View
8
Download
0
Category
Preview:
Citation preview
Tijdschrift voor Verloskundigen
Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen
5 / 201439e jaargang
Thema ICM congres Praag1-5 juni 2014
FINANCIEEL ADVISEURS VOOR VERLOSKUNDIGENSibbing & Wateler is een onafhankelijk financieel adviesbureau, gespecialiseerd in de praktijkbegeleiding van vrije medische beroepsbeoefenaren, waaronder verlos-kundigen. Wij bieden u een gevarieerd dienstenpakket voor al uw financiële zaken, nu en in de toekomst.
Telefoon: (0318) 544 044 - www.sibbing.nl
Voor de vierde keer organiseert Talmor een uniek symposium, met deze keer als thema: GRENZEN VERLEGGEN IN DE GEBOORTEZORG
We komen allemaal grenzen tegen in het contact met zowel collega’s, cliënten als (zorg)verzekeraars, we komen grenzen tegen op ethisch en juridisch vlak en de cliënt komt grenzen tegen bij ons.
Om deze grensgebieden gezamenlijk te kunnen onderzoeken zorgt Talmor tijdens dit symposium voor een gelijke verdeling van deelnemers uit de eerste/tweede-derde lijn.
Wij nodigen u uit om hierbij aanwezig te zijn op:30 oktober 2014 in De Fabrique in Utrecht.
Het vierde TalmorSymposium zal worden voorgezeten door Drs. Eric Hallensleben (gynaecoloog Gouda) en Ruth Evers (verloskundige).
PRAKTISCHE INFORMATIE
TalmorSymposiumOver grenzen verleggen in de geboortezorg
Datum: Donderdag 30 oktober 2014Tijd: 09:15 – 17:15Locatie: De Fabrique, Westkanaaldijk 7 te Utrecht
Deelnemers: Gynaecologen, (klinisch) Verloskundigen, AIOS
Inschrijven: www.talmor.nl
Punten: Accreditatie (A punten) is aangevraagd bij de KNOV en de NVOG
Kosten: €495 per koppel bestaande uit een zorgverlener uit de eerste lijn en een zorgverlener uit de tweede of derde lijn. Individuele deelname: €295 per persoon.
3
INHOUD
TIJDSCHRIFT
Uitslagen enquête over het tijdschrift 5Wil van Veen
KNOV
De kleine Kloosterman 6Zoet eten, zoet praten 7Linda Rentes
Pensioen en overlijden 9Marjolein Pepers
Weegpunten voor het goed omgaan met sponsoring 11Martje van der Brug
WETENSCHAP
De rol van de huisarts tijdens de zwangerschap 13Joke Koelewijn
Kennispoort Verloskunde 15
ONDERWIJS
The Lancet Midwifery serie: wat betekent die voor u? 21Vroedvrouwelijke wijsheid: de unieke inbreng van de verloskundige 22Nic van Son & Joyce Kors
On speaking terms; over kiezen met de vrouw in plaats van voor de vrouw 24Mariet van Diem
Interactieve training onderhandelen 25
THEMA ICM CONGRES PRAAG
Het ICM congres door de ogen van studenten 27Reineke Oosterhuis et al
Student en twin 29Leonie ’t Jong et al
Onverwachte lessen uit de VS 30Greta Rijninks
Wat te doen in derde tijdperk? 31Alieke de Roon-Immerzeel
De wereld heeft ons meer dan ooit nodig! 33 Foto impressie congres
KNOV-stand in het hart van het ICM congres 37Karlijn van Driel
De ontsluiting vordert ook als wij haar niet voelen 38Kristel Zeeman
Public Health in Engeland: talking health during pregnancy 39Maudy Dettingmeijer
Marjan van Huis: bedankt! 40Failure to progress is failure to wait 41Suze Jans
Risk talk 44Aafke Bruinsma
Vaginale stuitbevalling: is het tijd voor een opvolging van Bracht? 45Pien Offerhaus
Overgewicht en maternale stress 47Mariet van Diem
Het Nederlandse twinning-initiatief als mooi voorbeeld 48Franka Cadee
Council Praag ICM 2014 50Linda Rentes
Het twin2twinproject 52Tineke de Backer
Zoveel zielen, zoveel zinnen 54Mariet van Diem
PRAKTIJK
De gereedschapskist 57Beppie Benschop
Wat komt er na de PAN? 58Jan Jaap Erwich
Gezocht 45 praktijken! 60Seks in de praktijk 61Kristel Zeeman
Casus van juli 62
FORUM
Een reactie op het artikel van Diana Koster ‘Impact en gevolgen van een traumatische baring’ 63
BERICHTEN
Dutch Moroccan Night op 30 oktober! 64Personalia 65Geslaagd! 66
RW
DBa
PoLi
BJo
PeM
K
InelN
AvaKr
GSa
DRe
VenA
SamM
4
TIJDSCHRIFT
RedactieMariet van Diem, Suze Jans, Wil van Veen (hoofd- en eindredactie), Kristel Zeeman
Medewerkers nr. 5 / 2014Tineke de Backer, Beppie Benschop, Nienke Bijen, Esther Blok,Aafke Bruinsma, Martje van der Brug, Franka Cadée,Ton van de Coevering, Maudy Dettingmeijer, Karlijn van Driel,Jan Jaap Erwich, Karin Gottmer, Tamara van Halen, Rosemiek Harrewijn,Leonie ‘t Jong, Maira van der Knaap, Joke Koelewijn, Bas Köhler,Joyce Kors, Chantal Lusink, Pien Offerhaus, Reineke Oosterhuis,Marjolein Pepers, Redactie Kennispoort, Linda Rentes, Greta Rijninks,Alieke van Roon-Immerzeel, Tianda Snijder, Nic van Son, Simone Valk,Jolanda Zocchi
RedactieadresTijdschrift voor VerloskundigenWielingenweg 318, 1826 BX AlkmaarE: tvv@knov.nlE: wilvanveen@cappalkmaar.netT: 06 53359153Facebook: Tijdschrift voor Verloskundigen
Abonnementen, personalia en adreswijzigingenKNOV, Jolanda ZocchiPostbus 2001, 3500 GA Utrecht T: 030 282 3115, F: 030 282 3101E: jzocchi@knov.nl
PersoneelsannoncesWil van VeenT: 06 53359153 E: tvv@knov.nl
Advertentie-exploitatieOvimex bv, Frank DijkmanT: 0570 674240 E: frank.dijkman@ovimex.nl
Cross Media NederlandT: 010 - 7421023E: gezondheidszorg@crossadvertising.nl
VormgevingAnnemiek Voogd, Ovimex bv
DrukOvimex bv, Deventer
AbonnementsprijzenAbonnementsprijs voor niet-leden van de KNOV: € 137,- per jaar (10 nummers); Europa € 164,-; buiten Europa € 192,-.Voor studenten (buitenlandse opleiding): € 110,-Los nummer: € 20,-
Voorzitter KNOVLinda Rentes
Foto’sHenny van Nieuwpoort, Den HaagNationale BeeldbankScience PhotoSuze JansWil van VeenWim StappenbeltSerena Debonnet
© 2014 Koninklijke Nederlandse Organisatie van VerloskundigenMercatorlaan 1200, 3528 BL UtrechtT: 030 282 3100
Oplage: 4100
ISSN 0378-1925
Cover foto
Het Tijdschrift voor Verloskundigen wordt uitgegeven door de Koninklijke Neder landse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), opgericht op 22 september 1975. De vereniging is tot stand gekomen uit een fusie van de Bond van Nederlandse vroed vrouwen (opgericht 8 juni 1926) en de Nederlandse R.K. Vereniging van Vroed vrouwen (opgericht 8 juli 1921). De KNOV stelt zich ten doel de bevordering van de verlos kundige zorg in zijn geheel in Nederland, de versterking van de positie die de verlos kundige daarin inneemt, alsmede de belangen behartiging van alle verloskundigen in Nederland. Een van de manieren om dit doel te bereiken, is het uitgeven van het Tijdschrift voor Verloskundigen.
Het Tijdschrift voor Verloskundigen is in de eerste plaats een vakblad op het gebied van de verloskunde en verwante wetenschappen. Het beoogt verlos- kundigen op de hoogte te stellen van relevante feiten en ontwik ke lingen. Daarnaast is het een forum voor discussie over de verloskunde en verwante disciplines. In het redactionele beleid wordt ernaar gestreefd een zo ruim mogelijke reeks aan onderwerpen te behandelen. De redactie van het tijdschrift handelt onafhankelijk van de KNOV.
In de tweede plaats is het Tijdschrift voor Verloskundigen een verenigings - orgaan en als zodanig is de rubriek KNOV een middel voor het hoofd bestuur van de KNOV om in contact te treden met de leden. In dit kader dient het Tijdschrift voor bestuur en leden als forum om van gedachten te wisselen.
Inzenden kopij en advertenties De redactie nodigt de lezers uit om reacties, artikelen en opiniebijdragen in te zenden. Bij voorkeur speciaal voor het Tijdschrift voor Verloskundigen geschreven kopij, maar ook elders aangeboden of gepubliceerde bijdragen zijn welkom; onder vermelding van bladtitel, jaargang en nummer.Kopij aanleveren als platte tekst, dus zonder speciale bekopping, voet noten, paginacijfers, tabs, tabellen en ontdaan van hyperlinks, in Word via e-mail: tvv@knov.nl. Van tabellen of grafieken daarom alleen de onderzoeksgegevens aanleveren; deze worden door de vormgever opgemaakt. Referenties in de tekst tussen vierkante haakjes (geen superscript). Beeld apart aanleveren, bij voorkeur digitaal en in hoge resolutie. Bij tekstwijziging pleegt de redactie overleg. Ingezonden brieven worden zo nodig bekort. De KNOV en de redactie zijn niet verantwoordelijk voor de inhoud van geplaatste reacties en opiniebijdragen.Het auteursrecht van artikelen berust bij de individuele auteur. Citeren met bronvermelding is toegestaan, mits binnen de wettelijke regels. Overname van (langere delen van) artikelen is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie en de auteur.
Personeelsadvertenties van leden voor het volgende nummer tot 29 september 2014. Gelieve bij de plaatsingsopdracht het gewenste formaat en het factuuradres te vermelden. Voor commerciële advertenties: zie colofon. Het zesde nummer verschijnt op 15 oktober 2014.
De sjaaltjes, een M4M product, waren tijdens het congres niet aan te slepen. Het was het hebbeding tijdens dit ICM congres. Aan de rand van de sjaal waren rondom symbolen van verloskundige zorg aan-gebracht uit beide culturen, Marokkaans en Nederlands. Een deel van die symbolen vindt u op de cover van dit tijdschrift. Het ontwerp is van Ella Cadée.
5
REDACTIONEEL
Voor de vakantie is u gevraagd om deel te nemen aan een enquête over de
toekomst van het tijdschrift. Uiteindelijk gaven 551 leden/abonnees hun mening.
Vanuit de eerste lijn reageerden 333 verloskundigen, vanuit de tweede lijn 43.
Onder de studenten en docenten beantwoorden 80 personen de vragen.
De redactie is blij met de respons en dankt u hartelijk voor uw medewerking.
U waardeerde het tijdschrift met een 7,3 en u bent een trouwe lezer: 40% van u
leest het tijdschrift altijd en bijna volledig. Wanneer u niet alles hebt gelezen,
komt dat doodgewoon door gebrek aan tijd. Als u het tijdschrift ontvangt, duikt
een overgrote meerderheid direct op de column van de rubriek Praktijk. Daarna
stort u zich op de rubriek Wetenschap. Bestuurlijke zaken scoort het laagst in
belangstelling en waardering. Uiteindelijk blijkt u de meeste waardering te
hebben voor de rubriek Wetenschap. Daarna volgen Innovatie, Praktijk,
Kennispoort Verloskunde, uit de PAN en Onderwijs. U (75%) wilt ook in de
toekomst het papieren tijdschrift blijven ontvangen.
U beleeft in overgrote meerderheid plezier aan het lezen van het tijdschrift en
bent van mening dat het tijdschrift u op de hoogte stelt van relevante feiten en
ontwikkelingen in de verloskunde en aanverwante wetenschappen. U ervaart het
tijdschrift niet als een forum voor discussie. Minder dan de helft van u voelt zich
door het tijdschrift verbonden met bestuur en werkorganisatie van de KNOV.
U ervaart niet of onvoldoende de onafhankelijke positie van het tijdschrift ten
opzichte van de KNOV. Terwijl het tijdschrift – weliswaar betaald door de KNOV
– een statutair onafhankelijke redactie kent. U (65%) vindt het belangrijk dat het
tijdschrift onafhankelijk is én blijft.
U maakt veel gebruik van sociale media (80%), Facebook scoort hoog. Toch
bezoekt u maar matig (30% van u) de pagina van het tijdschrift op Facebook.
Van degenen die dat wel doen, vindt 75% dat Facebook iets toevoegt aan het
tijdschrift. U waardeert de onderwerpen die wij posten op Facebook. U wenst die
pagina echter niet te gebruiken om te discussiëren met uw collega’s. Het
tijdschrift zelf wilt u niet op de sociale media, sterker nog: u vindt dat het digitaal
slechts beschikbaar mag zijn voor leden/abonnees.
Als u gevraagd wordt naar de kenmerken (11) van het tijdschrift scoren informe-
rend, deskundig, inspirerend en kritisch het hoogst.
Over de cover zijn de meningen verdeeld. Een kleine meerderheid wil het houden
zoals het nu is, maar wel met de hot items uit het blad op de cover. Die verdeeldheid
geldt ook de thema’s: wel of geen thematische opzet houden elkaar in evenwicht,
wel gaat de voorkeur van 55% van u uit naar één duidelijk hoofdartikel.
De redactie speelt met de gedachte om in het nieuwe tijdschrift van veel artikelen
alleen de samenvatting en leerpunten in het papieren tijdschrift te zetten. De rest
vindt u dan via een link op de website. U (68%) ondersteunt dit idee.
Uitslagen enquête over het tijdschrift
9 september 2014Arnhem – Voorlichting Leidraad protocol positie klinisch verloskundigen
10 september 2014Beverwijk – Voorlichting Leidraad protocol positie klinisch verloskundigen
15 september 2014Platform klinisch verloskundigen
15 september 2014Kringvoorzittersoverleg najaar 2014
17 september 2014Drachten – Voorlichting Leidraad protocol positie klinisch verloskundigen
18 september 2014Weert – Voorlichting Leidraad protocol positie klinisch verloskundigen
18 september 2014PLAZA
Agenda
U onderschrijft het belang van een duidelijk wetenschappelijk katern (87%) waarbij aandacht geschonken wordt aan
commentaar en uitleg (62%). ‘Nieuwe’ onderwerpen als ondernemerschap, bezinning/inspiratie, zwangeren en samen-
werkingspartners aan het woord, best practices scoren hoog. Ruim 90% waardeert onze rubriek ‘Casus van de maand’.
Een nieuw idee van een artikel met een geaccrediteerde toets is eveneens een goed idee, vindt 80%.
Belangrijk aan de nieuw te ontwikkelen website vindt u het kunnen vinden van verdieping en een goede archieffunctie
van het tijdschrift. Ook wil 60% van u graag dagelijks verloskundig nieuws vernemen en vraagt u aandacht voor de
plaatsing van vacatures. U vindt informatie uit het bestuur het minst belangrijk. We interpreteren uw mening als volgt:
informatie uit de KNOV -organisatie en het bestuur zijn te vinden op de KNOV-website, vakinhoudelijke informatie hoort
in het tijdschrift. U trekt een duidelijke lijn. Wij zijn daar blij mee.
Wil van Veen
6
KNOV
7
KNOV
23 september 2014Platform klinisch verloskundigen najaar 2014 dag 1
24 september 2014Gorinchem – Voorlichting Leidraad protocol positie klinisch verloskundigen
25 september 2014Zwolle – Voorlichting Leidraad protocol positie klinisch verloskundigen
30 september 2014Utrecht + ZaltbommelTraining Onderhandelen VCO(i.s.m. Schouten-Nelissen)
1 oktober 2014Utrecht - Training Onderhandelen VCO (i.s.m. Schouten-Nelissen)
3 oktober 2014Minisymposium geboortezorg asielzoekers
6 oktober 2014Platform internationaalTwin Workshop
6 oktober 2014Zaltbommel - Training Onderhandelen VCO(i.s.m. Schouten-Nelissen)
8 oktober 2014 Utrecht – KNOV regiotour
13 oktober 2014 Zoetermeer – KNOV regiotour
15 oktober 2014 Roermond – KNOV regiotour
Gedurende de ramadam vasten gelovige moslims. Op de eerste dag van de
tiende maand – sjawwal -, is de ramadan voorbij en wordt het Suikerfeest of het
‘kleine feest’ uitbundig gevierd. Dit jaar was dat van 29 juli tot en met 31 juli.
Sommigen vieren het feest gedurende een dag, voor anderen duurt het drie
dagen, afhankelijk van de Islamitische groepering waartoe iemand behoort.
Tijdens deze drie dagen komen er veel zoete lekkernijen op tafel, zoals Turks
Fruit, Baklava, etc. Ook worden er cadeaus gegeven en is het gebruikelijk om
arme mensen, maar ook vrienden en buren om je heen iets te geven. Het motto
van het Suikerfeest is: ‘Zoet eten, zoet praten’.
Tijdens de ramadan vasten moslims één maand om hun ziel te zuiveren. Maar
ook om zelfdiscipline te ontwikkelen en te leven zoals de armen. Voor moslims
behoort de ramadancircumcisie of mannenbesnijdenis tot één van de vijf zuilen
van het geloof. Het lijkt mij niet gemakkelijk om te vasten. Maar ik vind het wel
een mooie manier van zelfreflectie.. Tussen haakjes: zwangeren hoeven niet te
vasten. En wij Nederlanders kunnen hier zeker wat van leren.
In het buitenland liggen voor de verloskunde soms nieuwe ideeën voor het oprapen.
Van collega’s hoor ik regelmatig dat ze op vakantie een kijkje nemen op een
verloskunde afdeling of in een verloskunde praktijk! Om te kijken en te leren van
ervaringen van anderen. Zo spreek ik regelmatig mijn buitenlandse verloskunde-
collega’s. Samen met de beroepsorganisaties in Engeland, Duitsland en Zweden
werken we aan een gezamenlijke implementatie van een handleiding over
“Midwifery led continuity of care”. Door goed naar elkaars kwaliteiten en
Zoet eten, zoet praten
Vervolg agenda
© N
atio
nal
e B
eeld
ban
k
8
KNOV
best- practices te kijken, komen we samen tot een goed zorgmodel. Daarbij maken
we gebruik van de recente The Lancet-midwifery serie. Voor wie hier nog niet van
heeft gehoord: deze wetenschappelijke serie artikelen – die door een grote groep
internationale auteurs geschreven is - laten de positieve impact van verloskundige
zorg zien: vakkundige, betrokken en doelmatige zorg. Met het volgende tijdschrift
worden deze artikelen in vertaalde vorm als bijlage meegestuurd. Eind november
organiseert Tijdschrift voor Verloskundigen samen met een aantal enthousiaste
verloskundigen en gynaecologen een congres over The Lancet Midwifery serie.
Ik adviseer u daar zeker heen te gaan voor nieuwe inspiratie!
Niet alleen van West-Europese landen kunnen we leren, ook elders in de wereld
is er waardevolle input te halen. Zo leren we op dit moment veel van Marok-
kaanse verloskundigen. In Marokko sterven tien keer zo veel vrouwen als in
Nederland tijdens de zwangerschap en bevalling. In dat kader zijn we met
stichting midwives4mothers het project gestart waarin we nauw samenwerken
met Marokkaanse verloskundige collega’s. Hierdoor kan de zorg aan Marokkaanse
zwangere vrouwen worden verbeterd. Maar ook wij leren van de Marokkaanse
gewoonten en manier van werken. Ik ben een van de twintig ‘twins’ die
meedoen aan dit project. In een groep waar ik samen met mijn ‘twin-verlos-
kundige’ uit Marokko (Khadija Habibib, voorzitter van de Marrokaanse beroeps-
organisatie) deelneem kijken we op welke wijze we de voorlichting over
prenatale screening kunnen verbeteren zodat deze groep vrouwen in Nederland
een goed geinformeerde keuze kan maken over het wel of niet deelnemen
prenatale screening.
De meeste moslims gaan op de laatste dag van de Ramadan naar de moskee
voor het uitspreken van het feestgebed. Na het gebed kan het feest beginnen.
Ook wij gaan in oktober een feest organiseren om de de sterke banden tussen
Marokko en Nederland te vieren. Onze ‘twins’ uit Marokko zijn dan in het land.
Alle verloskundigen die aan het project werken zijn uitgenodigd. We nodigen
ook prominenten uit - vanuit de politiek, consulaat, Marokkaanse gemeenschap,
geboortezorg, zorgverzekeraars en onze KNOV-medewerkers. Het belooft een
mooie avond te gaan worden waarin we zeker zoet gaan praten en eten!
Natuurlijk bent ook u van harte welkom en kennis te maken en ideeën op te
doen.
Linda Rentes
Vervolg agenda
20 oktober 2014 Drachten – KNOV regiotour
22 oktober 2014 Zwolle – KNOV regiotour
27 oktober 2014Twin2twin-workshop najaar 2014
27 oktober 2014Utrecht - Seks in de verloskundige praktijk(zie artikel pagina 61)
28 oktober 2014Utrecht - Training Onderhandelen VCO (i.s.m. Schouten-Nelissen)
29 oktober 2014 Breda – KNOV regiotour
30 oktober 2014Platform Internationaal samen met the working party on international safe motherhood
3 november 2014 Amsterdam – KNOV regiotour
5 november 2014Utrecht + Zaltbommel Training Onderhandelen VCO(i.s.m. Schouten-Nelissen)
10 november 2014Arnhem – KNOV regiotour
11 november 2014Eindhoven - Seks in de verloskundige praktijk(zie artikel pagina xxx)
11 november 2014Zaltbommel - Training Onderhandelen VCO(i.s.m. Schouten-Nelissen)
12 november 2014Utrecht - Training Onderhandelen VCO(i.s.m. Schouten-Nelissen)
18 november 2014Utrecht - Training Onderhandelen VCO(i.s.m. Schouten-Nelissen)
21 november 2014Algemene Ledenvergadering
Kijk voor meer agenda- informatie op www.knov.nl of www.kennispoort-verloskunde.nl.
© N
atio
nal
e B
eeld
ban
k
9
KNOV
Als verloskundigen zijn we voortdurend met nieuw leven
bezig. Dat is het mooiste aspect van ons beroep. Maar
door ons werk weten we ook hoe broos het leven kan
zijn. Dat geldt niet alleen voor sommige pasgeboren
kinderen. We hebben waarschijnlijk allemaal wel voor-
beelden van mensen die vroegtijdig van ons zijn heen-
gegaan. Het is iets waar u liever niet over nadenkt. Toch is
het goed om te weten dat onze pensioenregeling ervoor
zorgt dat uw nabestaanden niet financieel onverzorgd
achterblijven als u zou overlijden.
Pensioen voor uw partner en kinderenIn onze serie artikelen benadrukken we elke keer weer
hoe belangrijk pensioen is. Het is belangrijk om nu te
weten of uw pensioen straks voldoende is om plezierig te
kunnen leven. Wanneer we het hebben over pensioen,
dan denken we in de eerste plaats aan ouderdoms-
pensioen. Dat is de levenslange maandelijkse uitkering die
u krijgt nadat u met pensioen bent gegaan. Maar de
pensioenregeling heeft nog meer onderdelen. Er is een
Pensioen en overlijdenMarjolein Pepers
Marjolein Pepers (Syntrus Achmea) in opdracht van SPV
Contact: iris.van.zetten@achmea.nl
In een serie artikelen legt Stichting Pensioenfonds
voor Verloskundigen (SPV) uit hoe het zit met uw
pensioen. In het vorige artikel hebben we toege-
licht hoe het met pensioen en scheiden zit. In deze
uitgave van Tijdschrift voor Verloskundigen besteedt
SPV aandacht aan pensioen en overlijden. Zo weet
u waar u op moet letten bij uw pensioen bij SPV en
komt u (en uw nabestaanden) niet voor verrassingen
te staan.
© N
atio
nal
e B
eeld
ban
k
10
KNOV
partnerpensioen voor uw partner en een wezenpensioen
voor uw kinderen tot 21 jaar als u zou komen te overlijden.
Zorg dat uw partner is aangemeld bij het pensioenfondsOm in aanmerking te komen voor een partnerpensioen is
het in de eerste plaats belangrijk dat uw partner is
aangemeld bij het pensioenfonds. Wanneer u gehuwd
bent of een geregistreerd partnerschap bent aangegaan,
hoeft u niets te doen. Aanmelding gaat dan automatisch
via de gemeente waar u woont. In andere gevallen moetu
zelf uw partner aanmelden, bijvoorbeeld wanneer u in het
buitenland woont. Daarbij is het van belang of uw partner
voldoet aan de voorwaarden zoals die in het reglement
staan. Dat reglement vindt u op de website van het
pensioenfonds: www.pensioenfondsverloskundigen.nl.
Wanneer u gaat samenwonen nadat uw pensioen al is
ingegaan, komt uw partner niet meer in aanmerking voor
een partnerpensioen.
Als u overlijdt, krijgt het pensioenfonds daar automatisch
bericht van. Behalve wanneer u in het buitenland woont,
dan krijgen we daarvan geen gegevens door.
Als er een recht is op partnerpensioen en/of wezen-
pensioen, neemt het fonds contact op met uw
nabestaanden om de uitkering te regelen.
Hoogte van het partnerpensioenHet partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de
maand na uw overlijden en eindigt op de laatste dag van
de maand waarin uw partner overlijdt.
De hoogte van het partnerpensioen hangt af van het
moment waarop u overlijdt. Laten we eerst kijken naar de
situatie dat u vroegtijdig zou overlijden terwijl u nog werkt
als verloskundige en dus nog pensioen opbouwt. Dan
krijgt uw partner een partnerpensioen van 70% van het
ouderdomspensioen dat u zou hebben opgebouwd als u
tot uw pensioendatum was blijven werken als verloskun-
dige. De uitkering wordt dan gebaseerd op de laatst
vastgestelde pensioengrondslag (het deel van uw salaris
waarop uw pensioenopbouw wordt berekend). Verder
wordt het partnerpensioen jaarlijks verhoogd. Die
verhoging is 2% per jaar (onvoorwaardelijke indexatie) en
kan eventueel hoger zijn als de financiële positie van het
pensioenfonds dat toelaat.
Overlijdt u voor uw pensioendatum maar werkte u
inmiddels niet meer als verloskundige, dan is het partner-
pensioen 70% van het ouderdomspensioen dat u had
opgebouwd tot het moment dat u stopte met uw werk
als verloskundige. Ook hierbij geldt dat het opgebouwde
pensioen jaarlijks wordt verhoogd met de 2% onvoor-
waardelijke toeslag. Als u overlijdt na uw pensionering,
krijgt uw partner 70% van het op dat moment geldende
ouderdomspensioen. Het partnerpensioen wordt jaarlijks
verhoogd met de onvoorwaardelijke toeslag van 2%.
Scheiding heeft invloed op uw partnerpensioenAls u tijdens uw loopbaan als verloskundige gescheiden
bent, moet u er rekening mee houden dat uw ex-
partner(s) recht heeft/hebben op een deel van het
opgebouwde partnerpensioen. In de vorige editie van dit
tijdschrift hebben we een uitgebreid artikel opgenomen
over de gevolgen van scheiding op het pensioen. Zeker
als dit voor u van toepassing is, verdient het aanbeveling
om dat artikel nog eens goed te lezen.
