182
‘Zelfs de schoonmakers waren wit’ De sociale erfenissen van Turks-Nederlandse vrouwen in de mediasector Student: Lotte Terwel

3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

‘Zelfs de schoonmakers waren wit’

De sociale erfenissen van Turks-Nederlandse vrouwenin de mediasector

Student: Lotte Terwel

Eerste begeleider: Carolien BouwTweede begeleider: Marlene de Vries

Augustus 2007Masterscriptie sociologieAfstudeerrichting stadssociologieUniversiteit van Amsterdam

Page 2: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Inhoudsopgave

Voorwoord.................................................................................................................................1Inleiding.....................................................................................................................................2

1.1 Aanleiding...................................................................................................................21.2 Thematiek...................................................................................................................21.3 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie....................................................41.4 Vraagstelling...............................................................................................................81.5 Opbouw van de scriptie..............................................................................................9

2 Theoretisch perspectief...................................................................................................102.1 Sociale erfenissen......................................................................................................102.2 Het habitusbegrip, sociaal en cultureel kapitaal.......................................................122.3 Het levensloopperspectief.........................................................................................152.4 Rolmodellen en betekenisvolle anderen...................................................................182.5 Tot slot......................................................................................................................19

3 Onderzoeksopzet.............................................................................................................213.1 Een kwalitatieve benadering.....................................................................................213.2 Verloop van het onderzoek.......................................................................................233.3 De informanten geïntroduceerd................................................................................273.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken.......................................................................36

4 Van huis uit meegekregen..............................................................................................384.1 Migratiegeschiedenissen...........................................................................................384.2 There’s no way out! Over ouders..............................................................................414.3 Broers en zussen aan bod..........................................................................................514.4 Onderwijs..................................................................................................................544.5 Ontplooien of overleven: over hobby’s....................................................................634.6 Tot slot......................................................................................................................66

5 De media: vesting, platform of ontsnapping.................................................................675.1 ‘Juridisch is nu de modegril’.....................................................................................675.2 Informanten over de keuze voor media....................................................................705.3 Stages........................................................................................................................765.4 Gekleurde media, gekleurd in de media...................................................................795.5 Ons kent ons: over kruiwagens en netwerken...........................................................855.6 Tot slot......................................................................................................................87

6 Reacties en voorbeelden.................................................................................................896.1 Trots en succes..........................................................................................................896.2 Roddel.......................................................................................................................926.3 Hoe doe jij dat?.........................................................................................................966.4 Van oma tot Oprah..................................................................................................1006.5 Tot slot....................................................................................................................102

Conclusies..............................................................................................................................104Literatuur..............................................................................................................................113Bijlage.....................................................................................................................................117

1

Page 3: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Voorwoord

Deze scriptie is gebaseerd op de verhalen van 15 Turks-Nederlandse vrouwen die werken in

de mediasector. Ik laat zien waar ze vandaan komen, waar ze naartoe zijn gegaan en wie

daarbij van invloed zijn geweest. De positie die zij daarbij innemen ten opzichte van de

generatie voor én na hen staat daarbij centraal.

Dat zijn in een notendop de thema’s die tijdens de 15 gesprekken aan bod zijn gekomen. Ik

heb deze ontmoetingen als zeer inspirerend ervaren. De vrouwen die ik geïnterviewd heb zijn

stuk voor stuk vrouwen die ‘verschil maken’: ze zijn getalenteerd, maatschappelijk betrokken

en hebben vooral veel plezier in wat ze doen.

Hoewel het door de meeste informanten niet nodig werd gevonden om hun gegevens te

anonimiseren (‘ik heb toch niks geheims gezegd?’), heb ik er uit privacyoverwegingen voor

gekozen om dit toch te doen. De persoonsnamen zijn gefingeerd en enkele andere herkenbare

namen van organisaties of plaatsen heb ik gewijzigd. Zonder dat ik dat met naam en toenaam

kan doen, wil ik de geïnterviewde vrouwen heel hartelijk bedanken voor hun medewerking

aan mijn scriptie.

Ook mijn eerste begeleider Carolien Bouw ben ik veel dank verschuldigd. Zij heeft me

geholpen met het geven van richting aan mijn onderzoek en wees me op relevante literatuur.

Na iedere bespreking keerde ik vol hernieuwd enthousiasme en vertrouwen huiswaarts.

Marlene de Vries, als tweede begeleider verbonden aan deze scriptie, dank ik voor haar

praktische tips ten aanzien van de interviews en haar waardevolle opmerkingen over het

beperken en structureren van mijn vraagstelling. Ik bedank ook mijn vrienden, familie en

collega’s, die steeds belangstelling getoond hebben in het verloop van dit project. Anca Beije,

mijn werkgeefster bij werving- en selectiebureau Born4Jobs, bedank ik voor de mogelijkheid

om naar geschikte informanten te zoeken in het cv-bestand.

Ik draag deze studie op aan mijn vader, die als kunstenaar, docent en wielrenner velen

inspireerde. Hij is in januari van dit jaar overleden. ‘Wat je van huis uit hebt meegekregen en

hoe je met die erfenis omgaat’ is altijd een belangrijk thema in zijn leven geweest en vormt

ook het thema van deze scriptie. Het schrijven ervan was voor mij heel bijzonder, al blijft het

verdriet dat hij hier geen getuige meer van kan zijn groot.

2

Page 4: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Inleiding

1.1 Aanleiding

Zoals zoveel studenten heb ik naast mijn studie sociologie een bijbaan. Sinds een jaar ben ik

werkzaam bij een werving- en selectiebureau in Amsterdam, waar ik de rol van ‘junior

consultant’ vervul. Het is een bedrijf dat zich richt op het bemiddelen in banen in een

specifieke werkomgeving: de media- en entertainmentbranche. Mijn taken zijn het beoordelen

van CV’s en het voeren van intakegesprekken met werkzoekenden.

Toen ik net met het werk begon, zag ik deze baan als redelijk losstaand van mijn studie, en

greep ik het voornamelijk aan om werkervaring op te doen en geld te verdienen. Later merkte

ik, dat ik de perspectieven die ik aan de universiteit aangereikt krijg, regelmatig kan toepassen

op wat ik zie gebeuren op het kantoor. Bourdieu’s theorie over de invloed van sociaal en

cultureel kapitaal is een voorbeeld van een perspectief dat daarbij zeer bruikbaar is. Zo ervaar

ik dat het lang niet alleen diploma’s of werkervaring zijn die leiden tot een ‘succesvolle

bemiddeling’ van een kandidaat, maar dat informele selectiecriteria vaak minstens zo

belangrijk zijn. Iemand moet ‘passen bij de cultuur van het bedrijf’, ‘er goed uit zien’ of een

‘netwerk in de mediabranche’ hebben. Deze ervaringen hebben mij geïnspireerd om het thema

van mijn masterscriptie te verbinden aan mijn bijbaan.

1.2 Thematiek

Het was mij al vaker opgevallen dat het overgrote deel van de ruim 14.000 ingeschreven

kandidaten bij het werving- en selectiebureau van autochtone afkomst is. Het systeem laat het

niet toe om exact uit te zoeken hoeveel kandidaten van niet-Nederlandse afkomst er in de

database te vinden zijn. Echter, het feit dat de zoekterm ‘Marieke’ bijna 100 hits oplevert en

de naam Fatma slechts twee, lijkt mij in deze veelzeggend.

In De Volkskrant verscheen onlangs een stuk met de titel ‘KRO zoekt gekleurde medemens’.1

Daarin wordt geschreven dat de van oorsprong katholieke omroepvereniging ‘tot in alle

poriën een witte organisatie’ zou zijn: op de 349 medewerkers hebben er welgeteld vijf een 1 Uit: De Volkskrant, 11 oktober 2006

3

Page 5: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

allochtone achtergrond (dit is 1,4%). De KRO vormt geen uitzondering. Uit onderzoek van

Mira Media2 naar het percentage allochtone werknemers dat in dienst is bij omroepen, blijkt

dat geen enkele omroep in 2002 het evenredigheidscijfer van 9% behaalde, wat het

gemiddelde percentage allochtonen in Midden-Nederland is (Bink 2006: 29).3

Op grond van deze ervaringen en cijfers vermoed ik, dat de ‘media- en

entertainmentbranche’4 in Nederland, op enkele omroepen of tv-programma’s die voor en

door allochtonen gemaakt worden na, een behoorlijk wit bolwerk is. Dit vermoeden wordt

geïllustreerd door het gegeven dat aan de hbo-opleiding ‘media en entertainmentmanagement’

in Haarlem in 2006 niet één Turkse of Marokkaanse student afstudeerde. Volgens de alumna

van deze opleiding die mij dit vertelde, zaten er in de jaren onder haar ‘alleen een paar

Surinaamse meisjes’. Turkse en Marokkaanse studenten in het hbo zijn oververtegenwoordigd

bij opleidingen als fiscale economie en sociaal-juridische dienstverlening. In het

wetenschappelijk vervolgonderwijs kiezen zij opvallend vaak voor een klassieke,

beroepsgerichte studie, zoals geneeskunde, economie of rechten. (Van Gent et al: 2006: 38).

In deze scriptie stel ik jonge vrouwen met een Turkse achtergrond5 centraal, die de keuze

hebben gemaakt voor een hbo-opleiding die gericht is op media- en entertainment en die ook

in deze sector werkzaam zijn. Ik vermoed, onder meer op basis van het bovenstaande, dat die

overweging wat betreft de richting van de gekozen opleiding niet voor de hand liggend is.

Ook qua opleidingsniveau onderscheiden zij zich van hun co-ethnics. Mijn onderzoek richt

zich ten eerste op hoe en waarom Turkse meisjes en vrouwen gekozen hebben voor een

carrière in de mediawereld. Centraal staat ten tweede, hoe we de positie van deze vrouwen

kunnen interpreteren ten opzichte van de oudere en jongere generatie: vinden zij zelf dat zij

een bijzondere keuze hebben gemaakt en zien zij zichzelf als ‘voortrekkers’? Hierbij besteed

ik ook aandacht aan de reacties van de omgeving van mijn informanten.

2 Mira Media is een kenniscentrum op het gebied van media in de multiculturele samenleving.3 Er is overigens wel wat af te dingen op hoe reëel het is om 9% als evenredig te beschouwen, omdat daarbij het opleidingsniveau van allochtonen, dat gemiddeld lager is, niet in aanmerking wordt genomen (zie ook p. 6.)4 Tot deze branche reken ik de volgende typen organisaties: tv-zenders, omroepen, productiemaatschappijen en uitgeverijen. 5 Ik vat dit begrip op als in Nederland wonende meisjes of vrouwen, die ouders of grootouders hebben die in Turkije geboren zijn. Om voldoende informanten voor mijn onderzoek te kunnen vinden heb ik dus zowel leden van de tweede als de derde generatie Turken tot het onderwerp van mijn scriptie gerekend.

4

Page 6: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

1.3 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie

Over de positie van migranten(jongeren) in het onderwijs en op de arbeidsmarkt is veel

geschreven. In minderhedenonderzoek zijn de achterstanden van Turkse en Marokkaanse

Nederlanders steeds terugkerende thema’s. Het falen is meer over het voetlicht gebracht dan

de successen – wat op zich niet verwonderlijk is, omdat in de afgelopen decennia het

merendeel van de Turkse en Marokkaanse jongeren minder goed presteerde dan de

autochtone jongeren. Zo zijn kinderen uit etnische minderheidsgroepen

ondervertegenwoordigd in het havo/vwo. 47% van de autochtone jongeren volgt een van deze

onderwijstypen, bij jongeren met een Turkse of Marokkaanse afkomst is dat 20% (Herweijer

2006: 29).

De hogeronderwijsdeelname van allochtone jongeren van Turkse en Marokkaanse afkomst is

de afgelopen jaren echter duidelijk toegenomen.6 Dat blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek van

het CBS. Halverwege de jaren negentig had nog maar 6% van de eerstejaarsstudenten in het

hoger onderwijs een niet-westerse allochtone achtergrond, tien jaar later is dat aantal

verdubbeld naar 12 à 13% (CBS StatLine). In het hbo zien we dat de instroom van allochtone

jongeren de afgelopen tien jaar meer dan verdubbeld is: de verhouding Turken en

Marokkanen die in het hbo van start gaan is toegenomen van 11% tot respectievelijk 24% en

27% (Herwijer 2006: 27).7 Aan het hbo wordt ook wel de rol van een ‘sociale lift’ toegekend,

die leerlingen uit de lage milieus zou verheffen tot de groep van hoger opgeleiden. Deze lift

vertoont nog de nodige gebreken, zo blijkt onder meer uit onderzoek van Crul en Wolff

(2002). De uitval van allochtone studenten in het hoger onderwijs is in de eerste twee

studiejaren aanzienlijk hoger dan die van autochtone studenten. Ook hun diplomarendement is

lager.8 Na acht studiejaren ligt het diplomarendement van autochtone studenten op 75%,

terwijl dat van allochtone studenten op 55% ligt. Overigens ligt het diplomarendement van

vrouwelijke allochtone studenten een stuk hoger dan dat van de mannelijke: zij laten in het

hbo een verschil van 12% zien, waarmee zij ongeveer even hoog scoren als mannelijke

autochtone studenten (Herwijer 2006: 37-38).

6 Vaak zijn zij gebaat bij een positieve herwaardering van het ‘stapelen’ van opleidingen in het voortgezet onderwijs (van havo naar vwo) of doorstroom via de route vmbo-mbo-hbo. (Bron: SCP)7 Deze groei kunnen we niet alleen verklaren met de toename van het aantal niet-westerse allochtonen in de jongvolwassen bevolking, maar duidt ook op een toegenomen kans op hogeronderwijsdeelname onder deze groep. 8 Onder diplomarendement wordt het percentage van de instroom in het hoger onderwijs dat daar een diploma haalde verstaan.

5

Page 7: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

In de media wordt, als het gaat om de positie van allochtone jongeren in het onderwijs,

regelmatig een beeld geschetst waarin ‘lastige’ Turkse of Marokkaanse jongens in schril

contrast staan tot hun vlijtige, ambitieuze zussen en nichtjes. Waar sommige jongens kampen

met problemen als vroegtijdig schoolverlaten, werkloosheid, overlast en crimineel gedrag,

zouden de meisjes het ‘goed doen’ op school en met groeiend succes de arbeidsmarkt

betreden. Hoewel naar criminaliteit en loopbaanperspectieven onder Turkse en Marokkaanse

jongens al veel onderzoek is gedaan, is aan dit veronderstelde succes van meisjes nog relatief

weinig aandacht besteed (Bouw et al 2003: 7).

In mijn studie staan jonge vrouwen met een Turkse achtergrond centraal, die een

mediagerelateerde hbo-opleiding hebben afgerond.9 Enkelen van hen zijn nog student, maar

de meesten hebben een baan die aansluit op de studie die ze gevolgd hebben. Zij kunnen als

succesvol aangemerkt worden: ze hebben de hoogste verdiepingen van de lift weten te

bereiken of zijn daar naar op weg. Een groot deel van de geïnterviewden heeft vaders die als

gastarbeider naar Nederland zijn gekomen. Zij hebben wat betreft opleidingsniveau een

enorme sprong voorwaarts gemaakt ten opzichte van hun vaders en moeders. Daarmee

onderscheiden ze zich niet alleen ten opzichte van hen, maar ook van het merendeel van de in

Nederland opgegroeide (klein)dochters van migranten.

Deze meisjes en vrouwen vormen niet alleen een uitzondering omdat ze een hoog

opleidingsniveau hebben bereikt. Met name aan de keuze voor de mediasector ontlenen zij

een status aparte. We zouden kunnen concluderen dat de vrouwen die ik heb geïnterviewd op

zijn minst als ‘buitenbeentjes’ aan te duiden zijn. Wellicht kunnen we hen zelfs zien als

voortrekkers of grensverleggers, die door anderen als buitenstaander of juist als rolmodel

gezien worden.

Media kunnen een belangrijke rol spelen in de sociaal-culturele integratie en participatie van

etnische minderheden in de Nederlandse samenleving, menen communicatiewetenschappers

Peeters en D’Haenens (2005: 210). De mediasector is bovendien bij uitstek een wereld waarin

invloed wordt uitgeoefend op de beeldvorming over allochtonen. Het is daarom interessant

om meer inzicht te krijgen in de drijfveren en ervaringen van migranten die kiezen voor een

carrière in die wereld. Naar migranten en media is, voornamelijk in de

9Ik heb ervoor gekozen om me alleen op Turkse vrouwelijke informanten te richten, omdat ik daarmee mijn onderzoeksgroep duidelijk afbaken en daardoor ook preciezere uitspraken kan doen.

6

Page 8: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

communicatiewetenschappen, al aardig wat onderzoek gedaan. Meestal worden migranten in

dergelijk onderzoek benaderd als mediaconsumenten of als groep die op een bepaalde manier

in massamedia gerepresenteerd wordt (zie bijv. Hargreaves en Perotti (1993) of Peeters en

D’Haenens (2005). Zij krijgen in deze onderzoeken in mijn ogen vaak een vrij passieve rol

toebedeeld.

Succesvolle allochtonen kunnen in een actievere zin evenwel rekenen op groeiende aandacht

in de media, zoals de optredens van Marokkaanse rapper Ali B of de Turkse staatssecretaris

Nebahat Albayrak uitwijzen. Achter de schermen zijn echter nog weinig allochtone

mediaprofessionals te vinden, bericht Mira Media (Bink 2006). In 1996 constateren

Kloosterman en Rath: ‘Immigranten blijken – ondanks hun soms beeldbepalende rol, zoals in

de populaire muziek, sterk ondervertegenwoordigd in de sfeer van coördinatie en productie

van populaire cultuur, bijvoorbeeld als diskjockey, productieleider, regisseur of

programmamaker’ (1996:178). Volgens de sociologen vormt wetenschappelijk onderzoek

naar de productie en consumptie van kunst en cultuur door migranten een ‘onontgonnen

terrein’. Afgaande op recentere publicaties van onder andere Mira Media, lijken hier in de

tussentijd nog weinig veranderingen in te zijn opgetreden. Ik hoop met deze scriptie een klein

deel van dat terrein inzichtelijker te maken.

Er is nog een reden waarom migranten in de media een interessant onderzoeksonderwerp

vormen. De media- en entertainmentbranche maakt deel uit van de bejubelde ‘creatieve

industrie’. Een aanzienlijke groep beleidsmakers heeft, geïnspireerd door de Amerikaanse

socioloog Richard Florida, hoge verwachtingen van deze sector, die in steden een economisch

vruchtbaar klimaat zou scheppen. De innovatieve en hoogwaardige producten en diensten die

deze branche typeren kunnen westerse steden onderscheiden van de lagelonenlanden.10 De

creatieve sector kent volgens de cijfers van 2005 circa 240.000 banen in Nederland, dat is 3%

van de totale werkgelegenheid. Het aantal banen in deze sector steeg het afgelopen decennium

met 25% (Braaksma et al. 2005). Juist voor allochtone stedelingen, een groep die een relatief

hoge werkloosheid kent, zou deze banengroei perspectieven kunnen bieden. In een

succesvolle creatieve industrie zou behoefte zijn aan inbreng van zo divers mogelijke mensen,

waardoor ‘allochtoon talent’ zeer welkom lijkt te zijn.

De mediawereld zoals ik die vanuit mijn werk heb ervaren, is een wereld met

omgangsvormen die in het algemeen als informeel getypeerd kunnen worden. Wanneer we

10 Uit: De Volkskrant, 19 oktober 2006

7

Page 9: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

kijken naar de aanspreekvormen en kledingcodes lijkt er een aanzienlijk verschil

waarneembaar te zijn ten opzichte van, om een voorbeeld te noemen, de zakelijke

dienstverlening. Ik heb de indruk dat mensen in de mediasector elkaar vaker zoenen ter

begroeting en direct overgaan op het zeggen van ‘je en jij’. Buiten werktijden wordt flink

geborreld. Bovendien lijken zij in hun optreden een zekere zichtbaarheid te tonen, die soms

onderstreept wordt door blote of frivole kleding. Dit geldt volgens mij niet alleen voor de

personen die voor de camera staan.

Wanneer we de studie over Turkse meisjes en jonge vrouwen van sociologe Marlene de Vries

uit 1987 bekijken, komt een beeld van deze groep naar voren dat zich niet direct laat rijmen

met deze omgangscodes. In het leven van de 25 meisjes en jonge vrouwen die zij in 1984 en

1985 interviewde, speelden strikte gedragsregels een grote rol. Het bezoeken van bioscoop en

disco en deelnemen aan schoolreisjes was voor de meeste informanten van De Vries niet

vanzelfsprekend. Contact met Nederlandse klasgenoten of collega’s liet zich meestal

kenmerken door terughoudendheid. Ook in recentere studies11 over Turkse meisjes komt een

nogal ‘braaf’ beeld naar voren, waarin uitgaan en contact met mannen met veel omzichtigheid

worden benaderd. In het licht van de huidige debatten over integratie en emancipatie denk ik

dat het de moeite waard is om te onderzoeken hoe mijn informanten hier tegenover staan.

Ervaren zij een discrepantie tussen de door mij geschetste lifestyle binnen deze beroepsgroep

en wat zij van huis uit of van hun omgeving hebben meegekregen? Zo ja, hoe uit zich dat en

hoe gaan zij daarmee om?

11 Bijvoorbeeld: Yerden, I. (2001): Ik bepaal mijn eigen lot. Turkse meisjes in conflictsituaties. Amsterdam: Het Spinhuis.

8

Page 10: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

1.4 Vraagstelling

Hoe is volgens Nederlandse vrouwen met een Turkse achtergrond hun keuze voor een carrière

in de mediabranche tot stand gekomen en wat zijn de gevolgen en waarderingen van deze

keuze, bezien vanuit de positie die zij innemen ten opzichte van de generaties voor en na hen?

1. Wie en wat zijn volgens deze vrouwen van invloed (geweest) op hun keuze voor een

opleiding en baan in de mediabranche?

- Hoe omschrijven zij de opvoeding die hun ouders hen gegeven hebben, wat

was de plaats van onderwijs in het gezin?

- Welke invloed hadden en hebben hun broers en zussen, andere familieleden,

vrienden en kennissen op deze keuze?

- Wat zijn hun motieven voor een loopbaan in deze sector?

- Welke overeenkomsten en verschillen zijn hierin te ontdekken tussen de

geïnterviewde vrouwen en wat zijn daarvoor mogelijke verklaringen?

2. Waar zijn zij terecht gekomen?

- Hoe verliep hun eerste aanraking met de mediasector?

- Hoe verliep hun carrière tot nu toe?

- Welke betekenis heeft hun Turkse achtergrond in het uitoefenen van hun

beroep?

3. Hoe waarderen anderen hun keuze?

- Vinden zij zelf dat ze een bijzondere keuze hebben gemaakt?

- Welke reacties komen er vanuit hun ouders, bredere familiekring en ‘de’

Turkse gemeenschap op de keuze voor media?

- Hoe worden de geïnterviewden gezien door hun jongere familieleden en

kennissen? Hoe kijken zij hier zelf tegenaan?

9

Page 11: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

1.5 Opbouw van de scriptie

De hoofdstukindeling van deze scriptie volgt grotendeels de volgorde van mijn vraagstelling:

waar komen mijn informanten vandaan, waar zijn zij terecht gekomen en (hoe?) verenigen zij

die twee werelden met elkaar? Nadat ik mijn onderzoeksmethode en theoretisch perspectief

uiteen heb gezet, schets ik in het vierde hoofdstuk ‘het nest’ waarin mijn informanten zijn

opgegroeid. Ik laat onder meer zien welke (uiteenlopende) waarden en houdingen zij van huis

uit hebben meegekregen. Daarbij gaat veel aandacht uit naar de plaats van onderwijs in deze

gezinnen. Voorzien van deze kennis kunnen we in hoofdstuk vijf hun studie- en beroepskeuze

in perspectief plaatsen. Hoe kwamen zij met de mediasector in aanraking en op welke manier

definiëren zij hun loopbaanstappen? Speelt hun Turkse achtergrond mee in de keuze voor de

media? De reacties van ouders, familieleden en ‘gemeenschapsgenoten’ komen in hoofdstuk

zes aan bod. Mijn informanten krijgen door hun keuze voor de media zowel met trots en

nieuwsgierigheid als met roddel te maken. Voor leden van de jongere generaties vormen zij

vaak een rolmodel. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk zet ik uiteen, wie voor mijn

informanten die functie hebben vervuld.

10

Page 12: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

2 Theoretisch perspectief

In dit onderzoek richt ik mij op de vraag hoe de keuzes van vrouwen met een Turkse

achtergrond voor een carrière in de mediabranche tot stand zijn gekomen en hoe we deze

keuzes en daarbij behorende posities kunnen interpreteren. Daarbij gaat veel aandacht uit naar

wat mijn informanten van anderen hebben meegekregen. In dit hoofdstuk laat ik zien door

welke theoretische begrippen deze vragen zijn ingegeven en hoe ik hiervan gebruik zal maken

bij het beantwoorden van deze vragen.

Allereerst ga ik in op het concept sociale erfenis, dat geïntroduceerd is door Elias (2005

[1965]). In deze paragraaf laat ik zien, dat ouders hun kinderen bepaalde waarden, houdingen

en oriëntaties meegeven en maak ik duidelijk op welke manier deze worden overgedragen.

Hieruit voortvloeiend komen in de tweede paragraaf het habitusbegrip en de kapitaalsoorten

van Bourdieu aan bod. Ik hanteer deze begrippen om aan te geven wat kinderen zoal van huis

uit mee kunnen krijgen. Deze houdingen kunnen ook dienen als machtsbronnen, die de

verschillen tussen groepen mensen in stand houden of zelfs vergroten. In de derde paragraaf

wordt het levensloopperspectief uiteengezet. Ik besteed aandacht aan de wijze waarop, vanuit

dit perspectief gezien, keuzes in de schoolloopbaan en het betreden van de arbeidsmarkt tot

stand komen. Omdat deze keuzes niet geheel individueel gemaakt worden, wijs ik in de vierde

paragraaf op de rol van ‘betekenisvolle anderen’. Ik ga in op de door Crul als ‘succesfactor’

aangewezen functie van rolmodellen: van wie krijg je iets mee?

2.1 Sociale erfenissen

Het begrip sociale erfenis werd voor het eerst gehanteerd door Elias in zijn studie over de

spanningen tussen twee groepen bewoners van een arbeiderswijk in Engeland. Het was een

reactie op de manier van redeneren die destijds, en ook de laatste jaren weer, in zwang was

om onordelijk gedrag te verklaren vanuit biologische bepaaldheid of erfelijkheid. Als

socioloog wilde Elias juist de sociale achtergrond van gedrag benadrukken. Hij liet zien dat

ouders aan hun kinderen een zelfbeeld meegeven waarin de levensomstandigheden en

maatschappelijke verhoudingen waarin zij opgroeien in beschouwing zijn genomen (vgl. Bolt

11

Page 13: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

2000: 17). Identificatieprocessen spelen daarbij een belangrijke rol. Kinderen ontwikkelen

hun identiteit door zich te spiegelen aan hun ouders en, later, aan betekenisvolle anderen.

Brinkgreve en Van Stolk (1997) omschrijven het begrip sociale erfenissen als ‘het geheel aan

boodschappen, opdrachten, houdingen, mentaliteiten, waarden, overtuigingen en oriëntaties

die ouders aan hun kinderen overdragen’. In het proefschrift van Bolt (2000) is het perspectief

iets anders en worden sociale erfenissen gezien als de ‘waarden, houdingen en praktijken die

mensen van hun ouders overnemen en die ze van betekenis achten bij de opvoeding van hun

eigen kinderen’. In de definitie van Brinkgreve en Van Stolk wordt de nadruk gelegd op de rol

van de ouders in het doorgeven van boodschappen, terwijl Bolt juist het proces van het

overnemen van deze boodschappen door kinderen als uitgangspunt heeft. In mijn onderzoek

komen dochters aan het woord over wat zij hebben meegekregen van hun ouders en welke

invloed dit heeft gehad op hun keuze voor een carrière als mediaprofessional.

De overdracht van waarden, houdingen en oriëntaties is geen passief proces. Zowel

Brinkgreve en Van Stolk (1997) als Bolt (2000) wijzen erop, dat kinderen de waarden van

hun ouders niet zomaar overnemen, maar dat zij hier hun eigen betekenis aan geven. Zo

kunnen kinderen heel verschillend reageren op waarden en boodschappen die zij van huis uit

meekrijgen. Ook Coenen (2001) wijst in haar studie over de visie van Turkse ouders op het

belang van onderwijs op de continu veranderende betekenis van sociale erfenissen, zij het in

iets andere bewoordingen. Volgens Coenen nemen zogenaamde ‘gezinsmotto’s’ een

belangrijke plaats in binnen veel Turkse gezinnen. We kunnen gezinsmotto’s opvatten als een

expliciete vorm van een sociale erfenis. Coenen ziet deze boodschappen als nieuwe culturele

richtlijnen, die juist niet van generatie op generatie zijn overgedragen. Gezinsmotto’s zijn

vaste gezinsuitspraken die herhaaldelijk binnen gezinnen worden gebruikt en die aspiraties

voor de toekomst benadrukken, waarbij de ouders verwijzen naar hun positie in het verleden

(Coenen 2001: 103). De ouders uit Coenens onderzoek hebben, toen zij op het Turkse

platteland opgroeiden, het belang van onderwijs niet met de paplepel ingegoten gekregen.

Toch houden zij aan hun eigen kinderen de boodschap van ‘sociale stijging via onderwijs’

voor. Mensen gaan dus volgens Coenen op een creatieve manier om met de culturele bagage

die zij van huis uit meekrijgen: ervaringen die zij in hun leven opdoen zorgen ervoor dat de

cultuur die ze aan hun kinderen overdragen anders is dan de cultuur die hun ouders hun

hebben aangereikt. ‘Cultuur is geen pakket aan waarden, gedragscodes en

werkelijkheidsvisies dat ongewijzigd van de ene generatie aan de andere wordt overgedragen’

12

Page 14: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

(Coenen 2001: 204). Vanuit dit perspectief zal ik de verschillende strategieën, van hoe de

geïnterviewden met de door hun ouders meegegeven boodschappen en waarden omgaan, in

beeld brengen.

2.2 Het habitusbegrip, sociaal en cultureel kapitaal

Als impliciete of verinnerlijkte vorm van sociale erfenissen gebruik ik Bourdieu’s concept

habitus, dat refereert aan het sociale feit dat maatschappelijke posities worden overgedragen

en deel gaan uitmaken van de mentale structuur van mensen (vgl. Brinkgreve en Van Stolk

1997: 12). Het habitusbegrip verwijst naar een ‘mentaal raamwerk’ waarin gedachten,

waarnemingen, evaluaties en dadendrang zijn ingebed. Het gezin is de belangrijkste plaats

waar men dit raamwerk overdraagt. Ook de school en de vriendenkring bouwen hierop voort.

Vanuit geïnternaliseerde sociale erfenissen ontstaan handelingen en zingevende percepties,

die passen bij de sociale omgeving waarin ze functioneel zijn. Mensen ontwikkelen bepaalde

manieren van beoordelen en classificeren, die aansluiten op wat in hun milieu als gebruikelijk

wordt geacht, stelt Bourdieu. Ze creëren en reproduceren zelf de praktijken, smaken en

producten die bij hun afkomst horen en bestendigen daarmee sociale en culturele verschillen

(De Jong 1997: 327).

Bertaux en Thompson (1993:1) gebruiken het woord condensatie om het verband tussen

sociale erfenissen en de habitus duidelijk te maken:

[T]he family remains the main channel for the transmission of language, names, land

and housing, local social standing, and religion; and beyond that also of social values

and aspirations, fears, world views, domestic skills, taken-for-granted ways of

behaving, attitudes to the body, models of parenting and marriage – resulting in the

condensation of experiences characterizing particular class groups, which Tocqueville

called ‘les habitudes du coeur’, the habits of the heart, and Bourdieu chose to

characterize with the old world ‘habitus’ (Mijn cursivering, LT).

13

Page 15: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Brinkgreve en Van Stolk vatten het habitusbegrip op als de van ouders op kinderen

overgedragen en door hen verinnerlijkte ‘manieren van doen en zijn’. Zij benadrukken vooral

het aspect van dit begrip dat verwijst naar hoe mensen geneigd zijn hun vermogens te

beheren. Het gaat dan om houdingen en neigingen die invloed hebben op hoe mensen met

kansen omspringen. Ik kom hier op pagina 16 nog op terug.

Een concept dat grijpbaarder en bovendien beter te operationaliseren is dan het habitusbegrip,

is het kapitaalbegrip van Bourdieu. De Franse socioloog onderscheidt drie vormen van

kapitaal: economisch, cultureel en sociaal. Deze kapitaalvormen kunnen we beschouwen als

machtsbronnen, omdat zij de maatschappelijke positie die iemand inneemt kunnen

bestendigen of verbeteren. Economisch kapitaal laat zich direct omzetten in geld en kan

worden geïnstitutionaliseerd in de vorm van eigendom. Cultureel kapitaal behelst aangeleerde

vermogens die van belang zijn in het sociale verkeer en die mensen van de ene op de andere

generatie doorgeven. Hiermee doelt Bourdieu op kennis, maar ook op de beheersing van

(formele en informele) omgangsregels in het dagelijks leven, zoals het vermogen om bepaalde

muzieksoorten, sporten of gerechten te waarderen en de beheersing van bepaalde taalvormen.

Deze vermogens zijn ongelijk over de mensen verdeeld. Ze kunnen omgezet worden in de

vorm van diploma’s en soms in economisch kapitaal.12 Met sociaal kapitaal verwijst Bourdieu

(1989) naar relaties met anderen, het ‘netwerk’. Portes (1995), die het sociaal kapitaalbegrip

eveneens hanteert, benadrukt vooral het vermogen van individuen om hulpbronnen te

genereren uit de netwerken waarvan zij deel uitmaken.

Mensen verschillen in het kapitaal dat ze hebben meegekregen en dat ze aan hun kinderen

wensen mee te geven, aldus Brinkgreve en Van Stolk (1997). Waar sommige ouders het

belang van economisch kapitaal onderstrepen en ervoor willen zorgen dat het hun kinderen in

materieel opzicht ‘aan niets tekort komt’, hechten andere ouders meer waarde aan cultureel

kapitaal. Zij benadrukken dan het belang van een opleiding, het ontplooien van culturele

activiteiten of een ‘goede smaak’ (vgl. Bolt 2000: 8). Bolt geeft aan dat deze voorkeuren van

mensen niet toevallig zijn, maar dat we ze kunnen opvatten als een uitdrukking van hun eigen

positie en het soort kapitaal dat zij zelf verkregen hebben.

12 Bourdieu zet zich hiermee af tegen de gangbare opvatting dat onderwijs de verschillen tussen groepen mensen kleiner of gelijk zou maken: volgens hem bestendigt scholing juist de klassenverschillen, omdat het culturele kapitaal van de hogere klassen in het onderwijs waardevoller zou zijn en dus meer beloond wordt dan dat van de lagere klassen (vgl. Brinkgreve en van Stolk 1997: 22).

14

Page 16: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

De waarde die cultureel en/of sociaal kapitaal kan ‘opleveren’ wordt onder andere beïnvloed

door de wijze waarop een kind het weet in te zetten. Dat is onder meer afhankelijk van de

habitus. Habitus, aldus Brinkgreve en Van Stolk (1997), verwijst naar de manier waarop

mensen in staat zijn om hun vermogens te beheren – zij lijken dit aspect van het habitusbegrip

sterker te benadrukken dan Bourdieu zelf. Het gaat volgens Brinkgreve en Van Stolk om

houdingen en neigingen die je in staat stellen om geboden kansen, in de zin van cultureel of

sociaal kapitaal, te benutten. Immers, een kind kan nog zoveel boeken voorgelezen hebben

gekregen, uiteindelijk dient het zelf diploma’s te behalen of van een netwerk gebruik te

kunnen maken om een bepaalde baan te krijgen.

Voor de een is het gemakkelijker dan voor de ander om de habitus zelf te beïnvloeden en om

het sociaal en cultureel kapitaal dat men heeft meegekregen te hanteren. Bourdieu gebruikt

hiervoor de term le sens practique, ook wel praktisch vernuft of spelgevoel genoemd.

Praktisch vernuft is niet iets waarover iedereen in gelijke mate beschikt. Het kan door

ervaring verworven worden en duidt op improvisatievermogen, op een bepaald ‘gevoel’ voor

het spel. Wie over praktisch vernuft beschikt, beschikt als individu over vrijheden in zijn

sociale leefwereld, waardoor hij of zij minder gedetermineerd is tot de sociale omgeving (De

Jong 1997).

Beperkingen

De theorie van Bourdieu is niet specifiek gericht op migranten. De socioloog schrijft over de

manieren waarop sociale klassen zich tot elkaar verhouden, voornamelijk binnen de Franse

samenleving. Zijn benadering zou ‘voor elck wat wils’ bieden, aldus Pels in de inleiding van

een bundel van Bourdieu’s werk (1989: 14): ‘Iedereen kan zien wat hij belieft te zien en eruit

halen wat in zijn kraam of school te pas komt’. Er valt over te discussiëren of we dit als een

aanbeveling voor het werk van Bourdieu zouden moeten opvatten. In mijn ogen laat diens

kapitaalconcept zich evenwel goed lenen om de sociale erfenissen die Turkse migranten aan

hun kinderen meegeven te begrijpen. Het is daarbij van belang om oog te hebben voor de

radicale breuk die zij in hun leven hebben meegemaakt, en de consequenties die dit heeft voor

wat zij aan hun (klein)kinderen meegeven. Erfenissen bestaan altijd uit diverse goederen en

bezittingen die in de loop der jaren bijeengebracht zijn. De sociale erfenissen van migranten

zijn bij uitstek een samenraapsel van boodschappen, houdingen en neigingen die zowel in het

land van herkomst als in Nederland verzameld zijn. In die zin gaan migranten op dezelfde

15

Page 17: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

manier met het ‘samenstellen’ van erfenissen om als hoe volgens Pels de theorie van

Bourdieu gehanteerd kan worden: ze halen eruit wat in hun kraam te pas komt.

Ik gaf al aan dat het habitusbegrip lastig te koppelen is aan de empirie: wat bedoelt Bourdieu

nu exact met die ‘mentale schema’s’ en hoe kun je dat vertalen naar onderzoeksvragen? Ik

probeer in deze scriptie dan ook om, in navolging van Brinkgreve en Van Stolk (1997), de

concepten van Bourdieu niet als dwingend theoretisch kader te hanteren maar als attenderende

begrippen. In feite zet ik mijn praktisch vernuft in om met gepaste vrijheid gebruik te maken

van de theorieën van Bourdieu. Ze dienen als zoeklicht om naar de empirie te kijken. Het

habitusbegrip verwijst naar de verinnerlijking van sociale erfenissen en dat is een belangrijk

proces om oog voor te hebben.

