ZORG INNOVEERTBrancherapport algemene ziekenhuizen 2014
inhoud
2
InhoudVoorwoord 3
Managementsamenvatting 4
1 Inleiding 5
2 Innovatie 6 2.1 Innovaties met verschillende partijen 6 2.2 Innovaties vanuit ziekenhuisperspectief 6 2.3 Innovaties vanuit het perspectief van zorgprofessionals 8 2.4 Innovaties vanuit patiëntperspectief 10 2.5 Innovaties succesvol invoeren 11
2.5.1 Fases in opschaling van innovaties 12 2.6 Tot slot 12
3 Zorg in perspectief 13 3.1 Kosten zorg & welzijn in Nederland 13 3.2 Financiering zorg & welzijn in Nederland 14 3.3 Groei van de zorguitgaven 15 3.4 Kosten medisch-specialistische zorg naar leeftijd en geslacht 16 3.5 Spreiding ziekenhuizen 17
4 Werken in ziekenhuizen 19 4.1 Werkgelegenheid in ziekenhuizen 19 4.2 Personeel in algemene ziekenhuizen 20 4.3 Personeel naar functie en functiegroep 21 4.4 Medisch specialisten 22 4.5 Opleidingen 24 4.6 Kenmerken van het personeel 25
4.6.1 Kenmerken van personeel 25 4.6.2 Vacatures 26 4.6.3 Ziekteverzuim 27 4.6.4 Werkbeleving 28
4.7 Personeelskosten 29
5 Financiën 30 5.1 Inleiding 30 5.2 Omzet 31
5.2.1 Transitiemodel en verrekenbedragen 32 5.2.2 Overige ziekenhuisomzet 33
5.3 Kosten 34 5.3.1 Personele kosten 35 5.3.2 Materiële kosten 36 5.3.3 Afschrijvingen, rente en gebouwgebonden kosten 37
5.4 Resultaat 38 5.5 Balans 40
5.5.1 Eigen vermogen 40 5.5.2 Rentabiliteit 41 5.5.3 Solvabiliteit 42
6 Productie in ziekenhuizen 43 6.1 Veranderingen in registratie en regels 43 6.2 Innovatie 44 6.3 Casussen van trendbreuken in de registratie 45
6.3.1 Casus cataract 45 6.3.2 Casus cardiologie 46 6.3.3 Casus dermatologie 46 6.3.4 Conclusie 46
6.4 Eerste polikliniekbezoeken 47 7.5 Dagbehandelingen 47 6.6 Klinische opnames (exclusief eendaagse opnames) 49 6.7 Verpleegdagen 50 6.8 Gemiddelde verpleegduur 51 6.9 Naar een nieuw productievolumebegrip 52
Bijlage Bronnen en methoden 53
Bijlage Lijst met Afkortingen 55
Colofon 56
Inhoud
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
3
VoorwoordDe Nederlandse ziekenhuiszorg behoort tot de beste van de wereld en is toegankelijk en betaalbaar. Tegelijkertijd werken ziekenhuizen voortdurend aan verdere verbetering van de zorg. Want zorg kan beter en moet altijd beter. Ook in de toekomst willen we dat zorg kwalitatief goed, toegankelijk en betaalbaar blijft, voor de patiënt en voor de maatschappij. Dit kan als we blijven innoveren.
Innovatie is het thema van dit brancherapport. U leest hoe de Nederlandse ziekenhuizen dagelijks aan innovaties werken. Ter inspiratie laten we u graag een aantal voorbeelden daarvan zien. Daarnaast geeft dit brancherapport een overzicht van andere belangrijke cijfers en feiten over de ziekenhuisbranche. De beoogde kentering in de groei van de zorguitgaven lijkt zich door te zetten. In 2009 bedroeg de omzetgroei nog 7,1%, terwijl in 2012 de groei slechts 1,5% bedroeg. In 2013 is de omzet met 3,2% gestegen tot 14,6 miljard euro. Die omzetcijfers kunnen nu met nog meer nauwkeurigheid en betrouwbaarheid worden vastgesteld dan vorig jaar. Dat is te danken aan het intensieve zelfonderzoek naar de declaraties in 2012 en 2013, dat de Nederlandse ziekenhuizen in de zomer van 2014 uitvoerden.
Ik hoop dat u het brancherapport met veel interesse leest en dat u, net als ik, enthousiast wordt van de mooie voorbeelden van innovatie, die de Nederlandse ziekenhuiszorg te bieden heeft.
Yvonne van Rooy voorzitter
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
4
ManagementsamenvattingZorg moet en kan altijd beter. Om de zorg te verbeteren, zetten ziekenhuizen innovatie in. Ze werken actief en creatief aan alles wat de zorg kan verbeteren. Innovatie is een breed thema met verschillende gedaanten: medisch, technologisch, sociaal en organisatorisch, en op het gebied van kwaliteit. In de ziekenhuiszorg zijn drie belangrijke innoverende partijen te onderscheiden: ziekenhuizen, zorgprofessionals en patiënten-(organisaties). Dit brancherapport van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen geeft, naast een beeld van de trends en cijfers van de ziekenhuisbranche in ons land, ook een beeld van de innovatiekracht van onze ziekenhuizen. In het hoofdstuk ‘Innovatie’ staan boeiende voorbeelden van innovaties vanuit het ziekenhuis-, het zorgprofessional- en patiëntperspectief.
Zorg belangrijk aandeel in bruto binnenlands product, groei vlakt afDe sector zorg & welzijn vormt met een omzet van €94,2 miljard een aanzienlijk deel van ons bruto binnenlands product: ruim 15%. De uitgaven aan medisch-specialistische zorg bedroegen in 2013 €24,8 miljard. De jaarlijkse uitgavengroei aan zorg & welzijn is aan het dalen. De afgelopen vijf jaar was de gemiddelde jaarlijkse groei nog maar half zo groot als in periode 1998 – 2008. In 2013 is er weer een lichte toename van de groei te zien ten opzichte van 2012. De gemiddelde jaarlijkse ziekenhuiskosten per Nederlander bedragen in 2013 €1.442 euro.
Aantal fte’s daalt voor het eerst, maar zorg blijft een van de grootste werkgeversDe zorg heeft niet alleen een belangrijk aandeel in het bruto binnenlands product, de sector is ook een van de grootste werkgevers van ons land. Ruim 13% van het aantal voltijdsbanen betreft banen in de sector zorg & welzijn. Daarvan werkt 18% in de algemene ziekenhuizen. In 2013 daalt het aantal fte’s in ziekenhuizen voor het eerst. Het gemiddeld aantal uren dat een ziekenhuismedewerker werkt, neemt juist toe. Daardoor daalt het aantal medewerkers sterker dan het aantal fte’s. In de afgelopen vijf jaar is het aantal medisch specialisten juist gestegen, met 16%.
Financieel gezonde sector, winstmarge boven de normDe Nederlandse ziekenhuissector is financieel gezond. De omzet van de Nederlandse ziekenhuizen bedraagt €14,6 miljard. Het grootste deel van die omzet komt uit het vrije segment (66%), gevolgd door het gereguleerde segment (16%). De ziekenhuizen behaalden in 2013 gemiddeld een exploitatieresultaat van 2,6% van de omzet. Daarmee voldoet het resultaat van de branche voor het eerst sinds de invoering van prestatiebekostiging aan de verwachte norm: voor een gezonde bedrijfsvoering is een winstmarge van ten minste 2,5% nodig.
Productie lastig vergelijkbaar door veranderde registratieOp het eerste gezicht lijkt de productie van ziekenhuizen op een aantal belangrijke onderdelen te dalen. Zo laten onder meer het aantal dagbehandelingen en het aantal eendaagse opnames in 2013 een sterke daling zien. Er is echter geen sprake van minder zorg, maar van andere registratieregels. Daarom is een vergelijking met voorgaande jaren lastig. Het aantal eerste polikliniekbezoeken is wel echt gedaald, van 11,06 miljoen naar 10,74 miljoen per jaar. Dat hangt deels samen met de verhoging van het eigen risico voor verzekerden, waardoor patiënten zich voor kleinere ingrepen eerder tot de huisarts wenden. Ook het aantal verpleegdagen daalde in 2013 met 316.000 naar 9,8 miljoen. Ook hier is er geen sprake van minder zorg. Verschuiving naar poliklinische behandelingen, verbeterde technologie en efficiëntere processen zorgden juist voor een verbetering van de kwaliteit.
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
5
1 Inleiding
Het zesde brancherapport algemene ziekenhuizen van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) heet ‘Zorg innoveert’. De NVZ is de organisatie van de branche ziekenhuizen. Deze branche bestaat uit organisaties die een samenhangend pakket van medisch-specialistische zorg bieden. Leden van de NVZ zijn algemene ziekenhuizen en categorale instellingen, zoals astmacentra, audiologische centra, kankercentra, radiotherapeutische instituten, revalidatiecentra en dialysecentra. Ook een aantal zelfstandige behandelcentra is lid.
Innovatie is een belangrijk onderwerp voor de leden van de NVZ, en daarmee ook voor dit brancherapport. Hoofdstuk 2 beschrijft onder meer welke soorten innovatie te onderscheiden zijn en welke actoren daarbij betrokken zijn. Ook staan er aansprekende voorbeelden van innovatie in dit hoofdstuk.
Hoofdstuk 3 plaatst de ziekenhuiszorg in het perspectief van de totale Nederlandse economie. Hoofdstuk 4 gaat over werken in de Nederlandse ziekenhuizen en hoofdstuk 5 en 6 behandelen de financiële ontwikkelingen en de productie van branche.
Deze uitgebreide versie van het brancherapport is ook als samenvatting uitgebracht: als pdf op de site van de NVZ, www.nvz-ziekenhuizen.nl, en in druk. Belangstellenden kunnen een exemplaar opvragen bij de afdeling Communicatie van de NVZ, telefoon 030-273 9367.
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
6
2 Innovatie
Zorg moet en kan altijd beter. Ziekenhuizen worden uitgedaagd om actief, creatief en innovatief te werken aan alles wat de zorg kan verbeteren. Innovatie kan worden gedefinieerd als: ‘een idee, praktijk of object dat door een individu of andere eenheid van adoptie als nieuw wordt waargenomen’ . 1
Innovatie is niet nieuw, het hoort onlosmakelijk bij goed bestuur van een ziekenhuis. Ziekenhuizen weten met innovaties bijvoorbeeld al jaren de gemiddelde verpleegduur te beperken, ondanks de vergrijzing.
Innovatie is een breed thema met verschillende gedaanten: medisch, technologisch, sociaal en organisatorisch, en op het gebied van kwaliteit. Verschillende partijen, in het bijzonder ziekenhuizen, patiënten(verenigingen) en zorgprofessionals (medisch specialisten, verpleegkundigen en paramedici), werken samen aan innovaties in de medisch-specialistische zorg. Met als doel:1. Verhoogde gezondheid en welzijn voor de patiënt2. Verhoging van de kwaliteit en veiligheid van de zorg3. Betaalbaar houden van de zorg4. Duurzame inzetbaarheid van medewerkers
1 Zorginnovatieplatform, Kennis(in)kaart Succes en belemmeringsfactoren voor het versnellen van opschaling van innovaties, 2010.
2.1 Innovaties met verschillende partijenIn de ziekenhuiszorg zijn drie belangrijke innoverende partijen te onderscheiden:1. Ziekenhuizen zetten hun kennis van zorgprocessen,
organisatiemodellen en patiëntencommunicatie in om de zorg steeds beter te maken. Ziekenhuizen ondersteunen zorgprofessionals bij hun ambities en activiteiten om te innoveren.
2. Zorgprofessionals (medisch specialisten, verpleegkundigen en paramedici) innoveren om de zorg te verbeteren. Zij doen dit vanuit hun professionele nieuwsgierigheid en hun betrokkenheid bij de patiënt.
3. Patiënten en hun organisaties formuleren belangrijke vragen voor patiënten en geven zo richting aan gewenste vernieuwingen. Patiënten zijn bij uitstek in staat aan te geven waar hun innovatiebehoeften liggen. Die bevinden zich slechts ten dele op medisch-technisch terrein. Voor patiënten zijn sociale innovaties en innovaties op het terrein van patient empowerment minstens zo belangrijk.
Naast deze drie zijn er nog andere partijen van belang voor innovaties in de zorg. Zorgverzekeraars zijn als vertegenwoordigers van hun verzekerden ook een belangrijke partner. Banken, andere financiers en het bedrijfsleven spelen een aanvullende, ondersteunende rol..
In de volgende paragrafen komen voorbeelden van innovaties door verschillende partijen aan bod.
2.2 Innovaties vanuit ziekenhuisperspectiefInnovaties gestimuleerd vanuit de ziekenhuizen zijn gericht op:• Procesinnovatie of logistieke optimalisatie• Het verbeteren van samenwerking in de zorgketen • Vernieuwende patiëntencommunicatie (bijvoorbeeld de inzet van social
media)• Duurzame inzetbaarheid van zorgprofessionals
Ziekenhuizen faciliteren zorgprofessionals bij hun streven om met innovaties de zorg te verbeteren. Dit gebeurt op verschillende terreinen. Sociale innovaties betekenen vernieuwing in de arbeidsorganisaties en in arbeidsrelaties. Die leiden tot verbeterde prestaties van de organisatie (waaronder kwaliteit van zorg en arbeidsproductiviteit) en tot het beter benutten van talenten van medewerkers, die zo langer gezond en met plezier doorwerken. Organisatorische innovatie zit bijvoorbeeld in het gebruik van andere organisatiemodellen, procesoptimalisatie en nieuwe samenwerkingsverbanden.
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
7
Voorbeelden innovaties ziekenhuis
1. Ontwikkeling van talenten van verpleegkundigen.Het Amphia Ziekenhuis in Breda en Oosterhout heeft met het programma ‘TOPzorg’ het doel de kwaliteit van de verpleegkundige zorg te verhogen en de professionaliteit van de verpleegkundige beroepsgroep te versterken. Dit project is in gang gezet om de verpleegkundigen klaar te maken voor een toekomst met meer complexe zorgvragen, een veranderende zorgbehoefte én een andere inzet van zorg.
Het programma TOPzorg bestond uit zes projecten die nauw met elkaar verbonden zijn: ‘Gouden Standaard verpleegkundige zorg’, ‘Verpleegkundige visite’, ‘Evidence Based Practice’, ‘Beroepsprofielen’, ‘Bekwaam en deskundig’ en ‘Amphia floreert’. Binnen al deze projecten namen verpleegkundigen het voortouw. Samen met leidinggevenden zorgden zij voor beleid en uitvoering van de afzonderlijke projecten. Alle verpleegkundigen van Amphia zijn daarnaast ondersteund in hun ontwikkeling in de vorm van lezingen, trainingen, bijeenkomsten, uitwisselingen, nieuwsbrieven en een intranet.
Hans Meij, lid directiecomité: “De komende jaren staan we voor een uitdaging waarin verpleegkundigen een belangrijke rol spelen. In 2012 hebben we daarom het programma Amphia naar TOPzorg gelanceerd met als doel de kwaliteit van de verpleegkundige zorg te verhogen en de professionaliteit van de verpleegkundige beroepsgroep te versterken. Alle 1400 verpleegkundigen staan hierin centraal. Zij hebben de kans en ruimte gekregen om zich sterk te ontwikkelen.” 2
2. Integratie van huisartsenposten en spoedeisendehulpafdelingen van ziekenhuizen.
Integratie van huisartsenposten en spoedeisendehulpafdelingen van ziekenhuizen zorgt ervoor dat ziekenhuizen en huisartsen samenwerken om de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de spoedzorg te verbeteren.
In de spoedzorg wordt sinds 2001 steeds vaker samengewerkt tussen huisartsenposten (HAP) en de spoedeisende hulp (SEH) van ziekenhuizen. Vóór 2001 stond de spoedhuisartsenzorg los van de ziekenhuiszorg. Vanaf 2001 zijn huisartsenposten geïntroduceerd waarbij huisartsen samenwerken in huisartsenposten. Vanaf 2011 is de samenwerking tussen huisartsenposten en ziekenhuizen behoorlijk toegenomen.