Wezenpensioen voor kinderen tot 21 jaarDe pensioenregeling biedt een pensioenuitkering voor uw
kinderen tot 21 jaar. Dit geldt ook voor stiefkinderen die
u als eigen kinderen opvoedt. Wanneer u komt te
overlijden – voor of na uw pensionering – krijgen uw
kinderen voor zover die nog niet de leeftijd van 21 jaar
hebben bereikt, een wezenpensioen. Dat krijgen ze vanaf
de maand na uw overlijden tot de laatste dag van de maand
waarop ze de leeftijd van 21 jaar bereiken. De hoogte van
het wezenpensioen per kind is 20% van het volgens het
pensioenreglement vastgestelde partnerpensioen. Heeft u
geen partner, dan wordt het wezenpensioen berekend
alsof u wel een partner zou hebben. Er is een grens aan
het wezenpensioen. SPV stelt een bedrag aan wezenpen-
sioen beschikbaar ter grootte van maximaal de uitkering
aan drie kinderen. Als en zolang er meer dan drie
kinderen zijn die recht hebben op wezenpensioen, wordt
het totaalbedrag over alle kinderen gelijk verdeeld.
Mogelijkheid tot uitruil van partnerpensioenUw pensioenregeling biedt verschillende keuzemogelijk-
heden. Een ervan is het uitruilen van het partnerpensioen
tegen een hoger ouderdomspensioen. Als u geen partner
heeft, gebeurt dit automatisch als u met pensioen gaat.
U zou voor uitruil van partnerpensioen kunnen kiezen als
u een partner heeft die zelf een goed pensioen heeft
opgebouwd. Uw partner moet schriftelijk toestemming
geven voor de uitruil. Andersom kunt u ervoor kiezen om
een deel van uw ouderdomspensioen uit te ruilen tegen
een hoger partnerpensioen. Uw partner is dan na uw
overlijden verzekerd van een wat hogere uitkering. De
keuze voor uitruil kan gemaakt worden op het moment
dat u met pensioen gaat.
Wilt u meer lezen over dit onderwerp of over andere
keuzemogelijkheden die onze pensioenregeling biedt: kijk
dan op onze website www.pensioenfondsverloskundigen.nl.
11
KNOV
Zorgprofessionals die met aanstaande en jonge moeders werken, hebben ook te maken met producenten van kunstvoeding. Dat roept soms vragen op. Wat is wel en niet toelaatbaar? De Landelijke Borstvoedingsraad (LBR) geeft nu antwoord met de folder ‘Weegpunten voor het omgaan met sponsoring’. “Je ziet voortaan in één oogopslag wat toegestaan is – en wat niet,” zegt LBR-voorzitter Ferdinand Strijthagen.
Baby Friendly Hospital Initiative“Iedere aanstaande moeder staat voor de keuze om wel
of geen borstvoeding te geven. Het is belangrijk dat
zorgprofessionals de juiste informatie geven over de
voordelen van moedermelk,” zegt Ferdinand Strijthagen.
De LBR baseert zich op de principes van het Baby Friendly
Hospital Initiative. “De WHO/Unicef zet zich wereldwijd in
om borstvoeding te bevorderen en ouders en professionals
voor te lichten. Lactatiekundigen en de meeste verlos-
kundigen en kraamverzorgenden weten er natuurlijk alles
van. Maar we willen breder informeren over borstvoeding.”
Volgens Strijthagen is borstvoeding om verschillende
redenen de beste voeding voor zuigelingen. “De afweer
is beter, en borstvoeding zorgt voor een goede hechting
tussen moeder en kind. Melkproducten van de commer-
ciële kunstvoedingsindustrie zijn een bruikbaar alternatief.
Maar niet de optimale keuze.”
Aandacht voor sponsoringStrijthagen benadrukt dat de LBR niet dogmatisch is. “Er
kunnen fysieke redenen zijn om geen borstvoeding te
geven. En ouders kunnen natuurlijk zelf een andere keuze
maken.” De LBR richt zich vooral op de kwaliteit van de
zorg. “Zorgprofessionals hebben vaak te maken met
sponsoring door de voedingsindustrie. Zij worden
uitgenodigd om presentaties te houden op gesponsorde
congressen en/of ontvangen gratis proefverpakkingen
kunstmelk. Daar waarschuwen wij voor, omdat het vaak
niet is toegestaan,” zegt hij. “Het is belangrijk om te
weten wat er aan kunstvoeding te krijgen is. Maar er is
wel een verschil tussen informatieverstrekking en harde
marketing.”
Handige folder schept duidelijkheidStrijthagen: “Het kan voorkomen dat zorgprofessionals
samenwerken met de industrie. Zeker nu de budgetten
onder druk staan. Maar let erop dat de invloed van
producenten niet verder gaat dan normale voorlichting.
Ontwikkel een sensitiviteit voor reclame. Je hebt te
maken met de Warenwet en de WHO-code. Als je samen-
werkt met de voedingsindustrie kun je die onbedoeld
overtreden.”
Weegpunten voor het goed omgaan met sponsoring Interview met Ferdinand Strijthagen van de Landelijke Borstvoedingsraad
Martje van der Brug
Martje van der Brug, Voedingscentrum
KNOV
12
De wet- en regelgeving is complex. Hoe weet je als
professional nu wat er mag en wat verboden is? “Bekijk
de Weegpunten-folder van de LBR,” adviseert Strijthagen.
“Die maakt je bewust van de kaders waar je rekening
mee moet houden. Je ziet snel of je in strijd handelt met
de Warenwet of de WHO-code. Vervolgens kun je
zelf beoordelen of je verder wilt gaan met een
fabrikant of niet.” Kijk voor meer informatie op
www.borstvoedingsraad.nl.
Tijdelijk meldpunt overtredingenOndanks de huidige wet- en regelgeving is er slechts
een beperkt wettelijk kader rond sponsoring door de
voedingsindustrie. Zolang er geen handhavende instantie
is aangewezen, inventariseert de LBR de overtredingen op
het gebied van sponsoring door de voedingsindustrie.
Ongewenste sponsoring kan worden gemeld via
secretariaat@borstvoedingssraad.nl.
LBR: breed front voor borstvoedingUnicef en het Voedingscentrum hebben twee jaar
geleden het initiatief genomen tot de oprichting
van de LBR. Intussen hebben ook de beroeps-
verenigingen van kinderartsen, verloskundigen en
lactatiekundigen zich aangesloten, net als ACTIZ
en BTN, de Stichting Kind en Ziekenhuis, en het
Nederlands Centrum Jeugdgezondheid. De Stichting
Zorg voor Borstvoeding is adviserend lid. De LBR wil
bewerkstelligen dat alle instellingen die ouder- en
kindzorg bieden kwalitatief goede, toetsbare zorg
rond borstvoeding verlenen. De nu gepubliceerde
‘Weegpunten voor het omgaan met sponsoring’ is
het eerste product van de Raad.
Verkrijgbaar bij de deelnemende organisatiesHet concept van de folder is getoetst in een ron-
detafelconferentie bij vertegenwoordigers van de
betrokken beroepsverenigingen en daarnaast ook
bij de Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van
Kinder- en Dieetvoeding. Het ‘Weegpunten-docu-
ment’ wordt verspreid via de bij de LBR aangesloten
organisaties en is ook verkrijgbaar via de webshop
van het Voedingscentrum.
Hoeveel tijdschriften in 2015?Met de ontwikkeling van een nieuw tijdschrift en een website komt de vraag boven naar de omvang en
frequentie van het tijdschrift.
Voor 2015 worden 480 pagina’s tijdschrift begroot.
De vraag aan u: heeft u dan liever tien tijdschriften van 48 pagina’s of zes tijdschriften van 80 pagina’s?
U mag het zeggen via tvv@knov.nlOnder de beantwoorders van deze vraag worden vier toegangskaarten voor de Dutch-Moroccan Night verloot.
Sluiting reacties: 16 september 2014
13
WETENSCHAP
Weinig huisartsen verlenen nog verloskundige zorg. Zij zien echter wel zwangeren op hun spreekuur. Hoe vaak en waarvoor zwangeren bij de huisarts komen, is echter niet bekend. Verloskundige Esther de Jong-Feijen heeft hier, samen met enkele huisartsen, onderzoek naar gedaan in de Nederlandse huisartsenpraktijk.
MethodeDe studie maakte gebruik van gegevens uit het Neder-
landse Informatienetwerk voor de Huisartsenpraktijk
(LINH). Dit legt longitudinaal gegevens vast over consul-
ten, voorschrijvingen en verwijzingen van alle patiënten
uit 84 huisartsenpraktijken en is representatief voor
Nederland. Voor déze studie werden in de periode juli
2006 tot juni 2010 gegevens van 15.123 zwangere en
102.564 niet-zwangere vrouwen verzameld, afkomstig
uit 74 praktijken van huisartsen die geen verloskundige
zorg verleenden. Hun zorggebruik werd in kaart gebracht
vanaf 294 voor tot 42 dagen na de geboorte van hun
kind, totaal 336 dagen, en vergeleken met dat van een
controlegroep, bestaande uit alle niet-zwangere vrouwen
van 15-45 jaar uit dezelfde praktijken gedurende een
random periode van 336 dagen. Moeders van preterme
en doodgeboren kinderen werden geëxcludeerd, evenals
vrouwen met een abortus.
ResultatenDe studiegroep en de controlegroep waren vrij goed
vergelijkbaar qua leeftijd, urbanisatie van hun woon-
gebied en sociaaleconomische status. Etniciteit was niet
vastgelegd. Zwangeren en vrouwen die net zwanger
geweest zijn (verder te noemen ‘zwangeren’) kwamen
significant vaker bij de huisarts dan niet-zwangeren:
gemiddeld 3,6 versus 2,2 consulten. Van de ‘zwangeren’
kwam 65% tenminste één keer op consult en van de
niet-zwangeren 50%; de ‘zwangeren’ die op consult
kwamen, kwamen gemiddeld 5,6 maal terwijl dit voor de
niet-zwangeren 4,5 keer was.
Met wat voor vragen of klachten kwamen deze vrouwen?
Onder ‘zwangeren’ én niet-zwangeren was de vraag naar
anticonceptie de meest voorkomende reden voor een
consult (6,3 versus 5,5 per 100 vrouwen). Bij ‘zwangeren’
volgden hierna in afnemende frequentie van 3,2 naar 2:
buikpijn, zwangerschapsbraken/-misselijkheid, lage
rugpijn, constipatie en ‘andere zwangerschapsklachten’.
Niet-zwangeren kwamen met een afnemende frequentie
van 2,6 naar 2,1 per 100 vrouwen wegens: moeheid,
verkoudheid en lage rugpijn. Voor andere klachten kwam
minder dan 2% van de vrouwen op consult.
De meest gestelde diagnose bij ‘zwangeren’ was
‘zwangerschap’ (41% van de vrouwen), gevolgd door
urineweginfectie (9%). Bij niet-zwangeren werd
urineweg infectie het meest gediagnosticeerd (4%). De
diagnoses ‘niet nader gespecificeerde ziekte’, ‘geen
ziekte’, ‘vaginale candida-infectie’ en ‘bovenste-lucht-
weginfectie’ stonden bij beide groepen in de top 10 van
meest gestelde diagnoses, maar werden bij zwangeren
vaker gesteld (5-6%) dan bij niet-zwangeren (2-4%). In
de top 10 bij ‘zwangeren’ vielen verder nog aambeien en
mastitis op (3%).
Van de ‘zwangeren’ die op consult kwamen kreeg 52%
medicatie voorgeschreven versus 84% van de niet-
zwangeren, vooral antibiotica (16% versus 12% bij
niet-zwangeren), en medicatie wegens anemie en
vaginale infecties (beide 11%).
BesprekingDit is de eerste Nederlandse studie naar het zorggebruik
van ‘zwangeren’ bij de huisarts. De auteurs benoemen als
kracht van deze studie het gebruik van een grote,
representatieve en behoorlijk complete dataset.
Vrouwen komen tijdens de zwangerschap tot zes weken
post partum vaker bij de huisarts dan daarbuiten. De
extra bezoeken betreffen voornamelijk vragen en
klachten rondom zwangerschap (vaak alleen vaststellen
van de zwangerschap, maar bijvoorbeeld ook braken/
misselijkheid), anticonceptie en urineweginfecties. De
auteurs veronderstellen dat zwangeren daarnaast meer
De rol van de huisarts tijdens de zwangerschap
Joke Koelewijn
Feijen-de Jong EI, Baarveld F, Janssen DEMC, Ursum J, Reijneveld SA, Schellevis FG. Do pregnant women contact their general
practitioner? A register-based comparison of healthcare utilisation of pregnant and non-pregnant women in general practice.
BMC Family Practice 2013, 14:10.
Dr. Joke Koelewijn is verloskundige n.p. en vervult een aantal
functies op het gebied van onderwijs en onderzoek
Referaat
14
WETENSCHAP
bezorgd zijn over hun gezondheid en een lagere drempel
hanteren om naar de huisarts te gaan. De cijfers onder-
steunen deze gedachte mijns inziens nauwelijks: vrijwel
alle klachten, symptomen en diagnoses die de huisarts
vaker ziet bij zwangeren, komen ook daadwerkelijk vaker
voor in deze groep. Alleen de extra consulten wegens
buikpijn passen op het eerste gezicht niet helemaal in het
rijtje, maar zijn mogelijk te verklaren door bandenpijn,
Braxton-Hickscontracties of urineweginfecties.
Waarom kiezen vrouwen bij een bepaalde klacht voor de
huisarts en niet voor de verloskundige zorgverlener? De
auteurs geven als mogelijke verklaringen dat een zwangere
de huisarts beter kent, dat vrouwen niet goed weten
welke klachten bij de zwangerschap horen, dat vooral
een gynaecoloog lastiger te bereiken is dan de huisarts of
dat vrouwen medicatie nodig hebben. Ik denk ook dat de
verloskundige vrouwen naar de huisarts verwijst, bijvoor-
beeld voor anti-emetica of bij een urineweginfectie. Dat
gebeurt vermoedelijk niet altijd met een verwijsbrief/-
telefoontje.
Opvallend is dat bij slechts 41% van de vrouwen de
diagnose ‘zwangerschap’ gecodeerd is. De auteurs geven
hieraan twee interpretaties: de huisarts weet niet dat
iemand zwanger is of weet dat wel, maar legt het niet
vast. Vermelding van zwangerschap in het dossier is
uiteraard heel belangrijk. Volgens de door NHG en KNOV
uitgebrachte NHG-standaard Zwangerschap en Kraam-
periode stelt de verloskundige de huisarts op de hoogte
van een zwangerschap [1]. Het lijkt me de moeite waard
uit te zoeken of huisartsen en verloskundigen deze en
andere samenwerkingsafspraken in de standaard ook
daadwerkelijk naleven en zo niet, wat de verklaring
hiervoor is.
Huisartsen zijn terecht terughoudend bij het voorschrijven
van medicatie aan zwangeren. Toch krijgt de helft van de
zwangeren die bij de huisarts komen, medicatie voorge-
schreven. Uiteraard is dit bij een urineweginfectie, anemie
of een vaginale infectie terecht. Een meer specifiek onder-
zoek naar welke medicatie specifiek wordt voorgeschreven
lijkt me echter zinnig, evenals naar de vraag of de
verloskundige zorgverlener hiervan altijd op de hoogte is.
De auteurs bevelen nader onderzoek aan naar de
redenen van zwangeren om de huisarts en/of de verlos-
kundige zorgverlener te consulteren. Met deze kennis
zouden zorgverleners beter kunnen aansluiten bij de
behoeften van (specifieke) zwangeren. De auteurs
werken dit niet nader uit, maar deze kennis is bijvoor-
beeld van belang om zwangeren heldere instructies te
geven bij welke klachten/symptomen ze welke zorg-
verlener moeten consulteren.
Aangezien zwangeren frequent de huisarts bezoeken,
doen de auteurs de aanbeveling huisartsen (bij) te scholen
over problemen tijdens de zwangerschap, inclusief
obstetrische spoedsituaties. Uit hun studie blijkt overigens
niet dat de verloskundige scholing van huisartsen nu
onvoldoende is, al heeft geen van de huisartsopleidingen
verloskunde structureel opgenomen in het onderwijs [2]
(uiteraard kan het wel in de stage aan de orde komen).
De huisartsopleiding Groningen is inmiddels gestart met
het implementeren van een nieuw curriculum waarin ook
verloskunde een (bescheiden) plek krijgt.
Tenslotte zien de auteurs samenwerking en uitwisseling
van informatie tussen huisartsen en verloskundigen als
onmisbaar. Een geïntegreerde digitale omgeving zou
hiervoor betere voorwaarden kunnen scheppen. Daar
hoeven we echter mijns inziens niet op te wachten. Elke
huisarts of verloskundige kan zelf initiatieven ontplooien
om elkaar beter te leren kennen als eerste stap naar een
betere samenwerking en betere zorg voor zwangeren.
Referenties1. Beentjes MM, Weersma RLS, Koch W, Offringa AK, Verduijn MM, Mensink PAJS,
Wiersma Tj, Goudswaard AN, Asselt KM van. NHG-Standaard Zwangerschap en Kraam-
periode (tweede herziening). Huisarts Wet 2012:55(3):112-25.
2. Trompert CA, Boek M, Groenier KH, Koelewijn JM, Baarveld F. Algemeen verloskun-
dige taken van de huisarts: een onderzoek naar de behoefte aanverloskundig onderwijs
tijdens de huisartsopleiding. Tijdschrift voor MedischOnderwijs 2010;4(29):245–251
hhuihuisartsenopleidinghuisartsopleiding. Tijdschrift voor Medisch Onderwijs,
2010:29(4): 245-.
15
Nieuwsbrief / september 2014 / Jaargang 9
Facebook ondersteunt anticonceptie voorlichtingKofi nas JD, Varrey A, Sapra KJ et al. Adjunctive social media for more effective contraceptive counseling.
A randomized controlled trial. 2014; 123:763-770
Deze gerandomiseerde gecontroleerde
studie onderzocht of Facebook de
kennis over anticonceptie vergroot van
een multiculturele groep Engelsspre-
kende vrouwen tussen 18 en 45 jaar.
Zij bezochten het spreekuur van een
verloskundige kliniek in New York. De
interventiegroep (n= 69) kreeg vijftien
minuten individuele mondelinge
voorlichting en dertig minuten inter-
actieve voorlichting via Facebook. De
controlegroep (n=79) kreeg dezelfde
mondelinge voorlichting en ontving
een folder. Alle voorlichting, mondeling
en via Facebook en folder, ging over
hormonale middelen, condooms, steri-
lisatie, en langwerkende anticonceptie
via implantaat of spiraal.
In vergelijking met de controlegroep
ontwikkelt de interventiegroep signifi -
cant meer kennis over anticonceptie,
tevredenheid over de voorlichting en
voorkeur voor langwerkende anti-
conceptie. Onder de groep vrouwen
die geen anticonceptie gebruiken of
een condoom gebruiken versterkt de
interventie signifi cant de voorkeur voor
een implantatiestaafje, maar niet voor
het spiraal.
De conclusie is dat sociale media zo-
als Facebook een effectieve aanvulling
zijn op de persoonlijke voorlichting van
zorgverleners, ook voor multiculturele
groepen. Het daadwerkelijke gebruik
van anticonceptie en de lange termijn
effecten moeten onderzocht worden in
grotere onderzoekspopulaties.
Psychopathologie, psychosociale
problemen en middelengebruik (PPM)
tijdens de zwangerschap zijn risico-
factoren voor zwangerschapsuitkom-
sten. Het Erasmus Medisch Centrum
ontwikkelde twee screening- en
adviesinstrumenten voor PPM als
voorspellers van ongunstige zwanger-
schapsuitkomsten. De Mind2Care
(M2C) is een digitale vragenlijst voor
de zwangere vrouwen en de Rotter-
dam Reproductive Risk Reduction
(R4U) is een korte checklist voor
zorgverleners in hun gesprek met de
vrouwen. Deze observationele studie
vergeleek de resultaten van beide
instrumenten door 164 zwangere
vrouwen in twee Rotterdamse verlos-
kundigenpraktijken te screenen met
achtereenvolgens M2C en R4U.
In de diverse vergelijkingen komen de
bevindingen van beide instrumenten
redelijk tot goed overeen, maar het
minst bij psychiatrische symptomen.
Gebrekkige overeenkomst tussen de
instrumenten wordt vooral verklaard
door opleidingsniveau en etniciteit,
maar er is geen systematisch patroon
in de relaties tussen opleidingsniveau
en etniciteit en de verschillende
risicofactoren. Voor triage zijn de
instrumenten onderling inwisselbaar
bij vijf of meer vastgestelde PPM
risicofactoren. Hoe meer vastgestelde
PPM risicofactoren, hoe groter de
kans is op ongunstige zwangerschaps-
uitkomsten, zoals SGA, kunstverlos-
singen, pijnbestrijding en maternale
complicaties. Bij meerdere vastge-
stelde risicofactoren identifi ceren de
instrumenten 55-75% van de vrouwen
met een verhoogd risico op ongunstige
zwangerschapsuitkomsten.
De meerderheid van de vrouwen is
tevreden met beide instrumenten.
De conclusie is dat de instrumenten
onderling inwisselbaar lijken voor
triage vanaf vijf vastgestelde risico-
factoren, en dat ze elkaar aanvullen
bij het geven van adviezen voor zorg
op maat per specifi eke risicofactor.
Screening van psychosociale risicofactoren voor ongunstige zwangerschapsuitkomsten
Quispel C, van Veen MJ, Zuijderhoudt C et al. Patient Versus Professional Based Psychosocial Risk Factor Screening for Adverse
Pregnancy Outcomes. Matern Child Health J 2014; DOI:10.1007/s10995-014-1456-5
16
www.kennispoortverloskunde.nl
Amerikaanse onderzoekers hebben
een niet-systematische literatuur-
studie verricht naar migraine in de
zwangerschap en de periode erna.
Van de vrouwen die kampen met
migraine heeft het merendeel vaak
minder of zelfs geen klachten tijdens
de zwangerschap. Cijfers over de
precieze daling wisselen sterk tus-
sen studies en het type migraine
speelt daarin een rol. Bij vrouwen
met migraine zonder aura nemen de
klachten sterker af dan bij vrouwen
die migraine hebben met aura. Ook
zijn er vrouwen die voor het eerst
migraine ervaren in de zwanger-
schap: dit is het geval bij 3-6% van de
vrouwen met migraine in de zwan-
gerschap. Na de bevalling komt de
migraine bij de meeste vrouwen weer
terug.
Het geven van borstvoeding be-
schermt tegen migraineklachten.
De onderzoekers doen de suggestie
om vrouwen met migraineklachten
te adviseren borstvoeding te ge-
ven. Vrouwen met migraine in de
zwangerschap hebben meer kans
op hypertensie en pre-eclampsie.
In dat geval is de kans op vermin-
dering van de migraineklachten
kleiner. Migraineklachten rondom
de bevalling worden geassocieerd
met myocard infarct, diepe veneuze
trombose en trombofi lie. Tijdens de
zwangerschap is het belangrijk om
het onderscheid te maken tussen
primaire migraine en migraine als
gevolg van onderliggende (obstetri-
sche) pathologie. Behandeling van
primaire migraine tijdens de zwanger-
schap kan bestaan uit leefstijladvie-
zen (slaap- en stressmanagement,
lichamelijke oefeningen en regelma-
tige voeding). Ook behandeling met
biofeedback en ontspanningstraining
is bewezen effectief. De Amerikaanse
onderzoekers doen suggesties voor
medicamenteuze behandeling in de
zwangerschap alhoewel in de VS
alleen medicamenten mogen worden
voorgeschreven die volkomen veilig
zijn voor de foetus (categorie A).
Tijdens de borstvoedingsperiode is
migraine veiliger medicamenteus te
behandelen dan in de zwangerschap.
In dit onderzoek is beschreven hoe de
zwangerschap verloopt van zwangere
vrouwen met obesitas in (BMI vanaf
30 kg/m2) de eerste lijn. De onder-
zoekers vergeleken de uitkomsten
van de zwangerschap en het aantal
spoedverwijzingen bij deze groep
vrouwen met zwangere vrouwen met
een normaal gewicht. Zij analyseerden
gegevens van 1.369 Kaukasische
vrouwen in de regio Eindhoven uit de
Kempen V-studie. Dit is een pros-
pectieve cohortstudie uit 2002-2004
naar de relatie tussen schildklierfunc-
tie en obstetrische uitkomsten en
maternaal welbevinden. De primaire
uitkomst was het doorlopen van het
hele zorgtraject bij de verloskundige.
Van de geanalyseerde vrouwen is
55,2% (n=756) op normaal gewicht
bij de eerste controle, 30,1% (n=412)
heeft overgewicht, 10% (n=137) heeft
obesitas klasse I en 4,7% (n=64)
heeft obesitas klasse II of III. De ach-
tergrondkarakteristieken zijn normaal
verdeeld, behalve het opleidings-
niveau dat lager ligt bij vrouwen in
obesitas klasse II en III. Van de 756
vrouwen met een normaal gewicht
heeft 75% de zwangerschapscontro-
les in de eerste lijn. Dit percentage
neemt af naarmate de vrouwen een
hoger BMI hebben (55% in klasse II
en III). Gecorrigeerd voor verschillende
factoren hebben vrouwen in obesitas
klasse II en III minder kans op vol-
ledige zwangerschapscontroles in de
eerste lijn (OR 0.38;0.21-0.69). Ook
geven overgewicht en obesitas een
lagere kans op een bevalling onder
leiding van de verloskundige
(OR 0.63;0.44-0.90). Vooral hyper-
tensie, stagnerende ontsluiting en
pijnstillingsverzoek zijn redenen van
verwijzing die signifi cant vaker voorko-
men bij een verhoogd BMI. Spoedver-
wijzingen tijdens de bevalling komen
daaren tegen niet vaker voor bij over-
gewicht of obesitas evenals slechte
perinatale uitkomsten. Alleen Large
for Gestational Age baby’s worden
vaker geboren bij vrouwen met over-
gewicht of obesitas. De onderzoekers
concluderen op basis van deze gege-
vens dat er een juiste risicoselectie
plaats vindt door verloskundigen bij
vrouwen met obesitas.
Gezonde zware zwangeren goed af bij de verloskundigeDaemers D, Wijnen H, Van Limbeek E et al. The impact of obesity on outcomes of midwife led pregnancy and childbirth
in a primary care population: a prospective cohort study. BJOG 2014; DOI:10.1111/7471-0528.12684
Migraine en zwangerschap en lactatieDavid P, Kling J, Starling A. Migraine in pregnancy and lactation.
Curr Neurol Neurosci Rep 2014 DOI:10.1007/s11910-014-0439-7
17
www.kennispoortverloskunde.nl
Water als ‘pijnstiller’ geeft minder verwijzingen durante partuLukasse M, Rowe R,Townend J et al. Immersion in water for pain relief and the risk of intrapartum transfer among low risk nulliparous
women: secondary analysis of the Birthplace national prospective cohort study. BMC Pregnancy and Childbirth 2014; 14:60
Het gebruik van een bad/douche als
pijn reducerend middel durante partu
vermindert het aantal verwijzingen:
vanaf thuis naar een ziekenhuis met
12%, vanaf een zelfstandig geboorte-
centrum (FMU) met 41% en vanaf
een verloskundige unit binnen het
ziekenhuis (AMU) met 22%. Dit is de
uitkomst van Engels onderzoek waar
data geanalyseerd zijn van alle beval-
lingen in drie verloskundige eerste-
lijns praktijken (Birthplace study april
2008 tot april 2010). Er zijn 16.577
nulliparae geïncludeerd, waarvan
er 4.013 thuis, 4.831 in een FMU
en 7.733 in een AMU de bevalling
startten. Pijnstilling in bad/douche is
gebruikt bij 50% van de bevallingen
thuis, bij 54% in een FMU en bij 38%
in een AMU. De overige nulliparae
zijn gebruikt als referentiegroep.
Naast een reductie in verwijzingen
zijn er bij zwangeren die een bad/
douche gebruikten 20% minder
sectio’s en bevallen vrouwen
vaker ongecompliceerd vaginaal
(RR 1.05; 1.02-1.09). Er is geen
associatie met een lagere apgar-
score of met neonatale verwijzingen
postpartum. Het grootste voordeel
van badgebruik is te zien bij vrouwen
die bevallen in een FMU: 39% minder
sectio’s, 39% minder spoedverwijzin-
gen en 36% minder gebruik van een
oxytocine infuus. Zowel in de FMU
als AMU wordt 36% minder vaak ver-
wezen voor overige pijnstilling zoals
epiduraal anesthesie. Het kleinste
effect van het gebruik van het bad/
douche durante partu treedt op bij
een thuispartus.