Ik richt mij in deze studie met name op culturele codes (waarden, houdingen, mentaliteiten)

die de geïnterviewden van hun ouders hebben meegekregen op het gebied van onderwijs,

vrijetijdsbesteding en beroep, of meer in algemene zin: van zelfontplooiing. Brinkgreve en

Van Stolk (1997: 17) geven aan dat inmiddels ‘in vele toonaarden’ is beschreven dat culturele

codes variëren naar sociale klasse en sekse, maar dat dit vaak op een vrij grove manier wordt

gedaan, ‘als ware dit allesbepalende categorieën.’ Het is mijn bedoeling om, met behulp van

de verhalen van mijn informanten, te laten zien dat de werkelijkheid vaak veelvormiger en

weerbarstiger is.

2.3 Het levensloopperspectief

Het levensloopperspectief benadrukt de veranderingen waarmee individuen te maken krijgen

binnen bepaalde levensfasen en onder (veranderende) maatschappelijke omstandigheden.13 De

centrale gedachte in dit perspectief, dat onder andere gehanteerd wordt door jeugdsociologen

als Meeus en Du Bois-Reymond, is dat in het leven van jongeren keuzes gemaakt worden die

hen op een bepaald spoor zetten. Op dit spoor worden sommige kansen bemoeilijkt of

uitgesloten en andere juist geaccentueerd. Het gaat bijvoorbeeld om beslissingen van jongeren

13 Dit perspectief staat in contrast met het klassieke levenscyclusmodel, waarin levensfasen als onvermijdelijk

gepresenteerd worden (Naber 1991: 231).

16

Page 18: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

voor een bepaald schooltype of vakkenpakket, of om de stappen die op de arbeidsmarkt gezet

worden (vgl. Bouw 2003: 9).

Samenhang

Naber geeft in haar studie over vriendschappen onder jonge vrouwen aan, dat het van belang

is om attent te zijn op de samenhang van diverse overgangsprocessen naar volwassenheid,

zoals het betreden van de arbeidsmarkt, het aangaan van seksuele relaties, samenwonen en

huwelijk. Niet het in kaart brengen van afzonderlijke compartimenten van het dagelijks leven

zou volgens Naber centraal moeten staan, maar juist de verwevenheid ervan. Hoewel ik voor

deze scriptie beperkte tijd en ruimte heb, probeer ik oog te hebben voor deze samenhang en

zie ik het terrein van studie en beroepskeuze niet als te isoleren factor.

Kiezen en sociale identiteit

Meeus ( 1992) ontvouwt in zijn rede Kiezen, legitimeren en adolescente identiteit. Over

jongeren, levensloop en het zelf zijn visie op de keuzes van jongeren. Hij onderzoekt daarin de

verhouding tussen sociale identiteit en de levensloop. Daartoe haalt Meeus onder andere de

identiteitstheorie van Marcia aan, waarin identiteit gezien wordt als een manier van omgaan

met ontwikkelingstaken. De adolescentie, aldus Marcia, is een periode waarin jongeren door

vallen en opstaan een eigen positie bepalen ten aanzien van de belangrijkste

ontwikkelingstaken: relaties, school, beroep en ideologische oriëntatie. Een ontwikkelde

identiteit betekent volgens Marcia dat mensen een plan voor de toekomst hebben ontwikkeld

en in staat zijn deze keuzes te beargumenteren (Meeus 1992: 18).

Vanuit het perspectief van Marcia is identiteit bepalend voor de manier waarop een persoon

het leven later vorm zal geven. Met behulp van ideeën van Elias toont Meeus echter aan, dat

de identiteitstheorie een vorm van homo clausus denken is. Volgens Elias (1982: 321) ervaren

mensen in moderne maatschappijen zichzelf als afgesloten van ‘alle andere mensen en

dingen’. De mens ervaart zijn ‘binnenwereld’ als uniek en uit zichzelf voortgekomen, en ziet

zichzelf bovendien als ‘enkeling’, die ‘geheel op zichzelf staat en beslissingen kan nemen’

(Elias 1982: 318). Het idee dat iemand uniek is en zelf het leven vorm kan geven staat

volgens Elias centraal in de zelfervaring van mensen.

17

Page 19: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Mensen zien zichzelf echter altijd (mede) in de ogen van anderen. Ze zijn ingebed in sociale

structuren en hun handelen is altijd direct of indirect met dat van anderen verbonden. De

identiteitstheorie van Marcia, waarin identiteit wordt opgevat als het vermogen om het eigen

leven vorm te geven, bevat volgens Meeus en Elias dan ook een ‘zelfperceptie die een

misperceptie is’.

Aan de hand van experimenteel sociaal-psychologisch onderzoek,14 waarin het de

deelnemende personen feitelijk ontbreekt aan handelsruimte maar zij de illusie hebben toch

over deze ruimte te beschikken, laat Meeus zien dat mensen bij een hoge subjectieve

keuzevrijheid hun opvattingen of identiteiten aanpassen aan hun feitelijk vertoonde gedrag

(mijn cursivering, LT).

Meeus koppelt deze subjectieve keuzevrijheid aan de hypothese van de ‘individualisering van

de levensloop,’ een verschuiving die door andere auteurs ook wel wordt geïnterpreteerd als

een ontwikkeling van een geslachts- en milieuafhankelijke standaardlevensloop naar een

keuzebiografische levensloop (Du Bois-Reymond et al. 1998: 35). Mensen ervaren een grote

vrijheid en veelheid aan keuzes en leven met het idee dat zij ‘het zelf moeten maken,’ zoals

ook Elias heeft beschreven. Voor dochters van Turkse migranten is deze vrijheid echter lang

niet altijd zo vanzelfsprekend: zij moeten hun keuzes dikwijls bevechten. Uit het werk van

Bouw et al. (2003) bijvoorbeeld, blijkt dat zij vrijheid weliswaar claimen, maar niet altijd

krijgen. Niet alles in het leven van mijn informanten blijkt een ‘keuze’ te zijn. Veel dochters

van migranten hebben enerzijds te maken met een omgeving die greep wil houden op hun

beslissingen, maar anderzijds met een heersende ‘Nederlandse’ norm van keuzevrijheid, die

hun in het onderwijs, in de media en door Nederlandse leeftijdgenoten wordt voorgehouden.

Door deze culturele norm ervaren mensen een druk om hun identiteit aan te passen aan hun

feitelijke levensloop – en dat lijkt ook op mijn onderzoeksgroep van toepassing te zijn.

‘Individualisering legt een voortdurende druk op mensen om zichzelf zo te definiëren dat ze

het verhaal over hun eigen leven kunnen verkopen aan zichzelf of aan anderen’ (Meeus 1992:

24). Meeus ziet de individualisering van de levensloop derhalve als het omgekeerde van het

idee dat mensen zelf hun leven vormgeven: hij verwijst daarmee voornamelijk naar het

aanpassen van de zelfdefinitie aan wat er in de levensloop gebeurt. Hij beschouwt identiteit 14 Meeus verwijst naar zogenaamd ‘Forced Compliance’ onderzoek, waarbij het gaat om de vraag hoe opvattingen of identiteiten van mensen in een bepaalde richting veranderd kunnen worden zonder dat zij dit zelf in de gaten hebben.

18

Page 20: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

dus niet als bepalend voor de levensloop, maar als het resultaat van de legitimatie van het

verloop van het leven.

De theorie van Meeus hanteer ik voornamelijk om te kunnen begrijpen hoe mensen hun

levensverhaal zo vormgeven, dat zij het ‘verkoopbaar’ maken voor zichzelf en anderen.

Daarnaast hebben bovenstaande inzichten mij geholpen om, tijdens de interviews en het

analyseren daarvan, uitspraken als ‘ik heb het helemaal zelf bedacht’ met een bepaalde

distantie te kunnen bekijken. Het algemene uitgangspunt van het levensloopperspectief, zoals

ik dat in het eerste deel van deze paragraaf uiteen heb gezet, gebruik ik in deze scriptie om de

verhouding tussen individuele keuzes in de levensloop en maatschappelijke omstandigheden

te duiden. Ik vind het belangrijk om oog te hebben voor de individuele verhalen en ervaringen

van de jonge vrouwen die ik gesproken heb, maar besteed ook aandacht aan de sociaal-

economische structuur en de (migratie)geschiedenis waarvan deze migrantendochters en -

kleindochters deel uit maken. Immers, ‘mensen maken hun eigen geschiedenis, maar zij

maken die niet uit vrije wil, niet onder zelfgekozen, maar onder rechtstreeks aangetroffen,

gegeven en overgeleverde omstandigheden’ schreef Marx in 1852.

2.4 Rolmodellen en betekenisvolle anderen

Bij het maken, maar ook bij het legitimeren van keuzes, nemen rolmodellen vaak een

belangrijke plaats in. Crul (2000) besteedt veel aandacht aan de invloed van rolmodellen op

een succesvolle schoolloopbaan. Met onderwijs als invalshoek richt hij zich op de verschillen

binnen zowel Turkse als Marokkaanse migrantengroepen, en tracht hij de verschillen tussen

succesvolle en niet-succesvolle schoolcarrières van tweede generatie-jongeren binnen deze

twee groepen te verklaren.

Cruciaal is volgens Crul de positieve invloed van de hulp, adviezen, begeleiding, stimulans en

bemiddeling van oudere broers en zussen op het schoolsucces van jongere kinderen in Turkse

en Marokkaanse gezinnen – een aspect waar in grootschalig onderwijssociologisch onderzoek

naar migrantengezinnen in het algemeen weinig aandacht aan wordt besteed (Crul 2000: 105).

Ook andere hulpbronnen kunnen volgens Crul bepalend zijn voor succes in het onderwijs: een

docent die adviseert over de te kiezen vakken, een kennis die informeert over

opleidingskeuze, een leeftijdgenoot die motiveert om huiswerk te maken. Het werk van Crul

19

Page 21: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

laat zien dat positieve voorbeelden veel kunnen betekenen voor jonge Turken en Marokkanen.

Ik heb dan ook onderzocht, of mijn informanten zichzelf zien als rolmodel voor anderen en

welke mensen voor hen die functie hebben vervuld. Daarbij richt ik me voornamelijk op de

invloed van rolmodellen op de schoolloopbaan en beroepskeuze van mijn informanten.

Waar Crul in het verklaren van schoolsucces zijn aandacht hoofdzakelijk vestigt op de invloed

van jonge rolmodellen (broers, zussen en leeftijdgenoten), lijkt in de studie van Coenen de rol

van de ouders centraler te staan. Hoewel zij het belang van ondersteuning van oudere broers

of zussen in het succes op school niet weerspreekt, richt Coenen zich op gezinnen en op de

overdracht van boodschappen tussen ouders en kinderen – waarbij de boodschappen

voornamelijk betrekking hebben op de wensen van de ouders tot het volgen van onderwijs

door hun kinderen (Coenen 2001: 199). Beide perspectieven zijn zeer bruikbaar om de studie-

en beroepskeuze van jonge Turkse vrouwen te duiden.

2.5 Tot slot

In dit hoofdstuk heb ik de theoretische achtergrond van mijn onderzoek uiteengezet. Om

antwoord te krijgen op de onderzoeksvragen put ik uit verschillende benaderingen. In de

eerste twee paragrafen heb ik begrippen ingebracht die een licht werpen op wat kinderen van

hun ouders meekrijgen en hoe zij met het aangebodene omgaan, wat mede beïnvloed wordt

door de ervaringen die zij opdoen. Het concept van sociale erfenissen kunnen we opvatten als

parapluterm, waar we begrippen als habitus, kapitaal en culturele motto’s onder kunnen

scharen. Ik gebruik deze concepten om inzichtelijk te maken vanuit welke (uiteenlopende)

posities mijn informanten de weg richting de mediasector zijn ingeslagen.

In de derde paragraaf heb ik de levensloopbenadering behandeld. Dit perspectief is bruikbaar

omdat het ons dwingt oog te hebben voor de invloed van maatschappelijke omstandigheden

op cruciale veranderingen die individuen binnen bepaalde levensfasen ondergaan. Zo zal

blijken dat sommige school- en beroepskeuzes van mijn informanten niet los te zien zijn van

hun migratiegeschiedenis. Het levensloopperspectief biedt tevens inzicht in de wijze waarop

de geïnterviewden dergelijke keuzes legitimeren.

20

Page 22: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Naast de invalshoeken van sociale erfenissen en de levensloop maak ik gebruik van

benaderingen die specifiek gericht zijn op de positie van migranten in de Nederlandse

samenleving. Coenen en Crul besteden onder meer aandacht aan verschillende

onderwijshoudingen binnen Turkse gezinnen. Met behulp van hun perspectieven laat ik zien

welke invloed rolmodellen kunnen hebben op de school- en beroepsloopbanen van mijn

informanten.

In het volgende hoofdstuk bespreek ik de opzet en uitvoering van het onderzoek en laat ik ook

zien op welke manier deze samenhangen met mijn theoretische benadering.

21

Page 23: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

3 Onderzoeksopzet

In dit hoofdstuk maak ik allereerst duidelijk welke onderzoeksmethode ik gekozen heb en op

welke manier het onderzoek is verlopen. Daarna geef ik een overzicht van de belangrijkste

kenmerken van de vrouwen die aan mijn onderzoek hebben meegewerkt. Tot slot introduceer

ik twee informanten uitgebreid aan de hand van portretten.

3.1 Een kwalitatieve benadering

Deze scriptie is explorerend van aard. Er is nog niet eerder onderzoek gedaan naar het hoe en

waarom van de keuzes van vrouwen met een Turkse achtergrond voor een carrière in de

mediabranche, waardoor een verkennend onderzoek het meest voor de hand liggend is.

Hoewel er al veel grootschalig onderzoek is verricht naar de positie van Turks-Nederlandse

meisjes en vrouwen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, richten deze zich vaker op

algemene, gekwantificeerde kenmerken als Cito-scores, SES-factoren en

werkloosheidscijfers. In dat type onderzoek komen verschijnselen ‘achter de coulissen’, zoals

de betekenis van sociale overdracht en rolmodellen, niet of nauwelijks in beeld (vgl. Terwel

2006: 5).

Met deze studie wil ik de coulissen in. Ik tracht inzicht te geven in de eigen ervaringen en

opvattingen van de geïnterviewden – inclusief in de eventuele ambivalenties en

tegenstrijdigheden. Het gaat om hun motieven en overwegingen bij de keuze voor een

loopbaan in de mediasector, en om de personen die daarbij een rol hebben gespeeld.

Daarnaast besteed ik veel aandacht aan het –vaak onbewuste- mechanisme van sociale

overdracht, een onderwerp dat zich niet eenvoudig laat onderzoeken via gestandaardiseerde

vragenlijsten (vgl. Brinkgreve en Van Stolk 1997: 18). Thompson (1993: 15) laat zien dat

kleinschalig, kwalitatief onderzoek, bijvoorbeeld door het gebruik van levensverhalen, een

goed inzicht kan bieden in het complexe proces van intergenerationele overdracht. ‘It shows

both the strength of transgenerational family culture, and how within that framework

individuals can choose not only to accept, but also to reject their transgenerational

inheritance’.

22

Page 24: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Een kwalitatieve benadering, door middel van het uitvoeren van intensieve interviews, acht ik

het meest geschikt om mijn onderzoeksvragen uiteindelijk te kunnen beantwoorden. Seidman

(2006: 131) omschrijft de kracht van intensief interviewen vanuit een invalshoek die

overeenkomsten vertoont met de benadering van het levensloopperspectief:

[T]hrough it, we can come to understand the details of people’s experience from their

point of view. We can see how their individual experience interacts with powerful

social and organizational forces that pervade the context in which they live and work,

and we can discover the interconnections among people who live and work in a shared

context.

In mijn onderzoek gaat het erom, te laten zien tegen welke achtergrond Turks-Nederlandse

vrouwen de beslissing hebben genomen om in de mediasector te gaan werken.

Een nadeel van de keuze voor intensieve interviews, is dat het tijdrovende karakter ervan het

niet toelaat om grote aantallen mensen te interviewen.15 Uiteindelijk heb ik voor deze scriptie

15 vrouwen gesproken. Het doen van algemeen geldende uitspraken over ‘de studie- en

beroepskeuze van Turks-Nederlandse vrouwen’ is daardoor niet mogelijk. Toch krijgen we

door het onderzoek wel meer inzicht in de overwegingen en ervaringen van vrouwen met een

Turkse achtergrond die gekozen hebben voor een loopbaan in de mediabranche, maar we

kunnen dit niet generaliseren.

Voordat ik verslag doe van het verloop van het onderzoek, wil ik aangeven dat de fasen van

dataverzameling en theorievorming niet strikt te scheiden zijn. Hoewel ik enkele theoretische

concepten heb gebruikt in het opstellen van de topiclijst die als leidraad diende voor de

interviews, heb ik de theorie ook tijdens het onderzoek verder uitgewerkt. Toen na de eerste

drie interviews bleek, dat de informanten zelf veel voorbeelden gaven waarin cultureel en

sociaal kapitaal een grote rol speelde, besloot ik om in mijn theoretisch perspectief nog meer

aandacht te besteden aan ‘wat van huis uit is meegekregen’.

15 Uit cijfers van het CBS en Mira Media blijkt, dat de groep ‘allochtone mediaprofessionals’ in Nederland klein

is. Dit maakt grootschalig onderzoek vrijwel onmogelijk.

23

Page 25: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

3.2 Verloop van het onderzoek

Ik heb ervoor gekozen om intensieve interviews af te nemen, ook wel aan te duiden als semi-

gestructureerde diepte-interviews. De onderwerpen die aan bod zouden komen lagen van te

voren al vast, maar de volgorde niet. Dat hing mede af van wat de informanten zelf inbrachten

tijdens het gesprek.

In de eerste drie interviews stelde ik de vragen over de migratiegeschiedenissen en de gezinssituatie

meteen aan het begin. Bij één informant, Tugba, bleek dat een gevoelig punt te zijn. Volgens haar had

haar afkomst geen invloed op haar besluit om in de mediabranche werkzaam te zijn, en was het ook niet

nodig om daarover te praten: ‘Ik hoef verder niet te vertellen waar ik vandaan kom of... dat doet niet zo

terzake.’ Het gesprek kwam daardoor moeilijk op gang, hoewel zij later, aan de hand van enkele

concrete voorbeelden, wel iets kwijt wilde over haar achtergrond. Ze vertelde toen ook dat ze geen

contact meer heeft met haar ouders. Ik heb hierdoor ervaren dat het beter was om het onderwerp

‘familie’ in de volgende gesprekken pas later ter sprake te brengen en eerst in te gaan op het ‘hier en nu’

van studie of werk. Vaak begon iemand al uit zichzelf te vertellen over haar ouders, wat het vervolgens

veel natuurlijker maakte om daar weer gerichte vragen over te stellen.

Ook Hammersley en Atkinson (2000 [1983:]152) pleiten voor een flexibele aanpak, zonder

vooraf vastgestelde volgorde van de thema’s die in een interview aan bod dienen te komen.

Op deze manier kan het gesprek op ‘schijnbaar natuurlijke wijze’ verlopen, aldus de auteurs.

Mede door de ontmoeting met Tugba ervoer ik zelf, hoe belangrijk het is om vertrouwen te

winnen en de interviews in een informele sfeer te laten verlopen. Om die reden koos ik er

doorgaans voor, om de gesprekken plaats te laten hebben op locaties die door de informanten

zelf werden aangedragen: meestal was dat in een café, bij iemand thuis of in de kantine van

een hogeschool.

Ik heb alle gesprekken op een digitale memorecorder opgenomen en daarna letterlijk

uitgetypt. De aanwezigheid daarvan leek mijn informanten niet te hinderen. Aangezien velen

van hen journalist of programmamaker zijn, zijn ze zelf ook gewend aan het opnemen van

gesprekken.

De opgenomen interviews duurden gemiddeld anderhalf uur. De ontmoetingen duurden vaak

langer: in de meeste gevallen sprak ik voor en na het ‘echte’ interview nog in totaal een half

24

Page 26: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

uur met de informanten. Zo snel mogelijk na afloop van ieder interview heb ik notities

gemaakt van deze informele gesprekken, mijn indrukken en observaties.

Selectiecriteria

Zoals ik in de inleiding al heb aangegeven, heb ik mij in dit onderzoek gericht op in

Nederland wonende vrouwen met een Turkse achtergrond. De informanten hebben ouders of

grootouders die in Turkije geboren zijn en behoren zelf tot de tweede of derde generatie.16

Zoals we aan de tabel op pagina 29 kunnen aflezen, behoren enkele informanten formeel

gezien tot de eerste generatie, omdat zij in Turkije geboren zijn. Mijn uitgangspunt is echter

dat zij hun onderwijsloopbaan in Nederland gevolgd moeten hebben. Eén informant is

geboren in Turkije, waar haar ouders op dat moment tijdelijk verbleven. Zij keerden na haar

geboorte weer terug naar Nederland. Een andere informant vertelde dat zij na haar basisschool

in Nederland een aantal jaren voortgezet onderwijs in Turkije heeft gevolgd. Dit zijn zaken

die in statistieken dikwijls ‘verdwijnen’, maar die wel degelijk invloed kunnen hebben op een

schoolloopbaan.

Een tweede selectiecriterium was opleidingsniveau. Ik heb ervoor gekozen om alleen

vrouwen te interviewen die een hbo-opleiding volgen of afgerond hebben, die gericht is op de

media- en entertainmentsector. Eerder dan op de universiteit, is de hogeschool een plek waar

getalenteerde jongeren uit lage milieus te vinden zijn (Van den Bergh et al. 2003: 14). Hoewel

zal blijken dat niet al mijn informanten afkomstig zijn uit lagere sociaal-economische klassen,

is het merendeel opgegroeid in gastarbeidersgezinnen. Dat zijn gezinnen waar een

universitaire opleiding veelal als te hoog gegrepen wordt gezien, hoewel dit in rap tempo aan

het veranderen is (Van den Bergh et al. 2003: 14).

In eerste instantie was het mijn bedoeling dat mijn informantengroep voor de helft zou

bestaan uit studentes, en voor de andere helft uit vrouwen met een betaalde baan in de

mediasector. Tot deze opdeling besloot ik voornamelijk uit praktisch oogpunt, omdat ik ervan

uitging dat vooral het vinden van voldoende werkende vrouwen lastig zou zijn.

Na enkele maanden bleek dat eenvoudiger dan gedacht. Ook kwam ik er na een paar

interviews achter, dat de gesprekken met vrouwen die al werkervaring hadden interessantere

data opleverden dan de gesprekken met studentes. Mijn indruk was, dat de vrouwen die

16 In mijn analyse houd ik rekening met de verschillende perspectieven die dat onderscheid kan opleveren.

25

Page 27: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

werkten (en ook al gedurende een langere periode een zelfstandig leven leidden) beter in staat

waren om met een zekere distantie hun situatie te overzien en verwoorden. Zij leken

bijvoorbeeld al meer te hebben gereflecteerd over hun positie ten opzichte van andere

generaties – een cruciaal onderwerp van mijn scriptie.

Ik besloot het roer om te gooien door alleen nog vrouwen met werkervaring in de mediasector

te benaderen. Uiteindelijk zijn twee van de 15 informanten, die ik in het beginstadium van het

onderzoek had benaderd, voltijd student. De overige dertien vrouwen zijn werkend.

Tot de ‘media en entertainmentsector’ reken ik in deze scriptie de volgende typen

organisaties: tv-zenders, omroepen, productiemaatschappijen en uitgeverijen. Ik ben mij

bewust van het onderscheid tussen media, gericht op informatieverschaffing of educatie en

media die primair gericht zijn op entertainment. In mijn analyse houd ik rekening met de

mogelijk verschillende overwegingen die aan een keuze voor het ene of het andere medium

vooraf kunnen gaan. Om voldoende informanten te vinden had ik helaas niet de mogelijkheid

om vooraf een selectie te maken. In de derde paragraaf van dit hoofdstuk licht ik nader toe in

welke beroepen zij actief zijn.

De meeste banen in de mediasector zijn te vinden in Hilversum en Amsterdam. Het is dus

voor de hand liggend, dat het merendeel van de informanten in deze regio woonachtig is. Om

een al te randstedelijke scope te vermijden, heb ik geprobeerd ook vrouwen te interviewen die

in andere delen van het land opgegroeid of woonachtig zijn (zoals te zien is in tabel 1 op

pagina 29).

Benadering van de informanten

Om tot een aantal van vijftien informanten te komen heb ik verschillende methoden ingezet.

Een goede start was het gebruik van de database van het werving- en selectiebureau waar ik

werk. Er bleken zes Turkse vrouwen ingeschreven te staan die in bovenstaand profiel pasten.

Aan hen heb ik een e-mail gestuurd, waarin ik uitlegde hoe ik aan hun gegevens was

gekomen, wat de aanleiding en aard van mijn onderzoek was en wat van hen verwacht werd

als zij mee zouden werken. Ook legde ik uit, dat ik de verkregen informatie alleen voor

onderzoeksdoeleinden zou gebruiken. Ik koos ervoor om een e-mail te sturen, zodat ik hen

niet al te veel zou overvallen en zij de tijd hadden om na te denken over deelname. Van de zes

26

Page 28: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

personen die ik via dit kanaal benaderd heb, heb ik er uiteindelijk drie geïnterviewd. Zij

antwoordden diezelfde dag nog dat ze graag mee wilden werken.

Eén vrouw reageerde niet op mijn uitnodiging. Twee anderen reageerden positief, maar gaven

uiteindelijk aan toch geen tijd te hebben.

Bij één van de vrouwen wekte mijn e-mail irritatie op. Ze schreef terug dat ze zeer teleurgesteld was in

het bureau waar ik werkte, dat ze de mediabranche inmiddels had verlaten en daar niet rouwig om was:

‘Ik heb, nadat ik een gesprek met één van jullie heb gehad, nooit meer iets van jullie gehoord. Blijkbaar

is er in de media geen behoefte aan mensen die er anders uitzien of een andere naam hebben. (..)

Resultaat: een functie als onderzoeksobject.’ Nadat mijn collega haar had uitgelegd dat hier sprake was

van een misverstand, maakten we een afspraak voor een interview. Uiteindelijk is het gesprek toch niet

doorgegaan, ze had weinig tijd en reageerde niet meer op mijn e-mails of voicemailberichten.

De eerste drie gesprekken zijn gevoerd in november 2006. Vanaf februari stortte ik mij op een

nieuwe methode om informanten te werven: de vriendenpagina Hyves. Op deze website, waar

ruim vier miljoen Nederlanders zich met een persoonlijke pagina hebben geregistreerd, sluiten

leden zich aan bij verschillende Hyves of communities, gericht op hun interesses en

voorkeuren. Ik vond communities die voor mijn onderzoek relevant waren, bijvoorbeeld de

Hyve voor ‘alumni van de school voor journalistiek’, voor ‘mediamakers’ en ‘Turkse

meisjes’. Omdat leden in hun profielen vaak aangeven wat hun beroep en opleiding is, kan

vooraf vrij goed worden nagegaan of zij voldoen aan de selectiecriteria. Ik heb vijftien

personen benaderd, wat uiteindelijk vier interviews opleverde.

Tegelijkertijd plaatste ik oproepjes op verschillende websites, zoals Mira Media, het Netwerk

Mediavrouwen en de Vereniging voor Jonge Filmmakers (NFTVM), waar nog eens vier

personen op reageerden. Twee andere vrouwen vond ik via bekenden van hen die mijn oproep

hadden gelezen, één vrouw was een vriendin van iemand die ik al had geïnterviewd. Tot slot

bracht mijn broer mij in contact met een studiegenote die graag mee wilde werken. Deze

twaalf gesprekken hadden plaats tussen februari en mei 2007.

Al met al heb ik de interviews met veel plezier afgenomen. De gesprekken verliepen vrijwel

altijd in een ontspannen sfeer, waardoor ik veel bruikbare informatie heb kunnen verzamelen.

Aan het eind van de interviews heb ik de informanten gevraagd wat ze vonden van mijn

benadering van het onderwerp. Vaak zeiden ze dat ik relevante vragen had gesteld waar ze

echt op in konden gaan en waar ze soms ook wel even over na moesten denken. Alle

27

Page 29: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

informanten gaven aan geïnteresseerd te zijn in de uitkomsten van mijn onderzoek. In de

volgende paragraaf geef ik een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de vrouwen

die hebben meegewerkt.

3.3 De informanten geïntroduceerd

In onderstaande tabel zijn enkele relevante (geanonimiseerde) kenmerken van mijn

informanten opgenomen.

Tabel 1: Kenmerken van de informanten

Naam Woonplaats Woonsituatie Gebjr Geboorteplaats Broers / zussen Generatie

Aylin Amsterdam Gehuwd, 1 dochter (1) 1977 Turkije 1 broer, 1 broertje, 1 zusje Tweede

Ayse Den Haag Ongehuwd, sinds 19e zelfstandig wonend 1976 Turkije tijdens tussentijds bezoek 2 zussen, 1 broertje, 3 zusjes Derde

Çigdem Amsterdam Gehuwd 1974 Istanbul 1 halfbroertje Tweede

Dilek Amsterdam Ongehuwd samenwonend met vriend 1979 Deventer 1 zus Derde

Emine Amsterdam Ongehuwd samenwonend met vriend 1978 Nijmegen 1 broertje Tweede

Esra Terneuzen Gehuwd 1984 Terneuzen 1 broer Derde

Filiz Amsterdam Alleenstaand, 1 zoon (1,5) 1973 Turkije, Anatolië 1 zus, 1 broer, 1 broertje Tweede

Gülden Groningen Ongehuwd, zelfstandig wonend 1979 Zwolle 1 broer Derde

Hülya Amsterdam Ongehuwd, zelfstandig wonend 1987 Zutphen 1 broertje Derde

Leyla Woerden Gehuwd, 1 dochter van 9 1972 Hilversum 1 zusje, 1 broertje Tweede

Meryem Assen Ongehuwd, woont bij ouders 1983 Deventer 1 broer Derde

Serap Amsterdam Ongehuwd samenwonend met vriend 1977 Amsterdam geen Tweede

Sibel Eindhoven Gehuwd 1982 Rotterdam 1 broertje, 1 zusje Derde

Tugba Utrecht Gehuwd, 1 zoon (3) 1973 Leusden 1 broer, 1 zus Tweede

Zuhal Amsterdam Gehuwd 1982 Beverwijk 1 broertje Derde

De vijftien vrouwen die ik gesproken heb, variëren in leeftijd van 19 tot 35 jaar. Hun

gemiddelde leeftijd is 29. Omdat in deze scriptie veel aandacht uitgaat naar de rol van oudere

broers en zussen binnen een gezin, heb ik ook deze gegevens opgenomen in de tabel. Mijn

informanten doelen met ‘broer’ op een oudere broer en met ‘broertje’ op een jongere broer, ik

heb deze benamingen op die manier overgenomen. Zeven vrouwen behoren tot de tweede

generatie: hun ouders zijn als eerste van de familie naar Nederland gemigreerd. Acht vrouwen

behoren tot de derde generatie. Niet alle ouders in deze groepen voldoen aan het klassieke

‘gastarbeidersbeeld’. Met name in de groep vrouwen die deel uitmaakt van de tweede

generatie zijn verschillende migratiemotieven van de ouders te onderscheiden.

28

Page 30: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Tabel 2: Beroeps- en opleidingsgegevens

Naam Beroep (indien niet schoolgaand) Type organisatie Opleidingsrichting Route

Aylin Account & Strategie manager Eigenaresse reclamebureau Commerciële Economie 2

Ayse Chef-redactrice Magazine CMV 1

Çigdem (Scenario)schrijfster, actrice, juriste Uitgeverij, productiemaatschappij Rechtsgeleerdheid (intellectueel eigendom) 5

Dilek RTV Producent Reclamebureau Marketing 2*

Emine Journaliste / columniste / redacteur Tijdschriften en fora op internet Marketing Management 3

Esra Regisseur, promoproducer, montage Div. TV-zenders Kunstacademie, audio-visuele vormgeving 2

Filiz Researcher TV-programma's Omroep Journalistiek 1

Gülden Communicatieadviseur Overheid Communicatie 4

Hülya Media- en entertainmentmanagement 1*

Leyla Journaliste / tekstschrijfster Eigenaresse Tekstbureau Journalistiek 1*

Meryem Communicatie 1*

Serap Redacteur / Programmamaker Omroep CMV-Audiovisueel / educatief 2

Sibel Scenarioschrijfster, communicatieadviseuse Omroep Communicatie 2

Tugba Eindredactrice Glossy Magazine met een Turks tintje' Communicatie 3*

Zuhal Account manager in opleiding Bank Media- en entertainmentmanagement 1

1 Verklaring gevolgde schoolroutes

1 mavo-mbo-hbo2 havo-hbo3 havo-mbo-hbo4 mavo-havo-hbo5 vwo-wo

*: is nog studerend

De meeste van de vijftien informanten hebben een hbo-opleiding gevolgd of zijn hier nog mee

bezig. Twee van hen zijn voltijd student. Van de dertien vrouwen die werkzaam zijn in de

mediasector, combineren drie vrouwen hun baan met een hbo-opleiding en is er één voortijdig

gestopt.17 Eén vrouw rondde een universitaire rechtenstudie af. Omdat zij zich binnen haar

studie had gespecialiseerd in mediarecht en werkzaam is als scenarioschrijfster en actrice, heb

ik toch besloten haar te interviewen.

Zoals in het overzicht te zien is, heb ik onder ‘mediagerelateerde opleidingen’ diverse studies

geschaard die zich qua beroepssector richten op de media. Dit zijn journalistiek, marketing of

communicatiemanagement, media- en entertainmentmanagement, audiovisuele vormgeving

en cultureel-maatschappelijke vorming.18

De functies die de dertien informanten binnen de mediabranche vervullen zijn uiteenlopend.19

Ongeveer zeven van hen houden zich primair bezig met schrijven van artikelen, scenario’s, 17 Zij heeft voor haar werk echter diverse marketingcursussen op hbo-niveau afgerond.18 Hoewel deze laatste opleiding zich qua beroepsoriëntatie niet heel duidelijk richt op de mediasector, hebben de twee informanten die deze opleiding hebben gevolgd wel stages bij een mediabedrijf gelopen.

29

Page 31: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

commerciële of wervende teksten. Drie informanten werken in de redactie of regie voor

televisie. Eén informante heeft net haar eigen reclamebureau opgezet, een ander werkt als rtv-

producer bij een reclamebureau. Tot slot werkt een van de informanten als

communicatieadviseur bij de overheid, waarbij zij met verschillende media te maken heeft.

Overigens moet gezegd worden dat de meeste informanten twee of meerdere functies tegelijk

uitoefenen. Zo combineert de een het schrijven van scenario’s met een

communicatieadviesbureau of acteerklussen, en is de ander zowel journaliste als presentatrice,

redacteur en programmeur. Weer een ander is redacteur-programmamaker, manager van een

Nederlandse hiphopartieste en wordt regelmatig gevraagd om debatten te leiden.

Emine en Filiz

Het wordt tijd om mijn informanten zelf aan het woord te laten. Dat doe ik aan de hand van de

portretten van twee geïnterviewde vrouwen, Emine en Filiz.20 Hun verhalen staan niet op

zichzelf, maar herbergen een aantal belangrijke thema’s uit mijn onderzoek. Ik heb de keuze

voor juist deze twee vrouwen gemaakt, omdat hun achtergronden sterk van elkaar verschillen.

Zowel Emine als Filiz is dochter van een gastarbeider, maar de opvoeding die ze genoten

hebben vertoont meer verschillen dan overeenkomsten. Met de portretten van deze vrouwen

wil ik laten zien hoe heterogeen mijn onderzoeksgroep is, terwijl de leden ervan vergelijkbare

functies uitoefenen.

Emine (29)

‘Mijn gezin bestaat uit mijn vader, moeder, ik en m’n broertje. Mijn vader is niet een stereotiepe Turk. Hij was

pas 14, toen is hij op z’n eigen houtje vanuit Adana, in het Zuiden in Turkije, naar Istanbul verhuisd. Hij had

geen zin om in Adana te blijven en mee te helpen met onderhouden van het gezin van zijn vader en broers. De

moeder van mijn vader is bovendien heel streng gelovig. Haar enige droom en passie is om ooit naar Mekka te

gaan. Mijn vader was er al heel jong achter gekomen dat hij helemaal niks met het geloof te maken wil hebben.

Hij had zoiets van: hee, er is gewoon meer op de wereld, hij is naar Istanbul gegaan, ondernemend als hij is, dat

is een soort genetisch iets in onze familie, altijd bezig met zaakjes, projectjes.

Hij begaf zich in Istanbul in de jetset. Hij ging alleen maar om met kunstenaars, schrijvers, of kinderen van hele

rijke mensen. Daardoor kwam hij altijd aan goede, leuke klusjes, waar hij veel geld mee verdiende.

19 Eén persoon kon na het afronden van haar opleiding media- en entertainmentmanagement geen baan in deze sector vinden en werkt bij een particuliere bank als account manager in opleiding.20 Deze portretten kunnen worden opgevat als sterk gecomprimeerde interviewtranscripten.

30

Page 32: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Op zijn 22e besloot hij als gastarbeider naar Nederland te komen. Hij kwam echt niet om economische redenen,

hij dacht: ik ga gewoon mee met de meute, ik heb hier al geld verdiend, dan kan ik wat reizen, misschien wat

leuke Nederlandse dames scoren en ik zie wel waar ik beland.

Tien jaar later is hij getrouwd met mijn moeder, toen is zij naar Nederland gekomen. Dat was in 1975. M’n

ouders schelen ook tien jaar. Mijn moeder had in Turkije de basisschool afgemaakt, ze had geen zin om verder

te studeren, want dan moest ze naar de grote stad verhuizen. Op zich hadden mijn opa en oma wel de middelen,

mijn moeder komt uit best een rijk dorpsgezin, maar mijn moeder had zoiets van: ik ga het liefst met een rijke

man trouwen later.

Mijn vader ging even terug naar Turkije, hij had een gebroken hart, en werd door m’n oma overgehaald van: ga

toch met een Turkse trouwen, dan weet je tenminste dat je goed zit, ik denk dat hij gewoon in een soort van roes

was, en hij heeft toen ja gezegd. M’n moeder had zoiets van: ik wil weg uit dat dorp en prima als dat met deze

kerel is. Hij zag er heel goed uit, hij had een knalgeel pak aan met roze sokken en een stropdas.

Dus ja, ze komen hier aan in Nijmegen, hebben een jaar of vijf gewacht met het zetten van kinderen op de

wereld, ze hebben volop gefeest… M’n vader is ook heel erg iemand die gelooft in leven en laten leven, ze

hebben een totaal gelijkwaardige relatie, er wordt bij ons helemaal geen onderscheid in jongens of meisjes

gemaakt en man of vrouw.

