40
3 NATLAB RENOVATIE A.S.R. SENIOREN IN GETRANSFORMEERD KANTOOR MILIEUBELASTE LOCATIES IT’S ALL IN THE BUILDING PROVINCIEKANTOOR 2 2014 JRG 25 BOUW F YSICA KWARTAALBLAD VAN DE NEDERLANDS VLAAMSE BOUWFYSICA VERENIGING HERBESTEMMEN EN TRANSFORMEREN THEMANUMMER 25 JAAR NVBV!

BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

  • Upload
    doliem

  • View
    228

  • Download
    8

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

32008

JRG 19

� NATLAB � RENOVATIE A.S.R. � SENIOREN IN GETRANSFORMEERD KANTOOR

� MILIEUBELASTE LOCATIES � IT’S ALL IN THE BUILDING � PROVINCIEKANTOOR22014

JRG 25

BOUWFYSICAKWARTAALBLAD VAN DE NEDERLANDS VLAAMSE BOUWFYSICA VERENIGING

HERBESTEMMEN EN TRANSFORMEREN

THEMANUMMER

25 JAAR NVBV!

20131303_BF02.indb 1 04-07-14 12:17

Page 2: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

20131303_BF02.indb 2 04-07-14 12:17

Page 3: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

1INHOUD BOUWFYSICA 2 2014

Transformeren en renoveren

Eén van de grootste uitdagingen van deze tijd is het verduurzamen van de samenleving. Een andere grote uitdaging voor Nederland is het verminderen van het grote aantal leegstaande kantoorpanden.

Het transformeren of renoveren van een be-staand pand levert een positieve bijdrage voor deze beide uitdagingen. Door de kwaliteit van een pand te verhogen, zodat voldaan wordt aan de huidige eisen, kan de levensduur aan-zienlijk verlengd worden. Hiermee worden ruimte, energie en materialen bespaard.

Bij het transformeren of renoveren van een pand kan de bouwfysicus een grote bijdrage leveren. Vanuit het vakgebied kunnen integra-le oplossingen worden aangedragen voor het realiseren van een comfortabel en duurzaam gebouw, rekening houdend met de randvoor-waarden en mogelijkheden die voortkomen uit het bestaande pand.

In voorliggend themanummer komen de reno-vaties van het provinciekantoor Houtplein te Haarlem en van het hoofdkantoor van a.s.r. te Utrecht aan bod. Tevens worden de transfor-maties van een kantoorpand naar senioren-woningen en van een laboratorium naar cultu-reel centrum behandeld. Daarnaast wordt ingegaan op de mogelijkheden om transfor-maties mogelijk te maken in milieubelaste si-tuaties en op het belang van het hergebruik van materialen bij sloop en/of hergebruik.

Een gevarieerde inhoud die de verschillende aspecten van transformeren en renoveren be-licht. Namens de redactie wens ik u veel lees-plezier met dit themanummer.

Marco van Beek

6

18 23

12

advertenties:–

BRANDVEILIGHEID

WARMTE, LUCHT EN VOCHT

ENERGIE EN MILIEU

BOUWFYSICA VAN MONUMENTEN

BINNENMILIEU EN GEZONDHEID

GELUID EN TRILLINGEN•

WET- EN REGELGEVING STEDENBOUWFYSICA

Marco van Beek

02 NATLAB: VAN LABORATORIUM NAAR CULTUREEL CENTRUM ir. I. Sopjes, Nelissen Ingenieursbureau BV, Eindhoven

06 MEER COMFORT NA RENOVATIE KANTOORGEBOUW A.S.R. ing. A.W.N. van Haaren, DGMR, Arnhem

12 VISUEEL EN THERMISCH COMFORT VOOR SENIOREN IN EEN GETRANSFORMEERD KANTOORir. T.M.C. Steenkamer, Technische Universiteit Delft, e.a.

18 HERBESTEMMEN VAN MILIEUBELASTE LOCATIES ir. Th. Höngens, M+P, Aalsmeer

23 RENOVATIE PROVINCIEKANTOOR HOUTPLEIN; VAN AMBITIE NAAR WERKELIJKHEIDir. D.M. van Brakel, ir. J.W. Ponsteen, DPA Cauberg-Huygen, Zwolle

28 IT’S ALL IN THE BUILDINGir. M.E. Valk, Deerns Nederland, e.a.

30 ACTUEEL

32 VERENIGING

Page 4: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

2 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­bureau BV, Eindhoven

INLEIDINGNabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige Philipsterrein Strijp-S. Zo’n 10 jaar geleden heeft Philips het terrein verlaten en is men begonnen met de transfor-matie van Strijp-S naar een levendig stadsdeel, waar wonen, werken en recreatie worden gecombineerd. Indus-trieel erfgoed wordt hierbij behouden en krijgt een nieu-we bestemming, daarnaast wordt er plaats gemaakt voor nieuwbouw. Eén van de kenmerkende industriële gebou-wen op Strijp-S die gedeeltelijk behouden is gebleven, is het voormalig Philips Natuurkundig Laboratorium (Nat-Lab). In opdracht van de gemeente Eindhoven is, naar ontwerp van N Architecten, het hoofdgebouw van het NatLab getransformeerd in een cultureel centrum, waarin zes film- en theaterzalen, een filmset, workshopruimten en een café-restaurant zijn gehuisvest. Zowel tijdens de ontwerpfase als tijdens de uitvoeringsfase is gebleken dat de transformatie van een voormalig industriegebouw, dat gedeeltelijk de status van een gemeentelijk monument heeft, de nodige uitdagingen met zich meebrengt. In dit artikel worden, na een korte historische omschrijving en een omschrijving van het bouwkundig ontwerp, de bouw-fysisch, akoestisch en brandtechnisch belangrijkste aspec-ten van de transformatie van het NatLab tot een cultureel centrum toegelicht.

HISTORIEHet eerste deel van het NatLab dateert uit de jaren 20 van de vorige eeuw en is ontworpen door Dirk Roosenburg. Het betreft het rechter gedeelte van het gebouw in figuur

Het voormalige Philipsterrein Strijp-S te Eindhoven staat vol industrieel erfgoed, waaronder het voormalige gebouw van het Philips Natuurkundig Laboratorium, een gedeeltelijk gemeentelijk monument. In dit gebouw is nu een cultureel centrum gehuisvest. De transformatie van een industrieel gebouw tot een cultureel centrum heeft de nodige uitdagingen met zich meegebracht. Een belangrijk aspect tijdens de ontwerpfase was het realiseren van voldoende geluidisolatie, zowel intern als extern, binnen de constructieve en monumentale randvoorwaarden van het gebouw. Een andere grote uitdaging bleek het realiseren van een veilig gebouw, met zo min mogelijk ingrepen in het bestaande gebouw.