Extra aspirine suppletie levert niets opSchisterman E, Silver R, Lesher L et al. Preconception low-dose aspirin and pregnancy outcomes: results from the EAGeR randomised
trial. Lancet april 2014 DOI.org/10.1016/S0140-6736(14)60157-4
Bij in-vitrofertilisatie wordt aspirine
gebruikt om endometriumgroei en
vascularisatie te stimuleren. Helpt
preconceptionele behandeling met
aspirine ook om bij vrouwen met mis-
kramen de zwangerschapsuitkomsten
te verbeteren? Dit is onderzocht in
de EAGeR-studie (Effects of Aspirine
in Gestation and Reproduction) door
vier universiteits-medische centra in
Amerika tussen 2001-2011. Vrouwen
van 18-40 jaar met één miskraam
onder de 20 weken in de voorge-
schiedenis werden geïncludeerd
(n=294). Door trage werving werd het
inclusie-criterium verbreed naar twee
miskramen en is ‘zwangerschaps-
duur’ losgelaten.
Uiteindelijk zijn er 535 vrouwen geïn-
cludeerd in de aspirinegroep (81 mg/
dag) en 543 in de placebogroep en
beide groepen kregen 400 μg folium-
zuur dagelijks maximaal zes cycli.
Er zijn vragenlijsten bijgehouden door
participanten en elke twee weken zijn
er urine- en bloedtesten gedaan en
zijn de vragenlijsten besproken met
de onderzoekers. Het aantal levend-
geborenen is in de onderzoeksgroep
309 (58%) en in de placebogroep
286 (53%).
Een miskraam treedt opnieuw op bij
68 (13%) vrouwen in de aspirinegroep
en bij 65 (12%) in de placebogroep.
Beide uitkomsten zijn niet signifi cant.
In de aanvankelijke onderzoeksgroep
(n=492) wordt een signifi cant verschil
gezien: 151 (62%) vrouwen krijgen
een levend geboren kind in vergelij-
king met 133 (53%) vrouwen in de
placebogroep. Geconcludeerd moet
worden dat het preconceptioneel
geven van aspirine aan vrouwen met
één of meerdere miskramen niet
geassocieerd is met meer levend
geboren kinderen en met een daling
in het aantal miskramen.
18
www.kennispoortverloskunde.nl
Aandacht voor seksuele klachten na prolaps of stressincontinentie
Sexual dysfunction in urogynaecology.
Anne-Marie Roos, Erasmus Universiteit Rotterdam, 25 april 2014
Het proefschrift van Anna Maria Roos
snijdt een gevoelig en achtergesteld
probleem aan: Hoe om te gaan met
ontbrekende of verminderde seksuele
respons als gevolg van verzakkingen
van de inwendige geslachtsorganen
(prolaps), stressincontinentie en bek-
kenbodemchirurgie? Meer dan een
op de tien vrouwen ondergaat op enig
moment in haar leven een operatie
voor prolaps of stressincontinentie
en 48-64% van de seksueel actieve
vrouwen binnen deze groep heeft last
van seksuele disfunctie.
Kwalitatief onderzoek door Anne-
Marie Roos in Engeland geeft te zien
dat prolaps- en stressincontinentie-
klachten vooral een negatieve impact
hebben op het huidige seksleven,
door het eigen lichaamsbeeld van
de vrouwen. Vrouwen met prolaps
hebben een negatief beeld van hun
vagina wat tot onzekerheid leidt over
de seksuele ervaring van hun part-
ners. Deze groep maakt zich zorgen
over de prolaps tijdens de seksuele
activiteit, ervaart pijn en verminderde
genitale sensibiliteit. Dit leidt tot ver-
minderd verlangen en opwinding en
moeilijkheden met het bereiken van
een orgasme. Vrouwen met stress-
incontinentie schamen zich voor
hun incontinentie(verband) en zijn
bang dat zij naar urine ruiken. Angst
voor incontinentie tijdens geslachts-
gemeenschap beïnvloedt verlangen,
opwinding en orgasme en kan
dyspareunie tot gevolg hebben.
Slechts één op de vijf vrouwen met
een seksueel probleem zoekt contact
met een zorgaanbieder. Dit kan het
gevolg zijn van schaamte, het gevoel
dat de zorgaanbieder geen hulp
zou kunnen bieden en de opvat-
ting dat seksuele problemen geen
echt gezondheidsprobleem zouden
zijn. Seksuele problemen worden
daarom vaak alleen ontdekt als de
zorgaanbieder hier actief naar vraagt.
Roos pleit dan ook voor het actief
uitvragen en bespreken van dit onder-
werp op het spreekuur van (uro)gy-
naecologen. Haar proefschrift bevat
een nieuwe vragenlijst die daarvoor
gebruikt kan worden.
kennispoort-verloskunde.nl
roos
Proefschriften:Tijd voor richtlijnen bij obstetrische noodsituaties
Obstetric Emergencies in Primary Midwifery Care in the Netherlands
Marrit Smit, Universiteit van Leiden, 26 juni 2014
Op 26 juni promoveerde Marrit Smit,
die in het dagelijks leven als klinisch
verloskundige werkzaam is in het
Leids Universitair Medisch Centrum.
Ze onderzocht voor haar promotie
hoe obstetrische noodsituaties in de
eerste lijn verlopen en voorkomen
kunnen worden. Daartoe bekeek ze
talloze cases van complicaties bij de
(thuis)bevalling, zoals een uitgezakte
navelstreng en overmatig bloedver-
lies (HPP). Na analyse van medische
dossiers en ambulancegegevens
bleek de plaats van het optreden
van de complicatie niet van invloed
op de uitkomst. Geen van de onder-
zochte vrouwen was bijvoorbeeld in
acuut gevaar door ambulancever-
voer, ongeacht of de 45 minuten
norm was overschreden.
Toch valt er nog heel wat te verbete-
ren, om te beginnen het formuleren
van een multidisciplinaire HPP-
richtlijn. Ze onderzocht alvast 25
kwaliteitsindicatoren, waarvan er 5
verbeterpotentieel hebben: routine-
matig toedienen van uterotonica
tegen bloedverlies (oxytocine), het
kwantificeren van bloedverlies door
middel van wegen, tijdige doorver-
wijzing naar de tweede lijn en de
behandeling van HPP en het gebruik
van zuurstof. En als er doorverwezen
wordt, is het belangrijk om actief
te communiceren over de toestand
van de ingezonden cliënt, zodat in
het ziekenhuis direct het juiste team
klaarstaat.
Overigens blijkt al 59% van de eer-
stelijns verloskundigen standaard
oxytocine toe te dienen na iedere
bevalling, tegen 10% in 1995. In
het ziekenhuis gebeurt dit in 19
van de 20 gevallen. Een typisch
voorbeeld om de noodzaak van een
HPP-richtlijn aan te tonen. Daar-
naast laat het zien dat verloskun-
digen in de eerste lijn steeds meer
gewend raken aan 'functionele
medicalisering'. Het gebruik van
een zuurstofsaturatiemeter om
doorlopend de conditie van baby's
te kunnen meten is een ander voor-
beeld van nuttige ondersteuning.
Verloskundigen weten waar ze aan
toe zijn, ouders worden gerust-
gesteld en verwijzingen vinden
alleen plaats als het nodig is. Als
het aan Smit ligt, kan ook dit op-
genomen worden in de richtlijnen.
Het onderzoek bevat nog diverse
andere interessante uitkomsten,
waarvoor we graag verwijzen naar
de download van het proefschrift
op Kennispoort Verloskunde.
kennispoort-verloskunde.nl
noodsituatie
19
www.kennispoortverloskunde.nl
Pijn in het bekken is een algemeen
voorkomende klacht en is goed
voor 10% van de gynaecologische
consulten. De onderzoekers gingen
na of de wijze van bevallen, vaginaal
of per sectio, van invloed is op de
prevalentie en de ernst van bek-
kenpijn zes tot elf jaar na de eerste
bevalling.
De onderzoekers gebruikten gegevens
uit een longitudinale cohort studie on-
der vrouwen die van hun eerste kind
bevielen in het Greater Baltimor Me-
dical Centre. De vrouwen (n=1.115)
vulden zes tot elf jaar na hun eerste
bevalling een gevalideerde vragenlijst
in over bekkenpijn. De lijst bevat
vragen over drie soorten bekkenpijn:
dysmenorroe, dyspareunie en bek-
kenpijn die niet samenhangt met de
menstruatie of coïtus. Bekkenpijn op
de lange termijn komt even vaak voor
bij vrouwen die (minimaal één keer)
vaginaal bevielen als bij vrouwen die
uitsluitend per sectio bevielen. Onder
de vrouwen die vaginaal bevielen, en
minimaal één bevalling per forceps of
één kind met een geboortegewicht ≥4
kg hadden, komt dyspareunie vaker
voor. Er is geen relatie gevonden tus-
sen perineum laesies en dyspareunie
op de lange termijn.
Pre-eclampsie (PE) is een ernstige
zwangerschapscomplicatie die wordt
gekenmerkt door endotheeldisfunctie.
De endotheeldisfunctie is vermoe-
delijk te wijten aan de verstoorde
balans tussen pro- en anti-angiogene
factoren. De placenta is de be-
langrijkste bron van circulerende
anti-angiogene factoren in zowel de
normale als de pre-eclamptische
zwangerschap. Vooral tijdens
pre-eclampsie vormt de syncitiotro-
foblast zogenaamde ‘knoppen’, die
grote hoeveelheden van anti-angioge-
ne eiwit (SFlt-1) bevatten en kunnen
loslaten in de maternale ciruculatie.
De onderzoekers vergeleken de
expressie van SFlt-1 in placenta-
materiaal van patiënten met PE
(n=32) en controlepatiënten (n=37).
De expressie is zes keer hoger in
de placenta’s van patiënten met PE.
Tevens verzamelden de pathologen
obductiemateriaal van de longen
van vrouwen die tijdens de zwanger-
schap overleden waren, afkomstig
uit de landelijke database van het
Nederlandse Pathologie Register
(PALGA). Er zijn syncitiële fragmen-
ten in de longen van zes patiënten
met PE (n=9) in vergelijking met
zes van de 26 uit de controlegroep.
Het aantal fragmenten is signifi cant
hoger in de longen van vrouwen met
PE en de fragmenten bevatten in de
longen nog steeds het SFlt-1-eiwit.
Syncitiële fragmenten zijn gevonden
in patiënten die tot dertien dagen
post partum waren overleden.
De onderzoekers concluderen dat er
een signifi cant verband is tussen de
aanwezigheid van syncitiële frag-
menten in maternale longen en PE
en dat deze fragmenten nog steeds
het anti-angiogene eiwit SFlt-1 tot
expressie brengen. Dit zou ook kun-
nen verklaren dat symptomen en
complicaties van PE aanhouden of
aanwezig blijven tot enkele dagen na
de bevalling.
Pathologisch onderzoek naar de pathofysiologie van pre-eclampsie
Penning ME, Baelde JJ, Bloemenkamp KWM. Pre-eclampsie en actieve placentafragmenten in de maternale long.
NTOG 2014;127:116-120
Bekkenpijn op de lange termijn: geen verschil na sectio of vaginale baring
Blomquist JL, McDermott K, Handa VL. Pelvic pain and mode of delivery.
Am J Obstet Gynecol 2014;210:423.e1-6Colofon: Kennispoort Verloskunde is een initiatief
van de Samenwerkende Opleidingen Verloskunde
(SOV). Deze nieuwsbrief verschijnt ook als emailversie.
Aanmelden kan gratis op:
www.kennispoort-verloskunde.nl/registreren, het
grootste kennisplatform voor Nederlands
verloskundig onderzoek.
SOV (VAR), Postbus 25035, 3001 HA Rotterdam
e-mail: redactie@kennispoortverloskunde.nl
www.facebook.com/kennispoortverloskunde
@kpverloskunde
Hoofdredactie:Paul Heere (Limetree Business Refreshment)
Redactieraad:Elies de Geus (AVAG), Anne-Marieke Smit (AVAG),
Irene Korstjens (AVM), Stans Verschuren (VAR),
Bernadette Kroon (AVAG), Karine Essink (ZGT Almelo).
ONAFHANKELIJKE NASCHOLINGEN VOOR VERLOSKUNDIGEN
counselen over prenatale screening
hormonale anticonceptie
waterinjecties
hands on trainingen
vitaal bedreigde neonaat
lage rugklachten bij zwangerschap
Wilt u op de hoogte blijven van onze nascholingen? Of een nascholing met ons organiseren voor uw VSV? Neem dan contact op met Femke Moerbeek via e-mail: fmoerbeek@dokh.nl of telefoon: 072-5279100. Ga voor ons actuele nascholingsaanbod naar de website: www.dokh.nl
ONDERWIJS
21
MidwiferyMidwifery, vertaald in het Nederlands als verloskundigenzorg, betekent meer
dan alleen de zorg door verloskundigen. Deze vier in The Lancet gepubliceerde
artikelen, waaraan is gewerkt door onderzoekers uit de hele wereld, gaan in op
de rol die verloskundigenzorg kan hebben op het terugdringen van maternale en
perinatale mortaliteit en morbiditeit en het verbeteren van de kwaliteit van zorg.
In oktoberbesteedt Tijdschrift voor Verloskundigen aandacht aan deze serie.
Tijdens het minisymposium op 20 november a.s. bespreken we de belangrijkste
topics met u.
TopicsWat betekent deze serie voor de vrouwen om wie het gaat?
Wat is het belang van deze serie voor de Nederlandse verloskundige zorg?
Waarom is het belangrijk om hier multidisciplinair naar te kijken?
Wat kan de invloed van de series zijn op de opleiding tot gynaecoloog of
verloskundige?
Wat betekent deze serie voor beleidsmakers?
Wat is de plaats van deze serie in uw dagelijkse praktijk?
ProgrammaPetra ten Hoope-Bender, verloskundige n.p., medeauteur en coördinator van de
Lancet midwifery serie licht de achtergronden en inhoud van de serie toe.
Aansluitend wordt deze reeks beschouwd in het licht van het rapport ‘Een Goed
Begin’ van de stuurgroep Zwangerschap en Geboorte. Ten slotte gaan de
deelnemers in workshops, geleid door een verloskundige en een gynaecoloog, in
op bovenstaande topics en vragen.
DoelgroepenVerloskundigen (en student verloskundigen), gynaecologen (en -in opleiding),
opleiders, huisartsen, beleidsmakers en natuurlijk de belanghebbenden:
zwangeren met hun partners.
AccreditatieAccreditatie wordt bij de KNOV en NVOG aangevraagd. PAO Heyendael heeft
een instellingsaccreditatie voor bij-en nascholing voor huisartsen.
Informatie en registratiewww.paoheyendael.nl/lancet.
The Lancet Midwifery serie: wat betekent die voor u?20 november 2014 van 13.30-17.30 uur, Radboudumc, Nijmegen
MidwiferyAn Executive Summary for The Lancet’s Series
www.thelancet.com
“Midwifery is a vital solution to the challenges of providing high-quality maternal and newborn care for all women and newborn infants, in all countries”
June, 2014
22
ONDERWIJS
In de rubriek ‘Onderwijs’ schrijven de drie opleidingen verloskunde – AVAG (Amsterdam-Groningen), VAR (Rotterdam) en AVM (Maastricht) – om en om over verschillende aspecten van het opleiden van nieuwe verlos-kundigen. Aan de orde komen onder meer onderwijsvernieuwingen, leren in de praktijk, de combinatie werken/onderzoeken, de visie en ervaringen van studenten verloskunde en de voorbereiding op het werken in een dynamisch en veranderend werkveld. In dit artikel: de plaats van vroedvrouwelijke wijsheid binnen het nieuwe curriculum van AVAG.
Met het nieuwe curriculum, dat vanaf dit studiejaar in
gebruik wordt genomen, wil AVAG studenten opleiden
tot verloskundigen die continuïteit van zorg én zorg-
verlener bieden en in medium-risk situaties binnen een
interprofessioneel team kunnen werken. Aan de ene kant
wordt van de verloskundige verwacht dat ze binnen zo’n
team met andere professionals kan samenwerken,
gezamenlijk beleid voeren en zorg bieden; aan de andere
kant wordt van de verloskundige een eigen, unieke
professionaliteit binnen het team verwacht. Die unieke
professionaliteit wordt binnen het curriculum aangeduid
als ‘vroedvrouwelijke wijsheid’.
Vrouw krachtiger makenElies de Geus is docent en lid van het projectteam dat het
nieuwe curriculum heeft ontwikkeld. Zij is ook een van de
schrijvers van het basisdocument waarin AVAG heeft vast-
gelegd wat zij onder vroedvrouwelijke wijsheid verstaat.
“Vroedvrouwelijke wijsheid kun je historisch bekijken,” zo
steekt De Geus van wal. “Vroedvrouwen – letterlijk: wijze
vrouwen – hebben altijd veel kennis gehad van hoe ze
begeleiding en zorg kunnen bieden aan zwangere en
barende vrouwen. Heel belangrijk is altijd geweest dat ze
daarbij naar de vrouw als geheel kijken, en binnen haar
eigen directe omgeving. Wil je als vroedvrouw (man of
vrouw) een vrouw echt kunnen helpen, dan moet je
ervaringen en emoties kunnen en durven delen. Je moet,
kortom, een wederkerige relatie kunnen aangaan, waarin
je de vrouw krachtiger maakt, zodat ze zich zelfstandig voelt
en vertrouwen in zichzelf heeft. Dat was en is nog steeds
een van de kernwaarden van de vroedvrouwelijke wijsheid.”
Unieke inbrengEen ander kernpunt uit de vroedvrouwelijke wijsheid is de
fysiologische benadering van zwangerschap en bevalling.
De Geus: “Binnen de integrale zorg krijgt de verloskun-
dige meer en meer te maken met medium-risk situaties.
Zij heeft daarbij oog voor het belang van een medische
interventie, maar blijft wel kijken naar de fysiologische
mogelijkheden. Dat is de unieke inbreng van de verlos-
kundige in het integrale zorgteam: het bewaken en
bevorderen van de fysiologische benadering. Ook als
medisch ingrijpen is aangewezen, kan er altijd nog
gezorgd worden dat bijvoorbeeld een deel van de baring
Vroedvrouwelijke wijsheid: de unieke inbreng van de verloskundigeAVAG maakt de kernwaarden van de verloskunde expliciet in haar nieuwe curriculum
Nic van Son is freelance tekstschrijver en Joyce Kors is verbonden
aan de Academie Verloskunde Amsterdam/Groningen
Nic van Son en Joyce Kors
23
ONDERWIJS
zo natuurlijk mogelijk verloopt. En de blijvende aanwezig-
heid van de verloskundige binnen die medische omgeving
kan zorgen voor rust en het verlagen van stress bij de
vrouw.” Volgens De Geus gaat het om het zoeken naar
een subtiele balans tussen richtlijnen en evidentie
enerzijds en ervaringskennis anderzijds. “Bij het verlos-
kundig redeneren en handelen, maken we gebruik van
richtlijnen die zijn gebaseerd op evidentie. Maar alleen
richtlijnen volgen is onvoldoende: omdat de context
telkens anders is, moet je die meewegen. Je maakt samen
met de vrouw bepaalde afwegingen, stelt een beleid vast
dat rekening houdt met gevolgen op de korte en de
lange termijn. Daar gebruik je ook kennis of ervaring voor
die niet altijd expliciet ergens vastligt.”
Kern van ons vakOmdat studenten hun beroep voor een groot deel
buitenschools leren, betrekt AVAG via diverse scholings-
dagen ook haar stagebegeleiders nauw bij het onderwerp
‘vroedvrouwelijke wijsheid’. Een van die stagebegeleiders
is Minke de Vroomen, die al zo’n twaalf jaar begeleiding
geeft aan stagiaires. “Ik ben heel blij dat dit onderwerp
op de kaart is gezet,” zegt zij. “Wat mij betreft had dat
tien jaar geleden al gekund. Vroedvrouwelijke wijsheid is
echt de kern van ons vak. Het is een gevoel van binnen-
uit, noem het intuïtie of opgedane ervaring, waarmee je
het vertrouwen uitspreekt in de zwangere en barende
vrouw.” Voor De Vroomen betekent vroedvrouwelijke
wijsheid in het curriculum onder meer dat de opleiding
weer meer oog krijgt voor best practices. “In de tijd dat ik
mijn opleiding volgde, kregen we veelal les op basis van
‘best practice’. Nu wordt er vooral veel getoetst op basis
van ‘evidence’. Dat is niet alleen binnen de verloskunde,
het is een tendens in de hele maatschappij: we accepteren
minder risico, baseren ons handelen op richtlijnen
waardoor het lijkt of we steeds minder eigen verantwoor-
delijkheid durven te nemen. Maar best practices, op basis
van opgedane ervaring, zijn net zo belangrijk. Die moeten
we studenten ook meegeven, ook al zijn ze, ik weet het,
vaak minder tastbaar en meetbaar dan op evidentie
gebaseerde richtlijnen.”
Weten wat je kunt doenDe Vroomen haalt een voorbeeld uit haar eigen praktijk
aan. “Met een student begeleidde ik een bevalling bij een
mevrouw die al twee keer was bevallen. Haar eerste
kindje was aan leukemie overleden, haar tweede gelukkig
gezond. Bij deze derde bevalling stagneerde de ontsluiting
terwijl er wel voldoende weeën waren. Dan kun je naar
het ziekenhuis verwijzen, maar de vraag is of dat de beste
oplossing is. Met de student vroeg ik mij af: kunnen we
iets anders bedenken? Wij hebben de tijd genomen om
met de vrouw over haar overleden kindje te praten. Daar
kwamen allerlei emoties bij los. Groot verdriet om dat
kindje. Maar dat dit nieuwe kindje er gewoon mag zijn,
dat het geen vervanging is. Het gesprek bracht de nodige
rust. Tien minuten later werd de baby geboren. Noem het
intuïtie of ervaring, maar dit is volgens mij vroedvrouwelijke
wijsheid. Weten wat je op zo’n moment kunt doen. En ik
besef, het is een glijdende schaal: als verloskundige heb je
een basisvertrouwen in de bevalling als natuurlijk proces,
terwijl je toch in de gaten houdt wanneer ingrijpen wel
nodig is.
Enorme groeiErvaring is belangrijk, vinden zowel De Vroomen als De
Geus. “Je ziet bijvoorbeeld vaak bij studenten die eerder
als verpleegkundige hebben gewerkt, dat de sociale en
emotionele ondersteuning van de cliënte hen makkelijker
afgaat,” zegt De Vroomen. “Maar het is ook niet zo dat
je die vroedvrouwelijke wijsheid pas na tien jaar werken
opdoet. Vertrouwen krijgen in wat je kunt, is belangrijk;
dat vertrouwen geven, dat kan een opleiding heel goed.”
De Geus beaamt dat: “In vier jaar tijd maken onze
studenten een enorme groei door naar volwassenheid.
In de opleiding leren ze het belang inzien van de weder-
kerige relatie met hun cliënten. Daarvoor leren ze een vak,
maar ze leren ook zichzelf kennen, hun eigen emoties,
normen en waarden, persoonlijkheid. Het is zowel een
professionele als persoonlijke groei. In feite kun je het zo
zien: wat verloskundigen hun cliënten bieden – een
veilige en bekrachtigende omgeving waardoor je je
zelfstandiger en sterker gaat voelen – bieden wij als
opleiding net zo goed aan onze studenten.”
24
ONDERWIJS
Marianne Nieuwenhuijze promoveerde op 20 mei 2014 aan de Radboud Universiteit op haar proefschrift On speaking terms. Choices and shared decision-making in maternity care. In het symposium voorafgaand aan de promotie bogen internationale sprekers zich over vragen als: Kan dat, samen met de vrouw zorgkeuzes maken? Hoe zit het met de auto-nomie van de vrouw? Zijn alle zorgkeuzes ook in de praktijk mogelijk? Wie of wat beïnvloedt de zorgkeuze?
Voornamelijk verloskundigen, maar ook een aantal
gynaecologen en docenten kwamen af op dit symposium
met nieuwe inzichten over de rol van zorgverleners én
cliënten bij keuzes in de verloskundige zorg.
Paternalisme en maternalismeProfessor Raymond de Vries, socioloog en hoogleraar
Midwifery Science in Maastricht waarschuwt in zijn betoog
voor extreem anti-paternalisme, waarbij beslissingen
volkomen aan cliënten worden overgelaten. In feite, zo
zegt hij, overlaadt de zorgverlener hierbij de vrouw met al
dan niet objectieve informatie en stuurt haar vervolgens
het bos in om geheel alleen belangrijke beslissingen te
nemen, zoals wel of niet thuis bevallen of wel of geen
prenatale diagnostiek. De ultieme autonomie dus, waar
wij allemaal de mond zo vol van hebben, maar die bij
nadere beschouwing toch niet zo ideaal lijkt te zijn. De
Vries pleit voor een vorm van zorgzaam en beschermend
paternalisme – hij noemt dit maternalisme – met respect
voor de vrouw, haar sociale omgeving met daarin haar
partner, vriend(inn)en, collega’s, gebeurtenissen in haar
leven, haar waarden en haar autonomie. Dit betekent
niet dat de zorgverlener het altijd eens hoeft te zijn met
de vrouw, maar – zo stelt de Vries tot slot, citerend uit het
proefschrift van Marianne Nieuwenhuijze – “to achive
optimal care, the maternity care system needs care
professionals who discuss with a woman what is and is
not needed for optimal care and what are wise and
unwise decisions. This type of professional will pay close
attention to the involvement and responsibility of women
…. and is also willing to reflect on their own functioning
including the basis for their decisions.”
Theorie en praktijkDat de weg van theorie naar praktijk lastig is, illustreerde
professor Debra Bick, verloskundige en hoogleraar
Evidence based practice aan het King’s College in Londen.
Zij stelde dat op landelijk niveau veel krachten, zoals de
media of de organisatie van de gezondheidszorg, invloed
hebben op de keuzes in de zorg. Zij haalde de NICE-richt-
lijn over intrapartum zorg aan. Deze beveelt aan dat
vrouwen de keuze voor plaats van de bevalling voorge-
legd krijgen en dat vrouwen met een laag risico op
complicaties in een geboortecentrum of thuis bevallen.
De pers berichtte direct na het uitkomen uiterst negatief
over de richtlijn en waarschuwde voor de gevaren van de
thuisbevalling. Daarnaast liet zij zien, dat in Midden- en
Zuid-Engeland het maar op enkele plaatsen mogelijk is
thuis of in een geboortecentrum te bevallen. In Noord-
Engeland en Schotland blijken hiervoor helemaal geen
mogelijkheden te zijn. Zoals zij zelf zei aan het begin van
haar voordracht – een wat cynisch verhaal – zet zij
kanttekeningen bij de keuzemogelijkheden van vrouwen.
Hoe de theorie in de praktijk uit kan pakken illustreert
associate professor Lisa Kane Low van de Universiteit van
Michigan. Zij vormt met tien andere verloskundigen een
praktijk binnen de universitaire kliniek. Zij en haar
collega’s geven women-centered care en proberen
beslissingen over de zorg altijd samen met de vrouw te
nemen. Zij beschrijft de bevalling van een vrouw, die vanaf
het begin van de zwangerschap duidelijk maakt absoluut
geen pijnbestrijding of andere interventies te willen. De
partus eindigt na een zeer moeizame ontsluiting,
verscheidene beslismomenten voor interventies en
achtenzestig uur gebroken vliezen in een sectio caesarea.
