View
2
Download
0
Category
Preview:
Citation preview
Bachelorscriptie Klinische Neuropsychologie
Universiteit van Amsterdam
ADHD en de Snelheid van Informatieverwerking:
Het Verband Tussen de Aanwezigheid van ADHD-Symptomen en
Verwerkingssnelheid in een Subklinische Populatie
Hanna F. Heyer
Student nummer: 10307214
Begeleiders:
Drs. N.R. de Vent
I. Z. Groot
Mei 2016
2
Inhoudsopgave
Abstract 3
Inleiding 3
ADHD en bijbehorende problemen 3
De relatie tussen ADHD, executief functioneren en verwerkingssnelheid 4
Verschillen tussen ADHD symptomen en ADHD als continuüm 6
Methode 8
Deelnemers 8
Materialen 9
Procedure 11
Analyse 12
Resultaten 13
Het verband tussen verwerkingssnelheid en ADHD-symptomen 14
Het verband tussen de speed accuracy trade-off en ADHD symptomen 15
Het verschil in verband tussen verwerkingssnelheid en de subtypes hyperactiviteit en
afleidbaarheid 16
Discussie 17
Literatuurlijst 21
3
Abstract
ADHD-problematiek gaat vaak samen met executieve functieverstoringen, het is denkbaar dat
ADHD-problematiek via een vertraagde verwerkingssnelheid met deze verstoringen in
verband staat. In deze studie wordt gekeken naar het verband tussen ADHD-symptomatologie
en verwerkingssnelheid en in een subklinische populatie. Daarnaast is ook gekeken naar het
verband tussen ADHD-symptomen en nauwkeurigheid. Ook is er gekeken naar een
onderverdeling van ADHD-symptomen in twee symptoomclusters; aandachttekort en
hyperactiviteit/impulsiviteit. Een neuropsychologisch onderzoek is afgenomen bij 175
deelnemers. Uit de resultaten is gebleken dat er geen verbanden zijn gevonden tussen ADHD
symptomatologie en verwerkingssnelheid. Ook met betrekking tot de nauwkeurigheid en met
betrekking tot ADHD-symptomen opgesplitst in symptoomclusters kwam uit de resultaten
geen verband naar voren. Voorlopig kan men hieruit concluderen dat er geen verband is
tussen ADHD-symptomtologie en verwerkingssnelheid in een subklinische populatie.
ADHD en bijbehorende problemen
Attention deficit hyperactivity disorder (ADHD) is een ontwikkelingsstoornis die wordt
gekenmerkt door drie hoofdsymptomen: impulsiviteit, aandachttekort en hyperactiviteit
(Castellanos, Sonuga-Barke, Milham, & Tannock, 2006). Bij mensen met ADHD worden, in
vergelijking met non-hyperactive mensen, verhoogde levels van antisociaal gedrag, meer
middelen misbruik, slechtere schoolprestaties en relatieproblemen gerapporteerd (Knouse,
Mitchell, Brown, Silvia, Kane, Myin-Germeys & Kwapil, 2007). Daarnaast hebben mensen
met ADHD moeite met het aanpassen van hun gedrag aan sociale -en omgevingsfactoren. De
problematische gedragingen bestaan bijvoorbeeld uit snel afgeleid zijn of niet wachten tot
iemand uitgepraat is (Mulder et. al, 2010). Deze gedragingen hebben impact op zowel de
4
persoon met ADHD zelf als zijn of haar omgeving. Naast sociale problemen scoren mensen
met klinisch gediagnosticeerde ADHD ook op veel academische -en werk gerelateerde
vlakken slechter dan mensen zonder ADHD (Biederman, Petty, Fried, Fontanella, Doyle,
Seidman & Faraone, 2006). Mogelijk hebben deze problemen in het dagelijks functioneren
een verband met cognitief functioneren (Barkley & Murphy, 2010).
De relatie tussen ADHD, executief functioneren en verwerkingssnelheid
Executieve functies zijn een belangrijk onderdeel van het cognitief functioneren. Onder
executieve functies worden namelijk de hogere mentale processen verstaan die onze
gedachtegang, actie en emotie aansturen (Biederman et. al., 2006). Zonder deze functies is
goed georganiseerd en doelgericht gedrag niet mogelijk. In het dagelijks gedrag zijn
executieve functieverstoringen bijvoorbeeld terug te zien bij planning, probleem-
oplossingsgerichtheid en flexibiliteit.
Uit eerder onderzoek is al gebleken dat veel mensen met ADHD executieve
functieverstoringen hebben (Biederman et. al., 2006; Jiménez, Ballabriga, Arrufat, & Giacobo,
2015; Toplak, Bucciarelli, Jain, & Tannock, 2008). Daarnaast is gebleken dat veel mensen met
executieve functieverstoringen een vertraagde verwerkingssnelheid hebben (Jiménez,
Balabriga, Martin, Arrufat en Giacobo (2015). Verwerkingssnelheid is de snelheid waarmee
cognitieve processen plaatsvinden, het gaat hierbij om processen die een belangrijke rol spelen
bij allerlei dagelijkse functies, zoals het lezen van een krant of het zoeken van je sleutels (Ball
et. al., 2007).
Het is denkbaar dat het verband tussen de gedragsmatige problematiek die bij ADHD
komt kijken en de executieve functieverstoringen verklaard kan worden door
verwerkingssnelheid. Uit verschillende longitudinale studies is al gebleken dat
verwerkingssnelheid voor een significant groot deel executieve functieafwijkingen verklaart
5
(Finkel, Mintzer, Dysken, Krishnan, Burt & McRae, 2004; Lemke & Zimprich, 2005 beide
aangehaald in Ball, Edwards & Ross, 2007). Daarbij is gebleken dat training, en dus
verbetering, van verwerkingssnelheid een verbeterd executief functioneren tot gevolg heeft
(Ball et. al., 2007). Uit deze studie kwam eveneens naar voren dat de effecten van een snellere
verwerkingssnelheid een positieve impact hebben op het gedragsmatig functioneren van de
deelnemers in het dagelijks leven.
