28
HOOFDSTUK 1 WERKEN IN DE DETAILHANDEL OF GROOTHANDEL SAMENVATTING Detailhandel verkoopt producten aan particulieren in winkels, markten en webshops. Een ander woord voor detailhandel is Retail. Doel van de winkel: winst maken. Taken van een verkoper: Verkopen van producten Advies geven aan de klanten over de producten Presenteren van de producten Netjes houden van de winkel Werken met de kassa Ontvangen en opslaan van nieuwe goederen Groothandel verkoopt producten in grote aantallen aan winkeliers. Doel: winst maken. Voor verschillende branches zijn verschillende groothandels. Een branche is een groep bedrijven die dezelfde soort producten verkopen. Leveringsvoorwaarden: de regels die gelden voor het leveren van de goederen. Controleren van de binnengekomen bestellingen via de vrachtbrief. Hierop staat: Uit hoeveel dozen de bestelling bestaat Wie de leverancier is Wat de leveringsvoorwaarden zijn E&O P1, Commercieel, samenvatting

eozuiderzee.files.wordpress.com  · Web viewPers. Overheid. Persbericht: een bericht dat door het bedrijf zelf wordt geschreven en naar de media gestuurd. Advertorial: een artikel

  • Upload
    vodiep

  • View
    212

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

HOOFDSTUK 1 WERKEN IN DE DETAILHANDEL OF GROOTHANDEL

SAMENVATTING

Detailhandel verkoopt producten aan particulieren in winkels, markten en webshops.Een ander woord voor detailhandel is Retail.Doel van de winkel: winst maken.

Taken van een verkoper: Verkopen van producten Advies geven aan de klanten over de producten Presenteren van de producten Netjes houden van de winkel Werken met de kassa Ontvangen en opslaan van nieuwe goederen

Groothandel verkoopt producten in grote aantallen aan winkeliers.Doel: winst maken.

Voor verschillende branches zijn verschillende groothandels.Een branche is een groep bedrijven die dezelfde soort producten verkopen.

Leveringsvoorwaarden: de regels die gelden voor het leveren van de goederen.

Controleren van de binnengekomen bestellingen via de vrachtbrief. Hierop staat: Uit hoeveel dozen de bestelling bestaat Wie de leverancier is Wat de leveringsvoorwaarden zijn

E&O P1, Commercieel, samenvatting

HOOFDSTUK 2 ASSORTIMENT EN INKOOP

SAMENVATTING

Assortiment zijn alle producten die een winkel verkoopt.Een assortiment bestaat uit verschillende productgroepen.

Productgroep is een verzameling van soortgelijke producten.

Verschillende assortimentsmaten/assortimentsbegrippen

Breed assortiment: de winkel heeft veel productgroepenSmal assortiment: de winkel heeft maar een paar productgroepen

Diep assortiment: veel producten per productgroepOndiep assortiment: weinig producten per productgroep

Hoog assortiment: de producten hebben een hoge prijsLaag assortiment: de producten hebben een lage prijs

Consistent assortiment: de producten hebben veel overeenkomsten met elkaarInconsistent assortiment: de producten hebben weinig overeenkomsten met elkaar

Lang assortiment: de winkel heeft veel voorraadKort assortiment: de winkel heeft weinig voorraad

LET OP! Een winkel kan dus een assortiment hebben dat smal, diep, hoog, consistent en kort is!

Soorten goederenEr zijn 3 soorten goederenConvenience goods: dagelijks goederen, waar je bij aankoop niet bij hoeft na te

denken. Bijv. koffie, melk, sokken, ondergoed.

Shopping goods: goederen die minder vaak gekocht worden, je gaat hiervoor (gezellig) winkelen. Bijv. schoenen en kleding.

Specialty goods: goederen waarvoor je moeite moet doen, de klant denkt er langer over na en koopt het misschien maar een paar keer in je leven. Bijv. een scooter of tv.

