Upload
christel-don
View
234
Download
0
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Een beschouwing over de beeldvorming van schizofrenie in de Nederlandse geschreven media. Door Nina Pierson
Citation preview
Een Beschouwing Over De Beeldvorming Van
Schizofrenie In De Nederlandse Geschreven
Media
“Wanneer we beseffen dat we allemaal gek zijn,
verdwijnen de mysteriën en is het leven verklaard.”
Mark Twain (1835-1910)
- Master Scriptie Journalist iek en Media -
Research en Redactie voor Audiovisuele Media
Universiteit van Amsterdam
Januari 2011
N.L. Pierson
Studentnummer: 0448184
Docent: Peter Vasterman
1
Inhoudsopgave Pagina
Hoofdstuk 1 Inleiding 3
Hoofdstuk 2 Theoretisch Kader 8
2.1.1 Schizofrenie, een korte geschiedenis 8
2.1.2 De definitie en kenmerken van schizofrenie 9
2.1.3 Discussie rond het begrip, de populaire cultuur en metaforisch gebruik 11
2.2.1 Definitie van stigma 13
2.2.2 Stigma’s en stereotyperingen van schizofrenie 15
2.3 De invloed van de media 18
2.4 Recentelijk buitenlands onderzoek 19
Hoofdstuk 3 Onderzoeksmethode 22
3.1 Inhoudsanalyse 22
3.2 Onderzoeksmateriaal & onderzoeksperiode 23
3.3 Waarnemingsinstrument 24
Hoofdstuk 4 Resultaten 28
4.1 Analytische uitkomsten 28
4.2 De metaforische categorie 29
4.3 De zijdelingse categorie 33
4.4 De specifieke categorie 38
Hoofdstuk 5 Reflectie 56
Hoofdstuk 6 Conclusie 60
Hoofdstuk 7 Discussie 67
Literatuurlijst
Bijlagen
2
“De klassieke ‘gek’ die voorbijgangers op een stroom van onsamenhangende onzin
trakteert, is zeer waarschijnlijk een schizofreen, net zoals al die droevige figuren die
men soms ziet, gekleed in een excentrieke verzameling slecht passende kleren, die
praten, lachen of schreeuwen tegen iemand die allen zij kunnen zien, of eerder,
horen.”
Anoniem
3
Hoofdstuk 1 Inleiding
Op 9 april loopt Tristan van der Vlis winkelcentrum De Ridderhof in Alphen aan den
Rijn binnen. Hij schiet zes mensen dood en verwondde nog eens zeventien voordat hij
zelfmoord pleegde. Van der Vlis bleek te lijden aan schizofrenie. De zaak genereerde
enorm veel media aandacht. De gebeurtenis zorgde voor persoonlijke tragedies voor
slachtoffers en hun familieleden. Bovenal is het een duidelijk voorbeeld van hoe er
moral panic ontstaat ten opzichte van mensen met de psychische aandoening
schizofrenie, namelijk dat ze levensgevaarlijk zijn. Ook in de populaire media komt
het beeld van de ‘gevaarlijke gek’ vaak naar voren. Denk bijvoorbeeld aan Jack
Nicholson in The Shining. Dit terwijl uit de feitelijke cijfers iets anders blijkt. Zo zijn
mensen met schizofrenie honderd keer gevaarlijker voor zichzelf dan voor anderen en
bestaat er maar een .0005% kans dat iemand slachtoffer wordt van een persoon met
deze aandoening (de Goei, Plooy & Weeghel, 2006). Ook is het beeld dat schizofrenie
een ongeneselijke ziekte is en mensen met deze aandoening tot in de eeuwigheid
vastzitten in een inrichting een vastgeroest begrip. Dit terwijl meer dan 35% goed
herstelt en normaal kan functioneren in de samenleving (Lee, 2002). Ondanks de
feiten bestaat dus de populaire misvatting dat schizofrenie veelal gepaard gaat met
geweld: mensen met schizofrenie zouden gevaarlijk, onvoorspelbaar, onbekwaam en
ongeneselijk ziek zijn. Daarnaast is de aandoening nog steeds verbonden met een
historisch gegroeid negatief maatschappelijk beeld (Catthoor, de Hert & Peuskens,
2003).
Naast hinder door symptomen en beperkingen waar je als psychiatrische patiënt mee
moet leren leven, moet je jezelf daarnaast nog eens wapenen tegen de vooroordelen
en stigmatisering van je medeburgers. Stigma is een van de meest bepalende
elementen in de beleving van psychiatrische patiënten. Uit onderzoek van Catthoor,
de Hert en Peuskens (2003) blijkt dat zij een zeer belemmerende rol in het leven van
patiënten speelt. Bij de definiëring van stigma wordt in de literatuur verschillende
accenten gelegd. Een gezamenlijk kenmerk is dat stigma bepaalde groepen mensen
negatieve eigenschappen toeschrijft, die hun sociale status verlagen en levenskwaliteit
drastisch verminderen. Psychische aandoeningen zijn de meest gestigmatiseerde
condities in onze samenleving. Van alle patiënten met psychiatrische aandoeningen
4
worden individuen met schizofrenie verreweg het meest gediscrimineerd (Rukavina et
al. 2011). Zij ervaren de meeste hinder van stigma’s en worden het vaakst uitgesloten
van de maatschappij (Boke, Aker, Alptekin, Sarisoy & Rifat 2007).
Iedereen leert tijdens zijn socialisatieproces, door contact met verschillende
gedragingen en gebruiken, de houding van de samenleving tegenover een aantal
fenomenen kennen. Deze kennis wordt geïnternaliseerd in de vorm van een
‘gegeneraliseerde derde’ (de Goei, Plooy & Weeghel, 2006). Een veelheid aan
mechanismen kan bijdragen aan de ontwikkeling van deze gegeneraliseerde ander,
zoals grapjes en informatie uit de media. Op deze ‘informatie uit de media’ gaat dit
onderzoek zich richten.
De meeste mensen komen niet dagelijks in aanraking met schizofrenie, behalve als zij
of iemand in hun naaste omgeving de aandoening heeft, zijn zij afhankelijk van de
informatie uit indirecte bronnen. Audiovisuele en geschreven media worden, zelfs in
het Internet tijdperk, beschouwd als de belangrijkste bronnen van informatie over
psychische aandoeningen (Boke et al., 2007, Hannigan, 1999). Daarom spelen zij een
cruciale rol in de algemene beeldvorming over psychiatrie en psychiatrische patiënten
(Boumans & Oderwald, 2009). Hoewel de media kan functioneren als waardevolle
bron voor het correct informeren van de samenleving blijkt het in de praktijk niet
altijd het geval. Veel informatie is in het merendeel van de gevallen onjuist en de
(on)bewuste interpretaties zijn misleidend en dragen bij aan de verdere stigmatisering
van psychische aandoeningen. Denk bijvoorbeeld aan Jack Nicholson in The Shining:
een levensgevaarlijke ‘gek’ die lijdt aan schizofrenie en iedereen vermoord die op zijn
pad komt. Zoals al eerder aangehaald komt het beeld wat vaak geschetst wordt in de
media niet overeen met de feitelijke cijfers.
Veel buitenlandse studies wijzen uit dat er een verband bestaat tussen de (negatieve)
beeldvorming uitgedragen door de media en de negatieve attitudes van haar publiek
tegenover psychische aandoeningen. De informatie die de media geeft over
schizofrenie is vaak negatief en draagt bij aan verdere stigmatisering van de
aandoening. Zo blijkt uit een studie van Nawkova et al. (2011) dat krantenberichten
grotendeels een direct verband laten zien tussen de aandoening en agressief gedrag.
5
Tot op heden is er nog weinig bekend over het beeld dat de Nederlandse geschreven
media uitdragen van schizofrenie. Daarom is het doel van dit onderzoek een duidelijk
overzicht te geven van de artikelen die over dit onderwerp zijn geschreven en naar
aanleiding daarvan te bepalen of de Nederlandse media bijdragen aan verdere
stigmatisering van de aandoening of dat zij een waarheidsgetrouw beeld uitdragen. Er
zal eerst worden gekeken naar het metaforisch gebruik van het woord en vervolgens
naar het zijdelings en specifiek gebruik. Met metaforisch gebruik worden artikelen
onderzoekt waarin de aandoening als beeldspraak voor komt. Met het zijdelings
gebruik worden artikelen die de aandoening terloops noemen bedoeld. Met specifiek
gebruik worden artikelen bedoeld waar de aandoening redelijk tot volledig centraal
stat in het artikel. Met andere woorden, waar de aandoening in het algemeen een rol
of een persoon met schizofrenie een centrale rol speelt. Deze scriptie gaat
onderzoeken welk beeld de Nederlandse krantenlezer krijgt van de psychische
aandoening schizofrenie. Om hier een antwoord op te krijgen is de volgende centrale
vraagstelling bedacht:
Op welke manier wordt de aandoening schizofrenie neergezet in de Nederlandse
geschreven berichtgeving en welk beeld krijgt de Nederlandse krantenlezer daardoor
van de aandoening?
Om te voorkomen dat er onbewust wordt gezocht naar stigma’s is er in dit onderzoek
voor gekozen de centrale vraagstelling neutraal te formuleren. Op basis van de
uitkomsten kunnen uitspraken over eventueel stigma worden gedaan. Om deze
centrale vraagstelling zo goed mogelijk te beantwoorden zal er in een theoretisch
kader worden gekeken naar hoe beeldvorming door de media tot stand komt en wat de
stigma’s en stereotypes van schizofrenie zijn. Daarnaast zal schizofrenie worden
geoperationaliseerd en wordt er gekeken naar recentelijk buitenlands onderzoek over
dit onderwerp.
Het eerste deel van het onderzoek bestaat uit een inhoudsanalyse. Door middel van
deze methode zal er een beeld geschetst worden van schizofrenie in de Nederlandse
geschreven berichtgeving. Om dit te kunnen doen zijn er deelvragen opgesteld. Deze
deelvragen zijn, om het overzicht te bewaren opgedeeld in drie categorieën:
6
a. Metaforisch; schizofrenie gebruikt als beeldspraak.
b. Zijdelings; de aandoening wordt zijdelings genoemd, bijvoorbeeld als
opsomming van andere psychische aandoeningen.
c. Specifiek; de aandoening speelt een belangrijke rol of staat centraal in het
artikel of het artikel gaat over een persoon met schizofrenie.
Binnen elke categorie vallen een aantal deelvragen. De antwoorden op deze
deelvragen tezamen leiden tot de beantwoording van de centrale vraagstelling en de
conclusie van dit onderzoek.
Metaforische categorie:
1) Door wie wordt het woord schizofrenie gebruikt als beeldspraak en waar
refereert het metafoor dan meestal aan?
2) In wat voor soort artikelen komt dit het meeste voor en in hoeverre wordt
daarbij gebruik gemaakt van subjectieve of objectieve woordkeuzes?
3) Op welke manier wordt het metaforisch gebruik van de aandoening verbonden
aan de populaire cultuur?
Zijdelingse categorie:
1) In wat voor soort artikelen wordt schizofrenie zijdelings genoemd en wie haalt
de term dan aan? En in hoeverre wordt daarbij gebruik gemaakt van
subjectieve of objectieve woordkeuzes?
2) Op welke manier en hoe vaak wordt de aandoening aangehaald bij een artikel
dat gerelateerd is aan een geweldsincident? En hoe vaak zijn negatieve,
positieve of neutrale begrippen gerelateerd aan het zijdelings vermelden van
de aandoening?
3) Hoe staat het zijdelings vermelden van de term in relatie tot de populaire
cultuur?
Specifieke categorie:
1) In wat voor soort artikelen en op welke manier staat schizofrenie centraal of
speelt daarbij een belangrijke rol? En hoe is het onderwerp verbonden aan de
populaire cultuur?
7
2) Welke bronnen worden in de artikelen opgevoerd en in hoeverre wordt
daarbij gebruik gemaakt van subjectieve of objectieve woordkeuzes?
3) Wat voor achtergrond en/of aanvullende informatie wordt er over de
aandoening, of indien van toepassing, over de persoon met schizofrenie,
gegeven?
4) In hoeverre wordt er in de artikelen iets geschreven over de behandelmethodes
en het herstel van mensen met schizofrenie?
5) Op welke manier spelen de stereotypes van schizofrenie een rol in de artikelen
en dragen zij bij aan de verdere stigmatisering van de aandoening?
Na het analyseren van de artikelen zullen de resultaten worden verwerkt in een serie
vragen die worden voorgelegd aan een aantal journalisten. Waarom hebben zij ervoor
gekozen op deze manier over schizofrenie te schrijven en is dit een bewuste keuze?
Wat vinden zij van de resultaten van het onderzoek en weten zij hoe ze het beste over
de aandoening kunnen schrijven? De journalisten zullen daarop reflecteren. Op deze
manier zal dit onderzoek ook een verklarend perspectief geven op het onderwerp en
daarnaast een leidraad trachten te bieden aan huidige en toekomstige journalisten hoe
zij over het onderwerp kunnen schrijven. Door bewustzijn te creëren kan dat een stap
in de goeie richting zijn als het gaat om het verminderen en verhelpen van stigma’s
rond schizofrenie.
Samenvattend zal in deze scriptie door middel van een inhoudsanalyse worden
gekeken op welke manier de aandoening schizofrenie wordt neergezet in de
Nederlandse berichtgeving en welk beeld de Nederlandse krantenlezer daarmee krijgt
van de aandoening. Daarnaast zal door middel van interviews met journalisten
worden gereflecteerd op deze resultaten en aan de hand daarvan adviezen worden
geformuleerd.
8
Hoofdstuk 2. Theoretisch Kader
In dit hoofdstuk zullen belangrijke definities en theorieën aan bod komen. De
definities zullen worden geoperationaliseerd en de theorieën uitgelegd. Deze leiden op
hun beurt weer tot het opstellen en interpreteren van het waarnemingsinstrument
waarmee de artikelen geanalyseerd zullen worden. Het zal ook dienen als hulpmiddel
om de resultaten van dit onderzoek te verklaren.
In paragraaf 2.1 wordt het begrip Schizofrenie worden uitgelegd en ingegaan op de
verschillende facetten die ermee te maken hebben; de discussie rond het begrip, de
aandoening in relatie tot de populaire cultuur en het metaforisch gebruik van
psychische aandoeningen. In paragraaf 2.2 zal eerst de definitie van stigma uiteen
worden gezet waarbij gekeken wordt naar de hardnekkigste stereotyperingen en
stigma’s van schizofrenie. Dan zal er in paragraaf 2.3 kort worden ingegaan op de
invloed van de media op de houding van de bevolking omtrent de aandoening en de
invloed van de media op de heersende stigma’s. Tot slot zal in paragraaf 2.4 een
aantal buitenlandse onderzoeken worden besproken om te kijken wat er al bekend is
over het onderwerp.
2.1.1 Schizofrenie, een korte geschiedenis
Schizofrenie is door de eeuwen heen op verschillende manieren ‘behandeld’. In China
zijn 4000 jaar oude schedels gevonden met boorgaten, bedoeld om boze geesten bij
schizofrene patiënten te laten ontsnappen. Op een gevelsteen van het Dolhuis in Den
Bosch is te zien dat in 1442 schizofreniepatiënten in Nederland in de gevangenis
werden opgesloten. Voor een paar centen konden families op zondag naar de ‘gekken’
gaan kijken (Swaab 2011). De aandoening, dat gepaard gaat met terugtrekgedrag,
paranoïde wanen en stemmen is in vergelijking met bijvoorbeeld depressie en manie
weinig gedocumenteerd in de oude teksten. Pas in de negentiende eeuw steeg het
aantal gevalsbeschrijvingen sterk. De aandoening was in die tijd allang bekend. De
term schizofrenie werd in 1908 pas aan de aandoening gegeven:
“Berlijn 1908; de Duitstalige fine fleur van de psychiatrie heeft zich verzameld voor
haar voorjaarscongres. De 50-jarige Zwitserse hoogleraar Eugen Bleuler neemt voor
9
het eerst een raadselachtig klinkend woord in de mond: schizofrenie, dat letterlijk
gespletenheid van de geest betekent.” (Catthoor, de Hert & Peuskens, 2003)
Eerst kregen de toenemende industrialisatie en de verstedelijking de schuld van een
duidelijk toename van schizofrenie onder de bevolking. Deze zouden leiden tot
ontheemding en verwarring binnen de migrerende plattelandsbevolking. Volgens
Swaab (2011) is het risico om deze ziekte op te lopen in de stad inderdaad groter dan
op het platteland, en migranten hebben ook een hogere kans. De moeilijke sociale
omstandigheden waaronder migranten vaak moeten leven zullen bijdragen aan dit
verhoogde risico. Benadrukt moet worden dat dit één van de vele risicofactoren kan
zijn.
2.1.2 De definitie en kenmerken van schizofrenie
Schizofrenie komt bij één procent van de bevolking voor, maar door de lange
ziekteduur is zij verantwoordelijk voor een bezetting van bijna de helft van de
psychiatrische ziekenhuisbedden (Swaab, 2011). Bleulers conceptie van de ziekte was
de niet op elkaar aangesloten stemming en gedachtes van een persoon. “Schizo”
betekent gespleten en “phrenos” betekent verstand in het Grieks. Deze leiden samen
tot het woord ‘schizofrenie’. Deze term werd gekozen om die niet op elkaar
aangesloten stemming en gedachtes te vertegenwoordigen. Het had niets te maken
met een gespleten geest of dubbele persoonlijkheid. Schizofrenie wordt hierdoor
vandaag de dag vaak verward met dissociatieve identiteitsstoornis.
Schizofrenie is een psychische aandoening gekarakteriseerd door verstoringen in de
gedachte, perceptie, emoties en gedrag van een persoon. Meestal speelt het op rond de
puberteit of jonge volwassenheid maar het kan ook voorkomen op latere leeftijd.
Schizofreniepatiënten zijn vaak depressief en ongeveer tien procent van de patiënten
doet een zelfmoordpoging (Swaab, 2011). Symptomen van de aandoening worden in
twee groepen onderscheiden. Positieve symptomen, ook wel de affectieve symptomen
genoemd, zijn het meest opvallend. Het zijn verschijnselen die wij normaal niet
hebben, zoals wanen en hallucinaties. Men spreekt hier vaak van een psychose; een
toestand waarbij het denken, de waarneming en ook de zelfcontrole diepgaand
verstoord zijn. Volgens Swaab (2011) is met hersenscans te zien dat de
10
hersengebieden die normaal de informatie van stemmen of beelden verwerken, tijdens
die hallucinaties extra actief zijn; daarom zijn deze hallucinaties niet van echte
ervaringen te onderscheiden. Negatieve symptomen van schizofrenie, ook wel de
passieve symptomen genoemd, zijn verdwenen normale eigenschappen. Dit is
bijvoorbeeld het nemen van initiatief, het opruimen van de kamer of het initiëren van
sociale contacten. Negatieve symptomen bestaan ook uit cognitieve achteruitgang en
vlakke emoties (Swaab, 2011).
Tegen de feiten van classificatiesystemen van het Amerikaanse Handboek Voor
Diagnose En Statistieken Van Psychische Aandoeningen en de Internationale
Statistische Classificatie van Ziekten en Verwante Gezondheidsproblemen van de
Wereldgezondheidsorganisaties is schizofrenie volgens van Kerkhof (2009) geen
eenduidig ziektebeeld. Van Kerkhof (2009) zegt dat het om een heterogeen cluster
gaat van allerlei negatieve en positieve symptomen, die in ernst en tijdsduur enorm
variëren. Meer en meer onderzoek wordt verricht naar de erfelijkheid van
schizofrenie. Uit familie en tweelingonderzoek blijft dat erfelijke factoren voor zo’n
80% verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van schizofrenie (Vonk, et al. 1998). De
belangrijkste basis voor schizofrenie wordt al tijdens de conceptie gelegd.
Voedseltekort van de moeder gedurende de eerste drie maanden van de zwangerschap
leidt tot een verdubbeling van het risico op schizofrenie. Dit bleek bij de kinderen uit
de Hongerwinter van 1944-1945 in Amsterdam (Swaab, 2011). Verder heeft een
persoon meer kans op schizofrenie als hij of zij geboren is in november/december dan
in juli/augustus. Dit komt door gevaar op influenza of andere virusinfecties die de
moeder een half jaar eerder doormaakte. Daarnaast kan stress van de zwangere vrouw
een rol spelen bij het ontstaan van schizofrenie. Na de geboorde verhoogt een
omgeving met vee prikkels de kans op schizofrenie (Swaab, 2011). Of cannabis de
ziekte veroorzaakt of het moment waarop de symptomen optreden vervroegt is een
punt van felle discussies (Rukavina et al. 2011). Schizofrenie komt meer voor bij
mannen en het beloop is milder bij vrouwen. Er is een piek in het optreden van een
eerste psychose rond het 20e jaar. Bij vrouwen is er een tweede piek rond de
menopauze.
Er bestaan verschillende varianten van schizofrenie. De meest bekende vorm is
paranoïde schizofrenie. Deze gaat vaak gepaard met spanning, achterdocht en
11
vijandigheid wat zich ook wel uit in de vorm van wanen. Patiënten denken dat ze in
de gaten worden gehouden of bestuurd door geheimzinnige machten. Ook kunnen
deze patiënten leiden aan hallucinaties. Zo kan men stemmen horen die een opdracht
geven, waartegen de patiënt soms zelf in opstand komt. Enkelen krijgen de opdracht
iemand anders te doden. Het affectief en cognitief functioneren blijft meestal wel
intact (Lee, 2002). Tristan van der Vlis leed bijvoorbeeld aan deze vorm van
schizofrenie. Dan zijn er nog de varianten katatone en gedesorganiseerde schizofrenie
(Lexicon, 2008). Bij eerstgenoemde treden vooral motorische symptomen op en bij
gedesorganiseerde schizofrenie treden vooral affectieve symptomen op. Een persoon
met gedesorganiseerde schizofrenie kan er soms jaren mee rondlopen voordat die
wordt gediagnostiseerd. Tot slot is er de ‘schizofrene resttoestand’. Wanen,
hallucinaties of afwijkend gedrag treden hier niet meer op de voorgrond. Wel kan een
persoon met schizofrene resttoestand vreemde overtuigingen of afwijkende
zintuigelijke waarnemingen hebben.
2.1.3 Discussie rond het begrip, de populaire cultuur en metaforisch gebruik.
Zoals al eerder genoemd is de letterlijke vertaling van schizofrenie “gespleten geest”.
Deze vertaling heeft tot veel misverstanden geleid. Mensen die aan de ziekte lijden,
hebben namelijk geen gespleten geest of persoonlijkheid. Deze aandoening heet
namelijk dissociatieve identiteitsstoornis. De kloof bij schizofrenie zit tussen de
patiënt en de rest van de wereld. Zij beleven de wereld op een eigen manier, begeleid
door waanbeelden en hallucinaties. Op de elfde wereldconferentie psychiatrie in 1999
in Hamburg werd gedebatteerd over de term ‘schizofrenie’ als belangrijke
medebepalende factor voor het in stand houden van het stigma (Catthoor, de Hert,
Peuskens, 2003). Uit een Turkse studie van Akdede et al. (2004) bleek dat de term
schizofrenie een stigmatiserende houding van eerste en tweedejaars medicijnen
studenten bevordert. Volgens een enquête dat Psy (platform voor geestelijke
gezondheid en verslaving) samen met de Nederlandse vereniging voor psychiatrie
(NVvP) heeft gehouden vindt 81% van de psychiaters dat de diagnose schizofrenie
een zwaar stigma op patiënten drukt.
Volgens de richtlijn: Tips voor journalisten in verband met de berichtgeving over
psychisch ziek zijn (VVGG & Similes, 2000) is een wetenschappelijk aanvaard
taalgebruik cruciaal voor een correcte verslaggeving. Dat voorkomt dat men
12
gevoelens van angst opwekt, intolerantie aanwakkert of het vooroordeel bevestigt. Uit
onderzoek van Catthoor, de Hert en Peuskens (2003) blijkt dat wanneer in een artikel
de varianten ‘schizofreen’, ‘schizo’ of ‘schizofrene’ voorkomen dit een negatief effect
heeft op de beeldvorming van de aandoening. Het hebben van schizofrenie is maar
een deel van het leven van die persoon (een persoon met schizofrenie) en is niet die
persoon zelf (de schizofreen) (Francis et al. 2003). Het onderzoek van Boke et al.
