View
4
Download
0
Category
Preview:
Citation preview
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
1
Rekenbundel
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
2
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
3
Honderdsten begrijpen (week 1) Deze tabel gebruik ik indien nodig als hulpmiddel bij onderstaande oefeningen.
D H T E t h d
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
4
Honderdsten begrijpen (week 1) Doelen:
1. Ik kan honderdsten op verschillende manieren noteren. 2. Ik kan honderdsten op een getallenlijn plaatsen.
Elk deel staat voor 𝟏
𝟏𝟎𝟎 van het geheel.
We kunnen 1 honderdste schrijven als 𝟏𝟏𝟎𝟎
of als 0,01.
We lezen 0,01 als 1 honderdste.
Ik lees elk kommagetal en noteer het in de tabel. Ik schrijf ook hoe ik elk getal lees.
0,6 – 0,40 – 10,09 – 1,2 – 2,35 – 12,14
kommagetal
Ik lees als…
T E t h
1 2 1 4 12 gehelen en 14 honderdsten
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
5
Honderdsten begrijpen (week 1) Het getal bestaat uit… Ik kleur de kaartjes in de juiste kleur. Ik schrijf het getal dat overblijft.
Ik schrijf het kommagetal. Op welke kassabon vind ik de prijs? Welk artikel? Ik vul in.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
6
Honderdsten begrijpen (week 1) Wat is gelijk? Ik verbind.
Ik schrijf de drie prijzen in het schema.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
7
Honderdsten begrijpen (week 1) Waar ongeveer? Ik verbind de getallen met de getalenlijn.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
8
Honderdsten begrijpen (week 1) Ik verbind de getallen die bij elkaar passen.
Ik speel indien mogelijk het kwartetspel. Dat spel vind ik in de spelletjesbundel.
Ik speel het roosterspel met kommagetallen. Dat spel vind ik in de spelletjesbundel.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
9
+ en – tot 10 000 (week 1) Doel: Ik kan bij het optellen en aftrekken tot 10 000 een gepaste rekenstrategie kiezen.
Er zijn meerdere manieren om een bewerking op te lossen. Er is niet één juiste
manier. Ik mag zelf kiezen welke manier mij het best lijkt.
Bijvoorbeeld:
6995 + 29 = (6995 + 30) – 1 = 7025 – 1 = 7024
OF
6995 + 29 = (6995 + 5) + 24 = 7000 + 24 = 7024
Ik gebruik indien nodig een kladblad voor mijn tussenstappen. Ik vul in.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
10
+ en – tot 10 000 (week 1) Ik vul aan tot een zuiver duizendtal (bijvoorbeeld: 8000, 6000,…). Ik kies uit de kaarten. Ik schrijf het kaartnummer in het slot.
Ik lees en omcirkel.
Samen hebben ze minder / juist / meer dan 2250 boeken bij.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
11
+ en – tot 10 000 (week 1) Ik verbind met de gepaste kilometerteller. Kan jij de code kraken? Ik los op. Ik rangschik de resultaten van klein naar groot.
Ik schrijf de bijbehorende letter er onder.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
12
+ en – tot 10 000 (week 1)
Kan jij de code kraken? Ik los op.
Ik rangschik nu van klein naar groot. Ik schrijf de bijbehorende letter eronder.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
13
x en : tot 100 000 (cijferen) (week 1) Doelen:
1. Ik kan cijferend vermenigvuldigen tot 100 000. 2. Ik kan cijferend delen tot 100 000.
Ik los op. Ik controleer met een zakrekenmachine.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
14
x en : tot 100 000 (cijferen) (week 1) Ik los op. Ik controleer met een zakrekenmachine.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
15
Temperatuur (week 1) Doelen:
1. Ik kan de temperatuur correct aflezen. 2. Ik kan het temperatuurverschil berekenen.
3. Ik kan in mijn eigen woorden uitleggen wat het vriespunt en het kookpunt zijn.
Het vriespunt van water is 0°C. Het kookpunt van water is 100°C.
Ik lees de temperatuur af.