Een mogelijk verband tussen de mate van ADHD-symptomatologie en een vertraagde
verwerkingssnelheid zou te maken kunnen hebben met de verhouding tussen snelheid en
accuraatheid, verder in deze studie wordt dit nauwkeurigheid genoemd. Deze nauwkeurigheid
wordt gedefinieerd door de mate waarin iemand snelheid inlevert voor accuraatheid: de speed
accuracy trade-off (Mulder et. al., 2010; Wylie, Van Den Wildenberg, Ridderinkhof, Bashore,
Powell, Manning, & Wooten, 2009). Deze relatie is echter niet bij iedereen gelijk. Hoe hoger
de speed accuracy trade-off hoe minder nauwkeurig iemand is. Speed-accuracy errors, fouten
in accuraatheid door snelheid, komen sneller voor wanneer er meer ruis is in de aangeboden
informatie. Ruis ontstaat in de vorm van aandachts –of concentratieverlies. Errors komen dus
sneller voor wanneer er meer afleiding aanwezig is en er hierdoor meer tijd nodig is om een
correcte beslissing te maken. Men zou kunnen stellen dat er bij mensen met ADHD mogelijk
altijd sprake is van meer ruis in de aangeboden informatie, omdat mensen met ADHD juist
problemen hebben met aandacht, concentratie en verwerkingssnelheid. Juist omdat de
verwerkingssnelheid trager is, zou iemand met ADHD baat hebben bij een hogere mate van
aandacht en concentratie. Echter zit daar nu precies de symptomatologie, om deze reden
zouden er bij mensen met ADHD meer speed accuracy errors optreden en zou er dus sprake
zijn van een verminderde nauwkeurigheid (Mulder et.al.,2010). Op deze manier zorgen
ADHD-symptomen voor een vertraagde verwerkingssnelheid en zoals net besproken heeft een
vertraagde verwerkingssnelheid een invloed op het executief functioneren.
6
Verschillen tussen ADHD symptomen en ADHD als continuüm
Zoals al eerder genoemd is ADHD een ontwikkelingsstoornis, dit houdt in dat de
stoornis zich manifesteert in de kindertijd. Maar daarnaast is er ook sprake van een
symptomatische continuïteit gedurende de adolescentie en de volwassenheid (Biederman et.
al. 2006). Enigszins in strijd met deze symptomatische continuïteit is de bevinding dat veel
volwassenen niet meer aan de klinische diagnose van ADHD voldoen, terwijl ze in de
kindertijd wel aan deze diagnose voldeden (Wilens, Biederman, Faraone, Martelon,
Westerberg & Spencer, 2009). Deze tegenstrijdigheid is opmerkelijk, maar niet geheel
onverklaarbaar. Mogelijk zijn de drie hoofdsymptomen van ADHD (impulsiviteit,
aandachttekort en hyperactiviteit) namelijk niet onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar
gaat het meer om de aanwezigheid van één of een specifieke combinatie van de symptomen
(Jiménez et.al., 2015). In de volwassenheid zal het symptoom aandachttekort in grotere mate
aanwezig zijn, al dan niet in combinatie met hyperactiviteit en impulsiviteit (Karalunas,
Huang-Pollock, & Nigg, 2012; Wilens et.al. 2009). Dit ondersteunt de symptomatische
continuïteit, maar ook de bevinding dat iemand in de volwassenheid niet meer aan de
diagnose voor ADHD voldoet. Wanneer er namelijk slechts sprake is van het symptoom
aandachttekort kan iemand hier zeker nog problemen door ondervinden, maar niet meer
voldoen aan de volledige diagnostische criteria. Het is denkbaar dat de diagnostische criteria
voornamelijk gericht zijn op de ADHD-symptomatologie in de kindertijd, dat wil zeggen
vooral op symptomen van hyperactiviteit/impulsiviteit. Dit is goed mogelijk, aangezien
ADHD meestal vastgesteld wordt in de kindertijd. Dit kan ervoor zorgen dat iemand in de
volwassenheid, met een hogere mate van aandachttekort in plaats van
hyperactiviteit/impulsiviteit, niet meer aan de diagnose van ADHD voldoet.
Hieruit volgt ook het volgende punt: bij de diagnosestelling van ADHD wordt deze
7
stoornis als een discrete variabele behandeld, maar misschien is ADHD geen discrete
variabele maar ligt de symptomatologie meer op een continuüm. Dit houdt in dat wanneer
iemand qua symptomen nog onder het cut-off point voor diagnose scoort er nog steeds wel
sprake kan zijn van symptomen en dus ook de bijbehorende problematiek (Mohamed, Börger,
Geuze & Meere, 2015).
Deze twee punten samen, verschil in aanwezigheid van soort symptoom en ADHD
symptomatologie als een continuüm maken dat het relevant is om te kijken naar ADHD
symptomatologie in een subklinische populatie. Er is al genoemd dat juist mensen met een
hoge mate van aanwezigheid van het symptoom aandachttekort geassocieerd worden met een
langzamere verwerkingssnelheid (Jiménez et.al., 2015). Daarnaast is ook gebleken dat in de
volwassenheid meestal juist het symptoom aandachttekort in de grootste mate aanwezig is,
maar ook dat veel volwassenen niet meer aan de diagnostische criteria voor ADHD voldoen.
Uit deze thema's komt de vraag naar voren in hoeverre er een verband is tussen de mate
van aanwezige ADHD-symptomen en verwerkingssnelheid en of hier verschil in zit per
symptoom. De veronderstelling hierbij is dat mensen die een hoge mate van ADHD-
symptomatologie rapporteren een relatief langzame verwerkingssnelheid laten zien. Hierbij
wordt verwacht dat wanneer er een hoge mate van ADHD-symptomen aanwezig is, deze
vooral binnen het cluster aandachttekort valt. Dit omdat de onderzochte populatie een
populatie van volwassenen is. Daarnaast wordt eveneens verwacht dat juist de mensen met
een grote mate van aanwezigheid van het symptoom aandachttekort ook in grotere mate een
verstoorde verwerkingssnelheid laten zien. Ook met betrekking tot de nauwkeurigheid wordt
verwacht dat mensen die een hoge mate van ADHD-symptomatologie hebben een lagere
nauwkeurigheid laten zien.
