6
 BOUWEN MET STAAL 131, juli/augustus 1996 15 Het proces dat moet leiden tot een opti- male draagconstructie bestaat ruwweg uit drie fasen. De eerste omvat het ont- werpen van mogelijke draagconstructies die passen binnen het programma van eisen en het daarvoor vervaardigde voorlopig ontwerp. Tijdens de tweede  fase vindt de k euze p laats van de vorm en het materiaal van de draagconstruc- tie. Het is belangrijk te beseffen dat in deze fase niet uitsluitend de kosten van de draagconstructie van belang zijn. Van belang is namelijk ook de invloed van een draagconstructie op de kosten van andere begrotingselementen, zoals de  fundering, de gevel, de installaties en de voorbereidings- en bouwtijd. Als op ba- sis hiervan is gekozen voor een stalen draagconstructie, is er tijdens de derde  fase een verder e optimalisa tie van de kosten mogelijk door het nader onder- zoeken van de kostenconsequenties van materiaal-specifieke aspecten van staal. De belangrijkste aspecten die van in- vloed kunnen zijn op de kosten van de constructie zijn het (buiten)klimaat, de staalsoort (in relatie tot het klimaat en de constructie), de fabricage, de conser- vering, de montage en de brandweren- de voorzieningen. Buitenklimaat en levensduur De levensduur van een staalconstructie hangt af van de corrosiesnelheid, de keuze en de dimensionering van de staalprofielen, de verbindingen en het conservering ssysteem. De agressiviteit van het buitenklimaat waaraan de construc- tie kan blootstaan (de klimaatklasse) be- paalt de corrosiesnelheid en de wijze van conserveren. Conserveren zorgt er- voor dat de verlangde levensduur van de staalconstructie, dan wel de sterkte van de constructie gedurende die perio- de, wordt gegarandeerd. Bedenk daarbij wel dat op plaatsen waar vocht en vuil zich kunnen ophopen de corrosiesnel- heid hoger zal zijn dan volgens de kli- maatklasse is te verwachten. Het ne gatie - ve effect van de ho gere corrosies nelheid is te compenseren door plaatselijk een agressiever klimaat te veronderstellen met de daarbij vereiste conservering. Daarentegen is het niet nodig om con- structies die niet blootstaan aan het bui- tenklimaat te conserveren. Dat is b ijvoor- beeld het geval voor kantoren, waarvoor klimaatklasse C 1 geldt: in dit binnenkli- maat is corrosie namelijk uiterst gering. Het overdimensioneren met een zogehe- ten corrosietoeslag was in het verleden een gangbare methode om de onder- houdskosten te beperken. Deze metho- de is tegenwoordig in onbruik is ge- raakt, maar in sommige situaties zeker het overwegen waard. Daarbij valt te denken aan tijdelijke constructies en aan constructies waaraan geen esthetische eisen worden gesteld. Ook een juiste profielkeuze draagt bij aan een verlen- ging van de onderhoudsvrije periode. Een voorbeeld is het toepassen van kokers in plaats van HE-profielen. Kokers zijn namelijk zodanig uit te voeren dat er aan de binnenzijde geen corrosie op- treedt. Staalsoort De tijd dat de materiaalkosten bepalend waren voor de kosten van een staalcon- structie is voorbij. Tegenwoordig kost vijftig kilo staal namelijk even veel als een mensuur arbeid. Het beperken van de hoeveelheid staal is daarom uitslui- tend zinvol als dit nauwelijks extra kos- ten tot gevolg heeft, bijvoorbeeld voor de fabricage. Eén van de mogelijkheden tot gewichtsbesparing is het kiezen van de juiste staalsoort. In Nederland wordt meestal gekozen voor staal met een vloeigrens van 235 N/mm 2 . Het gebruik van staal met een hogere sterkte leidt dan tot minder kilo’s, indien de sterkte maatgevend is. Daarbij moet wel wor- den onderzocht of de meerkosten van de hogere kiloprijs voldoende opwegen tegen de besparing op het totale staal- gewicht. dr.ir . R. Hamerlinck en ir. W.H. Verburg Staalbouw Instituut, Rotterdam Kostenbewust ontwerpen Ontwerpt u nog steeds op het aantal kilo’s? De doelmatigheid van een staalconstructie in een verdiepinggebouw wordt in Nederland vaak gerelateerd aan de gebruikte hoeveelheid staal per m 2 bruto vloeroppervlak. Het rekenen met bedragen van twee tot vijf gulden per kilo voor een staalconstructie is echter te ongenuanceerd. Het zijn namelijk niet uitsluitend de kilo’s staal die bepalen of een staalconstructie efficiënt en kostenbewust is ontworpen. Ook andere aspecten spelen daarbij een rol: deze worden in dit artikel op een rij gezet. Het uitgangspunt is een staalskelet voor een verdiepinggebouw , waarbij de stabiliteit is ontleend aan stalen verbanden dan wel aan betonnen schijven of kernen.

