12
Mæljefjell of gewoon een rondje verdwalen Ik ben Zonderweg Tijdens de vakantie in Noorwegen bij mijn zus in Seljord, drie dagen voor mezelf. Gedachten over wat ik allemaal zou kunnen doen gaan met me op de loop. Ik zou graag de B ø-Elva af zakken met de kayak maar kan niet vinden of dat werkelijk te doen is en vanwege een aanzienlijk hoogteverschil vind ik dat net wat te spannend. Gaustatoppen wordt genoemd als niet te missen uitzichtpunt. De routes naar boven zijn duidelijk gemarkeerd, ruimte om nieuwe dingen te ontdekken lijkt er niet. Misschien juist wel daarom kies ik om een rondje de Mæljefjell te verkennen. Het iets kleinere broertje van de Skorve van waaraf bij helder weer de zee én de Hardangervidda te zien zijn. Het schijnt zo te zijn dat je om Mæljefjell heen kan lopen hoewel de meeste paden van de omliggende dorpen van onder naar boven lopen. Mijn tocht begint dus bij de achterdeur van mijn zus. In drie dagen rond en misschien ook even de top meepikken. Het vastgespen van mijn rugzak aan de voet van de berg voelt meteen goed. Hoewel ik in een grote bouwput sta, ze maken hier een tunnel. Ik begin mijn tocht om al binnen een kilometer een ketting over de weg tegen te komen. Bordje in het Noors erbij, niet voor mij bedoeld dus... Terwijl ik over de ketting stap vraag ik me af of het met de aanleg van de tunnel te maken heeft. Ze schijnen dynamiet te gebruiken. De keuze om een of ander vaag pad te volgen past een stuk beter bij mij dan een gemarkeerde route. De misschien te gevaarlijke kayaktocht vergt meer vooronderzoek.

Maelefjell gewoon een rondje verdwalen om te vinden

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Maelefjell gewoon een rondje verdwalen om te vinden

Mæljefjell of gewoon een rondje verdwalen Ik ben Zonderweg

Tijdens de vakantie in Noorwegen bij mijn zus in Seljord, drie dagen voor mezelf. Gedachten over wat ik allemaal zou kunnen doen gaan met me op de loop. Ik zou graag de Bø-Elva af zakken met de kayak maar kan niet vinden of dat werkelijk te doen is en vanwege een aanzienlijk hoogteverschil vind ik dat net wat te spannend. Gaustatoppen wordt genoemd als niet te missen uitzichtpunt. De routes naar boven

zijn duidelijk gemarkeerd, ruimte om nieuwe dingen te ontdekken lijkt er niet. Misschien juist wel daarom kies ik om een rondje de Mæljefjell te verkennen. Het iets kleinere broertje van de Skorve van waaraf bij helder weer de zee én de Hardangervidda te zien zijn. Het schijnt zo te zijn dat je om Mæljefjell heen kan lopen hoewel de meeste paden van de omliggende dorpen van onder naar boven lopen. Mijn tocht begint dus bij de achterdeur van mijn zus. In drie dagen rond en misschien ook even de top meepikken.

Het vastgespen van mijn rugzak aan de voet van de berg voelt meteen goed. Hoewel ik in een grote bouwput sta, ze maken hier een tunnel. Ik begin mijn tocht om al binnen een kilometer een ketting over de weg tegen te komen. Bordje in het Noors erbij, niet voor mij bedoeld dus... Terwijl ik over de ketting stap vraag ik me af of het met de aanleg van de tunnel te maken heeft. Ze schijnen dynamiet te gebruiken. De keuze om een of ander vaag pad te volgen past een stuk beter bij mij dan een gemarkeerde route. De misschien te gevaarlijke kayaktocht vergt meer vooronderzoek.

