16
Alfred Hafkenscheid schilderijen en tekeningen 110119_p001_160.indd 1 110119_p001_160.indd 1 18-05-11 14:33 18-05-11 14:33

Alfred Hakenscheid

  • Upload
    wbooks

  • View
    222

  • Download
    0

Embed Size (px)

DESCRIPTION

 

Citation preview

Alfred Hafkenscheid schilderijen en tekeningen

110119_p001_160.indd 1110119_p001_160.indd 1 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

110119_p001_160.indd 2110119_p001_160.indd 2 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

Alfred Hafkenscheidschilderijen en tekeningen

Frans van der Veen essay

Sjouke B. Dekker interviews

Gerard Nijenhuis gedichten

Uitgeverij Waanders - Zwolle in samenwerking met Stichting Alfred Hafkenscheid

110119_p001_160.indd 3110119_p001_160.indd 3 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

Ten geleide

110119_p001_160.indd 4110119_p001_160.indd 4 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

Alfred Hafkenscheid geldt al jaren als één van de belangrijkste schilders uit de provincie Drenthe. De kwaliteit van zijn werk, dat door het publiek voornamelijk bewonderd kan worden op tentoonstellingen van het Drents Schildersgenootschap, wordt door velen onderkend. Buiten zijn eigen regio is hij echter minder bekend, hoewel er in 2008 een grote presentatie van zijn werk getoond werd op de belangrijke kunstbeurs Realisme in Amsterdam.

Een grote retrospectieve tentoonstelling in mei 2008 van het oeuvre van Hafkenscheid, georga-niseerd door het CBK Drenthe in de Asser galerie Vanderveen, was aanleiding tot het samen-stellen van dit boek. Aan het eind van de opening, waarvan ik de eer had die te mogen verrichten, sprak ik er mijn verwondering over uit dat aan een kunstenaar met een zo bijzonder oeuvre nog steeds geen monografi e was gewijd. De bijval die deze woorden kreeg leidde ter plekke tot een werkgroep die in eerste instantie bestond uit dichter Gerard Nijenhuis, CBK Drenthe-directeur Roelof Offereins, provinciaal historicus Michiel Gerding, grafi sch vormgever Albert Rademaker en de kunsthistorici Jan Jaap Heij en ondergetekende van het Drents Museum. Later kwam ook Luchiena Lanjouw de gelederen versterken. Ter fi nanciering van dit project werd vervolgens een stichting in het leven geroepen, met als bestuur Hannie Rijnierse, Matthijs Hafkenscheid en Mieke van der Wal. Samen hebben zij voor de totstandkoming van dit boek gezorgd in de hoop vele andere kunstliefhebbers met het werk van Hafkenscheid kennis te laten maken en in de vaste overtuiging dat ook zij onder de indruk van dit eigenzinnige oeuvre zullen raken.

Het werk van Hafkenscheid is niet eenvoudig te doorgronden. De schilder koketteert op geen enkele wijze met de inhoud van zijn schilderijen. Het gaat hem in eerste instantie niet om het hoe, maar om het wat. Hoewel zijn werk fi guratief is - immers de voorstelling is herkenbaar - komt de inhoud van zijn schilderijen meer voort uit een herschepping van de werkelijkheid via zijn eigen geest, dan uit een letterlijke nabootsing van de natuur.Het werk is zwaar en monumentaal. De inhoudelijke kracht is sterk voelbaar en zet de beschouwer onmiddellijk aan het denken. Wie is deze schilder, wat beweegt hem en wat is de betekenis van zijn werk? Die zwaarte is ook de reden dat veel beschouwers er moeite mee hebben het werk direct op zijn merites te kunnen beoordelen.

Dit boek geeft een chronologisch overzicht van het oeuvre van Hafkenscheid. Frans van der Veen, kunstenaar en kunstcriticus, schreef een beschouwing over de kunstschilder en plaatst hem in een kunsthistorische context. Sjouke B. Dekker interviewde hem in 1984 en 2010 en geeft een prachtig beeld van de persoon Hafkenscheid, terwijl een drietal gedichten van Gerard Nijenhuis aanzet tot nadere overpeinzing over het werk van de schilder. Fotograaf Harry Cock maakte een indringend portret en legde in enkele persoonlijke impressies de omgeving van de kunstenaar vast, terwijl Tom Haartsen het grootste deel van de hier afgebeelde werken speciaal voor dit boek fotografeerde. De fraaie vormgeving van deze publicatie is het werk van Albert Rademaker.