Mijn vader werkte vroeger bij Philips en nu bij een computerbedrijf. Hij heeft wel vijf jaar in de WAO gezeten,

omdat hij ernstige lichamelijke klachten had, door zijn werk natuurlijk, jarenlang in de fabriek. Maar hij is nog

steeds een passievolle man, hij is natuurlijk heel erg kunstzinnig aangelegd, hij schrijft gedichten, scenario’s en

heeft nog steeds de droom om ooit ontdekt te worden.

En mijn moeder, eenmaal hier gekomen, merkte al snel van: ik heb geen zin om 24 uur per dag thuis te gaan

zitten, dus die nam al heel gauw initiatieven, ging meteen Nederlandse cursus volgen. Ze is ook voorzitter van

een multicultureel vrouwencentrum geweest. Eigenlijk kan ik me helemaal niet herinneren dat mijn moeder thuis

heeft gezeten, wij waren altijd sleutelkinderen. M’n broertje en ik zaten als enige allochtonen op een heel witte

basisschool, een Rooms-katholieke school in Nijmegen.

En dan ben je aan het puberen. Ik mocht alles: uitgaan, vriendjes mee naar huis nemen, roken, blowen, drinken.

Dat kon, ja, als ik daar behoefte aan had, als ik daarmee wilde experimenteren dan mocht dat, je leert het door

te vallen en te struikelen en weer op te staan.

We zijn een heel open gezin, we praten heel veel met elkaar, dus als een van ons een boek heeft gelezen, dan is

het zo van: wat vond je ervan? Mijn ouders hebben heel veel boeken thuis, dus dan pik je daar een graantje van

mee natuurlijk. Ik laat ook wel eens stukken van mij lezen, ze kopen alles waar ik in sta, en ik raadpleeg mijn

vader heel vaak. Dat vind ik toch wel fijn, dat mijn ouders daar verstand van hebben.

31

Page 33: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Nijmegen, dat is een linkse stad, geweldig om daar op te groeien. Al heel jong, toen we pubertjes waren, werden

we op straat gerekruteerd door jongerenwerkers, zo van: waar ben je goed in? We waren met een club van 15

jongeren die allemaal iets konden. We hebben een cd en een videoclip gemaakt, we zijn live op tv geweest, daar

heb ik nog een nummer gezongen, het was gewoon een geweldige ervaring. En eigenlijk zag ik dat niet zo van:

hé ik ben allochtoon en ik word geholpen ofzo, maar meer van: hé, Nederland heeft gewoon geld teveel en daar

mochten we leuke dingen van doen.

Na de havo ben ik naar Utrecht gegaan om toerisme te gaan doen. Ik dacht heel naïef: dan ga ik gewoon reizen,

de hele wereld zien, maar dat is natuurlijk niet zo. Dus toen heb ik maar besloten om Marketing Management te

gaan doen, ik dacht: dan kan ik de reclamewereld in, want ik wil toch heel erg conceptueel bezig zijn, ik wilde

zelf dingen bedenken en ontwerpen, want ik ben best wel autonoom in mijn doelen en denken. Maar ja, in mijn

tweede jaar kwam ik er al achter: Jezus, waar ben ik nou in beland, dit is helemaal geen reclamewereld, het was

heel erg economisch, totaal niet interessant.

En in die tijd, het borrelt gewoon, het zit in je genen hè, mijn vader was heel erg bezig met boeken schrijven,

iedere dag kwam hij weer van: wil je mijn stuk doorlezen… Toen dacht ik van: ja, als die ouwe dat kan, wat doe

ik hier dan in godsnaam? Weet je, ik wil niet als kantoorslaaf eindigen, no way, ik heb zo veel meer in m’n mars!

Ik begon te publiceren op Internet en ik ben stage gaan lopen bij een literair productiehuis in Rotterdam. Ik

leidde een project over jongeren en kunst. Ik ging allochtone jongeren ronselen die heel goed konden zingen of

schilderen of whatever, en ik had zoiets van: dit ligt mij wel, ik spreek hun taal. Het waren kindjes die heel

onzeker waren in de zin van: ‘Kan ik dit wel uiten, en wat zullen mijn ouders ervan vinden?’ Dat wordt bij heel

veel Turkse gezinnen onderdrukt, het heeft niet zoveel status.

De bron ligt weer bij de ouders, want die zijn gastarbeiders, hebben geen kansen gehad en dan willen ze

natuurlijk dat hun kinderen dingen bereiken die zij nooit hebben kunnen bereiken. Het was een enorme uitdaging

voor mij om met die ouders te gaan praten en ze te overtuigen dat het toch goed was dat hun kind mee zou doen.

Dat lukte, dat was fantastisch, prop- en propvol was het die dag.

Maar ik was bang dat ik daar in zou blijven steken, als zo’n soort intermediair allochtonen - ouders - culturele

instellingen. Zo’n label wilde ik absoluut niet op mijn voorhoofd geplakt krijgen. Ja, ik ben wel theoretisch

gezien een allochtoon, maar zo voel ik me helemaal niet. Ik ben niet anders dan jij. Ik heb een tweede taal, that’s

it. Misschien ben ik nog iets rijker omdat ik nog een tweede cultuur heb waar ik heel veel over weet. Maar hou ik

me eraan, gedraag ik me ernaar? Nee. Ik heb gewoon mijn eigen cultuur gecreëerd, snap je? Ik wil me helemaal

niet bezig gaan houden met Turken, brr. Het moet vrijwillig gebeuren en niet omdat ik gecategoriseerd word als

Turk, weet je wel, dat is dus verschrikkelijk.

Maar ja, in Rotterdam, juist omdat ik allochtoon was, heeft het ook heel veel voordelen voor me gehad hoor. Ik

mocht een eigen televisieprogramma beginnen voor de lokale televisie, ik heb geschreven voor allemaal

tijdschriften en kranten… Ik zat in een literaire talkshow, dat had niets met allochtonen te maken, dus daar was

ik wel heel erg trots op. Maar ja, toen had ik het wel een beetje gehad met Rotterdam. Je werd heel vaak

32

Page 34: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

gevraagd omdat je bekend staat als zo iemand, die goed bezig is als allochtoon. Ik kende iedereen al en ik had

alle leuke projectjes al gedaan.

Ik kreeg een vriend in Amsterdam waar ik strontverliefd op was en ja, ik wilde altijd al naar Amsterdam

verhuizen. Ik schrijf nu voor een blad, ik ben free lance journalist, en ik zit in een project waarbij we van die

avonden en debatten organiseren. En daarnaast ben ik programmeur voor een festival. Ik geef op zondag

gastlessen in het vak journalistiek op een weekendschool. Dat zijn kinderen tussen de 12 en 14 uit

achterstandswijken in Amsterdam, ze hebben zich vrijwillig opgegeven om een keer per week les te krijgen van

gastdocenten. Wellicht is er toch een jongetje of een meisje die denkt van: hee, ik hoef helemaal niet

bijvoorbeeld advocaat te worden, ik wil filmpjes maken.

Als je daar dan voor die klas staat en je laat het blad zien waar je in staat, dan is het wel van: oh wauw, juffrouw

kan ik dat ook later? Oh wat leuk, dat wil ik ook! Het kan nooit de intentie zijn van: jaaaaaaa! ik ga rolmodel

worden, maar je kan het niet tegenhouden. Veel vrienden van mijn ouders hebben nu kinderen, die kijken wel

heel erg tegen me op, zo van: Emine, die doet wel waar ze zin in heeft, dat kan ik ook wel later, mama, ik hoef

helemaal niet zo’n stomme opleiding te doen, ik wil ook een leuke opleiding doen. En die ouders hebben ook

zoiets van: het kan toch goed komen met zo iemand, die op kamers gaat wonen en een vriend heeft waarmee ze

samenwoont en toch doet waar ze zin in heeft, dat kan toch wel een normaal iemand zijn.

Ik ben ook bezig met een boek. Het wordt autobiografisch… Je kunt je er iets bij voorstellen, Turks meisje, echt

superblank opgevoed, waardoor ik heel veel komische dingen in mijn leven heb meegemaakt. Ik heb ook een

uitgever, alleen ik heb geen tijd om te schrijven, ik werk 40-50 uur in de week en ik wil die projectjes niet laten

gaan, alleen heb ik ’s avonds niet altijd tijd om te schrijven, dus ik zit een beetje in een overgangsfase’.

Filiz (33)

‘Ik ben opgegroeid in een heel traditioneel gezin. Van het boerenplatteland in Anatolië, Turkije, die hebben

gewoon altijd op het land gewerkt. Mijn vader is hier als gastarbeider gekomen in 1970. Ik was tien maanden

toen ik in Nederland kwam, in 1974, met het gezin, mijn broer, mijn zus is de oudste, en nog een broertje, en

mijn moeder. We woonden in Beverwijk.

Mijn vader werkte eerst bij Bruynzeel, daarna in de bouw, dat ging failliet en hij raakte zijn baan kwijt. Eigenlijk

van mijn hele jeugd herinner ik me dat mijn vader werkeloos was. Hij was altijd thuis, ging ook heel veel naar de

moskee. Mijn moeder was gewoon thuis met ons, en mijn vader, die was er gewoon altijd, dat was in heel veel

Turkse gezinnen zo. Mijn moeder droeg een hoofddoek, mijn zus en ik niet, maar ik merkte wel dat hoe ouder ze

werden, vooral mijn vader, dat hij religieuzer werd, en dat ie ook niks anders had dan de moskee.

En wij gingen ook altijd naar de moskee, daar moesten we na school naartoe, met een hoofddoekje om. Als kind,

met een hoofddoek over straat, dat is verschrikkelijk, dat ook iedereen dat zag, je vriendjes en vriendinnetjes van

school, dat wil je helemaal niet. Dus wij, een vriendinnetje en ik, gingen tot aan de straat van de moskee, om de

33

Page 35: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

hoek deden we dan pas dat hoofddoekje om, en toen werden we een keer betrapt door de imam, en kregen we

gewoon stokslagen.

Ik wilde als kind altijd stewardess worden. Ik dacht: dan ben je onafhankelijk, ik wilde als kind ook gewoon

graag weg van huis. Qua studiekeuze had ik echt geen idee, ik werd daar ook helemaal niet in gestimuleerd, ook

vanuit school niet. Tegen mij werd op de lagere school gezegd van: nou ja, doe gewoon maar lbo, en toen zei ik

van: nou, dat wil ik helemaal niet… Dat was een meisjesschool, heel dicht bij huis, en ik dacht: dan ben ik de

hele week zo dicht bij huis… Toen zei ik tegen mijn vader van: ja, maar dat is een katholieke school, pap. Toen

zei mijn vader: oh, nee, daar mag je niet op.

Vanaf mijn dertiende heeft mijn vader nooit meer een cent betaald aan mijn school. Dus ik heb mijn hele mavo,

mbo alles zelf betaald, mijn schoolgeld, mijn boeken, alles, hij heeft nooit een cent meer betaald, vanaf het

moment dat ik hem het geld dat ik verdiende niet meer gaf, heeft ie me niks meer gegeven, ik kreeg ook geen geld

voor kleren, moest altijd zelf mijn kleren betalen.

Ik had veel Nederlandse vriendinnetjes, ook wel Turkse, maar je merkte aan alles, hoe ouder je wordt, hoe

bewuster, dat zij natuurlijk anders waren. Dat voorlezen: je wist dat andere ouders dat deden, maar mijn ouders

hebben dat nooit gedaan. Mijn moeder kon niet eens lezen. Of op tijd naar bed gaan, mijn vriendinnen waren

wel eens jaloers dat wij mochten opblijven, net zo lang tot we moe werden, nou, dat is gewoon helemaal niet

goed voor een kind, ik was gewoon jaloers dat zij op tijd naar bed moesten. Ik snapte toen al dat dat beter was.

Je merkte ook dat ze meer dingen kregen, of meer mochten, zoals uitgaan enzo, dat mocht ik echt allemaal niet.

Ik ging dan wel af en toe wat sporten, hardlopen, maar ik merkte dat mensen zeiden van: nou, jij moet wel op je

dochter letten hoor. Dat was niet vanuit mijn vader gezien, of mijn moeder, maar meer vanuit de omgeving.

Toen ik een jaar of zestien was en op de kermis was, werd er daarna naar huis gebeld en tegen mijn ouders werd

gezegd: ‘we hebben Filiz op de kermis met jongens zien praten’. En dan zei mijn vader van: wat is dat nou? En

ik zei dan: pap, stel dat ik een vriendje zou hebben, en stel, dat ik met die jongen op straat zou gaan lopen, zo

dom ben ik toch niet? Ohja, ja, je hebt gelijk, zei hij dan. Maar het werd echt steeds erger, ik moest ook echt

trouwen toen ik achttien was.

Mijn zus en mijn broer, die zijn uitgehuwelijkt, en mijn broertje ook. Als kind zei mijn vader al, als ze over mij

vroegen van: ‘Voor hoeveel ga je haar verkopen?’, dat was dan gewoon een ‘grapje’ (walgt.) Dan zei mijn

vader: ja maar zij, zij trouwt met een ezel, en een ezel, daarmee bedoelde hij een Nederlandse man, want die

helpt mee met de afwas en die kookt, ja zo denken ze ook. Vreselijk gewoon.

Mijn vader vond dat ik goed leerde, hij was daar ook wel trots op. Hij zei ook vaak: ik heb geen omkijken naar

haar, zij doet het allemaal heel erg goed, maar ja, hij had ook met de codes binnen de Turkse gemeenschap te

maken. Daarmee raakte hij dus op een gegeven moment in de knoop, hij zei: je moet trouwen, op een gegeven

moment zei hij zelfs: het maakt me niet uit of het een Nederlander is, of een neger, nou, dat hoor je Turkse

vaders echt niet zeggen.

34

Page 36: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

En ik zei: nou, dat ga ik gewoon echt niet doen. Ik merkte dat hij met zijn rug tegen de muur stond, en zoiets had

van: doe je ding maar, ga gewoon weg ofzo, hij zei dat niet, maar ik merkte het gewoon aan hem, het was meer

non-verbaal.

Toen ben ik dus van huis weggelopen. Ik pakte gewoon al mijn spullen en toen ben ik op een avond, toen er

niemand thuis was, weggegaan. Ik dacht: dit is zo erg, voor mijn vader en moeder, zo’n schande, zo’n

erekwestie. Er is heel veel over ons geroddeld toen ik wegliep. Maar ja, ik kon gewoon niet anders. Ik heb ze

toen ook brieven geschreven, dat ik ze echt respecteer, dat zij mij hier dit leven hebben gegeven, dat ze me naar

Nederland hebben gebracht, hoe ze mij hebben opgevoed, dat ik dankbaar ben hoe zij dat hebben gedaan, maar

dat ik een ander leven wil, en dat dat niet betekent dat ik geen Turkse wil zijn, of dat ik geen dochter van ze wil

zijn, maar ik wil niet zo leven, als ik dat zou doen, zou ik echt doodongelukkig zijn, en dat ze dat toch ook niet

zouden willen… dat soort teksten, haha. Ik dacht: we zijn nu een generatie verder, ik wil niet zoals mijn moeder

leven. Dit is haar leven, zij weet niet beter, zij is daar gewoon tevreden mee, maar ik wil zelf beslissen met wie ik

mijn leven wil delen, en daar niet aan vast zitten.

Mijn moeder heeft een heel zwaar leven gehad. Als kind al, nam ze mij echt apart, dat is denk ik ook wel

waardoor ik zo ben geworden, dan vertelde ze mij over hoe zwaar ze het in Turkije had gehad, dat ze was

mishandeld en zonder eten had gezeten, dan zei ze: maar jij hebt een keuze. Jij moet naar school gaan, en

gewoon echt doen wat jij wilt, ik was toen nog zo klein, en ik merkte al wel dat dit hele bijzondere gesprekken

waren, want als iemand anders de kamer in kwam dan stopte ze gewoon. Voor haar doen was ze dus heel

geëmancipeerd, dat ze mij dat meegaf.

En ik merkte toen ik ouder werd, dat ze me ging beknotten in mijn vrijheden. Ik begreep dat toen niet meteen,

maar later dacht ik van: ja, dit hoort erbij, zij kan niet openlijk zeggen: laat haar maar, en dat merkte ik ook aan

mijn vader. Dus ik ben hun ook heel erg dankbaar, dat zij mij op die manier… toch wel een bepaalde kant op

hebben gestimuleerd.

Mijn moeder is echt mijn absolute voorbeeld, en mijn vader ook wel, dat hij destijds die stap heeft genomen dat

ze uit Turkije wegtrokken. Ik denk dat hij mij daardoor ook wel heeft gewaardeerd, want ik hoorde later dat hij

van zijn vader helemaal niet mocht, en dat hij zich dus stiekem heeft ingeschreven in de grote stad om als

gastarbeider naar Nederland te gaan. Daarna is hij vertrokken en dat was ook tegen de zin in van zijn vader. Ja,

dan heb ik het dus niet van een vreemde dat ik ook tegen de zin van mijn eigen ouders in ben gegaan.

Ik had een docent, van de toerismeopleiding waar ik toen op zat, Agnes, daar had ik ook gesprekken mee. Ik

voelde me heel ongelukkig in die tijd, voelde me door niemand begrepen. Ze vroeg mij toen op een gegeven

moment: wil je een keer met kerst bij ons komen? Zij woonde in Bussum met haar gezin, toen ben ik daar

geweest en zei zij daarna: we hebben erover gepraat en we willen graag dat je bij ons komt wonen. Ik heb daar

twee jaar gewoond, dat is echt mijn pleegfamilie. Zij hebben mijn echte ouders ook ontmoet, want die zijn

voorgoed teruggegaan, een half jaar nadat ik was weggelopen, het was heel bizar om mijn ouders met mijn,

soort van nieuwe ouders te zien, maar op zich zagen zij: ze is in goede handen, dat waren gewoon hele lieve,

goeie mensen en dat was ook wel een geruststelling voor ze.

35

Page 37: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Agnes heeft echt haar best gedaan om een school voor me te vinden waar ik havo kon doen. Uiteindelijk was er

een school die zei: goed, maar dan moet ze wel eerst een test doen, en als ze daar goed op scoort, dan mag ze

komen. Dus toen ben ik in Bussum naar de havo en daarna naar de School voor Journalistiek gegaan, en daar

heb ik ook gemerkt: de situatie daar thuis is gewoon heel anders dan hoe wij het gehad hebben. Ja, mensen die

gewoon heel anders in het leven staan, geleerd zijn, goede banen hebben, die mij ook stimuleerden, om hogerop

en verder te gaan en na te denken over wat ik zou willen. Dat ze gewoon gesprekken met hun kinderen voerden,

nee dat hadden wij thuis niet. Het waren mensen die moesten overleven, die zich probeerden staande te houden,

ja dit was gewoon een heel ander gezin.

Mijn moeder is helaas overleden, anderhalf-twee jaar geleden, toen ik zwanger was van mijn zoon, dat was heel

erg. En mijn vader, ja, die is weer getrouwd, ik ben vorig jaar bij hem en zijn vrouw geweest, hij woont daar in

een dorpje, ik was er van de zomer en dat was wel goed.

Met mijn broers en mijn zus heb ik weinig contact, het komt nooit meer echt goed. Gewoon het gevoel dat ik zo

anders in het leven sta, ik kan hen wel begrijpen, maar zij mij helemaal niet, daar kunnen ze gewoon niet in mee

komen. Ik denk dat ze verbitterd zijn over hun leven en dan denk ik van: ja, maar ik heb het ook superzwaar

gehad. En dat ik nu doe wat ik zelf wil, daar heb ik voor gevochten en veel tranen voor gelaten, terwijl zij toch

altijd die beschermde omgeving hadden, ja, dat benauwt ook, maar dan denk ik: je had een keuze, die heb je niet

genomen.

Mijn zus werkt nu een paar uur per dag als schoonmaakster. Mijn broer is technicus en mijn andere broer werkt

in de bouw. Ze werken echt kei- en keihard. Ze wonen ze allemaal in Beverwijk, op drie straten bij elkaar

vandaan. Ze leven ook nog steeds in die gemeenschap en in plaats van dat ze hier investeren in een eigen huis,

doen ze dat allemaal in Turkije op het platteland. En ze kijken alleen maar Turkse zenders, helemaal geen

Nederlandse televisie, ze hebben geen idee wat er echt in Nederland gebeurt.

Ik denk op zich dat ze wel trots op me zijn, nadat ik was afgestudeerd, dat heeft dan ook wel aanzien in de

gemeenschap. Maar, ze vinden me toch een buitenbeentje. Ik ben toch, in hun ogen, te vernederlandst, te

verwesterd.

Dat ik bij televisie werk vinden ze heel leuk. Wat ik dan precies doe enzo. Ja, dat spreekt natuurlijk tot de

verbeelding, dus er is wel echte interesse. Maar niet van oh, dat zou ik ook wel willen doen. Nee, dat heb ik echt

nog nooit gehoord. Misschien omdat ze denken dat ze het niet kunnen ofzo.

Ik doe hoofdzakelijk research voor televisie. Daarnaast heb ik met een andere regisseuse een scenario voor een

speelfilm geschreven. Met een andere vriend, een oud-collega, zijn we bezig om een boek te schrijven over een

Turkse achterstandswijk in Zaandam. Ik werk toch wel vooral voor de multicultiprogramma’s. Daar heb ik nu

wel vrede mee en ik vind het ook gewoon leuk, de programma’s die ik doe zijn spraakmakend en vernieuwend.

Maar ik had het eigenlijk nooit gedacht en ook niet gewild.

36

Page 38: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Dat je alleen voor dat soort programma’s wordt gevraagd, dat is eigenlijk een soort typecasting, net zoals met

acteurs. Je moet als allochtone journalist wel eerst op je kwaliteit beoordeeld worden en daarna pas op je

achtergrond. Maar ik merkte gewoon dat ze je alleen belden omdat je die achtergrond had, en dat vond ik bizar.

Ik begrijp het ook wel, het is je meerwaarde. Maar aan de andere kant denk ik: ik woon al mijn hele leven in

Nederland, ik was nog een baby toen ik hier kwam, mijn Nederlands is meer mijn moedertaal dan het Turks, ik

voel me meer verbonden met de Nederlandse samenleving dan met de Turkse, dus…

Dat viel me toen ik stage bij het Noord-Hollands dagblad liep al zo op, dan werd ik voor allemaal Turkse dingen

gevraagd. Ik zei soms gewoon: nee, laat iemand anders dat maar doen. En vervolgens gebeurde dat, en dan

dacht ik: nou, onzin, dat kan ik veel beter, dat was het dus ook wel weer. Hoe die jongen de sfeer in die moskee

neerzette, daarvan dacht ik: dat moet je toch anders doen. Ik zie het toch vanuit mijn achtergrond, ik kijk met een

andere bril. Bij migranten heb je meteen het vertrouwen van: ohja, dat is er een van ons. Je kunt meer bij ze los

maken. Ik ken de culturele achtergrond meer, de normen en de waarden, de gewoontes en gebruiken. Gewoon

omdat ik daarmee ben opgegroeid’.

3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Er zijn opmerkelijke verschillen tussen beide informanten aan te wijzen. Filiz’ vader voldoet

aan het klassieke gastarbeidersbeeld: hij trok vanuit het Turkse platteland naar Nederland om

het ‘beter te krijgen’. Zijn vrouw en kinderen volgden enkele jaren later. De vader van Emine

had het in financieel opzicht goed in Istanbul, maar kwam voor het avontuur (en de vrouwen)

naar Europa.

‘Sleutelkind’ Emine kreeg van huis uit veel stimulans en cultureel kapitaal mee. Haar

opmerking over het leesgedrag van haar ouders, waar ze ‘een graantje van mee heeft gepikt’,

biedt daarvan een mooi voorbeeld. De ouders van Filiz konden in termen van Bourdieu

weinig stimulans meegeven, wat nog eens extra duidelijk wordt wanneer ze haar ‘geleerde’

pleegouders met haar eigen ouders vergelijkt. Haar moeder hield haar weliswaar voor dat

school belangrijk was, maar Filiz heeft zich op onderwijsgebied op eigen kracht moeten

ontwikkelen.

Emines ‘atheïstische’ ouders kozen hun eigen weg en gaven hun dochter mee dat zij dat ook

vooral moest doen. Filiz’ ouders leken klem te zitten tussen de wensen die zij voor hun

kinderen hadden, en de druk zij vanuit de Turkse gemeenschap en de moskee voelden. Waar

Emine kon experimenteren, werd Filiz beknot in haar vrijheden.

37

Page 39: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Naast deze verschillen vertonen Emine en Filiz ook overeenkomsten. Zo doen beiden verslag

van ambivalente gevoelens ten opzichte van hun rol als ‘Turkse in de media’. Hun

achtergrond biedt hun kansen, maar brengt ook bepaalde verwachtingen met zich mee. En dat

terwijl ze zich lang niet altijd Turks of allochtoon voelen, ja, ‘theoretisch gezien’, volgens de

regels die het CBS daarvoor heeft opgesteld.

Waar Emine duidelijk blijk geeft van haar positie als rolmodel onder jongeren in haar

omgeving, noemt Filiz daar minder voorbeelden van. Wel doen ze allebei verslag van de

bewondering die ze in ‘eigen kring’ krijgen voor hun werk als journalist.

Met deze overeenkomsten en verschillen heb ik tevens enkele belangrijke thema’s uit mijn

scriptie genoemd. In de volgende hoofdstukken werk ik deze uit.

De dubbelzinnige houding van mijn informanten ten aanzien van hun Turkse achtergrond in

de mediasector komt aan bod in paragraaf 5.4.

Het thema ‘rolmodellen’ staat centraal in paragrafen 3 en 4 van het zesde hoofdstuk.

In paragrafen 4.2 en 4.4 laat ik zien, welke vormen stimulans en steun van huis uit zoal

kunnen aannemen – en op welke wijze dochters daarvan gebruik maken. In paragraaf 6.2

komt ter sprake in hoeverre ouders gevoeligheid tonen ten aanzien van roddel vanuit de

Turkse gemeenschap.

Allereerst ga ik echter nader in op de migratieverhalen van mijn informanten.

38

Page 40: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

4 Van huis uit meegekregen

Centraal in dit hoofdstuk staat de vraag: van waar moest je komen? Om keuzes te begrijpen is

het van belang om te bekijken tegen welke achtergrond deze gemaakt zijn. Daartoe breng ik

in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk migratiegeschiedenissen in beeld. In de tweede

paragraaf staan de ouders centraal en laat ik zien welke houdingen, waarden en praktijken zij

aan hun kinderen hebben meegegeven. Broers en zussen komen in de derde paragraaf aan

bod. Ik maak duidelijk dat binnen gezinnen op verschillende manieren betekenis aan sociale

erfenissen gegeven kan worden. In de vierde paragraaf gaat het om de plaats die onderwijs

innam in deze gezinnen. Welke stimulans kregen de geïnterviewden in hun schoolloopbanen?

In de vijfde paragraaf tot slot, staat een andere vorm van stimulans centraal. Op welke

manieren brachten mijn informanten als kind hun vrije tijd door, en in hoeverre kregen ze die

hobby’s van huis uit mee?

4.1 Migratiegeschiedenissen

Uit de verhalen van Emine en Filiz hebben we al kunnen opmaken, dat

migratiegeschiedenissen zeer uiteenlopend kunnen zijn en dat dit een duidelijke invloed kan

hebben op de boodschappen, waarden, houdingen en geneigdheden die je als dochter van huis

uit mee krijgt. In de hierop volgende alinea’s komen enkele dimensies aan bod, waarop de

migratieverhalen van mijn informanten van elkaar verschillen. Ik laat zien dat het van belang

is om oog te hebben voor het onderscheid in generaties, in een stedelijke of een dorpsafkomst

en in migratieredenen. In de bijlage achter in deze scriptie zijn de migratie, opleidings- en

beroepskenmerken van de ouders van mijn informanten schematisch weergegeven.

Generaties

Zeven van de vijftien informanten maken deel uit van de tweede generatie. Hun ouders, en in

veel gevallen eerst de vaders, zijn tussen 1965 en 1981 in Nederland komen wonen. Acht

informanten behoren tot de derde generatie. Hun opa’s maakten tussen 1960 en 1972 de

overtocht naar Nederland.

39

Page 41: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Het is van belang om op te merken, dat alle acht ouderparen van deze tweede groep

informanten behoorden tot de zogenaamde ‘tussengeneratie’. Zij zijn op latere leeftijd, als

pubers of jongvolwassenen, naar Nederland gekomen en hebben zelf geen directe ervaring

gehad met het Nederlandse onderwijs, omdat zij in Turkije naar school zijn gegaan.21 De

meeste vaders kwamen hier om te werken en konden veelal in dezelfde fabriek terecht als hun

eigen vaders.

Dorpelingen en stedelingen

Mijn ouders komen uit een dorpje in het Midden-Oosten van Turkije. Ik denk dat zo’n beetje 90 procent

van alle Turken in Nederland uit de midden-oosten gebieden komen. [Esra]

Onder meer volgens Coenen (2001) en Van Amersfoort (1986) is de overgrote meerderheid

van de Turkse emigranten in Nederland afkomstig van het platteland. Van Amersfoort noemt

een percentage van 95 procent. Het feit dat de meeste Turkse migranten een

boerenachtergrond hebben is volgens Coenen, zeker in onderzoek naar onderwijshoudingen,

een niet te verwaarlozen gegeven. Zij is kritisch over onderzoeksliteratuur waarin de eerste

Turkse migranten voornamelijk in hun hoedanigheid van laaggeschoolde arbeiders worden

beschreven. Coenen laat zien, dat het relevant is om in te gaan op de ideeën over onderwijs in

de plattelandssamenleving waarin zij zijn opgegroeid. Deze waren wezenlijk anders dan in de

grote steden van Turkije. Ik kom hier nog op terug in paragraaf 4.4, waarin de plaats van

onderwijs binnen het gezin nader wordt besproken.

Negen informanten hebben ouders of grootouders die in een dorp hebben gewoond. Op

verschillende manieren maken informanten duidelijk dat deze dorpen een totaal ander

karakter hebben dan die in Nederland.

Ze kwamen echt uit zo’n primitief dorpje, ik noemde het altijd middeleeuws, naar wat ik in mijn

geschiedenisboeken las. Toen ik zeven was ben ik voor het eerst teruggegaan. Ik dacht, huh, dat is ook

raar, ik maak dit mee en dit lees ik in mijn geschiedenisboek. [Ayşe]

21 Eén moeder kwam op haar tiende naar Nederland en heeft hier de mulo afgerond.

40

Page 42: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Vijf geïnterviewden hebben hun roots in Istanbul, Ankara of Izmit.22 23 Daarvan zijn er vier

niet als gastarbeider naar Nederland gekomen, maar om andere redenen.

Redenen van migratie

Wanneer we de ouders of grootouders van mijn informanten categoriseren naar hun

migratiemotieven, zijn er drie groepen te onderscheiden: gastarbeiders, ‘avonturiers’ en

politiek vluchtelingen.

De eerste en tweede categorie zijn echter niet strikt af te bakenen, zoals blijkt uit het verhaal

van Emines vader. Hoewel hij zich destijds aanmeldde voor fabrieksarbeid in Nederland, was

zijn motief vooral romantisch van aard. We kunnen hem beschouwen als avonturier én

gastarbeider. In de statistieken zou hij in categorie van ‘laaggeschoolde fabrieksarbeider’

terug te vinden zijn, terwijl de werkelijkheid beslist niet zo eenduidig is.

Van de elf informanten die uit een ‘gastarbeidersfamilie’ komen, hebben negen families hun

wortels in een plattelandsgemeenschap. Deze achtergrond speelde vaak mee in

migratiemotieven. Jonge mannen trokken (in eerste instantie tijdelijk) naar Europa om geld te

verdienen (Coenen 2001).24

Wij zijn grootgrondbezitters van hazelnootplantages. Mijn familie leeft van de opbrengst van

hazelnoten, alleen dat is niet een heel ruim bestaan, als je bedenkt dat met dat geld misschien wel 20

familieleden een jaar lang moeten rondkomen. Dus er werd toch altijd gekeken: kunnen we niet een

paar kinderen naar Europa sturen, wat op dat moment natuurlijk heel populair was. [Dilek]

De moeder van Çigdem, een actrice uit Istanbul, is met een politiek motief naar Nederland

gekomen.

22 Coenen (2001: 10) verwijst in dit licht naar twee categorieën ‘stedelingen’ onder Turkse migranten. Zij, die generaties lang in de stad gewoond hebben, en diegenen wier ouders een dorpsachtergrond hebben maar zelf in de stad wonen en alle economische bindingen met het platteland verbroken hebben. De casus van Emine, wier vader in zijn eentje van een dorp in de buurt van Adana naar Istanbul vertrok, is een mooi voorbeeld van een ‘tweede categorie stedeling’.

23 Van één informante, Tugba, weet ik niet waar haar ouders vandaan komen.

24 Een gebrek aan vruchtbaar land, een teveel aan mannelijke arbeidskrachten op deze beperkte grond, en het feit dat in deze peasant huishouding het grootste gedeelte van de dagelijkse taken toch al door vrouwen werd gedaan zijn hier oorzaken van (Coenen 2001).

41

Page 43: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Toen ik zes was is mijn vader opgepakt. Mijn ouders zaten in de vredesbeweging, en dat werd toen

staatsvijandig verklaard. Mijn moeder was op tournee door Europa en kreeg een bericht van: blijf in

het buitenland, want ze pakken iedereen op. Ik kon pas vijf jaar later naar Amsterdam komen. [Çigdem]

De migratieperspectieven binnen mijn onderzoeksgroep zijn uiteenlopend. We kunnen

concluderen dat zich onder de ouders van de geïnterviewden veel mensen bevinden die met

eigenzinnige motieven van Turkije naar Nederland zijn getrokken.

4.2 There’s no way out! Over ouders.

Wanneer we in de bijlage kijken naar het opleidingsniveau van de ouders, zien we op het

eerste gezicht vaak ‘lager of middelbaar onderwijs in Turkije’ staan. 18 van de 28 ouders wier

opleidingsniveau we kennen behoren tot deze groep (of hebben helemaal geen onderwijs

genoten). Nadat we een preciezere blik op de data werpen wordt echter duidelijk, dat in de

families van zeven van de vijftien informanten, één of beide ouders een hogere opleiding dan

dat heeft weten te volgen of behalen.

De ouders van Çigdem vormen in dit opzicht zonder twijfel een uitzondering: zij hebben regie

en drama in de Verenigde Staten gestudeerd. Ook de moeder van Serap, die fysiotherapie in

Istanbul studeerde, bekleedt zo’n uitzonderingspositie in dit onderzoek.25

Toch treffen we ook in maar liefst vijf van de elf gastarbeidersgezinnen hogere opleidingen

aan. Aan dit gegeven alleen al kunnen we aflezen, dat veel informanten uit mijn onderzoek uit

atypische gezinnen komen. De vader en moeder van Leyla hebben respectievelijk het lyceum

en een lerarenopleiding op hbo-niveau afgerond in Turkije.26 De moeders van Sibel en

Meryem en de vader van Hülya genoten hoger onderwijs in Nederland. Dilek’s moeder ging

naar een ‘huishoudlyceum’ in Turkije:

Toen mijn moeder 14 of 15 was, heeft mijn opa gezegd: ‘mijn kind moet een vak leren’, wat voor die tijd

echt uitzonderlijk was. Dus mijn moeder werd naar een soort van lyceum voor huishoudkunde gedaan,

voor die tijd en voor haar omgeving was dat heel bijzonder. [Dilek]

25 Zowel Çigdem als Serap heeft overigens tevens grootouders die hoogopgeleid zijn. 26 Daar moet bij vermeld worden, dat Leyla’s ouders uit een Turks geslacht van militairen en ambtenaren komen en dus in dit opzicht a-typisch zijn.

42

Page 44: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Ook informanten uit gezinnen waar de vader en moeder geen hoger onderwijs hebben gevolgd

zien talent bij hun ouders en zijn hier trots op. Emine verwoordt dit op prachtige wijze: ‘Mijn

vader is eigenlijk een kunstenaar, wrapped in het lichaam van een allochtoon!’

Mijn moeder is een creatieve vrouw. Ze maakt bijvoorbeeld collages, of kleding. En zo zijn er meer

dingen waaraan ik dat merk, ze is gewoon best wel een strebertje, ze heeft leren fietsen en haar

rijbewijs gehaald, terwijl ze eigenlijk nooit naar school is geweest. [Ayşe]

Mijn vader, die mocht weliswaar niet studeren, maar die heeft zichzelf heel veel bijgeleerd, zelfstudie

gedaan, en daarom kan ie ook over van alles en nog wat meepraten. [Aylin]

Bijna alle geïnterviewden geven aan, dat hun ouders hun eigen lage opleidingsniveau en

status van fabrieksarbeider betreuren en dit ook vaak uitspreken. Meryem bijvoorbeeld, zegt

over haar ouders: ‘Ze zitten de hele tijd met die vraag van: als ik gestudeerd zou hebben, hoe

zou ik dan zijn?’ Deze gevoelens zijn vaak van invloed geweest op hun onderwijshouding als

opvoeders, zoals we zullen zien in paragraaf 4.4. Ik ga nu eerst nader in op enkele opvallende

uitspraken van de geïnterviewde vrouwen over hun moeders. Zij beschrijven hun moeders

vaak als bijzondere vrouwen, waarvan zij duidelijke boodschappen hebben meegekregen.

Idealistische moeders, achtergebleven moeders

Een behoorlijk aantal informanten heeft moeders die een actieve bijdrage leveren aan de

emancipatie van vrouwen of etnische minderheidsgroepen. De moeders van Leyla en Sibel

geven taallessen aan Turkse Nederlanders, in buurthuizen of op een ROC. Zuhals moeder

werkt al 15 jaar vrijwillig als contactvrouw in buurthuizen: ‘Zij organiseert themamiddagen,

feestjes voor allochtone vrouwen om hen bij elkaar te brengen, om ze te laten integreren, ze te

informeren over werk, verzorging, verzekering, van alles’. Emines moeder was voorzitter van

een vrouwencentrum en ‘kwam soms drie dagen niet thuis omdat ze teambuilding aan het

doen was in een of ander bos’. Ook de moeder van Serap is maatschappelijk betrokken:

Kijk, ik heb een hele idealistische moeder, die heeft in Turkije in studentenorganisaties gezeten, heeft

hier in de landelijke politiek gezeten, in allerlei vrouwenorganisaties, emancipatiestichtingen,

mensenrechten, weet-ik-veel-wat-allemaal. Van haar heb ik het al gewoon van huis uit meegekregen.