Page 2: Maelefjell gewoon een rondje verdwalen om te vinden

Een vreemde installatie aan de kant van de weg blijkt bij nader inzien een soort opvangplek voor vee, schapen te zijn. Ik geniet van het moment dat ik ontdek hoe het werkt en waarom het juist op die plek aan een riviertje aan de weg ligt. De stolweg loopt zig-zag naar boven naar Lyngåsen, een vervallen zomerboerderij. De boerderij is nog in gebruik hoewel duidelijk te zien is dat het geen normaal boerenbedrijf is, meer een hobby-boer. Achter de boerderij verliest de weg zijn functie en wordt pad. Zo staat het ook op mijn kaart. Helemaal goed dus. Dan gaat het pad over in een vaag wissel om binnen enkele meters compleet te verdwijnen. Op kaart en kompas koers ik naar een topje

Flærasan. Ondertussen probeer ik het pad te vinden. Meer op gevoel dan dat ik echt een pad volg, kom ik na een uurtje een spiksplinternieuwe weg tegen die ik dan maar volg. Het lijkt wel of deze riante bergweg het verdwijnen van het pad nu verklaart. In de gedachte dat dit pad is weg geworden stap ik vrolijk verder om pas na een half uur op de kaart te kijken. De weg wil ergens anders naar toe dan ik. Niks is wat het lijkt, deze weg is een dwaalspoor hij houdt me weg van waar ik naar toe wil.

Ik zoek mijn eigen pad terug en met een vergane markering, de enige van mijn hele tocht, heb ik het wissel weer gevonden. Al lopend pluk ik de nodige bosbessen. Het zoeken van bosbessen is ook veel fijner is dan het zoeken van een pad mij niks te bieden heeft. Ik zoek mijn weg door over bergflanken van beek naar zomerhut te navigeren. Hoe meer het pad afwezig is hoe meer ik mij aanwezig voel. Hoe minder ik naar het pad zoek hoe meer ik de berg voel. Is er eigenlijk wel een pad en doet dat er wel toe? Als ik bij de

Mæstauljuvet, een kloof aankom, lijken alle wissels zich weer te bundelen tot een pad. Dat loopt naar een prachtig bergbeekriviertje met zowaar een boomstam als brug erover heen. Bij nader inzien is dit ook de enige plek om dit riviertje over te steken. De plek palmt me meteen in. Het bruisende water, geen mens te zien, niet eens een spoor. Nu waan ik me alleen. Een prachtig uitzicht op de Skorve erbij. Zijn er details te zien die ik herken of zijn er wandelaars op weg naar boven? Ik wil me met deze plek

verenigen en neem een bad in het ijskoude

Page 3: Maelefjell gewoon een rondje verdwalen om te vinden

bergwater, ik wil de elementen van deze prachtige plek nog beter voelen. Ik was mijn bloes en broek in het riviertje hoewel ze nog niet echt stinken. Het voelt puur om het zo te doen. Dít is wat ik wil. Met een eenvoudige lunch achter kiezen en kleren die nog net droog zijn stap ik weer verder.

Als ik mijn pad vervolg kom ik dichter bij de boomgrens. Ik merk dat de elandendichtheid toeneemt. Misschien dat ik het me verbeeld, volgens mij zijn ze ook dichtbij. Mijn route gaat langs een beekje door een bergveentje, dan weer een beekje dat uit het niets boven op de berg lijkt te komen. Hoewel ik op de berg nog helemaal niemand tegen ben gekomen lijkt het als ik de Doktorhytta achter me laat nu echt alsof ik regelrecht van de mensheid afloop. Een bescheiden hutje dat onbescheiden is behangen met Eland, Edelhert en Rendiergewei. Dan niets meer dat door mensen is gemaakt. Mijn telefoon doet lekker mee; GEEN BEREIK. Ik loop voorbij twee dode scheve bomen die mij de weg lijken te wijzen.

Het stroompje wordt begeleid door bergwilg en dwergberk. Af en toe staan er solitair of in groepen fijne sparren. Elke spar lijkt zijn eigen karakter te hebben. Er groeit struikhei en er staan blauwe en rode bosbessen. Steeds meer mos en kraaiheide verraden dat ik op hoogte kom. Mijn stappen voelen alsof ik over een matras loop. Mos en kraaiheide dempen mijn voetstappen tot droog en zacht gekraak. Ondertussen ruik ik het veen dat tussen het graniet en mijn voeten zit. Verschillende soorten Rendiermos lijken levende schuimkragen die vreemd aanvoelen. Op vochtige plekken, soms in kraakhelder water staat veenpluis. Heel af en toe een polletje lavendelheide. Het volle geluid van een paar raven dat behendig op de opstijgende bergwind zweeft, lijkt van heel dichtbij te kom. Ze spelen met elkaar, waarom spelen deze prachtige beesten toch altijd in griezelige films mee?

