28
r z < < ,. •• CD ., 0 ., 0 0 CD ., >C •• •• a. CD .. CD N •• N 0 CD •• < .. CD ca c •• ... 11 C C -a ., r UI cr c ., .. 0 CD •• N ca - CD CD ., . •• DI a. a •• a DI w 11

Architectuur Lokaal #19

Embed Size (px)

DESCRIPTION

met onder andere: Ruimte en cultuur in de politiek Vijf verkiezingsprogramma's vergeleken. Buitengebieden in het Noorden Tribunaal over aantasting Groninger landschap. Eerste kwartaalbericht van het steunpunt Zorgvuldigheid bij wedstrijden neemt toe. Restaureren, toekomst voor verleden Informatieboek voor monument-eigenaren.

Citation preview

Page 1: Architectuur Lokaal #19

r

z <

<

,.

••

CD

., 0

~

., 0

0 CD

~

~

., >C

••

••

a.

CD

.. CD

N

••

N

~

0 CD

••

<

~

.. CD

ca

c ~

•• ...

11

C

C

• -a

., r

UI ~

cr c

., ..

0 CD

••

N

ca

- CD CD

.,.

••

~

DI a.

a ••

a

~.

DI w

11

Page 2: Architectuur Lokaal #19
Page 3: Architectuur Lokaal #19

~~

~ Ruimte en cultuur in de politiek Vijf landelijke verkiezingsprogramma's worden aan de vooravond van de Tweede Kamer-verkiezingen 1998 door Ton Idsinga, beleidsadviseur van Architectuur Lokaal, naast elkaar gelegd. Het 'gezicht van Nederland' mag zich in een ongekend grote politieke belangstelling verheugen.

ZWoonlandschappen Ook voor deelname aan de vijfde ronde van Europan hebben zich weer een aantal gemeenten gemeld. Anne Hoogewoning van Europan Nederland beschrijft de verlaten stedelijke gebieden die zij aanboden voor de prijsvraag.

.2 Buitengebieden Welke ingrepen in het landschap zijn de juiste? Jan Abrahamse van Noorderbreedte over het land scha ps­tribunaal dat in de provincie Groningen werd gehouden.

~ .......

10 De kust op de kaart In vervolg op de conferentie De cultuur van de Hollandse badplaats in Ijmuiden, eind vorig jaar, kondigen José van Campen (Architectuur Lokaal) en Ineke van Ginneke (Vormgevingsinstituut) het nieuwe strandseizoen aan met een startdocument voor nieuwe ontwikkelingen.

12 De rijkdom van nieuwe natuur

14

Het regeringsplan voor een ecologische hoofdstructuur in Nederland, de EHS, vormde aanleiding voor land­schapsarchitecten en ecologen om de culturele beteke­nis van natuur in de planvormingen onder de aandacht te brengen. In het boek Oorden van onthouding. Nieu­we natuur in verstedelijkend Nederland zijn de denk­beelden die in de 'Keyenberg-groep' naar voren kwa­men gebundeld door Fred Feddes.

Nieuwe architectuurcentra in Nijmegen en Nagele Het succes van de lokale architectuurcentra duurt voort. In zowel Nijmegen als Nagele wordt aansluiting gezocht bij een bredere cultuur. Mark Theeuwes introduceert het ACN dat voorlopig domicilie heeft gevonden in de Hol­landsche Schouwburg van Nijmegen. Cor Koene zet uit­een hoe het Museum Nagele zijn oorsprong dertig jaar geleden in Italië vindt.

I 16 Eerste kwartaalbericht over

ontwerpwedstrijden Steeds vaker melden organisatoren van architectuur- of stedenbouwwedstrijden of vergelijkbare aanbestedings­procedures in het kader van de Europese Richtlijnen, zo'n wedstrijd of procedure bij het steunpunt voor ontwerp­wedstrijden. In het eerste kwartaal van dit jaar waren dat er 14, en José van Campen constateert toegenomen zorgvuldigheid in de procedures.

18 Vijfhuizen-Zuid en Springplank Bij de planontwikkeling van de Vinex-Iocaties voeren veel bekende arthitectenbureau's de boventoon. De gemeente Haarlemmermeer pakte het anders aan en vroeg beginnende ontwerpers om plannen. Vincent Kompier, coördinator van de stichting Spring­plank i.o., vergelijkt de aanpak met de voornemens van Springplank.

• ,r<;<ï

20 Schoolgebouwen: bouwen aan de samenleving Bouwprogramma's voor nieuwe scholen zouden ruimte moeten laten voor onderwijskundige vernieuwingen. Margriet Pflug over de eerste excursies voor opdracht­gevers naar oude en nieuwe scholen in Den Haag, Rot­terdam, Tilburg en Groningen .

22 Opdrachtgeverschap bij restauratie Martin Voigt (BNA) over het nieuwe informatieboek voor eigenaars van monumenten, Restaureren, toe­komst voor verleden. ~ ,.:""";"":.,,,, ,~ ... ~'fl:. '" 'f\ 't.

\ --

...... . 1 ~ . ~

. ~

24 Ontwikkelingsvisie Noord­Holland In steden, regio's en provincies of bij het Rijk: overal worden ontwikkelingsvisies gemaakt. Jan Yedema van de provincie Noord-Holland doet verslag van de bijeen­komst die de provincie in Zaandam organiseerde om al die toekomstverkenningen eens naast elkaar te leggen.

26 Stimuleringsfonds Bij het Stimuleringsfonds voor Architectuur werd in de laatste maanden van 1997 vooral voor projecten op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur sub­sidie aangevraagd. Een overzicht van de toekenningen Simone Rots

27 Vinex op lokatie Groningen De eerste van de vierdelige debattenserie over de Vinex in uitvoering, Vinex-on-site. Zijn de uitbreidingen in Groningen overbodig of zullen de bestaande wijken een nieuw leven krijgen? Margriet Pflug

28 Index 1997 Jaaroverzicht van publicaties in de kwartaalkrant van Architectuur Lokaal. Rogier van Teeseling

I

_. : C»

c::: 11I< I

3

Inhoud

~-=­~ .... -rE:~

-r .... .... -=-Uitgave

L c:::» ..c:.~~ L

Architectuur Lokaal verschijnt 4x per jaar Tussen de Bogen 18 1013 JB Amsterdam tel. 020-5304000 fax 020-5304004 e-mail: [email protected] http://www.arch-Iokaal.nl

Redactie Cilly Jansen

Redactiesecretariaat Roos Schouw

Vormgeving Els Scholtes, Amsterdam

Druk Rob Sta Ik bv Amsterdam

Oplage 2500

ISSN 1385-0482

Platform Architectuur Lokaal Stichting Archiprix Bond van Nederlandse Stedebouwkun­digen BNS Stichting Europan Nederland Nederlandse Vereniging voor Tuin- en Landschapsarchitectuur NVTL Federatie Welstandstoezicht FW Nederlands Architectuurinstituut NAi Rijksdienst voor de Monumentenzorg RDMZ Vereniging van Nederlandse Gemeen­ten VNG

Waarnemers Ministerie VROM, bureau Rijksbouw­meester Ministerie OC&VII, afdeling bouwkunst Stimuleringsfonds voor Architectuur Fonds voor beeldende kunsten, vorm­geving en bouwkunst

Bestuur Architectuur Lokaal dr P G.J. Zelissen, voorzitter drs PPh. Dordregter, VNG ir C.E. van Esch, FW G.H. Faber irM. Klaas drs A. Wolting

Page 4: Architectuur Lokaal #19

Ruimte en cultuur in de politiek Vijf verkiezingsprogramma's vergeleken

Verkiezingsprogramma's hebben maar een beperkte betekenis. Steeds minder mensen laten zich bij hun keuze voor een politieke partij leiden door de inhoud van het voorgestelde beleid. Naast een door tradities of gewoonte ingegeven stemgedrag bepaalt de persoon van de lijsttrekker, en dan vooral zijn optreden in de media, in steeds sterkere mate de voor- of afkeur in het stemhokje. Het is genoegzaam bekend. Tijdens de kabinetsformatie spelen de programma's nog een rol bij de onderhandelingen, maar daarna belanden ze onherroepelijk in de prullenbak. Na de vorming van de regering geldt het regeerakkoord. En daar gaat het écht om. Toch is het de moeite waard om te zien of er landelijke trends in de politieke meningsvorming waarneembaar zijn op het terrein van de architectuur, stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Uiteindelijk zouden deze bij de vorming en de uitvoering van het beleid een rol kunnen gaan spelen. Echt uitgesloten is dit op voorhand ook weer niet.

Bij de vergelijking is uitgegaan van de programma's van de PvdA, de VVD, D'66, het CDA en GroenLinks zoals die werden aangeboden aan de partijcongressen. Het eerste wat uiteraard opvalt zijn de onveranderd oubollige titels. D'66 spant op afstand de kroon met 'Bewogen in beweging' . Hoe verzin je het. Maar het CDA kan er ook wat van met 'Samen leven doe je niet alleen' . Als er echt niemand een acceptabele titel weet te bedenken, doe het dan zoals GroenLinks. Deze partij heeft als enige het verkiezingsprogramma géén t itel gegeven. Na lezing van de programma's wordt de indruk beves­tigd dat de partijen in de Nederlandse politiek steeds verder naar elkaar toe zijn gegroeid, zodat een verge­lijking erg gaat lijken op de bekende 'zoek de verschil­len-tekeningen' in weekbladen als de Panorama, de Revue en de Donaid Duck. Als GroenLinks even bui ­ten beschouwing wordt gelaten dan is de VVD de eni­ge van de grote partijen die op terreinen als de socia­le zekerheid, het autogebruik, lastenverlichting, het bevorderen van deeltijdbanen een afwijkend stand­punt inneemt. Op basis van alleen de verkiezingspro­gramma's zou een coalitie tussen de PvdA, het CDA en D'66 zonder meer voor de hand liggen. Maar uit het verleden weten we dat andere factoren, zoals persoonlijke verhoudingen (Van Agt en Wiegel in een bistro), internationale ontwikkelingen en taaie senti­menten, een minstens zo grote rol spelen . Wat in het oog springt is dat bij de opzet van de pro­gramma's vrij sterk van de departementale indeling is afgeweken in een streven de kiezer een aansprekend

4

algemeen maatschappelijk verhaal te bieden. Op zichzelf is dit begrij­pelijk want zo kunnen bijvoorbeeld onderwerpen als milieu (vier minis­teries) en veiligheid (drie ministe­ries) in één samenhangende tekst behandeld worden. Voor wie op zoek is naar concrete beleidsvoor­nemens is dit echter een handicap wat tot veel heen en weer geblader aanleiding geeft. Bovendien wordt een harmonieuze beleidsintegratie gesuggereerd die in de praktijk van alledag, met de bekende ambtelij­ke en departementale stammen­twisten, nou niet bepaald waar wordt gemaakt. Het CDA-programma is het meest essayistisch, Groenlinks combineert een samenvattend verhaal per hoofdstuk met (genummerde) sta­tements, de overige partijen laten het bij een korte inleiding vooraf­gaand aan de amendeerbare para­grafen.

Uitspraken op het terrein van de architectuur, stedenbouw, land­schapsarchitectuur, stads- en dorps­gezichten, monumenten, archeolo­gie, infrastructuur en ruimtelijke ordening zijn voornamelijk te vin­den bij de kopjes 'cultuur' en 'ruim­te'. Hier wordt dus overwegend wél de departementale indeling, OCenW en VROM, aangehouden.

Ton Idsinga

Kennelijk kan alleen in speciale nota's, zoals het geval bij Ruimte voor Architectuur (1991) en De Architec­tuur van de Ruimte (1997) - tevens V&W en LNV - de verwantschap tussen het cultuur- en het bouw- en ruimtelijke ordeningsbeleid tot hun recht komen. Welke standpunten zijn er in de programma's te traceren op het gebied van wat ik voor het gemak maar het architectuurbeleid zal noemen? Voor een zinvolle vergelijking wordt van de bestaan­de indeling uitgegaan.

Cultuur Als de omvang van de paragrafen over kunst en cul­tuur maatgevend zijn voor de aandacht voor dit onderwerp dan springt D'66 er zonder meer positief uit. Ook de titel van het hoofdstuk uit het D'66 pro­gramma - Cultuur als ruggengraat - doet vermoeden dat staatssecretaris Nuis flinke invloed heeft gehad op het verkiezingsprogramma. Inhoudelijk is het boven­dien evenwichtig en redelijk geïnspireerd . Soms is' de tekst echter wel wat erg zalvend, en wordt hier en daar een ondubbelzinnig standpunt gemist. De PvdA is een goede tweede. Nadat Hedy d'Ancona in het begin van haar ministerschap een vergeefse poging deed om naar analogie met de figuur van de rijksbouwmeester ook mogelijkheden te scheppen voor zogeheten 'kunstmeesters', wordt nu opnieuw een poging in die richting gedaan door moderators voor sectoren van de kunst voor te stellen. Van onmis­kenbare betekenis is de stellige uitspraak dat 'kunst en cultuur op alle niveau's van onderwijs een ver­pl icht vak zou moeten worden'. Bizar is soms de gebezigde terminologie. Zo heeft men het meerdere keren over 'de productie van cultuur'. Lees voor 'cul­tuur' bijvoorbeeld 'de leefwijze van de samen leving' en meteen wordt duidelijk wat voor een gewrochte onzin dit is. Het CDA brengt kunst en cultuur onder in het hoofd­stuk 'Mensen en hun gemeenschappen' en niet bij 'Nederland kwaliteitsland ' . Deze keuze geeft voedsel aan het vermoeden dat ondersteuning aan kunst niet in de eerste plaats als een op zichzelf staand doel wordt beschouwd, maar als middel om gemeen­schapsvorming te bevorderen . Traditioneel is men in die partij altijd zeer geporteerd van de spreidingsge­dachte. Ook in 'Samen leven doe je niet alleen', is dit het geval. 'Re.giona le spreiding moet een krachtige stimulans krijgen', zo schrijft men dan ook. De WD kan geen weerstand bieden aan de kennel ij­ke behoefte het kunstbeleid te legitimeren door te stellen dat het 'kennisnemen van ons cultureel erf­goed de soc iale cohesie versterkt' . Als enige partij stelt zij onomwonden dat het cultuurbudget omhoog moet en laat zij zich ook uit over de nationale identi­teit: 'de culturele erfenis, d ie deel uit maakt van onze nationale identiteit, moet worden overgedragen van generatie op generatie', zo lezen we in paragraaf 24. In het zeer korte, nuchtere programma vinden we niets terug van de op dit moment populaire, en daar­om te pas en te onpas gebruikte termen educatie, internationalisering, informatiemaatschappij, nieuwe technologie, nieuwe media en de multiculturele samenleving. In de povere paragraaf van Groenlinks des te meer. In een zekere volgorde zijn al deze 'verpl ichte' termen terug te vinden. Zeer obligaat allemaal. Vo lgens deze partij is 'de kern van het kunstbeleid het stimu-

I

I h

I

f

Page 5: Architectuur Lokaal #19

leren van vernieuwende, le­vende kunst'. Het doet den­ken aan een kamervraag aan de toenmalige minister Brinkman in de jaren tach­tig: 'In hoeverre is de minis­ter erin geslaagd de kunst door middel van zijn beleid te vernieuwen?' En dan nu de vraag: in hoe­verre wordt bij de onder­scheiden partijen het archi­tectuurbeleid gezien als on-derdeel van het cultuurbe-leid? Hoe valt de lakmoes-proef uit? Op het CDA na noemen alle partijen het monumenten­beleid en wijden hier warme woorden aan. De VVD wil een financiële impuls voor het behoud van het ge­bouwde culturele erfgoed, die echter 'vanwege het bre­dere dan alle·en het culture­le belang buiten het cul­tuurbudget moet worden gehouden'. De PvdA legt eveneens het verband tus­sen wat zij noemen de 'im­materiële en materiële winst' bij de intensivering van het monumentenbeleid. Zij wij­zen daarbij onder meer op de toeristische meerwaarde van monumenten. Verder moet het 'Deltaplan voor monumentenzorg worden vervolmaakt, waarbij vooral industriële monumenten en 'jonge' monumenten aandacht moeten krijgen'. Ook D'66 legt de vinger op het feit dat monumenten zowel een culturele als een economische waarde heb­ben. Aan subsidiëring wordt een belangrijk multiplier effect toegeschreven. Er is - zo schrijft men - een forse investering in de restauratie en het onderhoud van monumenten noodzakelijk. Vervolgens: 'Die investe­ringen zullen voor een groot deel door particulieren worden gedaan, omdat veel monumenten ook eco­nomische waarde hebben. Rijkssubsidie jaagt die investeringen aan en is in deze sector zeer effectief.' Ook D'66 geeft er blijk van te weten wat goed koop­manschap inhoudt: een kleine investering die uitein­delijk resulteert in een grote opbrengst. Groenlinks gooit het over een andere boeg: 'Het be­staande en het verleden, vorm gegeven in talloze mo­numenten, is ons collectieve geheugen: de 'hard disk' waarop nieuwe programma's worden uitgeprobeerd. Voor de instandhouding van culturele identiteit is het te-gengaan van verval van mo-numenten essentieel.' Zoals gezegd, het CDA be-steedt - althans onder de ti­tel cultuur - geen aandacht aan de zorg voor monumen­ten. Maar wel aan de zorg voor de publieke ruimte en de architectuur van over­heidsgebouwen. En op welke manier moet dit gestalte krij­gen? Het antwoord: 'De waarden en normen, die aan de plurale samenleving ten grondslag liggen, dienen tot uitdrukking te komen.' Dat de Rijksbouwmeester hier maar nota van neemt. Ook op hetterrein van het ar-chitectuurbeleid springen de PvdA en D'66 eruit, omdat ze ook hierin verder gaan dan de andere partijen. Beide gun-nen de ontwerpdisciplines een substantiële rol.

Dip 1

ROGRAMMA

van hun bestaan. Zowel bij de stedenbouw, de grote infrastructurele werken als het land­schapsbeheer dient door architecten en vormge­vers de culturele dimen­sie in de vormgeving van de openbare ruimte versterkt te worden.' De PvdA: 'Bij de inrich­ting van Nederland moet meer ruimte wor­den gereserveerd voor de inbreng van beel­dend kunstenaars, vormgevers en land­schapsarchitecten. De overheid treedt daartoe zelf actief op als opdrachtgever, en bevordert dat ook ande­re partijen investeren in culturele kwaliteit.'