De werkgroep is verheugd dat dit boek ter gelegenheid van de vijfenzeventigste verjaardag van Hafkenscheid kan worden gepresenteerd. Dank is verschuldigd aan het Prins Bernhard Cultuurfonds Drenthe, het Coöperatiefonds Rabobank Noord-Drenthe en de Stichting Beringer Hazewinkel, die de uitgave fi nancieel hebben ondersteund, en aan Uitgeverij Waanders te Zwolle voor de prima grafi sche verzorging. Ook namens hen spreek ik de hoop uit dat velen via dit boek met persoon en werk van Hafkenscheid zullen kennismaken en er, net als de leden van de werkgroep, door gegrepen zullen worden.

Namens de werkgroep,Harry Tupan

110119_p001_160.indd 5110119_p001_160.indd 5 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

110119_p001_160.indd 6110119_p001_160.indd 6 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

Ogenblik

Over de leegte die bestaat

in alle dingen die voorafgaat

aan alles wat van zelf ontstaat

en in ’t gemaakte sporen achterlaat,

over die leegte, die in ogen

binnensluipt, langs wanden kruipt

en dan zich ophoopt, onderhuids,

over die leegte, ongelogen,

gaat zijn werk. Hij tekent met stift

de lettertekens van ’t gemis. Haast

kent hij niet, tijdloos is het schrift

dat leegte vastlegt in witte fi guren,

die zweven door de ruimte, als verdwaasd,

gevangen in een ogenblik dat lang zal duren.

Gerard Nijenhuis

110119_p001_160.indd 7110119_p001_160.indd 7 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

110119_p001_160.indd 8110119_p001_160.indd 8 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

Een naar binnengerichte blik . . .

Alfred Karel Maria Hafkenscheid is een gedreven

schilder. In 1992 schreef de criticus Friggo Visser over

hem: ‘Of hij nu landschappen met een solitaire boom rond

de Drentse Aa schildert, of psychiatrische patiënten in

een inrichting te Zuidlaren, het effect is steeds hetzelfde.’

Visser citeerde ook de schilder: ‘De fi guratie is in zekere

zin altijd gedeformeerd, in mijn palet kies ik steeds voor

gebroken tinten. Vroeger kon ik geen rood verdragen, toen

schilderde ik vooral met zachte groene tinten. Nu werk

ik veel met roses. […] Ik schilder gruwelijke beelden,

zeggen ze. Misschien dat ik die met kleur probeer te

compenseren. De sfeer die de kleuren uitdragen, kan het

beeld weer in balans brengen.’ Deformatie, een opvallende

kleur stelling en verontrustende onderwerpen; daarmee

is eigenlijk alles over het werk van Alfred Hafkenscheid

gezegd. Desondanks wat meer.

Frans van der Veen

Zelfportret voor hek  1967

90 x 70

Collectie kunstenaar

110119_p001_160.indd 9110119_p001_160.indd 9 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