Manshoge sparren die levend of dood kunnen zijn, tonen hun leven vol strijd. De koude, sneeuw en af en toe een gulzige eland hebben ze gevormd tot dwergachtige gestalten. Het lijkt alsof ze vreemde hangende lompen dragen. Bij een boom zie ik duidelijk schouders en armen die moe naar beneden hangen. Een andere boom heeft duidelijk een gezicht dat de helft van zijn omvang is. Lange haren hangen verward naar beneden. Zouden dit de trollen zijn waarmee Noorse ouders vroeger hun kinderen angst voor de bergen in probeerden te prenten?

Het licht is prachtig als ik bij Rustjønnan aankom, het lijkt alsof de zon lager aan de horizon staat dan waar ik sta. Ik laat mijn rugzak achter en verken in rap tempo het gebied. Bang om te missen dat ondertussen de zon de mooiste kleuren op de bergflank tovert. Precies bovenop een topje heeft na de ijstijd de gletsjer hier een gigantische steen bovenop de berg gelegd. Ik zie vijftig tinten groen! Op de bergflanken

Page 4: Maelefjell gewoon een rondje verdwalen om te vinden

puinwaaiers met keien die perfect neergelegd lijken te zijn als in een Japanse tuin. Ringen op het water verraden dat er vis in het water zit. Ik hoop een forelletje aan de haak te slaan. Niet eens teleurgesteld dat me dit niet lukt sla ik mijn tent op en maak een meegebracht maaltje klaar. Ik ben immers ook helemaal geen visser.

Ga ik morgen wel of niet naar de top op van Mæljefjell. Dat is een tocht waarin ik 6 kilometer heen en 6 kilometer terug langzaam stijgende over het plateau naar de top ga. Bij een bergtocht hoort toch een top? Mijn vriendin Claudia zei een paar dagen eerder daarvoor nog dat ik geen rust nam en van top naar top ren. Ze vindt ook dat ik veel te optimisch plan. Daarom maar eens rustig de boel op een rijtje zetten. Ik zou voor de tocht drie uur in calculeren. Dan moet er niks tegen zitten en als alles dan goed gaat kom ik tegen de avond op de berekende plek aan. Maar onder deze omstandigheden bestaat het niet dat ik met mijn rugzak zo snel ga. En een hele dag geen tegenslag, dat bestaat simpelweg niet. Het terrein staat in ieder geval niet toe in het donker of halfdonker te lopen. In dit geval zou ze dus gelijk hebben gehad. Ik probeer zo veel mogelijk plezier te beleven aan het verstandige besluit dat ik zou nemen maar ik kreeg de top niet helemaal uit mijn hoofd gezet. De route was tot nu toe zo mooi en ook zo zwaar dat ik het onderweg zijn op zich al een geweldige ervaring vond.

Op de een of andere manier is het in een mum van tijd donker geworden, tijd om te gaan slapen. ’s Nachts wordt ik gestraft voor het snelle opzetten van mijn tentje. Het gaat waaien en regelmatig word ik wakker door het te los

opgespannen tentzeil. Ook dat geeft niks, het helpt me niet te vergeten dat ik te gast ben op deze mooie plek. De waard bekommert zich om mij, ik ben immers enige gast. Ik voel me top.

Behalve wat watergeklater en een paar vogeltjes is het stil op de berg. Soms snijdt er het geluid doorheen van een monotone vliegtuigmotor die op kilometers hoogte in een rechte lijn precies lijkt te weten waar hij heen wil. Na het ontbijt snel op stap. Ik groet Rjupedalen, het dal waarlangs ik omhoog had moeten klimmen als ik de top had willen doen. In plaats daarvan steek ik de berg over door het Tjønnskaret, een prachtig dal en een prachtig uitzicht biedt op moerassen die op de flank van de berg liggen. Ik loop naar het doodlopende deel van een pad dat van de andere kant van de berg mijn kant opkomt. En als ik dat bereikt heb ga ik in noord-oostelijke richting het moerassige

kreupelhout van Blautli in. Ik waan me in een slagveld waarin jaarlijks met grof geweld de berken worden gesnoeid. De winter zorgt ervoor dat sneeuw en puin alle bomen bergafwaarts drukt. Lawines scheuren taaiere bomen soms helemaal, soms halverwege af. Op

