Upload
truongnhi
View
222
Download
3
Embed Size (px)
Citation preview
QAS 14-20 Kd
Bedieningshandleiding Wisselstroom-generator Nederlands
ATLAS COPCO - PORTABLE AIR DIVISION
www.atlascopco.com02/2008
QAS 14-20 KdBedieningshandleiding
Wisselstroom-generators
Bedieningshandleiding ...........................................................................5
Elektrische schema’s..............................................................................77
Printed matter N°2954 3380 11
Garantie- en aansprakelijkheidsbepalingen
Gebruik alleen originele onderdelen.
Beschadigingen of defecten die het gevo nvallen niet onder garantie of productaan
De producent is niet aansprakelijk voor e gof ombouw, gemaakt zonder de schriftel
Copyright 2008, Atlas Copco Airpower n
Het is niet toegestaan om zonder toestem ofanderszins te gebruiken.
Dit betreft vooral trademarks, modelben
- 4 -
lg zijn van het gebruik van niet originele onderdelesprakelijkheid.
nige schade veroorzaakt door modificatie, toevoeginijke toestemming van de fabrikant.
.v., Antwerpen, België.
ming de inhoud geheel of gedeeltelijk te kopiëren
amingen, onderdeelnummers en tekeningen.
224
445
567
88
8
899
Opsporen en verhelpen van alternatorstoringen.................................50Oplossen van motorstoringen...............51
Beschikbare opties voor QAS 14 en
QAS 20 generatoren ...................................53Elektrische schema’s ..............................53Overzicht van de elektrische opties.......53Beschrijving van de elektrische opties..54Overzicht van de mechanische opties ..59Opsporen en verhelpen van alternatorstoringen.................................50
Technische gegevens .................................65Technische specificaties voor QAS 14 generatoren ...............................65Technische specificaties voor QAS 20 generatoren ...............................70Omzettingstabel voor SI-eenheden naar Angelsaksische eenheden .............75Identificatieplaat .....................................75
machinet neemt,men, de
rakelijkafgaand
- 5 -
Inhoud
Veiligheidsvoorschriften voor
mobiele generatoren....................................6
Belangrijkste kenmerken ..........................13Algemene beschrijving ..........................13Carrosserie ..............................................15Pictogrammen ........................................15Aftappluggen en vuldoppen..................16Bedienings- en controlepaneel Qc1002™ .................................................16Bedienings- en controlepaneel Qc2002™ .................................................23Uitgangsklemmenbord ..........................35Lekkagevrij ..............................................36
Bedieningsinstructies ................................36Installatie .................................................36Aansluiten van de generator .................37Voor het starten ......................................38Bediening Qc1002™ ...............................39Bediening Qc2002™ ...............................40
Onderhoud ...................................................4Onderhoudsschema ...............................4Onderhoud van de motor ......................4(*) Meten van de isolatieweerstand van de alternator ....................................4Specificaties van de motorolie ..............4Controle van het motoroliepeil..............4Verversing van de motorolie en vervanging van de oliefilter ...................4Specificaties motorkoelvloeistof ...........4Controle van de koelvloeistof ................4
Opbergen van de generator......................4Opbergen ................................................4Opnieuw gebruiksklaar maken na een opberging.........................................4
Controles en oplossen van
problemen ....................................................4Controle van voltmeter P4 .....................4Controle van ampèremeter P3...............4
Gefeliciteerd met de aankoop van uw wisselstroomgenerator. U heeft een robuuste, veilige en betrouwbare gekocht waarin de nieuwste technieken verwerkt zijn. Als u de instructies in deze handleiding in achgaranderen wij u jarenlange bedrijfszekerheid. Daarom vragen wij u, alvorens uw machine in gebruik te nehiernavolgende instructies aandachtig te lezen.Hoewel deze handleiding met de grootste zorg werd opgesteld en gecontroleerd, is Atlas Copco niet aanspvoor mogelijke fouten. Atlas Copco behoudt zich het recht voor wijzigingen aan te brengen zonder voorbericht.
erstellen of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
s,,een
tee
neknennne
er.kep
dtn
aan de apparatuur.Over het algemeen adviseren wij, dat niet meer dan tweepersonen de apparatuur bedienen; het aanwezig zijn vanmeer bedieningspersonen kan leiden tot gevaarlijkesituaties. Neem altijd maatregelen, om ongewenstepersonen weg te houden van de machine en zorg ervoor,dat er zich geen gevaarlijke situaties kunnen voordoen.Er wordt van het personeel verwacht, dat zij tijdens hettransporteren, bedienen, onderhouden, repareren enreviseren van de Atlas Copco apparatuur gebruik makenvan de erkende regels der techniek en rekening houdenmet alle relevante plaatselijke veiligheidsvoorschriftenen -voorzieningen. Deze publicatie geeft een overzichtvan de speciale veiligheidsvoorschriften en -maatregelen, die hoofdzakelijk gelden voor Atlas Copcoapparatuur.Het niet opvolgen van deze veiligheidsvoorschriften kanleiden tot gevaar voor personen, milieu en installaties:- het in gevaar brengen van personen door
mechanische, elektrische en chemische invloeden,- het in gevaar brengen van het milieu door het
lekken van olie, oplosmiddelen of andere stoffen,- het in gevaar brengen van installaties door het
optreden van storingen.Atlas Copco wijst alle verantwoordelijkheid van de handvoor schade of letsel als gevolg van het niet in achtnemen van deze voorschriften, onoplettendheid enroekeloosheid tijdens het transporteren, bedienen,onderhouden, repareren en reviseren van de Atlas Copcoapparatuur, ook, wanneer dit niet uitdrukkelijk werdvermeld in deze handleiding.
- 6 -
Veiligheidsvoorschriften voor mobiele generatoren
Lees deze voorschriften aandachtig, alvorens de generator te slepen, te hijsen, in gebruik te nemen, te h
Inleiding
Het is de politiek van Atlas Copco om klanten veilige,betrouwbare en efficiënte producten te leveren. Factorenwaarmee rekening werd gehouden, zijn onder andere:- het geplande en voorspelbare toekomstige gebruik
van de producten en de omgeving waarin ze zullenmoeten werken,
- toepasselijke regels, normen en voorschriften,- de verwachte levensduur van een goed onderhouden
product,- de handleiding steeds voorzien van de laatste
nieuwe informatie.Lees, voor het omgaan met het product, aandachtig debijbehorende handleiding. Deze geeft niet alleengedetailleerde instructies over de werking, maar ookspecifieke informatie in verband met veiligheid,preventief onderhoud, enz.Houd de handleiding steeds bij de machine en binnenhandbereik van het bedieningspersoneel.Houd ook rekening met de veiligheidsvoorschriften vande motor en eventuele andere apparatuur, die separaatworden opgestuurd of die worden vermeld op deapparatuur of onderdelen van de machine.Het betreft hier algemene veiligheidsvoorschriften enom die reden zullen enkele ervan niet altijd vantoepassing zijn op uw installatie.
Alleen personen, die beschikken over de juiste kennizijn gerechtigd de Atlas Copco apparatuur te bedienenaf te stellen, te onderhouden en te repareren. Het is dverantwoordelijkheid van het management, om de juistmensen met de juiste kennis en gerichte opleidingen aate stellen voor elk type werkzaamheden.Vaardigheidsniveau 1: BedienerEen bediener is opgeleid in alle aspecten van hebedienen van de machine met behulp van dbedieningselementen en is op de hoogte van dveiligheids-voorschriften.Vaardigheidsniveau 2: Mechanisch monteurEen mechanisch monteur is opgeleid in het bedienen vade machine en heeft op dit gebied dezelfde kennis als dbediener. Daarbij echter is de mechanisch monteur ooopgeleid in het uitvoeren van onderhouds- ereparatiewerkzaamheden, die worden beschreven in dbedieningshandleiding en mag hij instellingen wijzigevan het besturings- en veiligheidssysteem. Eemechanisch monteur mag echter geen werkzaamhedeuitvoeren aan onder elektrische spanning staandonderdelen.Vaardigheidsniveau 3: Elektrisch monteurEen elektrisch monteur is opgeleid en heeft dezelfdkennis als de bediener en de mechanisch monteuDaarbij echter mag de elektrisch monteur oowerkzaamheden uitvoeren aan de diverse ingebouwdelektrische systemen van de machine. Dit, met inbegrivan onder elektrische spanning staande onderdelen.Vaardigheidsniveau 4: Specialist van de fabrikantDit is een hoogopgeleide specialist, die wordt gestuurdoor de fabrikant of zijn vertegenwoordiger, voor heuitvoeren van gecompliceerde reparaties of wijziginge
pt
,n
re).re
es,et
nd.eee
set
n
fn
n
14 Draag beschermende kleding, wanneer u aan demachine werkt. Dit zijn, afhankelijk van de aard vande werkzaamheden: veiligheidsbril,oorbeschermers, veiligheidshelm (met beschermendvizier), veiligheidshandschoenen, beschermendekleding, veiligheidsschoenen. Draag geen lang, loshaar (bescherm lang haar met een haarnet), of lossekleding of sieraden.
15 Neem voorzorgsmaatregelen tegen het ontstaan vanbrand. Ga voorzichtig om met brandstof, olie enantivriesmiddel, omdat dit brandbare stoffen zijn.Rook niet en gebruik geen open vuur in de buurtvan deze stoffen. Zorg er altijd voor, dat u eenbrandblusser bij de hand heeft.
16a Mobiele generatoren (met aardingspen):Zorg ervoor, dat de generator en de belasting goedworden geaard.
16b Mobiele generatoren IT:Aanwijzing: Deze generator dient voor deopwekking van wisselstroom (IT-net).Zorg ervoor, dat de belasting goed wordt geaard.
- 7 -
De fabrikant is ook niet aansprakelijk voor schade die isontstaan door het gebruik van niet-originele onderdelenen voor wijzigingen, toevoegingen of veranderingen, diezijn aangebracht zonder de voorafgaande schriftelijketoestemming van de fabrikant.Als een bepaald voorschrift uit deze handleiding nietovereenkomt met de plaatselijke wetgeving, dan moet destrengste van beide regels worden nageleefd.Deze veiligheidsvoorschriften mogen niet wordengeïnterpreteerd als suggesties, aanbevelingen ofaanmoedigingen voor het overtreden van detoepasselijke wetten en reglementen.
Algemene
veiligheidsvoorschriften
1 De eigenaar is ervoor verantwoordelijk, dat demachine in een veilige staat van werking wordtgehouden. Onderdelen en toebehoren van demachine moeten worden vervangen, indien zeontbreken of geen veilige werking meer kunnengaranderen.
2 De werkleider of verantwoordelijke persoon moetzich te allen tijde ervan overtuigen, dat alleinstructies met betrekking tot de werking en hetonderhoud van de machine en installatie striktworden opgevolgd. Ook dient hij ervoor te zorgen,dat de machine met alle toebehoren enveiligheidsvoorzieningen, zowel als de aangeslotenapparatuur in goede staat zijn, vrij van abnormaleslijtage en dat alle onderdelen in originele staat zijnen naar behoren functioneren.
3 Wanneer er een vermoeden bestaat, of wanneer eraanwijzingen zijn dat een onderdeel in de machineoververhit is geraakt, dan dient u de machine uit teschakelen. U mag echter geen inspectieluikenopenen, voordat voldoende afkoeltijd in acht is
genomen; hiermee wordt voorkomen, dat oliedamspontaan vlamvat, doordat er lucht wordtoegevoerd.
4 Normale waarden (bijv. drukken, temperaturentoerentallen, enz.) dienen duurzaam te wordeaangegeven.
5 Gebruik de machine alleen voor het doel, waarvoozij werd geconstrueerd en binnen de toegestangrenzen (drukken, temperaturen, toerentallen, enz.
6 Houdt de machine en installatie schoon, dooregelmatig olie, stof en andere afzettingen tverwijderen.
7 Inspecteer en reinig dwarmteoverdrachtsoppervlakken (koelertussenkoelers, watermantels, enz.) om een toenamvan de bedrijfstemperatuur te voorkomen. Zie heonderhoudsschema.
8 Alle regeluitrustingen en beveiligingen moetezorgvuldig onderhouden worden, zodat zij goefunctioneren. Ze mogen niet worden uitgeschakeld
9 Druk- en temperatuurmeters dienen regelmatig tworden gecontroleerd op hun nauwkeurigheid. Zmoeten worden vervangen, als de afwijking dtoegestane tolerantie overschrijdt.
10 Beveiligingen moeten worden getest, zoalbeschreven wordt in het onderhoudsschema van dhandleiding, om te zien of zij nog in een goede staaverkeren.
11 Volg de aanwijzingen op, die op de stickers einfolabels staan.
12 Wanneer stickers of infolabels zijn verdwenen obeschadigd, dan dienen zij, uit het oogpunt vaveiligheid, te worden vervangen.
13 Houdt de werkomgeving schoon. Het gebrek aaorde kan de kans op ongevallen vergroten.
n
eg
ittt
et
nteefrte
nt,e
nnekn
tlnn
9 Laat een last nooit aan een hijstoestel hangen.10 Breng het hijstoestel zodanig aan, dat de last
verticaal wordt gehesen. Wanneer dat niet mogelijkis, dan dient u ervoor te zorgen dat de last niet op enneer kan zwaaien. Gebruik dan bijv. tweehijstoestellen, die elk onder een hoek niet groter dan30° met een verticale lijn aangrijpen.
11 Zet de machine niet te dicht bij muren. Zorg ervoor,dat de warme lucht, die afkomstig is van de motoren de koelsystemen van de aangedreven machineniet wordt gerecirculeerd. Het weer terugvoeren vanwarme lucht naar de motor of de aangedrevenmachine kan leiden tot oververhitting van demachine; wanneer deze lucht wordt aangezogenvoor verbranding, dan zal dit leiden tot een afnamevan het motorvermogen.
12 Generatoren moeten worden opgesteld op eenvlakke ondergrond met voldoende dragendvermogen, op een schone plaats, met voldoendeventilatie. Raadpleeg Atlas Copco, wanneer deondergrond niet vlak is, of een afwijkendehellingshoek heeft.
13 De elektrische aansluitingen moeten voldoen aan deplaatselijke normen. De machine moet wordengeaard en beschermd tegen kortsluiting door middelvan zekeringen of stroomonderbrekers.
14 Sluit de generator nooit aan op een installatie, dietevens is aangesloten aan het publieke net.
15 Voordat u de belasting aansluit, schakelt u debetreffende stroomonderbreker uit en controleert u,of frequentie, spanning, stroom en arbeidsfactorovereenkomen met de gegevens van de generator.
- 8 -
Veiligheid tijdens transport en
installatie
Voordat een machine wordt opgehesen, moeten alle losseof draaiende delen, zoals bijv. deuren en trekstang, veiligvastgezet worden.Bevestig nooit kabels, kettingen of touwen direct aan hethijsoog; gebruik een hijshaak of -beugel, diebeantwoordt aan de plaatselijkeveiligheidsvoorschriften. Zorg ervoor, dat er, tijdens hethijsen geen scherpe hoeken zitten in hijskabels,kettingen of touwen.Het hijsen met behulp van een helikopter is niettoegestaan. Het is ten strengste verboden zich op te houden in degevarenzone onder een gehesen last. Hijs de machinenooit over personen of woonwijken. Het versnellen ofvertragen van de hijsbewegingen moet binnen veiligegrenzen blijven.1 Alvorens de machine te slepen:
- controleer de trekstang, het remsysteem en hetsleepoog. Controleer eveneens de koppeling vanhet sleepvoertuig,
- controleer of de trek- en remcapaciteit van hetsleepvoertuig voldoende is,
- controleer of de trekstang stevig bevestigd is enhet steunwiel of de steunpoot geborgd is in debovenste positie,
- zorg ervoor, dat het sleepoog vrij aan de haak kandraaien,
- controleer of de wielen stevig vastzitten, debanden in goede staat zijn en de juiste luchtdrukhebben,
- sluit de verlichtingskabel en de pneumatischeremkoppelingen aan en kijk alle lichten na,
- maak de veiligheidskabel of -ketting vast aan hetsleepvoertuig,
- verwijder de wielblokken, indien aanwezig, ezet de parkeerrem los.
2 Gebruik altijd een sleepvoertuig met voldoendtrek- en remcapaciteit. Raadpleeg de handleidinvan het sleepvoertuig.
3 Indien de machine door het sleepvoertuig achterumoet worden gereden, dan moet heoploopremmechanisme worden losgezet (tenzij heom een automatisch mechanisme gaat).
4 Overschrijd nooit de maximaal toegestansleepsnelheid van de machine (houd rekening mede plaatselijke voorschriften).
5 Plaats de machine op een horizontale ondergrond etrek de parkeerrem op alvorens de machine van hesleepvoertuig los te koppelen. Maak dveiligheidskabel of -ketting los. Wanneer dmachine niet is uitgerust met een parkeerrem osteunwiel, plaats dan wielblokken voor en/of achtede wielen. Wanneer de trekstang vertikaal geplaatskan worden, dan dient u de borging goed aan tbrengen en in een goede staat te houden.
6 Gebruik, voor het hijsen van zware delen, eegoedgekeurd hijstoestel met voldoende capaciteidat voldoet aan de plaatselijkveiligheidsvoorschriften.
7 Hijshaken, ogen, aanslagmaterialen, enz. mogenooit gebogen zijn en mogen alleen krachteopnemen, in lijn met de berekende belastingsas. Dhijscapaciteit van een hijstoestel wordt sterverminderd, wanneer de richting van de krachteonder een hoek staat met de belastingsas.
8 Voor maximale veiligheid en efficiëntie van hehijstoestel, dienen alle hijskabels zo verticaamogelijk te worden aangebracht. Indienoodzakelijk, kan er een hijsbalk wordeaangebracht tussen het hijstoestel en de last.
,e
,etrr
n
rnlfn
nnt
h
n
st
nn
nngejn
gehoorbeschermers moeten dragen,- boven 95 dB(A): moet(en) de waarschuwing(en)
aan de ingang(en) worden aangevuld met deaanbevelingen dat ook toevallige bezoekersgehoorbeschermers moeten dragen.
- boven 105 dB(A): moeten specialegehoorbeschermers worden verstrekt, diegeschikt zijn voor deze geluidssterkte en voor despectrale samenstelling van het geluid en moet erook een speciale waarschuwing hiervoor aanelke ingang worden geplaatst.
10 Isolaties of beveiligingen van onderdelen waarvande temperatuur hoger kan zijn dan 80°C en die perongeluk aangeraakt kunnen worden door personeel,mogen niet verwijderd worden voordat deonderdelen tot op kamertemperatuur zijn afgekoeld.
11 Gebruik de machine niet op plaatsen, waar hetgevaar bestaat, dat brandbare of giftige gassenworden aangezogen.
12 Als tijdens bedrijf dampen, stof of trillingenontstaan, dan moeten de nodige maatregelenworden getroffen om persoonlijke letsels tevoorkomen.
13 Wanneer perslucht of inert gas wordt gebruikt omuitrustingen te reinigen, dan moet dit voorzichtiggebeuren en met de geschikte bescherming,tenminste een veiligheidsbril, zowel voor debediener van de machine, als voor een helper.Gebruik geen perslucht of inert gas op de huid enricht geen lucht- of gasstroom op mensen. Gebruikhet nooit om vuil van uw kleren te blazen.
14 Bij het wassen van onderdelen in of met eenreinigingsmiddel moet de nodige ventilatie voorzienworden en moet de geschikte bescherming wordengebruikt, zoals een ademhalingsfilter, eenveiligheidsbril, een rubberen schort enhandschoenen, enz.
- 9 -
Veiligheid tijdens gebruik en
bediening
1 Wanneer de machine moet werken in eenbrandgevaarlijke omgeving, dan dient de uitlaat vande motor te worden uitgerust met een vonkdover omhet uittreden van vonken te voorkomen.
2 De uitlaatgassen van de motor bevattenkoolmonoxide; dit is een dodelijk gas. Wanneer demachine wordt gebruikt in een afgesloten ruimte,dan dient u de uitlaat te koppelen aan een leiding,met voldoende diameter naar de buitenlucht. Zorgervoor, dat de tegendruk in deze leiding niet te hoogis. Installeer, indien noodzakelijk, eenafzuigventilator. Houd rekening met de plaatselijkevoorschriften. Zorg ervoor dat de machine voldoende lucht krijgt.Installeer, indien noodzakelijk, extra luchtinlaten.
3 Wanneer de machine in een stoffige omgevingwerkt, plaats de machine dan zo, dat het stof nietdoor de wind naar de machine wordt geblazen. Hetwerken in een schone omgeving verlengt deintervallen voor het reinigen van de luchtfilters ende koelers aanmerkelijk.
4 Verwijder nooit een vuldop van eenkoelvloeistofsysteem van een warme motor. Wachttotdat de motor voldoende is afgekoeld.
5 Vul nooit brandstof bij, terwijl de machine draait,tenzij anders wordt vermeld in het Atlas CopcoInstructieboek (AIB). Houd de brandstof verwijderdvan warme delen, zoals luchtuitlaatpijpen of deuitlaat van de motor. Rook niet tijdens het bijtanken.Wanneer wordt getankt van een automatische pomp,dan moet een aardingskabel worden aangeslotenaan de machine, om het opbouwen van statischeelektriciteit te voorkomen. Zorg ervoor, dat er nooit
gemorste of overgelopen olie, brandstofkoelvloeistof of reinigingsmiddel in of rond dmachine achterblijft.
6 Alle deuren moeten tijdens bedrijf gesloten zijnzodat de koelluchtstroming binnen de carrosseriniet verstoord wordt en de geluiddemping nieverminderd wordt. Een deur mag alleen maagedurende korte tijd worden geopend, bijv. vooinspectie of afstelling.
7 Voer regelmatig onderhoudswerkzaamheden uit ega hierbij te werk volgens het onderhoudsschema.
8 Alle roterende en bewegende delen, die gevaakunnen opleveren voor bedienings- eonderhoudspersoneel zijn afgeschermd door middevan behuizingen. De machine mag niet in bedrijworden genomen, wanneer niet alle behuizingeveilig op hun plaats zitten.
