31
4 de leerjaar 1 Onthoudboekje taal D_eze _werkbundel _is _van <>

4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  1

Onthoudboekje taal

D_eze _werkbundel _is _van < >

Page 2: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  2

Inhoudsopgave

Wat moet ik wanneer kennen?

herfsttoets

kersttoets

paastoets

eindtoets

1. Soorten letters (p.3) X

2. Korte of lange klank (p.4) X X X X

3. Persoonsvorm en onderwerp (p.5) X X X X

4. Woorden op d en t (p.6) X X X

5. Stam en infinitief (p.7) X X X X

6. Samenstellingen (p.8) X X X X

7. Woordsoorten: lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden (p.9)

X X X X

8. Woorden met ng of nk (p.10) X X X

9. Meervoud (p.11) X X X X

10. Soorten zinnen (p.12) X X X X

11. Woorden met au en auw (p.13 – 14) X X

12. Woorden met ei (p.15 – 18) X X

13. Verkleinwoorden (p.19) X X X

14. Synoniemen, antoniemen en homoniemen (p.20) X X

15. Hoofdletters (p.21) X X X

16. Leestekens (p.22) X X X X

17. Woorden met g, ch, gt of cht (p.23 – 24) X X

18. Voorvoegsels, achtervoegsels en trappen van

vergelijking (p.25)

X X X

19. Alfabet (p.26) X X X

20. Werkwoorden vervoegen (t.t.) (p.27 – 28) X X X X

21. Werkwoorden vervoegen (v.t.) (p.29) X X X

22. Woorden met wr (p.30) X

23. Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden (p.31) X X

Page 3: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  3

1. Soorten letters klinkers kan ik hard roepen!

medeklinkers kan ik niet hard roepen!

klinkers die kort klinken

klinkers die lang klinken

de doffe e tweeteken -klanken

b beer c circus d duif f duif g weg h haan j jas k ik l mol m mol n nar p pen q quad r beer s jas t teek v vis w weg x box y yoga z zon

a kat e pen i ik o mol u mus y baby

aa haan ee beer oo boom uu muur eu deur oe poes ie dier

de het een gevaar verhaal bezoek fietser sleutel dieren kusje deurtje bliksem adem

ei trein ij ijs ou oud au auto ui duif uw sluw

meerteken -klanken

tweeteken - klanken

ouw vrouw auw blauw aai fraai ooi kooi oei groei eeuw leeuw ieuw nieuw

ng bang nk bank ch lach sj huisje wr wraak Meerteken - klanken sch schip schr schroef

Page 4: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  4

2. Korte of lange klank                                                              

Page 5: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  5

3. Persoonsvorm en onderwerp

Page 6: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  6

4. Woorden op d en t

De eindletter d of t? Ik maak het woord langer. Dan hoor ik het.

Grondwoord baar___? baarden baard

taar___? taarten taart

Afleiding bree___ste bree___ + ste brede breedste

soldaa___je soldaa___ + je soldaten soldaatje

Samenstellingen

Ik hoor een samenstelling.

Ik verdeel de samenstelling en denk na over de woorden.

Ik kleef de woorden terug aan elkaar.

bran___netelbla___ bran___ + netel + bla___

branden, bladen brandnetelblad

Moeilijke woorden

Ik kan niet elk woord op d of t langer maken. Ik onthoud sommige woorden.

iemand steeds antwoord raadsel gereed vloed

niemand reeds boodschap voedsel zeldzaam

Of ik denk aan het achtervoegsel ig (jeugdig, nodig, zanderig of zandig,

verstandig, moedig, geldig).  

Page 7: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  7

5. Stam en infinitief

 

Page 8: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  8

6. Samenstellingen Ik kan nieuwe woorden maken door woorden samen te voegen.

Het stappenplan…

1. Ik hoor een samenstelling.

2. Ik verdeel de samenstelling en ik denk na over elk woord.

3. Ik kleef de woorden terug aan elkaar.

bad + muts = badmuts

blokken + dozen = blokkendozen

donker + rood = donkerrood

teen + nagel = teennagel

Ik denk aan de betekenis.

