SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
1
De laatste loodjes
lichter!
De afstudeerproblematiek aan de RUG
SOG-Fractie 2007-2008
Studentenorganisatie Groningen
Sint Walburgstraat 22
9712HX Groningen
www.studentenorganisatie.nl
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
2
Inhoudsopgave
1- Inleiding pagina 3
2- Stand van zaken en dataverzameling pagina 5
3- Informatievoorziening pagina 8
4- Begeleiding pagina 11
5- Noodzakelijke vaardigheden pagina 14
6- Ondersteunende faciliteiten pagina 17
7- Beoordeling van de scriptie pagina 18
8- Conclusie en aanbevelingen pagina 19
Bijlagen
1. Overzicht geïnterviewde scriptiecoördinatoren en verdeling naar faculteiten
2. Verdeling respondenten naar faculteiten
3. Inventarisatie en omschrijving informatiebronnen
4. Overzicht ondersteunende faciliteiten
5. Enquête masterstudenten en vragenlijst scriptiecoördinatoren
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
3
1- Inleiding
In het collegejaar 2005-2006 studeerden er 5496 studenten af1. Door velen werd de studie
afgerond met het doen van een afstudeeronderzoek en/of het schrijven van een scriptie. Dit
afrondingsproces blijkt veel problemen met zich mee te brengen. Hoewel je zou verwachten
dat studenten nadat ze een hele bacheloropleiding achter de rug hebben, genoeg vaardigheden
en capaciteiten bezitten om een scriptie te schrijven, blijkt dit in praktijk toch niet het geval te
zijn. Hierbij blijken er structurele problemen te bestaan in de afstudeerfase, waar veel
studenten tegenaan lopen.
Naar de mening van de SOG zijn er verschillende maatregelen die de universiteit kan treffen
om het afstudeerproces zo soepel mogelijk te laten verlopen. Hiervan profiteert zowel de
student als de instelling. De student studeert immers snel, met minimale vertraging af, en
verlaat met een goed gevoel de universiteit en zijn opleiding. De instelling daarentegen
voorkomt dat haar rendementen dalen of dat studenten in hun allerlaatste studiefase uitvallen.
Daarnaast zullen tevreden studenten een goed beeld van de RUG schetsen naar externen. De
masterstudenten van vandaag kunnen immers de toekomstige alumni zijn. De laatste
studiefase zal hierin een grote rol spelen.
Met de invoering van het bachelor–master stelsel (BaMa) en de introductie van de
bachelorscriptie naast de masterscriptie, zullen de problemen met afstuderen wellicht
toenemen en mogelijk zelfs tot meer vertragingen leiden. Studenten moeten nu immers twee
scripties schrijven, waardoor er ook twee momenten in de studie zijn die tot grote vertraging
kunnen leiden. Tegelijkertijd kan de bachelorscriptie juist van groot belang zijn ter
voorbereiding op de masterscriptie. Hoewel de bachelorscriptie van toenemend belang is voor
de student en de instelling, zullen wij ons in deze notitie alleen richten op de laatste
afstudeerfase, namelijk de problemen in de master of de oud doctoraalopleidingen.
Het afronden van een opleiding is een zeer specifieke fase. Een student wordt vaak in het
eerste jaar van de studie begeleid. In het vervolg van de opleiding is er in het algemeen
sprake van minder individueel contact, terwijl er in de laatste fase juist weer sprake is van
intensieve begeleiding. In deze fase wordt van de student verwacht dat hij de kennis opgedaan
in de vorige fasen kan toepassen, dat er verbanden kunnen worden gelegd en dat men het
bestudeerde vakgebied in een breder perspectief kan plaatsen. Tegelijkertijd moet een
laatstejaars student keuzes maken op het gebied van de verdere loopbaan. Hoewel dit een
belangrijk aandachtspunt is, zal dit verder in deze notitie buiten beschouwing worden gelaten.
1 Het gaat om 2029 bachelordiploma’s, 2199 doctoraaldiploma’s, 918 masterdiploma’s en 350 postdoctoraaldiploma’s. De cijfers voor het collegejaar 2006/2007 waren op moment van schrijven nog niet bekend.
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
4
De SOG zet in deze notitie ‘De laatste loodjes lichter’ uiteen hoe een ‘ideale’ afstudeerfase er
uit zou moeten zien en de focus ligt daarbij op het afronden van het curriculum en dus
voornamelijk op het schrijven van een scriptie.
Hoewel de laatste fase van een opleiding, de afstudeerfase, van groot belang is en tevens een
fase is waar veel vertraging op kan treden, wordt er weinig beleid op gevoerd. In 2005 schreef
de Universitaire Commissie Studentenbeleid (UCS) een advies over scriptiebegeleiding. Hoewel
deze notitie goed werd ontvangen door het College van Bestuur, werd wel gesteld dat veel
aanbevelingen meer van toepassing waren op het facultaire beleidsterrein. Het advies werd
dan ook doorgestuurd naar de faculteiten, die er vervolgens iets mee zouden moeten doen.
De Studenten Organisatie Groningen (SOG) is echter van mening dat er wel degelijk centrale
maatregelen getroffen kunnen worden om het afstudeerproces te bespoedigen. De SOG-Fractie
heeft hiervoor een uitgebreid onderzoek gedaan onder docenten en studenten, om de
afstudeerproblematiek aan de RUG in kaart te brengen. We hebben gesprekken gevoerd met
scriptiecoördinatoren van verschillende opleidingen. Verscheidene faculteiten zijn daarvoor
benaderd en daarbij is met minimaal één scriptiecoördinator per faculteit gesproken. Daarnaast
is er een uitgebreide digitale enquête opgesteld over de mogelijke problemen in de
afstudeerfase en de ervaringen van studenten in dezen. Deze enquête is enerzijds verspreid
onder masterstudenten die op dat moment aan het afstuderen waren. Anderzijds is de enquête
gestuurd naar pas afgestudeerden, zowel master als doctoraalstudenten, van de afgelopen
twee à drie jaar van de RUG. De verspreiding van deze enquêtes is gebeurd met behulp van
scriptiecoördinatoren, via opleidingen, via studieverenigingen en tenslotte via ons eigen
netwerk.
In de notitie ‘De laatste loodjes lichter’ wordt ingegaan op de informatievoorziening, de
kwaliteit en de structuur van de begeleiding en de beschikbaarheid van ondersteunde
faciliteiten. Tevens zullen de vaardigheden aanbod komen die nodig zijn voor het schrijven van
een scriptie en de onderdelen die vaak tot problemen leiden. Als laatste zullen de problemen
met betrekking tot de beoordeling van de scriptie behandeld worden.
In het volgende hoofdstuk zal de stand van zaken betreffende de afstudeerproblematiek
weergegeven worden en zal de dataverzameling en het SOG-onderzoek nader uitgelegd
worden. Vervolgens zullen we in de andere hoofdstukken ingaan op de verschillende aspecten
van het afstudeertraject. De resultaten van de enquêtes zullen worden verwerkt in deze notitie
en aan de hand van deze uitkomsten zullen er concrete aanbevelingen worden gegeven.
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
5
2- Stand van zaken en dataverzameling
Ook het afgelopen jaar is een groot aantal studenten afgestudeerd aan de RUG, zowel
studenten uit de BaMa als de laatste doctoraalstudenten. Mede in het kader van de
rendementen is een van de problemen aan de RUG dat het heel moeilijk te meten is hoe lang
studenten over hun masteropleiding doen en daardoor hoe lang ze bezig zijn met afstuderen.
Dit meetprobleem wordt voornamelijk veroorzaakt door het feit dat als studenten via de zachte
knip instromen, ze officieel nog bij hun bachelor staan ingeschreven. Hierdoor kan de RUG niet
meten welke opleidingen het goed of slecht doen wat betreft de tijd die studenten nodig
hebben voor het schrijven van hun scriptie.