2 http://www.amphia.nl/OverAmphia/Nieuwsoverzicht
Er zijn verschillende samenwerkingsvormen tussen HAP en SEH in Nederland. Op 156 locaties wordt spoedzorg geleverd, waarvan op 76 locaties de HAP en SEH op één locatie zitten. De samenwerking verschilt. Er is sprake van geïntegreerde samenwerking, waarbij de HAP en SEH voor de patiënt één organisatie vormen voor de spoedzorg. In 2010 waren er vier geïntegreerde samenwerkingsvormen 3, in 2012 waren dit er negen.
Een andere samenwerkingsvorm is samenwerking waarbij de HAP en de SEH voor binnenlopers een afgesproken vaste volgorde voor de triage hanteren; de binnenlopers wordt getrieerd door de HAP, of door de SEH. In 2012 werken 22 SEH’s en HAP’s op een gedeelde locatie volgens deze manier samen. Op 23 locaties werken de HAP en SEH op onderdelen met elkaar samen, maar bepaalt de patiënt zelf waar hij zich meldt; waar de patiënt zich meldt vindt de triage plaats. In 22 situaties waarbij de HAP en SEH op dezelfde locatie zitten vindt in 2012 nog geen samenwerking plaats. 4
Ron Treffers, voorzitter van de raad van bestuur Rijnland Ziekenhuis waar in april 2013 de samenwerking met de huisartsendiensten Rijnland is ondertekend: “Het werken met één loket is niet alleen duidelijker voor patiënten, maar bespaart ook kosten.” 5
3 www.nationaalkompas.nl
4 Gupta Strategists, eindrapportage onderzoek onder huisartsenposten en SEH’s, 2013
5 http://www.skipr.nl/actueel/id14255-rijnland-ziekenhuis-krijgt-n-loket-spoedzorg.html
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
8
Figuur 2.1 | Tijdlijn ontwikkeling spoedzorg
Tot 2001
Onderlinge
waarneming
Huisartsenzorg staat los van de ziekhuiszorg (er bestaan afspraken over verwijzing en diagnostiek)
HA gaan samenwerken in huisartsenposten soms in/bij bij een ziekenhuis
Ziekenhuizen en huisartsenposten maken vaker substitutieafspraken
Partijen zeggen toe (verdere) samenwerking te onderzoeken
2001
Introductie
huisartsenposten
2011
Verhoofd uurtarief
bij subsitutie 2e lijn
2012
Convenant LHV/VWS
2.3 Innovaties vanuit het perspectief van zorgprofessionalsDe zorgprofessional streeft met innovatie naar het verbeteren van de zorg, naar het behalen van kwalitatief hoogwaardige en veilige zorg.
Soms is het beeld dat innovaties vanuit het perspectief van zorgprofessionals vooral gericht zijn op medisch-technologische ontwikkelingen. Voorbeelden hiervan zijn de Da Vinci-robot en de PET-scan. Uiteraard dragen dat soort innovaties bij aan vernieuwingen binnen de ziekenhuisbranche, maar innovaties door zorgprofessionals omvatten veel meer. Ze zijn ook gericht op:• De interactie tussen patiënt en medewerker• Bejegening en hospitality naar patiënten• Medische vernieuwing • Sociale vernieuwing
Voorbeelden innovaties zorgprofessionals
1 Verpleegkundig specialistDe ziekenhuisbranche speelt met investeringen en innovaties in op de veranderende behoeften aan behandelingen. Het gaat in de behandelkamer niet alleen over behandeling van de ziekte, maar ook steeds meer over de begeleiding van de patiënt gedurende het behandeltraject. Dit heeft gevolgen voor de samenstelling van behandelteams en leidt tot de opkomst van gespecialiseerde verpleegkundigen.
Taakherschikking in de gezondheidszorg, ofwel het verschuiven van taken van artsen naar andere zorgverleners, is al twintig jaar gaande in Nederland, met als doel de kwaliteit van de zorg te verhogen en de doelmatigheid te verbeteren. Er zijn uiteenlopende gespecialiseerde verpleegkundigen, maar de ‘verpleegkundig specialist’ (voorheen nurse practitioner) is een van de bekendste. In Nederland bestaat de opleiding tot verpleegkundig specialist vanaf 1997.
Figuur 2.2 | Ontwikkeling verpleegkundig specialisten 2000-2012
20002001
20022003
20042005
20062007
20082009
20102011
2012
■■■ snijdende specialismen
■■■ beschouwendespecialismen
■■■ ondersteunende specialismen
■ ■ ■ psychiatrie
■ ■ ■ overige specialisaties
0
100
200
300
400
500
600
Verpleegkundig specialisten begeleiden patiënten heel intensief; zij geven uitgebreide uitleg en informatie, bieden praktische en emotionele ondersteuning en voeren controlerende taken uit. Omdat de verpleegkundig specialisten expert zijn binnen hun eigen specialisme, kunnen zij voor een goede afstemming zorgen tussen de medische behandeling en verpleegkundige zorg voor patiënten. Verpleegkundig specialisten hebben de zelfstandige bevoegdheid tot het indiceren en verrichten van voorbehouden handelingen.
In de periode 2000-2012 is het aantal verpleegkundig specialisten flink toegenomen; het aantal werkzame verpleegkundig specialisten is toegenomen van 10 in 2002 naar 1306 in 2012. 6
6 Kiwa Carity, Rapport Alumni van de masteropleiding Advanced Nursing Practice, 2013.
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
9
2. Technologische innovaties; medisch en procesVoorbeelden van medische innovaties vanuit het perspectief van zorgprofessionals zijn nieuwe operatietechnieken, laparoscopische toepassingen, minimaal invasieve technieken, of de femtosecond laser oogheelkunde. Een ander voorbeeld is de poliklinische cataractbehandeling. Of de draagbare ECG-zendapparatuur in ambulances die contact legt met de dienstdoende interventiecardioloog in een dottercentrum, zodat patiënten met een acuut hartinfarct eerder kunnen worden gedotterd. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de regio Amsterdam. Ook e-health is een voorbeeld van een technologische innovatie.
E-healthE-health betreft het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, met name internettechnologie, om gezondheid en gezondheidszorg te ondersteunen of te verbeteren. 7 E-health is een verzamelwoord voor verschillende digitale mogelijkheden, waaronder toepassingen voor telemonitoring, patiëntenportals en elektronische patiëntendossiers.
Uit een inventarisatie naar het gebruik van e-health onder zorgprofessionals in ziekenhuizen blijkt dat ruim 64% van de respondenten in de directe omgeving te maken heeft met e-health. 82% van de respondenten geeft aan dat de e-health helpt bij kwaliteitsverbetering van de zorg.
Het Nictiz 8 heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van e-health in de zorg en deelt deze in zes thema’s in: 9
1. Het zoeken naar en bijhouden van gezondheidsinformatie2. Communicatie tussen zorggebruiker en zorgverlener3. Online behandeling4. Begeleiding op afstand5. Elektronische dossiervoering voor zorgverleners6. Elektronische communicatie tussen zorgverleners
7 Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, Inzicht in e-health, 2002
8 Nictiz is het landelijke expertisecentrum dat ontwikkeling van ICT in de zorg faciliteert.
9 Nictiz, Op naar Meerwaarde! e-healthmonitor 2014, 2014
Een vorm van e-health is telemonitoring. Telemonitoring is een technologische innovatie die in het primaire patiëntenproces ingrijpt en kan leiden tot verbeterde efficiëntie. 10 Telemonitoring wordt voornamelijk toegepast bij diabetes. 40% van de medisch specialisten voor wie dit van toepassing is, geeft aan telemonitoring in te zetten bij dit ziektebeeld. Bij hartfalen is dit 23%. 11 Een voorbeeld van telemonitoring toegepast is het effective cardio project.
Effective Cardio projectDoor e-health, ketenzorg en zelfmanagement gericht te combineren, kan de zorg voor patiënten met hartfalen ruim een kwart goedkoper worden. Doordat patiënten die gebruik maken van telemonitoring in een geoptimaliseerd zorgpad minder vaak complicaties krijgen, neemt bovendien het aantal verpleegdagen met meer dan de helft af (57%). Hetzelfde geldt voor het aantal ziekenhuisopnames (52%). Dit blijkt uit meerjarig praktijkonderzoek dat zorgverzekeraars Zilveren Kruis Achmea, VGZ en CZ samen met Philips en zes ziekenhuizen hebben uitgevoerd. Voor het onderzoek werden 175 patiënten met chronisch hartfalen vier jaar gevolgd. Zij kregen allemaal de beschikking over digitale thuismeetapparatuur. Patiënten werden dagelijks op afstand gecontroleerd, in plaats van eens per drie maanden in het ziekenhuis. Door vroegtijdig te signaleren konden zorgprofessionals proactief handelen, waar ze voorheen pas konden optreden na een verslechtering van de gezondheidstoestand. Bovendien kon de zorg grotendeels in de eerste lijn worden aangeboden in plaats van in de tweede lijn, terwijl de dagelijkse aandacht, ondersteuning en leefstijladvisering door de patiënten als geruststellend werd ervaren.
10 Effective cardio, het pad naar duurzame hartfalenzorg, 2014.
11 Nictiz, Op naar Meerwaarde! e-health-monitor 2014, 2014.
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
10
De huisarts krijgt in deze nieuwe werkwijze een prominentere rol. Dat is voor zorgprofessionals een oefening in loslaten. Maar volgens Ramon van de Ven, projectdeelnemer en cardioloog in het St. Anna Ziekenhuis in Geldrop, zijn zorgoptimalisatie en innovatie pure noodzaak. “Als je kijkt naar de verwachte groei van het aantal patiënten met hartfalen, kunnen we met de huidige aanpak de kwaliteit van zorg nooit op peil houden. De groei van het aantal patiënten betekent ook dat er genoeg overblijven die medisch-specialistische zorg nodig hebben. Bovendien krijgen medisch specialisten uiteindelijk meer ruimte voor werkelijk complexe zorg. Maar het belangrijkste is toch dat de patiënt centraal komt te staan. Dat is zeker van belang bij chronische patiënten die vaak kampen met meerdere aandoeningen. Met zo’n innovatief zorgmodel kunnen we ons als één zorgteam rond de patiënt organiseren, dat is zowel kosteneffectief als goed voor de kwaliteit.” 12
2.4 Innovaties vanuit patiëntperspectiefVerbetering van gezondheid en welzijn is het doel van innovaties vanuit het perspectief van patiënten. Mede dankzij de actieve rol van patiëntenverenigingen zijn er de afgelopen jaren op dit gebied veel innovaties geweest. Deze waren bijvoorbeeld gericht op:• Autonomie van de patiënt (welzijn)• Zelfregie ten aanzien van de eigen gezondheid• Het verbeteren van lotgenotencontact• Het verbeteren van het leven met een ziekte of beperking• Betere informatievoorziening over keuzemogelijkheden• Patient empowerment en leefstijlbeïnvloeding door de patiënt• Zorgparticipatie, samenwerken met het behandelteam
Voorbeelden innovaties patiënten
1. Dappere dokter‘De dappere dokter’ richt zich op het betrekken van de patiënt bij de behandeling. Een belangrijk element is het stimuleren van de keuzevrijheid, waarmee wordt tegemoetgekomen aan de behoefte aan autonomie van de patiënt.
12 Effective cardio, het pad naar duurzame hartfalenzorg, 2014.
‘Optimale zorg - Dappere dokters’ draait om de gunstigste zorg voor de patiënt, waarbij de persoon van de patiënt belangrijker is dan de ziekte. Dappere dokters gaan in gesprek met de patiënt over het kiezen van optimale zorg. Deze dokters hebben aandacht voor de betrokkenheid en de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt bij de besluitvorming over de behandeling, maar schuiven hun professionele verantwoordelijkheid daarmee niet van zich af. Dappere dokters zorgen voor een intensieve samenwerking tussen huisarts, medisch specialist en andere zorgprofessionals. Hierdoor komen keuzevrijheid voor de patiënt en kwaliteit van zorg samen. Dat uit zich in patiëntgerichtheid, effectiviteit, veiligheid én doelmatigheid. 13
Cardioloog Ad Bakx van het BovenIJ Ziekenhuis in Amsterdam is gekozen tot dappere dokter 2013. Hij bekeek samen met de huisartsen van drie praktijken in Amsterdam-Noord de dossiers van patiënten met hart- en vaatziekten. Hamvraag was welke patiënten in het ziekenhuis thuishoren en welke ook prima bij de huisarts onder controle kunnen blijven. Ad Bakx: “Goedkoper, maar belangrijker: ook beter. De huisarts zit veel dichter op de patiënt, en kent de patiënt en zijn omgeving vaak ook veel beter. Een deel van de cardiologische patiënten is dan ook beter af bij de huisarts. Door goede samenwerking met huisartsen weet je dat de patiënt als dat nodig is ook weer naar de cardioloog terug verwezen wordt.” 14
2. Kwaliteitsvenster NVZZiekenhuizen in Nederland willen open zijn over hun kwaliteit van zorg. Daarom hebben zij gezamenlijk het Kwaliteitsvenster ontwikkeld. Het Kwaliteitsvenster van een ziekenhuis geeft patiënten en andere geïnteresseerden op een heldere en eenduidige manier inzicht in de kwaliteit van dat ziekenhuis en de ervaringen van patiënten. Het Kwaliteitsvenster is ontwikkeld door ziekenhuizen in Nederland en de NVZ, patiënten en deskundigen. 15
Het Kwaliteitsvenster bestaat uit tien onderwerpen die iets zeggen over de ziekenhuisbrede kwaliteit van zorg, zoals risicovolle operaties, infecties, sterftecijfers en patiëntervaringen. Patiënten kunnen online in één oogopslag zien hoe hun ziekenhuis scoort op een bepaald onderwerp ten opzichte van eerdere jaren, een landelijke gemiddelde en/of de norm. Ziekenhuizen geven zelf een toelichting op de score.
13 https://amsterdam-almere.lhv.nl/dappere-dokters-0
14 https://www.bovenij.nl/4/Nieuws-overzicht/2013-Nieuwsberichten/BovenIJ-cardioloog-Ad-Bakx-bekroond-tot-Dappere-Dokter-2013.html
15 www.nvz-kwaliteitsvenster.nl of via de website van het ziekenhuis
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
11
Ook zijn er plannen om straks kwaliteitsinformatie per aandoening of specialisme te ontwikkelen. Daarmee krijgt de patiënt meer inzicht in de kwaliteit van zorg die voor zijn aandoening of ziekte nodig is.
Figuur 2.3 | NVZ kwaliteitsvenster
Het opvallende aan het Kwaliteitsvenster van de NVZ is dat het tegemoetkomt aan de behoefte aan informatie van de patiënt, en er tegelijkertijd op is gericht de keuzevrijheid voor de patiënt te vergroten.
Directeur Wilna Wind van patiëntenfederatie NPCF noemt het Kwaliteitsvenster een grote stap voorwaarts: “Patiënten kunnen nu aan artsen vragen wat de achtergrond is van bepaalde scores. Dit geeft meer openheid. En ziekenhuizen hebben een extra reden om hun zorg te verbeteren.”
2.5 Innovaties succesvol invoerenZiekenhuizen innoveren om de zorg te verbeteren. Veel innovaties lukken, maar er zijn ook innovaties die om uiteenlopende redenen niet tot verbeteringen leiden. Belangrijk voor het welslagen is of de innovatie goed toepasbaar is en op grotere schaal kan worden gebruikt.
Om te zorgen dat innovaties op grote schaal voor verbeteringen zorgen, is de inzet nodig van alle partijen binnen en buiten het ziekenhuis. Modelmatig is deze aanpak in lijn met de innovatietheorie van Rogers (1995) 16 en de benadering van Cain & Mittman (2002). 17
Innovaties zijn succesvoller met aandacht voor drie domeinen:1. Bekostiging2. Acceptatie en adoptie3. Technologie en zorgproces
De doorbraak en het succes van de opschaling van een innovatie is sterk afhankelijk van de mate van balans tussen deze drie domeinen. Als de technologische mogelijkheid de doorslag geeft bij innovaties, is er vaak te weinig oog voor de mensen die ermee moeten werken en de kosten die ervoor gemaakt moeten worden.