We gaan achteruit.

Ik kijk door de achterruit van de auto.

Page 9: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  9

7. Woordsoorten Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een.

de kast, het bed, een kast, een bed PAS OP! één op tien is niet veel è één is geen lidwoord. Het is niet leuk dat jij de baas speelt. è het is geen lidwoord, want het staat niet bij een zelfstandig naamwoord. Zelfstandige naamwoorden Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die een naam geven aan iets of iemand. Je gebruikt ze voor dieren, mensen, dingen, plaatsen en (eigen)namen. Je kan er meestal een lidwoord voor zetten. Zelfstandige naamwoorden kunnen tastbaar zijn of niet.

de kat, de plant, de neus, Kristof, België, Gent, de liefde, het leven Bijvoeglijke naamwoorden Bijvoeglijke naamwoorden staan bij een zelfstandige naamwoorden. Ze geven er meer uitleg over. Er kunnen meerdere bijvoeglijke naamwoorden bij één zelfstandig naamwoord staan.

een moeilijke opdracht de lieve kinderen de slimme, grote, sterke en ronduit fantastische Hannes Werkwoorden Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet of wat gebeurt.

Het gaat regenen van ’s morgens tot ’s avonds. Papa fietst naar zijn werk. Wij zullen bijna vertrekken naar de Ardennen.

Page 10: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  10

8. Woorden met ng of nk

ng nk angstig winkelier

mengsel linker

bangerik ondankbaar

ngt nkt

hij dwingt hij herdenkt

wie zingt? de hond jankt Twijfel ik tussen ng en nk? Ik verleng het woord, dan hoor ik het. Hij zi____t een liedje. wij zingen Hij zingt een liedje. De boot zi____t. boten zinken De boot zinkt.

Page 11: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  11

9. Meervoud

Het enkelvoud het gaat om één

Het meervoud het gaat om meer dan één Het kind slaapt in een mooi bed onder een warm deken. De kinderen slapen in mooie bedden onder warme dekens.

Zelfstandige naamwoorden Bijvoeglijke naamwoorden een broer

een licht een meubel

twee broers

meer lichten

grote meubels

mooi

groot grijs

mooie ogen

grote huizen

grijze haren

Bij sommige meervoudsvormen moet je letten op de open en gesloten

lettergrepen.

kip è kippen aap è apen mes è messen spook è spoken bal è ballen steen è stenen PAS OP! kind è kinderen auto è auto’s

volk è volkeren paraplu è paraplu’s

lied è liederen baby è baby’s

ei è eieren oma è oma’s

ski è ski’s

huis è huizen wolf è wolven

muis è muizen boef è boeven

laars è laarzen kluif è kluiven

neus è neuzen schuif è schuiven

Page 12: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  12

10. Soorten zinnen Met een zin kan je iets meedelen.

We spreken dan van een mededelende zin.

Morgen sneeuwt het. Ik vertrek op reis naar Spanje. .

Met een zin kan je iets vragen.

We spreken dan van een vragende zin.

Wie eet graag spruitjes? Zwem jij ook graag in de zee? ?

Met een zin kan je een bevel of opdracht geven.

We spreken dan van een bevelende zin.

Geef hier die hoed. Doe niet zo flauw! . _of !

Met een zin kan je iets uitroepen.

We spreken dan van een uitroepende zin.

Pas op voor die hond! Dat wil ik niet meer zien! !

E_en _bevel _heeft _geen _onderwerp.

Page 13: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  13

11. Woorden met au en auw

Kwade leeuwen snauwen

en poezen miauwen.

Tijgers klauwen,

maar allen willen hun melk lauw

en lusten ze hun vlees rauw.

Papa fronst de wenkbrauwen.

Wat doen die fiere pauwen

met hun staarten in violet en blauw?

Ze roepen ‘LEEEEOOOOOOOO’ voor dag en dauw.

Maar als het regent, schuilen ze flauw.

Voor hun veren is dat poortje te nauw.

Van iedereen krijgen ze applaus:

van de koning, de keizer en zelfs van de paus.

