Winter 2014
4 #onderwijs2032
6 Privacy en digitaal leermateriaal: hoe zorg je dat het goed zit?
7 Virtual reality in de klas
11 ‘Dit is het moment om door te pakken’
13 Tablets op school? Zo wordt het een succes
18 Ieder kind valt op en niemand valt uit: het bijzondere verhaal van Laterna Magica
23 Een veilig schoolnetwerk
25 Lesmethoden onder de loep: de Leermiddelen Challenge van Kennisnet
28 Jong geleerd...
32 Nieuws
inDruk winter 2014 - 3
De allereerste Nederlander die toegang
kreeg tot het internet, was Piet Beertema.
Het was vijfentwintig jaar geleden,
op 17 november 1988, en Beertema
werkte als systeembeheerder bij het
Centrum Wiskunde & Informatica in
Amsterdam. Op die plek werden we als eerste Europese land verbonden
met het Amerikaanse wetenschappelijke computernetwerk NSFnet.
We waren er vroeg bij en zagen het begin van een revolutie.
Overhoop gegooid
Het begon met de informatierevolutie; het internet werd dé centrale plek
voor het vinden van informatie. Daarna kwam de communicatierevolutie
en konden we contact leggen via sociale media, berichtendiensten,
videobellen. De derde revolutie, de soms moeizame overgang van bezit
naar toegang, voltrok zich recent. Daarbij hebben iTunes, Spotify, Netflix
en Blendle het medialandschap volledig overhoop gegooid. De komende
jaren staan in het teken van de vierde revolutie, van slimme devices die
je huis automatiseren: the internet of things.
Al deze revoluties hebben één opvallende overeenkomst: steeds ontstond de
vernieuwing naast dat wat er al was. Wikipedia ontwikkelde zich naast de
bestaande papieren encyclopedieën, Whatsapp naast sms, Spotify naast
cd’s en Netflix naast kabeltelevisie. Telkens konden mensen kiezen.
En telkens ‘won’ de eenvoudigere, betere, rijkere of snellere oplossing.
Doordat mensen simpelweg gaan dóén, blijft vanzelf de beste optie over.
Winnaars
Het onderwijs staat op de drempel van de tweede revolutie. Ict wordt
steeds minder alleen informatiebron en steeds meer ook onderwijstool.
Een tool waarvan de leerling en de leraar veel voordeel kunnen hebben.
Een tool die onontbeerlijk is wanneer je meer wilt differentiëren.
Dankzij ict kan de leerling zelf bepalen wat, wanneer en hoe hij leert, en
dat in een wereld vol aantrekkelijk materiaal. De leraar wordt in staat
gesteld dit leren te volgen, te analyseren en bij te sturen, terwijl het
materiaal oneindig veel variatie biedt. Langzaamaan komen er meer
mooie oplossingen op de markt, vooralsnog naast de bestaande.
Nu gaan we op zoek naar de winnaars.
Pionierende leraren
Hoe dat werkt? Simpel, door te doen. Niet blindelings, maar zoals we deden
tijdens de overgang naar Spotify en Netflix. We onderzoeken eerst wat de
mogelijkheden zijn, dan proberen we ze naast elkaar uit en vervolgens
kiezen we. Of we blijven ze allebei gebruiken, dat kan natuurlijk ook.
Waar het echt om gaat, is dat schoolleider en leraren samen de hand-
schoen oppakken. De leraar kan niet zonder de steun van de schoolleider.
In het verleden werden ideeën van ‘doeners’, van pionierende leraren
die met technologie hun onderwijs wilden verbeteren, te vaak niet
opgepakt door afwachtende directeuren, bestuurders en beleidsmakers.
Nu in de sector- en bestuursakkoorden voor het eerst gezamenlijke
ambities en doelen zijn verwoord, kunnen we het onderwijs op grote
schaal vernieuwen en verbeteren. Leraren en schoolleiders bepalen
voortaan samen de visie van de school, en daarmee welke tools nodig
zijn. Samen maken zij de keuze welke tool ‘wint’ en welke gebruikt wordt
in de klas. De schoolleider kan dit niet pushen, de leraar kan het niet
alleen bepalen.
Aan de slag
De infrastructuur moet dat ‘doen’ mogelijk maken. Netflix en Spotify
werken ook alleen op moderne devices en met supersnel internet. Voor
Wikipedia zijn verschillende rekken met servers nodig en op scholen is
dat niet anders; leraren mogen geen problemen ondervinden.
Tegelijkertijd moeten ook vraag en aanbod landelijk op elkaar afgestemd
worden. Het onderwijs moet helder formuleren wat het hebben wil en
hoe dit geleverd moet worden. Ook moet het duidelijke eisen stellen aan
zaken als privacy en standaardisatie. Alleen zo kunnen leveranciers de
juiste producten maken. En kunnen leraren en schoolleiders daadwerke-
lijk aan de slag.
Laten we de komende tijd met elkaar de revolutie aanjagen. Kijk naar je
visie, bepaal welke tools kunnen helpen en ga ermee aan de slag.
Net zoals je thuis met ict werkt: door gewoon te doen!
Toine Maes
Algemeen directeur Kennisnet
Technologie moet je doen
Column
2 - inDruk winter 2014
Inhoudsopgave
ColofonKennisnet inDruk is een gratis blad voor docenten, managers en schoolleiders in het
basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Het blad is
digitaal beschikbaar op Indruk.kennisnet.nl
Uit deze uitgave mag niks worden verveelvoudigd (waaronder het opslaan in een
geautomatiseerd gegevensbestand) of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook,
behoudens in geval de verveelvoudiging van de inhoud plaatsvindt onder de licentie
‘naamsvermelding, niet-commercieel, geen afgeleide werken’ als gehanteerd door
Creative Commons.
Hoofdredactie: Lotte Boot
Eindredactie: Pam van der Veen
Tekstbijdragen: Lotte Boot, Deirdre Enthoven, Toine Maes, Jan-Kees Meindersma,
Philip Post, Remco Pijpers, Frans Schouwenburg, Rob Voorwinden, Job Vos, Chris Zintel
Fotografie: Rodney Kersten, Dirk-Jan Visser, Hollandse Hoogte, Thinkstock, Kennisnet
Coverfoto: Rodney Kersten
Vormgeving: Tappan Communicatie, Den Haag
Reacties: [email protected]
Op artikelen, foto’s en illustraties berusten auteursrechten.
inDruk winter 2014 - 54 - inDruk winter 2014
Staatssecretaris Dekker lanceerde onlangs de campagne #onderwijs2032. Hiermee wil hij het debat op gang brengen over de inhoud van ons onderwijs. Centrale vraag: leert een kind nú op school wat het in 2032 nodig heeft voor een vliegende start? Onmiddellijk kwam er – hoe kan het ook anders – een storm aan reacties los. inDruk doet een greep uit de voors en tegens.
#onderwijs2032
“Hoe de wereld van 2032 eruit zal zien, welke vaardigheden er ge-
vraagd zullen worden: we weten het niet. (…) We kunnen kinderen wel
voorbereiden op het onbekende, hen de flexibiliteit en de creativiteit
aanleren waarmee ze met het nieuwe kunnen omgaan en er zelf aan
kunnen bijdragen. Heel goed, #onderwijs2032.nl; laten we er een
ongeremde brainstorm van maken en iets doen met de uitkomsten.”
– Bert Wagendorp in De Volkskrant
“De PO-Raad benadrukt dat onderwijs teamwork is, en dat
ook dit traject dus door de hele onderwijskolom samen
opgepakt moet worden; leerlingen, ouders, leraren,
schoolleiders en schoolbesturen. (…) De PO-Raad vindt
de zorgvuldigheid van het proces en de kwaliteit van
het eindproduct belangrijker dan de snelheid en zal
aan dringen op voldoende tijd voor discussie over en
uitwerking en invoering van nieuwe kerndoelen.”
– Officieel statement PO-Raad
“De VO-raad wil voorkomen dat het herformuleren van de kerndoelen
tot doel wordt verheven, omdat dat tot een verkeerde focus in het
debat zou leiden. Ook benadrukt de raad dat de richting voor het
debat deels al in de VO2020-tour gegeven is, waar de VO-raad met
schoolleiders en bestuurders sprak over de toekomst van het vo.”
– Officieel statement VO-raad
“Vandaag start een mooie, brede discussie over het onderwijs
v/d toekomst. Iedereen kan meedoen via #onderwijs2032”
– @MinPres (Mark Rutte) op Twitter
“Het is goed dat er ook buiten het onderwijs wordt gekeken. Je ziet
in andere sectoren (muziek, boeken en de reiswereld) dat de markt
– vaak door nieuwe toetreders – ingrijpend aan het veranderen is.
Het is soms lastig van binnenuit te zien hoe zaken anders kunnen.
Tegelijkertijd zijn er ook genoeg frisse ideeën binnen het onder-
wijs. Interessant aan dit debat is dat het echt gaat over de inhoud.
Wij zijn bij Kennisnet al langer bezig met de manier waarop ict de
kerndoelen kan versterken. Denk maar aan het ‘dartboard’ voor 21st
century skills dat we ontwikkelden, en aan de aandacht die we be-
steden aan programmeren tijdens bijvoorbeeld de Codeweek en aan
de Maker Movement.”
– Martine Kramer, manager Strategie en Externe betrekkingen
bij Kennisnet
“Ik ben ervan overtuigd dat scholen niet zitten te wachten op
ideeën van buitenaf. Er zijn al zoveel grote ideeën, veel scholen
zijn al bezig met verandering. Wel is er behoefte aan hulp en
steun bij de pogingen om te veranderen. Bij school directeuren
bespeurde ik mixed feelings rond de campagne. Ze zijn blij
dat de overheid wil helpen, maar ook bezorgd: wat gaat er nu
weer over het onderwijs uitgestort worden? Die mixed feelings
deel ik. Laat de postbus van #onderwijs2032 volstromen met
ideeën van scholen zelf en laten wij ze helpen die ideeën te
verwezenlijken.”
– Frans Schouwenburg, expert Onderwijsvernieuwing
bij Kennisnet
“Zitten scholen te wachten op meningen van buitenaf? Misschien
niet allemaal. Toch denk ik dat het goed is dat ze daarvoor open-
staan. Scholen kunnen bij zo’n initiatief ook kritisch naar zichzelf
kijken: hebben zij wel voldoende visie op wat leerlingen geleerd zou
moeten worden? En zo ja, brengen ze die visie dan wel genoeg naar
voren in het debat? Scholen kijken soms te weinig naar buiten en
teveel naar binnen. Misschien zit je niet te wachten op ideeën.