Naast de balans tussen bekostiging, acceptatie en adoptie, en technologie en zorgproces is er nog een andere succesfactor. Die is gelegen in de fasering van het doorvoeren van de innovaties. Er is onderscheid te maken in vier fases in de opschaling van innovaties:1. Innovatie2. Validatie 3. Acceptatie4. Integratie
16 Rogers, E.M.,, Diffusion of innovations, Vierde editie, The Free Press, New York, 1995
17 Cain, M. & Mittman, R. , Diffusion of innovation in Health Care, California Healthcare Foundation, 2002
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
12
Figuur 2.4 | Opschalingsmodel
1 Innovatie Investering
Tijdelijke financiering
Structurele financiering
Resultaatgebonden financiering (outcom financiering)
Techniek werkend krijgen
Aansuiting op het primaire werkproces
Integratie systemenen werkprocessen binnen instelling
Ketenintegratie eerste en tweedelijns transmuraal werken
Technische acceptatie
Medische acceptatie
Bedrijfs-economische en proces-acceptatie
Maatschappelijke acceptatie
2 Validatie
3 Acceptatie
4 Integratie
Bekostiging Technologisch proces & innovatie
Acceptatie & adoptie
2.5.1 Fases in opschaling van innovaties
1. Innovatiefase In de innovatiefase moet een nieuwe (zorg-)toepassing die wordt ontwikkeld zich vooral technisch bewijzen: werkt het technisch, en werkt het naar verwachting? De bekostiging van de innovatie ligt in deze fase in handen van de innoverende partij.
2. Validatiefase In de validatiefase zal de meerwaarde van de innovatie moeten worden gezien, bijvoorbeeld als een middel om gezondheid en welzijn voor de patiënt te verhogen en verbeteringen van de kwaliteit en veiligheid van de zorg te bereiken. Dit kan door bijvoorbeeld medical evidence op te bouwen en een goede aansluiting te vinden met het primaire proces. In deze fase is participatie van een zorgverzekeraar of externe financier van belang.
3. Acceptatiefase In de acceptatiefase dient de innovatie zich ook bedrijfseconomisch te bewijzen om in aanmerking te komen voor een structurele financierings-vorm. De maatschappelijke en medische bewijslast zal moeten worden vertaald naar een business case. Ook is het noodzakelijk om de innovatie te integreren in de werkprocessen van de instelling.
4. Integratiefase In de integratiefase staat de maatschappelijke acceptatie van de oplossing centraal. Hierin wordt de innovatie ook bij andere instellingen toegepast. Succesvolle oplossingen kunnen op grote schaal op alle niveaus worden doorgevoerd en worden gefinancierd op basis van resultaatgebonden bekostiging.
2.6 Tot slot De komende jaren zullen een aantal innovatiethema’s aan de orde komen. Een paar voorbeelden:• Medische verantwoordelijkheid, eigenaarschap van patiëntdata en
behandeldata zijn vraagstukken die de komende jaren aandacht verdienen.
• Bekostiging van innovatie. Veel medische innovaties vergen een investering op voorhand. Wie zal de innovaties betalen?
• Nieuwe behandelmethodieken vergen ook nieuwe bekostigings-modellen. In het huidige zorgstelsel vallen de baten en de kosten van innovaties vaak bij verschillende partijen.
Deze aspecten vergen een brede aanpak met de verschillende betrokken partijen om een goed innovatieklimaat te waarborgen voor de ziekenhuisbranche.
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
13
3 Zorg in perspectief
In dit hoofdstuk worden de algemene ziekenhuizen in het bredere perspectief van de gehele Nederlandse economie geplaatst. De uitgaven aan zorg & welzijn kunnen op vele manieren in beeld gebracht worden. In dit hoofdstuk wordt de indeling gebruikt die het CBS hanteert in de zogeheten Zorgrekeningen.
Zorg & welzijn omvat de medisch-specialistische zorg, ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg , extramurale zorg, genees- en hulpmiddelen, kinderopvang, arbodiensten en beleid en beheer.
De medisch-specialistische zorg bestaat uit de algemene en categorale ziekenhuizen, universitair medisch centra, revalidatiecentra, honoraria voor medisch specialisten en zelfstandige behandelcentra. Algemene ziekenhuizen vormen 59% van de totale medisch-specialistische zorg. De uitgaven van de medisch-specialistische zorg worden vergeleken met die van de gehele sector zorg & welzijn. Ook wordt het aandeel van de algemene ziekenhuizen in het totaal aan uitgaven voor medisch-specialistische zorg en als percentage van de totale nationale economie in beeld gebracht. Ten slotte wordt een overzicht gegeven van de spreiding van de kosten aan medisch-specialistische zorg naar leeftijd en geslacht en de spreiding van de ziekenhuizen over het land.
3.1 Kosten zorg & welzijn in NederlandDe uitgaven aan zorg & welzijn bedragen in 2013 ruim € 94,2 miljard. De uitgaven zijn ten opzichte van 1998 meer dan verdubbeld. Toen bedroegen de kosten € 40,7 miljard. De uitgaven aan medisch-specialistische zorg zijn tussen 1998 en 2013 gestegen van € 9,9 naar € 24,8 miljard. In 2013 bedroegen de uitgaven aan ouderenzorg € 18,2 miljard en die voor gehandicaptenzorg € 9,4 miljard (figuur 3.1).
Figuur 3.1 | Uitgaven zorg & welzijn per branche 1998 – 2013 (euro, miljard)
0
20
40
60
80
100
1998 2003 2008 2009 2010 20122011 2013
7,0 OV Gezondheidszorg
9,4 OV Welzijnszorg
3,3 Beleid en beheer
7,4 Extramurale zorg
5,9 Geestelijke gezond-heidszorg
8,7 Genees- en hulpmiddelen
9,4 Gehandicaptenzorg
18,2 Ouderenzorg
24,8 Medisch-specialistische zorg
9,9
15,0
20,3 21,4 22,7 22,6 23,7
40,7
63,2
79,883,9
87,389,3
92,8 94,2
Bron: CBS, Zorgrekeningen
Het aandeel medisch-specialistische zorg in de totale uitgaven aan zorg & welzijn is tussen 1998 en 2013 gestegen van 24,3% naar 26,4%. Ook het aandeel ouderenzorg is gestegen van 19% naar 19,3%, evenals het aandeel gehandicaptenzorg (van 8,4% naar 9,9%). Branches die in 15 jaar in omvang zijn gekrompen zijn geneesmiddelen (van 12,3% naar 9,3%) en beleid en beheer (van 4,5% naar 3,5%) (figuur 3.2).
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
14
3.2 Financiering zorg & welzijn in NederlandDe financiering van de zorg vindt voor het grootste deel (42%) plaats via de Zorgverzekeringswet (Zvw). De Algemene Wet Bijzonder Ziektekosten (AWBZ) draagt voor 29% bij aan de financiering van de zorg. De overheid volgt met 12% (figuur 3.2).
Het aandeel eigen bijdragen ligt met 9% relatief laag ten opzichte van andere Europese landen. Overigens is het percentage eigen bijdragen in de praktijk hoger, omdat het deel van de eigen bijdragen dat via het eigen risico naar zorgverzekeraars gaat niet is meegerekend. Ook de eigen bijdragen aan de AWBZ tellen niet mee bij de eigen betalingen.
De medisch-specialistische zorg wordt vrijwel geheel (91%) gefinancierd door de Zorgverzekeringswet. De AWBZ betaalt circa 4% van de omzet. Overigens bestaat dit voor een belangrijk deel uit vergoedingen aan ouderenzorg die door ziekenhuizen worden geleverd, die ook verpleeghuiszorg aanbieden op concernniveau. Het CBS deelt instellingen naar sectoren in op basis van het belangrijkste bedrijfsonderdeel. Ziekenhuizen met een verpleeghuis binnen het concern worden geheel ingedeeld bij de medisch-specialistische zorg (figuur 3.3).
Figuur 3.2 | Uitgaven zorg & welzijn naar sector (relatief aandeel, 2013)
26,4% Medisch-specialistische zorg
19,3% Ouderen
9,9% Gehandicapten
Extra muraal 7,9%
Genees- en hulpmiddelen 9,3
GGZ 3,5%
Beleid en beheer 3,5%
Overige welzijn 10%
Overige zorg 7,5%
Bron: CBS, zorgrekeningen
Figuur 3.3 | Uitgaven zorg & welzijn naar financier (relatief aandeel, 2013)
42% Zorgverzekeringswet
12% Overheid
Aanvullende verzekeringen 4%
Eigen betalingen 9%
Overige financiering 3%
AWBZ 29%
Bron: CBS, zorgrekeningen
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
15
3.3 Groei van de zorguitgavenDe gemiddelde uitgavengroei in zorg & welzijn is in de periode 2008-2013 (3,4%) nog maar half zo hoog als in de periode 1998-2008 (7,0%). Deze vertraging vindt plaats in alle zorg & welzijn-branches.
De sector genees- en hulpmiddelen kent als enige een daling in de uitgaven. Tot 2008 bedroeg de groei hier nog gemiddeld 6,1%, in de laatste vijf jaar zijn de uitgaven gemiddeld met 0,6% gedaald. Een deel van deze daling is toe te schrijven aan de overheveling van dure geneesmiddelen van de branche geneesmiddelen naar de medisch-specialistische zorg, zoals € 360 miljoen voor TNF-alfaremmers in 2012 en € 160 miljoen voor groeihormonen in 2013. In 2014 zijn fertiliteitsmiddelen overgeheveld naar het ziekenhuisbudget.
In de gehandicaptenzorg zijn de uitgaven in de afgelopen vijf jaar het sterkst gestegen (gemiddeld 5,6%). In de periode 1998-2008 was de groei het sterkst in de geestelijke gezondheidszorg (8%).
De medisch-specialistische zorg groeide in die periode met 4,2%. Gecorrigeerd voor de overheveling van de dure geneesmiddelen komt de gemiddelde groei uit op 3,7%. In de periode 1998-2008 bedroeg de groei nog 7,4% (figuur 3.4).
De uitgaven van de algemene ziekenhuizen groeiden tussen 1998-2008 met 6,3%, en in de periode 2008-2013 met 4,6%.
Figuur 3.4 | Gemiddelde jaarlijkse groei van de uitgaven in % per branche (1998 - 2008) en (2008 - 2013)
Totaal
Gehandicaptenzorg
Ouderenzorg
Medisch-specialistische zorg
Geestelijke gezondheidszorg
Extramurale zorg
Genees- en hulpmiddelen 6,1%-0,6%
7,0%2,8%
8,0%3,7%
7,4%4,2%
6,4%4,3%
7,6%5,6%
7,0%3,4%
■ 1998–2008
■ 2008–2013
Bron: CBS
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
16
3.4 Kosten medisch-specialistische zorg naar leeftijd en geslachtIn figuur 3.5 staan links de totale uitgaven aan medisch-specialistische zorg naar leeftijd en geslacht. In het midden staan de gemiddelde kosten per groep, rechts het aantal inwoners per groep.
Vrouwen zorgen voor ruim 52% van de kosten. In de leeftijdsgroep 60-64 jaar worden de meeste kosten gemaakt (€ 2,4 miljard). Dit geldt zowel voor mannen (€ 1,3 miljard) als voor vrouwen (€ 1,1 miljard).
Bij mannen wordt meer dan de helft (51%) van de kosten door zestigplussers gemaakt. Bij vrouwen is dit 45%. De gemiddelde ziekenhuiskosten per Nederlander bedroegen in 2011 € 1.442. De kosten voor vrouwen (€ 1.491) zijn gemiddeld € 100 hoger dan die voor mannen (€ 1.393). De gemiddelde ziekenhuiskosten per persoon zijn het hoogst in de leeftijdscategorie 80-84 jaar. Dit geldt zowel voor mannen (€ 4.893) als voor vrouwen (€ 3.689). De minste kosten worden gemaakt in de leeftijdscategorie 5 tot 9 jaar (gemiddeld ruim € 400 per persoon).
De gemiddelde kosten van medisch-specialistische zorg voor mannen in de leeftijdscategorie 55+ bedragen € 3.026. Dit is gemiddeld € 470 euro, 18% meer dan voor vrouwen. In de leeftijdsgroepen 15-54 jaar liggen de gemiddelde kosten juist relatief veel hoger bij de vrouwen (45%, € 350). Dit is vooral toe te schrijven aan zwangerschapsgerelateerde kosten. De gemiddelde kosten in de leeftijdscategorie 15-54 jaar bedragen € 960. Bij mannen is dit gemiddeld € 780. Bij vrouwen € 1.130.
Opvallend is dat de eerste zeven cohorten (de Nederlanders tussen 0 en 35 jaar) een vergelijkbare omvang hebben. Ieder cohort bestaat uit ongeveer 1 miljoen ingezetenen, ofwel 6% van de bevolking. Mannen zijn in deze leeftijdsgroepen licht (3%) oververtegenwoordigd. De grootste cohorten zijn de 40-49-jarigen; er zijn in totaal 2,6 miljoen Nederlanders in deze leeftijd. Vanaf de leeftijd van 65 jaar neemt het aandeel vrouwen per cohort sterk toe.
Figuur 3.5 | Kostenopbouw medisch-specialistische zorg naar leeftijd en geslacht Totaal kosten ziekenhuizen (€ mld) = gem. kosten per persoon (€) X Nederlanders naar leeftijd
95+
90-94
85-89
80-84
75-79
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
1-4
0
0 750 1500-1200 -600 0 0 2500 5000-4000 -2000 0 0 400 800-800 -400 0
Totale kosten ziekenhuiszorg
in € miljard= x
Kosten ziekenhuiszorg
per persoon in €
Nederlanders per leeftijdsgroep
x 100.000
vrouw man vrouw man vrouw man
bron: RIVM, ‘Kosten van ziekten’, 2013,
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
17
3.5 Spreiding ziekenhuizen
Algemene ziekenhuizen en universitair medisch centraIn 2014 is het aantal ziekenhuizen in Nederland gedaald naar 84. Het betreft 76 algemene ziekenhuizen en 8 universitair medisch centra (umc’s). Er hebben zes fusies plaatsgevonden bij de algemene ziekenhuizen. 18 Gefuseerd zijn:• Gemini ziekenhuis en Medisch Centrum Alkmaar;• Reinier de Graaf groep en Haga ziekenhuis; • Ny Smellinge en Pasana Sionsberg; • St. Franciscus Gasthuis en Vlietland Ziekenhuis;• Leveste Ziekenhuis en Refaja, en • Onze Lieve Vrouwe Gasthuis en St Lucas Andreas Ziekenhuis.
Het aantal ziekenhuislocaties bedraagt 131. Het betreft elf locaties van umc’s en 120 locaties van algemene ziekenhuizen. De 76 concerns van algemene ziekenhuizen beschikken dus naast de hoofdlocatie nog over 44 nevenlocaties. Daarnaast zijn er 109 buitenpoli’s van algemene ziekenhuizen en twee buitenpoli’s van umc’s. Het aantal ziekenhuizen neemt af door fusies. Het aantal locaties waarop ziekenhuiszorg geleverd wordt neemt echter toe doordat er enerzijds meer ziekenhuizen met meerdere volwaardige locaties zijn en anderzijds doordat het aantal buitenpoli locaties toeneemt. 19
18 Bron: RIVM
19 Bron: RIVM; Zorgatlas
Figuur 3.6 | Spreiding Nederlandse ziekenhuizen naar reistijd
Reistijd in minuten< 1010 – 1515 – 2020 – 2525 – 3030 – 40> 50
algemeen ziekenhuisuniversitair medisch centrum
Bron: RIVM, Zorgbalans 2014, p. 119
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
18
Categorale instellingenIn Nederland zijn er 119 categorale instellingen, die georganiseerd zijn in 62 organisaties. Twee organisaties bieden twee zorgtypen aan. Een aantal van deze instellingen beschikt ook over één of meerdere poliklinieken. In totaal zijn er 21 poliklinieken bij de categorale instellingen.