open plekken staan dan vaak moerasbramen, Molter

Page 5: Maelefjell gewoon een rondje verdwalen om te vinden

genoemd door de Noren. Deze heerlijke vruchten ruiken naar zweetvoeten en schijnen erg gezond te zijn. Ze zijn precies rijp nu, sommige kun je van een halve meter afstand ruiken. Dit vreemde landschap houdt mij en mijn zware rugzak veel meer op de plaats dan ik dacht. Ik schiet nog niet een derde op van wat ik gewend ben. Het navigeren, letten op rotsblokken en moeras en het geklauter door berken put me veel meer uit dan ik dacht. Daarbij verraadt de verse elandpoep die ik regelmatig tegenkom hun aanwezigheid. Ik heb ze ook al dichtbij gehoord en meen zelfs de geur van een eland opgesnoven te hebben. Het

kreupelhout gaat geleidelijk over in een beekdal met veenmoerassen.

Midden in de namiddag daal ik af naar Mælstaul, een zomerboerderij waar nog steeds in de zomer schapen worden gehoed. Hoewel ik al enkele vervallen en ingestorte hutjes tegen ben gekomen, ziet deze er nog prima uit. Ik kreeg al even de indruk dat dit gebied helemaal verlaten was. Er staat zelfs een nieuwe hut tussen de oude. De schapen hebben hun werk goed gedaan. Het gebied rond de hut is keurig afgegraasd. Tussen de gestapelde stenenrillen staat Noorse monnikskap statig te bloeien. Bij de hut komen enkele bergbeekjes bij elkaar en ik besluit op die plaats maar weer eens een bad te nemen. Ik passeer een hutje met een kleine watermolen waarop een dynamo is aangesloten. Zonnepanelen op het dak van de hut hebben het vernuftige timmermanskunstwerkstukje overbodig gemaakt. Technische vooruitgang is dus niet altijd mooier als het product van een creatieve geest. Het water is koud, de beken worden voor een deel gevoed met smeltwater van boven op de berg. In combinatie met de gemeen stekende knutjes zorgt dat ervoor dat ik snel mijn kleren weer aantrek en mijn lunch met een knutennetje op mijn hoofd naar binnen werk.

Volgens de kaart zou er nu weer een pad moeten zijn en even kan ik dat ook volgen tot ik in een gebied kom met omgevallen bomen en overhoop gehaalde grond. Weer zoek ik te lang naar het pad. Het pad waarvan ik eerder al had besloten dat het niet het mijne was. Ik besluit me helemaal niks meer aan te trekken van het pad en zoek een andere route naar de eindbestemming van die dag, de zuid-oost-oever van een meertje dat op 913 meter ligt en niet eens een naam heeft. Volgens de kaart ligt daar een kiezelstrandje. De flank van de berg oogt niet heel erg vriendelijk en mijn route gaat over soms erg grote rotsblokken die niet heel erg lang geleden nog veel hoger vast zaten op de Mæljefjell. Hier moet ik niet misstappen of struikelen want dan wordt het lastig hier weg te komen. Water valt langs een bijna rechte bergwand meer als 400 meter naar beneden en komt uiteindelijk en voor mij onzichtbaar in het meertje waar ik dadelijk ook wil zijn. Het strandje kan ik al op grote afstand zien maar het terrein tussen mij en het strandje is ruig. Toch maar de andere kant van het meer nemen? Na een korte risicoafweging besluit ik mijn route ongewijzigd voort te zetten.

Page 6: Maelefjell gewoon een rondje verdwalen om te vinden

Als ik aankom bij het strandje zie ik aan de zuring die in de twee stookplekken groeit dat het lang geleden is dat hier iemand was. Het strandje ziet er zo schoon uit met een perfecte plek voor de tent. Dat hebben de bouwers van de twee stookplekken jaren geleden ook gedacht. Tussen het struikgewas iets uit de wind zet ik de tent neer. Zou het vandaag dan wel lukken een forelletje te vangen. Na een kwartiertje heb ik de eerste te pakken en niet lang daarna de tweede. Ik stook mijn vuurtje en wikkel de forellen met alleen wat olijfolie, zout en peper. Al na een paar minuten komen hier heerlijke geuren uit. Met een eenvoudige pasta erbij en een borreltje uit mijn rode flesje prijs ik me gelukkig. De zon gaat achter het meertje precies tussen de twee bergen onder. Het lijkt net een enorme edelsteen die in een gigantisch decolleté verdwijnt en achter het meertje ondergaat. Voor