(2007) wijst uit dat iemand omschrijven als “schizofreen of schizofrene” een
kwalijke, negatieve bijklank heeft verkregen in de samenleving en als afwijzend en
geringschattend wordt beschouwd en het beste vermeden kan worden om
stigmatisering te voorkomen. Daarnaast kan het gebruik van woorden als de gek,
dwaas, idioot, krankzinnig, geschift en verdraaid ook leiden tot een negatieve
beeldvorming (Francis, 2003). In Japan is zelfs onder druk van families en patiënten
de naam schizofrenie in 2002 vervangen. De diagnose riep daar zoveel schaamte op
dat mening patiënt zelfmoord pleegde (van Kerkhof, 2009).
Het begrip stond binnen de populaire media al snel ook synoniem aan een dubbele
persoonlijkheid dankzij films als Dr. Jeckyll & Mr. Hide of The Shining met Jack
Nicholson. Zo’n gevaarlijke gespleten persoon zou je zomaar in de rug kunnen
steken. Dankzij films als A Beautiful Mind waar de aandoening op een andere manier
wordt belicht kan de populaire media ook een positieve rol spelen. Ondanks het feit
dat de film A Beautiful Mind slechts een bepaald aantal elementen behandelt en zich
richt tot een algemeen publiek kan het toch een goeie alternatieve methode zijn om
meer te weten te komen over schizofrenie (Rosenstock, 2003). Daarbij heeft de film
enorm veel patiënten en familieleden geïnspireerd om openlijker met de aandoening
om te gaan. Volgens onderzoek van Lee (2003) naar schizofrenie in de populaire
media spelen de media vaak een positieve rol in het doorbreken van taboes rond de
aandoening. Schizofrenie wordt daarmee bespreekbaar gemaakt en mensen komen op
een toegankelijke manier meer te weten over de aandoening.
Gevreesde aandoeningen gaan vaak gepaard met metaforisch gebruik. Het gebruiken
van psychische aandoeningen als beeldspraak is een reflectie van heersende stigma’s.
Met andere woorden, aandoeningen die minder gestigmatiseerd zijn zullen minder
vaak als beeldspraak worden gebruikt volgens de studie van Duckworth, Halpern,
Schutt en Gillespie (2003). In hun studie wordt het woord schizofrenie in de
13
Amerikaanse kranten in 27% van alle artikelen metaforisch gebruikt. Dit in contrast
met het woord kanker, wat maar voor één procent metaforisch wordt gebruikt.
Schizofrenie is daarmee de nieuwe ‘metaforische ziekte’. Hoe zit dat in de
Nederlandse berichtgeving? Duckworth et al. (2003) concluderen in hun studie dat
een metaforische referentie leidt tot negatieve attitudes en associaties en het gebruik
draagt bij aan heersende stigma’s en misvattingen rond de aandoening. Dit heeft weer
als gevolg dat mensen met schizofrenie geen hulp durven zoeken om hun aandoening
te behandelen. De manier waarop de taal gebruikt wordt heeft grote invloed op het
begrip, of het onbegrip, dat in de samenleving heerst met betrekking tot schizofrenie
(Boke et al. 2007).
In een aantal onderzoeken komt het metaforisch gebruik van schizofrenie in
geschreven en audiovisuele media duidelijk naar voren. Het begrip schizofrenie
wordt, vaker dan welke psychische term ook, metaforisch gebruikt. (Duckworth et al.
2003 & Boke et al. 2007). Politici, acteurs, columnisten en anderen gebruiken vaak
uitspraken als ‘een schizofrene samenleving’, ‘een schizofrene tegenstander’, ‘het
schizofrene taalgebruik’ en ‘de schizofrene situatie’ in hun normale vocabulaire
(Boke et al. 2007). Het metaforische gebruik van een term om iets aan te duiden
reflecteert de behoefte van de schrijver of gebruiker van het woord zichzelf nog
sterker uit te drukken. Wanneer een auteur kritiek heeft op een individu of
maatschappij voor het niet zien van de waarheid of verlies aan zelfbeheersing kan hij
termen gebruiken als “naïeveling” of “driftkikker”. In plaats daarvan gebruikt hij het
woord schizofreen of een variant daarop om iets te benadrukken wat aan gewicht
voorbij gaat aan alle andere termen. Daarmee impliceert een auteur direct dat
schizofrenie erger is dan “blind zijn voor de waarheid” of “driftkikker”. De negatieve
effecten van een dergelijk gebruik staan buiten kijf en dragen bij aan verdere
stigmatisering van de aandoening (Ono, Satsumi & Kim, 1999).
2.2.1 Definitie van stigma
Stigmatisering is ‘zo oud als de wereld’, maar wordt internationaal de laatste jaren
steeds meer als ernstig knelpunt ervaren (de Goei, Plooy & Weeghel, 2006). Er
bestaan uiteenlopende definities van het fenomeen stigma. In dit onderzoek wordt de
volgende definitie van Catthoor, de Hert en Peuskens (2007) gehanteerd:
14
Stigma als sociologisch fenomeen kan gedefinieerd worden als een merkteken dat een
individu of een groep enerzijds bepaalde ongewenste eigenschappen toedicht, en
anderzijds deze isoleert van de rest van de maatschappij […] Een persoon kan zwak
tot bijzonder sterk gelinkt worden aan de negatieve connotaties, en de verwerping kan
beperkt blijven of massaal zijn.
De meeste omschrijvingen van stigma gaan terug op het werk van socioloog Erving
Goffman (1963). Hij definieerde stigma als een ongewenste of beschamende
eigenschap die de status van een individu in de ogen van de gemeenschap verlaagt.
Het ontstaan van stigma omvat zowel cognitieve als gedragsmatige aspecten. Een
cognitief proces koppelt de persoon aan negatieve eigenschappen. Het gedrag dat
volgt, werkt discriminerend, en dat dwingt de gestigmatiseerde persoon tot secundair
vermijdingsgedrag. Vaak is terugtrekken uit het sociale leven een gevolg (Catthoor,
de Hert & Peuskens, 2003).
Het concept stigma is gebaseerd op de sociologische labelling theory. Hiervan
bestaan twee versies. De eerste versie is van Scheff (1966). Deze labelling-theorie is
ontstaan vanuit de overtuiging dat het hoofdzakelijke probleem bij het omgaan met
psychiatrische zieken het labellen is. Dit legt hij uit aan de hand van het volgende
voorbeeld: Een persoon kan door een opname de status ‘psychisch ziek’ verwerken.
Door de reacties van anderen wordt de patiënt geplaatst in de rol van psychiatrisch
patiënt. De identiteit die hij hierdoor verkrijgt en zich aanmeet, is volledig gebaseerd
op de rol die hem door de maatschappij is opgelegd, en leidt tot een stabiele
psychiatrische stoornis. Wanneer de patiënt niet ‘gelabeld’ wordt, zal het afwijkende
gedrag dat hij vertoont als voorbijgaan beschouwd worden. Deze vorm van stigma,
dat wil zeggen door middel van het labellen van psychiatrische patiënten door de
samenleving wordt ook wel public stigma genoemd (de Goei Plooy & Weeghel,
2006).
De tweede versie wordt de aangepaste benadering van de labelling-theorie genoemd.
Deze is opgesteld door Link, Struening en Shrout (1989). Volgens hun theorie kunnen
er schadelijke effecten van stigmatisering optreden omdat iedereen in de samenleving
de negatieve maatschappelijk beelden over psychiatrische patiënten als kind al heeft
verinnerlijkt. Dat geldt dus ook voor een persoon die op een gegeven moment zelf
15
psychisch ziek wordt. De Goei, Plooy en Weeghel (2006) noemen dit ook wel
zelfstigma. Het kan bestaande psychische problemen verergeren en ertoe leiden dat
mensen in zichzelf keren en zich terugtrekken uit de sociale omgeving. Het public
stigma beïnvloed het zelf stigma en andersom. Zo ontstaat er een vicieuze cirkel.
Mensen met schizofrenie gaan door de vicieuze cirkel van public-stigma en zelf-
stigma, geloven wat het publiek en de media over hen zeggen en gaan zich ernaar
gedragen. Zo zorgt de diagnose schizofrenie ervoor dat iemand een sociale rol krijgt
opgelegd door de omgeving: iemand die de psychische aandoening schizofrenie heeft,
wordt een schizofreen:
De diagnose schizofrenie heb ik ervaren als afgeschreven worden [..] Door de
diagnose was ik niet langer een persoon met een ziekte maar werd ik mijn ziekte. Ik
ging leven naar het beeld dat anderen van die ziekte hebben. Ik verruilde mijn
toekomst voor een toekomst die in dat plaatje past. Veel meer dan de klachten die ik
had, werd het de diagnose die bepalend was voor mijn leven.
Uit: van Belleghem, 2004
2.2.2 Stigma’s en stereotyperingen van schizofrenie
Vooroordelen maken het moeilijker voor patiënten om werk te vinden en te behouden,
toegang te krijgen tot voorzieningen, woonruimte te vinden en relaties aan te gaan.
Stigmatisering belemmert daarmee de maatschappelijke integratie en rehabilitatie. Het
beleid van zorg en overheid om mensen met schizofrenie terug te laten keren naar de
samenleving wordt door stigma ondermijnd. (de Goei, Plooy & van Weeghel, 2006).
Volgens Satorius (1999) is een oorzaak van de toename van intolerantie tegenover
psychiatrische patiënten een toenemende urbanisatie van de maatschappij. In een stad
is iedereen een vreemde voor elkaar. Dit verhoogt het angst niveau en het streven naar
sociale wenselijkheid. In een dorp worden menen met afwijkend gedrag opgevangen
door een sociaal netwerk wat als controleorgaan fungeert.
Onvoorspelbaar, onbekwaam en gevaarlijk: dat zijn de meest voorkomende en
hardnekkigste vooroordelen over mensen met een psychiatrische aandoening (Penn en
al. 1994, Nugter & Dijker, 2004). Stigmatisering van individuen met psychische
problemen is een universeel fenomeen en heeft destructieve consequenties. Zowel de
16
patiënten als hun familieleden leiden aan verminderd zelfrespect en interpersoonlijke
familiebanden worden beschadigd (Boke et al. 2007). De patiënt heeft moeite met het
aangaan en onderhouden van sociale relaties en uitsluitsel van de samenleving is
onvermijdelijk. Dit maakt de kans op het vinden van een baan nihil.
Van alle psychische aandoeningen heeft schizofrenie het meest te maken met
hardnekkige stigma’s en stereotyperingen. Recente studies naar stigmatiserende
opvattingen over schizofrenie hebben uitgewezen dat onvoorspelbaarheid, gevaar en
incompetentie het hoogst scoren op de lijst van aangenomen eigenschappen (de Goei,
Plooy & van Weegh’ol06 en Hayward & Bright, 1997). Link et al. (1999)
bestudeerden de concepten die de bevolking hanteert over psychische zieken en
constateerden dat mensen met psychiatrische aandoeningen als veel gevaarlijker
worden beschouwd dan ze in werkelijkheid zijn. Volgens Monahan (1992) is het
risico op geweld zeer gescheiden in vergelijking met risicofactoren als leeftijd,
geslacht, een verleden met geweld, sociaaleconomische status en opleidingsniveau.
Als geweld bij de aandoening voorkomt hangt dit nauw samen met drugsverslaving of
de aanwezigheid van acute symptomen (psychoses) en de sociale context.
Een ander bekend vooroordeel van psychische aandoeningen in het algemeen is dat
zij gedeeltelijk zelf geïnduceerd zijn. Daarmee wordt bedoeld dat mensen met een
psychische aandoening gedeeltelijk zelf verantwoordelijk zijn voor hun psychische
toestand (Hayward & Bright, 1997). Volgens de Kraepeliniaanse theorie, die in het
onderzoek van Catthoor, de Hert en Peuskens (2003) wordt aangehaald, is
schizofrenie een degeneratieve aandoening die niet reageert op interventies uit de
omgeving. Dit heeft de basis gelegd voor het idee van psychisch zieken en gezonde
individuen als aparte entiteiten. Met andere woorden, negatieve houdingen hangen
nauw samen met de opvattingen dat schizofrenie beheersbaar is en dat mensen met
schizofrenie dus zelf verantwoordelijk zijn voor afwijkend gedrag. Volgens de Goei,
Plooy en Weeghel (2006) hebben mensen een positieve houding ten opzichte van de
aandoening wanneer de psychosociale achtergrond bekend is en zijn mensen minder
snel geneigd de persoon met schizofrenie als gevaarlijk en onvoorspelbaar te
beschouwen. Daarmee kan gesteld worden dat wanneer mensen op de hoogte zijn van
de achtergrondkenmerken van de aandoening zij er minder negatief tegenover staan.
17
Eens gek, altijd gek is een bekende mythe als het gaat om schizofrenie (Boke et al.
2007). Onderzoek wijst uit dat veel mensen met schizofrenie aanmerkelijk kunnen
herstellen en in staat zijn een zinvol en vruchtbaar leven te leiden. Het verloop van
schizofrenie varieert van blijvende ernstige beperkingen tot gedeeltelijk of goed
herstel. Schizofrenie is niet volledig te genezen in die zin dat de kwetsbaarheid steeds
blijft bestaan, maar ze kan wel behandeld worden (Byrne, 2001). Men kan immers de
symptomen bestrijden en de patiënt en zijn omgeving leren omgaan met de ziekte.
Mensen die behandeld worden aan schizofrenie kunnen vaak wel zelfstandig
functioneren, werken en een relatie hebben (De Goei, Plooy & Weeghel, 2006).
Echter, deze rehabilitatieprogramma’s, gericht op maatschappelijke integratie van
mensen met schizofrenie, worden gefrustreerd door het gebrek aan acceptatie van
mensen in de samenleving die grotendeels veroorzaakt wordt door stigmatisering
(Grinfeld, 1998).
Het aanbieden van informatie aan de bevolking kan de misvattingen over het
gevaarlijke karakter van schizofreniepatiënten en hun onvermogen om te
communiceren, nuanceren (Wolff, Pathara & Craig 1996). Volgens het onderzoek van
Lee (2002) blijkt dat een negatieve houding en stigmatisering wordt veroorzaakt door
een gebrek aan kennis. Ook zijn aandoeningen als schizofrenie moeilijker voor
buitenstaanders te begrijpen en daardoor meer beangstigend. Volgens onderzoek van
Catthoor, de Hert en Peuskens (2003) en Wolff, Pathara en Craig (1996) kan
duidelijke en heldere informatie bijdragen aan een positiever beeld van de
aandoening. Volgens Francis et al. (2004) moet het artikel ook informatie of
contactgegevens bieden van hulpdiensten en doorverwijzingen naar instanties uit de
geestelijke gezondheidszorg. Volgens onderzoek van Boke et al. (2007) en Wolff,
Pathara en Craig (1996) kunnen mensen een positiever beeld van
schizofreniepatiënten ontwikkelen wanneer zij zo normaal mogelijk worden neergezet
in de media. Dit houdt in dat ook persoonlijke kenmerken, interpersoonlijke relaties
en karaktereigenschappen worden genoemd in de artikelen.
Samengevat kunnen factoren als kenmerken en behandelmogelijkheden, het noemen
van mogelijk herstel en achtergrondinformatie over de persoon met schizofrenie
bijdragen aan een positiever en minder beangstigend beeld van de aandoening.
18
2.3 De invloed van de media
Het merendeel van onze kennis komt niet voort uit persoonlijke ervaringen maar juist
van verhalen uit onze omgeving. Vroeger was dat je familie, religieuze instanties,
scholen en gerenommeerde mensen uit de omgeving. Nu is dat de media (Arnold &
Weinerth, 2001). De massamedia heeft een grote invloed op de beelden die mensen
vormen van een persoon, groep of kwestie. Volgens de Boer & Brennecke (2003)
bepalen de media niet alleen hoe mensen over dingen denken, maar ook over welke
onderwerpen zij nadenken. Zoals van den Breemer (2010) in haar masterscriptie
aanhaalt sluit dit aan bij de agenda setting theorie. De perceptie van wat belangrijk is
wordt bij het publiek bepaald door de aandacht die de journalistiek aan bepaalde
onderwerpen geeft (de Boer & Brennecke, 2003). Wanneer de media een bepaald
onderwerp in een negatief daglicht ‘framed’ werkt dat discriminatie en vooroordelen
op. Of het met opzet is of niet, kranten kunnen daarom een bijdragen leveren aan het
(voort)bestaan van stigma’s van schizofrenie (Boke et al. 2007). Zoals al in de
inleiding werd aangehaald is de attitude van de media een sterk bepalende factor voor
de beeldvorming van schizofrenie.
Hoewel de media kan functioneren als waardevolle bron voor het correct informeren
van de samenleving over psychiatrische ziektes blijkt het in de praktijk niet altijd het
geval. Uit onderzoek van Rukavina et al. (2010) komt naar voren dat de media
vandaag de dag vaak misleidende en verkeerde informatie verspreiden die in feite
leiden tot het de verdere stigmatisering van schizofrenie. Een mogelijke oorzaak kan
zijn dat (hoofd)redacteuren de neiging hebben markttrends te volgen. Dat wil zeggen
dat zij eerder voor spannende en sensationele onderwerpen kiezen omdat de
verkoopcijfers van de krant dan omhoog schieten. (Boke et al. 2007). Volgens de
Goei, Plooy en van Weeghel (2006) geven kranten, televisie en films een vertekend
beeld van mensen met psychische aandoeningen: zij worden vaak als gevaarlijke gek
of als aandoenlijke gestoorde geportretteerd.
19
2.4 Recentelijk buitenlands onderzoek Omdat er meer buitenlands onderzoek is gedaan naar de beeldvorming door de media
van psychische aandoeningen en/of specifiek naar schizofrenie is het de moeite waard
deze aan te halen in dit onderzoek. Het waarnemingsinstrument is gedeeltelijk
opgebouwd uit de theorieën en resultaten uit ander onderzoek.
In Nederland is er nog weinig bekend op het gebied van stigmatisering, maar in het
buitenland, met name in de Angelsaksische landen en Duitsland, is het onderzoek op
dit terrein omvangrijk (de Goei, Plooy & van Weeghel, 2006). Volgens het onderzoek
van Lee (2002) blijkt dat ondanks wetenschappelijk bewijs mensen met psychische
aandoeningen door de media worden neergezet als gevaarlijke en onberekenbare
tikkende tijdbommen die elk moment kunnen exploderen. Aan de andere kant,
wanneer de media op een correcte manier omgaat met de informatie kunnen zij juist
een positieve werking hebben op het beeld van schizofrenie (Lee, 2002).
Henson et al. (2010) deden onderzoek naar het beeld in de Australische media van
mensen met psychische aandoeningen. Het onderzoek wijst uit dat de beeldvorming
in Australische nieuwsmedia helemaal niet zo negatief is als de meeste onderzoeken
tot nu toe hebben uitgewezen. Wel benadrukken de onderzoekers het belang van
uitgebreide informatie over psychische aandoeningen, ook in nieuwsberichten, om
negatieve beeldvorming te voorkomen. De onderzoekers stelden een tabel op aan de
hand van verschillende coderingen om na te gaan of het item positief, neutraal,
negatief of iets van beide had. Deze tabel is ook opgenomen in het
waarnemingsinstrument als controlevraag.
20
Codering Uitleg inhoud artikel
Positief Burgers of prominente personen die met
de aandoening normaal functioneren in
de samenleving.
Neutraal Wetenschappelijke bevindingen; items
die gaan over ontdekkingen, medicijnen,
nieuwe behandelmethodes. Of artikelen
die gaan over slechte behandeling
patiënten door instellingen, overheid of
anderen.
Negatief Als blijkt uit het artikel dat mensen met
psychische aandoeningen bizar,
gevaarlijk, ongecontroleerd en
onvoorspelbaar zijn (Schizofrenie bevat
dezelfde stereotyperingen). Wij versus
Zij gevoel.
Gemengd Items die meerdere coderingen bevatten.
Tabel 1: Henson et al. 2010
Er zijn een aantal onderzoeken gedaan naar het metaforisch gebruik van het woord
schizofrenie. Dit wil zeggen dat het begrip niet in relatie tot de aandoening wordt
genoemd maar als metafoor om een bepaalde situatie, gebeurtenis of persoon aan te
duiden. Volgens het onderzoek van Duckworth et al. (2003) wordt in 28% van hun
onderzoeksmateriaal (510 van de 1802 artikelen) het woord metaforisch gebruikt.
Zo’n soort gebruik stimuleert de stigmatisering van mensen met schizofrenie. Het
onderzoek citeert een quote van Mark Twain:
“Difference between getting a word right and almost right is like the difference
between lightning and a lightning bug. Getting the word “schizophrenia” almost
right facilitates social unacceptability, contributing to a reluctance on the part of
persons with schizophrenia to seek help for the condition.”
21
Boke et al. (2007) deden ook onderzoek naar het gebruik van het woord schizofrenie.
De conclusie is dat het woord significant vaak misbruikt wordt. Dat wil zeggen dat in
bijna 50% van de gevallen het woord schizofrenie metaforisch wordt gebruikt. Uit dat
onderzoek blijkt ook dat wanneer een tekst gaat over schizofrenie dit in bijna alle
gevallen gepaard gaat met geweld of onjuiste informatie. Tot slot benadrukken de
onderzoekers het effect van positieve berichten over schizofrenie. Deze hebben direct
effect op de attitudes van het publiek.
Volgens onderzoek van Nawkova et al. (2011) blijkt dat een groot deel van de
krantenberichten duiden op een direct verband tussen de aandoening en agressief
gedrag. Zij concluderen dat het beeld dat de media uitdraagt de attitude jegens
schizofrenie negatief beïnvloedt.
Tot slot nog dit:
Volgens het Lexicon, International Media Guide for Mental Health (2008) kan de
vorm van het woord schizofrenie cruciaal zijn voor de beeldvorming van de
aandoening. Uit een enquête van de World Psychiatric Association in 2004 over
schizofrenie werd duidelijk dat er bij het merendeel van de Amerikaanse samenleving
nog maar weinig tot niets bekend was over de aandoening afgezien van een aantal
stereotypes als gevaarlijk en onvoorspelbaar.
22
Hoofdstuk 3 Onderzoeksmethode
In dit hoofdstuk zal worden beschreven hoe het empirisch onderzoek is opgesteld en
uitgevoerd. De inhoudsanalyse zal worden toegelicht en het onderzoeksmateriaal en
de daarbij behorende selectiecriteria en onderzoeksperiode worden genoemd. Tot slot
zal het definitieve waarnemingsinstrument worden gepresenteerd. Met dit
onderzoeksinstrument wordt het onderzoeksmateriaal geanalyseerd.
3.1 Inhoudsanalyse
Tijdens een onderzoek worden bepaalde methoden gebruikt om tot berekeningen en
conclusies te komen. Deze methoden zijn grofweg te onderscheiden in twee
categorieën. Namelijk dataverzamelingsmethoden en data-analysemethoden. De
eerste categorie slaat op het vergaren van onderzoeksinformatie. De tweede categorie
omvat het analyseren van inhouden van documenten en symbolisch materiaal zoals
teksten, films en tekeningen. Deze methode wordt ook wel de inhoudsanalyse
genoemd (Kerlinger 1986). Volgens Kerlinger (1986) is de inhoudsanalyse een
methode om communicatie op een systematische, objectieve en kwantificeerbare
manier te analyseren met als doel om variabelen te meten. Of zoals Denscombe
(2007) het duidelijk verwoordt:
“Content analysis has the potential to disclose many ‘hidden’ aspects of what is being
communicated through the written text.”
Op het gebied van massacommunicatie onderzoek is inhoudsanalyse de snelst
groeiende techniek van de afgelopen 20 jaar ( Rukavina et al. 2011). Dit onderzoek
maakt gebruikt van zowel kwantitatieve als kwalitatieve inhoudsanalyse. De
kwantitatieve inhoudsanalyse is bedoeld voor het analyseren van de numerieke
gegevens zoals aantallen, omvang en waargenomen verschijnselen in de tekst. Deze
methode gaat bijvoorbeeld na hoe vaak iets voorkomt in de berichtgeving. Bij de
kwalitatieve inhoudsanalyse staat het interpreteren van het taalgebruik en de inhoud
centraal. Hier ligt de focus op het belang van de inhoud in de context. Bepaalde
vragen die in het waarnemingsinstrument zijn opgenomen vallen onder de
kwantitatieve inhoudsanalyse en bepaalde vragen vallen onder de kwalitatieve
23
inhoudsanalyse. Met het waarnemingsinstrument, wat speciaal is ontwikkeld om te
artikelen te analyseren, is het mogelijk om op navolgbare wijze gegevens te
onttrekken aan het te onderzoeken mediamateriaal.