Ruimte Meer dan ooit wordt er in de politiek aandacht besteed aan de inrich­ting van Nederland. Het VVD-programma begint het hoofdstuk 'Het gebruik van onze ruim­te' met: 'Ruimte is in Nederland een schaars goed'. In feite hadden

alle programma's over het ruimtegebruik in Neder­land met deze zin kunnen beginnen. Er is met andere woorden in Nederland in beginsel een redelijke com­munis opinio over de gewenste ruimtelijke ordening. Alle partijen spreken zich nadrukkelijk uit voor het handhaven van het karakter van de landelijke gebie­den en het zoveel mogelijk concentreren van de bebouwing. De verschillen in opvatting zijn margi­naal. Groenlinks is in de paragraaf 'Ruimte en kwali­teit' het duidelijkst. Men wil 'hoge concentraties van de bevolking in. grote steden bevorderen binnen de bestaande verstedelijkte ruimtes', 'intensivering van het grondgebruik', het 'accentueren van contrasten en het tegengaan van versnippering van landschap­pen' en 'het brengen van diversiteit in landschappen en het handhaven en creëren van open landelijk gebied'. Bovendien moeten de provincies streekplan­nen maken met duidelijke richtlijnen voor minimale dichtheden van bebouwing en het mengen van wonen, werken en recreatie. De overheid moet actief

1998

grond aankopen bij­voorbeeld in het Groe­ne Hart, om de gewens­te ontwikkeling te sti­muleren. De VVD die zich aan de andere kant van het (smalle) spectrum be­vindt wil de ruimte doelmatiger gebruiken door combinaties van gebruiksfuncties te be­vorderen: landbouw­natuur, waterwinning­natuur, natuur-recre­atie. Bovendien blijkt het mes aan twee kan­ten te snijden: 'De kwa­liteit van de omgeving ( ... ) bevordert het woon- en werkgenot in

2002 steden en in het bui­tengebied. Hiermee wordt ook het vesti­gingsklimaat voor het bedrijfsleven beter.' Onder het hoofdje 'volkshuisvesting' -even verderop - wordt

D'66: 'De kwaliteit van de openbare ruimte mag niet al­leen bepaald worden door het belang van de volkshuis- concept-verkiezingsprogramma Democraten 66

over het ruimtegebru ik echter toch een wat an­dere toon aangeslagen: vesting, de bereikbaarheid,

de logistiek en de economie. De wijze waarop mensen hun directe omgeving beleven is essentieel voor de kwaliteit

'In de stad en daarbui­ten neemt de behoefte aan meer passende en kwalitatief hoogwaar-

5

Page 6: Architectuur Lokaal #19

dige woningen snel toe. (. .. ) over de uitstroom van Hierin kan het beste worden de middengroepen en voorzien door meer markt- hogere inkomens uit de werking. steden, en de sociale Hoogwaardige woonwijken gevolgen die dat met leveren de beste economi- zich meebrengt. Zonder sche en ·sociale toekomst- aarzeling wordt over waarde. Hiervoor is in het het gevaar van getto-overgrote deel van ons land vorming gesproken. Een voldoende ruimte beschik- grotere woningdiffe-baar.' rentiatie, verbetering De PvdA vat haar standpunt van de bestaande in één zin samen. Zij 'streeft woningvoorraad, func-op het gebied van de ruimte- tiemenging, bevorde-lijke ordening naar duurza- ring van het eigen me nieuwbouw, in een com- woningbezit en een pacte stad die het verkeer de intensivering van het baas is, ingebed in een groe- grote-steden beleid zijn ne, gecontroleerd bebouwde de voornaamste midde-omgeving.' Men wil meer re- len waarmee men dit gie bij de inrichting van het kwaad denkt te kunnen land, en daartoe moet 'met bestrijden. spoed' een vijfde Nota Stadsvernieuwing lijkt Ruimtelijke Ordening wor- - terug van weggeweest. den opgesteld . " Het CDA zegt in koor: 'De ka- Realisatie I rakteristieken van stedelijk Dit kan ook, met een en landelijk gebied worden zekere reserve, gezegd niet verder aangetast: en worden van de maak-stelt ferm dat 'verdere uit- baarheid van ons land. dijing van de Randstad via Want ook 'het gezicht bovenreg ionale suburbani- van Nederland' mag satie wordt tegengegaan.' zich in een ongekend Het Groene Hart dicht men grote politieke belang-functies toe op het gebied . stelling verheugen. Of van landschap, natuur en recreatie en dient tevens dit nu wordt gezien vanuit het perspectief van de cul-voor de opvang van de groei van de lokale bevolking. tuur, het milieu, de landschappelijke waarden, de toe-Als enige partij spreekt men niet alleen over 'de com- genomen mobiliteitsbehoefte, de vermorsing van ons plete stad' maar ook over 'het complete dorp'. Als land of het verbeteren van de infrastructuur, het blijft nieuw idee oppert het CDA de instelling van een een opmerkelijk gegeven. Maar hoe denkt men de Nationaal Erfgoedfonds door de overheid, particulie- woorden - volgens het gangbare jargon - 'hard te re organisaties en bedrijven. Hierin vindt ook het mo- maken'? De overwegende tendens is dat er behoefte numentenbeleid onderdak: 'Dit fonds is bestemd voor wordt gevoeld aan een sterkere, maar ook transpa-opbouw en onderhoud van natuur en landschap, de rantere regiefunctie van de rijksoverheid. Daarbij verfraa iing van de publieke ruimte en de zorg voor wordt de overheid niet zozeer gezien als ondernemer monumenten.' Veel kans lijkt zo'n 'superplan' in de of financier, maar als regisseur die de grenzen aan-Nederlandse verhoudingen niet te hebben. geeft op terreinen als het milieu, dichtheden, econo-0'66 wil de versnippering van het ruimtegebruik voor- mische factoren etc. Binnen gestelde beperkingen komen door de Rijksplanologische Dienst een grotere kunnen de private partijen een grotere rol vervullen. taak te geven, de VIN EX-locaties moeten voortvarend M.a.w. in overwegende mate wordt er niet gedacht worden gerealiseerd, en er moet onverdroten verder aan meer overheid, maar aan een andere overheid. worden gegaan met het proces van verdichting, ook Aan een modernisering van de ruimtelijke ordening. om het openbaar vervoer grotere kansen te bieden . Van het ministerie van VROM wordt veel verwacht, Opmerkelijk is de introductie van de GER: de gezond- en dan vooral van de Rijksplanologische Dienst. Een heids effect rapportage. Bij grote infrastructurele wer- mooie taak voor de nieuwe Directeur-Generaal Vries-ken zou de gevolgen voor de gezondheid van de be- man. volking moeten worden gemeten. Pas na het nieuwe regeerakkoord zullen we weten Hiermee zijn we meteen gekomen bij het woord dat waar alle mooie voornemens toe hebben geleid . absoluut op nr. 1 staat van de populariteitspoll: infrastruc-tuur. Er wordt gesproken over de we­gen infrastructuur, de culturele infrastructuur, de haven infra- Samen leven doe ie niet alleen structuur, de kennis infrastruc-tuur, de moderne informatie in-frastructuur etc. etc. Het leidt geen twijfel: infra is in. In ieder geval het gebruik Concept.verkiezingsprogramma CDA 1998.2002 van dit woord. Bijna alle partij-en spreken hartstochtelijk over de Randstadrail of over onder­grondse vervoerssystemen. De VVD claimt als kampioen van de infrastructuur zonder blikken of blozen structureel 1 miljard gulden extra voor 'het newerk' . Het CDA is duidelijk over de HSL. Zowel de lijn Amsterdam­Parijs, Amsterdam-Frankfurt als Amsterdam-Hamburg­Berlijn moet worden ontwik-keld. Het laatstgenoemde tracé wordt ook van belang geacht voor de structuurversterking van het Noorden. Ook de PvdA noemt de hoogwaardige trein-verbinding tussen de Randstad en het Noorden. Afsluitend enige opmerkingen over de bestaande steden. Alle partijen maken zich zorgen

6

Page 7: Architectuur Lokaal #19

Nieuwe woon landschappen Europan 5 in Almere, Amersfoort, Amsterdam-Oost, Haarlemmermeer en Rotterdam

In het septembernummer van Architectuur Lokaal werd het thema van Europan 5 Nieuwe woonland­schappen, verplaatsen en verblijven al aangekondigd. Met dit thema concentreert het onderzoeks­gebied van de prijsvraag zich op verlaten stedelijke gebieden (de zogenaamde 'wastelands') met een onduidelijke status en hun raakpunt met vervoersnetwerken. De vraag rijst in hoeverre deze waste­lands kunnen worden hergebruikt met als doel ze in woongebieden te veranderen. Onder andere deze vraag wordt aan de deelnemers van Europan 5 voorgelegd. Vanaf 6 april 1998 kunnen alle architecten tot veertig jaar zich voor de prijsvraag inschrijven, en op 9 mei opganiseert Europan een informatie markt over de nieuwe opgave en de nieuwe lokaties in het NAi in Rotterdam.

Almere Hoofddorp

',1 , .,...~,",~rAj;'f-;>,<,!,·-~';"=-.I.

De Nederlandse locaties voor Europan 5 hebben alle te maken met de actuele vraagstukken die samenhan­gen met de stedelijke ontwikkeling: in Amsterdam­Oost en in Rotterdam is sprake van reconstructie bin­nen de bestaande stad . Bij de locaties in Amersfoort, Almere-Buiten en Haarlemmermeer spelen de nieuwe vormen van suburbanisatie een rol.

Reconstructie van de bestaande stad: Amsterdam­Oost en Rotterdam De Zuidzijde van het Polderweggebied, wasteland in de Amsterdamse binnenstad, is het studiegebied voor de deelnemers. De planlocatie bevindt zich in het oostelijk deel van het gebied. Het Polderweggebied ligt tussen twee drukke spoorlijnen, een ringvaart en een winkelstraat die een radiale verbinding vormt tussen de Ring Oost en het stadscentrum. Door de aanwezigheid van het Muiderpoortstation aan de noordgrens en de nabijheid van diverse tramhaltes is het gebied goed ontsloten door openbaar vervoer. In de toekomst zal een spoorwegstation ontwikkeld wor­den tot stedelijk transport-knooppunt met alle daar­bij gewenste functies. Bij de ontwikkeling van het Polderweggebied is gekozen voor een combinatie van woon- en werkfuncties en recreatie, in de eerste plaats om verkeersstromen te beperken. Een deel van de prestigieuze Kop van Zuid is door de gemeente Rotterdam als studiegebied aan Europan aangeboden. Het studiegebied bevindt zich aan weerszijden van de nieuw aangelegde Laan op Zuid, die via de Erasmusbrug een van de hoofdontsluitings­wegen van het centrum van de stad Rotterdam is. Ten westen van de locatie bevindt zich een eind 19de eeuwse woonwijk die in de jaren tachtig in het kader van de stadsvernieuwing is gerenoveerd. Tussen de locatie en die wijk ligt een dijk die deel uitmaakt van de waterkering van de stad. Het deel van het studie­gebied rondom de Laan op Zuid dient volgens de gemeente een parkachtig karakter te krijgen, in het gebied ten westen van de Laan dient een aansluiting te worden gezocht met de aangrenzende stadsver­nieuwingswijk.

Nieuwe vormen van suburbanisatie: Almere, Amersfoort, Haarlemmermeer In de discussie over de ruimtelijke ontwikkeling speelt de Randstad een belangrijke rol. Was de Randstad voorheen te begrijpen als een verzameling agglome­raties die elk op een eigen centrum waren georiën­teerd, nu gaat de Randstad als geheel steeds meer functioneren als een polycentrische netwerk-stad. Deze transformatie van stad naar stedelijk veld (met een evenwaardige distributie van woon-, werk-, en ontspanningsfuncties) brengt met zich mee dat de kwaliteit van de ruimtelijke conste llatie als geheel steeds meer verdrongen wordt door de uiteenlopen­de en gedifferentieerde kwaliteiten van de plekken en hun relatie tot en aanhechting aan de stedelijke netwerken (wegen, openbaar vervoer, telecommuni­catie). Deze ontwikkeling maakt de heroverweging

Kop van Zuid Rotterdam

van bouwvormen en programma's voor deze nieuwe, diffuse stad wenselijk. In het nog nader te ontwikkelen Masterplan voor Vathorst stelde de gemeente Amersfoort een locatie beschikbaar in de nabijheid van het toekomstige sta­tion . Amersfoort heeft de afgelopen tijd een explo­sieve groei doorgemaakt. De meest recente uitbrei­dingen vonden plaats aan de noordzijde van de be­staande stad: de wijken Schothorst, Zielhorst, Katten­broek en Nieuwland. De volgende noordelijke uit­breiding is Vathorst, een gebied ingeklemd tussen de A 1 en de A28 en doorsneden door een spoorweg . De fysieke en visuele barrière en de afstand tot het cen­trum van Amersfoort dienen te worden overbrugd om een gedeelte van de identiteit van de nieuwe woonwijk door de ligging bij Amersfoort te laten be­palen. Het thema dat voor de ontwikkeling van Vathorst is gekozen luidt Vathorst, een wereld van verschil. Dat verschil gaat niet alleen over de toekom­stige bebouwing met woningen, winkels en kantoren, maar ook over het bestaande landschappelijk karak­ter, de bestaande bebouwing en het groen. Vanuit de stationslocatie in Vathorst, dat een 'bruisend zwaarte­punt' in de nieuwe wijk moet worden, bereikt men per spoor binnen enkele minuten station Amersfoort. In Almere is de Europan-Iocatie nu nog gesitueerd in niemandsland, in het jongste stadsdeel - Almere-Bui ­ten - tussen de spoorlijn Amsterdam-Lelystad en de intern gelegen hoofdontsluitingsweg (De Evenaar). In deze strook zijn twee stations opgenomen: Almere­Buiten en Buiten-west. Almere-Buiten grenst aan agrarisch land en aan een natuurgebied van Europese waarde, de Oostvaardersplassen . Voor de periode 2000-2015 ontwikkelt de gemeente een verstedelij­kingsstrategie in regionale context. Het vergroten van de aantrekkingskracht van Almere als vestigingsplaats voor eigentijds wonen, werken en recreëren staat daarbij centraal. Een deel van de opgave dat aan de deelnemers wordt voorgelegd is het formuleren en vormgeven van een nieuw stedelijk programma. Binnen het gemeentelijke plan voor de wijk Hoofd­dorp Floriande is het zuidelijke deel van de strook langs de IJ-tocht het studiegebied voor de deelne­mers waarin een aantal clusters van woongebouwen is gepland. Het gebied van de gemeente Haarlemmer­meer staat onder grote druk. Schiphol en aan Schip­hol gebonden bedrijven doen een beroep op de gronden rond Hoofddorp. Daarnaast leggen nieuwe infrastructuur en de bouw van woningen een grote ruimtelijke claim op het polderlandschap. De Euro­pan-locatie vormt de overgang van de bestaande be­bouwing aan de westzijde van Hoofddorp naar een nieuwe wijk. In dit overgangsgebied (de IJtochtzone), het meest kwetsbare deel van het plan Floriande, zijn naast woningbouw enkele scholen, sportzalen, diver­se groenvoorzieningen en speelruimten gepland. Aan de deelnemers wordt dan ook een duidelijk ruimtelijk concept gevraagd, dat een duurzame en ruimtelijke samenhang waarborgt.

7

Anne Hoogewoning

Polderweggebied

Valhorst Amersfoort (maquette)

Informatie

Op zaterdag 9 mei organiseert Europan Nederland een informatiemarkt in het Nederlands Architectuurinstituut. Tussen 10.00 en 18.00 uur kunnen deelnemers en geïnteresseerden in het NAi terecht om meer informatie krijgen over de locaties van Europan 5. Op deze markt zullen de vijf Nederlandse locaties toegelicht worden door vertegenwoordigers van de gemeen­ten. Daarnaast is er gelegenheid om kennis te nemen van zo'n zestig locaties in de lan­den: België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groot-Brittannië, Italië, Kro­atië, Portugal, Spanje en Zwitserland.

Projectbureau Europan Nederland Museumpark 25 Postbus 2182 3000 CD Rotterdam e-mail: [email protected] http://wwvvarchined.nlleuropan-nl tel. 010-4401238 fax 010-4360090

~~--------------------------------------------------------------------------- '-- -----

Page 8: Architectuur Lokaal #19

Buitengebi den in het Noorden Tribunaal over aantasting Groninger landschap

In Groningen is, net als in ande­re provincies, de discussie over de inrichting van het buitenge­bied actueel. Door het snel oprukken van bedrijventerrei­nen, overloop uit stedelijke gebieden, functieveranderingen op het platteland, uitbreidings­lokaties die stads- en dorpsran­den doen verschimmelen staan op gespannen voet met de culturele rijkdom van het land­schap in Nederland. Vorig jaar organiseerde de stichting Veenkoloniaal museum in Veendam een landschapstri­bunaal. De stelling luidde: 'Het Groninger landschap wordt steeds meer aangetast en daar is de provincie mede schuldig aan'. Aanklager was de landschaps­deskundige Reint Wobbes; gedaagde was gedeputeerde Gerard Bakema. Hoofdredacteur van Noorderbreedte Jan Abrahamse was aanwezig als getuige-deskundige.

Waarom zijn er plannen voor hu izenbouw in de Kon ingslaagte? Waarom zijn er plannen voor inten­sieve landbouw langs de kust? Waarom zijn er plannen om bomen in het Reitdiep te planten? Waarom wordt het Oldambt bebost? Waarom worden er architecto­nisch gezien kwalitatief mooie gemalen gebouwd? Waarom besteedt de provincie zoveel aandacht aan de plattelandsontwikkeling? Deze vragen kunnen worden uitgebreid met honder­den die allen één ding gemeen hebben en dat is dat ze bepalend zijn voor het landschap. De een vindt ze nuttig en mooi, de ander beweert dat ze landschaps­verpestend werken. Landschappen die naar ons idee volkomen onaangetast zijn blijken bij nader inzien vaak een product van onze cultuur zijn. De bekende Amerikaanse historicus van Nederlandse oorsprong Simon Schama stelt in zijn baanbrekend boek Land­schap en herinnering dat deze constatering geen reden is tot schuldgevoel en verdriet, maar tot vreug­de. Hadden we bijvoorbeeld liever gehad dat het waddengebied, met al haar fraaie landschappen en f lora en fauna nooit ontdekt was, dan was het nooit bij ons bekend geworden, nooit in kaart gebracht en nooit als beschermd gebied uitgeroepen. Terwijl we inzien (en terecht) dat de inwerking van de mensheid op de ecolog ie van de aarde geen onverdeelde zegen is geweest, is de lange re latie tussen natuur en cultuur ook geen voortdurende en voorbeschikte ramp ge­weest. Mensen die een verantwoordelijkheid hebben voor het landschap moeten zich bewust zijn van de kwaliteiten van het landschap, want dan kan men zich bewust zijn van de potenties van dat landschap en vervolgens zoeken naar een beheersstructuur.

Vroeger door de eeuwen heen Bij de beoordeling van plannen voor landschap en na­tuur wordt vaak teruggegrepen op situaties zoals die vroeger waren . Een historische referentie. Maar naar welke periode moeten we dan teruggaan? De geschie­denis van Noord-Nederland laat een vloeiende reeks geologische veranderingen zien: de ene situatie vloeit voort uit de vorige. Een dynamiek die zich tot van­daag de dag voortzet. We vinden geen 'ijkpunt' voor het landschap of de ecologie van Noord-Nederland, want er is geen 'evenwichtige' situatie. De beelden van Noord-Nederlandse landschap worden bepaald door de snelheid van zeespiegelstijging en -daling, de hoeveelheid sediment, de voorafgaande situatie en de menselijke cultuur. Die cultuur heeft zich in het landschap steeds aangepast. Op de kwelderwallen en oeverwallen langs de slenken en prielen in het kwel­derlandschap van het gebied ten noorden van de stad Groningen van 600 vóór Chr. werd akkerbouw bed re-

8

ven en op de lagere delen t rof met veehouderij en jacht. Op een snellere zeespiegelstijging rond 300 vóór Chr. reageerden de bewoners met maatregelen die heden ten dage al gauw aantasting van het wijd­se landschap zou worden genoemd: namelijk het op­werpen van terpen en wierden. Deze aantasting van het landschap werd voortgezet met de aanleg van dijken. Nog later verschenen de eerste echte verticale landschapselementen die nu zeker de term horizon­vervuiling gekregen zouden hebben: de honderden kerken . Het Christendom heeft zijn sporen achterge­laten in het landschap. Hetzelfde geldt voor de vele molens, fabrieken, gemalen en andere gebouwen die vooral de laatste eeuw in Groningen verrezen .

Het platteland bestond niet Het bestuderen van de ruimtelijke inrichting die Nederland in de eerste helft van de 19de eeuw had, is een welhaast antropologische inspanning . De archi­tectuurhistoricus Auke van der Woud schrijft daarover in zijn voortreffel ijke proefschrift Het lege land: 'Wie zich het beeld van Nederland omstreeks 1800 voor de geest wil halen, kan het beste een huidig ontwikke­lingsland in gedachten nemen en het toenmal ige na­tionale bevolkingscijfer op zich laten inwerken, onge­veer twee miljoen zielen, inclusief melaatse bedelaars' . De provincie Groningen telde toen bijna 115.000 inwoners. Zowel het in cultuu r gebrachte deel van Noord-Nederland, de bebouwde grond, als de woeste grond die resteerde zijn in de loop van de 19de eeuw aan fundamentele ingrepen onderworpen geweest. De funct ie van die ingrepen is, zoals Auke van der Woud schrijft, productiviteitsverbetering. In feite kwam dit neer op een allengs intensiever grondge­bruik; de bodem werd product iever gemaakt door middel van een betere waterhuishouding en een be­tere bemesting, het transport van de producten werd sneller en goedkoper, de kennis van het product en van het produceren nam toe. Het in beeld brengen van het platteland in de vroege 19de eeuw komt neer op het bijeenbrengen van veel verspreide stukjes van een grote legpuzzel. 'Het platteland bestond immers niet, er was zelfs geen sprake van een gewestelijke gelijkvormigheid: het platteland was een wereld van sociaal en ruimtelijk geïsoleerde dorps- en streekcul­turen . Deze culturen uitten zich in verschillende samenlevingsvormen, landbouwtechnieken en daar­door ook in een verschillende inrichting van het land­schap' zoals J.T. Bijhouwer in zijn boek Het Neder­landse landschap schrijft.