Willen jullie bij je vis een lepeltje saus?

Het is augustus en vakantie. Vlug een fotootje

van oma en opa in hun gloednieuw autootje.

Hun auto ziet grauw, dus dat wordt poetsen.

Oma en opa dromen misschien van koetsen.

Nu is het tijd om te pauzeren

en gaan we met z’n allen kamperen.

Page 14: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  14

11. Woorden met au en auw

Wanneer schrijf ik au, ou, auw of ouw?

Ik hoor een woord met een au/ou-klank.

Staat het woord in mijn au-lijst?

Ja, ik schrijf de au van auto.

Nee, ik schrijf de ou van oud.

Welke medeklinker hoor ik na de au/ou-klank?

Ik hoor w. Ik schrijf auw van blauw of ouw van vrouw.

Ik hoor een andere medeklinker. Ik schrijf au of ou en die andere

medeklinker.

applaus, applausje augustus auto, autootje, autootjes, automaat blauw, blauwe dauw flauw, flauwe gauw grauw, grauwe kauwen, ik kauw, hij kauwt klauwen, ik klauw, hij klauwt lauw, lauwe miauwen, ik miauw, de poes miauwt nauw, nauwe, nauwkeurig, benauwd, nauwelijks paus, pausen pauw, pauwen, pauwtje pauze rauw, rauwe saus, sauzen, sausje snauwen, ik snauw, hij snauwt wenkbrauw, wenkbrauwen, wenkbrauwtje

I_k _let _op! N_ou, _ik _wou _dat _ik _zou _kunnen _zeggen:

’I_k _hou _van _jou, _ook _in _de _kou,

_vooral _van _jouw _mooie _ogen.’

Page 15: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  15

12. Woorden met ei

Het ei-verhaal van het vierde leerjaar

Rome, 6 mei, 10 jaar voor Christus

Julia is een kleine meid van tien jaar een woont in de Romeinse havenstad

Ostia. Gisteren zei haar mama: “Meisje, binnen drie jaar trouw je met

Marcus.” Julia heeft hem in het geheim al eens gezien en ze vindt hem een

knappe jongen. Ze wil zeker met hem trouwen.

Marcus woont in een grote villa. Hij zorgt er voor de schapen en de geiten en

maait er het gras met een zeis. Plinius, de eigenaar van de villa, kocht

onlangs amandelbomen. Van de amandelen kunnen ze later marsepein

maken.

Julia’s broer Titus is twaalf jaar oud en vaart

voor het eerst mee op een zeilschip. De boot

vertrekt voor een reis van zes dagen naar een

ver eiland. Ze vervoeren graan. Titus is bang

voor de herfst, het seizoen van de stormen.

Titus zal heimwee hebben naar huis. Het afscheid nemen van beide ouders

en van Julia valt hem zwaar. De jongens moeten allerlei werkjes doen, zoals

soep maken van ui en prei en eieren koken. De kapitein eist dat je hard

werkt. Weiger je, dan dreigen er stokslagen. Titus is geen heilig boontje,

maar durft de kapitein zeker niet tegenspreken. Titus heeft geen eigen plekje.

Ze slapen met wel tien man in het ruim. Een reiger vliegt over. Dat is een

sein. Ze bereiken eindelijk land. Straks zullen ze aanmeren aan een steiger.

De papa van Julia en Titus is arbeider. Keizer Augustus woont in een groot

paleis in Rome. Augustus heeft beslist heel wat te bouwen. Papa heeft

meegewerkt aan het bouwen van een prachtige fontein midden op een plein.

Page 16: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  16

12. Woorden met ei

Hoe je moet bouwen, vind je niet in een handleiding. Je leert het van mannen

met ervaring. Nu is het al lang droog en het peil van het water staat laag.