Categorale instellingen bieden, net als academische en algemene ziekenhuizen, medisch-specialistische behandelingen en de daarbij noodzakelijke verpleging. Bijzonder is dat deze zorg gericht is op specifieke groepen ziektes of patiënten. Voorbeelden hiervan zijn revalidatie- en dialysecentra.
Vanaf 1 januari 2006 declareren de categorale instellingen de zorgproductie in dbc-termen. Er kunnen zeven typen categorale instellingen worden onderscheiden:• Revalidatiecentra (23)• Astmacentra/longrevalidatiecentrum (5)• Epilepsiecentra (2)• Dialysecentra (4)• Audiologische centra (20)• Radiotherapeutische centra (6)• Overige categorale instellingen (4)
Figuur 3.7 | Spreiding Nederlandse categorale instellingen
astamacentra/longrevalidatie (6)epilepsiecentra (20)dialysecentra (7)audiologische centra (29)radiotherapeutische centra (7)revalidatiecentra (44)overige categorale instellingen (5)
Bron: RIVM, Zorgatlas
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
19
4 Werken in ziekenhuizen
4.1 Werkgelegenheid in ziekenhuizenDe sector zorg & welzijn is wat betreft het aantal voltijdbanen (fte) een van de grootste economische sectoren in Nederland: ruim 13% van het totale aantal voltijdbanen in 2013. Waar voor de gehele Nederlandse economie al eerder een daling van het aantal fte was te zien, is dat in de zorg ook in 2013 zichtbaar. In dat jaar was er voor het eerst in dit decennium een lichte daling van het aantal fte in de zorgsector, het totaal bedroeg 765.000. Ongeveer 28% van de zorgmedewerkers is werkzaam in de medisch-specialistische zorg, waaronder de algemene en categorale ziekenhuizen, de revalidatiecentra en de universitair medisch centra vallen. 18% van zorgmedewerkers werkt in algemene ziekenhuizen. Het betreft 65% van de werkenden in de medisch-specialistische zorg (figuur 4.2).
Figuur 4.1 | Voltijds equivalenten in de zorg (*1.000), 2008 - 2013
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Totaal
GGZ
Medisch specialistische zorg 210 215 219 221 224 219
63 66 65 68 67 67
VVT
Gehandicaptenzorg
Overige zorg
108 110 112 115 119 117
241 248 254 262 265 256
95 101 104 109 112 113
717 740 756 776 788 771
Bron: Onderzoeksprogramma AZW, CBS, PGGM, Revalidatie Nederland
Figuur 4.2 | Voltijds equivalenten medisch-specialistische zorg naar categorie instelling (*1.000), 2008 - 2013
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Totaal
Categorale ziekenhuizen
Algemene ziekenhuizen 210 215 219 221 224 219
12 13 13 13 13 13
Academische ziekenhuizen
Revalidatiezorg
54 55 56 57 59 58
6 6 6 6 6 6
210 215 219 221 224 219
Bron: Onderzoeksprogramma AZW, CBS, PGGM, Revalidatie Nederland
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
20
4.2 Personeel in algemene ziekenhuizenHet personeel in de algemene ziekenhuizen is in de afgelopen vier jaar met gemiddeld 1,1% gegroeid tot bijna 127.000 fte in 2013. De groei neemt wel af; in 2013 is zelfs voor het eerst sinds jaren een daling van het personeel waar te nemen met 0,2% (figuur 4.3). 20
Het aantal medewerkers in algemene ziekenhuizen bedraagt in 2013 bijna 180.000. Opmerkelijk is dat de groei van het aantal medewerkers in algemene ziekenhuizen in vier jaar tijd met 0,5% minder hard is gestegen dan die in fte’s. De gemiddelde werktijd per medewerker is dus toegenomen (figuur 4.4).
20 De gegevens in figuur 4.1 en 5.2 (bron AZW) wijken af van de gegevens in figuur 4.3 en 5.4 (bron EJZ). Dit heeft verschillende oorzaken. In de AZW-gegevens is iedereen met een arbeidscontract op de peildatum meegeteld. Dit is inclusief BBL (Beroeps Begeleidende Leerweg)‘ers. In de EJZ vormen leerlingen een aparte categorie. Deze zijn niet meegerekend in de EJZ-gegevens. Afgezien daarvan zijn de AZW- gegevens 2012 en 2013 voorlopige gegevens. De EJZ-gegevens 2013 zijn gebaseerd op 47 ziekenhuizen. De rest is bijgeschat.
Figuur 4.3 | Ontwikkeling personeel (fte; % per jaar) algemene ziekenhuizen, 2009 - 2013
Totaal
66,4 67,1 68,3 69,4 69,6 Groot
35,3 36,7 36,5 36,8 37,0 Middel
19,7 20,1 20,6 20,8 20,2 Klein
2009 2010 2011 2012 20132,2% 1,2% 1,3% -0,2%
121,3 123,9 125,4 127,0 126,8
Bron: EJZ; exclusief stagiaires en personeel niet in loondienst
Figuur 4.4 | Ontwikkeling personeel (personen; % per jaar) algemene ziekenhuizen, 2009 - 2013
Totaal
93,3 93,5 95,1 95,8 97,5 Groot
52,4 52,8 52,9 53,2 53,1 Middel
30,3 30,3 30,3 30,7 28,8 Klein
2009 2010 2011 2012 20130,0% 0,4% 1,1% -0,2%
176,1 176,6 178,3 179,7 179,3
Bron: EJZ; exclusief stagiaires en personeel niet in loondienst
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
21
4.3 Personeel naar functie en functiegroepDe grootste personeelscategorie in de algemene ziekenhuizen wordt gevormd door het verpleegkundig en verzorgend personeel (VOV). In 2013 werken er ruim 47.000 (fte) verplegenden en verzorgenden in de algemene ziekenhuizen. Dit aantal is in de afgelopen vier jaar met 2.000 toegenomen. Het overig patiëntgebonden personeel is de op één na grootste groep. Het personeel in medische en sociaal wetenschappelijke functies is in de afgelopen jaren relatief sterk toegenomen (gemiddeld met 5,4% per jaar). Hun aandeel bedraagt in 2013 7,7%. Bij deze personeelsgroep zijn wel de medisch specialisten in loondienst meegeteld, maar niet de vrijgevestigde medisch specialisten (figuur 4.5).
In de verhouding tussen het patiëntgebonden en niet-patiëntgebonden personeel is het zwaartepunt in de afgelopen vier jaar licht verschoven naar het patiëntgebonden personeel. Binnen die laatste groep is het personeel in medische en sociaal-wetenschappelijke functies sterk toegenomen (gemiddeld met 5,4%). Er zijn daarentegen minder leerling verpleegkundigen: de daling bedraagt hier 3,2%.
Het administratief personeel is gegroeid (met 2%) en het hotelpersoneel is gekrompen (-0,9%) (figuur 4.6).
Figuur 4.5 | Verdeling personeel algemene ziekenhuizen (fte; 2013)
36,9% Verplegend en verzorgend personeel
1,4% Gebouwgebonden
7,7% Medisch en wetenschappelijk
2,4% Leerling verplegend en verzorgend personeel
Hotelpersoneel 4%
Overig patiëntgebonden 23,1%
Algemeen en administratief 13%
Bron: EJZ; excl. stagiaires en personeel niet in loondienst
Figuur 4.6 | Verhouding personeel patiëntgebonden en niet-patiëntgebonden personeel, 2009-2013
2009 2010 2011 2012 2013
30,0% Niet-patiëntgebonden personeel30,3% 30,2% 29,6% 39,9%
70,0% Patiëntgebonden personeel69,7% 69,8% 70,4% 70,1%
Bron: EJZ; excl. stagiaires en personeel niet in loondienst
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
22
4.4 Medisch specialistenMedisch specialisten in ziekenhuizen kunnen in loondienst of vrijgevestigd zijn. Ook combinaties van beide komen voor. In de gegevens over personeelscategorieën naar functie zijn alleen de medisch specialisten in loondienst meegenomen. In deze paragraaf worden gegevens gepresenteerd over de totale groep medisch specialisten.
Het aantal medisch specialisten in Nederland, zowel in loondienst als vrijgevestigd, is in de periode 2008-2012 met 16% gestegen (figuur 4.7). Deze stijging is het grootst bij de medisch specialisten in loondienst. Het aandeel medisch specialisten in loondienst was in 2012 echter nog steeds iets lager dan het aandeel vrijgevestigde specialisten (respectievelijk 38% en 41% in 2012).
Het aandeel vrouwelijke medisch specialisten neemt toe. Waar dit in 2008 nog 31% was, bedraagt dit in 2013 37% (figuur 4.9).
Figuur 4.7 | Medisch specialisten in Nederland (* 1.000)
16.905 16.940 18.095 18.905 19.685 Totaal
1.220 730 785 660 1.070 Niet werkzaam
5.910 6.220 6.725 7.175 7.490 Werknemer
2.895 3.010 3.090 3.100 3.145 Werknemer en vrijgevestigd
6.880 6.980 7.495 7.970 7.980 Vrijgevestigd
2008 2009 2010 2011 2012
Bron: CBS
Figuur 4.8 | Arbeidspositie medisch specialisten in Nederland
7% 4% 4% 3% 5% Niet werkzaam
17% 18% 17% 16% 16% Werknemer
41% 41% 41% 42% 41% Werknemer en vrijgevestigd
35% 37% 37% 38% 38% Vrijgevestigd
2008 2009 2010 2011 2012
Bron: CBS
Figuur 4.9 | Aandeel vrouwelijke medisch specialisten (procent)
2008 2009 2010 2011 2012
31% 34%35%
36% 37%
Bron: CBS
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
23
Het aandeel medisch specialisten van 55 jaar en ouder is de laatste jaren vrij stabiel; de groep jonger dan 40 is in de periode 2008-2012 verhoudingsgewijs licht gegroeid (figuur 4.10).
In figuur 4.11 is te zien dat de verdeling van de mannelijke en vrouwelijke medisch specialisten behoorlijk verschilt per leeftijdsgroep: bij de 55-plussers zijn de mannen fors oververtegenwoordigd, bij de jongste medisch specialisten (beneden 40 jaar) zijn de vrouwen nipt in de meerderheid. In de komende jaren is een verdere feminisering van het beroep te verwachten: de ouderen die uitstromen zijn vooral mannen, terwijl bij de jongere generatie (onder de 40) de vrouwen in de meerderheid zijn.
Figuur 4.10 | Aandeel medisch specialisten jonger dan 40 en ouder dan 55 (%)
2012
2011
2010
2009
200818,4%51,9%29,8%
20,4%51,3%28,3%
21,5%50,1%28,4%
21,9%49,2%28,9%
21,2%48,6%30,1%
■ <40
■ 40 – 54
■ >54
Bron: CBS
Figuur 4.11 | Medisch specialisten naar leeftijd en geslacht
>55
40- 54
<40 5%
20%
25%
-11%
10%
28%
vrouw ■ ■ man
Bron: CBS
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
24
4.5 OpleidingenHet gemiddelde opleidingsniveau van werknemers in de sector zorg & welzijn ligt iets hoger dan dat van de gemiddelde Nederlandse werknemer (figuur 4.12). Het aandeel werknemers met een hogere opleiding (universitair of HBO) binnen de sector zorg & welzijn is 39% en de werknemers met een middelbare opleiding (MBO2, 3 of 4) maken 47% van het totaal uit. In de economie als geheel is dat respectievelijk 35% en 43%.
Het vereiste opleidingsniveau is voor werknemers in de GGZ en de ziekenhuizen het hoogst (figuur 4.13). Het gaat hier alleen om werknemers. Een groot deel van de medisch specialisten is niet in loondienst in algemene ziekenhuizen. De vrijgevestigde medisch specialisten zijn niet meegenomen in deze cijfers. Als die wel zouden worden meegeteld, zou de groep hoger opgeleiden in de algemene ziekenhuizen nog groter zijn.
Opleiden vindt vaak plaats binnen de ziekenhuizen zelf. Zo is de verhouding medisch specialist in opleiding tot de werkzame medische specialisten bijna één op de drie (inclusief umc’s). Van de gespecialiseerde verpleegkundigen en medische ondersteuners is ongeveer één op de tien in opleiding. Daarnaast worden veel cursussen en trainingen gevolgd. 55% van het patiëntgebonden personeel volgde 55% in 2012 één of meer cursussen of trainingen.
Figuur 4.12 | Opleidingsniveau in sector zorg & welzijn en economiebreed, 2012 (in percentages)
Alle economischeactiviteiten
Gezondheids-en welzijnszorg
■ Hoger onderwijs
■ Middelbaar onderwijs
■ Lager onderwijs
Bron: CBS
Figuur 4.13 | Door de werkgever vereiste opleidingsniveau van werknemers in een aantal zorgbranches, 2013 (in percentages)
UMC's
Algemene ziekenhuizen
GGZ
VVT
Gehandicaptenzorg
Totaal zorg en welzijn
■ Basis-middelbaar onderwijs
■ MBO ■ MBO+ ■ HBO ■ HBO+ ■ Uni ■ Uni vervolg
■ Hoger onderwijs
■ Middelbaar onderwijs
■ Lager onderwijs
Bron: AZW
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
25
4.6 Kenmerken van het personeel
4.6.1 Kenmerken van personeelEr is een aantal verschillen tussen de diverse personeelscategorieën. Zo zijn er meer vrouwen onder het verpleegkundig personeel en meer mannen hebben een medisch- of sociaal- wetenschappelijke functie. Bij het niet-patiëntgebonden personeel komen verhoudingsgewijs veel 55-plussers voor. De gemiddelde leeftijd ligt daar met 45,7 jaar ook het hoogst. Medisch- en sociaal- wetenschappelijk personeel is relatief jong. Hieronder vallen ook veel AIO’s (assistenten in opleiding), waardoor het verloop hoog is. Verpleegkundig personeel is het meest honkvast: het verlooppercentage is laag; gemiddeld is het verpleegkundig personeel ruim 13 jaar bij de huidige werkgever in dienst (anciënniteit in figuur 4.15).
Het percentage fulltimers is onder medisch- en sociaal- wetenschappelijk personeel hoog; gevolgd door het niet-patiëntgebonden personeel. Maar in deze categorie zijn ook veel werknemers met kleine contracten, verhoudingsgewijs ongeveer evenveel als onder het verpleegkundig en overig patiëntgebonden personeel.
Figuur 4.14 | Een aantal kenmerken van personeelscategorieën
■ Verplegend
■ Medisch & sociale wetenschappen
■ Overig patientgebonden
■ Niet-patientgebonden
■ Totaal
0 20 40 60 80 100
% deeltijdfactor
% verloop
% fulltimer
% 55+
% vrouw
Bron: LKG
Figuur 4.15 | Een aantal kenmerken van personeelscategorieën
■ Verplegend
■ Medisch & sociale wetenschappen
■ Overig patientgebonden
■ Niet-patientgebonden
■ Totaal
0 10 20 30 40 50 60
anciënniteit (jaar)
gemiddelde leeftijd (jaar)
Bron: LKG
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
26
4.6.2 VacaturesIn een goed functionerende arbeidsmarkt zijn volgens arbeidsmarktdeskundigen minstens 2% openstaande vacatures. Dit is nodig om vraag en aanbod van personeel goed op elkaar aan te laten sluiten en tot een goede allocatie te komen: er is nu eenmaal tijd nodig om een vacature met de juiste persoon te kunnen vervullen. Bij groeiende organisaties zal het percentage uiteraard hoger liggen dan dit minimum.
Figuur 4.16 laat zien dat het percentage openstaande vacatures in ziekenhuizen van 5% in de eerste helft van 2011 afnam tot 3% in de tweede helft van 2013. In 2014 groeide het weer tot bijna 4%, nog steeds een relatief laag niveau.