Uit gesprekken die de SOG-fractie dit najaar heeft gehouden met diverse scriptiecoördinatoren
en opleidingsdirecteuren blijkt echter dat het afstudeertraject bij veel opleidingen problemen
oplevert en dat studenten erg lang over hun master doen. Er zijn natuurlijk verschillen tussen
eenjarige en tweejarige masters; toch komt studievertraging in de masterfase bij alle
faculteiten voor. De schattingen per opleiding lopen uiteen van opleidingen waar circa 90 % de
eenjarige master in één jaar haalt, tot opleidingen waar tientallen procenten van de studenten
uitvallen.
Het is voor een student bijzonder teleurstellend en demotiverend als hij veel langer dan
gepland over zijn scriptie doet, maar ook voor de RUG is dit een groot probleem. De RUG krijgt
namelijk financiering voor iedere afgestudeerde student. Deze diplomafinanciering krijgt de
RUG pas uitbetaald nadat de student is afgestudeerd. Gebeurt dit niet voor 1 oktober dan
duurt het een jaar langer voordat de RUG de financiering voor deze student zijn diploma krijgt.
Daarnaast maakt een student die langer aan de RUG blijft hangen ook langer gebruik van alle
faciliteiten van de RUG waardoor deze kosten langer gemaakt zullen moeten worden. Indien de
student gedurende zijn master of net voor het afstuderen uitvalt, dan loopt de RUG deze
financiering helemaal mis. In dat geval krijgt de instelling geen geld voor deze student, terwijl
in hem of haar wel intensief is geïnvesteerd.
Doordat de masterrendementen en de uitval niet gemeten worden, is het heel moeilijk vast te
stellen hoeveel geld te RUG misloopt of vertraagd ontvangt door uitval of studievertraging in
de masterfase. Dat het om grote bedragen gaat is echter algemeen bekend. In de reacties op
de rondvragen ‘Wat kost een spookstudent’ en ‘Kosten studievertraging’ van de VOS-fractie
heeft het College aangegeven dat studievertraging in de inkomstensfeer een duidelijk negatief
effect heeft2. Voor uitval in de masterfase zullen deze kosten nog vele malen hoger zijn.
Het is moeilijk in te schatten hoeveel geld de universiteit misloopt door uitval, maar we zullen
2 CB07020 - Reactie CvB op VOS vraag ‘Wat kost een spookstudent.’
CB07014 - Reactie CvB op VOS vraag ‘Kosten studievertraging’.
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
6
proberen om met een rekenvoorbeeld de ernst van het probleem aan te kaarten.
Voorbeeld.
In 2005/2006 zijn er 3467 master en doctoraal studenten afgestudeerd (zie inleiding). Voor een
masterdiploma in de alfa / gamma sfeer ontvangt de RUG 6200,- euro. Een doctoraaldiploma levert veel
meer op, namelijk 18500, - euro, maar voor dit voorbeeld gaan we uit van hetzelfde bedrag.
Indien we uitgaan van een uitval in de masterfase, en specifiek de afstudeerfase, van 1 % van het aantal
afgestudeerden van 2005/2006, wat een redelijke aanname is, dan loopt de RUG 214.954, - euro mis.
De SOG schat naar aanleiding van dit onderzoek de uitval in de masterfase op ongeveer 5%, wat
resulteert in een bedrag van 1.084.070, - euro.
3497 x 5%=175 studenten � 175 x 6200 =1.084.070,- euro
Dit betreft enorme bedragen. Voor de clusters bèta of medisch zullen de kosten nog veel hoger zijn,
aangezien daar de masterdiploma’s nog veel meer geld opleveren, respectievelijk 9300,- en 33300,-.
Het is dus voor zowel de student zelf als de RUG belangrijk dat studenten afstuderen en binnen
een redelijke termijn hun scriptie afronden. Om dit te stimuleren zou de informatievoorziening
en de begeleiding bij de opleidingen zo ingericht moeten zijn dat het voor studenten duidelijk
is wat van hen verwacht wordt en hoe zij een hun scriptie tijdig en goed kunnen schrijven. De
SOG is van mening dat deze informatie en begeleiding echter bij verschillende opleidingen
sterk in kwaliteit verschilt. Er zijn namelijk opleidingen die het goed op orde hebben en waar
studenten al ruim voor hun scriptie klaar gestoomd worden voor het onderzoek. Maar er zijn
ook veel opleidingen waar een student maar minimaal begeleid wordt en waar weinig tot geen
andere hulpmiddelen worden geboden buiten enkele gesprek met de scriptiebegeleider. Om
deze problematiek verder in kaart te brengen heeft de SOG een eigen onderzoek gedaan.
Onderzoek afstudeerproblematiek
Voor dit onderzoek is op twee manieren data verzameld. Enerzijds heeft de SOG data
verzameld van faculteiten en specifiek van scriptiecoördinatoren. In het najaar van 2007 zijn
er gesprekken gevoerd met scriptiecoördinatoren van verschillende faculteiten. In bijlage 1 is
een kort overzicht te vinden van deze gesprekken met een selectie van een aantal vragen.
Anderzijds heeft de SOG studenten ondervraagd door twee enquêtes op te stellen over de
problemen in de afstudeerfase; één voor masterstudenten en één voor pas afgestudeerden. De
respons op de enquêtes was hoog (n=277 totaal), maar helaas betrof het geen homogene
steekproef.
In deze enquêtes zijn algemene achtergrondvragen gesteld over de respondent, vragen met
betrekking tot de informatievoorziening, de gegeven begeleiding binnen de RUG en eventueel
binnen het stagebedrijf, de benodigde vaardigheden en problemen die studenten gedurende dit
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
7
proces tegenkomen. Er is nadrukkelijk gevraagd naar bepaalde feiten en situaties, maar ook
naar de mening van de respondent en de tevredenheid met bepaalde voorzieningen.
Enquête masterstudenten
Deze enquête is door 186 masterstudenten ingevuld (n=186), waarvan 126 vrouwelijke
studenten. De gemiddelde leeftijd is 23,7 jaar. 84.9 procent van de studenten is definitief
toegelaten tot de master en heeft daarvoor een WO bachelor diploma behaald. 66.7 procent
van de respondenten heeft een VWO diploma als vooropleiding voor hun universitaire carrière
en de rest van de studenten komt van het HBO. De enquête is ingevuld door studenten van
alle faculteiten, behalve van de faculteit Wijsbegeerte. De verdeling van de respondenten over
de faculteiten is te vinden in bijlage 2. 65.8 procent van de respondenten (n=184) is bezig met
een scriptie en een stage, al dan niet geïntegreerd. Het bachelorrendement van deze groep is
te zien in tabel 1. Veel respondenten zijn nog maar kort bezig met hun afstudeertraject, maar
uit tabel 1 blijkt ook dat 51.6 procent van de respondenten al vrij lang bezig is met afstuderen.
Tabel 1. Duur van afstudeertraject en bachelorrendement van twee groepen respondenten.
Bachelor diploma binnen aantal jaren behaald
3 jaar 4 jaar 5 jaar en meer
Masterstudenten (n=186) 34.4 47.3 18.3
Afgestudeerden (n=91) 67 29.7 3.3
Aantal maanden bezig met afstudeertraject of traject afgerond
1 tot 3
maand
4 tot 6 maand 7 tot 9 maand Langer dan 9
maand
Masterstudenten(n=182) 48.4 19.8 15.4 16.4
Afgestudeerden(n=91) 1.1 22 35.2 41.8
Enquête afgestudeerden
Aan dit onderzoek hebben 91 afgestudeerden (n=91) deelgenomen, waarvan 72.5 procent
vrouw. De gemiddelde leeftijd bedraagt 24 jaar. 70.3 procent van de respondenten heeft zijn
opleiding in het BaMa systeem gevolgd; de rest heeft of een doctoraaldiploma behaald of is
overgestapt van het doctoraalsysteem naar het BaMa systeem. De meeste faculteiten zijn in
het onderzoek vertegenwoordigd (zie bijlage 2). 84.5 procent van de respondenten heeft een
VWO vooropleiding en 84.5 procent van de respondenten (n=71) met een master diploma
heeft een WO bachelordiploma op zak. Als laatste heeft 61.5 procent van de respondenten een
scriptie inclusief een stage afgerond. In tabel 1 is het rendement van deze groep te zien, dat er
positief uitziet. Verder blijkt uit de analyses dat 67 procent in 1 jaar de master heeft behaald
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
8
en 25.3 procent in 2 jaar, dat ook heel goed rendement toont.