Papa helpt tegenwoordig wegen bouwen. Elke dag vorderen de mannen een

eind. Soms gebruiken ze platte keien die ze op de grond aanstampen. De

mannen werken op een hellend terrein. Ze wroeten in de klei of kappen

bergen steen weg. Ze banen zich een weg dwars door de dorre heide of door

drassige weilanden. Ze hakken eikenbossen om. Eekhoorns weten hun

eikels niet meer liggen. De heirbaan loopt door het eigendom van mensen

die dat niet steeds waarderen. De mannen zingen tijdens het werken hardop

een refrein. Papa is een man van weinig woorden, maar je kunt steeds op

hem rekenen.

Over die eindeloze banen marcheren de soldaten. Hun leider stapt fier

vooraan. Pas op! Het paard steigert op een steile weg. Ook reizigers reizen

via deze wegen. Je ziet geen auto’s, geen fietsen en geen treinen. Alleen

mensen te voet, te paard of met een koets. Het is er niet veilig.

Straks komen de soldaten op het

slagveld. De Romeinen vechten tegen

de Germanen, de Galliërs en de Britten.

Oorlog betekent overwinnen of verlies

en vooral veel ellende. Hopelijk komt er

ooit een scheidsrechter om de legers

van elkaar te scheiden. Nooit meer

oorlog! Zou dat niet top zijn?

Julia zou maar al te graag naar school gaan. Alleen jongens die thuis veel geld

hebben, kunnen een opleiding volgen. Julia helpt mama en leert koken,

sokken breien, gelei maken van aardbeien en honing.

Page 17: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  17

12. Woorden met ei

Marcus zal dat wel lusten. Het is een feit dat vrouwen ook toen belangrijke

eigenschappen hadden. Ze zorgen voor de kinderen en ze geven hen les. Ze

hebben oneindig veel geduld. Julia denkt: ‘Misschien ben ik ook wel bereid

om te leren. Ik zou erg graag kunnen lezen.’

A

B

C

D

E

F

G

H

aanleiding aardbei, aardbeien afscheid allebei allerlei arbeid, arbeider, arbeiders beide, beiden bereid bereiken, ik bereik, wie bereikt? breien, ik brei, ma breit ei, eieren, paasei eigen, eigenaar, eigendom eigenlijk eik, eiken, eikenbos eikel, eikels eiland, eilanden, eilandje eind, einde, eindje, eindelijk eindigen, het eindigt eisen, ik eis, de juf eist feit, feiten, feitjes fontein, fonteintje geheim, geheime, geheimpje geheimzinnig geit, geiten, geitje gelei hei, heide heilig, heilige

I J

K

L

M

N

O

P

Q

R

kei, keien, keitje keizer, keizerin, keizers klei klein, kleine, kleinere, kleintje lei, leien leiden, ik leid, Jan leidt leider, leiders, leidster leiding, waterleiding marsepein mei, meimaand meid, meiden meisje, meisjes oneindig, oneindige onveilig, onveilige paleis, paleizen peil, waterpeil plein, pleinen, pleintje prei, preisoep refrein, refreintje reis, reizen, reisje reiziger, reizigers reizen, ik reis, pa reist

Page 18: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  18

S

T

U

scheiden, scheiding scheidsrechter sein, seinen, seintje seinen, ik sein, de soldaat seint seizoen, seizoenen steiger, steigers steil, steile terrein, terreinen trein, treinen, treintje uitbreiden, uitgebreid uiteinde, uiteindelijk

V

W

X

Y

Z

veilig, veilige wei, weide, weiland weigeren, ik weiger, zij weigert weinig, weinige zei, hij zei, wij zeiden zeil, zeilen, zeilbootjes zeilen, ik zeil, zus zeilt

Page 19: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  19

13. Verkleinwoorden Je vormt een verkleinwoord door een achtervoegsel toe te voegen. doos + je = doosje fles + je = flesje

graan + tje = graantje beer + tje = beertje

worm + pje = wormpje boom + pje = boompje

brug + (g)etje = bruggetje vlam + (m)etje = vlammetje

Als we een verkleinwoord gebruiken, verandert vaak de boodschap. De poes slaapt bij de kachel. è gewone mededeling

Het poesje slaapt bij de kachel. è lief uitgedrukt

Speel jij in die ploeg? è met bewondering gezegd

Speel jij in dat ploegje? è spottend gezegd

PAS OP!

