Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Geraldine Clarebout
09-09-2010
Aan de slag met vakdidactisch
onderzoek: methodologische aspecten
Contact: [email protected]
Inhoud
Kiezen van methoden: verschillende types
Steekproeftrekking
Betrouwbaarheid en validiteit
Voorstelling vakdidactisch onderzoek
Twee illustratie van vakdidactisch onderzoek
Peter Iserbyt: Lichamelijke opvoeding
Hans Cools: Geschiedenis
Eigen vertaalslag
Kiezen van methode
Eerste stap in onderzoeksproces: probleemstelling,
onderzoekvraag (evt. hypothesen) – obv literatuur, reële
problemen
Tweede stap in onderzoeksproces
Kiezen van methode
Verschillende opdelingen, verschillende benamingen
kwantitatief – kwalitatief onderzoek
Algemeen onderzoekstypes
Specifieke onderzoekstypes
Keuze afhankelijk van vraag, van soort data dat je wenst te
verzamelen
Kiezen van methode
Algemene onderzoekstypes
I. Beschrijvende studies
II. Associatief onderzoek
III. Interventieonderzoek
IV. Design based research
V. Actieonderzoek
Kiezen van methode
I. Beschrijvende studies
beschrijving van situatie (bv. Beschrijving van voorkeuren van
studenten, beschrijving van klassen, gedrag van studenten,
scores op testen, soorten handboeken…) door
literatuuronderzoek of vragenlijstonderzoek
Geen inzicht in waarom; kan basis zijn voor verder onderzoek
Kiezen van Methode: Beschrijvende
studies Literatuurstudie: Zoek naar ‘preliminary’ sources (Eric, PsycInfo, Web of Science, Google
Scholar
Gebruik secundaire bronnen (reviews)
Lees primaire bronnen
Synthetiseren van de literatuur
Welke bronnen neem je mee op?
Wat soort onderzoek neem je mee op?
Wat zijn je zoektermen (descriptoren)?
Welke beperkingen leg je op (bv. jaartallen)?
Bv. Start om onderzoeksvraag te beantwoorden naar optel en aftrekstrategieën in de eerste drie leerjaren in de lagere school.
~> zie sessie 6: Zoeken naar wetenschappelijke bronnen
Kiezen van methode: Beschrijvende
studies
Vragenlijstonderzoek: inzicht in kenmerken van een groep
(leerkrachten, directie, leerlingen) Schriftelijke vragenlijst:
Belangrijk:
o Duidelijke, eenduidige vragen stellen (open of gesloten vragen?)
o Eerlijke antwoorden generen
o Respons bij schriftelijke vragenlijst
Voordeel:
o Grote groep in korte tijd bevragen
o Vaak eenduidige kwantitatieve verwerking
Bv. Percepties van studenten over digitale cursussen meten
Kiezen van methode: beschrijvende
studie
Vragenlijstonderzoek (vervolg) Interview:
Belangrijk:
o Duidelijke, eenduidige vragen stellen
o Open gesprek, eerlijke antwoorden genereren
Voordeel:
o Stellen van open vragen
o Het kunnen doorvragen
Bv. Zicht krijgen op gehanteerde strategieën door leerlingen (retrospectief) bij rekenen
Interview met directie om zicht te krijgen op mate waarin ICT-gebruik ondersteund wordt door de directie.
~> zie ook sessie 5 Methoden voor dataverzameling en -analyse
Kiezen van methode: beschrijvende
studies Etnografisch onderzoek: een volledig beeld krijgen van processen
(bv. Wat doen leerlingen tijdens een les LO?)
observeren en interviewen op geregelde tijdstippen van leden van de bestudeerde groep, zo volledig mogelijk beeld krijgen
Vaak over langere periode Belangrijk:
Sterk afhankelijk van de specifieke onderzoeker
Niet altijd veralgemeenbaar
Moeilijk controleerbaar
Kwalitatieve gevalsstudies
Grondige studie van afzonderlijke cases Identificeren van fenomenen
Bijdragen tot theorievorming
Kiezen van methode: beschrijvende
studies
Nog andere beschrijvende methoden
Narratief onderzoek
Biografie: focus op belangrijke gebeurtenissen in iemands leven
Fenomenologie: focus op specifiek fenomeen (bv. Conflicten)
Grounded theory: ontwikkelen van theorie op basis van data
Documentanalyse (bv; handboekanalyse)
Kiezen van methode
II. Associatief onderzoek
Relaties tussen verschillende variabelen, gebeurtenissen
=> GEEN causale uitspraken!