Uit de bovenstaande tabel valt op dat het een zeer groot deel van de ondervraagden de
bachelor binnen 3 of 4 jaar heeft afgerond. Uit de enquête blijkt echter dat ook deze studenten
veelal langer doen over het schrijven van hun scriptie dan de tijd die ervoor staat. Hieruit valt
dus te concluderen dat het probleem van vertraging bij het schrijven van de scriptie zowel
optreedt bij studenten die langzaam door hun studie zijn gegaan als bij studenten die de
eerste jaren soepel en snel hebben doorlopen. Problemen in de afstudeerfase komen dus niet
alleen voor bij de ‘slechte’ studenten. Helaas beschikken masteropleidingen aan de RUG echter
niet over concrete cijfers over hun rendement. Hierdoor is er geen goed inzicht te krijgen in
het studieverloop van studenten tijdens hun masterfase. Dit gebrek aan adequate informatie
maakt het ook moeilijk om hier passend beleid op te voeren.
Aanbeveling 1:
De RUG dient de rendementen van masteropleidingen beter in kaart te brengen en opleidingen
moeten bijhouden hoe lang studenten met hun afstudeertraject bezig zijn.
3- Informatievoorziening
Scripties en afstudeeronderzoeken zijn unieke onderdelen in het studieprogramma. Dit heeft
zowel met de structuur, de omvang als de inhoud van dit onderdeel te maken. Van studenten
wordt gevraagd om op een hele andere manier te werken, dan dat ze gewend zijn en dit vergt
dan ook een nieuwe wijze van voorbereiding. Om het afstudeertraject zo soepel mogelijk te
laten verlopen, is het van groot belang dat er een goede informatievoorziening aanwezig is.
In de ogen van de SOG dient de volgende basisinformatie tijdig voor aanvang van de
afstudeerfase voor studenten beschikbaar te zijn:
1) Omvang/duur: Hoeveel EC’s staat er voor de betreffende scriptie/onderzoek? Hoeveel tijd
staat ervoor?
2) Plaats in studie: Op welke plek in de studie staat de scriptie/onderzoek als studieonderdeel
ingepland? Worden er tegelijkertijd vakken gegeven voor mensen in dezelfde studiefase
(parttime scriptie) of is er een bepaalde tijdsperiode geheel vrij geroosterd voor de
scriptie?
3) Ingangseisen: Aan welke voorwaarden moet een student voldaan hebben om toegang te
krijgen tot de masterscriptie en eventueel de stage die daar aan gekoppeld is? Is het
mogelijk om deficiënties weg te werken tijdens de scriptie?
4) Mogelijke onderwerpen: Welke onderwerpen zijn geschikt en toegestaan voor een scriptie
of afstudeeronderzoek?
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
9
5) Soort: Is het een scriptie of een afstudeeronderzoek? Is deze gekoppeld aan een stage?
Wat is het tijdspad van dit traject, hoe verhouden deze onderdelen zich tot elkaar en hoe
moet de student dit aanpakken?
6) Onderzoeksvoorstel: Waar dient een eventueel onderzoeksvoorstel aan te voldoen?
Wanneer moet dit ingediend worden en wat voor procedure gaat daar aan vooraf?
7) Gegevens coördinatoren: Bij wie kan er aangeklopt voor vragen over procedures en
organisatorische aangelegenheden omtrent de scriptie?
8) Begeleiding: In welke vorm is er begeleiding tijdens de scriptie? Hoe moet deze student
aan een begeleider komen? Hoe vaak is er contact tussen de begeleider en de student?
9) Beoordelingscriteria en eindtermen: Aan welke eindtermen dient de scriptie te voldoen? Op
welke criteria wordt het studieonderdeel beoordeeld? Door wie wordt het beoordeeld?
10) Vorm en opzet scriptie: In wat voor vorm dient de scriptie te zijn (welke lengte dient de
scriptie te zijn, is een presentatie onderdeel van het traject, op welke manier dient de
scriptie vormgegeven te worden)? Is het een individueel traject of een groepsproduct?
11) Voorbeeldscripties: Waar zijn scripties uit voorgaande jaren op te vragen?
12) Rechten van de student?: Waar kan de student terecht bij eventuele problemen met
begeleiding etc?
Bovenstaande informatie vormt de basis voor aanvang van het afstudeertraject. Uiteraard is
deze informatie verschillend per faculteit en opleiding, doordat de vorm van het
afstudeeronderzoek en de scriptie verschillend is ingericht en van andere aard is. Het is echter
van groot belang dat bovenstaande informatie voor alle studenten makkelijk toegankelijk en
beschikbaar is. Elke student moet weten hoe dit traject binnen zijn opleiding en faculteit
geregeld is. Tevens is het in het kader van internationalisering belangrijk dat bovengenoemde
informatie ook in het Engels beschikbaar is.
Om erachter te komen hoe de informatievoorziening omtrent scripties momenteel geregeld is,
is in navolging van de UCS notitie ‘Scriptiebegeleiding’ uit mei 2005 een inventarisatie gemaakt
van de verscheidene informatiebronnen die de student tot zijn beschikking heeft. Hierbij is
gekeken naar welke informatie per informatiebron beschikbaar is. De informatiebronnen die
hiervoor onderzocht zijn, zijn de website van de RUG, Ocasys, de studiegids, de OERen en
nestor. Deze informatiebronnen zijn kwalitatief zeer verschillend. Nestor blijkt een hele goede
informatiebron te zijn, terwijl Ocasys nauwelijks informatie aanbiedt. Een korte omschrijving
van deze informatiebronnen en de kwaliteit ervan is te vinden in bijlage 3.
Aanbeveling 2
De RUG dient alle informatie omtrent de scriptie op één centrale plek aan de student
beschikbaar te stellen, zowel digitaal als gedrukt. Nestor kan gebruikt worden als centrale
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
10
digitale informatiebron. Daarnaast dient elke opleiding of faculteit een gedrukte papieren
scriptiehandleiding uit te brengen.
Uit de gesprekken met de scriptiecoördinatoren is gebleken dat bijna alle opleidingen
inleidende colleges of voorlichtingsmiddagen aanbieden, waarin studenten geïnformeerd
worden over het afstudeertraject. De meeste informatie wordt verder aangeboden via nestor.
Sommige opleidingen hebben speciale scriptie handleidingen gemaakt of scriptie syllabi, wat
een best practice is voor andere opleidingen. Bij de faculteit Rechtsgeleerdheid hebben ze het
Forum Scriptorum opgezet, een schrijfcentrum voor studenten die met hun scriptie bezig zijn3.
Studenten kunnen daar terecht met vragen en problemen over hun scriptie. Bij de opleiding
Sociologie is er een scriptie logboek gemaakt op nestor, waarmee de scriptiecoördinator de
voortgang van de studenten kan bijhouden. De scriptie is uiteraard de verantwoordelijkheid
van de student, maar voor studenten die moeite hebben met afstuderen is het heel goed als
hun voortgang in de gaten wordt gehouden door de scriptiecoördinator of de begeleider.
Dergelijke initiatieven zijn naar onze mening als best practices aan te merken die andere
faculteiten over zouden moeten nemen.
Aanbeveling 3
De RUG dient aan iedere faculteit een faciliteit als Forum Scriptorum op te zetten. Tevens
dienen scriptiecoördinatoren en scriptiebegeleiders, waar nodig, de voortgang van
masterstudenten in de gaten te houden, bijvoorbeeld via nestor.
Uit beide SOG-enquêtes blijkt dat nestor, de studiegids en informatie van medestudenten de
meest gebruikte informatiebronnen zijn. Van de ondervraagde masterstudenten is 33.2
procent ontevreden tot zeer ontevreden over de beschikbare informatiebronnen en 34.8
procent staat er neutraal tegenover. Wat betreft de informatie over de stage is zelfs 38.7
procent ontevreden tot zeer ontevreden. Uit de enquête van afgestudeerden blijkt dat zij nog
minder tevreden zijn met de beschikbare informatiebronnen over de scriptie en de stage. 46.4
procent (n=56) geeft aan geen hulp te hebben gekregen van de opleiding bij het zoeken naar
een stage. Bij de masterstudenten is dit een percentage van 52.8 procent (n=123). De
studenten zijn ook gevraagd naar hun mening over de inleidende colleges; deze is niet erg
positief gewaardeerd. Maar 35.9 procent (n=67) van de masterstudenten gaf aan dat de
aangeboden inleidende colleges over het schrijven van een scriptie nuttig tot zeer nuttig
waren. De SOG onderschrijft de waarde van inleidende colleges en voorlichtingsbijeenkomsten.