Bouwen Met Staal; Staalkwaliteit

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Kostenbewust ontwerpen

Citation preview

  • BOUWEN MET STAAL 131, juli/augustus 1996 15

    Het proces dat moet leiden tot een opti-male draagconstructie bestaat ruwweguit drie fasen. De eerste omvat het ont-werpen van mogelijke draagconstructiesdie passen binnen het programma vaneisen en het daarvoor vervaardigdevoorlopig ontwerp. Tijdens de tweedefase vindt de keuze plaats van de vormen het materiaal van de draagconstruc-tie. Het is belangrijk te beseffen dat indeze fase niet uitsluitend de kosten vande draagconstructie van belang zijn. Vanbelang is namelijk ook de invloed vaneen draagconstructie op de kosten vanandere begrotingselementen, zoals defundering, de gevel, de installaties en devoorbereidings- en bouwtijd. Als op ba-sis hiervan is gekozen voor een stalendraagconstructie, is er tijdens de derdefase een verdere optimalisatie van dekosten mogelijk door het nader onder-zoeken van de kostenconsequenties vanmateriaal-specifieke aspecten van staal.De belangrijkste aspecten die van in-vloed kunnen zijn op de kosten van deconstructie zijn het (buiten)klimaat, destaalsoort (in relatie tot het klimaat ende constructie), de fabricage, de conser-vering, de montage en de brandweren-de voorzieningen.

    Buitenklimaat en levensduurDe levensduur van een staalconstructiehangt af van de corrosiesnelheid, dekeuze en de dimensionering van destaalprofielen, de verbindingen en hetconserveringssysteem. De agressiviteit vanhet buitenklimaat waaraan de construc-tie kan blootstaan (de klimaatklasse) be-paalt de corrosiesnelheid en de wijzevan conserveren. Conserveren zorgt er-voor dat de verlangde levensduur vande staalconstructie, dan wel de sterktevan de constructie gedurende die perio-de, wordt gegarandeerd. Bedenk daarbijwel dat op plaatsen waar vocht en vuilzich kunnen ophopen de corrosiesnel-heid hoger zal zijn dan volgens de kli-maatklasse is te verwachten. Het negatie-

    ve effect van de hogere corrosiesnelheid iste compenseren door plaatselijk eenagressiever klimaat te veronderstellenmet de daarbij vereiste conservering.Daarentegen is het niet nodig om con-structies die niet blootstaan aan het bui-tenklimaat te conserveren. Dat is bijvoor-beeld het geval voor kantoren, waarvoorklimaatklasse C1 geldt: in dit binnenkli-maat is corrosie namelijk uiterst gering.Het overdimensioneren met een zogehe-ten corrosietoeslag was in het verledeneen gangbare methode om de onder-houdskosten te beperken. Deze metho-de is tegenwoordig in onbruik is ge-raakt, maar in sommige situaties zekerhet overwegen waard. Daarbij valt tedenken aan tijdelijke constructies en aanconstructies waaraan geen esthetischeeisen worden gesteld. Ook een juisteprofielkeuze draagt bij aan een verlen-ging van de onderhoudsvrije periode.Een voorbeeld is het toepassen vankokers in plaats van HE-profielen. Kokerszijn namelijk zodanig uit te voeren dat eraan de binnenzijde geen corrosie op-treedt.