a è aa

o è oo

u è uu

é è ee

y è y’

i è ie

opa

auto paraplu

café

opaatje

autootje

parapluutje

cafeetje

baby

taxi baby’tje

taxietje

ng è nk Enkele moeilijke ketting koning

woning

kettinkje

koninkje

woninkje

blad glas

schip jongen

machine

blaadje

glaasje

scheepje

jongetje

machientje

 

Page 20: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  20

14. Synoniemen, antoniemen en homoniemen

Synoniemen

Synoniemen zijn woorden met (bijna) dezelfde betekenis. schrijver – auteur

wenen – huilen liegen – jokken

Tegenstellingen/ antoniemen

Tegenstellingen of antoniemen zijn woorden die het tegengestelde betekenen.

boven – onder koud – warm mooi – lelijk

Homoniemen

Homoniemen zijn woorden die meerdere betekenissen hebben.

 

Page 21: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  21

15. Hoofdletters Ik schrijf een hoofdletter bij:

1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken.

Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen? Of wijst de agent naar de auto? Ik zal afstappen.

2. een naam, voornaam, straat, gemeente, stad en land.

De agent vraagt mijn naam en woonplaats. Ik heet Sara De Volder. Ik woon in de Kerkstraat in Roeselare. De agent weet dat Roeselare in West-Vlaanderen ligt. Toch is hij benieuwd naar mijn afkomst. Ik kom uit Nederland. Ik ben dus geen West-Vlaming.

3. een taal.

Ik spreek Nederlands, mijn buurmeisje spreekt Engels en verschillende kinderen in onze klas spreken Turks of Marokkaans thuis. In Roeselare spreken ze West-Vlaams. Dat is een dialect dat ik niet altijd begrijp.

4. wie of wat heilig is.

De christenen lezen de Bijbel, de moslims lezen de Koran en de joden lezen de Thora. Dat zijn drie heilige boeken.

5. feestdagen.

Iedereen viert Nieuwjaar. Veertig dagen na Pasen vieren de katholieken Hemelvaartsdag. Op het einde van de ramadan vieren de moslims het Suikerfeest. De belangrijkste dag van het joodse jaar is Jom Kipoer. Op 1 mei vieren we de Dag van de Arbeid en op 11 juli het Feest van de Vlaamse Gemeenschap.

6. bij aardrijkskundige namen zoals stromen, gebergten, meren en

zeeën.

De Rijn is een stroom van 1233 kilometer lang. Hij ontspringt in de Zwitserse Alpen en mondt uit in de Noordzee.

Page 22: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  22

16. Leestekens Leestekens helpen me juist te lezen. Ik schrijf een… leesteken naam wanneer?

. punt op het einde van een zin waarin ik iets zeg of meedeel. Het is prachtig weer. Mijn vriend komt vandaag. In de verte zie ik hem al komen. Ik zie ook een loslopende hond.

? vraagteken op het einde van een zin waarin ik iets vraag. Is mijn vriend bang van honden? Is die loslopende hond een kwade hond?

! uitroepteken op het einde van een zin waarin ik iets uitroep of beveel. Ga weg! Pas op! Help mij! Doe die hond hier weg!

: dubbele punt voor een opsomming. Er bestaan veel soorten honden: jachthonden, waakhonden, werkhonden en gezelschapshonden.

, komma tussen de woorden van een opsomming. Is het een scheper, een labrador, een jachthond of een poolhond? en tussen twee vervoegde werkwoorden. Terwijl mijn vriend fietst, stampt hij naar de hond.

: ”…”

dubbele punt aanhalingstekens

voor een zin of een stuk van een zin die iemand letterlijk uitspreekt. De baas van de hond komt aangelopen. Hij roept: “Bas, kom hier!” Daar is mijn vriend. Ik zeg: “Warre, heeft de hond jou gebeten?” Hij antwoordt: “Nee, maar ik was wel bang!”