9 Lawaai, zelfs op een aanvaardbaar niveau, kairritaties en storingen veroorzaken die, over eelangere periode ernstige beschadigingen aan hemenselijk zenuwstelsel kunnen toebrengen.Als het geluidsniveau op een plaats waar zicnormaalgesproken personeel bevindt:- onder 70 dB(A): moet er geen actie ondernome
worden,- boven 70 dB(A): moeten gehoorbeschermer
voorzien worden voor de personen die constanin de kamer blijven,
- onder 85 dB(A): moet er geen actie ondernomeworden voor toevallige bezoekers die maar eebeperkte tijd blijven,
- boven 85 dB(A): moet de kamer wordegeklasseerd als gevaarlijk vanwege het lawaai emoet er permanent een duidelijke waarschuwinaan iedere ingang geplaatst worden, om tverwittigen dat zelfs mensen die voor een vrikorte periode in de kamer verblijve
e.e
s.gnfneeee
esnee
sgntt
itgfeeeng
27 Door de generator langdurig op lage belasting telaten draaien, wordt de levensduur van de motorverkort.
Veiligheid tijdens onderhoud en
reparaties
Onderhoud en reparaties mogen enkel wordenuitgevoerd door goed opgeleid personeel, indien nodigonder toezicht van een daartoe bevoegd persoon.1 Gebruik enkel correct en in goede staat verkerend
gereedschap voor onderhoud en reparaties.2 Onderdelen mogen alleen worden vervangen door
originele Atlas Copco onderdelen.3 Alle werkzaamheden behalve oppervlakkige
controles moeten worden uitgevoerd met eenuitgeschakelde machine. Zorg ervoor, dat demachine niet per ongeluk gestart kan worden.Daarbij dient u een waarschuwingsplaat aan destartvoorziening te bevestigen met de tekst: "Nietstarten; werk in uitvoering". Bij machines, die worden aangedreven door eenverbrandingsmotor, dient u de batterij(en) af teschakelen en te verwijderen, of de aansluitingen tevoorzien van isolerende doppen. Bij elektrisch aangedreven machines dient u dehoofdschakelaar in de open stand (machine uit) teborgen en dient u de zekeringen te verwijderen.Daarbij dient u een waarschuwingsplaat aan dezekeringenkast of hoofdschakelaar te bevestigenmet de tekst: "Spanning niet inschakelen; werk inuitvoering".
4 Voordat u een motor of andere machine uit elkaarhaalt, dient u ervoor te zorgen, dat er geenbeweegbare delen kunnen kantelen, bewegen ofvallen.
- 10 -
15 Veiligheidsschoenen zouden in elke werkplaatsverplicht moeten zijn en als er gevaar is, hoe kleinook, voor vallende voorwerpen, dan moet ook nogeen veiligheidshelm gedragen worden.
16 Als er gevaar bestaat, dat gevaarlijke gassen,dampen of stof worden ingeademd, dan moeten deademhalingsorganen beschermd worden en,afhankelijk van de aard van het gevaar, ook de ogenen huid.
17 Denk eraan, dat als er zichtbaar stof is, er bijnazeker ook fijnere, onzichtbare stofdeeltjes aanwezigzullen zijn; maar het feit dat er geen stof zichtbaaris, is geen betrouwbare aanwijzing dat er ook geengevaarlijk, onzichtbaar stof in de lucht aanwezig is.
18 Gebruik de generator nooit boven zijn limieten,zoals aangegeven in de technische gegevens envermijd langdurig onbelast draaien.
19 Gebruik de generator nooit in een vochtigeomgeving. Een hoge vochtigheid is slecht voor deisolatie van de generator.
20 U mag nooit schakelkasten, bedieningskasten enandere elektrische uitrustingen openen, wanneer demachine nog onder spanning staat. Wanneer dit nietvermeden kan worden, bijv. voor metingen, tests ofinstelwerkzaamheden, dan mogen dezewerkzaamheden alleen worden uitgevoerd door eengekwalificeerd elektrisch monteur, met de geschiktegereedschappen, en u dient te controleren, dat dejuiste beschermingen zijn aangebracht, tegengevaren door elektriciteit.
21 Raak de stroomaansluitingen niet aan, terwijl demachine in bedrijf is.
22 Schakel de stroomonderbrekers uit en stop dmotor, wanneer bijv. trillingen, lawaai, stank, enzoptreden. Voor het opnieuw starten, dient u eerst doorzaak van het probleem te verhelpen.
23 Controleer regelmatig de elektrische aansluitkabelBeschadigde kabels en onvoldoende bevestiginvan aansluitingen kunnen elektrische schokkeveroorzaken. Wanneer u beschadigde kabels oandere gevaarlijke situaties constateert, daschakelt u de stroomonderbrekers uit en stopt u dmotor. Vervang de beschadigde kabels en hef dgevaarlijke situatie op, voordat u de machinheropstart. Zorg ervoor, dat alle elektrischaansluitingen goed zijn uitgevoerd.
24 Voorkom overbelasting van de generator. Dgenerator is voorzien van stroomonderbrekers albeveiliging tegen overbelasting. Wanneer eestroomonderbreker is uitgeschakeld, dan dient u dbelasting te verminderen, voordat u de machinopnieuw inschakelt.
25 Wanneer de generator wordt gebruikt alnoodstroomgenerator voor een publiek net, dan made generator niet worden gebruikt zonder eebeveiligingssysteem, dat de generator van het neafkoppelt, wanneer de stroomvoorziening van henet weer is hersteld.
26 De afdekking van de uitgangsklemmen mag nooworden verwijderd, wanneer de machine in werkinis. Voordat de bedrading wordt losgemaakt oaangesloten, moeten de belasting en dstroomonderbrekers worden uitgeschakeld, moet dmachine worden stopgezet en dient men tvoorkomen dat de machine per ongeluk kan wordegestart en dat er restspanning in de stroomkrinaanwezig is.
noeetfnn
ente
nt,
,e
tnennfeeen
18 Registreer voor alle machines alle onderhouds- enreparatiewerkzaamheden in een logboek. Defrequentie en aard van de reparaties kunnenonveilige situaties aan het licht brengen.
19 Bij het werken aan warme onderdelen, zoals bijv.krimpfittings, is het raadzaam warmtebestendigehandschoenen te dragen, alsmede, indiennoodzakelijk andere beschermende kleding.
20 Wanneer gebruik gemaakt wordt van ademfiltersvan het patroontype, neem dan altijd het juiste typepatroon en zorg ervoor, dat de aanbevolenlevensduur nog niet is verstreken.
21 Zorg ervoor, dat olie, oplosmiddelen en anderevervuilende stoffen op een milieuvriendelijkemanier worden verwijderd.
22 Na het uitvoeren van onderhouds- ofherstelwerkzaamheden en alvorens de generatorvoor gebruik vrij te geven,dient u de generator telaten proefdraaien en te controleren of de geleverdewisselstroom correct is. Bovendien dient te wordengecontroleerd, of de besturings- enuitschakelapparatuur goed functioneert.
- 11 -
5 Zorg ervoor, dat er nooit gereedschappen, losseonderdelen of lappen in of op de machine blijvenliggen. Laat nooit lappen of losse kleding liggen inde buurt van de luchtinlaat.
6 Gebruik nooit brandbare reinigingsmiddelen voorreinigingswerkzaamheden.
7 Neem beschermende maatregelen tegen giftigedampen afkomstig van reinigingsmiddelen.
8 Gebruik nooit machinedelen om op de machine teklimmen.
9 Let zeer zorgvuldig op netheid tijdens onderhoud enreparaties. Houd het vuil weg door de onderdelen enopeningen met een schone doek, papier ofkleefband af te dekken.
10 Verricht nooit las- of andere werkzaamhedenwaarbij warmte vrijkomt, in de nabijheid van hetbrandstof- of oliesysteem. Brandstof- en olietanksmoeten volledig worden schoongemaakt, bijv. doormiddel van stoomreiniging, voordat men dergelijkwerk uitvoert. Een drukvat mag nooit gelastworden, of op een andere manier worden gewijzigd.Bij booglassen aan de machine moeten dealternatorkabels worden losgekoppeld.
11 Ondersteun de trekstang en de as(sen), wanneer uonder de machine werkt, of wanneer u een wielverwijdert. Vertrouw nooit op vijzels.
12 Het geluiddempende materiaal mag niet wordenverwijderd of gewijzigd. Houd het materiaal vrijvan vuil en vloeistoffen, zoals brandstof, olie enreinigingsmiddelen. Vervang het geluiddempendmateriaal, wanneer het beschadigd is om tevoorkomen, dat het geluidsniveau zal stijgen.
13 Gebruik alleen oliën en vetten, die wordeaanbevolen of zijn goedgekeurd door Atlas Copcof door de machinefabrikant. Zorg ervoor, dat alluitgekozen smeermiddelen voldoen aan alltoepasselijke veiligheidsvoorschriften, vooral mebetrekking tot gevaar voor explosies en brand, ohet ontleden of ontwikkelen van gevaarlijke gasseof dampen. Minerale en synthetische oliën mogeniet worden gemengd.
14 Bescherm de motor, de alternator, dluchtinlaatfilter en alle onderdelen van het regel- ehet elektrische systeem, enz. tegen hebinnendringen van vocht, wanneer u bijv. dmachine reinigt met een stoomreiniger.
15 Onderzoek de omgeving eerst op aanwezigheid vabrandbare materialen, wanneer u werk uitvoerwaarbij warmte, vlammen of vonken vrijkomen.
16 Gebruik nooit een lichtbron met een open vlamwanneer u het binnenwerk van de machincontroleert.
17 Wanneer de reparatie is beëindigd, is henoodzakelijk de machine minimaal eeomwenteling (zuigermachines) of meerderomwentelingen (roterende machines) te latemaken, om er zeker van te zijn, dat er geemechanische blokkering optreedt in de machine ohet aandrijvende gedeelte. Controleer bij de eerstopstart en bij elke wijziging van de elektrischaansluiting(en) of schakelapparatuur, ddraairichting van elektromotoren, om te controlereof de oliepomp en de ventilator goed werken.
el
n);n
- 12 -
Veiligheid bij het gebruik van
gereedschappen
Gebruik voor elk werk het gepaste gereedschap.Ongevallen worden voorkomen, door kennis betreffendehet juiste gebruik van gereedschappen en de grenzen vaneen veilig gebruik, samen met het gezond verstand.Speciaal gereedschap voor bepaalde werkzaamheden isverkrijgbaar en dient te worden gebruikt, wanneer ditwordt geadviseerd. Door dit gereedschap te gebruikenbespaart u tijd en voorkomt u beschadiging van deonderdelen.
Speciale veiligheidsvoorschriften
BatterijenBij het verrichten van werkzaamheden aan batterijendient u altijd beschermende kleding en eenveiligheidsbril te dragen.1 De elektrolyt in batterijen is een
zwavelzuuroplossing, die ernstig letsel aan de ogenkan toebrengen en brandwonden kan veroorzakenwanneer hij in aanraking komt met de huid. Weesdaarom voorzichtig bij het hanteren van batterijen,bv. bij het controleren van de lading.
2 Breng een waarschuwingsbord aan dat vuur, openvlammen en roken verbiedt op de plaats waar debatterijen opgeladen worden.
3 Wanneer batterijen opgeladen worden, vormt zichin de cellen een explosief gasmengsel, dat door deontluchtingsgaten in de pluggen kan ontsnappen.Zo kan er bij slechte verluchting een explosieveatmosfeer rond de batterij ontstaan, die gedurendemeerdere uren na het laden in en rond de batterijkan blijven hangen. Daarom:- nooit roken in de nabijheid van batterijen die
opgeladen worden of pas opgeladen zijn,
- nooit onder stroom staande circuits bij dbatterijklemmen onderbreken, omdat dit meestaeen vonk veroorzaakt.
4 Koppel de oplaadkabels bij parallelschakeling vaeen hulpbatterij (AB) met de machinebatterij (CBals volgt: de + pool van AB met de + pool van CBde - pool van CB met de massa van de machine. Iomgekeerde zin loskoppelen.
den is of als noodaggregaat in geval de netspanning uitvalt. QAS 14 en QAS 20 generatoren worden aangedreven door de belangrijkste onderdelen van de generator.
HefbalkZijdeurenMotoruitlaatKenplaatjeDeur, toegang tot bedienings- en controlepaneelUitgangsklemmenbordUitsparing voor vorkheftruckAardingsstaaf (niet beschikbaar in combinatie met een IT-relais)
B NoodstopknopF Vuldop brandstofW Vuldop koelmiddel
- 13 -
Belangrijkste kenmerken
Algemene beschrijving
De QAS 14 en QAS 20 wisselstroomgeneratoren worden gebruikt op plaatsen waar geen elektriciteit voorhanDe generator werkt op 50/60 Hz, 230/240 V in lijn-tot-nulleider-modus en 400/480 V in lijn-tot-lijn-modus. Deeen vloeistofgekoelde dieselmotor, gebouwd door KUBOTA. De afbeelding hieronder geeft een overzicht van
12345678
ESFCFC
2
76
FCF
8
7
ESB
5
FCW 31
4
AlternatorF Luchtfilter
BatterijschakelaarKoppeling
FO Aftapslang motorolieFW Aftapslang koelmiddelH Aftap -en toegangsopening (in het raam)PF Aftapplug brandstof
MotorVentilator
F Vuldop brandstofO Vuldop motorolieW Vuldop koelmiddel
Brandstoffilter1 BatterijF OliefilterLD Oliepeilstok motorI Vacuümverklikker
- 14 -
AABSCDDDDEFFCFCFCFFGOOV
BS AFDFO E
VI
F
FCO
FCW
FFCAG1 DFWOLD OFDHDPF
Duidt de batterijschakelaar aan.
Geeft aan dat de eenheid automatisch kan starten en dat de bedieningshandleiding dient te worden geraadpleegd, alvorens de machine te gebruiken.
Raadpleeg de bedieningshandleiding alvorens het hijsoog te gebruiken.
Duidt de driewegsafsluiter aan.
Duidt de onderdeelnummers aan van de verschillende servicepakketten en de motorolie. Deze onderdelen kunnen bij de fabriek worden besteld.
Position 1 Closed Position 2
QAS 14 Kd, QAS 20 Kd
Engine oil PAROIL 15W40 PAROIL 5W40
Engine coolant PARCOOL EG
5 l (1.3 US gal) 1615 5953 00 1604 6060 0120 l (5 US gal) 1615 5954 00 1604 6059 01210 l (55 US gal) 1615 5955 00
5 l (1.3 US gal) 1604 5308 0020 l (5 US gal) 1604 5307 01210 l (55 US gal) 1604 5306 00
1079 9927 72
Every 500h (Yearly) 2912 6382 05Every 1000h 2912 6383 06
- 15 -
Carrosserie
De alternator, de motor, het koelsysteem, enz. zijningebouwd in een geluiddempende carrosserievoorzien van scharnierdeuren (en afneembarepanelen).De verdieping in het dak is in het midden voorzienvan een hefoog.
Teneinde de generator met een vorkheftruck tekunnen optillen, zijn er in het onderstel rechthoekigeuitsparingen voorzien.
De aardingsstaaf, aangesloten aan de aardingsklemvan de generator, bevindt zich in de zijkant van hetonderstel.
Pictogrammen
Hierna volgt een korte beschrijving van alle op degenerator voorziene pictogrammen.
De generator nooit aan degeleidingsstangen ophijsen.
Waarschuwt dat de uitlaatgassen van de motor heet, schadelijk en bij inademing giftig zijn. Zorg er steeds voor de generator buiten of in een goed geventileerde ruimte te gebruiken.
Waarschuwt dat deze onderdelen zeer heet kunnen worden tijdens de werking (bv. de motor, de koeler enz.). Zorg er steeds voor dat ze voldoende afgekoeld zijn vooraleer ze aan te raken.
!
Waarschuwt dat de geleidingsstangen niet mogen gebruikt worden om de generator te tillen. Gebruik daarvoor steeds de hefstang in het dak van de generator.
Duidt een hefpunt op de generator aan.
Waarschuwt dat de generator enkel op diesel werkt.
Duidt op de aftapopening voor de motorolie.
Duidt op de aftapopening voor de koelvloeistof.
Duidt op de aftapplug voor de motorbrandstof.
Gebruik alleen PAROIL 15W40.
Duidt op de verschillende aardingsaansluitingen op de generator.
Geeft aan dat de alternator niet mag worden gereinigd met water onder hoge druk.
diesel
15W40PAROIL
ege
H0 .......Paneelverlichting
S20......AAN/UIT/AFSTAND-schakelaar
Om de eenheid op te starten (lokaal of viaafstandsbediening).
X25 .....Aansluitstrip
Qc1002™ module
De Qc1002™ module bevindt zich in hetbedieningspaneel. Deze besturingsmodule zal alletaken uitvoeren die nodig zijn om een generator testuren en te beveiligen, ongeacht het gebruik van degenerator.Dit betekent dat de Qc1002™ module voorallerhande toepassingen kan worden gebruikt.
Qc 1002
145
- 16 -
Aftappluggen en vuldoppen
De aftapopeningen voor motorolie en koelvloeistofalsook de brandstofplug bevinden zich in hetonderstel en zijn gemerkt; de brandstofaftapplugvooraan en de aftapopeningen aan deonderhoudszijde.De aftapslang voor motorolie kan via de aftapopeninguit de generator worden geleid.
De vuldop voor de motorkoelvloeistof is bereikbaarvia een opening in het dak. De brandstofvuldopbevindt zich in het zijpaneel.
Bedienings- en controlepaneel
Qc1002™
Algemene beschrijving Qc1002™
bedieningspaneel
A1 .......Qc1002™ display
F10......Zekering
De zekering treedt in werking als de stroomvan de batterij naar de motorregelkring dnominale stroom overschrijdt. De zekerinkan worden gereset door een druk op dezknop.
De aftapopening kan eveneensgebruikt worden om de leidingen vaneen externe brandstoftank aan tesluiten. Gebruik, ingeval een externebrandstoftank aangesloten wordt, dedriewegsafsluiters. Zie Aansluitingvoor externe brandstoftank (met/zonder snelkoppelingen).
!
H0
S20
F10
Q1
X1 X25
P4 P3
0 0
20
40
80
100
200
VA
300
400 500
Qc 1002145
L1 L2 L3 N PE
Reset
Test
On
Fault
N13
F10
X25
S20
A1
H0
Menu-overzicht Qc1002™
Het LCD-scherm van de Qc1002™ toont de volgendeinformatie:
– in Normale toestand (u kunt de informatiedoorlopen met OMHOOG en OMLAAG):• Status (bijv.: voorverwarmen, aanzwengelen,
draaien, afkoelen, ext. stop,...)• Controllertype & -versie• Parameterlijst• Alarmlijst• LOG-lijst• Servicetimer 1 & Servicetimer 2• Batterijspanning• Brandstofpeil• Spanning - frequentie – bedrijfsuren
– in toestand Alarm (u kunt de informatiedoorlopen met OMHOOG en OMLAAG):• een lijst van alle actieve alarmen.
U kunt de weergaven doorlopen met de knoppenOMHOOG en OMLAAG. Het scrollen verlooptcontinu.
Als er een Bijzondere status optreedt, verschijnt hetStatusdisplay. Als er een Alarm optreedt, verschijnt hetAlarmdisplay.
- 17 -
Drukknop- en LED-functies
De volgende drukknoppen worden gebruikt op de Qc1002™
De volgende LED's worden gebruikt
op de Qc1002™
ENTER: Hiermee worden gewijzigde instellingen in de Parameterlijst geselecteerd en bevestigd.
OMHOOG: Wordt gebruikt om de informatie op het display te doorlopen en om de waarde van parameters te verhogen.
OMLAAG: Wordt gebruikt om de informatie op het display te doorlopen en om de waarde van parameters te verlagen.
TERUG: Hiermee kan men het alarmvenster afsluiten, de Parameterlijst verlaten en menu's verlaten zonder wijzigingen.
Power Groene LED duidt aan dat de eenheidis ingeschakeld.
Remote Groene LED duidt aan dat de Afstandsmodus is geselecteerd.
Alarm Knipperende rode LED wijst op de aanwezigheid van een alarm. Permanent brandende rode LED duidtaan dat het alarm werd bevestigd doorde gebruiker. Het precieze alarm verschijnt op het display.
Remote
Power
AlarmQc 1002
145
n
eede
r
t
Display Batterijspanning
Deze weergave toont de batterijspanning enbedrijfsuren.
Display Brandstofpeil
Deze weergave toont het brandstofpeil en debedrijfsuren.
Display Spanning - frequentie –
bedrijfsuren
Deze weergave toont de spanning, frequentie enbedrijfsuren.
13.2 VBattery00168.1h
75%Fuel00168.1h
50Hz400V00168.1h
- 18 -
Display controllertype en -versie
Deze weergave toont het controllertype en het ASW-versienummer.
Parameterdisplay
Deze weergave toont een aantalparameterinstellingen die kunnen worden geopend.
U vindt een overzicht in “Parameterlijst” oppagina 19.
Display Alarmlijst
Deze weergave toont een aantal actieve alarmen diekunnen worden geopend.U vindt een overzicht in “Alarmdisplay (pop-upvenster)” op pagina 21.
Display LOG-lijst
Deze weergave toont het alarmgeheugen dat kaworden geopend.U vindt een overzicht in “LOG-lijst” op pagina 22.
Display Servicetimer 1 &
Servicetimer 2
Deze weergave toont de beide servicetimers. Dservicetijdaanduiding verschijnt wanneer dservicetijd is verstreken. Ze kan worden verwijderdoor de timers te resetten of dservicetimeraanduiding te bevestigen.De servicetimers tellen en geven een alarm wanneede waarde is bereikt.De servicetimers kunnen worden gereset via heParameterdisplay.
Qc1002v1.00.0
Parameter
Alarm List0 Alarm(s)
LOG List
Service 1Service 2
59h59h
e
t
n=
nn
t.nh
n
– Taalkeuze
In de fabriek wordt de taal op pictogrammeningesteld, maar er kunnen nog 6 andere talenworden geselecteerd: Engels, Frans, Duits,Italiaans, Spaans en Cyrillisch (Russisch). Alleinformatie in de Parameterlijst is altijd in hetEngels.
– Generatoronderfrequentie: foutklasse, activeren,vertraging, instelpunt
– Generatoroverfrequentie: foutklasse, activeren,vertraging, instelpunt
– Generatoronderspanning: foutklasse, activeren,vertraging, instelpunt
– Generatoroverspanning: foutklasse, activeren,vertraging, instelpunt
Met behulp van de drukknoppen OMHOOG enOMLAAG kunt u de configuratiemenu's doorlopen.Wanneer u op ENTER drukt, wordt het weergegevenconfiguratiemenu geactiveerd.