8
Methode
Deelnemers
Aan dit onderzoek deden 175 mensen mee. Deze deelnemers zijn geworven in de
kringen van de onderzoekers zelf en via de Universiteit van Amsterdam. De leeftijd van de
deelnemers lag tussen de 18 en 84 met een gemiddelde van 31,8. In Tabel 1 staat een
overzicht van het aantal mannen en vrouwen met gemiddelde leeftijden en opleidingsniveaus.
Deelnemers werden uitgesloten wanneer aangeven werd dat er sprake was van een ziekte in
het centraal zenuwstelsel. Indien de deelnemer student aan de Universiteit van Amsterdam
was ontving deze twee proefpersoon punten voor zijn deelname aan het onderzoek1.
Tabel 1
Het Aantal Mannen en Vrouwen (N) met Gemiddelden (M) Leeftijden en Opleiding met
Standaardafwijkingen (SE) tussen Haakjes
Materialen
Verwerkingssnelheid is gemeten door een combinatie van de D2 test, de subtest
symboolsubstitutie van de Wechsler Adult Intelligence Scale IV (WAIS IV) en de trail making
test (TMT). ADHD-symptomatologie is gemeten door middel van het Diagnostisch Interview
voor ADHD bij Volwassenen (DIVA). Deze tests waren onderdeel van een grotere
testbatterij.
1 Participatiepunten die studenten van de Universiteit van Amsterdam dienen te halen door deel te nemen aan onderzoek
N M Leeftijd (SE) Opleiding (SE)
Man 69 31,83 (18,77) 5,85 (0,50)
Vrouw
Totaal
106
175
32,58 (18,68)
32,38 (18,68)
5,67 (0,88)
5,67 (0,88)
9
D2 test. De D2 Test meet naast verwerkingssnelheid ook selectieve aandacht. De test
bestaat uit 14 regels, waarbij elke regel 47 items bevat. De test items bestaan uit de letters d en
p waarbij één tot vier strepen staan. De deelnemer wordt gevraagd alleen de letters d aan te
strepen waar precies twee strepen bij staan. Per regel krijgt de deelnemer 20 seconden, hierbij
wordt de deelnemer verzocht zo snel mogelijk te werken, maar ook om zo min mogelijk
fouten te maken. De betrouwbaarheid en validiteit van alle maten van de D2 zijn goed
gebleken, met een hoge interne consistentie, Cronbach’s Alpha, 0,98 (Wassenberg,
Hendriksen, Hurks, Feron, Keulers, Vles, & Jolles, 2008). In dit onderzoek is gekeken naar
twee verschillende uitkomstmaten van de D2. Als maat voor verwerkingssnelheid is de
concentratieprestatie berekend. Ter berekening hiervan is het totaal aantal fouten afgetrokken
van het totaal aantal verwerkte items. De maximale score op deze uitkomstmaat van de D2 is
658, hetgeen overeenkomt met een extreem hoge verwerkingssnelheid. Als maat voor de
nauwkeurigheid is de speed accuracy trade off score berekend. Hiervoor is het totale aantal
fouten vermenigvuldigd met 100 en vervolgens gedeeld door het totaal aantal verwerkte
items. Hierbij komt een hoge speed accuracy trade off score overeen met lage
nauwkeurigheid.
Symboolsubstitutie. De subtest symboolsubstitutie van de WAIS meet naast
verwerkingssnelheid ook fijne motoriek en kortetermijngeheugen (Carlozzi, Tulsky,
Chiaravalloti, Beaumont, Weintraub, Conway, & Gershon, 2014). Bij deze test staat een
sleutel afgebeeld van de cijfers één t/m negen met bijbehorende symbolen. Na een oefenstuk
bestaat de test uit acht regels, waarbij iedere regel 16 items bevat. De testitems bestaan uit de
cijfers één t/m negen in random volgorde, onder deze cijfers staan lege hokjes. De deelnemer
krijgt 120 seconden de tijd om de bijbehorende symbolen bij de cijfers te tekenen. Hierbij
mogen er geen cijfers worden overgeslagen en wordt de deelnemer gevraagd zo snel mogelijk
en zo nauwkeurig mogelijk te werken. De betrouwbaarheid en validiteit van de subtest
Comment [P1]: speed-accuracy trade-off
Comment [P2]: speed-accuracy trade-off
10
symboolsubstitutie zijn goed bevonden, Cronbach’s Alpha, 0,90 (Kreiner & Ryan, 2001). De
uitkomstmaat die gebruikt is voor verwerkingssnelheid in dit onderzoek is gevormd uit het
aantal verwerkte items min het aantal gemaakte fouten. Hierbij komt een hoge score overeen
met een hoge verwerkingssnelheid en een lage score met een trage verwerkingssnelheid.
TMT. De TMT is voornamelijk een maat voor executief functioneren (Sanchez-Cubillo,
Perianez, Adrover-Roig, Rodriguez-Sanchez, Rios-Lago, Tirapu, & Barcelo, 2009).
Aangezien gesuggereerd wordt dat verwerkingssnelheid een voorwaarde is voor executief
functioneren, wordt ook de TMT meegenomen in dit onderzoek. De TMT bestaat uit twee
delen, de TMT-A en de TMT-B. Bij de TMT-A dient de deelnemer de cijfers 1 t/m 25 in
oplopende volgorde met elkaar te verbinden, deze staan random verdeeld over het blad. Bij de
TMT-B is het wederom de bedoeling om de cijfers in oplopende volgorde met elkaar te
verbinden, echter nu afgewisseld met letters (1-A-2-B-3-C...). Zowel de TMT-A als de TMT-
B bestaat uit 25 items. Als uitkomstmaat van verwerkingssnelheid wordt de totale tijdsscore
gebruikt. Het is gebleken dat de betrouwbaarheid en validiteit van de TMT goed zijn. Een
lage totale score is hierbij een weergave van goed executief functioneren (Sanchez-Cubillo, et.
al., 2009).