NATLAB: VAN LABORATORIUM NAAR CULTUREEL CENTRUM

1

2

3

Het nieuwe NatLab

Theaterzaal

Filmzaal

1. Dit is eveneens het deel dat als gemeentelijk monu-ment is aangemerkt. Vanwege een toenemende ruimtebe-hoefte van Philips is het gebouw in de loop der jaren, tot circa 1955, regelmatig uitgebreid en verbouwd. Doordat er verschillende architecten betrokken zijn geweest bij deze uitbreidingen en er verschillende bouwstijlen zijn gehanteerd, is er sprake van een bouwkundig zeer gevari-eerd gebouw [1]. Ondanks dat er van de meeste (voorma-lige) Philipsgebouwen goed gedocumenteerde tekeningen bestaan, waren niet alle oorspronkelijke tekeningen van het NatLab beschikbaar.

HET ONTWERPIn de kelder van het centrale deel bevinden zich de film-set en de workshopruimten, waar films worden opgeno-

20131303_BF02.indb 2 04-07-14 12:12

Page 5: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

3BOUWFYSICA 2 2014HERBESTEMMING EN TRANSFORMEREN

men en filmgerelateerde workshops worden gegeven. Onder het monumentale rechterdeel is de kelderruimte benut ten behoeve van de opslag van het café/restaurant. In het monumentale rechterdeel bevinden zich op de begane grond en verdieping twee grote filmzalen (over twee verdiepingen) en is het café/restaurant gesitueerd. Daarnaast bevinden zich in dit deel een aantal kantoor-ruimten. In het centrale deel ligt op de begane grond de entree en aan de linkerzijde twee kleinere filmzalen (ver-diepingshoog) en een opdeelbare expositieruimte. Op de 1e verdieping is in het uitkragend bouwdeel, zoals te zien in figuur 1, het bestaande auditorium gesitueerd en bevindt zich in het linkerdeel de multifunctionele zaal met een netto hoogte van circa 9 meter. Op de 2e verdie-ping zijn een aantal kantoorruimten gelegen.

GELUIDUITSTRALINGHet NatLab is gelegen aan de rand van Strijp-S, waar vol-op nieuwe woningen worden gebouwd. Daarnaast liggen er aan de overzijde van de straat bestaande woningen. Deze geluidgevoelige gebouwen zijn van invloed geweest op het ontwerp. In figuur 4 is een situatietekening weer-gegeven, waarin de woningen rood gearceerd zijn aange-geven. De geluidproductie in de film- en theaterzalen is vanzelfsprekend behoorlijk hoog. Op de gevels van geluidgevoelige gebouwen in de omgeving dient voldaan te worden aan de in het Activiteitenbesluit gestelde geluidniveaus.

Het NatLab is een massief gebouw, er zijn echter een groot aantal gevelopeningen in de gevel aanwezig. De bestaande constructies bleken daardoor niet voldoende om de geluiduitstraling van de totale inrichting voldoende te beperken. Het dichtmetselen van de bestaande gevel-openingen ter plaatse van de film- en theaterzalen bleek vanuit het behoud van het uiterlijk van het gebouw en vanuit architectonisch oogpunt geen optie.

Daarom is onderzocht of het mogelijk was om binnen de bestaande contouren van het gebouw de film- en theater-zalen volledig intern te positioneren, waarbij er buffer-ruimten tussen de geluidproducerende ruimte en de gevel gesitueerd dienden te worden. De afmetingen van de nieuwe zalen inclusief bufferruimten bleken echter niet in te passen binnen het bestaande gebouw. Om deze reden is er gezocht naar een oplossing waarbij de geluidisolatie van de uitwendige scheidingsconstructies verbeterd kon worden, zonder het monumentale uiterlijk van het

gebouw aan te tasten. Hiertoe is aan de binnenzijde van de bestaande gevel een nieuwe massieve gevel aange-bracht, die de buitendoos van de film- en theaterzalen vormt. Hierbij is de complete bestaande gevel aan de buitenzijde behouden, inclusief de karakteristieke gevel-openingen. Deze gevelopeningen zijn aan de binnenzijde dichtgezet door het aanbrengen van de nieuwe massieve gevel. Naast een verbetering van de geluidisolatie van de gevel, wordt hiermee eveneens daglichttoetreding in de zalen voorkomen; daglicht is immers niet gewenst in film- en theaterzalen. De massieve wand is aan de buitenzijde (de zichtzijde vanuit buiten, door de instandhouding van de bestaande gevelopeningen) in grijs afgewerkt, een kleur die door de architect is gekozen vanuit esthetisch oogpunt en die de meeste dieptewerking achter de bestaande gevelopeningen suggereert. Vanuit constructief oogpunt waren er echter randvoorwaarden aan de maxi-maal toe te voegen massa van de nieuwe massieve gevel, een zeer zware massieve gevel bleek niet mogelijk. Om de geluiduitstraling vanuit de zalen voldoende te beperken is daarom voor de massieve wand een lichte voorzetcon-structie geplaatst, die akoestisch ontkoppeld is van de massieve gevel.

Omdat de nieuw te bouwen woningen uit meerdere bouw-lagen bestaan, speelt de geluiduitstraling via het dak een aanzienlijke rol. Het bestaande dak is een betondak met een geringe dikte, waarmee slechts een beperkte geluidiso-latie wordt behaald. Om deze reden is besloten om voor de dakconstructie ook een lichte binnendoos te realiseren, die akoestisch ontkoppeld is van het bestaande dak. Het nieuwe dak van de multifunctionele zaal is om construc-tieve redenen ook als een doos-in-doos constructie uitge-voerd, met een lichte binnendoos en een massieve buiten-doos.

Het bestaande auditorium is als zaal behouden voor het NatLab. Vanuit de opdrachtgever was hierbij de wens uit-gesproken om dit met zo min mogelijk bouwkundige aan-passingen te realiseren. Het was onbekend wat de exacte opbouw van de bestaande constructies was (met name de beglazing). Door de aanwezigheid van de permanente zonwering/verduistering aan de buitenzijde (dit karakte-ristieke onderdeel van het gebouw moest behouden blij-ven, zie figuur 6), bleek het niet mogelijk te zijn de exacte glasopbouw bouwkundig te bepalen. Omdat ook de aan-sluitingen en kozijnen een grote rol speelden, zijn er in de bestaande situatie geluidmetingen uitgevoerd om zo de

4 5

Situatie Dichtgezette gevelopeningen

20131303_BF02.indb 3 04-07-14 12:12

Page 6: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

4 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

structief oogpunt maximaal toegestane massa, met daar-voor een lichte voorzetconstructie, akoestisch ontkoppeld.