- 19 -
Beschrijving menu's Qc1002™
Statusdisplay (pop-upvenster)
Wanneer er een bijzondere status wordt geactiveerd,verschijnt er automatisch een pop-upvenster zolangde status actief is.Het achterliggende scherm wordt niet geactualiseerd,zolang het statusvenster actief is.
Deze bijzondere statussen zijn:
Zodra de bijzondere status is afgelopen, keert dactieve weergave automatisch terug.Als er een Alarm optreedt, verschijnt heAlarmdisplay.
Parameterlijst
De Parametermenu's zijn voorgeprogrammeerd!
Om een instelling te kunnen wijzigen moet u eerst eewachtwoord ingeven (gebruikerswachtwoord 2003).
Displaymenu's in de Parameterlijst:– Bedrijfsuren aanpassen
In dit menu kan het aantal bedrijfsuren wordeaangepast. De bedrijfsuren kunnen enkel wordeverhoogd, niet verlaagd.
– Type eenheid
– Reset servicetimer 2
– Reset servicetimer 1
In deze menu's worden de servicetimers gereseNadat een servicetimeralarm is afgegaan ebevestigd, wordt de servicetimer automatiscgereset.
– Eenheidsmenu
In dit menu wordt ingesteld of de temperatuur edruk worden aangeduid in °C/bar of °F/psi.
VOORVER-WARMEN
TIMER START UIT/VERLENGDE STOP
AFKOELEN
Eenheid type 1 voor QAS 14-20!!
Unit type
- 20 -
Dit is de beschreven menustroom om het type eenheid te wijzigen:
Qc 1002145
Qc1002145
Parameter Running time
Unit type
n
++
+
’
+
LAAG BRANDSTOF-NIVEAU
GENERATOR-OVERSPANNING
GENERATOR-ONDERSPAN-NING
GENERATOR-OVERFRE-QUENTIE
GENERATOR-ONDERFRE-QUENTIE
SERVICETIMER 1
- 21 -
Alarmdisplay (pop-upvenster)
Wanneer er een Alarm optreedt, verschijnt erautomatisch een pop-upvenster zolang het alarmactief is, ongeacht welke weergave er actief is. Derode alarm-LED begint te knipperen. Dealarmpictogrammen verschijnen met daarnaast eenbevestigingsvakje. Druk op ENTER om het alarm tebevestigen. Nadat het alarm werd bevestigd,verschijnt er een V-teken in het selectievakje en gaatde rode alarm-LED continu branden.
U kunt het Alarmdisplay altijd verlaten met een drukop de TERUG-knop.
Als er meer dan één alarm actief wordt, kunt u dealarmmeldingen doorlopen met de drukknoppenOMHOOG en OMLAAG. Het meest recente alarmverschijnt onderaan in de lijst (dus het oudste alarmblijft op het display staan wanneer er een recenteralarm optreedt).
Als er één of meer alarmen actief zijn, verschijnt errechts op het display een pijl.
De volgende algemene groepen alarme
bestaan:
– Waarschuwing: Alarm-LED licht op Alarmverster verschijnt op het display Alarmrelais wordt bekrachtigd (indien ingesteld)
– Schakelen van GB: ‘Waarschuwings’-acties Generatorschakelaar gaat open
– Schakelen en stoppen: Acties ‘Schakelen van GB+ generator stopt na afkoeling
– Stillegging: Acties ‘Schakelen van GB’ generator stopt onmiddellijk
Lijst van mogelijke alarmen:
Een alarm moet altijd wordenbevestigd, voordat de oorzaak van hetalarm wordt opgelost. !
LAGE OLIEDRUK
HOGE KOELVLOEI-STOFTEMPE-RATUUR
OPLADEN ALTERNATOR
e
s
Werking met start vanop afstand
Bedrading van de installatie:– X25.1 & X25.2 moeten worden aangesloten voor
de startschakelaar vanop afstand.– X25.1 & X25.2 moeten worden aangesloten voor
contactor vanop afstand (openen/sluiten).
Foutklassen
Alle geactiveerde alarmen van de Qc1002™omvatten een voorgedefinieerde foutklasse.
Alle alarmen worden geactiveerd volgens een van deonderstaande statussen:– alarm gedeactiveerd, geen alarmbewaking (OFF).
– alarm ingeschakeld, doorlopend bewaking van hetalarm (ON).
– alarm bij generatorwerking, alleen bewakingwanneer de generator draait (RUN).
- 22 -
LOG-lijst
De machine houdt een gebeurtenissenlog bij van dlaatste 30 gebeurtenissen.
Gebeurtenissen zijn:– uitschakelingen– reset servicetimer 1/2
– verandering van type eenheidDe bedrijfstijd op het ogenblik van de gebeurteniwordt samen met de gebeurtenis opgeslagen.
SERVICETIMER 2
MOTORALARM
NOODSTOP
MISLUKTE START
MISLUKTE STOP1 Controllertype2 Gebeurtenisnummer3 Gebeurtenis4 Bedrijfsuren
Time: 00001h
EVENT LOG #04 WaterQc1002
1
3
4
2
t.rn
teee
r
Drukknop- en LED-functies
De volgende drukknoppen worden gebruikt op de Qc2002™
ENTER: Hiermee worden gewijzigde instellingen in de Parameterlijst geselecteerd en bevestigd.
OMHOOG: Wordt gebruikt om de informatie op het display te doorlopen en om de waarde van parameters te verhogen.
OMLAAG: Wordt gebruikt om de informatie op het display te doorlopen en om de waarde van parameters te verlagen.
TERUG: Hiermee kan men het alarmvenster afsluiten, de Parameterlijst verlaten en menu's verlaten zonder wijzigingen.
AUTOMATISCH: Hiermee kan de unit in manuele of automatische modus worden gezet.
- 23 -
Bedienings- en controlepaneel
Qc2002™
Algemene beschrijving Qc2002™
bedieningspaneel
A1 ....... Qc2002™ display
F10...... Zekering
De zekering treedt in werking als de stroomvan de batterij naar de motorregelkring denominale stroom overschrijdt. De zekeringkan worden gereset door een druk op dezeknop.
S20 .....AAN/UIT-schakelaar
Stand O: De Qc2002™ module staat nieonder spanning, de generator zal niet startenStand I: De Qc2002™ module staat ondespanning en de generator kan wordegestart.
X25 .....Aansluitstrip
Qc2002™ module
De Qc2002™ module bevindt zich in hebedieningspaneel. Deze besturingsmodule zal alltaken uitvoeren die nodig zijn om een generator tsturen en te beveiligen, ongeacht het gebruik van dgenerator.
Dit betekent dat de Qc2002™ module vooallerhande toepassingen kan worden gebruikt.
S20
F10
Q1
X1 X25
L1 L2 L3 N PE
G
Reset
Test
On
Fault
N13
F10
X25
S20
A1
r
Mains contactor
Groene LED duidt aan dat de Netschakelaar kan worden gesloten (enkel in AMF-modus), als de Generatorschakelaar open is.
Alarm Knipperende rode LED wijst op de aanwezigheid van een alarm. Permanent brandende rode LED duidt aan dat het alarm werd bevestigd door de gebruiker. Het precieze alarm verschijnt op het display.
- 24 -
De volgende LED's worden gebruikt
op de Qc2002™START: Hiermee kan de unit in manuele modus worden gestart.
STOP: Hiermee kan de generator worden gestopt in manuele of automatische modus (zonder afkoelen). Wanneer de generator in de automatische modus wordt gestopt met de STOP-knop, gaat hij automatisch over naar de manuele modus.
NETSCHAKELAAR: Hiermee wordt de netschakelaar geopend of gesloten, wanneer de Qc2002™ in manuele modus staat.
.
GENERATORSCHA-KELAAR: Hiermee wordt de generatorschakelaar geopend of gesloten, wanneer de Qc2002™ in manuele modus staat
G
Power Groene LED duidt aan dat de eenheid is ingeschakeld.
Automatic Groene LED duidt aan dat de Qc2002™ in automatische bedrijfsmodus werkt.
Start/Stop Groene LED duidt aan dat de Qc2002™ bedrijfsfeedback ontvangt (via de W/L ingang, via de TPM-waarde aan de CAN-bus of via de AC-frequentie).
Generator contactor
Groene LED duidt aan dat de spanning en de frequentie van de alternator gedurende een bepaalde tijd binnen bepaalde grenzen bleef. De Generatorschakelaar kan worden gesloten (zowel in Eiland- als in AMF-modus), als de Netschakelaar open is.
Qc2002145
G
Powe
AlarmStart
Automatic
GeneratorContactor
MainsContactor
Stop
e
nt
t
t
e
-
Parameterdisplay
Deze weergave toont een aantalparameterinstellingen die kunnen worden geopend.U vindt een overzicht in “Parameterlijst” oppagina 28.
Display Alarmlijst
Deze weergave toont een aantal actieve alarmen diekunnen worden geopend.U vindt een overzicht in “Alarmdisplay (pop-upvenster)” op pagina 32.
Parameter
Alarm List0 Alarm(s)
- 25 -
Menu-overzicht Qc2002™
Het LCD-scherm van de Qc2002™ toont de volgendeinformatie:
– in Normale toestand (u kunt de informatiedoorlopen met OMHOOG en OMLAAG):• Status (bijv.: voorverwarmen, aanzwengelen,
afkoelen, verlengde stoptijd,...) (pop-up: ditdisplay verschijnt alleen wanneer er eenBijzondere status optreedt)
• Lijnspanningen van de generator• Controllertype & -versie• Parameterlijst• Alarmlijst• LOG-lijst• Servicetimer 1 & Servicetimer 2• Batterijspanning• Brandstofpeil• kWh-teller• Arbeidsfactor, de frequentie van de generator
en de frequentie van het net • Lijnspanning, frequentie en actief vermogen
van de generator• Actief, reactief en schijnbaar vermogen van de
generator• Generatorstromen• Fasespanningen van het net• Lijnspanningen van het net• Fasespanningen van de generator
– in toestand Alarm (u kunt de informatidoorlopen met OMHOOG en OMLAAG):• een lijst van alle actieve alarmen.
U kunt de weergaven doorlopen met de knoppeOMHOOG en OMLAAG. Het scrollen verloopcontinu. Als er een Bijzondere status optreedt, verschijnt heStatusdisplay. Als er een Alarm optreedt, verschijnt heAlarmdisplay.
Display lijnspanningen generator
Deze weergave toont de lijnspanningen van dgenerator.
Display controllertype en -versie
Deze weergave toont het controllertype en het ASWversienummer.
G L1-L2G L2-L3G L3-L1
400V400V400V
Qc20021.00.1
n
e
Display arbeidsfactor - frequentie
generator – frequentie net
Deze weergave toont de arbeidsfactor, de frequentievan de generator en de frequentie van het net (M f L1:enkel in AMF-modus).
Display één-lijnspanning - frequentie – actief vermogen
Deze weergave toont één-lijnspanning, frequentie enactief vermogen van de generator.
PFG f L1M f L1
0.0050Hz50Hz
G L1-L2G f L1P
400V50Hz80kW
- 26 -
Display LOG-lijst
Deze weergave toont het alarmgeheugen dat kanworden geopend.U vindt een overzicht in “LOG-lijst” op pagina 34.
Display Servicetimer 1 &
Servicetimer 2
Deze weergave toont de beide servicetimers. Deservicetijdaanduiding verschijnt wanneer deservicetijd is verstreken. Ze kan worden verwijderddoor de timers te resetten of deservicetimeraanduiding te bevestigen.
De servicetimers tellen af en geven een alarmwanneer de ingestelde waarde 0 (nul) is bereikt.De servicetimers kunnen worden gereset via hetParameterdisplay.
Display batterijspanning
Deze weergave toont de batterijspanning ebedrijfsuren.
Display Brandstofpeil
Deze weergave toont het brandstofpeil en dbedrijfsuren.
Display kWh-teller
Deze weergave toont de kWh-teller.
LOG List
Service 1Service 2
59h59h
13.2 VBattery00168.1h
75%Fuel00168.1h
E 4860kWh
t
e
Beschrijving menu's Qc2002™
Statusdisplay (pop-upvenster)
Wanneer er een bijzondere status wordt geactiveerd,verschijnt er automatisch een pop-upvenster zolangde status actief is.Het achterliggende scherm wordt niet geactualiseerd,zolang het statusvenster actief is.
Deze bijzondere statussen zijn:
VOORVER-WARMEN
TIMER START UIT/VERLENGDE STOP
AFKOELEN
- 27 -
Display actief – reactief - schijnbaar
vermogen
Deze weergave toont het actief, reactief en schijnbaarvermogen van de generator.
Display generatorstroom
Deze weergave toont de generatorstroom.
Display fasespanningen net
Deze weergave toont de fasespanningen van het net(enkel getoond in AMF-modus).
Display lijnspanningen net
Deze weergave toont de lijnspanningen van het ne(enkel getoond in AMF-modus).
Display fasespanningen generator
Deze weergave toont de fasespanningen van dgenerator.
PQS
80kW0kVAr80kVA
G I1G I2G I3
100A100A100A
M L1-NM L2-NM L3-N
230V230V230V
M L1-L2M L2-L3M L3-L1
400V400V400V
G L1-NG L2-NG L3-N
230V230V230V
r,
=
//l
ep
nte
:
Automatische inschakeling bij netstoring
(AMF)
– Deze toepassing is alleen mogelijk in combinatiemet de Auto-modus. Indien de Manuelebedrijfsmodus is geselecteerd, zal de AMF-werking NIET werken!
– Wanneer het net de gedefinieerde grenzen vanspanning/frequentie... overschrijdt gedurende eengedefinieerde vertragingstijd, zal de generator delast automatisch overnemen.
– Wanneer de netspanning gedurende een bepaaldetijd terugkeert binnen de vastgelegde periode, zalde generator de belasting overdragen, alvorenszich los te koppelen en weer over te schakelen ophet net.
– De generator zal dan overgaan tot afkoeling enstoppen.
– Bedrading van de installatie: zie het elektrischeschema 9822 0992 79/00 voor de correcteverbindingen.
Vertraging geluidsalarm
In dit menu wordt de vertragingstijd ingesteld,gedurende welke het algemene alarmrelaisbekrachtigd blijft (indien aanwezig). Als deze tijd op0,0s wordt ingesteld, blijft het algemene alarmrelaiscontinu bekrachtigd.
Horn Delay0.0s 20.0s 990.0s
- 28 -
Zodra de bijzondere status is afgelopen, keert deactieve weergave automatisch terug.Als er een Alarm optreedt, verschijnt hetAlarmdisplay.
Parameterlijst
De Parametermenu's zijn voorgeprogrammeerd!
Om een instelling te kunnen wijzigen moet u eerst eenwachtwoord ingeven (gebruikerswachtwoord =2003).
In de parameterlijst verliest de drukknopAUTOMATISCH zijn normale functie en kan hij nietworden gebruikt.
Met behulp van de drukknoppen OMHOOG enOMLAAG kunt u de configuratiemenu's doorlopen.Wanneer u op ENTER drukt, wordt het weergegevenconfiguratiemenu geactiveerd.Displaymenu's in de Parameterlijst:
Generatorset-modus
In dit menu kan de modus van de machine wordengewijzigd. In de Qc2002™ module kunnen 2toepassingsmodi worden geselecteerd:
Eilandwerking
– Dit bedrijfstype wordt geselecteerd vootoepassingen met start ter plaatse/van op afstandzonder het net (= autonoom).• Gecombineerd met Manuele bedrijfsmodus
werking met Lokale Start. • De sequenties start / stop
Generatorschakelaar sluiten Generatorschakelaar openen kunnen manueegeactiveerd worden.
• Gecombineerd met Automatischbedrijfsmodus = werking met Start vanoafstand.
– Het startsignaal vanop afstand kan wordegegeven met een externe schakelaar. Na hestarten van de generator zal dGeneratorschakelaar automatisch sluiten.
– Bedrading voor werking met Start vanop Afstandverbind de RS-schakelaar met X25.9 & X25.10.
Genset ModeIsland Island AMF
e
nnse
Maximale netfrequentie
In dit menu wordt de maximumgrens voor denetfrequentie in % van de nominale frequentie (inAMF-Auto) ingesteld.
Minimale netfrequentie
In dit menu wordt de minimumgrens voor denetfrequentie in % van de nominale frequentie (inAMF-Auto) ingesteld.
MF high freq100% 110 120%
MF low freq80% 90 100%
- 29 -
Bedrijfsuren aanpassen
In dit menu kan het aantal bedrijfsuren wordenaangepast. De bedrijfsuren kunnen enkel wordenverhoogd, niet verlaagd.
Reset servicetimer 2
Reset servicetimer 1
In deze menu's worden de servicetimers gereset.Nadat een servicetimeralarm is afgegaan enbevestigd, wordt de servicetimer automatisch gereset.
Eenheidsmenu
In dit menu kunt u selecteren in welke eenheden ddruk- en temperatuurwaarden worden aangeduid.
Taalkeuze
In de fabriek wordt de taal op pictogrammeingesteld, maar er kunnen nog 6 andere talen wordegeselecteerd: Engels, Frans, Duits, Italiaans, Spaanen Cyrillisch (Russisch). Alle informatie in dParameterlijst is altijd in het Engels.
Running TimeCur. 168 20000
St 2 ResetNo No Yes
St 1 ResetNo No Yes
UnitC/bar C/bar F/psi
LanguageEnglish
en
en
Vertragingstijd netspanning
In dit menu wordt de vertragingstijd ingesteld,gedurende welke de netspanning opnieuw binnen hettoegelaten bereik moet liggen, voordat er opnieuwwordt overgeschakeld van generator naar net (inAMF-Auto). Tijdens deze vertragingstijd knippert denet-LED groen.
Vertragingstijd maximale netspanning
In dit menu wordt de vertragingstijd ingesteld,gedurende welke de netspanning de maximumgrensmag overschrijden of onder de minimumgrens magdalen, voordat er wordt overgeschakeld van net naargenerator (in AMF-Auto). Tijdens dezevertragingstijd knippert de net-LED rood.
M volt delay10s 30 9900s
MF volt delay1.0s 2.0 990.0s
- 30 -
Vertragingstijd netfrequentie
In dit menu wordt de vertragingstijd ingesteld,gedurende welke de netfrequentie opnieuw binnenhet toegelaten bereik moet liggen, voordat er opnieuwwordt overgeschakeld van generator naar net (inAMF-Auto). Tijdens deze vertragingstijd knippert denet-LED groen.
Vertragingstijd maximale netfrequentie
In dit menu wordt de vertragingstijd ingesteld,gedurende welke de netfrequentie de maximumgrensmag overschrijden of onder de minimumgrens magdalen, voordat er wordt overgeschakeld van net naargenerator (in AMF-Auto). Tijdens dezevertragingstijd knippert de net-LED rood.
Maximale netspanning
In dit menu wordt de maximumgrens voor dnetspanning in % van de nominale spanning (iAMF-Auto) ingesteld.
Minimale netspanning
In dit menu wordt de minimumgrens voor dnetspanning in % van de nominale spanning (iAMF-Auto) ingesteld.
M freq delay10s 30 9900s
MF freq delay1.0s 2.0 990.0s
MF high volt100% 110 120%
MF low volt80% 90 100%
Onderspanning vertraging
Onderspanning instelpunt
Overfrequentie activeren
Overfrequentie foutklasse
< Volt Delay0 1 99
< Volt SP0 450 999
> Freq enableEnable enable disable
> Freq FCwarning warning shutdown
- 31 -
Overspanning activeren
Overspanning foutklasse
Overspanning vertraging
Overspanning instelpunt
Onderspanning activeren
Onderspanning foutklasse
> Volt enableEnable enable disable
> Volt FCwarning warning shutdown
> Volt Delay0 1 99
> Volt SP0 450 999
< Volt enableEnable enable disable
< Volt FCwarning warning shutdown
Alarmdisplay (pop-upvenster)
Wanneer er een Alarm optreedt, verschijnt erautomatisch een pop-upvenster zolang het alarmactief is, ongeacht welke weergave er actief is. Derode alarm-LED begint te knipperen. Dealarmpictogrammen verschijnen met daarnaast eenbevestigingsvakje. Druk op ENTER om het alarm tebevestigen. Nadat het alarm werd bevestigd,verschijnt er een V-teken in het selectievakje en gaatde rode alarm-LED continu branden.
U kunt het Alarmdisplay altijd verlaten met een drukop de TERUG-knop.
Als er meer dan één alarm actief wordt, kunt u dealarmmeldingen doorlopen met de drukknoppenOMHOOG en OMLAAG. Het meest recente alarmverschijnt onderaan in de lijst (dus het oudste alarmblijft op het display staan wanneer er een recenteralarm optreedt).
Als er één of meer alarmen actief zijn, verschijnt errechts op het display een pijl.
Een alarm moet altijd wordenbevestigd, voordat de oorzaak vanhet alarm wordt opgelost. !
- 32 -
Overfrequentie vertraging
Overfrequentie instelpunt
Onderfrequentie activeren
Onderfrequentie foutklasse
Onderfrequentie vertraging
Onderfrequentie instelpunt
> Freq Delay0 1 99
> Freq SP0 38 70
< Freq enableEnable enable disable
< Freq FCwarning warning shutdown
< Freq Delay0 1 99
< Freq SP0 38 70
SERVICETIMER 2
MOTORALARM
NOODSTOP
MISLUKTE START
MISLUKTE STOP
HZ/V STORING
- 33 -
De volgende algemene groepen alarmen
bestaan:
– Waarschuwing: Alarm-LED licht op +Alarmverster verschijnt op het display +Alarmrelais wordt bekrachtigd (indien ingesteld)
– Schakelen van GB: ‘Waarschuwings’-acties +Generatorschakelaar gaat open
– Schakelen en stoppen: Acties ‘Schakelen van GB’+ generator stopt na afkoeling
– Stillegging: Acties ‘Schakelen van GB’ +generator stopt onmiddellijk
Lijst van mogelijke alarmen:z
LAGE OLIEDRUK
HOGE KOELVLOEI-STOFTEMPE-RATUUR
OPLADEN ALTERNATOR
LAAG BRANDSTOF-NIVEAU
GENERATOR-OVERSPANNING
GENERATOR-ONDERSPAN-NING
GENERATOR-OVERFRE-QUENTIE
GENERATOR-ONDERFRE-QUENTIE
SERVICETIMER 1
e
n
Foutklassen
Alle geactiveerde alarmen van de Qc2002™omvatten een voorgedefinieerde foutklasse.
