View
170
Download
5
Category
Preview:
Citation preview
Futur proche
Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.
Futur proche
Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.
Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.
Futur proche
Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.
Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.
Je vais demander la carte
Futur proche
Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.
Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.
Je vais demander la carte Tu vas regarder la télé
Futur proche
Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.
Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.
Je vais demander la carte Tu vas regarder la téléIl, elle, on va écouter la radio
Futur proche
Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.
Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.
Je vais demander la carte Tu vas regarder la télé Il, elle, on va écouter la radioNous allons lire un livre
Futur proche
Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.
Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.
Je vais demander la carte Tu vas regarder la téléIl, elle, on va écouter la radioNous allons lire un livreVous allez acheter un cadeau
Futur proche
Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.
Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.
Je vais demander la carte Tu vas regarder la télé Il, elle, on va écouter la radio Nous allons lire un livre Vous allez acheter un cadeau Ils,elles vont jouer au foot
Futur proche
Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.
Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.
Je vais demander la carte ( ik ga de kaart vragen )Tu vas regarder la télé ( jij gaat tv kijken )Il, elle, on va écouter la radio ( hij, zij, men gaat naar de radio luisteren )Nous allons lire un livre ( wij gaan een boek lezen )Vous allez acheter un cadeau ( jullie gaan een cadeau kopen )Ils,elles vont jouer au foot ( zij gaan voetballen )
Futur proche
Als je wilt zeggen dat je iets binnen korte tijd gaat doen, gebruik je de futur proche. Vertaald betekent dat: de nabije toekomende tijd.
Deze bestaat uit 2 werkwoordenEen vorm van het werkwoord aller met een heel werkwoord erachter.
Je vais demander la carte ( ik ga de kaart vragen )Tu vas regarder la télé ( jij gaat tv kijken )Il, elle, on va écouter la radio ( hij, zij, men gaat naar de radio luisteren )Nous allons lire un livre ( wij gaan een boek lezen )Vous allez acheter un cadeau ( jullie gaan een cadeau kopen )Ils,elles vont jouer au foot ( zij gaan voetballen )
Recommended