Identiteitsstrategie: kwaliteit op de juiste schaal Noord-Nederland en daarmee ook Groningen is on-

Page 9: Architectuur Lokaal #19

danks de vele goede en slechte veranderingen geen economisch concentratiegebied geworden en dat is maar goed ook. Traditioneel wordt de economische ontwikkeling voor deze gebieden vooral gezocht in de aansluiting bij de ontwikkeling van de economische concentratiegebieden. De gedachte is dat economische ontwikkeling door spreiding vanuit of door expansie van de concentratiegebieden zal plaatsvinden. De ruimtelijke en economische ontwikkeling in de buiten­gebieden is afhankelijk van de ontwikkelingen in de concentratiegebieden. Deze ontwikkelingsstrategie kan als een overloopstrategie worden bestempeld. Deze overloopstrategie staat tegenover een identi­teitsstrategie waarbij juist de eigen kwaliteiten van de niet-concentratiegebieden (de buitengebieden dus) als basis voor toekomstige ruimtelijke ontwikke­ling worden beschouwd. De ruimtelijke en economi­sche ontwikkeling van de buitengebieden berust op een uitgekiende exploitatie van eigen potenties en omgevingskwaliteiten. Ruimte, verscheidenheid aan cultuurlandschappen en natuurgebieden, gave samen­hangen tussen dorp en landschap, tussen stad en om­meland, gedoseerde stedelijkheid, dergelijke omge­vingskwaliteiten duiden op een schaal die anders is dan de schaal van groot-stedelijke gebieden. De iden­titeitsstrategie is zoeken naar kwaliteit op schaal voor de buitengebieden .

Bedreigingen voor het buitengebied Voorts treedt er in de buitengebieden een omslag op in de functie die deze gebieden in de samenleving bezitten. Dat betekent een overgang van een ruimte­lijke ontwikkeling gedomineerd door activiteiten als landbouw naar een ruimtelijke ontwikkeling die meer door activiteiten als wonen en recreatie wordt bepaald. Daarnaast zijn er in samenhang met de groot-stedelij­ke gebieden een aantal bedreigingen en aantastin­gen van de kwaliteit van het bestaan in de vorm van congestieverschijnselen. Bij pogingen om de negatieve effecten van deze verschijnselen te vermijden neemt de druk toe op de buitengebieden. De ruimtelijke neerslag van deze trek naar buiten betekent de toe­name van het aantal bouwwerken, een toename van de verstedelijking . In de zoektocht naar duurzaamheid van ruimtelijke ontwikkeling klinkt de roep om een schoon en veilig milieu en een verscheidenheid van natuur en land­schap duidelijk door. Als gevolg van deze veranderingen staan er aan de poorten van de buitengebieden meer en meer verschil­lende instanties en bedrijven die hun invloed willen doen gelden op de ruimtelijke ontwikkelingen in de

buitengebieden. De uitdaging is het oplossen van de paradox dat de trek naar buiten in de vorm van ver­stedelijking tot vernietiging leidt van de omgevings­kwaliteiten waarnaar juist gezocht wordt: ruimte, rust en groen. Tot die uitdaging behoort ook het genereren van welvaart, van economische kwaliteit, daar waar kwetsbare economische structuren aanwe­zig zijn. Het gaat om fysieke, maatschappelijke, ruim­telijke en economische kwaliteiten op schaal.

Toekomst van het landschap De provincie die nu in de persoon van Gerard Beuke­ma wordt aangeklaagd heeft als gedeputeerde ruim­telijke ordening een duidelijk visie die integer is, maar hij moet ontwikkelingen toestaan, vaak ten na­dele van het landschap, omdat in die ontwikkelingen geen kwaliteit zit. De aanklager Reint Wobbes stelt: blijf van het landschap af- eveneens met integere bedoelingen, maar hij vergeet dat je dan uitkomt in een museaal landschap, een openluchtmuseum. Daar­bij worden goede ontwikkelingen geweerd, kwaliteit wordt niet meegenomen. Er moet niet alleen uit emotie en detailkennis gepraat worden, maar uit een overall visie door alle partijen. De vraag is niet of we willen samen werken of niet, maar we moeten samenwerken voor de toekomst van het Groninger landschap. Haal de potenties eruit en ontwikkel die, deels door reconstructie, deels door conservering en deels door een nieuwe ontwikkeling die kwaliteit toevoegt aan het cultuurlandschap. Pas dan heb je dynamiek, want het Groninger landschap is altijd gekenmerkt door dynamiek, denk maar aan landschappen als het Hoge Land, Westerkwartier, het Reitdiepgebied en niet te vergeten de Veenkoloniën. Zo bestaan er ideeën om, onder meer via het tijdschrift Noorderbreedte, Noord-Nederland voorbij de traditio­nele ruimtelijke ontwikkeling te brengen. Samenwer­king met alle instanties die zich het landschap en de bebouwde omgeving ter harte gaan, voorop dus de provincie, is nodig om het landschap dynamisch te houden. Denkkracht, expertise, wetenschappelijke kennis en creativiteit moeten worden gemobiliseerd en ontwikkeld worden waarbij Noord-Nederland als welvarende periferie zelfs een glansrijke gidsrol kan spelen en inspiratiefunctie kan vervullen voor ander buitengebieden in Noordwest-Europa. Daarom is de stelling zoals geformuleerd in dit tribu­naal niet relevant, want beide partijen staan op hun standpunten en dat leidt tot niets, want voor het landschap en het buitengebied is het juist beter om samen te werken, zoals ik hier net heb aangegeven.

9

Gemaal Den Deel, Middelstum. Foto's: Rob de Groot

Informatie

Noorderbreedte Jan Abrahamse Damsterkade 5 9711 SE Groningen tel. 050-3141956

Page 10: Architectuur Lokaal #19

I,

De kust op de kaart José van Campen en Ineke van Ginneke

Informatie

De publicatie De cultuur van de Holland­se badplaats wordt begin mei toegezon­den aan alle deelnemers van de conferentie in IJmuiden en kan door andere belangstel­lenden worden aangevraagd bij het Vorm­gevingsinstituut of Architectuur Lokaal.

Vormgevingsinstituut Ineke van Ginneke Keizersgracht 609 1017 OS Amsterdam tel. 020-5516500 fax 020-6201031 e-mail [email protected]

Architectuur Lokaal José van Campen Tussen de Bogen 18 1023 NG Amsterdam tel. 020-5304000 fax 020-5304004 e-mail [email protected]

Foto 's: Anne Bousema

Op 31 oktober 1997 was het Thaliatheater in Ijmuiden het decor voor de conferentie De cultuur van de Hollandse badplaats, architectuur en vormgeving, georgani­seerd door het Vormgevingsinstituut en Architectuur Lokaal in samenwerking met de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland. De conferentie bracht een enthousiast gezelschap bijeen van ruim 150 betrokkenen bij ruimtelijke ontwikkelin­gen langs de Nederlandse kust, zoals vertegenwoordigers van de kustgemeenten, provincies en rijk en de toeristischIrecreatieve sector, journalisten en de ontwerpende disciplines. Begin mei, bij de start van het nieuwe strandseizoen, verschijnt een publi­catie waarin het op de conferentie gepresenteerde materiaal is samengebracht. Het boek is niet zozeer bedoeld als een terugblik, maar als een startdocument, een agen­da voor toekomstige ontwikkelingen.

Een conceptueel ontwerp is geen haalbaar uitvoeringsplan Voorafgaand aan de conferentie onderzochten een fotograaf, een architectuurcriticus en negen ontwer­pers (produktontwerpers, architecten en landschaps­architecten) de programmatische, ruimtelijke en visu­ele kwaliteiten en mogelijkheden van de kust. Drie badplaatsen, Egmond aan Zee, Noordwijk en Domburg fungeerden daarbij gewillig als model voor de crea­tieve en soms drastische voorstellen van de ontwer­pers. De bedoeling hiervan was om conceptuele ont­werpen aan te bieden die kunnen dienen als hulp bij het verder definiëren van de gewenste ruimtelijke, culturele en economische ontwikkeling van de bad­plaatsen . De opgave was dus niet 'een hotel voor Noordwijk' of 'een skateplek voor Domburg' maar een typering van de cultuur van een Hollandse bad­plaats. Dit stimuleert het nadenken over de kust en de badplaats, en probeert het wezen van een plek te doorgronden. Het gaat op zoek naar de essenties van de locatie. Een conceptueel ontwerp is bijzonder ge­schikt als communicatiemiddel voor een open debat dat reikt tot vér over de gemeentegrenzen heen. Dergelijke ontwerpen zijn ook niet bedoeld om zon­der meer te worden uitgevoerd. Integendeel, de ont­werpers werden in dit stadium met opzet niet aan banden gelegd door haalbaarheids- en marketingas­pecten. Dat lijkt wellicht vrijblijvend en luxueus, want in de huid ige situatie is het met name voor de kleine­re gemeenten nauwelijks mogelijk om·op zo'n vrije manier met het ruimtelijk ontwerp om te gaan. Men mist de expertise, de ervaring en het budget en be­perkt zich noodgedwongen tot het opstellen van haalbare uitvoeringsplannen. De ontwikkelingen in Egmond tonen echter aan dat dergelijke ontwerpen een discussie in een stroomversnelling kunnen bren­gen. De concepten voor Egmond aan Zee zijn door de ontwerpers gepresenteerd aan ondernemers en bewoners. De gemeente nam een aantal ontwerpen op in een ontwikkelingsvisie, als denkrichtingen voor een discussie in de gemeenteraad.

Culturele waarde De centrale vraag in het project De cultuur van de Hollandse badplaats is op welke wijze vormgeving en architectuur kunnen bijdragen aan de economische, ruimtelijke en cu lturele ontwikkeling van de kust. Cultuur wordt daarbij ruim opgevat, als uitdrukking van maatschappelijke, historische en ruimtelijke bete­kenissen. Dit in tegenstelling tot cultuur in enge zin, waarbij het vooral gaat om een infrastructuur van musea, theaters en festivals. Onze cultuur weerspie­gelt zich in de omgang met de (openbare) omgeving, de kwaliteit en variatie van functies en gebruik en de relatie daarvan met de verschijningsvorm van land­schappen, gebouwen en produkten . Waar keuzes worden gemaakt, waar ruimte is voor expressie en va­riatie, is sprake van cultuur. Elke ruimtelijke ingreep is in dit verband een cultuurdaad, of het nu gaat om de aanleg van een boulevard of een strandopgang, het plaatsen van een strandtent of een parkeergarage of het neerleggen van drijfmatten. Deze stelling zal verder worden uitgediept in een aan­tal mogelijke vervolgprojecten. Naar aanleiding van

10

de conferentie heeft een aantal gemeenten aangege­ven om verder te willen met de concretisering van be­paalde ideeën uit de ontwerpen . Op dit moment zijn de gemeenten Egmond en Katwijk in overleg met het Vormgevingsinstituut bezig om 'voorbeeldprojecten ' te starten waarin de rol en betekenis van de ontwerp­disciplines bij de lokale en regionale ruimtelijke en economische ontwikkelingen concreet en expliciet wordt aangetoond. Uiteraard zullen andere gemeen­ten van de resultaten op de hoogte worden gebracht.

De kust op de kaart Uit de talrijke enthousiaste reacties op het project hebben de organisatoren, in overleg met de drie pro­vincies, het Nederlands Bureau voor Toerisme, Toeris­me & Recreatie/AVN en de Rijksplanologische Dienst, geconcludeerd dat het debat over de ruimtelijke, eco­nomische en cu lturele ontwikkeling van de kust voortgang moet vinden . Tijdens de conferentie is de Nederlandse kust voorgedragen als eerste reg io voor een 'architectuur- en vormgevingsimpuls' . Dit kan wor­den gerealiseerd vanuit een innovatiebureau, waarin het Vormgevinginstituut en Architectuur Lokaal sa­menwerken met andere belanghebbenden. Dit innova­tiebureau kan nieuwe ideeën (laten) uitwerken, cul­tureel-ru imtelijke experimenten initiëren en stimule­ren en publiciteit genereren . Een hu lpmiddel daarbij is de ontwikkeling van een digitale kaart van de kust, waarop alle architectuur­en vormgevingsactiviteiten (eigen zowel als van anderen) worden aangetekend. Die kaart is eigenl ijk een website die werkt als visueel communicatieplat­form voor alle partijen die zich inzetten voor een kwa­liteitsimpuls van de kust. De kaart brengt de ruimte lij­ke, culturele en toeristische dynamiek in beeld en maakt duidelijk waar de (bestuurlijke) knelpunten lig­gen, waar teveel, te weinig of te veel van hetzelfde gebeurt. De kaart is bedoeld als stimulans voor ge­meenten en particul iere opdrachtgevers, ontwerpers en beleidsmakers. Zij worden uitgenodigd hun plan­nen in te brengen op de kaart. Langzamerhand zu i­len steeds meer ontwikkelingsprocessen, onderzoeks­trajecten en ontwerpprocessen in de openbaarheid worden gebracht waardoor directe react ies mogelijk zijn. De dialoog en de contacten kunnen de samen­werking bevorderen en de ruimtelijke, culturele en toeristische ontwikkelingen meer samenhang geven. De kaart geeft ook de vakinhoudel ijke ontwikkeling een impuls. Er kunnen bijvoorbeeld verschillende toe­komstperspectieven worden aangeboden, er kunnen conceptuele ontwerpen worden ingetekend en er kunnen ontwerpen voor buitenlandse kusten worden getoond en besproken. Men kan onderzoeksrappor­ten opvragen, er worden excursies en thema-pro­gramma's aangekondigd en nieuwe publicaties onder de aandacht gebracht. De kaart biedt gelegenheid om nieuwe ideeën en concepten voor te leggen aan een kritisch publiek en maakt interactieve beleidsont­wikkeling mogelijk. Daarmee is het een voorbeeld­project voor andere regio's. Het project krijgt de naam De kust op kaart. Het is de bedoeling de digitale kaart in het najaar van 1998 te presenteren, wellicht opnieuw in Ijmuiden.

Page 11: Architectuur Lokaal #19
Page 12: Architectuur Lokaal #19

I,

Informatie

Keijenberg was een initiatief van land­schapsarchitecten en landschapsecologen en hun beroepsorganisaties, de Nederlandse Vereniging voor Tuin- en Landschapsarchi­tectuur, NVTL, en de Werkgemeenschap Landschapsecologisch Onderzoek, WLO. Sommige mensen zeggen dat ze een gloei­ende hekel aan natuur hebben, maar zij kunnen die mening slechts formuleren bij de gratie van de natuurlijke processen van bloedsomloop, stofwisseling en ademhaling in hun lichaam. Andere mensen houden van de natuur, maar als je ze vraagt wat ze daarmee bedoelen, blijken ze het vaak onderling niet eens. De een vindt een kamerplant natuur, de ander wijst naar het door mensenhanden gevormde landschap van weiden en sloten, een derde zegt dat je voor echte natuur toch minstens naar het Amazone-gebied moet, een vierde, in bezit van een microscoop, is lyrisch over pakweg de brakwaterdiatomeeëngemeenschap in de keersluis van de Korte Prinsengracht in Amsterdam. Een babylonische spraakver­warring is niet denkbeeldig, zodra het over natuur gaat

De uitgave van het boek Oorden van ont­houding. Nieuwe natuur in verstedelij­kend Nederland is mede mogelijk gemaakt door het Stimuleringsfonds voor Architectuur, de EFL Stichting en de directie Recreatie en Groene Ruimte van het minis­terie van LNV. Redactie Fred Feddes, Rik Herngreen, Sjef lansen, Rob van Leeuwen, Dirk Sijmons; Rotterdam 1998. 256 blz. ISBN 90-5662-066-5. Het boek kost f. 65,00 en is o.m. verkrijgbaar bij NAi Uitgevers, tel. 010-4401200

Mede ter gelegenheid van de Boekenweek 1998 Panorama Nederland verschenen tevens de boeken Het Groene Hart: een Hollands Cultuur­landschap, Guus Borger Nieuwe Natuur, Tracy Metz = Landschap, Dirk Sijmons e.a. Leesbaar Landschap, Wi/lem van Toorn

Keijenberg compleet

'Oorden van onthouding' over de rijkdom van nieuwe natuur

Fred Feddes

Drie jaar lang heeft de 'Keijenberg-groep' zich ingezet om de culturele betekenis van natuur in de ruimtelijke plan vorming onder de aandacht te brengen. De aanleiding hiervoor was het regeringsplan voor een ecologische hoofdstructuur (EHS) waarvan de uitvoering inmiddels in volle gang is. Eerder besteedde Architectuur Lokaal aandacht aan het pamflet en het congres van Keijenberg. Nu is de cyclus afgesloten met het boek Oorden van onthouding. Nieuwe natuur in verstedelijkend Nederland.

Iedereen heeft 'iets' met de natuur. Maar wat natuur is, daarover ontstaat gemakkelijk een spraakverwar­ring. Deze verwarring heeft weinig te maken met de natuur zelf, en alles met de beelden die wij, mensen, ons van de natuur vormen. De verscheidenheid aan natuurbeelden is dus een culturele verscheidenheid. En ook de vraag welke plaats en betekenis natuur in de ruimtelijke ordening heeft, in de stedenbouw en de landinrichting, is een culturele kwestie. Dat geldt eens te meer in Nederland, dat vrijwel in z'n geheel 'cultuurland' is. In het Natuurbeleidsplan (NBP) uit 1990 heeft de Nederlandse regering zich voorgenomen om meer ruimte te bieden aan natuur. Er moet een samenhan­gend netwerk, een ecologische hoofdstructuur (EHS), komen van bestaande en nieuwe, min of meer na­tuurlijke gebieden. De volledig nieuwe natuurgebie­den zijn hiervan maar een klein onderdeel, maar be­slaan toch minimaal 50.000 hectare. In de afgelopen jaren werd steeds duidelijker dat in de uitwerking van dit ambitieuze doel op z'n minst één stap is overge­slagen, en dat is nu juist de culturele vraagstelling. De vraag wat natuur is, en aan welke eisen de nieuwe natuurgebieden moeten voldoen, is in het NBP vooral beantwoord door biologen en ecologen. Dat lijkt lo­gisch, want zij zijn specifiek deskundig. Maar het is ook beperkt, want allerlei andere, maatschappelijk of cultureel angehauchte visies op natuur blijven hier­door onderbelicht. Met als gevolg dat er natuuront­wikkelingsplannen worden gemaakt die ecologisch geheel verantwoord zijn en toch bevreemding en ver­zet oproepen. Ook lijken de plannen vaak te drijven op schuldgevoel jegens de natuur, terwijl er toch zo­veel vrolijker motieven voor meer natuur zijn. Het moet anders en het kan anders, vonden de initia­tiefnemers van Keijenberg zo'n drie jaar geleden. Na eerdere activiteiten waarover ook Architectuur Lo­kaal heeft bericht (nr. 11 en 13), is nu, vlak voor de Boekenweek met Panorama Nederland als thema, het Keijenberg-boek Oorden van onthouding. Nieuwe natuur in verstedelijkend Nederland verschenen.