Een monomane eenzaat

Al ruim veertig jaar neemt Alfred Hafkenscheid een bijzondere plaats in tussen de beeldende kunstenaars in het noorden van ons land. Hij kwam in 1968 uit Hilversum naar Drenthe en woont sinds 1970 in Schipborg, nabij Zuidlaren. In 1971 trad hij als schilder naar voren. Het deformeren was er vanaf dat eerste moment, de zachte groene kleur ook, maar de gruwelijke beelden dateren uit de jaren tachtig en negentig. Hoe unheimisch ook, ze getuigen door alles heen van mededogen. Hafkenscheid is geen schilder van wat er te zien is, maar van een gemoedsgesteldheid, van een wereld die gekenmerkt wordt door verlatenheid en alleenzijn. Dat spreekt uit de landschappen en evenzeer uit zijn fi guren. Hij is een stijlvast kunstenaar; zijn werk kent geen eclecticisme. Op al te moderne invloeden is hij niet te betrappen; ingrijpend gewijzigde opvattingen heeft zijn werk nooit te zien gegeven. Ook schildertechnisch is er sprake van een harmonieuze ontwikkeling; accentverschuivingen voert hij geleidelijk door. Hij kwam als schilder tot wasdom in Drenthe, na een moeizame aanloop van zeker tien jaar in Hilversum. In zijn Gooise tijd schilderde hij nauwelijks. Toen hield hij het bij tekenen. Uit het hoofd of de herinnering getekende taferelen van de natuur, met daarin trieste fi guren die eenzaam eenzaam stonden te wezen. Zijn werk is op te delen in enkele grote periodes. De eerste tien jaar in Drenthe ontstonden hoofdzakelijk landschappen. Als er al fi guren in voorkwamen, dan waren ze meestal ondergeschikt aan het landschapsbeeld. Vanaf 1982 stond de mens centraal. Jarenlang kenmerkten grote reeksen schilderijen met paspoppen, het thema van de droevige clown (substituut van hemzelf), harlekijns en pierrots zijn werk. Niet zelden waren gedichten van Nijhoff en Achterberg aanleiding. Ook Kafka was een inspiratiebron. Na 1989 werd een dramatische verheviging zichtbaar. Melancholie en eenzaamheid werden vervreemding en ontluistering, tot uitdrukking gebracht in vervormde mensfi guren. Het is werk waaraan de gemiddelde toeschouwer zo snel mogelijk voorbijgaat; hij weet er geen raad mee en het maakt hem onzeker. Ongeveer tien jaar later werd de dramatiek gedempter en zag je een terughoudendheid die introverter was en minder grote gebaren kende.Nu is Hafkenscheid nooit een schilder voor het grote publiek geweest, maar ook voor degenen die zijn werk te confronterend vinden, staat zijn integriteit buiten kijf. Voor collegaschilders is hij een gerespecteerd kunstenaar. Vanwege zijn vakman-schap, zijn haarscherpe analyse van menselijke onmacht en de manier waarop hij zijn plan trekt, zonder zich iets aan te trekken van wat in de mode is: een monomane eenzaat, die in alles zijn schilderen vooropstelt.

Vincent van Gogh  (1853-1890)

Zelfportret met vilthoed  1887/88

olieverf op doek

Van Gogh Museum - Amsterdam

10

110119_p001_160.indd 10110119_p001_160.indd 10 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

Zelfportret met pijp en hoed bij houtwal  1965

56 x 73 (fragment)

Drents Museum - Assen

110119_p001_160.indd 11110119_p001_160.indd 11 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

Kerkelanden bij Hilversum  1965

50 x 65

Drents Museum - Assen

110119_p001_160.indd 12110119_p001_160.indd 12 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

Hafkenscheid in Hilversum

Alfred Hafkenscheid kwam in 1936 ter wereld in Blitar (op Java), in een planters-gezin. Door de Japanse bezetting van het toenmalige Nederlands-Indië belandde hij met zijn moeder en zijn twee zusters in een Jappenkamp. Zijn vader werd tewerkgesteld aan de Birmaspoorweg en stierf in 1943. Moeder en kinderen kwamen in 1946 berooid in Nederland aan en vestigden zich na wat omzwervingen in Hilversum. De kinderen hadden een grote leerachterstand; in de kampen was onderwijs niet toegestaan. Alfred: ‘Op mijn tiende kon ik nog niet eens lezen.’ Daarom werd hij in de tweede klas geplaatst. Later kreeg hij met andere ‘Indische’ kinderen een stoom-cursus: twee klassen in één jaar. In het vervolgonderwijs – van 1950 tot 1953 op de MULO en van 1953 tot 1956 op de HBS – werden hem ambities opgedrongen die hij niet had; wel hersens, geen zin. Op twintigjarige leeftijd verliet hij zonder diploma de HBS en vluchtte hij in het tekenen. Hij wilde beeldend kunstenaar worden en dacht (in recalcitrante overmoed, zoals hij later zelf zei) daarin op eigen houtje wel te kunnen slagen. Na de militaire dienst (van 1957 tot 1959) richtte hij bij zijn moeder op zolder een atelier in, werkte hij periodiek bij boeren om in zijn levensonderhoud te voorzien, en had vervolgens van 1964 tot 1968 een halve baan op een scheepswerf. In 1957 had een vriend hem in contact gebracht met de Kortenhoefse schilder Barend van Voorden (1910-2000). Die ontmoeting zou zijn leven sterk beïnvloeden. De optelsom van oorlogservaringen, het opgroeien in een onvolledig gezin, geld -gebrek en afgebroken vervolgopleidingen heeft vermoedelijk wel kleur gegeven aan zijn kunstenaarschap, maar is daarvan niet de oorzaak, zoals vaak impliciet wordt gesuggereerd. Niet iedere internering leidt tot het kunstenaarschap, niet elke afgebroken vervolgopleiding tot een artistiek beroep. Ook hier niet, al ging het om een introverte jonge vent, die in isolement op een kale zolder bivakkeerde. Zonder dat alles was hij ook wel in de kunst terechtgekomen.Aan iets essentiëlers daarentegen wordt steevast voorbijgegaan: zijn ontwikkeling als schilder en het vasthouden aan eenmaal goed bevonden antwoorden. Geen kunstenaar die zich ontplooit zonder grote voorbeelden of identifi catie met iemand die hij bewondert. Beeldende kunst ontstaat niet uit het niets. Ook bij Hafkenscheid niet. Voor hem zijn de bewondering voor Vincent van Gogh en het contact met de schilder Barend van Voorden belangrijk geweest. De fi xatie op deze twee fi guren is opvallend en stuurt tot vandaag toe zijn opvattingen en handelen.