3.2 Onderzoeksmateriaal & onderzoeksperiode
Deze scriptie richt zich op artikelen die betrekking hebben op schizofrenie gekozen
uit twee landelijke dagbladen en twee regionale dagbladen. Bij het selecteren van de
kranten is er rekening gehouden met zo veel mogelijk diversiteit om een
representatief beeld te krijgen. De kranten zijn afkomstig uit verschillende
uitgeverijen en er is rekening gehouden met de doelgroep van de krant. Ten eerste is
er gekozen om de Telegraaf te analyseren. De Telegraaf wordt uitgegeven door de
Telegraaf Media Groep en staat bekend als een sensationele en populaire krant. Het
NRC Handelsblad is gekozen als tweede landelijke krant. Deze krant wordt
uitgegeven door de Persgroep Nederland en staat bekend als een kwaliteitskrant. Wat
de regionale kranten betreft is er gekozen voor het Leidsch Dagblad. Deze krant
wordt ook uitgegeven door de Telegraaf Media Groep maar is interessant gezien deze
krant ook in Alphen aan den Rijn wordt uitgegeven. Zoals al in de inleiding kort werd
aangehaald, de stad waar Tristan van der Vlis, die aan schizofrenie leed, zes mensen
in winkelcentrum de Ridderhof vermoordde voordat hij zelfmoord pleegde. Te
verwachten valt dat de berichtgeving van het Leidsch Dagblad afwijkt van de andere
drie kranten. Tot slot worden artikelen van het Eindhovens dagblad geanalyseerd.
Deze regionale krant wordt uitgegeven door Wegener.
Via het online database van LexisNexis Academic, een tekstarchief van de
Nederlandse en buitenlandse dagbladen, tijdschriften, wetgeving en rechtszaken is er
gezocht naar het onderzoeksmateriaal. Voor het selecteren van de artikelen uit de vier
kranten is er in LexisNexis Academic gezocht op de volgende zoekterm: Schizofre!.
Door een uitroepteken achter de -e- te plaatsen zoekt de zoekmachine automatisch op
alle mogelijke varianten van het woord schizofrenie; schizofrene, schizofrenie,
schizofreen, schizofreniepatiënt(en). Daarnaast is er nog gezocht op woorden als
schizotypische en schizo.
De onderzoeksperiode beslaat de afgelopen zes maanden. Het eerste bericht dat wordt
geanalyseerd is gepubliceerd op 15 juni door het Eindhovens Dagblad. Het laatste
24
bericht dat wordt geanalyseerd is gepubliceerd door het NRC Handelsblad op 14
december. Met de zoekmachine van LexisNexis Academic is binnen bovengenoemde
periode gezocht naar artikelen die het woord schizofrenie bevatten of een variant
daarvan. Bovengenoemde selectiecriteria leverden in totaal 106 artikelen op. Het NRC
Handelsblad publiceerde 46 artikelen waar de psychische aandoening in voorkomt.
De Telegraaf publiceerde 21 artikelen. Het Eindhovens Dagblad publiceerde 25
artikelen waar schizofrenie in voorkomt en het Leidsch Dagblad publiceerde 14
artikelen. Vervolgens zijn alle artikelen geanalyseerd aan de hand van het opgestelde
waarnemingsinstrument dat in de volgende paragraaf wordt uitgelegd.
3.3 Waarnemingsinstrument
Zoals al kort besproken aan het begin van dit hoofdstuk zal met het
waarnemingsinstrument het onderzoeksmateriaal op een navolgbare wijze worden
geanalyseerd. Volgens Pleijter (2007) gaat het bij het ontwikkelen van een
waarnemingsinstrument, net zoals bij de inhoudsanalyse, om op navolgbare wijze
gegevens te onttrekken aan het te onderzoeken mediamateriaal. Het
waarnemingsinstrument is een instrument van de inhoudsanalyse. De
krantenberichten kunnen door het gebruik van zo’n instrument systematisch gelezen
worden.
Aan de hand van de centrale vraagstelling en de daarbij behorende deelvragen is een
theoretisch kader ontwikkeld en recentelijk onderzoek binnen ditzelfde onderwerp
bekeken. Beide hebben als basis gediend voor het opstellen van het
waarnemingsinstrument. Door de artikel aan de hand van dit opgestelde
waarnemingsinstrument te analyseren kan er een duidelijk en realistisch overzicht
ontstaan van het beeld dat de Nederlandse geschreven media schetst van de
psychische aandoening schizofrenie.
Het waarnemingsinstrument is aan de hand van de volgende aandachtspunten
opgesteld:
1) De betekenis van het woordgebruik (metaforisch of direct gerelateerd aan de
aandoening) en welke rol de aandoening in het artikel speelt (specifiek en
zijdelings).
25
2) Woordkeuze om de aandoening of de persoon me schizofrenie te vermelden.
Is deze objectief of subjectief? Subjectieve woordkeuzes worden gekoppeld
aan negatieve percepties van de aandoening.
3) Welke stigmatiserende associaties komen in het bericht voor? Aan de hand
van wetenschappelijk onderzoek naar stigma’s en schizofrenie is er gekeken
wat de voornaamste stigma’s van de psychische aandoening zijn. Deze zijn
verwerkt in verschillende vragen. Ook is het PICMIN instrument,
ontwikkeld door Rukavina et al. (2011) in het waarnemingsinstrument
verwerkt.
4) De populaire cultuur en schizofrenie; hoe vaak wordt de aandoening
gekoppeld aan een film, muziek, boek of bekend persoon?
5) Wordt er in het artikel aanvullende en/of juiste achtergrond informatie
gegeven? Wanneer het publiek goed wordt ingelicht over schizofrenie kan dit
een positieve uitwerking hebben op de houding jegens de psychische
aandoening.
6) Het algemene oordeel van het artikel gebaseerd op onderzoek van Henson et
al. (2010).
Bovenstaande aandachtspunten hebben geleid tot het opstellen van het
waarnemingsinstrument zoals is terug te vinden in de bijlage van dit onderzoek.
Volgens Pleijter (2007) komt het regelmatig voor, gezien de begrippen waarvan de
onderzoeker aan het begin van zijn of haar onderzoek enkel een oppervlakkig idee
over heeft, dat het instrument tijdens het onderzoek regelmatig wordt aangepast.
Tijdens de daadwerkelijke analyse is het waarnemingsinstrument op kleine punten
aangepast en uitgebreid met begrippen die voorkwamen in het onderzoeksmateriaal.
De analyse is twee keer uitgevoerd voor een extra betrouwbaar resultaat. Omdat het
waarnemingsinstrument gaande weg nog wordt aangepast aan de hand van het
mediamateriaal kunnen er na de tweede analyse wellicht nieuwe observaties
uitkomen.
De artikelen zijn ten eerste onderverdeeld in drie hoofdcategorieën op basis van de rol
of betekenis die de psychische aandoening heeft in het artikel. De eerste categorie is
de metaforische. Artikelen waar schizofrenie als beeldspraak wordt genoemd vallen
26
hieronder. Dan zijn er artikelen waar de aandoening slechts zijdelings wordt
genoemd. Een voorbeeld is wanneer de aandoening in een rijtje met andere
psychische aandoeningen, als het ware als opsomming, wordt genoemd. Dan is er tot
slot de meest uitgebreide categorie; de specifieke. Hier vallen artikelen onder waar
schizofrenie een belangrijke rol speelt of het centrale onderwerp is van het artikel.
Wanneer een persoon met schizofrenie centraal staat wordt deze ook als zodanig
gecodeerd.
27
Waarnemingsinstrument Overzicht
Analytische Categorie
Identificeerbare Categorie
Metaforische Categorie
Zijdelingse Categorie
Specifieke Categorie
V.1
V.2
V.3
V.5
V.4
V.6
V.7
V.8
V.1
V.2
V.3
V.4
V.5
V.6
V.7
V.8
V.1 V.2
V.3 V.4
V.5 V.6
V.7 V.8
V.9 V.10
V.11 V.12
V.13 V.14
V.15 V.16
CV. 1
CV. 2
28
Hoofdstuk 4. Resultaten In dit hoofdstuk zullen de resultaten van het onderzoek uitvoerig worden besproken.
Dit zal gedaan worden aan de hand van geschreven tekst, grafieken,
cirkeldiagrammen en tabellen. De deelvragen worden behandeld en er zal worden
ingegaan op specifieke gevallen van uitkomsten. Ook zullen tussentijdse
constateringen worden besproken. De percentages die worden genoemd zijn in alle
gevallen naar boven afgerond.
4.1 Analytische uitkomsten
Voor dit onderzoek zijn 106 artikelen geanalyseerd, afkomstig uit de dagbladen
Eindhovens Dagblad, Leidsch Dagblad, het NRC Handelsblad en de Telegraaf. De
onderzoeksperiode bedraagt zes maanden en de verdeling van categorieën verschilt
met in de metaforische categorie 14 artikelen, in de zijdelingse categorie 40 artikelen
en in de specifieke categorie 52 artikelen.
Schizofrenie komt het meeste voor in artikelen van Het NRC Handelsblad (46). Het
Leidsch Dagblad (14) gaf de minste aandacht aan schizofrenie. Dit is opvallend omdat
het Leidsch Dagblad de regionale krant is die geografisch gezien het dichts bij de
Alphen aan den Rijn schietingen ligt. Daarentegen heeft het Leidsch Dagblad in
verhouding de meeste artikelen die in de metaforische categorie vallen (36%). De
Telegraaf en het Eindhovens Dagblad publiceerde ongeveer evenveel artikelen
(respectievelijk 21 en 25) waar de aandoening in werd genoemd. In alle kranten
behalve het NRC Handelsblad waren de artikelen waar schizofrenie in voorkwam
voor het grootste deel te plaatsen in de specifieke categorie.
In de tabel hieronder is de hoeveelheid en type artikelen weergegeven1:
Krant Metaforisch Zijdelings Specifiek Totaal
Eindhovens Dagblad 3 (21%) 10 (25%) 12 (23%) 25 (24%)
Leidsch Dagblad 5 (36%) 2 (5%) 7 (14%) 14 (13%)
NRC Handelsblad 4 (29%) 22 (55%) 20 (38%) 46 (43%)
Telegraaf 2 (14%) 6 (15%) 13 (25%) 21 (20%)
Totaal 14 (13%) 40 (37%) 52 (49%) 106 (100%)
1 De percentages zijn naar boven afgerond.
29
4.2 De metaforische categorie
In de volgende paragraaf zal de metaforische categorie worden uitgelicht en de
daarbij behorende deelvragen. In deze categorie is gekeken naar het gebruik van het
woord ‘schizofrenie’ als beeldspraak. De term refereert dan niet direct naar de
aandoening maar wordt als synoniem gebruikt voor de gespletenheid van iets, iemand
of een situatie.
Van de 106 geanalyseerde artikelen zijn 92 artikelen, oftewel 87%, direct gerelateerd
aan de aandoening. In veertien artikelen, oftewel dertien procent, wordt schizofrenie
gebruikt als beeldspraak. In verhouding bevat het Leidsch Dagblad de meeste
artikelen (36%) waarin de aandoening metaforisch wordt gebruikt. Gevolgd door het
NRC Handelsblad met 19%. In het Eindhovens Dagblad is twaalf procent van de
artikelen te plaatsen in de metaforische categorie en de Telegraaf bevat de minste
artikelen waar de aandoening metaforisch wordt gebruikt (tien procent).
Zoals in deelvraag één van de metaforische categorie is geformuleerd, is er in dit
onderzoek gekeken naar het type bron dat het woord ‘schizofrenie’ als beeldspraak
heeft gebruikt. In het cirkeldiagram hieronder is te zien welke beroepsgroepen het
woord schizofrenie of een variant daarvan als beeldspraak gebruiken. Het gaat hierbij
om het totaal van de vier dagbladen:
Voor het grootste deel wordt de term metaforisch gebruikt door journalisten die de
artikelen schrijven. Daarnaast wordt schizofrenie als beeldspraak gebruikt door
wetenschappers (historici), politici en voor een klein deel door auteurs van medische
30
boeken. Veertien procent valt in de overige categorie. Hierbij kan gedacht worden aan
andere type beroepsgroepen. In deze gevallen gaat het om een boswachter of student.
Wanneer schizofrenie metaforisch wordt gebruikt refereert het in alle gevallen naar de
gespletenheid van een bepaald iets of iemand. In 43%2 van de gevallen refereert het
metafoor naar een ‘gespleten’ houding van een persoon of de samenleving. Zo staat er
in het Leidsch Dagblad van 7 oktober:
Strange mercy is haar derde soloalbum en de schoonheid van haar bijna schizofrene
verwondering over het leven uit zich bij haar in steeds betere songs.
In veertien procent van de gevallen verwijst de term naar een object of situatie. In
29% van de gevallen verwijst het metafoor naar ‘gespleten’ of dubbelzinnig gedrag
van een persoon, groep of instantie. In het artikel ‘Uitkomst van Eurotop is voor
PvdA misschien slechtst denkbare oplossing’ uit het NRC Handelsblad van 12
december staat zo’n verwijzing naar gedrag:
Volgens SP’er Irrgang is deze reactie in lijn met de “schizofrene positie” van de
PvdA. Irrgang: “hun inzet was: wij zijn vóór meer macht aan Europa maar als het er
komt, willen we verkiezingen.
Zoals in deelvraag twee van de metaforische categorie geformuleerd is er gekeken
naar het type artikel waar beeldspraak in voor komt en voor welke vorm er is
gekozen. Het gebruik van schizofrenie als beeldspraak komt merendeels voor in
interviews (36%) en nieuwsberichten (28%). Bij nieuwsberichten gaat het met name
om algemene en politiek georiënteerde nieuwsberichten. In recensies en
opiniestukken kwam het metaforisch gebruik slechts 21% voor. Te verwachten viel
dat het metaforisch gebruik hoger zou liggen in subjectieve artikelen zoals columns,
recensies en opiniestukken omdat het metaforisch gebruik van een term om iets aan te
duiden vaak de behoefte van de schrijver reflecteert zich nog sterker uit te drukken
(Boke et al. 2007). Opinie stukken en recensies vragen om sterkere meningen.
2 Het gaat hierbij om het totaal van de vier dagbladen.
31
Een metaforische referentie tot negatieve attitudes en associaties tegenover
schizofrenie (Duckworth et al. 2003). De manier waarop taal gebruikt wordt heeft
grote invloed op het onbegrip dat er in de samenleving heerst van schizofrenie.
Volgens onderzoek van Boke et al. (2007) hebben de woorden schizofreen en
schizofrene een negatief effect op de associatie die de lezer heeft met de psychische
aandoening. In het cirkeldiagram hieronder is te zien hoe de verschillende
woordkeuzes van schizofrenie, zowel objectief als subjectief, zich tot elkaar
verhouden. Hierin wordt ook duidelijk welke verschillende vormen van subjectieve
varianten voor schizofrenie zijn gebruikt. Het gaat hierbij om het totaal van de vier
dagbladen:
In slechts één van de veertien artikelen (zeven procent) wordt er gebruik gemaakt van
een objectieve woordkeuze. Onder een objectieve woordkeuze vallen; schizofrenie of
bijvoorbeeld de persoon met schizofrenie. Deze laatste is bij het metaforisch gebruik
niet van toepassing omdat er sprake is van beeldspraak. Dit objectieve gebruik
gebeurt in het NRC Handelsblad van 26 november:
Tilmans onderzoek en zijn conclusies zijn een mooi voorbeeld van de schizofrenie van
onze tijd. Terwijl de aarde de komende 20 jaren vrijwel zeker met meer dan 2 graden
Celsius opwarmt, hebben de regeringen van de rijkste landen recentelijk besloten
geen nieuw klimaatakkoord vóór 2016 te bespreken.
7%
43% 43%
7%
Woordkeuze Schizofrenie
Objectief
Schizofreen (subjectief)
Schizofrene (subjectief)
Schizofreenachtig (subjectief)
32
In het Eindhovens Dagblad, Leidsch Dagblad en de Telegraaf is het woordgebruik
100% subjectief. In 86% van de gevallen komt de variant ‘schizofreen’ of
‘schizofrene’ voor. In een artikel in het Eindhovens Dagblad wordt de variant
‘schizofreenachtig’ gebruikt in een interview met politicus Tofik Dibi.
Een wetenschappelijk aanvaard taalgebruik is van cruciaal belang voor correcte
verslaggeving en het voorkomt dat mensen gevoelens van angst opwekken en
intolerantie aanwakkert. Met de woorden ‘schizofreen’ of ‘schizofrene’ wekt de bron
het idee dat de aandoening een geheel is met de persoon. Het merendeel (57%) van
het gebruik van subjectieve vormen van het woord schizofrenie zijn citaten van
bronnen en niet gebruikt door de journalist zelf. Is de journalist daarmee
verantwoordelijk voor de negatieve beeldvorming van de lezer? Aan de ene kant heeft
een journalist verantwoordelijkheid over zijn of haar eigen artikel. Hij zou ervoor
kunnen kiezen een objectieve vorm van schizofrenie te gebruiken. Aan de andere kant
moet de journalist altijd zelf objectief zijn en heeft hij slechts een registrerende rol.
Zoals in deelvraag drie besproken zal er gekeken worden naar het verband tussen het
metaforisch gebruik en de populaire cultuur. In drie van de veertien artikelen, oftewel
21%, is er sprake van een verband tussen het metaforisch gebruik van schizofrenie en
de populaire cultuur. Dat verband zit dan in het genre muziek of film. Met andere
woorden, het woord relateert aan bijvoorbeeld een bekend personage uit een film of
muzieknummer. Zo staat er in het artikel ‘Ambitie op spitzen; Black Swan’ uit de
Telegraaf van 2 juli:
Ze wordt zo schizofreen als de zwart-witte zwaan die ze moet verbeelden en dan
liggen triomf en ondergang dicht bij elkaar.
In dit voorbeeld is de referentie naar de populaire cultuur misleidend. Het meisje in de
film Black Swan heeft namelijk een alter ego, een denkbeeldige vriendin. Dit verwijst
al snel naar een dubbele persoonlijkheid en daarmee draagt dit verband bij aan het
heersende stigma van de aandoening. In de andere artikelen heeft het niet direct deze
misleidende associatie en kan de link met de populaire cultuur juist het taboe
doorbreken.
33
4.3 De zijdelingse categorie:
In de volgende paragraaf zal de zijdelingse categorie worden uitgelicht en de
resultaten besproken. In artikelen die in de zijdelingse categorie vallen wordt de
aandoening terloops genoemd. Schizofrenie wordt bijvoorbeeld als psychische
aandoening in een opsomming vermeld, de aandoening wordt als voorbeeld genoemd
of bijvoorbeeld om een specialisme van een psychiater aan te duiden. De aandoening
staat in zo’n mate af van de inhoud van de tekst dat het een minder grote rol speelt
voor de beeldvorming van de aandoening dan bij de specifieke berichten. Bij de
analyse van deze artikelen is vooral gelet op woordkeuze, het verband tussen het
zijdelings vermelden en geweldsincidenten en de link met de populaire cultuur.
Ten eerste is er gekeken naar de verdeling van het type berichten die schizofrenie
zijdelings vermelden. Onderstaande cirkeldiagram geeft dat in percentages aan. Deze
gelden voor alle vier de dagbladen:
In de cirkeldiagram hieronder is te zien in hoeveel artikelen er is gekozen voor een
subjectieve variant van het woord schizofrenie. Zoals in het theoretisch kader staat
beschreven dragen varianten als ‘schizofrene(n)’ en ‘schizofreen’ bij aan een
negatieve associatie met de aandoening.
34
Wat opvalt is dat het aantal gebruikte subjectieve varianten bij de zijdelingse
categorie (34%) veel later ligt dan bij de metaforische categorie (93%). Dit is
aannemelijk omdat de aandoening hier vaker als opsomming of voorbeeld wordt
genoemd en bij de metaforische categorie gebruikt wordt als beeldspraak en dus als
term om een bepaalde houding of situatie aan te dikken.
In deze categorie is er gekeken naar het type bron dat gebruik maakt van objectieve
woordkeuzes en het type bron dat gebruik maakt van subjectieve woordkeuzes. In de
grafiek hieronder is deze verdeling te zien. In de ‘overige’ categorie vallen een
politici, een slachtoffer van geweld en een student. Het gaat hierbij om het totaal van
de vier dagbladen:
35
Journalisten gebruiken veruit het vaakst subjectieve varianten. In verhouding is het
niet meer dan de ‘overige’ groep omdat het daarbij gelijk is verdeeld. Omdat
journalisten een bepaalde rol in de media moeten vervullen is het voor hen
belangrijker dat het type woordgebruik correct gebeurd. Zijn zij zich bewust van het
gegeven dat bepaalde varianten van schizofrenie bijdragen aan een negatieve
associatie van de aandoening?
Zoals in deelvraag twee geformuleerd zal worden gekeken naar het aantal artikelen
dat gerelateerd is aan een geweldsincident en welke begrippen gekoppeld staan aan de
aandoening. Slechts vier van de 40 artikelen staan in relatie tot een geweldsincident.
Dit is positief omdat een bekend stigma van mensen met schizofrenie is dat zij
gevaarlijk en onvoorspelbaar zijn. Terwijl er maar een 0.0005% kans bestaat dat
iemand slachtoffer wordt van een persoon met schizofrenie die hem of haar schade
toedient of zelfs doodt (de Goei, Plooy & Weeghel, 2006). Wanneer er veel artikelen
zijn waarin geweldsincidenten worden gekoppeld aan schizofrenie kan dit nadelige
gevolgen hebben voor de beeldvorming. Te verwachten valt dat, dat percentage hoger
ligt bij de specifieke artikelen.
In het artikel ‘De dood op bezoek; Jeanna van Dijk pleegde volgens politie zelfmoord
door sprong van flat, maar is dat zo?” uit de Telegraaf van 10 december staat het
volgende:
Manische, depressief, schizofreen; van alles is er met hem aan de hand. Een
gestoorde persoon, die Jeanna een paar keer zo ernstig toetakelde, dat zij met spoed
in het ziekenhuis belandde.
In bovenstaande zin staan de woorden ‘gestoorde’ en ‘ernstig toetakelen’. Voor dit
onderzoek is gekeken naar de connotatie van gerelateerde woorden wanneer de term
schizofrenie zijdelings wordt genoemd. Zijn dit bijvoorbeeld positieve woorden als
herstel of sociale participatie. Of zijn dit, zoals in bovenstaand fragment, woorden als
gek, gestoorde, moord of geweld. Vaak is er ook sprake van neutrale woorden als
onderzoeksuitkomsten of wetenschappelijke termen. In een aantal artikelen was er
geen duidelijk verband te vinden tussen de aandoening en andere woorden. Deze zijn
als niet van toepassing gecodeerd.
36
In onderstaande grafiek is voor elke krant afzonderlijk te zien wat voor type woorden
gerelateerd worden aan de aandoening. Deze zijn zoals bovenstaand beschreven
gecodeerd.
Wat gelijk opvalt is dat er geen enkele keer positieve woorden gerelateerd worden aan
het zijdelings vermelden van de aandoening. In het merendeel van de gevallen (43%)
was er geen duidelijk verband te vinden tussen de aandoening en de daaromheen
liggende woorden. Dit komt omdat de term dan als opsomming wordt genoemd of als
functie bij een psychiater. In een aantal gevallen was dat wel duidelijk te zien. Zoals
in het Eindhovens Dagblad van 4 augustus:
Ad was na zijn detentie een tijd dakloos. Jos is schizofreen en had in zijn vorige
woonomgeving onder invloed van psychoses ‘een paar akkefietjes’.
In het artikel ‘Een slaapt, een kijkt tv en rookt, een draait muziek en danst; De
behandeling van psychiatrische patiënten in de gevangenis heeft voordelen: ze
gebruiken geen drugs en leren douchen’ van het NRC Handelsblad op 27 augustus is
er ook duidelijk een verband met negatieve woorden te zien:
In de centra verblijven hoofdzakelijk mensen met een psychotische stoornis (vaak
schizofrenie), vaak in combinatie met een verslaving en/of verstandelijke beperking.
Ongeveer de helft heeft een geweldsdelict begaan.
37
Hoe regelmatiger de woorden die gekoppeld worden aan schizofrenie negatief zijn
hoe logischer het is dat mensen die over de aandoening lezen ook een negatief beeld
krijgen.