DOOS-IN-DOOSCONSTRUCTIESOm de geluiduitstraling te beperken, is er voor de zalen gekozen voor een doos-in-doos-constructie met een lichte binnendoos en een massieve buitendoos. Omdat tussen de filmzalen onderling eveneens een zware geluidisolatie gewenst was, is dit concept doorgezet ten behoeve van de interne geluidisolatie. Hierbij is als massieve buitendoos gebruik gemaakt van de bestaande massieve constructies (vloeren en wanden). Tijdens de uitvoering is het akoes-tisch ontkoppeld uitvoeren van de binnen- en buitendoos een belangrijk aandachtspunt geweest. Het bouwkundig ontkoppelen van de staalconstructie van de multifunctio-nele zaal en de loopbruggen in de zaal, bleek uitvoerings-technisch de nodige aandacht te vragen. In overleg met de constructeur en de uitvoerende partijen is gekozen voor het trillingsvrij opleggen van een aantal constructie-ve liggers die door de binnendoos heen staken.

Naast de constructieve koppelingen, moesten ook de ver-schillende installaties akoestisch ontkoppeld uitgevoerd worden. Vanwege de beperkte aanwezige verdiepings-hoogte was het al een grote uitdaging alle gewenste installaties in de beschikbare ruimte in te passen, het aan-brengen van de benodigde geluiddempers en akoestisch flexibele slangen bleek de installatietechnische opgave alles behalve makkelijker te maken. Door een integrale aanpak vanuit bouwkundig, akoestisch en installatietech-nisch oogpunt is er tot een oplossing gekomen die inpas-baar was binnen het ontwerp, en die akoestisch de gewenste ontkoppeling heeft gerealiseerd.

WEL OF NIET THERMISCH ISOLERENIn het bestaande gebouw was niet of nauwelijks sprake van thermische isolatie. Gedurende het ontwerpproces is overwogen of en hoe het gebouw nageïsoleerd kon wor-den. Vanwege de monumentale status was het geen optie om aan de buitenzijde te isoleren. Isolatie aan de binnen-zijde van de gevel bracht de nodige koudebruggen met zich mee, en deze vroegen om ingrijpende maatregelen. Omdat een groot deel van de verblijfsruimten al onbe-doeld thermisch geïsoleerd zou worden (in de lichte voor-zetwand van de doos-in-doosconstructies is minerale wol opgenomen), is daarom besloten om geen aanvullende voorzieningen te treffen om de uitwendige scheidingscon-structie thermisch te verbeteren. Doordat de minerale wol in de doos-in-doosconstructie ook als thermische schil functioneert, is het damptransport door deze constructie nader beschouwd. Om inwendige condensatie te voorko-men, is er een dampremmende laag aan de binnenzijde van de minerale wol aangebracht. Het aanbrengen van een dergelijke dampremmende laag aan de binnenzijde van de constructie vroeg om een nauwkeurige uitvoering.

geluidisolatie van de gevelopeningen te bepalen. Deze bleek niet voldoende om de geluiduitstraling te beperken tot de wettelijk toegestane waarden. Het eerste voorstel was om de enkele binnenruit van de bestaande beglazing te vervangen door akoestisch gelaagd glas, waardoor met zo min mogelijk bouwkundige aanpassingen de geluidiso-latie van de gevelopeningen zou worden verbeterd. Om met deze constructieopbouw voor het totale auditorium (inclusief vloer en dak) aan de wettelijke eisen te vol-doen, bleek het noodzakelijk het gewenste maximale bin-nengeluidniveau te verlagen naar 90 dB gedurende de dag- en avondperiode en 80 dB gedurende de nachtperio-de. Gezien het (akoestische) ontwerp van het bestaande auditorium als spreekzaal, werden deze niveaus binnen het ontwerpteam acceptabel geacht. Tijdens de besteks-fase bleek de gebruiker echter de intentie te hebben om het bestaande auditorium als volwaardige filmzaal te gebruiken. De eerder vermelde niveaus pasten hier echter niet bij. Om een hoger binnengeluidniveau mogelijk te maken, is ernaar gestreefd om de geluidisolatie van de gevel verder te verbeteren, zodat de bestaande vloer- en dakconstructies zoveel mogelijk gehandhaafd konden worden. Het gegolfde lattenplafond van het auditorium heeft namelijk een monumentaal karakter en moest behouden blijven (zie figuur 7). Het toevoegen van massa op het dak bleek constructief niet haalbaar.

Ook de bestaande vloerconstructie bleek constructief gezien niet massief verzwaard te kunnen worden. Het aan de onderzijde aanbrengen van een lichte voorzetconstruc-tie was geen optie, omdat dit gezien het vrijhangende karakter van de vloer een te grote impact op de monu-mentale uitstraling van het gebouw zou hebben. De bestaande vloer bestond uit een betonconstructie/dunne betonvloer met daarop een houten vloer ten behoeve van de tribune. Om deze zoveel mogelijk te handhaven, is ervoor gekozen de bestaande houten vloer te verzwaren met een extra houten plaat, en in de spouw tussen de houten vloer en de betonconstructie minerale wol aan te brengen. Hiermee is een voorzetconstructie gerealiseerd die de geluidisolatie van de vloer van het auditorium aan-merkelijk heeft verbeterd.

Het dichtzetten van de gevelopeningen bleek vanuit con-structief oogpunt slechts met een beperkte massa moge-lijk. Om deze reden is er bij het bestaande auditorium gekozen voor eenzelfde oplossing als voor de overige film- en theaterzalen: het dichtzetten van de gevelopenin-gen, waarbij rekening is gehouden met de vanuit con-

6

7

Buitenzijde auditorium

Bestaande plafond auditorium

20131303_BF02.indb 4 04-07-14 12:12

Page 7: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

5BOUWFYSICA 2 2014HERBESTEMMING EN TRANSFORMEREN

ONTVLUCHTINGIn een cultureel verzamelgebouw zijn over het algemeen veel mensen aanwezig. Bij het NatLab is dit ook het geval. Om de ontvluchting op een veilige en logische manier te realiseren, zijn in eerste instantie de maximale personenaantallen inzichtelijk gemaakt. Voor de zalen is vervolgens per zaal aangegeven waar deze personen zich bevinden en hoeveel personen op welke deur zijn toege-wezen, op basis van de maximaal toegestane loopafstan-den. Op deze manier zijn de toegangsdeuren tot de ver-schillende zalen in het ontwerp vastgelegd. Per zaal is de deurbreedte getoetst aan de nieuwbouweisen conform Bouwbesluit 2003.

Daarnaast is de ontvluchting vanuit het totale gebouw beoordeeld. Omdat een bestaand gebouw wordt herge-bruikt, is er sprake van een aantal gegeven randvoorwaar-den, zoals de aanwezige trappenhuizen. Vanuit het ont-werp was het wenselijk de bestaande trappenhuizen te handhaven ten behoeve van de ontsluiting van de ver-schillende verdiepingen. Aan het toevoegen van nieuwe trappenhuizen was vanuit het ontwerp geen directe behoefte. Daarom is ten behoeve van de ontvluchting van het gebouw uitgegaan van deze bestaande trappenhuizen (figuur 8).