Kernassortiment: de belangrijkste productgroepen die een winkel verkoopt. Als klant verwacht je ook dat de winkel die producten verkoopt. Wordt ook wel standaard assortiment genoemd.

E&O P1, Commercieel, samenvatting

Randassortiment: minder belangrijke productgroepen, die het kernassortiment aanvullen. Hiermee kun je de klant verrassen. Wordt ook wel nevenassortiment genoemd.Neven is hier een ouderwets woord voor ‘erbij horend’.

Impulsartikelen: artikelen die je niet van plan bent te kopen, maar die je aanschaft omdat je ze bij de kassa ziet.

Complementaire artikelen: Artikelen die de artikelen uit het kernassortiment compleet maken. Bijvoorbeeld koffiemelk is het complementaire artikel bij koffie (kernassortiment).

Follow up artikelen: Artikelen die nodig zijn om het hoofdartikel te kunnen gebruiken. Bijvoorbeeld nietjes bij een nietmachine.

Redenen om het randassortiment te veranderen: Verhogen van je winstmarge Imago veranderen:

o Trading up: artikelen toevoegen die kwalitatief beter én hoger in prijs zijn.o Trading down: artikelen toevoegen die kwalitatief minder én lager in prijs zijn.

Concurrentiepositie verbeteren Nieuwe producten op de markt brengen

MerkenBij een merk hoort een symbool, een logo en een slogan.

Merken worden ingedeeld in verschillende categorieën: A, B, C merken:

o A-merk: bekendste merk, hogere prijs, veel reclame, veel trouw klanten.o B-merk: lagere prijs dan A-merk, minder reclame, minder merkentrouw.o C-merk: lage prijs, minder kwaliteit, voor klanten die een goedkoop product

zoeken. Fabrieksmerk: merk waar veel verschillende artikelen onder vallen bijv. de Ruijter

broodbeleg. Huismerk: merk dat door de winkel zelf op de markt wordt gebracht. Bijv. AH-

huismerk (B-merk) en AH-basic (C-merk).

Modezaken bieden soms alleen nog maar een eigen merk aan.Voordelen:

Je maakt reclame voor je winkel en je producten De producten zijn in prijs niet te vergelijken met de concurrent Je bent de enige aanbieder, de producten zijn uniek, alleen bij jou te koop

InkoopbeleidGoed inkopen is:Zorgen dat de juiste producten, tegen de juiste prijs, met de juiste kwaliteit, op het juiste moment, op de juiste plaats beschikbaar zijn.

Inkopen: het aanschaffen van producten die je nog niet eerder hebt verkocht.Bestellen: het opnieuw aanschaffen van producten die al in je assortiment zitten.

E&O P1, Commercieel, samenvatting

Inkoopproces bestaat uit vijf stappen:1. Bepalen van de doelgroep2. Bepalen van het juiste product3. Vergelijken van offertes en daarover onderhandelen4. Opstellen van het inkoopcontract5. Evalueren (na een bepaalde tijd)

E&O P1, Commercieel, samenvatting

HOOFDSTUK 3 BEDRIJFSECONOMISCH REKENEN

SAMENVATTING

Omzet: bedrag dat je met je verkopen ontvangt, het geld dat aan het eind van de dag in je kassa zit (verkoopopbrengst).

Inkoopwaarde + brutowinst = netto verkoopprijs

Inkoopwaarde €+ Brutowinst €Netto verkoopprijs €

Netto verkoopprijs + btw = bruto verkoopprijs (verkoopprijs in de winkel)

Netto verkoopprijs €+ Btw €Bruto verkoopprijs €

Btw = belasting toegevoegde waarde. De btw moet de winkelier afdragen aan de belastingdienst.