DIVA. Mate van ADHD-symptomatologie is gemeten met behulp van de DIVA. De
DIVA bestaat uit 18 stellingen. Hierbij hebben de eerste negen stellingen betrekking op
symptomen van aandachttekort en de tweede negen stellingen op symptomen van
hyperactiviteit/impulsiviteit. Normaliter wordt de DIVA in de vorm van een diagnostisch
interview afgenomen en wordt ook gevraagd naar de aanwezigheid van de symptomen in de
kindertijd. Aangezien het in dit onderzoek het niet de doelstelling was om een diagnose te
stellen en een volledig diagnostisch interview te veel tijd in beslag zou nemen is de afname
procedure van de DIVA aangepast. De negen stellingen zijn in de vorm van een interview één
voor één aan de deelnemer voorgelegd, waarbij gevraagd werd de voorgelegde stelling te
11
scoren op een schaal van 1 tot 6. Hierbij stond 1 gelijk aan nooit, 2 aan zelden, 3 aan soms, 4
aan regelmatig, 5 aan vaak en 6 aan altijd. Voorbeeldstellingen zijn: "Heeft u moeite met het
organiseren van taken en activiteiten?", "Beweegt u vaak onrustig met uw handen of voeten,
of draait u in uw stoel?". Omdat de afname procedure van de DIVA is aangepast voor het doel
van het onderzoek zijn er geen gegevens over de betrouwbaarheid en validiteit bekend. Er zijn
drie verschillende uitkomstmaten van de DIVA gebruikt in dit onderzoek. De totale score van
alle stellingen is gebruikt als maat voor de mate van ADHD-symptomatologie in zijn geheel.
De totale score op de eerste negen stellingen is gebruikt voor de mate van aanwezigheid van
het symptoom aandachttekort. En de totale score op de tweede negen stellingen is gebruikt als
maat voor de mate van aanwezigheid van het de symptomen hyperactiviteit/impulsiviteit. Bij
alle drie de uitkomstmaten komt een hoge score overeen met een hoge mate en een lage score
met een lage mate van aanwezigheid van ADHD-symptomatologie.
Procedure
Iedere participatie aan het onderzoek vond tussen een onderzoeker en een individuele
deelnemer plaats. Voor het testen begon werd een informed consent getekend door de
deelnemer. Het onderzoek bestond uit een testbatterij van in totaal 12 onderdelen, waarvan
vier vragenlijsten en acht test. De duur van het onderzoek bedroeg ongeveer twee uur.
Halverwege het testen werd een korte pauze gehouden van ongeveer tien minuten waarna het
onderzoek weer verder ging. Aan het einde van het onderzoek werden de deelnemers bedankt
voor hun deelname en indien gewenst ingelicht over het doel van het onderzoek.
Analyses
Het statistische programma SPSS 22 is gebruikt voor alle analyses. Voordat de analyses
zijn uitgevoerd, is de data gecontroleerd op uitbijters. Hiervoor is gekeken naar de
12
gecorrigeerde uitbijters van de variabelen. Dit is gedaan door de gestandaardiseerde residuals
te berekenen, deze zijn gecorrigeerd voor het effect van leeftijd, sekse en opleiding. De scores
waarvan de residuals meer dan 3,5 standaarddeviatie afweken van het gemiddelde zijn
verwijderd.
Na verwijdering van de outliers is er bij iedere analyse een check gedaan op de
assumpties van lineariteit, normaliteit, homoscedasticiteit en onafhankelijkheid van de errors
met behulp van PP-plots en de Durbin-Watson test. Wanneer de Durbin-Watson niet meer dan
0,8 van 2 afweekt was de assumptie van onafhankelijkheid van de errors niet geschonden. Met
betrekking tot de overige assumpties was het van belang dat het model in het PP-plot niet te
veel afweek van de normaalverdeling.
De score van de TMT is gespiegeld door 1-TMTscore toe te passen, dit zodat ook bij de
TMT een hoge score gelijk staat aan een snelle verwerkingssnelheid. Vervolgens zijn de
scores van de van de D2, symboolsubstitutie en TMT ter standaardisering omgescoord tot Z-
scores. Deze Z-scores zijn bij elkaar opgeteld, deze score is gebruikt als indexscore van
verwerkingssnelheid.
Om naar het verband tussen verwerkingssnelheid en ADHD-symptomatologie te kijken
is gebruik gemaakt van een multiple regressieanalyse. Hierbij is gekeken of ADHD-
symptomatologie (onafhankelijke variabele) een significante voorspeller is voor
verwerkingssnelheid (afhankelijke variabele). De covariaten leeftijd, sekse en opleiding zijn
bekeken in een apart model. Dit omdat verwacht werd dat deze covariaten, en hierbij
voornamelijk leeftijd, een significant effect zullen hebben op het verband (Baudouin, Clarys,
Vanneste, & Isingrini, 2009). Vervolgens is in een apart model de ADHD-symptomatologie
toegevoegd. Deze twee modellen zijn vergeleken om naar de toegevoegde voorspellende
waarde van ADHD-symptomatologie op verwerkingssnelheid te kijken.
Om naar het verband tussen nauwkeurigheid en ADHD-symptomatologie te kijken is
13
gebruik gemaakt van een multiple regressieanalyse. Hierbij is gekeken of ADHD-
symptomatologie (onafhankelijke variabele) een significante voorspeller is voor
nauwkeurigheid (afhankelijke variabele). De covariaten leeftijd, sekse en opleiding zijn
bekeken in een apart model. Vervolgens is in een apart model de ADHD-symptomatologie
toegevoegd. Deze twee modellen zijn mer elkaar vergeleken om naar de toegevoegde
voorspellende waarde van ADHD-symptomatologie op nauwkeurigheid te kijken.
Om te kijken of de symptoomclusters aandachttekort versus hyperactiviteit/impulsiviteit
verschillen in hun verband met verwerkingssnelheid zijn twee multiple regressieanalyses met
elkaar vergeleken. Hierbij is gekeken of symptomen van aandachttekort (onafhankelijke
variabele) een significante voorspeller is voor verwerkingssnelheid (afhankelijke variabele),
hierbij is gecontroleerd voor de covariaten leeftijd, sekse en opleiding. Daarnaast is gekeken
of symptomen van hyperactiviteit/impulsiviteit (onafhankelijke variabele) een significante
voorspeller is voor verwerkingssnelheid (afhankelijke variabele), wederom is hierbij
gecontroleerd voor de covariaten leeftijd, sekse en opleiding. Deze twee modellen zijn met
elkaar vergeleken om naar het verschil in verband met verwerkingssnelheid te kijken.