Daardoor kan ik zelf ook echt niet tegen onrechtvaardigheid, al sinds ik klein ben weet je, ik kwam

altijd op voor de kinderen die gepest werden, ’t zit gewoon in m’n aard, weet je. [Serap]

43

Page 45: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Serap presenteert haar eigen idealisme als ‘sociale erfenis’ van haar moeder, die ze

geïnternaliseerd heeft. Het opkomen voor de ‘underdogs’, zoals Serap het ook wel noemt, is

iets dat deel is gaan uitmaken van haar habitus: ‘het zit gewoon in m’n aard’. Voor Serap is

dit idealisme tevens haar belangrijkste drijfveer om in de mediasector te werken.

Emine zegt, dat ze zich dankzij de actieve en originele houding van haar ouders beter staande

kan houden in de mediawereld. Ze heeft het ‘van huis uit meegekregen’ om origineel te zijn

en initiatieven te nemen. Dit proces heeft zich deels op een onbewust niveau voltrokken: zo

gebruikt ze het woord genetisch wanneer zij haar ondernemende instelling en haar

kunstzinnigheid koppelt aan die van haar vader. Het initiatief en de originaliteit zijn als het

ware ‘in haar gaan zitten’.

Volgens Emine zijn deze houdingen van essentieel belang in een creatieve sector als de

media, waar de concurrentie groot is en waar je ‘datgene wat je in je hoofd hebt ook moet

kunnen uitvoeren’.

Filiz noemt precies dezelfde vaardigheden die voor een mediaprofessional belangrijk zijn: ‘Je

moet heel sociaal vaardig zijn om interviews te houden, je moet assertief zijn en creatief, je

eigen ideeën kunnen vormgeven’. Volgens Emine ontwikkelt die houding zich minder

eenvoudig wanneer je opgroeit in een gezin waar weinig inbreng van je wordt verwacht. In

gezinnen waar ‘paps en mams gewoon een baan hebben, in een fabriek ofzo, bezig zijn met

huis en eten’ word je, aldus Emine, ‘niet geacht om creatief bezig te zijn’. Toch komt Filiz

bepaald niet uit een gezin waar moeder in een bos gaat teambuilden en vader zich met twee

flessen wijn en een slof sigaretten terugtrekt om een gedicht te gaan schrijven. Filiz heeft in

dit opzicht veel minder bagage meegekregen om het in de mediasector ‘te maken’ dan Emine.

Desalniettemin heeft zij een bewonderenswaardig cv weten op te bouwen. Voor een deel

kunnen we Filiz’ succes toeschrijven aan haar ‘spelgevoel’ of sens practique, het concept

waarmee Bourdieu doelt op het vermogen om de habitus te beïnvloeden. Uit verschillende

uitspraken blijkt haar vermogen om te improviseren, de regels te omzeilen en voor zichzelf op

te komen. Zo wist ze te bereiken dat ze niet naar het lbo hoefde te gaan, terwijl dat door de

school in feite al voor haar bepaald was. Door (als twaalfjarige!) op het idee te komen te

verwijzen naar het katholieke karakter van de school, zorgde Filiz ervoor dat zowel haar vader

als de school achter het idee ging staan om toch naar de mavo te gaan. Tijdens haar studie

journalistiek wist ze, ondanks geringe medewerking van de stagecoördinator, een stage in

Istanbul te regelen bij de correspondente van de NRC.

44

Page 46: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Haar ‘gebektheid’ heeft Filiz echter ook van haar ouders meegekregen. Hoewel haar vader

heel streng kon zijn, en zijn dochter op haar brutaliteit aansprak, vond hij deze eigenschap

eigenlijk ook best leuk: ‘Mijn vader heeft me daar eigenlijk wel in gestimuleerd, om dat juist

te doen.’ Bovendien stimuleerde haar moeder haar, door de een-op-een gesprekken waarin ze

Filiz op het hart drukte:

‘Jij hebt een keuze. Jij moet naar school gaan, en je moet gewoon echt doen wat jij wilt.’ Ja, voor haar

doen was ze dus heel erg geëmancipeerd, dat ze mij dat meegaf, dat heeft mij denk ik wel gemaakt wie

ik ben. [Filiz]

Filiz is niet afkomstig uit een gezin dat volgens de benadering van Bourdieu een ideale basis

legt voor een succesvolle schoolloopbaan. Er waren geen boeken en muziekinstrumenten in

huis en er werd niet gediscussieerd over de wereldproblematiek. Toch gaf de moeder haar

dochter een mentaliteit mee, die er mede voor heeft gezorgd dat Filiz zich heeft kunnen

ontwikkelen, diploma’s heeft kunnen halen en een netwerk heeft kunnen opbouwen.

Andere geïnterviewden kijken kritischer naar hun moeder. Zo verwijten ze hun moeders dat

ze ‘mak’ zijn, ‘burgerlijk’, of, zoals in Aylins geval, zich ‘niet ontwikkeld hebben’:

Mijn moeder was echt een ouderwets vrouwtje dat zich totaal niet ontwikkelde, achterbleef, terwijl mijn

vader dat wel had. Dat klikte op een gegeven moment gewoon niet meer, en daardoor zijn ze uit elkaar

gegaan. (…) Het gat tussen haar en mij wordt alleen maar groter en groter. Uiteindelijk hebben we

gewoon niks te communiceren met elkaar, alleen maar van: ‘hoi, hoe is het, goed’. Buiten dat het je

natuurlijke moeder is, dat je weet dat ze echt van je houdt, dat ze het goeie met je voorheeft, maar ik

heb nooit een leuk gesprek met haar ofzo. [Aylin]

Aylin duidt het verschil tussen haar en haar moeder aan als een ‘gat dat steeds groter wordt’

en gebruikt dezelfde bewoordingen om de echtscheiding van haar ouders te verklaren. Een

van de dimensies waarop ze haar ouders (en zichzelf) beoordeelt is die van ‘ambitieniveau’.

Haar moeders ambitieniveau vindt zij ‘totaal niet hoog’. Zij is in dit opzicht ‘achtergebleven’

ten opzichte van haar vader, die zich juist wel bleef ontwikkelen, aldus Aylin. Met haar vader

kan Aylin over ‘van alles’ praten. Ambities zijn dan vaak het onderwerp van gesprek.

45

Page 47: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Vaderskinderen

Zeven van de vijftien dochters geven aan, dat zij zichzelf op hun vader vinden lijken. Veel

dochters prijzen hun vader in hun brede interesse en zeggen dat ze deze interesse ook bij

zichzelf terugzien.

Je hoeft maar een onderwerp aan te snijden en hij weet de geschiedenis ervan, hij houdt echt alles in de

gaten (lacht), hij is nu 64 en hij is internet aan het ontdekken, maar vroeger ook al, dan ging hij ’s

ochtends eerst ontbijten en dan naar de bibliotheek, en alle Nederlandse kranten doornemen. (…)

Ik was zelf ook altijd aan het lezen. [Leyla]

Al die programma’s zoals Pauw en Witteman en Netwerk, daar kijken we de hele tijd samen naar, dat

krijg je ook mee, zo ben je ook opgevoed of grootgebracht. [Meryem]

Het belang dat zowel geïnterviewden als hun ouders hechten aan lezen en het volgen van

actualiteiten zal in deze studie vaker terugkeren.

Met vaders kun je goede gesprekken voeren, zeggen velen. In die gesprekken staan ambitie,

werk en studie vaak centraal.

Studiekeuze, dingen die ik tegenkom op het werk, bijvoorbeeld als ik in een rotsituatie zit, wat moet ik

nou doen, dat soort dingen bespreek ik vaak met mijn vader. [Gülden]

Ook Yerden (2001) besteedt aandacht aan de relatie tussen vaders en dochters. De meeste

meisjes uit zijn steekproef kunnen met hun vader praten over algemene dagelijkse problemen

zoals school, werk en geld. Een kwart van de meisjes uit dat onderzoek kan helemaal niets

met de vader bespreken. In mijn studie doet alleen Tugba impliciet verslag van zo’n relatie, al

is het mogelijk dat zij vroeger wel contact met haar vader heeft gehad. De studerende meisjes

uit Yerdens studie praten niet met hun vader over de inhoud en betekenis van hun studie,

omdat ze denken dat hij er toch weinig van zou begrijpen. Voor Filiz en Ayşe geldt eveneens

dat zij hun vaders moeilijk kunnen uitleggen waar ze precies mee bezig houden. De meeste

vrouwen uit mijn scriptie zijn echter trots op de brede interesse en kennis van hun vader en

lijken het beeld dat Yerdens schetst te weerleggen. Sommigen kunnen hun vaders ook om

advies vragen wanneer ze een artikel moeten schrijven, zoals Emine geregeld doet. Ook de

vader van Leyla zoekt vaak achtergrondinformatie voor haar op en beoordeelt haar stukken.

46

Page 48: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

De opvoeding die hij haar heeft gegeven beschouwt ze evenwel als ‘toch best wel

traditioneel’.

Modern of traditioneel

De geïnterviewde vrouwen beoordelen de opvoeding die ze van hun ouders hebben gekregen

vaak door gebruik te maken van de tegenstelling traditioneel-modern, hoewel ze ook ruimte

laten voor nuances. Vier van hen verwoorden hun opvoeding als traditioneel of conservatief

en nog eens vier gebruiken bewoordingen als ‘liberaal’ of ‘vrij.’ De overige zeven maken

geen gebruik van deze tegenstelling.

Zowel Filiz als Leyla koppelt haar traditionele opvoeding aan het religieuzer worden van de

vader. Leyla geeft aan, dat de Turkse familie van haar vader ‘helemaal niet traditioneel’ is:

‘het zijn meestal volgelingen van Atatürk, die hebben niet veel met het geloof te maken’.

Toen Leyla’s vader hier kwam, begon hij vaker naar de moskee te gaan en ging hij zijn geloof

steeds fanatieker belijden. Voor zowel Leyla als Filiz had deze toenemende religiositeit zijn

weerslag op hun bewegingsvrijheid. ‘Je mocht heel veel dingen niet, zoals uitgaan enzo, wat

andere meisjes wel gewoon konden doen.’ Ook Dilek noemt het thema uitgaan:

Ik zou mijn opvoeding omschrijven als conservatief in een me-ga modern jasje. Als je mijn familie ziet is

het qua uiterlijk heel modern, niemand draagt een hoofddoek. De mannen ook, ze zien er goed uit,

modieus, maar uitgaan: mocht niet, vriendje: was sowieso uit den boze, toen mijn zus in Amsterdam

ging studeren is het laatste jaar van haar havo echt een hel geweest. [Dilek]27

Ayşe zou haar ouders alleen in religieus opzicht als traditioneel beschrijven. ‘Als het

geloofsissues betreft, zijn ze heel kortzichtig, omdat het voor hen “nu eenmaal zo is,’’ klaar’.

In andere opzichten vindt zij haar ouders echter heel toegankelijk: ‘je kunt wel een poging

doen om ze dingen uit te leggen.’ Ayşe noemt als voorbeeld de manier waarop haar vader om

is gegaan met het feit dat haar zussen respectievelijk met een Nederlandse en Marokkaanse

man wilden trouwen. Zij is dus kritisch over de ‘kortzichtigheid’ van haar ouders als het gaat

om religie, maar spreekt eveneens haar trots en waardering uit voor hun ‘toegankelijke’

houding in andere opzichten.

Waar in de gezinnen van Filiz, Leyla, Dilek en Ayşe uitgaan verboden of op z’n minst

moeilijk bespreekbaar was, werd Emine in de Nijmeegse kroegen herkend als ‘de dochter 27 Over het op kamers gaan van Dileks zus schrijf ik meer in paragraaf 6.2.

47

Page 49: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

van’. Emine typeert haar opvoeding als ’soms echt asoicaal vrij’.28 ‘Wij hebben onze eigen

subcultuur gecreëerd, wij hebben gewoon lak aan alle andere regels, wij leven niet volgens de

normen en waarden van anderen’. Esra, Hülya en Serap vinden eveneens dat ze een vrije,

moderne opvoeding hebben gekregen van hun ouders. Ze zetten daarbij hun eigen opvoeding

af tegen wat in andere Turkse gezinnen gebruikelijk zou zijn:

Ik denk dat mijn ouders vrijer zijn, en beter opgeleid dan de meeste Turken. Ze zijn ook heel breed

geïnteresseerd. Ik heb het echt getroffen met mijn ouders. Vooral omdat ik vrij eigenwijs ben, dat is als

Turks meisje best moeilijk, maar ze hebben me echt vrijgelaten. [Hülya]

De ouders van Aylin kozen voor een ‘tussenoplossing’ om met de kwestie uitgaan uit de

voeten te kunnen. Ze konden het niet, zoals bij Emine, openlijk tolereren. Aylin ging

‘stiekem’ uit, en dat wisten haar ouders. Ze zeiden er echter niets van. ‘Als ze zouden laten

blijken dat ze het wisten, dan zou ik het gevoel krijgen dat het kon, en dat was nou ook weer

niet de bedoeling’. Bij Aylin was het ‘geen vrijheid, blijheid’ die ze ‘met de paplepel

ingegoten’ kreeg. In de volgende alinea’s ga ik dieper in op de manieren waarop de

geïnterviewde vrouwen praten over de opvoeding die hun ouders hen gegeven hebben.

Respect, begrip, schaamte en trots: omgaan met je erfenis.

De Vries (1987: 54) wijst erop, dat het de combinatie van kritiek en waardering is, die de

verstandhouding tussen haar informanten en hun ouders typeert. Voor het gros van de door

mij geïnterviewde vrouwen geldt hetzelfde, zoals voor Aylin, die zich weliswaar kritisch

uitlaat over het ambitieniveau van haar moeder, maar daar aan toevoegt dat ze weet, dat zij

‘het goeie met je voorheeft.’

In de meeste gevallen overheerst de waardering die dochters voor hun ouders hebben. Er is,

onder de dochters van gastarbeiders, veel respect voor het feit dat hun ouders ‘keihard’

gewerkt hebben. Vrijwel alle informanten zijn hun ouders of grootouders dankbaar dat zij

dankzij hen de kans hebben gekregen zich in Nederland te kunnen ontwikkelen.

28 Zo mocht Emine, zoals we in haar portret hebben kunnen lezen, ‘experimenteren met uitgaan, roken, blowen en drinken’. Haar ouders zagen dat, in de stijl van Marcia, als manier om haar identiteit tot ontwikkeling te laten komen: ‘je leert door te struikelen en weer op te staan’.

48

Page 50: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Vaak wordt ook begrip getoond voor de situatie van ouders, zoals in Filiz’ verhaal duidelijk

naar voren komt. Zo is er begrip voor het feit, dat ouders de Nederlandse taal niet machtig

zijn, en dat het voor hen niet eenvoudig was hun kinderen te ondersteunen in hun

schoolloopbaan. Enkele informanten gebruiken daarbij het woord overleven:

Ik kan het mijn moeder niet kwalijk nemen, zij is zo bezig geweest met overleven in Nederland, dat

ruimte voor de Nederlandse taal leren, wat de allochtonen nu zo kwalijk wordt genomen, en het volgen

van de school van je kind, daar was gewoon geen ruimte voor, het was echt: werken en geld verdienen,

zorgen dat je hier kan blijven, en dat je kind een toekomst kán krijgen überhaupt, en veel meer aan

morgen denken dan aan vandaag. Zo heeft mijn moeder haar leven doorgebracht, en ik zal haar nooit

iets kwalijk nemen omdat ze in gebreke is gebleven ofzo. [Dilek]

Filiz heeft begrip voor de spagaat waarin haar ouders terecht kwamen. Deze waren er

enerzijds trots op dat hun kind goed kon leren en gebekt was, maar hadden ook te maken met

de codes binnen de Turkse gemeenschap, waardoor ze haar uiteindelijk in haar

bewegingsvrijheid beperkten. Aylin gebruikt vergelijkbare bewoordingen om de

‘gedoogtactiek’ van haar ouders te verklaren:

Dat snap ik wel, want je zit altijd tussen twee vuren. Je zit…tussen een gemeenschap die constant over

je schouder aan het kijken is hoe jij je opvoeding doet, terwijl jij vindt dat je je kinderen op je eigen

manier moet opvoeden, maar je moet je wel constant verantwoorden. [Aylin]

Respect en begrip gaan soms ook samen met een zekere schaamte. Hoewel vrouwen er trots

op zijn dat hun ouders hard gewerkt hebben, lijken zij zich soms bijna te verexcuseren voor de

lage beroepsstatus en de gebrekkige taalbeheersing van hun ouders. Wanneer ik informanten

vroeg naar het beroep van hun vaders en moeders, werd door sommigen iets gezegd in de

trant van: ‘Gewoon, fabrieksarbeider. De vieze klusjes, zeg maar.’ Of: ‘Tsja, productiewerk,

daar moet je je echt niet teveel bij voorstellen hoor.’ Esra vindt het erg voor haar vader dat hij

al 25 jaar in dezelfde fabriek werkt:

Die werkt gewoon tussen boeren (geringschattend, LT). Als mijn pa zit te praten dan hoor ik een heel

accent weet je wel: (Doet een Zeeuws accent na) overal komt bij die Zeeuwen een –tje achter. Ik word

soms helemaal niet goed van m’n pa, ik vind het echt heel erg jammer voor ‘m, hoor… [Esra]

Bij één informante, Tugba, leek het alsof ik tegen een muur opliep toen ik haar naar haar

afkomst vroeg. Hoewel ik niet uitsluit dat ook zij gevoelens van respect en begrip voor haar

49

Page 51: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

ouders heeft, lijkt haar strategie om met haar achtergrond om te gaan er primair een van

afsluiting te zijn. ‘Ik ben gewoon een zelfstandig iemand, onafhankelijk, en ik maak m’n

eigen beslissingen en ik hoef wat dat betreft niet verder te vertellen waar ik vandaan kom of…

dat doet niet terzake.’29 Haar familie staat volgens Tugba ‘helemaal los’ van haar besluit om

in de mediasector werkzaam te zijn. Toch werkt ze bij een ‘Glossy magazine met een Turks

tintje’. Ze is in die zin dus wel degelijk bezig met haar afkomst, en zegt dat ze in het magazine

taboes bespreekbaar wil maken. Tugba vindt het belangrijk dat je als Turkse kunt lezen over

‘problemen waar je zelf ook mee te maken gehad kunt hebben’, waarbij ze seks voor het

huwelijk als voorbeeld noemt. Uiteindelijk liet ze een paar dingen los over haar ouders. Haar

vader is als gastarbeider naar Nederland gekomen, maar ze heeft geen contact meer met haar

ouders.

Ik heb me in deze paragraaf tot nu toe geconcentreerd op hoe dochters van gastarbeiders

praten over hun opvoeding.30 De ouders van Serap, Çigdem en Emine verschillen qua

achtergrond van deze groep. Deze dochters benadrukken dat verschil zelf sterk en zijn er trots

op om over hun atypische opvoeding te vertellen: ‘mijn opvoeding is niet standaard Turks’,

of: ‘mijn ouders hebben niks met gastarbeiders te maken’. Net als Emine gebruikt Çigdem het

woord ‘anarchistisch’ om haar ouders te typeren. Alledrie noemen ze hun ouders, en dan

voornamelijk hun vaders, ‘gek’ – waarbij ze vooral bewondering laten doorklinken.

Weet je, mijn vader is een beetje gek gewoon. Hij is echt een uitzonderlijke Turkse man. Die heeft

samen met mij een tattoo laten zetten, hij rijdt op een motor, hij is ook een tijdje portier geweest bij een

homobar, weet je, hij is gewoon anders. [Serap]

Waar Leyla, Filiz, Dilek, Ayşe en Aylin soms moesten strijden om dingen te mogen, zeggen

Çigdem en Emine dat ze van hun ouders juist wel erg veel vrijheid hebben gekregen. Emine

klaagt wel eens bij haar ouders dat ze haar best iets meer discipline hadden mogen bijbrengen.

De moeder van Çigdem stond zo vaak in het theater, dat de woorden ‘rust en regelmaat’ in

haar opvoedingsvocabulaire niet voorkwamen. Later, toen ze op de middelbare school zat,

legde Çigdem zichzelf meer discipline op dan dat haar moeder deed:

29 Tugba ziet zichzelf, in de termen van Elias, als ‘enkeling’, die ‘geheel op zichzelf staat en beslissingen kan nemen’.30 In dit opzicht heb ik Aylin, hoewel zij dochter van een handelaar is, ook onder de groep ‘gastarbeidersdochters’ geschaard. De opvoeding die zij van haar ouders heeft gekregen is meer vergelijkbaar met de vrouwen in deze groep dan met die van Emine, Serap en Ceren.

50

Page 52: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Als ik dan uit school kwam en wilde beginnen met mijn huiswerk, zei mijn moeder: je bent net thuis

man, ga eerst iets leuks doen! Dan zei ik: nee, mijn huiswerk moet af! Het was bij ons altijd heel erg

andersom, of dan nam ik één koekje en dan zei ik: nee, het is voldoende zo, en dan zei mijn moeder

altijd: nee, neem er nog een! (Doet haar moeder na die een koektrommel onder haar neus duwt en

lacht.) [Çigdem]

Mensen geven hun eigen draai aan wat zij van hun ouders meekrijgen, zoals ik al aangaf in

mijn theoretisch perspectief. Ik heb dat nu laten zien aan de hand van de verschillende

manieren waarop kinderen over de opvoeding van hun ouders praten. De een toont

overwegend trots, begrip of respect, de ander kent ook enige gêne. Weer een ander neemt

totale afstand. Deze houdingen zelf kunnen ook weer veranderen. Ik kan me bijvoorbeeld

herinneren dat ik me wel eens geschaamd heb voor mijn excentrieke vader. Die schaamte

heeft later plaatsgemaakt voor trots. Het is goed mogelijk dat ook Emine het afwijkende

gedrag van haar vader tijdens bepaalde perioden van haar leven minder gewaardeerd heeft.

Çigdem kwam dankzij haar ouders al op jonge leeftijd in aanraking met schrijven en acteren.

Ze presenteert het semi-grappend als haar ‘lot’ dat ze zich ook in die richting heeft

ontwikkeld:

Mijn moeder is actrice, mijn vader is toneelregisseur, en zij gingen op een gegeven moment uit elkaar,

toen kreeg mijn moeder met een schrijver, mijn vader met een operazangeres, en toen die relaties ook

voorbij waren, kreeg mijn moeder met een decorontwerper en mijn vader met een actrice. Dus: there’s

no way out! Bij mij hebben ze ook altijd de gedachte gehad van: jij gaat schrijven en acteren. Dat deed

ik zoveel toen ik kind was… [Çigdem]

De sociale erfenis van Çigdem verschilt van alle informanten misschien nog wel het meest

van die van Filiz. Filiz besloot zich echter niet te schikken in de rol die haar ouders voor haar

in gedachten hadden. Ze wilde niet uitgehuwelijkt worden en verder leren. Haar verhaal is een

prachtig voorbeeld van agency: door risico’s te nemen, te onderhandelen en anderen te

mobiliseren wist ze haar lot in eigen handen te nemen (vgl. Terwel 2006: 33).

Dat sociale overdracht geen passief en statisch proces is, laat zich ook aflezen aan wat mensen

zelf aan hun kinderen zouden willen overdragen. Dilek bijvoorbeeld, is nog geen moeder,

maar zou haar kind veel minder pushen om te studeren dan dat haar eigen moeder heeft

gedaan:

51

Page 53: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Als mijn dochter over 30 jaar zo’n gesprek als dit zou hebben, dan zou dat een totaal ander verhaal

worden. Ik zou sowieso nooit de druk leggen die ik heb gevoeld om te studeren, ik vind dat echt een

keuze die een kind zelf moet maken. Natuurlijk wil ik wel motiveren en proberen de positieve kanten

ervan uit te leggen, maar als ze gaat studeren, zou ik haar daar totaal in vrij laten. [Dilek]

Filiz vindt het belangrijk dat haar kind zoveel mogelijk boeken en ‘educatieve dingen’ krijgt,

omdat ze zelf heeft ervaren hoe het is om dat niet te hebben. Mensen maken vaak een selectie

uit de waarden, houdingen en boodschappen die zij hebben meegekregen, aldus Bertaux en

Thompson (1993: 2): ‘Most parents seek to transmit only the aspects of their family culture

which they approve’.31

Binnen gezinnen kan de sociale overdracht per kind verschillen. Ouders hebben soms voor het

ene kind andere aspiraties dan voor het andere. Ook zijn er veel voorbeelden te noemen van

gezinnen waarbinnen broers en zussen op uiteenlopende manieren omgaan met hun sociale

erfenissen. Dit thema werk ik in de volgende paragraaf uit.

4.3 Broers en zussen aan bod

Het merendeel van mijn informanten is opgegroeid in kleine gezinnen, zoals te zien is in het

overzicht op pagina 29. Tien van de vijftien informanten komen uit gezinnen met twee of drie

kinderen.32 Serap en Çigdem, beiden dochters van universitair geschoolde ouders, waren enig

kind. In 1983 was de gemiddelde grootte van Turkse gezinnen in Nederland 3,5 kinderen

(Nijsten 1998: 96). Het merendeel van mijn informanten komt dus uit iets kleinere gezinnen

dan destijds gebruikelijk was.

De twee informanten die, in vergelijking tot de andere informanten, de laagst opgeleide

ouders hebben (Ayşe en Filiz) zijn in grote gezinnen opgegroeid. Ayşe is de derde in een

gezin van zeven kinderen, bestaande uit zes meisjes en een jongen. Haar zussen en broer doen

het eigenlijk allemaal goed: ze volgen een opleiding op hbo of wo-niveau of vervullen een 31 We moeten er echter voor oppassen sociale overdracht als proces te zien dat zich enkel op een bewust niveau afspeelt, waar het woord ‘selectie’ wellicht enige aanleiding toe geeft. Mensen kunnen ook zonder dat zij dat willen of doorhebben bepaalde houdingen overdragen en overnemen.32 Dit gegeven sluit mooi aan op het mobiliteitsonderzoek van Thompson (1993: 18), die ontdekte dat kleine gezinnen een betere basis voor succes vormen dan grote. Sociale stijgers komen vaker uit gezinnen bestaande uit twee kinderen, ‘dalers’ zijn vaker opgegroeid in gezinnen met vier kinderen. Thompson verklaart dit aan de hand van een generatie-effect: veel ouders en grootouders van deze sociale stijgers blijken eveneens al in kleine gezinnen te zijn opgegroeid, en dit geldt omgekeerd ook weer voor de ‘dalers’.

52

Page 54: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

functie op dat niveau. Alleen haar zusje van 21 ‘rommelt een beetje aan,’ maar heeft via haar

andere zus die jobcoach is ‘nu wel weer een baantje gekregen.’33

Filiz heeft, zoals we hebben kunnen lezen, een oudere en een jongere broer en een oudere zus.

Haar zus en broertje zijn ‘afgehaakt’ tijdens hun schoolloopbanen, maar Filiz’ oudste broer

‘bleef maar leren om hogerop te komen.’ Van hem herinnert ze zich, dat hij ’s avonds altijd in

de boeken zat om certificaten te behalen. Wanneer Filiz over haar broers en zus praat, valt

vooral de kloof op die tussen hen is ontstaan door de verschillende wegen die ze gekozen

hebben. Ze voelt zich onbegrepen door hen en heeft het idee dat ze haar als een buitenbeentje

beschouwen.34 Filiz vindt op haar beurt dat haar broers en zus ‘traditioneler leven dan hun

ouders’ en verwijt ze ook, dat ze hun eigen kinderen niet stimuleren om zich te ontwikkelen:

‘Die groeien op met een schotelantenne en ik weet ook zeker dat ze uit Turkije moeten

trouwen’. Ik vroeg Filiz of haar familie wel eens kijkt naar de programma’s die ze maakt:

‘Nee, ik heb dat wel eens gezegd als ik contact met ze had, maar daar kijken ze niet naar

hoor’.

De band die Esra met haar enige broer heeft is totaal anders. Vol trots vertelt ze over zijn

bezigheden: hij is hiphopchoreograaf en leraar maatschappijleer. Daarnaast schrijft hij

gedichten en is hij politiek actief. Ze inspireren en helpen elkaar met de projecten waar ze aan

werken:

Mijn broer is een initiatiefnemer, een heel sociaal persoon, die doet aan alles mee. Het is ook heel

bijzonder, want mijn broer en ik passen gewoon heel erg bij mekaar, omdat hij zich kan uitdrukken in

woorden en ik in beeld. Daarom werken we ook heel vaak samen. Voor zijn zaaloptredens maak ik

beelden, en voor mijn beelden maakt hij dan weer gedichten. Dat is een heel mooi gegeven eigenlijk.

[Esra]

De zussen en broers van Ayşe, Esra, Dilek, Leyla, Sibel en Hülya volgen allemaal hoger

onderwijs of hebben dat succesvol afgerond. In de gezinnen van Filiz, Gülden, Meryem,

Emine en Aylin is het verschil in opleiding tussen de geïnterviewden en hun broers groter. In

de familie van Gülden bijvoorbeeld ‘bakken de jongens er niks van, maar zijn alle meiden op

33 We zien hier een mooi voorbeeld van sociaal kapitaal, dat broers en zussen inzetten om elkaar vooruit te helpen. 34 In het werk van Jan Brands (1992: 294-299) wordt de positie van zijn informanten, die een academische opleiding hebben, ten opzichte van hun zussen en broers die een andere weg gekozen hebben, prachtig beschreven.

53

Page 55: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

een na allemaal hoogopgeleid’ (ze doelt hiermee overigens op haar nichtjes, LT).35 Haar broer

ging op een andere manier met zijn sociale erfenis om dan zij:

Mijn ouders hebben altijd zoiets gehad van: onze kinderen moeten gewoon in de gelegenheid worden

gesteld en van huis uit gestimuleerd worden om een goede opleiding te krijgen. En ik wou dat wel, en

mijn broer niet. [Gülden]

Meryem’s broer brak verschillende mbo-opleidingen af. Studeren ‘ligt hem gewoon niet’, zegt

ze, hoe graag haar ouders dat ook anders zouden willen zien:

Ik vond het heel belangrijk om te zien dat mijn vader boeken leest, ook mijn moeder, dat ze zichzelf

wilde ontwikkelen. Voor mij werkte het ook heel stimulerend, maar voor mijn broer bijvoorbeeld weer

niet. Die vindt kickboksen en gevangenisbewaarder worden interessant. [Meryem]

Deze voorbeelden laten zien dat sociale erfenissen zowel ‘geaccepteerd’ als ‘verworpen’

kunnen worden (vgl Thompson 1993: 15). Niet alleen kinderen uit een gezin kunnen op

uiteenlopende manieren reageren, ook de verwachtingen die ouders voor hun kinderen hebben

kunnen heel verschillend zijn.

Filiz’ vader vertelde aan anderen over zijn dochter: ‘Ik heb geen omkijken naar haar, zij doet

het allemaal heel erg goed’. De moeder van Filiz hield alleen háár voor dat ze een keuze had

en moest studeren, en stopte meteen met dat soort gesprekken als er anderen in de buurt

kwamen. Mogelijk speelt hierbij het genderaspect een rol. Het lijkt erop, dat deze moeder juist

voor haar dochter een ander leven wenste. Binnen de familie van Gülden, waar de jongens ‘er

niks van bakken’, trekt de oma ‘altijd partij voor de vrouwen’. Wellicht is het voor ouders

eenvoudiger om van hun dochter een a-typische studiekeuze te accepteren dan van hun zoon.

Veel geïnterviewden hebben broers die economische opleidingen hebben gevolgd. Dit zou er

op kunnen wijzen, dat jongens mogelijk meer druk voelen om te kiezen voor ‘statusgevoelige’

studierichtingen dan meisjes. Ayşe geeft een voorbeeld van een vriend die naar de mode-

academie wilde, maar wiens ouders dat niet accepteerden. ‘Toen is hij maar gewoon

economie gaan doen, wat hij vervolgens natuurlijk niet afmaakte’.

35 Brands (1992: 330) wijst op de functie die de registratie van dergelijke verschillen heeft. Door te constateren welke verschillen er zijn tussen zussen en broers, overwegen zijn informanten maatschappelijke en culturele opties die op dat moment voor henzelf open liggen. Deze ‘onderhandelingen’, aldus Brands, zijn van betekenis voor de ontwikkeling van de eigen identiteit.

54

Page 56: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

In de volgende paragraaf besteed ik aandacht aan de plaats die onderwijs innam in de

gezinnen waarin mijn informanten zijn opgegroeid. Ik breng verschillende vormen van

stimulans in beeld en laat zien dat deze vormen ook in verschillende ‘typen’ gezinsculturen te

plaatsen zijn.

4.4 Onderwijs

Op vragen als ‘hoe kijken je ouders tegen onderwijs aan?’ gaven mijn informanten in eerste

instantie altijd hetzelfde antwoord: studeren is heel belangrijk voor hun ouders.36 Er zijn

echter grote verschillen aan te wijzen in de manieren waarop hun ouders hen hebben kunnen

motiveren en steunen. Ik heb deze steun ingedeeld in categorieën, maar wil benadrukken dat

die niet strikt van elkaar te scheiden zijn.

Morele steun en motto’s

De vorm van stimulans die de geïnterviewden veruit het meest genoemd hebben is die van

aanmoediging en morele steun (vgl. Crul 2000). Die aanmoediging was vaak ‘heel verbaal’,

aldus Sibel:

Studeren, dat vinden mijn ouders allebei heel belangrijk. Hun respect voor jou valt of staat ermee. Ze

zeiden constant: studeren, daar zit toekomst in. Mijn vader zei altijd van: ‘Ik heb het niet kunnen doen,

doen jullie het, jullie hebben de kansen nu, en pak ze.’ [Sibel]

Veel informanten vertellen dat hun ouders, vaak tot hun grote spijt, een minder kansrijke

schoolloopbaan achter de rug hebben dan zijzelf. Door te reflecteren op het verleden en de

huidige positie, werden deze ouders zich bewust van hun eigen beperkingen (Coenen 2001:

116). Tien van de vijftien vrouwen merken op dat hun ouders hen (‘soms tot het ziekelijke aan

toe’) hebben voorgehouden dat zij de mogelijkheden die een opleiding bood ten volle moesten

gebruiken.37 Wat voor de ouders onbereikbaar was, moest door de kinderen volbracht worden.

36 Met het woord studeren wordt door de geïnterviewden meestal verwezen naar het volgen van een vervolgopleiding na de middelbare school. Het staat dus in deze scriptie niet noodzakelijk voor het volgen van een universitaire opleiding, tenzij anders is aangegeven.37 Voor Çigdem, Serap en (in mindere mate) voor Leyla, gold dit verschil in kansen niet. Ayşe en Tugba kregen deze boodschap niet op deze manier van hun ouders mee.

55

Page 57: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Bertaux en Thompson presenteren dit verschijnsel als kenmerk van intergenerationele

overdracht:

[P]arents hope to see many of their own social characteristics continued through their

children. More than that, they may be handing down through their ambitions for their

own unrealized projects. (Bertaux en Thompson 1993: 2)

Voor de gastarbeiders en avonturiers in mijn onderzoek gelden verschillende ‘ongerealiseerde

projecten’. De vader van Meryem had graag advocaat willen worden, Emines vader hoopt ooit

nog ‘ontdekt’ te worden als schrijver of zanger. De moeder van Esra ’treurt nog elke dag dat

ze niet heeft kunnen studeren’. Wat de ouders in deze ‘ongerealiseerde projecten’

gemeenschappelijk hebben, is een gebrek aan kansen om zich in hun jeugd via onderwijs te

ontwikkelen en een zekere frustratie daarover. Als gevolg daarvan houden ze hun eigen

kinderen de boodschap van ‘sociale stijging via onderwijs’ voor. De boodschap die Sibel

meekreeg van haar vader heeft alle kenmerken van een gezinsmotto. Het is een vaste

gezinsuitspraak die aspiraties voor de toekomst benadrukt, waarbij verwezen wordt naar de

positie van de ouders in het verleden (Coenen 2001: 103).

Door veel ouders is benadrukt hoe zwaar en vies het werk is dat zij als gastarbeiders hebben

verricht. Ze vertelden hun kinderen hoe het was om in de positie te verkeren waarin helemaal

geen keuzemogelijkheden, kansen of rechten waren. Daarbij wezen zij ook vaak op de geringe

ontplooiingsmogelijkheden die het platteland hen bood. De plattelandsschool, die ‘niks

voorstelde’ en waar vaak maar één leraar voor alle kinderen was, is door verschillende

informanten ter illustratie aangedragen. Sommige moeders hielden hun dochters voor, dat ze

zelf geen ‘domme huisvrouw’ moesten worden. Ik geef nog twee voorbeelden van

gezinsmotto’s:

Mijn moeder zegt altijd: ‘wij hebben het niet kunnen doen, en ik wil heel erg dat jij het doet, en dat jij

het haalt en ik wil niet dat je later spijt krijgt van: oh, had ik maar dit of dat gestudeerd’. [Meryem]

Tegen ons is altijd gezegd: wij hebben gestreden in Nederland, wij hebben keihard gevochten om hier

een bestaan op te bouwen, zodat jullie kunnen studeren. Dus dat jullie studeren, dat zijn jullie ons

schuldig, daar kwam het eigenlijk min of meer op neer. [Dilek]

56

Page 58: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Dilek, wier uitspraak weliswaar de kenmerken heeft van een gezinsmotto, vertelt overigens

dat haar moeder haar vooral liet voelen dat ze moest gaan studeren. Over haar jongere nichtjes

en neefjes, waarmee ze in een huis opgroeide, werd als baby bijvoorbeeld gezegd: ‘Mijn liefje

gaat studeren, mijn liefje wordt dokter, mijn liefje wordt advocaat’.38 Het was niet zo dat

Dileks moeder uitvoerig uitgelegde waarom studeren goed was. ‘Je voelde het gewoon om je

heen.’

De wens van ouders dat hun kinderen zouden studeren is door sommige informanten ook wel

als druk ervaren. Voor Meryem, die een van de weinigen binnen de familie is die studeert

bijvoorbeeld:

Dat is best moeilijk soms. Niemand is perfect, en ze hebben zulke hoge verwachtingen van je en dat is…

je wordt er niet echt bang van, maar laten we zeggen dat het niet echt makkelijk is om ze teleur te

stellen. [Meryem]

Meryem zegt echter dat de verwachtingen en trots van haar familie haar ook motiveert om

door te zetten. Ze voelt bovendien een sterke verantwoordelijkheid naar haar jongere nichtjes

toe om haar ervaringen in het hbo met hen te delen.

Niet iedereen heeft een druk om te studeren gevoeld. Leyla’s ouders hebben haar vooral

voorgehouden: ‘wat kan je, wat wil je, en: doe maar, het was niet dat het een must was ofzo,

wel lezen, dat werd wel altijd gestimuleerd’. Çigdem voelde deze druk evenmin. Haar ouders

vonden studeren echter heel belangrijk. ‘Als ik na het vwo had gezegd van: nu ga ik moeder

en huisvrouw worden, dan hadden ze het zwaar gehad hoor’.