Prima, maar laat dan je eigen ideeën horen.”
– Jan-Kees Meindersma, manager Expertise bij Kennisnet
“Onderwijs moet het kind niet aanpassen aan de toekomst,
maar het de werktuigen bieden om straks elke toekomst aan
te kunnen. Dat is - ploink! - mijn duit in Dekkers trommel.”
– Aleid Truijens in De Volkskrant
“De kerntaak van het onderwijs is om leerlingen voor te bereiden
op de wereld. Door hen te confronteren met kunst, geschiedenis
en filosofie kunnen we onze kinderen een eigen kijk op de wereld
laten creëren. Met een open houding naar de ander en met oog
voor maatschappelijke verschillen.”
– Leraar van het Jaar Jasper Rijpma in zijn bijdrage
voor #onderwijs2032
“Net als voorgangers praten Dekker, Bussemaker
niet met leraren. Proof is in the pudding, we zullen
zien #onderwijs2032”
– @jelmerevers (Jelmer Evers) via Twitter
“Belangrijk initiatief. Ik ga meedoen!!!”
– @doekleterpstra (Doekle Terpstra) via Twitter
Je hoeft als school niet af te wachten. Er zijn nu al volop
manieren om met je leerlingen aan de slag te gaan en ze
zo voor te bereiden op de toekomst.
• De Maker Movement
Na de pc-revolutie en de internetrevolutie staat nu de
‘Maker Movement’ voor de deur. Een nieuwe revolutie die
gericht is op ict, innovatie, creativiteit en techniek. Deze
internetrevolutie is toegepast op het maken van fysieke
dingen, bijvoorbeeld met behulp van 3D-printers.
> Do it yourself
• Programmeren
Je kunt leerlingen al vanaf groep 3 in het basisonderwijs
in aanraking brengen met programmeren. Kennisnet
organiseert daarom de Codeweek, waarin speciale
aandacht wordt gevraagd voor het belang van leren
programmeren en waaraan elke school kan meedoen.
> Codeweek
• Mediawijsheid
> Lesmateriaal over mediawijsheid
Ook meepraten?
Dat kan op Twitter via #onderwijs2032 of door een
bijdrage te plaatsen op www.onderwijs2032.nl.
“Eigenlijk zou de staatssecretaris een heel andere vraag moeten
stellen: welke kennis en vaardigheden wíllen we dat onze kinderen
hebben in 2032?”
– Rutger Bregman in De Correspondent
> Tekstsamenstelling: Lotte Boot
Dit is er al mogelijk
4 - inDruk winter 2014 inDruk winter 2014 - 5
inDruk winter 2014 - 76 - inDruk winter 2014
De samenleving digitaliseert. Er is geen beroep meer waar geen tech-
nologie aan te pas komt. Neem de automonteur: als de auto kapot is,
controleert die ook meteen het computersysteem onder de kap.
Kinderen moeten dus al vroeg leren met technologie om te gaan.
Bovendien biedt technologie ook kansen om het onderwijs uit dagender
te maken. Denk aan de Oculus Rift, een technologie-bril waarmee je
jezelf kunt onderdompelen in virtual reality. Virtual reality is een
kunstmatige omgeving, die wordt gecreëerd met speciale software.
Het is daarmee nog meer een ervaring dan internet, dat je vooral
dingen laat zien. Het spreekt alle zintuigen aan, op zo’n manier dat je
de schijnwerkelijkheid als echt ervaart.
Overweldigende ervaring
In de jaren negentig was virtual reality een hype, men had er hoge
verwachtingen van. De hype ging voorbij, maar met de Oculus Rift komt
daar verandering in. De ervaringen met de bril zijn over weldigend.
Kijk naar beneden, kijk naar boven: revolutionair. Dat ziet ook Face-
book, die de Oculus-technologie heeft gekocht voor maar liefst 1,5
miljard dollar. De bril zal volgend jaar in de winkel liggen.
De vraag is: heeft deze virtual reality toekomst in het onderwijs? Als
het aan de kinderen ligt, wel. Kennisnet zette kinderen uit groep 7
van De Witte Olifant in Amsterdam en groep 8 van de Lucebertschool
in Bergen (NH) een Oculus Rift op, en vroeg ze: wat vind je ervan?
Virtual reality in de klasHoe kan de leraar virtual reality gebruiken in de les? Kennisnet vroeg het de leerlingen zelf. Zij zagen tal van toepassingen. Het nabootsen van de Watersnoodramp, bijvoorbeeld.
Privacy en digitaal leermateriaal
Hoe zorg je dat het goed zit?Onlangs ontstond ophef in de media en in de Tweede Kamer over de leerlinggegevens die basisscholen geven aan uitgeverijen. De PO-Raad, het ministerie van OCW, Kennisnet en de GEU werken al langere tijd aan het verbeteren van de privacy. Maar de individuele school kan ook iets doen.
Het gebruik van digitaal leermateriaal heeft meerwaarde voor het
leerproces. Het kan bijvoorbeeld helpen bij het ‘automatiseren’ van
vaardigheden bij rekenen en taal. Ook bij de begeleiding van leer-
lingen komt ict van pas: de docent kan de resultaten en de voortgang
van de leerling op naam volgen. Het onderwijs maakt steeds meer
gebruik van ict om onderwijs te geven dat aansluit bij individuele
leerbehoeften, dat talenten stimuleert en kansen vergroot. Dit alles
is niet mogelijk zonder een klein beetje informatie over de leerling
te delen. Logischerwijs leidt dat tot discussies over privacy.
Mogen scholen gegevens delen?
Goed onderwijs maakt gebruik van digitaal leermateriaal dat onder
andere wordt geleverd door educatieve uitgevers. Leerlingen moeten
inloggen om gebruik te maken van deze leermiddelen. Op deze manier
weet het systeem zeker wie het voor zich heeft. Bovendien moeten
tijdens het gebruik de docent en leerlingen elkaar kunnen herkennen,
bijvoorbeeld aan hun naam en groep. Het delen van gegevens is ook
van belang om leerresultaten per leerling terug te kunnen koppelen
aan de docent. Op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens
(Wbp) biedt de onderwijstaak scholen de mogelijkheid persoons-
gegevens te verwerken. Daarom is specifieke toestemming van de
ouders voor het gebruik van digitaal lesmateriaal en het beschikbaar
stellen van de benodigde leerlinggevens niet nodig.
Afspraken uitgevers
Het gebruik van gegevens van (soms heel jonge) kinderen brengt risi-
co’s met zich mee. Het zijn gegevens die door de ouders aan de school
zijn toevertrouwd. Scholen hebben de plicht dat vertrouwen niet te
schaden. Ze mogen de benodigde gegevens wel delen met bijvoorbeeld
educatieve uitgevers, maar de omgang met persoonsgegevens moet
zorgvuldig gebeuren zodat de privacy van leerlingen niet in het geding
komt. Omdat de ouders niets met deze partijen te maken hebben, rust
op de school een zware last om extra voorzichtig te zijn. Worden er niet
teveel of onnodige gegevens uitgewisseld? Zijn de data voldoende be-
veiligd? Het is dan ook van belang dat scholen bewerkers overeenkomsten
afsluiten met uitgevers. Met behulp van de Checklist privacy (zie kader)
kan worden gecontroleerd welke zaken er geregeld moeten worden.
Informeren ouders
Niet in de laatste plaats is het van belang ouders te informeren over
de gegevens die worden gedeeld, en met welk doel. Vertel de ouders,
bijvoorbeeld via de website of schoolgids, welke gegevens waar zijn
opgeslagen en welke afspraken met de leveranciers zijn gemaakt over
zeggenschap, zorgvuldigheid en veiligheid. De PO-Raad heeft een
voorbeeldbrief (zie kader) opgesteld die scholen kunnen gebruiken in
hun communicatie naar ouders.
Ontzorgen scholen
Om te voorkomen dat gegevens worden misbruikt, nu en in de toe-
komst, moeten er goede afspraken worden gemaakt met de ontvangers.
De sectorraden en Kennisnet leveren hier een bijdrage aan door het
maken van afspraken voor de gehele sector, het duidelijk maken waar
bewerkersovereenkomsten aan moeten voldoen en het beschikbaar
stellen van voorbeelden. Zo worden de schoolbesturen ontzorgd in het
nakomen van hun wettelijke verplichtingen.
Meer weten?
• De Checklist privacy-afspraken voor scholen
en de Quickscan Privacy
• Voorbeeldbrief PO-Raad
• De brief van Sander Dekker aan de Tweede Kamer
> Tekst: Job Vos, jurist bij Kennisnet
inDruk winter 2014 - 98 - inDruk winter 2014
Zou je er iets mee kunnen in het onderwijs? Welke lessen zou jij er
zelf mee geven?
Stoel in de lucht
Uit het kwalitiatieve onderzoek bleek dat de leerlingen allerlei toe
passingen voor zich zien. In totaal sprak Kennisnet in oktober met
vijftig kinderen uit de groepen 7 en 8. De leerlingen vulden eerst een
vragenlijst in over hun internetgebruik, waarna ze door experts van
het bedrijf Dromenkroon een uitleg kregen over virtual reality. In
groepjes van drie mochten ze vervolgens in een andere ruimte de
Oculusbril opzetten. Ze zagen de simulatiewereld Der Grosse Gottlieb,
waarin je ‘on top of the world’ bent. Zittend op een stoel hoog in de
lucht, kijk je omlaag en om je heen. Naast je zweeft een salontafel met
daarop een schemerlamp en een oude grammofoon. Intussen vallen er
papieren en planken omlaag. Kijk je omhoog, dan zie je de sterren in
de donkere ruimte flonkeren.
Speelplezier
Een enkeling had de bril al opgehad in het Medialab van het Cinekid
filmfestival in Amsterdam, maar voor de meeste kinderen was het een
compleet nieuwe ervaring. Ze voelden zich er vrij vlot vertrouwd mee.
Misselijk werden ze niet. Kinderen zijn gewend om technologie te
sturen met een muis, een controller (denk aan de Wii) of hun vinger,
maar in virtual reality hebben al hun lichaamsbewegingen invloed.
Allemaal roemden ze het speelplezier.
De concepten die ze bedachten voor het onderwijs, waren talrijk en
inventief. Zoals ‘Mine Survival’, ‘Watersnoodramp’ en ‘Hong Kong’.