Ik bereken het temperatuurverschil tussen
- de koelkast en de gang: _________________________________________________
- de laagste en de hoogste temperatuur: ____________________________________
Ik maak de domino met temperatuur. Ik vind die domino in de spelletjesbundel.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
16
Temperatuur (week 1) Ik lees en los op. Vissticks bakt men gedurende enkele minuten in frituurvet van 180°C. Dat is ___________________ meer dan het kookpunt van water. De temperatuur van de frisdrank van Billie is 7°C. Miel, haar grote broer, eet een warme maaltijd van 35°C. Wat is het verschil in temperatuur tussen het eten van Miel en het drankje van Billie? _____________________ Ik duid de temperaturen met stippen op de tabel aan. Ik teken de curven. Ik gebruik daarvoor twee kleuren: blauw (temperatuur om 9u) en rood (temperatuur om 14u).
Ik vul aan. De hoogste temperatuur om 9u is _________. De laagste temperatuur om 14u is _________. Op welke dagen werden er temperaturen onder het vriespunt gemeten? _____________________________________________________________________________
Ik maak mijn eigen weerbericht. Ik film het en stuur het door naar mijn klasleerkracht.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
17
Vierhoeken (week 1) Doelen: Ik kan een vierhoek, trapezium, parallellogram, ruit, rechthoek en vierkant
herkennen.
Ik kruis aan volgens de opdracht.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
18
Vierhoeken (week 1)
In Perugia, een stad in Italië, staat de kerk San Francesco al Prato. Op de kerk herken je heel wat meetkundige figuren. Lucie maakte een tekening van een gelijkaardige kerk. Welke verschillende meetkundige figuren herken je? Ik schrijf een nummer in een figuur van elke soort en noteer de gepaste naam i de tabel. Ik mag in het dak zelf ook nog andere figuren tekenen.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
19
Vierhoeken (week 1)
Op het rooster staan 23 punten waarmee je 6 vierhoeken moet maken. 6 punten hebben een naam: A, B, C, D, E en F. Elk van die punten is een hoekpunt van één van de 6 vierhoeken Ik lees elke opgave op de volgende bladzijde goed. Ik geef elke vierhoek de gepaste naam. Ik teken elke vierhoek op het rooster. Pas op! Ik mag elk punt maar 1 keer gebruiken.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
20
Vierhoeken (week 1)
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
21
Diagrammen en grafieken (week 1) Doelen:
1. Ik kan diagrammen en grafieken correct aflezen 2. Ik kan een diagram of grafiek correct invullen.
In boekenwinkel ‘Het Paard van Troje’ ligt sinds kort een nieuw boek van de reeks ‘Warrior Cats’ in de rekken. De verkoper maakt een grafiek van de verkoop per week. Ik verbind de stippen op de grafiek. Ik los de vragen op.
In welke week zijn het minst boeken van ‘Warrior Cats’ verkocht? ___________________
In welke week zijn de meeste boeken verkocht? ___________________
Hoeveel boeken zijn er verkocht in week 3? ___________________
In welke weken is hetzelfde aantal boeken verkocht? ______________________________
In welke week zijn er meer dan 60 en minder dan 70 boeken verkocht? ______________
Hoeveel boeken zijn er verkocht in weken 6 en 7 samen? __________________________
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
22
Diagrammen en grafieken (week 1) In onderstaande diagram lees ik de gemiddelde leeftijd van een aantal dieren die dicht bij ons wonen. Ik los de vragen op.
1. Hoe oud kunnen deze dieren gemiddeld worden?
2. Ik teken de staaf bij de miljoenpoot. Hij kan gemiddeld even oud worden als een muis.
Dat is _____ jaar.
3. Welke dieren worden gemiddeld tussen vijf en tien jaar oud?
_______________________________________________________________________
4. Van welk dier zou jij graag de gemiddelde leeftijd willen weten?
____________________________________
Ik zoek het op! Hoe oud wordt het gemiddeld? _______________________
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
23
Diagrammen en grafieken (week 1) In onderstaande tabel lees ik de lievelingssporten van mijn klasgenoten. Ik maak een staafdiagram en los de vragen op.
Zeilen is de lievelingssport van _____ leerlingen.