Seraps moeder wilde graag dat ze vwo ging doen, omdat zij vond dat haar dochter die

capaciteiten had. Serap was in die tijd echter vaak in strijd met haar moeder, dus ging ze

‘expres havo doen’. Haar moeder gaf haar ook een motto mee, die niet helemaal past binnen

de definitie van Coenen (er wordt niet verwezen naar een positie in het verleden, maar naar

Seraps eigen positie). Dit motto is tekenend voor Seraps opvoeding:

38 Volgens Coenen (2001: 109) zouden de moeders die dit tegen hun jonge kinderen zeggen, uitspraken op dit gebied wat betreft hun oudere kinderen aan anderen overlaten.

57

Page 59: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Serap, je bent Turks in een wit land. Serap, je bent een vrouw in een mannenwereld. Je bent jong…

Mensen gaan je altijd proberen aan te vallen. Dus zorg in ieder geval dat je je studie hebt, dan kunnen

mensen je ook niks meer… dan heb je je basis gewoon binnen. [Serap]

Tot nu toe heb ik voornamelijk woorden van ouders aan bod laten komen: de boodschappen,

motto’s en aansporingen, vaak voortkomend uit gevoelens van teleurstelling. ‘Frustratie leidt

echter niet noodzakelijk tot actie’, aldus Coenen (2001: 116). Niet alle Turkse ouders

beschikken over voldoende zelfvertrouwen en kennis van het schoolsysteem om de in

Nederland gebruikelijk geachte voorwaarden voor schoolsucces te scheppen. In de volgende

twee paragrafen besteed ik aandacht aan daden: in hoeverre hebben de ouders van de

geïnterviewde vrouwen hun kinderen gesteund aan de hand van concrete handelingen? Met

behulp van een artikel van Guuske Ledoux (1996) laat ik zien, dat ouders hun kinderen zowel

in strikte als in brede zin kunnen ondersteunen in hun onderwijscarrière.

Onderwijsondersteuning in strikte zin

Ledoux (1996: 117) verstaat onder deze vorm van onderwijsondersteuning de concrete steun

van ouders in het schoolgaan van hun kinderen, bijvoorbeeld door hulp bij huiswerk,

contacten met leerkrachten en deelname aan ouderactiviteiten op school. Het gaat hier onder

andere om de mate waarin ouders inzicht hebben in het schoolleven van hun kind en in de

eisen die vanuit de school gesteld worden. Elf van de veertien informanten zeggen van hun

ouders dit soort ondersteuning te hebben gekregen. Drie van hen hebben op deze manier

weinig tot geen steun van hun ouders ontvangen: Dilek, Filiz en Ayşe.39

De moeder van Dilek bijvoorbeeld had weinig inzicht in de schoolsituatie van haar dochters.

Ze beheerste de Nederlandse taal niet, waardoor ze niet goed met docenten kon

communiceren en geen inhoudelijke hulp bij huiswerk kon bieden.

Eigenlijk was het heel dubbel, want ze kon ons niet volgen in wat we deden in onze schoolcarrière,

maar het was wel onze grootste verplichting om te studeren, dus daar lag wel een heel groot stuk

verantwoordelijkheid bij jezelf om het goed te doen’. [Dilek]

39 Tugba heeft te weinig over onderwijsondersteuning verteld om hier nu uitspraken over te doen.

58

Page 60: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Haar moeder nam evenwel een onderwijsondersteunende houding aan, door haar dochters te

ontlasten in de huishoudelijke taken. ‘Je hoefde maar ‘huiswerk’ te zeggen om onder een

klusje uit te komen en het was klaar.’40

Hoewel de vader van Filiz haar goede rapporten prees, ging hij vrijwel nooit naar

ouderavonden. ‘Ze zagen wel in, dat is goed, school, maar ze hadden helemaal geen idee wat

er dan precies op zo’n school gebeurde, dus ze waren ook niet echt betrokken.’

Filiz verklaart deze houding door te verwijzen naar een idee over onderwijs dat in Turkije zou

overheersen: ‘buiten het huis om, in de school, is het de verantwoordelijkheid van de

docenten.’ Volgens Coenen (2001: 139) vatten leraren in Nederland het spaarzame contact op

als een gebrek aan interesse, terwijl veel ouders het nalaten van schoolbezoek zien als het

overlaten van schoolzaken aan diegenen die er het meest vanaf weten, namelijk de leraren en

de jongeren zelf.41

In de studie van Coenen komen veel ouders voor die een actieve onderwijshouding

ontwikkeld hebben. ‘Meestal waren dit ouders die zeiden al heel snel na de migratie in

Nederland te hebben besloten dat hun kinderen een betere positie dan zijzelf moesten zien te

krijgen,’aldus Coenen. Het waren ouders die al in Turkije gevoelens van frustratie hadden

gekend over het feit dat ze alleen naar de lagere school hadden kunnen gaan. Deze mensen

profileerden zich met hun actieve onderhouding scherp ten opzichte van andere Turkse

ouders. Zij zouden zich ‘als domme dorpelingen gedragen, alles maar op hun beloop laten in

de hoop dat Allah wel voor ze zou zorgen’ (2001: 136).

Ik heb de indruk dat het merendeel van mijn informanten ouders heeft die al vroeg een actieve

onderwijshouding hadden. Uitspraken als ‘wij zaten nooit echt diep in die Turkse

gemeenschap’ of ‘mijn ouders gingen alleen om met Turken die school ook belangrijk

vonden’ wijzen erop dat zij zich met zo’n houding ook geprofileerd hebben.

Mijn informanten geven zelf veel voorbeelden van onderwijsondersteuning in strikte zin.

Hülya zegt dat haar ouders met haar meegingen naar open dagen en ‘gewoon in de gaten

40 Ook in de studies van Coenen en Crul wordt op deze vorm van steun gewezen. 41 Ook Bouw et al (2003: 42) wijzen op (Marokkaanse) ouders die ‘de school, de school laten omdat ze het gevoel hebben te weinig kennis te hebben om daar nog iets aan toe te kunnen voegen’.

59

Page 61: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

hielden wat ik deed, rapporten en werkstukken bekijken enzo’. Aylins vader was ‘heel

betrokken’ en legde dingen die ze niet begreep uit.

Meryem zegt dat haar ouders goed wisten waar zij mee bezig was op school. Ze duidt haar

moeder zelfs aan als een ‘detective’:

Als ik geen zin had in school of wilde spijbelen, hoefde ik echt niet aan te komen met smoesjes als ‘de

leraren hebben een vergadering’. Maar bij mijn tante, die minder goed Nederlands spreekt, konden

mijn nichtjes ‘met de raarste smoesjes aan komen zetten en dan geloofde ze het nog! [Meryem]42

Ook de schoolkeuze door de ouders wil ik aanhalen als voorbeeld van ondersteuning in strikte

zin. Hoewel dit door Ledoux niet genoemd wordt, denk ik dat schoolkeuze toch onder deze

vorm van steun geschaard kan worden, omdat het van invloed kan zijn op schoolsucces en

samenhangt met de kennis die ouders hebben van het onderwijssysteem. Veel geïnterviewden

geven aan, dat hun ouders bewust gekozen hebben voor een ‘witte’ of christelijke school.

Leyla en Hülya bijvoorbeeld groeiden op in een witte buurt, waardoor zij ook een witte school

bezochten. Emine zat op een Rooms-katholieke school die tevens de witte school in de wijk

was. Haar vader wilde niet dat ze ‘iets van de Islam zou opsteken’ en vond het ook niet nodig

dat ze Turkse les zou krijgen, wat op de openbare school ‘waar alle buitenlands kindjes

naartoe gingen’ werd aangeboden. Ook Güldens ouders kozen bewust voor een christelijke

school.

Omdat er minder zwarte kinderen op zaten, en omdat ze zelf het idee hadden dat de christelijke

basisschool veel beter was in lessen, dat er meer discipline was, en daarnaast vonden ze het belangrijk

dat ik van alle godsdiensten iets mee zou krijgen en niet alleen die van onszelf. [Gülden]

De ouders van Leyla, Hülya, Emine en Gülden zijn, in de termen van Crul (2000: 101), ook

wel op te vatten als ‘pioniers’, omdat ze een keuze maakten die in eigen kring stof deed

opwaaien. Een keuze dus, waar een zekere moed voor nodig was.

In het geval van Filiz was de invloed van de ouders op de schoolkeuze geringer. In de keuze

voor een middelbare school had de leerkracht vooral een vinger in de pap. Haar vader, met

zijn ‘gebrekkige Nederlands’, werd een beetje ‘gepusht’ om Filiz naar de nabijgelegen

meisjes-lbo te sturen. De Vries (1987: 73) verklaart een dergelijke ‘hulpeloze’ houding, die de 42 Zie ook Coenen (2001: 47) voor een voorbeeld van ouders die ‘strak’ achter de school van hun kinderen aanzitten.

60

Page 62: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

meeste ouders in haar onderzoek kenmerkt, vanuit het feit dat zij vaak slecht op de hoogte zijn

van het Nederlandse schoolsysteem. Ook Filiz’ vader had ‘geen idee’ van de mogelijkheden.

De Vries wijst erop dat deze positie van ouders meisjes in staat kan stellen om het heft in

eigen handen te nemen en de schoolkeuze naar eigen inzicht te bepalen. Hoewel ‘bepalen’ in

Filiz’ geval niet helemaal de juiste term is, lukte het haar door schipperen en onderhandelen

om naar de mavo te gaan, een school die wat verder van huis was.

In de keuze voor een vervolgopleiding is bij de meeste informanten een minder grote rol door

de ouders gespeeld dan in de keuze voor een basis- of middelbare school. Zuhal kon in haar

studiekeuze bijvoorbeeld niet echt een beroep op haar ouders doen:

Ik kreeg meer algemene steun van ze, van ja: je moet gewoon vol blijven houden, doorstuderen, maar

niet echt specifieke ondersteuning ofzo, niet echt raad.

Mijn ouders waren minder ontwikkeld zeg maar, die wisten toch minder van opleidingen en inhoud van

opleidingen en dat soort dingen. [Zuhal]

Dit sluit aan bij Van den Bergh et al (2004: 62), die aangeven dat laaggeschoolde ouders veel

ondersteuning bieden waar het gaat om motivatie, maar minder concrete steun kunnen bieden

bij keuzes in de schoolcarrière.

Onderwijsondersteuning in brede zin

Met deze vorm van steun doelt Ledoux op de mate, waarin ouders in staat zijn om een

bijdrage te leveren aan de cognitieve (intellectuele) ontwikkeling van hun kinderen. Het gaat

hier onder andere om de hoeveelheid en soort individuele aandacht die kinderen van hun

ouders krijgen. Via alledaagse interactie kunnen ouders de ontwikkeling van het taalgebruik

en de algemene kennis van hun kinderen beïnvloeden, bijvoorbeeld door voor te lezen en aan

kunst en cultuur deel te nemen (Ledoux 1996: 117). In de terminologie van Bourdieu gaat het

hier om de overdracht van cultureel kapitaal.

Sommige informanten komen uit gezinnen waarin deze kapitaalsoort ruim voorhanden was.

Meryem, Leyla, Aylin en Emine bijvoorbeeld, groeiden op in een ‘huis vol boeken’. De

61

Page 63: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

moeders van Gülden en Sibel en de vader van Hülya namen hun kinderen vaak mee naar de

bibliotheek.43

Ayşe en Filiz maakten de gang naar de bibliotheek op eigen initiatief. Lezen was niet iets dat

hen met de paplepel werd ingegoten. Toch betekent dat niet noodzakelijk dat zij geen

‘onderwijsondersteuning in brede zin’ hebben ontvangen. Hoewel Filiz niet is voorgelezen

door haar ouders, zijn de bijzondere gesprekken die ze met haar moeder had een goed

voorbeeld van individuele aandacht. Ook Ayşe kreeg, in een gezin met zeven kinderen, toch

de aandacht die ze nodig had. Ze toont bewondering voor het feit, dat haar ouders ‘precies

weten hoe kun kinderen in elkaar zitten.’ ‘Iedereen krijgt bij ons een special treat’.

Ook Coenen (2001: 54) laat zien, dat de afwezigheid van cultureel kapitaal en

onderwijsondersteuning in strikte zin niet hoeft te betekenen dat kinderen geen steun krijgen

van hun ouders. Ze geeft voorbeelden van gezinnen waarin ‘niet zozeer praktische hulp op de

voorgrond staat maar veeleer de kwaliteit, de breedte en intensiteit van de aandacht voor de

kinderen en hun schoolzaken’.44 We moeten er dus voor waken om de ene vorm van steun als

belangrijker op te vatten dan de andere.

Drie gezinsculturen

Coenen (2001: 150-154) formuleert drie typen ‘gezinsculturen’, om de verschillen die er

tussen gezinnen kunnen zijn te kunnen plaatsen. Ze onderscheidt de gezinscultuur waarin de

vader als autoritair figuur de hoofdrol speelt, de gezinscultuur van ‘ongestructureerde

vrijheid’ en die van ‘aandacht en steun’. Die steun kan, zoals we gezien hebben, allerlei

vormen aannemen.

In de eerstgenoemde gezinscultuur is de vader zeer dominant. Er is weinig vertrouwen tussen

hem en zijn kinderen en er wordt nauwelijks over school gesproken. De vader ziet toe op de

zedelijkheid van de gedragingen van zijn dochters en is gevoelig voor opmerkingen over

slecht vaderschap van voor hem relevante anderen (Coenen 2001: 142). In mijn onderzoek

43 Hülya brengt deze bibliotheekgang mede in verband met het feit dat haar vader destijds met de Pabo bezig was. 44 Het verband tussen schoolondersteuning door de ouders en het schoolsucces van de kinderen laat zich moeilijk vaststellen. Volgens Crul (2000) toont statistische toetsing geen verband aan tussen de variabelen. Een bredere definitie van onderwijsondersteuning, zoals door Ledoux (1996) geformuleerd is en waarin ook gekeken wordt naar de kwaliteit van aandacht die ouders aan hun kinderen besteden, suggereert wel degelijk een verband (vgl. Coenen 2001: 216).

62

Page 64: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

heb ik deze gezinscultuur, die lange tijd als stereotiep voor hét Turkse gezin in Nederland

gold, nauwelijks aangetroffen. De sfeer die Filiz schetst lijkt hier het meeste op, hoewel

sommige uitspraken van haar vader wijzen op een bepaald ‘basisvertrouwen’ in zijn dochter.

Ayşe en Dilek noemen hun gezinscultuur die van ‘ongestructureerde vrijheid’, waarin vooral

de nadruk werd gelegd op hun eigen volwassenheid en autonomie op het gebied van school.

In dit type gezinscultuur schenken ouders hun kinderen een basisvertrouwen en volgen zij de

school van hun kinderen op een ontspannen manier. Soms domineren de besognes van de

ouders de gezinscommunicatie, zoals bij Dilek het geval was. Haar moeder was vooral bezig

zich staande te houden, waardoor Dilek soms het gevoel had er alleen voor te staan.

Veruit de meeste informanten lijken te zijn opgegroeid binnen een gezinscultuur van

‘aandacht en steun’, namelijk elf van de veertien.45 In deze families staat het schoolleven van

de kinderen op het eerste plan. Ouders tonen belangstelling in school en bieden hun kinderen

steun en stimulans. Daarbij maken ze gebruik van positieve gezinsmotto’s. Het is belangrijk

om aan te geven dat deze gezinscultuur niet strak te onderscheiden is van de als tweede

omschreven cultuur van ongestructureerde vrijheid. Aylin bijvoorbeeld maakte de keuze voor

haar middelbare school ‘helemaal alleen’, maar kreeg wel hulp van haar vader bij het maken

van huiswerk.

In de onderzoeksgroep van Coenen zijn in de gezinscultuur van ‘aandacht en steun’ meer

jongeren aangetroffen die als succesvol op school kunnen worden omschreven. Een

schoolcarrière die wordt ondersteund door een gezinscultuur als deze, zou een grotere kans

maken om probleemlozer en met een groter zelfvertrouwen van de jongeren te verlopen

(Coenen 2001: 153). De gegevens van mijn onderzoek lijken deze aanname te ondersteunen.

Schoolsucces als familieproject

Uit het werk van Coenen kunnen we opmaken dat sociale stijging vaak een ‘familieproject’ is.

Brands (1992: 319-320) wijst in zijn studie over academici met laaggeschoolde ouders

eveneens op dit principe. ‘In mijn onderzoeksmateriaal zijn (..) aanwijzingen te vinden dat de

schoolcarrière van mijn respondenten mede een uitdrukking is van een project dat eerder door

45 Tugba heeft te weinig over de plaats van onderwijs in haar gezin verteld om hier nu uitspraken over te doen.

63

Page 65: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

de familie in gang is gezet, maar dat zich tot dan toe (meestal) niet vertaalde in een hogere

scholing voor familieleden uit een eerdere generatie’.

Ook voor mijn informanten geldt, dat zij hun schoolsucces niet geheel op eigen kracht hebben

behaald. Ze zijn zich er vaak ten volle van bewust, dat hun ouders of grootouders door naar

Nederland te migreren de weg voor hen vrijgemaakt hebben. Ik heb er al op gewezen dat de

opbouw van een beter bestaan in Nederland niet het initiële doel was van de meeste

gastarbeiders. Het perspectief was om verrijkt terug te keren naar de geboortestreek in

Turkije. Maar toen het anders liep, en ze bleven, verbonden ouders het slagen van het

migratieproject aan een nieuw doel, namelijk schoolsucces en sociale stijging in Nederland.

Daarmee wordt het schoolsucces van de kinderen ook hun trots en succes (Coenen 2001: 188;

Crul 2001:2).

4.5 Ontplooien of overleven: over hobby’s

Diploma’s leiden echter niet noodzakelijk tot maatschappelijk succes. Naarmate meer mensen

diploma’s weten te behalen, vermindert de waarde ervan (Bourdieu 1989). Werkgevers

beoordelen sollicitanten ook op extracurriculaire activiteiten, zoals hobby’s of

bestuurservaring (Van Gent et al 2006: 43).46 Deze vorm van cultureel kapitaal staat in deze

paragraaf centraal. Wat hebben mijn informanten van hun ouders meegekregen op het gebied

van sport, muzikale en kunstzinnige vaardigheden? Hoe staat dit in verband met het werk dat

zij nu verrichten in de mediasector?

De hobby’s die mijn informanten veruit het meest genoemd hebben zijn lezen (twaalf keer) en

schrijven (zeven keer).47 Zoals we zagen, werden sommigen daarbij aangemoedigd door hun

ouders, anderen minder of niet. Informanten die zijn opgegroeid in een gezinscultuur van

‘aandacht en steun’ zijn vrijwel allemaal door hun ouders gestimuleerd om zich te ontplooien

door boeken te lezen of een hobby te kiezen. Ouders die vooral bezig waren met ‘overleven’

boden deze stimulans niet of nauwelijks, maar dan waren er vaak anderen die deze rol

innamen:

46 Uit dit onderzoek blijkt dat de kansen van hoogopgeleide niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt kleiner zijn dan die van autochtonen, omdat zij tijdens hun studie minder vaak lid zijn geweest van een studentenvereniging, studie-activiteiten in het buitenland ondernemen of facultatieve stages lopen. 47 Het is niet verrassend dat voornamelijk de vrouwen die schrijvende beroepen hebben deze bezigheden noemen.

64

Page 66: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Dilek kreeg boeken cadeau van haar tante (‘mijn moeder was daar niet mee bezig’). Tugba

kwam in aanraking met boeken dankzij haar buren.

Ik las altijd heel veel. Al met vijf, zes jaar ben ik begonnen met lezen en dat kwam door onze

Nederlandse buren. Die namen ons elke week mee naar de bibliotheek, en ik vond dat geweldig. Mijn

ouders deden dat niet. Turken lezen heel weinig. Nederlanders hebben een boekenkast in de

woonkamer, Turken op de slaapkamer. [Tugba]

Vijf informanten hielden als kind van dansen. Niet alle familieleden vonden dat een

onverdeeld succes. Sibel wilde als vijfjarige graag op ballet, maar mocht dat niet omdat haar

oma, die bij het gezin in huis woonde, dat niet goed zou vinden: ‘die had weer zoiets van ja,

straks wordt ze danseres later, en dat zag ze niet zitten’.48

Aylin deed aan jazzballet op een hoog niveau. Hoewel haar ouders graag naar haar

voorstellingen kwamen kijken, vond haar vader het geen goed idee dat ze naar de

dansacademie zou gaan: ‘daar zag hij geen brood in.’ Het was ‘echt helemaal haar eigen idee’

om op jazzballet te gaan. ‘Ik wist al op jonge leeftijd van: dit vind ik leuk, en dan ging ik er

zelf achteraan om uit te zoeken waar ik dat kon doen.’ Wanneer ze zichzelf in dit opzicht

vergelijkt met haar vriend, noemt ze deze situatie ook wel de ‘omgekeerde wereld:’

Bij Thijs was dat, die ging naar hockey, en ja, dat werd gewoon vanuit zijn ouders geregeld! En,

pianoles ook, terwijl ik heb dat, ja, heel raar, maar al vanaf heel jong allemaal voor mezelf geregeld.

[Aylin]

Aylin zegt het jammer te vinden dat ze muzikale of creatieve vorming van huis uit niet heeft

meegekregen, maar: ‘mijn ouders zijn zo niet opgevoed en zij hebben het eigenlijk ook niet

aan ons meegegeven.’

Zuhal werd van huis uit wel heel duidelijk gestimuleerd om muziek te maken en zich op

andere manieren te ontplooien. Ze volgde een cursus journalistiek via de Vereniging

Buitenlands Vrouwen Overleg en kwam mede daardoor op het idee dat ze later graag

programma’s wilde maken en presenteren. Bovendien speelde ze Saz, een Turkse luit:

48 Deze ervaring bood Sibel later inspiratie voor haar scenario voor een jeugdfilm.

65

Page 67: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Dat is eigenlijk een manneninstrument, voor 99 procent zijn het mannen die het bespelen, en daardoor

kijken ze ook heel erg tegen je op, ik vond dat juist leuk en mijn ouders ook. Maar sommige families

hebben zoiets van: wat moet jij nou met een Saz, jij bent een vrouw! [Zuhal]

Ook op het feit dat Zuhal een zelfverdedigingsport deed kwamen soms reacties: ‘kom op hee,

ga even een andere sport beoefenen ofzo’. In haar omgeving zijn weinig mensen die zo actief

zijn als zij:

Ik ken heel veel Turkse mensen, maar heel weinig mensen zitten op een muziekles of bij een

sportvereniging. Ze durven minder initiatieven te nemen, sommige ouders zijn misschien bang of

onzeker over de samenleving, ik snap ze eigenlijk niet. [Zuhal]

De ouders van Zuhal verschilden blijkbaar van deze buurtgenoten, want ‘zij wilden alleen

maar dat ik sociaal was, aan dingen meedeed en me goed ging ontwikkelen.’

Ayşe hield al op jonge leeftijd van interviewen.

Ik kan me herinneren dat ik als kind, want wij hebben een gezin van zeven kinderen, om me terug te

trekken soms wel een half uur op het toilet zat, gesprekken te voeren met mezelf, dan stelde ik zelf de

vragen, maar dan gaf ik ook de antwoorden. [Ayşe]

Dit is weliswaar geen voorbeeld van cultureel kapitaal, maar van een strategie om ruimte voor

zichzelf te creëren. Kennelijk vonden haar ouders het goed dat hun dochter zich terugtrok op

de wc. Ayşe, die zichzelf omschrijft als iemand die veel privacy nodig heeft, zegt meerdere

malen dat haar vader en moeder ieder kind uit het gezin in hun waarde lieten en precies wisten

waar welk kind behoefte aan had.

Çigdem was op jonge leeftijd al bezig met acteren. Van alle informanten heeft zij duidelijk

het meeste cultureel en sociaal kapitaal meegekregen:

Ik ken Hans Kemna, van Kemna Casting, al van vroeger via mijn moeder, en die begon mij als kind al

een beetje in te zetten. Ik had bijvoorbeeld een klein rolletje in Flodder, en toen vaker, zo van: wil je

geen auditie komen doen? [Çigdem]

De moeder van Çigdem, zelf actrice, stimuleerde bij haar dochter vooral het schrijven. Toen

ze veertien was, deed ze mee aan een schrijfwedstrijd van de Toneelgroep Amsterdam: ‘Mijn

66

Page 68: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

moeder kwam ermee, van: is dit niet iets voor jou?’ Deelnemers moesten eigenlijk 16 zijn om

mee te doen, dus Çigdem telde op het formulier twee jaar bij haar eigen leeftijd op (over

spelgevoel gesproken!). Toen ze won, en de jury achter Çigdems echte leeftijd kwam, besloot

deze haar een aanmoedigingsprijs te geven.

Arnon Grunberg, die toen tweede was geworden, die kreeg daardoor de hoofdprijs, dat weet ik nog, en

ik weet nog dat ik dacht: wie is toch die chagrijn met die bril?! [Çigdem]

Twee jaar later won Çigdem nogmaals, dit keer officieel. Haar inzending werd vervolgens

opgevoerd door de Toneelgroep Amsterdam. Arnon Grunberg zat in de jongerenjury en

schreef een ‘ontzettend mooi stuk’ over haar.

4.6 Tot slot

Ik heb in dit hoofdstuk de sociale erfenissen van mijn informanten in beeld gebracht. Daartoe

heb ik gebruik gemaakt van Bourdieu’s kapitaalconcept en Coenens inzichten over

gezinsmotto’s en -culturen. Dat ‘wat van huis uit is meegekregen’, van grote invloed is op hun

loopbaanontwikkeling, staat buiten kijf. Ik heb echter laten zien dat mijn informanten

daarnaast over bepaalde eigenschappen beschikken, waardoor zij optimaal van hun sociale

erfenis kunnen profiteren. Wanneer keuze- en bewegingsvrijheid beperkt is, motto’s en

boeken ontbreken, zijn talent, enthousiasme en spelgevoel onontbeerlijk om verder te komen.

67

Page 69: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

5 De media: vesting, platform of ontsnapping

We hebben nu meer inzicht gekregen in de verschillende werelden waar mijn informanten

vandaan zijn gekomen. In dit hoofdstuk staat de vraag ‘Waar zijn ze naartoe gegaan?’

centraal. Nadat ik de voor hoogopgeleide allochtone jongeren in Nederland geijkte

studiekeuzes geschetst heb, laat ik zien hoe mijn informanten tegen deze loopbaanstappen

aankijken. Daarna breng ik hun eigen keuzes in beeld. Ik besteed in de daaropvolgende

paragraaf aandacht aan de rol die stages daarin gespeeld hebben. Vervolgens schets ik de

verschillende strategieën van het omgaan met een Turkse achtergrond in de mediasector. In de

laatste paragraaf gaat het over netwerken: op welke manier zetten mijn informanten hun

sociaal kapitaal in om zich in het mediawereldje staande te houden?

5.1 ‘Juridisch is nu de modegril’

Op het punt van opleidingsrichting laten allochtonen een patroon zien dat afwijkt van de

keuzes van autochtone studenten. In het hbo kiezen zij in vergelijking tot hun autochtone

medestudenten vaak voor economische opleidingen; gezondheidszorg en onderwijs zijn

minder in trek (Bouw et al. 2003: 70). In onderstaande tabel zien we dat van de vrouwelijke

ingeschreven studenten aan journalistieke hbo-opleidingen slechts 0.9% van Turkse afkomst

is. Dit percentage ligt bij de bedrijfskundige en juridische opleidingen op 3.6% en 6.7%.

Tabel 3: Ingeschrevenen in het hoger onderwijs naar herkomstgroepering

68

Page 70: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Vaak wordt door mijn informanten ietwat denigrerend gesproken over Turkse leeftijdgenoten

die kiezen voor ‘zo’n standaardopleiding.’ Zelf hebben ze immers ‘bewust’ of ‘met hun hart’

gekozen, ze doen nu iets wat ‘echt bij ze past’ of wat ze ‘echt leuk vinden.’ Toch kunnen ze

anderen die voor een juridische of economische opleiding kiezen vaak wel begrijpen, soms

omdat ze er ook zelf ervaring mee hebben.

Meryem begon na de mavo met een mbo-opleiding juridische dienstverlening, maar ze vond

het al na een paar maanden ‘supersaai.’ Ze had er ‘puur voor gekozen om haar vader tevreden

te stellen.’

Het is eigenlijk meer iets wat ik mezelf had aangepraat, van oh, mijn vader gaat echt trots op me zijn

als ik advocaat word, omdat hij het heel graag wou maar hij het niet kon… dus doe ik het voor hem.

[Meryem]

Ook andere informanten verklaren keuzes voor juridische of economische opleidingen door te

refereren aan de (vermeende) neiging van Turkse ouders om hoog op te geven over hun

kinderen. Aylin vindt het ‘typisch voor Turken’ om ergens over op te scheppen of mee te

pronken. De status van een opleiding en het geld dat men hiermee zou kunnen verdienen

zouden hier aanleiding toe geven, meent vrijwel iedereen. Het is echter de vraag of deze

veronderstelde neiging wel te maken heeft met Turks zijn, en of het belang hechten aan status

en geld niet veeleer samenhangt met klasse. In de studie van Jan Brands (1992: 343) zien we

dat ook in Nederlandse arbeidersgezinnen een voorkeur geldt voor beroepen waarmee men

het ‘beter kan krijgen’. Creatieve beroepen hebben weinig status en zijn ‘not done,’, aldus

Serap. Emine formuleert de houding van ouders in veel Turkse gezinnen als volgt: ‘Kun je

gedichten schrijven? Joh, wat leuk, maar doe dat maar in het weekend.’ Ook Esra zegt dat zij

haar liefde voor films en vormgeving lange tijd alleen als hobby zag, maar niet als iets waar je

ook je beroep van kunt maken. Ze had deze gedachte van huis uit niet meegekregen:

Onze ouders, die zijn kunst niet gewend. Wat zijn zij gewend? Werken, werken, werken. En wat wil je

dan? Geld. En wat doe je dan? Economie studeren. [Esra]

Turkse kinderen worden gestimuleerd richting het kiezen van een beroep gebaseerd op een

bankafschrift in plaats van waar hun hart ligt. [Dilek]

69

Page 71: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

In een milieu waar dat niet altijd voorhanden is, wordt economisch kapitaal vaak als

waardevoller ervaren dan culturele ontplooiing.49 Emine en Leyla verbinden de keuze voor

een statusgevoelige studie aan een lage sociaal-economische status van de ouders. Ouders die

‘lekker in hun vel zitten’ zullen hun kinderen stimuleren om dingen te doen die ze leuk

vinden, ook al levert dat minder geld op, aldus Emine. Leyla zegt: ‘Hoe lager opgeleid je

bent, hoe belangrijker een beroep is met meer status.’

In de omgeving van Aylins ouders is een voorkeur voor tastbare beroepen.

Het zegt ze wat meer, het verhaal om te vertellen ‘mijn dochter is advocaat,’ dat klinkt bekender dan

van: ‘ja, mijn dochter werkt in de media’. Want: wat doet ze dan precies? [Aylin]

Enkele informanten wijzen op het talige aspect van veel mediagerelateerde opleidingen, wat

deze richting impopulair zou maken onder migrantenkinderen. Omdat zij vaker problemen

hebben met de Nederlandse taal, zijn zij eerder geneigd een opleiding te kiezen waarbij

schrijven minder belangrijk is.

Zuhal en Dilek wijten de geijkte keuzes aan een informatiegebrek over minder gangbare

opleidingen. Onder allochtone jongeren is er te weinig steun, advies en informatie

voorhanden, waardoor ze vaak een onjuiste opleiding kiezen, aldus Zuhal. Ze kiezen dan iets

waarvan ze niet precies weten wat het inhoudt en omdat ‘anderen het doen:’

Juridisch is nu de modegril, een paar jaar geleden was het administratie op het mbo. Iedereen ging

administratie doen, volgens mij weten ze niet eens wat administratie inhoudt. [Zuhal]

Voor Turkse ouders gelden er een paar banen, en dat zijn advocaat, dokter, leraar, ingenieur, en bij een

bank, iets met financiën. Verder kunnen ze niet tellen, en dat is geen verwijt ofzo, dat komt door te

weinig informatie. Dus als je iets daarbuiten wil gaan doen is het meteen eng, en raar. [Dilek]

Beroepswensen van ouders ten aanzien van kinderen kunnen we opvatten als concretiseringen

van gezinsmotto’s, aldus Coenen (2001: 108-109). De eigen arbeidssituatie of het

arbeidsverleden van de ouders wordt vaak gebruikt als ‘bron van bespiegelingen’ over

beroepen voor hun kinderen. De ideale baan voor hun zoon of dochter bevat kenmerken die

49 Hoewel Çigdem koos voor een ‘klassieke’ rechtenstudie, waren haar motieven niet ingegeven door geld of status. Ze wilde ambassadeur worden, want dan kon je ‘lekker kletsen met mensen en wijntjes drinken’, dacht ze toen. Haar moeder zou getypeerd kunnen worden als iemand die cultureel kapitaal belangrijker vindt dan economisch kapitaal.

70

Page 72: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

zij zelf gemist hebben in hun eigen arbeidsleven, zoals we zien bij de vader van Meryem. Het

is schoon werk, waarbij je kunt zitten en dat geen lichaamskracht vereist: een ‘bureaufunctie’.

De voorkeur gaat uit naar werk waarbij de werknemer vertrouwen krijgt van zijn baas: een

aanstelling bij een bank geldt om die reden als ideaal. Het eigen baas zijn wordt ook positief

beoordeeld, aldus Coenen. Het is heel waarschijnlijk dat deze beroepswensen doorwerken in

de opleidingen die jongeren uit de lagere klasse kiezen.

Mijn informanten hebben duidelijk een andere keuze gemaakt dan op grond van de

‘gemiddelde’ cijfers over de studie- en beroepskeuze van allochtone jongeren gangbaar is. In

de volgende paragraaf laat ik zien hoe deze keuzes tot stand gekomen zijn en hoe hier door

mijn informanten over gesproken wordt. Daartoe breng ik allereerst hun onderwijscarrières in

beeld.

5.2 Informanten over de keuze voor media

Wanneer we kijken naar de routes die mijn informanten gevolgd hebben in hun

schoolloopbanen, kunnen we hen indelen in een aantal groepen. De grootste categorie bestaat

uit zes vrouwen die de route mavo-mbo-hbo gevolgd hebben. Dit zijn Filiz, Leyla, Ayşe,

Zuhal, Meryem en Hülya. In de literatuur zouden zij worden aangeduid als ‘stapelaars’ (Bouw

et al 2003, Crul 2001). Nog eens vijf informanten, te weten Aylin, Esra, Serap, Dilek en Sibel

zijn na de havo meteen in het hbo begonnen. Twee informanten, Emine en Tugba, hebben na

de havo eerst een mbo-opleiding gevolgd, om vervolgens door te stromen naar het hbo.

Gülden koos er na de mavo voor om havo te gaan doen en startte daarna met een hbo-

opleiding. Çigdem tenslotte zat op het vwo en volgde een rechtenstudie.

De basisschooldocent van laatstgenoemde gaf haar een mavo-havo advies. Hij motiveerde dat

met het gegeven dat het anders zo zwaar voor haar zou worden. Dit viel bij haar niet in goede

aarde. ‘Ik was be-le-digd,’ aldus Çigdem: ‘Ik dacht: waar baseert hij dat op, en tot op de dag

van vandaag denk ik dat.’ Uiteindelijk liet hij haar zelf beslissen en besloot ze naar het Fons

Vitae Lyceum te gaan, waar ze vwo is gaan doen. Ze studeerde aan de UvA af met een negen

voor haar scriptie. Çigdem is niet de enige die ontevreden was over haar advies. In totaal

hebben vijf informanten hier tijdens het gesprek aan gerefereerd, zonder dat ik er zelf naar

vroeg.

71

Page 73: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Sibel had hoge ambities. Ze wilde naar een exclusieve school, waar Engelstalig onderwijs

gegeven werd en waar een ‘keihard vwo-advies’ voor nodig was. Haar Cito-score wees dit

ook uit, maar de lerares adviseerde haar tot haar verdriet havo/vwo. Ze moest daardoor naar

‘zomaar een school, een gewone havo/vwo’. Mogelijk speelde in die beslissing mee dat ze

een teruggetrokken leerlinge was, maar Sibel zegt dat ze er van uit gaat dat er discriminatie

meespeelde:

Vaak is de reden van die leraren, die zien dan een wat stiller type, en ik was nooit heel uitbundig op

school. En dan gaan ze er misschien van uit dat je niet assertief genoeg bent ofzo. En dan kijken ze niet

alleen naar de uitslagen. Dat is dan de goeie uitleg, maar de slechte is gewoon dat ze niet wilden dat ik

ergens goed terecht kwam ofzo, ik weet het niet, dat zou het ook nog kunnen zijn, want dat hoor je heel

vaak hè. [Sibel]50

Op de loopbanen van Sibel, Filiz en Leyla is het lagere advies van invloed geweest. Voor

Sibel speelde het advies, dat voor haar zeer teleurstellend was, mee in haar overweging om

haar middelbare school in Turkije te volgen. ‘Ik had er al niet zo’n fijn gevoel bij, waardoor

de stap om naar Turkije te gaan nog makkelijker werd’.51 Filiz en Leyla zijn via een omweg in

het hbo gekomen, wat niet nodig was geweest als zij na de lagere school meteen havo waren

gaan doen. Op grond van hun prestaties was dit, afgaand op hun verhalen, een logische keuze

geweest. Voor anderen bracht de route mavo-mbo-hbo echter kansen met zich mee die een

positieve invloed hadden op hun beroepsperspectief.

Oriënteren en kiezen

De vrouwen die via mavo en mbo een hbo-opleiding hebben kunnen volgen, kwamen veelal

via een stage in het mbo in aanraking met de mediasector. Zuhal bijvoorbeeld liep een stage

bij migrantenzender MTNL, die ze ‘onwijs leuk’ vond. Ze had ‘altijd al in haar hoofd’ dat ze

programma’s wilde maken en presenteren, en deze stage stelde haar in staat om erachter te

komen hoe dat in de praktijk in zijn werk ging. Ze wist daarna zeker dat ze een

vervolgopleiding in deze richting wilde doen.

50 Sibel geeft als andere reden op dat dit soort dingen gebeurt door de ‘wat passievere, afwachtender houding’ van ouders. ‘Het kwam niet in ze op dat ze er tegen in konden gaan’. De onderwijshouding van haar moeder is in de loop der jaren veranderd, waar haar jongere zus en broer van kunnen profiteren. ‘Met haar manier van denken nu, zou ze er toen wel iets van hebben gezegd’. 51 Als gevolg van een aardbeving was Sibel na vier jaar gedwongen om weer terug te keren naar Nederland en hier haar havo af te maken.