Mine Survival – door Guy en Eli
“Er staat een kist met spullen. Bijvoorbeeld een hamer en een pikhou
weel. Als je de kist opendoet, kun je begint met ‘mijnen’. Je haalt de
aarde weg, dan steen, en komt dan bij ijzer, kool, een steensoort of
diamant. Het doel is om te overleven, bijvoorbeeld door spullen op te
graven, mee naar huis te nemen ze daar te gebruiken. Druk je op FN/
F3, dan krijg je alle coördinaten van een grondstof en zie je wat het
precies is. Ook kun je de diepte in de aarde bekijken. Je leert zo meer
over grondstoffen en de opbouw van de aarde.”
Watersnoodramp – door Mike en Naoural
“Deze golf breekt de dijk door. Iedereen uit het dorp vlucht voor het
water. Vanuit de lucht zie je dit allemaal. Je ziet dat het water de hui-
zen bereikt. Er komen boten aan die de mensen redden. Wij willen dat
iedereen dit in de Oculus kan bekijken. Want je kunt het beter onthou-
den als je het echt meemaakt! Je leert meer over de watersnood ramp
van 1953.”
Hong Kong – door Annigje
“Je vliegt en kunt landen, dan ga je kijken hoe het is. We zijn nu in
Nederland. Je kan zelf kiezen waar je komt. Je leeft daar en het ziet er
realistisch uit (zoals Streetview van Google). Je begint altijd in Hong
Kong. Hoe beter je het doet, des te verder je komt. Je hebt missies met
vragen. Heb je alle vragen goed? Dan kun je verder vliegen. Met dit spel
kun je topografie leren en ontdekken hoe mensen leven, hoe het daar
is. Dan onthoud je het beter voor een toets.”
Anne Frank
Met de Oculus Rift wilden de kinderen vooral vaardigheden oefenen en
teruggaan in de tijd om geschiedenis te ervaren. Eén idee haalde het
niet. Een meisje stelde voor het Achterhuis na te bootsen in virtual
reality. “Dan zie je hoe Anne Frank leefde!” Maar dan ziet ze ook voor
zich hoe Anne wordt gegrepen door de Duitsers. “Dat is te eng, laten
we dat maar niet doen.”
Toch is het nabootsen van bestaande situaties wel een goed idee. Zo zal
virtual reality ongetwijfeld ook een rol gaan spelen op universiteiten en
beroepsopleidingen. Via een virtual reality-bril kun je straks vanuit huis
een collegezaal bezoeken, rondkijken en met je docent overleggen. Ook
met andere studenten kun je zo contact maken. Je moet wel zo’n gekke
bril opzetten, maar waarom niet? De smartphone voelde eerst ook on-
wennig, maar mensen raakten er in een mum van tijd mee vergroeid.
Verwondering
Wat levert zo’n virtual reality-les nu op? Volgens het basis document
‘Onderzoekend en ontwerpend leren bij natuur en techniek’ van het
Platform Bètatechniek (2007) is de didactische aanpak ‘onder-
zoekend en ontwerpend leren’. Kinderen werken als ‘onderzoeker’
en ‘ontwerper’ en ontwikkelen zo hun begrip van concepten uit de
techniek. Onderzoeken en ontwerpen zijn geen doel op zich, maar
een manier van werken, die inspeelt op verwondering en nieuws-
gierigheid. Virtual reality laat kinderen samen waarnemen, na-
denken, handelen en reflecteren. Zo doen ze kennis op en praten ze
over ideeën. Ze zijn cognitief bezig, ze leren over techniek, maar
spreken ook hun creatieve vermogens aan en worden gestimuleerd
kritisch na te denken. Al doende ziet de leerkracht nieuwe talenten
bij de leerlingen. En hij steekt er zelf ook nog wat van op.
Zelf aan de slag met je leerlingen en virtual reality zonder
Oculus Rift? Je hoeft geen gadgetfreak of techtovenaar te zijn
om over de toekomst van het leren te praten. Een les over
virtual reality kan kinderen stimuleren hun fantasie de vrije
loop te laten en creatief te zijn over hoe leren anders kan.
Zo kun je het aanpakken:
• Begin met een vragenrondje. Vraag wat leerlingen nu doen
op internet. Zo krijg je zicht op welke internetactiviteiten
populair zijn. Welke spelletjes spelen ze? Hoe zetten ze
digitale media in voor het leren? Eventueel kijk je terug in
de tijd: wat deden hun ouders toen ze jong waren? Hoe
kregen ze les op school? Welke technologie was er toen?
• Introduceer je doel: dat je wilt praten over hoe het leren
in de toekomst gaat, en welke rol virtual reality daarin
kan spelen.
• Vertoon op het digibord filmpjes die laten zien hoe
virtual reality werkt. Een aanrader: Titans of Space
• Stel ze de vraag: hoe zou je de Oculus Rift-bril kunnen
gebruiken om te leren? Laat ze in tweetallen ideeën
bedenken en die tekenen op papier.
• Laat ze hun ideeën presenteren voor de klas.
Geef zelf een les over virtual reality
> Tekst: Remco Pijpers, expert Digitale geletterdheid bij Kennisnet
> Foto’s: Rodney Kersten
inDruk winter 2014 - 1110 - inDruk winter 2014
‘Dit is het moment om door te pakken’
Hoe verandert ict het onderwijs?
“Ict biedt een heleboel nieuwe didactische mogelijkheden,
bijvoorbeeld met gaming en simulaties. Zo kunnen studenten
tegenwoordig zelf, in een simulatie, met een containerschip
de haven in varen. Of een ramp bestrijden in de procesindus-
trie. Het is toch prachtig als je zoiets droog kunt oefenen?
Tachtig procent van wat je in een les vertelt, wordt vergeten.
Maar laat je de student iets ervaren, bijvoorbeeld met gaming
of een simulatie, dan onthouden ze er veel meer van.”
De afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in ict.
Hoe laten we dat nog meer renderen?
“We moeten de ict-wereld nog beter laten aansluiten op het on-
derwijs. Want veel zaken – apps, filmpjes, games – zijn in de ict
ontwikkeld, en de kennis daarover moet nu binnen het onderwijs
worden gebracht. Dán gaan we meters maken. Dat vergt nog wel
een cultuuromslag. Als er op een onderwijscongres gepraat
wordt over ict, kijkt de helft van de zaal naar buiten. Gaat het
daarna over innovatie in het onderwijs, dan veert iedereen weer
op. ‘Hallo, dat is hetzelfde onderwerp hoor,’ denk ik dan.”
Wat kan de MBO Raad daar zelf aan doen?
“Wij moeten de koppeling tussen ict en onderwijs steeds hoog op
de agenda houden. En we moeten scholen ondersteunen om die
koppeling te maken. Bijvoorbeeld door te stimuleren dat leraren
en scholen van elkaar leren bij het inzetten van ict. Wat in Gro-
ningen is bedacht, werkt ook in Zeeland. Maar dan moeten ze er
in Zeeland wel eerst van horen, natuurlijk.”
Wat is uw belangrijkste tip voor scholen?
“Ondersteun je docenten om ict als didactisch middel in te zetten
in het onderwijs. Er zijn al een heleboel leraren, ook ouderen,
die dat heel goed oppakken. Maar het kan altijd beter. Want do-
centen gáán voor de scholing van hun leerlingen, maar ze nemen
door die bevlogen heid niet altijd de ruimte om ook zichzelf te
scholen. Zo mis je mooie nieuwe didactische toepassingen in de
klas, en dat is jammer. Ook voor de studenten.”
Scholen en leraren kunnen zelf aan de slag gaan met het leveren van maatwerk in hun onderwijs, en met het invoeren van meer gepersonaliseerd leren. Ict kan daar-aan een grote bijdrage leveren. Wat doen de koepelorganisaties eigenlijk op dat gebied? InDruk vroeg het de PO-Raad, de VO-raad en de MBO Raad.
Marjolein Jansen
Bestuurslid en ict-portefeuillehouder bij de MBO Raad:
‘Ict meer verbinden met onderwijs’
Hoe verandert ict het onderwijs?
“In het primaire onderwijs hebben de scholen de afgelopen ja-
ren een spectaculaire onderwijsverbetering tot stand gebracht.
Er wordt nu echt onderwijs op maat geboden.
Het vergt wel veel werk en veel didactische vaardigheid om
binnen één klas op verschillende niveaus les te geven, en ik zie
ict als een goede manier om dit beter voor elkaar te krijgen.
Want ict stelt leerlingen in staat om meer in hun eigen tempo
te werken, en biedt leraren informatie over de voortgang van
indi viduele leerlingen.”
De afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in ict.
Hoe laten we dat nog meer renderen?
“Het is voor scholen van groot belang om de randvoorwaarden op
orde te hebben, denk bijvoorbeeld aan connectiviteit in de vorm
van breedband. En met het doorbraakproject Onderwijs & ICT
proberen we vraag en aanbod van digitaal lesmateriaal op het
gebied van gepersonaliseerd onderwijs op elkaar af te stemmen.
Zo slaan we de handen ineen om investeringen versneld te laten
renderen.
Er is nog wel een gebrek aan digitaal lesmateriaal. Namens de
sector heeft de PO-Raad bij de educatieve uitgeverijen dan ook
een Programma van Eisen neergelegd dat we samen met de leden
hebben opgesteld. Daarin vragen we om flexibele methoden,
waarmee adaptief onderwijs mogelijk is.”
Wat is uw belangrijkste tip voor scholen?
“Het doel is dat alle schoolbesturen in 2015 een implementatie-
en investeringsplan voor onderwijs en ict hebben geformu-
leerd. Er komen op dit moment veel partijen in beweging, dus
dit is ook het moment voor schoolbesturen om tot afgewogen
plannen te komen.”
Wat kan de PO-Raad verder nog doen?
“Dit is het moment om door te pakken en zelf beslissingen voor
je digitale toekomst te nemen. Wij als PO-Raad kunnen op ver-
schillende vlakken ondersteunen, dus bij deze de uitnodiging om
het gesprek met ons aan te gaan.”
Simone Walvisch
Vicevoorzitter PO-Raad:
‘Ict helpt bij onderwijs op maat’
10 - inDruk winter 2014 inDruk winter 2014 - 11
inDruk winter 2014 - 1312 - inDruk winter 2014
Paul Rosenmöller
voorzitter VO-raad:
‘Goede digitale content bevorderen’
Hoe verandert ict het onderwijs?
“We gaan steeds meer toe naar gepersonaliseerd leren; dat is
nodig om jongeren voor te bereiden op de globaliserende en
competitieve samenleving. One size doesn’t fit all. Onderwijs
op maat is doorgaans ook veel uitdagender voor leerlingen,
omdat het beter aansluit bij hun behoeften en talenten. En
technologische ontwikkelingen bieden docenten veel nieuwe
mogelijkheden bij het verzorgen van dat maatwerk.”
De afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in ict.
Hoe laten we dat nog meer renderen?
“Je kunt als school wel investeren in devices, maar als de con-
tent achterblijft, schiet je daar weinig mee op. Uitgevers moe-
ten gestimuleerd worden om te investeren in digitale content
die aansluit bij de vraag van scholen en leraren.
Ik denk dat het daarnaast essentieel is dat besturen en school-
leiders hun docenten optimaal faciliteren. Vraag wat zij nodig
hebben. Alleen als de leraar ook echt eigenaar van een ont-
wikkeling is, gaat die ontwikkeling slagen.”
Wat kan de VO-raad daar zelf aan doen?
“Wij proberen, samen met het ministerie van OCW en de PO-
Raad, een versnelling te bewerkstelligen in het aanbod van
digi taal leermateriaal en in het openbreken van educatieve
markten. Zo hebben we de wensen van leraren en scholen ver-
zameld, zodat markt partijen beter kunnen voldoen aan de ver-
anderende vraag van scholen. Ook is het belangrijk dat scholen
zoveel mogelijk van elkaars ervaringen met gepersonaliseerd
leren profiteren. Dat faciliteren en versterken we vanuit de VO-
raad, bijvoorbeeld via het project Leerling2020.”
Wat is uw belangrijkste tip voor scholen?
“Wat we veel terughoren van scholen, is dat ict altijd ten dienste
moet staan van het onderwijs. Kijk daarom samen met je team
waar ict in de school en in de klas een meerwaarde biedt, en pas
het op basis daarvan toe. Uiteindelijk gaat het erom dat elke
leerling zoveel mogelijk ruimte krijgt om zijn of haar talenten te
ontwikkelen. En maak gebruik van de ervaringen van collega’s. Er
zijn genoeg scholen die voor dezelfde dilemma’s staan of hebben
gestaan.”
> Tekst: Rob Voorwinden
Tablets op school? Zo wordt het een succesIn de wereld van nu zijn tablets niet meer weg te denken. Ook in het onderwijs niet. En een tablet biedt veel didactische voordelen, zo blijkt uit een rapport. Maar een doel op zich is het gebruik ervan niet.
Een lerares verzuchtte eens dat zij door de aanschaf van tablets weer
gedwongen werd om over haar onderwijsdoelen na te denken. Voor haar
bood deze techniek veel meerwaarde. En niet alleen voor haar. Zo kan
digitaal lesmateriaal bijdragen aan een hogere motivatie, betere pres-
taties en een efficiënter leerproces van leerlingen. Concreter: er is veel
rendement te behalen met het automatiseren, het zelfstandig oefenen en
verwerken van lesstof, het onderzoekend leren en het leren verwerken
van informatie. Dat een tablet daarbij licht en handzaam is, en dat door
het platte scherm de communicatie tussen leraar en leerling gemakkelijk
blijft, zijn nog eens prettige praktische bijkomstigheden.
Kanttekeningen
Een tablet is een voorwaarde om meer gedifferentieerd onderwijs
mogelijk te maken. Individuele kinderen kunnen op de tablet met
12 - inDruk winter 2014
Meer weten?
www.doorbraakonderwijsenict.nl
inDruk winter 2014 - 1514 - inDruk winter 2014
adaptieve digitale lesmaterialen op hun eigen niveau en tempo wer-
ken. Zij krijgen feedback op hun prestaties, en vervolgstappen sluiten
aan op hun feitelijke leergedrag en -prestaties. De leraar heeft op
detailniveau overzicht van de lesstof die een leerling lastig vindt.
Toch zijn er ook een paar kanttekeningen te plaatsen bij het gebruik
van de tablet in het onderwijs. Het apparaat is geschikt voor het le-
zen en verwerken van lesstof en materialen, maar voor ingewikkelde
werkstukken is het op dit moment nog te beperkt. Leerlingen werken
dan liever met een laptop.
Een ander punt van aandacht is dat nog niet elk digitaal lesprogramma
goed werkt op een tablet. Dat kan ook aan het type tablet liggen.
Geen verplichting
Bovendien kost de aanschaf van tablets geld. Sommige scholen kie-
zen voor een aantal tablets dat niet leerlinggebonden is. De school
financiert dan de aanschaf. Als iedere leerling met een eigen tablet
gaat werken, kan de school de ouders vragen om een exemplaar aan
te schaffen dat aan een aantal eisen voldoet. Ook kan school hier-
voor een financiële bijdrage vragen. Veel scholen in het voortgezet
onderwijs kiezen voor de aanschaf via de ouder. Dit mag echter
geen verplichting zijn. De school moet een voorziening inrichten
voor ouders die niet kunnen of willen betalen.
Heldere ambitie
Maar veruit het belangrijkste om voor ogen te houden: een tablet is
geen oplossing op zich. Het is een middel. Of de inzet succesvol is,
hangt af van meerdere factoren. Het begint met draagvlak en een
heldere ambitie van het team en het management. Waar worden de
tablets voor ingezet? Om leerlingen te ondersteunen met remedië-
rende materialen? Om meer begaafde leerlingen extra uitdaging te
bieden? Om kinderen in de kleuterklas taalvaardiger te maken? Om
met digitale werkboeken te gaan werken, zodat de nakijktijd van de
leraar beperkt wordt? Of om voor bepaalde vakken met adaptieve
leermaterialen te gaan werken?
Daarnaast is het essentieel dat de school leerkrachten begeleidt op dit
gebied. Niet alleen bij het gebruik van de tablet zelf, maar vooral bij de
toepassing in het dagelijkse onderwijs. De keuze met welk digitaal on-
line lesmateriaal het team wil werken, dient weloverwogen te zijn. Past
het materiaal ook op de te kiezen tablet? En last but not least: er moet
een betrouwbaar draadloos netwerk zijn, met voldoende bandbreedte.
De inzet van tablets in het onderwijs vergt dus wel het één en ander,
maar als de school erin slaagt aan deze voorwaarden te voldoen, levert
het ook veel op.
Uit een recente peiling van de Onderwijs Innovatie Groep
(OIG), in opdracht van Kennisnet, blijkt dat steeds meer lera-
ren zowel tablets als laptops in het onderwijs omarmen. De
peiling vond plaats onder 331 leraren. De resultaten zijn dus
niet represen tatief voor de gehele beroepsgroep, maar geven
wel een tendens weer die positief stemt.
Zo blijkt dat:
• het aantal scholen voor voortgezet onderwijs dat structureel
overschakelt op tabletonderwijs met een kwart is gestegen
ten opzichte van vorig jaar;
• 35% van de leraren het afgelopen jaar les gaf aan een
groep leerlingen met een eigen device;
• 55% van de leraren aangaf op een school te werken die
tablets inzet;
• van de 40% die aangeeft dat op hun school geen tablets of
laptops worden ingezet, de helft zegt dat de school dit de
komende jaren wel gaat doen;
• ruim de helft van de leraren die tablets en laptops
inzetten, positief tot zeer positief is. Ze zien dat de
motivatie van leerlingen toeneemt en het gebruik van een
tablet leidt tot een efficiënter leerproces.
Stap 1: Oriëntatie
Breng in kaart of een tablet een goed en haalbaar middel kan zijn
voor de school. Wat is de ambitie, welke didactische doelen komen
daaruit voort? En past dat bij het curriculum? Is het lesmateriaal
via een webbrowser beschikbaar? Is de juiste software in bezit? Is
er voldoende bandbreedte? En zijn er manieren om de aanschaf
van tablets te financieren?
Stap 2: Draagvlak en implementatie aanpak
Succes hangt af van een gedegen implementatie en het creëren
van voldoende draagvlak onder leraren (betrek niet alleen de
inno vatoren), leerlingen en hun ouders. Bespreek verwachtingen
en ambities, en communiceer doelen en uitkomsten.
Stap 3: Beproeven
Draagvlak en betrokkenheid vergroot je ook door de verschil-
lende typen tablets door de betrokkenen te laten uitproberen.
Door ze eerst in enkele klassen of vakken in te voeren. De resul-
taten geven inzicht in wat tablets kunnen betekenen, en wat
daarvoor qua organisatie en randvoorwaarden echt nodig is.
Stap 4: Inrichten onderwijs met tablets
Zorg voor goede digitale content, de juiste deskundigheid en
competenties van leerkrachten (begeleid ze allemaal), en een infra-
structuur die op orde is (betrouwbaar netwerk, voldoende band-
breedte). Organiseer van te voren ook het beheer en onderhoud.
Stap 5: Lesgeven met tablets
Niet alle digitale toepassingen leiden tot hogere leer opbrengsten.
Kies zorgvuldig en weloverwogen, raadpleeg collega’s over wat
goed werkt en wat niet, en vergroot je eigen kennis en inzicht op
ict-gebied.
Vijf stappen om tot een goede keuze te komen
Het laptop- en tabletonderwijs is de pioniersfase voorbij
inDruk winter 2014 - 1716 - inDruk winter 2014
Het Aletta Jacobscollege in Hoogezand startte in 2012 met
tablets in het onderwijs. Teamleider Teun van Roy deelt
zijn ervaringen. ‘Vooral de docent heeft scholing nodig.’
‘Iedereen moet echt betrokken zijn’
“We begonnen kleinschalig, in één VWO-klas. We zagen een
tablet als een middel om de methodes en boeken die we al
gebruikten te ondersteunen. In eerste instantie waren er
vooral veel vragen: hoe gaan de leerlingen met een tablet om?
Hoe gaan de docenten de tablet inzetten? Kan ons netwerk dit
wel aan? En hoe ver zijn de uitgevers?”
“Inmiddels zijn er ook antwoorden. Een paar dingen vallen op.
Zo gaan leerlingen heel zuinig om met de tablets, in twee jaar
tijd hadden we slechts één geval van schade. Ook weten zij goed
hoe ze een tablet moeten inzetten. Ze willen zeker niet zonder
boeken werken, zien een tablet duidelijk ook als middel. Docen-
ten zijn soms minder vaardig, er is behoefte aan goede scholing
met betrekking tot de inzetbaarheid van een tablet. Ten slotte is
er steeds meer bruikbare content beschikbaar.”