Drie percentages: 0% voor goederen die aan het buitenland worden verkocht 6% o.a. voor etenswaren, vervoer en overnachtingen 21 % voor de andere producten en diensten die niet onder 0% of 6% vallen

PrijsbegrippenConsumentenprijs: prijs die je in de winkel betaalt.Inkoopprijs: prijs die de winkelier betaalt bij inkoop.Adviesprijs: geadviseerde prijs door de fabrikant, winkelier mag hiervan

afwijken.Prijsdrempel: de onder- en bovengrens van een product.Psychologische prijs: de prijs lijkt goedkoper door het net onder een rond bedrag te

maken, bijv. € 199,- in plaats van € 200,-Prijsconcurrentie: je concurreert via de prijs.Prijsimage: hoe ervaart de klant de prijs.Verticale prijsbinding: Een vaste verkoopprijs, bepaald door de leverancier.Bodemprijs: Laagste prijs waar een product voor mag verkocht.Price-lining: Zelfde soort artikelen met een andere prijs.Prijsgevoeligheid: Afzet stijgt als de prijs daalt.

E&O P1, Commercieel, samenvatting

Inflatie: de goederen worden duurder terwijl je niet meer geld te besteden hebt. Voor hetzelfde geld kun je dus minder goederen kopen.

Deflatie: De goederen worden goedkoper. Voor hetzelfde geld kun je nu dus meer goederen kopen.

Koopkracht: Hoeveel geld je kunt besteden aan producten.

E&O P1, Commercieel, samenvatting

Bedrijfseconomisch rekenen Formule blad

Omzet berekenen van je winkel

Omzet = bedrag van al je verkopen (exclusief btw). Inkoopwaarde = het bedrag wat je moet betalen als winkelier om je goederen te kunnen kopen.

omzet – inkoopwaarde = brutowinst

Jaaromzet per werknemer = jaaromzet : aantal fulltime medewerkersJaaromzet per m2 = jaaromzet : aantal m2

Het bepalen van je brutowinst van een product

Berekend in procenten van de inkoopwaardeVoorbeeld: brutowinst is 30 % van de inkoopwaarde

Brutowinst = inkoopwaarde : 100 x 30Verkoopprijs = inkoopwaarde + brutowinst

Berekend in procenten van de verkoopprijsVoorbeeld: brutowinst is 40 % van de inkoopwaarde

Brutowinst = verkoopprijs x 40100

Inkoopprijs = verkoopprijs - brutowinst

De consumentenprijs van een product berekenenBruto verkoopprijs = verkoopprijs inclusief (met) BTW (= consumentenprijs)Netto verkoopprijs = verkoopprijs exclusief (zonder) BTW

Netto verkoopprijs is bekendBruto verkoopprijs = netto verkoopprijs + BTW

Voorbeeld: BTW is 21%BTW = netto-verkoopprijs X 21

100Bruto verkoopprijs = netto verkoopprijs + BTW

E&O P1, Commercieel, samenvatting

Bruto verkoopprijs is bekendNetto-verkoopprijs = bruto verkoopprijs – btw

Voorbeeld: Btw is 21%

Btw = bruto verkoopprijs x 21121

Netto verkoopprijs = bruto verkoopprijs – btw

Van inkoopprijs naar bruto verkoopprijs

Inkoopprijs €Brutowinst + €---------------------------------------Netto- verkoopprijs €Btw + €---------------------------------------Bruto-verkoopprijs €

LET OP !!

Punten in een getal zijn om een groot getal makkelijk te lezen dus niet intoetsen op

de rekenmachine, anders wordt het aangezien voor een komma.

Prijzen altijd met een € teken ervoor en afronden op twee decimalen

E&O P1, Commercieel, samenvatting

HOOFDSTUK 4 DE DISTRIBUTIE EN DE PLAATS

SAMENVATTING

Distributie: Het brengen van goederen van producent naar consument.

Directe distributie: Van producent direct naar de consument.Voordeel: product wordt niet duurderNadeel: consument krijgt weinig informatie

consument moet in grotere hoeveelheden inkopen

Indirecte distributie: de producten gaan via een schakel van producent naar consument.Voordeel: consument krijgt meer informatie

kan kleinere hoeveelheden kopenNadeel: producten worden duurder, de schakel moet er ook aan verdienen

Duale distributie: Als klant kun je kiezen tussen directe of indirecte distributie.