 

Page 23: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  23

17. Woorden met g, ch, gt en cht Ik hoor ‘g’, ik schrijf g. terug

hoogste

bergtop

oorlog

men pleegde

aanslag

De woorden met ch onthoud ik. ach

glimlach

goochelen

juichen

kachel

kuchen

lachen

lichaam

pech

pochen

toch

zich

Werkwoorden met

… g in de stam,

… gt in de +t-vorm.

buigen

liegen

vegen

Pas op!

leggen

liggen

zeggen

ik buig

ik lieg

ik veeg

ik leg

ik lig

ik zeg

het buigt

ze liegt

hij veegt

hij legt

hij ligt

hij zegt

Na de korte a, e, i, o of u

schrijf ik cht.

wacht

slecht

verlicht

optocht

zucht

Page 24: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  24

17. Woorden met g, ch, gt en cht

Woorden met ch Ach,

wat heeft Jan toch pech!

Hij vergat zijn jas en nu heeft hij het koud.

Zijn hele lichaam rilt. Hij begint zelfs te kuchen.

Hij kan er niet om lachen.

“Kom naar binnen. De kachel brandt heerlijk!”,

pocht zijn vriend.

Jan kan zich verwarmen, heerlijk.

Met een glimlach geniet hij er van.

Werkwoorden met gt De soldaat is moe.

Hij legt zijn geweer neer.

Hij ligt in bed.

Hij zegt niks meer.

Woorden met cht Slechts twee minuten nog!

Dan verlicht het vuurwerk de lucht.

Wacht maar.

Daarna is er nog een optocht.

Page 25: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  25

18. Voorvoegsels, achtervoegsels en trappen van vergelijking

 Ik maak een nieuw woord door vooraan een stukje toe te voegen. Dat stukje is een voorvoegsel. ge + vaar Dat is een groot gevaar. be + taal Ik betaal twintig euro. ver + keer Het is druk verkeer. te + veel Er is hier een teveel aan volk. ont + weer We verwachten onweer. wan + orde Dat is hier chaos of wanorde. her + beginnen We moeten herbeginnen. Ik maak een nieuw woord door achteraan een stukje toe te voegen. Dat stukje is een achtervoegsel. bak + erij Ik koop brood in de bakkerij. raad + sel Kun je dat raadsel oplossen? brand + baar Pas op! Dat is brandbaar. waak + zaam De hond is waakzaam. einde + loos Die weg lijkt eindeloos. gereed + schap Geef me dat gereedschap eens. eigen + dom Die grond is zijn eigendom. beloon + ing Krijg ik een beloning? stof + ig Het is hier stoffig. gezel + ige Het was een gezellige avond. eer + lijk Ben je wel eerlijk? gevaar + lijke Zijn dat gevaarlijke honden? week + elijks Ik sport wekelijks. Ook bij de trappen van vergelijking komen er achtervoegsels… de stellende trap de vergrotende trap de overtreffende trap mooi mooier mooist oud ouder oudst breed breder breedst PAS OP! goed beter best veel meer meest weinig graag

minder liever

minst liefst

Page 26: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  26

19. Alfabet Twijfel ik aan een woord, dan zoek ik het woord op. Ik ken mijn alfabet.

Als ik woorden alfabetisch orden, kijk ik naar de beginletter.

aardbei – blij – canapé – dikwijls – e-mail

Is de beginletter gelijk? Dan kijk ik naar de tweede letter.

paleis – pech – plein – pochen – praline

Is de tweede letter ook gelijk? Dan kijk ik naar de derde letter.

tocht – toerist – tomaat – toneel – totaal

Page 27: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  27

20. Werkwoorden vervoegen (t.t.) Enkele werkwoordsvormen Een werkwoord kan heel wat vormen hebben. Het onderwerp bepaalt hoe ik de persoonsvorm schrijf. Het onderwerp en de persoonsvorm zijn beste maatjes.

- Het getal Het onderwerp staat in het enkelvoud of in het meervoud. De persoonsvorm dus ook.

De appel valt uit de boom. De appels vallen uit de boom. Hij loopt naar huis. Zij lopen naar huis.