Page 74: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Toen dacht ik: ik ga journalistiek doen in Utrecht, dus ik ging naar de open dag. De reis beviel al niet,

‘t was echt drie uur per dag reizen (..) plus het draaide alleen maar om nieuws, en dat was niet wat ik

zocht. Ik zat in de laatste klas van het mbo toen kwam ik erachter dat er in Haarlem een nieuwe studie

werd gestart, Media en Entertainment Management. Ik ben meteen gaan inschrijven en zo ben ik aan

die opleiding begonnen. [Zuhal]52

Op de betekenis van stages ga ik in paragraaf 5.3 dieper in. Voor velen vormden de

voorlichtingsdagen van opleidingen een manier om zich te oriënteren op een

vervolgopleiding. Vaak zijn deze dagen met vriendinnen bezocht. Esra had zich al

ingeschreven voor een economische hbo-opleiding, hoewel ze als kind modeontwerpster of

regisseuse wilde worden. Die wens werd echter in haar omgeving nooit erg serieus genomen:

Iedereen echt zoiets van: ja hoor, dat kan toch nooit! Ja, ik weet niet waarom, we dachten: dat kan echt

niet iedereen zomaar gaan doen. Alsof het nog heel ver lag snap je… [Esra]

Totdat haar vriendin vroeg of ze meeging naar een open dag bij de kunstacademie:

Dat is goed zei ik, jij weet echt niet wat je wilt, dus ik wil je graag helpen! We gingen daar heen, en ik

vond het helemaal te gek. Hier moet ik ook naartoe, zei ik. Dus hebben we ons daar allebei voor

ingeschreven. Ik ben niet meer naar die HEAO gegaan. [Esra]

‘Kijken waar je goed in bent en wat je leuk vindt’ is een andere oriëntatiewijze die door veel

geïnterviewden is toegepast. Voor Filiz werd dit aan de hand van een capaciteitentest, waar

uitkwam dat ze op woordenschat en taalvaardigheid hoog scoorde, nog eens extra duidelijk,

hoewel ze zelf al wel het vermoeden had dat schrijven iets voor haar zou zijn. Een test die ze

zonder haar ‘pleegouders’ waarschijnlijk nooit gemaakt zou hebben. Bij het uitzoeken van een

opleiding was voor het gros van de informanten een duidelijk beroepsperspectief meestal nog

niet gevormd:

Ik deed het meer van: ‘hier heb ik iets mee, dan echt: hier kan ik iets mee. [Aylin]

Niet echt heel bewust van: ik wil communicatieadviseur worden ofzo.[Sibel]

52 De lange reistijd voor Zuhal impliceert dat zelfstandig wonen in Utrecht voor haar niet aan de orde was. Over het op kamers gaan wonen van informanten schrijf ik meer in paragraaf 6.2.

Page 75: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Het is interessant om te zien, dat wanneer informanten hun eigen positie bepalen ten opzichte

van mensen die ‘zo’n standaard opleiding doen’, nog zeggen dat ze zelf ‘bewust’ of ‘met hun

hart’ gekozen hebben. Hun eigen keuzeproces blijkt echter ook lang niet altijd zo bewust te

zijn verlopen. Zo worden keuzes soms achteraf gelegitimeerd als zijnde ‘bewust,’ terwijl deze

veel vaker op vage noties berustten.

Het kiezen van een vervolgopleiding kan moeilijk zijn wanneer je ouders je daar inhoudelijk

weinig in kunnen ondersteunen. Dilek bijvoorbeeld had ‘geen idee’ wat de mogelijkheden

waren: ‘Mijn keuze was niet gebaseerd op dat ik veel informatie had ingewonnen.’

Geschiedenis vond ze op school een leuk vak, dus begon ze met de lerarenopleiding. Het

waren vervolgens ervaringen in haar studententijd waardoor ze de media, en dan met name de

productiekant daarvan, leerde kennen. Zo was ze actief in de Turkse studentenvereniging aan

de hogeschool, waardoor ze erachter kwam dat ze organiseren ‘veel en veel leuker vond.’

Ik heb eigenlijk nooit heel erg vooruit gedacht. Alle dingen die ik heb gedaan, zijn voortgekomen uit een

eerdere periode in mijn leven. Ik denk ook dat het niet zoveel zin heeft om van die grote doelstellingen

voor jezelf te maken, het enige dat je kan doen is je weg volgen van wat het dichtst bij je staat, en dat is

wat ik altijd heb gedaan. [Dilek]

Çigdem, die ‘eigenlijk altijd gevraagd’ is voor haar banen, verwoordt het verloop van haar

carrière op eenzelfde manier als Dilek. ‘Soms komen er dingen op je pad en door dat toe te

laten, krijg je gewoon een veel mooier, rijker bestaan.’ Ook Aylin en Ayşe zijn de

mediasector ‘ingerold.’ Vrienden of vriendinnen wezen hen op een functie of stage die bij hen

zou passen. Ayşe zegt zelfs dat het ‘totaal haar ambitie niet was.’ Tegenslagen of kritiek kon

ze daardoor lange tijd verkoopbaar maken voor zichzelf:

Ik heb een hele tijd aan het idee moeten wennen. Het was tegelijkertijd ook wel weer makkelijk, bij alles

wat niet zo goed ging had ik dan zoiets van: ja, dit is eigenlijk toch niet wat ik echt wil, dus wat kan mij

het eigenlijk schelen… Dat ik voor mezelf de lat niet zo hoog legde, totdat het wel echt mijn werk werd.

[Ayşe]

De verhalen van Çigdem, Aylin en Ayse staan in schril contrast tot dat van Zuhal. Zij was

vastbesloten om een carrière in de mediabranche op te bouwen en had een duidelijk doel voor

ogen: het maken van ‘alternatieve programma’s voor allochtonen in Nederland’. Ze haakte

Page 76: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

gedesillusioneerd af, nadat ze na haar afstuderen enkele maanden tevergeefs binnen de

mediasector gesolliciteerd had.

Ik kwam er gewoon niet in, werd niet uitgenodigd voor gesprekken, elke keer zeiden ze dat ik geen

ervaring had en dat soort dingen. Toen dacht ik ook van: ja, misschien moet ik gewoon ergens anders

een baan gaan zoeken. Toen ben ik bij de bank terecht gekomen. Het was niet chaotisch zoals het bij

omroepen gaat, en ik vond het wel lekker daar eigenlijk. Mensen zijn niet opdringerig, gewoon rustig,

ze zijn niet de hele tijd aan het stressen. (…) Ik vraag me nu af of de bedrijfscultuur in de media wel iets

voor mij is. [Zuhal]

Door te refereren aan de ‘rustiger’ bedrijfscultuur in de bancaire wereld, die beter bij haar

karakter zou passen, probeert Zuhal het voor zichzelf gemakkelijker te maken om zich neer te

leggen bij deze wending in haar loopbaan, die ze niet voorzien had.

Samenvattend kunnen we zeggen dat mijn informanten hun keuzes overwegend gemaakt

hebben aan de hand van eerdere ervaringen, zoals stages of nevenactiviteiten. Velen hebben

een open dag van de instelling van hun keuze bezocht alvorens zich aan te melden. Deze

bezochten ze veelal met vriendinnen. Het waren wel vaker vrienden of vriendinnen die mijn

informanten attendeerden op bepaalde studies of mogelijkheden. Voor mijn informanten zijn

de relevante anderen die hen in deze fase van hun loopbaan beïnvloeden dus vaak

generatiegenoten. Het is, op het gebied van studiekeuze, opvallend dat leraren of decanen

nauwelijks genoemd zijn. Als de school al in de verhalen van mijn informanten voorkwam,

dan was dat vooral als instituut dat ‘weinig begeleiding’ geboden zou hebben.53 Wel hebben

mijn informanten favoriete vakken op school genoemd wanneer zij zichzelf de vraag ‘waar

ben ik goed in en wat vind ik leuk’ stelden.

De keuze van veel informanten is, in tegenstelling tot wat zij soms in een ander verband te

kennen geven, lang niet altijd bewust gemaakt. Wat ze bereikt hebben, verklaren zij vaak met

van termen als ‘erin gerold’ of ‘gevraagd’.

Een boodschap met je kop op tv

53 Over de weinig prominente rol van de school in de verhalen van Marokkaanse meisjes over de keuze van vervolgopleidingen schrijven Bouw et al (2003: 40).

75

Page 77: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

De motivaties voor een opleiding en baan in de mediasector vallen grofweg uiteen in twee

categorieën. Enerzijds vormt de mediawereld voor mijn informanten een platform om een

bepaalde boodschap te verkondigen, anderzijds biedt deze de mogelijkheid om een vak uit te

oefenen dat past bij hun interesses en kwaliteiten. Vaak, maar niet altijd, komen beide

motivaties terug in de verhalen.

Een voorbeeld van iemand die duidelijk deze twee beweegredenen had is Zuhal. Enerzijds

zegt zij mensen te willen ‘informeren over m’n eigen cultuur, geloof, ’land.’ Anderzijds heeft

ze de wens om ‘gewoon met haar kop op tv’ te komen, al was dat vooral ‘vroeger’ zo. Ook

Dilek had een tweeledige drijfveer toen ze een aantal jaren terug een tijdschrift over en voor

Turkse jongeren begon:

Het ging eigenlijk altijd om plezier, maar wel met een bepaald doel. Dat was ook altijd zo met de

dingen die we organiseerden. Dus het ging er om dat iemand het blad met plezier zou lezen, dat wij het

met plezier maakten, maar ook om een beetje een kijkje in de keuken van Turkse jongeren te geven.

[Dilek]

Voor Hülya is het (vooralsnog) hoofdzakelijk de ‘glitter en glamour’ van de media die haar

trekt – ze heeft dan ook voor ‘media- en entertainmentmanagement’ gekozen. De Benjamin

van de informanten wilde ‘van kleins af aan’ bij tv werken. Het liefst zou ze later bij Endemol

of MTV aan de slag gaan.

Tv-programma’s maken lijkt me echt leuk, en producer vind ik ook wel leuk. Dus in die richting, zeg

maar. Dat creatieve denken lijkt me het leukste, echt een programma maken en dan op tv… en dan

kijken wat mensen ervan vinden, of het echt veel kijkers heeft of dat het niet aanslaat, ja dat lijkt me wel

leuk. [Hülya]

Emine ziet de media- en culturele sector vooral als wereld waarin ze haar eigen ideeën kwijt

kan. ‘Ik wil creatief bezig zijn en zelf ook heel veel op de voorgrond treden, de credits kunnen

nemen voor alles wat ik heb gedaan.’ Leyla noemt de diversiteit van haar vak en de vrijheid

die het geeft als redenen om voor journalistiek te kiezen. Over haar keuze zegt ze verder:

Ik heb niet zozeer naar de maatschappij gekeken en wat mijn rol daar in kan zijn, maar gewoon naar

mezelf, zo van: ‘waar ben ik goed in en wat vind ik leuk?’ [Leyla]

76

Page 78: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Wie in hun keuze juist naar de maatschappij en hun eigen rol daar in gekeken hebben, zijn

Ayşe en Serap. Beiden zijn in de mediasector gaan werken nadat zij de opleiding Cultureel

Maatschappelijke Vorming gevolgd hebben. Waar Serap vooral zaken aan de kaak wil stellen,

heeft Ayşe meer het ideaal om andere vrouwen te emanciperen.

Eigenlijk alles wat ik maak, los van de lifestyle- en muziekreportages, heeft te maken met de scheve

verhoudingen in Nederland, de discriminatie, de achterstelling, meten met twee maten, alles komt daar

op neer. En indirect hoop ik dus dat mensen daarover gaan nadenken, discussiëren. We nodigen

trouwens ook jongeren in ons programma uit, ook om jongeren aan het woord te laten waar altijd over

wordt gepraat in plaats van met. [Serap]54

Eigenlijk wil je vrouwen stimuleren om iets te bereiken in hun leven. Bij dit magazine probeer ik

voortdurend informatie te geven, ik zie het gewoon zo: kennis is macht. Door van andere mensen te leren,

door bijvoorbeeld een column van iemand te lezen die inspirerend is, of een artikel van iemand, dat je

dan zelf geprikkeld wordt om iets te ondernemen. [Ayşe]

In paragraaf 5.4 ga ik nader in op de idealen van onder meer Serap en Ayşe. Ik richt me nu

eerst op de rol die stages kunnen spelen in loopbanen.

5.3 Stages

Het belang van stageplaatsen is de afgelopen tijd veelvuldig in het nieuws geweest.

Allochtone jongeren zouden grote moeite hebben met het vinden van stages, wat hun kansen

op de arbeidsmarkt niet ten goede komt. In deze paragraaf besteed ik aandacht aan de wijze

waarop mijn informanten hun stages hebben gevonden en welke invloed dit heeft gehad op

hun verdere carrière.

Zuhal had, zoals ik in de vorige paragraaf omschreef, moeite met het vinden van een baan in

de mediasector. Het niet slagen van dit project schrijft ze mede toe aan het feit, dat ze in het

hbo geen stageplaats in een televisiebedrijf heeft gevonden, wat eigenlijk haar doel was.

54 De informanten van Brands (1992: 203) hanteren vergelijkbare bewoordingen ten aanzien van de studentenbeweging van eind jaren ’60: ‘voeren zij niet meer het woord over de arbeiders dan voor de arbeiders?’

77

Page 79: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Ik kon weer geen stageplaats vinden, terwijl die witte studenten meteen een stageplaats hadden. Dat heb

ik ook altijd zien gebeuren, op het mbo, op het hbo. Ik moest weer 30 brieven op de post doen en toen

lukte het alsnog niet, ging het weer per toeval. [Zuhal]

Ook op school had ze regelmatig het gevoel dat ze gediscrimineerd werd. Ze was ‘de enige

allochtoon op de hele opleiding’ en voelde zich er ‘nooit begrepen.’

Ik had zelfs een meisje in de klas, nou dat was echt een ramp, ze ging de krant voorlezen en riep:

‘Zuhal, een Surinamer heeft een moord gepleegd, zie je, jullie zijn allemaal zo!’ Dat soort dingen heb ik

zo vaak meegemaakt. Echt, ik heb van die periodes gehad dat ik dacht dat ik een hartinfarct zou krijgen,

omdat m’n hart helemaal tekeer ging van woede. [Zuhal]

Ik kan in deze scriptie niet erg diep ingaan op het thema van discriminatie. Het thema is te

veelomvattend om uitgebreid te bespreken, wat overigens niet betekent dat ik dit verschijnsel

wil ontkennen. Zeker de helft van mijn informanten doet verslag van gevoelens van

buitensluiting of niet geaccepteerd worden, wat duidt op subtiele vormen van discriminatie.

Ook zeggen enkelen met expliciete vormen van discriminatie te maken te hebben gehad,

omdat zij op school of op straat zijn uitgescholden vanwege hun Turkse afkomst.

Wanneer we het verhaal van Zuhal bekijken, valt ook iets anders op. Waar ze in het uitzoeken

van haar hobby’s en bezigheden als een zeer initiatiefrijk persoon overkomt, is haar houding

op school veel minder assertief. Hoewel ‘haar hart tekeer ging van woede’, vertelt ze niet dat

ze voor zichzelf is opgekomen. Het is goed mogelijk dat haar ervaringen als ‘buitenstaander’

er aan hebben bijgedragen dat ze een steeds ‘stillere habitus’ ontwikkelde. Het habitusbegrip

refereert aan het sociale feit, dat maatschappelijke posities overgedragen en geïnternaliseerd

worden en deel gaan uitmaken van de mentale structuur van mensen (vgl. Brinkgreve ev Van

Stolk 1997: 12). Hoewel het gezin de belangrijkste plaats is waar ‘mentale schema’s’ worden

overgedragen, bouwen de school en de vriendenkring hier op voort.55 Zuhal kijkt niet positief

terug op de tijd dat zij een hbo-opleiding volgde, omdat haar zelfvertrouwen, maar vooral

haar motivatie steeds geringer werd: ‘alles werd een beetje grijs’. Het lukte haar tijdens de

studie niet goed om voor zichzelf op te komen of anderen te mobiliseren. Het leek haar te

ontbreken aan gevoel voor het spel, aan een vermogen om haar habitus te beheren.

55 Terwel (2006: 30-31) gebruikt de term ‘stille habitus’ om een passieve houding van een van zijn informanten mee aan te duiden. Het lukte deze informant niet goed om te communiceren en te onderhandelen met leraren over zijn leerproces en de hem toegewezen positie in het onderwijssysteem.

78

Page 80: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Ja, ik had wel een mentor, die was zo chaotisch, die had het gewoon te druk met andere dingen. Die

ondersteuning ontbrak gewoon. Daarom had ik ook niet zoiets van: ik ga het zeggen ofzo, ik ga steun

zoeken bij ze, ik had er helemaal geen vertrouwen in dat het zou gebeuren. [Zuhal]56

De houding van Filiz tijdens haar opleiding was, wanneer we deze vergelijken met die van

Zuhal, assertiever. Filiz heeft haar leven lang moeten onderhandelen, netwerken en soms ook

strijden om haar leven naar haar eigen wensen in te richten. Ook het regelen van een stage

verliep niet vlot. Ze had besloten dat ze stage wilde lopen in Turkije, om erachter te komen of

ze daar zou willen werken. Daartoe had ze contact gelegd met een correspondente van de

NRC in Ankara, die haar graag zag komen. Vanuit de School voor Journalistiek werd daar

vervolgens weinig enthousiast op gereageerd:

Dus ik kwam op school, en toen zei mijn stagecoördinator van: ‘ja maar, dat gaat niet zomaar!’ ‘Eerst

moet een docent bepalen of jij wel geschikt bent voor de NRC!’ ‘Okee, dat kan ik me wel voorstellen,

maar dat heb je me niet van te voren verteld! Ik begrijp het wel, maar ik vind het gewoon niet oké hoe

dat gegaan is, jij hebt mij gewoon iets anders voorgehouden’.

Ik dacht: nou, ik pik het ook gewoon niet, dus ik was student-lid van de NVJ, de vakbond voor

journalisten, die heb ik opgebeld, zo van: dit is er aan de hand, en ik sta met mijn rug tegen de muur

met allemaal docenten tegenover me, dit is totaal oneerlijk hoe dit gaat.

En toen heeft zij dus de school opgebeld, en hem ermee geconfronteerd, en nou, dat was nog nooit

voorgekomen in de geschiedenis van de school dat een student een vakbond opbelt…

Dus dat was echt… hij kwam mij uit de les halen, zo van: ‘nu naar mijn kantoor!’ Op zo’n toon van:

‘een juffertje van de NVJ belt mij op…’

Ik zo: ‘hee, een juffertje, dat is wel een juriste hoor. Je hoeft niet zo denigrerend te doen’. En hij zei:

‘hoe durf jij, je moet je terugtrekken en je moet je excuses aanbieden’, ik zo: ‘nee, geen sprake van’.

Echt schreeuwen, en iedereen die op de gang liep die dacht: wat is hier aan de hand, ja echt, ik werd

ook gewoon emotioneel, huilend, schreeuwend ben ik daar weggegaan zo van: geen sprake van dat ik

me terugtrek. Dat werd dus gewoon een rel, iedereen had het erover van: ‘moet je horen wat ze heeft

gedaan!’ En dat docenten naar me toe kwamen van: ‘joh, het komt wel goed, ga toch naar hem toe en

bied je excuses aan’, ik zei: absoluut niet, ik ga mijn excuses niet aanbieden. Uiteindelijk mocht ik het

dus doen en toen zei hij nog wel: van ‘ja, dat is dus omdat docenten vinden dat jij kwaliteit hebt, en niet

omdat ik voor jou of voor de NVJ gebogen heb’, ik zei: ‘nou goed, dat is jouw frustratie…’ [Filiz]

Ook Esra wilde graag in Turkije stage lopen. Ze heeft haar stageadres in Istanbul ‘gestalkt’:

Ik heb nergens anders heen gebeld en op een gegeven moment ben ik er toch een keer heen gegaan. Zo

van: ja, ik kom binnenkort beginnen, wat kunnen we gaan doen? Toen hebben ze mijn showreel bekeken

56 Deze uitspraak heeft betrekking op een situatie waarin Zuhal tot haar teleurstelling niet was ingeloot voor een keuzevak dat ze graag had willen volgen.

79

Page 81: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

en dat was positief, en ik begon een maand later. Ik vond het wel heel erg knap van mezelf dat ik echt

ervoor ging snap je. Ik had niet zoiets van: oké, ze willen me niet, laat dan maar, nee ik ging er gewoon

voor, klaar. [Esra]

Emine wist eveneens op een onconventionele manier een stageplek te bemachtigen. Nadat ze

geen prijs won bij de schrijfwedstrijd die door het productiehuis georganiseerd was, schreef

ze een brief met de strekking ‘Je kan me nog blij maken met een stageplaats.’

Een originele en doortastende houding lijkt voor Filiz, Esra en Emine, maar ook voor andere

informanten van belang te zijn geweest in het verwerven van een stageplek.

Stages vervullen verschillende functies in de loopbaanontwikkeling. Allereerst biedt een stage

de mogelijkheid tot nadere kennismaking met een vakgebied, zoals we in het voorbeeld van

Zuhals stage in het mbo hebben kunnen zien. Als stagiair kun je je verbazen en verwonderen,

mag je vragen stellen en fouten maken. Een stage is een manier om al tijdens de opleiding

werkervaring op te doen en maakt een starter op de arbeidsmarkt aantrekkelijker voor

werkgevers. Bovendien worden stagiairs soms in de gelegenheid gesteld om na het afronden

van hun opleiding in dienst te treden bij een organisatie. Veel informanten konden op deze

manier ‘blijven hangen’ bij hun stageadres of leerden daar mensen kennen die hen later

hebben benaderd voor een baan.

5.4 Gekleurde media, gekleurd in de media

Negen geïnterviewden werken voor media met migranten als doelgroep of onderwerp. Uit de

portretten van Filiz en Emine hebben we al kunnen opmaken, dat dit ambivalentie kan

oproepen en dat dit implicaties kan hebben voor loopbaankansen. Ik werk dit thema nader uit

en laat ook zien, hoe mijn informanten zich bewegen in het overwegend ‘witte bolwerk’ van

de mediasector.

Sommigen hebben zich bewust van dat bolwerk losgemaakt, zoals Serap. Zij besloot, nadat ze

een aantal jaren op redacties van verschillende Hilversumse omroepen werkte, bij een

multiculturele zender te gaan werken.

80

Page 82: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Hilversum is gewoon een wit, oud, mannenbolwerk, ze zijn ontzettend vastgeroest, ze zitten vol met

vooroordelen, als je daar werkt, moet je het echt alleen maar over allochtonendingen hebben en dan

altijd op hun manier. [Serap]

Bij haar huidige werkgever hoeft ze ‘niet alle domme dingen weer opnieuw uit te leggen’ en

kan ze ‘zeggen wat ze wil, zonder dat alles eerst helemaal uitgenuanceerd hoeft te worden.’

Zoals we in voorgaande paragrafen hebben kunnen zien, vormt het aan de kaak kunnen stellen

van discriminatie voor Serap de belangrijkste reden om in de mediasector te werken. Ze ziet

de zender waarvoor ze werkt als platform waarbij ze haar boodschap kan uitdrukken. Ayşe

ziet het magazine waarvoor zij werkt, dat gericht is op vrouwen met een migratieachtergrond,

als middel om de lezers te emanciperen. Ze zal niet snel gaan werken voor een ‘gewone’

glossy, omdat ze daarbij de ‘maatschappelijke relevantie mist.’

Serap benadrukt overigens, dat ze ‘echt niet alleen maar programma’s voor of met

allochtonen maakt.’ Voor veel geïnterviewden is dat een belangrijk punt. Enerzijds geven zij

blijk van interesse in multiculturele onderwerpen, en hechten zij waarde aan goede

berichtgeving over dit thema. Het is mede hun Turkse achtergrond die maakt dat mijn

informanten daar een bijdrage aan kunnen leveren: ‘je neemt toch andere bagage mee.’

Om succesvol te zijn moet je gewoon iets van jezelf laten terugkomen in je films. En wat het dichtst bij

me ligt, dat is voor mij toch mijn achtergrond. [Esra]

Een migratieachtergrond maakt het vaak eenvoudiger om toegang te krijgen tot

migrantengroepen dan voor witte collega’s: ‘je spreekt elkaars taal,’ aldus Emine. Sommige

informanten ervaren deze meerwaarde ook als handicap, wanneer dat impliceert dat zij

beperkt worden in de opdrachten die ze krijgten. Emine was bang om te blijven ‘steken’ in

een rol als intermediair. Leyla vindt het jammer dat ze ‘helemaal in dat Turkse wereldje’

terecht komt, waar het ‘altijd over vreemdelingenbeleid en allochtonen gaat.’

Daar ben ik echt helemaal moe van. Oké, ik ben journaliste, ik wil ook over iets anders kunnen

schrijven. Het is natuurlijk ook mijn interessegebied, maar niet alleen dat. Je krijgt die onderwerpen

toegeschoven, en je trekt het ook zelf aan, dus ik zit helemaal in het molentje. [Leyla]

Filiz zegt er nu vrede mee te hebben dat ze in de ‘multicultihoek’ zit, het is tenslotte een

onderwerp dat haar interesse heeft. Maar ze wil in eerste instantie op haar kwaliteit

81

Page 83: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

beoordeeld worden, en niet op haar afkomst. Als dat wel gebeurt, ervaren veel informanten

hun Turkse als label of hokje: ‘Je wilt niet in zo’n kaartenbak van troetelallochtonen terecht

komen,’ zegt Gülden bijvoorbeeld. Çigdem kreeg met dit gevoel te maken na het winnen van

de toneelschrijfwedstrijd, wat haar veel media-aandacht opleverde.

Nergens stond: schrijfster. O-ve-ral stond Turkse schrijfster. Turkse was gewoon onlosmakelijk

verbonden met alles wat ik was. Ik vond het zo raar en jammer dat het niet te vergeten was. [Çigdem]

Leyla kreeg op de School voor Journalistiek te maken met vooroordelen. Haar droom over

ruimdenkende journalisten viel daar ‘aan diggelen,’ doordat ze te maken kreeg met docenten

die lage verwachtingen hadden van allochtone studenten.

Je krijgt gelijk een etiket op je geplakt van buitenlands = taalprobleem. (…)

Ik heb wel een keer laten merken dat ik dat niet leuk vond, en dan was de reactie: ja, maar jij bent wel

intelligent, jij bent anders, op die manier, als je het wél kan ben je altijd anders. [Leyla]

Gekleurd in de media

Bijna alle geïnterviewden geven aan dat ze de mediasector een wit bolwerk vinden. Ze doelen

dan voornamelijk op de Hilversumse televisiewereld en op de redacties van tijdschriften en

kranten.

Toen ik bij X (een uitgeverij, LT) begon te werken, daar werkten 1200 man, en ik was het enige Turkse

meisje. Dat bedrijf was echt superwit, het had niet veel gescheeld of zelfs de schoonmakers waren wit!

[Aylin]

Aylin werkt nu, evenals Dilek, in de reclamewereld. Beiden houden zich bezig met de vraag,

hoe bedrijven de ‘allochtone consument’ kunnen bereiken. Aylin, die sinds kort haar eigen

reclamebureau heeft, wil ook een ‘stukje ethnomarketing’ gaan doen.

In de grote steden is 50 procent allochtoon. Als jij straks met een bepaalde doelgroep wil

communiceren, en die is niet meer representatief met de samenstelling van de bevolking, dan is het juist

in de media, waarin je steeds met doelgroepen praat, heel raar dat de branche zo wit is. [Aylin]

Ik sta nu zelf heel erg aan de blanke kant van de media. Wat ik nu doe is eigenlijk gewoon meedoen met

de grote adverteerder die alleen adverteert voor de Nederlander. [Dilek]

82

Page 84: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Dilek heeft echter ook aan ‘de andere kant’ gestaan, toen zij de advertentiewerving deed voor

een tijdschrift voor en over Turkse jongeren. Door de mediabureaus, die een nieuw blad

kunnen ‘maken of breken,’ werd ze vaak ‘afgescheept’:

Uit marktonderzoek onder Turkse jongeren bleek dat er juist heel veel vraag naar het blad was. Dat

bleek ook uit de eerste verkoopcijfers, dat ging allemaal hartstikke goed. Maar het werd genegeerd

door de mediabureaus. [Dilek]

Adverteerders onderschatten hoe groot de groep allochtone consumenten eigenlijk is, luidt de

verklaring van Dilek. Ze ‘kennen de doelgroep niet voldoende,’ en volgens Dilek zou het

werven van allochtone medewerkers een goede manier zijn om die beter te leren kennen.

Ondanks dat de mediabranche conservatief is wat betreft het benaderen van doelgroepen, staan ze wel

open voor vertegenwoordigers van die groepen in de branche zelf. [Dilek]

Deze openheid uit zich in het geval van Dilek in ‘extra aandacht’ die haar achtergrond telkens

krijgt als ze met nieuwe collega’s werkt. Zij vinden het leuk om een Turkse te leren kennen,

maar er is ook onwetendheid. Zo vroeg iemand haar of ze vroeger ook een burka had

gedragen:

Ik moest echt lachen en zei: nou, nee, als ik nu geen burka draag heb ik dat vroeger ook niet gedaan, zo

werkt het niet. Maar hij was echt een beetje gepikeerd, zo van: dat weet ik toch niet, hoeveel Turken ken

ik nou. Jij bent de tweede Turk die ik in mijn leven heb leren kennen! [Dilek]

Ook andere informanten noemen dit soort voorbeelden. Emine moet ‘ieder jaar weer uitleggen

waarom ze niet aan de ramadan doet.’ Het zijn momenten waarop mijn informanten

geconfronteerd worden met ‘anders zijn,’ of in ieder geval de perceptie daarvan door anderen.

Aylin noemt zichzelf ‘verwereldst’ en heeft dit soort ervaringen nooit gehad.

Ik ben bijvoorbeeld niet echt moslim, ik ben wel zo opgevoed, maar ik drink lekker een wijntje en ik vast

niet of wat dan ook. [Aylin]

Ze kan zich echter voorstellen dat andere Turkse mensen, die wel moslim zijn, ervaren dat

hun collega’s toch een bepaalde scheiding voelen:

83

Page 85: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Een Turks meisje, dat bijvoorbeeld niet te laat thuis mag komen, niet mee kan naar bepaalde borrels.

Niet drinkt, geen varkensvlees eet, dat je steeds merkt dat er verschillen zijn, dat je denkt van hee, zij is

anders. [Aylin]

Voor de meeste (Marokkaanse) informanten van Bouw et al. (2003: 85-86) zijn dergelijke

leefregels vanzelfsprekend. Hoewel zij op het eerste gezicht voldoen aan de

‘basisvoorwaarden voor succesvolle integratie’, horen ze er door deze regels toch ‘niet echt

bij’ op hun werk. ‘Dit soort sociale smeerolie, die zich niet in een formeel arbeidscontract laat

vastleggen, blijkt van wezenlijk belang in de dagelijkse omgang op kantoor.’

Ik ben in mijn onderzoeksgroep nauwelijks voorbeelden van gevoelens van ‘anders zijn’

tegengekomen die te maken hebben met op religie gestoelde leefregels. Hoewel dit onderwerp

tijdens de gesprekken niet uitgebreid aan bod is gekomen, heb ik de indruk dat de meeste

informanten tamelijk vrijzinnig met hun geloof omgaan. Hun kleedgewoonten en

omgangsvormen verschillen weinig met die van hun collega’s. Geen van de vrouwen draagt

een hoofddoek, al is Sibel dat ooit wel van plan. Ze wonen vrijwel allemaal zelfstandig,

kleden zich modern en gaan naar feestjes van hun werk.

Als ik jarig ben trakteer ik op mijn werk altijd Turks. Dan zeg ik: om jullie er aan te helpen herinneren

dat ik Turks ben, want dat vergeten ze vaak. [Gülden]

Van kinds af aan ben je al gewend om te switchen, dat is gewoon een tweede natuur geworden, ik denk

dat dat wel een verrijking is, dat je je heel makkelijk in een ander kunt verplaatsen. [Leyla]

Veel informanten zijn er goed in om in verschillende situaties geldende codes snel op te

pikken. Het is een vorm van sociale intelligentie die ontwikkeld wordt wanneer men

regelmatig van omgeving wisselt, aldus Brands (1992: 346). Dat is iets wat mijn informanten

vaak hun hele leven al gedaan hebben. Het werken in de mediabranche is voor het merendeel

van de informanten geen enorme overgang geweest, zoals ik verwachtte voordat ik aan dit

onderzoek begon. Er zijn vaak wel verschillen met de omgangsvormen van ‘thuis’, maar de

meeste geïnterviewden zien dat niet als iets dat specifiek samenhangt met de sector waarin zij

werkzaam zijn. Ze hebben deze verschillen meestal ook al ervaren tijdens hun

schoolloopbaan.57

57 Ik doel hier voornamelijk op de dochters die uit gastarbeidersgezinnen komen, voor wie de verschillen veelal groter waren dan voor informanten die (hoogopgeleide) ouders hebben die om andere redenen naar Nederland zijn gekomen.

84

Page 86: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Ik heb bij pleegouders gewoond, als kind had ik Nederlandse vriendinnetjes en collega’s, daar merkte ik

dat ze wel heel begaan waren met hun kinderen, maar ze sommige dingen echt alleen lieten doen. Dat

vond ik altijd wel moeilijk, want bij ons thuis werd gewoon alles samen gedaan. Maar aan dat

individuele was ik al gewend, dus de overstap naar de werkvloer was niet wezenlijk anders. [Filiz]

Brands ziet de vaardigheid van het ‘switchen’ ook terug bij de arbeiderskinderen uit zijn

onderzoek. Hij formuleert deze in termen van de kritische socialisatietheorie van Habermas.

Zijn informanten zijn goed in role-taking en kunnen zich gemakkelijk inleven in de rol-

interpretaties van hun interactiepartners. Aan deze interpretaties kunnen zij zich conformeren,

wat overigens niet noodzakelijk betekent dat zij deze normen en waarden ook hebben

geïnternaliseerd.

Een paar van de door mij geïnterviewde vrouwen doen evenwel verslag van gevoelens ‘er niet

echt bij te horen.’ Leyla ervoer soms tijdens haar studie, dat docenten en medestudenten zich

hardop verbaasden over haar goede beoordelingen.

Dat waren momenten dat ik helemaal gedemotiveerd raakte en dacht van: rot op allemaal, ik ga weg

hier, ik kan op mijn hoofd gaan staan maar ik word toch niet geaccepteerd. [Leyla]

Zuhal voelde zich tijdens haar studie regelmatig buitengesloten of onbegrepen, zoals we al in

paragraaf 5.2 hebben kunnen lezen. Ze vindt de mensen die in de mediasector werken

‘verwaand,’ maar dat heeft, zoals ze zich ook realiseert, waarschijnlijk te maken met het feit

dat ze er zelf niet ‘in zit.’

Ze hebben macht en dat proef je heel erg. Ik denk dat als je daar werkt, je jezelf een beetje aan hun

aanpast, dat je zelf ook verwaand wordt. [Zuhal]

Aylin sluit zich hierbij aan: ‘ze zijn superarrogant.’

In de media zie je ook niet gemiddeld Nederland werken hoor. Het zijn veel hockeymeiden, echt een

bepaald groepje. Dan is het gat tussen de normale allochtoon en de hockeymeid nog veel groter.

[Aylin]

De ‘hockeymeiden’ schuiven elkaar ook banen toe, aldus Aylin. Om in de mediasector

voortdurend verzekerd te zijn van werk, is het belangrijk om te kunnen netwerken.

85

Page 87: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

5.5 Ons kent ons: over kruiwagens en netwerken

Alle geïnterviewden hebben aangegeven dat het niet gemakkelijk is om ‘ertussen te komen’ in

de media. Voor de een verloopt dat soepeler dan voor de ander.

Aan het verhaal van Zuhal hebben we al kunnen aflezen, dat het vinden van een baan een

moeizaam proces was. Vaak wezen potentiële werkgevers op haar gebrek aan relevante

werkervaring. Ook voor Esra, die in een vergelijkbare levensfase zit als Zuhal, is het lastig om

werk te vinden dat op haar studie aansluit: ‘ze willen mensen met heel veel ervaring.’ Hülya,

eerstejaars student, is optimistisch over haar toekomst. Ze reageert verbaasd als ze hoort dat

een alumna van haar opleiding min of meer noodgedwongen bij een bank is gaan werken. Ze

zegt wel dat de mediasector een ‘concurrerend wereldje’ is, maar lijkt zich nog niet zo te

realiseren wat dat voor haar zou kunnen betekenen:

Je moet gewoon echt vooraan gaan staan, zij komen niet naar jou toe. Als je werk niet goed is lig je

eruit, voor jou 10 anderen, of 100 anderen. Maar dat trekt mij ook wel, die uitdaging. [Hülya]

Vragen en gevraagd worden

De oudere informanten, die al over veel werkervaring beschikken, geven allemaal aan dat ze

‘gevraagd worden’ voor hun werk. Werknemers worden lang niet altijd via de officiële

kanalen van vacatures en advertenties geworven, aldus Serap: ‘Een goeie timmerman vind je

ook niet in de Gouden Gids.’58

Meestal word ik gebeld, het gaat allemaal via-via. [Filiz]

Ik heb eigenlijk nooit hoeven te solliciteren, ik ben bijna altijd gevraagd. [Serap]

Het kennen van de juiste mensen is een voorwaarde om gevraagd te kunnen worden. Serap

verwierf haar eerste stage via een kennis van haar moeder, die als redacteur werkte bij

Migrantentv. Ook Çigdem beschikte al van huis uit over veel sociaal kapitaal, waardoor het

58 Serap doet deze uitspraak overigens om aan te geven dat zij het onzin vindt dat ‘witte omroepen’, geen allochtone mediaprofessionals zouden kunnen vinden. De vertegenwoordigers van die omroepen zouden teveel in hun eigen netwerken zoeken. ‘Ze moeten gewoon beter rondvragen!’

86

Page 88: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

vinden van werk voor haar nooit moeilijk was. Ze is ‘eigenlijk nooit ergens binnengekomen

via een geijkte sollicitatieprocedure.’

Ik denk dat het bij media heel belangrijk is, wie ken je en wie kent jou? En daarom hebben veel Turkse

meisjes er juist moeite mee, ik bedoel, als je ze niet kent, dan kom je er ook moeilijk. [Çigdem]

Het belang van sociaal kapitaal wordt ook door Aylin benadrukt:

Kijk, bepaalde kringen van goeie huize enzo, papa kent weer iemand, je zit in de sociëteit of in het corps

of wat dan ook, dat werkt gewoon hartstikke goed voor je toekomst, en dat hebben allochtonen niet.