Figuur 4.16 | Het percentage openstaande vacatures in ziekenhuizen
2011 2012 2013 2014
0
1
2
3
4
5
6
Bron: CBS
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
27
4.6.3 ZiekteverzuimHet verzuimpercentage in ziekenhuizen (exclusief zwangerschapsverlof) was 4,3% in 2012. Dat is lager dan het gemiddelde in zorginstellingen: 5,1%. Ten opzichte van 2008 is het verzuimpercentage licht gedaald (van 4,5% naar 4,3%). Deze daling is ook bij de andere zorgbranches te zien (figuur 4.17).
Vrouwen verzuimen gemiddeld meer dan mannen: in 2012 respectievelijk 4,6% en 3,4%. De daling van het ziekteverzuim in de periode 2008-2012 is zowel bij mannen als bij vrouwen terug te zien (figuur 4.18).
Het verzuimpercentage en de meldingsfrequentie voor verzuim bij medewerkers in de branche ziekenhuizen zijn de laatste jaren gedaald. Het verzuimpercentage verschilt per leeftijdscategorie: hoe ouder de medewerker, hoe meer langdurend verzuim.
De spreiding in het verzuimpercentage en de meldingsfrequentie per instelling is vrij groot. De performance verschilt per organisatie. De meldingsfrequentie varieert van minder dan 0,5 tot bijna 1,8; het verzuimpercentage van minder dan 1,5% tot ruim 8,0%. Ten slotte kan worden opgemerkt dat organisaties met een relatief oudere werknemerspopulatie niet perse een hoog verzuim hebben.
Figuur 4.17 | Ziekteverzuim onder medewerkers in de zorgsector (%, exclusief zwangerschap)
4,3%
4,3%
4,2%
5,1%
5,0%
4,9%
5,7%
5,7%
5,4%
6,3%
6,0%
5,8%VVT
Gehandicaptenzorg
GGZ
Ziekenhuizen
Bron: Vernet
Figuur 4.18 | Verzuim onder medewerkers van algemene ziekenhuizen (%, exclusief zwangerschap)
■ man
■ vrouw3,7%
4,8%
3,7%
4,8%
3,6%
4,7%
3,6%
4,8%
3,4%
4,6%2012
2011
2010
2009
2008
Bron: Vernet
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
28
4.6.4 Werkbeleving Jaarlijks voert Effectory in opdracht van Stichting Arbeidsmarkt Ziekenhuizen (StAZ) een onderzoek uit naar de werkbeleving van medewerkers binnen de branche ziekenhuizen. Hierin worden thema’s als betrokkenheid, bevlogenheid, leiderschap, rolduidelijkheid en veranderingsbereidheid uitgelicht. Tevens wordt de werkbeleving op onderwerpen als algemene tevredenheid, arbeidsomstandigheden, beloning, collega’s en werkzaamheden gemeten (zie figuur 4.19 en figuur 4.20).
Betrokken- en bevlogenheidMedewerkers die betrokken en bevlogen zijn hebben hart voor hun werk en de organisatie. In 2014 scoort de betrokkenheid binnen ziekenhuizen een 6,9 op een schaal van 1 tot 10. Daarmee ligt het gemiddelde lager dan in andere zorgsectoren, de Benchmark Zorg (7,5) en de Nationale Tevredenheidsindex (NTI), het gemiddelde van Nederland (7,4). Ook de bevlogenheid binnen ziekenhuizen scoort met een 7,3 lager dan de Benchmark Zorg (7,6) en het gemiddelde van Nederland (7,4).
Algemene tevredenheidHoewel meer factoren de werkbeleving bepalen, blijkt algemene tevredenheid een goede graadmeter voor hoe het met de branche en het werkgeverschap is gesteld. Op het onderwerp algemene tevredenheid scoren de ziekenhuizen in 2014 gemiddeld een 7,4. De tevredenheid binnen ziekenhuizen scoort hiermee iets hoger dan de Benchmark Zorg (7,3) en het gemiddelde van Nederland (7,3).
OnderwerpenOver de meeste onderwerpen zijn medewerkers in de afgelopen jaren positiever geworden. Met name collega’s, leidinggevende en ontwikkelingsmogelijkheden laten een positieve trend zien. Op de onderwerpen beloning, arbeidsomstandigheden en leidinggevende scoren ziekenhuizen in 2014 lager dan de Benchmark Zorg en het gemiddelde van Nederland.
Figuur 4.19 | Tevredenheid ziekenhuizen tegenover Benchmark en NTI
5,0 5,5 6,0 6,5 7,0 7,5 8,0
Werkzaamheden
Organisatie
Ontwikkelings-mogelijkheden
Leidinggevende
Collega's
Beloning
Arbeidsomstandigheden
Algemene tevredenheid■ algemene
ziekenhuizen
■ benchmark zorg
■ NTI
Bron: Effectory
Figuur 4.20 | Ontwikkeling tevredenheid in ziekenhuizen per onderwerp
5,0 5,5 6,0 6,5 7,0 7,5 8,0
Werkzaamheden
Organisatie
Ontwikkelings-mogelijkheden
Leidinggevende
Collega's
Beloning
Arbeidsomstandigheden
Algemene tevredenheid■ 2008
■ 2011
■ 2014
Bron: Effectory
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
29
4.7 PersoneelskostenPersoneelskosten bedragen circa 56 % van de totale kosten van ziekenhuizen. In 2010 is dit percentage lager vanwege de eenmalige afschrijving op immateriële activa. De ziekenhuiskosten zijn daardoor eenmalig hoger, waardoor het deel personeelskosten kleiner is. Als wordt gecorrigeerd voor de immateriële activa, dan stijgt het aandeel personeelskosten in 2010 naar 56,5%.
Figuur 4.21 | Aandeel personeelskosten in totaal kosten ziekenhuizen (%) algemene ziekenhuizen, 2008 - 2013
52%
53%
54%
55%
56%
57%
58%
2008 2009 2010 2011 2012 2013
■ aandeel personele kosten
■ immateriële vaste activa
■ TNF /groeihormonen
Bron: EJZ, analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
30
5 Financiën
In dit hoofdstuk worden de algemene ziekenhuizen in drie groepen onderscheiden: kleinere, middelgrote en grotere ziekenhuizen. De 81 ziekenhuizen zijn op basis van de omzet in 2013 in drie gelijke groepen van 27 ziekenhuizen verdeeld.
5.1 Inleiding De omzet van de Nederlandse algemene ziekenhuizen bedraagt in 2013 € 14,6 miljard. 21 De groei lag in 2013 met 3,2% lager dan de gemiddelde groei in de afgelopen 5 jaar (3,6%), maar hoger dan de groei in 2012 (1,5%).
De groeipercentages (onder de X-as) in figuur 5.1 zijn gecorrigeerd voor de eenmalige budgetvergoeding voor versnelde afschrijving immateriële activa, de overheveling van dure geneesmiddelen (TNF-alfaremmers en groeihormonen) en de verrekenbedragen vanwege de transitie. Zonder deze correcties zou de groei 4,3% hebben bedragen in 2013, terwijl de gemiddelde groei over deze periode dan uitkomt op 4,8%. Overigens is de omzet nog niet in alle jaarrekeningen gecorrigeerd voor eventuele verrekeningen tussen ziekenhuizen en verzekeraars naar aanleiding van het door ziekenhuizen uitgevoerde omzetonderzoek over de jaren 2012 en 2013. Dit zal een verlagend effect hebben op de omzetgroei.
Het gemiddelde resultaat is in 2013 uitgekomen op 2,6% van de omzet. Daarmee ligt het gemiddelde resultaat voor het eerst op een niveau dat past bij de kenmerken van de huidige ziekenhuismarkt (zie paragraaf 6.4). De solvabiliteit is ook verbeterd.
21 Bij het opstellen van dit rapport was van zeven ziekenhuizen de jaarrekening nog niet gedeponeerd. De cijfers van deze ziekenhuizen zijn bijgeschat.
Figuur 5.1 | Totale omzet algemene ziekenhuizen naar herkomst (euro, miljard; 2008-2013)
11,4 12,2 13,5 13,4 14,0 14,6 Totaal
11,4 12,2 12,9 13,4 13,6 14,0 Omzet
0,17 0,21
0,31
0,44
Transitie
TNF ALFA/groeihormonen
Immateriaële activa
2008 2009 2010 2011 2012 20137,1% 5,8% 3,9% 1,5% 3,2%
0,61
Bron: DigiMV en jaarrekeningen, analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
31
5.2 OmzetDe omzet van de algemene ziekenhuizen in Nederland bestaat uit een gereguleerd segment (voorheen het A-segment) en een geliberaliseerd of vrij segment (voorheen het B-segment). Daarnaast bestaat de omzet uit subsidies, opbrengst uit overige zorgprestaties (zoals de dienstverlening aan andere zorgaanbieders) en uit overige opbrengsten.
Om de omzetontwikkeling goed te kunnen vergelijken, worden specifieke omstandigheden apart in kaart gebracht. Zo hebben de ziekenhuizen in 2010 eenmalig een bedrag van € 610 miljoen extra afgeschreven op immateriële activa. In 2012 (TNF-alfaremmers) en 2013 (groeihormonen) zijn dure geneesmiddelen van de geneesmiddelenbranche overgeheveld naar de ziekenhuisbranche. Daardoor is de ziekenhuisomzet in 2012 toegenomen met een bedrag van € 310 miljoen en in 2013 met € 440 miljoen (zie figuur 5.1). Ook is in 2012 (€ 170 miljoen) en 2013 (€ 210 miljoen) gecorrigeerd voor de verrekenbedragen die voortvloeien uit het transitiemodel . Zie paragraaf 6.2.1 voor een nadere toelichting op de verrekenbedragen.
Opvallend is dat de groei tot en met 2012 elk jaar is afgenomen. In 2009 bedroeg de omzetgroei nog 7,1%, terwijl in 2012 de groei slechts 1,5% bedroeg. In 2013 is de omzet met 3,2% gestegen. Zonder de bovenstaande correcties zou de groei 4,7% zijn geweest in 2013.
Veruit het grootste deel van de omzet van de algemene ziekenhuizen komt in 2013 uit het vrije segment (66%), gevolgd door het gereguleerde segment (16%).
De omzet van de Nederlandse algemene ziekenhuizen in het geregu-leerde segment en het vrije segment bedraagt in 2013 € 12,0 miljard. De omvang van het vrije segment is sinds 2008 gestegen van € 2,1 naar € 9,64 miljard. Het gereguleerde segment is juist gekrompen van € 8,0 naar € 2,3 miljard (figuur 5.3).
Figuur 5.2 | Omzet algemene ziekenhuizen naar herkomst (aandeel in %, 2013)
66% Vrij segment
Ov opbrengst 8%
Transitie 1% Subsidies 3%
Ov zorgprestaties 3%
TNF alfa/groeihormonen 3%
Gereguleerd segment 16%
Bron: DigiMV en jaarrekeningen, analyse Kiwa Carity
Figuur 5.3 | Totale omzet gereguleerde en vrije segment algemene ziekenhuizen (euro, miljard; 2008-2013)
10,1 10,8 11,3 11,6 11,5 12,0 Totaal
2,1 3,3 3,7 3,9 6,5 9,6 Vrije segment
8,0 7,5 7,7 7,7 5,0 2,3 Gereguleerd segment
2008 2009 2010 2011 2012 20136,7% 5,3% 2,5% 0,8% 3,7%
Bron: DigiMV en jaarrekeningen, analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
32
5.2.1 Transitiemodel en verrekenbedragenZiekenhuizen hebben in 2012 en 2013 te maken met het zogeheten transitiemodel. De grootste zorgverzekeraars hebben met alle ziekenhuizen over 2012 afspraken gemaakt over het ziekenhuisbudget. Dit ‘schaduwbudget’ is gebaseerd op de systematiek van de aanvaardbare kosten in 2011. Daarnaast maken individuele zorgverzekeraars afspraken over de omzet in het gereguleerde en vrije segment. Het verschil tussen de omzet op basis van prestatiebekostiging (in het gereguleerde en vrije segment) en de oude budgetsystematiek (‘schaduwbudget’) wordt het transitiebedrag genoemd. Door het transitiebedrag 2012 te vermenigvuldigen met 0,95 voor 2012 en 0,70 voor 2013 wordt het zogenaamde verrekenbedrag voor beide jaren berekend. Op basis van de gedeponeerde jaarrekeningen bedroeg de voorlopige verrekening vanwege het transitiemodel in 2012 € 174 miljoen voor de algemene ziekenhuizen. Eind 2014 zijn de transitiebedragen definitief vastgesteld door de NZa, waardoor het te verrekenen bedrag voor 2013 op € 210 miljoen uitkomt. Dat verklaart waarom het bedrag in 2013 hoger ligt dan in 2012. Bij een groot deel van de ziekenhuizen wijkt het definitieve transitiebedrag behoorlijk af van het voorlopig vastgestelde bedrag. Bij de meeste ziekenhuizen is in de jaarrekening van 2013 rekening gehouden met de definitieve vaststelling van het verrekenbedrag. Echter, een deel van de ziekenhuizen heeft haar jaarrekening gedeponeerd met vermelding van het voorlopige transitiebedrag. In figuur 5.4 wordt het gemiddelde verrekenbedrag over 2012 en 2013 gerelateerd aan de totale ziekenhuisomzet.
Twintig ziekenhuizen kennen een negatief verrekenbedrag en moeten in totaal gemiddeld € 40 miljoen per jaar terugbetalen aan de zorgverzekeraars. Er zijn 5 ziekenhuizen met een transitiebedrag van 0 euro in hun jaarrekening. 52 ziekenhuizen hebben een positief verrekenbedrag. Deze ziekenhuizen ontvangen over 2012 en 2013 nog gemiddeld € 232 miljoen.
De spreiding van de verrekenbedragen loopt van – € 6,7 miljoen tot + € 24 miljoen voor de algemene ziekenhuizen, en van - 5,4% tot +6,4% van het ziekenhuisbudget (figuur 5.4). De kleinere ziekenhuizen ontvangen per saldo € 31 miljoen. (€ 45 - € 14 miljoen). De grotere ziekenhuizen kennen overwegend een positieve verevening van per saldo € 122 miljoen. De middelgrote ziekenhuizen hebben per saldo € 37 miljoen ontvangen.
Figuur 5.4 | Verrekening transitiemodel als percentage van totale omzet per algemeen ziekenhuis (%, gemiddeld 2012 en 2013)
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
Klein +€ 45 mln Middel +€ 53 mln
Groot +€ 133 mln
Middel -€ 16 mln
Klein -€ 14 mln
Groot -€ 11 mln
Bron: DigiMV en jaarrekeningen, analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
33
5.2.2 Overige ziekenhuisomzetNaast de omzet uit DBC-zorgproducten en in 2012 en 2013 de verre-ke nings bedragen vanwege het transitie-model ontvangen ziekenhuizen vergoedingen uit subsidies (vooral opleidingsfonds), overige zorgprestaties (betaald door andere zorgaanbieders voor onderlinge dienstverlening) en overige opbrengsten. Tot deze laatste categorie behoren inkomsten uit diverse diensten aan patiënten (zoals telefoon, televisie et cetera), diensten aan bezoek en personeel (parkeergelden, catering) en vergoedingen voor diensten en verhuur aan derden.
De overige opbrengsten liggen in 2013 net onder het peil van 2008. De omzet voor overige zorgprestaties zijn de afgelopen jaren sterk toegenomen. De subsidies zijn sterk gestegen vanwege de overheveling van de middelen voor opleiding van medisch specialisten vanuit het ziekenhuisbudget naar het opleidingsfonds.
Figuur 5.5 | Totale overige omzet algemene ziekenhuizen (euro, miljard; 2008-2013)
1,3 1,4 4,5 1,7 2,0 2,0 Totaal
1,0 1,1 0,9 0,9 1,0 0,9
Overige zorgprestaties
0,3 0,3 0,3 0,5 0,5 0,5
0,3
0,4 0,5 0,6
Subsidies
Overige opbrengsten
2008 2009 2010 2011 2012 201310,0% 9,8% 14,0% 16,6% 0,9%
0,61
Bron: DigiMV en jaarrekeningen, analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
34
5.3 KostenDe kosten van de algemene ziekenhuizen zijn in 2013 met 3,2% toegenomen. In de afgelopen vijf jaar stegen de kosten met gemiddeld 4,5%. Hierbij is gecorrigeerd voor de overheveling van diverse dure geneesmiddelen (zie paragraaf 6.3.2) en voor de eenmalige afschrijving van de immateriële activa. De relatieve aandelen van de personele kosten, materiële kosten en kapitaalkosten en onderhoud zijn in de afgelopen jaren nauwelijks veranderd.