    StaalsoortDe tijd dat de materiaalkosten bepalendwaren voor de kosten van een staalcon-structie is voorbij. Tegenwoordig kostvijftig kilo staal namelijk even veel alseen mensuur arbeid. Het beperken vande hoeveelheid staal is daarom uitslui-tend zinvol als dit nauwelijks extra kos-ten tot gevolg heeft, bijvoorbeeld voorde fabricage. En van de mogelijkhedentot gewichtsbesparing is het kiezen vande juiste staalsoort. In Nederland wordtmeestal gekozen voor staal met eenvloeigrens van 235 N/mm2. Het gebruikvan staal met een hogere sterkte leidtdan tot minder kilos, indien de sterktemaatgevend is. Daarbij moet wel wor-den onderzocht of de meerkosten vande hogere kiloprijs voldoende opwegentegen de besparing op het totale staal-gewicht.

    dr.ir. R. Hamerlinck en ir. W.H. VerburgStaalbouw Instituut, Rotterdam

    Kostenbewust ontwerpen

    Ontwerpt u nog steeds ophet aantal kilos?

    De doelmatigheid van een staalconstructie

    in een verdiepinggebouw wordt in

    Nederland vaak gerelateerd aan

    de gebruikte hoeveelheid staal per m2

    bruto vloeroppervlak. Het rekenen met

    bedragen van twee tot vijf gulden per

    kilo voor een staalconstructie is echter te

    ongenuanceerd. Het zijn namelijk niet

    uitsluitend de kilos staal die bepalen of

    een staalconstructie efficint en

    kostenbewust is ontworpen. Ook andere

    aspecten spelen daarbij een rol:

    deze worden in dit artikel op een rij

    gezet. Het uitgangspunt is een

    staalskelet voor een verdiepinggebouw,

    waarbij de stabiliteit is ontleend aan

    stalen verbanden dan wel aan betonnen

    schijven of kernen.

  • 16 BOUWEN MET STAAL 131, juli/augustus 1996

    Voor kolommen heeft Arbed een derge-lijke onderzoek uitgevoerd. In het alge-meen worden er aan kolommen geenstijfheidseisen gesteld. Het toepassenvan staal met een hoge sterkte is daaromgoed mogelijk en heeft een gunstigeffect op de kosten van een staalcon-structie. Wanneer echter de stijfheid vande constructie maatgevend is, ligt hetgebruik van hogesterkte staal mindervoor de hand; de elasticiteitsmodulusvan S235 en S355 zijn immers gelijk.Stijfheid is bijvoorbeeld van belang bijde diagonalen in stabiliteitsverbanden.Bij vloerliggers met een zeeg daarenten-gen is de hoge sterkte van het staal wloptimaal te benutten. Een voorbeeld zijngentegreerde liggers, die overigens altijdworden uitgevoerd in S355. Het toepas-sing van staal met een hogere sterkteleidt echter tot aanzienlijk lagere kosten.

    LasvolumeKiezen voor staal met een hoge sterktekan het lasvolume belangrijk beperken.Zeker bij constructies met veel laswerkcompenseert de beperking van het las-volume ruimschoots de hogere kostenvoor het staal. De invloed van het las-werk op de kosten van liggers komt hetmeest duidelijk naar voren bij raatlig-gers. Dit type ligger is ontwikkeld vanuithet streven naar een optimaal materiaal-gebruik n vanuit de opvatting dat hetbesparen van materiaal lonend is. Hettegendeel is vaak waar, zeker wanneerde raatligger nog op de traditionelemanier wordt vervaardigd, namelijk hetmeandervormig doorsnijden van eenwalsprofiel en de twee helften daarna is

    Relatie tussen de staalsoort en de kosten van het laswerk

    bij een getrokken profiel van een sluitverbinding.

    400

    200HE 180M+ pl. 20x400 281 154,6 1,70 263 0,93 425 154,6 1,89 292 0,69

    coupe HE 400B+ pl. 15x500 200

    500367 139,2 1,90 264 0,72 556 139,2 2,05 285 0,51

    THQ 200x8-300x30-500x15 200

    500377 145,6 2,00 291 0,77 571 145,6 2,15 313 0,55

    capaciteit[kNm]

    massa

    [kg/m] [/kg] [/m] [/kNm]capaciteit

    [kNm]massa

    [kg/m] [/kg] [/m] [/kNm]materiaalkosten* materiaalkosten*profielgegevens

    gentegreerde ligger

    S235 S355

    Relatie tussen staalsoort, momentcapaciteit en materiaalkosten voor drie typen gentegreerde liggers.