deze plek die ze vergeten een naam te geven, schieten me talloze namen te binnen. Ze hebben allemaal te maken met vrouwen… Het is niet echt koud en het vuurtje zorgt voor een heerlijke warmte die er dan weer voor zorgt dat ik besluit in het donker een korte zwemtocht te maken. Het ijskoude water voelt zalig na een dag zweten. Ik voel me zo klein nu. Mijn ogen op twintig centimeter hoogte boven de waterspiegel als ik langzaam door het water glijd. Door de wind lijken hier geen knutjes te zijn en als ik na het zwemmen nog even op kan warmen kan ik lekker fris de slaapzak in. Natuurlijk eerst even iets uit het rode flesje genomen…Ik slaap met de tent open, deze plek en de sterren zijn te mooi, ik wil ze de hele nacht kunnen zien. Af en toe springt er een visje en hoor ik zachtjes de waterval. Verder is het stil. Ik hoop dat ik net als de vorige nacht niet al te vast slaap en dat ik af en toe wakker word.

De laatste dag van mijn tocht is aangebroken. Het is mistig. De struiken en het gras zijn zwaar ze hangen vol met grote druppels water die dankbaar via mijn broekspijpen naar beneden reizen. Vandaag moet ik stevig doorstappen als ik vanavond om negen uur Claudia van het station op wil halen. Ik mis het pad dat er niet is helemaal niet maar merk wel dat ik door over een pad te lopen ik een drogere broek zou hebben. Ik besluit dat ik net als het pad, ik ook geen kaart en

kompas nodig heb. Ik zal immers met de berg aan mijn rechterhand een halve dag moeten lopen tot ik na enkele hellingen de rivier Grunnåi over moet steken. Van daaruit moet ik de weg volgen om weer in het dorp te komen. Ik kan dus helemaal zonder hulpmiddelen verder! Onder door het dal stroomt de Londalsbekken en de schapen hebben hier allerlei paadjes gemaakt, dat schiet dus ook beter op. Ik zoek mijn pad op de grens van het moeras en de bosrand. In de verte hoor ik de bellen van de schapen en hun geblaat verraadt dat ik dichterbij kom. Het eerste schaap dat ik tegenkom kijkt me aan zoals alleen een verbaasd schaap dat kan. Het beest lijkt het er niet mee eens te zijn dat ik zijn pad ga kruisen en stampt met een voorpoot op de grond. Nadat ze dat nog eens doet, rent ze snel naar de andere schapen. Wat voor een verhaal zou ze hen te vertellen hebben? Ik kom via gestapelde steenrillen bij een grote oude fundering aan van wat ooit een stal moet zijn geweest. De fundering is degelijk in elkaar gezet en de grote stenen lijken wel door reuzen op hun plek gelegd. Behalve de structuren in steen verraadt hier verder niets dat hier ooit mensen hebben proberen te boeren. Hoe lang zijn ze niet bezig geweest met het stapelen van deze muurtjes? En waarom zijn het er zo veel? Het moet lang geleden zijn dat dit gebruikt werd. Voor de schapen lijkt dit niet uit te maken en beschouwen ze dit nog steeds als hun home. Zonder dak maar dat maakt kennelijk voor een beetje schaap niet uit.

Page 7: Maelefjell gewoon een rondje verdwalen om te vinden

Tot aan deze nederzetting liep ik over schapenwissels maar nu kom ik als vanzelf bij iets dat echt een pad lijkt. Mijn tempo vliegt meteen omhoog. Dit moet toch echt een mensenpad zijn. Als het terrein steiler wordt, verdwijnen de veenmoerassen waar ik langsliep. De Lonsdalbekken volgt hier het dal dat de gletsjer hier 10.000 jaar geleden achterliet in de granietbodem. Als ik weer behoedzaam mijn weg naar beneden zoek, dondert het riviertje als waterval wel twintig meter naar beneden. Geen terrein om een misstap te maken. Iemand heeft dat ook ooit gevonden en op een gevaarlijk punt met een ijzeren bus een reling gemaakt. Die reling maakt het volgens mij nog gevaarlijker maar ze zorgt ervoor dat ik me minder alleen voel. Ik daal af en geniet af en toe van de mooiste uitzichten. Op een zo een punt is een Noor begonnen met het bouwen van een hut. Hoewel de opzet mooi lijkt, vraag ik me af wat je op zo een plek met zo een grote hut moet. Kennelijk heeft die Noor zich dat ook afgevraagd en zo te zien is hij jaren geleden ook weer gestopt met bouwen. Misschien kwam hij er al bouwende achter dat de magie van deze plek verdween toen hij met bouwen begon. Misschien is hij tijdens een bergwandeling langs nog een mooier plekje gekomen en bouwt daar nu om erachter te komen dat ook daar de magie verdween en dat er nog een beter plekje is.