Aangezien er drie regressieanalyses op één dataset gedaan worden zal een Bonferroni-
correctie op significante p-waardes worden toegepast, dit om de kans op een type-II fout te
verkleinen.
Resultaten
Alle 175 deelnemers hebben het gehele onderzoek voltooid. Geen van de deelnemers
gaf aan een ziekte van het centraal zenuwstelsel te hebben, echter bij zeven deelnemers was
een aantal testscores niet bruikbaar in verband met extreem afleidende omgevingsfactoren.
Daarnaast zijn er bij de scores van de TMT twee uitbijters verwijderd. Bij de
nauwkeurigheidsscores op de D2 is één uitbijter verwijderd en ook bij de scores van de
14
concentratiepresentatie op de D2 is één uitbijter verwijderd. De hierna gevormde indexscore,
de overige nauwkeurigheidsscores van de D2 en de scores van de DIVA zijn meegenomen in
de verdere data-analyse. In Tabel 2 staat een overzicht van de gebruikte data na verwijdering
van de uitbijters.
Tabel 2
Beschrijvende Statistieken (N, Minimum, Maximum, Gemiddelde M) en Standaardafwijking
(SE tussen haakjes) van de Index Score voor Verwerkingssnelheid, de DIVA Totaalscores,
Aandachttekortscores, Hyperactiviteit/Impulsiviteitscores en de nauwkeurigheidsscores na de
verwijdering van uitbijters
Het verband tussen ADHD-symptomen en verwerkingssnelheid
Bij deze multiple regressieanalyse is aan de assumpties van lineariteit, normaliteit,
homoscedasticiteit en onafhankelijkheid van de errors (Durbin-Watson, 1,3) voldaan. Zowel
het model met de covariaten als het model met toegevoegde ADHD-symptomen is significant,
respectievelijk F (3, 169) = 68,41, p < 0,001 en F (4, 168) = 51,03, p < 0,001. Beide
regressiemodellen zijn bruikbaar om de verwerkingssnelheid van mensen te voorspellen, de
kracht van de voorspelling in beide modellen is 54 procent (R2 = 0,54). Het model wordt
echter niet beter of slechter na toevoeging van ADHD-symptomen maar blijft gelijk. Wanneer
gekeken wordt naar de voorspellende waarde van ADHD-symptomatologie gecontroleerd
N Minimum Maximum M (SE)
Index 173 -5,25 3,60 0,04 (2,39)
Diva Totaal 175 5 61 28,62 (11,04)
Aandachttekort 175 0 38 14,17 (6,57)
Hyperactiviteit/Impulsiviteit 175 1 30 14,46 (6,10)
Nauwkeurigheid 174 -21,30 -0,17 -3,82 (3,81)
15
voor de covariaten is het opvallend is dat juist alleen leeftijd, b* = -0,35, t= -4,81, p < 0, 001,
95% CI [-0,10; 0,04], een sterk significant verband heeft met verwerkingssnelheid. Sekse, b*
= 0,02, t= 0,23, p = 0, 82, 95% CI [-0,96; 1,21], opleiding, b* = 0,13, t= 1,71, p = 0, 09, 95%
CI [-0,10; 1,36] en DIVA totaal b* = -0,03, t= 0,33, p = 0, 74, 95% CI [-0,04; 0,056] hebben
geen significant verband met verwerkingssnelheid. Per leeftijdsjaar neemt de geschatte
verwerkingssnelheid met 0,07 af, hierbij wordt ervan uitgegaan dat de overige onafhankelijke
variabelen constant worden gehouden. De effectgrootte van het model is zeer groot, effect size
statistic = 1,10, hetgeen inhoudt dat er een grote mate van samenhang is tussen
verwerkingssnelheid en leeftijd, sekse, opleiding en ADHD-symptomatologie.
Het verband tussen ADHD symptomen en nauwkeurigheid
Bij deze regressieanalyse zijn wederom de assumpties van lineariteit, normaliteit,
homoscedasticiteit en onafhankelijkheid van de errors getest met behulp van plots. Echter
bleek uit het P-P plot dat de verdeling afwijkt van een normaalverdeling. Hiermee moet
rekening gehouden worden bij de interpretatie van de resultaten. Zowel het regressiemodel
met de covariaten als het regressiemodel waarbij nauwkeurigheid is toegevoegd zijn niet
significant, respectievelijk F (3,171) = 0,27, p = 0,85; F (1,169) = 0,11, p = 0,74. Deze
regressiemodellen zijn niet bruikbaar om verwerkingssnelheid mee te voorspellen. Daarnaast
voegt nauwkeurigheid nauwelijks iets toe aan de voorspellende waarde van het
regressiemodel. Dit blijkt ook uit de zeer zwakke voorspellende waarde van 7% (R2 = 0,07).
De effectgrootte van het model is zwak, effect size statistic =0,08, hetgeen inhoudt dat er een
zeer zwakke mate van samenhang is tussen nauwkeurigheid en ADHD-symptomatologie.
Deze resultaten suggereren dat er geen verband is tussen de nauwkeurigheid en demografische
gegevens en eveneens dat er geen verband is tussen ADHD symptomatologie en
nauwkeurigheid.
16
Het verschil in verband tussen verwerkingssnelheid en de subtypes hyperactiviteit en
afleidbaarheid
Bij deze regressieanalyses is aan de assumpties van lineariteit, normaliteit,
homoscedasticiteit en onafhankelijkheid van de errors voldaan. Allebei de regressiemodellen
zijn significant; model aandachttekort, F (4, 168) = 51,14, p < 0,001 en model
hyperactiviteit/impulsiviteit, F (5, 166) = 17,70, p < 0,001. De regressiemodellen zijn
bruikbaar om verwerkingssnelheid mee te voorspellen, de sterkte van deze voorspelling is
matig sterk (respectievelijk, R2 = 0,35;0,35). De verbanden van de verschillende variabelen
zijn weergegeven in Tabel 1. Hierbij zitten er weinig tot geen verschillen in de sterkte van de
verbanden tussen de modellen aandacht en hyper.