Dropshipping: De winkel geeft de bestelling van de klant door aan de fabrikant. De fabrikant levert rechtstreeks aan de consument.

Branches: Verzameling bedrijven of winkels die dezelfde soort producten verkopen.

Branchvervaging: Er worden producten uit verschillende branches verkocht, waardoor de oorspronkelijke branche niet meer herkenbaar is.

Soorten winkels

Speciaalzaak: winkel richt zich op één bepaald product.Supermarkt: zelfbedieningszaak voor de dagelijkse boodschappen.Discounter: winkel met goedverkopende producten, lage prijs en weinig service.Warenhuis: Grote winkel met veel verschillende soorten artikelen. Vaak meerdere

verdiepingen.Outlet-store: Winkel waar bekende merken oudere collecties verkopen tegen lage

prijzen.Webwinkel: online winkel.

E&O P1, Commercieel, samenvatting

VestigingsplaatsLocatie: plek waar de winkel is gevestigd.

Drie verschillende locaties: A-locatie: het winkelgebied in het centrum, veel bezoekers, goed bereikbaar, hoge

huren. B-locatie: aanloopstraat naar het centrum, buurtcentra, minder bezoekers, lagere

huren. C-locatie: aan de rand van de stad, mensen gaan gericht naar de winkel, veel

parkeergelegenheid, lagere huur dan bij A en B.

VerzorgingsgebiedPrimair verzorgingsgebied: gebied waar de meeste klanten wonen die voor het grootste deel van de omzet zorgen.Secundair verzorgingsgebied: gebied waar de overige klanten vandaan komen.

Toevloeiende koopkracht: er komen ook kopers naar je winkel vanuit het secundaire verzorgingsgebiedAfvloeiende koopkracht: je verliest klanten aan je concurrenten in het secundairte verzorgingsgebied

Het exterieurHet exterieur is de buitenkant van de winkel.Het moet aan drie punten voldoen:

1. De pui valt op.Duidelijke naam, lichtreclame en buitenpresentaties.

2. De etalage laat de klant stoppen.Open etalage: de klant kan via de etalage de winkel inkijken.Gesloten etalage: de klant kan niet naar binnen kijken.

3. De entree is uitnodigend.Open winkelfront: een ruime entree over de breedte van de winkel, de klant gaat makkelijk naar binnen (drempelverlagend).Gesloten winkelfront: een entree met een smalle (vaak gesloten) toegangsdeur (drempelverhogend).

Het interieurHet interieur is de binnenkant van de winkel.Het moet aan drie eisen voldoen.

1. De winkel moet inspelen op de verwachtingen van de klant.Breng de juiste sfeer in je winkel.

2. De winkel moet de klant op zijn gemak stellen.Voldoende ruimte, voldoende informatie, schoon, snel hulp.

3. De winkel moet functioneel ingericht zijn.Logische routing, juiste artikelen op de juiste plek in de winkel.

Routing: de weg die de klant in de winkel aflegt.

E&O P1, Commercieel, samenvatting

Plaatsen van artikelen in de winkelEr zijn drie soorten artikelen.

De moetgroep: o Dagelijkse artikeleno Verspreid over de winkel zodat de klant de hele winkel door moet lopen.o Ze staan op het boodschappenlijstje. Bijvoorbeeld suiker en thee.

De magneetgroep:o Wisselende artikelen tegen wisselende prijzen.o Staan wel op het boodschappenlijstje, maar de klant besluit in de winkel wat hij

kiest.o Vaak voorin of achter in de winkel. Bijvoorbeeld broodbeleg.

De impulsgroep:o Staan niet op het boodschappenlijstje.o Je besluit ineens om ze te kopen.o Ze staan op een opvallende plek.