Deze kunnen erg nuttig zijn en de student van goede informatie voorzien voor het begin van
3 Forum Scriptorum, Website RUG via http://www.rug.nl/rechten/informatievoor/studenten/scriptie/scriptiecollege
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
11
zijn afstuderen. Aangezien studenten er niet erg tevreden over zijn is het van belang dat
opleidingen goed kijken naar het doel, de inhoud en de kwaliteit van deze colleges.
Aanbeveling 4
De RUG dient goede inleidende colleges over de scriptie aan te bieden, met aandacht voor het
scriptieproces en de benodigde vaardigheden. De RUG dient tevens papieren
scriptiehandleidingen beschikbaar te stellen. Deze dienen als collegestof voor de inleidende
colleges. Alle informatie over de scriptie dient waar nodig ook Engelstalig aangeboden te
worden.
Aanbeveling 5
De RUG dient meer informatie over stages aan te bieden. Waar mogelijk moeten medewerkers
met contacten in het bedrijfsleven studenten ook helpen met het zoeken naar een stage die zij
met hun scriptie kunnen combineren.
4- Begeleiding
Volgens de SOG is een goede begeleiding bij het schrijven van een scriptie van essentieel
belang. Het is niet de bedoeling dat studenten bij het handje worden genomen; afstuderen is
immers de eigen verantwoordelijkheid van de student. Wel moeten er heldere afspraken
worden gemaakt, moet er voldoende ruimte zijn voor feedbackmomenten en moet de
begeleider de student richting geven wanneer men niet weet hoe verder te gaan.
Wat betreft de begeleiding zijn er een aantal zaken van belang. De frequentie waarmee de
student contact heeft met de begeleider, de inhoud van de feedback, de rolverdeling tussen de
eerste en tweede begeleider en eventueel de stagebegeleider en de kwaliteit van de
begeleiding. In deze verschillende aspecten van begeleiding kunnen verscheidene problemen
ontstaan.
Aanbeveling 6
Er dient een duidelijke rolverdeling te zijn tussen de eerste en tweede begeleider. Deze
rolverdeling moet duidelijk zijn voor zowel de student als de begeleiders.
Gedurende het onderzoek is gebleken dat niet elke opleiding een scriptiecoördinator heeft. De
coördinatie van masterstudenten kan uiteraard ook op facultair niveau worden geregeld, maar
het is wel van groot belang dat er voor elke opleiding iemand de verantwoordelijkheid heeft
over alle masterstudenten die aan het afstuderen zijn. Op deze manier wordt de voortgang van
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
12
deze groep in de gaten gehouden en is er aandacht voor het verloop van het afstudeertraject
en de mogelijke problemen binnen de opleiding.
Uit de gesprekken met de scriptiecoördinatoren is gebleken dat de frequentie waarmee
studenten contact hebben met hun begeleider en het aantal afspraken erg verschilt per
faculteit en opleiding. Scriptiecoördinatoren zijn vaak ook niet op de hoogte van dit proces en
weten niet hoe het contact verloopt. Ook de rolverdeling blijkt problematisch. Opleidingen zijn
verplicht om altijd een tweede meelezer of medebeoordelaar aan te stellen, naast de eerste
begeleider, om de objectiviteit en kwaliteit te waarborgen. Dit wordt tevens geëist door de
NVAO. De faculteit Letteren en Rechten geven echter aan hier niet aan te kunnen voldoen in
verband met de personele bezetting, waardoor studenten structureel maar door een persoon
worden beoordeeld. Dit beeld wordt tevens bevestigd in de Evaluatie Toetsbeleid en Toetsing
van de faculteiten dat in maart 2008 is verschenen4. Dit vindt de SOG onacceptabel. Alle
faculteiten moeten zich aan de regels houden, ongeacht welke omstandigheden voor kunnen
komen. Daar komt bij dat bij zo goed als alle opleidingen docenten geen cursus
scriptiebegeleiding hebben gevolgd en dat ook niet van plan zijn, terwijl het UOCG dergelijke
cursussen aanbiedt. Uit cijfers van het UOCG blijkt dat de afgelopen twee collegejaren maar 30
personen hebben deelgenomen aan een cursus scriptiebegeleiding. Soms doen nieuwe
docenten dit op eigen initiatief, maar zeker oudere docenten zijn niet bereid om zich zelf bij te
scholen, terwijl dit juist zo hard nodig is.
Aanbeveling 7
De RUG dient aan iedere opleiding een verantwoordelijke aan te stellen voor de coördinatie
van studenten die aan het afstuderen zijn. Dit kan door een scriptiecoördinator te benoemen of
door een docent of studieadviseur deze verantwoordelijkheid te geven.
Aanbeveling 8
De RUG dient ervoor te zorgen dat elke faculteit en opleiding zich aan de richtlijnen over
afstudeerbegeleiding houdt en dat er standaard voor elke student een tweede meelezer of
medebeoordelaar aangesteld wordt.
Aanbeveling 9
De RUG dient ervoor te zorgen dat veel meer begeleiders de cursus ‘Afstudeerbegeleiding’ van
het UOCG gaan volgen. Elke nieuwe docent die wordt aangesteld als scriptiebegeleider dient in
ieder geval deze cursus gevolgd te hebben.
4 OenW-08/018 – Evaluatie Toetsbeleid en Toetsing van de faculteiten.
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
13
Scriptiebegeleiders en scriptiecoördinatoren dienen goed bereikbaar en toegankelijk te zijn
voor de studenten. Studenten die in problemen komen moeten op korte termijn een afspraak
kunnen maken, wat momenteel niet altijd het geval is. De inhoud van de begeleiding is
uiteraard van groot belang. De studenten geven in de enquête aan dat de begeleiding die zij
krijgen vanuit hun eerste begeleider voornamelijk bestaat uit de voortgang bespreken,
feedback geven en adviseren bij problemen. Elke scriptiebegeleider krijgt een minimum en
maximum aantal uren toegewezen dat hij of zij dient te besteden aan de begeleiding van de
student. Het aantal uren dat de begeleiders er in steken per student is echter verschillend en
veel studenten weten niet eens hoeveel uur hun begeleider aan hen zou moeten besteden.
33.1 procent van de masterstudenten (n=136) vindt dat zijn of haar begeleider de toegewezen
tijd niet benut en minder tijd besteed aan de begeleiding dan officieel hoort. 21.3 procent van
de studenten (n=136) geeft aan dat de gegeven begeleiding hem of haar heeft tegengewerkt
in de scriptie, tegenover 27 procent van de afgestudeerden (n=89). Bij de vraag over
tevredenheid blijkt dat 42.7 procent van de afgestudeerden (n=89) neutraal tot zeer
ontevreden is over de inhoud van de begeleiding. De tevredenheid van de masterstudenten
komt hier redelijk mee overeen. Hoewel een groot deel van de respondenten ook wel tevreden
is, is het aantal ontevredenen veel te hoog, hetgeen laat zien dat er wel degelijk problemen
zijn. In combinatie met de andere bovengenoemde problemen wordt er duidelijk dat er nog
veel moet veranderen aan de gegeven begeleiding.
Hoewel de aangeboden stagebegeleiding niet direct een verantwoordelijkheid is van de RUG is
deze wel ook van groot belang voor de student. Gelukkig geven beide groepen respondenten
aan tevreden te zijn met de gegeven stagebegeleiding; 74 procent van de afgestudeerden
(n=50) is tevreden tot zeer tevreden tegenover 68.3 procent van de masterstudenten (n=79).