“Tablets leveren veel op. Docenten kunnen gemakkelijker
differen tiëren, leerlingen hebben sneller iets paraat doordat
ze op een tablet iets kunnen opzoeken, en je haalt de buiten-
wereld veel gemakkelijker de school in. We lopen ook tegen
dingen op, maar die zijn vooral praktisch van aard. Moeten
we nu iedereen gaan voorzien van een tablet, of gaan we
richting BYOD (Bring Your Own Device)? Hoe krijgen we alle
docenten zo ver dat ze de tablets regelmatig in de lessen
integreren? En als je iedereen op een tablet laat werken,
moet je de capaciteit van het wifi-netwerk sterk uitbreiden.”
“Wie tablets in zijn school overweegt, raad ik aan heel helder
te hebben waarom je ervoor zou kiezen, het wifi-netwerk op
orde te hebben, docenten te scholen in de mogelijkheden van
de tablet en goede afspraken te maken over wat je ermee gaat
doen. Om het te laten slagen moet iedereen er tijd in investe-
ren en echt betrokken zijn.”
Voordelen
• hij is flexibel en neemt weinig ruimte in;
• hij start snel op en is daardoor ook geschikt voor
kort gebruik;
• hij heeft een langere batterijduur, tijdens een schooldag
hoeft hij niet opgeladen te worden;
• door het platte scherm blokkeert het apparaat de
communicatie tussen leerling en leraar niet.
Nadelen
• leerlingen kunnen er minder makkelijk ingewikkelde
werkstukken en presentaties op maken en/of video’s
op editen;
• de verwerkingscapaciteit en het geheugen zijn minder
zwaar, waardoor niet ieder programma op een tablet
werkt (zoals Autocad);
• de opslagcapaciteit is minder groot, wat geen nadeel
hoeft te zijn als gewerkt wordt met cloudoplossingen
(bijvoorbeeld Dropbox).
> Tekst: Jan-Kees Meindersma, manager Expertise bij Kennisnet
> Tekst kaders: Deirdre Enthoven
> Foto’s: Thinkstock
Voordelen en nadelen van de tablet ten aanzien van een laptop of desktop
16 - inDruk winter 2014
inDruk winter 2014 - 1918 - inDruk winter 2014
Het bijzondere verhaal van Laterna Magica
Ieder kind valt op en niemand valt uitSamen leren en samen leven, dat is het motto van Laterna Magica. Teamleden creëren in nauwe
samenwerking met elkaar een omgeving waar kinderen van 0 tot 13 jaar zich optimaal kunnen
ontplooien. “We willen met het team, de leerlingen en de ouders voor elk kind een juiste bege-
leidingsvorm vinden, waarbij we ons richten op de brede vorming”.
In het voorjaar publiceert Kennisnet een inspiratieboek vol er-
varingen van onderwijspioniers uit het primair en voortgezet
onderwijs. Eén van de verhalen is dat van Laterna Magica. Een
voorpublicatie.
Wat is jullie visie op onderwijs en opvang?
Directeur Annette van Valkengoed: “Onze missie is dat kinderen
iedere flinter talent ontdekken en ontwikkelen, zodat zij de toe-
komst kunnen uitvinden. Kinderen zullen later beroepen uitoefe-
nen die wij nog helemaal niet kunnen bedenken. We willen daar-
om dat leerlingen zich breed ontwikkelen. Dat ze onafhankelijk,
creatief en kritisch leren denken, dat ze goed kunnen samen-
werken en zichzelf doelen stellen. We gaan daarbij altijd uit van
wat een kind al kan om op voort te bouwen, en niet van wat het
nog niet kan.”
Sebastiaan van Tongeren, interne opleider en unitleider a.i.:
“In het persoonlijk ontwikkelplan maakt een kind keuzes over de
manier waarop het de leerdoelen denkt te behalen op de lange
termijn, en op basis daarvan kiest het ook dagelijks zijn activi-
teiten. Daarbij willen we kinderen de kans geven om te leren in
de werkelijkheid; we zien de buitenwereld als onderdeel van de
school. Dus laten we bijvoorbeeld ouders workshops geven over
hun baan, hobby of talent. Ook mogen kinderen bij hun coach
solliciteren op functies als dierenexpert, waarbij ze de dieren
verzorgen in onze ontdektuin.”
Annette: “Als een jongen bijvoorbeeld organisator wil worden
bij ons evenementenbureau, kijkt de coach samen met hem of een
sollicitatie kansrijk is en wat hij kan doen om de sollicitatie
kansrijker te maken. Het kan zijn dat hij eerst een stage krijgt
aangeboden. Er is altijd perspectief voor de kinderen, maar we
willen ook dat ze hun grenzen verleggen. Dat ze een focus kiezen
en doorzetten. Dat ze leren omgaan met tegenslag. En ontdekken
dat je fouten mag maken. Wij ondersteunen de kinderen met als
uitgangspunt: opbouwen van interesses, uitbouwen van talen-
ten, en leren compenseren van minder sterke kanten.”
Sebastiaan: “In zo’n project komen allerlei vaardigheden samen. Als
organisator van het evenementenbureau ben je bijvoorbeeld ver-
antwoordelijk voor de sportdag. Dat betekent dat je een begroting
maakt, geld regelt, ouders belt, organiseert, een draaiboek en pos-
ters maakt. Een kind behaalt zo een flink aantal leerdoelen.”
Naam: Laterna Magica, een Integraal Kind Centrum (IKC)
op IJburg, Amsterdam
Functie: Kinderdagverblijf, voorschoolse-, tussenschoolse- en
naschoolse opvang, primair onderwijs; alles geïntegreerd.
Onderwijsvisie: Natuurlijk Leren, sociaal constructivisme
Aantal kinderen: 640
Aantal medewerkers: 70
Leeftijd: 0-13 jaar
Opgericht in: 2007 (IKC sinds 2011)
Website: www.obslaternamagica.nl
Wat is Laterna Magica?
18 - inDruk winter 2014 inDruk winter 2014 - 19
inDruk winter 2014 - 2120 - inDruk winter 2014
Annette: “Het zijn ‘echte’ situaties. Niet droogzwemmen, maar
meteen het water in. Daardoor neemt hun motivatie toe.”
Het is een compleet andere manier van onderwijs
en opvang aanbieden…
Annette: “Dat is zo, zonder een eilandje in de maatschappij te willen
zijn, bieden we een alternatief. Ik vind dat er een smalle kijk is op
onderwijskwaliteit in Nederland. Opvang is daarbij vooral een ar-
beidsmarktinstrument en geen ontwikkelinstrument. Er wordt vooral
gemeten wat gemakkelijk meetbaar is en niet altijd wat van waarde
is. Natuurlijk Leren en het sociaal constructivisme vormen bij ons
daarom een belangrijke hoofdstroom. Tegelijkertijd willen we ook
rekening houden met het belang dat nu eenmaal wordt gehecht aan
cognitieve ontwikkeling, aan ‘meten is weten’. Kinderen hebben in-
zichten, kennis en vaardigheden nodig om verder te komen. We heb-
ben de Onderwijsinspectie en GGD laten zien dat het ook anders kan,
en kregen een goed rapport. Daar zijn we heel trots op.”
Sebastiaan: “Belangrijk is ook dat we niet dogmatisch zijn. We wil-
len met het team, de leerlingen en de ouders voor elk kind een
juiste begeleidingsvorm vinden binnen de leergemeenschap.”
Annette: “We hebben een sterke visie op leren en zullen niet snel
terugvallen op klassikaal leren en de methode centraal stellen, maar
we houden onze ogen wel open en blijven openstaan voor kritische
vragen, ook van de buitenwereld. Ik vind het belangrijk dat onder-
wijzen, ontwerpen en onderzoeken hand in hand gaan, dat je niet stil
blijft staan. We proberen het zekere weten te voorkomen, en blijven
steeds leren en onderzoeken. Tegelijkertijd houden we met onze vi-
sie koers. Dat is nodig, want zeker als je iets nieuws doet, krijg je
ook tegenwind en kritiek. Die weerstand bij vernieuwing is normaal,
het hoort erbij. (Er was een groepje ouders dat kritiek had op de
begeleiding van leerlingen in de bovenbouw, red.) Ouders in zo’n
nieuwe situatie zijn soms bezorgd over de andere aanpak, de resul-
taten en prestaties. We hebben geleerd dat we daar duidelijker in
moeten zijn. De inspraakprocedures verliepen in die tijd wat chao-
tisch, dus hebben we het inspraakproces met ouders versneld. Daar-
bij denk ik dat het een ontwikkelingsfase was. De huidige wachtlijst,
de positieve inspectierapporten en de reacties van ouders en kinde-
ren zijn voor mij het bewijs dat die fase achter ons ligt.”
Zijn er meer obstakels die jullie hebben moeten overwinnen?
Annette: “Eén van de grootste uitdagingen was dat we vanuit onze
moederorganisaties één team wilden vormen (Laterna Magica valt
onder het openbaar onderwijs schoolbestuur STAIJ en werkt inten-
sief samen met kinderopvangorganisatie Partou, red.). De directie
van Laterna Magica heeft de bevoegdheid om in naam van STAIJ en
Partou te handelen met betrekking tot zowel onderwijs als opvang
binnen Laterna Magica. Een vergaande stap. Wat wij voor ogen heb-
ben, die sterk kwalitatieve en geïntegreerde begeleiding van jonge
kinderen, is zo nieuw. Er zijn allerlei regels waaraan je moet vol-
doen. De verantwoordingslast is groot. De kunst is dan: hoe houden
we het systeem buiten, hoe bouwen we bruggen, hoe verleiden we
mensen dat het anders, beter kan?
Een andere uitdaging blijft het vinden van goede medewerkers. We
krijgen brieven genoeg, maar het is de kunst de juiste mensen te
vinden. Door onze sterke groei moest ik soms vijftien mensen tege-
lijk aannemen, ik heb daarin ook wel eens verkeerd gekozen, daar
kwam iemand dan zelf ook achter”.
Wat eist deze manier van werken van
leraren en pedagogisch medewerkers?
Sebastiaan: “Nieuwe collega’s doen meteen mee: volwaardig, auto-
noom en verantwoordelijk. Het lijkt alsof je een zak geld krijgt en een
lege ruimte, en alsof je je onderwijs helemaal zelf moet vormgeven. Zo
is het natuurlijk niet helemaal, want je hebt te maken met een team
waarin je intensief samenwerkt. Ook zijn er inmiddels werkwijzen
ontwikkeld. We doen alles samen in een unitteam. Omdat we van elkaar
zien wat we doen en we elkaar voortdurend feedback geven, wil je
jezelf blijven ontwikkelen.”