Op basis van de publicatie ‘Vluchten bij brand uit grote brandcompartimenten’ [4] is de vluchttijd voor de kriti-sche rookcompartimenten bepaald. Aan de vluchttijd worden op basis van Bouwbesluit 2003 geen wettelijke eisen gesteld. Om een veilige situatie te realiseren is ech-ter met de toetsende instantie afgesproken dat de aanwe-zige personen binnen een acceptabele tijd het gebouw moeten kunnen verlaten, waarbij de brandwerendheid van de constructie met betrekking tot bezwijken leidend is. De bestaande trappenhuizen bleken grotendeels vol-doende om een veilige en tijdige ontvluchting te realise-ren. Alleen in het monumentale rechterdeel, waar door de opzet van het ontwerp de ontsluiting van de 1e verdieping via een bestaande trap niet meer mogelijk bleek, is het noodzakelijk gebleken een extra trap aan te brengen. n

BRONNEN [1] S. Fischer i.s.m. Fenikx bvba, kleurhistorisch onder-zoek NatLab Strijp S Eindhoven, in opdracht van Gemeen-te Eindhoven, 2009 [2] www.arcadis.nl [3] SAVE, Beheersbaarheid van Brand 2007, in opdracht van Ministerie van BZK, 2007 [4] PRC, Vluchten bij brand uit grote compartimenten – bepalingsmethode voor veilig vluchten, in opdracht van Ministerie VROM, 1997

SANERGYStrijp-S is voorzien van een eigen warmte-koudeopslag-systeem, Sanergy. Het grondwater op het terrein is echter verontreinigd geraakt door de jarenlange bedrijfsactivitei-ten die er hebben plaatsgevonden. Door het aanbrengen van een standaard warmte-koudeopslag bestond daardoor het risico op verspreiding van de grondwaterverontreini-ging. Met Sanergy is een systeem ontworpen waarmee op duurzame wijze gebruik wordt gemaakt van bodemener-gie, terwijl eveneens de grondwaterverontreiniging wordt aangepakt. [2]

Gedurende het ontwerptraject is op verschillende momen-ten beoordeeld of voor Natlab de aansluiting op Sanergy mogelijk zou zijn. Financiële, bouwkundige, installatie-technische en duurzame afwegingen hebben hierbij een rol gespeeld. Vanaf het begin van het ontwerptraject is reeds gekozen voor een installatiesysteem waarbij de aan-sluiting op Sanergy mogelijk was. Nadat door de opdrachtgever definitief voor Sanergy was gekozen, was het hierdoor relatief eenvoudig om deze aansluiting in de uitvoeringsfase ook daadwerkelijk te realiseren.

BRANDCOMPARTIMENTERINGTijdens de voorlopig ontwerpfase is in eerste instantie gekozen voor het bouwkundig compartimenteren van het gebouw, waarbij de nieuwbouweisen conform Bouwbe-sluit 2003 zijn gehanteerd. Bij de verdere constructieve uitwerking van het ontwerp bleek echter dat de brandwe-rendheid van de bestaande constructie met betrekking tot bezwijken niet aan de voor nieuwbouw geldende eisen voldeed. Op basis van de beschikbare gegevens is bere-kend dat de brandwerendheid met betrekking tot bezwij-ken van het monumentale rechterdeel minimaal 20 minu-ten bedroeg, en van de overige gebouwdelen minimaal 30 minuten. Wanneer de constructie binnen 60 minuten zou bezwijken, beschikken de brandscheidingen ook niet over een brandwerendheid van minimaal 60 minuten. Hierdoor was het bouwkundig compartimenteren van het gebouw, met brandcompartimenten van maximaal 1000 m², niet realistisch.

In overleg met de toetsende instantie is vervolgens tot een brandveiligheidsconcept gekomen, waarbij het gebouw is opgedeeld in brandcompartimenten op basis van de bestaande constructieve scheidingen, die het gebouw reeds in verschillende delen opdelen (deze scheidingen zijn ontstaan ten gevolge van de vele uitbreidingen die in de beginjaren van het NatLab zijn gerealiseerd). Hierdoor zijn er twee brandcompartimenten ontstaan die groter zijn dan de op basis van Bouwbesluit toegestane 1000 m². Op basis van maatregelenpakket I uit de publicatie ‘Beheersbaarheid van Brand 2007’ [3] is voor deze vergro-te brandcompartimenten een gelijkwaardig brandveilig-heidsniveau aangetoond. De vergrote brandcompartimen-ten zijn opgedeeld in rookcompartimenten om de verspreiding van rook te beperken, en hiermee een veilige ontvluchting mogelijk te maken. De afmetingen van de rookcompartimenten zijn gebaseerd op de maximale vluchtafstand die volgens Bouwbesluit 2003 voor nieuw-bouw is toegestaan. Het gelijkwaardige brandveiligheids-concept is voor deze specifieke situatie geaccordeerd door de toetsende instantie.

8Bestaande trap

20131303_BF02.indb 5 04-07-14 12:12

Page 8: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

6 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

ing. A.W.N. (Antwan) van Haaren, senior adviseur duurzame leefomgeving, DGMR, Arnhem

INLEIDINGVerzekeraar ‘a.s.r.’ is bezig haar hoofdkantoor in Utrecht grootschalig te renoveren. Doordat grote delen van het kantoor tijdens de renovatie in gebruik blijven, is het één van de meest complexe Nederlandse verbouwingen van de afgelopen jaren. De transformatie van het uit 1974 daterende kantoorpand (van het voormalige ‘AMEV’, weergegeven in figuur 1) is ontworpen door Team V Architectuur uit Amsterdam.

Het gebouw, dat momenteel een oppervlakte van 54.000 m2 heeft, zal worden uitgebreid naar 84.000 m2, inclusief de ruimte voor parkeren en een ondergronds vergadercen-trum. De kantooroppervlakte zal straks 68.000 m2 bedra-gen en voldoen aan de voorwaarden van ‘Het Nieuwe Werken’ (HNW). Het hernieuwde kantoor telt dan 2.800 werkplekken voor 4.000 FTE. De bouwwerkzaamheden zijn eind 2012 gestart. De complete renovatie wordt gefa-seerd uitgevoerd en naar verwachting eind 2015 opgele-verd (zie figuur 2).

In 2010 besloot a.s.r. om het pand aan de Archimedeslaan te renoveren in plaats van een nieuw kantoor te bouwen. De locatie, kostenbesparingen en de goede aansluiting op de duurzaamheids-ambities van a.s.r. gaven de doorslag om voor renovatie te kiezen. In het programma van eisen werd terecht een zwaar accent gelegd op de kwaliteit van de daglichttoetreding. De bestaande gevels werden door de aanwezige overstek en de lichttechnische prestaties van de beglazing als ‘somber’ en donker ervaren. Het uitgangspunt van vervanging van de gevels bood veel bouwfysi-sche ‘kansen’. Binnen het nieuwe gevelontwerp is het verhogen van de thermische prestaties, het voorkomen of verder beperken van koudebruggen, het verhogen van de effectieve daglichttoetre-ding, de zonwerende prestaties, het voorkomen van koudeval, realiseren van te openen delen en realiseren van lichtwering integraal opgelost, met als doel om comfortabele werkplekken achter de gevels te kunnen realiseren zonder noodzakelijke installatietechnische compensatie direct achter de gevels.