13

110119_p001_160.indd 13110119_p001_160.indd 13 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

Kerkelanden bij Hilversum  1965

50 x 65

Drents Museum - Assen

110119_p001_160.indd 14110119_p001_160.indd 14 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

De aanloopjaren

Op zijn tweeëntwintigste – hij was in militaire dienst – kreeg Hafkenscheid een boek met de brieven van Vincent van Gogh cadeau. Deze brieven gaven richting aan zijn tot dan nogal chaotische zoeken. Hij vond er zijn streven in verwoord om kunstenaar te worden, ontleende er nieuwe doelen aan en destilleerde er een levens-houding uit. De heilige ernst waarmee de jonge Vincent beleed dat je buitenstudies moest maken, stimuleerde hem ook naar buiten te trekken en op locatie te tekenen. In tekeningen uit die jaren zijn dan ook forse invloeden van Van Gogh te herkennen qua onderwerp en aanpak. Mieke van der Wal wees hier al op in haar catalogus-inleiding uit 1984. Tekeningen van onderwallen met varens en grassigheden (1965, pag. 14), studies uit Brabant van landschappen (1966, pag. 75) en van boomstronken en stobben (1967, pag. 77) verraden, behalve een intense betrokkenheid, tot in de kleinste kleinigheden dat Van Gogh voor hem meer was dan een schrijver van inspi-rerende brieven.Net als Vincent van Gogh was Hafkenscheid in zijn aanloopjaren een bezeten, boerse tekenaar, stug van vorm, hard in de contrasten, ruw in de lijnvoering en iemand met weinig aandacht voor nuances. Een zelfportret uit die jaren – hij had toen al zijn kenmerkende baard – met pijp en een priemende blik in de ogen, heeft dezelfde primitieve arceringen als Vincents studies uit diens beginjaren (pag. 141). In even sterke mate gaat dat op voor de natuurstudies; het handschrift ervan leunt zwaar op zijn idool. Voor deze tekeningen geldt op een afstand, wat de kunstcriticus en latere directeur van het Groninger Museum, Jos de Gruyter, in 1954 zei over het vroege werk van Van Gogh. ‘Het is niet stamelend, zoals vaak is verondersteld, maar stroef door zijn loodzware ernst. Het leed wordt er in gezocht, zelfs dweepziek geëerd, ascetisch en hartstochtelijk. Men proeft een provinciaal Calvinisme, door de gevoelsfelheid van de kunstenaar soms tot een schrikkelijke wrangheid opgevoerd; radicaalste ontken-ning van alle behaaglijke salonkunst. Maar ook doet een warme levensdrift, een innige genegenheid, het burgerlijk beknelde en fatalistische vaak vergeten.’

15

110119_p001_160.indd 15110119_p001_160.indd 15 18-05-11 14:3318-05-11 14:33

110119_p001_160.indd 16110119_p001_160.indd 16 18-05-11 14:3318-05-11 14:33