Hoeveel leerlingen kiezen paardrijden? ____________________
Wat is het verschil in aantal tussen de leerlingen die tennis verkiezen en de leerlingen
die turnen als lievelingssport hebben? ____________________
In beide klassen zitten 18 leerlingen. Hoeveel zakgeld per week krijgen deze kinderen? Ik kijk naar de cirkeldiagrammen en los de vragen op.
Hoeveel kinderen zitten er in elke klas? ________
In welke klas krijgen de meeste kinderen 1 euro of meer, maar minder 1,50 euro? _____________
In welke klas krijgt niemand meer dan 2,50 euro?
_____________
In welke klas krijgt de helft van de klas 2 euro of meer, maar minder dan 2,50 euro? _____________
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
24
Diagrammen en grafieken (week 1) Ik vul de tabel aan. Ik houd volgende week een week lang de temperatuur bij en noteer mijn meetresultaten in onderstaande tabel. Ik meet elke dag op dit uur: _____________ Temperatuur
in °C
30°C
_____°C
20°C
_____°C
10°C
5°C
0°C m
aandag
vrijdag
Dagen van de week
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
25
Diagrammen en grafieken (week 1) Ik beantwoord de vragen over mijn diagram. Welke dag was de warmste? __________________________ Welke dag was de koudste? __________________________ Wat is het temperatuurverschil tussen de warmste en de koudste dag? _____________________________________________________________________________ Wat is de gemiddelde temperatuur van de week? _____________________________________________________________________________
Het gemiddelde bereken je door eerst alles op te tellen en die som daarna te delen door het aantal
opgetelde delen.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
26
Digitaal kloklezen tot op 1 minuut nauwkeurig (week 1) Ik teken de wijzers in de klok zodat de tijd klopt.
Ik vul de juiste tijd in.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
27
Analoog kloklezen tot op 1 minuut nauwkeurig (week 1)
Ik maak de domino met klokken. Ik vind die domino in de spelletjesbundel.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
28
Duizendsten begrijpen (week 2) Deze tabel gebruik ik indien nodig als hulpmiddel bij onderstaande oefeningen.
D H T E t h d
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
29
Duizendsten begrijpen (week 2) Doelen:
1. Ik kan duizendsten op verschillende manieren noteren.
2. Ik kan duizendsten op een getallenlijn plaatsen.
Elk deel staat voor 𝟏𝟏𝟎𝟎𝟎
van het geheel.
We kunnen 1 duizendste schrijven als 𝟏𝟏𝟎𝟎𝟎
of als 0,001.
We lezen 0,001 als 1 duizendste.
1. Ik verdeel 1 in 10 gelijke delen è Elk deel is 1 tiende of 0,1.
2. Ik verdeel 1 tiende in 10 gelijke
delen.
è Elk deel is een tiende van een tiende.
Elk deel is !!""
.
3. Ik verdeel 1 honderdste in 10
gelijke delen.
è Elk deel is een tiende van een
honderdste.
Elk deel is !!"""
.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
30
Duizendsten begrijpen (week 2) Ik schrijf als een kommagetal. eenheden tienden honderdsten duizendsten
¢¢ ¢¢¢ ¢¢¢¢¢ ¢¢
____________
eenheden tienden honderdsten duizendsten
¢¢¢¢ ¢¢¢¢¢ ¢¢¢¢¢ ____________
eenheden tienden honderdsten duizendsten
¢¢¢¢ ¢¢¢¢¢ ¢¢¢¢
____________
eenheden tienden honderdsten duizendsten
¢¢¢¢¢ ¢¢ ¢ ____________
eenheden tienden honderdsten duizendsten
¢¢¢ ¢¢¢ ¢¢¢ ¢ ____________
Ik schrijf als een kommagetal. 7 duizendsten = __________
235 duizendsten = __________
19 duizendsten = __________
300 duizendsten = __________
75 duizendsten = __________
1418 duizendsten = __________
Ik schrijf als een kommagetal. 131000
= __________ 1281000
= __________
551000
= __________
4301000
= __________
7051000
= __________
3
1000= __________
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
31
Duizendsten begrijpen (week 2) Ik schrijf als een kommagetal.
