgedrukt wordt (bijv. vloeroppervlak in m2).
Kental indicator: De waarde van de activiteit van het (sub)systeem.
Eenheid indicator: De eenheid waarin de waarde van de indicator wordt uitgedrukt (bijv. kWh/m2).
Bron indicator: De herkomst van de waarde van de indicator (bijv. SenterNovem Kompas Cijfers en Tabellen).
Aantal van indicator: De grootte van de activiteit van het (sub)systeem (bijv. 12.998 kWh).
Bron aantal: De bron van het aantal van indicator (bijv. ProRail).
Energieverbruik: De hoeveelheid energie verbruikt door het (sub)systeem (bijv. 52.815 (m3)).
Eenheid: De eenheid waarin het energieverbruik wordt uitgedrukt (bijv. m3 of kWh).
Bron energieverbruik: De dataleverancier van het energieverbruik (bijv. ProRail).
Conversiefactor: De conversiefactor waarmee het energieverbruik in CO2-uitstoot is omgerekend (bijv. 1,825 (kg/m3)).
Eenheid: De eenheden van de conversiefactor (bijv. kg /m3).
Bron: De bron van de conversiefactor (bijv. CO2-Prestatieladder).
CO2-uitstoot in kton: Het resultaat van de berekening (energieverbruik x conversiefactor).
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 bijlage 3
MD-AF201311386/SU - 2 -
Berekening voor Scope 1
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 bijlage 3
MD-AF201311386/SU - 3 -
Berekening voor Scope 2
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 bijlage 3
MD-AF201311386/SU - 4 -
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 bijlage 3
MD-AF201311386/SU - 5 -
Berekening voor Scope 3
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 bijlage 4
MD-AF20131386/SU1386/SU - 1 -
BIJLAGE 4 Overzicht gebouwen ProRail
Voor waarden kentallen: zie volgende bladzijde.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 bijlage 4
MD-AF20131386/SU1386/SU - 2 -
Kentallen
Elektriciteit
- Regiokantoren: 66,9 kWh/m2 (gebaseerd op kental 2011).
- Gebouwen ongevallenbestrijding: 288,2 kWh/m2 (gebaseerd op gemiddelde
elektriciteitsverbruik van gebouw waarvan elektraverbruik wel bekend is: 32.741 kWh
/ 1.572 m2).
- VLposten: 448,9 kWh/m2 (gebaseerd op gemiddelde elektriciteitsverbruik van VL-
posten waarvan elektraverbruik wel bekend is: 4.984.881kWh / 11.105 m2).
Aardgas:
- Hoofdkantoor (Admiraal Helfrichlaan): 15 m3/m2 (gebaseerd op nationaal kental
aardgasverbruik kantoren, SenterNovem Kompas Cijfers en Tabellen).
- Regiokantoren: 15 m3/m2 (gebaseerd op nationaal kental aardgasverbruik kantoren,
SenterNovem Kompas Cijfers en Tabellen).
- Gebouwen ongevallenbestrijding: 25,7 m3/m2 (gebaseerd op gemiddelde
aardgasverbruik van gebouw waarvan aardgasverbruik wel bekend is: 40.455 m3 /
1.572 m2).
- VLposten: 11,2 m3/m2 (gebaseerd op gemiddelde aardgasverbruik van gebouwen
waarvan aardgasverbruik wel bekend is: 32.370 m3 / 2.878 m2).
Warmte:
- Hoofdkantoor Tulpenburgh: 0,33 GJ/m2 (gebaseerd op extrapolatie van warmtevraag
per m2 Tulpenburgh in 2011 (0,30 GJ/m2) o.b.v. aantal graaddagen: 2011: 2664,7;
2012: 2902,3).
- Hoofdkantoor Arthur van Schendellaan: 0,26 GJ/m2 (gebaseerd op extrapolatie van
kental 2010 (0,30 GJ/m2) o.b.v. aantal graaddagen: 2010: 3372,6; 2012: 2902,3).
- Regiokantoren: 0,4 GJ/m2 (gebaseerd op gemiddelde verbruik van de regiokantoren
in 2011, waarvan verbruik wel bekend, 2011).