Annette: “De units opereren als team zelfstandig, ze ontwikkelen hun
eigen speel-leeromgeving. Het zijn mini-schooltjes binnen Laterna
Magica waardoor we kleinschaligheid creëren en iedereen elkaar in de
unit goed kent. De units leggen aan elkaar verantwoording af over hun
ambities, werkwijze en opbrengsten. Om te zorgen dat alle units samen
tevens een eenheid blijven, komen de unitleiders wekelijks bij elkaar.”
Sebastiaan: “Je moet in staat zijn op een heel andere manier te
denken; niet als een leraar die voor de klas staat en die kennis
overdraagt, maar als een coach die kinderen begeleidt. We kiezen
bewust voor deze terminologie om de associatie met frontaal les-
geven te voorkomen. We vragen leraren veel van zichzelf in te bren-
gen. Dat vereist een hoge mate van zelfstandigheid, een sterke per-
soonlijkheid en een goed denkniveau. Bij ons werken daarom veel
hbo’ers en wo’ers. Maar uiteraard begeleiden we nieuwe mensen.
Ze volgen een jaar lang workshops Natuurlijk Leren, een interne
stoomcursus, en krijgen een maatje toegewezen die hen helpt.”
Annette: “Ik hoor van mensen die hier werken dat ze heel trots zijn.
Ook al zijn sommigen gigantisch druk, ze ervaren geen negatieve
werkdruk omdat ze veel verantwoordelijkheid en ruimte krijgen.”
inDruk winter 2014 - 2322 - inDruk winter 2014
Niet elke leraar past op Laterna Magica. En elk kind? Hoe gaan jullie
om met kinderen die juist behoefte hebben aan veel structuur?
Annette: “Onze slogan is: ieder kind valt op en niemand valt uit. We
staan open voor álle leerlingen die worden aangemeld, ook voor leer-
lingen met fysieke of mentale beperkingen. En ook voor kinderen voor
wie de basisschoolstof snel te gemakkelijk of te saai is. We kijken naar
wíe het kind is en wat het nodig heeft om zich optimaal te ontwikkelen.
Zo ook naar wat de coach nodig heeft om de begeleiding te kunnen
bieden. Dus ja, ook kinderen met behoefte aan externe structuur krij-
gen hier wat ze nodig hebben.”
Welke rol speelt technologie op Laterna Magica?
Sebastiaan: “Ict is op een natuurlijke manier verweven in wat we
doen. Het team doet veel digitaal. Wie hier komt werken krijgt een
MacBook in bruikleen. Ouders worden geïnformeerd via Laterna-
web, ons intranet. En via de algemene website kunnen ouders en
professionals – van binnen en buiten Laterna Magica – informatie
over ons vinden. Ict is ook een middel om de buitenwereld naar
binnen te halen. Kinderen gebruiken digitale media wanneer ze
bijvoorbeeld Skypen met een laborant om te zien hoe een laborato-
rium werkt, omdat ze er zelf een willen opzetten.”
Annette: “Ict speelt een belangrijke rol in het kritisch opvoeden van
kinderen. We willen kinderen leren onderzoeken. Zo is het belang-
rijk dat ze digitale informatievaardigheden ontwikkelen en niet
alleen knopvaardig zijn. We willen dat kinderen digitale media in
leren zetten voor hun eigen ontwikkeling en welzijn, én dat van
anderen. We helpen kinderen competent te worden in het produc-
tief omgaan met kennisstromen en sociale netwerken waarin deze
kennis vloeit. Gepersonificeerde iPads geven ons – nog meer dan
tools voor de laptop – de mogelijkheid apps te kiezen die precies
passen bij de ontwikkeling van het kind. We gaan met ouders in
gesprek over apps die voor hun kind relevant zijn. Ik vind dat je
daarin kritisch moet zijn: wat gebruik je en waarom? Wordt het
kind hiermee digitaal informatievaardiger? Wordt het kind hier-
mee een creatief denker? Na dit overleg schaffen de ouders apps
aan met een iTunes-kaart die ze van ons krijgen. Maar we willen
digitaal nog een slag maken.”
Sebastiaan: “We willen kinderen leren omgaan met een snel veran-
derende wereld. Het gaat om meer dan alleen het leren hanteren
van het instrument, straks verdwijnt de iPad en komt er weer iets
anders.”
De directie en unitleiders zijn de drijvende kracht achter Laterna
Magica. Kan de school al op eigen benen staan?
Annette: “Daar werken we wel heel hard aan. We willen dat leider-
schap door de hele organisatie verweven zit. Unitleiders denken en
handelen als conceptdragers vanuit waarden, missie en visie in
plaats vanuit hiërarchie. We wisselen veel expertise met elkaar uit
en leren voortdurend van elkaar, zo borgen we de kennis die we in
huis hebben. En we proberen zoveel mogelijk mensen (ook buiten
Laterna Magica) om ons heen te verzamelen die ook denken dat het
anders kan, dat er nog een wereld te winnen valt in opvang en onder-
wijs. Mensen die kritisch constructief meedenken, die onderzoeken,
ontwerpen en ervoor zorgen dat het niet alleen ons idee blijft. Maar
ik geef toe, we willen nog meer stevigheid krijgen en iedereen die
hier werkt ondersteunen zekerder te worden. Ook willen we bij-
dragen aan de ontwikkeling van basisvoorzieningen voor 0- tot
13-jarigen op andere plekken. Ik ga nog lang niet met pensioen.”
Dit is een verkorte versie. Het volledige verhaal – met praktische
tips – van Laterna Magica is te lezen in een inspiratieboek voor
iedereen die het onderwijs anders wil organiseren. In het boek,
dat Kennisnet in het voorjaar presenteert, vertellen pioniers hoe ze
het roer omgooien.
> Tekst: Lotte Boot
> Foto’s: Dirk-Jan Visser
Een veilig schoolnetwerkHet gebruik van ict in het onderwijs brengt risico’s met zich mee. Tentamenfraude en schending van de privacy, bijvoorbeeld. Scholen moeten dus blijven werken aan hun informatiebeveiliging.
“Student geschorst wegens tentamenfraude.” Als ik zo’n kop in de
krant zie, schiet ik overeind. Heeft de student zich toegang verschaft
tot het schoolnetwerk en daar opgaven ingezien of cijfers veranderd?
Want dat zijn risico’s die het gebruik van ict nu eenmaal met zich
meebrengt. Daarom moeten we, ook in het mbo, blijven hameren op
informatiebeveiliging. En dat begint met een stappenplan.
Wat kan er misgaan?
De eerste stap is het in kaart brengen van de risico’s. Wat kan er
misgaan, en wat voor gevolgen heeft dat? Denk aan imagoschade bij
fraude met tentamens, maar bijvoorbeeld ook aan schending van de
privacywet. We verzamelen immers steeds meer digitale informatie
over studenten, en de maatschappij verwacht van ons dat we daar
vertrouwelijk mee omgaan.
Een school kan – onbedoeld – in de problemen komen als er gege-
vens over studenten worden opgeslagen bij een externe partij,
zoals Dropbox. Die dienst werkt vanuit de VS, en de Amerikaanse
overheid kan zich wettelijk toegang verschaffen tot hun servers.
Daarmee voldoet de school niet aan de Nederlandse privacywet.
Samenhangend beleid
De tweede stap is dat we afspraken maken over hoe we met alle infor-
matie omgaan. Wie heeft toegang tot welke gegevens? Waaraan moeten
inDruk winter 2014 - 23
inDruk winter 2014 - 2524 - inDruk winter 2014
veilige wachtwoorden voldoen? Staat er in de arbeidsovereenkomst
dat mensen geen adressenbestanden of voortgangsgegevens van
leerlingen mogen delen met externen? Wat doen we aan monitoring:
als iemand om drie uur ‘s nachts inlogt om aan een examen te werken,
gaat er dan ergens een lampje branden? En is er een plan van het
college van bestuur om informatiebeveiliging op de kaart te zetten
en er een gedegen beleid voor te ontwikkelen? Is er een kwartier-
maker aangesteld, wordt er personeel getraind? Die maatregelen
moeten allemaal worden vastgelegd in een toetsingskader; de basis
voor een samen hangend beleid voor de beveiliging van informatie.
Uitspattingen
Daarna is het tijd voor stap drie: meten of de beveiliging daad-
werkelijk functioneert (zie kader). Let wel: de kans dat het misgaat,
is klein, maar de gevolgen kunnen wel groot zijn. Daarom is bewust-
wording en actie toch heel belangrijk. Docenten en managers
hebben daarin een voorbeeldfunctie. Als zij niet voorzichtig om-
springen met vertrouwelijke gegevens, doen studenten dat ook niet.
Dan zetten die hun uitspattingen van het weekeinde op Facebook,
terwijl ze maandag met hun stropdasje om gaan solliciteren naar
een stageplaats. Alsof ze dáár nog nooit van Facebook hebben ge-
hoord. Echt: iedereen moet bewust omspringen met informatie:
scholen, managers, docenten én studenten. Een docent die zijn lap-
top laat openstaan terwijl hij de klas verlaat om koffie te halen –
daar is geen informatiebeveiliging tegen opgewassen.
• Kennisnet, saMBO-ICT, SURF en de zogenoemde ‘taskforce mbo
informatiebeveiliging’ hebben een self-assessment tool be-
schikbaar gesteld die scholen kunnen doorlopen. Scholen die
geïnteresseerd zijn, kunnen zich melden bij de taskforce.
• Scholen kunnen een peer assessment organiseren, waarbij
iemand van een collega-onderwijsinstelling langskomt om te
kijken of de zaken op orde zijn.
• Een externe partij, zoals een accountantsbureau, kan een au-
dit komen doen. Je kunt zelfs een social hacker inschakelen
die probeert je netwerk te binnen te dringen.
• Scholen kunnen meedoen aan een benchmark die in kaart
brengt hoe hun informatiebeveiligingsbeleid zich verhoudt
tot dat beleid in het totale mbo. Ze vullen in welke maatre-
gelen ze hebben getroffen ten aanzien van een breed palet
aan risico’s, en kunnen dat vervolgens vergelijken met de
gemiddelde stand in de branche. Zo zie je of je achteraan of
juist voorop loopt. De benchmark wordt op dit moment ont-
wikkeld, komende zomer moet de eerste een feit zijn.
• Om de kennis van informatiebeveiliging verder te vergroten,
organiseert de eerder genoemde taskforce vijfdaagse master-
classes. Ook vindt er op 16 april 2015 een conferentie plaats
die specifiek gaat over informatiebeveiliging in het mbo. Zo
hoeft niet iedereen zelf het wiel uit te vinden.