Om naar de mate van samenhang tussen verwerkingssnelheid en beide subtypes te
kijken is de effectgrootte berekend. Deze effectgroottes van de modellen zijn gelijk, effect size
statistic = 0,54, hetgeen inhoudt dat er een middelgrote mate van samenhang is tussen
verwerkingssnelheid en leeftijd, sekse, opleiding en ADHD-symptomatologie mits deze
opgesplitst is in twee symptoomclusters. In Tabel 2 staat een overzicht van de effectgroottes
en de kracht van de voorspelling weergegeven per model. Echter wordt deze effectgrootte niet
bepaald door de invloed van symptomen van aandachttekort dan wel hyperactiviteit. Slechts
leeftijd, b* = -0,04, t= -8,10, p < 0, 001, 95% CI [-0,05; -0,03], heeft in beide modellen een
significante invloed op verwerkingssnelheid.
Aangezien de resultaten ook zonder Bonferroni-correctie weinig significante samenhang
laren zien, zorgt dit ervoor dat de relevantie van deze correctie vervalt.
Tabel 3
Kracht van de voorspelling in R2, effectgroottes en sterkte van het effect weergegeven per
17
model:, Leeftijd, sekse, opleiding (LSO) * Verwerkingssnelheid (VS) / ADHD
*Verwerkingssnelheid / ADHD * Nauwkeurigheid / Aandachttekort *Verwerkingssnelheid en
Hyperactiviteit * Verwerkingssnelheid
Discussie
In deze studie werd het verband tussen ADHD-symptomatologie en
verwerkingssnelheid onderzocht. Hierbij werd geen verband gevonden tussen ADHD-
symptomatologie en verwerkingssnelheid, slechts leeftijd bleek een verband te vertonen met
verwerkingssnelheid. Dit is niet in lijn met de verwachting die vooraf gesteld was. Daarnaast
is ook gekeken naar het verband tussen ADHD-symptomatologie en nauwkeurigheid. Ook dit
verband werd niet gevonden, hetgeen eveneens niet conform de verwachting is. Tot slot is
gekeken naar een verschil in verband wanneer er een onderscheid in ADHD-symptomatologie
werd gemaakt bestaande uit hyperactiviteit en aandachttekort. Hieruit bleek dat er geen
onderscheid in mate van verband is tussen de twee subtypes hyperactiviteit versus
aandachttekort en verwerkingssnelheid. Ook deze bevinding is niet in lijn met de verwachting
die vooraf gesteld was.
In de inleiding zijn verschillende theorieën besproken over het verband tussen
verwerkingssnelheid en ADHD-symptomatologie. Hierin is beargumenteerd dat
verwerkingssnelheid een mogelijke verklaring zou kunnen zijn voor het verband tussen
R2 Effectgrootte Sterkte v/h verband
LSO * VS 0,74 1,10 Zeer groot
LSO + ADHD symptomen * VS 0,74 1,10 Zeer groot
LSO + ADHD symptomen * Nauwkeurigheid 0,07 0,08 Zwak
Aandachttekort * VS 0,35 0,54 Middelgroot
Hyper/Impuls * VS 0,35 0,54 Middelgroot
18
ADHD-symptomatologie en executieve functieverstoringen. Dit doordat ADHD-symptomen
de verwerkingssnelheid vertragen en een vertraagde verwerkingssnelheid tot executieve
functieproblemen kan leiden. Uit eerder onderzoek is al gebleken dat er een verband is tussen
ADHD-symptomatologie en executief functioneren (Biederman et. al., 2006; Jiménez et. al.,
2015; Toplak, et al., 2008). Daarnaast is ook al een verband aangetoond tussen executief
functioneren en verwerkingssnelheid (Finkel et.al,2004; Lemke & Zimprich, 2005 beide
aangehaald in Ball et.al., 2007). Een doel van deze studie was om te kijken of dit verband ook
aanwezig was tussen verwerkingssnelheid en ADHD-symptomatologie. Dit zou een
ondersteuning kunnen zijn voor verwerkingssnelheid als gezamenlijke factor. Echter is in de
resultaten van deze studie geen ondersteuning te vinden voor deze theorie. Dit betekent niet
meteen een uitsluiting van verwerkingssnelheid als verklaring voor verminderd executief
functioneren. Bij bestudering van de data is namelijk weinig spreiding gevonden op ADHD-
symptomatologie, standaarddeviatie 11 (max score 90). Dit houdt in dat er niet veel verschil
is gevonden in mate van ADHD-symptomatologie bij de deelnemers. Dit kan een verklaring
zijn voor waarom er geen verband tussen ADHD-symptomatologie en verwerkingssnelheid is
gevonden. Dit zou betekenen dat wanneer men naar een populatie met grotere verschillen in
ADHD-symptomatologie zou kijken er wel een verband met verwerkingssnelheid gevonden
zou worden. In vervolgonderzoek zou dit ondervangen kunnen worden door
verwerkingssnelheid te vergelijken tussen een subklinische en een klinische ADHD groep.
Eveneens in de inleiding besproken is het verband tussen de nauwkeurigheid en de
ADHD-symptomatologie. Ook voor deze theorie is in deze studie geen ondersteuning
gevonden. Wederom is het goed denkbaar dat dit te wijten is aan een gebrek aan spreiding op
de ADHD-symptomatologie. Wanneer er weinig verschil in mate van ADHD-
symptomatologie is gevonden, is het niet verwonderlijk dat er ook weinig verschil in
nauwkeurigheid gevonden wordt. Daarnaast is als maat voor nauwkeurigheid ook maar één
19
testscore gebruikt in dit onderzoek. Deze D2test meet méér dan alleen verwerkingssnelheid,
zoals selectieve aandacht en concentratievermogen. Het is goed denkbaar dat deze twee
oorzaken ervoor gezorgd hebben dat er geen effect is gevonden. In vervolgonderzoek zou dit
ondervangen kunnen worden door meerdere tests te gebruiken maat voor verwerkingssnelheid
en te kijken naar een subklinische versus een klinische populatie.