Zoals geformuleerd in deelvraag drie wordt er gekeken naar het zijdelings vermelden
van schizofrenie in relatie tot de populaire cultuur. Volgens Rosenstock (2003) heeft
dit meestal een positieve uitwerking op denkbeelden over de aandoening. Dit omdat
het onderwerp zo bespreekbaar wordt gemaakt en er minder taboe op heerst.
Daarnaast kan het zien van een film of het leven van een boek waar de aandoening in
voorkomt een nuttige informatieve rol vervullen (Rosenstock, 2003). In een aantal
gevallen heeft de link met de populaire cultuur een minder positieve uitwerking. Dit
gebeurt wanneer de referentie naar een gewelddadig personage in een film of boek is
met een gespleten persoonlijkheid die lijdt aan schizofrenie. Dit versterkt en bevestigt
het heersende stigma van mensen met schizofrenie. Namelijk; heb hebben van
meerdere persoonlijkheden en dat deze mensen gevaarlijk zijn.
In tien procent van de artikelen die in de zijdelingse categorie vallen wordt er een link
gelegd tussen schizofrenie en de populaire cultuur. Opvallend is dat dit helemaal niet
gebeurd in het Leidsch Dagblad en de Telegraaf. In het Eindhovens Dagblad gebeurt
dit één keer. Het NRC Handelsblad publiceert vaker artikelen die in verband staan
met de populaire cultuur. In totaal zijn dat acht artikelen, oftewel 36%. Drie artikelen
refereren naar een film, drie naar een bekend persoon en twee naar een boek. In alle
gevallen is de link met de populaire cultuur positief voor het beeld dat mensen krijgen
van de aandoening. Dat wil niet zeggen dat alle personages bijvoorbeeld positief
omgaan met de aandoening maar er wordt op deze manier een taboe doorbroken door
over de aandoening te praten. Veel films en boeken spelen daarbij een informatieve
rol; zo ook het boek dat beschreven is in het volgende artikel van het NRC
Handelsblad op 14 december:
Maar als Smiley in Smiley’s People Karla verslaat op diens menselijk zwakte, liefde
voor een schizofrene dochter, is dat een droevige zege. Moreel is hij niet beter dan de
vijand: altijd de teneur van Le Carré.
Of de film in onderstaand fragment uit het NRC Handelsblad van 1 oktober:
38
De bekendste wiskundige Nobelprijswinnaar is John Nash, het schizofreen geworden
geniet dat bij een breed publiek bekend werd door de bestseller A Beautiful Mind van
Sylvia Nasar en de gelijknamige film.
Wanneer bekende personen schizofrenie hebben of wanneer daar over geschreven
wordt kan dat een positieve uitwerking hebben op het beeld wat er van de aandoening
heerst en het taboe doorbreken (Rosenstock, 2003). In een artikel uit het NRC
Handelsblad van 26 juli staat een goed voorbeeld. Het artikel is geschreven naar
aanleiding van de dood van Amy Winehouse en het borduurt voort op de theorie dat
veel beroemde personen een schizotypische persoonlijkheid3 hebben.
Mensen met een schizotypische persoonlijkheid hebben daar hun hele leven, op
terugkerende momenten, last van. “Veel schilders, dichters en musici hebben er last
van”, zegt Derksen. “Als je dan ook nog aan roem wordt blootgesteld, is het een
enorme klus om jezelf in balans te houden.” Artiesten en schrijvers hebben zelfs twee
tot drie keer meer kans op een psychose, zelfmoordpoging of stemmingsstoornis dan
personen die even succesvol zijn in het bedrijfsleven, blijft uit onderzoek van de
Kentucky University.
Bij bovengenoemde moet een kanttekening worden geplaatst. In principe gaat het hier
over het effect van de populaire media en niet van het directe effect van het
krantenbericht. Als mag worden aangenomen dat de krantenlezer weet over welke
personen of welk personage het gaat kan dat al een positief gewenst effect hebben.
3 Een schizotypische persoonlijkheid is geen schizofrenie. Het is een karaktereigenschap. Toch wordt dit bericht als zodanig gecodeerd omdat de eerst associatie toch bij de aandoening hoort.
39
4.4 De specifieke categorie
In de volgende paragraaf zal de specifieke categorie worden toegelicht en de daarbij
behorende deelvragen beantwoord. Zoals al in paragraaf 4.1 is genoemd zijn 52
artikelen, oftewel 49%, als specifiek gecodeerd. Deze specifieke artikelen zijn
uitgebreider geanalyseerd dan de artikelen uit de metaforische of zijdelingse
categorie. Naast de algemene vragen die in de metaforische en zijdelingse categorie
voorkomen is hier gelet op achtergrond en aanvullende informatie over de aandoening
en naar de relatie tussen geweldsincidenten en de context van de artikelen.
In deze paragraaf zal worden beschreven in wat voor soort artikelen de aandoening
centraal staat en zal er gekeken worden naar trends met betrekking tot de populaire
cultuur, zoals in deelvraag één is geformuleerd. In de grafiek hieronder is te zien hoe
de type specifieke berichten zijn onderverdeeld bij de verschillende kranten.
Wat opvalt is dat nieuwsberichten veruit het meeste voorkomen, namelijk van de 52
artikelen zijn 41, oftewel 79% nieuwsberichten. Dagelijks dienen zich honderden
nieuwsfeiten aan waaruit een selectie moet worden gemaakt. De meeste kranten
hanteren daarom ook een aantal selectiecriteria. Criteria die dienen om te bepalen of
iets nieuws is. Volgens Kussendrager en van der Lugt (2007) zijn dat; conflict,
actualiteit, belang voor de lezer, bekendheid en afwijking. Als men ervan uit gaat dat
iets pas nieuwswaardig is als er sprake is van een conflict, en afwijkt is het
aannemelijk dat de nieuwsberichten over schizofrenie vaak negatief zijn en gaan over
geweld en moord. Zij voldoen dan immers aan de selectiecriteria van nieuws. Dit
gegeven heeft wel negatieve gevolgen voor de beeldvorming van de aandoening.
40
In de cirkeldiagram hieronder is te zien hoe bovenstaande grafiek in percentages is
verdeeld. De percentages gelden voor alle vier de kranten:
Opvallend is dat maar twee artikelen, oftewel vier procent, uit de specifieke categorie
refereren naar de populaire cultuur. Een artikel in het Eindhovens Dagblad en een
artikel in de Telegraaf. In tegenstelling tot de andere categorieën; metaforisch (21%)
en zijdelings (tien procent) is dit lager. Dit kan verklaard worden door het feit dat in
de artikelen de aandoening of een persoon met de aandoening centraal staan en niet
een film, boek of muzieknummer.
In het volgende gedeelte zal worden gekeken naar het brongebruik in de artikelen en
wordt er, zoals geformuleerd in deelvraag 2, gekeken naar het gebruik van subjectieve
of objectieve woordkeuzes door deze bronnen. In 22 artikelen, oftewel 42%, wordt
gebruik gemaakt van subjectieve woordkeuzes. Dat wil zeggen dat woorden als
‘schizofreen’ en ‘schizofrene’ aan bod komen. Dit percentage ligt iets hoger dan bij
de zijdelingse categorie (34%). Er mag worden aangenomen dat het objectief
vermelden van de term in deze categorie belangrijk is omdat de aandoening centraal
staat. In 30 artikelen, oftewel 58%, is gebruik gemaakt van objectieve woordkeuzes.
Je kunt hierbij denken aan ‘schizofrenie’ of ‘de persoon met schizofrenie’ of
‘schizofrene patiënten’.
In onderstaande cirkeldiagram is te zien welke beroepsgroepen de bron zijn in de
verschillende artikelen. De percentages gelden voor alle vier de kranten:
41
In de tabel hieronder is te zien welke bronnen (beroepsgroepen) verantwoordelijk zijn
voor subjectieve of objectieve woordkeuzes. De resultaten gelden voor alle vier de
kranten:
Wat meteen opvalt is dat de journalisten, net zoals bij de zijdelingse categorie veruit
het vaakst de bron zijn. Echter gebruiken zij in de specifieke categorie relatief veel
vaker subjectieve termen dan de andere beroepsgroepen. Zij zijn de enige die meer
subjectieve termen noemen dan objectieve termen. Psychologen en wetenschappers
maken, zoals te verwachten, in verhouding het meest gebruik van objectieve termen.
In het artikel Rechtbank; tbs voor moord op moeder in de Telegraaf van 5 augustus
staat en voorbeeld van hoe de subjectieve woordkeuze wordt gebruikt door de
journalist:
42
De schizofrene Paul zat voor de moord al niet lekker in zijn vel, hij was alcohol- en
drugsverslaafd en hoorde stemmen. Nadat zijn vader naar Gouda was gereden om
kalmerende middelen voor zijn zoon te halen, kwam Paul op het idee om zelfmoord te
plegen.
Wanneer een bron objectieve woorden gebruikt heeft dit geen negatieve
consequenties voor de beeldvorming van de aandoening (Catthoor, de Hert &
Peuskens, 2003). Zo is te zien in het NRC Handelsblad van 14 juli:
Van der V., die al jaren leed aan paranoïde schizofrenie, begon in 2008 wapens te
verzamelen. Korpschef Jan Stikvoort erkende maandag tijdens een persconferentie
over het onderzoek naar de schietpartij, dat de informatie over Tristans gedwongen
opname in elk geval had moeten worden ‘meegewogen’ bij de verstrekking van de
wapenvergunning.
In het theoretisch kader is besproken dat het verstrekken van juiste achtergrond en/of
aanvullende informatie over de aandoening kan bijdragen aan een positief beeld dat
de lezer heeft van schizofrenie (Catthoor, de Hert en Peuskens, 2003). Zoals in
deelvraag drie geformuleerd zal worden gekeken naar de frequentie en samenstelling
waarmee dit in de artikelen gebeurd. Barrowclough et al. (1987) rapporteerde dat
familieleden of vrienden van mensen met schizofrenie die meer over de aandoening
weten aanzienlijk minder kritisch zijn ten opzichte van de patiënt. Volgens Lee (2002)
blijkt dat een negatieve houding en stigmatisering wordt veroorzaakt door een gebrek
aan kennis. Ook is het belangrijk dat informatie wordt verstrekt over de persoon met
schizofrenie. Wanneer interpersoonlijke relaties, hobby’s en karaktereigenschappen
worden gedefinieerd krijgt de lezer een menselijker beeld van de persoon met
schizofrenie (Barrowclough et al. 1987). Er is in dit onderzoek gelet op de aard van de
kenmerken die zijn genoemd. Zijn de karaktereigenschappen die worden vermeld
bijvoorbeeld positief of negatief en zijn de hobby’s van de persoon met schizofrenie
gevaarlijk of niet. Denk hierbij aan het lid zijn van de schietvereniging van Tristan
van der Vlis.
Onderstaande resultaten gelden voor het Eindhovens Dagblad. In zes artikelen,
oftewel 50%, wordt er juiste achtergrond en/of aanvullende informatie gegeven over
43
de aandoening. In vijf artikelen worden symptomen en kenmerken van de aandoening
genoemd. In slechts twee artikelen wordt informatie of gegevens van hulpdiensten
en/of instanties uit de geestelijke gezondheidszorg aangeboden en in één artikel wordt
er iets geschreven over de behandelmethodes van schizofrenie. In drie van de twaalf
artikelen wordt de vorm van schizofrenie genoemd, in alle gevallen is dat paranoïde
schizofrenie. Volgens Francis et al. (2004) moet het artikel ook informatie en/of
contactgegevens bieden. Dit gebeurt maar in acht procent van de gevallen. In zes
artikelen, oftewel 60%, wordt er achtergrond informatie gegeven over de persoon met
schizofrenie4. In vier artikelen is deze achtergrond informatie negatief van aard; het
gaat hierbij om het vermelden van negatieve eigenschappen (gewelddadig), psychoses
of drugsverslavingen. In twee artikelen worden positieve kenmerken en hobby’s
genoemd. Zoals in het Einhovens Dagblad van 15 november:
Het bevat interviews met patiënten die op een positieve manier met hun ziekte
omgaan. Een van de geïnterviewde is Deurnenaar Henk Dreissen. Hij zal gedichten,
columns en korte verhalen voordragen.
In het Leidsch Dagblad wordt in één van de artikelen de vorm van schizofrenie
vermeld, namelijk paranoïde schizofrenie. In twee artikelen wordt er achtergrond
informatie gegeven over de aandoening, namelijk over de symptomen en kenmerken.
In één van die artikelen wordt ook iets geschreven over de behandelmethodes van
schizofrenie. Zoals is te lezen in het Leidsch Dagblad van 12 november:
Als mensen stemmen horen die er niet zijn, wordt dat waarschijnlijk losgemaakt door
herinneringen. Dat stelt de Utrechtse neurowetenschapper Kelly Diederen. Zeventig
procent van de schizofreniepatiënten hoort wel eens stemmen, maar het komt ook
voor bij gezonde mensen. Voor driekwart van de schizofreniepatiënten werkt anti
psychotische medicatie. Voor de rest moet nog een passende behandeling gevonden
worden.
4 In twee van de artikelen was geen sprake van een bepaalde persoon met schizofrenie maar
ging het over de aandoening in het algemeen. Die worden bij de berekening niet meegeteld.
44
In vier artikelen, oftewel 67%5, wordt er achtergrond informatie gegeven over de
persoon met schizofrenie. In alle gevallen gaat het om negatieve eigenschappen zoals
gewelddadigheid, drugsverslavingen en psychoses.
In het NRC Handelsblad wordt in acht artikelen de specifieke variant van schizofrenie
genoemd. Namelijk; paranoïde schizofrenie. In 45% (negen artikelen) wordt er juiste
achtergrond en/of aanvullende informatie over de aandoening gegeven. Van de 20
artikelen in de specifieke categorie geven alle artikelen die te maken hebben met een
persoon met schizofrenie, namelijk zeventien6 (85%), achtergrond informatie over
desbetreffend persoon. In zestien artikelen, oftewel 94%, gaat het om negatieve
kenmerken, hobby’s en eigenschappen als psychoses en drugsverslaving. Zo ook in
het artikel ‘Wie wapen wil moet aantonen stabiel te zijn; Onderzoeksraad voor
Veiligheid” in het NRC Handelsblad van 29 september:
Van der V. Leed aan schizofrenie en kampte met suïcidale neigingen. In 2006 werd hij
gedwongen opgenomen in een psychiatrische kliniek. Deze informatie is niet gebruikt
bij de beoordeling van de wapenvergunningsaanvraag in 2008…..Uit het rapport van
de raad blijft dat Van der V. Voor een semiautomatisch wapen, een van de drie
wapens die hij bij de schietpartij gebruikte, geen vergunning had mogen krijgen.
In twee artikelen is de genoemde achtergrond informatie over de persoon positief. In
een van de artikelen staan daarnaast ook negatieve kenmerken beschreven.
In de Telegraaf wordt in één artikel de paranoïde variant van schizofrenie aangehaald.
In vier andere artikelen noemt de Telegraaf een nieuwe vorm die in de andere kranten
niet is terug te vinden. Namelijk: chronische schizofrenie. Dat betekent dat in 39%
van de artikelen de variant van schizofrenie wordt genoemd. Wat gelijk opvalt is dat
de Telegraaf maar in één artikel achtergrond en/of aanvullende informatie geeft over
de aandoening. In twaalf van de dertien artikel, oftewel 92%, wordt er geen
informatie verschaft. Wel worden in acht artikelen kenmerken genoemd van de
5 In één van de artikelen was geen sprake van een bepaalde persoon met schizofrenie maar ging het over de aandoening in het algemeen. Die wordt bij de berekening niet meegeteld. 6 Drie artikelen hebben niet direct iets te maken met een persoon met schizofrenie maar met bijvoorbeeld de aandoening in het algemeen.
45
persoon met schizofrenie. 100% van de informatie dat over de persoon met
schizofrenie wordt gegeven is negatief. Zo worden negatieve eigenschappen aan
Breivik toegedicht in het artikel ‘Psychoot Breivik leidt aan grootheidswanen’ in de
Telegraaf van 30 november:
Volgens de twee psychiaters die het onderzoek verrichtten, lijdt Breivik al langere tijd
aan paranoïde schizofrenie en heeft hij onder andere grootheidswanen. Zo beschouwt
Breivik zichzelf als de komende regent van Noorwegen, verlossen van het Westen en
eigent hij zich het recht toe om te beslissen wie er mag blijven leven en wie er moet
sterven.
Er moet hierbij een kanttekening worden geplaatst. Het is aannemelijk dat wanneer er
over Anders Breivik wordt bericht dit soort negatieve eigenschappen aan bod komen
omdat deze nu eenmaal gebaseerd zijn op feiten. In dit onderzoek is puur gekeken
naar de frequentie waarmee dit soort negatieve eigenschappen aan de aandoening
worden toegedicht in verhouding tot positieve eigenschappen.
In de overige vier artikelen van de Telegraaf gaat het niet specifiek over een persoon
met schizofrenie maar over de aandoening in het algemeen7.
Samenvattend vermelden achttien artikelen, oftewel 35%, de specifieke variant van de
aandoening; paranoïde of chronische schizofrenie. Met name paranoïde schizofrenie
is de meest heftige vorm van de aandoening (Duckworth et al. 2003). De ‘lichtere’
varianten van schizofrenie worden in geen enkel artikel genoemd. Dit kan verklaard
worden doordat voornamelijk paranoïde schizofrenie een variant is waarbij de
persoon zeer afwijkend gedrag vertoont en gepaard gaat met geweld en moord. De
andere varianten zijn ‘milder’ van aard en zijn daarmee, volgens Kussendrager en van
der Lugt (2007) minder nieuwswaardig. Achttien artikelen (35%) geven achtergrond
en/of aanvullende informatie over de aandoening. Dat betekent dat 65% van de
artikelen geen achtergrond informatie over de aandoening verstrekt. Bij het vermelden
van deze informatie gaat het voornamelijk om symptomen en kenmerken van de
7 In een artikel speelt een persoon met schizofrenie geen rol. Het gaat hierbij om de aandoening in het algemeen.
46
aandoening. Een enkele keer wordt de behandelmethode genoemd of gegevens van
hulpdiensten of instanties uit de geestelijke gezondheidszorg gedeeld.
In onderstaande cirkeldiagram is een overzicht te zien van de aard van de achtergrond
informatie dat over de persoon met schizofrenie wordt gegeven in het artikel. De
resultaten gelden voor alle vier de kranten en de percentages zijn alleen gebaseerd op
artikelen die te maken hebben met een persoon (35 artikelen in totaal) met
schizofrenie en dus niet gaan over de aandoening in het algemeen8.
In 78% van de artikelen wordt er wel achtergrond informatie of andere kenmerken
van de persoon met schizofrenie gegeven. Volgens Rukuvina et al., (2011) kan het
noemen van eigenschappen van de persoon met schizofrenie een positieve uitwerking
hebben op het beeld wat het publiek heeft van deze personen omdat deze dan
‘menselijker’ wordt afgeschilderd. Daarentegen als deze eigenschappen voornamelijk
negatief zijn heeft dit weer een negatieve uitwerking op de perceptie van het publiek.
Van alle artikelen waarin er achtergrond informatie wordt gegeven (35) is 89%
negatief.
Uit onderzoek blijkt dat mensen met schizofrenie aanmerkelijk kunnen herstellen en
zelfs in staat zijn om een zinvol en vruchtbaar leven te leiden (Goei, Plooy &
Weeghel, 2006). Mensen met schizofrenie kunnen redelijk tot goed zelfstandig
functioneren (Boke et al. 2007). Deze gegevens, zo is gebleken uit onderzoek, zijn
vaak niet algemeen bekend. Mensen denken voornamelijk dat schizofreniepatiënten
ten alle tijden onder toezicht staan of opgesloten zitten in een psychiatrische instelling
8 Dit zijn namelijk 7 artikelen.
47
en er weinig tot geen behandelingsmogelijkheden zijn. Wanneer individuen op de
hoogte worden gesteld van patiënten die redelijk tot goed zelfstandig kunnen leven
kan stigmatisering verminderd worden (Penn et al. 1994). Zoals geformuleerd in
deelvraag vier zal worden gekeken in hoeverre dit naar voren komt in de artikelen.
Hoe en op welke manier wordt er geschreven over mogelijke behandelingen en
herstel van patiënten met schizofrenie? De uitkomsten kunnen laten zien in hoeverre
het stigma ‘onbekwaam’ in de artikelen naar voren komt.
Onderstaande resultaten gelden voor zowel het Eindhovens Dagblad als het Leidsch
Daglbad samen. In vrijwel alle artikelen wordt iets geschreven over het functioneren
van de persoon met schizofrenie. In sommige artikelen worden een aantal aspecten
uitgelicht. In de meeste gevallen wordt er vermeld dat de persoon met schizofrenie in
een instelling zit of er naar zal moeten gaan (42%). Ook wordt er vaak bij vermeld dat
de persoon met de aandoening ontoerekeningsvatbaar (32%) en gevaarlijk (58%) is.
In vier artikelen, oftewel 21%, wordt duidelijk dat de persoon met schizofrenie
redelijk tot goed zelfstandig kan functioneren en dat hij of zij positief omgaat met de
aandoening. Dit laatste heeft een positieve uitwerking op de associatie die men heeft
bij de aandoening. De verhouding positieve (21%) en negatieve (79%) informatie
over het functioneren van personen met schizofrenie in de maatschappij is niet in
verhouding met de feitelijke cijfers (de Goei, Plooy & Weeghel, 2006). In het Leidsch
Dagblad van 10 december is een voorbeeld te vinden van een artikel dat een
negatieve weergave geeft van de persoon in kwestie. Uit het artikel blijkt geen kans
op mogelijk herstel of normaal functioneren van de persoon met schizofrenie:
De Haarlemse rechtbank acht Dennis medio 2010 schuldig aan moord, maar vindt
hem volledig ontoerekeningsvatbaar. Hij krijgt daarom geen straf. Deskundigen
achten de kans op herhaling groot en daarom wordt hij veroordeeld tot tbs met
dwangverpleging.
In het artikel “Niet iedereen zit op hulp te wachten” uit het Eindhovens Dagblad van
8 oktober staat een van de weinige voorbeelden van een persoon die positief met de
aandoening omgaat:
48
De 35-jarige Helmonder is schizofreen sinds zijn 18e en heeft veel en langdurige
opnames achter de rug. “Ik was de juiste persoon voor in het gekkenhuis”, lacht hij.
Hij woont nu zelfstandig met begeleiding van Fact en hoefde het laatste halfjaar nog
maar één keer opgenomen e worden. Zijn rijtjeshuis is opgeruimd en kleurrijk
ingericht, de parkietsjes in de keuken kwetteren vrolijk. “Ik vind het fijn dat ze zo
vaak komen kijken hoe het met me gaat”.
Zes keer wordt het type behandeling genoemd in de artikelen van de regionale
kranten. Het vermelden van het type behandeling kan een positieve uitwerking
hebben op de houding die de lezer tegenover de aandoening heeft. Wanneer
behandelmethodes worden vermeld wordt benadrukt dat de aandoening, in ieder geval
gedeeltelijk tot goed te genezen is (Penn et al. 1994).
Onderstaande resultaten gelden voor het NRC Handelsblad en de Telegraaf. In 26 van
de 33 artikelen, oftewel 79%, wordt iets geschreven over het mogelijk herstel of type
behandeling van de aandoening. Dit hoge percentage is te danken aan de informatie
die wordt gegeven over het functioneren van de persoon. Dit gebeurt namelijk in 21
artikelen, oftewel 81%. Dertien keer wordt er iets over een psychiatrische instelling
geschreven. De persoon met schizofrenie zit in de instelling of moet er naar toe. Dat
de persoon met schizofrenie ontoerekeningsvatbaar is wordt twaalf keer genoemd en
er wordt negen keer benadrukt dat de persoon met schizofrenie gevaarlijk is. In zeven
artikelen wordt er niks geschreven over het functioneren van de persoon met
schizofrenie. In drie artikelen stond de aandoening centraal en niet een persoon met
de aandoening. In slechts twee artikelen (negen procent) wordt benadrukt dat de
persoon met schizofrenie redelijk tot goed zelfstandig kan functioneren. In vijf van de
33 artikelen, oftewel negentien procent, wordt het type behandeling genoemd. Net
zoals beschreven bij de regionale kranten kan het vermelden van de behandeling een
positieve uitwerking hebben.
In onderstaand cirkeldiagram wordt bovenstaande informatie samengevat. Meerdere
gegevens kunnen voorkomen in één artikel.