    Kenmerken van drie, veelgebruikte staalsoorten in de bouw.

    staalsoort vloeigrens prijsverhouding vergelijkbare fy;d [N/mm2] betonkwaliteit

    S235 235 100% B390S355 355 110-115% B590S460 460 120-125% B765

    Overzicht van de (atmosferische) corrosieklassen met kenmerkende milieus volgens ISO/DIS 12944-2.

    klimaat- corrosi- afname van massa en dikte in eerste jaar voorbeelden van kenmerkende milieus enklasse viteit constructiestaal zink toepassingen in een gematigd klimaat

    massa dikte massa dikte [g/m2] [mm] [g/m2] [mm] buiten binnen

    C1 zeer laag 10 1,3 0,7 0,1

    C2 laag 10-200 1,3-25 0,7-5 0,1-0,7

    C3 gemiddeld 200-400 25-50 5-15 0,7-2,1

    C4 hoog 400-600 50-80 15-30 2,1-4,2

    C5i zeer hoog 650-1500 80-200 30-60 4,2-8,4(industrie)

    C5m zeer hoog 650-1500 80-200 30-60 4,2-8,4(maritiem)

    De afname van massa en dikte is ontleend aan ISO 9223. In warme en vochtige kustgebieden kan de afname van massa en dikte meer bedragen dan de waarden die zijn vermeld voor

    klimaatklasse C5m. De keuze van het conserveringssysteem verdient in dat geval speciale aandacht.

    n.v.t.

    landelijke gebieden metdroog milieu en weinigvervuiling.

    stedelijk en industrieelmilieu met matige vervuiling door zwavel-dioxide. Kustgebieden(laag zoutgehalte)

    industrile en kustgebie-den (matig zoutgehalte)

    industrile gebieden methoge vochtigheid enagressief milieu

    kustgebieden en offshore(hoog zoutgehalte)

    verwarmd met drogelucht (kantoren, win-kels, scholen, hotels)

    onverwarmde gebou-wen met kans op con-densatie (hallen)

    produktieruimten methoge vochtigheid en geringe luchtvervuiling(voedingsindustrie,wasserijen, brouwerijen)

    chemische fabrieken,zwembaden

    n.v.t.

    n.v.t.

    Het toepassen van staal met een hogere sterkte

    leidt bij kolommen tot lagere kosten.

  • BOUWEN MET STAAL 131, juli/augustus 1996 17

    Een vakwerk uitgevoerd met kokerprofielen

    vraagt minder staal dan een uitvoering met

    hoek- en T-profielen, maar is duurder vanwege

    de hogere materiaalprijs.

    een verschoven positie aan elkaar lassen.Het snijden geschiedt weliswaar auto-matisch, maar het lassen is vaak hand-werk en dus duur. Een modern alterna-tief is het uitsnijden van de raten (ofronde gaten) uit een gewalste ligger. Inbeide gevallen is er nauwelijks sprakevan een besparing van kosten. Uit kos-tenoogpunt zijn raatliggers daaromtegenwoordig minder interessant dandertig jaar geleden. Raatligers werden inhet verleden meestal gekozen vanwegede materiaaleconomie, maar tegen-woordig vaak vanwege de architectuurf vanwege het gemak om leidingendoor te kunnen voeren.Maar ook in meer algemene zin is dekeuze van het type profiel van invloedop de kosten. Gewalste profielen zijn perkilo goedkoper dan kokerprofielen. Eenkeuze voor kokers is dan gebaseerd opandere afwegingen dan uitsluitend demateriaalprijs, bijvoorbeeld een bespa-ring op onderhoudskosten of de ver-schijningsvorm van een ronde of vier-kante doorsnede. Nederland is een landmet een uitgesproken voorkeur voorkokerprofielen. Het lijkt bijna of vakwerk-liggers nog uitsluitend met kokerprofie-len zijn te maken! Uit een vergelijkingtussen een vakwerkspant uitgevoerd inkokerprofielen en in hoek- en T-profie-len, blijkt dat er minder kilos buisprofie-len nodig zijn. Echter door het verschil inde kiloprijs zijn spanten uitgevoerd ingewalste profielen toch goedkoper.