Een constante dialoog met de vrouw over haar opties,
keuzes en uiteindelijk haar besluit gingen vooraf aan de
sectio caesarea. Het geduld van deze ervaren verloskun-
dige en vooral haar respect voor de vrouw en haar
beweegredenen maakte dit mogelijk. Daarnaast hield de
verloskundige medisch inhoudelijk en als pleitbezorger
voor de wensen en keuzes van de vrouw steeds contact
met de gynaecoloog. Het uiteindelijke resultaat was een
tevreden moeder en een gezond kind.
On speaking termsOver kiezen met de vrouw in plaats van voor de vrouw
Mariet van Diem
Mariet van Diem is lid van de redactie
Voorbereiden en vertrouwenGezamenlijke besluitvorming vraagt van de zorgverleners
andere competenties en van vrouwen een andere visie op
haar rol hierbij, zo stelt professor Sandra Beurskens. Zij is
fysiotherapeut en onder andere hoogleraar Doelgericht
meten in de dagelijkse zorgpraktijk aan de Universiteit
van Maastricht. In de dagelijkse praktijk zijn soms
verschillende beroepsgroepen betrokken bij een cliënte.
Dit resulteert vaak in verschillende zorgplannen met
dilemma’s voor de cliënte als deze niet op elkaar aansluiten.
Beurskens pleit voor interprofessioneel opleiden. Hierdoor
leren toekomstige zorgverleners meer over en van elkaar
en ontstaat er een basis voor een effectievere samen-
werking en geïntegreerde zorgplannen. Daarnaast, zo
stelt zij, hebben vrouwen vaak andere doelen dan de
zorgverleners. Daarom moeten ook vrouwen voorbereid
worden om mee te denken en actief deelnemer te zijn bij
de gezamenlijke besluitvorming. Op die manier zullen
zorgkeuzes, ook haar keuzes zijn.
Maar kiezen doet de vrouw niet alleen, zo stelt hoogleraar
Ethics of Care, Marian Verkerk van de Rijksuniversiteit
Groningen. Zij introduceert het concept van de relationele
cliënte. De individuele cliënte is immers altijd ingebed in
betekenisvolle relaties met onder andere haar partner,
ouders, kinderen en familie die haar keuzeproces
beïnvloeden en soms maken dat zij datgene kiest dat
voor haar relaties goed is. Deze visie op de cliënte, zo
stelt zij, vraagt dan ook om een dialogisch zorgproces,
waarin aandacht voor de ander, verantwoordelijkheid
voor elkaar, competentie en responsiviteit de belangrijkste
morele dimensies zijn. Belangrijk bij gezamenlijke
besluitvorming is je te realiseren dat het niet altijd bij
voorbaat duidelijk is wat iemands kernwaarden zijn,
behandelingen verschillen in baten en kosten, die
wederom door de cliënte verschillend gewaardeerd
kunnen worden. Er is niet een enkel juist antwoord voor
iedereen. In de communicatie staat – verbaal en vooral
non-verbaal – ‘vertrouwen scheppen’ centraal.
Wilt u stevig(er) aan de onderhandelingstafel zitten? Neem dan deel aan de gratis training Onderhandelen.
Voor een sterkere positie aan de onderhandelingstafel
organiseert de KNOV in samenwerking met
Schouten&Nelissen de interactieve training Onder-
handelen voor haar leden.
Ontwikkelingen in de verloskunde zorgen voor complexere
onderhandelingen. In de Verloskundige Samenwerkings-
verbanden (VSV), bij de ontwikkeling van protocollen/
richtlijnen en bij de inrichting van de integrale zorg lopen
de visies van de verschillende partijen soms sterk uiteen.
Daardoor worden onderhandelingsgesprekken uitdagender.
Hebt u vaak met onderhandelingen te maken, hebt u een
vertegenwoordigende functie en wilt u graag uw
onderhandelingsvaardigheden verbeteren? Meldt u dan
aan via uw kringvoorzitter of coöperatiedirecteur voor de
training Onderhandelen. Alle CVO-leden hebben een
persoonlijke uitnodiging ontvangen voor een training
Onderhandelen met CVO-gerelateerde onderwerpen en
de klinisch verloskundigen zijn uitgenodigd via het
Platform Klinisch Verloskundigen.
Per kring/coöperatie/vereniging/regio/VSV kunnen
maximaal twee verloskundigen aan de training deel-
nemen. Dit kunnen zowel eerstelijns verloskundigen als
klinisch verloskundigen zijn.
Meer informatieVoor meer informatie over de training kunt u contact
opnemen met Anke Oostveen, per e-mail
aoostveen@knov.nl of telefoon 030 - 282 31 23.
Neem deel aan uitdagende onderhandelingen
ONDERWIJS
25
Interactieve training Onderhandelen
MidwivesImproving women’shealth globally
International Confederation of Midwives
30th Triennial Congress1-5 June 2014, Prague
www.midwives2014.orgInternational Confederation of Midwives
Strengthening Midwifery Globally
27
ICM CONGRES PRAAG
Het begon allemaal een jaar geleden. Op de opleiding kregen wij de opdracht om uit te werken wat het ICM inhoudt. Wij kwamen er op deze manier achter dat het ICM-congres elke drie jaar wordt georganiseerd in een ander land en dat het congres in 2014 zou plaatsvinden in Praag. Onze toenmalige werkgroepbegeleider gaat zelf regelmatig naar het congres en stimuleerde ons om er (ook) naar toe te gaan, zeker nu het congres in Praag zou gaan plaatsvinden.
Het leek ons erg inspirerend om te ontdekken hoe de
verloskunde wordt uitgeoefend over de hele wereld en
wat de invloed van verschillende culturen op het beroep
is. Binnen de opleiding leren we hoe de verloskunde in
Nederland wordt uitgevoerd en wij wilden graag ons
blikveld vergroten om zo meer over verloskunde in relatie
tot andere culturen te leren. Enkelen van ons hebben de
ambitie om het onderzoek in te gaan. Het congres is een
uitgelezen kans om te zien hoe onderzoek in de praktijk
wordt toegepast, omdat er wetenschappelijke presentaties
bijgewoond kunnen worden. en er een ruimte is waar
wetenschappelijke posters hangen Een week later waren
wij, zes tweedejaars studenten uit Groningen, ingeschreven
voor het congres. Door een jaar van tevoren de tickets te
kopen, kregen wij een vroegboekkorting van honderd
euro. Daar bovenop kregen wij studentenkorting. Dit
samen zorgde ervoor dat het congres voor ons betaalbaar
werd. Voor studenten is het uiteindelijk toch een flinke
uitgave maar door de tickets, de reis en het verblijf
verspreid te boeken en te betalen, konden wij geld sparen
om deze reis te bekostigen. Na een jaar van vooruitkijken
was het dan eindelijk zover. Op zondag 1 juni was de
spectaculaire opening van het congres. In een smeltkroes
van culturen en religies heerste er een gezamenlijke
passie voor verloskunde en een sterk gevoel van saam-
horigheid.
Tijdens het congres hebben wij verschillende workshops
bezocht.
Helping Mothers Survive Bleeding After Birth en Helping Babies Breathe Wij wisten van het bestaan van deze projecten af, maar
niet wat deze inhielden. Wij wilden graag de workshops
volgen om te ontdekken wat de projecten betekenen voor
de verloskunde. Helping Mothers Survive Bleeding after
Birth is een project dat verloskundigen in ontwikkelings-
landen leert om te gaan met een fluxus post partum en
Helping Babies Breathe[cursief] leert verloskundigen in
ontwikkelingslanden te reanimeren. Tijdens de workshop
hebben wij gezien hoe verloskundigen getraind worden
hoe te handelen bij een fluxus en ook zagen we een
reanimatie van een pasgeborene. Voor deze twee projec-
ten zijn de MamaNatalie en de NeoNatalie ontworpen.
MamaNatalie is een uitrusting die een fluxus kan
nabootsen en NeoNatalie is een reanimatiepop. Wij
vinden de projecten een erg goed initiatief en zouden
zelf later ook wel trainer willen worden bij één van deze
projecten.
Tijdens de workshop Helping Babies Breathe raakten wij
in gesprek met een trainster van het project. Zij vertelde
ons dat NeoNatalie gevuld wordt met water van 37°C,
waardoor de lichaamstemperatuur van een neonaat
wordt nagebootst evenals de spiertonus van een neonaat
die reanimatie behoeft. Ook kan met behulp van een
pompje een hartslag worden nagebootst die te voelen is in
de navelstreng en die met een stethoscoop te beluisteren
is. NeoNatalie kan huilen en er is een klik te horen
wanneer de borstkas ver genoeg wordt ingedrukt bij een
Het ICM-congres door de ogen van studenten
Reineke Oosterhuis, Rosemiek Harrewijn, Nienke Bijen, Karin Gottmer, Maira van der Knaap, Tianda Snijder
De auteurs zijn allen tweedejaars studenten Verloskunde Academie
Groningen
Correspondentie: estherblok23@hotmail.com
De studenten van Groningen met hun Neo Nathalie
28
ICM CONGRES PRAAG
reanimatie. Wij waren erg enthousiast over deze moge-
lijkheden en tot onze grote verrassing kregen wij een
NeoNatalie cadeau voor de opleiding in Groningen!
Student meetingDe opkomst van studenten op het ICM-congres was nog
nooit zo hoog geweest als dit jaar. Dit vond de ICM een
goede reden om een student meeting te organiseren.
Er was een ontmoeting met de ICM-president Frances
Day-Stirk. Ze vertelde ons dat er binnen de ICM geen
organisatie was die studenten met elkaar verbindt. Het
was dan ook haar grote hoop dat wij als studenten bij
deze meeting een platform konden creëren om met
elkaar in contact te komen. Vervolgens hebben we
besproken waar wij als studenten tegenaan lopen in onze
opleiding en wat voor het land algemene problemen zijn
binnen de verloskunde. Zoals verwacht hebben veel
buitenlandse studenten moeite om thuisbevallingen mee
te maken en is het vinden van stageplekken in ieder land
een uitdaging. In Peru is geen wettelijk erkende opleiding
tot verloskundige en in Oostenrijk krijgen verloskunde
studenten een zwangere maar één keer tijdens haar
zwangerschap te zien.
We hebben aan de oproep van Frances Day-Stirk voldaan
door aan het eind van de meeting met alle studenten de
Facebookgroep “International midwifery students” op te
richten. Via deze groep wordt al nagedacht over een
manier om bij volgende congressen meer studentgerichte
activiteiten te organiseren. In de toekomst hopen we dat
er meer mogelijkheden komen om ideeën uit te wisselen
over hoe we de opleiding tot verloskundige wereldwijd
kunnen verbeteren en elkaar kunnen inspireren om
bijvoorbeeld projecten op te zetten.
Door dit congres zien wij in dat we niet alleen verloskun-
digen in Nederland zijn, maar een deel zijn van een grote
gemeenschap van verloskundigen uit de hele wereld. We
werken samen aan de rechten van vrouwen en de
vorming van gezonde, veilige gezinnen. Van buitenlandse
verloskundigen hebben wij gehoord dat bijvoorbeeld de
verloskundige in Canada en België het kind niet zelf mag
aanpakken tijdens de partus en dat de verpleegkundige in
status boven de verloskundige staat in Turkije. Hierdoor
beseffen wij hoe waardevol onze onafhankelijke positie
als verloskundige in Nederland is en zullen wij er des te
harder voor werken om deze positie te kunnen behouden.
Wij hebben dit congres als enorm inspirerend en leer-
zaam ervaren. Het is daarom zo jammer dat wij de enige
studenten uit Nederland waren. Via deze weg willen wij
elke verloskundige en student verloskunde aanbevelen
om het ICM-congres te bezoeken. Het is ons elke euro
meer dan waard geweest om aan dit congres deel te
nemen. Toronto 2017 en Bali 2020 staan al in onze
agenda’s!
Nederlandse studenten met de voorzitter van ICM Frances Day-Stirk
29
ICM CONGRES PRAAG
Samen met 17 andere verloskundigen, docenten en KNOV-medewerkers maken wij vanuit Nederland deel uit van het twin2twin-project met Marokko. Als onderdeel van dit projectprogramma hebben wij, als student, het ICM-congres bezocht.
Na bijna een jaar e-mailcontact ontmoetten wij onze
twins voor het eerst in Praag. Een mooi moment! Tijdens
het congres zijn we samen opgetrokken en waren we
aanwezig op het prachtige gala. Tijdens het feest werden
we verrast door het Marokkaanse danstalent! Naast het
reguliere congresprogramma hadden wij als twins ook
workshops van ons eigen project. In deze workshops zijn
projectplannen geschreven en gepresenteerd voor de
projectfase van het twin2twinproject. In de projectfase
wordt gewerkt aan de doelstellingen van de KNOV en de
AMSF. Vanuit onze eigen opleiding hebben we hier al
ervaring mee en het was leuk om die ervaring met
anderen en onze twins te delen.
Naast de twin2twin-activiteiten was het inspirerend om
samen met bijna vierduizend verloskundigen van over de
hele wereld samen te zijn en na te denken over het
hoofdthema: ‘Midwives: Improving Women’s Health
Globally’. Zoveel mensen, zoveel meningen. Maar het
was inspirerend om te merken dat iedere verloskundige
zich op haar eigen werkplek sterk wil maken voor de
fysiologie en het recht van de vrouw op autonomie in het
proces van zwangerschap en geboorte. Daar konden we
elkaar in bemoedigen. Er heerste een open en saamhorige
sfeer. Ons viel op dat het Nederlandse verloskundig
systeem absoluut als voorbeeldfunctie dient. Laten we
ons er sterk voor maken dit systeem te behouden!
We mogen er heel erg trots op zijn.
Het was een prachtige aftrap voor de projectfase van het
twin2twinproject. Wij hebben enorm genoten, deze
ervaring zal ons en onze twins altijd bijblijven! Het
volgende congres is in 2017 in Toronto, dus als u een
kans ziet…
Student en twinLeonie ’t Jong, Tamara van Halen, Esther Blok
Leonie ’t Jong, tweedejaars student Verloskunde Academie
Amsterdam; Tamara van Halen, vierdejaars student Vroedkunde
Thomas More Turnhout, België (in december 2014 afgestudeerd);
Esther Blok, vierdejaars student Verloskunde Academie Groningen
(in juli 2014 afgestudeerd)
Correspondentie: estherblok23@hotmail.com
Esther en haar twin Siham
Tamara en haar twin Souad
Leonie en haar twin Islam
30
ICM CONGRES PRAAG
Tegen de achtergrond van een zeer gemedicali-seerde geboortezorg hebben de verloskundigen in de Verenigde Staten (VS) de handen ineen-geslagen. Het uitbrengen van een position statement ‘Supporting healthy and normal physiological childbirth’ is de start van een nationaal programma om ervoor te zorgen dat de fysiologische benadering van de baring weer de nationale standaard wordt voor de verloskundige zorg.
Het doel van het programma is de gezondheid van
moeder en kind bevorderen en onnodige en dure
interventies vermijden door:
baring;
horen bij de fysiologische baring;
-
ren voor de fysiologische baring, gebaseerd op het
beste beschikbare wetenschappelijke bewijs;
(klinische) praktijk, opleiding, onderzoek en gezond-
heidsbeleid.
De normale fysiologische baring wordt gekarakteriseerd
door een spontaan begin én verloop van de baring, met
aandacht voor positieve biologische en psychosociale
omstandigheden die deze processen bevorderen;
resulterend in de spontane vaginale geboorte van het
kind en de placenta en fysiologisch bloedverlies. Het
faciliteert de optimale transitie van het kind door
huid-op-huid contact, het snel aanleggen aan de borst en
de nabijheid van moeder tijdens het kraambed.
ProgrammaHet programma bestaat uit vijf elementen:
’Supporting healthy and normal
physiological childbirth’;
benadering van baring en geboorte te bevorderen;
van het programma.
In de workshop werd per onderdeel de werkwijze en de
uitkomst toegelicht. De praktische werkwijze en door-
dachte constructie zijn daarbij opvallende elementen. De
nadruk ligt op de voordelen van de keuze voor de
normale fysiologische benadering en niet op de nadelen
van het huidige systeem. Er is gekozen voor een stappen-
plan om de cultuur langzaam aan te passen. Het pro-
gramma is beschikbaar voor iedereen en bevat foto’s van
vrouwen met verschillende etnische achtergronden in
verschillende situaties. Doel is om de kwaliteit van de
individuele zorgverlening aan moeder en kind te verbete-
ren, niet om de verloskundige te promoten. De woord-
keuze is subtiel: bij de ondersteuning tijdens de ontslui-
Onverwachte lessen uit de VS Promotie van de fysiologische benadering van de baring als de standaard voor kwaliteit van zorg: een nationale strategie
Greta Rijninks
Greta Rijninks is verloskundige en secretaris van de wetenschaps-
commissie
Nationaal programma
Position statement
Toolkit promotiefysiologischebenadering
Consumenten statement
Promotie & lobbyBirth Tool Kit
voorzorgverleners
www.midwife.org
www.mana.org www.nacpm.org
31
ICM CONGRES PRAAG
ting spreekt men bijvoorbeeld over coping in plaats van
over pijnstilling.
Birth ToolkitDe Birth Toolkit bevat sleutelelementen uit het position
statement. Ieder element is op dezelfde manier opgebouwd
en bestaat uit een wetenschappelijke onderbouwing, een
stappenplan voor implementatie en een methodiek voor
monitoring. De sleutelelementen kunnen afzonderlijk of
in groepen geïmplementeerd worden. De zorgverlener
kan zelf bepalen hoe hij de Toolkit gebruikt. Naast de
hoofdonderwerpen ‘Focus op fysiologie’, ‘Kwaliteits-
raamwerk’ en ‘Cultuur’, is het menu voor verandering
een belangrijk onderdeel. Hier vind je subthema’s als de
ontsluiting, de uitdrijving en comfort&coping. Binnen de
subthema’s kun je gebruikmaken van een toolbox.
Hierin is alle informatie te vinden die kan helpen bij de
verbetering van de kwaliteit van zorg, vanuit de fysiologi-
sche benadering. Er staan verhalen uit de praktijk,
auditinstrumenten, stroomdiagrammen, praktische
scholing, onderbouwing en position statements. De
referenties van wetenschappelijke artikelen zijn hier
eveneens te vinden.
LobbyDe Amerikaanse geboortezorg wordt gekenmerkt door
een groot aantal interventies. De angst voor juridische
aansprakelijkheid is groot bij de zorgverleners. Voor
zwangeren en hun partners is er angst voor de bevalling
en ligt de nadruk op problemen. Het ziekenhuis en de
gynaecoloog staan voor veiligheid. Helaas ten onrechte:
het hoge percentage sectio’s gaat gepaard met een hoge
maternale mortaliteit en suboptimale zorg. Tussen 2000 en
2008 is er geen reductie van deze ‘adverse events’ bereikt.
De veiligheid van moeder en kind moet verbeterd worden.
Door de herintroductie van de normale fysiologische
baring hopen Amerikaanse verloskundigen en hun
zwangeren een nieuwe balans te vinden: “Avoid
underuse, avoid overuse, eliminate misuse. ”
NawoordVol vooroordelen stapte ik dit symposium binnen,
beschaamd én bemoedigd ging ik er weer uit. Wat
hebben wij als verloskundigen in Nederland veel laten
liggen! Wat een prachtig programma hebben onze
collega’s samen met hun zwangeren ontwikkeld. Wat
denkt u: copy-paste? Ik ben al overtuigd, kijk zelf eens!
Position Statement Normal Physiological Birth
http://nacpm.org/documents/Normal-Physiologic-
Birth-Statement.pdf
Consumenten Statement Physiological Birth
http://nacpm.org/documents/
NormalBirth_ConsumerDoc%20FINAL.pdf
Tool Kit – http://birthtools.org/ (zie hieronder)
32
ICM CONGRES PRAAG
Centraal in de workshop van Elaine Gray en Lesley Dixon uit Nieuw-Zeeland staat wat we als vroedvrouwen doen in het derde tijdperk, dus tussen de geboorte van het kind en de geboorte van de placenta. En wat daarvan de mogelijke gevolgen zijn. De workshop op het ICM-congres bood een afwisseling van discussie in kleine groepjes, plenaire discussies en lezin-gen door de workshopleiders. In totaal waren er ongeveer zestig verloskundigen aanwezig.
Na de introductie wordt er in kleine groepjes over het
eigen beleid van de deelnemers tijdens het derde tijdperk
gediscussieerd. Wordt er actief geleid, primair of secun-
dair? Wat en hoeveel wordt er gegeven? Doet iedereen
aan Controlled Cord Traction (CCT) en wanneer wordt er
afgenaveld?
De plenaire terugkoppeling geeft een gevarieerd beeld
van heel erg hands-off naar heel erg hands-on. Een
Iraanse vroedvrouw geeft zelfs aan het ridiculous te
vinden als vroedvrouwen niet actief zouden leiden. Niet
actief leiden zorgt volgens haar immers voor meer fluxus
en dus voor een onnodig hoog risico op problemen. Het
onderdeel wordt afgerond met een definitie van actief
leiden. Drie bordjes met de onderdelen van actief leiden:
medicatie, afnavelen en CCT worden door de zaal in deze
volgorde gezet. Duidelijk blijkt dat de meningen verdeeld
zijn over of alle onderdelen altijd moeten, of dat ook een
deel, bijvoorbeeld alleen medicatie, of afwachten volstaat.
Dixon geeft een interessante presentatie over de fysiologie
van het nageboortetijdperk. Ze pleit voor een verticale
houding, omdat dat de geboorte van de placenta
vergemakkelijkt. De placenta laat los langs zijn langste
pool; namelijk daar waar de druk van het retroplacentair
hematoom het grootst is. Een verticale houding versterkt
dit proces. Daarna gaat ze uitgebreid in op hoe hormonen
en neurohormonen samenwerken tijdens de zwanger-
schap, de baring en in de kraamperiode. Ze laat zien dat
de mindset van de vrouw en hoe ze zich voelt veel
invloed heeft op het verloop van de baring. Wanneer
vrouwen gespannen zijn doorbreekt dit de afgifte van de
neurohormonen, waaronder oxytocine en endorfine. Dit
heeft invloed op de duur van de baring en de pijnperceptie.
Grey geeft een presentatie over de geschiedenis van
medicatiegebruik tijdens het nageboortetijdperk. Aan het
einde van de 16e eeuw ontdekten artsen dat ergot, een
schimmel die groeit op roggeplanten, bruikbaar was voor
het stoppen van nabloedingen. Ergometrine is de
synthetische vorm en wordt nog altijd toegepast. Vanaf
1960 kwam synthetisch oxytocine beschikbaar, Syntocinon™
of Pitocin™. Dit kon ook worden gebruikt voor het
opwekken van de bevalling en gaf minder bijwerkingen
dan ergometrine. Inmiddels is synto-gebruik volledig inge-
bed in de zorg door zowel gynaecologen als verloskundigen.
Dixon besluit met een evidence review, waarover zij
publiceerde in het decembernummer van het Nieuw-
Zeelands tijdschrift voor verloskundigen (beschikbaar via
http://www.midwife.org.nz/resources-events/nzcom-
journal/issue-48/). Duidelijk blijkt dat laat afnavelen, dus
‘pas’ na een aantal minuten, een niet tot nauwelijks
verhoogd risico geeft op een fluxus bij de moeder. Het
heeft echter grote voordelen voor het kind, omdat het
een natuurlijke bloedtransfusie krijgt. Verder reageert
(het lichaam van) de vrouw beter op natuurlijke dan op
synthetische oxytocine en lijkt het erop dat oxytocine-
receptoren die aan synthetische oxytocine zijn blootge-
steld minder vatbaar zijn voor de eigen neurohormonen,
waaronder oxytocine en endorfine.
De workshop maakt duidelijk dat de fysiologie (bewaken)
niet achterhaald is, integendeel. Misschien is het zelfs
onzin om bij alle vrouwen actief te leiden…
Alieke de Roon-Immerzeel MSc, verloskundige en beleids-
medewerker KNOV
Wat te doen in derde tijdperk?Alieke de Roon-Immerzeel
Alieke De Roon-Immerzeel met jongste spruit
tijdens de opening van het ICM congres
33
ICM CONGRES PRAAG
De wereld heeft ons meer dan ooit nodig!
ICM congres
Praag 1-5 juni
2014
34
ICM CONGRES PRAAG
Tijdens de openingsceremonie dragen
veel deelnemers de traditionele kledij van
hun land. Ook werden we vedrrast met
spectaculaire optredens
Veel landen organiseren tijdens hun congres
een eigen borrel waar je elkaar in een wat
rustiger omgeving bij een hapje en drankje
kunt ontmoeten. De congresgangers vanuit
Sierra Leone en onze eigen twins waren daar
natuurlijk ook.
Onze eigen Twinning stand in het centrum
van het congresgebeuren had aan belang-
stelling niet te klagen. Ons eigen M4M stond
daarbij opvallend in beeld.
35
ICM CONGRES PRAAG
res
at
je
uit
aar
De foto’s in dit thema zijn van
Serena Debonnet, Suze Jans,
Wim Stappenbelt en Wil van Veen
Koptelefoon over de oren, haakwerk altijd mee. Vijftien jaar geleden zag je dat bij ons ook
nog tijdens een ALV. Tijden veranderen, maar er ging wel een rust van haar uit.
ICM CONGRES PRAAG
36
37
ICM CONGRES PRAAG
De KNOV had voor het twin2twin-project tijdens ICM een centrale plek bemachtigd in het congrescentrum. Er waren veel kijkers en kopers en dit maakt dat we terugkijken op een succesvolle week. De stand leverde niet alleen veel inkomsten op voor de stichting (€ 3.100,-) maar zorgde ook voor verbroedering.
OntmoetingsplekDe centrale plek tussen alle andere stands in, zorgde voor
een continue stroom mensen. Veel Nederlandse verlos-
kundigen zagen de stand als een ontmoetingsplek om
andere verloskundigen tegen te komen. Ook voor de
twintig twins uit Nederland en Marokko was de stand
een verzamelplaats.
Twins aan het werkDe stand was er voornamelijk om fondsen te werven voor
midwives4mothers, maar ook om informatie te geven
over het twin2twin-project en de KNOV. De stand werd
gedurende de hele week bemand door de Marokkaanse
en Nederlandse twins. Alle duo’s gingen enthousiast aan
de slag met het verkopen van spullen zoals speciaal
ontworpen ‘twinning sjaals’ uit Marokko, zelfgemaakte
Nederlandse schorten, armbanden, baby mutsjes en
sokjes. Vooral de sjaal vond gretig aftrek.
Al het opgehaalde geld gaat naar de stichting
midwives4mothers. Tegelijkertijd zorgde deze samenwer-
king ervoor dat de twins elkaar beter leerden kennen.
Twinning onder de aandachtDe stand – die we deelden met de Britse, Australische en
Canadese verenigingen van verloskundigen die ook
twinningprojecten zijn gestart – is ingezet om de
verschillende twinningmethodes onder de aandacht te
brengen bij andere verloskundigen in de wereld. Er waren
veel geïnteresseerde verloskundigen die meer over de
unieke KNOV twin2twin-methode wilden weten. In de
stand hing een stroomschema waarin precies stond
uitgelegd hoe de twin2twin-methode stap voor stap – ge-
durende drie jaar – wordt uitgevoerd. Dit heeft er zeker
toe bijgedragen dat elders in de wereld deze methode
wordt opgepakt.
Dank aan alle verloskundigen die mee hebben geholpen aan
de stand om fondsen te werven voor midwives4mothers.
Twitter@midwives4m Facebook midwivesmothers
website: www.midwives4mothers.nl
KNOV-stand in het hart van ICM congres
Karlijn van Driel is hoofd communicatie KNOV
Karlijn van Driel
Onze stand leek soms wel een beetje op een Souk in Medina
De schorten dateren nog uit het twin2twinproject met de SMLA.