Het aantal respondenten is wat lager, aangezien niet alle respondenten stage lopen of hebben
gelopen, maar deze resultaten geven toch een goed beeld. Helaas zijn de respondenten dus
meer tevreden over de stagebegeleiding dan over de begeleiding vanuit hun eigen
onderwijsinstelling.
De verhouding tussen de universiteit en het stagebedrijf is wel een kwestie van aandacht,
aangezien 24.5 en 21.5 procent van de respondenten respectievelijk aangeeft wel eens te zijn
tegengewerkt door verschillen in mening en perspectief tussen de universitaire- en de
stagebegeleiders. Duidelijke afspraken, goede communicatie tussen de twee instellingen en
heldere eisen en richtlijnen voor de student zijn heel belangrijk.
Aanbeveling 10
Scriptiecoördinatoren en scriptiebegeleiders dienen goed bereikbaar te zijn voor studenten. De
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
14
RUG dient er tevens op toe te zien dat scriptiebegeleiders de toegewezen uren voor het
begeleiden van een scriptie ook daadwerkelijk benutten.
Aanbeveling 11
De RUG dient duidelijke afspraken te maken met stagebedrijven omtrent de eisen die aan een
scriptie worden gesteld en deze duidelijk te communiceren naar zowel de studenten als de
docenten.
5- Noodzakelijke vaardigheden
Voor het schrijven van een scriptie zijn een aantal specifieke vaardigheden benodigd die de
student gedurende zijn bachelor opleiding moet aanleren. Te denken valt aan
onderzoeksvaardigheden, methodologische vaardigheden en schrijfvaardigheid. In de praktijk
blijkt echter dat deze vaardigheden niet altijd in de bachelor aan bod komen en pas in de
master worden aangeleerd. Hoewel studenten tegenwoordig een bachelorscriptie moeten
schrijven, dat als goede oefening voor de masterscriptie kan worden gezien, blijkt dat er nog
steeds heel veel problemen ontstaan in afstudeerfase. Uit het onderzoek van de SOG blijkt ook
dat er zeer verschillend wordt omgegaan met het aanleren of bijspijkeren van deze
vaardigheden binnen opleidingen en faculteiten en dat de kwaliteit ervan erg wisselend is. De
scriptiecoördinatoren zijn gevraagd in hoeverre de vaardigheden die benodigd zijn voor het
schrijven van een scriptie eerder in de studie aan de orde komen. Een groot deel van hen heeft
de vraag negatief beantwoord. Bij zeven van de ondervraagde opleidingen, van verschillende
faculteiten, komen de vaardigheden niet voldoende aanbod. Verder wordt er aangegeven dat
de individuele vaardigheden wel behandeld worden, maar dat studenten niet hebben geleerd
om deze te integreren. Ook de studenten (20.3 procent, n=143) en afgestudeerden (23.6
procent, n=89) geven in de enquête aan dat zij niet voldoende kennis en vaardigheden hebben
opgedaan in de bachelor om een scriptie te kunnen schrijven.
Aanbeveling 12
De RUG dient ervoor te zorgen dat alle vaardigheden die nodig zijn voor het schrijven van een
scriptie ook al eerder tijdens de studie, met name in de bachelor, aan bod komen en in het
curriculum worden opgenomen.
Hieronder volgt een overzicht met specifieke vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het
schrijven van een scriptie die ook in de enquête zijn opgenomen.
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
15
Onderzoeksvoorstel schrijven
De eerste stap in het onderzoeksproces is het schrijven van een onderzoeksvoorstel. Bij
sommige opleidingen vindt deze stap al plaats binnen een ander vak voorafgaand aan de
periode waarin de scriptie geschreven wordt, maar bij andere opleidingen moet de student het
helemaal zelf doen. De fase van de onderzoeksopzet blijft een groot probleem voor veel
studenten. 38.1 procent van de masterstudenten en 37.4 procent afgestudeerden geeft aan
dat dit een probleem is geweest.
Aanbeveling 13
De RUG dient te investeren in het begeleiden van het begintraject van de scriptie. Bijvoorbeeld
door aan alle opleidingen een inleidend vak in te stellen of inleidende colleges te verzorgen.
Literatuuronderzoek
Bij veel opleidingen doen studenten al uitgebreid ervaring op met literatuuronderzoek door het
schrijven van essays of tijdens het schrijven van hun bachelorscriptie. Daarnaast is deze
vaardigheid vrijwel altijd goed ingebed in de eerste jaren van de studie.
Dataverzameling en analyse
Bij het afstudeeronderzoek gaat vaak een fase van dataverzameling aan vooraf, waarbij
studenten gebruik maken van enquêtes of andere vormen van vragenlijsten opstellen.
Vervolgens komt de fase van data-analyse en dataverwerking aan de orde. Deze is bij
bepaalde opleidingen intensiever dan bij andere en de aard van de data verschilt per opleiding
en faculteit. Bij bepaalde opleidingen, met name bij de faculteit GMW, vormen statistiekvakken
een zwaartepunt vanaf het eerste jaar van de opleiding. Bij een groot aantal andere
opleidingen is dit echter niet het geval. Daar wordt een enkel statistiekvak gegeven tijdens de
bachelor maar er wordt niet zoveel gebruik gemaakt van statistische analysetechnieken dat
studenten deze bij hun scriptie effectief kunnen gebruiken.
Toch is kennis van methodologie en statistiek voor veel opleidingen van groot belang, voor de
hele fase van dataverzameling en dataverwerking, bijvoorbeeld voor opleidingen aan de
faculteit Economie en Bedrijfskunde. Dit blijkt dan ook een groot probleem te zijn voor veel
studenten in het afstudeertraject. 35.1 procent masterstudenten en 30.3 procent
afgestudeerden heeft het ontbreken van kennis van methodologie en statistiek als een
probleem ervaren.
Aanbeveling 14
De RUG dient meer aandacht te besteden aan methodologie en onderzoeksvaardigheden,
bijvoorbeeld aan statistiek-onderwijs. Er moet onderzocht worden of dit bij alle opleidingen,
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
16
waar dit nodig is, voldoende aan bod komt in het curriculum.
Het daadwerkelijk schrijven van de scriptie
Onder anderen uit onze gesprekken met scriptiecoördinatoren blijkt dat het nogal eens
voorkomt dat studenten lang blijven hangen in de eindfase van hun scriptie. Er zijn studenten
die nadat ze hun data hebben verzameld en geanalyseerd het niet lukt om daadwerkelijk een
eindproduct te schrijven. Dit probleem kan ontstaan door problemen met schrijfvaardigheid,
maar ook door problemen met de samenhang van de tekst en het inhoudelijke betoog. Dit
wordt ook bevestigd door de enquête resultaten, waarbij 40.4 procent van de afgestudeerden
aangeeft problemen te hebben ondervonden met de samenhang van de tekst en het schrijven
van het inhoudelijke betoog. De respondenten zijn om deze reden ook gevraagd hoeveel
schrijfopdrachten zij gehad hebben gedurende hun hele opleiding en of ze dit aantal als
voldoende hebben ervaren. De meeste studenten hebben tussen de 1 en 6 schrijfopdrachten
gehad gedurende hun opleiding (60.4 procent, n=149). Dit verschilt wel duidelijk tussen de
faculteiten. 55.6 procent van de studenten is neutraal tot zeer ontevreden over het aantal
schrijfopdrachten dat gegeven wordt. Dit beeld komt redelijk overeen met de
enquêteresultaten van de groep afgestudeerden. Er is verder een sterke correlatie gevonden
tussen het aantal opdrachten en de tevredenheid hierover; studenten die meer
schrijfopdrachten hebben gehad, zijn duidelijker meer tevreden dan studenten die er minder
hebben gehad (r=0.418, p=0.00). Om echt aan schrijfvaardigheid te kunnen werken dienen
studenten goede feedback te krijgen over hun schrijfopdrachten. Op deze manier kunnen ze
leren van hun gemaakte fouten en worden ze gemotiveerd om harder te werken.
Aanbeveling 15
De RUG dient meer schrijfopdrachten in het curriculum van haar opleidingen op te nemen,
zodat studenten kunnen werken aan hun (wetenschappelijke) schrijfvaardigheid. Docenten
dienen studenten van goede feedback te voorzien op dit gebied.