Als niet wordt gecorrigeerd voor de overheveling van de geneesmiddelen, komt de kostengroei in 2013 uit op 4,1% en die over de afgelopen vijf jaar op 5,1%.
De totale, ongecorrigeerde kosten van de algemene ziekenhuizen zijn in de afgelopen vijf jaar (2009-2013) met gemiddeld 5,1% gestegen. Opvallend is de sterke stijging van de kosten in 2010. Dit hangt samen met de eenmalige afschrijvingen op immateriële activa.
Het aandeel in de kosten van de grotere ziekenhuizen ligt in 2013 op 55% en dat is vrijwel gelijk aan dat in 2008. Ook de aandelen van de middelgrote ziekenhuizen en de kleinere ziekenhuizen zijn vrijwel gelijk gebleven op 29% resp. 16% (figuur 5.7).
Figuur 5.6 | Totale kosten algemene ziekenhuizen naar soort (euro, miljard; 2008-2013)
11,1 11,9 12,5 13,1 13,4 13,8 Totaal
3,2 3,6 3,8 3,8 4,0 4,1 Materiële kosten
1,5 1,7 1,7
1,9
1,9 1,9 R&A en gebouwgebonden
6,4 6,7 7,1 7,4 7,6 7,9 Personele kosten
TNF groeihormoon
Afschrijving immatriële activa
2008 2009 2010 2011 2012 2013 7,1% 4,9% 4,8% 2,3% 3,2% gecorrigeerd
7,1% 10,0% 0,0 4,7% 4,1%
0,60,3
0,4
Bron: EJZ, analyse Kiwa Carity
Figuur 5.7 | Totale kosten algemene ziekenhuizen naar categorie (euro, miljard; 2008 – 2013)
11,1 11,9 13,1 13,1 13,7 14,3 Totaal
6,1 6,5 7,2 7,2 7,6 7,8
Middel
1,8 1,9 2,1 2,1 2,2 2,3
3,2 3,5 3,8 3,7 3,9 4,1
Klein
Groot
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bron: EJZ, analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
35
5.3.1 Personele kostenDe personeelskosten zijn in de algemene ziekenhuizen de afgelopen jaren met gemiddeld 4,3% per jaar toegenomen. De grootste stijging was in 2009. Sindsdien is de groei gedaald naar 2,2% in 2012. In 2013 zijn de salariskosten gestegen met 3,9%.
De sociale lasten zijn het sterkst gestegen. Het aandeel groeide tussen 2008 en 2013 van 20% naar 22% van de totale personeelskosten. Verder valt op dat het aandeel personeel niet in loondienst is gedaald. De overige personeelscategorieën houden over de afgelopen vijf jaar een vrijwel gelijk aandeel.
Figuur 5.8 | Totale personeelskosten algemene ziekenhuizen naar soort (euro, miljard; 2008-2013)
6,4 6,7 7,1 7,4 7,6 7,9 Totaal
1,3 1,3
1,5 1,5 1,6 1,7
Middel
3,5 3,6 3,8 4,0 4,1 4,3
1,6 1,7 1,8 1,9 1,9 1,9
Klein
Groot
2008 2009 2010 2011 2012 2013 5,1% 5,7% 4,7% 2,2% 3,9%
Bron: EJZ, analyse Kiwa Carity
Figuur 5.9 | Aandeel personeelskosten algemene ziekenhuizen naar soort (%)
Totaal
27 27 27 27 26 27 Verpleegkundig personeel
27 27 27 27 27 28 Overig patiëntgebonden personeel
7,2 7,6 6,7 7,1 7,0 7,0 Overig
5,2 5,5 5,1 5,0 4,4 3,7 PNIL
20 20 21 21 22 22 Sociale lasten
13 13 13 13 13 13 Algemeen
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bron: EJZ, analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
36
5.3.2 Materiële kostenIn 2012 respectievelijk 2013 zijn de materiële kosten, gecorrigeerd voor de overhevelingen van de TNF-alfaremmers en groeihormonen, met 2,9% en 2,4% gestegen. De materiële kosten bestaan onder andere uit de kosten voor voeding, geneesmiddelen, energiekosten, hotelkosten en algemene kosten. Over de afgelopen vijf jaar zijn de materiële kosten met 4,6% gestegen. De kosten van voeding en de hotelkosten (schoonmaak, linnenkosten) liggen in 2013 op hetzelfde niveau als in 2009. De algemene kosten (administratie, communicatie en automatisering) zijn sinds 2010 zeer beperkt gestegen.
Ook de kosten van geneesmiddelen en bloedproducten zijn sinds 2010 maar beperkt gestegen, met uitzondering van de kosten van dure geneesmiddelen. De overige patiëntgebonden kosten (kosten van laboratorium en beeldvormende diagnostiek) zijn tussen 2008 en 2013 het sterkst gestegen met 25% (figuur 5.10).
Van alle kosten in algemene ziekenhuizen groeien de materiële kosten het sterkst. Tussen 2008 en 2013 stijgen de kosten met gemiddeld 6,8% per jaar. In 2012 zijn TNF-alfaremmers overgeheveld van de extramurale geneesmiddelenbranche naar de ziekenhuizen. In 2013 is datzelfde gebeurd met groeihormonen, diverse oncolytica en weesgeneesmiddelen. Dit is de belangrijkste oorzaak voor de sterke stijging van de materiële kosten in 2012 en 2013. Zonder deze overhevelingen zou de kostenstijging bij de materiële middelen in deze periode beperkt zijn gebleven tot 4,6%. Door de overheveling nemen de kosten in 2012 en 2013 toe met resp. 11,0% en 5,3% (figuur 5.11).
Figuur 5.10 | Materiële kosten algemene ziekenhuizen, gecorrigeerd voor overheveling dure geneesmiddelen (euro, miljard; 2008-2013)
3,2 3,6 3,8 3,9 4,0 4,1 Totaal
1,2 1,3 1,5 1,5 1,5 1,5
Algemene kosten
1,0 1,0 1,1 1,1 1,2 1,3
Genees- & hulpmiddelen
0,6 0,7 0,8 0,8 0,8 0,8
Overig patiëntgebonden
VoedingHotel
2008 2009 2010 2011 2012 2013 9,7% 6,2% 2,1% 2,9% 2,4%
Bron: EJZ, analyse Kiwa Carity
Figuur 5.11 | Materiële kosten algemene ziekenhuizen naar soort (euro, miljard; 2008-2013)
9,7% 6,2% 2,1% 11,0% 5,3%
1,2 1,3 1,5 1,5 1,5 1,5
Algemene kosten
1,0 1,0 1,1 1,1 1,2 1,3
Genees- & hulpmiddelen
0,6 0,7 0,8 0,8 0,8 0,8
Overig patiëntgebonden
VoedingHotel
2008 2009 2010 2011 2012 2013
TNF groeihormoon0,40,3
Bron: EJZ, analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
37
5.3.3 Afschrijvingen, rente en gebouwgebonden kostenDe kosten die samenhangen met het gebouw, installaties en (medische) inventaris zijn de afgelopen jaren nauwelijks gestegen. De gebouwgebonden kosten omvatten het onderhoud van het ziekenhuis en de kosten van water en energie. Deze kosten zijn gemiddeld met 4,1% per jaar gegroeid van € 274 miljoen in 2008 naar € 335 miljoen in 2013.
De rentekosten zijn met gemiddeld 5,8% gestegen van € 262 miljoen naar € 347 miljoen.
De kosten van afschrijvingen zijn gemiddeld met 4,2% gestegen. De eenmalige afschrijvingen van de immateriële kosten in 2010 hebben dat jaar voor een sterke kostenstijging gezorgd. In 2011 daalde de kosten van de afschrijvingen weer.
Figuur 5.12 | Totale kosten afschrijvingen, rente en gebouwgebonden, algemene ziekenhuizen (euro, miljard; 2008-2013)
1,5 1,7 2,3 1,9 1,9 1,9 Totaal
1,0 1,1 1,1 1,2 1,2 1,2
Rente
0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
Gebouwgebonden
Afschrijvingen
Afschrijvingen immatriële activa
2008 2009 2010 2011 2012 2013
9,7% -0,1% 11,8% 1,3% 2,1% gecorrigeerd
9,7% 35,4% -18,3% 1,3% 2,1%
0,6
Bron: EJZ, analyse Kiwa Carity
De (voor eenmalige afschrijvingen immateriële activa 22 gecorrigeerde jaarlijkse
ontwikkeling van de kosten van afschrijvingen rente en gebouwgebonden kosten.
22 De eenmalige afschrijvingen op immateriële activa zijn handmatig gecorrigeerd in 2010. In de praktijk heeft een deel van deze afschrijvingen in 2011 plaatsgevonden. Dat verklaart de daling van de gecorrigeerde kosten in 2010 en de relatief sterke toename van de kosten in 2011.
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
38
5.4 ResultaatDe ziekenhuizen behaalden in 2013 gemiddeld een exploitatieresultaat van 2,6% van de omzet (figuur 5.13). Bij een private, deels gereguleerde markt voor de ziekenhuisbranche past een exploitatieresultaat van ten minste 2,5%. Daarmee voldoet het resultaat van de branche voor het eerst sinds de invoering van prestatiebekostiging aan de verwachte norm. De afgelopen jaren lag het exploitatieresultaat stabiel op een niveau van 1,8%-1,9%.
In euro’s is het resultaat van de algemene ziekenhuizen met uitzondering van 2011 voortdurend gestegen. In 2008 bedroeg het resultaat € 123 miljoen; in 2013 zal het resultaat naar verwachting op € 376 miljoen uitkomen. Omdat van 7 ziekenhuizen de jaarrekening over 2013 nog niet was gedeponeerd, kan het resultaat in 2013 zijn overschat. 23 Het resultaat bestaat uit de optelling van het bedrijfsresultaat, het saldo financiële baten en lasten (interest) en saldo buitengewone baten en lasten. Deze laatste post is zeer beperkt en om die reden niet zichtbaar in figuur 5.14.
De verbeterde resultaten in 2013 houden mogelijk verband met de steeds hogere eisen die banken zijn gaan stellen aan kredietverlening. Daarnaast hebben de verrekenbedragen een incidenteel effect op de resultaten in 2013. Ten slotte moet nog rekening worden gehouden met de doorwerking van de verrekeningen vanwege de omzetonderzoeken over 2012 en 2013.
23 Een aantal ziekenhuizen dat geen jaarrekening over 2013 heeft gedeponeerd, heeft de afgelopen jaren te maken gehad met financiële problemen.
Figuur 5.13 | Resultaat algemene ziekenhuizen (% omzet, 2008-2013)
1,1% 1,8% 1,9% 1,8% 1,9% 2,6% Totaal
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bron: DigiMV en jaarrekeningen, analyse Kiwa Carity
Figuur 5.14 | Resultaat algemene ziekenhuizen (euro, miljard; 2008-2013)
123 220 256 240 263 376 Totaal
Financiële baten & lasten -262 -263 -291 -309 -336 -352
396 471
533 541 594 730 Bedrijfsresultaat
Resultaat
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bron: DigiMV en jaarrekeningen, analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
39
Voor een gezonde bedrijfsvoering van een ziekenhuis is een winstmarge van ten minste 2,5% nodig. Als het ziekenhuis dan een solvabiliteit (zie 6.5.3) van ten minste 20% heeft, kunnen de meeste financieel-economische schokken opgevangen worden.
Zes ziekenhuizen boekten in 2013 rode cijfers. Het betrof drie kleinere en drie middelgrote ziekenhuizen (figuur 5.16). Dit betekent dat ongeveer een op de veertien ziekenhuizen verlies lijdt; in 2012 was dat nog een op de tien.
In 2013 zijn er 46 ziekenhuizen met een resultaat van meer dan 2,5%. In 2008 lag dit aantal op 16 ziekenhuizen. De verbetering van het resultaat is het sterkst toegenomen bij de grote ziekenhuizen. Geen van de grote ziekenhuizen heeft in 2013 rode cijfers geschreven (figuur 5.16).
Figuur 5.15 | Resultaat algemene ziekenhuizen (% omzet, 2013)
-9
-6
-3
0
3
6
9
12
15
Klein Middel Groot
gemiddeld 2,4%gemiddeld 2,4% gemiddeld 2,7%
Bron: DigiMV en jaarrekeningen, analyse Kiwa Carity
Figuur 5.16 | Aantal ziekenhuizen met resultaat hoger dan 2,5%, tussen 0 en 2,5% of negatief resultaat (<0) (klein, middel en groot ziekenhuis; 2008-2013)
klein middel groot
2013
2012
2010
2008
■ < 0
■ 0 - 2,5%
■ > 2,5%
3
19
5
5
14
8
5
18
4
3
8
16
4
18
5
1
15
11
3
17
7
3
12
12
4
17
6
1
17
9
2
15
10
0
9
18
Bron: DigiMV en jaarrekeningen, analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
40
5.5 Balans
5.5.1 Eigen vermogenNet als de afgelopen vijf jaar hebben ziekenhuizen in 2013 hun vermogenspositie verder versterkt. Toename van het eigen vermogen leidt tot een betere solvabiliteit en daarmee tot grotere financiële zekerheid op lange termijn en een stabielere sector. De grotere ziekenhuizen hebben, ook verhoudingsgewijs, een stevigere vermogenspositie. Daarnaast geeft de gemiddeld verbeterde rentabiliteit aan dat het totale vermogen steeds beter wordt ingezet.
Figuur 5.17 | Eigen vermogen (euro, miljard; 2008-2013)
1,31 1,70 1,92 2,24 2,50 3,07 Totaal
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bron: DigiMV en jaarrekeningen, analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
41
5.5.2 RentabiliteitDe rentabiliteit is het bedrijfsresultaat (het resultaat voor aftrek van saldo financiële baten en lasten en saldo buitengewone baten en lasten) als percentage van het totale vermogen. In andere woorden: hoe hoger de rentabiliteit, hoe beter het totale vermogen wordt gebruikt om resultaat te behalen. De rentabiliteit van ziekenhuizen was in 2013 gemiddeld 4,4%. Dit is een stijging ten opzichte van 2012 toen de rentabiliteit 3,7% was (figuur 5.18).
De rentabiliteit van de kleine ziekenhuizen was gemiddeld 3,9%, die van de middelgrote ziekenhuizen 4,1% en de grote ziekenhuizen kende de hoogste rentabiliteit, te weten 4,7%.
Net als voor het resultaat geldt ook voor de rentabiliteit dat de spreiding bij de kleinere ziekenhuizen veel groter is dan bij de grotere ziekenhuizen. Drie ziekenhuizen hebben een negatieve rentabiliteit (een middelgroot en 2 kleine ziekenhuizen).
Figuur 5.18 | Ontwikkeling rentabiliteit ziekenhuizen (2008-2013) Bedrijfsresultaat als percentage van totaal vermogen
3,2% 3,4% 3,9% 3,6% 3,7% 4,4% Totaal
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bron: DigiMV en jaarrekeningen, analyse Kiwa Carity
Figuur 5.19 | Rentabiliteit ziekenhuizen (2013)
-10
-5
0
5
10
15
20
Klein Middel Groot
gemiddeld 4,1%gemiddeld3,9% gemiddeld 4,7%
Bron: DigiMV en jaarrekeningen, analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
42
5.5.3 SolvabiliteitDe mate waarin ziekenhuizen op lange termijn aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen wordt aangeduid met solvabiliteit. Dit is hier gedefinieerd als het eigen vermogen als percentage van het totale vermogen.
De gemiddelde solvabiliteit van ziekenhuizen bedroeg in 2013 18,4%.