Verscheidenheid als rijkdom Het boek is opgezet als een wilde tuin in een strenge verkaveling: strak op hoofdlijnen met daarbinnen ruimte voor grote verscheidenheid. In het eerste deel komt de huidige stand van zaken aan de orde, onder meer aan de hand van een uitge­breide projectdocumentatie en kritische beschouwin­gen met de blik van de ecoloog, van de (Iandschaps)­architect en van de citoyen. Daarna laten tal van auteurs zien hoe het denken over natuur, cultuur en ruimtelijke ordening in Neder­land kan worden verrijkt. De verscheidenheid aan na­tuurbeelden wordt niet als een lastige zaak be­schouwd, maar integendeel als een rijkdom. Die rijk­dom wordt breed geëtaleerd. Cultuurhistorie, het WorldWideWeb, de wandelaarsblik, het waterper­spectief, de migratiegeschiedenis van de 'exoten' onder de planten en dieren, knuffelberen, de vorm-

12

gevingsopgaven, de relatie tussen stad en land, beel­dende kunst, poëzie, citaten van Salman Rushdie, Gerrit Komrij, de dikke Van Dale en anderen: het zijn nog maar een paar van de invalshoeken voor 'het veelkleurige, beweeglijke verhaal van natuur in ste­delijk Nederland'. Tenslotte wordt onderzocht hoe de praktijk van ruim­telijke ordening en natuurontwikkeling van zo'n idee­ënrijkdom kan profiteren. Rik Herngreen doet hier­voor een procesvoorstel, waarin gestreefd wordt naar een beredeneerde menging van zeer uiteenlopende wensen en eisen, met een belangrijke rol voor de ont­werper. In een rondetafelgesprek met onder anderen rijksbouwmeester Wytze Patijn, hoogleraar planolo­gie Willem Salet en Eerste-Kamerlid Jan Glastra van Loon wordt gezocht naar manieren om natuur beter te integreren met andere ruimtelijke opgaven. En Dirk Sijmons biedt tenslotte een breed overzicht van de mogelijkheden voor zo'n integratie: natuur als middel bij kust-, rivier- en drinkwaterbeheer, natuur als 'infrastructuur' verbonden met de stad, natuur als bedoeld of onbedoeld neveneffect van iedere andere ingreep in stad en land.

Natuur lokaal 'Of we nu woningbouw plegen, bedrijfsterreinenuit­leg, luchthavenaanleg of landbouw, de manier waar­op we dat doen schept mogelijkheden voor bepaalde natuurlijke processen en sluit andere mogelijkheden uit. Dat gebeurt hoe dan ook, maar we kunnen er welbewust op inspelen', schrijft Sijmons. Hij stelt zich 'een reeks dikke en vooral praktische handboeken voor' met tips voor ieder schaalniveau, 'tot aan details als de muurplantvriendelijkheid van de verschillende metselspeciesoorten.' Zo biedt het boek ook aan lokale en provinciale be­stuurders aanknopingspunten om, binnen en buiten de officiële EHS, natuurwaarden te realiseren . Natuur­beleid is geen 'moreel corvee', maar een mooi middel om de ruimtelijke kwaliteit, de ruimtelijke samenhang en de belevingswaarde te verbeteren. Juist op lokaal niveau liggen grote kansen om de 'sla­pende prinsessen' van de natuur èn van de publieke betrokkenheid wakker te kussen, zo laat Willem Overmars zien aan de hand van voorbeelden bij onder meer Thorn, Maastricht en Rheden. 'De EHS moet zowel van bovenaf als van onderop worden op­gebouwd, maar je moet van onderaf beginnen', be­toogt Overmars. 'Op die manier krijg je een bevolking die weet waar het over gaat en die gefundeerd kan oordelen. Ik ben ervan overtuigd dat er in potentie grote steun bestaat voor natuurontwikkeling. Maar draagvlak en betrokkenheid kunnen niet van bovenaf worden afgedwongen, ze moeten worden geacti­veerd met een zoen.'

Page 13: Architectuur Lokaal #19

Foto: Reuter

Oorden van ontllouding Guus Borger benadert de natuurontwikke­lingsopgave vanuit de cultuurhistorie. Luuk Boelens vraagt zich af hoe natuur in het digitale tijdperk kan worden beleefd. Gerard van Westerloo beoordeelt de natuur met een wandelaarsblik. Piet Schroevers biedt een kijkje in de rijke migratiegeschiedenis van de 'exoten' onder de planten en dieren, die vaak van ver in Nederland terechtkamen. Petran Kockelko­ren behandelt de menselijke liefde voor knuffelberen. Rob van Leeuwen gaat in op de vormgevingsopgaven in de EHS. John Körmeling schetst een 'ia maar zo kan ik het ook landschap ' waarin goede doelen vrijaf hebben gekregen. BasisschooIleerlin­gen ontwerpen hun eigen natuurgebied: 'Er moeten fijne klimbomen zijn.' Citaten van onder anderen Salman Rushdie, Gerrit Komrij en de dikke Van Dale worden getoetst op hun EHS-relevantie. En dat is nog maar een greep uit de tientallen seri­euze en frivole, bedachtzame en dwarse bijdragen.

Oorden van onthouding

Oorden van onthouding Sjef Jansen roept de in omvang en macht sterk gegroeide natuurbeschermingsorganisaties op tot een kwalitatieve ontwikkeling naar 'rijpheid'. De wetenschappelijke bureaus van vijf politieke partijen geven hun visie op natuur en ruimtelijke ontwikkeling.

'Er is behoefte aan nabije natuur die toegankelijk is, waar je kunt beleven wat de vakantiefolders voor verre anden beloven, waar je vertrouwd mee bent, die van jezelf kan worden. En natuurlijk moeten het ook plekken zijn waar wezenlijke natuurlijke processen zichtbaar en voelbaar zijn, processen die samenhangen met het klimaat en met veranderingen in het klimaat, de werking van water en land, verstuiving, veengroei, plantengroei, begrazing en de effecten van een mooie brand. (. .. ) Ik heb een fantasie die nog nooit is uitgewerkt, maar die het waard is om ermee te experimenteren: het herstel van de oude collectieve of 'gemene gronden'. Het Roosendaalseveld in de gemeente Rheden iS .een voorbeeld van gemene grond die nooit is verdeeld. Iedere bezitter van onroerend goed in de gemeen­te is automatisch bezitter van een niet te definiëren stukje van het Roosendaalseveld, er is een bestuur en de betrokkenheid bij het gebied is buitengewoon groot. Ik zou me kunnen voorstellen dat er in deze zin wordt geëxperimenteerd met vormen van collectieve verantwoordelijkheid, bezit en bestuur van natuurgebieden: ieder dorp en iedere stad zijn eigen natuurgebied, een eigen verknochtheid van de bevolking daaraan en bijpassende eigendomsbanden', Willem Overmars in zijn bijdrage aan Oor­den van onthouding.

13

Page 14: Architectuur Lokaal #19

!, 1

Op 14 mei wordt Museum Nagele geopend. Dan zal het idee, dat in 1996 bij de Vereniging voor Dorpsbelangen Nagele ontstond, zijn gerealiseerd. De gedachte om een museum op te richten werd ingegeven door de belangstelling die vele bezoekers in de loop van de jaren aan de dag legden voor Nagele in het algemeen, voor de gebouwen, kerken en scho­len in de dorpskern in het bijzonder. Het museum is een stichting, de Stichting Expositie Nagele. Het bestuur en alle medewerkers functioneren op vrijwillige basis. De werving van het nagestreefde aantal van 75 vrijwilli­gers is bijna afgerond. De initiatiefnemers denken met het nieuwe museum in een behoefte te voorzien. Tevens gaan ze ervan uit dat het museum een zeer eigen bijdrage kan leveren aan het geheel van kunst- en architectuurexposities dat Nederland rijk is.

De kiem voor de interesse voor Nagele werd eigenlijk al gezaaid in 1947, toen het Amsterdams architectencollectief De 8 in het Itali­aanse stadje Bergamo de aandacht trok met het ontwerp voor een dorp en daarmee zelfs een eervolle prijs verwierf. Dit ontwerp werd daarna in allerlei tijdschriften beschreven en becommenta­rieerd, en zou uiteindelijk geconcretiseerd worden in het dorp Nagele, dat in 1956 voorlopig gestalte kreeg . In overeenstemming met de tijdgeest van de jaren veertig en vijftig is het dorp ontwor­pen met een grote mate van rationaliteit en functionaliteit . Dat vertaalde zich in rechte lijnen en veel open ruimte. Dat het uitein­delijke dorp aansloeg als voorbeeld van modern en zakelijk bou­wen, kwam tot uiting in encyclopedieën uit die tijd, waarin Nagele werd aangeduid als het modernste dorp van Europa, een betiteling waar ontwerpers en bewoners uiteraard mee in hun sas waren.

Dertig jaar na de bouw van het dorp ontstond het plan om Nagele door middel van een expositie beter aan het publiek te presente­ren. De aanvankelijke plannen konden niet direct gerealiseerd worden. Er was geen gebouw beschikbaar en geld voor nieuw­bouw ontbrak. Er werden wel allerlei suggesties gedaan en ook werden er gesprekken op gemeentelijk en provinciaal niveau over het ontwerp gevoerd. De zaak kwam in een stroomversnelling toen bekend werd dat er een kerk in het dorp zou worden gesloten . Om kort te gaan, in augustus 1997 werd de rooms-katholieke kerk aangekocht. De voor de aankoop benodigde gelden kwamen uit het Anjerfonds en ook van overheidswege werd een flinke duit in het zakje gedaan. Wat de inhoudelijke museale invulling betreft werd contact gezocht met het Nederlands Architectuurinstituut. Ook andere in­stanties, een aantal academies en een kunstenaarsvereniging, zeg­den steun toe.

In het dorp, waar de plannen al vrij snel bekend waren, werd niet tevergeefs een beroep gedaan op de mensen om het museum mee te helpen renoveren en inrichten . De ruime belangstelling van de bevolking voor het museum gaf het stichtingsbestuur vanaf het begin voldoende vertrouwen en inspiratie om op de ingeslagen weg te blijven doorgaan. Thans is men druk bezig om het gebouw te renoveren en aan te passen aan de toekomstige bestemming. De werkzaamheden ver­keren in het laatste stadium. Bij de vormgeving en de inrichting van het gebouw zijn Daf architecten uit Rotterdam betrokken. De architectuurhistorici Camp en Kamphuis, eveneens uit Rotterdam, hebben de permanente architectuurexpositie samengesteld.

De verandering van de Sint Isidoruskerk in een museum geeft het gebouw een nieuwe dimensie. Evenals de andere kerken en schoolgebouwen van Nagele is het gesitueerd op het grote door een tocht doorsneden grasveld in het midden van het dorp, de zogenaamde brink. De kerk, in 1961 door de architecten Taen en Nix gerealiseerd, is in de oude staat teruggebracht. Aan de voor­kant bij de ingang wordt een schelpenplein als ruimte voor buiten­exposities toegevoegd. In het gebouw worden tentoonstellingen ingericht. De belangrijk­ste onderdelen van de permanente tentoonstelling zijn het steden­bouwkundig ontwerp, het beplantingsontwerp en de architectuur van het dorp, en er is een maquette van Nagele te zien. In een wandvullende fototentoonstelling wordt het verhaal van de drooglegging, de pioniers en de bewoners verteld. Hiernaast wor­den in het voormalige kerkzaaltje, de laagbouw, activiteiten geor­ganiserd zoals lezingen, theater- en muziekuitvoeringen. In dit ver­band heeft men het orgel van de voormalige kerk aangekocht. Hoe een en ander zich uiteindelijk za l ontwikkelen, zal de toe­komst uitwijzen. Het bestuur stelt zich open voor creatieve ideeën op cultureel gebied. Geïnteresseerden en ondersteunende instan­ties zullen regelmatig op de hoogte worden gehouden van activi­teiten en initiatieven. Ook denkt men aan de oprichting van een vereniging van vrienden van het museum. Samenwerking met andere instanties en musea zoals bijvoorbeeldhet naburige muse­um Schokland zal zeker worden nagestreefd.

CorKoene

14

L o k a

Nagele

Nagele. Foto: Hans Veenhuis

R.K. St. Isidorus. Foto: Hans Veen huis

Gereformeerde kerk, architect: Bakema. Foto: Theo Baart

Informatie

Museum Nage/e is vanaf de opening op 14 mei geopend van 'di tlm zo van 13.00 tot 17.00 uur. Het Museum is te bereiken met bus 147 vanuit Dronten of Emme­loord. Eigen vervoer: A6, afslag 13. De toegang bedraagt f. 5,00 (korting f . 2,50 voor kinderen tot 11 jaar)

Museum Nage/e, Ring 23, 8303 AL Nagele

Verdere informatie: Zuidwesterringweg 15, 8308 PC Nagele, tel. 0527-653077 of tel. 0527-652579

I e

I I

Page 15: Architectuur Lokaal #19

f' l

1 !

a r c h ; t e c t u u r c

Nijmegen

Met de financiële toezeggingen van de gemeente Nijmegen en het bedrijfsleven is de oprichting van het Architecfuur­centrum Nijmegen ACN zeker geworden. Onder de paraplu van dit centrum kunnen diverse activiteiten op het gebied van de architectuur gebundeld worden. Gehoopt wordt zodoende het bereik van deze activiteiten te vergroten en te verbreden. Voorlopig wordt het architectuurcentrum gehuisvest in het pand Hollandsche Spoorweg aan de Kannenmarkt in Nijmegen. Voorlopig, want de initiatiefnemers hebben de ambitie om het architectuurcentrum definitief onder te bren­gen in het nieuwe culturele kwartier op de Mariënburg.

Om tot een Nijmeegs architectuurcentrum te komen hebben archi­tecten die deel uitmaken van de groep 8AAN (een strategisch samenwerkingsverband), de redactie van de Kring Stedelijke Vorm­gevers, het bestuur van de Kring Nijmegen van de BNA, het Poli­tiek Cultureel Centrum 042 en de gemeente Nijmegen de koppen bij elkaar gestoken. Dit heeft nu tot resultaat ge leid. Nijmegen heeft zich met de oprichting van het ACN in de rij steden gevoegd die een architectuurcentrum hebben. Het doel van het Architectuurcentrum Nijmegen is het verbreden en verdiepen van de belangstelling voor de architectuur in het algemeen en voor de regionale architectuur in het bijzonder. Middelen daartoe zijn bij­voorbeeld exposities, openbare discussies en het uitzetten en ver­zorgen van architectuurroutes. Naast de bijdrage van de gemeente Nijmegen draagt ook het bedrijfsleven in belangrijke mate bij, evenals de BNA Kring Nijme­gen. Voor het inrichten van tentoonstellingen wordt een beroep gedaan op het Stimuleringsfonds voor Architectuur.

Kiosk In Nijmegen worden al verschillende activiteiten ondernomen op het gebied van architectuur. In de Kring Stedelijke Vormgevers worden al jaren lezingen verzorgd over architectuur. De BNA orga­niseert de jaarlijkse Dag van de Architectuur en heeft vorig jaar in samenwerking met de gemeente Nijmegen een prijsvraag uitge­schreven voor het ontwerpen van een Nijmeegse kiosk (zie krant Architectuur Lokaal nr. 18). In 042 worden regelmatig debatten gehouden over stedenbouwkundige en architectonische ontwikke­lingen in Nijmegen. De gemeente voert al een aantal jaren een actief architectuurbeleid, dat er in de eerste plaats op gericht is het kl imaat voor kwalitatief goede architectuur te stimuleren. Daartoe werd het boek Architectuur van Nijmegen uitgegeven. Enige jaren geleden werd op de bovenverdieping van V&D een tentoonstelling ingericht over de wederopbouw van het in de oorlog verwoeste centrum van Nijmegen. In 1997 heeft de gemeente een zogeheten Architectuur Kwaliteitskaart uitgebracht. Met de oprichting van het Nijmeegs Architectuurcentrum worden de verschillende activiteiten gebundeld waardoor beter gebruik gemaakt kan worden van de relatief beperkte middelen die ieder afzonderlijk heeft: door de herkenbaarheid van de initiatieven kan het totaal meer worden dan de som van de afzonderlijke delen.

Debat Concreet wordt gedacht aan de volgende activiteiten: ten eerste het inrichten van een tentoonstellings- en documentatieruimte in het pand Ho/landsche Spoorweg. Om de belangstelling voor archi­tectuur levendig te houden en te vergroten wil het centrum met grote regelmaat tentoonstellingen organiseren over lokale ontwik­kelingen in de architectuur en stedenbouw maar ook van het werk van regionale architecten. Daarnaast zal er ook de nodige docu­mentatie bijgehouden worden. Twee tot drie keer per jaar wil het centrum een groot publiek debat organiseren over actuele thema's op het gebied van archi­tectuur en stedenbouw in Nijmegen. Daarnaast blijft de Kring Ste­delijke Vormgevers lezingen verzorgen over ontwikkel ingen in de architectuur. Onder de vlag van het architectuurcentrum zal een architectencafé opgezet worden. Daarbij moet gedacht worden aan een informele ontmoetingsplek voor iedereen die geïnteres­seerd is in architectuur en stedenbouw en waarbij de mogelijkheid bestaat presentaties te verzorgen. Tot slot wil het centrum archi­tectuurroutes uitzetten in de stad om zo de betrokkenheid bij de eigen leefomgeving te vergroten.

Marc Theeuwes

e n t r a

Appartementencomplex Hunnerstaete aan de Gerard Noodtstraat, ontwerp: Dick van Garneren en Bjarne Mastenbroek in opdracht van Woningverenig ing Kolping, 1996. Foto: Irma Sanders

Informatie

Architectuurcentrum Nijmegen, Postbus 571, 6500 AN Nijmegen

Coördinatie Overleg Lokale Archtectuurcentra: Architectuur Lokaal. Hier zijn tevens de adressen van de lokale architectuurcentra in Nederland.

15

Page 16: Architectuur Lokaal #19

I' I

Eerste kwartaalbericht van het steunpunt Zorgvuldigheid bij wedstrijden neemt toe

Steeds vaker melden organisatoren van architectuur- of stedenbouwwedstrijden of vergelijkbare aanbestedingsprocedures in het kader van de Europese Richtlijnen, zo'n wedstrijd of procedure bij het steunpunt voor ontwerp wedstrijden. Opmerkelijk is dat het melden vrijwillig geschiedt. Het steunpunt veronderstelt dat die bereidwilligheid samenhangt met de toegenomen zorgvuldigheid waarmee uitschrijvers een wedstrijd voorbereiden, sinds minister De Boer (VROM) op 1 apri/1997 hierover een convenant sloot met 10 organisaties uit de wereld van openbaar bestuur, architectuur, opdrachtgevers en uitvoerend bouwbedrijfsleven. Een groeiend aantal uitschrijvers gebruikt de publicatie Kompas, aan de hand waarvan de wedstrijd stap voor stap kan worden opgebouwd.

Wie is er bang voor het lege programma? Sde prijsvraag van de EO-Wijersstichting.

16

José van Campen

Page 17: Architectuur Lokaal #19

Deze ontwikkeling volgt op een lange periode van commotie en frustraties rondom prijsvragen en meer­voudige opdrachten, waarbij velen klaagden over de verspilling van tijd, geld en talent. Om hierin veran­dering te brengen en de ontwikkeling van een goede wedstrijdcultuur te stimuleren kwamen de onderte­kenaars van het convenant onder meer overeen hun achterban op te roepen Kompas te gebruiken en ont­werpwedstrijden te melden. Het melden heeft tot doel gegevens aan te leveren voor voorlichting, onder­zoek en evaluatie in het kader van het convenant. Het steunpunt zal vanaf 1998 een driemaandelijks overzicht publiceren van de door uitschrijvers geme l­de wedstrijden . In het eerste kwartaal van 1998 wer­den er 14 wedstrijden aangemeld.

Rustenburg: tussen stad en natuur Besloten ideeënprijsvraag voor ontwikkelaar/ontwer­percombinaties voor het genereren van ideeën voor het uiteindelijke stedenbouwkundige ontwerp, met een minimaal kostendekkende grondexploitatie. De prijsvraag werd uitgeschreven door de gemeente Wageningen en is inmiddels afgerond. Het prijsvraag­programma werd deels opgesteld volgens het model in Kompas.

Kloosterbrug Assen Besloten projectprijsvraag voor het ontwerpen van een brug over de Drentsche hoofdvaart, uitgeschreven door de gemeente Assen. De prijsvraag is inmiddels afgerond, de winnaar is Syb van Breda van Haskoning.