Er is ook een faculteit aan de RUG waarbij het scriptieproces structureel wordt geëvalueerd
door middel van een enquête onder studenten. Deze faculteit wil echter anoniem blijven in dit
onderzoek. In november 2005 werd onder 200 studenten een enquête afgenomen. Hieruit
bleek dat 48% van de studenten vond dat hij of zij tijdens de studie voorafgaand aan de
scriptie te weinig in de gelegenheid was gesteld om de schriftelijke vaardigheden te oefenen.
Het feit dat bijna de helft van de studenten meent dat er in de rest van de opleiding niet
voldoende aandacht is voor de schrijfvaardigheid vindt de SOG zorgwekkend. Wanneer een
student aan het scriptieproces begint, moet het niet iets totaals nieuws zijn, maar juist een
uitgebreide vorm wat al eerder in het curriculum aan bod is gekomen.
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
17
Schrijfvaardigheid blijft dus een groot probleem in het afstudeertraject. Bij de 'doctoraalgolf' in
de zomer van 2007 is er ineens een grote groep van deze studenten afgestudeerd die hun
scriptie al heel lang onafgerond op de plank hadden liggen. Ook in het BaMA-tijdperk zijn er
echter nog genoeg studenten die te lang blijven hangen in de eindfase van hun scriptie. Bij de
Faculteit Rechtsgeleerdheid is daarom getracht om deze groep uit het slop te halen; studenten
die te lang ingeschreven staan krijgen een persoonlijk gesprek en intensieve begeleiding om zo
weer aan de slag te raken.
Aanbeveling 16
De RUG dient studenten die erg lang over hun scriptie doen intensief en persoonlijk te
begeleiden. Het geven van goede feedback is daarbij van essentieel belang.
Faculteiten en opleidingen dienen zorg te dragen dat alle studenten de benodigde
vaardigheden krijgen onderwezen, zodat zij in een normaal tempo een kwalitatief goede
scriptie kunnen schrijven. Om hieraan te kunnen voldoen dienen opleidingen hun scriptieproces
structureel te evalueren, waarbij alle aspecten van de afstudeerfase worden meegenomen. Een
zelfevaluatie is daarvoor een goed middel, maar de evaluaties van studenten zijn ook erg
belangrijk. Alle studenten moeten na hun afstuderen een evaluatie formulier krijgen, om hun
mening en tevredenheid aan te kunnen geven over alle aspecten van het afstudeertraject.
Aanbeveling 17
De RUG dient ervoor zorg te dragen alle opleidingen structureel hun afstudeertraject
evalueren. Daarnaast dienen opleidingen structureel goede scriptie evaluatieformulieren aan te
bieden aan studenten, waarmee hun meningen en ervaringen gemonitoord kunnen worden.
6- Ondersteunende faciliteiten
Bij het schrijven van een scriptie kan een student verschillende problemen tegenkomen. In
eerste instantie is het de taak van de scriptiebegeleider om de student in een dergelijke
situatie te helpen. Soms is het echter nuttiger en effectiever om de ondersteuning op een
andere manier te regelen. Op centraal niveau is er een aantal faciliteiten voor studenten
ingericht. Dit loopt voornamelijk via het Studenten Service Centrum. De afdeling Studie
Ondersteuning biedt een aantal faciliteiten aan, namelijk schrijfcoaches, scriptiespreekuur,
cursussen academische schrijfvaardigheid, scriptieversnellingsgroepen en
scriptieversnellingsgroepen gedurende de zomer. Een kort overzicht met uitleg over deze
faciliteiten is te vinden in bijlage 4.
De SOG is tevreden met het aanbod zoals het er ligt. Helaas weten weinig studenten de weg
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
18
naar dergelijke ondersteuning te vinden of durven studenten niet om hulp te vragen. De
website van Studie Ondersteuning is vrij overzichtelijk. Studenten weten echter soms niet eens
dat deze bestaat. Daarom moet aan studenten die binnen een bepaalde tijd aan een scriptie
zullen gaan beginnen meer informatie worden verstrekt. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door aan
beginnende masterstudenten en aan studenten met 150EC van de bachelor een e-mail te
sturen waarin staat vermeld waar zij kunnen vinden waaraan de scriptie volgens de opleiding
moet voldoen, welke ondersteuning er vanuit de opleiding wordt geboden en welke
ondersteuning er centraal wordt aangeboden. Deze informatie zou tevens op de website, op
nestor en in scriptiehandleiding opgenomen moeten worden.
Uit de enquêtes blijkt dat 6.7 procent van het aantal afgestudeerden (n=89) en 6.3 procent
van het aantal masterstudenten (n=142) gebruik heeft gemaakt van studieondersteuning, wat
vrij lage percentages zijn. Gezien de gemiddelde scriptieduur, waarbij meer dan 40 procent van
de afgestudeerden langer dan 9 maanden bezig is geweest met afstuderen (zie tabel 1), zou
meer gebruik van studieondersteuning wellicht wenselijk zijn. Betere promotie van de
bestaande faciliteiten is dus essentieel en er is een grotere rol weggelegd, dan nu het geval is,
voor studieadviseurs en scriptiebegeleiders om studenten op deze mogelijkheden te wijzen.
Aanbeveling 18
De RUG, en specifiek studieadviseurs en scriptiebegeleiders dienen de beschikbare faciliteiten
en diensten ter ondersteuning van het scriptieschrijven actiever aan te bieden en te promoten.
De website, nestor en de scriptiehandleiding zijn enkele mogelijke informatiekanalen. De
basisvormen van studieondersteuning dienen ook in collegevorm aangeboden te worden aan
masterstudenten.
7- Beoordeling van de scriptie
Na een lang traject van het opzetten en schrijven van de scriptie, moet deze beoordeeld
worden. Dit is vaak een spannende fase, waarbij de student al dan niet erkenning krijgt voor
het geleverde werk en inspanning. Om verkeerde verwachtingen met betrekking tot de
eindbeoordeling te voorkomen, moeten de beoordelingscriteria vanaf het begin duidelijk zijn.
Helaas geeft maar 50.6 procent van de afgestudeerden aan dat de criteria duidelijk tot zeer
duidelijk waren (n=87). De helft van de respondenten wist dus niet waar hij of zij beoordeeld
op zou worden. De cijfers van de respondenten zijn opgenomen in tabel 2 en zijn zoals te zien
erg hoog. 70.1 procent is tevreden tot zeer tevreden met de beoordeling. Toch heeft een kwart
van de respondenten (24.1 procent) een lagere beoordeling gekregen dan verwacht en dit is in
combinatie met de onduidelijke beoordelingscriteria een te hoog percentage.
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
19
Tabel 2. Eindbeoordeling (cijfer) afgestudeerden.
Cijfer Afgestudeerden (n=87)
Zes (6) Zeven (7) Acht (8) Negen (9) Tien (10)
3.4% 28.7% 51.7% 14.9% 1.1%
Daar komt bij dat bijna een vijfde van de respondenten (18.1 procent) in eerste instantie een
verschillende beoordeling had gekregen van de eerste en tweede begeleider, hetgeen laat zien
dat de eerste en tweede begeleider niet altijd op een lijn zitten. Dit kan echter wel grote
problemen en onduidelijkheden opleveren voor de student. Op deze manier is het niet duidelijk
waar een beoordeling op gebaseerd is en of de student daadwerkelijk de juiste beoordeling
heeft gekregen.
Aanbeveling 19
De RUG dient vooraf concrete en uitgebreide beoordelingscriteria voor de scriptie op te stellen.
Deze dienen transparant te zijn voor zowel de docenten als de studenten en tijdig naar hen toe
gecommuniceerd te worden.
De scriptie of het afstudeeronderzoek heeft voor studenten vaak grote waarde. Ook voor de
opleiding en de RUG kunnen afstudeeronderzoeken heel veel waardevolle informatie en werk
opleveren. Om deze reden zouden opleidingen studenten moeten stimuleren om het beste uit
hen zelf te halen en zou er meer waardering moeten zijn vanuit de RUG voor goede scripties
en onderzoeken. Een aantal faculteiten, zoals GMW, FEB en RM hebben al een jaarlijkse
scriptieprijs of een facultaire prijs, wat een best practice is voor andere faculteiten en
opleidingen.