49
De laatste deelvraag van de specifieke categorie heeft als doelstelling de laatste
stereotypen/stigma’s van schizofrenie bloot te leggen. Hiermee wordt bedoeld
bepaalde typeringen die meerdere malen in de artikelen terug keren, die mensen met
schizofrenie over één kam scheren en waarbij subjectieve termen een rol spelen. De
meest bekende stigma’s van mensen met schizofrenie zijn dat ze gevaarlijk,
onvoorspelbaar en onbekwaam zijn (Penn e.a. 1994, Nugter & Dijker 2004).
Het stigma ‘onbekwaam’ is al aan bod gekomen bij de beantwoording van deelvraag
vier. De stigma’s ‘gevaarlijk’ en ‘onvoorspelbaar’ zijn nog niet uitgebreid behandelt.
In dit onderzoek is er gelet op het aantal artikelen die indirect of direct te maken
hebben met een geweldsincident. Daarbij is ook gelet op de rol die de persoon met
schizofrenie aanneemt. Is hij of zij dader of slachtoffer van geweld? 33 artikelen,
oftewel 64%, gaan over een geweldsincident waarbij de persoon met schizofrenie
dader is. In onderstaande cirkeldiagram is in percentages te zien hoeveel artikelen te
maken hebben met een geweldsincident en hoe vaak deze refereert naar een bekende
dader. Daarbij is er onderscheid gemaakt tussen Tristan van der Vlis, Anders Breivik
en relatief onbekende personen met schizofrenie. De resultaten zijn berekend op
grond van artikelen waarbij de persoon met schizofrenie de dader is. Wanneer hij
slachtoffer is wordt deze niet tot een geweldsincident artikel gerekend omdat deze
niet bijdraagt aan stigmatisering van personen met schizofrenie; namelijk dat zij
gevaarlijk zijn.
50
In geen enkel artikel is de dader met schizofrenie een vrouw. In het Eindhovens
Dagblad hebben zeven artikelen, oftewel 58% te maken met een geweldsincident of
een vervolg daarop. In zes van de zeven artikelen is de persoon met schizofrenie de
oorzaak van het geweld9. In een artikel uit het Eindhovens Dagblad van 15 juni is de
persoon met schizofrenie slachtoffer van geweld. Dit is ook meteen het enige artikel
gerelateerd aan een geweldsincident in het Eindhovens Dagblad waarbij de persoon
geen dader is:
Hun jongste zoon (toen 31) en mijn broer waren vermoord en met cement overgoten
gevonden in het Henry Dunantpark. Roel was schizofreen, hoorde stemmen en
verkeerde vaak in psychoses. Roel werd het slachtoffer van zijn buren. Twee op drift
geraakte tien jaar jongere mannen.
In vijf artikelen vermoord de dader zijn slachtoffers. In twee artikelen pleegt hij
daarna zelfmoord10. In één artikel is de persoon met schizofrenie gewelddadig.
Alle artikelen die het Leidsch Dagblad publiceerde hebben te maken met een
geweldsincident waarbij de persoon met schizofrenie de oorzaak is van het geweld.
Zo ook in het artikel “Procedure voor wapenvergunning deugt niet” in het Leidsch
Dagblad van 18 juli:
9 Twee van de zeven artikelen gaan over Tristan van der Vlis. Een artikel over Anders Breivik. 10 Deze twee artikelen gaan over Tristan van der Vlis.
51
De Alphenaar schoot op zaterdagmiddag 9 april zes mensen en zichzelf dood in
winkelcentrum De Ridderhof. Zeventien mensen raakten gewond. Uit onderzoeken
blijkt dat hij leed aan schizofrenie en psychoses had.
In vier artikelen vermoord de persoon met schizofrenie zijn slachtoffer(s) en pleegt
vervolgens zelfmoord 11 . In één artikel dood de persoon met schizofrenie zijn
slachtoffer en doet een poging tot zelfmoord en in het laatste artikel begaat de dader
een moord en vertoont agressie jegens een object.
Het NRC Handelsblad publiceerde veertien artikelen (70%) die te maken hebben met
een geweldsincident of een gevolg artikel op een geweldsincident. In alle artikelen
was de persoon met schizofrenie de dader. In twee artikelen heeft de dader zijn
slachtoffer(s) vermoord en in twaalf artikelen pleegde hij vervolgens zelfmoord12.
Tot slot zijn acht van dertien artikelen (62%) van de Telegraaf gerelateerd aan een
geweldsincident. In zeven artikelen is de persoon met schizofrenie de oorzaak van
geweld. In vijf artikelen vermoord de dader zijn slachtoffers. In twee artikelen is de
persoon met schizofrenie gewelddadig naar een ander persoon. In twee artikelen is de
persoon met schizofrenie slachtoffer van geweld13.
Van de 52 specifieke artikelen hebben 34 te maken met een direct of indirect
geweldsincident. Bij drie van de artikelen heeft de persoon met schizofrenie niets te
maken met het geweld of is zelf slachtoffer. In totaal hebben dus 60% van alle
specifieke artikelen te maken met een geweldsincident of een vervolg daarop waarbij
de persoon met schizofrenie de oorzaak is van geweld. Met een indirect
geweldsincident worden vervolg berichten op bijvoorbeeld de Alphen aan de Rijn of
Utoya schietingen bedoeld. Ook is een categorie relatief onbekende
geweldsincidenten toegevoegd. Van de 34 artikelen gaan 24 artikelen, oftewel 70%,
over een bekend geweldsincident. Respectievelijk Tristan van der Vlis (83%) of
Anders Breivik (zeventien procent). Tien artikelen (30%) gaan over een relatief
11 Alle vier de artikelen gaan over Tristan van der Vlis. 12 Alle 12 artikelen gaat over Tristan van der Vlis. De overige twee gaan over respectievelijk Anders Breivik en een onbekende dader. 13 In één artikel is de persoon met schizofrenie zowel slachtoffer als dader.
52
onbekend geweldsincident. In onderstaande grafiek is te zien hoe de artikelen zich
verhouden door de maanden heen. In het geval van dit onderzoek gaat het dus om
artikelen over de Alphen aan den Rijn schietingen met Tristan van der Vlis),
schietingen op het eiland Utoya met Anders Breivik of een relatief onbekend
geweldincident.
Er is duidelijk een piek in juli te zien. Dit komt omdat toen bekend werd dat Tristan
een wapenvergunning had gekregen terwijl justitie bekend met hem was. Het hoge
gehalte aan terugkerende berichten over Tristan van der Vlis of Anders Breivik
veroorzaakt ook een negatiever beeld omdat deze personen nou eenmaal
verantwoordelijk zijn voor gruweldaden. Wanneer alle artikelen over Tristan van der
Vlis als één type artikel worden gecodeerd heeft dit grote gevolgen voor de resultaten
van dit onderzoek. Echter is er nu niet gekozen om de artikelen samen te voegen maar
deze als aparte items te analyseren.
De eerste controlevraag is opgesteld aan de hand van de codering van Henson et al.
(2010). Er is daarbij gekeken naar het totaal beeld dat het artikel weergeeft. Deze
controlevragen zijn alleen van toepassing op de specifieke categorie omdat de
mogelijkheden die de codering aangeeft niet representatief zijn voor de metaforische
en zijdelingse categorie. De codering is als volgt opgebouwd:
53
a. Positief; burgers of prominente personen die met de aandoening normaal
functioneren in de maatschappij
b. Neutraal’; wetenschappelijke bevindingen of overheidszaken
c. Negatief; mensen met schizofrenie zijn gevaarlijk, onvoorspelbaar en
ongecontroleerd
d. Gemengd; een of meer van bovenstaande waarderingen
In onderstaande cirkeldiagrammen wordt duidelijk hoe deze waarderingen zich
onderling verhouden:
In het Eindhovens Dagblad wordt 59% van de artikelen negatief gewaardeerd.
Relatief gezien is dit nog het laagste percentages. In het NRC Handelsblad wordt 70%
negatief gewaardeerd. In het Leidsch Dagblad 86% en in de Telegraaf 92% negatief
gewaardeerd.
54
Tot slot is er door middel van het PICMIN model van Rukavina et al. (2011) gekeken
of de artikelen de-stigmatiserend, neutraal, stigmatiserend of gemengd zijn. De
bepaling daarvan is gedaan aan de hand van een aantal criteria. Met de-stigmatiserend
worden artikelen bedoeld waarin individuen met schizofrenie weer normaal
functioneren in de maatschappij en onderwerpen met betrekking tot genezing van
schizofrenie, positieve uitwerking en/of sociale activiteiten rond de psychische
aandoening. Ook hebben verhalen van individuen die openlijk praten over
schizofrenie en educatieve, informatieve feiten gebaseerd op het leren omgaan met
schizofrenie een de-stigmatiserend effect op de aandoening. Een artikel is
stigmatiserend volgens het model van Rukavina et al. (2011) wanneer het aan één van
de volgende criteria voldoet: individuen met schizofrenie worden geassocieerd met
geweld, agressie en criminaliteit, mythes en vooroordelen worden benoemd met
betrekking tot schizofrenie [gespleten persoonlijkheid, nooit meer normaal kunnen
functioneren in de maatschappij], personen met schizofrenie zijn afhankelijk van
hulp, zijn werkeloos of zitten opgesloten in een psychiatrische instelling en elk type
misbruik van de term. De neutrale artikelen bevatten informatie gebaseerd op
wetenschappelijk onderzoek. Een artikel wordt gemengd gecodeerd wanneer het
meerdere criteria uit verschillende categorieën bevat. Deze resultaten zijn een
indicatie maar geven geen gespecificeerd beeld van de artikelen. Daarom is er in dit
onderzoek voor gekozen dit model als controle vraag te implementeren.
55
In het Eindhovens Dagblad worden twee artikelen als de-stigmatiserend gecodeerd en
twee als neutraal. De overige artikelen, 67%, worden als stigmatiserend gecodeerd.
Het Leidsch Dagblad publiceerde één neutraal artikel. De overige zeven artikelen
werden als stigmatiserend gecodeerd. In NRC Handelsblad is één artikel als de-
stigmatiserend gecodeerd en één artikel als gemengd. Vier artikelen zijn neutraal van
aard en de overige veertien artikelen zijn als stigmatiserend gecodeerd. De Telegraaf
heeft één neutraal artikel gepubliceerd en de andere twaalf zijn als stigmatiserend
gecodeerd.
In onderstaande cirkeldiagram is de totale codering van alle kranten te zien:
Om de vraagstelling van dit onderzoek zo volledig mogelijk te kunnen beantwoorden
worden bovengenoemde resultaten samengebracht en uitgewerkt in de conclusie.
56
Hoofdstuk 5. Reflectie
Ten aanvulling van dit onderzoek is gekozen de resultaten voor te leggen aan een
aantal journalisten. Deze resultaten zijn verwerkt in een vragenlijst van negen vragen
waar de journalisten op konden reflecteren. De antwoorden zorgen voor een
interessante dimensie aan dit onderzoek omdat de brug naar praktijk wordt geslagen.
Echter voor een representatieve uitkomst van dit onderdeel zouden meer journalisten
op de resultaten moeten reflecteren. Gezien de omvang van deze scriptie is er gekozen
voor een kleine selectie van vier journalisten. Getracht is de selectie van journalisten
zo divers mogelijk te houden maar dit was afhankelijk van de mate van respons.
Landelijke krant de Telegraaf heeft als enige dagblad niet gereageerd. De vragenlijst
en de afzonderlijke interviews zijn in de bijlage te vinden.
Wat duidelijk naar voren komt is dat de meeste journalisten zich wel bewust zijn van
het gegeven dat metaforisch gebruik geen positieve gevolgen heeft voor de
beeldvorming van de aandoening. Zij gebruiken dan ook zelden schizofrenie als
beeldspraak om iets uit te drukken. Maar wat te doen wanneer een geïnterviewde
gebruik maakt van schizofrenie als beeldspraak? De meningen zijn erover verdeeld
hoe men daarmee moet omgaan. Frank Beijen van het Leidsch Dagblad zegt daarover
het volgende:
Ik ben me er wel bewust van. Ik zou het zelf niet zo snel zo opschrijven maar ik zou
het wel overnemen als het een treffend citaat is. Wanneer ik het gevoel krijg dat de
geïnterviewde het woord verkeerd gebruikt zou ik dat wel veranderen.
Ook Peter Scholtes van het Eindhovens Dagblad laat het van de context afhangen. Hij
zou het woord ook anders omschrijven in het artikel wanneer de geïnterviewde het
woord op een verkeerde manier gebruikt. Hein van Dooren van het Eindhovens
Dagblad heeft daarover een andere mening:
Ik interview volwassen personen. Ik ben geen kindermeisje.
Coen van Zwol van het NRC Handelsblad is het duidelijk met Hein van Dooren eens:
57
Het is, zo lijkt me, heel normaal, zelfs positief dat een woord in de taal meerdere
betekenissen heeft. Zonder dat zou er geen literatuur zijn. Dus kan schizofreen een
accurate medische term zijn, en een metafoor ‘onwerkelijk’ of ‘onlogisch’ (een
schizofrenie situatie, schizofreen gedoe). Niks mis mee. Ik vind het een typisch
symptoom van moderne overgevoeligheid, die voor de personen in kwestie zelfs
lichtelijk beledigend kan zijn.
Journalist Peter Scholtes van het Eindhovens Dagblad heeft een interessante
opmerking omtrent de subjectieve en objectieve woordkeuzes van schizofrenie:
De keuze voor bepaalde varianten van schizofrenie en of dat nadelige gevolgen heeft
hangt in mijn mening helemaal af van de context waarin het woord wordt gebruikt.
Een schizofrene situatie is voor mij hetzelfde als een situatie met een dubbel gezicht.
Als het gaat om de persoon zou ik niet schrijven de schizofrene Jan Klaassen of Jan
Klaassen is een schizofreen. Wel: Jan Klaassen heeft schizofrenie of Jan Klaassen is
schizofreen. In die gevallen is het niet als subjectief gebruikt maar als feit.
Hij heeft daarmee in zekere zin gelijk. Wel noemt hij ‘dubbel gezicht’ en dat is nou
juist waar het probleem ligt. Wanneer schizofrenie als beeldspraak wordt gebruikt
doelt dit meestal op een gespleten persoonlijkheid. Hier ontstaat verwarring bij de
lezer omdat hij denkt dat mensen met schizofrenie een gespleten of dubbele
persoonlijkheid hebben. Het advies van dit onderzoek is daarom ook dat journalisten
daar absoluut rekening mee houden.
Coen van Zwol van het NRC Handelsblad geeft daarover zijn ongezouten mening:
Wat ik uit dit gedoe proef, is de typische misvatting dat je problemen uit de wereld
helpt door ze een andere naam te geven. Het probleem is, zo schijnt me toe, dat
schizofrenie ene nare ziekte is, die vaak tot zichtbaar afwijkend of bizar gedrag leidt.
Hoe dan ook, het wijkt af dus wordt het ook gebruikt als metafoor en als scheldwoord,
want zo zijn mensen.
Het is duidelijk dat journalisten er een eigen optiek op na houden. Wat zij vergeten is
dat het stigma waar bovengenoemde factoren aan bijdragen belemmerende gevolgen
58
heeft voor mensen met schizofrenie. Bepaalde aspecten mogen genuanceerd worden
en de nuchtere kijk van journalisten heeft ook zijn voordelen. Toch wordt duidelijk
dat er door middel van bijvoorbeeld anti-stigma campagnes meer bewustzijn moet
worden gecreëerd.
Alle journalisten zijn het ermee eens dat het vermelden van de aandoening in de
populaire media belangrijk is. Het maakt het onderwerp impliciet bespreekbaar en
daardoor ontstaat er meer begrip voor de aandoening. Filmjournalist Coen van Zwol
zegt daarover het volgende:
Zelf ben ik filmjournalist: er zijn prachtige, ontroerende films gemaakt over mensen
met schizofrenie – of autisme – die het begrip voor die aandoeningen en clichés
bestrijden. Dus ja, lijkt me helder.
Meer dan de helft van de journalisten vindt het lastig om in nieuwsberichten extra
informatie te vermelden. Hein van Dooren zegt daarover:
Alles is op Internet te vinden.
Peter Scholten van het Eindhovens Dagblad vreest dat veel journalisten het in de
praktijk overbodig zullen vinden maar wanneer hij erover nadenkt vindt hij een uitleg
wel op z’n plaats.
64% van de artikelen waar schizofrenie een belangrijke rol is speelt zijn gerelateerd
aan een geweldsincident. Op de vraag of journalisten bewust op zoek zouden gaan
naar een aanleiding om een keer een artikel te schrijven met een andere invalshoek
antwoorde Coen Zwol van het NRC Handelsblad:
Zo’n stuk kan geen kwaad, en wordt zo nu en dan ook wel gepubliceerd. Wellicht niet
vaak genoeg, maar een krant is geen postbus 51; we zijn er niet om positieve of
negatieve propaganda te bedrijven voor een bepaalde bevolkingsgroep….
Schizofrenie maakt een gewelddaad wellicht ‘interessanter’, maar dat geldt ook voor
andere motieven – als de geweldpleger onder invloed van drugs is of autistisch of
gewoon stink jaloers - de lezer wil weten waarom iemand iets gruwelijks doet.
59
Ook journalist Frank Beijen van het Leidsch Dagblad vindt niet dat hij diegene is die
daar iets aan kan veranderen:
Ik ga niet zomaar iets schrijven over schizofrenie. Als er iets belangrijks is gebeurd
kan ik daar wel op verder gaan. Als er bijvoorbeeld een nieuw behandelcentrum is
voor schizofreniepatiënten zou ik daar over kunnen schrijven. Hoewel het dan eerder
zou gaan over het gebouw en de behandelingen dan over de aandoening in het
algemeen.
Frank Beijen vindt wel dat er iets gedaan kan worden aan de verdeling
positieve/negatieve artikelen over schizofrenie. Hij zegt daarover het volgende:
Er kan best wel eens een portret worden gemaakt van een persoon met schizofrenie
die positief met de aandoening omgaat.
Samenvattend komt het erop neer dat journalisten niet bewust genoeg zijn van de
consequenties die de artikelen die zij schrijven met zich meebrengen. Ook zijn de
journalisten geneigd de oorzaak of schuld bij een ander neer te leggen en alles te
nuanceren. In de interviews bleek al snel dat ze in bepaalde omstandigheden,
bereikwillig zijn rekening te houden met bepaalde facetten maar het is moeilijk iets te
veranderen aan gebeurtenissen in het dagelijkse leven die zij moeten veslaan of
bijvoorbeeld de kenmerken van het nieuwsbericht. Iets is nieuws wanneer het
afwijkend is dus ontkom je er niet aan dat er negatieve berichten verschijnen over
mensen met schizofrenie wanneer deze afwijken. Het is duidelijk dat journalisten zich
bewuster kunnen zijn van de effecten van hun artikelen. Wanneer de meningen
worden genuanceerd kan dit uiteindelijk bijdragen aan het verminderen van het
negatieve beeld dat de krantenlezer krijgt van de aandoening. Verdere aanbevelingen
staan uitgeschreven in de conclusie.
60
Hoofdstuk 6. Conclusie
In dit hoofdstuk zal getracht worden de vraagstelling van dit onderzoek zo volledig en
helder mogelijk te beantwoorden, namelijk op welke manier wordt de aandoening
schizofrenie neergezet in de Nederlandse geschreven berichtgeving en welk beeld
krijgt de Nederlandse krantenlezer daardoor van schizofrenie? Ook zullen er
uitspraken worden gedaan aan de hand van de opvallendste resultaten.
Uit (internationaal) onderzoek is gebleken dat media vaak negatieve beelden en
stereotypen genereren, en dat er een relatie is tussen deze berichtgeving en de reactie
van de overheid en de politiek op issues in de geestelijke gezondheidszorg. Sommigen
geven de schuld aan de media voor het voortbestaan van stigmatisering, anderen
menen dat media gebeurtenissen, ontwikkelingen en maatschappelijke reacties
‘registeren’, weer anderen wijzen op de positieve rol van de media bij de
achtergrondinformatie over cliënten, patiënten en behandelingen in de geestelijke
gezondheidszorg. Hoe zit dat bij de Nederlandse berichtgeving als het gaat om
schizofrenie. Om die reden is dit onderzoek gestart en is er gekeken hoe de
Nederlandse geschreven berichtgeving rapporteert over deze aandoening.
Uit dit onderzoek blijkt dat de gemiddelde krantenlezer regelmatig met de aandoening
wordt geconfronteerd. De aandoening komt gemiddeld 4.4 keer per week voor in de
vier kranten. De lezer van Het NRC Handelsblad heeft het meeste kunnen lezen over
de aandoening. De lezer van het Leidsch Dagblad het minste. Volgens de Boer &
Brennecke (2003) spelen de media een belangrijke rol in het bepalen en vormen van
onze perceptie van de wereld waarin wij leven. Wanneer de media schizofrenie
bewust of onbewust in een negatief daglicht ‘framed’ kan dat van grote invloed zijn
op de perceptie die de bevolking heeft van de aandoening.
De aandoening wordt in dertien procent van de gevallen genoemd als beeldspraak. De
regionale krantenlezer krijgt in vijftien procent van de gevallen te maken met
metaforisch gebruikt en de landelijke krantenlezer in slechts negen procent van de
gevallen. Deze uitkomst is minder hoog dan in de studie van Duckworth et al. (2003)
maar om generaliserende uitspraken te doen als ‘schizofrenie is de nieuwe
61
metaforische ziekte’ moet er vergelijkend onderzoek worden gedaan met bijvoorbeeld
het metaforisch gebruik van het woord ‘kanker’ in de Nederlandse berichtgeving.
Desalniettemin stimuleert het metaforisch gebruik van schizofrenie verdere
stigmatisering van de aandoening (Duckworth et al. 2003). In vergelijking met het
onderzoek van Duckworth et al. (2003) waarbij in 28% van de artikelen schizofrenie
als beeldspraak werd gebruikt en in het onderzoek van Boke et al. (2007) waar het
percentage op bijna 50% ligt gebruiken de Nederlandse kranten minder vaak
schizofrenie als beeldspraak. Uit het onderzoek van Boke et al. (2007) is gebleken dat
het gebruik van de aandoening als beeldspraak negatieve gevolgen heeft voor de
associatie die men heeft met schizofrenie. Dit onderzoek adviseert journalisten hier
bewust mee om te gaan en wanneer mogelijk een ander woord te gebruiken om een
bepaalde situatie, houding of gedrag te beschrijven. Wanneer zij een persoon
interviewen en hij of zij schizofrenie als beeldspraak gebruikt hangt het af van de
optiek van de journalist wat hij daarmee doet. Heeft de journalist daarin een
registerende of een sturende rol? Daarin verschillen de journalisten van mening blijkt
uit de verschillende interviews gehouden voor dit onderzoek. De Nederlandse
krantenlezer zal door het metaforische gebruik te minimaliseren mogelijk positiever
tegenover de aandoening staan en verdere stigmatisering wordt voorkomen.
Uit onderzoek van onder andere Lee (2002) is gebleken dat het vermelden van de
aandoening in de populaire cultuur het taboe kan doorbreken. Uit dit onderzoek is
gebleken dat in negen van de 106 artikelen een verband wordt gelegd met de
populaire cultuur. In één artikel wordt er specifiek verwezen naar een personage in de
film Black Swan waarin zij letterlijk een dubbele persoonlijkheid heeft. Dit artikel
kan bijdragen aan een bekend stigma van schizofrenie, namelijk dat mensen met
schizofrenie meerdere persoonlijkheden hebben (Rosenstock, 2003). De overige
artikelen waarin de aandoening wordt gekoppeld aan de populaire media kunnen het
taboe wellicht doorbreken en het onderwerp bespreekbaar maken.
Slechts vier van de 40 artikelen waarbij de aandoening zijdelings wordt genoemd
hebben te maken met een geweldsincident. Wat deze categorie betreft is dit een
positieve uitkomst. Volgens het onderzoek van Nawkova et al. (2011) blijkt in een
groot deel van de artikelen een direct verband te bestaan tussen de aandoening en
agressief gedrag. Zij concluderen dat het beeld dat de media uitdraagt de attitude
62
jegens schizofrenie negatief beïnvloed. In eerste instantie blijkt uit dit onderzoek dat
er geen sprake is van een duidelijk verband tussen agressie en schizofrenie. Wat
vervolgens opvallend is, is dat in 23 artikelen waarbij er zichtbaar woorden zijn
gerelateerd aan de aandoening in twaalf artikelen deze woorden negatief van aard
zijn. In geen enkel artikel stonden positieve of opbouwende woorden in relatie tot het
vermelden van de aandoening. Hiermee schetsen de zijdelingse artikelen toch een
negatief beeld van de aandoening aangezien de krantenlezer geen enkele keer een
positieve associatie met de aandoening krijgt.