Ideeënschets Franeker Binnenstad Meervoudige opdracht voor het opstellen van een samenhangende en vernieuwende visie op de inte­grale ontwikkeling van de binnenstad, ter voorberei­ding van een op te stellen structuurvisie. De wedstrijd werd uitgeschreven door de gemeente Franeker in samenwerking met de Stichting Stadsontwikkeling Franeker. De wedstrijd is inmiddels afgerond, de be­oordelingscommissie heeft haar voorkeur uitgespro­ken voor een vervolgopdracht aan buro Khandekar BV. De uitnodigingsbrief werd opgesteld volgens het model in Kompas.

Raaksgebied Haarlem Besloten ontwikkelaar/ontwerper 'wedstrijd' in het kader van een Europese aanbestedingsprocedure. De opgave is een ontwikkelingsvoorstel voor bebouwing van het Raaksgebied, gebaseerd op een stedenbouw­kundige visie. Uitschrijver is de gemeente Haarlem. Eind april wordt de economisch meest voordelige aan­bieding gekozen, mede op grond van de uitkomsten van een debat met stadsbewoners.

Skots Openbare projectprijsvraag voor een drijvend exposi­tie paviljoen dat gedurende een aantal jaren langs de Friese Elfsteden zal varen. Uitschrijver is het Fries Archi­tectuur Centrum. De prijsuitreiking vindt plaats tijdens de Friese Nacht van de Architectuur op 23 juni 1998.

Wie is er bang voor het lege programma; één miljoen hectare welvarend Noord-Nederland Openbare ideeënprijsvraag voor een regionaal ont­werp voor het Noorden van Nederland met doorkijk naar bovenregionale context en naar het lokale schaalniveau . Dit is de Vijfde Prijsvraag van de Eo Wij­ers Stichting. Begin juni 1998 worden de winnaars bekend gemaakt. Het prijsvraagprogramma is opge­steld volgens het model in Kompas.

Bouwen aan de dijk Openbare ideeënprijsvraag gericht op de architecto­nische, stedenbouwkundige en landschappelijke ont­wikkeling van het dijklandschap na dijkverzwaring. Uitschrijver is de Stichting Bouwen aan de dijk. In juni 1998 worden de winnaars bekend gemaakt. Het prijs­vraagprogramma is opgesteld volgens het model in Kompas.

Mens- en milieubewust transformeren van kantoren en scholen Openbare ideeënprijsvraag voor transformatie van een schoolgebouw aan het Pinasplein te Rotterdam tot woningen en woonwerkvormen . Deze prijsvraag is de eerste van een serie prijsvragen rond de herin­richting en herbestemming van naoorlogse gebou­wen waarbij de hoogst mogelijke kwaliteit voor mens en milieu voorop staat. De prijsvraag wordt uitge­schreven door de Stichting Vi ba-Prijsvraag. Op 24 juni 1998 vindt de prijsuitreiking plaats.

Oeververbinding Rotterdam Meervoudige opdracht voor een studie naar de moge­lijkheden van een nieuwe oeververbinding in Rotter­dam. Uitschrijver is de gemeente Rotterdam. De win­naars worden naar verwachting in het najaar bekend gemaakt. De uitnodigingsbrief is opgesteld volgens het model in Kompas.

[email protected] Internationale openbare projectprijsvraag voor het ontwerpen van een standaardbrug met drie varianten voor een nieuwe woonwijk. Uitgeschreven door het Ontwikkelingsbedrijf Leidschenveen. Prijsvraag in twee ronden, in de eerste ronde staan vooral de ont­werpaspecten centraal, in de tweede ronde vindt nadere uitwerking plaats van vijf inzendingen, waar­bij de uitvoeringsaspecten en de financiële haalbaar­heid een grote rol spelen. Alle informatie over de prijsvraag, waaronder het juryrapport van de eerste ronde, is te vinden op de gelijknamige internetsite. Het prijsvraagprogramma is opgesteld volgens het model in Kompas.

Atlantis 2000 Internationale openbare ideeënprijsvraag gericht op de ruimtelijke ontwikkeling van Valkenburg en in het bijzonder op de mogelijkheden voor ondergronds bouwen in de verlaten mijnen. De prijsvraag is uitge­schreven door de gemeente Valkenburg aan de Geul. De prijswinnaars worden in augustus 1998 bekend gemaakt. Het prijsvraagprogramma is opgesteld vol­gens het model in Kompas.

Het Wilde Wonen Openbare ideeënprijsvraag, gericht op nieuwe ideeën voor woningbouw in de 21-ste eeuw die de aspirant­bewoner via Internet moet kunnen bekijken en bestellen, eventueel op basis van een bouwsysteem waarmee de bewoner zelf zijn woning kan samenstel­len en bouwen. De prijsvraag wordt uitgeschreven door de BNA in samenwerking met de Stichting Jon­ge Architecten Prijs JA en loopt geheel via Internet (http://www.wiwo.net). De prijswinnaars worden in november 1998 bekend gemaakt. Het prijsvraagpro­gramma is opgesteld volgens het model in Kompas.

Het Aanzien van Nederland Samengestelde wedstrijd, bestaande uit een openba­re ideeënwedstrijd en een meervoudige opdracht, voor ontwerpers jonger dan 35 jaar. De opgave is een geïllustreerde stellingname over het aanzien van Nederland, in de tweede ronde uit te werken tot een ruimtelijke visie op het nationale schaalniveau, plus een regionaal ontwerp voor een typerend deel van Nederland, plus enkele doorzichten naar het lokale schaalniveau . De uitschrijver is de Eo Wijersstichting in samenwerking met NPS en Cinemedia BV. De win­naar van de tweede ronde ontvangt de Bouwfonds­prijs voor jonge ruimtelijke ontwerpers die wordt uit­gereikt tijdens een avondvullend televisieprogramma in november 1998. Het wedstrijdprogramma is opge­steld volgens het model in Kompas.

Europan 5: Reizen en afstand, nieuwe woonlandschappen Internationale openbare projectprijsvraag met als opgave het stedelijk beleid voor, en architectonisch ontwerp van projecten in verlaten stedelijke gebie­den in de Europese stad en hun raakpunt met ver­voersnetwerken. De prijsvraag wordt uitgeschreven door de Stichting Europan. De Nederlandse locaties bevinden zich in Almere-Buiten, Amersfoort, Amster­dam-Oost, Haarlemmermeer en Rotterdam. De win­naars worden in maart 1999 bekend gemaakt.

17

Informatie

Het melden van wedstrijden Een wedstrijduitschrijver kan een wedstrijd of aanbestedingsprocedure eenvoudig meI­den door het insturen van wedstrijdpro­gramma of uitnodigingsbrief. In het drie­maandelijks overzicht worden per wedstrijd genoemd: de naam van de wedstrijd, het type wedstrijd, de naam van de uitschrijver en de aard van de ontwerpopdracht. De overige gegevens die bij de melding wor­den verstrekt zijn niet openbaar, tenzij de uitschrijver aangeeft daartegen geen bezwaar te hebben.

Het steunpunt Bij het steunpunt kan men terecht voor algemene informatie, ondersteuning bij de voorbereiding van een wedstrijd en bestel­ling van Kompas (prijs: f. 24,50 exc/. ver­zendkosten). Het steunpunt is onderge­bracht bij:

Architectuur Lokaal Tussen de Bogen 18 1013 JB Amsterdam tel. 020-5304000 fax. 020-5304004

Page 18: Architectuur Lokaal #19

VijfhLÎizèn:.~u· & Spring lank

Sinds de opening van Architectuur Lokaal in haar nieuwe behuizing is op deze plek tlng Springplank i.o. actief. De Stichting wil een platform bieden aan talentvolle opdrachtgevers, met als doel om tot concrete bouwopdrachtett te komen. Een van Springplank een belangrijke rol in speelt is het aandragen aan de slag willen. Ter vergelijking bijvoo_ de opd'F De gemeente Haarlemmermeer wil in deze : . .. : .totrwnieuwendfF en nodigde daarom twaalf bureaus uit. Zf~- een visie te {lew dingslokatie, en zIJ presenteerden hun plfJ_ n Iit,naart

De tweede Vinex-Iocatie in Nederland Het dorp Vijfhuizen is een van de 26 kernen die gezamenlijk de gemeente Haarlemmermeer vormen. Door de groei van Schiphol, de economische boom die dit tot gevolg heeft en de uitbreiding van de infrastructuur is de Haarlemmermeer één van de snelst veranderende plekken van Nederland. De gemeente heeft de taak om in de periode 1995-2005 in het kader van de Vinex-overeenkomst 17400 woningen te bouwen. Daarmee is de Haarlemmermeer de tweede Vinex-Iocatie in Nederland. Voor een aantal van deze locaties in Hoofddorp (Floriande) en Nieuw-Vennep (Getsewoud) worden plannen gemaakt. Vijfhuizen­zuid is als Vinex-Iocatie van de gemeente een vreemde eend in de bijt. De locatie verschilt wezen lijk van de andere Vinex-Iocaties in de Haar­lemmermeer, en in Nederland. Allereerst is de grond van de locatie in handen van de gemeente, en niet van ontwikkelaars of beleggers. Hierdoor is de gemeente in staat een eigen regie te voeren over de planning van de nieuwbouwlocatie. Ten tweede verschilt de locatie ook wat betreft de grootte van de overige Haarlemmermerse Vinexlo­caties. Het betreft hier ongeveer 700 woningen, tegenover 6850 woningen in Hoofddorp-Floriande en 5500 in Nieuw Vennep-Getse­woud. Hoofddorp is al in het kader van het groeikernenbeleid, dat in de Der­de Nota Ruimtelijke ordening is uiteengezet, in de loop der tijd enorm gegroeid. Tegelijkertijd is daarmee veel van de dorpse karakteristiek verloren gegaan, en heeft het een imago van een ambivalent woonmi­lieu gekregen: geen dorp, maar ook geen stad. De gemeente Haarlem­mermeer heeft als inzet bij de uitbreiding van Vijfhuizen om het dorp­se karakter zoveel mogelijk te bewaren. Een belangrijke reden voor de gemeente om jonge architectenbureaus in te schakelen voor de visievorming voor de nieuwbouwlocatie is de eenzijdigheid in architectuur die nu te vinden is op gerealiseerde Vin­ex-locaties. Nu voeren veelal bekende architectenbureaus bij de Vinex­locaties de boventoon. Ondanks de ambitieuze plannen heeft het toch tot gevolg dat het gebouwde inwisselbaar wordt. Ze missen veelal de hechting met de lokale setting en karakteristiek. In hoeverre verschilt de uitbreiding van Zwolle nog van die van Breda? Voor Vijfhuizen-zuid wil de gemeente dit voorkomen.

18

Oud land Vijfhuizen is prachtig gelegen aan een bocht in de Ringvaart die de Haarlemmermeerpolder omsluit. Eigenlijk ligt het dorp op oud land, dat destijds de overlanden vormde van het Haarlemmermeer. Door de drooglegging is de Ringvaart door deze oeverlanden getrokken. Hier­door heeft het dorp een geheel andere uitstraling dan de overige ker­nen die de gemeente Haarlemmermeer vormen. De grootschalige pol­derverkaveling in de Haarlemmermeer ontmoet hier het veel kleinscha­liger oude landschap. Daarnaast wordt het dorp aan de zuidzijde gekenmerkt door de Geniedijk en het Fort Vijfhuizen. Deze maken deel uit van de Stelling van Amsterdam, en zijn in 1996 bijgeschreven op de lijst van het Wereld-erfgoed. Aan de oostkant van de locatie wordt op dit moment hard gewerkt aan de realisatie van de Floriade, die in 2002 za l worden geopend. De locatie wordt doorsneden door de Zuidtangent, een vrije busbaan, die in de toekomst zal worden uitgebouwd als raillijn naar Haarlem en Schiphol. De locatie is daarmee bijzonder: enerzijds het landelijke karakter, de groene polders in de omgeving, midden in de drukke Randstad, anderzijds uitstekend bereikbaar per openbaar vervoer en auto; binnen tien minuten op Schiphol, poort naar de wereld. De uitbreiding van Vijfhuizen met 700 woningen zou een verrijking voor het bestaande dorp moeten zijn, aldus de gemeente in het refe­rentiekadeJ voorstelt. Cruciaal is dat de nieuwbouwlocatie een Vijfhui­zens karakter zou moeten krijgen. Kleinschaligheid is een van de belangrijkste kenmerken van het huidige dorp. Momenteel bestaat het dorp grofweg uit een twaalftal buurten, ieder met ongeveer 100 woningen. De architectuur wordt als dorps omschreven: de woningen zijn gebouwd in baksteen, met een pannendak dat vrij steil loopt. Ook zijn de woningen straatgericht en daardoor vrij breed. Opvallend is in het dorp het omsloten binnenterrein met de school en de bibliotheek. Zij vormen de kern, een karakteristiek deel met veel monumenten. Dergelijke bebouwde binnenterreinen zijn kenmerkend voor Vijfhui­zen .

Openheid en weidse luchten in de polder Aan de deelnemende architectenbureaus is gevraagd dit karakter van het dorp als uitgangspunt te nemen bij hun ideeën en visievorming op

Page 19: Architectuur Lokaal #19

j.

de uitbreidingslocatie. Een verkavelingsstructuur met bebouwde bin­nenterreinen is ontworpen voor een deel van de nieuwbouwlocatie Vijfhuizen-zuid. Een ander deel bestaat uit een gebied met vrije kavels. Van de architectenbureaus wordt verwacht dat zij een beeld schetsen onder welke voorwaarden de vrije kavels tot stand mogen komen. Het vrije-kaveldeel is gedacht binnen de uitgangspunten voor de lichte ste­denbouw. Dit betekent: minder openbaar gebied, parkeren en verlich­ting op eigen terrein, afwatering via eigen sloot. Van de deelnemende bureaus wordt ook verwacht dat zij in hun plannen een vernieuwende visie op dorpse architectuur en een eigentijdse visie op wonen in een dorp geven. De plannen zijn beoordeeld doorvijf deskundigen: twee wethouders van de gemeente; een architect, tevens lid van de welstandscommissie; de voorzitter van de dorpsraad Vijfhuizen en de stedebouwkundige van de gemeente Haarlemmermeer. Bij de presentatie van de plannen op 5 maart roemde de architect De Ruiter, tevens lid van de welstandscommissie, vooral het hoge niveau van de gepresenteerde plannen. Tegelijkertijd werd duidelijk dat ver­schillende invullingen aan de opdracht werd gegeven. Pierre en Marjo­lijn Boudry kwamen over uit Parijs en toonden met behulp van hun tolk een vrij uitgewerkt plan, waarbij de openheid van de polder een belangrijk uitgangspunt is voor het stedenbouwkundig plan. Maar deze openheid hoeft niet altijd bereikbaar te zijn: een sloot bijvoor­beeld biedt openheid en vormt tegelijkertijd een barrière. De wonin­gen worden uitgerust met een dakkoepel, die een prachtig uitzicht geeft op het mooiste deel van het Nederlandse landschap: de luchten. Arons en Gelauff Architecten interpreteerde de opdracht om dorpse architectuur te realiseren vrij letterlijk; zij ontwierpen gelijke blokken woningen die ieder met een ander materiaal bekleed worden: van dak­pannen, hout, tot lei en metaal. Maar er waren ook architecten die een meer conceptuele invulling van de opdracht gaven. Koes Zeinstra Van Gelderen architecten pasten met hun voorstel 'po ldermodel' het ste­denbouwkundig plan aan en spreidden de verschillende financierings­categorieën over de gehele locatie. Idee hierachter is dat de gebruike­lijke vermenging van duur en goedkoop, vaak kenmerkend voor een dorp, in de nieuwe uitbreiding terug te vinden is. Flexibiliteit in fase­ring van de ontwikkeling en in het opnemen van een gewijzigd pro-

Koers, Zeinstra, Van Gelderen, maquette

gramma laat in het plan 'poldermodel' ruimte aan de onvoorspelbaar­heid van de toekomst. Ook de plannen van VMX architecten waren vrij conceptueel. Een analyse op economische gronden was hun inzet voor de locatie. Anderen zochten sterk de landschappelijke kenmerken van de locatie op; Emiel Lamers stelde voor om woonboten op het water te realiseren, als verwijzing naar de Stelling en Fort Vijfhuizen en het voormalige Haarlemmermeer. S333 Architects gaf een vrij sterke invul­ling van het bebouwde binnenterrein-model, waarbij de woningen meer gespreid over de locatie geplaatst worden. Joost Hovenier nam de typologie van de brede woning als uitgangspunt, en dat leidde tot woningen van soms 25 meter breed. AI met al werd het een veelbelovende presentatie waarbij de verschillen­de interpretaties van de opdracht een pracht aan materiaal van hoog­staande kwaliteit opleverde. Het enthousiasme bij de gemeente is zeker aanwezig om aan de plannen uitwerking te geven. Bij de beoordeling zal er gelet worden op de originaliteit van de plan­nen. Zijn zij vernieuwend genoeg? Geven zij een eigentijdse visie op kwalitatief wonen in het dorp? Daarnaast is gekeken naar de verschij­ningsvorm, is er samenhang en consistentie in het beeld, en voegt het ontwerp zich in het dorp? Ook worden de plannen onderworpen aan de realiseerbaarheid en technische- en onderhoudsaspecten, zoals het gebruik van duurzamen materialen.

De opdracht die wethouder C. Spij kers aan de architecten ·heeft gege­ven past uitstekend binnen de voornemens van de stichting Spring­plank i.O. Hiermee, en met enkele organisaties die zijn betrokken bij het initiatief voor Springplank (Architectuur Lokaal, Europan, Archiprix), heeft de gemeente Haarlemmermeer dan ook contacten gelegd om de plannen voor Vijfhuizen t e ontwikkelen . Springplank wil een platform bieden aan ontwerpers, opdrachtgevers en aanverwante organisaties en komen tot concrete bouwopdrachten voor talentvolle ontwerpers. De stichting is inmiddels druk bezig om de organisatie verder te professionaliseren en hoopt medio dit jaar de daadwerkelijke plannen van Springplank te kunnen presenteren en vervolgens uit te voeren.

19

Page 20: Architectuur Lokaal #19

I' i

Onderwijs: bouwen aan de samenleving Margriet pflug

Per 1 januari 1997 is de verantwoordelijkheid voor de huisvesting van het primair en voorgezet onderwijs door het rijk overgedragen aan de gemeenten. De achterliggende gedachte is dat gemeenten in nauw overleg met schoolbesturen veel beter in staat zijn een op de plaatselijke situatie toegesneden huisvestingsbeleid te voeren. Deze decentralisatie was mede aanleiding voor de vier excursies rond het thema scholenbouw, die Architectuur Lokaal in november 1997 organiseerde in samenwerking met les Adviseurs, Kunst en Bedrijf en STARO. In Den Haag, Groningen, Tilburg en Rotterdam werd een aantal overwegend nieuwe schoolgebouwen voor basis-, voortgezet- en beroepsonderwijs bezocht. Opdrachtgevers, medewerkers van de scholen en architecten gaven een toelichting op ontwerp, uitvoering en bouw van hun school. Zij vertelden over de verwachtingen die er waren en hoe het gebouw in de dagelijkse praktijk functioneert. De excursies boden gemeentebestuurders, gemeenteambtenaren van diensten Onderwijs en Welzijn en schoolbestuurders de gelegenheid zich te oriënteren en ideeën op te doen voor hun eigen bouwopgave(n). In dit artikel een terugblik.

Dansacademie/conservatorium, Tilburg, ontwerp Jo Coenen & Co.

20

Wie herinnert zich niet zijn vroege schooljaren? De vorm van het schoolplein . De ruimte, de kleuren en de sfeer van de gangen en de klaslokalen vermengt met de geur van natte jassen en schoolbordkrijt. Het zijn beelden en sferen die altijd bijblijven en aan de basis staan van ieders maatschappelijke leven. De waarden en normen van een samenleving worden via het onderwijs doorgegeven aan een volgende generatie. Daarin krijgt het onderwijs steeds meer een sleutelrol toebedeeld. Het wordt beschouwd als het cement van onze snel veranderende samenleving, waarin grenzen wegvallen, traditionele kaders - zoals de kerk, het gezin en de wijk - veranderen en meerdere culturen samenleven. Het onderwijs is een gemeenschappelijke ervaring waarin alle culturen bij elkaar komen en kunnen leren met elkaar om te gaan. Mooie, pretti­ge, goed doordachte schoolgebouwen voegen daar­aan in positieve zin iets toe. Het maakt, naast alle financiële, ruimtelijke en onderwijskundige aspecten, scholenbouw bij uitstek een culturele opgave.