    FabricageOnder de fabricage vallen alle handelin-gen die nodig zijn om van een halfpro-

    dukt of staalprofiel een constructiedeelte maken, zoals zagen, gaten boren, pla-ten snijden en lassen. Gemiddeld bedra-gen de fabricagekosten veertig procentvan de totale kosten van een staalcon-structie. Daarom is het, evenals bij demateriaalkosten, aantrekkelijk extra mate-riaal toe te passen om daardoor te be-sparen op de dure fabricagewerkzaam-heden.De eenvoudigste manier om de fabrica-gekosten te drukken, is nog steeds hetachterwege laten van werkzaamheden.Denk daarbij bijvoorbeeld aan het weg-laten van verstijvingsschotten. Naast eenverlaging van de fabricagekosten, leverthet weglaten van schotjes ook een posi-tieve bijdrage aan het verminderen vande onderhoudskosten. Weglaten blijkt inde praktijk vaak minder eenvoudig tezijn dan het lijkt. Het is voor construc-teurs namelijk aantrekkelijker een schotjete tekenen, dan te controleren of er echteen schotje nodig is. Een verdere be-perking van de fabricagekosten is tebereiken door het ontwerp zodanig opte zetten dat de constructie automatischis te fabriceren.Scharnierende aansluitingen van liggersaan kolommen of het gebruik van hoek-profielen bij verbindingen zijn daar voor-beelden van. Het bewerken van hoek-profielen gebeurt in een zogehetenhoekstalencentrum: een machine diede gaten ponst en het hoekprofiel op degewneste lengte afknipt. Met een zaag-boorstraat worden de balken gemaakt.Zowel een hoekstalencentrum als eenzaagboorstraat zijn numeriek aan te stu-ren. De daartoe vereiste data wordt

    gegenereerd vanuit een CAD-systeemdat de werkplaatstekeningen maakt.Verbindingen met hoekstalen zijn zeergoedkoop, omdat ze geen laswerk verei-sen. In de praktijk komt het echter nau-welijks voor dat men bij het ontwerp vaneen vakwerk de kosten vergelijkt van deverschillende wijzen van uitvoeren.Nu is het niet altijd mogelijk vanuit hetoogpunt van fabricage de meest econo-mische verbindingsmethode te kiezen.Verbindingen kunnen namelijk ook eenfunctie vervullen in het architectonischontwerp. Daarbij worden echter zeldende meerkosten van deze esthetischeeisen zichtbaar gemaakt.

    ConserveringIn de praktijk beschouwen velen hetconserveren van de staalconstructie alseen aparte kostenpost. Dat is echter nietjuist. Bij constructies zijn namelijk niet debouwkosten of de onderhoudskostenrelevant, maar de netto contant ge-maakte kosten gedurende de levens-duur. Uitsluitend voor constructies diegn onderhoud behoeven zoals kli-maatklasse C1 kan er naar bouwkostenworden geoptimaliseerd. Immers hier isgeen onderhoud vereist en is conserve-ring zelfs overbodig. Aan constructies in klimaatklasse C2 wor-den geen aanvullende eisen gesteld.Voor een nieuwbouwsituatie is het danvoldoende te volstaan met een verfsys-teem met een voldoende lange levens-duur. Maar om in een agresief klimaateen levensduur van meer dan 10 15 jaarte garanderen, moet al bij het ontwerprekening worden gehouden met het

  • 18 BOUWEN MET STAAL 131, juli/augustus 1996

    onderhoud van de constructie. Er zijndan twee extreme situaties denkbaar,namelijk: een zeer onderhoudsvriendelij-ke constructie in combinatie met inspec-tief onderhoud f een constructie waar-bij de technische levensduur korter isdan de gewenste levensduur. De tweedemogelijkheid impliceert dat constructiesgedurende de gewenste levensduur ver-vangen (moeten) worden. Dit is vooralaantrekkelijk voor constructies toegepastin klasse C5i, waaraan geen esthetischeeisen worden gesteld.

    Overbodige conserveringHet nemen van overbodige en derhalvekostenverhogende conserveringsmaat-regelen is in de huidige praktijk helaasgeen uitzondering. Een voorbeeld is hetthermisch verzinken van constructiessamengesteld uit buisprofielen. Thermisch verzinken betekent namelijkdat elke buis alzijdig, dus buiten n bin-nen, wordt geconserveerd door onder-dompeling in een zinkbad. Het ther-misch verzinken van buisprofielen isuitsluitend praktisch mogelijk indien ookde binnenkant voor het vloeibare zinktoegankelijk is. Afgesloten ruimten moe-ten worden voorkomen, omdat deopgesloten lucht bij verwarming gaatuitzetten en daarbij hoge spanningenveroorzaakt n omdat ook voor zink dewet van Archimedes opgaat (opdrijven

    Parkeergarage Tivoli in Tilburg. De 13 m lange

    kolommen zijn verzinkt en in n lengte

    aangevoerd. De kolommen verjongen halverwege;

    de delen zijn in de werkplaats aan elkaar gelast.