MEER COMFORT NA RENOVATIE KANTOORGEBOUW A.S.R.

1a 1b

Bestaand kantoorgebouw a.s.r. voor renovatie

DGMR is bij de start van de Voorlopige Ontwerpfase gese-lecteerd als adviseur bouwfysica, akoestiek, duurzaam-heid en brandveiligheid. Ook is DGMR medeverantwoor-delijk voor de vervanging van de bestaande typische gevel uit de jaren ‘70 door een markante glazen gevel, die het gebouw niet alleen een frissere en meer moderne uitstra-ling geeft, maar ook zorgt voor meer daglicht in de kan-toorruimtes. Dit artikel gaat over de zaken waar DGMR in de ontwerpfase voor deze gevel tegenaan liep en over de gemaakte ontwerpkeuzes; een kijkje in de keuken van integraal ontwerpen.

AANPAKVoor de grootschalige renovatie van het hoofdkantoor is in de ontwerpfase onderzoek verricht naar de functionali-teit van de nieuwe gevel en de uitwerking daarvan. De wens om daglicht via de gevel diep in de kantoren te laten toetreden leidde tot de toepassing van verdiepings-hoge puien. Voor deze toepassing is eerst bekeken of er een dubbele gevel noodzakelijk was, of dat met een enke-

20131303_BF02.indb 6 04-07-14 12:12

Page 9: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

7BOUWFYSICA 2 2014HERBESTEMMING EN TRANSFORMEREN

le gevel kon worden volstaan (figuur 3). Beide moge-lijkheden zijn afgewogen; de gevels werden kwalitatief beoordeeld en vergeleken.

Een dubbele gevel is voorgesteld om een kwalitatief hoogwaardig binnenklimaat, een efficiënte energiehuis-houding en een modernere uitstraling te realiseren. De bouwfysische aspecten - te openen ramen, zonwering, comfort, geluidisolatie, daglichttoetreding en energie-huishouding - zijn bepalend voor de afweging tussen een enkele gevel of een dubbele gevel. De prestatie van de dubbele gevel blijkt daarbij in belangrijke mate afhankelijk te zijn van de oriëntatie. Daarom is geadvi-seerd een enkele gevel toe te passen voor de noordgevel en een dubbele gevel voor de overige oriëntaties, zoals aangegeven in figuur 4.

De uiteindelijke architectonische uitwerking van de gevel is een fraai transparante 3D-gevel, in een struc-tuur van een zaagtand, voorzien van verschillende ver-nuftigheden om de gevel ook functioneel te laten bijdra-gen aan een comfortabel binnenklimaat voor de medewerkers van a.s.r.

2

4

3

Transformatie kantoorgebouw a.s.r.

Enkele gevel op noord en dubbele gevel op overige oriëntaties

Gevelontwerp

20131303_BF02.indb 7 04-07-14 12:12

Page 10: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

8 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

’s zomers de in de spouw opgewarmde lucht door middel van natuurlijke ventilatie voldoende kan worden afge-voerd. Hiertoe zijn berekeningen uitgevoerd met WIS 2004 [1] van TNO, zijn de posities en de afmetingen van de ventilatieopeningen geoptimaliseerd en is aangetoond dat de gemiddelde temperatuur in de spouw circa 7°C tot 9°C zal opwarmen, afhankelijk van een geopende of gesloten zonwering.

Slimme zonweringIn de spouw wordt een zonwering opgenomen. In de spouw is de zonwering beschermd tegen wind en regen en kan deze gemakkelijk worden onderhouden. De levensduur wordt daardoor aanzienlijk verlengd. De zon-wering wordt per geveloriëntatie door de gebouwinstalla-tie aangestuurd. Per 3,6 m kan deze individueel worden ‘overruled’. Aan de noordzijde van het gebouw wordt geen zonwering toegepast. De voorziene zonwering is een ‘intelligente’ lamellenzonwering. Deze zonwering is in standen verzetbaar, zodat warmte effectief wordt geweerd, maar het uitzicht naar buiten toe zoveel moge-lijk behouden blijft.

Een zonwering wordt ook in de spouw opgenomen, zodat de zonnewarmte er meteen uitgeventileerd kan worden, nog voordat deze in het binnenklimaat kan komen. De ventilatie in de spouw is met en zonder zonwering onder-zocht. Deze zonwering bevindt zich in de spouw nabij de binnenbeglazing. Het is belangrijk dat de zonwering zoveel mogelijk straling direct reflecteert, om te voorko-men dat de spouw te warm wordt. Er is daarom geadvi-seerd om witte, in aluminium uitgevoerde, horizontale lamellen als buitenzonwering te gebruiken.

Temperatuur in de spouwOm de temperaturen en de zonbelasting per gevel te kun-nen inschatten is gebruik gemaakt van de norm NEN 5060 [2]. Hierin zijn verschillende samengestelde ‘echte’ klimaat-jaren beschreven, gebaseerd op meteogegevens van de afge-lopen dertig jaar. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van het klimaatjaar met een onderschrijding en overschrij-ding van maximaal 5% per jaar. Deze over- en onderschrij-ding is gebaseerd op een vijfdaags temperatuurgemiddelde. Dit is een maat om de koel- en warmtelast van een gebouw inzichtelijk te maken. In onderstaande figuur zijn de uren weergegeven dat het warmer is dan 20°C en de zonbelas-ting hoger is dan 600 W/m2.

Uit figuur 6 volgt dat op een noordelijk georiënteerde gevel de combinatie van een hoge temperatuur en zonbe-lasting niet voorkomt. Op de andere oriëntaties is dit wel het geval. In tabel 1 zijn de gegevens voor deze gevels weergegeven. Hieruit volgt dat:– de kans op een temperatuur van 25°C en een zonbe-

lasting van 800 W/m2 niet groot is. Bij een tempera-tuur hoger dan 20°C wordt circa vier uur per jaar de zonbelasting van 800 W/m2 overschreden.

– de westgevel maatgevend is. Een zonbelasting van meer dan 600 W/m2 bij een temperatuur hoger dan 20°C komt ongeveer 100 uur per jaar voor. 600 W/m2 en een temperatuur hoger dan 25°C komt ongeveer 40 uur per jaar voor.

DUBBELE GEVEL (OOST, ZUID, WEST) De dubbele huid van het gebouw bestaat uit een binnen- en een buitengevel, zie figuur 5. De binnenste gevel vormt de thermische schil en wordt in kozijnen uitge-voerd met dubbele isolerende beglazing. Deze gevel wordt in een rechte lijn uitgevoerd en evenwijdig aan de vloerrand geplaatst. De buitengevel bestaat uit prefab-ele-menten in een zaagtandvorm. De korte zijde van de zaag-tand is een geïsoleerd dicht paneel. Op deze manier wordt het brede deel van de zaagtand zo groot mogelijk uitge-voerd met minimale profielen ten gunste van een maxi-male hoogte en daglichttoetreding. Daarnaast is het pla-fond naar de gevel ‘verjongd’ (de zichthoek vergroot) en is het vloerranddetail zo smal mogelijk gehouden om het daglicht vanaf de hoogte zo ver mogelijk in de ruimte te laten toetreden.