Alle alarmen worden geactiveerd volgens een van deonderstaande statussen:– alarm gedeactiveerd, geen alarmbewaking (OFF)
– alarm ingeschakeld, doorlopend bewaking van hetalarm (ON)
– alarm bij generatorwerking, alleen bewakingwanneer de generator draait (RUN)
- 34 -
LOG-lijst
De machine houdt een gebeurtenissenlog bij van dlaatste 30 gebeurtenissen.
Gebeurtenissen zijn:– uitschakelingen– reset servicetimer 1/2
Het actuele tijdstip van de gebeurtenis wordt samemet de gebeurtenis opgeslagen.
OLIEPEIL
OLIETEMPE-RATUUR
1 Controllertype2 Gebeurtenisnummer3 Gebeurtenis4 Datum en tijd van de gebeurtenis
Time: 27/6 14:27
EVENT LOG #04 WaterQc2002
4
1
3
2
,tee,rt.d
Ere
n.nen).dteeet
S13......Blokkeerschakelaar voor beveiliging
tegen aardsluiting (N13)
Deze schakelaar bevindt zich in de kast en isaangeduid met I∆N.
Stand O: Hoofdstroomonderbreker Q1wordt niet uitgeschakeld in geval vanaardsluiting.
Stand 1: Hoofdstroomonderbreker Q1 wordtuitgeschakeld in geval van aardsluiting.
Stand O wordt enkel gebruikt in hetgeval van een externe beveiligingtegen aardsluiting (v.b. geïntegreerdin een verdeelbord).Als S13 in stand O staat, is een goedeaarding van groot belang voor deveiligheid van de gebruiker. Hetinoperationeel maken van elkebeveiliging tegen aardsluiting kantot ernstig letsel leiden en zelfs dedood van diegene die de eenheid ofbelasting aanraakt, tot gevolghebben.
!
- 35 -
Uitgangsklemmenbord
Het optionele uitgangsklemmenbord bevindt zichonder het bedienings- en controlepaneel.
S2 ....... Noodstopknop
Druk de knop in om de generator in gevalvan nood te stoppen. Werd de knopingedrukt, dan moet hij ontgrendeld wordendoor hem tegen de wijzers van de klok in tedraaien, vooraleer de generator opnieuw kangestart worden. De noodstopknop kan in devergrendelde positie vastgezet worden metbehulp van de sleutel om gebruik dooronbevoegden te vermijden.
Q1 .......Hoofdstroomonderbreker
Onderbreekt de energievoorziening naar X1wanneer er zich een kortsluiting voordoeaan de zijde van de belasting of wanneer daardlekdetector (30 mA) of doverstroombeveiliging (QAS 14: 20 AQAS 20: 32 A) in werking treedt of wanneede shunt magneetspoel bekrachtigd wordHij dient met de hand te worden teruggestelzodra het probleem verholpen is.
X1 .......Netvoeding (400 V AC)
Klemmen L1, L2, L3, N (= nulleider) en P(= aarding), bevinden zich achter de deuvan het controlepaneel en achter een kleindoorzichtige deur.
N13 .....Aardlekdetector
Detecteert en duidt op een aardlek eactiveert de hoofdstroomonderbreker Q1Het detectieniveau kan vast wordeingesteld op 30 mA met onmiddellijkuitval, maar is ook instelbaar tussen 0,1 A e1 A met een uitvalvertraging (0 - 0,5 secN13 moet met de hand worden teruggestelna oplossing van het probleem (door heindrukken van resettoets R). Deze detectikan worden opgeheven met daardlekschakelaar (S13, I∆N). Dezschakelaar moet maandelijks worden getes(door een druk op de testtoets T).
L1 L2 L3 N PE
Reset
Test
On
Fault
H0
S20
F10
Q1
X1
N13
P4 P3
0 0
20
40
80
100
200
VA
300
400 500
Qc 1002145
N13
S13
Q1
X1
S2
Installatie
– Plaats de generator op een horizontale, effen enstabiele bodem.
– De deuren van de generator moeten geslotenblijven, om binnendringen van water en stof tevoorkomen. Binnendringend stof verkort delevensduur van de filters en kan de werking vanuw generator nadelig beïnvloeden.
– Controleer dat de motoruitlaat niet op personengericht is. Wordt de generator binnen opgesteld,plaats dan een uitlaatpijp van voldoende diameterom de uitlaatgassen naar buiten te leiden. Zorgvoor voldoende ventilatie en let erop dat dekoellucht niet opnieuw wordt aangezogen. Neemindien nodig contact op met Atlas Copco.
– Laat voldoende ruimte vrij voor bediening,controle en onderhoud (minstens 1 meter aan elkezijde).
– Controleer of het interne aardingssysteembeantwoordt aan de plaatselijke wetgeving.
Wordt de generator gebruikt in eenander netstroomsysteem, bv. een IT-systeem, moeten andere specifiekvoor deze types van systemenvereiste beveiligingen voorzienworden. In ieder geval mag deverbinding tussen de nulleider (N) ende aardklemmen op hetklemmenbord enkel door eengeschoolde elektricien wordenverwijderd.
- 36 -
Lekkagevrij
Een lekvrij balkraam met vorkheftrucksleuven laat deklant toe om de generator gemakkelijk te vervoerenmet een vorkheftruck.
Dit voorkomt morsen van motorvloeistoffen.
Elektronische snelheidsregelaar
De elektronische snelheidsregelaar zorgt voor eenvaste uitgangsfrequentie van de generator (50 Hz/60 Hz), onafhankelijk van de grootte van debelasting.
Bedieningsinstructies
In uw eigen voordeel, volg steedsnauwgezet de toepasselijkeveiligheidsinstructies. Laat degenerator nooit werken bij waardendie buiten de in de TechnischeGegevens vermelde grenzen liggen.De plaatselijke voorschriftenbetreffende het opstellen vanlaagspanningskrachtinstallaties(beneden 1000 V) moeten nageleefdworden bij het aansluiten vanstroomverdeelborden, schakelappa-ratuur of belastingen aan degenerator. Bij elke start en telkens eennieuwe belasting wordt aangesloten,moet de aarding van de generatorgecontroleerd worden. Het aardenmoet gebeuren via de aardingsstaafof, indien voorhanden, via eengeschikt bestaand aardingssysteem.Het beveiligingssysteem tegen te hogecontactspanningen is slechts effectief,wanneer een aangepaste aarding isvoorzien. De generator is bedraadvoor een TN-systeem overeenkomstigIEC 364-3, d.w.z. één punt in deenergiebron direct geaard - in ditgeval de nulleider. De blankegeleidende delen van het elektrischsysteem moeten direct verbondenworden met de functionele aarding.
!
nt-
en.neenc
lne-tnnnr
De minimaal toelaatbare kabeldoorsnede en deovereenkomstige maximale lengte van kabels enleidingen voor meeraderige kabels of kabels van hettype H07 RN-F, zijn, bij nominale stroom (20 A),voor een spanningsval e van minder dan 5% en eenarbeidsfactor van 0,80, respectievelijk 2,5 mm² en144 m. Indien er elektrische motoren gestart worden,is het aangewezen een kabel van een zwaarder type tegebruiken.De spanningsval door een kabel kan als volgtberekend worden:
e = Spanningsval (V)I = Nominale stroom (A)L = Lengte van kabels (m)
R = Weerstand (Ω/km overeenkomstig VDE 0102)X = Reactantie (Ω/km overeenkomstig VDE 0102)
50 138 155 13870 176 191 17095 212 228 205
Kabel Max. stroom (A) (mm²) Meeraderig Eénaderig H07 RN-F
e 3 I L R ϕcos⋅ X ϕsin⋅+( )⋅ ⋅ ⋅1000
------------------------------------------------------------------------------=
- 37 -
– Gebruik koelvloeistof voor hetmotorkoelsysteem. Raadpleeg demotorhandleiding voor het juistekoelvloeistofmengsel.
– Controleer of alle bouten en moeren goedaangedraaid zijn.
– Installeer de aardingsstaaf zo dicht mogelijk bij degenerator en meet zijn diffusieweerstand (max. 1kΩ), teneinde geen contactspanning te hebbenhoger dan 25 V bij 30 mA lekstroom.
– Controleer dat het kabeleinde van de aardingsstaafmet de aardingsklem verbonden is.
Aansluiten van de generator
Maatregelen bij niet-lineaire en
gevoelige belastingen
De meest voorkomende niet-lineaire, driefasigebelastingen zijn thyristor-/gelijkrichtergestuurdebelastingen zoals omvormers die spanning leverenaan motoren met variabele snelheid,ononderbreekbare vermogenstoevoeren entelecommunicatievoedingen. Gasontladingslampenin éénfasige circuits genereren hoge derdeharmonischen en risico tot overmatige nulstromen.De meest voorkomendespanningsvervormingsgevoelige belastingen zijngloeilampen, gasontladingslampen, computers,röntgenapparatuur, geluidsversterkers en liften.
Neem contact op met Atlas Copco voor de te nememaatregelen tegen de negatieve invloed van deze nielineaire belastingen.
Kwaliteit, minimum doorsnede en
maximale lengte van de kabels
De op het klemmenbord van de generator aan tsluiten kabel moet gekozen worden iovereenstemming met de plaatselijke voorschriftenHet type kabel, zijn nominale spanning estroombelastbaarheid worden mede bepaald door dinstallatieomstandigheden, de belasting en domgevingstemperatuur. Als soepele draden moeterubberaderdraden van het type H07 RN-F (CeneleHD.22) gebruikt worden, of een betere kwaliteit.Als voorbeeld toont de volgende tabel de maximaatoelaatbare driefasige stroom (in A), bij eeomgevingstemperatuur van 40°C, voor de vermeldkabeltypes (meeraderige en éénaderige PVCgeïsoleerde draden en meeraderige draden van hetype H07 RN-F) en kabeldoorsneden, iovereenstemming met de installatiemethode C3 vade norm VDE 0298. De lokale voorschriften zijn vatoepassing indien ze strikter zijn dan de hierondevoorgestelde.
Niet-lineaire belastingen wekkenstromen met harmonischen op diestoring veroorzaken in de golfvormvan de opgewekte spanning.
!
Kabel Max. stroom (A) (mm²) Meeraderig Eénaderig H07 RN-F
2,5 22 25 214 30 33 286 38 42 3610 53 57 5016 71 76 6725 94 101 8835 114 123 110
Voor het starten
– Als de generator waterpas staat, controleer hetmotoroliepeil en vul bij indien nodig. Het oliepeilmoet in de buurt komen van het max. streepje opde motoroliepeilstok, maar niet hoger.
– Controleer het koelvloeistofpeil in deexpansietank van het motorkoelsysteem. Hetkoelvloeistofpeil moet in de buurt komen van deFULL (vol) markering. Vul koelvloeistof bij,indien nodig.
– Tap koelvloeistof en bezinksel af uit debrandstofvoorfilter. Controleer het brandstofpeilen vul bij indien nodig. Het is aanbevolen de tankop het einde van elke werkdag bij te vullen om hetcondenseren van koelvloeistofdamp in een bijnalege tank te voorkomen.
– Controleer de vacuümverklikker van deluchtfilter. Indien het rode deel volledig zichtbaaris, het filterelement vervangen.
– Druk de lippen van de stofklep van de luchtfiltersamen om stofafzetting te verwijderen.
– Controleer de generator op lekken, of alledraadklemmen vast aangedraaid zijn, enz.Corrigeer waar nodig.
– Controleer of de zekering F10 niet is geactiveerden of de noodstopknop ontgrendeld (UIT) is.
– Controleer of de belasting uitgeschakeld is.– Controleer of de stroomonderbreker Q1
uitgeschakeld is.– Controleer of de beveiliging tegen aardsluiting
(N13) niet geschakeld heeft (terugstellen indiennodig).
- 38 -
Aansluiten van de belasting
Lokaal stroomverdeelbord
Als er contactdozen aanwezig zijn, moeten dezevoorzien worden op een stroomverdeelbord datgevoed wordt via het klemmenbord van de generatoren dat moet beantwoorden aan de plaatselijkevoorschriften voor krachtinstallaties opbouwterreinen.
Beveiliging
– Controleer of frequentie, spanning en stroom metde nominale waarden van de generatorovereenstemmen.
– Zorg voor een lastkabel die niet te lang is en leghem uit op een veilige manier en zonderwindingen.
– Open de deur van het bedienings- encontrolepaneel alsook de doorzichtige deur voorhet klemmenbord X1.
– Voorzie de draadeinden van kabelschoenen diegeschikt zijn voor de kabelklemmen.
– Maak de klembeugel los en duw de draadeindenvan de lastkabel door de opening en deklembeugel.
– Verbind de draden met de juiste klemmen (L1, L2,L3, N en PE) van X1 en draai de bouten vast.
– Span de klembeugel aan.– Sluit de doorzichtige deur voor X1.
Uit veiligheidsoverwegingen is hetnodig in elk belastingscircuit eenscheidingsschakelaar ofstroomonderbreker te voorzien. Delokale wetgeving kan het gebruik vanvergrendelbare scheidingsschakelaarsverplichten.
!
e
f
gnt
een
nrd
git,
Stoppen van de Qc1002™
Om de eenheid lokaal te stoppen, gaat u als volgt te werk:
– Schakel de belasting uit.– Schakel stroomonderbreker Q1 uit.
– Laat de motor gedurende 5 minuten draaien.– Draai de startschakelaar S20 in de stand O (UIT).– Vergrendel de zijdeuren en de deur van het
bedienings- en controlepaneel, om toegang vooronbevoegden te vermijden.
Ga als volgt te werk om de generator te stoppen als de startschakelaar in
de stand staat:
– Schakel de belasting uit.– Stop de motor door de start/stop-
afstandsschakelaar in de stopstand te zetten ofdoor de startschakelaar S20 in de stand O (UIT) tezetten.
– Afkoelperiode standaard 15 sec.
– Vergrendel de zijdeuren en de deur van hetbedienings- en controlepaneel, om toegang vooronbevoegden te vermijden.
- 39 -
Bediening Qc1002™
Starten Qc1002™
Om de eenheid lokaal op te starten, gaat u als volgt te werk:
– Schakel de batterijschakelaar in, indien vantoepassing.
– Schakel stroomonderbreker Q1 uit. Dit is nietnodig als er een installatieschakelaar geïnstalleerdis tussen Q1 en de belasting.
– Draai schakelaar S20 in stand I (AAN). Degenerator start een voorverwarmingscyclus die 12seconden duurt.
– Na de voorverwarming zal de generator starten.De startpoging zal maximaal 12 seconden duren.
– Schakel stroomonderbreker Q1 in.
Om de eenheid vanop afstand op te starten, gaat u als volgt te werk:
– Plaats de startschakelaar S20 in de stand .– Schakel stroomonderbreker Q1 in.– Zet de schakelaar start/stop vanop afstand in stand
start. De generator start eenvoorverwarmingscyclus die 12 seconden duurt.
– Na de voorverwarming zal de generator starten.De startpoging zal maximaal 12 seconden duren.
– Er kan een externe schakelaar worden aangeslotenen gestuurd door de Qc1002™ .
Tijdens de werking van Qc1002™
Controleer regelmatig volgende punten:– Controleer de aflezingen op de meters en d
lampen.
– Controleer of er geen olie-, brandstof- okoelvloeistoflekken zijn.
– Vermijd lange perioden met lage belastin(< 30%). In dit geval kan dit leiden tot een val vade output en een hoger olieverbruik van hetoestel.
– Controleer m.b.v. de generatormeters of dspanning tussen de fasen gelijk is en de nominalstroom in de derde fase (L3) niet overschredewordt.
– Indien er éénfasige belastingen aangesloten zijaan de uitgangsklemmen van de generator, zorg edan voor dat de belastingen gelijkmatig verdeelzijn.
Als stroomonderbrekers tijdens de werkinworden geactiveerd, schakel dan de belasting uen stop de generator. Nakijken en, indien nodigde belasting verminderen.
Vermijd dat de motor zonderbrandstof komt te staan. Mocht dittoch gebeuren, dan kan voorinspuitenhet starten versnellen.
Tijdens de werking mogen dedeuren van de generator slechtskortstondig geopend blijven ombijv. routinecontroles uit te voeren.
!
!
e
pn
prt
e
..
Tijdens de werking van Qc2002™
Controleer regelmatig volgende punten:– Controleer de aflezingen op de meters en de
lampen.
– Controleer of er geen olie-, brandstof- ofkoelvloeistoflekken zijn.
– Vermijd lange perioden met lage belasting (<30%). In dit geval kan dit leiden tot een val van deoutput en een hoger olieverbruik van het toestel.
– Controleer m.b.v. de generatormeters of despanning tussen de fasen gelijk is en de nominalestroom in de derde fase (L3) niet overschredenwordt.
– Indien er éénfasige belastingen aangesloten zijnaan de uitgangsklemmen van de generator, zorg erdan voor dat de belastingen gelijkmatig verdeeldzijn.
Als stroomonderbrekers tijdens de werkingworden geactiveerd, schakel dan de belasting uiten stop de generator. Nakijken en, indien nodig,de belasting verminderen.
Vermijd dat de motor zonderbrandstof komt te staan. Mocht dittoch gebeuren, dan kanvoorinspuiten het starten versnellen.
Tijdens de werking mogen dedeuren van de generator slechtskortstondig geopend blijven ombijv. routinecontroles uit te voeren.
!
!
- 40 -
Bediening Qc2002™
Starten van de Qc2002™
Om de eenheid lokaal op te starten, gaat u als volgt te werk:
– Schakel de batterijschakelaar in.– Schakel stroomonderbreker Q1 uit. Dit is niet
nodig als er een installatieschakelaar geïnstalleerdis tussen Q1 en de belasting.
– Draai schakelaar S20 in stand I (AAN). DeQc2002™ module komt onder spanning.
– De generator kan manueel worden gestart met eendruk op de START-knop op de Qc2002™module.
– De generator start een voorverwarmingscyclus die12 seconden duurt.
– Na de voorverwarming zal de generator starten.De startpoging zal maximaal 12 seconden duren.
– Schakel stroomonderbreker Q1 in, als er geeninstallatieschakelaar is geïnstalleerd.
Om de eenheid vanop afstand op te
starten, gaat u als volgt te werk:
– Draai schakelaar S20 in stand I (AAN). DQc2002™ module komt onder spanning.
– Schakel stroomonderbreker Q1 in.– Voor start op afstand:
• Zet de unit in Eiland-modus. Druk op de knoAUTOMATISCH. Start de machine met eeexterne schakelaar.
of• Zet de unit in AMF-modus. Druk op de kno
AUTOMATISCH. De machine staautomatisch bij een netstoring.
– De generator start een voorverwarmingscyclus di12 seconden duurt.
– Na de voorverwarming zal de generator startenDe startpoging zal maximaal 12 seconden duren
e
tr
- 41 -
Stoppen van de Qc2002™
Om de unit te stoppen, gaat u als volgt te werk:
– Schakel de belasting uit.– Schakel stroomonderbreker Q1 uit.
– Laat de motor gedurende 5 minuten draaien.– Stop de motor met een druk op de STOP-knop op
de Qc2002™ module.
– Zet de startschakelaar S20 in de stand O (UIT) omde spanning van de Qc2002™ module uit teschakelen.
– Vergrendel de zijdeuren en de deur van hetbedienings- en controlepaneel, om toegang vooronbevoegden te vermijden.
Ga als volgt te werk om de generator
te stoppen, wanneer de Qc2002™ module in de AUTOMATISCHE
bedrijfsmodus staat:
– Schakel de belasting uit.– Voor start op afstand: – In de Eiland-modus kunt u de machine stoppen
met de externe schakelaar.– In de AMF-modus zal de machine automatisch
stoppen zodra de netspanning terugkeert.
– Afkoelperiode standaard 15 sec.– Zet de startschakelaar S20 in de stand O (UIT) om
de spanning van de Qc2002™ module uit tschakelen.
– Vergrendel de zijdeuren en de deur van hebedienings- en controlepaneel, om toegang vooonbevoegden te vermijden.
Wanneer de generator in deautomatische modus wordt gestoptmet de STOP-knop, gaat hijautomatisch over naar de manuelemodus.
!
stand O staat en er geen elektrisch vermogen aanwezig
edere 500 uur of
jaarlijks
Iedere 1000 uur of 24
maanden
2912 6382 05 2912 6383 05
elen bevatten. Deze onderhoudskits bieden het voordeel rijs in vergelijking met die van losse onderdelen.
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
- 42 -
Onderhoud
Onderhoudsschema
Alvorens over te gaan tot het onderhoud, dient u te verzekeren dat de startschakelaar in de is op de klemmen.!
Onderhoudsschema DagelijksI
Onderhoudskit -
Voor de belangrijkste ondergehelen heeft Atlas Copco een aantal onderhoudskits samengesteld die alle slijtdvan originele onderdelen, verlagen de administratiekosten en worden u aangeboden tegen een verminderde pRaadpleeg de onderdelenlijst voor meer informatie over de inhoud van de service kits.
Controleer op lucht-, brandstof-, koelvloeistof- of olielekken x
Controleer het olie- en koelvloeistofpeil x
Controleer brandstoffilter/waterafscheider en tap eventueel water af x
Reinig luchtreiniger en stofvanger x
Controleer vacuümverklikker x
Inspecteer de machine rondom visueel x
Ververs de motorolie (1)
Vervang het motoroliefilter (1)
Controleer/reinig radiator/koelers
Controleer spanning en staat van de aandrijfriem/vervang deze
Smeer deurscharnieren en -grendels
Vervang het brandstoffilterelement
Vervang het brandstofvoorfilterelement
Controleer het elektrolytpeil en de accupolen
Controleer de motorbevestiging
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x x
x
x
x
x
x
eratoren in standby-toepassingen moeten regelmatigden getest. Laat de motor ten minste eenmaal pernd minstens 30 minuten draaien bij hoge belasting
- 70%), zodat de motor zijn normale bedrijfstempe-ur bereikt.