[Aylin]59

Waar Çigdem ‘in de coulissen is opgegroeid,’ heeft Aylin haar netwerk ‘tussen de

hockeymeiden’ eigenhandig opgebouwd. Van huis uit kende ze geen acteurs, schrijvers of

castingdirectors. Inmiddels heeft ze veel vrienden die in de media zitten en bezoekt ze veel

netwerkborrels, die ‘heel belangrijk zijn.’ Aylin lijkt te beschikken over een sterk vermogen

om hulpbronnen te genereren uit het netwerk waarvan zij deel uitmaakt (vgl. Portes 1995). Ze

gaat in de eerste plaats naar netwerkgelegenheden omdat ze daar plezier in heeft.

Tuurlijk kom je soms tot een leuk gesprek en kun je daardoor weer dingen doen in je werk, maar dat

geldt eigenlijk voor elke branche. Ik ga niet echt met een doel naar een borrel, het hoort gewoon bij

mijn werk en ik vind het ook nog hartstikke leuk. [Aylin]

Çigdem heeft een vergelijkbare kijk op netwerken. Je moet er de lol van kunnen inzien en het

niet teveel op jezelf betrekken, is haar devies.

Ik zie het niet als netwerken, of als mezelf verkopen. Ik bekijk het altijd als: wat kan ik voor jou doen? Ik

merk het aan mensen die bang zijn om te netwerken alleen maar denken: ik doe het voor mezelf, maar

dat moet je dus niet doen. Het is toch een soort emotional bank account die je opbouwt bij elkaar.

[Çigdem]

Met de term emotional bank account geeft Cigdem aan dat netwerken een zaak is van

investeren. Dat sluit goed aan op de definitie die Bourdieu (1989:133) geeft van een

relatienetwerk: ‘[H]et product van individuele of collectieve investeringsstrategieën die

59 Een opmerking van Gülden illustreert dit: ‘Die types die op de studentenvereniging zaten, daar had ik helemaal niks mee, dat was de rollende r, ze zagen er heel studentikoos uit, en ze hadden het allemaal over de omzet van hun pa.’

87

Page 89: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

bewust of onbewust zijn gericht op het vestigen dan wel onderhouden van sociale relaties die

op korte of lange termijn direct bruikbaar zijn.’

Aylin en Çigdem vinden het belangrijk om hun sociale relaties en ervaring met anderen te

delen. Çigdem spreekt wel eens op carrièreavonden voor Turkse vrouwen, en vertelt hun hoe

je kunt netwerken. Aylin probeert zelf als kruiwagen te fungeren door ‘positief te

discrimineren.’ Er kwam een functie vrij op haar afdeling, waarop ze tegen haar jongere

Turkse collega zei: ‘Luister, je moet je nu profileren en je moet nu die volgende stap maken.’

Vervolgens deed ze een goed woordje voor hem bij de manager, een man die ‘wel wat van

haar aanneemt.’

Die jongen kreeg die baan en zei: hee, bedankt voor je hulp, ik heb het aan jou te danken, ik zei: nee, je

hebt het aan jezelf te danken. Je hebt gewoon gedaan wat je moest doen. [Aylin]

5.6 Tot slot

Ik heb in dit hoofdstuk aan de hand van enkele thema’s geschetst, hoe het mijn informanten

na hun middelbare schoolperiode is vergaan. Vanuit uiteenlopende schoolroutes zijn ze de

meeste geïnterviewden nu in vergelijkbare functies werkzaam. Ze definiëren hun

loopbaankeuzes op verschillende manieren. Waar het merendeel via stages of

generatiegenoten de mediabranche is ‘ingerold’, is het voor enkele informanten een veel

vanzelfsprekender proces geweest, dat al door de ouders werd gestimuleerd.

De meeste geïnterviewden leggen een ambivalente houding aan de dag als het gaat om het

‘Turks zijn’ in de mediasector. Hun achtergrond biedt ze mogelijkheden, maar beperkt ze

soms ook in hun carrière. Er lijkt sprake te zijn van een proces dat door zowel mijn

informanten zelf als door hun werkgevers in stand gehouden wordt: Leyla hanteert hiervoor

de metafoor van een ‘molentje’. Vrijwel iedereen beaamt dat de mediasector een ‘wit

bolwerk’ is, waarin het niet eenvoudig is om een positie te verwerven. Geïnterviewden die

inmiddels over ruime werkervaring beschikken, hebben weinig moeite met het vinden van

werk. Ervaring alleen is echter niet voldoende. Kansen worden ook beïnvloed door ‘houding’,

spelgevoel, cultureel kapitaal en het vermogen om te netwerken. Sociaal kapitaal, waar

Bourdieu zoveel nadruk op legt in het verklaren van maatschappelijke ongelijkheid, blijkt ook

88

Page 90: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

in de mediasector een belangrijke machtsbron. Aan de hand van cases over Aylin en Çigdem

heb ik laten zien, dat mijn informanten vaak een verantwoordelijkheid voelen om hun succes

te delen met mensen die ook een migratieachtergrond hebben. Dat is een van de thema’s waar

ik in het volgende hoofdstuk aandacht aan zal besteden.

89

Page 91: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

6 Reacties en voorbeelden

Nadat ik in het voorgaande hoofdstuk vooral de positie van mijn informanten in de ‘nieuwe’

wereld in beeld heb gebracht, keer ik nu terug naar hun achtergrond en hoe die in verhouding

staat tot het heden. Hoe kijken de ouders aan tegen wat hun dochter nu doet? Hoe reageert de

omgeving? Vervolgens bekijk ik hoe mijn informanten hun rol zien ten opzichte van de

jongere en oudere generatie. Beschouwen zij zichzelf als voorbeeld? En welke personen

hebben voor hen die functie vervuld?

6.1 Trots en succes

Alle informanten geven aan dat hun ouders trots op ze zijn.60 Dat uit zich vaak in

‘opscheppen’ of ‘pronken’ bij buren, familieleden en kennissen:

Ze vinden het gewoon prachtig om met ons te pronken,, zo zijn ouders weet je. [Sibel]

Gevoelens van trots zijn op verschillende overwegingen gebaseerd. Enkele ouders zien in de

glamour en status die het werk van hun dochter met zich meebrengt reden om trots te zijn:

Mijn vader vindt het sowieso heel prachtig, communicatie, reclame, media… dat ziet ie wel zitten. Hij

vindt het een hele dynamische wereld en hij heeft zoiets van ja, daar kun je ook geld mee verdienen.

[Sibel]

Ze horen wel eens dat ik op de radio was, of dat er een foto in de krant stond naast de burgemeester,

dan hebben ze wel zoiets van: oh, dan doet ze vast wel iets belangrijks! Vooral als ze het dan van

buitenaf horen, van onbekenden, dan zijn ze wel heel trots. [Ayşe]

Voor de vader van Leyla was deze vermeende glamour aanvankelijk een reden om afwijzend

tegenover haar studiekeuze te staan:

Hij had echt zo’n Turkse mentaliteit van: als journalist moet je overal aanwezig en een beetje brutaal

zijn, dat vond hij maar niks, een hele brutale vrouw die dan overal maar komt en mensen aanspreekt,

60 Alleen Tugba heeft hierover geen uitspraken gedaan. Wel zei ze, dat haar ouders waarschijnlijk graag gezien hadden dat ze advocaat of arts was geworden.

90

Page 92: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

maar nu ik er echt mee bezig ben en hij mijn stukken leest, merk ik toch dat hij het heel leuk vindt. (…)

Ik denk ook dat het beeld van journalisten in Nederland en Turkije heel erg verschilt, daar is het toch

veel meer glitter en glamour, meer showbizz dan hier. [Leyla]

Een aantal ouders is vooral trots op de zelfstandigheid en onafhankelijkheid van hun dochter.

‘Ze vinden het schitterend dat wij voor onszelf kunnen zorgen, dat we gewoon zelfstandig

zijn, omdat we een goede opleiding en goede baan hebben,’ aldus Gülden. Aylins ouders zien

economisch kapitaal als voorwaarde voor succes. In hun optiek is zij maatschappelijk

geslaagd:

Succes, dat is in hun ogen geld, onafhankelijk zijn, dus dat je geen schulden hebt, en dat je de dingen

kunt doen die je wil doen. En een gezin en kinderen en dat soort zaken. Zelf druk ik succes niet uit in

termen van kapitaal. [Aylin]

Hülya’s ouders zijn trots omdat ‘wij vergeleken met andere gezinnen toch wel de goeie

richting op zijn gegaan.’ Ook Filiz verwijst naar deze ‘keuze voor het rechte pad’:

Dat vinden ze wel goed, als iemand studeert. Toen ik afgestudeerd was, was ik ook wel meer in de

gratie, van ohja, ze heeft toch wel wat bereikt, ze zijn altijd bang als iemand wegloopt: ze valt in

verkeerde handen, of komt in de prostitutie. [Filiz]

Veel informanten zeggen dat het voor hun ouders vooral van belang is dat hun kinderen een

hogere opleiding gevolgd hebben. De richting van die opleiding achten zij minder relevant.

Sibel zegt over haar ouders: ‘voor hun is het niet: wat ga je doen, maar: ga studeren, doe het!’

De vader van Aylin ‘heeft niet zoveel met de media, werken bij een advocatenkantoor is voor

hem toch wat concreter.’ Dat ze nu een eigen bedrijf begint, vindt hij ‘stoerder’ dan dat ze in

de media werkt. Ook Ayşe, Filiz en Dilek vertellen dat het voor hun ouders tamelijk

onduidelijk is wat hun dochters doen. Zo kost het Dilek moeite om haar moeder hier meer

inzicht in te geven.

Mijn moeder begrijpt het nog steeds niet. Het is heel schattig, want ze wil zo graag opscheppen tegen de

buurvrouwen over wat voor opleiding ik doe, maar ze snapt het gewoon niet. Ik heb het op verschillende

manieren geprobeerd uit te leggen, maar ze kan er gewoon geen grip op krijgen (…) Als ze commercials

ziet, dan kan ze het visualiseren, waardoor het weer wat grijpbaarder wordt, of als ik op zakenreis ga,

dat soort concrete dingen vindt ze ontzettend leuk. [Dilek]

91

Page 93: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Ze hebben eigenlijk geen flauw idee van wat ik doe. Ze zijn wel heel erg trots, alleen mijn moeder heeft

wel zoiets van: waarom neem je nou altijd van die moeilijke banen, kun je niet gewoon een keer iets

doen waarbij je nog tijd overhoudt voor je familie? [Ayşe]

Gülden, Sibel en Meryem vertellen dat hun opa’s en oma’s niet zo goed begrijpen waar ze

mee bezig zijn, ze moeten dat ‘iedere keer weer uitleggen.’ Zij zijn grootgebracht in een

gezinscultuur van ‘aandacht en steun,’ waar de ouders goed op de hoogte zijn van de

schoolloopbaan van hun kinderen.

Filiz, Ayşe, Dilek en Aylin zijn opgegroeid in een gezinscultuur waarin de vader als autoritair

figuur de hoofdrol speelt of in een gezinscultuur van ‘ongestructureerde vrijheid.’61 Zij zijn

gemiddeld ouder dan Gülden, Sibel en Meryem. Dit wijst op een ontwikkeling die ook door

Coenen (2001) wordt geschetst: de inhoudelijke betrokkenheid van ouders bij de

maatschappelijke keuzes van de kinderen is in de afgelopen decennia toegenomen.

Een dubbele boodschap

De ouders van Ayşe zijn trots, maar koesteren tevens een verwachting die nog niet is ingelost.

‘Ik krijg ongeveer om de drie maanden weer zo’n gesprek van: hoe kan het nou dat er zoveel

jongens zijn en dat jij er geen hebt?’

Ze vinden het wel fijn dat ze onafhankelijke dochters hebben, maar ik denk dat ze liever hadden gewild

dat we gewoon een gezinnetje zouden stichten. [Ayşe]

Ook in de literatuur wordt deze discrepantie tussen maatschappelijk succes en succes als

moeder en echtgenote genoemd. Veel meisjes uit het onderzoek van Bouw et al. (2003: 96)

worden opgevoed met een dubbele boodschap: ‘doe je best op school en haal diploma’s, maar

vergeet tegelijkertijd niet dat het huwelijk met een door ons goedgekeurde man een

belangrijk, zo niet het belangrijkste, levensdoel is.’ Ook Crul (2000: 154) laat voor zijn

onderzoeksgroep zien dat de toekomstige rol van echtgenote vaak concurreert met de

schoolloopbaan. Dat gebeurt vooral, en in toenemende mate, gedurende de

adolescentieperiode.62 Deze toenemende waakzaamheid en controle over de eerbaarheid van

61 Aylin en Filiz, behorend tot de tweede generatie, zijn 30 en 34. Dilek en Ayşe, derde generatie, zijn 28 en 31. Gülden, Sibel en Meryem zijn 28, 25 en 24 jaar oud en behoren tot de derde generatie.62 Crul verklaart het geringe succes van de Turkse meisjes uit zijn onderzoek grotendeels aan de hand van deze ontwikkeling.

92

Page 94: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

de dochter zien we terug in het verhaal van Filiz, die naarmate ze ouder werd, steeds meer

werd beperkt in haar bewegingsvrijheid (vgl. Bouw et al. 2003: 96).

De meeste informanten uit mijn onderzoek zijn echter niet met deze discrepantie opgegroeid,

wat erop wijst dat zij ook in dit opzicht uit bijzondere gezinnen komen. Çigdem (33), die

tijdens het interview zwanger is, doet verslag van de eerste reactie hierop van haar moeder:

‘waarom zo vroeg, je bent nog maar net getrouwd!’ Maar ook informanten die niet uit een

hoogopgeleid en ‘bohémien’ milieu komen hebben ouders die voor hun dochter meer wensen

dan een echtgenoot en gezin. Toen Zuhal wilde trouwen, hebben haar ouders geprobeerd het

huwelijk uit te stellen, omdat ze bang waren dat ze anders haar studie niet zou afronden.

Hülya noemt zichzelf een ‘bofkont’, want:

Meestal hebben ouders toch bepaalde verwachtingen van Turkse meisjes, ze gaan studeren, baan, kind.

Maar ik wil gewoon reizen en van alles en nog wat gaan doen. Dat vinden Turkse ouders vaak eng om

te horen, maar de mijne hebben zoiets van: je doet maar, ga je gang. [Hülya]

Niet alleen ouders, maar ook mensen in hun omgeving hebben verwachtingen van mijn

informanten. Vanuit de ‘Turkse gemeenschap’ krijgen zij met gevoelens van afgunst en

roddel te maken.

6.2 Roddel

In de literatuur, bijvoorbeeld in het werk van De Vries en Yerden, heb ik aangetroffen dat

roddel een sterke schakel vormt in een keten van maatregelen van sociale controle onder

Turkse Nederlanders. Roddel wordt door De Vries (1990: 7) als volgt gedefinieerd: (met een

zeker genoegen) op informele wijze praten over afwezige derden in min of meer ongunstige

zin; datgene wat men aan slechts van iemand meent te weten aan anderen doorvertellen (en

overdreven voorstellen). Volgens De Vries wordt met name over zedelijkheidsgedrag en de

(vermeende) vernederlandsing van Turkse meisjes en jonge vrouwen veel geroddeld en kan

dit belemmerend werken ten aanzien van schoolsucces. Roddel in deze vorm oefent een sterk

regulerende en bedreigende invloed uit (De Vries 1993: 32). Het kan negatieve sancties, zoals

in opspraak raken, reputatieverlies of beperking van de bewegingsvrijheid teweeg brengen.

We hebben kunnen zien dat mijn informanten zich in het algemeen weinig laten belemmeren

93

Page 95: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

door ‘Turkse’ normen over zedelijkheid en gepercipieerd ‘Nederlands’ gedrag. Op grond

daarvan zouden we kunnen verwachten dat er regelmatig over hen geroddeld wordt.

Tien informanten vertellen dat ze wel eens direct of indirect te maken hebben (gehad) met

roddel van leden van ‘De Turkse gemeenschap.’63 Filiz had hiervan het meest te lijden. Al op

jonge leeftijd ervoer zij een ‘benauwende sfeer’ die haar beperkte in haar vrijheid. Zaken

waarover gemeenschapsgenoten roddelden waren ‘vrij gedrag,’ zoals naar de kermis gaan en

omgang met jongens. Dat Filiz van huis wegliep was een ‘erekwestie, een schande,’ waarmee

ze haar ouders ongewild tot voorwerp van roddel maakte.

In verschillende interviews is gebleken dat niet zozeer informanten zelf, maar vooral hun

ouders geconfronteerd zouden zijn met roddel. De vader van Aylin kreeg ‘veel naar zijn hoofd

geworpen vanuit de gemeenschap,’ al had ze daar zelf ‘niet zoveel mee te maken.’ Hij moest

zich ‘iedere keer verdedigen’ over de reislustigheid en het uitgaansgedrag van zijn dochter.

‘Ik was te onafhankelijk en ambitieus,’ stelt Aylin.

De moeder van Sibel werd door haar buurvrouwen aangesproken op het kleedgedrag van haar

dochter.

Ik had blijkbaar nogal een extravagante kledingstijl, met veel glimmende dingen, hakschoentjes en

oorbellen enzo. Dan zeiden die vrouwen wel eens: ‘laat je haar nu al dat soort dingen aantrekken?

Weet jij veel wat ze later gaat dragen als je dat nu niet onder controle houdt!’ [Sibel]

Een onderwerp van roddel dat door veel informanten is genoemd, is hun keuze op kamers te

gaan wonen. Hülya vertelt dat haar vader bezorgd was over de reacties vanuit zijn sociale

omgeving:

Hij was er wel bang voor dat er verkeerd gepraat of gedacht zou worden, zo van: ‘oh, moet je hun

dochter zien, die woont in Amsterdam.’ [Hülya]

Toen Gülden naar Groningen vertrok kregen haar ouders het ‘zwaar te verduren.’

63 De Turkse gemeenschap is gedefinieerd op basis van familiebanden, woonomgeving, streekgebied uit Turkije en religieuze overtuiging (Yerden 2001: 90).

94

Page 96: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Dat doe je toch niet, er zijn toch ook genoeg opleidingen in de omgeving, dat je dat goed vindt,

helemaal in d’r eentje, weet je wel wat ze daar uitvreet, van dat vasthouderige gedrag dat veel Turkse

mensen vertonen bij hun kinderen. [Gülden]

Mijn informanten en hun ouders hebben voornamelijk te maken gehad met roddel over ‘vrij

gedrag’, zoals uitgaan en zelfstandig wonen. Over het feit dat zij werkzaam zijn in de

mediasector wordt weinig geroddeld. De geïnterviewden wonen meestal niet meer in de wijk

waar zij zijn opgegroeid, waardoor zij letterlijk en figuurlijk uit het zicht van de roddelaars

zijn geraakt. Getrouwde informanten vallen bovendien niet meer onder de

verantwoordelijkheid van hun ouders en zijn daardoor minder gevoelig voor roddel. ‘Nu ben

ik een volwassen vrouw en wordt er niet meer zoveel gekeken,’ aldus Aylin. Volgens Esra

wordt er weinig over haar geroddeld omdat haar landgenoten ‘gewoon niet begrijpen’ wat

voor werk ze eigenlijk doet. Ook Zuhal denkt dat de geringe roddel samenhangt met

onwetendheid over de mediasector: ‘de meeste mensen weten niet eens dat er in de media een

heel cultuurverschil is, dat weet je pas als je er in zit.’

Invloed van roddel

Of roddel een belemmerende invloed heeft op de ontplooiing en maatschappelijke participatie

van meisjes en jonge vrouwen, is onder meer afhankelijk van de gevoeligheid die ouders

daarvoor aan de dag leggen. Wanneer de familie het gedrag waarover hun landgenoten

roddelen wél toelaatbaar achten en het geroddel langs zich heen laten gaan, zal de invloed van

roddel en laster op het meisje gering zijn, aldus De Vries (1993: 36).

De ouders van Sibel ‘lieten niet toe dat die sociale controle invloed had.’ Ook de vader en

moeder van Gülden hebben haar ‘nooit beperkt’ omdat er werd geroddeld. Hoewel Gülden

haar moeder in sommige opzichten als ‘mak’ beoordeelt, vindt zij haar op het gebied van

studiekeuze juist heel ‘fel, met name richting anderen.’ ‘Ze zegt dan: “bemoei je er niet mee,”

en ook tegen mij: “wat je ook doet, ik sta achter je!’’’64

Volgens Hülya hebben haar ouders zich door de angst van haar vader over eventuele roddel

niet laten beïnvloeden. Het ‘interesseert hen niet’ wat anderen vinden of denken: ‘Ze hebben

64 We zien hier wederom een voorbeeld van ‘neigingen tot distinctie en distantie’ die zich in de Turkse gemeenschap afspelen. Gezinnen claimen volgens Coenen (2001:186) een ‘stukje autonomie binnen een als homogeen beleefde morele gemeenschap’. De uitspraak van Güldens moeder kunnen we opvatten als een weerwoord, dat ontwikkeld wordt om sociale controle en roddel tegen te gaan.

95

Page 97: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

zoiets van: mijn dochter doet gewoon haar ding’. Hülya is op dit punt wat dubbelzinnig.

Helemaal zonder slag of stoot lijkt haar verhuizing van de Achterhoek naar Amsterdam niet te

zijn verlopen: ‘Ze hadden wel liever dat ik wat dichterbij was gaan wonen, in Arnhem ofzo.’

Zowel Sibel, Gülden als Hülya verklaart de houding van hun ouders door te wijzen op hun

positie binnen de Turkse gemeenschap. ‘We woonden nooit echt middenin zo’n wijk, altijd

een beetje van die mensen af,’ aldus Sibel.

Kijk, als je met ze omgaat, als je er middenin zit zeg maar, dan voel je en merk je dat wel. Maar omdat

ik er niet middenin zat en mijn ouders ook niet echt, heb je er niet zoveel last van. [Hülya]

Ouders die weinig contact onderhouden met landgenoten in hun omgeving en die in dat

opzicht geen centrale positie innemen in het ‘sociale spectrum’, demonstreren een geringe

kwetsbaarheid voor roddel (De Vries 1993: 37). Dit komt ook naar voren in de verhalen van

Emine, Çigdem en Serap, die zeggen dat ze niet of nauwelijks met roddel te maken hebben

gehad. ‘Wij hebben nooit heel diep in die Turkse gemeenschap geleefd’, aldus Serap.

De gevoeligheid voor roddel is geen onveranderlijk gegeven. Bij de vader van Aylin, die toen

hij jong was veel ‘ontvankelijker’ was voor roddel, zien we een groeiende immuniteit voor

wat zijn landgenoten ervan denken: ‘mijn vader heeft daar nu enorm lak aan, die zegt: waar

heb ik me vroeger druk om gemaakt, hij moet er nu zelfs om lachen.’

De Vries schreef in 1990 dat zij verwachtte, dat roddel onder Turken in Nederland aan kracht

zou inboeten. Mede door de toenemende individualisering en de diversificatie in opleidings-

en functieniveau zou de consensus over normen en waarden in brede kring gaandeweg

verminderen, aldus De Vries (1990: 38). ‘Sociale diversiteit brengt normatieve diversiteit met

zich mee.’

Dit laat zich nu, 17 jaar na dato, goed illustreren aan de hand van de kwestie ‘op kamers

wonen,’ wat een betrekkelijk recent verschijnsel is en nieuwe weerwoorden van ouders tegen

roddel vraagt. Volgens Yerden (2001: 174) vormt de sociale status die een hoge opleiding met

zich meebrengt een middel voor ouders om opmerkingen te pareren. Hij schreef in 2001 dat

het ‘vijf jaar geleden voor een Turks meisje nog als onmogelijk gezien werd om zelfstandig te

gaan wonen.’ Vóór die tijd bestond voor deze meisjes slechts de keuze tussen aanpassen of

van huis weglopen, zoals ook Filiz (die nu 34 is) dat ervaren heeft. In de familie van Dilek

96

Page 98: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

(28) is een duidelijke verandering opgetreden in de opvatting over zelfstandig wonen. We

lazen al eerder dat voor haar zus het laatste jaar van de havo ‘een hel is geweest’ omdat ze van

plan was om in Amsterdam te gaan studeren:

Toen ze daadwerkelijk haar spullen ging pakken keerde iedereen zijn rug om en heeft niemand ook

maar een boek voor haar opgetild, ze moest het helemaal in haar eentje doen, het was echt: als je niet

naar ons luistert dan moet je het ook maar zelf uitzoeken. Amsterdam, dat was heel, heel eng. En omdat

ze het overzicht dan niet meer hadden, lieten ze het maar volledig los. Twee of drie jaar later ben ik

gegaan, dat was al iets minder een probleem, en mijn zes nichtjes zijn daarna stuk voor stuk gegaan,

allemaal zonder enig probleem, totdat op een gegeven moment zelfs de ooms meehielpen met de

verhuizing, kwamen schilderen en klussen. [Dilek]65

Dilek beschouwt haar zus en in mindere mate zichzelf als ‘grensverleggers’. Het ‘doorbreken

van taboes’ is volgens haar iets waar overal ter wereld een gevecht aan vooraf gaat. ‘Degenen

die dat gevecht moeten leveren om hun eigen belang te kunnen verdedigen zijn gewoon de

klos.’ Haar strijd leverde Dilek echter ook bewondering van haar nichtjes op.

6.3 Hoe doe jij dat?

We hebben in voorgaande hoofdstukken gezien dat mijn informanten regelmatig ´bijzonder

´worden gevonden door de mensen in hun omgeving. Omdat ze´gekke ouders,’ een in het oog

springende hobby of tot de verbeelding sprekende baan hebben bijvoorbeeld. Het afronden

van een hbo-opleiding verleent hen bovendien een bepaalde status in hun omgeving. Vaak

ervaren anderen dat als inspirerend, hoewel niet iedereen zich daarvan bewust is.

Ik zie wel dat jonge meiden een bepaald beeld hebben bij wat ik doe, zo van: oooh, zij heeft interessant

werk, voor hen zou het wel als voorbeeld kunnen gelden, maar niet dat ik mezelf heel erg zo zie. [Ayşe]

‘Rolmodel worden’ is voor mijn informanten ‘geen doel op zich.’ Toch weet iedereen wel

situaties te noemen waarin hen om hulp of advies is gevraagd. Tien informanten zeggen dat ze

door anderen als ‘voorbeeld’ of rolmodel worden gezien. Voor sommigen van hen is dit een

relatief nieuwe ervaring. Kennissen van Emines ouders zien haar als iemand ‘waar het toch

goed mee kan komen,’ en ook Filiz heeft de indruk dat ze sinds haar afstuderen ‘meer in de

gratie is.’ Gülden spreekt van een ‘omslag’ in de Zwolse Turkse gemeenschap. 65 Dilek woonde als kind met de nichtjes en ooms die ze in dit voorbeeld noemt in één huis.

97

Page 99: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Dan wordt er ineens naar je opgekeken in plaats van op je neergekeken. Dan word je beschouwd als

zijnde succesvol en dan krijg je een soort voorbeeldfunctie. (…) Want iedereen dacht, dat gaat echt wel

verkeerd, die komt op het verkeerde pad terecht, toen ik naar Groningen ging. [Gülden]

Met name ten opzichte van jongere generaties, zoals broers, zussen, nichtjes en neefjes,

hebben mijn informanten een voorbeeldfunctie. Zo worden ze gevraagd om hulp bij huiswerk,

advies en begeleiding. Ook nemen ze dikwijls een stimulerende rol op zich (vgl Crul 2001:

104-122).

Gülden stimuleert haar nichtje om te gaan studeren door haar te wijzen op de zelfstandigheid

die zij daarmee voor zichzelf kan verwerven. Dat heeft positief gewerkt, want ze is nu ‘hard

aan de studie.’

Als Turkse vrouw is het gewoon heel belangrijk om financiële onafhankelijkheid te hebben, je ziet toch

heel vaak dat de generatie voor ons financieel afhankelijk is van de partner, en dat ze daardoor heel

veel dingen slikken die ze gewoon niet hoeven te slikken. Dat probeer ik dan uit te leggen, en dan geef ik

voorbeelden van hoe mijn leven eruit ziet, ik woon lekker op mezelf, ik heb mijn eigen auto, ik heb een

ontzettend leuke baan, dan vertel ik zo van: nou, ik had ook in een fabriek kunnen gaan werken maar

dan had ik dit allemaal niet gehad. [Gülden]

Ook Meryem geeft aan dat ze haar jongere neefjes en nichtjes ervan probeert te overtuigen dat

hun opleiding belangrijk is. Ze vraagt regelmatig hoe het met school gaat en zegt ze dat ze

met problemen naar haar toe moeten komen. Crul (2001: 105) stelt dat juist in periodes

waarin het niet zo goed gaat met school of de motivatie gering is, oudere broers en zussen een

waardevolle, stimulerende rol spelen. Ook nichten kunnen zo’n taak op zich nemen, laten

Meryem en Gülden zien. Meryem helpt haar jongere familieleden bovendien met hun

huiswerk. Ze zet daarbij zowel haar cultureel als haar sociaal kapitaal in: als zij dingen zelf

niet begrijpt, geeft ze tips of verwijst ze hen naar anderen.

Hulp tussen familieleden van dezelfde sekse komt overigens meer voor dan tussen jongens en

meisjes (Crul 2001: 110). Dat jonge vrouwen zich gemakkelijker kunnen identificeren met

hun zussen of nichten dan met hun broers, zou te maken kunnen hebben met de verschillende

regels die ouders aan zonen en dochters opleggen, aldus Bouw et al (2003: 43).66 Ook mijn

66 Hoewel iemand als Emine is opgegroeid in een gezin waar ‘absoluut geen onderscheid wordt gemaakt tussen jongens en meisjes’, zijn er ook informanten die dat verschil wel ervaren hebben.

98

Page 100: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

informanten lijken vooral andere meisjes in de familie te steunen. Ik heb de indruk dat zij het

belangrijk vinden dat hun jongere familieleden zich, net als zij, ontwikkelen tot vrije en

zelfstandige vrouwen. Dilek en haar zus zijn niet alleen op het terrein van studiekeuze en

zelfstandig wonen een voorbeeld, maar ook op dat van vriendjes en uitgaan.

Veel geïnterviewden zijn vraagbaak voor anderen op het gebied van studie- en beroepskeuze.

Familieleden, maar ook ‘kinderen van kennissen van ouders’ komen naar hen toe als ze

informatie nodig hebben over vervolgopleidingen. De jongere broer en zus van Aylin vragen

haar vaak om advies over de richting die ze op moeten, en willen ‘ook wel de mediakant

opgaan’. Aylin reikt hen hiermee een perspectief aan dat anders wellicht onbekend was

gebleven. Dat is tevens het doel van de weekendschool waar Emine lesgeeft. Ook Tugba en

Dilek wijzen op deze functie:

Ik krijg wel vragen van anderen, hoe ik hierbij gekomen ben bijvoorbeeld. Ik laat toch zien dat er meer

is dan alleen sociaal-pedagogisch of juridisch. [Tugba]

Wat ik nu doe dat is iets wat voor ons als kinderen totaal niet in ons bereik lag, voornamelijk omdat het

onbekend was. Andere mensen deden dat, wij niet. En omdat ik dit nu doe, geeft hen dat het gevoel van:

‘ik kan eigenlijk ook doen wat ik wil, het hoeft niet beperkt te zijn tot één… hok’. [Dilek]

Veel informanten worden als inspirator beschouwd vanwege hun succesvolle loopbaan of

omdat ze hun eigen koers varen. Aylin hoopt dat anderen aan haar zien ‘dat je als Turkse toch

wel iets kunt bereiken zonder al die vooroordelen.’ Filiz denkt dat er misschien andere

jongeren zijn die haar als voorbeeld nemen, omdat ze haar eigen weg heeft gezocht: ‘Kijk, zij

is weggegaan, zij is wel gelukkig.’ Ook Esra ontleent haar voorbeeldrol aan haar

uitzonderingspositie.

Ik ben de eerste die in de kunst is afgestudeerd, één van de weinigen die aan de hogeschool is

afgestudeerd, je hoort gewoon dat je een voorbeeld bent voor anderen. En dat vind ik heel fijn, als ik

daar maar één of twee mensen blij mee kan maken dan ben ik daar al heel gelukkig mee. [Esra]67

Tot slot wijs ik op de emanciperende houding die mijn informanten hebben ten opzichte van

andere migranten van hun eigen leeftijd of daarboven. Tugba en Ayşe proberen met hun

magazines lezers te prikkelen en tot nadenken aan te zetten. Laatstgenoemde zegt met haar

67 Esra is overigens een van de weinigen die hardop zegt dat ze blij is met deze rol. Anderen willen niet worden neergezet als het ‘perfecte voorbeeld’ of zeggen er ‘vrij weinig’ van te vinden.

99

Page 101: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

uitspraak ‘Kennis is macht’ indirect dat ze haar cultureel kapitaal met anderen wil delen.

Dilek heeft vanuit de Turkse studentenvereniging, waar ze voorzitter was,

voorlichtingsavonden voor Turkse ouders georganiseerd. Ze is ‘heel Amsterdam rondgegaan’

om ouders te werven, omdat ze het belangrijk vond dat zij meer betrokken zouden raken bij

de hogeschool. Çigdem probeert op de carrièreavonden voor Turkse vrouwen antwoord te

geven op vragen over discriminatie: ‘Ik wil wel, maar hoe kom ik ertussen?’

Je wordt ook vaak gediscrimineerd, als vrouw, plus als buitenlandse vrouw, dat is een feit. Dus je kan

maar beter proberen je daar niet tegen te verzetten, je moet het accepteren en ertegen vechten. Zo van:

dit is een gegeven, en ik ga er juist voor zorgen dat ik wél aangenomen word. Dat is een

vechtersmentaliteit die je moet hebben en die probeer ik ze een beetje bij te brengen. [Çigdem]

Serap vecht tegen discriminatie op haar eigen manier. Ze heeft daar inmiddels regionale

bekendheid mee verworven:

Ik krijg heel veel reacties van jongeren die mij op straat aanspreken, van: hee, Serap, eindelijk is het

een keer gezegd man, tof dat je dit doet! [Serap]68

We hebben nu gezien dat veel geïnterviewden in hun omgeving een voortrekkerspositie

innemen. Ze bieden anderen stimulans, praktische hulp, raad, informatie en inspiratie.

Succesvolle Turkse leerlingen in het onderwijs hebben vaker rolmodellen in hun nabije

omgeving dan minder succesvolle leerlingen (Crul 2001; Van der Veen 2001). Het is daarom

niet verwonderlijk dat ook mijn informanten rolmodellen hebben.

6.4 Van oma tot Oprah

Sommige geïnterviewden laten zich inspireren door een ‘idool’ als Oprah Winfrey. Aylin

noemt haar een ‘ontzettend succesvolle zakenvrouw,’ die veel terugdoet voor de

maatschappij. Zelf probeert ze ook iets te betekenen voor anderen. Bekende Turkse vrouwen,

zoals cabaretières Nilgün Yerli en Funda Müjde zijn door een aantal informanten genoemd.

Zij doen aan ‘agendasetting’ door onderwerpen aan te snijden waar taboes op rusten, vindt

Gülden. Zij ziet zichzelf niet als iemand die aan agendasetting doet. Wel probeert ze zich ‘op

68 Zie ook Intermediair, 11 mei 2007 voor een interview met de Marokkaanse presentatrices van ‘De Meiden van Halal’. Zij krijgen veel positieve reacties: ‘hè hè, eindelijk moslims die op tv komen op een positieve manier. Met een eigen programma’.

100

Page 102: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

creatieve en innovatieve manieren te positioneren’ in haar werk, maar dat heeft niet met haar

afkomst te maken, aldus Gülden. Esra noemt de succesvolle Turks-Duitse filmmaker Fatih

Akin als voorbeeld, omdat ook hij films maakt die met zijn achtergrond te maken hebben. ‘Hij

liet een conversatie zien tussen Turken en Duitsers en dat zijn gewoon onderwerpen waar wij

mee hebben geleefd’. Joop van den Ende is een belangrijk rolmodel voor Hülya. Ze

bewondert Van den Ende, die het ‘door keihard te werken gewoon heeft gemaakt,’ als

belichaming van een American Dream-achtig idee. Dat Hülya, die als een van de weinige

informanten dolgraag in een commerciële, op entertainment gerichte omgeving zou willen

werken, deze vertegenwoordiger van de populaire cultuur noemt is niet zo verrassend. Het

vormt een mooi contrast met Esra, die films wil maken die ‘dichtbij zichzelf liggen.’ Wat

‘dicht bij jezelf’ dan betekent, blijkt voor iedere informant weer anders te zijn. Voor Hülya is

dat niet haar Turkse achtergrond, maar zijn het de Endemol-programma’s op televisie.

Veel vaker wordt inspiratie nog dichter bij huis gezocht: bij ouders, broers en zussen, ooms en

tantes, grootouders en buren. Aan de steun en inspiratie van ouders heb ik hoofdstuk vier

gewijd. Volgens Crul (1998) zouden voornamelijk meisjes profiteren van de hulp en adviezen

van oudere broers en zussen. Mijn informanten hebben bepaalde houdingen van hun broers en

zussen ‘afgekeken’, zoals blijkt uit het verhaal van Filiz. Zij nam een voorbeeld aan de

leergierigheid en het doorzettingsvermogen van haar oudere broer. Esra ziet in haar broer een

inspirator, iemand van wie ze kan leren en waar ze mee samen kan werken.

Net als de zus van Dilek was ook Ayşes oudste zus een ‘wegbereider.’ Dankzij haar

inspanningen waren dingen voor Ayşe daarna ‘heel makkelijk.’ Zo kon ze in de

schoolkrantjes van haar zus kijken om zich alvast te oriënteren op haar studiekeuze en hoefde

ze minder te onderhandelen over uitgaan. Ook op het gebied van relaties maakte haar zus de

weg voor haar vrij: ‘Zij heeft weer als eerste een Nederlandse man, zodat ik straks

bijvoorbeeld kan zeggen: “Ik heb een Surinaamse vriend.”’

Ook ooms en tantes kunnen een voorbeeldfunctie vervullen.69 In veel gevallen zijn dat broers

of zussen van de ouders, die dankzij hun beroep of lagere leeftijd dan de ouders beter op de

hoogte zijn van het Nederlandse onderwijssysteem. Hülya praatte met haar tante, die lerares

69 In Turkse families is in het algemeen veel contact tussen familieleden, en is het gebruikelijk dat ook andere familieleden het gedrag van de kinderen disciplineren. Uit onderzoek van Nijsten (1998: 98) blijkt, dat 50% van de door haar ondervraagde ouders de ooms, tantes en grootouders als mede-opvoeders beschouwt.

101

Page 103: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

is, over haar schoolkeuze: ‘Zij heeft ervaring met scholen, ze weet er wel wat van af.’ De oom

van Zuhal werkt als decaan bij de mbo-instelling waar zij zelf ook leerling was.