In 49% van alle artikelen staat de aandoening of een persoon met schizofrenie
centraal. Dit betekent dat de lezer duidelijk te maken krijgt met de aandoening en
deze artikelen zijn daarmee als specifiek gecodeerd. Deze artikelen hebben daarom
ook de meeste invloed op de beeldvorming van de aandoening.
De Nederlandse krantenlezer leest relatief het meest over schizofrenie in
nieuwsberichten (50%). De aandoening komt veel minder vaak voor in
achtergrondverhalen en interviews. Een van de kenmerken van een nieuwsbericht is
dat zij meestal niet de ruimte bieden aan de journalist om uitgebreid in te gaan op het
onderwerp met als gevolg dat er geen achtergrond of aanvullende informatie wordt
gegeven over de aandoening. In dit onderzoek geven 35% van de artikelen
achtergrond en/of aanvullende informatie over de aandoening. Dit betekent dat 65%
van de artikelen gecodeerd als specifiek dat niet doen. Henson et al. (2010)
benadrukken in hun onderzoek het belang van uitgebreide informatie over psychische
aandoeningen in nieuwsberichten. Dit is noodzakelijk om negatieve beeldvorming te
voorkomen. Volgens onderzoek van de Goei, Plooy en Weeghel (2006) is een
effectieve strategie om stigma te voorkomen de combinatie van contact en
voorlichting in artikelen waar mensen met schizofrenie zelf aan het woord worden
gelaten. Dergelijke voorlichting werkt het beste wanneer zij gericht is op specifieke
informatie voor specifieke doelgroepen (de Goei, Plooy & Weeghel, 2006). In
artikelen waar er ruimte voor is zou de journalist een aantal feiten op een rij kunnen
zetten over de symptomen of behandelmogelijkheden. Ook kan een journalist ervoor
kiezen bijvoorbeeld een link van een internetwebsite te plaatsen onderaan het artikel
waar meer informatie over de aandoening op te vinden is. Of bijvoorbeeld een link
naar een gerelateerd artikel over schizofrenie wat wel positief van aard is. Journalist
63
Hein van Dooren benoemd een aantal keer tijdens zijn interview dat het Eindhovens
Dagblad meerdere opbouwende achtergrondartikelen heeft gepubliceerd over de
schizofrenie. Deze zouden dan bijvoorbeeld nogmaals genoemd of aangehaald
kunnen worden in het meest recente artikel. Dit kan leiden tot een vollediger beeld.
Ook zou de journalist ervoor kunnen kiezen een aantal feiten over schizofrenie erbij te
vermelden in een klein kader.
Volgens Boke et al. (2007) en Wolff, Pathara en Craig (1996) kan het vermelden van
menselijke eigenschappen bijdragen aan een positiever beeld van mensen met
schizofrenie. Uit dit onderzoek blijkt dat dit gebeurt in 78% van de artikelen.
Wanneer dit gebeurt blijken het echter in 89% van de gevallen te gaan om negatieve
eigenschappen als agressief en onvoorspelbaar of negatieve hobby’s als het spelen
van gewelddadige videogames en lid zijn van een schietvereniging. Hiermee
verdwijnt het positieve effect van het vermelden van achtergrond informatie over de
persoon en is het beeld dat de Nederlandse krantenlezer over mensen met schizofrenie
krijgt bij het lezen van specifieke berichten in dit opzicht negatief en ‘onmenselijk’.
Mensen met schizofrenie kunnen aanmerkelijk herstellen en zijn in staat een zinvol en
vruchtbaar leven te leiden. Zelfs meer dan vijftien procent herstelt volledig en de
resterende 85% laat een heel divers beeld zien (van Kerkhoff, 2009). Schizofrenie is
in een bepaald opzicht niet volledig te genezen omdat de kwetsbaarheid blijft bestaan
maar de aandoening kan wel goed behandeld worden (Byrne, 2001). Uit dit
onderzoek wordt slechts in zes procent van de artikelen iets geschreven over personen
met schizofrenie die redelijk tot goed zijn herstelt en daarom normaal kunnen
functioneren in de maatschappij. In meer dan de helft van de artikelen wordt
benadrukt dat de persoon met schizofrenie in een psychiatrische instelling zit en
ontoerekeningsvatbaar is. De Nederlandse krantenlezer krijgt daarom niet het idee dat
schizofrenie een behandelbare ziekte is waarbij mensen goed kunnen herstellen.
Zoals al eerder in de conclusie aangehaald blijkt uit het onderzoek van Nawkova et al.
(2011) dat een groot deel van de krantenberichten duiden op een direct verband tussen
de aandoening en agressief gedrag. Uit het onderzoek van Lee (2002) blijkt dat
ondanks het feit dat het tegendeel wetenschappelijk is bewezen, mensen met
psychische aandoeningen (waaronder schizofrenie) onberekenbare tikkende
64
tijdbommen zijn die elk moment kunnen exploderen. In dit onderzoek hebben 60%
van alle specifieke artikelen te maken met een geweldsincident of een gevolg daarop.
Het aantal artikelen waarin een geweldsincident centraal staat is in verhouding hoog.
Daarmee is het beeld dat deze artikelen uitdragen van mensen met schizofrenie, net
zoals in de onderzoeken van Nawkova et al. (2011) en Lee (2002), dat zij agressief en
gevaarlijk zijn. Om dit beeld te ‘verzachten’ zouden journalisten actief op zoek
kunnen gaan naar aanleidingen om bijvoorbeeld een achtergrondverhaal te schrijven
over mensen met schizofrenie die wel normaal kunnen functioneren in de
maatschappij en geen gevaar zijn voor zichzelf of hun omgeving. De vraag blijft of
de-stigmatisering in de praktijk überhaupt mogelijk is. Zoals de journalisten in de
verschillende interviews laten blijken zijn zij gebonden aan de regels die het nieuws,
de media en hun artikelen met zich meebrengen.
46% van de artikelen die gaan over een geweldsincident hebben te maken met Tristan
van der Vlis (38%) of Anders Breivik (acht procent). Dit zijn gevaarlijke personen en
het is daarom niet meer dan logisch dat er negatief over wordt bericht. Het gaat echter
om de verhouding van die artikelen die tegenover andere neutrale of positieve
artikelen staan.
Dit onderzoek benadrukt dat journalisten zeker niet volledige verantwoordelijk zijn
voor een negatief beeld van de aandoening. Coen van Zwol van het NRC Handelsblad
merkt terecht op:
Als iemand een huis in brand steekt omdat stemmen hem daartoe aanzetten, zou je
ook een bericht in de krant moeten zetten over een schizofreen die vrijwilliger is op
een kinderboerderij? Dacht ik niet. Wij zijn ervoor om nieuws te melden: dat er een
huis is afgebrand namelijk.
Aan gebeurtenissen waarin personen met schizofrenie verantwoordelijk zijn kan niet
veel aan veranderd worden. Althans dat ligt niet bij de media of de journalisten. Maar
zij kunnen zich wel bewust worden van de consequenties en daarmee worden
aangespoord volledigere en juiste informatie te verstrekken over schizofrenie of het
onderwerp vanuit een ander perspectief benaderen.
65
Van te voren werd aangenomen dat het Leidsch Dagblad met een hogere frequentie
artikelen over schizofrenie zou publiceren dan de andere drie dagbladen. Aangezien
zij in dezelfde regio als de Alphen aan den Rijn schietingen zitten. Dit bleek niet het
geval. Als verklaring geeft journalist Frank Beijen van het Leidsch Dagblad daarop:
Veel artikelen die wij hebben gepubliceerd van Tristan van der Vlis zijn ook in andere
kranten verschenen. Ik heb geen significante toename gezien in het aantal berichten
over de aandoening schizofrenie na het voorval. Wat je wel ziet is dat er een soort van
mediahype ontstaat; net zoals bij de snelwegschutter; wanneer iemand over één
sterretje in een autoruit bericht gebeurt dit vervolgens nog een keer en heeft
plotseling iedereen een sterretje in z’n ruit. Net zoals met Tristan van de Vlis,
wanneer enge toestanden met personen met schizofrenie leiden weer tot meer enge
toestanden.
Uit dit onderzoek blijkt dat journalisten veruit het vaakst gebruik maken van
subjectieve woordkeuzes. Dat gebeurt in bijna de helft van de artikelen (43%). Uit de
interviews met journalisten blijkt dat zij zich hier wel bewust van zijn maar niet altijd
de schadelijke effecten ervan inzien. Niet alle resultaten en kenmerken zijn zo
schadelijk als ze in eerste instantie lijken. Subjectieve woordkeuzes zijn bijvoorbeeld
interpretatief. Zoals journalist Peter Scholtes terecht opmerkte: ‘Jan Klaassen heeft
schizofrenie of Jan Klaassen is schizofreen. In die gevallen is het niet als subjectief
gebruikt maar als feit’. Ook is een journalist gebonden aan de ‘regels’ van het nieuws.
Zoals Kussendrager en van der Lugt (2007) beschreven moet iets wat nieuwswaardig
is voldoen aan een aantal criteria, onder andere conflict en afwijkend. Het is voor een
journalist moeilijk over een persoon met schizofrenie te schrijven wanneer daar geen
aanleiding voor is.
Gebaseerd op de codering van Henson et al. (2010) is het algemene beeld dat de
krantenlezer van de artikelen krijgt grotendeels negatief (75%). Dit tegenover acht
procent positief en dertien procent neutraal. Daarmee zou gesteld kunnen worden dat
het beeld dat de Nederlandse krantenlezers krijgen van schizofrenie negatief is en
bekende stigma’s als gevaarlijk, onvoorspelbaar en onbekwaam verder in de hand
werken. Net zoals in het onderzoek van Rukavina et al. (2010) wordt duidelijk dat de
media vandaag de dag, bewust of onbewust bijdragen aan verdere stigmatisering
66
mensen met schizofrenie. Het is belangrijk daarbij op te merken dat de media niet
volledig verantwoordelijk zijn voor het beeld dat er wordt geschept. Daarbij moet
worden opgemerkt dat het vrijwel onmogelijk is volledig ‘stigma-vrij’ over een
aandoening te schrijven wanneer de feiten zich zou eenmaal zo voordoen. In veel
gevallen heeft de media en haar journalisten slechts een registrerende rol. De media
kan juist ook een potentieel kanaal zijn om heersende stigma’s te genezen (Lee,
2002). Wel zouden bepaalde effecten beperkt kunnen worden door bijvoorbeeld geen
gebruik te maken van schizofrenie als beeldspraak, subjectieve woordkeuzes of door
het verschaffen van juiste achtergrond informatie. Tot slot zouden journalisten zich
vaker kunnen concentreren op positieve verhalen van mensen met schizofrenie met
een nieuwswaardig gehalte.
Bovengenoemde resultaten moeten in perspectief worden geplaatst. Het is moeilijk
met de vinger de wijzen naar de schuldige als het gaat om stigmatisering van de
aandoening schizofrenie en vaak spelen meerdere factoren een rol. De media vormen
een filter van de realiteit. Van journalisten wordt verwacht dat zij gebeurtenissen in
context plaatsen en een realistisch beeld van de werkelijkheid geven. Uit de
interviews kwam duidelijk naar voren dat journalisten vinden dat niet zij maar de
aandoening an sich en mensen als Tristan van der Vlis verantwoordelijk zijn voor het
negatieve beeld dat mensen hebben van schizofrenie. Wel kan worden gezegd dat het
beeld wat de Nederlandse krantenlezer krijgt van de aandoening, wanneer hier heel
kritisch naar wordt gekeken niet representatief is voor de werkelijkheid en kan
bijdragen aan verdere stigmatisering van de aandoening. Wanneer journalisten zich
bewust zijn van de feiten kunnen zij hiermee rekening houden in hun artikelen. Het is
belangrijk bewustzijn te creëren en daarmee samen aan een positiever beeld van de
psychische aandoening schizofrenie te werken.
67
Hoofdstuk 7. Discussie
In deze paragraaf zullen een aantal punten ter discussie worden gesteld. Wat zijn de
zwakke punten van dit onderzoek? Daarnaast zullen suggesties voor vervolg
onderzoek worden gedaan.
Ten eerste zou het interessant zijn dit onderzoek ook te betrekken op audiovisuele
media om zo een algemeen beeld te krijgen van schizofrenie in de Nederlandse
media. Ook zou het van waarde kunnen zijn meerdere kranten voor langere tijd te
analyseren. Zo zou bijvoorbeeld beter onderzocht kunnen worden hoe het zit met het
metaforisch gebruik van de aandoening. Ook zou dit onderzoek zich kunnen
uitbreiden door andere beroepsgroepen erbij te betrekken als psychiaters, psychologen
en andere specialisten.
Volgens onderzoek van Satorius (1999) worden mensen met schizofrenie sneller
opgevangen in een dorp doordat het sociale netwerk als controleorgaan fungeert. Een
toenemende mate van urbanisatie van de maatschappij is volgens hem een reden voor
de toenemende intolerantie tegenover de aandoening. Voor vervolg onderzoek kan het
interessant zijn kranten te analyseren uit enerzijds dorpen en anderzijds grote steden.
Zit hier een verschil in het beeld dat deze kranten uitdragen?
Dan wat betreft de inhoudsanalyse van dit onderzoek; er is in dit onderzoek getracht
de artikelen zo objectief mogelijk te analyseren. Sommige artikelen waren moeilijker
te coderen. Het was lastig te bepalen of ze onder de zijdelingse of specifieke categorie
vielen. Wat dan doorslaggevend was, was wat de lezer te weten zou komen over de
aandoening bij het lezen van het artikel. Toch is het niet 100% uit te sluiten dat een
andere onderzoeker exact de juiste keuze zou maken bij deze twijfel gevallen.
Nadat de resultaten bekend waren, zijn deze voorgelegd aan een aantal journalisten uit
verschillende dagbladen. Namelijk het Eindhovens Dagblad, het Leidsch Dagblad en
het NRC Handelsblad. Vanuit de Telegraaf kwam geen respons. De algehele respons
was relatief laag en daarmee hebben maar vier journalisten kunnen reflecteren op de
resultaten. Voor een vervolg onderzoek is aan te raden het aantal te verhogen zodat er
68
generaliserende uitspraken over kunnen worden gedaan. De interviews zijn per email
verstuurd. Het zou kunnen dat de antwoorden daardoor ook beïnvloed zijn. Wanneer
een telefonisch interview plaat vindt kunnen bepaalde vragen verder worden
toegelicht of aangescherpt met feiten. Ik krijg het idee dat sommige journalisten
genuanceerder zouden antwoorden en daarmee meer begrip zouden tonen wanneer zij
de informatie over de stigmatiserende werking van de media direct zouden krijgen.
Dit zou ook een aanbeveling zijn voor vervolg onderzoek.
Zoals al even genoemd in de conclusie moeten sommige constateringen en
aanbevelingen van dit onderzoek worden genuanceerd. Een van de journalisten die is
geïnterviewd merkt terecht het volgende op:
Als het gaat om de persoon zou ik niet schrijven, de schizofrene Jan Klaassen of Jan
Klaassen is een schizofreen. Wel: Jan Klaassen heeft schizofrenie of Jan Klaasen is
schizofreen. In die gevallen is het niet als subjectief gebruikt maar als feit.
In principe heeft hij gelijk. In dit onderzoek is alleen gekeken naar het type woord
maar niet in welke context het ‘subjectieve’ woord is gebruikt. Ook is er niet gekeken
naar vervangende subjectieve woorden als ‘de gek’, ‘gestoorde’ of andere
scheldnamen. In een volgend onderzoek zou het interessant zijn dit element nader te
onderzoeken.
Dit onderzoek heeft gekeken naar de frequentie waarmee de aandoening werd
gekoppeld aan de populaire cultuur. Het gaat hierbij om artikelen die gaan over een
film, een boek of een bekend persoon die te maken heeft met schizofrenie. Voor
vervolg onderzoek zou het interessant kunnen zijn hier dieper op in te gaan. Dus voor
langere tijd populaire media als films, boeken en muziek te analyseren en te kijken
hoe de aandoening daarin voor komt.
In het begrip ‘schizofrenie’ kan al een stigma verborgen liggen. Volgens hoogleraar
psychiatrie Jim van Os (Universiteit Maastricht) moet het stigma van de medische
diagnose worden aangepakt. Het grootste bezwaar wat hij tegen het begrip heeft is dat
het elke wetenschappelijke basis ontbeert. ‘Dat rare Griekse begrip suggereert dat
schizofrenie een echte hersenziekte is die als zodanig in de natuur voorkomt. Maar
69
niets is minder waar. Daarbij strookt het doemscenario dat de meeste
schizofreniepatiënten bij hun diagnose voorgeschoteld krijgen, niet met de lang
termijn onderzoeken. Sowieso hersteld rond de 15% van de patiënten compleet en de
resterende 85% laat een heel divers beeld zien.’ Het zou interessant kunnen zijn voor
vervolg onderzoek de werking van het begrip schizofrenie te onderzoeken en in welke
mate het veranderen van de term zou bijdragen aan een positiever beeld van de
aandoening.
Dit onderzoek heeft hopelijk duidelijkheid kunnen verschaffen over het beeld wat de
Nederlandse geschreven media uitdraagt naar haar lezers. Conclusies zijn er om te
worden aangevochten. De wetenschappelijke kennis over stigma door de media is nog
verre van compleet. Er is nog veel onderzoek noodzakelijk, net name op het gebied
van effectieve anti-stigma strategieën (de Goei, Plooy & Weeghel, 2006) en
richtlijnen voor journalisten, redacteuren en andere schrijvers hoe zij het beste kunnen
omgaan met het onderwerp. Toch hoop ik met dit overzicht ondersteuning en
duidelijkheid te kunnen bieden aan mensen die in de toekomst artikelen over
schizofrenie willen of gaan schrijven voor de media.
70
Er is slechts één verschil tussen de gek en mij. De gek denkt dat hij bij zijn verstand
is. Ik weet dat ik gek ben.
Salvador Dalí
71
Literatuurlijst
Arnold, J. & Weinerth, N. (2001). Challenging Stereotypes. An action Guide. U.S
Department of health and human services. www.samhsa.gov.
Akdede, B.B.K., Alptekin, K., Topkaya, S.O., Belkiz, B., Nazli E., Ozsin, E., Piri, O., Sarac,
E. (2004). The rank of stigma of schizophrenia among young people. Yeni Symposium, vol.
42,113-117.
Angermeyer M., Beck, M., Matschinger, H. (2003). Determinants of the Public Preference for
Social Distance from People with Schizophrenia. Canadian Journal of Psychiatry, vol.
48(10), 663-8.
Barrowclough, C., Tarrier, N., Watts, S., Vaughn, C., Bamrah, J.S., Freeman, H.L. (1987).
Assessing the functional value of relatives knowlegde about schizophrenia: A preliminary
report. British Journal of Psychiatry, vol 151, 1-8.
Belleghem, S. Van (2004). Gewoon meedoen aan de maatschappij. Hoe gaan mensen met
schizofrenie om met stigmatisering. Een kwalitatief onderzoek (Doctoraal Vrije Universiteit)
Amsterdam.
Boer, C. De & Brennecke, S. (2003). Media en publiek: theorieën over media-impact. Boom
Lemma Uitgevers, Den Haag.
Boke, O., Aker, S., Alptekin, A., Sarisoy, G., Sahin Rifat, A. (2007) Schizophrenia in Turkish
newspapers. Retrospective scanning study. Social Psychiatry Psy Epidemiologic, vol. 42,
457-461.
Boumans, J., Oderwald, A. (2009). De waan van de dag. Een beschouwing over de
beeldvorming van psychiatrische patiënten in televisiebeelden. MGv.
Breemer, A., van den (2010). Schietincidenten in de Bijlmer: een inhoudsanalyse naar
stereotypering (Scriptie Duale Master Journalistiek en Media) Amsterdam.
Byrne, P. (2001). Psychiatric Stigma. The British Journal of Psychiatry. Vol, 178, 281-284.
72
Catthoor, L., de Hert, M., Peuskens. (2003) Stigma bij schizofrenie. Een literatuuroverzicht.
Tijdschrift voor psychiatrie, vol. 45, 87-96.
Denscombe, M. (2007). The Good Research Guide; for small-scale social research projects.
Open University Press, Buckingham, Philadelphia.
Duckworth, K., Halpern J., Schutt R., Gillespie C. (2003). Use of Schizophrenia as a
Metaphor in U.S. Newspaper. Psychiatric Services, vol. 54,1402-1404.
Francis C., Pirkis, J, Warwich Blood R., Dunt D., Burgess P., Morley B., Steward, A., Putnis
P. (2004). The portrayal of mental health and illness in Australian non-fiction media.
Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, vol. 38, 541-546.
Gerbner, G. (1993). “Images that Hurt: Mental Illness in the Mass Media.” The Journal of the
California Alliance for the Mentally ill, vol. 4.1, 17-20.
Goei, de L., Plooy A., Weeghel van, J. (2006). Ben ik goed in beeld? Handreiking voor de
bestrijding van stigma en discriminatie wegens een psychische handicap.
Goffman, E. (1963). Stigma: Notes on the management of spoiled identity. Simon & Schuster
Inc; New York, America.
Grinfeld, M, J. (1998). Psychatry and metal illness: Are they mass media targets? Psychiatric
Times, vol. 15(3). http://www.psychatrictimes.com.
Hannigan, B. (1999). Mental health care in the community: An analysis of contemporary
public attitudes towards, and public representations of, mental illness. Journal of Mental
Health, vol. 8, 431-440.
Hayward, P. & Bright, J.A. (1997). Stigma and mental illness: A review and critique. Journal
of Mental Health, vol. 6, 345-354.
Henson, C., Chapman, S., Mcloed, L., Johnson, N., McGeechan, K. & Hickie, I. (2009). More
us than them: positive depictions of mental illness on Australian television news. Australian
and New Zealand Journal of Psychiatry, vol. 43, 554-560.
73
Hüttner, H., Rechkstorf, K., Wester, F. (2001). Onderzoekstypen in de
communicatiewetenschap. Kluwer.
Kerkhof, van M. (2009). Adieu Schizofrenie. Schizofrenie is wetenschappelijk onhoudbaar.
PSY, #11.
Kerlinger, F.N. (1986). Foundations of Behavioral Research. New York: Holt, Rinehart &
Winston.
Kussendrager, N., van der Lugt, D. (2007) Basisboek Journalistiek; achtergronden, genres,
vaardigheden. Wolters-Noordhoff, Groningen.
Lee, S. (2002). The stigma of Schizophrenia: a transcultural problem. Current Opinion in
Psychiatry, vol. 15, 37-41.
Lexicon; International Media Guide for Mental Health. (2008). www.forum4
mentalhealth.com/lexicon.
Link, B., Cullen, F., Struening, E. & Shrout, P. (1989). A modified labeling theory approach
to mental disorders: An empirical assessment. American Sociological Review. Vol. 54, 400-
423.
Monahan, J. (1992). Mental disorder and violent behaviour. Perceptions and evidence.
American Psychologist, vol. 47, 511-521.
Nawková, L., Nawka, A., Adámková, T., Rukavina, T., Holcnerová, P., Kuzman, M.,
Jovanović, N., Brborović, O., Bednárová, B., Žuchova, S., Miovský, M., Raboch, J. (2011)
The picture of Mental Health/Illness in the printed medfia in three central European countries.
Journal of Health Communication, vol. 0, 1-19.
Nugter, M.A., Dijker, A.J., (2004). Stigmatisering in de wijk. Cognitieve en emotionele
determinanten van stigmatisering van psychiatrische patiënten. Maandblad Geestelijke
Volksgezondheid.
Ono, Y., Satsumi, Y., Kim, Y., e.a. (1999). Schizophrenia: is it time to replace the term?
Psychiatry and clinical Neurosciences, vol. 53, 335-341.
74
Penn, D., Guyman, K., Daily, T., William, D., Spaulding, C., Garbin, P., Sullivan, M. (1994).
Dispelling the stigma of schizophrenia: what sot of information is best? Oxford Journals, vol.
20(3), 567-578.
Pleijter, A.J.R. (2007). Typen en logica van kwalitatieve inhoudsanalyse in de
communicatiewetesncahp. Proefschrift, Radbout Universiteit Nijmegen.
Rosenstock, J. (2003). Beyond a Beautiful Mind: Film choices for teaching schizophrenia.
Academic Psychiatry, vol. 27(2), 117-122.