In deze studie is ervoor gekozen om naar ADHD-symptomatologie in een subklinische
populatie te kijken, omdat gedacht werd dat ADHD-symptomatologie zich op een continuüm
bevindt. Uit het eerdergenoemde gebrek aan spreiding is gebleken dat in deze studie geen
ondersteuning is gevonden voor deze theorie. Het doel van deze theorie was om te verklaren
hoe het mogelijk is dat mensen met ADHD in de kindertijd soms in de volwassenheid niet
meer aan de diagnose van ADHD voldoen. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de
diagnostische criteria van ADHD meer zijn afgesteld op ADHD-symptomatologie in de
kindertijd. In deze studie is hier geen expliciet onderzoek naar gedaan, maar uit bestudering
van de data is wel gebleken dat in een subklinische populatie weinig ADHD-symptomatologie
aanwezig is. Voor vervolgonderzoek is het interessant om te kijken naar specifiek de mensen
die in de kindertijd gediagnosticeerd zijn met ADHD, maar in de volwassenheid niet meer aan
de diagnose voldoen. Hieruit zal dan ook beter kunnen blijken of met betrekking tot de
subtypes inderdaad mensen met voornamelijk symptomen in het cluster aandachttekort
problemen met verwerkingssnelheid ondervinden (Karalunas et. al., 2009;Wilens et.al,2009).
Uit deze studie is ook gebleken dat verwerkingssnelheid niet in grotere mate werd verklaard
door aandachttekort dan door hyperactiviteit.
Een tekortkoming van dit onderzoek zou kunnen zitten in de meting van
verwerkingssnelheid. De tests die gebruikt zijn om verwerkingssnelheid en nauwkeurigheid te
meten vereisen meer dan slechts snelheid van informatieverwerking alleen. Zo meet de D2
daarnaast ook selectieve aandacht en concentratievermogen, de TMT mentale flexibiliteit en
20
spelen bij symboolsubstitutie ook werkgeheugen en fijne motoriek een rol. Er is geprobeerd
om de rol van deze, in dit onderzoek, irrelevante cognitieve vaardigheden zo klein mogelijk te
maken door meerdere tests te gebruiken als maat voor verwerkingssnelheid. Hierdoor was de
verwachting dat een gestandaardiseerde cumulatieve score van deze drie tests een goede
weergave van verwerkingssnelheid zou zijn. Echter is het niet ondenkbaar dat de overige
cognitieve vaardigheden voor een vertekening in de uitkomstmaat van verwerkingssnelheid
hebben gezorgd. Dit zou betekenen dat er in dit onderzoek niet zo zeer gekeken is naar het
werkelijke verband tussen verwerkingssnelheid en ADHD-symptomen. Daarnaast zijn er
meerdere tests die verwerkingssnelheid meten die in dit onderzoek niet gebruikt zijn. Gebruik
van andere tests zou, door de invloed van andere cognitieve vaardigheden, voor een andere
uitkomst van verwerkingssnelheid kunnen zorgen dan dat er gevonden is in deze studie. In
vervolgonderzoek zou hiernaar gekeken kunnen worden door andere tests als maat voor
verwerkingssnelheid te gebruiken en vervolgens te vergelijken of de resultaten overeenkomen
met deze studie.
Voorlopig kan de conclusie van dit onderzoek zijn dat er geen enkel verband is
aangetoond tussen ADHD-symptomatologie en verwerkingssnelheid. Ook met betrekking tot
de nauwkeurigheid en met betrekking tot ADHD-symptomen opgesplitst in subtypes kan
geconcludeerd worden dat er geen verband aanwezig is. Echter is dit het goed denkbaar dat dit
gebrek aan gevonden verbanden voornamelijk te wijten is aan een lage spreiding met
betrekking tot ADHD-symptomatologie in een subklinische populatie. Hieruit kan men
concluderen dat ADHD-symptomatologie zich mogelijk niet op een continuüm bevindt.
Aldus, hoewel uit deze studie geen aantoonbare verbanden naar voren zijn gekomen is er voor
vervolgonderzoek genoeg materiaal aanwezig om het boek over ADHD en
verwerkingssnelheid nog niet te hoeven sluiten.
21
Literatuurlijst
Ball, K., Edwards J.D., Ross, L.A. (2007). The Impact of Speed Processing Training on
Cognitive and Everyday Functions. Journals of Gerontology: SERIES B. 62B (special
Issue 1), 19-31
Barkley, R. A., & Murphy, K. R. (2010). Impairment in occupational functioning and adult
ADHD: the predictive utility of executive function (EF) ratings versus EF tests.
Archives of Clinical Neuropsychology, acq014.
Bates, M. E., & Lemay, E. P. (2004). The d2 test of attention: construct validity and
extensions in scoring techniques. Journal of the International Neuropsychological
Society, 10(03), 392-400.
Baudouin, A., Clarys, D., Vanneste, S., & Isingrini, M. (2009). Executive functioning and
processing speed in age-related differences in memory: contribution of a coding task.
Brain and cognition, 71(3), 240-245.
Biederman, J., Petty, C., Fried, R., Fontanella, J., Doyle, A. E., Seidman, L. J., & Faraone, S.
V. (2006). Impact of Psychometrically Defined Deficits of Executive Functioning in
Adults With Attention Deficit Hyperactivity Disorder. AM J Psychiatry, 163(10), 1730-
1738.
Carlozzi, N. E., Tulsky, D. S., Chiaravalloti, N. D., Beaumont, J. L., Weintraub, S., Conway,
K., & Gershon, R. C. (2014). NIH Toolbox Cognitive Battery (NIHTB-CB): the
NIHTB pattern comparison processing speed test. Journal of the International
Neuropsychological Society, 20(06), 630-641.
Castellanos, F. X., Sonuga-Barke, E. J. S., Milham, M. P., & Tannock, R. (2006).
Characterizing Cognition in ADHD: Beyond Executive Dysfunction. TRENDS in
Cognitive Sciences, 10(3), 117-123.
22
Engel-Yeger, B., Josman, N., & Rosenblum, S. (2009). Behavioural Assessment of the
Dysexecutive Syndrome for Children (BADS-C): An examination of construct validity.
Neuropsychological Rehabilitation, 19(5), 662-676.
Jiménez, E. A. A., Ballabriga, M. C. J., Martin, A. B., Arrufat, F. J., & Giacobo, R. S. (2015).
Executive Functioning in Children and Adolescents With Symptoms of Sluggish
Cognitive Tempo and ADHD. Journal of Attention Disorders, 19(6), 504-517.