Daarmee groeit de solvabiliteit naar de streefnorm van 20%. Als het ziekenhuis een solvabiliteit heeft van ten minste 20% 24 kunnen de meeste financieel-economische schokken opgevangen worden.
In 2012 bedroeg de solvabiliteit gemiddeld 15,8% (figuur 5.20). De solvabiliteit is in 2013 verder verbeterd. In 2008 was deze nog slechts gemiddeld 10,5%.
De gemiddelde solvabiliteit verschilt niet tussen grote, middelgrote en kleine ziekenhuizen. Wel is de spreiding van de solvabiliteit bij de kleinere ziekenhuizen groot. Bij de kleine ziekenhuizen kennen vier ziekenhuizen een negatieve solvabiliteit. Eén ziekenhuis kent een solvabiliteit van meer dan 50%. Bij de middelgrote ziekenhuizen is er één ziekenhuis met een negatieve solvabiliteit. De solvabiliteit bij de grote ziekenhuizen schommelt tussen de 9% en 33% (figuur 5.21).
24 De minister van VWS hanteert 20% als streefnorm voor de solvabiliteit (Tweede Kamer 2012/2013, 33 168)
Figuur 5.20 | Solvabiliteit ziekenhuizen (2008-2013)
10,5% 12,3% 14,1% 15,1% 15,8% 18,4% Totaal
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bron: DigiMV en jaarrekeningen, analyse Kiwa Carity
Figuur 5.21 | Solvabiliteit ziekenhuizen (% omzet, 2013)
-0,2
-0,1
0,0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
Klein Middel Groot
gemiddeld 18,1%gemiddeld 19,5% gemiddeld 18,2
Bron: DigiMV en jaarrekeningen, analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
43
6 Productie in ziekenhuizen
Dit hoofdstuk behandelt de ontwikkeling van de productie van de ziekenhuizen. Hierbij is rekening gehouden met de veranderde registratie en regelgeving ten aanzien van behandelingen en opnames. De registratie wijkt af van de werkelijkheid en daarmee ook de uitkomsten. De vertrouwde parameters zoals het aantal opnames en dagopnames zijn niet meer geschikt voor de beoordeling van het productievolume.
Allereerst beschrijft dit hoofdstuk de veranderingen van de afgelopen jaren in de registratie en regelgeving. Drie voorbeelden uit de praktijk laten zien welke effecten die met zich meebrengen. De productieontwikkeling wordt daarna weergegeven aan de hand van een aangepaste indicator.
In de laatste paragraaf wordt een visie gegeven op een nieuwe manier om het productievolume in de toekomst te meten.
6.1 Veranderingen in registratie en regelsDe productie in de algemene ziekenhuizen lijkt in 2013 sterk te zijn gedaald. Deze schijnbare daling is toe te schrijven aan veranderingen in de registratie door ziekenhuizen. Aan deze veranderingen liggen verschillende oorzaken ten grondslag.
Belangrijk is de wijziging in de financieringsstructuur. De afschaffing van de Functiegerichte Budgettering (FB) betekent dat er minder financieel belang is om de registratie van patiënten te specificeren als ‘opname’, ‘dagbehandeling’ of ‘eerste polikliniekbezoek’. Het budget in die financieringsstructuur was grotendeels gebaseerd op deze productieparameters. Nu de ziekenhuizen worden gefinancierd op basis van prestaties (DBC-zorgproducten) ligt de prioriteit bij een goede registratie van de activiteiten die voortvloeien uit de combinatie van diagnose en behandeling.
De Landelijke Medische Registratie (LMR), waarvoor ziekenhuizen gegevens leveren, wordt steeds vaker afgeleid uit de DBC-registratie. Steeds minder wordt hiervoor een aparte registratie bijgehouden. Dit leidt tot veranderingen in de geregistreerde productie.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft de regelgeving omtrent het registreren van eerste polikliniekbezoeken, dagbehandelingen, opnames en verpleegdagen nader ingevuld.
Klinische opnameEen van die wijzigingen in de regelgeving heeft betrekking op de registratie van de eendaagse opname. Een eendaagse opname valt onder de klinische opnames. Een eendaagse opname mag sinds 2012 uitsluitend worden geregistreerd bij patiënten die na 20.00 uur worden opgenomen en de dag erna worden ontslagen uit het ziekenhuis, en bij patiënten die op de dag van opname overlijden in het ziekenhuis. In het verleden werden veel patiënten met een complexe zorgvraag via de spoedeisende hulp als eendaagse opname geregistreerd.
De gewijzigde regelgeving is door de ziekenhuizen geleidelijk in de Landelijke Medische Registratie (LMR) verwerkt; de meeste ziekenhuizen hebben dit in 2013 doorgevoerd. Het aantal eendaagse opnames is tussen 2011 en 2013 met ruim 60% gedaald van 337.000 naar 127.000. Zonder deze registratiewijziging zou het aantal opnames in 2013 met 0,8% zijn gestegen.
Ook bij het specialisme cardiologie is het aantal eendaagse opnames sterk gedaald door gewijzigde registratieregels en is het aantal dagbehandelingen juist sterk toegenomen (zie figuur 6.3). Dat heeft te maken met specifieke regelgeving voor patiënten die via de spoedeisende hulp met bijvoorbeeld een hartritmestoornis binnenkomen en die vervolgens ter observatie enkele uren worden opgenomen. Deze patiënten werden vóór 2012 als klinische opname geregistreerd, maar moeten sinds 2012 als dagbehandeling worden geboekstaafd.
DagbehandelingOok bij dagbehandelingen zijn wijzigingen in de registratie en de financieringssystematiek de oorzaak van een trendbreuk. Er bestaan geen dagbehandelingen ‘zonder bed’ meer. De definitie van een dagbehandeling is nu als volgt: deze vindt plaats op een verpleegafdeling en duurt langer dan twee uur. De dagbehandeling is met deze wijziging geen betrouwbare maatstaf meer voor het productievolume.
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
44
6.2 InnovatieInnovatie van behandelmethoden speelt tevens een rol bij de daling van het aantal dagbehandelingen. Een aantal operatieve ingrepen wordt in steeds kortere tijd uitgevoerd als gevolg van technologische veranderingen. Zo zijn er ziekenhuizen die inmiddels ruim 90% van de cataractoperaties (staar) poliklinisch uitvoeren. Dit verklaart waarom de dagbehandelingen bij oogheelkunde teruglopen. Dit duidt echter niet op een daling in volume, maar op een verhoging van efficiency.
Figuur 6.1 |
Verpleegdagen
Klinische opnamen
Eerste polikliniek- bezoeken (EPB)
1,3%
0,8%
-3,0%
-3,1%
-2,1%
0,9%
■ 2009-2012
■ 2013
Bron: LMR; LAZR
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
45
6.3 Casussen van trendbreuken in de registratieIn deze paragraaf worden enkele casussen beschreven die grotendeels de trendbreuk verklaren in de ontwikkeling van het aantal opnames en dagopnames in de algemene ziekenhuizen. De casus ‘cataract’ heeft vooral betrekking op innovatie. Bij ‘cardiologie’ blijkt vooral de invloed van de aanpassing van de beleidsregels. En ‘dermatologie’ is illustratief voor de ruimte die zorgverzekeraars en zorgaanbieders nemen om tegemoet te komen aan de discrepanties tussen de vergoeding en de kosten in de nieuwe financieringssystematiek.
6.3.1 Casus cataractCataractoperaties behoren in Nederland tot de meest voorkomende behandelingen. Jaarlijks vinden er in de Nederlandse ziekenhuizen 135.000 cataractoperaties plaats. Werden deze operaties in de jaren tachtig nog vooral in een klinische setting uitgevoerd, de afgelopen 10 jaar vond 88% van de operaties in dagbehandeling plaats.
De laatste jaren is een verschuiving zichtbaar van dagbehandeling naar poliklinische behandeling. In de Landelijke Medische Registratie is deze verschuiving niet waar te nemen, omdat hier de poliklinische setting ontbreekt. In figuur 6.2 is deze verschuiving in beeld gebracht.
Het aandeel poliklinische cataractoperaties is tussen 2008 en 2014 gestegen van 2% naar 23%. Deze verschuiving zal zich in de komende jaren in versneld tempo doorzetten. Dat blijkt uit het gegeven dat in 2014 één algemeen ziekenhuis 96% van de cataractoperaties poliklinisch heeft uitgevoerd en geregistreerd. Zodra meer ziekenhuizen zich op deze markt storten zal het aandeel poliklinische staaroperaties alleen maar verder groeien.
Als gevolg van de verschuiving van de cataractoperaties van dagbehandeling naar polikliniek is tussen 2012 en 2014 het aandeel dagbehandelingen oogheelkunde met 20% gedaald. De kosten van de behandeling van een poliklinische en een dagbehandeling cataract liggen op hetzelfde niveau, en de uitkomst van de behandeling is ook vergelijkbaar. Het volume is gelicht gestegen. Concluderend kan worden gezegd dat de trendbreuk in de verdeling van de productie bijna geheel te danken is aan innovatie.
Figuur 6.2 | Ontwikkeling aandeel cataractoperaties naar behandelsetting (%)
Dagbehandelingen
Klinische opnamen
Polikliniek
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
89 89 89 91 84 80 66
2 3 3 4 12 16 32
9 8 8 5
44
2
Bron: DIS, LMR, Analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
46
6.3.2 Casus cardiologieIn 2011 heeft de NZa besloten dat patiënten die met hartritmestoornissen via de spoedeisende hulp een aantal uren ter observatie in het ziekenhuis worden opgenomen, niet langer als eendaagse opname geregistreerd mogen worden. Dit geldt nu als dagbehandeling, mits het “een niet geplande vorm van verpleging, met als doel observatie van de patiënt, op een voor verpleging ingerichte afdeling” betreft. “Elke observatie omvat tenminste één systematische controle van de conditie van de patiënt op bepaalde parameters zoals bewustzijn, bloeddruk of lichaamstemperatuur.” 25 Het gevolg is dat de eendaagse opnames cardiologie tussen 2011 en 2013 met 27% zijn gedaald en de dagbehandelingen cardiologie met 62% juist sterk zijn gestegen. Het aantal opnames cardiologie exclusief de eendaagse opnames is gelijk gebleven tussen 2009 en 2013. De productie is tussen 2009 en 2013 licht gestegen
6.3.3 Casus dermatologieSinds het jaar 2000 is er geen grootschalig onderhoud meer geweest aan de Functiegerichte Budgettering, de FB-systematiek. Mede daardoor zijn de kosten van bepaalde patiëntgroepen veel hoger dan de vergoeding ervoor. Dat geldt bijvoorbeeld voor een groep dermatologiepatiënten die op de polikliniek worden behandeld. Nu de FB-systematiek is afgeschaft, zorg dit voor een daling van 39% van het aantal dagbehandelingen bij dermatologie in 2013.
6.3.4 ConclusieDeze voorbeelden tonen aan dat er verschillende oorzaken zijn voor de schommelingen in de geregistreerde productiecijfers. Die vertroebelen het beeld van de volumeontwikkeling en doen de gemaakte efficiencyslagen tekort.
25 NZa, Beleidsregel BR/CU-2130
Figuur 6.3 | Ontwikkeling klinische opnames, eendaagse opnames en dagopnames cardiologie 2009-2013 (*1.000)
327 345 367 370 357 Totaal
170 173 174 170 170 exclusieve eendaagse opnames
75 84 93 82 26 eendaagse opnames
83 89 99 117 161 dagopnames
2009 2010 2011 2012 2013
Bron: LMR, Analyse Kiwa Carity
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
47
6.4 Eerste polikliniekbezoekenHet aantal eerste polikliniekbezoeken (EPB’s) is in 2013 met 2,9% gedaald naar 10,74 miljoen. In andere woorden: iedere Nederlander is in 2013 gemiddeld 0,64 keer in een polikliniek behandeld. De daling van het aantal EPB’s is ingezet vanaf 2012. Daarvoor groeide het met ruim 2,5% per jaar. De daling hangt deels samen met de verhoging van het eigen risico voor verzekerden. Voor kleinere ingrepen wordt vaker een beroep gedaan op huisartsenzorg omdat daarvoor, in tegenstelling tot voor polikliniekbezoek, geen eigen risico bestaat. De gemiddelde zorgzwaarte van de patiënten die wel rechtstreeks naar het ziekenhuis komen zal hierdoor zijn toegenomen.
Figuur 6.4 | Ontwikkeling eerste polikliniekbezoeken (* miljoen) Algemene en academische ziekenhuizen
10,63 10,90 11,19 11,06 10,74 Totaal
4,75 4,84 4,93 4,87 4,72 14,0Groot
1,12 1,15 1,2 1,19 1,17 UMC
2,94 3,03 3,11 3,08 2,97 14,0Middel
1,81 1,88 1,95 1,92 1,88 Klein
2009 2010 2011 2012 20132,5% 2,7% -1,1% -2,9%
Bron: Analyse Kiwa Carity, LAZR
Figuur 6.5 | Ontwikkeling EPB’s per specialisme (% per jaar) Algemene ziekenhuizen
Anesthesiologie
Cardiologie
Cardio-thoracale chirurgie
Dermatologie
Heelkunde
Interne geneeskunde
Keel-, neus-, oorheelkunde
Kindergeneeskunde
Klinische geriatrie
Longziekten
Maag-Darm-Leverartsen
Neurochirurgie
Neurologie
Oogheelkunde
Orthopedie
Overige specialismen
Plastische chirurgie
Reumatologie
Revalidatie
Tandarts-specialisten
Urologie
Verloskunde en gynaecologie
Totaal -3,0%
-2%
-2%
-1%
-10%
3%
-5%
1%
-5%
-4%
0%
-6%
-1%
1%
5%
-2%
-4%
-1%
-7%
-2%
-20%
-2%
-7%
1,3%
1%
3%
1%
3%
5%
5%
2%
2%
-1%
3%
1%
6%
3%
9%
1%
0%
1%
-1%
1%
0%
3%
9%
2013 ■ ■ 2009-2012
Bron: Analyse Kiwa Carity, LMR
7.5 DagbehandelingenWijzigingen in de registratieregels en de financieringssystematiek hebben voor een trendbreuk gezorgd bij de dagbehandelingen. Een dagbehandeling moet plaatsvinden op een verpleegafdeling en langer duren dan twee uur.
Om die reden is geen tabel opgenomen met de ontwikkeling van het aantal dagbehandelingen per specialisme. De dagbehandelingen in 2013 kunnen namelijk niet vergeleken worden met die in 2012.
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
48
Bij het specialisme cardiologie is juist sprake van een sterke toename (+37%) van het aantal dagbehandelingen in 2013 (zie 7.3.2). Patiënten die met bijvoorbeeld hartritmestoornissen via de spoedeisende hulp ter observatie een dagdeel worden opgenomen, werden in het verleden als eendaagse opname geregistreerd. Deze groep patiënten wordt vanaf 2012/2013 geregistreerd als dagbehandeling cardiologie.
Figuur 6.6 | Aantal dagbehandelingen 2013 per specialisme (* 1.000) Algemene ziekenhuizen
Psychiatrie
Neurochirurgie
Overige Specialisten
Mondzorg
Klinische Geriatrie
Reumatologie
Kindergeneeskunde
Dermatologie
Plastische chirurgie
Longziekten
Neurologie
Urologie
Orthopedie
Verloskunde & gynaelogie
Anesthesiol.
KNO
Heelkunde
Cardiologie
Oogheelkunde
MDL
Interne 353
197
169
161
141
119
113
107
99
67
59
58
44
43
41
29
20
16
8
5
1
Bron: Analyse Kiwa Carity, LMR
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
49
6.6 Klinische opnames (exclusief eendaagse opnames)Door veranderingen in de regelgeving voor de eendaagse opnames is de klinische productie in 2012 en 2013 niet meer vergelijkbaar met die in de jaren daarvoor. Tot de eendaagse opnames behoren alleen nog patiënten die vóór 20.00 uur in het ziekenhuis zijn opgenomen en de volgende dag uit het ziekenhuis ontslagen worden, met uitzondering van patiënten die de dag van aankomst in het ziekenhuis overlijden.