Hij ging mee naar open dagen, stimuleerde me, gaf me raad, bijvoorbeeld hoe ik dingen aan kon

pakken, of met welke docenten ik contact op kon nemen. [Zuhal]

De tante van Leyla heeft ook journalistiek gestudeerd, maar dan in Turkije.

Als kind had ik daar geen notie van, maar in de tijd dat ik besloot om journalistiek te gaan studeren

begon toch wel de interesse voor mijn tante, want zij deed het ook in deeltijd, had ook een kind. [Leyla]

De tante van Aylin, ‘een succesvolle zakenvrouw die alleen over de wereld heeft gereisd’

hield haar vaak voor hoe belangrijk school was. Ook van haar oma kreeg ze eens in de zoveel

tijd een ‘serieus gesprek’ als ze teveel spijbelde.

De grootmoeder van Gülden is een ‘hele wijze vrouw’ uit een ‘goed ontwikkelde familie.’

Mijn oma droeg gewoon minirokjes, terwijl dat in die gemeenschap not done was, ze is zwaar

feministisch ingesteld, en zij heeft weer van haar moeder meegekregen: ‘laat je potverdorie niet

onderdrukken door een man!’ Ze is gewoon een heel bijzonder figuur en ook erg leidend in de familie,

mijn opa heeft daar altijd bewondering voor gehad. [Gülden]

Het belang van zelfstandigheid voor vrouwen wordt in deze familie van generatie op generatie

doorgegeven. Gülden springt zorgvuldig met deze erfenis om, zoals we in de voorgaande

paragraaf lazen.

Naast familieleden zijn ook (Nederlandse) buren genoemd, door Tugba bijvoorbeeld. Zij werd

door haar buren mee naar de bibliotheek genomen. Ayşe onderhoudt nog steeds contact met

een oudere buurvrouw die erg ‘lief en gastvrij’ was voor alle buurtkinderen.

Wij mochten eigenlijk altijd bij haar naar binnen, en dan gingen we daar spelletjes doen, of kregen we

limonade met een koekje. Later mochten we daar ook vaak blijven eten. Zij maakte geen onderscheid

tussen kinderen, of tussen mensen. Anderen doen dat wel vaak, dan vinden ze het ene kind bijvoorbeeld

liever dan het andere, maar dat deed zij totaal niet en dat heb ik van haar geleerd. [Ayşe]

102

Page 104: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

‘Geen onderscheid maken’ is ook voor Serap een belangrijke eigenschap, passend bij haar

aversie tegen ongelijkheid. Haar lerares op de lagere school stimuleerde haar om haar best te

doen, maar ‘deed dat met iedereen.’70

Ze kon geweldig voorlezen, dan hing de klas aan haar lippen, alsof we naar een film gingen kijken. Zij

was gewoon een hele goeie lerares, maar niet specifiek voor mij. [Serap]

Enkele informanten noemen leraren, bijvoorbeeld omdat ze hen geholpen hebben bij de keuze

voor een vervolgopleiding. De docente van Filiz heeft een wel zeer uitzonderlijke rol

gespeeld. Vanaf het moment dat Filiz werd opgenomen in dit gezin, bewoog ze zich tussen

mensen die ‘anders in het leven staan, die geleerd zijn.’ Een nieuwe ervaring, nadat zij haar

onderwijsloopbaan jarenlang voornamelijk op eigen kracht vorm had gegeven. Dat Filiz’

zoontje vernoemd is naar haar pleegvader illustreert de goede band die ze met haar

pleegouders heeft. Opvallend is ook de wijze waarop Filiz beide gezinsculturen op waarde

weet te schatten. Ze weet dat ze aan haar pleegouders veel te danken heeft, maar uit de manier

waarop ze over haar ‘echte ouders’ praat spreekt evenveel, zo niet meer, trots en dankbaarheid

naar hen. Door van huis weg te lopen plaatste ze zich in een nieuw uitgevonden

familietraditie: tegen de zin van je vader in een eigen weg kiezen. Filiz had het ‘niet van een

vreemde.’

6.5 Tot slot

In dit hoofdstuk, waarin de reacties van relevante anderen op de loopbaankeuzes van mijn

informanten centraal staan, heb ik veel aandacht besteed aan de veranderlijkheid van deze

reacties. Zo heb ik in de eerste paragraaf laten zien dat trots van ouders op de carrière van hun

kinderen steeds vaker gepaard gaat met inhoudelijke betrokkenheid, omdat de ouders van

jongere generaties beter op de hoogte zijn van het Nederlandse onderwijssysteem.

In paragraaf twee zagen we, dat de gevoeligheid die ouders aan de dag leggen voor roddel

binnen Turkse gemeenschappen eveneens kan veranderen. Jonge vrouwen beïnvloeden dit

proces door taboes te doorbreken, ouders door weerwoorden te ontwikkelen of zich

simpelweg ‘minder druk te maken om wat anderen van hen vinden’. Een onderwerp dat

vroeger aanleiding tot roddel gaf, zoals het zelfstandig wonen van ongehuwde meisjes, wordt

70 Zie ook: Brands 1992: 128).

103

Page 105: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

in steeds bredere kringen geaccepteerd. Veel geïnterviewden hebben ‘bewezen’ dat zij

zelfstandig en volwassen genoeg zijn om vanuit een studentenkamer een hbo-opleiding af te

ronden. In plaats van voorwerp van roddel zijn zij daardoor een voorbeeld voor anderen

geworden.

Familie is belangrijk voor mijn informanten. Veel geïnterviewden zeggen jongere

familieleden op de een of andere manier te steunen in hun schoolloopbaan. Ook voelen zij

vaak een verantwoordelijkheid om bepaalde boodschappen of houdingen over te dragen op de

jongere (vrouwelijke) generaties binnen de familie. Sommigen ervaren dat als het overdragen

van verworvenheden waarvoor zij hebben moeten vechten, anderen zien dit meer als een

voortzetting van een oude familietraditie, waarin de zelfstandigheid van vrouwen al decennia

lang een belangrijk thema is. Ook hun eigen voorbeelden zoeken zij voornamelijk in

familiekring. Naast ouders blijken zussen en broers, maar ook tantes en oma’s vaak aan de

basis van een succesvolle loopbaan te staan.

104

Page 106: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Conclusies

In het voorgaande hebben we kunnen lezen hoe Nederlandse vrouwen met een Turkse

achtergrond, die werkzaam zijn in de mediasector, verslag doen van hun levensloop. Ik heb

laten zien wie op deze levensloop van invloed zijn geweest en op welke manier mijn

informanten op hun beurt anderen beïnvloeden. Voordat ik de resultaten van mijn onderzoek

in verband breng met de vraagstelling, wil ik nogmaals wijzen op de reikwijdte van het

geheel. Al te verstrekkende conclusies kunnen we namelijk niet trekken aan de hand van het

gepresenteerde materiaal. Redenen daarvoor noem ik hieronder.

In dit onderzoek staan de verhalen van de betrokkenen over hun leven centraal. Wat mijn

informanten mij verteld hebben, is steeds hun lezing van hun levensloop. In andere situaties,

of in gezelschap van andere personen, zouden de geïnterviewden wellicht andere aspecten van

hun leven en hun persoonlijkheid hebben benadrukt. In deze studie gaat veel aandacht uit naar

de rol van relevante anderen. Het zou heel aardig geweest zijn om ook hen te interviewen: hoe

kijken ouders, broers, zussen of tantes eigenlijk aan tegen de keuze van de informanten en hoe

beschouwen zij hun rol in dit geheel?

Hoewel mijn onderzoeksgroep qua opleidingsniveau en beroepskeuze behoorlijk homogeen

is, vertonen zij wat andere kenmerken betreft een grote heterogeniteit. Ik heb zowel vrouwen

van de tweede als de derde generatie Turkse Nederlanders geïnterviewd en zowel

(klein)dochters van gastarbeiders als van ‘avonturiers’. Eén informant is dochter van een

politiek vluchtelinge. Het gaat hier bovendien om een zeer beperkte groep informanten. Het is

daarom lastig om eenduidige uitspraken te doen over de studie- en beroepskeuze van ‘De

Turks-Nederlandse vrouw’ met een carrière in de mediasector. Toch heb ik, naast veel

verschillen, ook een aantal waarden, houdingen en gedragingen aangetroffen die de hele

onderzoeksgroep kenmerken.

De onderzoeksresultaten zijn niet generaliseerbaar voor de loopbaankeuzes van vrouwen met

een Turkse achtergrond in het algemeen. Vervolgonderzoek zou zich kunnen concentreren op

de beweegredenen van vrouwen die werkzaam zijn in de economische of juridische

beroepssector. Het zou ook interessant zijn om een groep mannelijke Turks-Nederlandse

mediaprofessionals dezelfde vragen voor te leggen.

105

Page 107: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Beantwoording van de vraagstelling

De beantwoording van de vragen die ik in mijn inleiding gesteld heb, kunnen we tevens

opvatten als een samenvatting van mijn scriptie.

1. Wie en wat zijn volgens deze vrouwen van invloed (geweest) op hun keuze voor een

opleiding en baan in de mediabranche?

Mijn informanten zijn in zeer verschillende gezinnen opgegroeid en hebben, als gevolg

daarvan, uiteenlopende sociale erfenissen van huis uit meegekregen. Een aanzienlijk deel van

de geïnterviewden blijkt uit atypische gezinnen te komen. Zij hebben bijvoorbeeld ouders die

om eigenzinnige redenen naar Nederland zijn getrokken: ‘vermomd’ als gastarbeider, maar

met het motief van een avonturier. Sommige informanten die in gastarbeidersgezinnen zijn

opgegroeid blijken hoogopgeleide ouders te hebben, die hen het belang van onderwijs met de

paplepel hebben ingegoten. Ouders met een laag opleidingsniveau wensen dat hun kinderen

het ‘beter krijgen:’ het schoolsucces van hun kinderen is tevens hun succes. Ook zij hebben

hun kinderen cultureel kapitaal, onderwijsondersteuning en stimulans meegegeven. De

resultaten van mijn onderzoek sluiten in dit opzicht mooi aan op die van Coenen: ook mijn

informanten doen verslag van gezinsmotto’s die zij van hun ouders hebben meegekregen.

Daarnaast is gebleken dat houdingen van ouders ten aanzien van onderwijs kunnen

veranderen, een thema waar Coenen veel aandacht aan besteedt. De informanten die deel uit

maken van de derde generatie blijken vanzelfsprekend vaker ouders te hebben die op de

hoogte zijn van het Nederlandse onderwijssysteem dan de informanten die behoren tot de

tweede generatie. Veranderingen treden vaak ook binnen gezinnen op. Hoewel enkele

informanten zijn opgegroeid in gezinnen waar weinig ruimte was voor hun schoolcarrière,

geven ook zij voorbeelden van onderwijshoudingen van ouders die hun loopbaan ten goede

zijn gekomen. Ook moeders die niet weten wat zich in de school afspeelt blijken hun dochters

mee te geven dat school belangrijk is. De ‘kunstzinnige’ vader van een van mijn informanten,

die laag opgeleid en gastarbeider is, draagt veel cultureel kapitaal over aan zijn dochter. De

werkelijkheid blijkt vaak weerbarstiger dan we op grond van statistieken over de kansen van

migrantenkinderen in het onderwijs of Bourdieu’s kapitaaltheorie zouden verwachten.

Een belangrijk thema in dit onderzoek is wat mensen doen met de sociale erfenissen die zij

aangereikt krijgen. Ik heb laten zien dat leden van hetzelfde gezin op verschillende manieren

106

Page 108: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

omgaan met de boodschappen en waarden die zij van huis uit meekrijgen, hoewel het ook

voorkomt dat ouders (onbewust) uiteenlopende aspiraties voor hun kinderen hebben. Een

aantal geïnterviewden heeft broers die een minder succesvolle onderwijsloopbaan hebben

doorlopen dan zij. Ik zou dit echter niet als een bevestiging van het beeld van ‘vlijtige meisjes

en lastige jongens’ willen opvatten, omdat voldoende informanten broers genoemd hebben die

zij juist als inspirerend voorbeeld hebben ervaren. Zussen zijn in deze studie meerdere keren

naar voren gekomen als ‘wegbereiders’ maar ook als personen die in mijn informanten een

voorbeeld zien.

Hoewel bijna alle geïnterviewden hun ouders erkentelijk zijn voor hun schoolsucces, hebben

ook andere personen een belangrijke rol in hun ontwikkeling gespeeld. Vaak waren dat

familieleden, soms docenten of ‘idolen.’ Met name tantes en oma’s zijn invloedrijk: als

informatiebron ten aanzien van onderwijs, of als voorbeeld van een onafhankelijke,

succesvolle vrouw die op het belang van school en zelfstandigheid wijst.

Bij de kennismaking met de mediasector hebben voor veel informanten leeftijdgenoten een

belangrijke rol gespeeld. De keuze voor een vervolgopleiding blijkt vaak ingegeven te zijn

door ervaringen, zoals het bezoeken van een open dag met vriendinnen. Ook stages in het

mbo vormen een manier om kennis te maken met een beroepssector waar van huis uit weinig

bekendheid mee is.

Onder de geïnterviewden zien we veel ‘stapelaars’: meer dan de helft is via de route mavo-

mbo-hbo tot het hoger onderwijs doorgedrongen. Voor enkelen was dit een ‘omweg’ die

achteraf gezien niet nodig was geweest, voor anderen bracht deze route juist nieuwe

oriëntaties en kansen met zich mee.

2. Waar zijn de geïnterviewden terecht gekomen?

Veel geïnterviewden hebben zich bij de keuze voor een mediagerelateerde opleiding laten

leiden door hun capaciteiten en hun interesses, een enkeling is vooral uit idealistische

overwegingen tot dit besluit gekomen. Ze zijn er bijna allemaal trots op dat zij, in

tegenstelling tot wat andere Turkse studenten zouden doen, ‘met hun hart’ gekozen hebben. In

dit opzicht vinden de geïnterviewden dat ze een bijzondere keuze hebben gemaakt. Toch

blijkt hun keuzeproces niet altijd bewust te zijn verlopen. Wat ze bereikt hebben, definiëren

107

Page 109: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

zij vaak aan de hand van termen als ‘erin gerold’ of ‘gevraagd.’ Bij de informant die (nog)

geen baan in de mediasector gevonden heeft, zien we een behoefte tot legitimatie. Op die

manier maakt zij een loopbaanstap, die anders is dan zij van te voren dacht, ‘verkoopbaar’

voor zichzelf. In termen van Meeus past zij haar zelfdefinitie aan, aan wat er in haar

levensloop gebeurt.

Al tijdens pogingen een stage in de mediabranche te verwerven wordt duidelijk dat de kansen

in deze beroepssector vergroot worden door een actieve, doortastende houding, gevoel voor

het spel en het kennen van de juiste mensen. Sociaal en cultureel kapitaal vormen belangrijke

machtsbronnen, want ‘hockeymeiden schuiven elkaar de banen toe.’ Niet iedereen lijkt

hierover in dezelfde mate te beschikken.

Ten aanzien van hun Turkse achtergrond en hun werk geven veel geïnterviewden blijk van

een ambivalente houding. Turks zijn brengt mogelijkheden met zich mee, zoals het vinden

van emplooi bij multiculturele programma’s of magazines. Een meerderheid van mijn

informanten blijkt te werken voor media met migranten als onderwerp of doelgroep.

Sommigen voelen zich beperkt in hun mogelijkheden als ze ‘alleen daarvoor gevraagd

worden.’ Dit lijkt een proces te zijn dat zowel door hen zelf als door hun werkgevers in stand

wordt gehouden.

De meeste informanten zien de mediasector in Nederland als ‘wit bolwerk’. De titel van mijn

scriptie verwijst naar deze ervaring: soms zijn ‘zelfs de schoonmakers wit’. Toch is de stap

naar de mediabranche voor het merendeel van mijn informanten niet heel groot geweest, zoals

ik wel verwachtte voordat ik aan dit onderzoek begon. Er zijn weliswaar verschillen met de

omgangsvormen van ‘thuis,’ maar waar ik mij vooraf te weinig van bewust was, is dat de

meeste geïnterviewden dat niet zien als iets wat specifiek samenhangt met de sector zelf, maar

veeleer met de ‘Nederlandse samenleving’ in het algemeen. Een groot deel van mijn

respondenten heeft deze verschillen al ervaren tijdens de schoolloopbaan. Mogelijk hebben

ook andere (klein)dochters van gastarbeiders, die niet in de mediasector werken maar over

een vergelijkbaar opleidingsniveau beschikken, dergelijke ervaringen. Mijn informanten

hebben (onbewust) een vermogen ontwikkeld dat hen in staat stelt om de codes die in

verschillende sociale omgevingen gelden op te pikken en vanuit uiteenlopende perspectieven

hun habitus te beheren. Het ‘switchen’ is voor hen een ‘tweede natuur’ geworden, zoals een

van de geïnterviewden het omschreef. Hiermee vertoont mijn onderzoeksgroep een

overeenkomst met de academici met laaggeschoolde ouders uit het werk van Brands (1992).

108

Page 110: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

3. Hoe waarderen anderen hun keuze?

Ouders zijn vrijwel allemaal trots op hun dochter, om uiteenlopende redenen. Voor sommigen

betreft dat vooral het hbo-diploma, terwijl anderen veeleer in de glamoureuze setting waarin

hun dochters verkeren aanleiding zien om te ‘pronken.’ Niet alle ouders weten precies wat het

werk van hun kind inhoudt, al geldt dit vooral voor de eerste generatie ouders.

Veel informanten zeggen in hun leven voorwerp van roddel te zijn geweest binnen de Turkse

gemeenschap. Niet zozeer de beroepssector waarin zij op dit moment werken geeft daar

aanleiding toe, maar veeleer keuzes die eerder gemaakt zijn, zoals zelfstandig wonen of ander

vermeend ‘vrij gedrag’. Op één informant in dit onderzoek was de invloed van roddel als

onderdeel van sociale controle zo sterk, dat het grote gevolgen heeft gehad voor haar

levensloop. Zij zag zich op haar achttiende genoodzaakt om zich aan de invloed van de

gemeenschap te onttrekken door van huis weg te lopen. Ze werd als pleegdochter opgenomen

in het gezin van een docente, die haar stimuleerde een hbo-opleiding te volgen. In veel

gevallen zien we dat voornamelijk de ouders zijn geconfronteerd met roddel over hun kind.

Omdat zij veelal een decentrale positie innamen in het ‘sociale spectrum’ waren de meeste

ouders hiervoor volgens mijn informanten relatief onkwetsbaar. Deze bevinding kent

mogelijk een ruimere geldigheid: ik verwacht dat ook Turks-Nederlandse vrouwen die in

andere branches werken te maken hebben met roddel over keuzes die door leden van de

Turkse gemeenschap als ‘vrij’ of ‘Nederlands’ worden ervaren. Ook voor deze vrouwen geldt

waarschijnlijk, dat de invloed van roddel sterker zal zijn wanneer de ouders veel contact

onderhouden met landgenoten in hun omgeving.

Mijn scriptie gaat ook over de veranderlijkheid van bepaalde houdingen, waarden en

oriëntaties van Turken in Nederland. Ik heb getracht dit zowel op individueel als op

groepsniveau in beeld te brengen. Volgens De Vries (1990: 38) brengt ‘sociale diversiteit

normatieve diversiteit met zich mee’ en leidt toenemende individualisering en de

diversificatie in opleidings- en functieniveau uiteindelijk tot een minder prominente rol voor

roddel. Mijn onderzoeksresultaten lijken deze voorspelling te ondersteunen, al zijn mijn

informanten en hun familie niet representatief voor ‘De Turkse gemeenschap’ in Nederland.

We kunnen concluderen dat mijn informanten op verschillende terreinen als ‘voorlopers’

opgevat kunnen worden. Anderen blijken hen regelmatig als voorbeeld te zien en de meeste

109

Page 111: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

informanten zijn zich hiervan zeer bewust. Zowel binnen hun familiekring als daarbuiten

proberen zij anderen te emanciperen en te stimuleren. Vaak voelen zij zich verantwoordelijk

voor het overdragen van bepaalde boodschappen of houdingen op de jongere (vrouwelijke)

generaties binnen de familie. In veel gevallen zijn zij niet de eerste in de familie die deze rol

hebben aangenomen.

Onderzoeksresultaten en theorie

In mijn theoretisch perspectief citeerde ik Brinkgreve en Van Stolk (1997: 17), die aangeven

dat culturele codes variëren naar sociale klasse en sekse, maar dat deze categorieën vaak als

‘allesbepalend’ worden opgevat. Ik heb laten zien dat in onderzoek naar de sociale erfenissen

in Turks-Nederlandse gezinnen ook migratiegeschiedenis een categorie is om rekening mee te

houden. Ditzelfde geldt voor de positie die ouders in het sociale spectrum innemen en voor

het cultureel kapitaal van de ouders: ook die zijn van invloed op de waarden en houdingen die

zij hun kinderen meegeven ten aanzien van onderwijs, vrijetijdsbesteding en beroep. In

gezinnen die op papier tot de ‘lage sociaal-economische klasse’ gerekend zouden worden heb

ik cultureel kapitaal aangetroffen dat volgens Bourdieu’s theorie hoofdzakelijk binnen de

hogere klassen zou worden overgedragen. Sekse en klasse blijken geen allesomvattende

categorieën te zijn, verdere differentiatie is nodig.

De inzichten van Coenen hebben mij hierbij op het juiste spoor gezet. Zij wijst onder meer op

de invloed van migratiegeschiedenis op de betekenis die in gezinnen aan onderwijs wordt

toegekend. Ook de levensloopbenadering van Meeus attendeerde mij op de samenhang tussen

individuele ervaringen en sociaal-economische structuur, waar migratiegeschiedenis deel van

uitmaakt. Deze benadering bleek ook bruikbaar te zijn in het geven van richting aan de

topiclijst voor de interviews, waar ik belangrijke ‘keuzemomenten’ in opgenomen heb.

Coenens begrippen ‘gezinsmotto’s’ en ‘gezinsculturen’ hebben me bewust gemaakt van de

uiteenlopende en veranderende houdingen die Turkse ouders aan hun kinderen meegeven ten

aanzien van onderwijs.

Het kapitaalconcept van Bourdieu bleek een zinvol instrument te zijn om het empirisch

materiaal te interpreteren. Veel informanten hebben gewezen op de invloed van cultureel

kapitaal op hun schoolsucces. Het belang van sociaal kapitaal (de toegang tot kruiwagens en

110

Page 112: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

een netwerk) is vooral in verband gebracht met het veroveren van een positie in de

mediabranche. ‘Gevoel voor het spel’ was eveneens een begrip van Bourdieu waar veel

informanten impliciet naar verwezen. De een bleek beter in staat te zijn om met behulp van

praktisch vernuft haar kapitaal te hanteren dan de ander. Om toegang tot bepaalde scholen,

stages of banen te krijgen moesten zij de spelregels kennen en soms omzeilen. Dit

improvisatievermogen zie ik overigens als een vaardigheid die het belang van cultureel en

sociaal kapitaal aanvult, maar niet ondergraaft.

Het habitusconcept bleek in de praktijk minder goed toepasbaar te zijn, omdat het

ingewikkeld is om vragen te stellen over zo’n impliciete (en onduidelijke) vorm van een

sociale erfenis. Het werk van Bourdieu blijkt geen kraam te zijn waar men ‘naar believen

theoretische begrippen uit kan halen,’ zoals Pels suggereert. Daarvoor is zijn taalgebruik te

vaag en is de empirische toepasbaarheid te gering uitgewerkt. Toch gaven enkele informanten

mooie voorbeelden van sociale erfenissen die zij geïnternaliseerd hadden: houdingen of

waarden die zij van huis uit hadden meegekregen en die ‘in hun aard waren gaan zitten.’

De uitkomsten van mijn onderzoek lijken de aannames van Crul over de invloed van positieve

rolmodellen op schoolsucces te ondersteunen. Dit geeft aanleiding tot nadere bespiegelingen

over de betekenis van mijn onderzoeksresultaten in een bredere context. De resultaten sluiten

op het eerste gezicht aan op huidige (kabinets)discussies waarin de nadruk wordt gelegd op

informele solidariteit en de verantwoordelijkheid van burgers ten opzichte van elkaar.

Mentorprojecten en weekendscholen, waarbij leden van hogere statusgroepen kinderen uit

achterstandswijken helpen met het vinden van de weg omhoog, staan in deze discussies in de

belangstelling.

Tot slot: over rolmodellen

Mijn informanten maken deel uit van de middenklasse. Onder stedelijke planners zijn de

middengroepen populair, en niet alleen omdat ze essentieel zijn voor het economisch

draagvlak in steden. In toenemende mate worden zij opgevat als ‘sociale gidsen,’ die de

minder kansrijke leden van de samenleving zouden kunnen helpen hun positie te verbeteren

(Veldboer 2006: 288). Tussen het onderzoek van Lex Veldboer over de betekenis van de

stedelijke middenklasse en mijn scriptie zijn interessante overeenkomsten aan te wijzen, die

mogelijk aanknopingspunten bieden voor nader onderzoek.

111

Page 113: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Veldboer en de Graaf (2007) menen dat het ‘verheffen’ van minder kansrijke groepen

verschillende routes kan volgen. De binnenroute, waarbij vooral het sociaal kapitaal van

groepsleden die dichtbij staan wordt aangewend, en sociale stijgers uit de eigen groep het pad

effenen. Deze succesvolle voorbeelden zijn vaak ‘etnische stijgers.’ Er is ook een buitenroute,

waarbij juist buiten de eigen groep gezocht wordt naar rolmodellen die steun, inspiratie of

relevante informatie kunnen bieden. Veldboer (2006) noemt een drietal middenklassegroepen

die als mogelijke rolmodellen in gemengde buurten kunnen fungeren: de creatieve klasse, de

sociale professionals en de etnische stijgers. Aan de hand van factoren als de kwaliteit van de

inspiratiebron, de sociale afstand en het inlevingsvermogen gaat hij na in hoeverre deze

groepen in potentie geschikt zijn als sociale gids.71

Mijn informanten combineren kenmerken van zowel de creatieve klasse als de groep van

etnische stijgers. Ze bieden minder kansrijke mensen in hun omgeving daarmee zowel de

mogelijkheid om niet te hoeven kiezen tussen een binnen- en buitenroute naar sociale stijging.

Sommige informanten, zoals de journaliste die ook lesgeeft op een weekendschool, kunnen

we zelfs tot drie potentiële middenklassegroepen rekenen. Mijn respondenten beschikken in

potentie over een sterke ‘sociale gidswaarde.’ De hulpbronnen die zij kunnen bieden hebben

een hoge kwaliteit en zij staan in sociaal-cultureel opzicht relatief dichtbij achterblijvers uit de

eigen kring. Ook hun inlevingsvermogen is een sterk punt. Veel informanten blijken goed in

staat te zijn om hun positie ‘tussen twee werelden’ te beschrijven. Het verwoorden en

benoemen van zaken is iets dat velen van hen dagelijks doen in hun werk: toch is het

bijzonder dat zij ook op deze manier naar zichzelf kunnen kijken. Ze spreken verschillende

talen, waardoor de rol van intermediair goed bij ze lijkt te passen. Toch hebben we ook gezien

dat niet al mijn informanten deze rol ambiëren. Een intermediairpositie moet in ieder geval

‘vrijwillig’ worden ingenomen en ‘niet omdat je gecategoriseerd wordt als Turk,’ aldus een

van mijn informanten.

71 Veldboer waarschuwt er overigens voor om aan de rol van buurtgenoten al te grote betekenis toe te kennen. Hij concentreert zich op de betekenis van deze groepen die door terloopse contacten en ‘oppervlakkig’ observeren, ontlenen en identificeren wellicht als lichte rolmodellen functioneren.

112

Page 114: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Hoewel contact tussen burgers uit lagere sociaal-economische klassen en ‘voorbeeldige leden

van de middenklasse’ kan bijdragen aan sociale stijging, blijven onderwijs en arbeid de

‘kernsleutels’ tot succes (Veldboer en de Graaf 2007). De overheid moet ervoor waken om al

te veel hoop te vestigen op de verheffende waarde van de middenklasse. De ‘voorlopers’ uit

mijn onderzoek hebben hun gunstige positie kunnen verwerven door hun kansen in het

onderwijs te verzilveren. De invloed van familieleden en andere rolmodellen op hun

schoolsucces was in veel gevallen aanzienlijk. Toch mag de overheid niet teveel leunen op de

inspanningen van burgers als het gaat om de kansen van kinderen in hun schoolloopbaan.

Durkheim pleitte daarvoor al in 1922. Ik sluit af met zijn woorden:

[E]ducation cannot be abandoned to the arbitrariness of individuals. Since education is

an essentially social function, the state cannot turn its back on it (Durkheim 1989:

[1922]).

Lotte Terwel

30 augustus 2007

113

Page 115: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

7 Literatuur

Amersfoort, H. van 1986Nederland als immigratieland. In: L. van den Berg-Eldering (red.), Van gastarbeider tot immigrant, Marokkanen en Turken in Nederland 1965-1985. Alphen aan den Rijn: Samson.

Bourdieu, P. 1989Opstellen over smaak, habitus en het veldbegrip. (Onder redactie van D. Pels.) Amsterdam: Van Gennep.

Bergh, B. van den, et al. 2004Succesvol in Den Haag?! Haagse sociale en culturele verkenningen. Den Haag: Haagse Hogeschool, Lectoraat Grootstedelijke Ontwikkelingen.

Bertaux, D. en Thompson, P. 1993Between Generations. Family models, myths, and memories. International yearbook of oral history and life stories, vol. II. Oxford: University Press.

Bink, S. 2006Media & minderheden in Nederland, Mira Media. In: Handboek Minderheden, Sdu Uitgevers

Bolt, L. 2000Sociale Erfenissen. Oriëntaties van ouders bij het opvoeden. Delft: Eburon

Bourdieu, P. 1989Economisch kapitaal, cultureel kapitaal, sociaal kapitaal. In: Opstellen over smaak, habitus en het veldbegrip. Amsterdam: Van Gennep.

Bouw, C., Merens, A., Roukens, K. en Sterckx, L. 2003Een ander succes. De keuzes van Marokkaanse meisjes. Amsterdam: SISWO/SCP.

Braaksma, R., Jong, J. de, Stam, E. 2005Creatieve bedrijvigheid in Nederland. Structuur, ontwikkeling en innovatie. Zoetermeer: EIM. Onderzoek voor Bedrijf & Beleid.

Brands, J. 1992‘Die hoeft nooit meer wat te leren.’ Levensverhalen van academici met laaggeschoolde ouders. Sun: Nijmegen.

Brinkgreve, C. en Stolk, B. van 1997Van huis uit. Een onderzoek naar sociale erfenissen. Amsterdam: Meulenhoff.

Coenen, L. 2001Word niet zoals wij! De veranderende betekenis van onderwijs bij Turkse gezinnen in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis.

114

Page 116: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Crul, M. 2000De sleutel tot succes. Over hulp, keuzes en kansen in de schoolloopbanen van Turkse en Marokkaanse jongeren van de tweede generatie. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.

Crul, M. en Wolff, R. 2002Feiten en cijfers over de deelname en doorstroom van allochtone studenten in het hoger onderwijs: een samenvatting van het onderzoek ‘Talent gewonnen. Talent verspild?’ Utrecht: ECHO.

Durkheim, E. 1989 [1922]Éducation et Sociologie. Paris.

Elias, N. 1982Het Civilisatieproces. Utrecht / Antwerpen: Het Spectrum.

Elias, N. en Scotson, J. 2005 [1965]Gevestigden en buitenstaanders. Spanningen en machtsverhoudingen tussen twee arbeidersbuurten. Amsterdam: Uitgeverij Boom.

Gent, van M., Hello, E., Odé, A., Tromp, E., Stouten, J. 2006 Hoger opgeleide allochtonen op weg naar werk: successen en belemmeringen. Onderzoek uitgevoerd door Regioplan in opdracht van de Raad voor Werk en Inkomen.

Herweijer, L. 2006Op weg naar een hogeronderwijsdiploma. In: SCP (2006) Investeren in vermogen, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau: p. 21-51.

Hammersley, M. en Atkinson, P 2000 [1983]Ethnography. Principles in practice. London / New York: Routledge.

Hargreaves, A. en Perotti, A. 1993The representation on French television of immigrant & ethnic minorities of Third World origin. New Community, 19 (2:) p. 251-261.

Jong, M. de 1997Grootmeesters van de sociologie. Amsterdam / Meppel: Boom.

Kloosterman, R. en Rath, J. 1996Kunst en populaire cultuur. Een onontgonnen onderzoeksterrein. Migrantenstudies, 1996, (4:) p.177-181.

Ledoux, G. 1996De invloed van ‘sociaal milieu’ bij Turkse, Marokkaanse en Nederlandse sociale stijgers. Sociologische gids, 43 (2): p.114-130

Marx, K. 1852De Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte.

115

Page 117: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Meeus, W. 1992Kiezen, legitimeren en adolescente identiteit. Over jongeren, levensloop en het zelf. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Naber, P. 1991Vriendschap onder jonge vrouwen. Amersfoort: Acco.

Nijsten, C. 1998Opvoeding in Turkse gezinnen in Nederland. Assen: Van Gorcum.

Peeters, A. en D’Haenens, L. 2005Bridging or Bonding? Relationships between integration and media use among ethnic minorities in The Netherlands. Communications. (30) 201-231.

Portes, A. (ed) 1995The economic sociology of immigration. Essays on Networks, Ethnicity, and Entrepreneurship. New York: Russel Sage Foundation.

Seidman, I. 2006Interviewing as Qualitative Research. A Guide for Researchers in Education and the Social Sciences. New York / London: Teachers College Press.

Terwel, J. 2006Is de school een sorteermachine? Schoolkeuze en schoolloopbaan van leerlingen van 10-16 jaar. Vrije Universiteit Amsterdam.

Thompson, P. 1993Family Myth, Models, and Denials in the Shaping of Individual Life Paths. In: Bertaux, D. En Thompson, P (eds): Between Generations. Family models, myths, and memories. In: International yearbook of oral history and life stories, vol. II. Oxford: University Press. 13-38.

Veldboer, L. 2006Op zoek naar de voorbeeldige middenklasse. Sociologie, 2006, 2 (3:) p. 288-301.

Veldboer, L. en Van der Graaf, P. 2007 Kansrijk wonen: omhoog met de middenklasse? In: Veldboer, L., Duyvendank, J.W. en Bouw, C. (red): De mixfactor: integratie en segregatie in Nederland. Amsterdam: Boom.

Vries, M. de 1987Ogen in je rug. Turkse meisjes en jonge vrouwen in Nederland. Alphen aan den Rijn: Samsom.

1990Roddel nader beschouwd. Leiden: COMT.

1993Turkse meisjes in Nederland. Migrantenstudies, 1993, (1:) 32-45.

116

Page 118: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Yerden, I. 2001Ik bepaal mijn eigen lot. Turkse meisjes in conflictsituaties. Amsterdam: Het Spinhuis.

Krantenartikelen:

KRO zoekt de gekleurde medemens. De Volkskrant, 11 oktober 2006.

Zakkenvullers? Moneymakers! De opwaardering van kunstenaars in de creatieve industrie. De Volkskrant, 19 oktober 2006.

117

Page 119: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken

Bijlage

Naam Opleiding vader Niveau 1Beroep (huidig of laatst uitgeoefend) Opleiding moeder Niveau 1

Beroep (huidig of laatst uitgeoefend) Aankomstjaar in NL

Aylin L.o. in Turkije 2 Handelaar L.o. in Turkije 2 Huisvrouw 1979

Ayse L.o. in Turkije 1 Lasser Taalcursus en rijlessen in NL 1 Schoonmaakster Grootvader in 1969, ouders 1971

Çigdem Regie in VS, civiele techniek in Istanbul

6 Toneelregisseur Drama 6 Actrice, Docente toneelschool Moeder in 1981, vader bleef in Turkije, Ceren in 1985

Dilek Middelbare school in Turkije

3 Fabrieksarbeider Huishoudlyceum in Turkije 4 Huisvrouw, naaister geweest Grootvader begin '60er jaren, ouders '77

Emine L.o. in Turkije 2 Fabrieksarbeider L.o. in Turkije, div. cursussen in NL 3 Gemeenteambtenaar, oprichtster vrouwencentrum

Vader in 1965, moeder 1976

Esra L.o. in Turkije 2 Fabrieksarbeider L.o. in Turkije 2 Huisvrouw Grootvader begin ''70er jaren, ouders 1974

Filiz L.o. in Turkije 1 Fabrieksarbeider Geen 0 Huisvrouw Vader 1970, moeder en kinderen in 1974

Gulden L.o. in Turkije 2 Kleermaker Middelbare school in Turkije 3 Huisvrouw 1972

HulyaMiddelbare school in Turkije, Pabo in Nederland (niet afg)

4 Beveiliging Middelbare school in Turkije 3 Huisvrouw 1986

Leyla Lyceum in Turkije 4 Fabrieksarbeider Hbo in Turkije 5 Docente Vader 1967

MeryemMiddelbare school in Turkije

3 Horecaondernemer Mulo, secretaresse-opleiding, bedrijfseconomie universiteit (niet afgerond)

5 Eigenaar horecaondernemingGrootvader in 1960, Moeder in 1970 (was toen 10), vader in 1977 (was toen 17)

Serap Middelbare school in Turkije 3 Directiechauffeur Fysiotherapie in Turkije 6 Fysiotherapeute, welzijnswerk,

politiek 1974

SibelL.o. en paar jaar mavo in Turkije 2 Lasser Havo in Turkije, hbo in Nederland 5 Docente ROC

Grootvader 1963, vader in jaren '70, was 15, moeder in 1980 voor huwelijk

Tugba ? ? Fabrieksarbeider ? ? Huisvrouw ?

ZuhalMiddelbare school in Turkije, mbo in Nederland (niet afg.)

3 Fabrieksarbeider Middelbare school in Turkije, mbo in Nederland 4 Huisvrouw, vrijwillig: contactvrouw in buurthuizen

Grootvader 1965, vader 1980 (18jr), moeder 1981

1 Verklaring niveaus, mede ontleend aan de indeling van Marlene de Vries, (1988: 243)

Niveau 0 Geen onderwijsNiveau 1 Onvoltooid lager onderwijsNiveau 2 Voltooid lager onderwijs, ISK, Onvoltooid lbo of mavo (of vmbo), al dan niet voltooide middenschool of sanat okulu in TurkijeNiveau 3 Onvoltooid vwo, voltooid lbo of mavo/vmbo of equivalenten daarvan in TurkijeNiveau 4 Voltooid vwo, voltooid havo of mboNiveau 5 Voltooid hboNiveau 6 Voltooid wo

118

Page 120: 3 de schoonmakers waren... · Web view3.1 Een kwalitatieve benadering 21 3.2 Verloop van het onderzoek 23 3.3 De informanten geïntroduceerd 27 3.4 Emine en Filiz met elkaar vergeleken