Aanbeveling 20
De RUG dient centraal en aan alle faculteiten een scriptieprijs in te voeren.
8- Conclusie en aanbevelingen
In deze notitie hebben we alle facetten van de afstudeerproblematiek aan de RUG proberen te
belichten. Op basis van uitgebreid onderzoek onder zowel studenten als docenten zijn
meerdere aandachtsgebieden geïdentificeerd waarin geïnvesteerd zou moeten worden. Goede
begeleiding en uitgebreide informatievoorziening zijn heel belangrijk voor de student om een
goede start te kunnen maken met afstuderen en vervolgens een goed afstudeertraject te
kunnen doorlopen. Daarnaast moeten de juiste en benodigde vaardigheden wel aangeleerd
worden in de (bachelor)opleiding en dient er goede aanvullende studie ondersteuning aanwezig
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
20
te zijn om studenten verder te helpen wanneer zij in problemen komen. Het hele
afstudeertraject is pas definitief wanneer het product beoordeeld is. Concrete en uitgebreide
beoordelingscriteria zijn hierin van groot belang. Het hebben van twee beoordelaars is
essentieel voor een eerlijke en objectieve beoordeling.
Faculteiten en opleidingen zijn bezig om het afstudeertraject te verbeteren en te optimaliseren.
Daar komen verscheidene goede initiatieven uit, zoals de invoering van Forum Scriptorum aan
faculteit Rechtsgeleerdheid. Deze goede initiatieven kunnen als voorbeeld dienen voor andere
faculteiten. Ondanks de geleverde inspanningen, zijn er veel structurele problemen die
verholpen moeten worden en waarin meer geïnvesteerd moet worden. Een goed
afstudeertraject is zowel voor de student als voor de RUG van essentiële waarde. Om een goed
afstudeertraject te verwezenlijken heeft de SOG een aantal aanbevelingen gedaan, die hier
nogmaals uiteengezet zullen worden.
Aanbeveling 1: De RUG dient de rendementen van masteropleidingen beter in kaart te
brengen en opleidingen moeten bijhouden hoe lang studenten met hun afstudeertraject bezig
zijn.
Aanbeveling 2: De RUG dient alle informatie omtrent de scriptie op één centrale plek aan de
student beschikbaar te stellen, zowel digitaal als gedrukt. Nestor kan gebruikt worden als
centrale digitale informatiebron. Daarnaast dient elke opleiding of faculteit een gedrukte
papieren scriptiehandleiding uit te brengen.
Aanbeveling 3: De RUG dient aan iedere faculteit een faciliteit als Forum Scriptorum op te
zetten. Tevens dienen scriptiecoördinatoren en scriptiebegeleiders, waar nodig, de voortgang
van masterstudenten in de gaten te houden, bijvoorbeeld via nestor.
Aanbeveling 4: De RUG dient goede inleidende colleges over de scriptie aan te bieden, met
aandacht voor het scriptieproces en de benodigde vaardigheden. De RUG dient tevens
papieren scriptiehandleidingen beschikbaar te stellen. Deze dienen als collegestof voor de
inleidende colleges. Alle informatie over de scriptie dient waar nodig ook Engelstalig
aangeboden te worden.
Aanbeveling 5: De RUG dient meer informatie over stages aan te bieden. Indien mogelijk
moeten medewerkers met contacten in het bedrijfsleven studenten ook helpen met het zoeken
naar een stage die zijn met hun scriptie kunnen combineren.
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
21
Aanbeveling 6: Er dient een duidelijke rolverdeling te zijn tussen de eerste en tweede
begeleider. Deze rolverdeling moet duidelijk zijn voor zowel de student als de begeleiders.
Aanbeveling 7: De RUG dient aan iedere opleiding een verantwoordelijke aan te stellen voor
de coördinatie van studenten die aan het afstuderen zijn. Dit kan door een scriptiecoördinator
te benoemen of door een docent of studieadviseur deze verantwoordelijkheid te geven.
Aanbeveling 8: De RUG dient ervoor te zorgen dat elke faculteit en opleiding zich aan de
richtlijnen omtrent afstudeerbegeleiding houdt en dat er voor elke student een tweede
meelezer of medebeoordelaar aangesteld wordt.
Aanbeveling 9: De RUG dient ervoor te zorgen dat veel meer begeleiders de cursus
Afstudeerbegeleiding van het UOCG gaan volgen. Elke nieuwe docent die wordt aangesteld als
scriptiebegeleider dient in ieder geval deze cursus gevolgd te hebben.
Aanbeveling 10: Scriptiecoördinatoren en scriptiebegeleiders dienen goed bereikbaar te zijn
voor studenten. De RUG dient er tevens op toe te zien dat scriptiebegeleiders de toegewezen
uren voor het begeleiden van een scriptie ook daadwerkelijk benutten.
Aanbeveling 11: De RUG dient duidelijke afspraken te maken met stagebedrijven omtrent de
eisen die aan een scriptie worden gesteld en deze duidelijk te communiceren naar zowel de
studenten als de docenten.
Aanbeveling 12: De RUG dient ervoor te zorgen dat alle vaardigheden die nodig zijn voor het
schrijven van een scriptie ook al eerder tijdens de studie, met name in de bachelor, aan bod
komen en in het curriculum worden opgenomen.
Aanbeveling 13: De RUG dient te investeren in het begeleiden van het begintraject van de
scriptie. Bijvoorbeeld door aan alle opleidingen een inleidend vak in te stellen of inleidende
colleges te verzorgen.
Aanbeveling 14: De RUG dient meer aandacht te besteden aan methodologie en
onderzoeksvaardigheden, bijvoorbeel aan statistiek-onderwijs. Er moet onderzocht worden of
dit bij alle opleidingen, waar dit nodig is, voldoende aan bod komt in het curriculum.
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
22
Aanbeveling 15: De RUG dient meer schrijfopdrachten in het curriculum van haar opleidingen
op te nemen, zodat studenten kunnen werken aan hun (wetenschappelijke) schrijfvaardigheid.
Docenten dienen studenten van goede feedback te voorzien op dit gebied.
Aanbeveling 16: De RUG dient studenten die erg lang over hun scriptie doen intensief en
persoonlijk te begeleiden. Het geven van goede feedback is daarbij van essentieel belang.
Aanbeveling 17: De RUG dient ervoor zorg te dragen alle opleidingen structureel hun
afstudeertraject evalueren. Daarnaast dienen opleidingen structureel goede scriptie
evaluatieformulieren aan te bieden aan studenten, waarmee hun meningen en ervaringen
gemonitoord kunnen worden.
Aanbeveling 18: De RUG, en specifiek studieadviseurs en scriptiebegeleiders dienen de
beschikbare faciliteiten en diensten ter ondersteuning van het scriptieschrijven actiever aan te
bieden en te promoten. De website, nestor en de scriptiehandleiding zijn enkele mogelijke
informatiekanalen. De basisvormen van studieondersteuning dienen ook in collegevorm
aangeboden te worden aan masterstudenten.
Aanbeveling 19: De RUG dient vooraf concrete en uitgebreide beoordelingscriteria voor de
scriptie op te stellen. Deze dienen transparant te zijn voor zowel de docenten als de studenten
en tijdig naar hen toe gecommuniceerd te worden.
Aanbeveling 20: De RUG dient centraal en aan alle faculteiten een scriptieprijs in te voeren.