Jonsdottir, S., Bouma, A., Sergeant, J. A., & Scherder, E. J. (2006). Relationships between
neuropsychological measures of executive function and behavioral measures of ADHD
symptoms and comorbid behavior. Archives of Clinical Neuropsychology, 21(5), 383-
394.
Karalunas, S. L., Huang-Pollock, C. L., & Nigg, J. T. (2012). Decomposing ADHD-Related
Effects in Response Speed and Variability. Neuropsychology, 26(6), 684–694.
http://doi.org/10.1037/a0029936
Knouse, L. E., Mitchell, J. T., Brown, L. H., Silvia, P. J., Kane, M. J., Myin-Germeys, I., &
Kwapil, T. R. (2007). The expression of adult ADHD symptoms in daily life: an
application of experience sampling methodology. Journal of Attention Disorders.
Kooij, S. (2001). ADHD bij volwassenen. Neuropraxis, 5(6), 142-147.
Kooij, S. J. J., Buitelaar, J. K., Oord, E. J. van den, Furer, J.W., Rijnders, C.A.T, Hodiamont.
P. P. G. (2005). Internal and External validity of Attention-Defictit Hyperactivity
Disorder in a Population-Based Sample of Adults. Psychological Medicine, 35, 817-827
Kooij, J. J. S., Buitelaar, J. K., & Van Tilburg, W. (1999). Voorstel voor diagnostiek en
behandeling van aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) op volwassen
leeftijd. Tijdschrift voor psychiatrie, 41, 349-358.
Kreiner, D. S., & Ryan, J. J. (2001). Memory and motor skill components of the WAIS-III
Digit Symbol-Coding subtest. The Clinical Neuropsychologist, 15(1), 109-113.
23
Mohamed, S.M.H., Börger, N.A., Geuze, R.H., Meere, J.J. van der (2015). Self-Reported
ADHD Symptoms and Interhemispheric Interaction in Adults: A Dimensional
Approach. Behavioral Neurology, 1-10
Mulder, M. J., Bos, D., Weusten, J. M., van Belle, J., van Dijk, S. C., Simen, P., ... & Durston,
S. (2010). Basic impairments in regulating the speed-accuracy tradeoff predict
symptoms of attention-deficit/hyperactivity disorder. Biological psychiatry, 68(12),
1114-1119.
Oosterman, J. M., Wijers, M., & Kessels, R. P. (2013). Planning or something else?
Examining neuropsychological predictors of Zoo Map performance. Applied
Neuropsychology: Adult, 20(2), 103-109.
Sanchez-Cubillo, I., Perianez, J. A., Adrover-Roig, D., Rodriguez-Sanchez, J. M., Rios-Lago,
M., Tirapu, J. E. E. A., & Barcelo, F. (2009). Construct validity of the Trail Making
Test: role of task-switching, working memory, inhibition/interference control, and
visuomotor abilities. Journal of the International Neuropsychological Society, 15(3),
438.
Toplak, M. E., Bucciarelli, S. M., Jain, U., & Tannock, R. (2008). Executive Functions:
Performance-Based Measures and the Behavior Rating Inventory of Executive Function
(BRIEF) in Adolescents With Attention Deficit/ Hyperactivity Disorder (ADHD). Child
Neuropsychology, 15, 53-72.
Thorell, L. B. (2007). Do delay aversion and executive function deficits make distinct
contributions to the functional impact of ADHD symptoms? A study of early academic
skill deficits. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 48(11), 1061-1070.
Wassenberg, R., Hendriksen, J. G., Hurks, P. P., Feron, F. J., Keulers, E. H., Vles, J. S., &
Jolles, J. (2008). Development of inattention, impulsivity, and processing speed as
measured by the d2 test: results of a large cross-sectional study in children aged 7–13.
24
Child Neuropsychology, 14(3), 195-210.
Wilens, T. E., Biederman, J., Faraone, S. V., Martelon, M., Westerberg, D., & Spencer, T. J.
(2009). Presenting ADHD Symptoms, Subtypes, and Comorbid Disorders in Clinically
Referred Adults With ADHD [CME]. The Journal of clinical psychiatry, 70(11), 1-478.
Wylie, S. A., Van Den Wildenberg, W. P. M., Ridderinkhof, K. R., Bashore, T. R., Powell, V.
D., Manning, C. A., & Wooten, G. F. (2009). The effect of speed-accuracy strategy on
response interference control in Parkinson's disease. Neuropsychologia, 47(8), 1844-
1853.
25
Reflectieverslag
Omgang met de gekregen feedback
Ik heb de feedback zoveel mogelijk proberen toe te passen over het gehele stuk. Dus naast de
aangegeven kopjes, ook zelf door mijn scriptie heen kijken of ik gelijksoortige fouten zag.
Daarnaast heb ik zo veel mogelijk geprobeerd nuttig gebruik te maken van de
feedbackgesprekken door hier mijn eigen vragen te stellen.
Waar is het project goed verlopen en waar minder goed
Tegen het einde van de testperiode kwam ik in behoorlijke tijdnood, niet zozeer met testen,
maar ook met het schrijven en invoeren van de data. Hier ben ik wel wat kostbare uren
verloren en heb ik ook niet een optimaal deelproduct ingeleverd. Dit vind ik heel zonde, want
hoe beter je deelproduct is, hoe verder je het later nog kunt verbeteren.
Sterkere en zwakkere punten van het onderzoeksverslag
Mijn inleiding is (naar mijn eigen mening) een stuk sterker geworden dan dat deze in eerste
instantie was. De discussie is een minder sterk onderdeel van mijn onderzoeksverslag.
Ethische aspecten van het onderzoek
Alle deelnemers zijn uitvoerig ingelicht over de gang van zaken van het onderzoek en hebben
een informed consent ondertekend. Daarnaast heb ik geen proefpersonen gehad waarbij ik het
gevoel had dat ze het onderzoek vervelend vonden om te doen, of wilden stoppen. Daarnaast
heb ik aangegeven dat wanneer dit wel zo was, ze gewoon konden stoppen. Ook de resultaten
van dit onderzoek zijn met discretie behandeld. Niemand heeft zijn resultaten teruggekoppeld
gekregen.
Recommended