2 31000
= __________ 7 1131000
= __________
6 611000
= __________
8 2401000
= __________
Ik schrijf als een kommagetal. 10051000
= __________ 23411000
= __________
10131000
= __________
34501000
= __________
Hoeveel duizendsten zijn dit? 0,014 = __________ duizendsten 0,76 = __________ duizendsten 0,178 = __________ duizendsten
1,035 = __________ duizendsten
Ik plaats de duizendsten op de getallenlijn.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
32
Duizendsten begrijpen (week 2) Ik vul de juiste getallen in.
Ik vul in. 0,126 = 1 tiende 2 honderdsten __________ duizendsten 0,352 = 3 tienden __________ honderdsten 2 duizendsten
1,234 kan je schrijven als 1 + 210 + 3100
+ 41000
. Ik schrijf de volgende getallen op
dezelfde manier op.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
33
Duizendsten begrijpen (week 2)
Ik vul in. 9,876 kan je ook schrijven als 9 + 0,8 + 0,07 + 0,006. Ik schrijf de volgende getallen op
dezelfde manier op.
In 5,074…
- staat het cijfer 4 op de plaats van de ___________________________________.
- is de waarde van het cijfer 7 ___________________________________.
- staat het cijfer 0 op de plaats van de ___________________________________.
- staat het getal 4 voor ___________________________________.
Ik schrijf hieronder een getal op met drie cijfers achter de komma.
_____ , _____ _____ _____
Ik beantwoord de volgende vragen over mijn getal.
- Het cijfer __________ staat op de plaats van de __________.
- Het cijfer __________ is __________ waard.
- Het cijfer __________ staat op de plaats van de __________.
- Het cijfer __________ heeft een waarde van __________.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
34
+ en – tot 100 000 (week 2) Doel: Ik kan optellen en aftrekken tot 100 000 met afgeronde getallen.
Ik los op. Ik gebruik indien nodig een kladblad.
60 000 + 12 000 = _______________________
36 000 + 45 000 = _______________________
89 000 + 3000 = ________________________
47 000 + 27 100 =_______________________
54 000 + 8000 = ________________________
15 000 + 6200 = ________________________
28 000 + 14 000 = _______________________
72 000 + 1900 = ________________________
30 000 + 42 800 = _______________________
31 900 + 400 = _________________________
65 000 + 7000 = ________________________
46 000 – 16 000 = _______________________
82 000 – 52 000 = _______________________
100 000 – 26 000 = ______________________
50 000 – 13 500 = _______________________
70 000 – 42 100 = _______________________
90 000 – 300 = __________________________
8000 – 60 = ____________________________
30 100 – 400 = __________________________
68 000 – 2300 = ________________________
20 000 – 15 900 = _______________________
50 000 – 7000 = ________________________
Ik doe er in elk vak 7000 bij. Ik schrijf de som in het lege rooster. Ik gebruik indien nodig een kladblad.
Ik trek er in elk vak 5000 af. Ik schrijf het verschil in het lege rooster. Ik gebruik indien nodig een kladblad.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
35
+ en – tot 100 000 (week 2) Welke getallen kan ik gemakkelijk optellen? Welke passen goed in elkaar? Ik noteer de optellingen en reken uit.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
36
+ en – tot 100 000 (week 2)
Ik maak met deze getallen acht verschillende optellingen waarvan de som meer is dan 50 000. Ik mag per oefening meer dan 2 getallen gebruiken.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
37
x tot 100 000 (cijferen) (week 2) Doel: Ik kan cijferend vermenigvuldigen tot 100 000 met een vermenigvuldiger van 2
cijfers.
Ik los op. Ik controleer met een zakrekenmachine.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
38
x tot 100 000 (cijferen) (week 2) Ik los op. Ik controleer met een zakrekenmachine.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
39
Inhoud (week 2) Deze tabel gebruik ik indien nodig als hulpmiddel bij onderstaande oefeningen.
l dl cl ml
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
40
Inhoud (week 2) Doel: Ik kan inhoudsmaten correct omzetten.
1 l = 10 dl = 100 cl = 1000 ml
1 dl = 10 cl = 100 ml 1 cl = 10 ml
Hoe moet ik maateenheden omzetten met behulp van een tabel?