De sjaaltjes zijn van het huidige project
38
ICM CONGRES PRAAG
Ontsluiting van de cervix is dé maat voor de voortgang van de baring. Het vaginale toucher (VT) is daarvoor een onmisbare interventie. Maar het is nooit bewezen dat iedere vier uur of zelfs vaker toucheren noodzakelijk en beter is dan andere manieren om vordering te beoordelen. Uit recente onderzoeken blijkt dat bestaande partogrammen, waarin de mate van ontsluiting wordt uitgezet, ook nog eens een onrealistisch beeld van de fysiologie schetsen. Denis Walsh, Hannah Dahlen en Margaret Duff vragen op het ICM-congres dringend aandacht voor een andere, meer fysiologische kijk op de actieve fase. En ze pleiten voor minder VT’s.
Voor zorgverleners een vanzelfsprekend, breed toegepast
onderzoek; voor vrouwen een noodzakelijk kwaad en
soms een traumatische ervaring: het vaginaal toucher (VT)
tijdens de baring. Het kwam in zwang nadat Friedman in
de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn studies publiceer-
de met de grafische weergave van het ontsluitingsproces.
Toen O’Driscoll in 1973 ‘Active Management of Labour’
introduceerde, werden VT’s een niet weg te denken
routine. Maar zijn ze noodzakelijk tijdens een normaal
verlopende baring? Hannah Dahlen, hoogleraar verlos-
kunde aan de universiteit van Western Sydney (zie pag.
41 in dit tijdschrift) en spreker op een van de symposia op
het ICM-congres, vroeg het zich af. Samen met onder
andere Soo Downe, hoogleraar aan de universiteit van
Central Lancashire, verrichtte ze een systematische review
van de literatuur [1]. Verbeteren routinematig uitgevoerde
vaginale touchers tijdens de aterme bevalling de uitkom-
sten voor moeder en kind? Zij vonden geen onderzoek
dat VT’s vergelijkt met andere manieren om de progressie
van de baring te meten, behalve rectale touchers.
Dahlen is niet overtuigd van het nut van VT’s. “De
afgelopen vier jaar deed ik drie keer een vaginaal
onderzoek” stelt ze. Onduidelijk blijft hoeveel deze
vroedvrouw/onderzoeker zelf nog praktiseert, maar ze
neemt in ieder geval duidelijk stelling. “Iedere vier uur
toucheren is een aanbeveling die niet op onderzoek is
gebaseerd”, zegt ze. Naast de systematische review deed
ze ook onderzoek naar historische en klinische factoren
voor het wijdverbreide gebruik van vaginale touchers [2].
“VT’s zijn de motor achter al het beleid tijdens de
bevalling. Het zet andere interventies in gang. Want als
de ontsluiting de actielijn van het partogram overschrijdt
volgt bijstimulatie, pijnstilling, kunstverlossing wellicht. En
een gestreste moeder. Maar de ontsluiting vordert, of
niet, óók als wij er niet naar voelen. Tijdens fysiologische
bevallingen zouden we als verloskundigen veel meer
moeten varen op de andere methodes die we beheersen
om de vordering te beoordelen, zoals het observeren van
gedrag.” Hiermee wil ze niet zeggen dat verloskundigen
dit nooit doen. Maar in de praktijk ligt de focus vooral op
het aantal centimeters ontsluiting. Ook zouden andere
bevindingen in het VT, zoals presentatie van het voor-
liggend deel, de vliezen en de indaling veel meer
meegewogen moeten worden.
Margaret Duff, universitair hoofddocent aan de universi-
teit van Sydney, sprak over haar onderzoek naar de
signalen die vroedvrouwen oppikken tijdens de observatie
van barende vrouwen. Aan veranderingen in het weeën-
patroon en in het gedrag van vrouwen kun je zien of de
baring al dan niet vordert. Veel vrouwen in het onderzoek
vertoonden bepaalde gedragingen die voortgang van de
baring aanduiden, nog voordat de ontsluiting vorderde.
De conclusie van Duff luidt dan ook: “Als je alleen kijkt
naar ontsluiting, resulteert dit in een niet-adequate
voorspelling van de progressie van de baring.”
Maar zelfs als de signalen aanleiding geven om te
twijfelen aan de voortgang en er om die reden een VT
uitgevoerd wordt, dan is nog de vraag wat het vervolg-
beleid zou moeten zijn op basis van het aantal centimeters
ontsluiting. Als de ontsluiting een tijdje gelijk blijft, is er
dan sprake van een weeënzwakte of een normale
De ontsluiting vordert ook als wij er niet naar voelen
Kristel Zeeman
Kristel Zeeman is lid van de redactie
Is de KNOV-richtlijn niet-vorderende ontsluiting niet toe aan een update die de fysiologie recht doet?
39
ICM CONGRES PRAAG
rustfase? Denis Walsh, universitair hoofddocent aan de
Universiteit van Nottingham zegt hierover: “We hebben
nog onvoldoende kennis over de normale variatie binnen
de actieve fase. Wel zijn er aanwijzingen uit verschillende
onderzoeken van Zhang [3, 4] de afgelopen tien jaar dat de
actieve fase voor nulliparae pas start bij zes centimeter
ontsluiting. Zhang stelt voor een getrapt partogram te
gebruiken, waarin de ontsluiting niet lineair verloopt,
maar progressieve fases en plateaus kent.” Dahlen
illustreert dit met het verhaal dat ze eens een vrouw
meemaakte die twaalf uur sliep bij volledige ontsluiting,
toen wakker werd en haar kind naar buiten perste.
Walsh is van mening dat meer onderzoek nodig is naar
weeënwwwpatronen en mogelijke plateaus, voordat een
nieuw partogram geïntroduceerd wordt. Een Cochrane
review van Lavender et al [5] toonde in 2008 aan dat het
gebruik van een partogram de uitkomsten voor vrouwen
en hun kinderen niet verbetert. Ook het effect van
maternale stress op de aanmaak van oxytocine moet
meer aan de orde komen in wetenschappelijk onderzoek,
aldus Walsh.
Er zijn veel reacties vanuit de zaal op het verhaal van de
sprekers. Er is veel herkenning, blijdschap en complimen-
ten. Maar ook een gevoel van hulpeloosheid tegenover
het alles overheersende medische systeem. Een Indiase
vroedvrouw staat op en vraagt: “Help me alsjeblieft, we
moeten tijd krijgen om vrouwen te observeren”. Een
vraag die bij mij opkomt: is de KNOV-richtlijn niet-
vorderende ontsluiting niet toe aan een update die de
fysiologie recht doet?
Referenties1. Downe S, Gyte GML, Dahlen HG, Singata M. Routine vaginal examinations for
assessing progress of labour to improve outcomes for women and babies at term.
Cochrane Database of Systematic Reviews 2013, Issue 7. Art. No.: CD010088. DOI:
10.1002/14651858.CD010088.pub2.
2. Dahlen HG, Downe S, Duff M, Gyte G. Vaginal Examination During Normal Labor:
Routine Examination or Routine Intervention? International Journal of Childbirth 2013;
3(11).
3. Zhang J, Landy HJ, Reddy UM. Contemporary Patterns of Spontaneous Labor With
Normal Neonatal Outcomes. Obstet Gynecol 2010; 116(6): 1281–1287.
4. Zhang J, Troenle JF, Yancey MK. Reassessing the labor curve in nulliparous women.
Am J Obstet Gynecol. 2002 Oct; 187(4): 824-8.
5. Lavender T, Hart A, Smyth RMD. Effect of partogram use on outcomes for women in
spontaneous labour at term. Cochrane Database of Systematic Reviews 2008, Issue 4.
Art. No.: CD005461. DOI: 10.1002/14651858.CD005461.pub2.
Public Health in Engeland: talking health during pregnancy
Maudy Dettingmeijer
In Engeland bestaat een groeiend besef dat gezondheids-
bevordering een steeds grotere rol gaat spelen in de
zorgverlening van verloskundigen. Er wordt van hen
verwacht dat ze, naast de routinematige zorg, begeleiding
en ondersteuning gaan bieden bij onderwerpen als
stoppen met roken, bewegen, gewichtscontrole en
huiselijk geweld. Deze begeleiding moet uiteindelijk
leiden tot reductie van gezondheidsverschillen bij
zwangere vrouwen.
Uit onderzoek [1] komt naar voren dat verloskundigen
mogelijk onvoldoende kennis, vaardigheden, maar ook
weinig self-efficacy [6] hebben om gevoelige onderwerpen
als obesitas en leefstijl met zwangeren te bespreken.
De Sheffield Hallam University is daarom, in samen-
werking met het Health and Social Care Research Centre,
een onderzoek gestart naar het kennisniveau en vaardig-
heden van verloskundigen in het bespreken van public
health onderwerpen. De universiteit bevindt zich in een
streek waarbij zwangeren met obesitas, die blijven roken
en kinderen krijgen met een laag geboortegewicht
significant meer voorkomen dan in de rest van Engeland.
In Engeland rookt gemiddeld 12% van de zwangere
vrouwen, in delen van Sheffield is dit 25%. Ter vergelijking:
in Nederland blijft 6,3% van alle vrouwen roken tijdens
de zwangerschap. In Engeland is ruim 20% van de
zwangere vrouwen obees [1]. De prevalentie van obesitas
bij zwangere vrouwen in Nederland is 15,1% [2].
De gegevens over het kennisniveau en vaardigheden
moeten uiteindelijk leiden tot het ontwikkelen van
nascholing. Met de vaardigheden die zij opdoen tijdens
deze nieuwe nascholing, kunnen verloskundigen
vervolgens aan de slag om gezondheid van zwangeren te
bevorderen door het bespreken van leefstijl: timely,
effectively and sensitively.
Maudy Dettingmeijer is beleidsmedewerker bij de KNOV
ICM CONGRES PRAAG
Het onderzoek is ingedeeld in vier fasen. In de eerste fase
zijn verloskundigen en stakeholders geconsulteerd.
Vragen waren gericht op kennis en vaardigheden over
public health onderwerpen. De tweede fase bestond uit
focusgroepinterviews onder verloskundigen. In deze
focusgroepen werd, naast inventarisatie van kennis en
vaardigheden, ook gevraagd naar de huidige praktijk van
het bespreken van leefstijl-onderwerpen. In fase drie
werden verloskundigen online gevraagd naar hun
scholingsbehoefte. In fase 1 en 2 bleek dat verloskundigen
verschillende barrières, zoals een tekort aan kennis en
vaardigheden, ondervinden wanneer zij de leefstijl met
zwangeren willen bespreken. Er is een duidelijke behoefte
aan nascholing, zowel gericht op kennis als op vaardighe-
den. Verloskundigen gaven aan vooral het bespreken van
gewicht een lastig onderwerp te vinden. You know about
alcohol and smoking, but you are not aware of eating
and weight. Het onderzoek laat zien dat verloskundigen
zich zelf niet goed in staat achten public health onder-
werpen met cliënten te bespreken en dat zij negatieve
reacties van zwangeren verwachten wanneer zij gewichts-
management ter sprake brengen. Daarnaast ontbreekt
kennis van bijvoorbeeld effectieve gewichtsbeheersings-
programma’s.
Het onderzoek bevindt zich momenteel in fase vier,
waarin nascholing wordt ontwikkeld die de genoemde
barrières bij verloskundigen moet wegnemen. Maar de
onderzoekers denken dat er meer nodig is. Het is
duidelijk dat er een rol is voor verloskundigen in gezond-
heidsbevordering door het begeleiden van vrouwen naar
een gezonde leefstijl. Maar onderzoekers vinden ook dat
er een landelijke discussie moet worden gevoerd waarbij
de focus moet liggen op het belang van een gezonde
leefstijl vóór en tijdens de zwangerschap. Zij hebben
geconstateerd dat vooral het risico van maternale
obesitas sterk wordt onderschat en dat men zich onvol-
doende bewust is van de relatie van een gezonde leefstijl
en zwangerschapsuitkomsten.
En in Nederland?In de verloskunde in Nederland is men zich al sinds 2005
bewust van het belang van een goede leefstijl, te
beginnen vóór de conceptie [3]. Iets recenter, in 2009, wijst
ook het rapport van de Stuurgroep Zwangerschap en
Geboorte [4] op het belang van preventie en leefstijl-
bevordering. Maar in het rapport ‘Mogelijkheden voor
verbetering geboortezorg nog onvolledig benut’ [5] van
het onderzoek naar de invoering van de adviezen van
de stuurgroep, concludeert de Inspectie voor de Gezond-
heidszorg (IGZ) dat er (nog) onvoldoende aandacht is
voor preventie van risicofactoren en noemt dit dan ook
“gemiste kansen om gezondheidswinst te behalen”.
Het is een uitdaging voor verloskundigen om die rol in de
public health op te pakken. Dit kan niet alleen zwanger-
schapsuitkomsten verbeteren, maar opent ook de
mogelijkheid voor het gezonder opgroeien van het kind:
immers zwangerschap is a window of opportunity!
Wellicht kan het project uit Groot-Brittannië inspiratie
bieden om ook in Nederland op een meer structurele
wijze invulling te geven aan public health in de verlos-
kunde.
1. Furness PJ, McSeveny K, Arden MA, Garland C, Dearden AM, Soltani H. Mater-
nal obesity support services: a qualitative study of the perspectives of women and
midwives, 2012.
2. Daemers DOA, Wijnen HAA, Limbeek EBM van, Bude LM. Patterns of gestational
weight gain in healthy, low-risk pregnant women without co-morbidities, 2013.
3. KNOV, Standpunt Preconceptiezorg, 2005
4. Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte, Een goed begin, 2009.
5. Inspectie voor de Gezondheidszorg, Mogelijkheden voor verbetering geboortezorg
nog onvolledig benut, 2014.
6. Self-efficacy is het vertrouwen in eigen kennen en kunnen om, in dit geval, obesitas
en leefstijl effectief te kunnen bespreken
Het ICM congres in Praag was dit jaar extra bijzonder
voor Marjan van Huis. In 2008 werd zij tijdens het
congres in Glasgow gekozen als penningmeester voor het
ICM Executive bestuur. Zes jaar lang vervulde Marjan van
Huis namens de Nederlandse verloskundigen deze
functie. Haar termijn zit er op. Op 5 juni jongstleden,
tijdens de sluitingsceremonie van het congres, nam zij
afscheid. Samen met andere afscheidnemende collega’s
werd zij op passende wijze bedankt voor haar inzet.
Marjan van Huis: Bedankt!
40
41
ICM CONGRES PRAAG
Hannah Dahlen is 48 jaar oud, hoog blond, klein van stuk, een ongelofelijke hoeveelheid energie, verloskundige en hoogleraar Verlos-kunde aan de Universiteit van Western Sydney. Op mijn vraag wie haar ouders waren, krijg ik een onverwacht antwoord: ”Wist je dat ik mijn eerste bevalling meemaakte toen ik tien jaar oud was en mijn eerste bevalling deed toen ik twaalf was?!” Nee, natuurlijk wist ik dat niet. Het is dan ook meer een statement. Eigenlijk wil ze me via een omweg vertellen dat haar moeder ook vroedvrouw was. Haar moeder, geboren en getogen in Engeland, deed haar opleiding in Londen. Zij werkte als jonge vroedvrouw samen met Jennifer Worth, de auteur van Call the midwife in Nonnatus House, de fictieve naam voor het huis waarin de vroedvrouwen woonden [1].
Hannah werd geboren in Yemen. Haar ouders werkten
daar voor de christelijke hulporganisatie The Red Sea
Mission Team; haar vader was daar als teamleider, maar
behandelde ook kamelenbeten, trok tanden en deed
andere kleine medische handelingen terwijl haar moeder
druk doende was als verloskundige. De kleine Hannah
kon het goed vinden met de zwangere buurvrouw. Ze
ging met haar mee naar de zwangerschapscontroles en
hield haar gezelschap tijdens de lange wandelingen naar
de kliniek voor haar ijzerinjecties. De buurman vond het
namelijk zonde om geld uit te geven aan een ritje met de
auto voor zijn zwangere vrouw. Toen de bevalling zich
aankondigde, vond de plaatselijke vroedvrouw dat
Hannah daar dan ook maar bij moest zijn en liet haar zien
hoe ze het kind kon aanpakken. Een onvergetelijke
gebeurtenis die haar heeft beïnvloed voor de rest van
haar leven: zij werd ook vroedvrouw!
Failure to progress is failure to wait Interview met Hannah Dahlen, hoogleraar Verloskunde aan de Universiteit van Western Sydney
Suze Jans
Dr. Suze Jans is lid van de redactie Hannah Dahlen (derde van links) en haar praktijkcollega’s
42
ICM CONGRES PRAAG
De vastbesloten Hannah Dahlen keerde terug naar
Australië, maakte haar middelbare school af, deed de
verpleegkundige opleiding die nodig was om – aan de
andere kant van de wereld – te kunnen studeren. In
1991 studeerde ze af als verloskundige in het Saint
Peters Hospital in Surey, Engeland. “I just loved it,”
vertelt ze enthousiast, “and I especially loved the
community” [eerstelijns verloskunde, red.]. “Maar ik
wist dat ik thuishoorde in Australië.” Zij keerde dan ook
terug naar Australië. Om haar Engelse diploma meer
body te geven, besloot ze haar master te doen. “Ik werd
op slag verliefd op onderzoek doen en ik vond het zo
geweldig dat ik besloot er een Honours degree van te
maken. En toen ben ik ook maar gelijk doorgegaan en
gepromoveerd.” Haar promotieonderzoek betrof een
gerandomiseerd onderzoek naar het nut van warme
kompressen ter voorkoming van perineumschade tijdens
de uitdrijving [2].
Tijdens haar gehele studie bleef Hannah praktisch
werkzaam als verloskundige. Net zoals in Engeland zijn er
in Australië meer carrièremogelijkheden voor verloskundi-
gen. Ze werd eerst midwife specialist, dit is een verlos-
kundige met een specifiek aandachtsgebied. Vervolgens
een midwife consultant, die een breder takenpakket
heeft met lesgeven en onderzoek doen. Daarna werd zij
assistent professor en uiteindelijk in 2012 volledig
professor van de afdeling verloskunde (midwifery) van de
Universiteit van Western Sydney.
Hoe krijgt ze het voor elkaar om haar drukke hoogleraar-
schap te combineren met het praktisch uitoefenen van
verloskunde? “Rond 2010 vonden er grote veranderingen
plaats in de Australische verloskundige zorg,” vertelt ze.
“Die zorgden ervoor dat vrouwen meer keuzes kregen in
de begeleiding van hun zwangerschap, bevalling en
kraamperiode. Zwangere vrouwen konden voor het eerst
voor begeleiding door een verloskundige kiezen en de
rekening daarvan declareren bij de verzekering. Dit gaf
mij de kans om een kleine caseload praktijk op te zetten
die ik kon combineren met mijn werk op de universiteit.”
De praktijk werkt met zes verloskundigen en ze werken in
koppels. In het eerste jaar begeleidde Hannah zo’n vijftien
partus, nu zijn het er rond de acht per jaar. “Ik zou het
niet kunnen doen zonder de onvoorwaardelijke steun van
mijn collega’s. Als het moet springen ze voor me in, maar
dat is tot nu toe maar één keer echt nodig geweest.” De
eerste controle duurt een uur, rond 36 weken zwanger-
schap doet ze een huisbezoek en de vrouwen worden
uitgenodigd voor een groepsbijeenkomst, waarbij ze van
elkaar leren door ervaringen te delen. De bevalling
begeleiden ze altijd met z’n tweeën: “dit beschermt
zowel de barende als de verloskundige,” aldus Hannah.
Op mijn vraag of ze met zo weinig bevallingen per jaar
wel voldoende ervaring blijft houden, antwoordt ze
schamper: “Pff hallo zeg, ik ben al 24 jaar verloskundige
en ik heb zoveel bevallingen begeleid, ervaring opgedaan
… en in het ziekenhuis werd van ons verwacht dat we
iedere twee uur een vaginaal toucher (VT) deden. Dat
verleer ik nooit meer!”
Dat brengt ons meteen op haar nieuwe favoriete
onderwerp: de noodzaak van het VT durante partu (zie
ook pagina 38). Volgens haar kan dat veel minder en
zouden vroedvrouwen meer moeten vertrouwen op
Jennifer Worth (eerste links)bij de nonnen op het dak
van Nonnatus house
Hanna’s moeder in Nonnatus House
43
ICM CONGRES PRAAG
andere observaties zoals the purple line. “Als ik een VT
doe, dan is dat meestal omdat ik een vermoeden heb dat
de bevalling niet normaal verloopt. Ik heb in het afgelopen
jaar vier VT’s gedaan en bij drie hiervan was een over-
dracht noodzakelijk.”
Op mijn vraag of vrouwen zelf niet willen weten waar ze
aan toe zijn tijdens de baring antwoordt ze: “Ik stel ze
meestal een wedervraag: als ik je onderzoek en de
ontsluiting blijkt één centimeter te zijn, wat ga je dan
doen? De meeste vrouwen zien dan af van een VT.” Haar
cliënten zijn wel een selecte groep die heel bewust voor
een thuisbevalling kiest, want een thuisbevalling is nog
steeds zeer ongewoon in Australië. Hannah wil graag
meer onderzoek doen naar alle facetten van de normale
bevalling. Ze is er van overtuigd dat het bij failure to
progress (niet-vorderende ontsluiting/uitdrijving) vaak
eerder gaat om failure to wait. “We hebben de definitie
van wat een normale bevalling is zo smal gemaakt,” zegt
ze met overtuiging. Ze vindt dat vroedvrouwen meer in
the grey zone moeten kunnen dansen: het verloop van
een partus is niet zo zwart-wit als sommige leerboeken
en richtlijnen ons doen denken. “We moeten vrouwen
individueler benaderen, omdat iedere vrouw anders baart.”
Ze heeft al veel gehoord over de Nederlandse verloskunde
en de veranderingen die plaatsvinden. Heeft ze nog een
boodschap voor de Nederlandse verloskundigen? “Fight
the fear!” zegt ze beslist. “Angst gaat over iets wat niet
gebeurt, maar waarvan je denkt dat het gaat gebeuren.
Heel vaak gebeurt dat waar je bang voor bent, juist niet.
En als dat wel het geval is, dan reageer je en je handelt
ernaar. Daarvoor ben je opgeleid! … Ik brei en ik haak als
ik een bevalling begeleid. Het geeft de vrouwen rust.
Vroedvrouwen moeten weer leren om aanwezig te zijn.”
Zo zien we waar de basis gelegd is: bij haar moeder in
Nonnatus House. Sister Monica Joan, de excentrieke non
uit Call the midwife was immers gek op cake en breien en
hield zo de wacht naast een barende vrouw.
Referenties1. Jennifer Worth. Call the midwife. Merton Books, United Kingdom. 2002.
2. Dahlen HG, Homer CS, Cooke M, Upton AM, Nunn R, Brodrick B. Perineal outcomes
and maternal comfort related to the application of perineal warm packs in the second
stage of labor: a randomized controlled trial. Birth. 2007 Dec;34(4):282-90.
3. Byrne DL, Edmonds DK. Clinical method for evaluating progress in first stage labour.
Lancet. 1990 Jan 13;335(8681):122.
De paarse lijnDe paarse (of rode) lijn verschijnt tijdens de baring
in de bilnaad van de vrouw. Het wordt gezien als
alternatieve methode om de ontsluiting te observe-
ren zonder dat daar een VT voor nodig is. Hoe
verder de partus vordert, hoe hoger de rode lijn
vanuit de anus naar boven kruipt. Wanneer de lijn
de top van de bilnaad heeft bereikt is het begin van
het tweede tijdperk nabij.
Gedacht wordt dat deze lijn wordt veroorzaakt door
vasoconstrictie aan de onderkant van het sacrum
doordat het hoofd van het kind verder indaalt [3].
Bij vrouwen met een donkere huid schijnt de lijn
moeilijker waarneembaar te zijn.
Zie voor meer informatie de website Science and
Sensibility:
http://www.scienceandsensibility.org/?p=5547.
Handwerkende nonnen in Nonnatus house
44
ICM CONGRES PRAAG
Er zijn sessies waar je voor een bepaalde spreker heen gaat – in dit geval was dat voor mij Hannah Dahlen uit Australië – maar waar-bij je uiteindelijk door een andere spreekster uit de betreffende sessie geheel positief verrast wordt. Vicki van Wagner (Canada) hield in dezelfde sessie een inspirerende presentatie: ‘Doing risk talk’. Met haar presentatie liet zij zien dat ondanks dat gesprekken met cliënten vaak simpel en logisch lijken, verloskundige zorgverleners het misschien niet altijd zo handig aanpakken.
Haar kwalitatieve onderzoek bestond uit interviews met
50 zorgverleners, allen werkend in de geboortezorg:
verloskundigen, artsen en verpleegkundigen. Met haar
onderzoek wil Vicky zorgverleners handvatten geven voor
het bespreken van risico’s, voordelen en alternatieven met
de zwangeren, zonder bij te dragen aan de ontstane
angstcultuur.
Vicky legt risk talk uit als het proces om alternatieve
benaderingen en vergelijkingen van de zwangerschap en
baring te gebruiken om risicoschattingen gebaseerd op
numerieke betrouwbaarheid uit te leggen. Daarmee
bedoelt ze dat een zorgverlener niet klakkeloos ruwe
cijfers op tafel legt, maar deze op een andere manier en
in andere bewoording uit probeert te leggen die beter
aansluit bij alledaagse begrippen.
Centraal staat ‘het risico in perspectief’. Maar welke
factoren zorgen er nou voor dat dit perspectief zal
veranderen tijdens het gesprek met de cliënte, de
zogenaamde risk talk? Een aantal factoren worden
hieronder toegelicht (zie ook tabel 1).
Risico Gebruik woorden1/1 Zeker1/2 Waarschijnlijk1/10 Veelvoorkomend1/100 Niet vaak1/1000 Zeldzaam1/10.000 Zeer zeldzaam1/100.000 Verwaarloosbaar1/1.000.000 Theoretisch
Sommige factoren zijn relatief simpel, maar geven
zwangeren (en hun partners) een beter inzicht, zoals het
gebruik van woorden in plaats van cijfers. Ook door
absolute risico’s te gebruiken in plaats van relatieve
risico’s, wordt het risico in een ander perspectief gezet.
Een verhoogde kans van 0,01% naar 0,02% zal anders
geïnterpreteerd worden, dan wanneer een zwangere
hoort dat ze een verdubbeling van het risico heeft, wat
veel ernstiger klinkt maar waarbij het nog steeds om een
heel klein risico gaat.
Daarnaast maakt de vergelijking van het risico met
alledaagse risico’s veel duidelijk. Bijvoorbeeld de zwan-
gere die een kans van 1:1000 op een GBS-infectie heeft,
ondanks antibioticagebruik na een positieve kweek.
Wanneer uitgelegd wordt dat het risico te vergelijken is
met het jaarlijkse overlijdensrisico van een 40-jarige man
(uit Canada) die niet rookt, is het voor de zwangere veel
begrijpelijker en wordt het risico in een realistischer
perspectief gezet.
Vrouwen zullen beslissingen (moeten) nemen over hun
kind. Dit is een stuk gecompliceerder dan wanneer zij een
beslissing nemen over hun eigen leven. Aanstaande
moeders zijn meestal zo altruïstisch ten opzichte van hun
ongeboren kind, dat zij elk bijeffect of nadelig effect voor
zichzelf buiten beschouwing laten, zolang er maar geen
risico voor hun kind ontstaat, hoe klein dat ook moge zijn.
Als zorgverlener ligt hier de kans om dat risico bespreekbaar
te maken en er voor te zorgen dat zwangeren beslissin-
gen nemen op basis van realistisch ingeschatte risico’s.
Risk talkAafke Bruinsma MSc
Aafke Bruinsma MSc is eerstelijns verloskundige & onderzoeker bij
de Universiteit van Amsterdam
Tabel 1. Vervanging: gebruik woorden
Figuur 1. Cyclus van evidence-based risk talk
45
ICM CONGRES PRAAG
Wat kreeg het publiek mee naar huis?Risk talk is geen neutraal proces. Zorgverleners gebruiken
een verscheidenheid aan gesprekstechnieken om angst bij
de cliënte en daaruit ontstane onnodige technische
interventies te voorkomen. De focus op risico’s is een
bijeffect van evidence-based practise. Dit leidt bij de
zwangeren tot een voorkeur voor en dus een stijgende
vraag naar interventies en techno logie, het zogenoemde
‘lean to technology’ (Zie: figuur 1. Cyclus van evidence
based risk-talk).