In de volgende paragrafen worden de verschillende bouw-fysische aspecten die in de ontwerpfase zijn onderzocht nader toegelicht.

Ventilatie‘Wordt de temperatuur in de spouw van een dubbele gevel dan niet te hoog?’ Het was inderdaad van belang om voorzieningen te treffen waarmee wordt voorkomen dat de spouwtemperatuur niet te hoog oploopt en waarmee

5

Opbouw dubbele gevel

20131303_BF02.indb 8 04-07-14 12:12

Page 11: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

9BOUWFYSICA 2 2014HERBESTEMMING EN TRANSFORMEREN

Op basis van tabel 1 zijn berekeningen met WIS 2004 [1] uitgevoerd, waarbij is uitgegaan van een dag in juni met een zonbelasting van 805 W/m2 op de gevel. Voor de bui-tentemperatuur is uitgegaan van een waarde van 25°C en van een binnentemperatuur van 20°C. De resultaten zijn gepresenteerd als een temperatuurstijging ten opzichte van de buitentemperatuur. Deze stijging is nagenoeg onafhankelijk van de buitentemperatuur en kan dan ook gebruikt worden bij andere buitentemperaturen. In tabel 2 zijn de resultaten van de verschillende berekeningen opgenomen.

Uit de berekeningen volgt dat de temperatuur in alle gevallen gemiddeld meer dan drie graden opwarmt ten opzichte van de buitentemperatuur van 25°C. In de meest gunstige situatie is er ventilatie over één verdieping met toe- en afvoerroosters op elk stramien van 1,8 m. Uit de resultaten blijkt ook dat de zonwering de temperatuur in de spouw verhoogt met twee tot drie graden Celsius.

Opties van spouwventilatie over meer dan twee verdie-pingen zijn niet onderzocht. Op basis van de berekenin-gen is voor de verdere uitwerking en realisatie uitgegaan van spouwventilatie per verdieping en roosters maximaal per 3,6 m met een netto opening van circa 0,15 m2 voor de luchttoevoer aan de onderzijde van de elementen en een netto opening van circa 0,15 m2 voor de luchtafvoer in het zijpaneel van het element zo hoog als mogelijk. Er kan uitgegaan worden van een gemiddelde toename van 5 á 7°C per verdieping afhankelijk van een open of een gesloten zonwering. In figuur 7 zijn in het gevelbeeld de ventilatieopeningen te zien.

Uit het oogpunt van energetische efficiëntie en behoud van warmte in de spouw van de tweede huidgevel in de winter kunnen de roosters voor luchtafvoer in het zij-paneel van het element elektronisch worden gesloten op basis van een temperatuursensor.

Ramen‘Kan er dan ook nog een raampje open?’ In de binnenste gevel van de dubbele huid worden te openen ramen opge-nomen. Per 3,6 m aan kantoorvloer wordt één te openen raam gerealiseerd, dat van binnenuit te openen is. De ramen worden als draai-kiepraam uitgevoerd en uitgerust met een begrenzer om te voorkomen dat mensen de

6

7

Straling als functie van de temperatuur

Luchttoevoer aan de onderzijde en luchtafvoer in het zijpaneel van het element

Tabel 1: Frequentie aantal warme dagen met veel zon

temperatuur[°C]

aantal uren per jaar van voorkomenonafhankelijk

van de zonafhankelijk van de zon per gevel

westgevel zuidgevel> 600 W/m2 > 700 W/m2 > 800 W/m2 > 600 W/m2 > 700 W/m2 > 800 W/m2

> 20 991 103 25 4 74 19 0> 21 807 96 22 4 61 13 0> 22 632 81 17 3 53 10 0> 23 478 63 14 1 46 6 0> 24 359 53 12 1 36 5 0> 25 254 39 8 0 27 3 0> 26 175 29 6 0 19 0 0> 27 129 19 4 0 16 0 0> 28 87 13 2 0 12 0 0> 29 59 7 1 0 5 0 0> 30 33 7 1 0 1 0 0

spouw betreden. Incidenteel wordt er een deur in de tweede gevel opgenomen, zodat de spouw bereikt kan worden voor onderhoud.

BeglazingDe zaagtandgevel is opgebouwd uit panelen vlakglas. Deze panelen hebben vanuit de kantoorvloer gezien alle-maal dezelfde oriëntatie en dezelfde opbouw van het glaspakket. Doordat de opbouw, dikte en soort glas in het algemeen hetzelfde is, wordt vertekening van het uitzicht voorkomen. De beglazing van de gevel heeft een zo trans-parant mogelijke uitstraling, zo min mogelijk spiegeling

20131303_BF02.indb 9 04-07-14 12:12

Page 12: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

10 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

Tabel 2: Resultaten opwarming spouw

omschrijving hoogte[m]

netto grootte openingen per

lengte van 1,8 m

zonwering luchtsnelheid in spouw [m/s]

gemiddelde temperatuurstijging

in spouw [°C]

maximale temperatuur stijging

bij afvoer [°C]roosters per 3,6 m strekkende gevel over één verdieping

3,7toevoer 0,075 m2

afvoer 0,075 m2 nee 0,02 8 13

roosters per 1,8 m strekkende gevel over één verdieping

3,7toevoer 0,15 m2

afvoer 0,15 m2 nee 0,03 5 9

roosters per 1,8 m strekkende gevel over twee verdiepingen

7,4toevoer 0,15 m2

afvoer 0,15 m2 nee 0,05 8 13

roosters per 3,6 m strekkende gevel over één verdieping

3,7toevoer 0,075 m2

afvoer 0,075 m2 ja 0,02 11 18

roosters per 1,8 m strekkende gevel over één verdieping

3,7toevoer 0,15 m2

afvoer 0,15 m2 ja 0,04 7 13

roosters per 1,8 m strekkende gevel over twee verdiepingen

7,4toevoer 0,15 m2

afvoer 0,15 m2 ja 0,06 10 18

en een uniforme kleur. Bij de glaskeuze is de balans gezocht tussen zoveel mogelijk lichtinval en zo min mogelijk zoninstraling. In tabel 3 zijn de gehanteerde LTA- en ZTA-waarden weergegeven.

Koudeval‘Is er bij verdiepingshoge puien niet een kans op koude-val?’ Bij hoge glasvlakken bestaat inderdaad het risico op koudeval. Met behulp van ‘Computational Fluid Dyna-mics’ (CFD) is een comfortstudie verricht naar de nood-zaak van koudevalcompensatie voor beide gevels.

