Upload
ehstudies
View
116
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Exodus 1: 8-‐10 Toen kwam er een nieuwe koning over Egypte, die Jozef niet gekend had. Deze nu zeide tot zijn volk: Zie, het volk der Israëlieten is groter en talrijker dan wij. Welnu, laten wij met beleid tegen hen optreden, opdat zij zich niet vermenigvuldigen en zich, als wij in oorlog komen, bij onze tegenstanders aansluiten, tegen ons strijden en uit het land wegtrekken.
Exodus 2: 11-‐12
In die Ejd, toen Mozes groot geworden was, ging hij uit tot zijn broeders en leGe op hun dwangarbeid; toen zag hij, hoe een Egyptenaar een Hebreeër, iemand van zijn broeders, sloeg. Hij keek naar alle kanten, en toen hij zag, dat er niemand was, sloeg hij de Egyptenaar dood en verborg hem in het zand.
Handelingen 7: 22-25 En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren en was machEg in zijn woorden en werken. Toen hij nu de leeJijd van veerEg jaar bereikt had, kwam het in zijn hart op, naar zijn broeders, de kinderen Israels, om te zien. En toen hij er een onrechtvaardig zag behandelen, beschermde hij hem en nam het voor hem op, die mishandeld werd, door de Egyptenaar neer te slaan. Hij meende, dat zijn broeders zouden inzien, dat God hun door zijn hand verlossing wilde geven, maar zij zagen het niet in.
Mozes, Mozes!!!