Hopelijk kunnen verloskundige zorgverleners een cultuur
creëren, waarbij zwangeren in staat zijn risico’s in
perspectief te plaatsen in plaats van deze steeds maar te
willen uitbannen.
Betty-Anne Daviss is een Canadese verloskundige, een
van de vrouwen die aan de wieg heeft gestaan van het
herintroduceren van zelfstandig werkende verloskundigen
in Canada. Veel van haar kennis heeft zij jaren geleden
opgedaan in Zuid-Amerika waar ze met traditionele
vroedvrouwen heeft gewerkt. Van hen heeft ze het
‘echte’ vroedvrouwenvak geleerd, zo zegt ze zelf. Vanuit
die ervaring komt de drang om het proces van de
normale baring zo goed mogelijk te doorgronden en de
verworven inzichten zoveel mogelijk te gebruiken om
vrouwen in staat te stellen op eigen kracht te bevallen.
In Zuid-Amerika heeft ze ook geleerd om vrouwen met
een stuitligging in staande houding te laten bevallen. De
uitkomsten en gevolgen van de Hannah trial hebben haar
gemotiveerd om dit mechanisme van de vaginale
stuitligging te onderzoeken en beter te begrijpen, zodat
ze deze verloren vaardigheid kan terugbrengen in de
moderne verloskunde. Het bijzondere is de rigoureuze
aanpak die ze daarbij kiest. Ze heeft veel vertrouwen in
de traditionele kennis uit Zuid-Amerika, maar ze wil deze
kennis van een stevige wetenschappelijke basis voorzien.
Ze heeft daarom contact gezocht met gynaecoloog Frank
Louwen in Frankfurt die ook onderzoek doet naar
verticaal bevallen bij stuitligging. Hoe hij op dat idee
kwam is een mooi verhaal op zich.
Puzzelend op de complexe handgrepen die door diverse
obstetrici uitgevonden zijn om het kind in stuitligging te
ontwikkelen – met een vrouw in rugligging natuurlijk –
werd hij afgeleid door een telefoontje. Vanuit een
ooghoek zag hij - al bellend - de tekeningen in zijn
leerboek op zijn kop. Het geboortemechanisme van een
stuit zag er opeens veel logischer uit! Zo viel bij hem het
kwartje en kwam hij op het idee om deze vrouwen juist
NIET op hun rug te leggen, dat zou het hele proces wel
eens veel eenvoudiger kunnen maken. Sindsdien
onderzoekt hij de verticale vaginale stuitbevalling.
Bijzonder waren de filmpjes die Betty-Anne Daviss tijdens
de workshop liet zien. Daar was goed op te zien hoe het
mechanisme van de stuitbevalling werkt in de knielende
hurkzit, waar Daviss voorstander van is. Al kijkend wordt
het snel duidelijk waarom Daviss tijdens de workshop zei:
“Vaginal breech is not for the weakhearted”. Het blijft
een eigenaardig gezicht, een baby half geboren met
armpjes en hoofd nog onzichtbaar, een hele kunst om
dan geduldig te wachten.
Indrukwekkend was de manier waarop deze vrouwen
werden begeleid. Heel duidelijk is dat bij deze bevallingen
het fysiologische proces hoog in het vaandel staat,
waarbij de zwangere zelf de volledige controle heeft.
Kijken, wachten en afblijven. Dat was de grondhouding
van de begeleidende zorgverleners. Gepraat werd er
weinig, en alleen op een rustige toon. In plaats van actief
aanmoedigen tijdens de uitdrijving was er alleen sprake
Vaginale stuitbevalling: is het tijd voor de opvolging van Bracht?ICM workshop: Bette-Anne Davis over de vaginale stuitbevalling
Pien Offerhaus
Pien Offerhaus MSc is verloskundige n.p. en beleidsmedewerker
bij de KNOV
correspondentie: pofferhaus@knov.nl
Kijken, wachten en afblijven
46
ICM CONGRES PRAAG
van bemoedigen en geruststellen. Er vond weinig vaginaal
onderzoek plaats, en al helemaal geen episiotomie (dat
doet deze Duitse gynaecoloog gewoon NOOIT). Daar zou
menig verloskundige en gynaecoloog in Nederland nog wat
van op kunnen steken, ook voor ‘gewone’ bevallingen.
Een bijzonder onderdeel van hun gezamenlijke zoektocht
laat zien hoe rigoureus beiden dit onderzoek aanpakken.
Zij gebruikten de MRI-scan om het bekken van 50
zwangeren en 50 niet-zwangeren liggend en in knielende
hurkzit in beeld te brengen. En wat blijkt? De afmetingen
van het bekken zijn veel gunstiger in deze verticale
houding, vooral bij zwangeren [1]. En dat is niet alleen bij
stuitliggingen handig!
Daviss en Louwen zijn nu bezig om oplossingen voor
eventuele problemen, zoals het afhalen van opslaande
armen, te bedenken en te oefenen en hun ervaringen met
vaginale bevallingen in een verticale houding te documen-
teren. Nog even en zij zijn ‘de Bracht’s’ van deze tijd!
Referenties:1. Reitter A, Daviss BA, Bisits A, Schollenberger A, Vogl T, Herrmann E, Louwen F, Zan-
gos S. Does pregnancy and/or shifting positions create more room in a woman`s pelvis?
Am J Obstet Gynecol. 2014. doi: 10.1016/j.ajog.2014.06.029 (Epub ahead of print).
© S
cien
ce P
ho
to
47
ICM CONGRES PRAAG
Overgewicht en maternale stress hebben een negatieve invloed op de zwangerschaps-uitkomst. Hoe kan de verloskundige een vrouw en haar gezin helpen een gezonde leefstijl te krijgen, zonder dat de vrouw inboet aan zelfstandigheid en zonder nog meer risico-denken te introduceren? Dat is de uitdaging, die de vakgroep Midwifery Science van de Academie Verloskunde Zuyd in Maasticht is aangegaan en waarover zij in dit goed bezochte ICM-minisymposium spraken.
Darie Daemers zette overgewicht en obesitas neer als een
toenemend public health probleem in de samenleving.
Een probleem ook dat vaak gezien wordt als een reden
om naar tweedelijns zorg te verwijzen. Zij onderzocht het
gewicht en de gewichtstoename in de zwangerschap van
ruim 1400 vrouwen in eerstelijns zorg en de gevolgen
daarvan. 30% van deze vrouwen had overgewicht en
15% had obesitas [1, 2]. Zij toonde aan dat het Nederlandse
verwijssysteem ook bij deze groep vrouwen goed werkt.
Veel van deze vrouwen werden verwezen naar tweede-
lijns zorg voor andere redenen dan overgewicht of
obesitas, zoals hypertensie of niet-vorderende ontsluiting.
Meer dan de helft van hen kreeg eerstelijns zorg en deze
vrouwen hadden even goede zwangerschapsuitkomsten
als vrouwen met een normaal gewicht. Wel waren er in
deze groep meer kinderen met een hoog geboorte-
gewicht (> p 97.7).
Astrid Merkx richtte zich in haar onderzoek op factoren
die de manier beïnvloeden waarop verloskundigen
omgaan met gewichtstoename in de zwangerschap.
Denk hierbij aan het belang dat verloskundigen zelf
hechten aan deze gewichtstoename of de invloed die zij
daarop denken te kunnen hebben. Hiervoor deed zij een
vragenlijstonderzoek bij ruim honderd eerstelijns verlos-
kundigen. Zij vond dat de meeste verloskundigen hun
cliënten wegen bij elke controle en dat zij vrouwen af en
toe adviseren over gewichtstoename in de zwangerschap.
Gezond eten in het algemeen komt wel regelmatig aan
de orde tijdens de controles en heel soms ook bewegen.
Verloskundigen die al meer met een ‘public health bril’
naar hun vak kijken en die veel samenwerken met andere
eerstelijns zorgverleners besteden vaker aandacht aan
gezond eten en bewegen.
Yvonne Fontein richtte haar vragenlijstonderzoek op
maternale stress. Zij vroeg ook ruim honderd eerstelijns
verloskundigen of deze bereid zijn zwangeren te screenen
op stress, hen te ondersteunen en eventueel andere
zorgverleners in te schakelen. Fontein vond dat verloskun-
digen terughoudend zijn om te screenen, maar wel bereid
zijn te ondersteunen en door te verwijzen. Alleen de zeer
ervaren verloskundigen met speciale interesse in mater-
nale stress, die screening in het algemeen een goede zaak
vinden en die zich ook in staat achten vrouwen te
ondersteunen, zijn wel bereid te gaan screenen [3].
Multidisciplinaire samenwerkingMultidisciplinaire samenwerking tussen eerstelijns
zorgverleners komt steeds terug in de voordrachten.
Marlein Ausems behandelde als onderwerp: hoe moet die
samenwerking er volgens de professionals uitzien? Met
een Delphi-methode bevroeg zij hierover zorgverleners
die zich onder andere bezighouden met ongezond
gewicht (zoals diëtisten, fysiotherapeuten, verloskundigen
en huisartsen) en maternale stress (onder andere:
psychologen, verloskundigen en huisartsen). Haar studie
loopt nog, maar zij hoopt met deze studie zorgverleners
een handvat te kunnen geven voor het opzetten van een
sterk professioneel netwerk voor de ondersteuning van
vrouwen met overgewicht en stress.
Dit minisymposium en het werk van deze verloskundigen
sluit prachtig aan bij de Lancetseries die als bijlage bij het
volgende tijdschrift worden meegestuurd en waarin de
rol van de verloskundige in de verloskundige zorg, maar
ook in public health mooi naar voren komt. Een rol
waarmee zoveel winst valt te behalen voor de vrouw,, haar
gezin en familie.
Referenties1. Daemers DOA, Wijnen HAA, Limbeek EBM van, Budé LM, Vries RG de. Patterns of
gestational weight gain in healthy, low-risk pregnant women without co-morbidities.
Midwifery, 2013.
2. Daemers DOA, Wijnen HAA, Limbeek EBM van, Bude LM, Nieuwenhuijze MJ, Spaan-
derman MBA, Vries RG de. The impact of obesity on outcomes of midwife-led pregnancy
and childbirth in a primary care population: a prospective cohort study. BJOG 2014.
3. Fontein-Kuipers YJ, Budé L. Ausems M, Vries RG de, Nieuwenhuijze MJ . Dutch
midwives’ behavioural intentions of antenatal management of maternal distress and
factors influencing these intentions: An exploratory survey. Midwifery, 2013.
Overgewicht en maternale stress Mariet van Diem
Mariet van Diem, MSc is redacteur van dit tijdschrift
48
ICM CONGRES PRAAG
De drie ICM-pijlers voor het versterken van de verloskundige zorg wereldwijd zijn de registratie, opleiding en vereniging van verlos-kundigen. Een van ICM’s meest succesvolle strategieën om verenigingen van verloskun-digen te versterken is Twinning: het verbinden van twee organisaties van verloskundigen met als doel van elkaar te leren. Op uitnodiging van ICM vond er gedurende het congres in Praag een workshop plaats voor alle verenigingen van verloskundigen die betrokken zijn bij Twinning. Iedere samenwerking heeft zo haar eigen karakteristieken. De omvang van financiële middelen speelt hierin een grote rol. Gedurende de workshop bleek dat er evenveel manieren zijn om Twinning vorm te geven als deel-nemende verenigingen. Het Nederlandse twin2twin is er slechts één van.
De KNOV was een van de eerste organisaties die op
initiatief van ICM een Twinningrelatie startte met de
vereniging van verloskundigen uit Sierra Leone in 2009.
Deze ervaring en vooral de uitdagingen die dit met zich
mee bracht, resulteerde in nieuwe inzichten. Een van die
nieuwe inzichten is de één op één werkwijze die we
twin2twin noemen, het persoonlijk koppelen van
(twintig) verloskundigen en hun ondersteunen in het
opbouwen van een betekenisvolle wederkerige relatie om
kennis en kunde uit te wisselen. Het doel van de koppeling
is om leiderschap te stimuleren om zo de vereniging te
ondersteunen en te laten groeien. In het huidige
twin2twin-programma tussen de KNOV en de AMSF
(Marokkaanse vereniging van verloskundigen) ligt het
accent op deze persoonlijke relatie, al is er ook uitwisse-
ling op organisatieniveau. Het project met Sierra Leone
kreeg financiële ondersteuning van het Ministerie van
Buitenlandse zaken. Voor het project met Marokko moet
de KNOV zelf fondsen werven, onder andere door verkoop
van mutsjes, sokjes, de Marikenloop, en acties zoals ‘Op
de thee met Ali B’. Jaarlijks krijgt het Nederlandse project
substantiële ondersteuning van Moeder voor Moeders.
Twinning Tanzania – CanadaIn 2011 startte het Twinningproject tussen Tanzania en
Canada, dat Umoya heet (eenheid in het Swahili). Door
een strategisch plan te maken wordt de verloskundige
organisatie in Tanzania ondersteunt in haar ontwikkeling.
Dit gebeurt grotendeels telefonisch (elke drie maanden)
en met een aantal bezoeken van de Canadezen aan
Tanzania. Ook zij hebben, naar voorbeeld van de KNOV,
een persoonlijke koppeling geïntroduceerd. Vijfentwintig
individuele verloskundigen uit ieder land zijn gekoppeld,
het doel daarvan is culturele bewustwording. Voor de
koppels zelf is weinig ondersteuning beschikbaar, de
invulling van de persoonlijke koppeling wordt aan hen
zelf overgelaten. TAMA, de vereniging van verloskundi-
gen van Tanzania heeft door het project meer aanzien
gekregen, onder andere bij het ministerie van Volks-
gezondheid in Tanzania. De samenwerking heeft hen ook
geholpen om substantiële financiële steun de krijgen van
United Nations Population Fund (UNFPA), een VN-agent-
schap dat staat voor het ondersteunen van veilig moeder-
schap wereldwijd. Hierdoor is er nu een kantoor met een
permanent aanwezig staflid en worden er workshops
gehouden in verloskundige spoedhandelingen. Voor
Canada heeft dit project meer internationale contacten
en aanzien gegeven. De grootse uitdaging is een
culturele: want Tanzania ervaart tot op heden Canada als
opdringerig en omgekeerd wordt Tanzania als laks
ervaren.
Het Nederlandse Twinning-initiatief als mooi voorbeeld
Franka Cadée
Franka Cadée is verloskundige, KNOV-beleidsmedewerker
internationaal en coördinator twin2twin-project KNOV & AMSF
“Twinning is not about gaining but moving together”Nester Moyo ICM
49
ICM CONGRES PRAAG
Twinning Zwitserland – MaliHet project tussen Zwitserland en
Mali – Suima – startte ook drie jaar
geleden gedurende het ICM-con-
gres in Durban met een goed
uitgewerkt projectplan. Maar
daarna bleven alle acties uit. Het
project stuitte op de ene frustratie
na de andere. Allerlei communica-
tiebarrières zoals taal, internetpro-
blemen en verschillen in verwachtingen zorgden voor veel
teleurstelling aan beide kanten. De oorlog in Mali wordt ook
gezien als een belangrijke reden voor het falen van het
project. Mali en Zwitserland hebben geen contact meer.
Twinning Vietnam – JapanEen verhaal apart is de relatie
tussen Vietnam en Japan. Deze
verenigingen hebben een lange
gezamenlijke geschiedenis. De
Vietnamese vereniging is tot
stand gekomen door politieke
invloed en ondersteuning van de
Japanners in 1995. Het verlos-
kundige systeem volgt het
Japanse model. In het postcommunistische Vietnam is er
duidelijk veel gezag voor Japan, alleen al in de presentatie
tijdens de workshop is dat duidelijk. Japan helpt Vietnam
met het schrijven van subsidieaanvragen en het oprichten
van geboortecentra. Het is een klassiek ontwikkelingssa-
menwerkingsproject, eenrichtingsverkeer met Japan in de
lead. Toch doet de naam van het project – Cho Sen
– meer wisselwerking vermoeden, aangezien Cho Sen
uitdaging in het Vietnamees betekent.
Twinning Australië – Papoea Nieuw-GuineaHet Twinningproject tussen
Australië en Papoea-Nieuw-
Guinea heet Tupela. Met
financiële steun van het
ministerie van Buitenlandse
Zaken in Australië kon een
klein gemeubileerd kantoor
worden geopend voor de
verloskundigen in Papoea-
Nieuw-Guinea en kon een aantal verloskundigen het
congres van hun Australische collega’s en het ICM-con-
gres in Praag bijwonen. Vijf verloskundigen zijn gekop-
peld en wisselen kennis en kunde uit. Het project staat
nog in de kinderschoenen, maar er is duidelijk veel
wederzijds respect.
Twinning Zambia – Verenigde StatenHet project tussen verloskundigen
van Zambia en de VS startte ook
in Durban ‘11, maar nog voordat
de doelen duidelijk waren. Veel
activiteiten vonden ad hoc plaats.
Er was geen projectteam; wel
veel ideeën, maar zonder enige
financiële middelen of tijd voor
de betrokkenen.
Dit leidde uiteindelijk tot een stilstand van het project.
Toch hebben beide verenigingen zich gedurende het
congres in Praag hervonden. Zambia heeft een strategisch
plan geschreven, het is nu aan de American College of
Nurse Midwives (ACNM) om de volgende stap te zetten.
Twinning Verenigd Koninkrijk – Nepal, Cambodja en Uganda
Het Global Midwifery Twinning
Project van de vereniging van
verloskundigen in het Verenigd
Koninkrijk (RCM) heeft ook
substantiële financiële steun van
het ministerie van Buitenlandse
Zaken. De vier landen; Engeland,
Wales, Schotland en Noord-Ierland
hebben samen drie Twinningrela-
ties. Verloskundigen van de RCM
kunnen met vrij willigerswerk van
ongeveer een maand een steentje
bijdragen aan de ontwikkeling van
de verenigingen van verlos-
kundigen in Nepal, Cambodia en
Uganda. Het project is prachtig te
volgen op hun website: https://
www.rcm.org.uk/content/global-midwifery-twinning-project.
Al verschillen de diverse projecten van opzet, er zijn ook
een aantal opmerkelijke overeenkomsten. Dit zat ‘m
vooral in de inspiratie die men ervaart, het gevoel van
saamhorigheid. Woorden als a sence of identity and
belonging en we are sisters kwamen voor in haast alle
presentaties. De verschillen in cultuur en verwachtingen
worden door allen gezien als een grote uitdaging die
meestal met enthousiasme maar soms ook frustratie wordt
aangegaan. De rol van ICM in het proces is vooral facilite-
rend. Er kan bijvoorbeeld een beroep gedaan worden op
een coachende rol van ICM om de relatie open en
constructief te houden. Ook geeft ICM bij de opzet van
een Twinningproject ondersteuning bij het ontwikkelen van
een strategisch plan. Verder kijkt ICM vooral toe en laat het
aan de verenigingen over om de weg te vinden. Veelal een
boeiende weg voor alle betrokkenen.
50
ICM CONGRES PRAAG
Voorafgaand aan het congres in Praag vond de ICM algemene ledenvergadering plaats. De algemene ledenvergadering vindt elke drie jaar plaats in de week voor het congres. Het is bij uitstek de plek om collega’s van andere beroepsorganisaties uit de hele wereld te ontmoeten en op de hoogte te komen van ontwikkelingen in andere landen. Leren van elkaar en krachten bundelen zijn de ingrediënten voor een succesvolle vergaderweek. Franka Cadée en ondergetekende vertegenwoordig-den de KNOV, als lid van de ICM.
Voorzitters van verloskundige beroepsverenigingen uit
ruim 100 landen kwamen de week voor het congres
bijeen om mee te denken over de strategie en doelen van
de ICM voor de komende drie jaar. Dit congres was het
mijn beurt als voorzitter van de KNOV om Nederland
tijdens de council te vertegenwoordigen. Het was
indrukwekkend om te zien wat ICM betekent voor zowel
de westerse als voor de ontwikkelingslanden. Samen
bouwen aan professionele organisaties van verloskundi-
gen met als doel beter opgeleide verloskundigen en een
betere zorg voor moeders, baby’s en hun families.
Om de vergadering geen Babylonische spraakverwarring
te laten worden is de voertaal Engels tijdens de vergade-
ring en wordt er simultaan vertaald in het Spaans en
Frans.
Waar gaat het dan over tijdens die vier dagen vergaderen
en wat voor invloed heb je als Nederland hierop?
Onderwerpen die op de agenda staan zijn voor een deel
de gebruikelijke zaken waar de leden goedkeuring voor
geven, zoals het gevoerde beleid en de begroting. Ook
zijn er iedere drie jaar verkiezingen voor nieuw te
benoemen bestuursleden. We hebben afscheid genomen
van Marian van Huis als penningmeester (zie elders in dit
tijdschrift) en Myrte de Geus is voorgedragen en met volle
steun gekozen als nieuwe penningmeester van het
ICM-bestuur.
Dit jaar kozen we een nieuwe vicepresident: professor
Address Malata. Zij komt uit Malawi en heeft in haar
thuisland binnen vijf jaar een organisatie van verloskundi-
gen opgezet, die aan tafel zit op het hoogste niveau als
het gaat over reproductieve gezondheid. Zij hield een
wervend betoog over de betekenis die verloskundigen in
haar thuisland hebben voor de gezondheid van moeders,
baby’s en hun families. Wat opvalt als je haar hoort
spreken is de trots die zij uitstraalt, een trots die ook tot
uiting kwam toen na haar verkiezing haar collega in de
vergadering opstond en de vlag van Malawi uitrolde en
vervolgens spontaan het volkslied begon te zingen. Voor
ons als nuchtere Hollanders een moment om kippenvel
van te krijgen. We kunnen nog wat leren als het gaat
over trots zijn op je vak en je collega’s.
Strategische doelen ICMICM zet zich in voor een gemeenschappelijke doel: de
zorg voor moeders en kinderen. Het terugdringen van de
moeder- en babysterfte staat hierbij centraal. ICM streeft
naar een wereld waar elke vrouw toegang heeft tot
verloskundige zorg zowel vóór, tijdens als na de bevalling.
Uitbreiding van verloskundige zorg is een zeer effectief
middel in het bestrijden van moedersterfte.
Om dit doel te realiseren heeft ICM drie strategische
pijlers ingericht. De eerste pijler gaat over het belang en
het initiëren van professioneel opgeleide verloskundigen.
De tweede gaat over het belang van goede regelgeving
voor verloskundigen. De derde pijler is het belang van een
sterke verloskundige organisatie.
Het meest interessante deel van de vergadering was het
invullen van deze strategische doelen voor de komende
drie jaar. In kleine groepen gaven leden input en com-
Council Praag ICM 2014Verslag van een week internationaal vergaderen
Linda Rentes
Linda Rentes is voorzitter van de KNOV
Linda Rentes (rechts) in gesprek met Myrte de Geus,
de nieuwe penningmeester van ICM
51
ICM CONGRES PRAAG
mentaar op de pijlers en op onderdelen van de geformu-
leerde doelen. Nieuw-Zeeland, Griekenland, Malawi,
Lesotho en Ghana zaten in de groep waar Franka en ik
deel van uitmaakten. Het is een uitdaging om met elkaar
doelen te formuleren die zodanig universeel zijn dat zij
recht doen aan al de verschillende stadia van ontwikke-
ling van de verloskundige zorg. Eén universeel overstij-
gend doel was gemakkelijk te formuleren, namelijk dat
overal ter wereld een respectvolle benadering van
vrouwen nodig is. We waren het er over eens dat de
vrouwen, baby’s en hun families in het centrum van de
zorg moeten staan en hebben dit als overstijgend doel
geformuleerd boven de pijlers. De eerste pijler die gaat
over het belang van goed opgeleide verloskundigen, blijft
belangrijk voor alle landen. Een ander doel wat universeel
is, is het belang van het behoud van de fysiologie. Zowel
in westerse landen als in andere landen is medicalisering
van verloskundige zorg een probleem.
Het is aan het ICM-bestuur om deze aanbevelingen uit te
werken en aan de slag te gaan.
Overleg met landen uit Centraal Europa over strategieVoorafgaand aan de strategiesessie hebben de leden van
de Centraal Europese Regio (CER) van ICM met elkaar
een vooroverleg gehad zodat duidelijk is waar wij in deze
regio de accenten willen leggen voor de internationale
strategie van de komende drie jaar. Uit die discussie
kwam een heldere lijn naar voren: onze zorgen over de
verdergaande medicalisering en stijgende interventies
moeten een plek krijgen in de strategische doelen voor
de ICM.
Dit heeft geleid tot het ontwikkelen van een nieuw
statement – wat nog niet klaar is – en aandacht voor het
onderwerp in toespraken van de ICM-voorzitter Francis
Day Stirk. Ook op andere platforms zet ICM dit thema op
de agenda.
De KNOV heeft samen met Nieuw-Zeeland, Verenigd
Koninkrijk, Zweden, Duitsland en Canada het initiatief
genomen een internationaal platform te vormen waar we
publicaties gaan delen over Midwifery Led Care en gaan
proberen een implementatieplan te schrijven waarbij wij
overtuigd zijn dat als verloskundigen de spil zijn in de
zorg er minder interventies, minder vroeggeboorten en
meer tevreden moeders en baby’s zullen zijn en dat dit
bovendien doelmatige zorg is.
Over drie jaar komt de Council weer bij elkaar in Toronto,
waar aansluitend ook zoals altijd het congres wordt
gehouden. De ICM-council heeft Bali als locatie gekozen
voor het congres dat over zes jaar zal plaatsvinden!
Terugkijkend op de twee weken in Praag moet ik
constateren dat de inspiratie die ik heb opgedaan en het
internationaal netwerken met de vele verloskundigen
over de hele wereld mij veel energie geeft om het werk in
Nederland voor de KNOV verder voort te zetten.
Ik kan dan ook niet wachten om over drie jaar in Toronto
er weer bij te zijn. Ik hoop wederom met een grote
afvaardiging uit Nederland naar Canada te reizen. Zet u
het ICM congres van 2017 alvast in uw agenda?!
International Confederation of Midwives (ICM)
De International Confederation of Midwives (ICM)
is de internationale vereniging van organisaties
van verloskundigen. De ICM is een erkende niet-
gouvernementele organisatie en werkt nauw samen
met onder andere de WHO, UNFPA en UNICEF. De
ICM vertegenwoordigt wereldwijd verloskundigen
via de landelijke beroepsverenigingen. De ICM
ondersteunt, vertegenwoordigt en adviseert
verenigingen van verloskundigen, organiseert
congressen en workshops, informeert de beroeps-
groep over nieuwe ontwikkelingen en zet zich in
voor een betere positie van de verloskundigen.
www.internationalmidwives.org
52
ICM CONGRES PRAAG
Deelneemsters aan het twin2twin-project van de KNOV waren afgelopen mei bijeen op het ICM-congres in Praag. Tineke De Backer, verloskundige uit Nederland is gekoppeld aan de Marokkaanse Amina Akdim. Vroedvrouwen leren van elkaar en wisselen ervaringen uit om een positieve bijdrage te leveren aan het verloskundig systeem van beide landen. Tineke aan het woord over de eerste ervaringen.
“Marokkaanse verloskundigen willen werken aan het
terugdringen van de maternale sterfte in hun land die
daar tien keer zo hoog is als in Nederland. Het project
trok me aan. Eerder was ik op vakantie geweest in
Marokko en had daar de sfeer kunnen proeven, het
dagelijkse leven ervaren, het straatbeeld gezien en mooie
en minder fraaie situaties meegemaakt. In Nederland had
ik ervaring opgedaan met Marokkaanse gezinnen in mijn
verloskundigen praktijk in Ede. Het leek mij mooi om
deze ervaringen te koppelen en meer diepte te geven.
Mijn motivatiebrief werd geaccepteerd en ik werd
gekoppeld aan mijn twinzuster Amina.”