> Meer informatie
> Tekst: Leo Bakker, programmamanager mbo bij Kennisnet
> Foto’s: Thinkstock
Zo meet je of de beveiliging op orde is
Lesmethoden onder de loepDe Leermiddelen Challenge van Kennisnet
De Leermiddelen Challenge is een intensieve workshop voor schoolleiders over digitale leer-middelen. Welke lesmethoden kunnen de lessen verrijken en dragen bij aan de groei naar beter leren?
“In mijn school worden de lessen vaak op dezelfde manier op-
gebouwd. Nakijken van het huiswerk, instructie geven, klassikaal
oefenen, opgeven van een huiswerkopdracht, vooruitwerken aan
de opdracht. Na enkele lessen volgt een overhoring of een repetitie.”
Het is een veelgehoord probleem dat directeuren en teamleiders in het
onderwijs graag met hulp van Kennisnet zouden oplossen. Maar er zijn
meer dingen waar ze tegenaan lopen. Wat te doen als leraren in het
team of de vaksectie moeite hebben met differentiëren? Hoe voer je
een gesprek over het verrijken van de lessen met ict-toepassingen?
Met welke concrete stappen kom je tot meer gepersonaliseerd leren?
Omdat Kennisnet helaas niet persoonlijk op elke school kan langs-
komen, maar wel iets wil betekenen in deze vraagstukken, is er nu
de Leermiddelen Challenge.
De Leermiddelen Challenge is in opdracht van en in
samenwerking met Kennisnet ontwikkeld door Paul
Vermeulen. > Meer informatie
Samen aan de slag
Tijdens de Leermiddelen Challenge van Kennisnet gaan school-
leiders in één dagdeel met hun team aan de slag om digitale leer-
middelen een plek te geven in hun lessen. De workshop, die scholen
zelf organiseren en leiden, richt op speelse, maar nadrukkelijke
wijze de aandacht op hoe leraren met hun methode omgaan. Door
eerst samen naar voorbeelden uit een methode te kijken en ver-
volgens onderscheid te maken tussen instructie, oefenen, op-
drachten maken en toetsen, wordt duidelijk hoeveel tijd er gemid-
24 - inDruk winter 2014 inDruk winter 2014 - 25
inDruk winter 2014 - 2726 - inDruk winter 2014
deld in de afzonderlijke onder delen zit. Vaak ontdekt de leraar dan
dat de mix van activiteiten eigenlijk anders is dan hij of zij de
leerling zou gunnen. Maar de druk om een programma af te krijgen,
of gewoon routine of angst voor ‘gedoe’, maken dat een les niet zo
verloopt als de leraar eigenlijk wenst.
Het gesprek gaat vervolgens over hoe die balans beter kan. Daartoe
wordt een groot aantal hulpmiddelen meegeleverd in de Leermiddelen
Challenge. Ten slotte kiest het team de bij z’n wens passende aanpak,
waarbij ict-hulpmiddelen een nuttige bijdrage kunnen leveren.
Diepgaand gesprek
Op Kennisnet.nl staat een volledige instructie voor de Leermiddelen
Challenge. Ook is er materiaal downloadbaar waarmee directeuren,
teamleiders of sectiehoofden in een ochtend of middag een goed,
diepgaand gesprek met collega’s kunnen voeren. Alle scholen die de
workshop deden, waren enthousiast. Vaak was het de eerste keer dat
ze over hun leermiddelengebruik spraken, en de manier van kijken
naar de dagelijkse methode werd als verfrissend ervaren. Het maken
van een simpele indeling van de inhoud van de hoofdstukken leverde
veel inzichten op. Ook de analyse van de werkboeken leidde tot leven-
dige discussies. “Als ik tijdens de selectie van een nieuwe methode op
deze manier naar de inhoud had gekeken, had ik misschien wel andere
keuzes gemaakt,” liet een aantal leraren weten.
De workshop leidt weliswaar niet tot het afscheid nemen van de ‘oude’
methode, maar verrijkt deze wel met meer hulpmiddelen en variatie.
Blijven kijken naar wat bewezen werkt, blijkt een steun te zijn voor
docenten die niet weten wat ze kunnen kiezen.
Ideale gespreksleider
In de basisschool is de directeur degene die het gesprek zou moeten
leiden. Hij of zij kent de leden uit het team goed en kan direct reageren
op en acties verbinden aan de wensen die tijdens de sessie naar boven
komen.
In het voortgezet onderwijs is het verstandig om met enkele secties
tegelijk te werken. De groep moet niet te groot worden. Omdat het
gesprek al snel over de organisatie van de les zal gaan, is een af-
delingsleider doorgaans de ideale gespreksleider. Hij of zij kent de
sectieleden en de roosters en indelingen van de lessen het best.
In alle gevallen is het belangrijk dat de directeur zich bij het gesprek
aansluit. Doen zich tijdens de workshop praktische problemen voor,
dan kan hij of zij die ter plekke oplossen. Zo concludeerde de sectie
Nederlands van het Mondriaancollege in Oss dat ze in een vast lokaal
veel meer werkvormen zouden kunnen combineren. De aanwezige
directeur zegde meteen toe om dit te regelen.
Om de Leermiddelen Challenge optimaal te benutten is overigens ook
een voorgesprek van belang: tussen de schoolleider, afdelingsleider en
enkele sectievoorzitters of in het PO met de adjunct-directeur en de
intern begeleider.
Ervaringen
Adjunct-directeur Marianne Hoeiing en enkele collega’s van De
Klimop in Den Haag deden met Kennisnet een verkorte versie van de
Leermiddelen Challenge. Ze bedachten verschillende nieuwe ict-
rijke opdrachten bij hun methode. “We besteden wel erg veel tijd
aan de methode en komen er dus te weinig van los,” was de conclu-
sie. Op de nu geplande studiedag zal het team uitgebreid verder
werken met het plannen en ontwerpen van rijke opdrachten voor de
kinderen.
Het Mondriaan College in Oss deed in het voorjaar een Leermiddelen
Challenge, begeleid door Kennisnet. Er deden drie secties mee aan de
woelige middag. Er waren goede en felle discussies tussen vakleer-
krachten en vooral bij de sectie Nederlands maakte de workshop
veel los. Inmiddels ontwikkelt die actief mee aan een nieuwe me-
thode met veel meer aandacht voor grote opdrachten. Zo waren de
leraren zeer enthousiast over een opdracht waarin schrijf-, lees-,
luister- en spreekvaardigheid niet apart van elkaar, maar geïnte-
greerd samenkomen.
Ook bij de wiskundesectie van het Mondriaan is veel gebeurd. Hoe-
wel aanvankelijk niet alle sectieleden de keuze voor materiaal uit
VO-content ondersteunden, is er nu consensus over het bewandelen
van twee trajecten. Doel: leren van de ervaringen met materiaal van
VO-content én een traditionele methode, en zo tot nieuwe inzichten
komen.
> Tekst: Frans Schouwenburg, expert Onderwijsvernieuwing
bij Kennisnet
In de Leermiddelen Challenge komen stapsgewijs
de volgende onderwerpen aan bod:
Analyse:
• Samen kijken naar de opbouw van een willekeurige in de
school gebruikte methode
• Benoemen van de onderdelen in de methode:
instructie, oefeningen, opdrachten en toetsen
• Analyse van de huidige verdeling in de les van de hierboven
genoemde onderdelen
• Gesprek over de gewenste verdeling in de lessen
Weten waar de kracht van ict zit:
• Meegeleverde onderzoekskaartjes tonen wat werkt
• Gesprek over welke onderzoeksresultaten aantrekkelijk zijn
• Koppelen van ict-toepassingen aan leertaken (met behulp
van Bloom’s taxonomie)
Herontwerpafspraken maken:
• Met het team kiezen welke aanpak en hulpmiddelen
interessant zijn
• Kiezen welke onderdelen uit de methode kunnen worden
vervangen of versterkt met nieuwe toepassingen
• Oefenen met het herschrijven van instructie, oefeningen of
opdrachten met ict-toepassingen (hiervoor staan veel
suggesties in het materiaal)
• Uitwisselen van ervaringen en het maken van afspraken
De Leermiddelen Challenge is een workshop met de volgende
eigenschappen:
• Snel, binnen één dagdeel
• Open en veilig communiceren binnen het team
• Herontwerp van de methode
• Aandacht voor toetsing en borging
• Startpunt voor een teamproces
Aftrap
“De Leermiddelen Challenge is de perfecte aftrap voor een teampro-
ces bij een aantal secties die daar hard aan toe waren,” concludeer-
den begeleidsters van het traject in de school. “Maar het is ook zaak
het echt als startpunt te zien en daarna goed vinger aan de pols te
houden, zodat de ontwikkeling niet stilvalt. De acties moeten direct
uit de sectie komen. Wat helpt is dat de Leermiddelen Challenge nauw
aansluit bij de onderwijsopvatting en ervaring van de leraar.”
levert hettijdwinst op?
wat weten we erover uit onderzoek?
leidt het totbetere
resultaten?
kan ik het met collega’s
delen?
Huidige balans Toekomstige balans?
Instructie
Verwerking
Toepassing
Toetsing
inDruk winter 2014 - 2928 - inDruk winter 2014
Jong geleerd…Programmeren wordt een belangrijke basisvaardigheid. Leerlingen moeten er daarom al vroeg mee in aanraking komen, aldus Michael van Wetering van Kennisnet. En dan niet in een aparte les, maar geïntegreerd in andere schoolvakken.
“Van de televisie tot de ijskast en het horloge: in steeds meer ‘slimme’
apparaten zit een computer. Maar hoe slim zijn die apparaten nu ei-
genlijk? In feite zijn het gewoon stukjes hardware die instructies op-
volgen. Instructies die door een mens zijn bedacht. Om dat goed te
beseffen zouden leerlingen zelf óók eens van die instructies moeten
schrijven. En dat is programmeren.” Aan het woord is Michael van
Wetering, expert innovatie bij Kennisnet. Volgens hem zouden scholen
meer met programmeren aan de slag moeten gaan. Als leerlingen er al
vroeg mee in aanraking komen, houden ze zich later beter staande in
de maatschappij. En je hoeft er geen ingewikkelde computertalen voor
te kennen, want het gaat om de onderliggende concepten. “Pro-
grammeren is een beladen woord,” aldus Van Wetering, “maar het
is eigenlijk gewoon puzzelen. Hoe krijg je een apparaat zo ver dat
het doet wat jij wil? Als je dat weet, heb je een basaal idee van wat
een computer is en kan. En dan weet je dat je er vooral niet teveel
ontzag voor hoeft te hebben. En dat zeg ik als informaticus.”