- 43 -
Controleer het carterventilatiesysteem
Controleer de toestand van de koelventilator
Drukproef koelsysteem
Controleer de elektrische aarding van de motor
Vervang het luchtfilterelement (2)
Meet de isolatieweerstand van de alternator
Controleer het glycolgehalte in de koelvloeistof (4)
Controleer de PH-waarde van de motorkoelvloeistof (4)
Bewaak de isolatieweerstand van de hoofdalternator
Vervang het veiligheidspatroon
Controleer de alternator en startmotor
Controleer de elektrische kabels op stevige bevestiging en slijtage
Test de thermostaten
Test de gloeibougies
Inspectie door Atlas Copco onderhoudstechnieker
Genwormaa(50%ratu
!
Motor Type smeermiddel
tussen 0°C en 40°C PAROIL 15W40
tussen -25°C en 40°C PAROIL 5W40
Minerale en synthetische oliënmogen niet worden gemengd.Opmerking:Wanneer u van minerale opsynthetische olie overgaat (ofomgekeerd), zult u een extraspoeling moeten uitvoeren.Nadat u de volledige procedure voorovergang op synthetische olie heeftuitgevoerd, de eenheid gedurendeenkele minuten laten draaien omeen goede en volledige circulatie vande synthetische olie te verkrijgen.Tap vervolgens de synthetische olieopnieuw af en vul opnieuw metverse synthetische olie. Ga volgensde normale procedure te werk omde correcte oliepeilen regelen.
!
- 44 -
Opmerkingen:
In omgevingen met veel stof gelden dezeonderhoudsintervallen niet. Controleer en/of vervangde filters en reinig de radiator regelmatig.
(1) Tijdens de motorinloopperiode moet u de olie enhet oliefilter een eerste keer vervangen na max.50 bedrijfsuren.
(2) In een stoffige bedrijfsomgeving moet hetluchtfilter sneller worden vervangen.
(3) De pakkingen van het kleppendeksel kunnenopnieuw gebruikt worden, na het afregelen vande klepspeling.(Pakking kleppendeksel: QAS 14 - 2913 3074 00& QAS 20 - 2913 3075 00).
(4) Vul koelvloeistof bij of ververs ze, indien nodig.
Onderhoud van de motor
Raadpleeg de bedieningshandleiding van de motorvoor het volledig onderhoud alsook de instructiesvoor het verversen van de olie en de koelvloeistof envoor het vervangen van de lucht-, olie- enbrandstoffilters.
(*) Meten van de
isolatieweerstand van de
alternator
Om de isolatieweerstand van de alternator te metenheeft men een 500 V weerstandsmeter nodig.Indien de N-klem met het aardingssysteem verbondenis, moet ze van de aardklem losgekoppeld worden.Koppel de AVR los.Verbind de weerstandsmeter tussen de aardklem ende klem L1 en genereer een spanning van 500 V. Opde schaal moet een weerstand van minstens 5 MΩworden aangegeven.
Raadpleeg de bedienings- en onderhoudshandleidingvan de alternator voor meer details.
Specificaties van de motorolie
Het verdient aanbeveling hoogwaardige minerale,hydraulische of synthetische koolwaterstofolie metroest- en oxidatiewerende middelen en antischuim-en antislijtagekenmerken te gebruiken.Het viscositeitsgetal moet aan de omgevings-temperatuur en aan ISO 3448 als volgt voldoen:
Het verdient ten strengsteaanbeveling de smeeroliën van hetmerk Atlas Copco te gebruiken.!
re
e-en
eese
rsgij
Controle van het motoroliepeil
Raadpleeg de handleiding van de motor voor deoliespecificaties, de viscositeitsaanbevelingen en deolieverversingsbeurten.
Voor de intervallen, zie hoofdstuk“Onderhoudsschema” op pagina 42.Controleer het oliepeil overeenkomstig de instructiesin de handleiding van de motor en vul bij indiennodig.
Verversing van de motorolie en
vervanging van de oliefilter
Zie “Onderhoudsschema” op pagina 42.
LiterUS gal
UK gal
cu.ftBestel-
nummer
blik 5 1,3 1,1 0,175 1615 5953 00
blik 20 5,3 4,4 0,7 1615 5954 00
vat 210 55,2 46 7,35 1615 5955 00
- 45 -
Specificaties PAROIL
PAROIL van Atlas Copco is de ENIGE geteste engoedgekeurde olie die in alle motoren die in AtlasCopco-generatoren en -compressoren ingebouwdzijn, mag gebruikt worden.Uitgebreide testen in laboratoria enuithoudbaarheidstesten in exploitatie op Atlas Copco-producten hebben aangetoond dat PAROIL allesmeerbehoeften in uiteenlopende omstandighedentegemoetkomt. Zij voldoet aan de strengstekwaliteitscontrolespecificaties teneinde te garanderendat uw apparatuur betrouwbaar en soepel werkt.De hoogwaardige smeeradditieven in PAROIL latenlange olieverversingsbeurten toe zonder verlies vanprestatie of levensduur.
PAROIL beschermt tegen slijtage in extremeomstandigheden. Effectieve oxidatiebestendigheid,hoge chemische stabiliteit en roestwerende additievendragen bij tot het verminderen van decorrosievorming, ook in motoren die gedurende langeperiodes niet draaien.
PAROIL bevat hoogwaardige anti-oxidatiemiddelenteneinde de vorming van afzettingen, slib enverontreinigingen tegen te houden die zich bij zeerhoge temperaturen ontwikkelen.PAROIL reinigingsadditieven houden deslibpartikels in suspensie zodat ze de filter nietverstoppen en zich niet ophopen aan het kleppen/tuimelaardeksel.PAROIL evacueert het warmteoverschot op eenefficiënte manier, terwijl zij een uitstekendeschuurbescherming van de doorlaten blijft bieden omhet olieverbruik te beperken.
PAROIL heeft een uitstekende Total Base Numbe(TBN) retentie en meer alkaliteit om zuurvorming tbedwingen.PAROIL verhindert roetophoping.
PAROIL is geoptimaliseerd voor de meest recentlage emissie EURO -3 & -2, EPA TIER II & IIImotoren die gebruik maken van zwavelarmdieselbrandstof voor een lager olie- ebrandstofverbruik.
PAROIL 5W40 en PAROIL 15W40
Synthetische motorolie PAROIL 5W40
PAROIL 5W40 is een synthetische dieselmotorolivoor ultrahoog rendement met een hogviscositeitsindex. Atlas Copco PAROIL 5W40 iontwikkeld om een uitstekende smering tverschaffen bij het starten bij temperaturen rond de -25°C.
Minerale motorolie PAROIL 15W40
PAROIL 5W30 is een minerale dieselmotorolie voohoog rendement met een hoge viscositeitsindex. AtlaCopco PAROIL 15W40 is ontwikkeld om een hoorendements- en beschermingsniveau te verschaffen bstandaard omgevingsomstandigheden vanaf -15°C.
LiterUS gal
UK gal
cu.ftBestel-
nummer
blik 5 1,3 1,1 0,175 1604 6060 01
vat 210 55,2 46 7,35 1604 6059 01
te-
te
ensne
pnn
e.enn
eij
langdurige blootstelling aan hogebedrijfstemperaturen.PARCOOL EG bevat geen nitride of amines en isaldus niet schadelijk voor de gezondheid en hetmilieu. Haar langere levensduur reduceert dehoeveelheid koelvloeistof dat verbruikt en dusverwijderd moet worden en zodoende de nefasteimpacten op het milieu.
Om een afdoende bescherming te garanderen tegencorrosie, cavitatie en de vorming van afzettingen,moet de concentratie van de additieven in dekoelvloeistof tussen bepaalde grenswaarden liggen,zoals aangegeven in de richtlijnen van de fabrikant.Als de koelvloeistof enkel met water wordtaangevuld, verandert de concentratie, wat niet istoegestaan.
Vloeistofgekoelde motoren worden in de fabriek metdit type koelvloeistofmengsel gevuld.
LiterUS gal
UK gal
cu.ftBestel-
nummer
blik 5 1,3 1,1 0,175 1604 5308 00
blik 20 5,3 4,4 0,7 1604 5307 01
vat 210 55,2 46 7,35 1604 5306 00
- 46 -
Specificaties motorkoelvloeistof
Voor een goede warmteoverdracht en beschermingvan vloeistofgekoelde motoren, is het gebruik van dejuiste koelvloeistof essentieel. De koelvloeistof dievoor deze motoren wordt gebruikt, moet een mengselzijn van zuiver water (gedestilleerd of gedeïoniseerd),speciale koelvloeistofadditieven en, indien nodig, eenantivriesmiddel. Koelvloeistoffen die nietbeantwoorden aan de specificaties van de fabrikant,zullen leiden tot mechanische schade aan de motor.
Het vriespunt van de gebruikte koelvloeistof moetlager liggen dan de vriestemperatuur die in debetreffende streek kan optreden. Het verschil moetten minste 5°C zijn. Als de koelvloeistof bevriestkunnen het cilinderblok, de radiator of dekoelvloeistofpomp barsten.
Raadpleeg de handleiding van de motor en volg deaanwijzingen van de fabrikant.
Specificaties PARCOOL EG
PARCOOL EG is de enige koelvloeistof die is getesen goedgekeurd door alle motorfabrikanten dimomenteel de Atlas Copco-compressoren en generatoren uitrusten.
Atlas Copco's PARCOOL EG, een koelvloeistof meeen verlengde levensduur, is het nieuwe typorganische koelvloeistof dat is ontwikkeld omtegemoet te komen aan de behoeften van modernmotoren. PARCOOL EG kan lekkage te wijten aacorrosie, verhinderen. PARCOOL EG is eveneencompleet compatibel met alle types dichtingen epakkingen die zijn ontwikkeld om de verschillendmaterialen van een motor te verbinden.
PARCOOL EG is een gebruiksklare koelvloeistof obasis van ethyleenglycol, voorvermengd in eeoptimale verdunningsverhouding van 50/50, met eegegarandeerde antivriesbescherming tot -40°C.Vermits PARCOOL EG corrosie afremt, wordt dvorming van afzetting tot een minimum herleidZodoende wordt het probleem van vernauwing van dmotorkoelvloeistofleidingen en de radiator op eeefficiënte manier geëlimineerd, waarbij het risico vamotoroververhitting en -defect tot een minimumherleid wordt.Zij vermindert de slijtage van dwaterpompdichtingen en is voortreffelijk stabiel b
Verwijder de vuldop van hetkoelsysteem nooit terwijl dekoelvloeistof heet is.Het systeem kan onder druk staan.Verwijder de dop langzaam en alleenals de koelvloeistof opkamertemperatuur is. Als de druk inhet koelsysteem plots wordt afgelaten,kan er hete koelvloeistof uitspatten,wat tot persoonlijk letsel kan leiden.Het verdient ten strengsteaanbeveling koelvloeistof van hetmerk Atlas Copco te gebruiken.
!Meng nooit verschillendekoelvloeistoffen en meng dekoelvloeistofbestanddelen opvoorhand, niet rechtstreeks in hetkoelsysteem.
!
nee
3
e
nge
te
nef
Spoelen
– Spoel tweemaal met zuiver water. Gebruiktekoelvloeistof moet in overeenstemming met deregelgeving en de plaatselijke voorschriftenverwijderd of gerecycleerd worden.
– Raadpleeg het Atlas Copco Instructieboek voor debenodigde hoeveelheid PARCOOL EG en vul deboventank van de radiator.
– Er moet heel duidelijk gesteld worden dat hetrisico op verontreiniging sterk verminderd als hetsysteem goed is schoongemaakt.
– In geval er een bepaalde hoeveelheid van de‘andere’ koelvloeistof in het systeem achterblijft,zal de koelvloeistof met de mindereeigenschappen de kwaliteit van de ‘gemengde’koelvloeistof beïnvloeden.
Vullen
– Teneinde een goede werking en een goedeontluchting te garanderen moet men de motorlaten draaien tot de normale bedrijfstemperatuurbereikt is. Leg de motor stil en laat afkoelen.
– Hercontroleer het koelvloeistofpeil en vul bijindien nodig.
- 47 -
Controle van de koelvloeistof
Bewaking van de gesteldheid van de
koelvloeistof
Teneinde de levensduur en de kwaliteit van hetproduct te garanderen, en aldus de bescherming vande motor te verbeteren, is het aanbevolen regelmatigde gesteldheid van de koelvloeistof te analyseren.De kwaliteit van het product kan door drie parametersworden vastgesteld.
Visuele controle
– Controleer het kleuraspect van de koelvloeistof envergewis u ervan dat er geen losse partikels insuspensie zijn.
pH-meting
– Controleer de pH-waarde van de koelvloeistofm.b.v. een ph-meettoestel.
– De pH-meter met onderdeelnummer 2913 002900 kan bij Atlas Copco besteld worden.
– Typische waarde voor EG = 8,6.– Indien de pH-waarde lager dan 7 of hoger dan 9,5
is, dient de koelvloeistof vervangen te worden.
Glycolconcentratiemeting
– Teneinde de uitzonderlijkemotorbeschermingskenmerken van PARCOOLEG te optimaliseren moet de concentratie vanglycol in water steeds meer dan 33 vol.%bedragen.
– Mengsels met een mengverhouding in water vameer dan 68 vol.% worden niet aanbevolen; dezresulteren immers in te hogmotorbedrijfstemperaturen.
– Een refractometer met onderdeelnummer 2910028 00 kan bij Atlas Copco besteld worden.
Aanvullen van de koelvloeistof
– Controleer dat het motorkoelsysteem in goedstaat is (geen lekkage, proper,...).
– Controleer de gesteldheid van de koelvloeistof.
– Als de gesteldheid van de koelvloeistof buitetolerantie is, moet de koelvloeistof vollediververst worden (zie “Verversen van dkoelvloeistof”).
– Vul steeds bij met PARCOOL EG.– Als de koelvloeistof enkel met water word
aangevuld, verandert de concentratie van dadditieven, wat niet is toegestaan.
Verversen van de koelvloeistof
Aftappen
– Tap het complete koelsysteem volledig af.
– Gebruikte koelvloeistof moet iovereenstemming met de regelgeving en dplaatselijke voorschriften verwijderd ogerecycleerd worden.
Bij mengsels van verschillendekoelvloeistoffen kan dit type metingonjuiste waarden geven.!
,tne
e
e
,.
Controles en oplossen van
problemen
Laat de generator nooit proefdraaienmet aangesloten vermogenkabels.Raak nooit een elektrische connectoraan zonder voorafgaandespanningscontrole.In geval er zich een storing voordoet,noteer steeds de ervaringen opgedaanvoor, tijdens en na de storing.Informatie m.b.t. de belasting (type,grootte, arbeidsfactor enz.), detrillingen, de kleur van deuitlaatgassen, de controle van deisolatie, de geuren, deuitgangsspanning, de lekken enbeschadigde elementen, deomgevingstemperatuur, het dagelijksen normaal onderhoud en de hoogte,kan waardevol zijn om snel hetprobleem te lokaliseren. Noteereveneens alle informatie m.b.t. devochtigheid en de opstelling van degenerator (bv. dicht bij de zee).
!
- 48 -
Opbergen van de generator
Opbergen
– Berg de generator op in een droge, vorstvrije engoed geventileerde ruimte.
– Laat de motor regelmatig warmdraaien, bv.éénmaal per week. Indien dit niet mogelijk is,moeten extra voorzorgen getroffen worden:• Raadpleeg de handleiding van de motor.• Verwijder de batterij. Bewaar ze op een droge,
vorstvrije plaats. Houd de batterij proper enzorg ervoor dat de klemmen met een weinigvaseline bedekt zijn. Herlaad de batterijregelmatig.
• Reinig de generator en bescherm alleelektrische onderdelen tegen hetbinnendringen van vocht.
• Plaats zakjes met silicagel, VCI papier(Volatile Corrosion Inhibitor of vluchtigecorrosievertrager) of een andere siccatiefbinnenin de generator en sluit de deuren.
• Bevestig met kleefband vellen VCI papier opde carrosserie om alle openingen af te sluiten.
• Omhul de generator, met uitzondering van debodem, met een plastieken zak.
Opnieuw gebruiksklaar maken na
een opberging
Vooraleer de generator opnieuw in gebruik te nemende omhulling, het VCI papier en de zakjes mesilicagel verwijderen en de generator aan eegrondige controle onderwerpen (doorloop dcontrolelijst “Voor het starten” op pagina 38).– Raadpleeg de handleiding van de motor.
– Controleer of de isolatieweerstand van dalternator 5 MΩ overschrijdt.
– Vervang het brandstoffilter en vul dbrandstoftank. Ontlucht het brandstofsysteem.
– Installeer de batterij opnieuw en sluit ze aanindien nodig na ze opnieuw opgeladen te hebben
– Laat de generator proefdraaien.
- 49 -
Controle van voltmeter P4
– Plaats een voltmeter in parallel met voltmeter P4op het bedienings- en controlepaneel.
– Controleer of de aflezing van beide voltmetersgelijk is.
– Leg de generator stil en schakel een klem af.– Controleer of de interne weerstand van de
voltmeter hoog is.
Controle van ampèremeter P3
– Meet tijdens de belasting met behulp van eenampèretang de uitgaande stroom in de derde fase(L3).
– Vergelijk de gemeten stromen met de stromenafgelezen op de ampèremeter P3. Beideaflezingen dienen gelijk te zijn.
Ampèremeter P3 en voltmeter P4 zijnenkel voorzien bij machines metQc1002™ controller.!
ekering.lternator door aanleggen van een 12V batterijspanning weerstand in serie op de + en - klemmen van de regelaar, met inachtneming van de polariteiten. verbindingskabels, meet de weerstanden van de
en vergelijk met de waarden in de handleiding van de
ingspotentiometer opnieuw in.equentie/spanningsregelaar.
wikkelingen.ingspotentiometer opnieuw in.egelaar.
ingspotentiometer opnieuw in.og, arbeidsfactor lager dan 0,8; snelheid lager dan 10% ale snelheid.
egelaar. diodes, koppel de kabels los.ingspotentiometer opnieuw in.
egelaar. de motor regelmatig draait.iliteit van de regelaar, door in te grijpen op de potentiometer.
- 50 -
Opsporen en verhelpen van alternatorstoringen
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Alternator geeft 0 Volt Zekering afgevallen. Vervang de zGeen restspanning. Activeer de a
met een 30 Welektronische
Na activering geeft de alternator nog steeds 0 Volt.
Verbindingen zijn onderbroken. Controleer dewikkelingen alternator.
Lage spanning zonder belasting Spanningspotentiometer ontregeld. Stel de spannTussenkomst van de beveiliging. Controleer fr
Wikkelingsfout. Controleer deHoge spanning zonder belasting Spanningspotentiometer ontregeld. Stel de spann
Defecte regelaar. Vervang de r
Onder de nominale spanning bij belasting
Spanningspotentiometer ontregeld. Stel de spannTussenkomst van de beveiliging. Stroom te ho
van de nomin
Defecte regelaar. Vervang de rDefecte draaiende diodenbrug. Controleer de
Boven de nominale spanning bij belasting
Spanningspotentiometer ontregeld. Stel de spann
Defecte regelaar. Vervang de rSpanningsschommelingen Veranderlijke snelheid in motor. Controleer of
Regelaar ontregeld. Regel de stabSTABILITY
– Onvoldoende smeerolie in carter.
– Meter defect.– Smeerolie-filterelement vuil.
Hoog brandstofverbruik
– Luchtfilter/reiniger of inductiesysteem verstopt.– Storing in verstuivers of verkeerd type gebruikt.
– Storing in koude-startsysteem.– Verkeerde soort of kwaliteit brandstof gebruikt.– Beperkte beweging motor-toerentalregeling.
– Uitlaatpijp verstopt.– Motortemperatuur is te laag.– Klepspeling verkeerd.
- 51 -
Oplossen van motorstoringen
In de onderstaande tabel ziet u een overzicht van demogelijke motorproblemen met hun eventueleoorzaken.
De startmotor draait de motor te
traag
– Capaciteit batterij te laag.– Slechte elektrische aansluiting.– Storing in startmotor.
– Verkeerd soort smeerolie.
De motor start niet of slechts moeizaam
– Startmotor draait motor te traag.– Brandstoftank leeg.
– Storing in brandstofsolenoïde.– Brandstofleiding verstopt.– Storing in brandstofzuigpomp.
– Brandstoffilterelement vuil.– Lucht in brandstofsysteem.– Storing in verstuivers.
– Koude-startsysteem verkeerd gebruikt.– Storing in koude-startsysteem.– Ontluchtingsgat brandstoftank verstopt.
– Verkeerde soort of kwaliteit brandstof gebruikt.– Uitlaatpijp verstopt.
Onvoldoende vermogen
– Brandstofleiding verstopt.– Storing in brandstofzuigpomp.
– Brandstoffilterelement vuil.– Luchtfilter/reiniger of inductiesysteem verstopt.– Lucht in brandstofsysteem.
– Storing in verstuivers of verkeerd type gebruikt.– Ontluchtingsgat brandstoftank verstopt.– Verkeerde soort of kwaliteit brandstof gebruikt.
– Beperkte beweging motor-toerentalregeling.– Uitlaatpijp verstopt.– Motortemperatuur is te hoog.
– Motortemperatuur is te laag.
Motor slaat over
– Brandstofleiding verstopt.– Storing in brandstofzuigpomp.– Brandstoffilterelement vuil.
– Lucht in brandstofsysteem.– Storing in verstuivers of verkeerd type gebruikt.– Storing in koude-startsysteem.
– Motortemperatuur is te hoog.– Klepspeling verkeerd.
De druk van de smeerolie is te laag
– Verkeerd soort smeerolie.
g
De druk van de smeerolie is te hoog
– Verkeerd soort smeerolie.– Meter defect.
De motortemperatuur is te hoog
– Luchtfilter/reiniger of inductiesysteem verstopt.– Storing in verstuivers of verkeerd type gebruikt.
– Storing in koude-startsysteem.– Uitlaatpijp verstopt.– Ventilator beschadigd.
– Te veel smeerolie in carter.– Lucht- of koelvloeistofcircuit in radiator verstopt.– Onvoldoende koelvloeistof in systeem.
Carterdruk
– Ontluchtingspijp verstopt.
– Vacuümleiding lek of storing in afzuigventilator.
Slechte compressie
– Luchtfilter/reiniger of inductiesysteem verstopt.
– Klepspeling verkeerd.
- 52 -
Zwarte uitlaatgassen
– Luchtfilter/reiniger of inductiesysteem verstopt.– Storing in verstuivers of verkeerd type gebruikt.
– Storing in koude-startsysteem.– Verkeerde soort of kwaliteit brandstof gebruikt.– Uitlaatpijp verstopt.