Opdrachtgeverschap De bouw van een nieuw onderwijsgebouw vergt heel veel energie, (financiële) creativiteit en inzet van de betrokkenen. Otto van der Meulen (adjunct directeur TIWOS Tilburg): 'De kern is een bevlogen opdrachtge­ver met een ideaal. Bevlogenheid dwingt om iets meer te doen: niet tevreden met een zesje maar gaan voor een tien'. Bij de scholen in het excursieprogram­ma was telkens weer sprake van een grote persoonlij­ke betrokkenheid van zowel de opdrachtgever (de gemeente of het schoolbestuur) als de architect. Goed opdrachtgeverschap vraagt om een energieke, sturende houding en betrokkenheid bij het ontwerp­en bouwproces. Daarvoor is het van belang als opdrachtgever zélf de vinger aan de pols te houden. Niemand weet zo goed aan welke eisen het nieuwe onderwijsgebouw moet voldoen als het schoolbestuur en het docententeam zelf. Hun visie op het onderwijs en de plaats van de school in de maatschappij is bepa­lend voor de organisatie van het gebouw.Tijdens de excursies is van verschillende kanten gewaarschuwd voor het helemaal uit handen geven van de eigen verantwoordelijkheid van de opdrachtgever aan een intermediair zoals bijvoorbeeld een bouwmanager. Deze kan heel behulpzaam zijn bij het organiseren van het bouwproces en de kostenbewaking, maar hij heeft andere belangen dan de opdrachtgever zelf. Jurjen van der Meer (Karelse Van der Meer architec­ten, Groningen): 'De taak van de architect is te verge­lijken met het balanceren langs de rand van een af­grond. Voor een goed ontwerp moeten architect en opdrachtgever gezamenlijk op het scherp van de sne­de tot het uiterste gaan. Een intermediair tussen opdrachtgever en architect kiest meestal voor een veiligheidsmarge en zorgt dat de architect op te gro­te afstand van die afgrond verwijderd blijft'. Het resultaat kan in de optiek van verschillende sprekers nooit een tien zijn wanneer de opdrachtgever niet zelf aan tafel zit op het moment dat er beslissingen worden genomen.

De ontwerpopdracht Elk bouwproject begint met het opstellen van de ont­werpopdracht, die bestaat uit een omschrijving van de opgave, de randvoorwaarden voor het ontwerp en het programma van eisen (p.v.e.). In de opgave wordt onder andere de onderwijskundige visie van de school duidelijk onder woorden gebracht. De rand­voorwaarden geven de ruimtelijke, financiële en juri­dische grenzen voor het ontwerp. Het p.v.e. zet alle eisen en wensen voor het nieuwe gebouw - in kwali­tatieve en kwantitatieve zin - op een rij. Omdat de kwaliteit van het p.v.e. bepalend is voor het uiteinde­lijke gebouw, is het belangrijk hieraan veel tijd en aandacht te besteden . Otto van der Meulen: 'Alles wat je uit het p.v.e. weg­streept of angsthazerig wegbezuinigt, krijg je er nooit meer bij.' Bijvoorbeeld: in het onderwijskundi­ge concept van basisschool Het Kompas in Den Haag hebben de gymnastieklessen een centrale plaats omdat de leerlingen te weinig gelegenheid hebben op straat te speler. Een eigen gymnastiekzaaltje - de grote wens van de schoolleiding - is in het p.v.e. opge­nomen, hoewel daarvoor eigenlijk geen budgetaire ruimte was. Uiteindelijk kon het zaaltje er toch komen: door het ook voor de sportverenigingen in de buurt

Page 21: Architectuur Lokaal #19

...

Oosterparkschool Groningen, ontwerp Bouma.

geschikt te maken, kon het worden gefinancierd via het budget van de gemeentel ijke dienst Welzijn. Extra kwaliteit - in de vorm van extra voorzieningen of de kwaliteit van materialen en uitvoering - vereist creatief om gaan met het beschikbare budget en meestal extra budget elders organiseren. Zo is bij het Beatrixcollege in Tilburg het budget voor beeldende kunst op een bijzondere manier ingezet om het schoolgebouw te verfraaien . Kunstenaar Peter Struy­cken heeft voor de tegelvloer op de begane grond van het gebouw een kleurpatroon ontworpen. Door­dat de kunstenaar in een vroeg stadium bij het ont­werp voor de school werd betrokken, was het moge­lijk in overleg met de architect de kleuren van de andere bouwmaterialen hierop aan te passen. Het Johan de Witt College in Den Haag heeft met URBAN-gelden van de Europese Unie een deel van de inrichting betaald, onder andere de aankleding van het schoolplein op het dakterras. Ook voor het zwem­bad voor hydrotherapie in de Groningse WA. van Lieflandschool, een school voor zeer moeilijk lerende kinderen, is aanvullende financiering gezocht. Thérèse Mol (ICS Adviseurs, Eindhoven): 'Zet in het p.v.e. zwaar aan wat je wilt, maar laat ook ru imte voor de verdere ontwikkeling van het p.v.e. zodat oplossingen die niet van te voren waren bedacht mogelijk blijven'. Randvoorwaarden en inzichten kunnen tijdens het ontwerp- en bouwproces verande­ren. Zeker wanneer het gaat om grote complexe onderwijsgebouwen kan het verstandig zijn voor een tussentijdse bijstelling van het p.v.e. budget te reser­veren, bijvoorbeeld als onderdeel van de post onvoor­zien. Tijdens het bouwproces van de Haagse Hoge­school in Den Haag was hieraan behoefte toen bleek dat het gebouw ruimte moest bieden aan vijf in plaats van zes onderwijssectoren .

Onderwijsgebouw en omgeving Een belangrijk onderdeel van het programma van eisen is de betekenis van het schoolgebouw voor zijn omgeving zowel ruimtelijk als functioneel. Elke ste­denbouwkundige situatie stelt zijn eigen eisen en vraagt om een specifieke oplossing. In de relatie tus­sen schoolgebouwen en hun directe omgeving zijn verschillende gradaties van openbaar naar privé, van extravert naar introvert. Een en ander hangt natuur­lijk samen met het schooltype. Een basisschool als eer­ste stap buiten het ouderlijke huis ademt vaak de ge­borgenheid en de privé-sfeer van een huiskamer. De bezochte bassisscholen De Petteflet in Tilburg, Het Kompas in Den Haag en De Pijler in Rotterdam illu­streren dit ieder op hun eigen manier. Een schoolgebouw voor beroeps- of universitair onderwijs weerspiegelt de complexiteit van de samen­leving . Het openbare leven kan tot diep in het ge­bouw doordringen; zeker wanneer het gebouw niet op een 'campus' staat aan de rand van de stad, zoals de Hanzehogeschool in Groningen, maar is opgeno­men in de stad, zoals de Haagse Hogeschool of het Brabants conservatorium/dansacademie in Tilburg. Het Albeda College in Rotterdam gaat nog een stap verder door nadrukkelijk omvorming van de school tot community centre na te streven . De investeringen in het gebouwen de faciliteiten worden veel beter benut door ze ook voor de buurt beschikbaar te maken. Zo is het restaurant voor iedereen toeganke­lijk en worden de maaltijden bereid en geserveerd door de leerlingen. Toegankelijkheid van (delen van) het schoolgebouw buiten schooltijd vraagt wel om speciale voorzieningen en extra aandacht voor de in­terne organisatie van het gebouw. Bij het ontwerp van twee vestigingen van het Johan de Witt College in de Haagse Schilderswijk is veel aandacht besteed aan de overgang van openbaar

naar privé. De Groot (vestigingsdirecteur Johan de Witt College Hooftskade): 'Een school als openbaar gebouw, een baken in de huizenzee, dat was het uitgangspunt voor onze vestiging aan het Van Doeverenplantsoen'. Het ideaal van maximale openbaarheid bleek in de Schilderswijk niet haalbaar en leverde voor het lesge­ven te veel overlast op. De school kon de leerlingen niet meer de veiligheid en de rust bieden die zij vol­gens de schoolleiding nodig hebben. Op het school­plein, in het ontwerp beschouwd als het raakvlak tus­sen schoolsfeer en buurtsfeer, gold zelfs enige tijd een samenscholingsverbod. Als reactie daarop is de vestiging aan de Hooftkade, die enkele jaren later is gebouwd, ontworpen als een cocon waarin alles aanwezig is wat de leerlingen nodig hebben om de schooldag door te komen. Het terrein van de school is afgesloten met een hoog hek. Om de school in en uit te gaan moeten leerlingen en bezoekers zich melden bij de portier. Tijdens pauzes en vrije uren kunnen leerlingen terecht in de aula op de bovenste verdieping of op het ernaast gelegen dakterras dat is ingericht als schoolplein. De gedachte hierachter is de leerlingen tijdens schooltijd zo veel mogelijk van de straat te houden. Sinds de opening van de vestiging wordt er intensief gebruik gemaakt van de aula en het schoolplein. Veel aandacht is ook besteed aan de interne organi­satie van de verkeersruimten . Alle gangen en trappen komen uit in het hart van het gebouw waar ook de ruimte voor de docenten is. Hier komt iedereen el­kaar tegen, wat de sociale controle en de betrokken­heid van de leerlingen bij hun school vergroot. En dat is erg nodig op een school waar 31 nationaliteiten samen les krijgen .

Veranderingen in het onderwijs Vernieuwingen in het onderwijs hebben belangrijke consequenties voor de ruimtelijke indeling van onder­wijsgebouwen. Zo vraagt het studiehuis in de boven­bouw van HAVONWO veel meer individuele studie­plekken dan onderwijsconcepten waarin de nadruk op klassikaal onderwijs ligt. Een zekere flexib iliteit in het ontwerp maakt een onderwijsgebouw minder afhankelijk van toekomstige ontwikkelingen in het onderwijs. Ook wordt gezocht naar mogelijkheden onderwijsgebouwen zo te maken dat ze in de toe­komst een andere funct ie kunnen krijgen. Geen nood lokalen om een tijdelijke kinderpiek op te van­gen, maar bijvoorbeeld schoolwoningen . Naast nieuwe onderwijskundige concepten is er in het onderwijs een tendens naar schaalvergroting en verbred ing door fusies en het combineren van scho­len met andere voorzieningen . Scholen, in het bijzon­der basisscholen, zouden zich in de optiek van de Commissie Onderwijs 2010 moeten ontwikke len tot brede instellingen die samenwerken met crèches en peuterspeelzalen, met instellingen voor naschoolse opvang en met andere educatieve instellingen zoals muziekscholen, hobbyclubs, sportverenig ingen en bibliotheken. De gemeente Groningen probeert in de komende jaren met het Vensterscholenproject aan dit toekomstbeeld invulling te geven door de nieuwe eigen verantwoordelijkheid voor de huisvesting van het onderwijs te combineren met andere gemeente­lijke beleidsterreinen zoa ls het kansen- en accommo­datiebeleid en kinderopvangbeleid . Op de vier vensterscho len in voorbere id ing wordt niet al leen les gegeven. Het is een nieuwe voorzie­ning voor integraal jeugdbeleid van 0 tot 15 jarigen, gericht op onderwijs en opvoeding . De vensterschool ' is er voor kinderen èn ouders met als doel de sociale structuur in de w ijk te versterken . De eerste gemeen­telijk nota over Vensterscholen werd in 1995 gepre­senteerd . Inmiddels werken de betrokken instellingen en scholen per vensterschool gezamenlijk aan de ver­dere inhoudelijke ontwikkeling van het beleid en tot concrete bouwplannen . Om er voor te zorgen dat de scholen en verschillende instellingen van elkaar kun­nen profiteren zonder last van elkaar te hebben, moet in het ruimtelijke ontwerp voor elke venster­schooi een evenwicht worden gevonden tussen inte­gratie en het behoud van het eigen karakter. In het ontwerp voor Vensterschool Paddepoel/Sel­werd (Atelier PRO, Den Haag) is bijvoorbeeld een concept toegepast waarin elke instelling zijn eigen herkenbare doosvormige ruimte heeft, gegroepeerd rond een gemeenschappelijke, sem i-openbare ruimte. Het streven is van de vensterscholen moderne versies van het dorpsplein te maken: trefpunten in de wijk waar culturen en generaties elkaar (weer) kunnen ontmoeten.

21

Albeda College, Rotterdam, ontwerp Ron Leenheer (kruisheer Elffers bv)

Informatie

In het kader van deze excusies is een bundel samengesteld met de titel Architectuur en onderwijsgebouwen. Deze bundel is voor f 12,50 (excl. verzendkosten) te bestellen bij Architectuur Lokaal, tel. 020-5304000.

- -

Page 22: Architectuur Lokaal #19

Restaureren, toekomst voor verleden Informatieboek voor monument-eigenaren

Informatie

Restaureren, toekomst voor verleden is in de boekhandel verkrijgbaar, maar kan ook worden besteld door f 37,50 over te maken op postbanknummer 71518 van de BNA, o.v.v. Toekomst voor verleden. Het boek wordt na ontvangst van de betaling toege­zonden.

BNA Martin Voigt tel. 020-5553666 e-mail: [email protected]

Martin Voigt

Herstel of functie verandering van van een monument betekent vrijwel altijd aanpassing van het gebouw. Iedere periode reageert daarbij met eigen middelen. Zo ontpopt een monument zich, behalve als herinnering aan vroegere architectuur, als levend gebouw, een schakel in historische continuïteit, als toekomst voor het verleden. Het is ván belang dat de eigenaren van monumenten zorgvuldig met hun gebouwen omgaan. Dat betekent dat het monument regelmatig moet worden onderhouden, en soms dat er moet worden gerestaureerd. Als dit laatste het geval is, is het belangrijk dat de eigenaar een goede restauratiearchi­tect kiest. Een architect die weet wat een restauratie inhoudt, wiens aanpak en ideeën aansluiten bij die van de eigenaar en die eenzelfde liefde koestert voor het culturele gebouwde erfgoed. Om deze monument-eigenaren te informeren over het restauratieproces en het kiezen van een goede restaura­tiearchitect, heeft de BNA het boek Restaureren, toekomst voor verleden. Opdrachtgevers en restauratiearchitecten in beeld. uitgebracht.

Nederland telt ongeveer vijftigduizend monumenten. De best bewaarde bouwwerken danken hun goede conditie aan een zinvol (her)gebruik. Dat is vooral toe te schrijven aan de waardering en inzet van hen die de zorg en het beheer van deze gebouwen op zich nemen. Bijvoorbeeld de bewoners van monumentale woonhuizen. Maar ook de gebruikers van andere monümentale geobuwen, zoals het gezin dat zijn intrek heeft genomen in een verbouwde watertoren. Of de beeldend kunstenaar die woont en werkt in een mijnschacht in Limburg. En de burgemeester van Winterswijk, zetelend in de tot gemeentehuis ver­bouwde Tricotfabriek. Als je als eigenaar ziet dat je monument moet wor­den gerestaureerd, waar begin je dan? Pak je het telefoonboek en bel je de eerste de beste architect of aannemer? Of bel je eerst een monumentenvereni­ging, en zo ja welke? Hoeveel kost een restauratie en wie bepaalt dat? Kun je subsidie krijgen voor de res­tauratie en zo ja, hoeveel en wanneer? Dergelijke vragen worden beantwoord in het boek Restaureren, toekomst voor verleden.

De rol van de architect A. Asselbergs, directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, onderstreept in een interview in het boek het belang van de keuze van een goede architect, omdat monumenten het verdienen om goed onderhouden te worden . 'Elk monument is bij­zonder en onderscheidt zich van zijn gebouwde omgeving door zijn bijzondere maat, het individuele karakter, de afwijkingen ten opzichte van de stan­daardnormen. Een monument betekent voor zijn eigenaar bepaalde extra lasten, maar vooral extra lus­ten. Met zijn monument onderscheidt ook de eige­naar zich van de omgeving; hij is niet alleen huiseige­naar, maar ook eigenaar van een stukje cultuurhisto­rie. (. .. ) Aan de ene kant heb je gebouwen die vanwe­ge hun uniciteit en historische waarde een icoonfunc­tie hebben en als een soort historische genius loc:i die­nen te worden beschermd. En aan de andere kant heb je monumenten die sneuvelen, omdat elke stad een levende stad is, een magische mix van sociale en historische structuur en economische vita liteit, waar nieuwe cultuur ontstaat. (. .. ) Op die momenten blijkt de waarde van goede architecten . Zo gauw je iets gaat doen met een monument - de restauratie, het aanpassen aan nieuwe functie- of gebruikseisen, het inpassen in een nieuwe stedelijke context - heb je een goede architect nodig. Eén met visie, durf en vooral met kennis van zaken. In toenemende mate raken we ervan doordrongen dat monumenten en architectuur onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, wat voor­heen nog wel eens werd ontkend. Zeker in het begin van deze eeuw toen monumentenzorg vooral bete­kende het inventariseren en beschermen van gebou­wen die van algemeen belang werden geacht. En toen architecten slechts wensten te worden aange­sproken op hun scheppende creativiteit. Ik chargeer nu, maar dat is om duidelijk te maken hoe belangrijk

22

het is om bij het beheer en onderhoud van monu­menten goede architecten te betrekken '.

Regels en procedures In een bijdrage van de Rijksdienst voor de Monumen­tenzorg aan het boek wordt duidelijk uiteengezet welke verschillende regels, procedures en financiële bepalingen van belang zijn bij een restauratie. De Monumentenwet, de diverse verordeningen en de taken van het rijk, de gemeenten en de provincie komen hierin aan de orde. Ook het onderhoud, de restauratie, de restauratievergunning en de bouwver­gunning worden behandeld. Bovendien worden alle financiële aspecten, de subsidiemogelijkheden, het weerbarstige begrip 'subsidiabele kosten' en de mogelijkheden die het Nationaal Restauratiefonds biedt, besproken.

Opdrachtgeverschap en architectenkeuze Omdat een restauratie goed opdrachtgeverschap ver­eist komen in het boek ook vier opdrachtgevers van restauratiearchitecten aan het woord. Zij vertellen wat het restauratieproces voor hen precies inhoudt en welke aspecten erb ij komen kijken. Zij geven ook een indruk van de samenwerking tussen opdrachtge­ver en architect. Monument-eigenaren die overgaan tot restauratie zijn in de meeste gevallen zeer betrok­ken bij het gebouwen hebben behoefte aan een architect die het monument met evenveel liefde en respect behandelt. Restaureren, toekomst voor verleden geeft boven­dien een toelichting op de architectenkeuze, de werkzaamheden en de opdracht. Een opdrachtgever moet zijn eigen invloed op het proces willen en kun­nen hebben, en vertrouwen kunnen stellen in de architect die het restauratieplar'i opstelt en op de res­tauratie toeziet. Het is daarom belangrij k dat de architect bij de opdracht en de opdrachtgever past. Met het begrip 'passend' wordt bedoeld dat de archi­tect in staat moet zijn om een restaurat ieplan te maken waarin, binnen de mogelijkheden van het gebouw, de wensen en de eisen van de opdrachtge­ver worden gerealiseerd. Een restaurat ie vraagt van de architect dan ook specifieke affiniteit en deskun­digheid. Uit het boek blijkt dat restaureren een apar­te discipline is binnen het architectenvak. In Restaureren, toekomst voor het verleden presente­ren 68 restauratiearchitecten zich. Zij geven aan wel­ke ervaring en deskundigheid nodig is om een monu­ment in zijn oude glorie te herstellen of het aan te passen aan de nieuwe functie. Ook geeft ieder bureau visie op restaureren, en illustreert die visie met beeldmateriaal. Die visie kan uiteenlopen, er zijn bijvoorbeeld architecten die vinden dat een monu­ment met een zekere terughoudendheid moet wor­den behandeld, maar er zijn ook architecten van mening dat er voldoende ru imte moet zijn om moderne invloeden te integreren met het monument zodat het kan meegroeien met de tijd waar het in staat.