Op basis van de uitkomsten (figuur 8 en figuur 9) van deze studie besloot a.s.r. om voor de dubbele gevels geen koudevalcompensatie toe te passen. Voor de enkele gevels werd een slimme voorziening getroffen om het hellende plafondvlak te activeren en de gevel aan te stralen door het klimaatplafond ook door te zetten in het hellend vlak en te activeren zoals aangegeven in figuur 9. Door aan-straling van de kritische enkele gevel aan de binnenzijde wordt koudeval voorkomen.

Voor zowel de enkele gevel als de dubbele gevel kon wor-den geconcludeerd dat kan worden voldaan aan de gevraagde comfortklasse B en afhankelijk van de buiten-temperatuur ook aan comfortklasse A, welke initieel gevraagd werd in het Technisch Programma van Eisen.

Door a.s.r. is op basis van een risicoanalyse (tabel 4) uit-eindelijk het besluit genomen om af te wijken van de eisen uit het Technisch Programma van Eisen en voor de enkele gevel wel en voor de dubbele gevel niet te kiezen voor koudevalcompensatie.

Lichtwering‘Moet er dan ook nog lichtwering worden toegepast?’ Ja, lichtwering is bedoeld om te voorkomen dat de daglicht-toetreding en de zoninstraling voor de gebruikers hinder veroorzaken; bijvoorbeeld door te grote helderheidver-schillen, verblinding, reflectie of directe zoninstraling. Lichtwering is noodzakelijk op alle gevels (ook op de noordgevel) door de optredende helderheidsverschillen. De lichtwering zal op de noordgevel echter minder vaak nodig zijn, en dus minder vaak gebruikt worden dan op de zonbelaste gevels. De lichtwering kan door de gebrui-ker individueel worden bediend per module van 3,6 m.

8

9

Draught rate in ruimte aan de gevel (horizontale doorsnede) als resultaat uit CFD-studie

Aanstraling enkele gevel ter voorkoming van koudeval

20131303_BF02.indb 10 04-07-14 12:12

Page 13: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

11BOUWFYSICA 2 2014HERBESTEMMING EN TRANSFORMEREN

een mooie uitstraling van het gebouw te realiseren is gekozen voor een dubbele gevel. Bouwfysische aspecten, zoals te openen ramen, zonwering, comfort, daglichttoe-treding, koudeval, akoestiek en energiehuishouding, waren bepalend in de afwegingen die tot de genoemde keuzes hebben geleid. Ook is geadviseerd over de optima-le uitwerking van de gevel voor de verschillende bouw-fysische aspecten, zoals: geluidwering, brandoverslag, koudebruggen, transmissie, infiltratie en windhinder. De gevel is technisch verder uitgewerkt door Oskomera en wordt momenteel in fasen gemonteerd. De eerste fase is onlangs in maart 2014 opgeleverd. n

BRONNEN [1] WIS 2004, Window Information System (WIS versi-on 3.0.1 SP 2), TNO - Building and Construction Research Delft, The Netherlands [2] NEN 5060:2008, Hygrothermische eigenschappen van gebouwen - Referentieklimaatgegevens

Lichtwering zit aan de binnenzijde van de binnengevel en is een separate voorziening, die los staat van de buiten-zonwering, vanwege het gebruiksgemak en de gebruiks-frequentie. Als een buitenzonwering als lichtwering wordt gebruikt, dan zal die gevel gedurende een groot deel van de dag dicht worden gezet, waardoor uitzicht niet meer mogelijk is. Dit is niet wenselijk. Via een lichtwering kun je nog steeds naar buiten kijken.

Geluidabsorptie‘Is er via de spouw van de dubbele gevel geen kans op overspraak van geluid?’ De spouw van de tweede huid-gevel is zoveel mogelijk voorzien van een geluidabsorbe-rende afwerking om omloopgeluid via de spouw van de tweede huidgevel tussen twee naast elkaar gelegen geslo-ten werkplekken aan de gevel te voorkomen en om moge-lijke hinderlijke geluiden van buitenaf te absorberen. Een en ander is weergegeven in figuur 10.

Brandoverslag‘Hoe werkt dat met ventileren in de spouw en verticale brandoverslag?’ Met het ventilatieconcept van de tweede huidgevel is rekening gehouden met de brandcomparti-mentering van het gebouw. Zo ligt er zoveel als mogelijk een horizontale brandcompartimentscheiding in de gevels ter plaatse van een scheiding van ventilatie tussen de bouwlagen, waarbij de doorstekende vloerrand tussen de binnen- en de buitengevel van de dubbele gevel voor 30 minuten brandwerendheid zorgt.

ENKELE GEVEL (NOORD)De enkele gevel heeft dezelfde structuur van een zaag-tand, maar is uitgevoerd in drievoudige beglazing. Het korte deel van de zaagtand is een geïsoleerd dicht paneel, met daarin een te openen deel. Dit is bedoeld voor spui-ventilatie en het is van binnenuit te bedienen. Deze delen worden begrensd zodat doorvalbeveiliging niet nodig is. De begrenzer voorkomt tevens overmatige tocht en dicht-waaiende panelen. Per 3,6 m aan kantoorvloer wordt één te openen deel gerealiseerd.

RESUMÉTer optimalisering van het klimaat en het comfort is de vernuftige gevel van a.s.r. voorzien van veel slimme, inte-grale ontwerpoplossingen. Om een kwalitatief hoogwaar-dig binnenklimaat, een efficiënte energiehuishouding en

Tabel 3: Bouwfysische uitgangspunten LTA en ZTA

beglazing uitgangspunt LTA uitgangspunt ZTAenkele gevel noordgevel en atrium noordgevel

LTA > 0,7 ZTA < 0,5

tweede huidgevel en atrium zuidgevel

LTA > 0,6 (zonwering op)LTA > 0,2 (zonwering neer)

ZTA < 0,5 (zonwering op)ZTA < 0,12 (zonwering neer)

daken van vides en atria LTA > 0,6 ZTA < 0,2 (vaste buitenzonwering)daken en gevels wintertuinen