=> GEEN basis om interventie te doen
Is er een relatie tussen leerkracht gedrag en score op een test van
leerlingen, of sociaal economische status, relatie tussen
attitudes en prestaties, geslacht en attitude
Kiezen van methode: Associatief
onderzoek Correlationeel onderzoek: onderzoeken van relaties tussen
verschillende variabelen (bv. Samenhang tussen leesvaardigheid en oplossen van vraagstukken en begrijpen van wiskundige begrippen) Geen manipulatie
Afnemen van instrumenten om de verschillende variabelen te meten (bv. Vragenlijst, testen)
Geen causale uitspraken, maar vaak wel basis
Causaal-comparatief onderzoek: zoeken naar de oorzaak of het gevolg van bestaande verschillen tussen groepen• Onderzoeken van effecten
• Onderzoeken van oorzaken
• Onderzoeken van gevolgen
Kiezen van methode
III. Interventiestudie
een bepaalde interventie, methode wordt verwacht een invloed te
hebben op specifieke variabelen
=> uitspraken doen over effectiviteit van methoden
=> bevestigen (of juist niet) van theoretische
voorspellingen
Effect van verschillende onderwijsmethoden op leerresultaten
Effect van werken vanuit ervaringen bij kinderen op
wetenschappelijk denken
Kiezen van methode:
interventieonderzoek experimenteel onderzoek: uittesten van verschillende interventies en
effect ervan onderzoeken onafhankelijke (interventie) en afhankelijke variabelen
manipuleren van onafhankelijke variabele
maakt de interventie een verschil?
Pre-test __________interventie_________Post-test
Pre-test ____________________________Post-test
Belangrijk
Controleren andere variabelen
Selectie van deelnemers: at random => quasi-experimenteel design
~> zie ook sessie 6
Kiezen van methode
IV. Design-based research (~ontwikkelingsonderzoek) Vijf kenmerken: Pragmatic, Grounded, Interactive, iterative and flexible,
Integrative, and Contextual”
Pragmatisch: vertrekkend vanuit probleem in realiteit door interventie
en uitbreiden van theorie
Gegrond (‘grounded’): zowel in de realiteit als in de theorie
Interactief, Iteratief en flexibel: samenwerking tussen onderzoekers en
leerkrachten, gedurende lange tijd, continue verfijning van interventie
Integratief: variatie aan onderzoeksmethoden, zowel kwalitatief als
kwantitatief
In context
Kiezen van methode
Kiezen van methode
Actieonderzoek
‘teacher as researcher’
Onderzoeken van eigen praktijk
Systematisch en kritisch
Oog op verbetering van eigen lespraktijk
Kiezen van methode: besluit
De ene methode niet beter dan de andere
Belangrijk die methode te kiezen die een antwoord geeft op
je onderzoeksvraag
In praktijk vaak verschillende methoden
Steekproeftrekking
Populatie groot => deelverzameling
Representativiteit => generaliseren
Afhankelijk van kenmerken waarin je geïnteresseerd bent (bv.
Onderwijstype, geslacht, SES,..)
Zelden volledige representativiteit
Representatief voor bepaalde variabelen, niet voor anderen
Steekproeftrekking Soorten steekproef
Enkelvoudige aselecte steekproef:
Volledige lijst van onderzoekselementen, trekken op basis van toeval
Conceptueel eenvoudig, maar weinig gebruikt
o Moeilijk om extensieve lijst van onderzoekselementen op te stellen
o Geografische spreiding van de onderzoekselementen
o Representativiteit niet gegarandeerd (bij kleinere steekproef)
Systematische steekproef:
Volledige lijst, trekken obv systematiek (bv. tiende van de lijst)
Zelfde moeilijkheden als enkelvoudige aselecte steekproef
Steekproeftrekking Gestratificeerde enkelvoudige aselecte steekproef:
Onderscheiden van deelpopulaties die verschillen op relevante
variabele
Deelgroepen = strata
Nemen van enkelvoudige aselecte steekproef binnen de strata
Proportionele verdeling gelijk aan verdeling in de populatie, of bewust
niet proportionele verdeling
Cluster- of trossteekproef:
Wanneer onderzoekselementen behoren tot bestaande groepen (bv.
scholen, gezinnen)
Steekproef van groepen
o Lost probleem op van geografische spreiding
o Maar risico op homogene groepen
Steekproeftrekking Meertrapssteekproef:
Compromis tussen enkelvoudige aselecte steekproef en clustersteekproef
Eerst aantal primaire eenheden selecteren
Steekproef van secundaire eenheden uit geselecteerde primaire eenheden
Quotasteekproef
Proportieverdeling van bepaalde kenmerken komt overeen met populatie
Vrijheid in keuze van onderzoekselementen
Niet-aselecte steekproef
o risico van niet representativiteit
Gemakkelijkheidssteekproef
Eenvoudig
Moeilijk generaliseerbaar, obv theoretische argumenten
Validiteit en betrouwbaarheid
Validiteit
Inhoudsvaliditeit: zijn de indicatoren en vragen een goede
afspiegeling van de te meten variabele
Criteriumvaliditeit: hangen scores van deelnemers op een
instrument samen met de scores die deelnemers behalen op een
extern criterium (vooronderzoek voor nodig)
Betrouwbaarheid: instrument is betrouwbaar als het bij
herhaalde toepassing op dezelfde, onveranderde elementen
dezelfde waarde van de variabele als meetresultaat oplevert.
Voorstelling vakdidactisch onderzoek
Peter Iserbyt
Hans Cools