Page 23: Architectuur Lokaal #19

Uitzicht vanuit de gerestaureerde Winkel van Sinkei, nu het culturele hart van Utrecht. Ooit gebouwd als warenhuis, daarna in gebruik genomen door de ABN-AMRO bank. In de erfpacht overeenkomst van de gemeente was bepaald dat er de huisvesting moest komen van verschillende festivals, gecombineerd met horeca. De trotse eigenaar spreekt daarom van een cultureel warenhuis. Foto: Greet de Schipper

23

Page 24: Architectuur Lokaal #19

Ij

I 1

Ontwikkelingsvisie maakt school in de Noordelijke Randstad Een hapje voor de Randstad is een maaltijd voor de regio Jan Yedema

De provincie Noord-Holland doet het, Amsterdam doet het, maar ook Hilversum, Den Helder en Amstelveen, net als Haarlemmermeer, het Samenwerkingsverband Noord-Kennemerland, Almere en de Rijksplanologische Dienst. Allemaal werken ze aan een ontwikkelingsvisie of toekomstverkenning voor de langere termijn. Een paar maanden geleden kwamen zij informeel bijeen om elkaar te vertellen waarom ze dat doen, hoe ze de zaak aanpakken en wat het moet opleveren. Zaandam was de plek van samenkomst.

24

Page 25: Architectuur Lokaal #19

'Het idee van een ontwikkelingsvisie hangt overal in de lucht', meende Jan-Joost Peskens van de provincie ' Noord-Holland, 'de vraag is alleen wanneer het naar beneden komt'. Het 'waarom' van een ontwikkelingsvisie bleek per deelnemer nogal te verschillen. Bij de provincie Noord-Holland ging het vooral om de behoefte aan een agenda voor de toekomst, om daarmee de eigen positie te markeren. De visie zou moeten bijdragen aan een open proces van onderhandelen. 'Leuk en las­tig' heet het werken daaraan, en 'boeiend voor be­stuurders en ambtenaren'. De provincialen hanteren drie scenario's: spreiding, concentratie en stabilisatie. 'Maar onze visie wordt geen zaak van één van de drie', waarschuwt Peskens, 'de scenario's leveren bouwste­nen, waaruit we de visie zullen gaan opbouwen'.

De positie van de overheid De VIN EX-periode mag dan pas in het jaar 2010 eindi­gen, toch denkt VROM al aan een perspectief naar 2030. Complexe vraagstukken als spreiding, mobiliteit en milieu komen aan de orde. Maar ook de dreigen­de tweedeling in kansarmen-kansrijken, de relatie mens-natuur en de positie die de overheid voor zich­zelf kiest. Ce es Lever (RPD): 'De bandbreedte van mogelijke ontwikkelingen over zo'n lange periode is zo groot dat ook wij met scenario's werken'. Hij con­stateerde dat de standpunten fundamenteel kunnen verschillen, ook tussen bestuurders en vakmensen. Het is zelfs de vraag of je het wel eens kunt worden over een perspectief en de aanpak van zulke mega­vraagstukken? 'Moet je niet kiezen voor een pragma­tische aanpak, waarbij partijen per project proberen elkaar in onderhandeling te vinden?'

Een natte open ruimte van formaat Van een heel andere schaal zijn de vraagstukken van 'een bijna ideale stad', zoals Aart Mudde zijn Den Helder noemde. Er is van alles (wat wonen we er mooi) maar met de economische dragers marine en visserij zit het niet zo goed. Den Helder voelt zich achterge­steld, maar wenst daarin niet te berusten. Om een partij te kunnen meeblazen in de onderhandelingen wordt gewerkt aan een visie voor de langere termijn. Diversificatie van werkgelegenheid moet de mono­cultuur doorbreken. Dat vraagt om investeringen. 'Maar geld is hier al gauw rendabel, want een hapje voor de Randstad is een maaltijd voor de regio. Den Helder is erg gebaat bij 'enkele tientallen miljoentjes', die van de Randstadtafel vallen'. Ook Marcel Stolk van het Samenwerkingsverband Noord-Kennemerland is verbaasd over de rijksover­heid, die Alkmaar en omgeving soms typeert als 'een natte open ruimte van formaat' . Voor het belang van die regio zet het SNK (11 gemeeenten, 230.000 inwo­ners) zich in, al is zijn positie in de Thorbeckiaanse driedeling niet florissant. Niettemin wil het SNK een platform zijn van overleg en afstemming. Daartoe moeten de opgaven voor de toekomst helder wor­den, zijn er scenario's nodig en een beleidsstandpunt. Pas dan is de regio volwaardig gesprekspartner.

Groei van de werkgelegenheid De toekomst van Haarlemmermeer hangt ten nauwste samen met Schiphol. 'We hadden een visie ontwikkeld tot het jaar 2005', zei Henk Keizer, 'maar de ontwikke­ling gaat zo snel dat we nu al moeten kijken naar de periode tot 2015'. Ook hij werkt met scenario's, niet als blauwdruk voor de toekomst, maar als bouwste­nen voor een ontwikkelingsvisie die sturing biedt bij de groei van de werkgelegenheid, de woningbehoef­te en de mobiliteit. Dat moet ook leiden tot een keu­ze in diverse ruimtelijke modellen. De snelle groeier Almere heeft een geheel eigen reden voor een strategische studie. Bert Strijbos: 'Tot nu toe hebben we braaf het rijksbeleid gevolgd, ge­richt op een woningbouwtaakstelling. Maar werkge­legenheid en voorzieningen hielden daarmee geen gelijke tred. Dat willen we in de toekomst anders'. Almere wil een eigen visie ontwikkelen en zelf keuzes kunnen maken, gericht op kwaliteit in brede zin. 'Dat kan leiden tot spanning met het rijk, maar daar komen we wel uit', meende Strijbos. De aanpak via scenario­modellen moet in ieder geval samengaan met een breed draagvlak in de samenleving. De studie wordt al met al veel meer dan een RO-verhaal.

Het einde van de groei Ook voor Hilversum is het toekomstdenken in het Project 2015 heel wat meer dan een RO-zaak. Cor van der Vaarst schetste de aanpak met vier 'keurige sce­nario's'. 'Maar het gaat toch vooral om de bepaling

van een maatschappelijke zoekrichting, en dat is heel wat lastiger dan denken over zebrapaden of jeugd­honken'. De scenario's lopen in hun eind beelden sterk uiteen: van aanzienlijke groei tot een 'verstervings­model'. Volgens Van der Vaarst heeft elk scenario zijn aanhangers, zelfs het 'harmonisch verschrompelings­model', waarin Hilversum een elitair luxedorp wordt met een kleine, verouderde bevolking, met veel na­tuur, weinig openbaar vervoer en zonder A 1. In Amstelveen komt het eind van de groei in zicht. Dat betekent toenemende vergrijzing en druk op het draagvlak van voorzieningen. 'Amstelveen is zichzelf niet meer genoeg', zei Sa lomé Bentinck. 'We moeten op zoek naar een nieuwe positie in de regio'. Dat leidde aanvankelijk tot een uitzichtloze discussie over de Bovenkerkerpolder, 'waarmee we geen steek ver­der kwamen'. Die patstell ing wil Amstelveen .doorbre­ken met een bredere toekomst-discussie aan de hand van vier scenario's, aangezwengeld door het bureau Kolpron samen met de gemeentelijke bestuursdienst -waarmee ook de argwaan jegens de 'partijdige' vak­dienst is omzeild. Het college heeft inmiddels een vijf­de scenario het licht doen zien. De raad heeft zich daarmee in beginsel verenigd.

Meeliften 'Amsterdam, de stad waar het altijd een beetje anders gaat' volgens Erik Klusman. Hier geen scena­rio's, maar een toekomstverkenning en sturing op basis van projecten. Amsterdam heeft het niet zo op scenario's. 'Als je kijkt naar de ontwikkelingen in het verleden, zegt Klusman, 'dan blijken dingen daar tot stand komen waar dat het gemakkelijkst gaat. Dat geldt bij de woningbouw en ook bij de infrastruc­tuur' . Ontwikkelingen verlopen min of meer autonoom en niet volgens een bedacht scenario. De keuze, die ook politiek gemaakt moet worden, is daarom niet welk scenario het beste is, maar met wel­ke krachten je wilt meeliften.

Samenwerking versus belangen De discussie ging niet zozeer over de methode van visievorming of ieders particuliere vraagstukken, maar eerder over de vraag hoe al die visievormers met elkaar verder moeten. Adviseur Hein Struben zet­te de toon door erop te wijzen dat je in de Noord­vleugel van de Randstad praktisch niks kunt doen of je bent grensoverschrijdend bezig. Samenwerking is dus geboden, niet door weer een nieuw plan te maken, maar door in functionele en pragmatische netwerken elkaars belangen te onderkennen en die in onderhandeling hun optimale plaats te geven. Daarbij is integratie van het omgevingsbeleid met andere beleidsvelden een moeilijk punt. 'Op rijksni­veau is dat inderdaad niet simpel' volgens Cees Lever. De cultuurverschillen met de ministeries van LNV of EZ blijken niet gering. Niet iedereen is gewend aan lange termijn-denken, maar men wil zich wel graag profileren. De echte onderhandelingen spelen zich dan ook af bij concrete projecten. De afstandelijke commentaren van andere overheden op rijksvoorne­mens stemmen Lever overigens ook niet steeds geluk­kig. Hij zou liever zien dat ze meer bijdragen tot in­tensivering en verrijking van de discussie. Pratend over samenwerking kwam uiteraard ook de relatie gemeenten-gewest aan de orde. In de Gooi- en Vechtstreek is men er duidelijk over: 'We leven op ge­spannen voet, want de belangen blijken sterk te ver­schillen'. Ook in Noord-Kennemerland is de benamimg 'gewest'niet erg geliefd, maar toch blijft men probe­ren de noodzaak van reg ionale samenwerking uit te dragen. Rond Amsterdam is het al niet veel beter. Het ROA ('bestaat dat nog?') wil iedereen te vriend hou­den en heeft in het regio-plan ieders belang ge­spaard, terwijl Amsterdam in het overleg te weinig stemgewicht heeft om echte keuzes af te dwingen.

Over de positie van de provincie tussen al die ge­meenten met hun eigen toekomstvisie lopen de meningen uiteen. Enerzijds heet de provincie 'geen natuurlijke bondgenoot', anderzijds wil ze partner zijn in een open overleg. Maar dat moet dan wel blij­ken door te luisteren en vooral de aandacht voor en de aanpak van het regionaal belang te stimuleren. De bijeenkomst leidde niet tot gezamenlijke beslui­ten. 'Maar de duidelijke bereidheid om met elkaar te overleggen is pure winst' conCludeerde Maurits Schaafsma van de provincie. Het belang van het re­gionale en integrale aanpak is onomstreden. Over de vraag hoe dat het beste kan is het laatste woord nog niet gezegd.

25

Informatie

Provincie Noord-Holland ing. Maurits Schaafsma Houtplein 33 2012 DE Haarlem tel. 023-5143756 fax 023-5143180

In het kader van de Ontwikkelingsvisie Noord-Holland 2030 publiceerde de Pro­vincie Noord-Holland in augustus 1997 het boekje Verkenningen. Scenario's en autonome ontwikkelingen, en in januari 1998 volgde het boekje Vragen. Aanzet tot discussie. Voor nadere informatie: Projectsecretariaat Interdienstelijke Project­groep Ontwikkelingsvisie Ria Swart tel. 023-5143163 e-mail: [email protected]

Page 26: Architectuur Lokaal #19

Stimuleringsfonds voor Architectuur Gesubsidieerde projecten in de tweede helft 1997 Simone Rots

In de laatste drie ronden van 1997 zijn 90 subsidieaanvragen ingediend bij het Stimuleringsfonds voor Architectuur. Daarvan zijn er 54 gehonoreerd. Opvallend is dat het merendeel van de projecten, circa 40, betrekking heeft op de disciplines stedenbouw en landschaps­architectuur. Hieruit is de voorzichtige conclusie te trekken dat de aandacht voor de beide disciplines groeit. Vooral in de tweede helft van 1997 is een groei te zien van het aantal projecten op het gebied van landschapsarchitectuur waarvoor aanvragen werden ingediend. De projecten waarvoor subsidie werd toegekend zijn de volgende:

Manifestaties Frans Halsmuseum en Rijksmuseum Twente: tentoonstelling en publicatie Aardse Paradijzen. De tuin in de verbeelding van Nederlandse kunstenaaars deel 2. Inzicht in de tuinkunst vanaf 1760. Stichting Dienstbodenhuis De Koepel: tentoonstelling Herinneringen aan de roemruchte Groep '32. Over de architecten die zich rond architect Boeken verza­melden. In reactie op de Nieuwe Zakelijkheid zochten zij naar de duurzame waar­den van architectuur.

- REGIO-PRojekt: manifestatie Dorpslandschappen, naar een betere vormgeving van dorp en landschap. Vertaling van de Visie Stadslandschappen naar het landelijk ge­bied met het doel de discussie over de leefbaarheid van het platteland te stimuleren.

- Stichting Acupro: manifestatie VINEX on site, noordoostzuidwest. Debattencyclus en internationale workshop over de kwaliteit van de openbare ruimte van 20 Vi­nexlokaties. De resultaten van het onderzoek dat het Stimuleringsfonds voor Architectuur, door L. Baljon en M. Visser hiernaar liet verrichten zijn betrokken bij de manifestatie (zie ook pag . 27 in deze krant) . . Stichting EVA: Interdisciplinaire stedenbouwkundige ontwerpateliers. Voorbeeld­project EVA-Lanxmeer. Ontwerp en, zo mogelijk, uitvoering van een driedimen­sionaal beeldkwaliteitplan. Wils & Co: manifestatie Zuid West Den Haag, ongedeelde stiJd. Hoe kan Den Haag Zuid West als wijk ontwikkeld worden en welke programmatische en typo­logische opties zijn wenselijk.

- Stichting Globe 750: internationale manifestatie Globe 750 in het kader van het 750 jarig bestaan van Den Haag. Drie internationale workshops over stedenbouw­kundige ideeën voor een nieuwe aanpak van Den Haag.

- Stichting Omgevingsarchitectuurprijs: reizende tentoonstelling Omgevingsarchi­tectuurprijs 1998. De OAP is een tweejaarlijkse prijs voor een gerealiseerd project dat bijdraagt aan de verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte. Gemeente Almere: tentoonstelling Constructen, ontwerpen voor stad en land. Resultaat van de opdracht aan zes ontwerpers om de grenzen tussen architectuur en kunst opnieuw te onderzoeken met Almere als uitgangspunt. Rotterdamse Kunststichting: lezingenserie Allochtonen in een Hollandse stad. Naar een multicultureel stadsbeeld? Over de leef- en bouwwijze van migranten en om creatieve oplossingen te vinden voor de problematiek van migrantenacco­modaties. Koers Zeinstra Van Gelderen architecten: aandacht voor de 'berging' als gebruiks­ruimte in de ontwikkeling van een l:l-model van het Tuimelhuis, een alternatief voor het prefab tuinhuis. CAST: tentoonstelling Parken en pleinen in het CASTmobiel over beleid en ont­werpopvattingen voor de openbare ruimte.

- Stichting Doorenboslezing: lezing De stad, een stenen huis? Over het culturele aspect van aanleg en beheer van stedelijke groenvoorzieningen naast de rol van natuur in de bouw van steden.

- Stichting Ontwerpen voor Nederland : publicatie Ideeën van het stedelijk land­schap in de 21ste eeuw. Ontwerpresultaten van de workshop over alternatieve verstedelijkingsconcepten voor de nabije toekomst (post-VINEX en na 2005).

Publicaties STARO: Schoolwoningen, grensoverschrijdende gebouwen. Resultaten van de workshop waarin nieuwe ontwerpen voor schoolwoningen centraal stonden. Uitgeverij THOTH: Aldo van Eyck. Projecten. Gedetailleerd overzicht van gereali­seerde en niet-gerealiseerde projecten. Stichting Europan Nederland: Implementatieboekjes Zaanstad en Nijmegen. Twee uitgebreid gedocumenteerde publicaties over woningbouwprojecten die in het kader van de Europanprijsvraag zijn gerealiseerd.

- Uitgeverij THOTH : Het land in de stad. De stedebouw in de grote agglomeratie. Over het samengaan van stad en land in metropolitane gebieden.

- Uitgeverij Ambo BV: Nieuwe natuur: reportages over het veranderende landschap . Veranderingen in het Nederlandse landschap als gevolg van de 'natuurontwikkeling' in verschillende streken in Nederland . NAi Uitgevers: De schetsboeken van Herman Hertzberger. Weergave van de inspi­ratiebronnen en het denk- en werkproces van de architect Hertzberger.

- NAi Uitgevers: Acht jaar Westerpark. Architectuur in een Amsterdams stadsdeel. Stadsvernieuwing in de jaren negentig aan de hand van recente woningbouw­projecten in het stadsdeel Westerpark.

- Ellipsis London Limited: The Netherlands, a guide to recent architecture. Architec­tuurgids van de recente Nederlandse gebouwen voor een groot internationaal publiek . NVTL: Gids voor Nederlandse Tuin en Landschapsarchitectuur (derde deel) . Inven­tarisatie en beschrijving van projecten op het gebied van tuin- en landschapsar­chitectuur in Noord- en Zuid-Holland .

- Uitgeverij 010: vertaling van het proefschrift Architectuur van instructie en ver­maak van P. van Wesemael over de geschiedenis van de 19de en 20ste eeuwse wereldtentoonstellingen als didactisch verschijnsel. Architectectuur en steden­bouw speelden een wezenlijke rol. Studievereniging VIA, TU Eindhoven: Reisverslag Engeland. Terug naar de oor­sprong van de moderne stedenbouw. Verslag van een studiereis waarbij het effect van stedenbouwkundige ontwikkelingen in een aantal steden werd bekeken.

26

Tijdschriften Studievereniging Polis, TU Delft: Atlantis. Periodiek over actuele stedenbouwkun­dige problemen ter bevordering van een brede discussie tussen wetenschap en stedenbouwkundige praktijk. OASE. De thema's voor dit tijdschrift in 1998 zijn ontleend aan 'concrete eigen­schappen van stedelijke fragmenten', zoals schoonheid van het alledaagse, con­sumptie en territorium en netwerken.

Ontwerpwedstrijden - EO Wijersstichting: Wie is er bang voor het lege programma? Een miljoen hectare

welvarend Noord Nederland. Vijfde ideeënprijsvraag voor het 'lege' gebied in het Noorden van Nederland .

- Stichting Bouwen aan de Dijk: gelijknamige ideeënprijsvraag over ruimtelijke integratie van de versterkte rivierdijk, eigentijdse inrichting en kleinschalige woningbouw aan de nieuwe dijken.

Studies en onderzoek Stichting Highbrow: Amsterdam 2.0.: Het formuleren en inzichtelijk maken van nieuwe stedenbouwkundige en architectonische concepten die verder gaan dan de huidige opvattingen. Stichting Slimme Architectuur: SLA (Slimme Architectuur en Stedenbouw), onder­zoek naar architectonische en stedenbouwkundige ontwerpen op het gebied van duurzaam en ecologisch bouwen. RIGO Research & Advies BV: Paarse vlekken op de kaart. Bestemming, ontwikke­ling en kwaliteit van werkmilieus. Onderzoek naar de realisatie van optimale kwaliteit in werkmilieus aan de hand van negen voorbeelden .

Audiovisuele producties Miroir Film: ontwikkeling van het scenario voor de productie Zonder Titel over de schoonheid en vervreemding van de architectuur van olieraffinaderijen. CineNista BV-Hans Emans Mediaproducties: inhoudelijke voorbereiding van het televisieprogramma Het Aanzien van Nederland, over het veranderende aanzien van Nederland in de 21ste de eeuw. AT5, lokale televisiezender van Amsterdam: televisieserie Aanbouw over verande­ringen in het stedelijk weefsel aan de hand van concrete voorbeelden. Teleac/NOT: ontwikkeling van scenario's voor de televisieserie Architectuur met andere ogen, die is gericht op een breed publiek .