Verkoopsysteem Balieverkoop. Bijvoorbeeld de slager

o Persoonlijke aandachto Gesprek tussen klant en medewerkero Je moet wel op je beurt wachten

Keuzesysteem. Bijvoorbeeld modezaak of elektronica winkelo Bij winkels waar klanten advies willeno Goed opletten wanneer de klant geholpen wilt worden.o Veel kennis gevraagd van de medewerker

Zelfbedieningssysteem. Bijvoorbeeld supermarkto Weinig personeelo Klant loopt zelf door de winkel en rekent af bij kassao Steeds vaker scant de klant zelf de boodschappeno Gevoeliger voor diefstal

SchappenplanHet plan waarin staat hoe de schappen (kasten) zijn ingedeeld in de winkel.

Op welke schappen welke artikelen Hoeveel artikelen naast elkaar Hoeveel artikelen achter elkaar

VoorbeeldSchap UitlegArtikelnr. 123 Melkbeker

Dit is het artikel dat in het schap staat

4F Er staan 4 melkbekers naast elkaar8D Er staan 8 melkbekers naast elkaar3H Er staan 3 melkbekers op elkaarTotaal staan er 4 x 8 x 3 = 96 melkbekers in het schap

E&O P1, Commercieel, samenvatting

E&O P1, Commercieel, samenvatting

Bij het vakkenvullen let je op het volgende:Spiegelen: Het naar voren halen van de artikelen zodat je schap er gevuld uitziet.FIFO: first in first out. De oudste voorraad gaat er bij verkoop ook het eerst uit. Vooral bij producten met een houdbaarheidsdatum.LIFO: Last in first out. Wat het laatst is binnengekomen, wordt ook weer het eerst verkocht.

Ruimtelijke presentatieEtaleren: het maken van een ruimtelijke presentatie (3D).Doel: verkoop te stimuleren.

Voor het etaleren kies je een thema (welke sfeer wil je brengen?) en een compositie.De verschillende composities zijn:

Horizontaal Verticaal Diagonaal/driehoek Centraal Symmetrisch (links en rechts zijn gelijk) A-symmetrisch (links en rechts zijn niet gelijk)

E&O P1, Commercieel, samenvatting

HOOFDSTUK 5 PR EN RECLAME

SAMENVATTING

Public Relations: werken aan de relatie tussen bedrijf en de omgeving.

Doel: ervoor blijven zorgen dat je relaties een positief beeld van een bedrijf hebben.

Er zijn drie soorten PR-activiteiten:1. Sponsoring

o Grotere naamsbekendheido Grotere productbekendheido Goodwill opbouwen

2. Voorlichtingo Informatie geven over bedrijf of product zonder een mening te geven.

3. Bijeenkomsten/evenementeno Op een congres of beurs. Hier kun je relaties ontvangen en

naamsbekendheid krijgen.

Als bedrijf heb je verschillende soorten van relaties. Interne relaties

o Personeel van het bedrijf Externe relaties

o Klanteno Leverancierso Perso Overheid

Persbericht: een bericht dat door het bedrijf zelf wordt geschreven en naar de media gestuurd.

Advertorial: een artikel in een krant of weekblad dat door het bedrijf zelf is geschreven. Het is eigenlijk gewoon een advertentie, maar dat zie je niet meteen.

Reclame: onpersoonlijke vorm van promotie via een massamedia. Je moet hiervoor betalen.Doel: zorgen dat er meer verkocht wordt.

E&O P1, Commercieel, samenvatting

Verschillende soorten media: Persmedia: kranten en tijdschriften Ethermedia: radio en TV Drukwerk: folders en flyers Direct mail: brieven die persoonlijk zijn gemaakt (vaak loterijen) Via social media: Twitter, Facebook, Instagram Via internet: banners en pop-up schermen Buitenreclame: billboards, op treinen of bussen, stations, enz.

Bij het kiezen van het soort media let een bedrijf op de kosten, de doelgroep en de boodschap die je wilt overbrengen.