De hut met vervallen stal op de plek waar de Londalsbekken in de Grunnåi mondt, ligt aan het Slåkåvatnet dat zich heeft ontwikkeld tot een veengebied. Hier begroeten de dapperste schapen van een kudde me vrolijk en komen wild op me afgerend. Ze lijken teleurgesteld, ik heb niks voor ze en ze laten me snel links liggen. Als ik de vervallen hut van dichterbij bekijk zie ik dat er wel tien mensen met bordjes hun namen hebben achtergelaten. Er staat een schoorsteen op het vervallen shingle-dak waarin ik een gezicht met een vrolijke wipneus in herken. Ik vind nergens een aanduiding waaruit ik kan opmaken hoe oud de hut was. Op de stal in Lyngåsen had ik 1918 zien staan en deze lijkt me ouder. De hut is nu scheefgezakt en het dak is lek. De laatste fase van het verval is ingetreden. Net als de laatste fase van mijn tocht. Dadelijk zal ik over een stolweg teruglopen naar Seljord en ruim op tijd aankomen. Vanaf nu kan ik meters maken.

Het enige dat moeilijk is aan het oversteken van de Grunnåi is het formaat stenen. De keien in de rivier liggen los en dat maakt het op de blote voeten lastig. Telkens als ik mijn voeten neerzet rollen de stenen om. Nadat ik mijn fototoestel en rugzak aan de andere kant van de rivier heb neergelegd geniet ik kort van een bad maar de knutjes zorgen ervoor dat ik snel door wil. Als ik mijn rugzak dan weer ombind, jaag ik bij de eerste stappen een stel schapen weg die mij voorgaan op de weg die ga volgen. Ze grazen aan de wegkant tot ik bijna bij hen ben om dan weer een stuk door te rennen. Als dit zich een keer of tien heeft afgespeeld

Page 8: Maelefjell gewoon een rondje verdwalen om te vinden

begin ik me een Border-collie te voelen. Ik ben succesvol schapendrijver! Het is net alsof ik al terug op in Seljord ben en neem niet eens de moeite om de kaart om te draaien om te zien hoe lang de tocht werkelijk is.

Links en rechts van de weg liggen steeds meer hutjes met of zonder schapenkraal. Na een uurtje lopen kom ik sinds dagen weer een mens tegen. Ik vind hem speciaal. Hij mij niet… Hij zal er vandaag wel meer van gezien hebben. Hij loopt snel alsof hij ergens naar op weg is en aan zijn dagrugzakje te zien zal hij wel niet zo lang weg blijven. Ik hou even in als we passeren en kijk hem aan. Hij groet “Hei” en loopt door. Dat doe ik dan ook maar en ik hou de pas er stevig in. Ik let niet goed op mijn watervoorraad omdat ik aannam toch zo in het dorp te zijn. Daar krijg ik spijt van de weg is echt veel langer dan ik dacht en het is heet. Bij een boerderij waar de berm is verstoord staan honderden gevlekte orchideeën. Bij ons zeldzaam maar hier staan ze bijna op het boerenerf. Ondenkbaar in Nederland. Bij het slokje laatste water besluit ik bij te vullen bij het kerkje van Seljord. Want daar is een kerkhof en daar is altijd een kraan. Hoewel de omgeving hartstikke mooi is en het uitzicht op momenten zelfs geweldig is, baal ik van de weg. Ik wil eigenlijk het liefst onderweg zijn zonder weg… Zonderweg.