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 bijlage 5
MD-AF20131386/SU - 1 -
BIJLAGE 5 CO2-uitstoot stations o.b.v. gegevens tussenmeters
Totaal ingekochte groene stroom certificaten voor heel ProRail: 100.000.000 kWh
Totaal zelf opgewekte groene stroom bij stations: 55.755 kWh
Totaal elektraverbruik ProRail exclusief stations: 64.301.173 kWh
CO2-emissieberekening: aardgas- en warmtedata o.b.v. tussenmeterstanden en
elektradata o.b.v. verdeelsleutel (totale ingekochte elektriciteit door ProRail < 100 GWh)
Emissiebron Energieverbruik Conversiefactor CO2-uitstoot
(in kton)
Aardgas 362.882 m3 1,825 kg CO2/m3 0,66
Warmte 1.537 GJ 20,000 kg CO2/GJ 0,03
Elektriciteit:
- waarvan zelf duurzaam
opgewekt:
- waarvan ingekocht:
33.410.396 kWh x 0,50
55.755 kWh 0,080 CO2/kWh <0,01
33.354.641 kWh 0,015 CO2/kWh 0,50
Totaal stations x x 1,20
CO2-emissieberekening: aardgas-, warmte- en elektradata o.b.v. tussenmeterstanden
(totale ingekochte elektriciteit door ProRail > 100 GWh, nl. 110,4 GWh*)
Emissiebron Energieverbruik Conversiefactor CO2-uitstoot
(in kton)
Aardgas 362.882 m3 1,825 kg CO2/m3 0,66
Warmte 1.537 GJ 20,000 kg CO2/GJ 0,03
Elektriciteit:
- waarvan zelf duurzaam
opgewekt:
- waarvan ingekocht:
46.201.132 kWh x 2,68
55.755 kWh 0,080 CO2/kWh <0,01
46.145.377 kWh 0,058 kg CO2/kWh** 2,68
Totaal stations x x 3,37
*Onderbouwing ingekochte elektraverbruik bij emissieberekening o.b.v. tussenmeterstanden
Totaal elektraverbruik ProRail exclusief stations: 64.301.173 kWh.
Totaal elektraverbruik ProRail stations o.b.v. tussenmeterstanden: 46.201.132 kWh.
Totaal elektraverbruik ProRail inclusief stations o.b.v. tussenmeterstanden: 64.301.173 +
46.201.132 kWh = 110.502.305 kWh.
Totaal zelf opgewekte duurzame energie op stations: 55.755 kWh.
Totaal ingekocht: 110.502.305 kWh – 55.755 kWh = 110.446.550, waarvan 100.000.000 wordt
ingekocht met groen certificaten en dus nog 110.446.550 – 100.000.000 = 10.446.550 kWh
grijs is ingekocht.
**Onderbouwing conversiefactor ingekochte stroom
ProRail koopt voor 100 GWh groen certificaten (Nederlandse windenergie) in. Hiervoor wordt
de conversiefactor uit het Handboek (0,015 kg CO2/kWh) gehanteerd.
Emissie inventaris ProRail 2012 volgens ISO 14064-1 bijlage 5
MD-AF20131386/SU - 2 -
Voor elektriciteit – grijs is afgeweken van de conversiefactor die het Handboek voorschrijft,
omdat in maart 2013 CE Delft in het rapport ‘Achtergrondgegevens Stroometikettering 2012’
de actuele emissiecijfers van de Nederlandse handelsmix over 2012 heeft gepubliceerd.
Conform de methodiek van het Handboek (blz. 70, verklarende tekst bron A) is de
conversiefactor van de ongecorrigeerde handelsmix (459 gram CO2/kWh) vermeerderd met
2% vanwege het uitgangspunt: emissies van winning van grond- en brandstoffen tot en met
verbranding (bron: CE Delft). In deze inventarisatie is derhalve een conversiefactor voor grijze
stroom van 468 g CO2/kWh (459 x 102%) gebruikt.
Bij de emissieberekening van de stations, wanneer ook voor het elektraverbruik wordt
uitgegaan van tussenmeterstanden, is de ProRail groen-grijs mix dus:
100.000.000 kWh x 0,080 kg CO2/kWh = 1,50 kton CO2
10.446.550 kWh x 0,468 kg CO2/kWh = 4,89 kton CO2
100.000.000 + 10.446.550 kWh veroorzaakt een uitstoot van 1,50 + 4,89 kton CO2. De
conversiefactor voor de groen-grijs mix van ProRail bedraagt dan dus:
(1,50 + 4,89 kton CO2) / (100.000.000 + 10.446.550 kWh) = 0,058 kg CO2/kWh