Het eerste contact verliep via email, maar bleek niet zo
gemakkelijk: “Amina beheerste het Engels niet en mijn
Frans was beperkt. ‘Google translate’ bood gedeeltelijk
uitkomst, maar af en toe waren de berichten niet te
ontcijferen. Daarnaast vond ik het moeilijk informatie uit
te wisselen met iemand die ik nog nooit had gezien. In
november 2013 besloot ik haar op te zoeken. Amina
woont en werkt in Settat, een stad tussen Casablanca en
Marrakech. Ik werd heel hartelijk ontvangen. Onze
communicatie was eerst wat stroef door de taalbarrière.
Met wat extra geduld raakte het gesprek op gang en
konden we veel informatie uitwisselen. Zo kregen we
steeds beter zicht op elkaars verloskundig systeem en
konden we een aanvang nemen om intensiever contact
te onderhouden. Door het gezamenlijke verblijf op het
ICM-congres en de onderwerpen die daar aan bod
kwamen, viel alles nog meer op zijn plek en konden we
goede gesprekken en discussies voeren, ook met de
andere twinzusters.”
Situatie in MarokkoAmina is een sympathieke vrouw. Ze is intelligent en
kritisch. Ze werkt in een overheidsziekenhuis met
diensten van 12 uur en met drie collega’s. Ze begeleiden
ongeveer 7000 bevallingen per jaar. De verloskundigen
zijn verantwoordelijk voor de zwangerenafdeling, de
verloskamer en de kraamafdeling.
In het ziekenhuis bevalt een vrouw alleen, zonder
vertrouwde mensen om zich heen. Een barende vrouw
mag niemand meenemen. Extra mensen verstoren de
organisatie van de verlosafdeling en vrouwen luisteren
minder goed naar de verloskundige, zo is de veronder-
stelling. Het gevolg is dat menig barende vrouw in paniek
raakt. Meerdere verloskundigen van het twin-project
gaven aan soms gek te worden van het gegil van de
barende vrouwen. Pijnstilling is niet aanwezig. Verlos-
kundigen in het ziekenhuis voelen zich vaak overbelast.
Ze hebben veel vrouwen onder hun zorg en hebben te
weinig tijd om alle zorg te kunnen bieden die ze zouden
willen geven.
In het ziekenhuis waar Amina werkt, is het gebruikelijk
om een vrouw met drie centimeter ontsluiting in partu te
verklaren en dan een infuus met syntocinon te geven om
een hemorragie postpartum te voorkomen. Marokkaanse
verloskundigen zijn bevoegd om kunstverlossingen te
doen, maar durven deze vaak niet uit te voeren uit angst
om verantwoordelijk gesteld te worden bij problemen of
een slechte uitkomst van moeder en/of kind. Daarom
Het twin2twin-projectErvaring van een projectdeelnemer op het ICM-congres
Tineke De Backer
Tineke De Backer, is verloskundige en twin met Amina Akdim
Tinedke de Backer en Amina Akdim
53
ICM CONGRES PRAAG
vragen zij liever de gynaecoloog aanwezig te zijn.
Stuitbevallingen worden in Marokko gezien als fysio-
logisch. Er komt geen gynaecoloog aan te pas, behalve
als de bevalling afwijkend verloopt net als bij bevallingen
in hoofdligging.
Het ziekenhuis in Settat is een goed geoutilleerd zieken-
huis. Aanvankelijk was het de bedoeling om in het
uitgestrekte gebied rondom het ziekenhuis diverse
buitenposten op te zetten, maar deze voorzien van
personeel bleek moeilijk. Daarom besloot men een aantal
jaar geleden tot de bouw van één groot ziekenhuis. Dit
leidt ertoe dat er veel bevallingen plaatsvinden, maar ook
dat vrouwen die verder weg wonen soms al bevallen zijn
voor ze het ziekenhuis bereiken of toch onverwacht thuis
bevallen.
In Settat worden alleen laagrisicozwangeren begeleid. Bij
complicaties of een verhoogd risico, worden zwangeren
doorgestuurd naar het ziekenhuis in Casablanca waar zij
ook worden geacht te bevallen. Zwangeren gaan echter
niet altijd zo ver op controle. Verloskundigen in het
ziekenhuis van Settat worden daardoor af en toe
geconfronteerd met hoogrisicozwangeren die in partu
zijn en niet meer kunnen worden overgeplaatst.
Vrouwen in het buitengebied hebben vaak weinig
vertrouwen in het ziekenhuis. Er doen verhalen de ronde
dat kinderen worden weggehaald na de geboorte, baby’s
worden verwisseld of zelfs dat baby’s worden verkocht
aan mensen die ervoor willen betalen. De moeder zou
dan te horen krijgen dat haar baby is overleden. In
sommige buitengebieden bevallen vrouwen daarom liever
thuis. Traditionele vroedvrouwen helpen hen bij hun
thuisbevalling. Thuis mogen barende vrouwen vertrouwde
vrouwen om zich heen hebben en staan ze er dus niet
alleen voor.
Traditionele vroedvrouwen zijn een belangrijke schakel en
een geaccepteerd onderdeel van het verloskundig
systeem. De traditionele vroedvrouwen zijn tegenwoordig
voorzien van betere materialen en sterilisatiemiddelen. Als
ze bellen voor een ambulance moet er meteen worden
uitgerukt, zonder discussie.
Twins op ICMHet ICM-congres in Praag afgelopen juni vormde mede
een onderdeel van het twinproject. De 39 gekoppelde
verloskundigen – de twins – die aanwezig waren, trokken
veel met elkaar op en deelden soms zelfs een hotelkamer.
Ze bemanden de KNOV-stand (zie pagina 37 ev.) en
volgden samen het speciale twinprogramma, behorend
bij het project. Ze werden ondersteund door twee
projectleidsters uit elk land en een tolk.
“Naast het projectprogramma bezochten Amina en ik
gezamenlijk enkele presentaties op het congres. De
Engelse voertaal van het congres was lastig voor de
Franssprekende Amina. Alleen de sessies in de grote zaal
werden simultaan vertaald. Hoewel we zo beperkt waren
in de sessies die we konden volgen, zorgde het soms voor
verassende momenten: De sessie ‘Human Rights of
Childbirth’ was een echte eyeopener.” Hermine Hayes-
Klein, juriste en één van de sprekers, had een verhelderend
verhaal over de rechten en keuzevrijheid van vrouwen
wat betreft hun bevalling. Maar ook over de rechten van
vroedvrouwen om de zorg te kunnen geven die vrouwen
vragen. In Marokko zitten er verloskundigen in de
gevangenis door situaties die zijn ontstaan bij de begelei-
ding van bevallingen.
´s Avonds waren er gezamenlijke diners. Zo ontstond er
intensiever contact tussen de twin-koppels en ideeën voor
gezamenlijke projecten. Ons projectvoorstel bestaat uit
het beter informeren van Marokkaanse vrouwen over een
gezonde levensstijl, wat te doen bij het optreden van
problemen en/of complicaties en geven van borstvoeding.
Marokkaanse zwangere en barende vrouwen weten vaak
niet wanneer ze hulp moeten inschakelen, zoals met
klachten van hoge bloeddruk of een retentio placenta bij
een onverwachte thuisbevalling. Veel vrouwen zijn
analfabeet. Bij het maken van informatiemateriaal moet
hiermee rekening worden gehouden. Het plan is om een
folder te maken met tekeningen en veel illustraties.
“Aanstaande oktober worden de projecten verder
uitgewerkt. Dan komt een delegatie twins uit Marokko
naar Nederland. Ik kijk er nu al naar uit!”
Tinedke de Backer en Amina Akdim
54
ICM CONGRES PRAAG
3800 verloskundigen uit 138 landen kwamen naar het driejaarlijkse ICM-congres in Praag.Praktiserende verloskundigen, studenten verloskunde, docenten, beleidsmakers, onder-zoekers, van hoog tot laag in de hiërarchie. Wat beweegt hen om de vaak lange en dure reis te ondernemen?
Thembisile Khumalo en Phumile Mabura, beiden verlos-
kundige en beleidsmaker uit Swaziland vertelden: “ Wij
zijn hier vooral om ervaringen uit te wisselen en te horen
over best practices en nieuwe ontwikkelingen.
We denken ook dat we als verloskundigen veel van elkaar
kunnen leren en onze visie verder kunnen ontwikkelen”
Lennie Adeline Kamwendo is verloskundige en docent in
Malawi. Daarnaast werkt zij bij de Health Services
Commission, een advieserend orgaan van de universiteit
van Malawi. Bovendien is zij een fervent pleitbezorger van
White Ribbon, de internationale alliantie voor veilig
moederschap. Ook maakt zij zich sterk voor de positie
van de verloskundigen in Malawi. Zij komt hier inspiratie
opdoen door veel met andere verloskundigen uit landen
met een laag inkomen te praten.
Zoveel zielen, zoveel zinnenMariet van Diem
Mariet van Diem is redacteur van dit tijdschrift
Claudia Leung, Cecilia Chen en Iris Lam,
verloskundigen uit Hongkong
Lamin Marona, verloskundige en directeur
geboortekliniek Gambia
Thembisile Khumalo en Phumile Mabura, verloskundigen en
beleidsmakers uit Swaziland
Marianne van den Hof en Esther Feijen, docenten Academie
Verloskunde Groningen
55
ICM CONGRES PRAAG
Tot ziens op de volgende ICM in Toronto 2017
Marianne van den Hof en Esther Feijen, beiden docent
aan de Academie Verloskunde in Groningen, beantwoor-
den mijn vraag zo. “Ik (Marianne) wil onze Griekse
collega spreken over de opzet van een gezamenlijke
review over het evidence based practice onderwijs aan
studenten.” Esther vindt het bezoek aan dit congres heel
goed om alle gebeurtenissen in Nederland weer in
perspectief te gaan zien.
Claudia Leung, Cecilia Chen, Iris Lam, zijn praktiserend
verloskundige in Hongkong.
Zij willen meer leren over hoe verloskundigen in andere
landen werken. “Wij hebben een goed ontwikkeld
verloskundig systeem. Wij zijn hier dus ook om anderen,
die het moeilijker hebben dan wij, te helpen.” Cecelia
heeft, sinds haar eerste ICM congres in 1987 in Neder-
land, bijna alle ICM congressen bezocht. Zij vindt de
congressen nog steeds een enorme bron van inspiratie.
Lamin Marona, verloskundige en directeur van een
geboortekliniek uit Gambia. Hij is vooral naar Praag
afgereisd om te luisteren, te kijken en te leren. Daarnaast
is hij zeer geïnteresseerd in het derde tijdperk. Hij vertelt
het volgende: “De WHO standaard propageert actief
beleid van het derde tijdperk. Maar hoe moet je met die
regel omgaan als er in jouw kliniek vaak geen uterotonica
zijn?” Op die vraag hoopt hij in Praag het antwoord te
vinden.
Tot slot Jenny Schuhbaum uit Perth, Australië. Haar naam
verraadt haar Duitse afkomst. Zij is vooral lactatiekundige,
maar praktiseert ook nog als verloskundige. Naast haar
algemene interesse in het onderwerp van het congres:
“Midwives, improving women’s health globally” is zij hier
ook, omdat zij dan weer in Europa is en haar geboorte-
land Duitsland en familie kan bezoeken.
Zoveel zielen, zoveel zinnen. Wie je ook spreekt tijdens
zo’n enorm ICM-congres, elke deelnemer heeft wel een
eigen reden om ernaartoe te komen. Maar uiteindelijk
gaat het iedereen toch om goede zorg voor moeder en
kind. Zo simpel is het dan ook maar weer.
“Ik heb mij nooit zorgen gemaakt
over huidstriemen, totdat ik
zwanger werd. Ik wilde proberen
te voorkomen dat ik huidstriemen
zou krijgen. Een vriendin was net
zwanger geweest en had tijdens
haar zwangerschap veelvuldig
Bio-Oil gebruikt. Mijn zus zei ook
dat Bio-Oil het beste was om te
gebruiken… daarom ben ik het
vanaf het begin gaan gebruiken.
Ik heb geen enkele huidstriem!
Plus Bio-Oil heeft geholpen mijn
huid weer elastisch te krijgen.”
Theresa met Roxy
Bio-Oil® reduceert de kans op huidstriemen door de huidelasticiteit te bevorderen. Twee keer per dag aanbrengen vanaf het tweede trimester. Voor extra product informatie en details van de klinische studies, ga naar bio-oil.com. Bio-Oil® is verkrijgbaar bij alle drogisterijen en apotheken. Adviesprijs: € 12,15 (60ml), € 20,29 (125ml) en € 28,49 (200 ml). Resultaten kunnen per persoon verschillen.
Nummer 1
in huidverzorging
van Nederland.
Nielsen: YTD48-2013
57
PRAKTIJK
Twee bezwete hoofden hangen boven Nouree. David aan de ene kant, ik aan de
andere. De verzengende hitte helpt niet mee. Naast me staat mijn visitetas en…
de gereedschapskist van David. Waar ben ik nu weer in beland…?
Nouree was sowieso een heel bijzondere zwangere. Bij haar eerste bevalling kon
mijn collega de baarmoedermond niet vinden. Ervan uitgaande dat de baar-
moeder nog wel heel sacraal zou staan, besloot ze twee uur later het inwendig
onderzoek te herhalen. Omdat dit hetzelfde resultaat gaf en Nouree inmiddels
meer dan goed in partu was, besloot ze met Nouree naar het ziekenhuis te gaan
en de klinisch verloskundige te consulteren. Hoewel de klinisch verloskundige
eerst hartelijk om mijn collega moest lachen, moest ook zij - na Nouree onder-
zocht te hebben - concluderen dat zij geen idee had waar de portio zich bevond.
En ook de gynaecoloog, die nog nooit voor zoiets raars uit zijn bed was gebeld,
sloot zich aan bij deze conclusie en besloot een sectio uit te voeren.
Bij haar tweede bevalling had Nouree nog hoop gehad dat ze nu misschien wel
normaal zou bevallen, maar het raadsel herhaalde zich en de tweede keizersnede
was een feit. Het enige verschil tussen beide operaties was de wijze van hechten.
Was er bij de eerste operatie intracutaan gehecht bij de tweede was gebruik
gemaakt van nietjes. Helaas was de operateur even de tel kwijtgeraakt. In plaats
van de normale 9 à 10 nietjes zaten er in de wond 24! Nouree was dan ook
maar wat blij dat ik op visite kwam om de hechtingen te verwijderen…
Hoewel het een dankbare klus was, was het geen prettige. De hechtingen
stonden op spanning en het verwijderen was pijnlijk. Bovendien bleef één
van de hechtingen onvermurwbaar vast zitten. Aan het einde van het
verwijderen lagen er 23 nietjes in het bekkentje, de 24ste bleek met geen
mogelijkheid te verwijderen. “Ik weet het ook niet meer,” zuchtte ik. “Ik
denk dat ik het ziekenhuis moet bellen.” Maar Nouree was er klaar mee en
barstte in tranen uit. “Niks ziekenhuis! Ik ga niet, is er dan echt geen
manier om dat laatste nietje eruit te krijgen?” “Misschien kunnen we hem
met een tangetje doorknippen, opperde David?”
En zo zaten we daar, allebei een pincet uit de verlostas, en ik met een tang uit de
gereedschapkist. Twee bezwete hoofden boven de laatste hechting. “Nietje-
goed-vast-houden-met-de-pincet-hè,” zei ik tegen David. “Bij drie knip ik hem
door.” David knikt, Nouree kijkt gespannen en vastberaden. “1, 2…. 3,” zeg ik
en knip het nietje door. Meteen schiet het nietje los. Ik kijk naar mijn pincet
Opgelucht zie ik het stukje nietje zitten. Nu kijk ik naar David. Oh nee! Geen
stukje nietje in zijn pincet. “Die is de wond in geschoten,” denk ik. Ik zie de
verschrikte blik van Nouree. Dan pakt David een klein stukje niet van het dekbed.
Het nietje bleek aan beide kanten een extra bocht gemaakt te hebben.
Moge degene die ooit bedacht heeft nietjes in de huid van de mens te zetten
deze ervaring met ons delen…
Beppie Benschop
De gereedschapskist
© T
on
van
de
Co
ever
ing
58
PRAKTIJK
In 2010 is in Nederland de audit van perinatale sterfte in alle Verloskundige Samenwerkings-verbanden (VSV) van start gegaan. Het Tijd-schrift voor Verloskundigen (TvV) en het Nederlands Tijdschrift Obstetrie en Gynaecologie (NTOG) hebben in 2013-2014 een gezamenlijk rubriek gepresenteerd, met casuïstiek en aanbevelingen uit de audit: ‘Wat komt er uit de PAN’. In dit intermezzo enkele persoonlijke bespiege-lingen van Prof Jan Jaap Erwich, vooruit lopend op de komende reeks ‘Wat komt er NA de PAN’. Jan Jaap Erwich stond aan de wieg van de perinatale audit in Nederland. Zoals bij elke audit stelde hij zich, na 4 jaar perinatale audit in Nederland, de bekende vragen. “Wat ging er goed en wat kan er beter?” In dit artikel heeft hij veel lof over alle auditinspanningen in het land, maar hij spreekt ook zijn zorg uit over het gebruik van de auditmethodologie en de veiligheid tijdens auditbijeenkomsten.
Wat ging er goed?Veel mensen hebben zich de afgelopen jaren ingespannen
om de perinatale audit vorm te geven. Zorgverleners in
verloskundige samenwerkingsverbanden (VSV) waren
sterk gemotiveerd door ervaringen met perinatale sterfte.
Ze zijn vervolgens goed getraind en voorbereid, zodat ze
aan de slag konden om in hun zorg de aandachtspunten
en substandaard factoren (SSF) op te sporen, te analyseren
en verbeteracties in te zetten. De stichting Perinatale
Audit Nederland (PAN) heeft deze ontwikkeling op vele
manieren ondersteund, gefinancierd door een subsidie
van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De redactiecommissie van de jaarlijkse rapportages van de
stichting PAN bundelt de resultaten van de lokale perinatale
audits. Een belangrijke opbrengst van deze bundeling van
gegevens uit alle regio’s is het overzicht van de SSF in
combinatie met de sterfte. Dit geeft een groter inzicht in
de rol van de SSF bij het optreden van de perinatale sterfte
en aanknopingspunten voor verbeteringen in de zorg. In
de rubriek ‘Wat komt er uit de PAN” presenteerden het
Tijdschrift voor Verloskundigen en het Nederlands
Tijdschrift voor Obstetrie en Gynaecologie het afgelopen
jaar conclusies, die tot landelijke verbeteringen van de
perinatale zorg hebben geleid.
De perinatale sterfte in Nederland daalt, onder andere
door een betere samenwerking en onderlinge communi-
catie in de verloskundige keten, mogelijk door de
deelname aan de perinatale audit. Tot nu toe terecht dus
een zeer positief antwoord op de vraag, wat ging
veranderen in gaat er goed.
Wat kan er beter? Perinatale audit is een krachtig, waardevol maar wel
kostbaar instrument. Zoals bij elke kwaliteitscyclus is het
belangrijk het functioneren van de audit te evalueren,
zodat dit het doel blijft ondersteunen en de deelnemers
gemotiveerd blijven. In dit kader zijn er naar mijn mening
een aantal actuele aandachtspunten: effectiviteit van de
huidige auditmethodologie, optimale omschrijving van de
verbeterpunten en een goede implementatie van deze
verbeterpunten.
Wat komt er na de PAN ? Naar een effectievere Perinatale Audit: wat gaat er goed, wat kan er beter?
Jan Jaap Erwich in samenwerking met de rubrieksredactie
Prof J.J Erwich, gynaecoloog-perinatoloog in het Universitair
Medisch Centrum Groningen, is lid van het regioteam perinatale
audit Noord-Nederland, oud-directeur van de stichting PAN en lid
van de commissie Organisatie en Implementatie van het College
Perinatale Zorg, j.j.h.m.erwich@umcg.nl
De komende rubriek ‘Wat komt er NA de PAN’
wordt met medewerking van de PAN ervaringen
uit regio Noord Nederland aan u geserveerd. De
rubrieksredactie ‘Wat komt er uit de PAN’ wil u
nogmaals van harte uitnodigen casuïstiek vanuit
de perinatale audits te delen met uw collega’s in
de rest van het land. Wat u heeft geleerd is ook
leerzaam voor anderen! U kunt casuïstiek insturen
ter discussie, ter illustratie, omdat u zelf een goede
ervaring heeft met implementatie of omdat u van
collegae in het land advies wilt.
Want wat er uit de PAN komt moet opgediend
worden!
E-mail rubrieksredactie: tvv@knov.nl
59
PRAKTIJK
De auditmethodologie
Veiligheid
Tijdens een auditbijeenkomst analyseert de auditgroep
stapsgewijs de casus en identificeert substandaard
factoren. Dit gebeurt met behulp van het chronologisch
verslag en onder leiding van een voorzitter. De auditgroep
onderzoekt de oorzaken van de SSF en draagt verbeter-
punten aan, die in het VSV geïmplementeerd moeten
worden. Het verloop van dit proces is afhankelijk van de
ervaring en training van de auditgroep en de voorzitter.
Bij de start van de landelijke audit, vier jaar geleden, zijn
regioteams, voorzitters en alle VSV’s getraind in de
methodologie van het auditproces. Belangrijke onderde-
len van de training waren vergadertechnieken en de
emotionele reacties die het spreken over mogelijke fouten
kunnen uitlokken. De huisregels van de PAN worden nog
vaak aan het begin van een auditbijeenkomst herhaald.
Er zijn signalen, onder andere uit anonieme enquêtes, van
minder veilige audits. Dit kan gunstig zijn: ‘deelnemers
durven eindelijk te zeggen, dat ze zich onveilig voelen’,
maar het kan ook een uiting zijn van een duidelijk
gevoelde spanning. Het is onvermijdelijk dat de samen-
stelling en de ervaring van auditgroepen variëren. Er
komen immers nieuwe mensen bij. Daarnaast kan de
onderlinge verhouding tussen mensen in de multidiscipli-
naire auditgroep veranderen. Zeker nu de samenwerking
tussen eerstelijns verloskundigen en gynaecologen onder
een vergrootglas ligt. Het is aan de voorzitter van de
auditbijeenkomst om deze bespreking in goede banen te
leiden. Uit enquêtes blijkt dat dit soms toch moeilijk is.
Gelukkig is het nog steeds mogelijk om via de PAN
trainingen te volgen voor auditdeelnemers en voor de zo
lastige rol van voorzitter [1].
Auditbespreking
Inhoudelijk is de auditbespreking nog voor verbetering
vatbaar. Veel VSV’s hebben een eigen invulling gegeven
Measure baseline
Set standards
Measure practice%
Compare against standards
Identify opportunity for improvement
Suggest change
Implement change
Evaluate change
Review standards
Figuur 1. Kwaliteitscyclus
De vijf huisregels van de perinatale audit 1. Alles wat hier besproken wordt is vertrouwelijk en
blijft binnen deze muren.
Door de presentielijst te tekenen verbindt u
zich moreel aan deze afspraak en gaat u hiermee
akkoord.
2. Iedereen is expert in haar of zijn eigen vak.
U identificeert substandaard factoren in uw eigen
vakgebied en bevraagt uw collega’s uit de andere
vakgebieden.
3. De zorg wordt getoetst aan zoals de zorg had
moeten zijn, niet aan eigen oordelen.
Vraag daarom aan elkaar waar het staat, in welke
richtlijn of protocol.
4. Blijf niet te lang stilstaan bij de vraag of iets een
substandaardfactor is.
Parkeer het punt eventueel als aandachtspunt
voor later.
5. De uitgereikte chronologische verslagen moet u
aan het einde van de bijeenkomst inleveren voor
vernietiging.
60
PRAKTIJK
aan details van de methodologie, zoals een korter verslag
op dia’s. Dit is op zich niet zo erg, als de effectiviteit
hierdoor toeneemt. Het gevaar is echter, dat de essentie
van de audit en de kans op maximale resultaten minder
wordt. Als de groep op elkaar is ingespeeld, het verslag
samen met de betrokkenen is voorbereid, moet het toch
mogelijk zijn om met het chronologisch verslag in een
relatief korte tijd (15-20 minuten) de SSF uit een casus te
benoemen? De rest van de tijd (ruim een uur) per casus
kan dan gebruikt worden om te zoeken naar de oorzaken
van de SSF en per conclusie, met de expertise van de
audit groep, een concreet verbeterpunt te formuleren.
Verbeteracties
Perinatale audit is onderdeel van een kwaliteitscyclus, met
als belangrijke schakels de implementatie en evaluatie van
verbeterpunten (zie figuur 1) Vanaf het begin van de audits
blijken deze laatste stappen lastig. Zorgprofessionals zijn
immers oplossingsgerichte doeners met minder ervaring
in het implementatie-proces. Als verbeterpunten niet
opgevolgd worden en de specifieke SSF weer terugkomt
bij een volgende audit, kunnen fatalisme en demotivatie
toeslaan. Daarnaast zijn vrijwilligers die, vaak in eigen tijd,
met enthousiasme proberen de organisatie van de zorg te
veranderen, niet snel meer te motiveren voor een nieuw
verandertraject. Dit terwijl geslaagde veranderingen juist
heel veel motivatie voor de groep kan opleveren.
Gelukkig zijn hier ook voorbeelden van, zoals bij het
ACTion-project van het consortium Noord-Nederland.
Dit consortium traint verloskundige samenwerkings-
verbanden in implementatietechnieken in het kader van
het ZonMw programma Zwangerschap en Geboorte [2].
Wat zou er niet sterker zijn dan een jaarverslag van uw
VSV, waarin u aangeeft hoeveel casus van perinatale
sterfte of ernstige neonatale morbiditeit u overkomen is,
hoeveel u daarvan met elkaar besproken heeft, wat de
SSF waren, de daaruit gedefinieerde verbeterpunten en
hoe en wanneer u deze heeft toegepast? Terugkoppeling
van SSF én verbeteracties kunnen ook landelijk geschie-
den. Hoewel de audit direct op de lokale situatie effect
kan hebben, hoeft niet ieder VSV het wiel opnieuw uit te
vinden. De rapporten van de PAN geven duidelijke richting.
Het bestuur van de stichting PAN bestaat uit vertegen-
woordigers met mandaat namens de beroepsverenigingen:
KNOV, NVOG, NVK, Huisartsen en Pathologen. Dit bestuur
bestuurt de stichting en kan/moet duidelijk naar hun
achterban terugkoppelen [1]. Het College Perinatale Zorg
ziet voor zichzelf een rol om deze best-practices te
verspreiden [2].
In het niet oppakken van de genoemde punten van zorg
schuilt het gevaar dat de audit suboptimaal gaat verlopen,
en daarmee aan het doel voorbij schiet.
Tot slotPerinatale audit vergt veel inspanning van alle leden van
het VSV. Het is te hopen dat dit werken aan kwaliteits-
verbetering, inclusief de implementatie van verbeter-
acties, inderdaad als werk gezien wordt. Tijd, geld en
mankracht hiervoor vrijmaken moet de normaalste zaak
worden. Daarmee worden de inspanningen minder
vrijblijvend en het laten liggen van SSF en niet ingevoerde
verbeteracties minder te verdedigen.
Literatuur1. www.perinataleaudit.nl
2. www.zwangerschapengeboorte-nn.nl/noordnederland
3. http://www.goedgeboren.nl/netwerk/Multimedia/Get/640
Gezocht: 45 praktijken voor onderzoek naar effecten continue
begeleiding
Leidt continue begeleiding tijdens de baring tot meer
fysiologische baringen en minder verwijzingen? Dat wil
de KNOV samen met EMGO dit najaar onderzoeken in
verloskundigenpraktijken.
Wij zoeken nog 45 praktijken die dit najaar mee willen
doen aan het onderzoek. We zoeken praktijken die al
continue begeleiding bieden, maar ook praktijken die
het nu niet bieden maar willen uitproberen.
Wat vragen wij van u?U begeleidt ongeveer dertig cliënten continu (denk aan:
vroeg eerste bezoek en continue begeleiding).
U houdt voor elke cliënt een vragenlijst bij.