Code in de kleuterklas
Bij aardrijkskunde maak je kennis met topografie en het gebruik
van het aardoppervlak, bij scheikunde met het gedrag van stoffen.
En zo zou je op school ook moeten kennismaken met programmeren.
Want in de toekomst is dat een belangrijke basisvaardigheid. Begin
er dus al zo jong mogelijk mee, adviseerde ook scheidend Euro-
commissaris Neelie Kroes onlangs tijdens de Codeweek, een lande-
lijke EU-campagne. Codekinderen, het lespakket dat Kennisnet en Mijn
Kind Online ontwikkelden, is geschikt voor kinderen vanaf groep 3.
Maar volgens Van Wetering kun je al met code beginnen in de kleuter-
klas. “Er zijn programma’s waarbij je een hondje kunt instrueren om
door een doolhof te lopen. Eerst linksaf proberen, als daar een
muurtje blijkt te staan ga je toch maar rechtdoor, enzovoort. Je
bedenkt een aanpak om de weg uit het doolhof te vinden. Daarna
gaat het hondje die instructies opvolgen, en zie je of het lukt. Dan
ben je als kleuter al aan het programmeren.”
Wereldsteden
Op school zou het niet bij losse lessen in programmeren moeten
blijven, vervolgt Van Wetering. “Het is belangrijk dat je eerst het
basisprincipe snapt – net zoals je eerst de letters moet leren om te
kunnen lezen en schrijven. Daarna is dat lezen en schrijven geen
doel meer op zich; je gebruikt het bij andere vakken. Zo zou het ook
bij programmeren moeten zijn. Als je blijft steken bij theoretische
opgaven, zonder praktische toepassing, breng je niet over waarom
het relevant is.”
Leraren in andere schoolvakken zouden code dan ook in hun lessen
kunnen integreren. Bijvoorbeeld bij aardrijkskunde. Van Wetering:
“Laat leerlingen een programma schrijven, in Excel, dat de top-10
van de wereldsteden met meer dan vijf miljoen inwoners geeft. En
dan gerangschikt op basis van hun afstand tot Nederland. Zo ge-
bruik je programmeren ook waarvoor het bedoeld is: voor het op-
lossen van vraagstukken.”
YouTube
Van leraren en docenten die in hun lessen aandacht willen besteden
aan programmeren, wordt nogal wat gevraagd, onderkent Van
Wetering. “Er worden opeens heel andere vaardigheden van ze
verwacht. Ze moeten iets weten over de materie, maar ook hun rol
28 - inDruk winter 2014
inDruk winter 2014 - 3130 - inDruk winter 2014
verandert. Want leerlingen gaan snel: ze pikken nieuwe techni-
sche inzichten op met bijvoorbeeld een tutorial op YouTube. Als
leraar heb je de wijsheid niet meer in pacht; je zult meer samen
met je leerlingen moeten optrekken.”
Aan de andere kant is er al aardig wat kant-en-klaar lesmateriaal
beschikbaar, onder andere op Kennisnet. Bovendien kun je je lessen
en opdrachten met programmeren nog interessanter maken. “Je kunt
leerlingen een programma laten ontwerpen voor iets dat relevant is
voor je eigen vak. Neem een project ‘economie en maatschappij’.
Daarin zouden leerlingen een simulatie kunnen programmeren waar
moet worden gerekend met verschillende waarden, zoals die voor
beschikbaar kapitaal, milieunormen, rente, gewenst rendement,
belasting tarieven en kosten voor arbeid. Zo kan een bedrijf verschil-
lende scenario’s doorrekenen voor fabrieken waarvan de productie-
capaciteit moet worden uitgebreid op een bestaande of een
nieuwe locatie. Het biedt, kortom, allerlei nieuwe mogelijkheden
in je onderwijs.”
Verplicht vak
In Engeland is programmeren inmiddels een verplicht vak in het
basisonderwijs. Zo ver wil Van Wetering in Nederland niet gaan. “Ik
vraag me af of dwang het juiste middel is. Bij Kennisnet proberen we
de scholen en de leraren liever te verleiden, met proeflessen en goed
lesmateriaal.” Natuurlijk zullen docenten hun eigen digitale
geletterd heid moeten opschroeven, maar ook hierbij is dwang niet
op z’n plaats, meent hij. “Ik hoop dat leraren zelf lekker gaan pro-
grammeren, samen met hun leerlingen, en dan denken: dit is leuk,
hier wil ik me verder in bekwamen.”
Een verplicht eindexamenvak hoeft code ook niet te worden, aldus Van
Wetering. “Gedurende de rit kan een leerling het vak best laten vallen,
net als bijvoorbeeld scheikunde of geschiedenis. Maar dan heeft hij er
in elk geval wel kennis mee gemaakt. Met scheikunde, geschiedenis én
programmeren. Het hoort gewoon bij je algemene ontwikkeling.”
Pionieren in het lab
“Think different.” Dat is de spreuk die in het Maker-
Education-lab van basisschool ‘t Slingertouw in Eindhoven
hangt. Het lab is een initiatief van Robin Platjouw, leer-
kracht en ict-coördinator.
Lego-robots
Robin Platjouw: “Ik ben erg trots op ons pas geopende lab. We
hebben er computers, iPads en 3D-printers, waarmee leerlingen
hun eigen ontwerpen kunnen printen. Er is een testtafel, waar ze
aan de slag kunnen met bijvoorbeeld robots en apparaatjes op
wind- en zonne-energie. Ook is er een tafel voor de Lego-robots,
en ligt er een Bendoo-box, een kleine programmeerbare compu-
ter. De spreuk “Think different” aan de muur laat zien waar het
in ons lab om draait: als je denkt dat je iets moois kunt maken,
ga het dan gewoon dóén.”
Maakproces
“Maker Education is een manier van leren waarbij kinderen echt
fysiek dingen maken. Ik vroeg er subsidie voor aan, en die kreeg
ik nog ook. Daarvan hebben we nu ons prachtige lab gebouwd.
Hier werken de kinderen vanuit hun eigen nieuwsgierigheid. Ze
mogen zelf ontdekken wat er allemaal voor materiaal is, en wat
je ermee kunt. Daar komt ook veel programmeren bij kijken. Als
docenten zijn wij er om de leerlingen te begeleiden bij hun
maakproces. Bij het zelf ontdekken, het uitproberen en het leren
van hun fouten. Dat is belangrijker dan het eindproduct.”
Dromen najagen
“Omdat we nu nog aan het pionieren zijn, zijn we begonnen met
de bovenbouwgroepen. De leerlingen van groep 7 en 8 zitten nu
één uur per week in het lab. Ik hoop dat in de toekomst ook de
jongere kinderen er terecht kunnen, en dat we in de lagere
groepen aandacht gaan besteden aan programmeren – bijvoorbeeld
met Codekinderen.
Natuurlijk hebben we geluk gehad met de subsidie, maar anders
waren we ook wel van start gegaan. Alleen op een wat kleinere
schaal. Want als je Maker-onderwijs en programmeren belangrijk
vindt, moet je op een gegeven moment gewoon aan de slag gaan.
Durf je dromen na te jagen, dan kan er vaak meer dan je denkt.”
Meer weten?
Kijk op www.codekinderen.nl
Download via www.kennisnet.nl de gratis brochure
86 creatieve apps en sites
> Tekst: Rob Voorwinden
> Foto’s: Patrick Post/Hollandse Hoogte, Fabian/mijnfotoshoot.nl
inDruk winter 2014 - 31
Meerjarenplan Kennisnet
In het meerjarenplan 2015-2018 beschrijven we hoe Kennisnet de
komende jaren het onderwijs ondersteunt bij het waarmaken van
zijn ambities. De drie thema’s die centraal staan zijn: eigentijdse
leermiddelen, slimmere organisatie van het leren en meer rende-
ment uit ict. Het jaarplan 2015 beschrijft de concrete activiteiten en
inspanningen die Kennisnet in 2015 zal ondernemen om ict te laten
werken voor het onderwijs. Lees de plannen
Rapport: licht verstandelijk beperkte jongere vaak slachtoffer
sociale media
Jongeren met een licht verstandelijke beperking worden eerder
slachtoffer van cyberpesten, manipulaties en seksueel misbruik via
sociale media dan andere jongeren. Bijna 80 procent van de huidige
problemen met deze zogenoemde LVB-jongeren zijn gerelateerd aan
hun sociale mediagebruik. Dat concludeerden begeleiders, hulp -
verleners en bestuurders in het speciaal onderwijs in een recent rap-
port van Kennisnet. Het rapport kreeg volop aandacht in de media.
Download het rapport
Leermateriaal vinden met de Edurep-widgets
Het integreren van lesmateriaal uit Edurep in je eigen omgeving
of website is nu heel eenvoudig! Edurep biedt je hiervoor ver-
schillende widgets aan waarmee je zoekt in de collecties van Edu-
rep. De widgets zijn zo ontwikkeld dat er voor iedere website of
content management systeem een goede integratie mogelijk is.
De widgets worden voornamelijk gebruikt door ontwerpers van lesma-
teriaal en ontwikkelaars van websites, bijvoorbeeld als ver rijkingsstof
of additionele bronnen bij de eigen leermiddelen. Docenten en leer-
lingen kunnen er vervolgens gemakkelijk mee uit de voeten. In 2014
hebben al 135 partijen de widget geïmplementeerd, waaronder VO-
Content, Yurls, It’s Learning, Leerlab, Nationale Onderwijsgids, N@t -
school en Webskoel. Bekijk de widgets
Nieuws
Nieuwe leveranciers Kennisnet Federatie
De Kennisnet Federatie maakt het mogelijk voor leraren, leerlingen
en managers om via verschillende omgevingen toegang te krijgen tot
collecties en diensten: single sign-on. Het voordeel is dat ze bij het
gebruik van educatieve producten van meerdere leveranciers niet
steeds apart hoeven in te loggen met verschillende gebruikers-
accounts. De Kennisnet Federatie is open voor alle leveranciers van
diensten die relevant zijn voor het onderwijs. In 2014 hebben 40
leveranciers van digitale diensten en leermiddelen een koppeling
gemaakt, waaronder Innovam, Groen Proeven, Lisette Werter Groep,
Decact, Schoolexamenbank, Driestar Educatief, Google Apps en Quayn.
Bekijk alle leveranciers
Volg ons op:
Youtube.com/kennisnetTwitter.com/kennisnet Facebook.com/kennisnet kn.nu/linkedin