De weg heeft mijn tempo verhoogd. Hij heeft ervoor gezorgd dat ik me bewust ben dat ik dadelijk weer terug ben en maakt voor mijn gevoel veel te vroeg een einde aan mijn tocht. Dankzij de kaart weet ik dat ik toch nog een heel end te gaan heb en als ik bij een paar haarspeldbochten kom wil ik binnendoor. Het grasveld lijkt te belopen en als ik een steile helling af ga, kom ik uit bij een te hoge afrastering met stroom erop. Teleurgesteld vervolg ik mijn weg over de weg. In plaats van hutjes staan er nu huizen langs de weg. De eerste auto passeert en als ik later de weg onder in het dal van de Vallarai oversteek buldert het water van de rivier langs de zaagmolen die niet meer in gebruik is naar beneden, verkoeling maar ik wil snel naar mijn laatste stop, het kerkhofje van Seljord. Water tappen en het kerkhofje bekijken. Als ik naar de grafstenen kijk, waan ik me in een vreemd café. De oude stenen zien er keurig verzorgd uit. Sommige stenen staan tegen het muurtje van het kerkhof. Ik vraag deze toeschouwers of ze niet ook liever op het veld zouden staan. Geen antwoord…

Op straat knettert een bromfiets voorbij. Het geluid doet pijn aan mijn oren en de stank is verschrikkelijk. Bij mijn zus plof ik neer op het terras en als vanzelf komt er een koele pot Øl voor me staan. Noors bier is heerlijk!

De berg voor mij, zonderweg zijnMisschien wil ik helemaal geen uitgestippeld pad volgen… Een pad langs alle mooiste punten en dat met informatieborden duidelijk maakt in welk landschap ik me begeef. Die paden voeren mij als passant door een landschap. Ik loop mijn meters, geniet van de uitzichten en steek misschien zelfs wat op van de informatieborden. Vooral mijn recreatieve en misschien educatieve behoeften worden gevoed. Het voelt o zo verantwoord en ook zo veilig om het zo te doen.

De drie dagen die ik met Mæljefjell had, waren misschien lang niet zo spannend of uitdagend als andere tochten. Ik had nagenoeg geen verwachting, geen programma en geen verplichting. Al bij de ketting over de weg had ik de waarschuwing als voor mij bestemd kunnen beschouwen. Het maken van een keuze is dan het begin van de tocht. Ik heb gemerkt dat ik meer open sta voor ervaringen en er de tijd voor neem. Ik neem een bad in een riviertje en was mijn kleren omdat iets me zegt dat deze onderdompeling misschien een goed idee is. Neem de tijd om het te ondergaan en wacht tot mijn

Page 9: Maelefjell gewoon een rondje verdwalen om te vinden

kleren droog zijn. Omdat ik niet naar een “top-ervaring” toe loop, geen haast heb en ook geen plan, ben ik me veel meer bewust van de dingen rond me die ik waarneem. Ik heb ook een sterk gevoel dat ik deze tocht veel meer met mijn neus heb gedaan dan ooit tevoren. Het gebruik van mijn zintuigen helpt me om dichter bij mezelf te blijven. Voor mijn gevoel maak ik besluiten dan ook anders. Minder opgejaagd en meer gericht op het nu beleven. Het onderweg zijn zonder pad, het zonderweg zijn. Dat ik later ook de kaart en het kompas niet nodig wilde hebben is een mooi vervolg daarop. Wilde ik me overgeven aan de berg of voelde ik me zo verschrikkelijk vrij om te weten dat je, grofweg de berg drie dagen aan je rechterhand hebt. Het helpt me om gebaande paden, ook in andere situaties los te laten. Wat voegt een pad toe bij een rondje rond een berg? Ik zie de berg toch wel liggen en gevaar op de route zie ik tijdig. Door niet precies te weten waar ik ben, wordt ik gedwongen te blijven waarnemen. Problemen los ik op meer op dan door er om heen te gaan. Ik opereer steeds lichtjes buiten mijn comfort-zone. Kom anders tot besluiten.

Niet de markering van de route, niet het pad maar de berg geeft aan waar ik ben. Ik interpreteer dat en beleg zo mijn route. Ik beleef dus ook meer intens! Uiteindelijk is mijn comfort-zone nu ook weer een stukje groter.

Ondertussen op mijn werk verlaat ik ook vaker en liever gebaande paden en begrijp ik beter waarom dit me goed doet. Mensen zijn goed in de weg vinden, andere zoeken de weg en weer andere kennen de weg. Misschien zijn er ook wel die de weg denken te kennen… Het kennen van de weg is in onze tijd wellicht minder relevant. Ik ben liever een goede wegvinder… Maar dan wel een zonderweg.