– Motortemperatuur is te laag.– Klepspeling verkeerd.– Motor overbelast.
Blauwe of witte uitlaatgassen
– Verkeerd soort smeerolie.– Storing in koude-startsysteem.
– Motortemperatuur is te laag.
De motor klopt
– Storing in brandstofzuigpomp.– Storing in verstuivers of verkeerd type gebruikt.– Storing in koude-startsysteem.
– Verkeerde soort of kwaliteit brandstof gebruikt.– Motortemperatuur is te hoog.– Klepspeling verkeerd.
De motor draait onregelmatig
– Storing in brandstofregeling.– Brandstofleiding verstopt.
– Storing in brandstofzuigpomp.– Brandstoffilterelement vuil.– Luchtfilter/reiniger of inductiesysteem verstopt.
– Lucht in brandstofsysteem.– Storing in verstuivers of verkeerd type gebruikt.– Storing in koude-startsysteem.
– Ontluchtingsgat brandstoftank verstopt.– Beperkte beweging motor-toerentalregeling.– Motortemperatuur is te hoog.
– Klepspeling verkeerd.
Trillingen
– Storing in verstuivers of verkeerd type gebruikt.
– Beperkte beweging motor-toerentalregeling.– Motortemperatuur is te hoog.– Ventilator beschadigd.
– Defect in motorbevestiging of behuizinvliegwiel.
e0
Overzicht van de elektrische
opties
De volgende elektrische opties zijn beschikbaar voorde QAS 14 en QAS 20 generatoren:– Automatische batterijlader
– Batterijschakelaar– Motorkoelvloeistofverwarmer– Contactdozen (S) – 3 fasen
– Contactdozen (S) voor éénfase-optie– Dubbele frequentie (DF)– Lage spanning (LV)
– Eénfase (1 PH)– IT-relais– “Electricité de France” (EDF)
– Ingebouwde vonkdover– COSMOS™ ombouwkit
- 53 -
De motor start en stopt
– Brandstoffilterelement vuil.– Luchtfilter/reiniger of inductiesysteem verstopt.
– Lucht in brandstofsysteem.
De motor stopt na ongeveer 15 sec.
– Slechte verbinding met oliedrukschakelaar/koelvloeistof-temperatuurschakelaar.
Beschikbare opties voor
QAS 14 en QAS 20
generatoren
Elektrische schema’s
De elektrische schema's van de motorregelkring en dvermogenkring voor de QAS 14 en QAS 2generatoren zijn:
Vermogenscircuit
GeneratorkringQAS 14-20 Kd 9822 0992 70QAS 14-20 Kd - 1 fase 9822 0992 71
Motorkring
GeneratorkringQAS 14-20 Kd 9822 0992 77
Controllerkring
GeneratorkringQAS 14-20 Kd Qc1002™ 9822 0992 78QAS 14-20 Kd Qc2002™ 9822 0992 79
Contactdozen (S) – 3 fasen
Hierna volgt een korte beschrijving van alle op degenerator voorziene contactdozen enstroomonderbrekers.
X3 .......Contactdoos, driefasig (400 V AC)
Levert fasen L1, L2 en L3, nulleider enaarding.
X4 .......Contactdoos, driefasig (400 V AC)
Levert fasen L1, L2 en L3, nulleider enaarding.
X5 .......Contactdoos, eenfasig (230 V AC)
Voor de fase L3, de nulleider en de aarding.
Q4 .......Stroomonderbreker voor X4
Onderbreekt de stroomtoevoer naar X4 als erzich een kortsluiting voordoet aan de zijdevan de belasting of als deoverstroombeveiliging (16 A) in werkingtreedt. Indien omgeschakeld, onderbreektQ4 de drie fasen naar X4. Het kan terugworden ingeschakeld na oplossing van hetprobleem.
Q5 .......Stroomonderbreker voor X5
Onderbreekt de stroomtoevoer naar X5 als erzich een kortsluiting voordoet aan de zijdevan de belasting of als deoverstroombeveiliging (16 A) in werkingtreedt. Indien geactiveerd, onderbreekt Q5fase L3 en de nulleider naar X5. Het kanterug worden ingeschakeld na oplossing vanhet probleem.
- 54 -
Beschrijving van de elektrische
opties
Automatische batterijlader
De automatische batterijlader laadt de batterijvolledig op en wordt losgekoppeld, zodra degenerator opstart.Naast de uitgangsklemmen (secundaire zijde)beschikt de automatische batterijlader over eeninstelpotentiometer voor de instelling van deuitgangsspanning. Met behulp van een geïsoleerdeplatte schroevendraaier of instelpen kunt u deuitgangsspanning instellen op een bereik van 23,5-27,5 V respectievelijk 11,8-13,8 V.
De LED aan de voorkant duidt aan dat de machineoperationeel is.
Instelling:– Lagere uitgangsspanning = draaien in
tegenwijzerzin– Hogere uitgangsspanning = draaien in wijzerzinOm de batterijlader te gebruiken:
– Voorzie de X25-connector, die zich aan de zijkantvan de vermogenskast bevindt, met externvermogen om de batterijlader te gebruiken.
Batterijschakelaar
De batterijschakelaar is ingebouwd in degeluiddempende carrosserie. Hij laat toe hetelektrisch circuit tussen de batterij en de motor teopenen of te sluiten.
Motorkoelvloeistofverwarmer
Om te verzekeren dat de motor direct kan starten enbelast worden, is een externekoelvloeistofverwarming (1000 W, 240 V) voorzien,die de motortemperatuur tussen 38°C en 49°C houdt.
DEIF-power in control
xxxx xxxx xxxxxxxxxx
xxxx
xxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx!
De automatische batterijlader isaltijd inbegrepen bij generatorenmet de Qc2002™ controller.
Schakel de batterijschakelaar nooituit als de motor draait.
!
!
en
.
.
.
reegtnn
reeg5gt
De stroomonderbreker Q1onderbreekt niet alleen destroomtoevoer naar X1, maar ooknaar X2, X3 en X5.Zorg ervoor dat u destroomonderbrekers Q1, Q3 en Q5inschakelt, nadat de generator werdgestart, als de stroomtoevoer via X2,X3 of X5 verloopt.
H0
S20
F10
Q1
X1
Q3 Q5N13
P4 P3
0 0
20
40
80
100
200
VA
300
400 500
Qc 1002145
L1 L2
16A-30mA
T
L3 N PE
Reset
Test
On
Fault
Q3
Q5
X3
X2
X5
!
- 55 -
Contactdozen (S) voor éénfase-optie
Hierna volgt een korte beschrijving van alle op dgenerator voorziene contactdozen estroomonderbrekers.
X2 .......Contactdoos, 1-fasig (230 V AC)
Voor de fasen L, de nulleider en de aarding
X3 .......Contactdoos, 1-fasig (230 V AC)
Voor de fasen L, de nulleider en de aarding
X5 .......Contactdoos, 1-fasig (230 V AC)
Voor de fasen L, de nulleider en de aarding
Q3 .......Stroomonderbreker voor X3
Onderbreekt de stroomtoevoer naar X3 als ezich een kortsluiting voordoet aan de zijdvan de belasting of als doverstroombeveiliging (32 A) in werkintreedt. Indien omgeschakeld, onderbreekQ3 fase L en de nulleider naar X3. Het katerug worden ingeschakeld na oplossing vahet probleem.
Q5 .......Stroomonderbreker voor X5
Onderbreekt de stroomtoevoer naar X5 als ezich een kortsluiting voordoet aan de zijdvan de belasting of als doverstroombeveiliging (16 A) in werkintreedt. Indien geactiveerd, onderbreekt Qfase L en de nulleider naar X5. Het kan teruworden ingeschakeld na oplossing van heprobleem.
De stroomonderbreker Q1onderbreekt niet alleen destroomtoevoer naar X1, maar ooknaar X3, X4 en X5.Zorg ervoor dat u destroomonderbrekers Q1, Q4 en Q5inschakelt, nadat de generator werdgestart, als de stroomtoevoer via X3,X4 of X5 verloopt.
H0
S20
F10
Q1
X1
Q4 Q5N13
P4 P3
0 0
20
40
80
100
200
VA
300
400 500
Qc 1002145
L1 L2
16A-30mA
T
L3 N PE
Reset
Test
On
Fault
Q4
Q5
X4
X3
X5
!
ee
e,te-gnn
Eénfase (1 PH)
De optie Eénfase levert een éénfasigeuitgangsspanning (bijv. 230 V).
X1 .......Netvoeding (230 V AC)
Klemmen L1, L2 en PE (= aarding),bevinden zich achter de deur van hetcontrolepaneel en achter een kleinedoorzichtige deur.
Q1 .......Stroomonderbreker voor éénfasige
werking
Onderbreekt de fasen L1 en L2 naar X1 alser zich een kortsluiting voordoet aan de zijdevan de belasting of als deoverstroombeveiliging (QAS 14: 50/60 Hz-40 A, QAS 20: 50/60 Hz-80 A) in werkingtreedt. Hij dient met de hand te wordenteruggesteld zodra het probleem verholpenis.
L1 L2 PE
Reset
Test
On
Fault
Q1
X1
N13
Q1
X1
- 56 -
Dubbele frequentie (DF)
Met de optie Dubbele frequentie kan de unit zowel op50 Hz als op 60 Hz werken bij constante belasting. Defrequentie wordt geselecteerd met schakelaar S12.
R12 ..... Spanningsregeling
Laat toe de uitgangsspanning te regelen.
S12 ..... Frequentie-keuzeschakelaar (50 Hz/
60 Hz)
Laat u toe de frequentie van deuitgangsspanning te kiezen: 50 Hz of 60 Hz.
Lage spanning (LV)
De optie Lage spanning maakt het mogelijk dgenerator te gebruiken op lage spanning (= hogstroom).
Q1 .......Stroomonderbreker voor lage
spanning, hoge stroom
Onderbreekt dlaagspanningsstroomtoevoer naar X1wanneer er zich een kortsluiting voordoeaan de zijde van de belasting of wanneer doverstroombeveiliging (QAS 14: 60 Hz40 A, QAS 20: 60 Hz-63 A) in werkintreedt. Hij dient met de hand te wordeteruggesteld zodra het probleem verholpeis.
De uitgangsfrequentie veranderen isenkel toegelaten na het stilleggenvan de generator.Nadat de uitgangsfrequentie werdveranderd, moet deuitgangsspanning worden afgesteldop de vereiste waarde metpotentiometer R12.
H0
S20
F10
R12
S12
P4 P3
0 0
20
40
80
100
200
VA
300
400 500
Qc 1002145
S12
R12
!
Alle kabels die gebruikt wordenmoeten geschikt zijn voor hogestroom.
!
L1 L2 L3 N PE
Reset
Test
On
Fault
Q1
X1
N13
Q1
X1
reet.ee
X1 .......Netvoeding (400 V AC)
Klemmen L1, L2, L3, N (= nulleider) en PE(= aarding), bevinden zich achter de deurvan het controlepaneel en achter een kleinedoorzichtige deur.
N14 ..... Isolatiebewakingsrelais
Controleert de isolatieweerstand en activeertQ1 als de isolatieweerstand te laag is.
S2........Noodstopknop
Druk de knop in om de generator in gevalvan nood te stoppen. Werd de knopingedrukt, dan moet hij ontgrendeld wordendoor hem tegen de wijzers van de klok in tedraaien, vooraleer de generator opnieuw kangestart worden. De noodstopknop kan in devergrendelde positie vastgezet worden metbehulp van de sleutel om gebruik dooronbevoegden te vermijden.
- 57 -
IT-relais
De generator is bedraad voor een IT-net; dat betekentdat er geen voedingsleidingen van de elektrischevoeding rechtstreeks zijn geaard. Een isolatiefout dieresulteert in een te lage isolatieweerstand wordtgedetecteerd door het isolatiebewakingsrelais.
Q1 .......Stroomonderbreker voor X1
Onderbreekt de stroomtoevoer naar X1 als ezich een kortsluiting voordoet aan de zijdvan de belasting of als doverstroombeveiliging in werking treedIndien geactiveerd, onderbreekt Q1 de drifasen naar X1. Hij dient met de hand tworden teruggesteld zodra het probleemverholpen is.
Niet beschikbaar voor de Box Acompacte 60 Hz generatoren.
De generator mag niet wordengebruikt met andere netten(bijvoorbeeld TT of TN). Anders zalhet isolatiebewakingsrelais wordenuitgeschakeld. De generator is bedraad voor eenIT-net; dat betekent dat er geenvoedingsleidingen van deelektrische voeding rechtstreeks zijngeaard. Een isolatiefout dieresulteert in een te lageisolatieweerstand, wordtgedetecteerd door hetisolatiebewakingsrelais.Bij elke start en telkens een nieuwebelasting wordt aangesloten, moetde isolatieweerstand gecontroleerdworden. Controleer of hetisolatiebewakingsrelais correct isingesteld. (fabrieksinstelling 13 kΩ)
!
!
L1 L2 L3 N PE
H0
S20
F10
Q1
X1
N14
P4 P3
0 0
20
40
80
100
200
VA
300
400 500
Qc 1002145
N14
Q1
S2
X1
COSMOS™ ombouwkit
COSMOS™ is een web-gebaseerd systeem voorwereldwijde bewaking op afstand, dat ieder aspectvan de uitrusting elektronisch traceert, gaande van delocatie tot de bedrijfsparameters. Het Cosmos-systeem zendt de exploitant of eigenaar in realtime e-mails of SMS-berichten, met alle kritische en niet-kritische gebeurtenissen en gegevens betreffende zijncompressoren en generatoren. Dit maakt een optimaleservice mogelijk.
Bij het opstarten van de generator licht de groeneVermogens-LED (1) van de Cosmos-module op,indien de installatie correct werd uitgevoerd.Voor meer informatie over COSMOS™ kunt ucontact opnemen met uw plaatselijke Atlas Copco-verdeler.
1
- 58 -
“Electricité de France” (EDF)
Als de optie EDF geïnstalleerd is, werkt de generatorals een standaardgenerator als de nulleider- en de PE-aansluitklemmen met elkaar verbonden zijn (zieonderstaande figuur). In dit geval zal een aardlek aande zijde van de generator of aan de zijde van debelasting de stroomonderbreker uitschakelen.
Als de optie EDF geïnstalleerd is, dan werkt degenerator als EDF-generator indien de aarding, dePE- en de PE EDF-aansluitklemmen met elkaarverbonden zijn (zie onderstaande figuur). In dit gevalzal een aardlek aan de zijde van de generator destroomonderbreker uitschakelen. Een aardlek aan dezijde van de belasting zal de stroomonderbrekerevenwel niet uitschakelen.
Ingebouwde vonkdover
De optionele ingebouwde vonkdover is inbegrepen inhet uitrustingspakket voor raffinaderijen.
L1 L2 L3N PE EDF
PEDe omschakeling van de werking alsstandaardgenerator naar EDF-generator, of omgekeerd, moetworden uitgevoerd door eenbevoegd persoon van “Electricité deFrance”.
L1 L2 L3N PE EDF
PE
!
Sluit steeds zowel de brandstoftoevoer- als debrandstofterugloopleiding aan, als deze optie gebruiktwordt. Verbindingen naar brandstofleidingen moetenluchtdicht zijn om te vermijden dat er lucht in hetbrandstofsysteem komt.
Stand 1: Geeft aan dat de brandstoftoevoerleiding naar de motor aangesloten is op de interne brandstoftank.
Stand gesloten: Geeft aan dat de brandstoftoevoerleiding naar de motor gesloten is.
Stand 2: Geeft aan dat de brandstoftoevoerleiding naar de motor aangesloten is op de externe brandstoftank.
Position 1
Closed
Position 2
- 59 -
Overzicht van de mechanische
opties
De volgende mechanische opties zijn beschikbaarvoor de QAS 14 en QAS 20 generatoren:– Aansluiting voor externe brandstoftank (met/
zonder snelkoppelingen)– Onderstel (as, trekstang, sleepogen)– Wielblokken
– Verlichtingstoren
Beschrijving van de mechanische
opties
Aansluiting voor externe
brandstoftank (met/zonder snelkoppelingen)
De optionele aansluiting voor een externebrandstoftank laat toe de interne brandstoftank teoverbruggen en de externe brandstoftank aan tesluiten aan de generator.
Buitenaanzicht
Binnenaanzicht
EFT Aansluiting voor externe brandstoftankEFR Retouraansluiting voor externe
brandstoftank
EFT EFR
EFT
EFR
aen
eekt
s
t
Wielblokken
Met de optionele wielblokken kan de generator opeen hellend vlak geparkeerd worden. Plaats dewielblokken voor of achter de wielen om de generatorte immobiliseren.
- 60 -
Onderstel (as, trekstang, sleepogen)
Het onderstel is uitgerust met een verstelbare of vastetrekstang met DIN-oog, BNA-oog, NATO-oog, GB-oog, ITA-oog of kogelkoppeling en met de vereistewegsignalisatie conform de Europese wetgeving.
Bij gebruik van deze optie
– Zorg ervoor dat de sleepuitrusting van hetvoertuig geschikt is voor het sleepoog, voor u degenerator vervoert.
– Verplaats de generator nooit terwijl er nogelektrische kabels met de generator zijnverbonden.
– Trek de handrem altijd aan wanneer u degenerator parkeert.
– Laat voldoende ruimte vrij voor bediening,controle en onderhoud (minstens 1 meter aan elkezijde).
Onderhoud van het onderstel
– Controleer na de eerste 50 bedrijfsuren en daarnminstens tweemaal per jaar of alle bouten van dtrekstang en wielmoeren stevig zijaangespannen.
– Smeer de steunlagers van de wielassen, dkoppelstang naar de stuuras en de spil van dremhefboom minstens tweemaal per jaar. Gebruikogellagervet voor de wiellagers en grafietvevoor de koppelstang en spil.
– Controleer het remsysteem tweemaal per jaar.– Controleer de conditie van de schokdemper
tweemaal per jaar.– Hervul de wielnaaflagers eenmaal per jaar me
smeervet.
00 W elk. De verlichtingstoren is met name nuttig voor
OprichtkabelPoot
HF Hendel om de hoogte van de poot aan te passenLF Hendel om de poot te vergrendelen/ontgrendelen
LS Hendel om de stabilisator te vergrendelen/ontgrendelen
P HalogeenprojectorenSteunwielHijshaakBorgpen
F Hendel transportframeMast
C Stroomkabel3 Hoofdstroomonderbreker
StabilisatorTransportframeOnderstel
M Wikkelmechanisme3 Contactdoos
- 61 -
Verlichtingstoren
Algemene beschrijving
De verlichtingstoren-optie omvat een onderstel (frame, as en trekstang) en 6 halogeenprojectoren van 15bouwterreinen waar er geen elektriciteit of verlichting is.
ECFSHH
H
HJWLHLPLTMPSQSTTFUWX
TF
HP
HP
LTF
Q3X3EC
M
LPWM
UJW
HHFST
LH HLS
HLF
FS
)t
g
e
eee
itn
• Immobiliseer de generator door de handrem ofde steunpoot te gebruiken of wielblokken teplaatsen voor of achter de wielen.
• Plaats de generator gemonteerd op deverlichtingstoren zo horizontaal mogelijkdoor het steunwiel (of de steunpoot) verticaalaan te passen.
FS
HLF
ST
U
HLSHHF
- 62 -
Bedieningsprocedure
Algemene richtlijnen
1. Controleer het terrein waar de verlichtingstorenopgericht moet worden:• Maximum toegelaten hellingsgraad van het
terrein: De generator kan tijdelijk bediendworden op een helling van maximum 15°.
• Afwezigheid van obstakels die de oprichtingvan de verlichtingstoren kunnen belemmeren:(bijv. hoogspanningslijnen, contructies,…)
2. De verlichtingstoren mag nooit onbewaaktachtergelaten worden. Wanneer de activiteiten opeen locatie beëindigd zijn, moet deverlichtingstoren omlaag gehaald worden naar derusttoestand.
3. Voor u de machine verplaatst, moet u de mast (MALTIJD laten zakken en vastmaken op hetransportframe (TF).
4. Verplaats de generator nooit terwijl er nostroomkabels met de generator zijn verbonden.
Oprichting van de verlichtingstoren
1. Plaatsing van de generator gemonteerd op dverlichtingstoren.• Plaats de generator met de achterkant in d
richting waar de wind vandaan komt (zifiguur hieronder), weg van vervuildluchtstromen en muren. Vermijd de instroomvan door de motor uitgeblazen lucht. Dveroorzaakt oververhitting en eevermindering van het motorvermogen.
Wanneer de generatorsetgemonteerd is op eenverlichtingstoren, is het NIETtoegestaan het hijsoog te gebruikenom de inrichting op te tillen.Gebruik daarentegen de 4 hijshaken(LH) die zich bevinden aan dehoeken van het onderstel (U) van deverlichtingstoren. Het niet nalevenvan deze instructies kan leiden totbeschadiging en persoonlijk letsel!
!
LH
U
eentn.ee
4. De mast van de verlichtingstoren draaien:De mast van de verlichtingstoren kan naar links ennaar rechts gedraaid worden in vergrendeldestanden op 45°, 90°, 135° en 180°. Ontgrendelde mast eerst door aan de hendel (LM) te trekken,draai de mast daarna in de gewenste stand envergrendel de mast opnieuw met de hendel.
LM
H
- 63 -
2. Schuif de vier stabilisatoren (ST) in de hoeken zover mogelijk uit en maak deze vast met degeschikte hendels (HLS). Alle stabilisatorenmoeten evenlang uitgeschoven worden.Ontgrendel de poten van de stabilisatoren (FS)met de hendel aan de kant van de stabilisator(HLF) en breng deze zo ver mogelijk naarbeneden. Zorg ervoor dat de poten vergrendeldzijn in één van de hiervoor voorziene gaten. Draai de poot (FS) naar beneden met de hendelbovenaan de stabilisator (HHF), tot de poot degrond raakt en de stabilisator (S) stevig aan hetonderstel (U) klemt.
3. Richt de mast van de verlichtingstoren op:• Maak de oprichtingskabel (EC) los door de
hendel van het wikkelmechanisme (WM) inwijzerszin te draaien. Op deze manier wordthet eenvoudiger de mast te ontgrendelen.
• Ontgrendel de mast door de hendel (LTF)achteraan op het transportframe (TF) omhoogte brengen.