Om de ontwikkeling van de klinische productie beter weer te geven, moeten de klinische opnames geschoond worden van eendaagse opnames. Als de eendaagse opnames niet meegeteld worden, is de groei van het aantal klinische opnames vergelijkbaar met die in de periode 2009-2012 (zie figuur 6.7). De specialismen psychiatrie, neurologie, longziekten en kindergeneeskunde zijn in 2013 sterker gegroeid dan in de afgelopen vier jaar. Bij klinische geriatrie, maag-, darm-, leverziekten, anesthesiologie en mondzorg is er juist minder groei in 2013 (figuur 6.8).
Figuur 6.7 | Ontwikkeling opnames exclusief eendaagse opnames
1,39 1,42 1,43 1,42 1,44 Totaal
0,70 0,71 0,72 0,71 0,72 Groot
0,42 0,43 0,43 0,43 0,44 Middel
0,27 0,28 0,28 0,28 0,28 Klein
2009 2010 2011 2012 20132,2% 0,9% -0,5% 0,8%
Bron: Analyse Kiwa Carity, LMR
Figuur 6.8 | Ontwikkeling opnames per specialisme (% per jaar) exclusief eendaagse opnames (algemene ziekenhuizen)
Mondzorg
Anesthesiologie
Plastische chirurgie
KNO
Overige Specialisten
Orthopedie
Neurochirurgie
Urologie
Verloskunde & gynaecologie
Cardiologie
Heelkunde
Interne
Thoraxchirurgie
Kindergeneeskunde
MDL
Klinische Geriatrie
Longziekten
Neurologie
Psychiatrie
Totaal 0,9%
-2%
4%
4%
14%
8%
1%
-2%
1%
0%
0,1%
-2%
2%
0%
1%
-7%
-3%
1%
4%
-1%
0,8%
12%
8%
7%
7%
5%
5%
4%
1%
0%
-0,4%
-2%
-2%
-4%
-6%
-6%
-7%
-7%
-11%
-12%
2013 ■ ■ 2009-2012
Bron: Analyse Kiwa Carity, LMR
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
50
6.7 VerpleegdagenHet aantal verpleegdagen daalde met 316.000 naar 9,8 miljoen. De hoofdoorzaken zijn:• Behandelingen die vroeger opname vereisten worden vaker poliklinisch
gedaan• Verbetering van technologie zorgt voor een kortere ligduur dan in het
verleden• Efficiënter werken en plannen maakt dat patiënten het ziekenhuis
eerder kunnen verlaten
Er is dus geen sprake van minder zorg, maar juist van een verbetering van de kwaliteit van de zorg, die een daling van de productie tot gevolg heeft. De daling van het aantal verpleegdagen is het sterkst bij orthopedie (75.000), gevolgd door cardiologie, verloskunde en heelkunde (alle daalden circa 50.000 verpleegdagen). De relatief grootste stijgers zijn de specialismen pijnbestrijding (anesthesiologie) en thoraxchirurgie. In absolute termen zijn maag-, darm- en leverziekten en kindergeneeskunde het meest gestegen, met respectievelijk 9.000 en 7.000 verpleegdagen.
Figuur 6.9 | Ontwikkeling verpleegdagen (* miljoen) Algemene en academische ziekenhuizen
-1,0% -2,6% -4,0% -4,0%
11,0 10,9 10,6 10,2 9,8 Totaal
4,77 4,71 4,62 4,42 4,21 Groot
1,71 1,73 1,70 1,66 1,63 UMC
1,56 1,51 1,45 1,39 1,36 Middel
2,96 2,93 2,83 2,70 2,60 Klein
2009 2010 2011 2012 2013
Bron: Analyse Kiwa Carity, LMR
Figuur 6.10 | Ontwikkeling verpleegdagen per specialisme (% per jaar) Algemene ziekenhuizen
Reumatologie
Orthopedie
Plastische chirurgie
KNO
Verloskunde & gyneacologie
Cardiologie
Neurochirurgie
Urologie
Heelkunde
Interne
Neurologie
Longziekten
Psychiatrie
Klinische Geriatrie
Kindergeneeskunde
MDL
Thoraxchirurgie
Anesthesiologie
Totaal -3,4%
6,5%
4,5%
3,0%
1,1%
0,4%
0,3%
-0,3%
-2,2%
-2,8%
-3,2%
-3,2%
-4,6%
-5,3%
-6,9%
-9,3%
-9,5%
-11,7%
-15,4%
-2,9%
1,4%
-3,8%
0,4%
-1,0%
5,0%
-4,2%
-0,9%
-3,9%
-3,7%
-4,2%
-0,9%
-3,1%
-2,7%
-3,3%
-2,7%
-3,5%
-2,9%
-8,4%
2013 ■ ■ 2009-2012
Bron: Analyse Kiwa Carity, LMR
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
51
6.8 Gemiddelde verpleegduurIn figuur 6.11 is de ontwikkeling van de gemiddelde verpleegduur tussen 2003 en 2013 in beeld gebracht. De onderste lijn laat een trendbreuk zien in 2012. Vanaf 2011 wordt het aantal eendaagse opnames anders geregistreerd. De bovenste lijn geeft de ontwikkeling van de gemiddelde verpleegduur weer zonder de eendaagse opnames. Dat is vanwege de correctie op de effecten door registratiewijzigingen een betere weergave van de werkelijkheid. Hier is een veel gelijkmatiger ontwikkeling zichtbaar, waarbij ook de daling in 2013 zich doorzet. De gemiddelde verpleegduur daalt sinds lange tijd met ongeveer 3% per jaar. In 1972 was de gemiddelde verpleegduur nog 16 dagen. Inmiddels verblijven patiënten gemiddeld nog maar 5,5 dag in het ziekenhuis.
Figuur 6.12 maakt de ontwikkeling van de gemiddelde verpleegduur van de belangrijkste klinische specialismen zichtbaar. Cardiologie en neurochirurgie vertonen een lichte stijging in 2013. Bij de overige klinische specialismen gaat de daling ook in 2013 door.
Figuur 6.11 | Ontwikkeling verpleegduur (2003 - 2013) Algemene ziekenhuizen
20042005
20062007
20082009
20102011 2013
2012
■■■ gemiddelde ligduur exclusief eendaagse opnames
■■■ gemiddelde ligduur
4
5
6
7
8
Bron: Analyse Kiwa Carity, LMR
Figuur 6.12 | Ontwikkeling verpleegduur algemene ziekenhuizen (2009-2013) Exclusief eendaagse opnames
2009 2010 2011 2012 2013
Interne
Longziekten
Neurologie
Heelkunde
MDL
Cardiologie
Neurochirurgie
Orthopedie
Kindergeneeskunde
Urologie
Verloskunde & gyneacologie
Plastische chirurgie3
4
5
6
7
8
9
Bron: Analyse Kiwa Carity, LMR
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
52
6.9 Naar een nieuw productievolumebegrip Om het productievolume van de ziekenhuizen te meten, zijn de productieparameters uit het FB-model niet langer bruikbaar. De casussen in paragraaf 7.3 laten zien dat er uiteenlopende oorzaken zijn voor het feit dat de geregistreerde opnames en dagopnames in de ziekenhuizen in de afgelopen 3 jaar geen correcte weergave zijn van de daadwerkelijk geleverde zorg door ziekenhuizen.
De registratie heeft een negatief effect op de parameters, waardoor het lijkt alsof de productie ver achterblijft bij andere jaren. De efficiencyslag die de ziekenhuizen op een aantal gebieden hebben gemaakt, komt in die cijfers niet tot uitdrukking. Dit roept de vraag op welke indicatoren de volumeontwikkelingen bij ziekenhuizen wel goed in beeld kunnen brengen.
Komend jaar zal de NVZ werken aan een of meer nieuwe begrippen die op een eenvoudige en herkenbare manier de productie in beeld brengen. Gedacht kan worden aan een indeling waarbij unieke patiënten in klassen verdeeld worden op basis van activiteiten en diagnosen. Het doel is te komen tot een kengetal dat de volumeontwikkeling en de zorgzwaarte van patiënten representeert. Dit getal zal herkenbaar en eenduidig af te leiden moeten zijn. Het moet stabiel in de tijd zijn, zodat het gebruikt kan worden om het recente verleden te analyseren en de toekomstige ontwikkelingen te ramen.
Het kengetal moet gebruikt kunnen worden ten bate van verant-woordings informatie, voor dagelijkse sturing in een ziekenhuis en moet ervoor zorgen dat zorgverzekeraars, zorgaanbieders en medisch specialisten bij onderhandelingen dezelfde taal spreken. Het kengetal zal hiërarchisch opgebouwd zijn en ontbonden kunnen worden naar verschillende dimensies, zoals specialisme of diagnose. Op macroniveau kan met behulp van dit kengetal de ontwikkeling van het productievolume worden berekend. Op ziekenhuisniveau kan het gebruikt worden om de feitelijke maande lijkse productieontwikkeling te toetsen aan de begrote productie ontwikkeling.
Nieuwe parameters om de ziekenhuisproductie te registreren kunnen doelen dienen op alle niveaus: van ministerie tot afzonderlijke afdelingen in een ziekenhuis. Dat betekent dat niet alleen de inhoud belangrijk is, maar ook dat er draagvlak voor komt bij alle betrokkenen. Op ziekenhuisniveau kan het kengetal gebruikt worden als stuurinformatie om de feitelijke maandelijkse productieontwikkeling te toetsen aan de begrote productieontwikkeling. Tegelijkertijd stelt dit wel eisen aan de registraties op basis waarvan deze ontwikkelingen in beeld gebracht worden. De nieuwe Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg (LBZ) zou hiervoor als basis kunnen dienen.
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
53
Bijlage Bronnen en methodenVoor het inzichtelijk maken van ontwikkelingen in de sector zorg & welzijn en daarbinnen de branche (algemene) ziekenhuizen worden in dit brancherapport verschillende bronnen en indelingen gebruikt.
Het gebruik van een bepaalde indeling hangt samen met het doel.
Zo hanteert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een drietal indelingen: • De Zorgrekeningen (ZR)• Het Budgettair Kader Zorg (BKZ)• Het System of Health Accounts (SHA)
Daarnaast worden veel bronnen op ziekenhuisniveau gebruikt. Het betreft hier:• Document Maatschappelijke verantwoording (DigiMV)• Enquête Jaarcijfers Ziekenhuizen (EJZ)• Landelijke Medische Registratie (LMR/LAZR)• DBC Informatie Systeem (DIS)
Iedere indeling en iedere bron heeft zijn specifieke voor- en nadelen.
De Zorgrekeningen hebben het voordeel dat ze een volledig, samenhangend en consistent beeld geven van ontwikkelingen in de tijd. Het gaat hierbij om een brede definitie van zorg, waartoe ook belangrijke delen van de welzijnszorg worden gerekend. Daaronder vallen bijvoorbeeld ook de kinderopvang en Arbodiensten. De indeling is gebaseerd op actoren. Het betreft hier zelfstandige organisatorische eenheden, zoals instellingen, maar ook vrije beroepsbeoefenaren die activiteiten uitvoeren op het terrein van zorg en welzijn. De uitgaven van ziekenhuizen omvatten niet alleen ziekenhuisdiensten, maar ook omzet van maaltijdvergoedingen van personeel of bezoekers in het ziekenhuisrestaurant of de opbrengst van de parkeerfaciliteit van het ziekenhuis.
Een aandachtspunt bij de Zorgrekening is dat de actor op concernniveau is bepaald. Concerns waarbij de ziekenhuisomzet lager ligt dan de verpleeghuisomzet wordt daarom in zijn geheel toegerekend aan de branche ouderenzorg. En omgekeerd wordt de omzet van verpleeghuizen meegeteld bij concerns waar het ziekenhuis de grootste entiteit vormt.
Het Budgettair Kader Zorg wordt door de overheid gebruikt. In het BKZ staat de financiering van de zorg centraal. Tot het BKZ worden alle zorgkosten gerekend, waar de minister van VWS financiële verantwoordelijkheid over draagt. Het betreft de begrotings- en premie gefinancierde uitgaven. Kosten van GGD’s, Arbodiensten, alternatieve geneeswijzen en voorzieningen uit de aanvullende verzekering (tandheelkundige hulp, brillen, delen fysiotherapie) vallen daar dus buiten. Beleidsmatige keuzen om bepaalde verstrekkingen in het pakket op te nemen of er juist uit te verwijderen zorgen ervoor dat het BKZ geen consistent beeld oplevert van de kostenontwikkeling in de zorg. Voor de ziekenhuisuitgaven heeft de overgang van budgetfinanciering naar schadelast grote schokken in de uitgaven tot gevolg gehad. Dat maakt het BKZ niet geschikt om de uitgavenontwikkeling op te baseren.
Het DigiMV is een publieke bron en omvat vooral cijfers uit de jaarrekeningen, aangevuld met gegevens over personeel en productie.
De Enquête Jaarcijfers Ziekenhuizen omvat vooral gegevens over personeel en kosten. De LMR en de LAZR omvatten gegevens over opnames, dagbehandelingen, verpleegdagen en eerste polikliniekbezoeken per specialisme en per postcode.
Het DIS omvat de gegevens van de afgesloten DBCs, inclusief alle verrichtingen op patiëntniveau.
In hoofdstuk 3 (Zorg in perspectief) wordt de branche ziekenhuizen in een Nederlands perspectief geplaatst. In dit hoofdstuk worden de Zorgrekeningen gebruikt. Het voordeel is dat deze reeksen zoveel mogelijk een consistent beeld geven van de ontwikkelingen in de zorg.
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
54
In hoofdstuk 4 (Werken in ziekenhuizen) wordt vooral gebruik gemaakt van de EJZ. Daarnaast wordt tevens gebruik gemaakt van gegevens van Vernet, het PGGM en het bestand Loonkostengegevens (LKG).
In hoofdstuk 5 (Financiën) wordt vooral gebruik gemaakt van DigiMV. Voor de kosten is vooral gebruik gemaakt van de EJZ.
Aan hoofdstuk 6 (Productie) ligt de LMR/LAZR ten grondslag. Daarnaast is ook gebruik gemaakt van de DIS.
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
55
Bijlage Lijst met AfkortingenAWBZ Algemene Wet Bijzondere ZiektekostenBKZ Budgettair Kader ZorgBBP Bruto Binnenlands ProductCBS Centraal Bureau voor de StatistiekDBC Diagnose Behandeling CombinatieCT Computer TomografieDIS DBC Informatie SysteemEJZ Enquête Jaarcijfers ZiekenhuizenFB Functiegerichte BudgetteringKNO Keel, Neus en OorLAZR Landelijke Ambulante Zorg RegistratieLBZ Landelijke Basisregistratie ZiekenhuiszorgLKG Loon Kosten GegevensLMR Landelijke Medische RegistratieMDL Maag, Darm en LeverMRI Magnetic resonance imagingNVZ Nederlandse Vereniging van ZiekenhuizenNZa Nederlandse ZorgautoriteitOECD Organisation for Economic Co-operation and DevelopmentPET Positron emissie tomografieRIVM Rijks Instituut voor Volksgezondheid en MilieuSEH Spoedeisende HulpSHA System of Health AccountsVOV verpleegkundig en verzorgend personeelVWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en SportWNO WerknemersonderzoekZN Zorgverzekeraars NederlandZR Zorg RekeningenZvw Zorgverzekeringswet
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud
56
Colofon
Uitgave
Dit brancherapport is tot stand gekomen onder regie en verantwoordelijkheid van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) in samenwerking met KIWA Carity.
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen Oudlaan 4 Postbus 9696 3506 GR Utrecht 030 2739 883
KIWA Carity Ptolemaeuslaan 900 3528 BV Utrecht 030 2345 678
Vormgeving Total Public, Den Haag
©2015 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
De Nederlandse Vereniging van Zieken huizen is de organisatie van de branche ziekenhuizen. De vereniging richt zich op de collectieve behartiging van de belangen van haar leden, en ondersteunt hen in hun rol als zorg verlener, ondernemer en werkgever.
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen | Zorg innoveert
inhoud