Tien niet-geselecteerde cliënten krijgen een vragenlijst
zes weken na de bevalling na continue begeleiding.
Tien niet-geselecteerde cliënten krijgen een vragenlijst
zes weken na de bevalling (zonder continue begeleiding)
Doe mee!Doe mee en meldt u per e-mail aan bij
Wilma van Driel, wvandriel@knov.nl of
Greta Rijninks, grijninks@knov.nl
Aanmelden kan tot 11 september 2014.
61
PRAKTIJK
Seks is een normaal gespreksonderwerp in de spreekkamer van de verloskundige. Tenminste, dat zou zo moeten zijn. Maar verloskundigen beginnen niet vaak uit zichzelf over seksuali-teit. Omdat het lastig is om de juiste woorden te vinden en omdat zij het gevoel hebben dat ze onvoldoende kennis hebben van wat normaal is [1]. Een nieuwe website voor professionals biedt theoretische achtergrond-informatie en tips voor bijvoorbeeld gespreks-vaardigheden of het opzetten van praktijk-beleid. Ook starten dit najaar trainingen speciaal voor verloskundigen.
Zwangerschap en de geboorte van een kind hebben
grote invloed op de seksualiteit van vrouwen en hun
partners. “Maar veel cliënten hebben gêne om daarover
met een professional te spreken”, aldus Milleke de Neef
van Rutgers WPF. “Ook verloskundigen ervaren een
bepaalde handelingsverlegenheid als het gaat om seks.
Daarom wachten ze vaak tot vrouwen zelf met vragen
komen. Het komt erop neer dat er in de praktijk nauwe-
lijks over seks gesproken wordt. Dat ervaren ook derde-
en vierdejaars studenten aan de verloskunde academie in
Rotterdam, die wij onlangs hebben getraind.”
Seks bespreekbaar maken heeft voordelen voor de
gezondheid en de tevredenheid van cliënten en draagt bij
aan een open cultuur rondom seksualiteit, waardoor
mensen minder last hebben van schaamte en vooroorde-
len. Rutgers WPF ontwikkelde daarom een website en
trainingen voor professionals, waarin kennis, (gespreks)
vaardigheden en een open attitude rondom seks centraal
staan.
De website www.seksindepraktijk.nl is mooi vorm-
gegeven, overzichtelijk en geeft antwoord op vragen als:
‘Wanneer en hoe begin ik over seksualiteit?’, ‘Waar let ik
op?’, ‘Welke woorden gebruik ik?’ en ‘Hoe ga ik om met
verschillen tussen mensen?’. Er zijn speciale pagina’s met
tips voor de verloskundige praktijk, die samen met
verloskundigen zijn ontwikkeld. De site voor professionals
is gekoppeld aan de publiekssite www.seksualiteit.nl.
In een eendaagse training kunnen verloskundigen hun
kennis over seksualiteit en zwangerschap verdiepen en
oefenen in het bespreekbaar maken van seks, anticon-
ceptie en grensoverschrijdend gedrag. Daarbij is speciale
aandacht voor vrouwen uit kwetsbare groepen. Milleke
de Neef: “In de pilottrainingen waren verloskundigen
positief over de uitwisseling van ervaringen, tips en trucs
met collega’s”. Ook maken deelnemers een sociale kaart
voor verwijzing naar instanties in de eigen regio.
Referentie1. Konings, N, Ven, M van der. Wat zijn de wensen en behoeften van verloskundi-
gen rond een te ontwikkelen scholingsaanbod over het bespreekbaar maken van
seksualiteit, grensoverschrijdend gedrag en anticonceptie in de verloskundigenpraktijk
met aandacht voor kwetsbare groepen? Een kwalitatief onderzoek. Afstudeerscriptie
Verloskunde Academie Rotterdam. 2014.
Seks in de praktijkKristel Zeeman
Kristel Zeeman is lid van de redactie
Training ‘Seks in de verloskundige praktijk’Data in 2014:
- 27 oktober van 9.45-16.00 uur bij Rutgers WPF
te Utrecht
- 11 november van 9.45-16.00 uur te Eindhoven
(locatie volgt).
Trainers: Nilüfer Gürses (consultant/trainer Rutgers
WPF) en Dieuwke Ottens (verloskundige en
consulent seksuele gezondheid NVVS i.o.)
Kosten : € 175,- (inclusief deelnemersmateriaal).
Aantal deelnemers: maximaal 24.
Accreditatie is aangevraagd bij de KNOV
Aanmelding via website www.seksindepraktijk.nl/
trainingverloskundigen
62
PRAKTIJK
Wat vond u?“Deze baby wordt geschat als iets groter dan de eerste die
zo moeizaam geboren is. Gewicht schattingen, of ze nu
echografisch of handmatig gebeuren, zijn notoir onbe-
trouwbaar. Een afwijking van 10% is mogelijk. Als de baby
aterme mooi indaalt, maak ik me geen zorgen. De eerste is
uiteindelijk in Aaa geboren, dus zo krap kan dat bekken
niet zijn. (Bovendien, wat is er verder uit dat MRI-onder-
zoek gekomen? Niets waar we nu dagelijks mee bezig zijn
in elk geval.) Een bekken is in elk geval niet statisch, tijdens
de baring beweegt het mee en verwijdt het zich.
Ik zou dit echtpaar counselen over het belang van het goed
volgen van de ontsluiting. Een duidelijke diagnose stellen
inzake ‘in partu’ en een partogram bijhouden. Een trage
ontsluiting, vooral vanaf 5-6 cm en een hoofd dat dan
niet dieper komt, is wat mij betreft een rode vlag. Maar
een trage ontsluiting geeft dus alle tijd om dan naar een
ziekenhuis te gaan. Dat is dan niet bepaald een spoedgeval.
Als mevrouw wel vlot VO bereikt en persdrang krijgt, lijkt
het me van belang dat ze niet op haar rug liggend perst,
maar op handen en knieën of op de baarkruk. Ook als ze
inmiddels in het ziekenhuis beland zou zijn. Bovendien
zou ik hopen dat er dan een assistent of tweedelijns
collega is die zich in schouderontwikkeling heeft verdiept.
Ik zou mevrouw en meneer aanraden om de blogs van
collega Rebekka Visser over dit onderwerp te lezen [1].
Wat betreft het bloedverlies: als ze vlot bevalt, zou ik
gewoon even het bloedverlies observeren. Je weet niet
wat er vorige keer uit de epi is gestroomd en wat uit de
uterus. Ik heb in elk geval de synto klaarliggen, maar in
principe zou ik toch een expectatief beleid voeren. Ik gun
haar de kans op een ongestoord derde tijdperk.
Ten slotte zou ik tijdens mijn counseling bespreken dat het
handig is als ze bijvoorbeeld, in verband met de moeizame
toegankelijkheid van haar woning voor hulpverleners, op
de begane grond zou bevallen. Ze kunnen eventueel
bedden, kamerschermen en andere benodigdheden huren,
vaak is de woonkamer daarvoor ruim genoeg.
Ik zou het in het VSV-overleg inbrengen met als discussie-
punt: kunnen alle assistenten en tweedelijns verloskundigen
een baring begeleiden in een andere houding? Vooral
agnio’s zijn onervaren en hiertoe nauwelijks bereid. En
dat ondanks alle evidence. Bovendien zou ik daar ook de
blogs van collega Visser weer even onder de aandacht
brengen en misschien is het een mooie gelegenheid om
een Red Tent van Marjolein Faber over schouderdystocie
op de agenda te zetten voor het VSV [2].
Simone Valk, verloskundige
1. http://vroedvrouwenradicaal-rebekka.blogspot.nl/
2. https://www.facebook.com/REDTENTnederland/info
Casus van juli
Wat speelde?Mevrouw is G2P1, heeft een moeizame vacuüm-
extractie in de anamnese, kind van 3800 gram in
achterhoofdsligging en ruim bloedverlies. Uit een
MRI blijkt dat ze een wat androgyne bekkenvorm
heeft. Deze zwangerschap is van een nieuwe
partner.
Mevrouw wil graag weer proberen thuis te bevallen.
Ze wonen in een niet heel toegankelijk huis.
Deze keer vond geen loting plaats.
De boekenbon gaat naar Simone Valk.
Vol van vakantievreugde realiseerden wij geen
nieuwe casus
63
FORUM
Het is lovenswaardig meer aandacht te besteden aan
vrouwen met negatieve ervaringen rondom zwanger-
schap en bevalling. Het is daarbij van belang deze
kwetsbare doelgroep een evidence-based behandeling
aan te bieden.
Wie traumatherapie zou kunnen/mogen geven is een
gevoelig punt. Het werken met cliënten met een trauma/
posttraumatische stress stoornis (PTSS) vergt meer dan
een EMDR therapie protocol volgen: een brede kennis
van de diagnostiek van psychopathologie en van alter-
natieve behandelingen voor PTSS. Er kan meer naar
boven komen tijdens de behandelcontacten dan wat een
protocol omvat, en er is kennis van en ervaring met
psychotherapie nodig om sessies, die anders lopen dan
verwacht, toch in goede banen te kunnen leiden.
Ons inziens is het daarom wenselijk dat cliënten met
traumatische bevallingservaringen worden begeleid/
behandeld door psychologen/therapeuten met ruime
ervaring in diagnostiek en behandeling van traumatische
gebeurtenissen, die ook andere of aanvullende therapieën
kunnen toepassen wanneer geindiceerd. Ter vergelijking:
Een psycholoog die een gedegen cursus volgt en onder
supervisie een aantal bevallingen doet zal daarna niet
hetzelfde kunnen bieden als een verloskundige die een
4-jarige HBO-opleiding heeft gevolgd.
Naast bovenstaande blijft de essentie van goede zorg dat
de verloskundige een cruciale rol heeft in de herkenning,
erkenning en het bespreekbaar maken van negatieve
ervaringen gerelateerd aan zwangerschap en bevalling.
Een samenwerking tussen alle partijen kan leiden tot een
effectieve en structurele aanpak van de gevolgen van
PTSS en traumatisch ervaren bevallingen.
Overigens presenteren vrouwen zich vaak pas tijdens een
volgende zwangerschap met (symptomen van) PTSS of
een traumatisch ervaren bevalling. Alhoewel de effecten
van EMDR therapie voor PTSS in de literatuur al veelvuldig
positief beschreven zijn, is er amper goed onderzoek naar
de werkzaamheid van EMDR therapie tijdens de zwanger-
schap verricht. Om hierin verandering te brengen start er
binnenkort een gerandomiseerde studie naar de veilig-
heid en effectiviteit van EMDR therapie bij zwangere
vrouwen met angst voor de bevalling, en bij vrouwen met
PTSS na een eerdere bevalling. De EMDR therapie zal
worden uitgevoerd door gekwalificeerde psychologen.
Dr. Mariëlle van Pampus, gynaecoloog
Dr. Claire Stramrood, gynaecoloog in opleiding
Ruth Evers, verloskundige/coach
Melanie Baas, MSc, psycholoog/coassistent
Prof. dr. Ad de Jongh, gz-psycholoog en bijzonder
hoogleraar angst- en gedragsstoornissen
Een reactie op het artikel van Diana Koster ‘Impact en gevolgen van een traumatische baring’
55
THEMA POSTPARTUM
Diana Koster schreef het boek Perfecte moeders bestaan niet voor moeders, die door zwanger-schap, bevalling of kraambed uit balans (dreigen te) raken. In haar praktijk gebruikt zij naast praten en schrijven onder andere de Eye Movement Desensitization and Reprocessing methode in combinatie met Cognitieve Gedrags Therapie om vrouwen te helpen hun traumatische baring te verwerken en weer in balans te komen. Zij pleit voor een EMDR-partusverwerkingsspecialist in elk verlos-kundig verwijsnetwerk.
“Veel cliënten die bij mij komen om hun nare bevallings-ervaring – soms pas na jaren – te verwerken, vinden dat ze eigenlijk niet zouden mogen klagen. Ja natuurlijk, hun bevalling verliep niet zoals gehoopt of verwacht, maar om dat nou traumatisch te noemen? Bevallingen zijn nou eenmaal geen pretje en ze hebben er toch een gezonde baby voor terug gekregen? Toch blijven ze over hun bevalling piekeren en dromen (nachtmerries). Ze voelen zich sinds de bevalling opgejaagd, gespannen en ‘niet zichzelf’, alsof hun alarmsysteem te strak staat afgesteld. Vaak zoeken vrouwen pas hulp wanneer hun partner graag een tweede kindje wil of wanneer ze (hoog)zwanger zijn en gestresst raken bij het idee nog een keer te moeten bevallen.”
Ik pleit ervoor om in het kraambed en bij de nacontrole extra aandacht te besteden aan de beleving van de beval-ling om cliënten tijdig te kunnen verwijzen. Tevens stel ik voor om kraam-bedcontroles – indien gewenst door cliënten – over een langere periode uit te spreiden en eventueel een tweede nacontrole in te plannen.
Wanneer is er sprake van een traumatische bevalling? Een bevalling kan diep ingrijpen in het leven van een vrouw (en dat van haar man!), op een positieve of op een negatieve manier. Negatieve baringservaringen kunnen tot psychische stoornissen leiden, zoals postpartum depressie en zelfs postpartumpsychose. Ook kan een traumatisch ervaren partus leiden tot Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS). Het gaat hierbij om de subjectieve beleving van de bevalling door de vrouw en haar partner, niet om de classificatie door de zorgverleners. Een bevalling kan objectief ‘volgens het boekje’ zijn gegaan, maar voor de vrouw traumatisch geweest zijn. Tijdens een traumatische gebeurtenis wordt een specifiek beeld aan nare gevoelens (emoties) en gedachtes (cognities) gekoppeld. Dit neurale netwerk blijft bestaan en kan door bepaalde herinneringen getriggerd worden [1]. Gevoelens van angst, machteloosheid, teleurstelling, hulpeloosheid en boosheid zijn normaal na een ingrijpende gebeurtenis, dus ook na een bevalling. De verwerking hiervan duurt gemiddeld een maand. Wanneer symptomen van
Impact en gevolgen van een traumatische baringHoe kunnen verloskundigen vrouwen helpen?
Diana Koster
Diana Koster is vrouwencoach en verloskundige np
De diagnose PTSS wordt gesteld aan de hand van zes criteria: 1. intens schokkende ervaring met bij-
behorende intense emotionele reactie2. herbeleving3. vermijding 4. verhoogde prikkelbaarheid5. klachten/symptomen bestaan langer dan één maand 6. sterke beperkingen in het dagelijks
functioneren
Bij minimaal drie criteria is er een Partiële PTSS. (bron: DSM IV-TR)
In het tijdschrift van juli stond op pagina 91 in
deze rubriek Forum een bijdrage getiteld: ‘Waarom
uw oplossing het probleem is’. De naam van de
auteur was hierbij weggevallen. De auteur was
Harrie Stam, directeur Verloskundige Stadspraktijk
Groningen.
64
BERICHTEN
De KNOV organiseert een groot feest om de sterke banden tussen Marokko en Nederland op het gebied van de verloskundige zorgte vieren.
U bent daarvoor van harte uitgenodigd!
In Marokko sterven tien keer zo veel vrouwen als in
Nederland tijdens de zwangerschap en bevalling. De
KNOV is in dat kader een twin2twin-project gestart
waarin Nederlandse verloskundigen nauw samenwerken
met Marokkaanse verloskundige collega’s. Hierdoor kan
de zorg aan Marokkaanse zwangere vrouwen worden
verbeterd, in Marokko maar ook in Nederland. Eind
oktober zijn een deel van de betrokken Marokkaanse
verloskundigen in Nederland. Onze samenwerking willen
we daarom vieren op donderdag 30 oktober!
Tijdens de Dutch Moroccan Night kunt u genieten van
een lekker Marokkaans en Nederlands buffet en swin-
gende muziek van een DJ én zanger Ramy Lapache en
zijn band.
Wanneer: donderdag 30 oktober van 19.00 – 24.00 uur
Waar: Domus Medica, Mercatorlaan 1200 in Utrecht
Kosten: minimaal 25,- wat ten goede komt aan het
feest en het Twin2Twin project. De kaartverkoop start op
15 september via www.knov.nl
We hopen u op de Dutch Moroccan Night te zien!
Dutch Moroccan Night!Save-the-date feest: 30 oktober 2014
65
BERICHTEN
GeborenNiek, zoon van Marleen van Bekkum en Roel Scheerder, Theodorapolder 8, 3825 LT Amersfoort (05/08/2014)Suus, dochter van Jorieke en Gertjan van den Dool, Molenhof 2, 8261 LD Kampen (09/05/2014)Teun, zoon van Meta en Bas Dost Vosbergerlaan 23, 9761 AL Eelde (02/06/2014)Sjors, zoon van Carmen Duijs en Jasper Pieterse, Scheffing 40, 5406 DG Uden (16/07/2014)Guus, zoon van Moon Gubbels en Simon Tosserams, Hatertseweg 199, 6533 AE Nijmegen (15/07/2014)Siem, zoon van Hanneke en Martijn van der Heide-Brüheim, Fakkelgras 16, 2318 TC Leiden (27/07/2014)Luus, dochter van Carlijn en Lex van der Heijden, De Hoeve 14, 5534 AD Netersel (11/07/2014)Sieds, zoon van Antsje en Cornelis van der Hooft-Tuinenga, Beetgumerstraat 33, 8913 AS Leeuwarden (06-08-2014)Tabitha, dochter van Rianne en Leendert Keijzer, Bachlaan 59, 3261 WB Oud-Beijerland (20-07-2014)Febbe, zoon van Connie Laarakkers en Martijn Pennings, Schouwbroekseweg 33, 5616 NV Eindhoven (25/07/2014)Jet, dochter van Kathelijn en Joep Palstra, Hogelandsingel 77, 7512 GC Enschede (05/07/2014)Tygo, zoon van Karin en Martin Post-Douma, Oude Rijksweg 659a, 7954 GR Rouveen (13/07/2014)Siard Klaas, zoon van Rachael en Gerard Regts-Terpstra, Haven 7, 9034 HL Marsum (28/06/2014)Silas, zoon van Margriet en Martin van Schelven, Platteweg 1, 4301 NH Zierikzee (01/08/2014)Jonah, zoon van Willienke en Matthijs Westerkamp, Rademakersgilde 122, 3994 BW Houten (20/07/2014)Josephine, dochter van Lisette van der Werf en Stefan Rugenbrink, Kerklaan 5, 1427 AA Amstelhoek (15/05/2014)Florus, zoon van Annewil en Michel van ’t Zelfde, Schulk 4, 3829 EP Hooglanderveen (18/06/2014)Margot Ruth Maria. dochter van Myrte de Geus en Huub de Jong, Melchior Treublaan 14, 2313 VG Leiden (02/07/2014)Teun, zoon van Meta en Bas Berrelkamp, Vosbergerlaan 23, 9761 AL Eelde
Sector NoordOost NederlandNieuw lid (m.i.v. 01-04-2014)Mw. J. van Vlijmen, Ijsvogel 1975, 3602 XM Maarssen – VID-zhsNieuwe leden (m.i.v. 01-07-2014)Mw. M. Hanema, van Hattumstraat 1a, 8011 MV Zwolle – WNMw. J. Kippers, Johan van Galenplantsoen 8, 7461 GM Rijssen – WNMw. C. Livestro, Burg. Vitringalaan 20, 3851 PM Ermelo – AspMw. A. Rozendom, Jan Toetlaan 3, 7955 AS IJhorst – VID-zhsMw. R. van der Weg, Morra 126, 9204 KS Drachten – WNMw. I. Witte, Menstraat 30, 7411 EZ Deventer – VID-zhsMw. M. Zwoferink, Oude Deldenseweg 1b, 7468 CV Enter - BLNieuw lid (m.i.v. 01-10-2014)Mw. D.M.S. Pijl-Folmer, Prins Willem Alexanderweg 2, 7433 DC Schalkhaar - BL
Beëindiging lidmaatschap (per 01-07-2014)Mw. L. Quittner, Graaf Adolfstraat 88b, 9717 EK Groningen - Asp
SECTOR NOORDWEST NEDERLANDNieuwe leden (m.i.v. 01-07-2014)Mw. F. Akpinar-Yildirim, Oliemolen 2, 1622 JJ Hoorn – AspMw. P. Bajnath-Moti, Koninginneweg 104, 3331 CH Zwijndrecht – WNMw. L. Breman, Mr. Beerninkplantsoen 266, 2286 MR Rijswijk – AspMw. M. Derhaag, Lederambachstr 250, 1069 HM Amsterdam – VID-zhsMw. D. Dossett, Waterloo 65a, Willemstad, Curacao – BTLMw. M. Kommeren, Mussenlaan 3, 4212 EG Vuren – BLMw. E. Malcorps, Oosteinderweg 566a, 1432 BS Aalsmeer – WNMw. T. Man, Dorpsstraat 718, 1566 ER Assendelft – Asp Mw. M. Rovers, Venus 1, 2221 JD Katwijk – AspNieuw lid (m.i.v. 01-10-2014)Mw. B. Pronk, Veldweg 75, 1551 PK Westzaan - BLBeëindiging lidmaatschap (per 01-07-2014)Mw. L.W. Fransen, Churchilllaan 68hs, 1078 EJ Amsterdam – BLMw. R. de Groot, Maasstraat 176III, 1079 BL Amsterdam – BLMw. H. El Hamdaoui, van Ostadestraat 427, 2526 GA Den Haag – AspMw. M. Kooy, Dr. Jan Schoutenlaan 1, 1272 DA Huizen – BLMw. H.R. Lust, Onze Lieve Vrouwesteeg 6, 1012 LV Amsterdam – WNMw. S.E. Schörk, Simon van Collemstraat 128, 1325 PR Almere – VID-gMw. I. Swijtink, Pretoriusstraat 6, 1092 GE Amsterdam – VV-mBeëindiging lidmaatschap (per 01-01-2015)Mw. I. Ayrir, Volmolenhof 25, 2807 ES Gouda – AspMw. M. Bisschops, Durieustraat 15, 2313 GZ Leiden - WNVoortzetting lidmaatschap (m.i.v. 01/07/2014)Mw. M.E. Vogelaar-Hund, Dopheigang 10, 1241 JL Kortenhoef – VID-ep
SECTOR ZUID NEDERLANDNieuwe leden (m.i.v. 01-07-2014)Mw. M. van den Braak, Kunerastraat 14, 5473 AL Dinther – AspMw. D. Hemmer, Antoon Lipkensstraat 18B12, 6221 AT Maastricht - AspMw. M. Liebregts, Neereindseweg 3, 5091 RC Oostelbeers – BL
Mw. I. Serdons, Rode Kruisstraat 1, B-3990 Peer, België – VID-zhs
Mw. T. Verbeek, Hondsruglaan 92, 5629 GB Eindhoven – Asp
Nieuw lid (m.i.v. 01-10-2014)Mw. A. van Oosten, Prins Alexanderlaan 15, 2912 AJ Nieuwerkerk aan den IJssel - Asp
Personalia
Artikel 1Leden, die bezwaar hebben tegen de toelating van een kandidaat (aspirant)lid, moeten hun bezwaar met redenen omkleed schriftelijk binnen één maand na het verschijnen van het officiële verenigingsorgaan bij het Bestuur kenbaar maken.
Afkortingen
VID verloskundige in dienstverband VID-ep verloskundige in dienstverband
in eigen praktijkVID-g verloskundige in dienstverband
in gezondheidscentrumVID-zhs verloskundige in dienstverband
in ziekenhuisVV vrijgevestigde verloskundige
VV-m vrijgevestigde verloskundige in maatschap
WN waarneemster ASP Aspirant lid BL buitengewoon lid BTL buitenlands lid SL senior lid EL erelid
66
BERICHTEN
Charlotte Wienbelt
Conny Heijkoop
Faye Vermeer
Myriam Wolters
Yvette Galliard
Emily Holtmaat
Veronique Eilander
Imke Wieffer
Janneke Kippers
Esther Blok
Laura Havenaar
Nienke Mulder
Annemarie Aarten
Iris Noordzij
Renée Tijmensen
Philine Ravesloot
Daniëlle van Rijn
Femke Langbroek
Inge Siderius
Yvonne Combee
Denice van den Berg
Thessa Hetem
Yvonne Reijnen
Sophie van Bruinessen
Corlinde de Bruin
Nicole Starink
Laurie van der Sluis
Tessel Man
Hanna Molenaar
Sanne Hoep
Fatos Akpinar
Rosanne Bakx
Michelle Decker
Evelyne van Driel
Berna Dictus
Martha Eskaros
Dunia Gomes Timas
Coraline Heikens
Nicky Heskes
Suzanne van Houten
Sanne Jordaan
Marieke van der Lagemaat
Caren Middelkoop
Esther Pronk
Nicole van Rooij
Lianne Smit
Merel Streng
Kelly van Winkel
Inge Wouters
Kyra Alleleijn
Tamara van den Berg
Gwenny van Bree
Astrid Dellaert
Karin Deneer
Eliva van Dijk
Eline van Geijtenbeek
Rachelle van Gennip
Nanda Gost
Tara Hoet
Mirjam Liebregts
Marieke van der Linden
Peggy Machielsen
Nadia Maessen
Nina Meulendijks
Sarah Oosterhuis
Relinde Paters
Niki Pluijm
Mireille Post
Mance Remij
Sharon Ros
Sanne Smit
Valerie Somers
Aniek Stevelink
Niké Velthuizen
Martje van de Weijer
Suzanne van Well
Hanny Dahrs
Mariet Haverkamp
Lianne van der Klooster
Inge Masman
Macheld van der Noll
Marieke Peulers
Gea Vije
Deborah van Winsum
GeslaagdVerloskunde Academie Groningen
Verloskunde Academie Amsterdam
Verloskunde Academie Rotterdam Verloskunde Academie Maastricht
Masteropleiding PA klinisch verloskundige aan de Hogeschool Rotterdam
www.infacol.nl
lucht op!Darmkrampjes?
Infacol: bij vastzittende lucht,buik- en darmkrampjes.
Baby’s krijgen tijdens hun voeding lucht binnen, die vast kan gaan zitten en
zo buik- en darmkrampjes veroorzaakt. Gelukkig is dat tijdelijk en bovendien
eenvoudig te verhelpen. Infacol is een gecertificeerd medisch hulpmiddel
waarvan de veiligheid en doeltreffendheid bepaald zijn onder richtlijn
93/42/EEC betreffende Medische Hulpmiddelen. Infacol kan vanaf de
geboorte én voor onbepaalde tijd worden gebruikt. Het voedingspatroon van de
baby hoeft niet te worden aangepast en ook speciale dieetvoeding is niet nodig.
Infacol wordt gegeven vóór elke voeding. Het is ook geschikt om bij borstvoeding
te gebruiken. Infacol heeft alleen effect op het bevrijden van vastzittende lucht,
zonder het natuurlijke ontwikkelingsproces van de darmen te beïnvloeden.
Geschiktom vanaf degeboorte tegebruiken!
Infacol is een medisch hulpmiddel. Lees voor gebruik de gebruiksaanwijzing. Infacol is een product van de makers van Sudocrem
ForestHealthcare
BESCHERMT, VERZACHT EN HELPT
Voor echtebofkontjes
www.sudocrem.nl
De huid van een kleintje is erg gevoelig, die wil je dus goed verzorgen. Door afsluiting van de huid
en/of door een natte luier kunnen baby's schrale, rode billetjes krijgen. Sudocrem verzacht en
helpt de rode en kwetsbare huid. Sudocrem is hypo-allergeen, ruikt lekker en kan meteen vanaf
de geboorte worden gebruikt. Daarom is Sudocrem het meest gebruikte middel bij luieruitslag.
ForestHealthcare
Vraag gratissamples aan!
NIEUW:
TUBE
Laat alle baby's gratis kennismaken met Sudocrem. Mail je naam (functie en organisatie) en adresgegevens naar info.nl@sudocrem.com en ontvang gratis samples van de Sudocrem pot.
mvm131165 A4 adv 10wk zwanger Aspen indd 1 09-10-13 15:34
Recommended