• Richt de mast (M) op vanuit de horizontalruststand naar de verticale stand door dhendel van het wikkelmechanisme (WM) itegenwijzerszin te draaien. Wanneer de masverticaal staat, controleer dan of de borgpe(LP) de mast vergrendelt in de verticale stand
• Richt de mast (M) op naar de gewenste hoogtdoor de hendel van het wikkelmechanism(WM) verder te draaien.
Als de ondergrond te los is, is hetaangeraden aan vlakke steun(houten blok, …) onder destabilisator te plaatsen.
!
EC
WM
LTFM
LP
een
,e
dee
eenn
Onderhoud verlichtingstoren
– Zie de onderhoudsinstructies in het hoofdstukover de “Onderstel”-optie.
– Controleer minstens twee keer per jaar dealgemene toestand van de toren, kijk of allebouten nog goed vastzitten en de oprichtkabel(EC) nog stevig is bevestigd.
Gebruik de hefbomen op deverlichtingstoren niet om degenerator te verslepen of te hijsen.
!
- 64 -
De generator opstarten en de lichten
aan- en uitschakelen
1. Om de lampen (HP) aan te zetten, sluit u deconnector van de stroomkabel naar de lampen(PSC) aan op contactdoos X3 van de generator.
2. Controleer of de hoofdstroomonderbreker Q3uitgeschakeld is.
3. Start de generator op (zie “Bediening Qc1002™”of “Bediening Qc2002™”).
4. Om de lichten in te schakelen, zet u dehoofdstroomonderbreker Q3 aan. Om de lichtenuit de schakelen, schakelt u dehoofdstroomonderbreker Q3 uit.
De verlichtingstoren naar beneden
halen
1. Controleer dat de mast (M) in zijn oorspronkelijkstand staat (met de lichten gericht naar dachterkant van de verlichtingstoren) eontgrendeld is.
2. Om de verlichtingstoren naar beneden te halenvolgt u de procedure voor de oprichting van dverlichtingstoren in omgekeerde volgorde.
Bijkomende controles:– Nadat u de mast in horizontale stand vergrendel
hebt, spant u de oprichtingskabel (EC) aan door dhendel van het wikkelmechanisme (WM) tdraaien.
– Zorg ervoor dat u de stabilisatoren (ST) ALTIJDintrekt.
– Nadat u deze ingetrokken hebt, controleert u of dstabilisatoren (ST) vergrendeld zijn met djuiste hendels (HLS) . Controleer dat de potevan de stabilisatoren (FS) strak aangespannen zij(gebruik hiervoor de hendels HHF en HLF).
Start de generator enkel op enschakel de lichten enkel aanwanneer de verlichtingstorenopgericht is in de gewenste stand.
Wanneer u op de noodstop duwt,wordt de hoofdstroomonderbrekerQ3 automatisch uitgeschakeld.
!
!
Haal de verlichtingstoren niet naarbeneden wanneer de lichten aanstaan en de generator draait.
!
50 Hz 60 Hz
50 Hz 60 Hz1500 rpm 1800 rpm
PRP PRP100 kPa 100 kPa
30% 30%25°C 25°C
50°C 50°C4000 m 4000 m
85% 85%-18°C -18°C-25°C -25°C
10,3 kW 12,3 kW9,0 kW 9,8 kW
- 65 -
Technische gegevens
Technische specificaties voor QAS 14 generatoren
Aflezen van meters
Afstellen van schakelaars
Specificaties van motor/alternator/generator
Meter Aflezing Aggregaat
Ampèremeter L3 (P3) onder max. toelaatbare waarde AVoltmeter (P4) onder max. toelaatbare waarde V
Schakelaar Functie Bekrachtigd bij
Motoroliedruk Stilleggen 0,5 barMotorkoelvloeistoftemperatuur Stilleggen 103°C
Referentievoorwaarden 1) Nominale frequentieNominaal toerental (optioneel)Generator onderhoudstaakAbsolute luchtinlaatdrukRelatieve luchtvochtigheidLuchtinlaattemperatuur
Grenswaarden 2) Maximale omgevingstemperatuurToegelaten hoogteMaximale relatieve luchtvochtigheidMinimale starttemperatuur zonder starthulpMinimale-starttemperatuur met hulp (optie)
Prestatiegegevens 2) 3) 5) Nominaal actief vermogen (PRP) 3 fNominaal actief vermogen (PRP) 1 f (optie)
0,8 cos φ 0,8 cos φ1,0 cos φ 1,0 cos φ12,9 kVA 15,4 kVA9,0 kVA 9,8 kVA400 V 480 VNVT 240 V230 V 240 V18,6 A 18,5 ANVT 37,0 A
39,0 A 40,7 AG2 G2
10,3 kW 12,3 kW100% 100%< 5% < 5%
isochroon isochroon0,9 kg/h 1,3 kg/h2,0 kg/h 2,2 kg/h2,6 kg/h 2,9 kg/h3,0 kg/h 3,7 kg/h
,279 kg/kWh 0,298 kg/kWh33 h 26,7 hNVT NVT13 g/h 18.5 g/h
86 dB(A) 90 dB(A)
115 l 115 lNVT NVT
10,3 kW 12,3 kW100% 100%
PRP PRPlandgebruik landgebruikafzonderlijk afzonderlijkeel/automatisch manueel/automatisch
-gespecificeerd niet-gespecificeerd
- 66 -
Nominale vermogensfactor (vertraging) 3 fNominale vermogensfactor (vertraging) 1 f (optie)Nominaal PRP vermogen 3-fasigNominaal PRP vermogen 1-fasig (optie)Nominale spanning 3-fasig lijn-tot-lijnNominale spanning 3 f. lijn-lijn, lage spanningNominale spanning 1–fasig (optie)Nominale stroom 3-fasigNominale stroom 3-fasig laagste spanningNominale stroom 1–fasig (optie)Vermogensklasse (conform ISO 8528-5:1993)Toegelaten belasting in één stap (0-PRP)
Frequentieval
Brandstofverbruik bij nullast (0%)Brandstofverbruik bij deellast (50%)Brandstofverbruik bij deellast (75%)Brandstofverbruik bij vollast (100%)Specifiek brandstofverbruik (bij vollast, 100%) 0Brandstofautonomie bij vollast met standaardtankBrandstofautonomie bij vollast met externe brandstoftankMaximum olieverbruik bij vollastMaximaal geluidsvermogenniveau (LWA) gemeten in overeenstemming met 2000/14/EG ONDInhoud van de brandstoftankInhoud van externe brandstoftankToegelaten belasting in één stap
Toepassingsgegevens BedrijfsmodusSiteWerkingStart- en controlemodus manuStarttijd niet
nsporteerbaar/D transporteerbaar/Dmobiel/E mobiel/E
olledig verend volledig verendopenlucht openlucht
IP 54 IP 54geaard geaard
geïsoleerd -
IEC34-1 IEC34-1ISO 8528-3 ISO 8528-3
STAMFORD STAMFORDBCI164-C1 BCI164-C113,5 kVA 16,9 kVA
BR BRIP 23 IP 23
H HH H12 12
ISO 3046 ISO 3046ISO 8528-2 ISO 8528-2
D1703M-BG D1703M-BG12,8 kW 15,1 kWICXN ICXN± 5% ± 5%
koelvloeistof koelvloeistofrecte inspuiting directe inspuitingurlijke aanzuiging natuurlijke aanzuiging
3 31.7 l 1.7 l
elektronisch elektronisch8 l 8 l9 l 9 l
12 Vdc 12 VdcEU FASE II
- 67 -
Mobiliteit/Config. Conform ISO 8528-1:1993 tra(optioneel)Bevestiging vBlootstelling aan het klimaatBeschermingsgraadStatus van de nulleiding (TT of NT)Status van de nulleiding (IT) (optioneel)
Alternator 4) Standaard
MerkModelNominaal uitgangsvermogen, klasse H temperatuurtoename
waardetype conform ISO 8528-3BeschermingsgraadIsolatie stator klasseIsolatie rotor klasseAantal kabels
Motor 4) Standaard
Type KUBOTANominaal netto uitgangsvermogen
waardetype conform ISO 3046-7productietolerantie
KoelvloeistofVerbrandingssysteem diAanzuiging natuAantal cilindersSlagvolumeSnelheidsregelingInhoud olietankInhoud koelsysteemElektrisch systeemVoldoet aan emissienorm
4 420 A 20 A
3..5xIn 3..5xIn
NVT 4NVT 40 ANVT 3..5xIn
2 240 A 40 A
3..5xIn 3..5xIn
0,030-30 A 0,030-30 A10-100 kOhm -
udelijk (1x) (optie) -2 f. + Aarding16 A 230 V
EE form (1x). + N + Aarding16 A 400 V
EE form (1x). + N + Aarding32 A 400 V
x 850 x 1172 mm 1780 x 850 x 1172 mm653 kg 653 kg766 kg 766 kg
- 68 -
Vermogenscircuit Stroomonderbreker, 3-fasigAantal polenThermische losser It (thermische losser is hoger dan 25°C)Magnetische losser Im
Stroomonderbreker, 3-fasig, lagere spanning (optie)Aantal polenThermische losser It (thermische losser is hoger dan 25°C)Magnetische losser Im
Stroomonderbreker, 1-fasig (optioneel)Aantal polenThermische losser It (thermische losser is hoger dan 25°C)Magnetische losser Im
AardsluitbeveiligingReststroombeveiliging IDnIsolatieweerstand (optioneel)
Contactdozen huisho
C3 f
C3 f
Aggregaat Afmetingen (LxBxH) 1780NettogewichtBrutogewicht
en generator kan opwekken (bij variabele onderbroken). Bij deze waarden is geen ls bepaald in ISO8528-3).ele vermogenssequentie, die gedurende een aalde omgevingsomstandigheden. Een gensafgite in een tijdspanne van 24 uur mag
ur
30 35 40 45 50100 95 95 90 9090 90 85 85 8585 85 80 80 7580 75 75 75 7075 70 70 70 6565 65 65 65 6060 60 66 60 5560 55 55 55 50
- 69 -
Opmerkingen
1) Referentiewaarden voor motorprestatie conform ISO 3046-1.
2) Zie vermogensverliesgrafiek of informeer bij de fabrikant voor andere omstandigheden.3) In referentie-omstandigheden, tenzij anders aangegeven.4) Definitie van nominale waarden (ISO 8528-1):
LTP: Limited Time Power (Beperkte Tijdsvermogen) is het maximale elektrische vermogen dat ebelasting), in het geval van een stroomstoring (tot 500 uur per jaar waarvan maximaal 300 uur onoverbelasting toegelaten. Het continu piekvermogen van de alternator is vastgelegd bij 25°C (zoaPRP: Prime Power (Primair Vermogen) is het maximum beschikbare vermogen tijdens een variabonbepaald aantal uren per jaar kan lopen, tussen bepaalde onderhoudsintervallen en onder de bepoverbelasting van 10% is toegelaten gedurende 1 uur in 12 uur. De toegestane gemiddelde vermode opgegeven belastingsfactor van 80% niet overschrijden.
5) Specifieke massa van gebruikte brandstof: 0,86 kg/l.
Vermogenverlies
Hoogte(m)
Temperatu(°C)
0 5 10 15 20 250 100 100 100 100 100 100
500 100 100 100 95 95 951000 95 90 99 90 90 851500 85 85 85 85 80 802000 80 80 80 75 75 752500 75 75 75 70 70 703000 70 70 65 65 65 653500 65 65 60 60 60 60
50 Hz 60 Hz
50 Hz 60 Hz1500 rpm 1800 rpm
PRP PRP100 kPa 100 kPa
30% 30%25°C 25°C
50°C 50°C4000 m 4000 m
85% 85%-18°C -18°C-25°C -25°C
15,8 kW 18,6 kW14,9 kW 17,3 kW0,8 cos φ 0,8 cos φ1,0 cos φ 1,0 cos φ
- 70 -
Technische specificaties voor QAS 20 generatoren
Aflezen van meters
Afstellen van schakelaars
Specificaties van motor/alternator/generator
Meter Aflezing Aggregaat
Ampèremeter L3 (P3) onder max. toelaatbare waarde AVoltmeter (P4) onder max. toelaatbare waarde V
Schakelaar Functie Bekrachtigd bij
Motoroliedruk stillegging 0,5 barMotorkoelvloeistoftemperatuur stillegging 105°C
Referentievoorwaarden 1) Nominale frequentieNominaal toerental (optioneel)Generator onderhoudstaakAbsolute luchtinlaatdruk Relatieve luchtvochtigheidLuchtinlaattemperatuur
Grenswaarden 2) Maximale omgevingstemperatuur Toegelaten hoogteMaximale relatieve luchtvochtigheidMinimale starttemperatuur zonder starthulpMinimale-starttemperatuur met hulp (optie)
Prestatiegegevens 2) 3) 5) Nominaal actief vermogen (PRP) 3 fNominaal actief vermogen (PRP) 1 f (optie)Nominale vermogensfactor (vertraging) 3 fNominale vermogensfactor (vertraging) 1 f (optie)
19,8 kVA 23,3 kVA14,9 kVA 17,3 kVA
400 V 480 VNVT 240 V230 V 240 V28,6 A 28,0 ANVT 56,1 A
64,8 A 72,1 AG2 G2
15,8 kW 18,6 kW100% 100%< 5% < 5%
isochroon isochroon1,0 kg/h 1,3 kg/h2,7 kg/h 3,2 kg/h3,3 kg/h 4,1 kg/h4,2 kg/h 4,6 kg/h
,260 kg/kWh 0,254 kg/kWh23,5 h 21,5 hNVT NVT21 g/h 23 g/h
88 dB(A) 92 dB(A)
115 l 115 lNVT NVT
15,8 kW 18,6 kW100% 100%
PRP PRPlandgebruik landgebruikafzonderlijk afzonderlijkeel/automatisch manueel/automatisch
-gespecificeerd niet-gespecificeerdsporteerbaar/D transporteerbaar/Dmobiel/E mobiel/E
- 71 -
Nominaal PRP vermogen 3-fasigNominaal PRP vermogen 1-fasig (optie)Nominale spanning 3-fasig lijn-tot-lijnNominale spanning 3 f. lijn-lijn, lage spanningNominale spanning 1–fasig (optie)Nominale stroom 3-fasigNominale stroom 3-fasig laagste spanningNominale stroom 1-fasig (optioneel)Vermogensklasse (conform ISO 8528-5:1993) (optie)Toegelaten belasting in één stap (0-PRP)
Frequentieval Brandstofverbruik bij nullast (0%)Brandstofverbruik bij deellast (50%)Brandstofverbruik bij deellast (75%)Brandstofverbruik bij vollast (100%)Specifiek brandstofverbruik (bij vollast, 100%) 0Brandstofautonomie bij vollast met standaardtankBrandstofautonomie bij vollast met externe brandstoftankMaximum olieverbruik bij vollastMaximaal geluidsvermogenniveau (LWA) gemeten in overeenstemming met 2000/14/EG ONDInhoud van de brandstoftankInhoud van externe brandstoftankToegelaten belasting in één stap
Toepassingsgegevens BedrijfsmodusSiteWerkingStart- en controlemodus manuStarttijd nietMobiliteit/Config. Conform ISO 8528-1:1993 tran
(optioneel)
olledig verend volledig verendopenlucht openlucht
IP 54 IP 54geaard geaard
geïsoleerd -
IEC34-1 IEC34-1ISO 8528-3 ISO 8528-3
STAMFORD STAMFORDBCI164-E1 BCI164-E122,5 kVA 30 kVA
BR BRIP 23 IP 23
H HH H12 12
ISO 3046 ISO 3046ISO 8528-2 ISO 8528-2
V2403M-BG V2403M-BG18,8 kW 22,1 kWICXN ICXN± 5% ± 5%
koelvloeistof koelvloeistofrecte inspuiting directe inspuitingurlijke aanzuiging natuurlijke aanzuiging
4 42,4 l 2,4 l
elektronisch elektronisch9 l 9 l9 l 9 l
12 Vdc 12 VdcEU FASE II
- 72 -
Bevestiging vBlootstelling aan het klimaat Beschermingsgraad (cabine)Status van de nulleiding (TT of TN)Status van de nulleiding (IT) (optioneel)
Alternator 4) Standaard
MerkModelNominaal uitgangsvermogen, klasse H temperatuurtoename
waardetype conform ISO 8528-3BeschermingsgraadIsolatie stator klasseIsolatie rotor klasseAantal kabels
Motor 4) Standaard
Type KUBOTANominaal netto uitgangsvermogen
waardetype conform ISO 3046-7productietolerantie
KoelvloeistofVerbrandingssysteem diAanzuiging natuAantal cilindersSlagvolumeSnelheidsregelingInhoud olietankInhoud koelsysteemElektrisch systeemVoldoet aan emissienorm
4 432 A 32 A
3..5xIn 3..5xIn
NVT 4NVT 63 ANVT 3..5xIn
2 280 A 80 A
3..5xIn 3..5xIn
0,030-30 A 0,030-30 A10-100 kOhm -
udelijk (1x) (optie) -2 f. + Aarding16 A 230 V
EE form (1x). + N + Aarding16 A 400 V
EE form (1x). + N + Aarding32 A 400 V
1 x 950 x 1141 mm 2097,1 x 950 x 1141 mm709 kg 709 kg824 kg 824 kg
- 73 -
Vermogenscircuit Stroomonderbreker, 3-fasigAantal polenThermische losser It (thermische losser is hoger dan 25°C)Magnetische losser Im
Stroomonderbreker, 3-fasig, lagere spanning (optie)Aantal polen (in optie)Thermische losser It (thermische losser is hoger dan 25°C)Magnetische losser Im
Stroomonderbreker, 1-fasig (optioneel)Aantal polenThermische losser It (thermische losser is hoger dan 25°C)Magnetische losser Im
AardsluitbeveiligingReststroombeveiliging IDnIsolatieweerstand (optioneel)
Contactdozen huisho
C3 f
C3 f
Aggregaat Afmetingen (LxBxH) 2097,NettogewichtBrutogewicht
en generator kan opwekken (bij variabele onderbroken). Bij deze waarden is geen ls bepaald in ISO8528-3).ele vermogenssequentie, die gedurende een aalde omgevingsomstandigheden. Een gensafgite in een tijdspanne van 24 uur mag
ur
30 35 40 45 50100 95 95 90 9090 90 85 85 8585 85 80 80 7580 75 75 75 7075 70 70 70 6565 65 65 65 6060 60 60 60 5560 55 55 55 50
- 74 -
Opmerkingen
1) Referentiewaarden voor motorprestatie conform ISO 3046-1.
2) Zie vermogensverliesgrafiek of informeer bij de fabrikant voor andere omstandigheden.3) In referentie-omstandigheden, tenzij anders aangegeven.4) Definitie van nominale waarden (ISO 8528-1):
LTP: Limited Time Power (Beperkte Tijdsvermogen) is het maximale elektrische vermogen dat ebelasting), in het geval van een stroomstoring (tot 500 uur per jaar waarvan maximaal 300 uur onoverbelasting toegelaten. Het continu piekvermogen van de alternator is vastgelegd bij 25°C (zoaPRP: Prime Power (Primair Vermogen) is het maximum beschikbare vermogen tijdens een variabonbepaald aantal uren per jaar kan lopen, tussen bepaalde onderhoudsintervallen en onder de bepoverbelasting van 10% is toegelaten gedurende 1 uur in 12 uur. De toegestane gemiddelde vermode opgegeven belastingsfactor van 80% niet overschrijden.
5) Specifieke massa van gebruikte brandstof: 0,86 kg/l.
Vermogenverlies
Hoogte(m)
Temperatu(°C)
0 5 10 15 20 250 100 100 100 100 100 100
500 100 100 100 95 95 951000 95 90 90 90 90 851500 85 85 85 85 80 802000 80 80 80 75 75 752500 75 75 75 70 70 703000 70 70 65 65 65 653500 65 65 60 60 60 60
A Maximum toegelaten totaalgewicht van het voertuig
B Maximum toegelaten belasting op de voorasC Maximum toegelaten belasting op de achteras1 Firmacode2 Productcode3 Serienummer4 Naam van de fabrikant5 EU of nationaal goedkeuringsnummer6 Identificatienummer7 Modelnummer8 Frequentie9 Schijnbaar vermogen - PRP10 Actief vermogen - PRP11 Nominale spanning12 Nominale stroom13 Arbeidsfactor14 Bouwjaar15 EG-kenteken overeenkomstig de Machinerichtlijn
89/392/EEG16 Bedrijfsmodus17 Wikkelingschakeling
- 75 -
Omzettingstabel voor SI-
eenheden naar Angelsaksische
eenheden
Een temperatuurverschil van 1°C = eentemperatuurverschil van 1,8°F.
Identificatieplaat
1 bar = 14,504 psi1 g = 0,035 oz1 kg = 2,205 lb1 km/h = 0,621 mile/h
1 kW =1,341 hp (Verenigd Koninkrijk en Verenigde Staten)
1 l = 0,264 US gal
1 l =0,220 lmp gal (Verenigd Koninkrijk)
1 l = 0,035 cu.ft1 m = 3,281 ft1 mm = 0,039 in1 m³/min = 35,315 cfm1 mbar = 0,401 in wc1 N = 0,225 lbf1 Nm = 0,738 lbf.ftt°F = 32 + (1,8 x t°C)
t°C = (t°F - 32)/1,8
ATLAS COPCO AIRPOWER n.v.
MADE BY ATLAS COPCO AIRPOWER n.v. WILRIJK, BELGIUM
1615 6945 00
-YA3--- kg
kg kg
Model/Modell/Modèle
cos phi
f NP NP NU NI N
Manuf. year/Baujahr/Année de fabrication
Hz
kW
V
A
kVA
A
B
C
- 76 -
- 77 -
Elektrische schema’s
F2
F1
N
F3
T13
2
1
N1
PE
U1
a0
V1
a0
124
a6
126
a0
y54y54
142
c8to Circ.Diagr ENGINEAmpere-meter
N1
y54
127
a0
to Circ.Diagr ENGINEV-meter & Control Module
N1
a6
125
a0
to Circ.Diagr ENGINEAmpere-meter
143
c8
140
c8
141
c8
W1
a0
E
Notes
Note 1: The PE-N connection has to be made at the alternator-side of main Circuit Breaker Q1.
Note 2: Link N12.1 to N12.2 on gen-sets without Dual Frequency(= no potentiometer R12).