    Hierdoor is bespaard op de kosten van zowel

    montage als fabricage.

    Scharnierende

    verbindingen met

    hoekstalen zijn

    goedkoop te fabriceren

    n te monteren.

    van het werkstuk). Hoewel thermischverzinken een goede bescherming biedt,is het voor buisconstructies vaak eenoverbodige en te dure oplossing. De kos-ten van thermisch verzinken hangennamelijk met name af van de hoeveel-heid aan te brengen zink. Zeker voorgrote kokers is daarom deze wijze vanconserveren voor wat betreft de kostenniet optimaal. Buisconstructies in de klimaatklasse C1tot en met C4 corroderen aan de bin-nenzijde nauwelijks. Conserveren van debinnenzijde is derhalve absoluut overbo-dig. Maar ook in meer agressieve klima-ten is het niet nodig. Het luchtdicht af-lassen van de buizen kan ervoor zorgendat er in de koker een niet-corrosief kli-maat ontstaat. De buitenzijde is vervol-gens te conserveren via een organischedeklaag. Deze oplossing, waarbij slechtsde helft van de constructie wordt ge-conserveerd, kan ook in agressieve klima-ten een lange levensduur garanderen.

    MontageMontagekosten hebben betrekking ophet samenbouwen van constructiedelentot een complete constructie. De mon-tage van staalconstructies geschiedtvaak met behulp van mobiele kranen.Het gewicht van het zwaarste construc-tiedeel is doorgaans bepalend voor hettype kraan. De montagekosten zijn ech-

    ter niet zozeer een functie van het te hij-sen gewicht, maar meer van de monta-gesnelheid per constructiedeel en hetaantal te monteren delen. Een staalcon-structie die is samengesteld uit kleine, endus lichte, onderdelen is vanwege hetgrote aantal kraanbewegingen een dureconstructie. De hoogte van het gebouw speelt nau-welijks meer een rol voor de montage-snelheid wegens de grote hijssnelheidvan de moderne hydraulische kranen.De montagetijd van een balk of kolomdie met bouten moet worden bevestigd,bedraagt ongeveer 10 tot 15 minuten,exclusief het stellen van de kolommen.Al eerder, bij het onderwerp fabricage-kosten, is gepleit voor scharnierendeverbindingen in verband met het beper-ken van de kosten. Scharnierende ver-bindingen zijn, gelet op de montagekos-ten, te prefereren boven (semi-)stijveverbindingen. Het over minimaal tweelagen uitvoeren van kolommen bij ver-diepinggebouwen levert ook een aan-zienlijke bijdrage in het beperken van demontagekosten.

    Brandwerende voorzieningenEen veelgehoord argument in de praktijkom verdiepinggebouwen niet in staal uitte voeren, zijn de (vermeende) hogekosten van brandwerende voorzienin-gen. Nu is het inderdaad mogelijk eenstaalconstructie zodanig te ontwerpendat de kosten van brandwerende voor-zieningen hoog zijn. Meestal komt datdoordat niet tijdig of niet efficint reke-ning is gehouden met de eisen uit hetBouwbesluit. Voor bijvoorbeeld een kan-toor van twee lagen stelt het Bouw-besluit geen eisen aan de brandwerend-heid van de hoofddraagconstructie.

    Kosten van thermisch verzinken en organische deklagen (1 grondlaag + 2 deklagen).(bron: Stichting Doelmatig Verzinken)

    type constructie thermisch verzinken organische deklagenm2 per ton gulden per ton gulden per m2 gulden per m2

    zeer zwaar 10-15 350-450 31 30zwaar 15-20 400-500 23-30 36middelzwaar 20-30 450-600 17-26 43licht 30-40 500-650 16-20 50

  • BOUWEN MET STAAL 131, juli/augustus 1996 19

    Eenheidsprijzen van profielvolgende pleisters en opschuimende coatings (prijspeil 1996).

    materiaal laagdikte materiaal en aanbrengen[mm] verwerken [/m2]

    spuitpleister minerale vezel 5-15 2000,00 [/m3] 10,00vermiculite spuitpleister 5-15 2500,00 [/m3] 13,50opschuimende coating 0,5-1,0 0080,00 [/liter] 15,00