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
23
Bijlage 1. Kort overzicht geïnterviewde scriptiecoördinatoren en verdeling naar
faculteiten
Faculteit Opleiding Functie N afgestudeerden UOCG Duur scriptie
Letteren Algemene taalwetenschappen
Docent / studieadviseur / scriptiebegeleider 35 Nee 4-8 maand
Communicatie en informatiewetenschappen
Docent / stage en scriptiecoördinator 100 Onbekend 6 maand
IOIB Docent / master coordinator 100 Alleen jonge docenten 4-5 maand
Economie en Bedrijfskunde Change management Afstudeercoördinator 35 Nee Onbekend
Finance Afstudeercoördinator 70 Nee Onbekend
Ruimtelijke wetenschappen Planelogie Hoogleraar / mastercoördinator 20 Ja Onbekend
Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Orthopedagogiek Scriptiecoördinator 85 Nee Master 1 jaar
Klinische psychologie Scriptiecoördinator 120 Nee Onbekend
Sociologie Studieadviseur / scriptiecoördinator 60 Nee Onbekend
Rechtsgeleerdheid Rechten Scriptiecoördinator oa 400 Soms Onbekend
Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen
Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen Scriptiecoördinator 10 Op eigen initiatief 6-7 maand
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
24
Bijlage 2. Verdeling respondenten naar faculteiten
Faculteit Masterstudenten
Aantal %
Afgestudeerden
Aantal %
Letteren 14 7.5 11 12.1 GGGD 5 2.7 0 0 FWN 4 2.2 9 9.9 RW 29 15.6 3 3.3 FEB 33 17.7 9 9.9 Rechten 2 1.1 6 6.6 MW* 1 0.5 0 0 GMW** 98 52.7 52 57.1 Wijsbegeerte 0 0 1 1.1
Totaal 186 100 91 100
* Studenten van de faculteit Medische Wetenschappen zijn bewust buiten beschouwing
gelaten, op de ene respondent na, in verband met het afwijkende afstudeertraject van deze
faculteit. Dit traject is moeilijk te vergelijken met de afstudeertrajecten van andere faculteiten.
** De faculteit GMW is oververtegenwoordigd in het onderzoek. Toch hebben in totaal
voldoende studenten de enquete ingevuld om een goed beeld van de problematiek te kunnen
geven.
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
25
Bijlage 3. Inventarisatie en omschrijving informatiebronnen
Website
De meeste faculteiten hebben weinig tot geen informatie omtrent bachelor- en masterscripties
op de website beschikbaar. Bij sommige faculteiten is er helemaal niets te vinden en bij
anderen wordt er doorverwezen naar de studiegids en de OERen. Dit verschilt van een
opmerking dat het in de studiegids te vinden is tot het digitaal aanwezig zijn op de website van
de studiegids. Voor een gemiddelde student is het vrijwel onmogelijk om door middel van de
website genoeg informatie te vergaren om een beeld te krijgen van welke weg gevolgd moet
worden. Een internationale student zal het nog moeilijker vinden om informatie via de website
te verkrijgen, aangezien bijna alle informatie exclusief in het Nederlands aangeboden wordt.
De meest uitgebreide informatie is te vinden bij Rechtsgeleerdheid, die op haar website een
overzicht van de scriptiecoördinatoren, een Frequently Asked Questions (FAQ) pagina,
informatie over scriptiecolleges en een scriptiereglement geeft. In dit reglement staat
informatie over het doel, de omvang, begeleiding en beoordeling beschreven.
Ocasys
Op Ocasys is van verbazingwekkend weinig opleidingen informatie beschikbaar over bachelor-
en masterscripties. Bij bijna alle opleidingen is alleen te vinden hoeveel EC er gereserveerd is
voor deze studieonderdelen. Sommige opleidingen geven nog een algemene beschrijving van
een scriptie en slechts enkele geven aan met wie contact opgenomen kan worden voor meer
informatie (contactgegevens scriptiecoördinatoren). Als informatiebron hebben studenten op
dit gebied weinig aan Ocasys. Weinig is in het Engels beschikbaar.
Ruimtelijke Wetenschappen biedt op dit gebied de meeste informatie. Naast een duidelijke
doelstelling staat er een goede beschrijving van het traject, contactgegevens van de
coördinatoren en waar precies in de studiegids meer informatie te vinden is. Deze informatie is
bovendien beschikbaar in het Engels.
Studiegids
De informatie die gegeven wordt in studiegidsen verschilt sterk per opleiding. De verschillen
binnen sommige faculteiten zijn soms al zeer groot. Bijna alle studiegidsen geven informatie
over de omvang en de plek in de studie van de scriptie. Veel studiegidsen geven informatie
over de coördinator, beoordelingscriteria en ingangseisen. Over het algemeen zal de student
het meeste hebben aan de informatie in de studiegidsen, die vaak aardig inzicht geeft in wat
het studieonderdeel scripties inhoudt en wat er bij komt kijken. Het valt echter op hoe
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
26
sommige opleidingen (en een hele faculteit) het onderwerp afdoen met alleen informatie over
de omvang en de plek in de studie. Dit laat studenten van deze opleidingen in het duister.
Weinig studiegidsen zijn in het Engels beschikbaar.
De studiegids van Economie en Bedrijfskunde geeft goede schematische informatie over de
bachelor- en masterscripties van de verschillende opleidingen. Informatie over de
coördinatoren, het doel, omvang, ingangseisen en literatuur is beschikbaar. De studiegids is
ook in het Engels beschikbaar.
OERen
Vrijwel alle OERen geven alleen aan wat de omvang en plaats in de studie van de scriptie is.
Hier valt voor studenten geen nuttige informatie uit te halen. OERen zijn ook niet de
aangewezen plek om in deze informatie te voorzien.
Nestor
Nestor wordt bij veel opleidingen en faculteiten intensief gebruikt voor het aanbieden van
informatie over de masterscriptie. Economie en Bedrijfskunde en GMW bieden in ieder geval
via Nestor scriptiehandleidingen aan. Rechtsgeleerdheid biedt een scriptiecollege aan,
waarvoor op Nestor informatie beschikbaar is. Hiervoor kun je je pas inschrijven nadat je
schrijfplan is goedgekeurd door de begeleider. Bepaalde opleidingen hebben zelfs speciale
nestorsites of logboeken op nestor geplaatst. Nestor wordt dus als belangrijk
communicatiemiddel gebruikt, maar het nadeel hieraan is dat de informatie op nestor lastig te
vinden is voor beginnende masterstudenten, omdat je je vaak eerst moet inschrijven voor het
vak. De informatie is niet openlijk beschikbaar. Dit zorgt ervoor dat het voor studenten geen
goede informatiebron is ter eerste voorbereiding op de scriptie.
Bijlage 4. Overzicht ondersteunende faciliteiten
Schrijfcoaches
Via de website van Studie Ondersteuning5 kun je je inschrijven voor een gesprek van
maximaal een half uur met een schrijfcoach. Een schrijfcoach is een ouderejaarsstudent die
speciaal getraind is in het voeren van adviesgesprekken op het gebied van schrijfvaardigheid.
Aan het bezoeken van schrijfcoaches zijn geen kosten verbonden.
5 Website Studie ondersteuning, www.rug.nl/studenten/voorzieningen/studieondersteuning
SOG-Notitie ‘De laatste loodjes lichter!’
27
Scriptiespreekuur
Het scriptiespreekuur is speciaal bedoeld voor studenten met korte vragen over het schrijven
van hun scriptie. Voor beginnende scriptieschrijvers kunnen dat bijvoorbeeld vragen zijn over
de uitwerking van een werkbare probleemstelling. Maar ook als je al een tijdje met je scriptie
bezig bent en even vast zit of niet goed weet welke kant het op moet, kan het
scriptiespreekuur een uitweg bieden. Aan het scriptiespreekuur zijn geen kosten verbonden.
Academische schrijfvaardigheid
In de cursus Academische Schrijfvaardigheid leer je hoe je een heldere en leesbare tekst opzet
en schrijft. De cursus is bedoeld voor studenten die willen leren om betere papers, referaten
en scripties te schrijven. Voor 4 maal 3 uur betaal je €20, - inschrijfgeld.
Scriptieversnellingsgroep
De Scriptieversnellingsgroep is er voor studenten die bezig zijn met hun scriptie of een andere
(grote) schrijfopdracht en die een extra stimulans kunnen gebruiken om aan het werk te gaan
en te blijven. Voor €20, - inschrijfgeld kan je, zolang je met je scriptie bezig bent en je je
houdt aan gemaakte afspraken, hier het hele jaar gebruik van maken.
Zomerscriptieversnellingsgroep
Deze cursus komt overeen met eerder genoemde cursus, maar loopt in juli en augustus. Ook
hiervoor moet €20, - inschrijfgeld betaald worden.