Note 3: With "TB EDF", do NOT connect (N) to (PE) at Q1. T13 is to be mounted on the (PE)-conductor, instead of on the PE-N connectionin the cubicle.
g54PE
Cub
icle
Can
opy
7(=V5)
8(=U5)
XX-(F2)
X+(F1)
G3
U1
U1
W1
W1
V1
V1
240V-60Hz
N
N1
U1
U2 U6
U5
W1
W5
W2
W6V5
V1
V6
V2
PE
- 78 -
3431A2A1T2T1
I n
N13N14R T PE L
R<
A2A1
Cub
icle
Can
opy
R5
U1
PE
NL
B+B-
S2b
S13
G3
U1
U1
W1
W1
V1
V1
N
400V/480V
W1W2
W5W6
V1V2
V5V6
U1U2
U5U6
7(=V5)
8(=U5)
XX-(F2)
X+(F1)
U1
x0
V1
x0
W1
x0 x6
N12
8
7
F1
F2
See Note 2
.F2
b0
.F1
b0
.8
bx0
.7
bx0
60 C50
T1 T2 T3
c2
c1
Q1
A B C D
U>
118
a3
118
a3
118
a313
a2
13
a2
13
a2
13
a211
8
a3
12
a6
12
a6
12
a6
12
a6
12
a6
5
a3
5
a3
5
a3
102
a3
13
a2
441
b6
442
b0
441
b6
442
b0442
b0
441
b6
N1
a6b54
to C
irc.
Dia
grC
ON
TRO
LLER
to C
irc.
Dia
grC
ON
TRO
LLER
Dual Frequency (0)
IT-Relay
S12a
50H
z
60H
z35
a3 36
a3
37
a3
Coolant Heater
(0)
(0)(0)
Bat
tery
cha
rger
1
2
R12
29
a0
28
a2
(0)
ELR-Relay
LegendWire size :a = 1 mm²b = 1.5 mm²c = 2.5 mm²d = 4 mm²e = 6 mm²f = 10 mm²g = 16 mm²h = 25 mm²i = 35 mm²j = 50 mm²k = 70 mm²l = 95 mm²lx = 95 mm² EPR-CSP (BS6195-4C)bx= 1.5 mm² NSGAFOeU
Colour code :0 = black1 = brown2 = red3 = orange4 = yellow5 = green6 = blue7 = purple8 = grey9 = white54 = green/yel.
9822 0992 70/01
Van toepassing voor QAS 14-20 Compact - Vermogencircuit
c54
PE
c54
PE
e54
PE
Q4
16A
L1
c0
L2
c0
L3
c0
N
c6 Q5
16A30mA
L3
c0
N
c6
L3 N
L2 L116A
X4 X5
16AL N
6L3
c0
6N
c6
5L3
c0
5L1
c0
5L2
c0
N
X3
E
QAS14
Wire Size x2.5 mm²
Wire Size y2.5 mm²
T130/5A
Q120A
400V/480V
20 6 mm² 6 mm²30/5A 32A30 10 mm² 10 mm²60/5A 50A40 16 mm² 16 mm²60/5A 63A
QAS14
Wire Size x10 mm²
Wire Size y10mm²
T160/5A
Q140A
20 16 mm² 16mm²60/5A 63A30 35 mm² 16mm²100/5A 100A40 50 mm² 25mm²150/5A 125A
240V-60Hz
(0)
- 79 -
32A
Q3
L1
e0
L2
e0
L3
e0 e6
4L3
e0
4L1
e0
4L2
e0
L1
g0
L2
g0
L3
g0
N
g6 g54
PE
L3 N
L2 L132A
L3 N
L2 L163A
X2
X1
L1 L2 L3 N PE
L1
x0
L2
x0L3
x0
N
x6 y54
PE
A B C D
X1
L1 L2 L3 N PE PE-EDF
L1
x0
L2
x0
L3
x0
N
x6
y54
PEy54
PE PE
See Note 3
(0)
(0)
(0)
T132
1
to T13.Tx
F1-F3 4 A-zekeringenG3 AlternatorN12 Automatische spanningsregelaarN13 Aardlekrelais (O)N14 IT-relais (O)Q1 Stroomonderbreker (O)Q3 Stroomonderbreker 32 AQ4 Stroomonderbreker 16 A (O)Q5 Stroomonderbreker 16 A/30 mA (O)R5 Verwarmer koelvloeistof (O)R12 Spanningsregeling 1 K (O)S2b Noodstop
(S2a: zie Controllercircuit)S12 50/60 Hz schakelaar (O)S13 Blokkeerschakelaar aardlekrelais (O)T1-T3 StroomtransformatorenT13 Torus-aardlek (O)U1 Batterijlader (O)X1 KlemmenbordX2 Stopcontact 63 AX3 Stopcontact 32 A (O)X4 Stopcontact 16 A (O)X5 Stopcontact 16 A (O)X9 Klemmenstrook(O) Optionele uitrusting
C D E
F2
F1
T13
T1
PE
2
1
U
a0
W
a0
126
a0
y54y54
to Circ.Diagr ENGINEAmpere-meter
U1
W1
x0 y54
to Circ.Diagr ENGINEV-meter & Control Module
125
a0
to Circ.Diagr ENGINEAmpere-meter
143
c8
140
c8
f54
Cub
icle
Can
opy
W1
W1
U1
PE
V1
1
W2
230V50Hz
NotesNote 1: The PE-N connection
has to be made at thealternator-side of main Circuit Breaker Q1.
Note 2: Link N12.1 to N12.2 ongen-sets withoutDual Frequency( = no potentiometer R12)
Note 3: 230Vzz/240Vzz Dual Frequency without midwire; with L2 earthed
- 80 -
I n
N13N14
R<S2b
S13
A B
N12
See Note 2
(0)
IT-Relay (0)
S12a
(0)
R12
G3
Q1
3431A2A1T2T1
R T PE L
A2A1
x0
8
7
F1
F2 .F2
b0
.F1
b0
.8
bx0
.7
bx0
60 C50
118
a3
118
a3
118
a313
a2
13
a2
13
a2
118
a3
12
a6
12
a6
12
a6
12a6
5
a3
5
a3
5
a3
102
a3
13
a2
N1
a6b54
to C
irc.
Dia
gr C
ON
TRO
LLER
50H
z
60H
z35
a3 36
a3
37
a3
1
2
29
a0
28
a2
U1
7(=W5)
8(=U5)
XX-(F2)
X+(F1)
U1U5
U2V6 V2
V5
U6
W5W
W6
c2
c1
U>
Dual Frequency
LegendWire size :a = 1 mm²b = 1.5 mm²c = 2.5 mm²d = 4 mm²e = 6 mm²f = 10 mm²g = 16 mm²h = 25 mm²i = 35 mm²j = 50 mm²k = 70 mm²l = 95 mm²lx = 95 mm² EPR-CSP (BS6195-4C)bx= 1.5 mm² NSGAFOeU
Colour code :0 = black1 = brown2 = red3 = orange4 = yellow5 = green6 = blue7 = purple8 = grey9 = white54 = green/yel.
9822 0992 71/00
Van toepassing voor QAS 14-20 Compact - Vermogencircuit - Eénfasig
D E
QAS14
Wire Size x10 mm²
Wire Size y10 mm²
T160/5A
Q140A
20 16 mm² 16 mm²60/5A 63A
QAS14
Wire Size x10 mm²
Wire Size y10 mm²
T160/5A
Q140A
20 25 mm² 16 mm²100/5A 80A
Q3
32A
Q5
16A30mA
X5
16A
PE
X3
32A
(0)
230V-50Hz
230V/240V
L
e0
N
e6
L
c0
N
c6
L N
4L
c0
4N
c6
g54
PE
c54
PE
e54
PE
L N
3L
e0
3N
e6
N
g54
PE
- 81 -R5
U1
A B C
Coolant Heater
(0)(0)
Bat
tery
cha
rger
X1
X2
63AC
ubic
leC
anop
y
PE
NL
B+B-
13
a2
12
a6
441
b6
442
b0
441
b6
442
b0
442
b0
441
b6
to C
irc.
Dia
gr
CO
NTR
OLL
ER
y54
PE
L1 L2 PE
1ph
L
x0
N
x6
L
g0
N
g6
g54
PE
L
g0 g6
L N
F1-F2 4 A-zekeringenG3 AlternatorN12 Automatische spanningsregelaarN13 Aardlekrelais (O)N14 IT-relais (O)Q1 StroomonderbrekerQ3 Stroomonderbreker 32 A (O)Q5 Stroomonderbreker 16 A/30 mA (O)R5 Verwarmer koelvloeistof (O)R12 Spanningsregeling 1 K (O)S2b Noodstop
(S2a: zie Controllercircuit)S12 50/60 Hz schakelaar (O)S13 Blokkeerschakelaar aardlekrelais (O)T1 StroomtransformatorT13 Torus-aardlek (O)U1 Batterijlader (O)X1 KlemmenbordX2 Stopcontact 63 A (O)X3 Stopcontact 32 A (O)X5 Stopcontact 16 A (O)(O) Optionele uitrusting
K1
d2
Position of Relay Contacts
a3
5
MM6
a6
12
b6
12
a3
45
3
50
a6
12
a6
12
b6
12
C2C2
X10A4A4
X1055
K1
GN
D
GN
D
Spe
ed s
enso
r B
+
20 1 19
LegendWire size :a = 1 mm²b = 1.5 mm²c = 2.5 mm²d = 4 mm²e = 6 mm²f = 10 mm²g = 16 mm²h = 25 mm²i = 35 mm²j = 50 mm²k = 70 mm²l = 95 mm²lx = 95 mm² EPR-CSP (BS6195-4C)bx= 1.5 mm² NSGAFOeU
Colour code :0 = black1 = brown2 = red3 = orange4 = yellow5 = green6 = blue7 = purple8 = grey9 = white54 = green/yel.
- 82 -
+
-
A
B7 D C
a6
12
B11
j0
1
j0
1
c2
1
j6
12
j6
12
c2
1
d2
16
d2
1c2
3
a2
17
a2
17
a3
26
a3
2
a3
5
a3a3
7
a3
6
a3
11
aa2
49
a3
46
a3
7
a3
6
b3
48
b3
47a6
12
a6
12
C4C4
X10A1A1
X10 A3A3
X10 A2A2
X10 C3C3
X10 C1C1
X10 B1B1
B2B2
AA
X10
a3
2
S10PS9 S8 Y1E1
K1
IGL
B+
GND
G2
K0
K0M
M1
G1
-
+
34 18
Dir
ect B
+
16
Wat
er te
mpe
ratu
re s
enso
r
13
KU
BO
TA E
lect
ric
Gov
ener
Mai
n B
+
Sol
enoi
d (-
)
Sig
nal f
or e
ngin
e sp
eed
Sol
enoi
d (+
)
Wat
er te
mpe
ratu
re s
witc
h
Spe
ed s
witc
h
Oil
switc
h
17
32
282726
15
Cha
rge
sign
al
ECU
9822 0992 77/00
Van toepassing voor QAS 14-20 Compact - Motorcircuit
- 83 -
B7 Sensor, brandstofpeilB11 SnelheidssensorE1 VoorverwarmingsweerstandECU MotorcontrollerG1 Batterij 12 VdcG2 LaadalternatorK0 StartersolenoïdeK1 Relais voorverwarmingssysteemM1 StartermotorM6 BrandstofvoedingspompS8 Schakelaar, hoge koelwatertemperatuurS9 Schakelaar, lage oliedrukS10 Sensor, koelwatertemperatuurX10 Kabelbundel connector
(zie controllerkring)Y1 Brandstofsolenoïde
M N
Sx FxFx
Generator ContactorOutput: 12Vdc, max.8Adc1
(*)= Connect L2 to X25.5with 230Vd-systems
(*)N
a3
19to
A1.
17
Sx=RemoteStart/Stop-switch
MAINS SUPPLY (1P+N)Customer's Installation(see Instruction Manual)
to G
ener
ator
Con
tact
or A
2 <-
-
to G
ener
ator
Con
tact
or A
1 <-
-
a6
12
a0
38
to Circ.Diagr POWERX9.441 & X9.442
a3
18
b6
441
b0
442
to A
1.18
X25PE 6
X2554
X2532
X251
PEL16A6A
- 84 -
A
A
A
V
A
V
S4
Qc1002
*only on QAS30/40
*only on QAS14/20
c8
140
c8
143
a0
125
a0
126
a0
125
a0
126
c8
140
c8
143
c8
142
c8
141 P1
P2
P3
Cir
c.D
iagr
PO
WER
Cur
r.Tr
ansf
o T3
Cir
c.D
iagr
PO
WER
Fuse
s F1
-F2
a0
126
a0
125
P4
P3
Cir
c.D
iagr
PO
WER
Fuse
s F1
-F3
a0
126
a0
125
a0
125a0
126
a6
124
a0
127
to C
irc.
Dia
gr P
OW
ERC
urre
nt T
rans
fo T
1-T3
a0
128
a0
129
P4
A B C D E F G H I J K L
84106
2
12119
75
3 1
a0
38
a2
17
a0
126
a0
125
a6
12
a2
17
a3
14
a3
4
a3
15
a3
14
a3
5
S2a
NO
Com N
O
NO
Sta
rt/S
top
Sta
rt R
elay
Out
put
Spar
e <L
ow C
oola
nt L
evel
>
Inpu
t
Inpu
t
Inpu
t
Inpu
t
Inpu
t
Inpu
t
5
A1
18
19 2321 35
4321
3624
0 V
dc (B
att-
)
34333226 27 25
17161413129 156 7 8
Gen
erat
or C
onta
ctor
Preh
eat R
elay
High
Coo
lant
Tem
pera
ture
Low
Oil
Pres
sure
Cen
tral
Ala
rm H
orn
Com
mon
for R
elay
Out
puts
Rem
ote
Sta
rt
NO
Com
Fuel
Con
trol
Rel
ay
Com N
O
Gen
erat
or V
olta
ge L
1
Gen
erat
or V
olta
ge L
2
12/2
4 V
dc (B
att+
)
Com
mon
for V
DO-in
puts
(0 V
dc)
Inpu
t
GN
D
Inpu
tO
il Pr
essu
re (V
DO
)
W/L
-Inpu
t D+
Coo
lant
Tem
p (V
DO
)
Fuel
Lev
el (V
DO
)In
put
Inpu
t
Mag
netic
Pick
-up
(Tac
ho)
CA
N-H
CA
N-L
GN
DEn
gine
CAN
-bus
Inte
rface
Com
mon
(12
Vdc
)
to Circ.Diagr POWERX9.5
9822 0992 78/00
Van toepassing voor QAS 14-20 Compact - Controllercircuit Qc1002™
M N
e2
K5
e2d6
K4
d6
Position of Relay Contacts
a6
12
4
C2
C2
X10A4
A4a6
12
to Circ.Diagr POWERX9.12
A1 Generator-regeleenheid(configureren in machinetype 1)
F10 Zekering 10 AH0 PaneelverlichtingK4 W/L-invertorrelaisK5 StarterrelaisP1-P3 AmpèremeterP4 VoltmeterS2a Noodstop
(S2b: zie Vermogencircuit)S4 VoltmeterkeuzeschakelaarS12b 50/60 Hz schakelaar (O)
(S12a: zie Vermogencircuit)S20 Aan/Uit/Afstand schakelaarX10 Kabelbundel connectorX25 Aansluitstrip klant(O) Optionele uitrusting
- 85 -
K5
K4
Dual Frequency
a612
a3
26
C4
C4
X10(0)
60H
z
50H
zS12b
a6
12
a2
13
a2
13
c2
1
a3
18
a3
19
A B C D E F G H I J K L
a3
7
a3
6
a3
11
a3
2
2X25
1
C4
C4
X10A1
A1
X10 A3
A3
X10 A2
A2
X10 C3
C3
X10 C1
C1
X10 B1
B1
B2
B2
c2
3
c2
1
c2
1
a2
17
a2
17
a6
12
a6
12
a6
12
a6
12
a3
18
a3
19
a3
22
a3
7
a3
6
a2
17
a3
11
a6
12
to Circ.Diagr POWERX9.13
S20
K4
10A
F10
a3a3
5
X10A5
A5
X10
a3
15
a3
5
a6
12
a6
12
H0 K5
Colour code :
0 = black1 = brown2 = red3 = orange4 = yellow5 = green6 = blue7 = purple8 = grey9 = white54 = green/yel.
Legend
Wire size :
a = 1 mm²b = 1.5 mm²c = 2.5 mm²d = 4 mm²e = 6 mm²f = 10 mm²g = 16 mm²h = 25 mm²i = 35 mm²j = 50 mm²k = 70 mm²l = 95 mm²lx = 95 mm² EPR-CSP (BS6195-4C)bx = 1.5 mm² NSGAFOeU
Qc2002
a0
125
a0
442
a0
446
a0
447
a0
443
0
445
a6
441
a0
444
towardsX25.8a6
124
125
c8
140
c8
140
c8
140
c8
143
c8
141
c8
142
Cen
tral
Ala
rm H
orn
2nd
Para
met
er S
et
s1 s2Ge
nera
tor C
urre
nt T
rans
fo L
1
s1 s2Ge
nera
tor C
urre
nt T
rans
fo L
2
s1 s2
Mai
ns V
olta
ge L
1
Com
NO
NO
NO
Spar
e <L
ow C
oola
nt L
evel
>
Inpu
t
Inpu
t
Inpu
t
Inpu
t
Inpu
t
Inpu
t
242318 33 343225
43 51 53 54 5655 57 58
E F G H I J K L M N
5245
35 36
50494746
17161413129 15
Mai
ns V
olta
ge N
eutr
al
Mai
ns V
olta
ge L
2
High
Coo
lant
Tem
pera
ture
Spa
re O
utpu
t
Low
Oil
Pres
sure
Mai
ns C
onta
ctor
Mai
ns V
olta
ge L
3
Rem
ote
Sta
rt
ComN
OG
ener
ator
Con
tact
or
NC
Com
Com
NO
Com
NO
Sta
rt R
elay
Out
put
Fuel
Con
trol
Rel
ay
Preh
eat R
elay
Com
mon
for R
elay
Out
puts
Inpu
t
W/L
-Inpu
t D+
Mag
netic
Pick
-up
(Tac
ho)
Gene
rato
r Cur
rent
Tra
nsfo
L3
Com
mon
(12
Vdc
)
- 86 -SxFx FxFx FxFx
to C
irc.
Dia
gr P
OW
ERC
urre
nt T
rans
fo T
1-T3
a6
124
to C
irc.
Dia
gr P
OW
ERFu
ses
F1-F
3
a6
124
a012
7a0
126
a0
125
a0
127a0
126
a6
124
a6
125
c8
140
c8
141
c8
143
c8
142
c8
140
c8
143c8
142c8
141
a6
12
to Circ.Diagr POWERX9.441 & X9.442
a6
12
a3
18
a6
124
a0
446
a0
447
a044
2a6
441
Sx=RemoteStart/Stop-switch
b6
441
b0
442
a0
443
a0
444
a0
445
to A
1.38
PEX25
873 65421
X25109
PE
MAINS SUPPLY (3P+N+PE)Customer's Installation(see Instruction Manual)
to G
ener
ator
Con
tact
or A
2 <-
-
to G
ener
ator
Con
tact
or A
1 <-
-
to M
ains
Con
tact
or A
1 <-
-
L3L2L1L1N
to A
1.18
250mA250mA
6A250mA
6A
a2
17
aa0a0
127
a0
126
a6
124
a6
12
a2
17
e2
K5
e2e6
K4
e6
Position of Relay Contacts 5
A1 39 4137 38
4321
A B C D
0 V
dc (B
att-
)
26 27
6 7 8
Gen
erat
or V
olta
ge L
3
Gen
erat
or V
olta
ge L
1
Gen
erat
or V
olta
ge L
2
12/2
4 V
dc (B
att+
)
Gen
erat
or V
olta
ge N
eutr
al
Com
mon
for V
DO-in
puts
(0 V
dc)
GN
D
Inpu
tO
il Pr
essu
re (V
DO
)
Coo
lant
Tem
p (V
DO
)
Fuel
Lev
el (V
DO
)In
put
Inpu
t
CA
N-H
CA
N-L
GN
DEn
gine
CAN
-bus
Inte
rface
9822 0992 79/00
Van toepassing voor QAS 14-20 Compact - Controllercircuit Qc2002™
K4
to A1.17
Dual Frequency
a6
12
a3
26
C4
C4
X10(0)
60H
z
50H
z
S12b
a3
4
a3
5
a3
15
a3
14
a3
14
a3
4
a3
5
X259
C2
C2
X10A4
A4
X10A5
A5
X10
a6
12
a6
12
a6
12
a3
18
a3
19
a3
22
a3
7
a3
6
a2
17
to Circ.Diagr POWERX9.5
to Circ.DiagrPOWERX9.12
K5
E F G H I J K L M N
- 87 -
K5
S20
a2
13
a2
13
c2
1
a3
14
a3
2
A1
A1
X10 A3
A3
X10 A2
A2
X10 C3
C3
X10
c2
3
c2
1
c2
1
a217
a2
17
a6
12a6
12
to C
irc.
Dia
gr P
OW
ERX
9.13
S2a
K4
10A
F10
a6
12
a37
a3
6
a3
11
C4
C4
X10C1
C1
X10 B1
B1
B2
B2
a3
11
a6
12
A B C D
Colour code :
0 = black1 = brown2 = red3 = orange4 = yellow5 = green6 = blue7 = purple8 = grey9 = white54 = green/yel.
Legend
Wire size :
a = 1 mm²b = 1.5 mm²c = 2.5 mm²d = 4 mm²e = 6 mm²f = 10 mm²g = 16 mm²h = 25 mm²i = 35 mm²j = 50 mm²k = 70 mm²l = 95 mm²lx = 95 mm² EPR-CSP (BS6195-4C)bx = 1.5 mm² NSGAFOeU
A1 Generator-regeleenheid(configureren in machinetype 1)
F10 Zekering 10 AK4 W/L-invertorrelaisK5 StarterrelaisS2a Noodstop
(S2b: zie Vermogencircuit)S12b 50/60 Hz schakelaar (O)
(S12a: zie Vermogencircuit)S20 Aan/Uit-schakelaar
(zie Motorcircuit)X10 Kabelbundel connectorX25 Aansluitstrip klant(O) Optionele uitrusting
Pri
nte
d in
Bel
giu
m 0
2/2
00
8 -
29
54
33
80
11
www.atlascopco.com