    Hooguit kan in bepaalde gevallen eeneis van 30 minuten gelden in verbandmet ontvluchten of brandoverslag. Wan-neer dan de draagconstructie voor eendergelijk kantoor wordt ontworpen opeen brandwerendheid van 60 minuten,leidt dat tot onnodige kosten. Hetzelfdegeldt voor open parkeergarages. Be-houdens uitzonderingen, worden er opbasis van gelijkwaardigheid geen brand-werendheidseisen gesteld aan de draag-constructie. Door de lage vuurbelasting, in combinatie met ventilatie en lage tem-peraturen, is namelijk geen beschermingvan het staal vereist.

    Bouwkundige integratieBouwkundige integratie beperkt veelalook de kosten van brandwerende voor-zieningen. Gentegreerde liggers zijnzonder aanvullende voorzieningen mini-maal 30 minuten brandwerend. Is eenhogere brandwerendheid vereist, dankan de onderflens van de liggers opdiverse manieren brandwerend wordenbekleed. Voor constructies die niet in hetzicht blijven, bijvoorbeeld doordat ereen plafond onder de vloer komt, is hetbekleden van de niet-geconserveerdeonderflens met minerale wol efficint.Een aantrekkelijk alternatief voor zicht-werk is de keuze voor een opschuimen-de verf. Hierdoor kan de gewone verfachterwege blijven en dat levert al onge-veer de helft op van de meerkosten vaneen opschuimende verf.Voor vrijstaande kolommen is meestalwel een brandwerende bescherming ver-eist. Dat kan zijn een uitwendige bekle-ding of een inwendige vulling met (al ofniet gewapend) beton. Overigens zijngevelkolommen vaak goed te integrerenin het binnenblad van de gevelconstructie.

    Brandwerende bekleding

    van een vloerligger met

    platen minerale wol.

    Kosten voor het vullen van buiskolommen (prijspeil 1996).

    vulling materiaal- en materieel- enloonkosten [/m3] loonkosten [/stuk]

    mortel (Spramex) 300 + 28 = 328,00 betonmortel (centrale) (a) 160 + 50 = 210,00 70 + 46 = 116,00wapening 2% (korf) 350,00 33 + 23 = 56,00

    a. Gestort per bouwlaag met stortkoker, kubel en 50-tons kraan; ploeg van 3 werklieden, 3 kolommen per uur.

    Eenheidsprijzen van brandwerende bekleding met plaatmaterialen (prijspeil 1996).

    plaatmateriaal materiaal verwerken aanbrengen[/m3] [/m2] [/m1]

    gipsvezel 4-zijdig 1200,00 30,00 12,00vermiculite 3-zijdig 1000,00 25,00 5,00vermiculite 4-zijdig 1000,00 40,00 15,00silicaat 3-zijdig 2000,00 30,00 5,00silicaat 4-zijdig 2000,00 35,00 10,00steenwol 1-zijdig(a) 1400,00 20,00 5,00

    steenwol 3-zijdig(b) 1400,00 22,00 5,00a. Vlakke platen met twee aangelijmde opstanden voor gentegreerde liggers, bevestigd met

    klemschotels op lasstiftenb. Vlakke platen op klossen voor walsprofielen, gelijmd en geniet

    Brandwerend bekleden met minerale wolEen bekleding van de onderflens van gentegreerde liggersmet minerale wol, met een brandwerendheid van 60 minu-ten, kost 30 per m of 4,20 per m2 bvo bij een ligger-afstand van 7,2 m. Met een 15 mm dikke plaat is een brand-werendheid van zowel 60 als 120 minuten te bereiken.Het brandwerend bekleden van stalen vloerliggers met eenprofielhoogte van 260 mm kost 45 per m of 12,50 per m2

    bvo bij een liggerafstand van 3,6 m.Voor kolommen hangen de kosten van brandwerende voor-zieningen sterk af van de gekozen uitvoering. Voor vrijstaan-de kolommen kan worden gerekend op 5 per m2 bvo.Voor gevelkolommen die bouwkundig zijn gentegreerd inde gevel ligt dit bedrag aanzienlijk lager.

    Bouwkundige integratie van een staalconstructie,

    voor gebouwen tot zes lagen. Voor hogere gebou-

    wen passen de kolommen van de onderste lagen

    niet meer binnen dikte van de gevel.