Rukavina, T., Nawka, A., Brborović, O., Jovanivić, N., Kuzman, M., Nawkovà, L.,
Bednárová, B., Žuchová, S., Hrodková, M., Lattová, Z. (2011). Development of the PICMIN
(picture of mental illness in newspapers): instrument to assess mental illness stigma in print
media. Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiol.
Sartorius, N. (1999). Waarom ten strijde trekken tegen de stigmatisatie van schizofrenie. In J.
Peuskens & M. De Clercq (Red.), Schizofrene. Gent: Academia Press. 63-67.
Scheff, T. (1966). Being Mentally Ill: A Sociological Theory. Chicago: Aldine.
Swaab, D. (2011). Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot alzheimer. Amsterdam: Uitgeverij
Contact.
Vonk, R., Westering, v.d. B. & Niermeyer, N. (1998). De erfelijkheid van psychiatrische
aandoenignen. Recente ontwikkelingen deel II: bevindingen bij schizofrenie,
stemmingsstoornissen en de ziekte vna Alzheimer. Tijdschrift voor psychiatrie, vol. 40, 82-
94.
VVGG & Similes, (2000). Tips voor journalisten in verband met de berichtgeving over
psychisch ziek zijn. EPO.
Wolff, G., Pathara, S., Craig, T. (1996). Community knowledge of mental illness and reaction to mentally ill people. British Journal of Psychiatry, vol. 168, 191-198.
75
Bijlage 1; waarnemingsinstrument
1. Identificeerbare Categorie (Voor het rangschikken van de artikelen)
1. Naam Krant
2. Kop van het artikel
3. Datum publicatie
4. Katern (indien van toepassing)
5. Aantal woorden
6. Auteur (indien van toepassing)
2. Analytische Categorie (Analyse van de inhoud van de artikelen)
Binnen welk van de 3 algemene type berichten valt het artikel?
Metaforisch; gebruik van de term schizofrenie, of een variant daarvan als
beeldspraak. Vaak doelend op het gebruik als metafoor voor gespleten
persoonlijkheid.
Zijdelings; wanneer schizofrenie alleen maar als aandoening wordt genoemd in het
artikel. VB. Schizofrenie staat in opsommingsrijtje naast andere psychische ziektes of
wordt enkel genoemd ter illustratie van een bepaald voorbeeld.
Specifiek; kijkend naar de betekenis van het woord in het artikel. De psychische
aandoening is de aanleiding voor het schrijven van het artikel of is van toevoegende
waarde op de inhoud van het artikel. Dit kan ook het geval zijn wanneer de
aandoening slechts in een alinea van het artikel wordt genoemd. Wanneer meerdere
alinea’s over de aandoening gaan is het artikel ook als specifiek te categoriseren.
Vragen voor Type Artikel A; metaforisch
1) Wat is de vorm van het artikel?
a. Nieuwsbericht
b. Achtergrondverhaal/Reportage
c. Interview
d. Recensie/Column/Opinie
e. Overige
76
2) Is het woord gebruikt door de schrijver van de tekst?
a. Ja (ga naar vraag 2A en sla 3A over)
b. Nee (ga door met vraag 3A)
3) Welk beroep beoefent de schrijver van de tekst?
a. Schrijver/Journalist
b. Wetenschapper/onderzoeker
c. Artiest/bekend persoon
d. Politicus
e. Patiënt en/of familielid
f. Overige
4) Wie gebruikt het metafoor in het artikel?
a. Een andere schrijver/journalist
b. Wetenschapper/onderzoeker
c. Artiest (Bekend persoon)
d. Politicus
e. Patiënt en/of familielid
f. Overige
5) Welke vorm van het woord schizofrenie wordt gebruikt in de tekst?
a. Enkel objectieve woordkeuzes (zoals de persoon met
schizofrenie/aandoening, schizofrenie)
b. Subjectieve woordkeuze. Namelijk:
i. Schizofreen
ii. Schizo
iii. Schizofrene
iv. Overige
6) Is er een link naar de populaire cultuur? Hieronder vallen grofweg popmuziek, film
en televisieamusement. Maar een populair boek kan ook.
a. Ja namelijk:
i. Een film
ii. Een boek
iii. Muziek
iv. Een bekend persoon
v. Overige
b. Nee, er is geen link naar de populaire cultuur
77
7) Waar refereert het metafoor naar in de tekst?
a. Situatie
b. Gebeurtenis
c. Houding
d. Gedrag
e. Een object
f. Overige
8) Op welke betekenis slaat het metafoor terug?
a. Op de ‘gespletenheid’ van de aandoening
b. Overige
Vragen voor Type Artikel B; zijdelings
1. Van wat voor type artikel is er sprake?
a. Nieuwsbericht
b. Achtergrondverhaal/reportage
c. Interview
d. Recensie, column of opinie
e. Overige
2. Door wie wordt de term zijdelings aangehaald?
a. Journalist
b. Een auteur
c. Persoon, personen met schizofrenie
d. Familielid of vriend van de patiënt
e. Wetenschapper of onderzoeker
f. Politie, rechter of advocaat
g. Politicus
h. Overige
3. Welke vorm van het woord schizofrenie wordt gebruikt in het artikel?
a. Enkel objectieve woordkeuzes (persoon met schizofrenie, schizofrenie)
b. Subjectieve woordkeuzes. Namelijk:
i. Schizofreen
78
ii. Schizofrene(n)
iii. Overige
4. Hoe wordt schizofrenie in context geplaats in het artikel?
a. Als opsomming tussen andere psychologische ziektes
b. Als psychische aandoening van een patiënt(en)
c. Als oorzaak van bepaalde kenmerken en eigenschappen
d. De aandoening wordt als voorbeeld gebruikt
e. Overige
5. Beschrijft het artikel ene geweldsincident of een gevolg daarop?
a. Ja, het artikel beschrijft een geweldsincident of een gevolgd daarop
b. Nee, het artikel heeft niets te maken met een geweldsincident
99. Niet van toepassing
6. Is er een link naar de populaire cultuur? Hieronder vallen grofweg popmuziek,
film, boeken en televisieamusement.
a. Ja namelijk:
i. Een film
ii. Een boek (geen wetenschappelijke boeken)
iii. Muziek
iv. Een bekend persoon
7. Welke woorden staan in dezelfde zin of zijn gerelateerd aan de aandoening in
het artikel?
a. Negatieve woorden; moord, geweld, dood, agressief, wapens
b. Positieve woorden; herstel, sociale omgang, verbetering
c. Neutrale woorden; wetenschappelijke termen
99. Niet van toepassing
Vragen voor Type Artikel C; specifiek
1) Wat is de vorm van het artikel?
a. Nieuwsbericht
b. Achtergrondverhaal, reportage
c. Interview
79
d. Recensie, column of opinie
e. Overige
2) Binnen welk van onderstaande terreinen kan het artikel geplaatst worden?
a. Sociale structuur, samenleving
b. Politiek
c. Economie
d. Wetenschap en onderzoek
e. Zorgsector
f. Cultuur en media
g. Justitie
3) Wat is de hoofdzakelijke aanleiding van het artikel? Meerdere antwoorden mogelijk:
a. De aandoening schizofrenie in het algemeen
b. Een geweldsincident of een vervolg op een geweldsincident
c. Het gedrag of de omstandigheden van een persoon of personen met
schizofrenie
d. Resultaten/uitkomsten van een onderzoek of rapport
e. Uitspraken van een instelling, psychiater of andere specialist
f. Overige
4) Wie doet in het artikel uitspraken over schizofrenie? Meerdere antwoorden mogelijk:
a. Een persoon/personen met schizofrenie
b. Familielid of vriend van persoon met schizofrenie
c. Psycholoog, psychiater of andere specialist
d. Wetenschapper of onderzoeker
e. Politie, rechter, advocaat
f. Politicus
g. Journalist
h. Overige
5) Is er een link naar populaire cultuur? Hieronder vallen grofweg popmuziek, film en
televisieamusement en populaire boeken.
a. Ja, namelijk:
i. Een film
ii. Een boek
iii. Muziek
80
iv. Een bekend persoon
v. Overige
b. Nee
Wanneer de indirecte of directe aanleiding van het artikel een geweldsincident is beantwoord
de vragen 7 t/m 10. Wanneer dit niet het geval is kunnen de vragen met ‘niet van toepassing
[99] worden beantwoord.
6) Is de aanleiding van het artikel een direct geweldsincident of is het artikel een vervolg
op een reeds gebeurd geweldsincident?
a. De aanleiding is een direct geweldsincident
b. Het artikel is een vervolgartikel op een eerder gebeurd geweldsincident
99. Niet van toepassing
7) Refereert het artikel naar een relatief bekend geweldincident?
a. Ja namelijk:
i. De Alphen aan den Rijn schietingen
ii. Anders Breivik in Utoyga en Oslo
b. Nee, naar een relatief onbekend geweldincident
99. Niet van toepassing
8) Welke rol neemt de persoon (personen met schizofrenie aan met betrekking tot
agressie?
a. Persoon is oorzaak van geweld
b. Persoon is slachtoffer van geweld
c. Zowel antwoord A als B
d. Persoon heeft niets te maken met het geweld
e. Persoon is schuldig aan psychisch geweld
99. Niet van toepassing
9) Welk van onderstaande vormen van agressie heeft betrekking op de actie van de
persoon met schizofrenie? Meerdere antwoorden mogelijk:
a. Zelfmoord
b. Poging tot zelfmoord
c. Moord
d. Geweld tot een ander persoon
81
e. Agressie jegens een instantie of object
f. Seksueel misbruik
g. De persoon met schizofrenie is slachtoffer van geweld/moord
h. Stalken, uitschelden, bedreigen of intimideren
99. Niet van toepassing
10) Wordt een specifieke vorm van schizofrenie in het artikel genoemd?
a. Ja, namelijk:
i. Katatone schizofrenie
ii. Gedesorganiseerde schizofrenie
iii. Paranoïde schizofrenie
iv. Schizofrene resttoestand
v. Chronische schizofrenie
b. Nee
11) Welke vorm of vormen van het woord schizofrenie worden gebruikt in het artikel?
Meerdere antwoorden mogelijk:
a. Enkel objectieve woordkeuzes (persoon met
schizofrenie/schizofrenie/schizofreniepatiënt)
b. Subjectieve woordkeuzes:
i. Schizofreen
ii. Schizo
iii. Schizofrene(n)
iv. Overige
12) Wordt er juiste achtergrond en/of aanvullende informatie over de aandoening in het
artikel gegeven? Meerdere antwoorden mogelijk:
a. Ja, namelijk over:
i. De geschiedenis van de aandoening
ii. Symptomen en kenmerken van de aandoening
iii. Behandelmethodes
iv. Informatie of gegevens van hulpdiensten en/of instanties uit de
geestelijke gezondheidszorg
v. Overige
b. Nee, er wordt geen achtergrond en/of aanvullend informatie over de
aandoening gegeven
82
c. Nee, er wordt feitelijke onjuiste achtergrond en/of aanvullende informatie
over de aandoening gegeven
13) Wordt er aanvullende informatie gegeven over de persoon met schizofrenie?
Meerdere antwoorden mogelijk:
a. Ja namelijk:
i. Karaktereigenschappen [positief of negatief]
ii. Interpersoonlijke relaties
iii. Hobby’s en bezigheden [positief of negatief]
iv. Drugsverslaving, psychotische toestand of depressies
v. Overige
b. Nee
99. Niet van toepassing [wanneer een persoon geen rol speelt in het artikel]
14) Wordt er in het artikel iets geschreven over het functioneren van de persoon of
personen met schizofrenie?
a. Ja, namelijk:
i. De persoon zit of moet naar een psychiatrische instelling
ii. De persoon krijgt aanvullende zorg maar kan redelijk zelfstandig
functioneren
iii. De persoon kan weer volledig zelfstandig functioneren
iv. De persoon is ontoerekeningsvatbaar
v. De persoon gaat positief om met de aandoening
vi. De persoon is agressief en onvoorspelbaar
b. Nee
99. Niet van toepassing [wanneer een persoon geen rol speelt in het artikel]
* Met positieve karaktereigenschappen worden kenmerken bedoeld die niet gewelddadig zijn
of daarmee in relatie staan; geduldig, zorgzaam, aandachtig e.d. Met negatieve
karaktereigenschappen worden gewelddadige karaktereigenschappen genoemd; agressief,
kort lontje, onvoorspelbaar e.d. Hetzelfde geldt voor de hobby’s en bezigheden. Met
negatieve hobby’s wordt gedoeld op schieten, het spelen van insinuerende videogames e.d.
15) Wordt er iets geschreven over het herstel of mogelijke behandelingen van
schizofrenie? Meerdere antwoorden mogelijk:
a. Ja namelijk:
83
i. De persoon met schizofrenie kan nooit meer zelfstandig leven
ii. Het type behandeling wordt in het artikel genoemd
iii. De persoon met schizofrenie is redelijk herstelt
iv. De persoon met schizofrenie is goed herstelt
b. Nee
Controle vragen
Deze dienen als extra vragen om het algemene oordeel van het artikel te toetsten en te
beoordelen of er sprake is van stigmatisering. De resultaten van bovenstaande vragen kunnen
dat ook al bevestigen en daarom zijn deze vragen bedoelt als extra onderdeel. De
controlevragen zijn gebaseerd op ontwikkelde modellen van Rukavina et al. 2011 en Henson
et al. 2010) en gelden alleen voor de categorie C; specifiek omdat schizofrenie een rol moet
spelen in het artikel om de controle vragen te kunnen beantwoorden.
B. Algemene waardering van het artikel gebaseerd op codering van Henson et al
(2010):
a. Positief; burgers of prominente personen die met de aandoening
normaal functioneren in de maatschappij
b. Neutraal’; wetenschappelijke bevindingen of overheidszaken
c. Negatief; mensen met schizofrenie zijn gevaarlijk, onvoorspelbaar en
ongecontroleerd
d. Gemengd; een of meer van bovenstaande waarderingen
C. Algemene waardering stigmatisering in het artikel gebaseerd op het PICMIN
model van Rukavina et al. (2011)14:
a. Positief [de-‐stigmatiserend]
b. Negatief [stigmatiserend]
c. Gemengd
d. Neutraal
De-stigmatiserend (tenminste 1 criteria moet overeen komen):
14 Criteria voor het beoordelen van stigmatisering van schizofrenie door het artikel gebaseerd
op het PICMIN model. Het model is verder aangepast aan de hand van theorie over
schizofrenie en bijbehorende stigma’s zodat het model louter betrekking heeft op
schizofrenie.
84
o Individuen met schizofrenie functioneren heel goed in de
maatschappij (net zoals personen zonder schizofrenie)
o Onderwerpen met betrekking tot genezing schizofrenie, positieve
uitwerking en/of sociale activiteiten rond de psychische aandoening.
o Verhalen over individuen die openlijk praten over schizofrenie (bijv.
Bekende personen)
o Educatieve, informatieve en/of op feiten gebaseerd op het leren
omgaan met schizofrenie.
Neutraal (beide criteria moeten voor komen):
o Artikel bevat informatie gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Bevat
geen subjectieve aanbevelingen of behandelwijze de psychische aandoening.
o Beschrijft de feiten objectief, zoals ze zijn gebeurd. Duidt niet op informatie
om het perspectief van de lezer te beïnvloeden.
Stigmatiserend (tenminste 1 criteria moet voor komen):
Individuen met schizofrenie worden geassocieerd met geweld, agressie en
criminaliteit
Mythes en vooroordelen worden benoemd met betrekking tot schizofrenie (gespleten
persoonlijkheid, nooit meer normaal kunnen functioneren in de maatschappij).
Personen met schizofrenie zijn sociaal incapabel. Ze zijn afhankelijk van hulp,
werkeloos en opgesloten in een psychiatrische instelling.
Misbruik en over gebruik van de term en daaraan gerelateerde woorden.
Gemengd (tenminste 1 criterium van beide codes moet voorkomen)
Het artikel bevat zinnen/alinea’s met zowel stigmatiserende als de-stigmatiserende
verklaringen
85
Bijlage 2; Interviews met Journalisten
Onderstaande vragen dienen als reflectie en aanvulling op de resultaten die uit het
scriptieonderzoek: Een beschouwing over de beeldvorming van Schizofrenie in de
Nederlandse geschreven Media; op welke manier wordt de aandoening Schizofrenie
neergezet in de Nederlandse geschreven berichtgeving en welk beeld krijgt de Nederlandse
krantenlezer daardoor van de aandoening?
1. Welke woorden komen als eerste in u naar boven wanneer u denkt aan mensen
met schizofrenie?
2. In 14% van alle artikelen komt schizofrenie als beeldspraak voor. Dat wil zeggen
dat het woord niet direct relateert aan de aandoening maar wordt gebruikt om een
bepaalde houding of situatie aan te dikken. Uit onderzoek is gebleken dat dit zeer
nadelige gevolgen heeft voor de beeldvorming van de aandoening. Hoe kijkt u
daar tegenaan? En heeft u wel eens gebruikt gemaakt van een psychische
aandoening als beeldspraak in een artikel?
3. Vind u dat, wanneer schizofrenie als beeldspraak wordt gebruikt door een
geïnterviewde deze er door de journalist bewust uit moet worden gehaald of
vervangen voor een ander woord? Moeten journalisten een registrerende of
sturende rol vervullen?
4. In artikelen waar schizofrenie zijdelings wordt vermeld [d.w.z als opsomming of
ter illustratie als voorbeeld] komen er in 11 artikelen subjectieve woordkeuzes van
schizofrenie voor. Journalisten zijn veruit de grootste groep die gebruik maken van
subjectieve termen. Dat wil zeggen dat er gekozen is voor de variant ‘schizofrene’
of schizofreen’ in plaats van de persoon met schizofrenie. Ben u zich bewust van
de effecten van zo’n subjectieve woordkeuze? Zou u daar rekening mee houden?
En hoe heeft u dat zelf gezien?
5. Wat vindt u van de stelling; hoe meer de aandoening voorkomt in de populaire
cultuur [films, boeken & muziek] hoe beter dat is voor de aandoening. Daarbij
moet u denken aan taboes doorbreken/bespreekbaar maken.
6. Artikelen waar de aandoening schizofrenie centraal staat zijn bijna altijd
nieuwsberichten. (een enkele keer een achtergrondartikel of interivew).
Nieusberichten zijn vaak, wanneer zij over schizofrenie gaan negatief omdat deze
afwijkend en conflict moeten bevatten. Heeft u wel een nagedacht een reportage te
maken over een persoon met schizofrenie die wel goed in de maatschappij
fungeert?
86
7. Wanneer u een nieuwsbericht of ander soort artikel schrijft waar de aandoening
schizofrenie in voorkomt; denkt u dan aan het vermelden van extra informatie over
de aandoening of vindt u dat overbodig? [Denk hierbij aan het vermelden van
symptomen of andere feiten van schizofrenie of het vermelden van
contactgegevens van psychiatrische instellingen].
8. 64% van alles artikelen die gaan over schizofrenie hebben te maken met een
geweldsincident. Dit gegeven kan bijdragen aan het heersende stigma van
schizofreniepatiënten. Namelijk dat zij gevaarlijk en onvoorspelbaar zijn. Het
merendeel van mensen met schizofrenie zijn helemaal geen gevaar voor anderen.
Er bestaat slechts een 0.001% kans dat u geweld wordt aangedaan door een
persoon met schizofrenie. Ben u geïnteresseerd om een keer een artikel te
schrijven over iemand die positief omgaat met de aandoening of eventueel bij een
artikel wat negatief getint is dit soort cijfers erbij te vermelden?
9. Slechts 21% van de artikelen die specifiek met de aandoening of met een persoon
met schizofrenie te maken hebben wordt als positief of neutraal gecodeerd. Dat
wil zeggen dat het hierbij gaat om positieve verhalen of wetenschappelijke
uitkomsten. Vindt u deze uitkomsten onvermijdelijk omdat het over
kranten/nieuws gaat? Zou er, in uw optiek iets gedaan kunnen worden aan de
verhouding tussen positieve en negatieve artikelen over de aandoening?
87
Interview 1
Naam: Peter Scholtes
Krant: Eindhovens Dagblad
Onderstaande vragen dienen als reflectie en aanvulling op de resultaten die uit het
scriptieonderzoek: Een beschouwing over de beeldvorming van Schizofrenie in de
Nederlandse geschreven Media; op welke manier wordt de aandoening Schizofrenie
neergezet in de Nederlandse geschreven berichtgeven en welk beeld krijgt de Nederlandse
krantenlezer daarvoor van de aandoening?
1. Welke woorden komen als eerste in u naar boven wanneer u denkt aan mensen met
schizofrenie? Lastig voor henzelf en voor anderen, hebben recht op zorg
2. In 14% van alle artikelen komt schizofrenie als beeldspraak voor. Dat wil zeggen dat het
woord niet direct relateert aan de aandoening maar wordt gebruikt om een bepaalde houding
of situatie aan te dikken. Uit onderzoek is gebleken dat dit zeer nadelige gevolgen heeft voor
de beeldvorming van de aandoening. Hoe kijkt u daar tegenaan? En heeft u wel eens gebruikt
gemaakt van een psychische aandoening als beeldspraak in een artikel? Of ik het wel eens in
die zin heb gebruikt, weet ik niet maar dat zou best kunnen in de zin van een situatie
met een dubbel gezicht, dubbel gevoel. Dat heeft voor mij geen negatieve bijklank.
3. Vind u dat, wanneer schizofrenie als beeldspraak wordt gebruikt door een geïnterviewde
deze er door de journalist bewust uit moet worden gehaald of vervangen voor een ander
woord? Moeten journalisten een registrerende of sturende rol vervullen? Hangt er vanaf in
welke context het woord wordt gebruikt. Zoals boven omschreven lijkt me niet onjuist.
Als ik het idee heb dat een geïnterviewde een woord op een verkeerde manier gebruikt
of anders bedoelt te zeggen, zal ik dat in de tekst van een artikel anders omschrijven.
Juist registreren betekent ook eventueel een ander woord gebruiken dan de
geïnterviewde zelf.
4. In artikelen waar schizofrenie zijdelings wordt vermeld [d.w.z als opsomming of ter
illustratie als voorbeeld] komen er in 11 artikelen subjectieve woordkeuzes van schizofrenie
voor. Journalisten zijn veruit de grootste groep die gebruik maken van subjectieve termen.
Dat wil zeggen dat er gekozen is voor de variant ‘schizofrene’ of schizofreen’ in plaats van de
persoon met schizofrenie. Ben u zich bewust van de effecten van zo’n subjectieve
woordkeuze? Zou u daar rekening mee houden? En hoe heeft u dat zelf gezien? Hangt er
naar mijn mening dus vanaf in welke context het woord is gebruikt, een schizofrene
88
situatie is voor mij hetzelfde als een situatie met een dubbel gezicht. Als het gaat om de
persoon zou ik niet schrijven de schizofrene Jan Klaassen of Jan Klaassen is een
schizofreen. Wel: Jan Klaassen heeft schizofrenie of Jan Klaassen is schizofreen. In die
gevallen is het niet als subjectief gebruikt maar als feit.
5. Wat vindt u van de stelling; hoe meer de aandoening voorkomt in de populaire cultuur
[films, boeken & muziek] hoe beter dat is voor de aandoening. Daarbij moet u denken aan
taboes doorbreken/bespreekbaar maken. Ben ik het mee eens: als je weet wat schizofrenie
met iemand kan doen, heb je meer begrip.
6. Artikelen waar de aandoening schizofrenie centraal staat zijn bijna altijd nieuwsberichten.
(een enkele keer een achtergrondartikel of interview). Nieuwsberichten zijn vaak, wanneer zij
over schizofrenie gaan negatief omdat deze afwijkend en conflict moeten bevatten. Heeft u
wel eens nagedacht een reportage te maken over een persoon met schizofrenie die wel goed in
de maatschappij fungeert? Is niet zo mijn aandachtsgebied op de redactie. In zijn
algemeenheid is dat bij nieuws sprake is van afwijking, en dat meestal in negatieve zin.
Goed nieuws doet het meestal minder goed. Maar als we hier dit onderwerp zouden
krijgen aangedragen (in bredere zin, meerdere personen die op een bepaalde wijze goed
in de maatschappij functioneren), zouden we dat niet uit de weg gaan.
7. Wanneer u een nieuwsbericht of ander soort artikel schrijft waar de aandoening
schizofrenie in voorkomt; denkt u dan aan het vermelden van extra informatie over de
aandoening of vindt u dat overbodig? [Denk hierbij aan het vermelden van symptomen of
andere feiten van schizofrenie of het vermelden van contactgegevens van psychiatrische
instellingen]. Ik vrees dat we het in de praktijk overbodig zullen achten. Maar als je er
over denkt, zou uitleg wel op zijn plaats zijn.