- De persoon

Het onderwerp staat in de eerste, tweede of derde persoon. De persoonsvorm dus ook. 1e persoon ik speel, wij spelen 2e persoon jij speelt, jullie spelen 3e persoon hij speelt, de kinderen spelen de stam de uitgang de infinitief de kortste vorm van het werkwoord

wat aan de stam wordt gekleefd

De langste vorm van het werkwoord (t.t.)

Ik fiets nu. Fiets is de stam.

Hij fietst naar huis. Fiets is de stam. t is de uitgang.

Wij fietsen nu. Fietsen is de infinitief.

infinitief ik-vorm (stam) stam+t-vorm wij-vorm stappen ik stap hij stapt wij stappen schrijven ik schrijf Aube schrijft wij schrijven slapen ik slaap zij slaapt wij slapen

Page 28: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  28

20. Werkwoorden vervoegen (t.t.) PAS OP! Wanneer een stam eindigt op d, krijg je dt in de stam+t-vorm. infinitief ik-vorm (stam) stam+t-vorm wij-vorm worden ik word jij wordt wij worden antwoorden ik antwoord hij antwoordt wij antwoorden vinden ik vind Roxanne vindt wij vinden PAS OP bij inversie! We spreken van inversie wanneer het onderwerp na de persoonsvorm komt. inversie

Ik heb honger. Heb ik honger? Jij speelt buiten. Speel jij buiten? Wanneer jij of je na de persoonsvorm komt, schrijven we altijd de stam en nooit stam+t. Inversie

Je loopt snel. Loop je snel? Jij antwoordt snel. Antwoord jij snel? PAS OP! Sommige werkwoorden worden anders vervoegd.

Page 29: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  29

21. Werkwoorden vervoegen (v.t.)

nu vroeger Warre draagt een zware boekentas.

Dominick en Ionas spelen op het pleintje. Warre droeg een zware boekentas.

Dominick en Ionas speelden op het pleintje

Wat nu gebeurt, noemen we de

tegenwoordige tijd (t.t.)

Wat vroeger gebeurde, noemen we de

verleden tijd (v.t.)

nu, vandaag, zo dadelijk, onmiddellijk,

straks,…

vroeger, gisteren, vorige week, vorig jaar,

toen, lang geleden,…

Hoe vervoeg ik werkwoorden in de verleden tijd?

Het is een werkwoord zonder

klankverandering of zwak werkwoord.

Het is een werkwoord met

klankverandering of sterk werkwoord.

enkelvoud ik loop – ik liep ik vind – ik vond

Hoor ik achteraan een d of t, dan luister ik

naar de wij-vorm in de verleden tijd. Dan

hoor ik het.

hij werd è wij werden

papa stond è wij stonden

ik wist è wij wisten

stam + te

stam + de

hij werkte

hij rustte

hij speelde

hij antwoordde

meervoud

stam + ten

stam + den

zij werkten

zij rustten

zij speelden

zij antwoordden

Page 30: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  30

22. Woorden met wr

wraak

wrak

wrat, wratten, wratje

wreed, wrede

wreken, ik wreek, hij wreekt

wrijven, ik wrijf, hij wrijft

wringen, ik wring, hij wringt

wroeging

Die wrede man met een wrat op zijn neus wringt onze nek om,

wrijft ons in met zout en bakt ons in de pan. We zullen ons wreken

en onze wraak zal zoet zijn. We zetten hem op een wrak midden in

de zee. Wat zal hij wroeging hebben.  

Page 31: 4. Onthoudboekje taal · 2017. 12. 11. · Lidwoorden Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. de kast, het bed, een kast, een bed

4de leerjaar  

  31

23. Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden Bijvoeglijke naamwoorden staan bij een zelfstandig naamwoord. Ze

vertellen er iets meer over.

Sommige bijvoeglijke naamwoorden zeggen uit welk materiaal iets gemaakt

is. Dat zijn stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden.

gouden bruiloft

houten balken

ijzeren staaf

katoenen vezels

marmeren beeld

stenen muur

wollen tapijt

zilveren ring