Andere manieren om je verkoop te vergroten: Waardebonnen Geld-terug actie Premiums (een cadeautje erbij) Spaarpunten Samenwerking tussen bedrijven (pretparkkaartjes bij een wasmiddel)

KleurenDrie hoofdkleuren:

1. Primaire kleuren, de basiskleuren.o Geelo Roodo Blauw

2. Secundaire kleuren, door twee primaire kleuren te mengen.o Oranje (geel + rood)o Paars (blauw + rood)o Groen (blauw + geel)

3. Tertiaire kleuren, door een primaire kleur met een secundaire kleur te mengen.

Complementaire kleuren: dit zijn kleuren die recht tegenover elkaar in de kleurencirkel staan. Bij menging ontstaat er de kleur bruin.

Rood tegenover groen Geel tegenover paars Blauw tegenover oranje

Warme kleuren: rood, geel, oranje en bruinKoude kleuren: blauw, groen en paarsPastelkleuren: kleuren gemengd met witPolychroom: met veel kleurenMonochroom: met één kleur

LettersEr zijn vele soorten letters. Kies een letter die past bij je product of boodschap.

Kapitaal: hoofdletter

E&O P1, Commercieel, samenvatting

Onderkast: kleine letterCursief: een schuine letter

Op een prijskaart is de prijs het grootst geschreven.Een affiche is een reclame op een groot vel papier (poster).

E&O P1, Commercieel, samenvatting

HOOFDSTUK 6 VERKOPEN

SAMENVATTING

KlantenDrie soorten klanten:

1. Dominante klant: weet alles beter, neemt snel een beslissing.2. Afstandelijke klant: vertelt niet veel, hij is gesloten.3. Sociale klant: vertelt veel, wordt snel persoonlijk.

Als verkoper moet je een commerciële houding hebben: Representatief uiterlijk Representatief gedrag Zelfvertrouwen uitstralen Kennis van producten hebben Doen wat belangrijk is voor het bedrijf Streven naar winst

Als verkoper moet je over de volgende verkoopvaardigheden beschikken: Goed reageren op elk type klant Goed luisteren Goede vragen kunnen stellen Kunnen overtuigen

Het verkoopgesprekHet verkoopgesprek bestaat uit verschillende fases/trappen.

1. De inleidingo Contact leggen met de klant

2. Informatie inwinneno Erachter komen wat de klant wilt

3. Informatie geveno Informatie geven over de (verschillende) producten

4. Overtuigeno Ervoor zorgen dat de klant een keuze kan maken, eventueel door het noemen van

de juiste argumenten.5. Afsluiten

o De klant neemt een koopbeslissing6. Nazorg

o Het bieden van extra service en afrekenen. Het inpakken van een cadeautje.

LET OP! Zorg dat je een cadeautje netjes kunt inpakken.

E&O P1, Commercieel, samenvatting

ProductkennisDe kennis over een product bestaat uit:

Praktische productkennis: Hoe gebruik je het product? Commerciële productkennis: Waarom heeft dat artikel die prijs, wat kun je erbij

verkopen? Technische productkennis: Hoe en waarvan is het product gemaakt?

LET OP! Zorg ervoor dat je een etiket op een product kunt lezen.

Textieletiket:

1 2 3 4 51. Wastobbe: op welke temperatuur mag je het wassen2. Driehoek: maag je het wel of niet bleken3. Strijkbout: hoe warm mag je het strijken4. Rondje met P: chemisch reinigen bij de stomerij5. Vierkant met rondje: mag het wel of niet in de droger

Klachten afhandelenEen klacht neem je altijd serieus. Verplaats je in de situatie van de klant. Luister met aandacht naar de klant. Zorg dat de klant tevreden vertrekt.