Regel: De E staan in de kolom van de maateenheid.
l dl cl ml 2 l 2 0 = 20 dl
3 dl 3 0 0 = 300 ml 85 cl 0, 8 5 = 0,85 l
Ik vul aan.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
41
Inhoud (week 2) Ik vul aan en verbind.
Ik vul in.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
42
Inhoud (week 2) Ik vul in.
Ik maak een alcoholvrije cocktail. Ik volg het stappenplan op de volgende bladzijde.
Coco Choco
Apple Julep
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
43
Inhoud (week 2)
Bloody Orange
Lemon on the Beach
1. Ik kies deze cocktail: ____________________________________________ 2. Hoeveel personen zitten er in mijn gezin? ___________
3. Ik bereken het aantal ingrediënten voor dat aantal personen. _______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________ 4. Ik meet alle ingrediënten correct af.
5. Ik meng alle ingrediënten door elkaar. 6. Ik verdeel de cocktail over het correcte aantal glazen en doe er wat ijsblokjes bij.
7. Hoe smaakte het? _______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
44
Driehoeken (week 2) Doelen:
1. Ik kan de eigenschappen van de hoeken van driehoeken herkennen. 2. Ik kan de eigenschappen van de zijden van driehoeken herkennen.
Ik zet een kruisje in elke driehoek.
Ik zet een kruisje in de driehoeken met 2 gelijke zijden. Ik zet 2 kruisjes in de driehoeken met 3 gelijke zijden.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
45
Driehoeken (week 2) Ik zet een kruisje in de driehoeken met een rechte hoek. Ik zet een bolletje in de driehoeken met een stompe hoek. Ik zet een vierkantje in de driehoeken met 3 scherpe hoeken.
Ik controleer deze driehoeken en noteer telkens 2 eigenschappen: een eigenschap van de hoeken en een eigenschap van de zijden.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
46
Driehoeken (week 2)
Ik maak een kunstwerk met enkel driehoeken. Ik laat mijn creativiteit de vrije loop! Dat mag op deze bladzijde, maar ook op of met iets anders.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
47
Tijdsduur (week 2) Doelen:
1. Ik kan een dienstregeling aflezen. 2. Ik kan de tijdsduur berekenen.
We gaan met de klas op een uitstapje naar de Zoo van Antwerpen. Ik zoek op in de dienstregeling. Ik vul in.
Om hoe laat vertrekt de aangeduide trein in Gent-Sint-Pieters? _____________________
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
48
Tijdsduur (week 2) Hoe lang zitten we op de trein als we afstappen in Antwerpen-Centraal? _____________________________________________________________________________ Leo is helaas 6 minuten te vroeg afgestapt… Waar is hij afgestapt? _____________________________________________________________________________
Ik lees en los op. Lucie en Judith gaan shoppen in de Veldstraat. Ze vertrekken om 10u26. Hoeveel minuten is dat voor 11u? ________________________ Ze vonden niet wat ze zochten en waren om 11u16 al terug thuis. Hoelang zijn ze weggeweest? __________________________________________________ _____________________________________________________________________________ Gaston gaat wandelen met Kwibus. Hij vertrekt om 18u32. Hij komt terug om 19u14. Hoelang is hij weggebleven? ___________________________________________________ _____________________________________________________________________________ Niel kijkt naar een film. De film begint om 19u13. Het eind eis om 20u07. Hoelang heeft de film geduurd? _________________________________________________ _____________________________________________________________________________
Wij gaan op bosklas naar Geraardsbergen. Hoe lang zouden we op de trein zitten om naar daar te gaan als we vertrekken in Gent-Sint-Pieters op een maandag rond 8u30? Ik noteer mijn bewerkingen op een kladblad. Tip: gebruik http://www.belgianrail.be/nl _________________________________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________________________________
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
49
Digitaal kloklezen tot op 1 minuut nauwkeurig (week 2) Ik verbind de kaders die dezelfde tijd aangeven. Daarna teken ik de wijzers in de klok zodat de tijd klopt.
Ik vul de juiste tijd in.
Naam:___________________________________ 4e leerjaar
50
Analoog kloklezen tot op 1 minuut nauwkeurig (week 2)
Ik maak het veterspel. Ik vind dat spel in de spelletjesbundel.
Recommended