- Picard Produkties: ontwikkeling scenario Utopia. Over culturele betekenis van de Bijlmermeer als gerealiseerde stedelijke utopie.

Internationale projecten - Stichting Acupro: tentoonstelling en publicatie Housing Generator. A South Afri­

can-Netherlands investigation towards the New South African City. Voorstellen voor architectuur en stedenbouw worden onder de aandacht gebracht van de Zuid Afrikaanse samenleving en gerelateerd aan maatschappelijke vraagstukken met een ruimtelijke impact.

- IKON: audiovisuele productie The blacks are coming back to town. Urbanisatie van het nieuwe Zuid-Afrikadie naar aanleiding van het project Housing Genera­tor.

- CAS: manifestatie De Groninger Italianen. Tentoonstelling en studiedag in Rome over tien jaar binnenstadsbeleid van de gemeente Groningen.

- Nederlands Architectuurinstituut: internationaal reizende tentoonstelling Höhne & Rapp Modellen naar aanleiding van de uitreiking van de Rotterdam Maaskant­prijs aan Christian Rapp. Architektur Zentrum Wien: presentatie van de tentoonstelling Nine+One en sym­posium Chancen für junge Architekten over het actuele niveau van de Nederland­se a rch itectu u r.

Omgevingseducatieproject Bouwhuis-Centrum voor mens en gebouwde omgeving: MetaalbuurtlHet Hout jes­dorp. Tentoonstelling, publicatie, lezingen en rondleidingen om de bewoners van Apeldoorn te betrekken bij hun stad en woonomgeving.

Programmasubsidies Aan de stichting Vedute (Amsterdam) en aan de lokale architectuurcentra Zwols Architectuur Podium (Zwolle), Dudokcentrum (Hilversum), Wils & Co (Den Haag), AORTA (Utrecht), Architectuur Centrum Eindhoven, ABC Architectuurcentrum (Haarlem), ARCAM (Amsterdam) en CASLA (Almere) zijn programmasubsidies ves­trekt voor hun activiteiten in 1998.

Informatie

Stimuleringsfonds voor Architectuur Rochussenstraat 15 3015 fA Rotterdam tel. 010-4361600

Page 27: Architectuur Lokaal #19

I

I"

vVinex op locatie Groning-en Margriet Pflug

De meeste plannen voor Vinex-Iocaties zijn op een cruciaal punt aangeland. Voor veel locaties zijn de stedenbouwkundige plannen gemaakt en voor de openbare ruimte en de woningen zijn ontwerpen vastgelegd. In het onderzoek Buiten-gewone steden, parade van 20 Vinex-/ocaties zijn 20 Vinex­plannen doorgelicht en geanalyseerd. De bevindingen van het onderzoek vormen het uigangspunten voor de debattenreeks Vin ex on site. De Academie van Bouwkunst RAG (Rotterdam, Arnhem, Groningen) organiseert deze debatten in samenwerking met het Stimuleringsfonds voor Architectuur. In een serie van vier debatten op verschillende locaties in het land staat telkens een Vinex-Iocatie centraal. Op 29 januari vond het eerste debat plaats in Groningen over de nieuwe wijken De Held en Reitdiep.

Tot het jaar 2005 moeten 635000 woningen worden gebouwd verspreid over binnen- en buitenstedelijke locaties in heel Nederland. Vanaf begin jaren negen­tig is er gepraat en geschreven over de mogelijke kwaliteiten van de Vinex-Iocaties. De verwachtingen waren hooggespannen. Het algemene gevoel heerste dat de Vinex-opgave een kans was om ècht nieuwe stadsdelen te ontwerpen en nieuwe maatschappelijke en technologische ontwikkelingen daarin een plaats te geven. Inmiddels zijn de stedenbouwkundige plan­nen voor de meeste locaties getekend, voor de open­bare ruimte en de woningen zijn de ontwerpen vast­gelegd. De eerst wijken zijn in uitvoering. Veel artikelen die recent in kranten en vakbladen over de Vinex-operatie zijn verschenen hebben een teneur van teleurstelling. Een veelgehoorde kritiek is dat er kansen worden gemist. Vragen worden gesteld over de leefbaarheid en de saaiheid van de nieuwe wijken . Rijtjeshuizen met tuintjes voeren de boven­toon, terwijl maatschappelijke ontwikkelingen ook om andere typologieën vragen. De wijken laten geen ruimte voor aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen en (woon)wensen . En door het achterwege blijven van een duidelijke keuze voor echt stedelijk of echt landelijk bouwen, sluiten de nieuwe woonmilieus slecht aan bij de huidige woonwensen. Hoe komt dat? Ligt het aan de ontwerpers of zijn de ontwerpers met het verkeerde boodschappenlijstje op pad gestuurd? Ligt het aan de marketingmix, die een nieuwe stijl van werken vereist? Vraagt meer marktwerking om een strakkere regie? Het zijn vragen die Marc Visser en Lodewijk Baljon aan de orde stellen in het onderzoek Buiten-gewone steden, parade van 20 Vinex-Iocaties. In het onder­zoek in opdracht van het Stimuleringsfonds voor Architectuur, worden de plannen voor 20 Vinex-Ioca­ties geanalyseerd en beschreven . Het is een vervolg op de Periferie centraal, een onderzoek naar de am­bities voor Vinex-Iocaties dat in 1993 werd uitgevoerd in opdracht van het Stimuleringsfonds en Architec­tuur Lokaal. Visser en Baljon conduderen dat het op de meeste locaties een kwestie is van erop of eronder. Worden intenties gerealiseerd en gesignaleerde te­kortkomingen weggewerkt of verwateren de ambi­ties gedurende het uitwerkingsproces? De aanbeve­lingen uit het rapport zijn erop gericht de Vinex-Ioca­ties duidelijk op de kaart te zetten. Niet als de zoveel­ste stedelijke uitbreiding, maar als een nieuw stukje stad met een eigen betekenis. Dat kan bijvoorbeeld door naast huizen ook een bijzondere functie in de wijk te bouwen. De conclusies en aanbevelingen van het onderzoek vormen het uitgangspunt voor de debattenreeks Vin ex on site. Elk debat bestaat uit drie onderdelen. Het debat wordt ingeleid door een toelichting op en bespreking van de plannen voor de Vinex-Iocatie die centraal staat. Daarna worden participanten van ver­schillende groeperingen door een gespreksleider af­zonderlijk gevraagd naar hun mening over de plan­nen. Tot slot wordt in een rondetafelgesprek een dia­loog met de zaal gehouden. Het is de bedoeling in die discussie ook nadrukkelijk de plaatselijke bevol-

king en diverse maatschappelijke instanties aan het woord te laten. In elk debat wordt aangesloten bij op­gaven die specifiek zijn voor de regio.

Nieuwe uitbreiding bevordert leegstand In het debat dat op 29 januari in Groningen plaats vond, was de centrale vraag 'Hoe stoppen we de leegloop' . In het noorden van Nederland zijn de plat­telandsgemeenten meer in trek dan steden als Gro­ningen, Leeuwarden, Heerenveen, Drachten of Assen. In vergelijking met de steden in de regio vinden woningzoekenden voor eenzelfde koopsom in de dorpen een grotere woning op een ruimere kavel. In de regio Groningen moeten de nieuwbouwwijken De Held en Reitdiep - die aan de noordwestkant van Groningen worden gebouwd - aan bewoners perspec­tieven bieden in de stad. De opzet van de nieuwe wij­ken is ruim. In De Held is gekozen voor een eenvoudi­ge ruime strokenverkaveling. In Reitdiep wordt ge­woond op eilandjes. In het centrum is een jachthaven gepland met enkele watersportvoorzieningen. Hoogleraar geschiedenis stedenbouwkunde Ed Taver­ne typeert de geplande uitbreidingswijken als een verfaking van het platteland. In Reitdiep woon je straks niet buiten, er wordt alleen een i ndruk gebo­den van hoe het buiten moet zijn. En met ecologie hebben de nieuwe wijken al helemaal niets te maken, hooguit de ecologie van de hondedrol. Ypke Gietema (welstand Groningen) en Hans Elerie (Vereniging bre­de overleggroep kleine dorpen in Drenthe) pleiten voor het open houden van het wierdenlandschap en voor het handhaven van de traditioneel scherpe over­gang tussen de Groningen-stad en het ommeland. Uitbreiding van Groningen in noordwestelijke rich­ting vinden zij niet nodig, en als het niet anders kan dan veel compacter en stedelijker dan nu in de plan­nen staat. Martin ten Berge (woningcorporatie Gru­nol denkt dat de nieuwe uitbreidingswijken zullen zorgen voor leegstand in bestaande wijken in Gronin­gen. Hij betoogde tijdens de discussie dat het veel belangrijker is om energie te steken in de herstructu­rering van naoorlogse woonwijken. Sloop desnoods een deel en bouwer iets nieuws voor in de plaats waar nu wel vraag naar is. In aanvulling hierop signa­leert Van Dijk (algemeen directeur Geveke Bouw Haren) een verschuiving in de marktsegmenten waar de vraag zich op concentreert. Starters op de woning­markt slaan in het noorden een paar marktsegmen­ten over. Ze beginnen niet in de naoorlogse huurwo­ningen, maar in een eengezinswoning van twee ton . Woningen in het segment van een half miljoen tot acht ton die Geveke Bouw onlangs in Hoogezand­Sappemeer bouwde gaan als warme broodjes over de toonbank. Niek Verdonk (vakdirecteur 50, gemeente Groningen) en Martin van Wijck (beleidsdienst RO, gemeente Groningen) benadrukken in de discussie dat 'bouwen in de stad' de kern van het ruimtelijke beleid in Groningen is. Nieuwe wijken van buitenge­wone kwaliteit aan de rand van de stad is onderdeel van dat beleid en volgens hen nodig om de uitstroom uit de stad te beperken en zo het draagvlak voor de voorzieningen in de stad op peil te houden.

27

Meerwijck Zuid: duurdere koopwoningen in Hoogezand-Sappemeer gaan als warme broodjes over de toonbank

Informatie

Tot en met 17 april is de tentoonstelling Bouwen aan de stadsrand - drie nieuwe woonwijken in Groningen te zien in het Centrum voor Architectuur en Stedenbouw, Gedempte Zuiderdiep 98 in Groningen

Het volgende debat in de manifestatie Vi­nex on site is op 23 april 1998 in Musis Sacrum in Arnhem om 19.30 uur.

Een verslag van de debatten wordt gepubli­ceerd op internet (archined.nl/vinexonsite) . Hier kunt u ook persoonlijk bijdragen aan de discussie over de plan vorming voor de Vin ex-locaties. In het najaar van 1998 zullen Nederlandse en buitenlandse stedenbouw­kundige ontwerpers in een workshop nieu­we oplossingen en ideeën ontwikkelen voor de Vinex-bouwopgave. De resultaten van de debatten reeks dienen daarvoor als inspira­tiebron. Voor meer informatie: Willem Suisters p/a Academie van Bouwkunst RAF Overblaak 85 3011 MH Rotterdam tel. 010-3140554 fax 010-4331856

Informatie over de publicaties Buiten­gewone steden. parade van 20 Vinex­locaties en De periferie centraal: Alma Ploeger Stimuleringsfonds voor Architectuur Rochussenstraat 15 3071 AW Rotterdam tel. 010-4361600 fax 010-4360639

Page 28: Architectuur Lokaal #19

Overzicht van de publicaties in de jaargang 1997 van het kwartaal­tijdschrift Architectuur Lokaal. De index is gerangschikt naar de tref­woorden zoals deze worden gehanteerd in Niet Grijs 2! archi­tectuur en lokaal bestuur, het handboek voor architectuurbeleid, Architectuur Lokaal 1997 Het eerste nummer in de onder­staande lijst geeft het nummer:· van de krant aan; het tweede is het paginanummer. Voor zover nog beschikbaar zijn de kranten van 1997 verkrijgbaar à f. 7,50. Bestellingen: Architectuur Lokaal: tel. 020-5304000. Rogier van Teeseling

Index 1997 Disciplines

18 16 Europese 8iënnale stedenbouw in Rome. 2nd 8iennial of Town and Planners in Europe Dick Appelman (BNS)

Beleid

15 4 Tilburg geeft vorm aan zijn identiteit. De geboorte van architectuurbeleid in een moderne industriestad Angelique Spanings (De Brabant Perskranten)

15 16 Provincies, gemeenten en het Nederlands Vormgevingsinsti­tuut. Integratie in de aandacht voor vormgeving Ineke van Ginneke (Vormgevingsinstituut)

16 2 Open Kaart. De Nieuwe Kaart van Nederland regionaal bekeken Muriël Hendrikse (Architectuur Lokaal)

16 4 Metamorfose van het Ruhrgebied: voorbeeld van regionale planning Cilly lansen (Architectuur Lokaal)

17 6 Parkstad Nu! Nieuwe strategie voor naoorlogse wijken Arnold Reijndorp (Stedelijk onderzoek en advies Reijndorp BV)

17 15 Rood, blauw, groen en zwart in het huis van Thorbecke. Open kaart, plannen voor de regio Fred Feddes

Opgaven

15 14 Tendensen in Europan 4 Kees Christiaanse

15 18 Accent op verborgen kwaliteiten. Lelystad realiseert aandachttrekkende woonprojecten Willem van der Meulen (gemeente Lelystad)

1522 De Bank Michèle Kroon (TU Delft)

15 25 Een koninkrijk voor een vijand Ton Idsinga (Architectuur Lokaal)

16 3 Niet Grijs! 11. Vernieuwd handboek voor architectuur en beleid Badeloch Noldus (Architectuur Lokaal)

16 16 Kunst en schoolgebouwen. Regeling ondersteuning kunstprojecten onderwijs Gabi Prechtl (Kunst en Bedrijf)

16 18 Emmen Revisited. Nieuw perspectief voor de naoorlogse woonwijken Sjoerd Cusveller (CUSVELLER Stedebouwkundige Zaandam)

16 20 Minister de Boer slaat de eerste paal voor De Zaanwerf: een Europan 2 locatie Anne Hoogewoning (Stichting Europan Nederland)

1624 Stadhuisplein. De salon van de stad Cees Donkers (Gemeente Eindhoven)

17 1 Architectuur en onderwijsgebouwen. 4 excursies in november losé van Campen, Muriël Hendrikse (Architectuur Lokaal)

17 4 Het betere werk in Friesland. Selectie 1997 louke van den Bout (Hûs en Hiem)

17 7 Nieuwe woonlandschappen. Thema Europan 5 Emmie Vos, Anne Hoogewoning (Europan Nederland)

17 8 Kerkarchitectuur in de toekomst. Ideeën Bisdom Rotterdam Muriëlliendrikse (Architectuur Lokaal)

17 la De Nieuwe Spoorzone van 's-Hertogenbosch Kati Bujdosó (Noordbrabants Museum)

17 18 De cultuur van de Hollandse badplaats. Architectuur en omgeving losé van Campen (Architectuur Lokaal), Ineke van Ginneke (Vormge­vingsinstituut)

17 22 De betekenis van een schoolgebouw Marion Kniep (Staro)

17 23 Het ontstaan van een kunstopdracht. De school als opdrachtgever Gabi Prechtl (Kunst en Bedrijf)

17 24 De openbare ruimte als het verlengde van een tuin Sjaak Poppe (Gemeente Schiedam)

18 7 Het project Waterwegentrum in Hoek van Holland. Ontwikkelingsplan voor een kustgebied Jan Willem Vader (Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam)

18 9 Stille steden. Bedrijventerreinen luliette van der Meijden

18 11 Nieuwe kappen kelders in de woningbouw. Undercover in de Vinex-Iocatie Arnhem-Nijmegen

1822 Prijswinnaars Europan aan de slag in Wateringse Veld? Anne Hoogewoning (Stichting Europan Nederland)

Beleidsinstrumenten

15 2 Over glimpjes en megabonken. Spelregels bij wedstrijden op het gebied van architectuur. stedenbouw en landschapsarchitectuur losé van Campen (Architectuur Lokaal)

28

15 3 Het debuut van een prijsvraaguitschrijver. Ideeënprijsvraag Raambuurt Deventer Marion Lanting (Galerie Rondeel Deventer), Elly van Deursen (Stichting Erfgoed Deventer)

15 6 Www.ArchiNed.nl bundelt Nederlandse architectuur op het Internet Robert Winkel (ArchiNed)

15 7 Beschermd gezicht. Manifest De Ruimte in de Tijd geplaatst lochem Hollestelle (Rijksdienst Monumentenzorg)

15 8 Beeldkwaliteitplan geen onzin. Usquert in Groningen Wijbrand Havik (Libau)

15 la Wethouder Meijer: Schoonheid is levensplezier. Introductie beeldkwaliteitplannen in Rotterdam Arjan Hebly (Hebly Theunissen Architecten, Delft)

15 12 Vlaardingen-Westwijk 2005. Van stadsvernieuwing naar een programmatische aanpak Remus Aussen, Luc Heijboer (Geemente Vlaardingen)

15 15 Housing Generator Prijsvraag Ewoud Netten, RonaId Wall (Academie van Bouwkunst Rotterdam)

1523 Het Stimuleringsfonds voor Architectuur: zevende ronde 1996 Simone Rots (Stimuleringsfonds voor Architectuur)

16 8 Stadslandschap Maasoever Blerick-Venlo. Workshop Ineke van Ginneke (Vormgevingsinstituut), Hans van der Markt (The Design Academy Eindhoven)

16 la Landelijke Open Monumentendag Marlies Lang (Stichting NCM)

16 11 Provincie Noord-Brabant stimuleert beeldende kunst als onderdeel van ruimtelijke kwaliteit lacinta Kannekens (Provincie Noord-Brabant)

16 12 Stadsvernieuwing en openbare orde nieuwe stijl. Berlage's toren terug op het Amsterdamse Mercatorplein Marie-Louise Boel

1621 Landelijk steunpunt prijsvragen en meervoudige opdrachten bij Architectuur Lokaal Muriël Hendrikse, losé van Campen (Architectuur Lokaal)

1623 Sleutelpark 2000. Prijsvraag; gewone basisschool als katalysator voor de buurt Herman Brand (Sleutelpark 2000 Tilburg)

1626 Archiprix 1997 Henk van der Veen (Archiprix)

17 14 Geen top zonder Berg. De rol van welstand in een veranderende ontwerpopgave Kees van Esch (Federatie Welstandstoezicht)

17 20 Stichting Springplank jonge ontwerpers gaat jong ontwerptalent concrete opdrachten bieden Roger Kempe (Bureau Middelkoop)

17 26 Het Stimuleringsfonds voor de Architectuur: eerste, tweede en derde ronde 1997 Pauline ~an Roosmalen (Stimuleringsfonds voor Architectuur)

18 4 De opdrachtgever. Rijksprijs de Zeven Pyramides Vincent van Rossum

18 14 Voorbeeldenboek Stads- en dorpsranden. Intensief ruimtegebruik Berno Strootman, Marieke Timmermans (Bureau B+B Stedebouw en Landschapsarchitectuur)

18 18 Prijsvraag Nijmeegse kiosk losé van Campen, Muriël Hendrjkse (Architectuur Lokaal)

18 19 Nieuws van het steunpunt: Het"melden van ontwerp wedstrijden

18 21 Opmerkelijk initiatief in het rivierengebied. Bouwen aan de dijk Marijke Beek (Stichting Bouwen aan de Dijk)

1823 Drentse Welstandsprijs 1997 voor Boerderij te Havelte Bert Smit (Stichting Het Drentse welstandstoezicht)

1824 Gidsen en Agenda's, wegwijzers in de architectuur Simone Rots (Stimuleringsfonds voor Architectuurj

Lokale architectuurcentra

1 S 20 Dudok centrum voor longe Bouwkunst. In oprichting Cor van der Vaarst (Dudok centrum)

1521 Zwols Architectuur Podium Gerard van der Belt (Zwols Architectuur Podium)

16 12 Architectuurwinkel 's-Hertogenbosch Daniëlle Gorgels (gemeente 's-Hertogenbosch)

18 12 Zwolse architectuur

Opdrachtgeverschap

17 6 Architectuur Lokaal nu ook voor private opdrachtgevers Muriël Hendrikse en Margriet pflug (Architectuur Lokaal)