Je doorloopt de volgende stappen:1. Toon begrip.2. Laat de klant de klacht omschrijven.3. Vat de klacht samen en vertel hoe je het op gaat/kunt lossen.4. Controleer of de klant met de oplossing eens is.5. Handel de klacht af

CriminaliteitTips om diefstal te voorkomen:

Begroet iedere klant Maak oogcontact Detectiepoortjes Camera’s Tags/alarmsysteem

Tijdens een overval volg je het RAAK principe.R = rustig blijvenA = aanvaardenA = afgevenK = kijken

E&O P1, Commercieel, samenvatting

De webshop en serviceSteeds meer verkopen gaan via webshops.

De webshop moet: Goed te vinden zijn Duidelijk zijn Uitnodigend voor de klant Snel kunnen leveren

Zichttermijn ook wel herroepingsrecht of afkoelingsperiode genoemd.Termijn van 14 dagen waarin je het artikel mag terugsturen en je je geld kunt terugkrijgen.Geldt niet voor:

Reizen Tijdgebonden producten Op maat gemaakte producten Abonnementen Kort-houdbare producten

E&O P1, Commercieel, samenvatting

HOOFDSTUK 7DE KASSA

SAMENVATTING

Er zijn verschillende soorten kassa’s: Het geldkistje

o Je rekent zelf het totaal en het wisselgeld uit.o Geld ligt door elkaar in het kistje.o Aan het eind van de dag moet je zelf je omzet uitrekenen.

De half geautomatiseerde kassa/elektronische kassao Je slaat het artikel aan op de kassa.o Je slaat de productgroep aan.o De kassa berekent het subtotaal en het wisselgeld.o De klant krijgt een bonnetje mee.o Aan het eind van de dag maak je een totaal uitdraai over je verkopen.o Alle producten moet je nog zelf prijzen

Geautomatiseerde kassa/computerkassa/scankassao Je scant de artikelen.o De kassa berekent het subtotaal en het wisselgeld.o Aan het eind van de dag maak je een uitdraai over je verkopen.o De kassa houdt de voorraad bij.o Artikelen hoeven niet apart geprijsd te worden.o Kans op fouten is erg klein.

De kassa kent de volgende functies: Registratiefunctie Bewaarfunctie Rekenfunctie Bewijs- of controlefunctie Informatiefunctie

Als je met de kassa gaat werken zorg je voor de volgende voorbereidingen: Alle hulpmiddelen zijn aanwezig. Het afrekenpunt is opgeruimd. Er zit wisselgeld in de kassa. Voldoende bon-rollen Pin-apparaat is aangemeld.

Verschillende betaalmiddelen in de winkel: Contant geld Elektronisch geldverkeer zoals een pinpas of creditcard Mobiele telefoon Cadeaubon

E&O P1, Commercieel, samenvatting

Verschillende betaalmiddelen online Ideal Creditcard Eenmalige machtiging Rembours (betalen aan de bezorger) Via factuur Paypal Afterpay

Veiligheid bij de kassa Laat de kassa nooit onbeheerd achter Doe de kassa op slot als je er niet bij in de buurt bent. Laat de kassa lade zo kort mogelijk open staan Room grote bedragen af Controleer papiergeld op echtheid Maak niet in je eentje de kassa op

Afroombox: kastje bij de kassa, waar je groot briefgeld in stopt. Dit kastje kan niet door de medewerkster geopend worden.

De kassa opmakenKassa-opmaakstaat: een formulier waarop je alle munten en bankbiljetten invult. Ook de waardebonnen en pinbetalingen vul je in, evenals het wisselgeld.

Berekening:Eindtotaal contanten – wisselgeld + waardebonnen + pinbetalingen = eindtotaal kassa-opmaakstaat.

Kassauitdraai (- eventuele foutbonnen) en kassa-opmaakstaat moeten gelijk zijn.

Heb je een kasverschil? bepaal of het positief (meer geld in je kassa-lade) of negatief (minder geld in je kassa lade) is.

Kasverschil ontstaat door:o Te veel of te weinig geld teruggeveno Verkeerd tellen

E&O P1, Commercieel, samenvatting