8. 64% van alles artikelen die gaan over schizofrenie hebben te maken met een
geweldsincident. Dit gegeven kan bijdragen aan het heersende stigma van
schizofreniepatiënten. Namelijk dat zij gevaarlijk en onvoorspelbaar zijn. Het merendeel van
mensen met schizofrenie zijn helemaal geen gevaar voor anderen. Er bestaat slechts een
0.001% kans dat u geweld wordt aangedaan door een persoon met schizofrenie. Ben u
geïnteresseerd om een keer een artikel te schrijven over iemand die positief omgaat met de
aandoening of eventueel bij een artikel wat negatief getint is dit soort cijfers erbij te
vermelden? Het gaat in de journalistiek wat mij betreft om het zo goed mogelijk
weergeven van de werkelijkheid, met alle handicaps zoals benodigde beknoptheid,
begrijpelijkheid voor een groot lezerspubliek en dergelijke waar we mee te maken
89
hebben. Zo’n toevoeging moet wel een relatie hebben met de grote lijn van het
nieuwsbericht. Voor wat zo’n reportage betreft: zie boven, er is een journalistieke
aanleiding nodig, een verhaal van één persoon zal niet snel de krant halen als het op zich
moet staan.
9. Slechts 21% van de artikelen die specifiek met de aandoening of met een persoon met
schizofrenie te maken hebben wordt als positief of neutraal gecodeerd. Dat wil zeggen dat het
hierbij gaat om positieve verhalen of wetenschappelijke uitkomsten. Vindt u deze uitkomsten
onvermijdelijk omdat het over kranten/nieuws gaat? Zou er, in uw optiek iets gedaan kunnen
worden aan de verhouding tussen positieve en negatieve artikelen over de aandoening? Wat
is stigmatiserend?: het gaat om het beschrijven van de werkelijkheid en die is zoals die
is. Misbruik van de term in een artikel zou niet mogen of kan niet de bedoeling zijn.
Zoals eerder betoogd: voor een positief (ervaren) artikel moet journalistiek aanleiding
zijn, net zoals voor een negatief (ervaren) artikel.
90
Interview 2
Naam: Hein van Dooren
Krant: Eindhovens Dagblad
Onderstaande vragen dienen als reflectie en aanvulling op de resultaten die uit het
scriptieonderzoek: Een beschouwing over de beeldvorming van Schizofrenie in de
Nederlandse geschreven Media; op welke manier wordt de aandoening Schizofrenie
neergezet in de Nederlandse geschreven berichtgeven en welk beeld krijgt de Nederlandse
krantenlezer daarvoor van de aandoening?
1. Welke woorden komen als eerste in u naar boven wanneer u denkt aan mensen met
schizofrenie? Psychiatrische problemen.
2. In 14% van alle artikelen komt schizofrenie als beeldspraak voor. Dat wil zeggen dat het
woord niet direct relateert aan de aandoening maar wordt gebruikt om een bepaalde houding
of situatie aan te dikken. Uit onderzoek is gebleken dat dit zeer nadelige gevolgen heeft voor
de beeldvorming van de aandoening. Hoe kijkt u daar tegenaan? En heeft u wel eens gebruikt
gemaakt van een psychische aandoening als beeldspraak in een artikel? Zelden. Als
rechtbankverslaggever citeer ik uit onderzoeksrapporten van psychologen en
psychiaters.
3. Vind u dat, wanneer schizofrenie als beeldspraak wordt gebruikt door een geïnterviewde
deze er door de journalist bewust uit moet worden gehaald of vervangen voor een ander
woord? Moeten journalisten een registrerende of sturende rol vervullen? Ik interview
volwassen personen. Ik ben geen kindermeisje.
4. In artikelen waar schizofrenie zijdelings wordt vermeld [d.w.z als opsomming of ter
illustratie als voorbeeld] komen er in 11 artikelen subjectieve woordkeuzes van schizofrenie
voor. Journalisten zijn veruit de grootste groep die gebruik maken van subjectieve termen.
Dat wil zeggen dat er gekozen is voor de variant ‘schizofrene’ of schizofreen’ in plaats van de
persoon met schizofrenie. Ben u zich bewust van de effecten van zo’n subjectieve
woordkeuze? Zou u daar rekening mee houden? En hoe heeft u dat zelf gezien? Ik begrijp
het wel maar vindt het niet relevant genoeg om aan te passen.
5. Wat vindt u van de stelling; hoe meer de aandoening voorkomt in de populaire cultuur
[films, boeken & muziek] hoe beter dat is voor de aandoening. Daarbij moet u denken aan
taboes doorbreken/bespreekbaar maken. In rechtbankartikelen wordt vaak uit de doeken
gedaan waarom iemand als gevolg van schizofrenie niet verantwoordelijk kan worden
91
gehouden voor zijn daad. Daarmee wordt de aandoening impliciet bespreekbaar
gemaakt.
6. Artikelen waar de aandoening schizofrenie centraal staat zijn bijna altijd
nieuwsberichten. (een enkele keer een achtergrondartikel of interview). Nieuwsberichten zijn
vaak, wanneer zij over schizofrenie gaan negatief omdat deze afwijkend en conflict moeten
bevatten. Heeft u wel een nagedacht een reportage te maken over een persoon met
schizofrenie die wel goed in de maatschappij fungeert? Onlangs publiceerde het
Eindhovens Dagblad een interview met de moeder van een schizofrene jongen. Dit naar
aanleiding van de moord op Jan Smets.
7. Wanneer u een nieuwsbericht of ander soort artikel schrijft waar de aandoening
schizofrenie in voorkomt; denkt u dan aan het vermelden van extra informatie over de
aandoening of vindt u dat overbodig? [Denk hierbij aan het vermelden van symptomen of
andere feiten van schizofrenie of het vermelden van contactgegevens van psychiatrische
instellingen]. Op internet is alles te vinden.
8. 64% van alles artikelen die gaan over schizofrenie hebben te maken met een
geweldsincident. Dit gegeven kan bijdragen aan het heersende stigma van
schizofreniepatiënten. Namelijk dat zij gevaarlijk en onvoorspelbaar zijn. Het merendeel van
mensen met schizofrenie zijn helemaal geen gevaar voor anderen. Er bestaat slechts een
0.001% kans dat u geweld wordt aangedaan door een persoon met schizofrenie. Ben u
geïnteresseerd om een keer een artikel te schrijven over iemand die positief omgaat met de
aandoening of eventueel bij een artikel wat negatief getint is dit soort cijfers erbij te
vermelden? Ook dit soort verhalen zijn gepubliceerd door het Eindhovens Dagblad. De
bereidheid is er dus.
9. Slechts 21% van de artikelen die specifiek met de aandoening of met een persoon met
schizofrenie te maken hebben wordt als positief of neutraal gecodeerd. Dat wil zeggen dat het
hierbij gaat om positieve verhalen of wetenschappelijke uitkomsten. Vindt u deze uitkomsten
onvermijdelijk omdat het over kranten/nieuws gaat? Zou er, in uw optiek iets gedaan kunnen
worden aan de verhouding tussen positieve en negatieve artikelen over de aandoening?
Nieuws laat zich niet leiden. Ik ga ervan uit dat de artikelen die u stigmatiserend vindt,
pure nieuwsberichten zijn. Dat zijn doorgaans korte artikelen waar precieze uitleg zal
ontbreken. Zoals eerder gezegd blijkt uit de praktijk dat het Eindhovens Dagblad
bereid is achtergronden te verstrekken die te maken hebben met schizofrenie.
92
Interview 3
Naam: Frank Beijen
Krant: Leidsch Dagblad
Onderstaande vragen dienen als reflectie en aanvulling op de resultaten die uit het
scriptieonderzoek: Een beschouwing over de beeldvorming van Schizofrenie in de
Nederlandse geschreven Media; op welke manier wordt de aandoening Schizofrenie
neergezet in de Nederlandse geschreven berichtgeven en welk beeld krijgt de Nederlandse
krantenlezer daarvoor van de aandoening?
1. Welke woorden komen als eerste in u naar boven wanneer u denkt aan mensen met
schizofrenie? Psychische aandoening, kwetsbare mensen.
2. In 14% van alle artikelen komt schizofrenie als beeldspraak voor. Dat wil zeggen dat het
woord niet direct relateert aan de aandoening maar wordt gebruikt om een bepaalde houding
of situatie aan te dikken. Uit onderzoek is gebleken dat dit zeer nadelige gevolgen heeft voor
de beeldvorming van de aandoening. Hoe kijkt u daar tegenaan? En heeft u wel eens gebruikt
gemaakt van een psychische aandoening als beeldspraak in een artikel? Ik ben me er wel
bewust van. Ik zou het zelf niet zo snel zo opschrijven maar ik zou het wel overnemen
als het een treffend citaat is. Ik zou er niet al te zwaar aan tillen en over het algemeen
wel het citaat erin laten.
3. Vind u dat, wanneer schizofrenie als beeldspraak wordt gebruikt door een geïnterviewde
deze er door de journalist bewust uit moet worden gehaald of vervangen voor een ander
woord? Moeten journalisten een registrerende of sturende rol vervullen? Wanneer ik het
gevoel krijg dat de geïnterviewde het woord verkeerd gebruikt zou ik dat wel
veranderen in het interview.
4. In artikelen waar schizofrenie zijdelings wordt vermeld [d.w.z als opsomming of ter
illustratie als voorbeeld] komen er in 11 artikelen subjectieve woordkeuzes van schizofrenie
voor. Journalisten zijn veruit de grootste groep die gebruik maken van subjectieve termen.
Dat wil zeggen dat er gekozen is voor de variant ‘schizofrene’ of schizofreen’ in plaats van de
persoon met schizofrenie. Ben u zich bewust van de effecten van zo’n subjectieve
woordkeuze? Zou u daar rekening mee houden? En hoe heeft u dat zelf gezien? Eerlijk
gezegd begrijp ik heel goed dat psychologen objectiever praten en journalisten directer.
Voor mijn gevoel betekent het, hetzelfde. Een journalist moet zo weinig mogeiljk
woorden gebruiken. Sommige mensen vinden het eng om ‘de jood’ te zeggen en zeggen
93
dan ‘de joodse man’. Dat klinkt als een verzachting maar in principe betekent dat
hetzelfde.
5. Wat vindt u van de stelling; hoe meer de aandoening voorkomt in de populaire cultuur
[films, boeken & muziek] hoe beter dat is voor de aandoening. Daarbij moet u denken aan
taboes doorbreken/bespreekbaar maken. Dat ligt genuanceerd. Als er een lachfilm komt
over iemand die schizofreen is en een enorme versimpeling is van de aandoening dan is
dat negatief. Als er een film komt die het hele spectrum belicht dan gaan daar meer
mensen over praten en neemt de kennis rond de aandoening toe.
6. Artikelen waar de aandoening schizofrenie centraal staat zijn bijna altijd
nieuwsberichten. (een enkele keer een achtergrondartikel of interview). Nieuwsberichten zijn
vaak, wanneer zij over schizofrenie gaan negatief omdat deze afwijkend en conflict moeten
bevatten. Heeft u wel een nagedacht een reportage te maken over een persoon met
schizofrenie die wel goed in de maatschappij fungeert? Ik denk dat je daar niet teveel van
moet verwachten. Allereerst zit je als journalist met aardse omstandigheden, moet je, je
verhaal in een hoekje passen. Daarnaast past het niet zo in mijn genre. Ik zie zo’n
uitgebreid achtergrondverhaal eerder in een damesblad dan in de krant. Als je een
portret maakt over Tristan van der Vlis dan heb je de ruimte om wat dieper in te gaan
op het onderwerp. Ik denk dat besef belangrijk is bij journalisten.
7. Wanneer u een nieuwsbericht of ander soort artikel schrijft waar de aandoening
schizofrenie in voorkomt; denkt u dan aan het vermelden van extra informatie over de
aandoening of vindt u dat overbodig? [Denk hierbij aan het vermelden van symptomen of
andere feiten van schizofrenie of het vermelden van contactgegevens van psychiatrische
instellingen]. Nee ik vind dat niet nodig bij een nieuwsbericht.
8. 64% van alles artikelen die gaan over schizofrenie hebben te maken met een
geweldsincident. Dit gegeven kan bijdragen aan het heersende stigma van
schizofreniepatiënten. Namelijk dat zij gevaarlijk en onvoorspelbaar zijn. Het merendeel van
mensen met schizofrenie zijn helemaal geen gevaar voor anderen. Er bestaat slechts een
0.001% kans dat u geweld wordt aangedaan door een persoon met schizofrenie. Ben u
geïnteresseerd om een keer een artikel te schrijven over iemand die positief omgaat met de
aandoening of eventueel bij een artikel wat negatief getint is dit soort cijfers erbij te
vermelden? Een aanleiding moet iets nieuws zijn. Ik ga niet zomaar iets schrijven over
schizofrenie. Als er iets belangrijks is gebeurd dat kun je er wel weer op verder gaan. Ik
zou dan wel eerder de neiging hebben te schrijven over specifieke psychologische
omstandigheden of een persoon met schizofrenie en niet over de aandoening in het
94
algemeen. Als hier een nieuw behandelcentrum voor schizofreniepatiënten komt zou ik
daar bijvoorbeeld over kunnen schrijven. Hoewel het dan eerder zou gaan over het
gebouw en de behandelingen dan over de aandoening.
9. Slechts 21% van de artikelen die specifiek met de aandoening of met een persoon met
schizofrenie te maken hebben wordt als positief of neutraal gecodeerd. Dat wil zeggen dat het
hierbij gaat om positieve verhalen of wetenschappelijke uitkomsten. Vindt u deze uitkomsten
onvermijdelijk omdat het over kranten/nieuws gaat? Zou er, in uw optiek iets gedaan kunnen
worden aan de verhouding tussen positieve en negatieve artikelen over de aandoening? Ja dat
vind ik wel. Het is alleen lastig om over de aandoening in het algemeen te schrijven.
Maar er kan best wel eens een portret worden gemaakt van een persoon met
schizofrenie die positief met de aandoening omgaat. Maar nieuws blijft nieuws, het moet
afwijkend zijn.
95
Interview 4
Naam: Coen van Zwol
Krant: NRC Handelsblad
Onderstaande vragen dienen als reflectie en aanvulling op de resultaten die uit het
scriptieonderzoek: Een beschouwing over de beeldvorming van Schizofrenie in de
Nederlandse geschreven Media; op welke manier wordt de aandoening Schizofrenie
neergezet in de Nederlandse geschreven berichtgeven en welk beeld krijgt de Nederlandse
krantenlezer daarvoor van de aandoening?
1. Welke woorden komen als eerste in u naar boven wanneer u denkt aan mensen met
schizofrenie? Zieke personen, psychiatrische instellingen, zorg.
2. In 14% van alle artikelen komt schizofrenie als beeldspraak voor. Dat wil zeggen dat het
woord niet direct relateert aan de aandoening maar wordt gebruikt om een bepaalde houding
of situatie aan te dikken. Uit onderzoek is gebleken dat dit zeer nadelige gevolgen heeft voor
de beeldvorming van de aandoening. Hoe kijkt u daar tegenaan? En heeft u wel eens gebruikt
gemaakt van een psychische aandoening als beeldspraak in een artikel? Ik zit daar niet erg
mee. Laatst werd me verweten dat ik in een stuk iemands gedrag als ‘bijna autistisch’
had omschreven. Dat vond de lezer in kwestie heel kwetsend. Ik kon haar slechts
antwoorden dat mijn eigen zoon autistisch is, en ik desondanks het probleem niet zie.
Het is, zo lijkt me, heel normaal, zelfs positief dat een woord in de taal meerdere
betekenissen heeft. Zonder dat zou er geen literatuur zijn. Dus kan schizofreen
een accurate medische term zijn, en een metafoor ‘onwerkelijk’ of onlogisch’ (een
schizofrene situatie, schizofreen gedoe) Niks mis mee. Ik vind het een typisch symptoom
van moderne overgevoeligheid , die voor de personen in kwestie zelf lichtelijk
beledigend kan zijn. ‘Ze zijn zo zielig dat je het woord moet vermijden, laat staan er
grapjes over maken.’ Je maakt ze met dit soort omstandig gedoe juist tot zielenpoten.
Schizo’s onderling gaan ongetwijfeld met meer humor om met hun aandoening. Wat dat
onderzoek over ‘negatieve beeldvorming’: klinkt me in de oren als zo’n typisch
sociaalpsychologisch, nutteloos Diederik Stapel-onderzoek.
3. Vind u dat, wanneer schizofrenie als beeldspraak wordt gebruikt door een geïnterviewde
deze er door de journalist bewust uit moet worden gehaald of vervangen voor een ander
woord? Moeten journalisten een registrerende of sturende rol vervullen? Uit het voortgaande
zult u begrijpen: nee, nee, nee!!!!
96
4. In artikelen waar schizofrenie zijdelings wordt vermeld [d.w.z als opsomming of ter
illustratie als voorbeeld] komen er in 11 artikelen subjectieve woordkeuzes van schizofrenie
voor. Journalisten zijn veruit de grootste groep die gebruik maken van subjectieve termen.
Dat wil zeggen dat er gekozen is voor de variant ‘schizofrene’ of schizofreen’ in plaats van de
persoon met schizofrenie. Ben u zich bewust van de effecten van zo’n subjectieve
woordkeuze? Zou u daar rekening mee houden? En hoe heeft u dat zelf gezien? Mag ‘schizo’
ook? Vind ik wel geinig klinken. Nee, maar serieus: wat ik uit dit gedoe proef, is de
typische misvatting dat je problemen uit de wereld helpt door ze een andere naam te
geven. Discriminatie van zwarten bijvoorbeeld. Kijk, ooit noemden we zwarten nikkers,
kaffers of roetmoppen. Dat mocht uiteraard niet, en maar goed ook. Maar nu blijkt
negers ook niet meer te mogen. Oké, noemen we ze zwarten. Maar hoe lang voordat de
taalpolitie dat ook verbiedt? Het probleem is, zo schijnt me toe, dat schizofrenie een
nare ziekte is, die vaak tot zichtbaar afwijkend of bizar gedrag leidt. Hoe dan ook - het
wijkt af. Dus wordt het ook gebruikt als metafoor en als scheldwoord, want zo zijn
mensen. Dus dan moet er een nieuw woord komen, omdat het oude belast voelt, als een
scheldwoord. Tot het nieuwe, neutrale woord na enige tijd ook weer als scheldwoord
voelt – zoals met het woord neger is gebeurt. En we weer iets nieuws vinden. Maar hoe
je het ook noemt: een schizofreen blijft zich in de ogen van de meerderheid vaak mal
gedragen, en de neger blijft in een blanke samenleving opvallen om zijn huidskleur. De
tendens, zo merk ik, is in dergelijke gevallen naar steeds lange, onmogelijkere woorden.
In Amerika wordt ‘negro’ tot African American. Een mongooltje wordt een persoon
met Down Syndroom. In Nederland wordt schizofreen tot ‘persoon met schizofrenie’. Ik
vind dat nutteloze taalvervuiling.
5. Wat vindt u van de stelling; hoe meer de aandoening voorkomt in de populaire cultuur
[films, boeken & muziek] hoe beter dat is voor de aandoening. Daarbij moet u denken aan
taboes doorbreken/bespreekbaar maken. Is wat voor te zeggen. Zelf ben ik filmjournalist:
er zijn prachtige, ontroerende films gemaakt over mensen met schizofrenie – of autisme
– die het begrip voor die aandoeningen vergroten en clichés bestrijden. Dus ja, lijkt me
helder.
6. Artikelen waar de aandoening schizofrenie centraal staat zijn bijna altijd
nieuwsberichten. (een enkele keer een achtergrondartikel of interview). Nieuwsberichten zijn
vaak, wanneer zij over schizofrenie gaan negatief omdat deze afwijkend en conflict moeten
bevatten. Heeft u wel een nagedacht een reportage te maken over een persoon met
97
schizofrenie die wel goed in de maatschappij fungeert? Ik ben momenteel een
filmjournalist, dus nee, daar denk ik niet zo over na. Overigens worden dat soort
stukken mondjesmaat best wel geschreven, in de ‘human interest’ hoek van de krant. Ik
kan me althans wel stukken herinneren in de trant van ‘worsteling met schizofrenie’ of
‘leven met schizofrenie’ etc. Negatieve nieuwsberichten over schizofrenie lees ik
eigenlijk niet zo vaak, of je moet doelen over stukken over mensen die iets gruwelijks
doen omdat ze stemmen horen. Tsja, als zoiets gebeurt moet je daar verslag over
doen. En ik geloof niet dat media verplicht zijn tegen elk negatief bericht waarbij een
schizofreen is betrokken een positief bericht te zetten. Als iemand een huis in brand
steekt omdat stemmen hem daartoe aanzetten, zou je ook een bericht in krant moeten
zetten over een schizofreen die vrijwilliger is op een kinderboerderij? Dacht ik niet. Wij
zijn ervoor om nieuws te melden: dat er een huis in afgebrand namelijk.
7. Wanneer u een nieuwsbericht of ander soort artikel schrijft waar de aandoening
schizofrenie in voorkomt; denkt u dan aan het vermelden van extra informatie over de
aandoening of vindt u dat overbodig? [Denk hierbij aan het vermelden van symptomen of
andere feiten van schizofrenie of het vermelden van contactgegevens van psychiatrische
instellingen]. Te algemene vraag. Hangt volledig van de opzet en het doel van het artikel
in kwestie af of dit relevant is of niet.
8. 64% van alles artikelen die gaan over schizofrenie hebben te maken met een
geweldsincident. Dit gegeven kan bijdragen aan het heersende stigma van
schizofreniepatiënten. Namelijk dat zij gevaarlijk en onvoorspelbaar zijn. Het merendeel van
mensen met schizofrenie zijn helemaal geen gevaar voor anderen. Er bestaat slechts een
0.001% kans dat u geweld wordt aangedaan door een persoon met schizofrenie. Ben u
geïnteresseerd om een keer een artikel te schrijven over iemand die positief omgaat met de
aandoening of eventueel bij een artikel wat negatief getint is dit soort cijfers erbij te
vermelden? Nee, over dat soort onderwerpen schrijf ik momenteel niet. Maar zo’n stuk
kan geen kwaad, en wordt, zoals gezegd, nu en dan ook wel gepubliceerd. Wellicht niet
vaak genoeg, maar een krant is geen Postbus 51; we zijn er niet om positieve of
negatieve propaganda te bedrijven voor een bepaalde bevolkingsgroep. Wat betreft
geweldsincidenten: de denkfout hier is dat de krant in dat soort gevallen niet over
schizofrenie schrijft, maar over geweld. En dat je vervolgens de oorzaak of motivatie wil
kennen als lezer. Schizofrenie maakt een gewelddaad wellicht ‘interessanter’’, maar dat
geldt ook voor andere motieven – als de geweldpleger onder invloed van drugs is, of
autistisch, of stink jaloers, of geld wilde hebben voor een nieuwe scooter. De lezer wil
gewoon weten waarom iemand iets gruwelijks doet. En dat we gefascineerd zijn door
98
moord en doodslag - If it bleeds, it leads, zo is het gezegde in de krantenwereld – is
treurig – maar wellicht kijkt u zelf ook wel eens naar een thriller, actiefilm of detective?
9. Slechts 21% van de artikelen die specifiek met de aandoening of met een persoon met
schizofrenie te maken hebben wordt als positief of neutraal gecodeerd. Dat wil zeggen dat het
hierbij gaat om positieve verhalen of wetenschappelijke uitkomsten. Vindt u deze uitkomsten
onvermijdelijk omdat het over kranten/nieuws gaat? Zou er, in uw optiek iets gedaan kunnen
worden aan de verhouding tussen positieve en negatieve artikelen over de aandoening? Ik
ken uw codering niet. Maar heel in het algemeen: schizofrenie lijkt me een nare
aandoening, waarom moet daarover dan positief geschreven worden? Ik vermoed dat
ook autisme, kanker of tbc negatief worden gecodeerd. Het zijn syndromen, ziektes.
Moeten we daar van tralalala of ‘kanker, ja gezellig!’ over doen? En als schizofrenie
dan zo fijn en positief is, waarom acht u dan het woord ‘schizofreen’ als beledigend,
een soort scheldwoord? Er zit een diepe, diepe contradictie in uw denken, die ik bijna
als schizofreen zou willen bestempelen. (-;