LTA > 0,6 ZTA < 0,4

Tabel 4: Overzicht te bereiken comfortklassen afhankelijk van buitentemperatuur

uren enkelvoudige gevel dubbele huidgevelzonder

koudeval-compensatie

met koudeval-compensatie

zonder koudeval-

compensatie

met koudeval-compensatie

-10°C tot -5° 28 C B B-C B-5°C tot 0° 230 B-C A B A

10

11

Maximale geluidabsorptie in de spouw

Slimme, integrale ontwerpoplossingen

20131303_BF02.indb 11 04-07-14 12:12

Page 14: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

12 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

ir. T.M.C. (Cédrique) Steenkamer, Technische Universiteit Delft

dr. G.J. (Truus) Hordijk, Technische Universiteit Delft

ing. G.J. (Gertjan) Verbaan, DGMR, Den Haag

ir. Y. (Ype) Cuperus, Tech­nische Universiteit Delft

LITERATUURONDERZOEKHet Bouwbesluit kent geen specifieke eisen voor senioren, terwijl de wensen en behoeften anders zijn ten opzichte van jongeren. In de loop van het leven vinden biologische veranderprocessen plaats in het lichaam, waarbij onder andere zintuigen veranderen. Rond de 45 jaar heeft men een leesbril nodig. Uit de statistiek van Nederland blijkt dat 11,4% van de senioren ouder dan 75 jaar een visuele beperking heeft [1]. Het percentage wordt groter met de leeftijd. Als gevolg van veroudering van het oog kan de lens verstijven. Hierdoor daalt het accommodatievermo-gen [2] . Daarnaast vergroot de absorptie van korte golf-lengten ernstig met de leeftijd. Dit verklaart de afname van het kleuronderscheidend vermogen en het waarne-men van contrast. Het blauwe en groene licht bereiken het netvlies minder. En het heeft gevolgen voor de non-visuele aspecten van het licht, zoals de sturing van het slaap-waak ritme en de biologische klok [3].

Weersomstandigheden hebben invloed op de mortualiteit van ouderen. Tijdens hitteperioden is er een toename van 15-30% stervenden, dat beschrijven wetenschappelijke publicaties. Er is onderzoek gedaan naar de samenhang tussen de buitentemperatuur en de sterfte in Nederlandse verpleeghuizen. Daaruit bleek, dat bij 25°C er een toena-me van 50% stervenden was ten opzichte van perioden met optimale temperaturen (15 - 19,9°C) en tijdens koude perioden (0 - 4,9°C) was het een toename van 22% ster-venden [4]. Met de te verwachten klimaatsverandering zullen er in de toekomst vaker hete zomers voorkomen.

Ouderen hebben bovendien een veranderd thermoregula-tie ten opzichte van jongeren. Er is een afname in reacti-viteit van het zenuwstelsel. De hypothalamus is minder gevoelig voor signalen. Daarnaast daalt ook de mobiliteit

Senioren blijven langer fit en wonen langer zelfstandig. Maar met de ouderdom komen er toch wat gebreken en de standaardeisen voor woningbouw in het Bouwbesluit houden daar onvoldoen-de rekening mee. Wordt het geen tijd voor een nieuw Programma van Eisen, zodat we woningen kunnen bouwen die beter zijn afgestemd op de wensen van senioren? De vraag naar senioren-woningen neemt toe, maar tegelijkertijd neemt ook de leegstand van kantoren steeds verder toe. En de vraag naar kantoorruimte zal mede door ‘Het Nieuwe Werken’ in de komende jaren vermoe-delijk wel blijven afnemen. Dan komt herbestemming of transformatie in beeld. Eén plus één is drie? DGMR liet Cédrique Steenkamer, afstuderend student aan de TU Delft, deze twee trends eens goed onderzoeken. Onderstaand artikel is een verslag van veldonderzoek in seniorenwonin-gen en een casestudie van een transformatie van een kantoorgebouw tot seniorenappartementen.

VISUEEL EN THERMISCH COMFORT VOOR SENIOREN IN EEN GETRANSFORMEERD KANTOORTIJD VOOR BETERE SENIORENWONINGEN!

gedurende het ouder worden. Als gevolg daarvan daalt het activiteitenniveau en de thermische weerstand [5].

METHODE VELDONDERZOEKHet veldonderzoek is gedaan in het appartementencom-plex ‘Savelberghof’ te Gouda, zie figuur 1, en bestond uit een enquête en uit metingen. Het onderzoek richtte zich op de visuele en thermische behoeften van senioren in relatie tot de huidige situatie in de huiskamers. De enquê-tes zijn verstrekt aan de bewoners in woningen met alle-maal dezelfde plattegrond. De vragen gingen uitsluitend over de huiskamer van de senioren. De enquête is afgeno-men in een warme zomerperiode 20 juli tot en met 4 augustus 2013. Lichtmetingen en binnenklimaatmetingen waren noodzakelijk om de situatie kwantitatief in kaart te brengen.

GeënquêteerdenZestig van de 109 senioren, in leeftijd variërend van 53 tot 96 jaar, hebben de enquête ingevuld. De gemiddelde leef-tijd was 80 jaar. Van de geënquêteerden was 46,6% man en 53,4% vrouw. Slechts 40% van de senioren boven de 80 jaar heeft geen mobiliteitsbeperkingen, ten opzichte van 70,8% van de jongere senioren, zie figuur 1.

Omschrijving van de huiskamerDe metingen en de afname van de enquête zijn uitge-voerd in hetzelfde wooncomplex. Deze woningen hebben allemaal dezelfde plattegrond, maar verschillen van oriën-tatie (noord, oost, west of zuid). De hoekwoningen heb-ben een extra zijraam. Om enkele antwoorden te categori-seren is er een onderscheid gemaakt in zones in de huiskamer, zie figuur 2. Zone A en B zijn het zitgedeelte met een eetkamertafel, dichtbij het grote raam aangren-zend aan een balkon of tuin. Zone C en D zijn smaller en

20131303_BF02.indb 12 04-07-14 12:12

Page 15: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

13BOUWFYSICA 2 2014HERBESTEMMING EN TRANSFORMEREN

hebben een kleiner raam aan de galerijkant. De keuken bevindt zich in zone C.

De geënquêteerden zijn bevraagd naar hun ervaring en voorkeur op het gebied van visueel en thermisch comfort in hun huidige woonkamer. De bewoners zijn onder andere ook bevraagd over de kwaliteit van het licht en van de binnentemperatuur op dat moment. Uit onderzoek is gebleken dat er een relatie is tussen de gemiddelde duur dat senioren buiten zijn en het gemiddelde aantal dutjes overdag [6]. Om dit verband opnieuw aan te kun-nen tonen, zijn er vragen gesteld aan de bewoners over de gemiddelde duur buiten en het aantal dutjes dat men gemiddeld per dag doet.

Bij de enquête is toestemming gevraagd aan de bewoners om op een later tijdstip te mogen terugkomen voor het doen van metingen, zodat resultaten van de enquête gekoppeld kunnen worden aan de resultaten van de metingen.

Metingen De metingen zijn overdag (26 tot 29 september 2013) uit-gevoerd in elf woningen. Er zijn verlichtingssterkten gemeten op vloerhoogte en tafelhoogte en er zijn foto’s in diverse richtingen gemaakt met de luminantiecamera. Daarnaast is een leestest uitgevoerd. Om de minimale horizontale verlichtingssterkte voor een leestaak te bepa-len, zijn de bewoners getest op de minimaal noodzakelij-ke verlichting voor het lezen van een krantenartikel gedu-rende 1 minuut. Indien er meer licht nodig is, werd er een dimbare lamp, Waldmann Lamp TANEO, ingezet. De ver-lichtingssterkte werd stapsgewijs verhoogd totdat de bewoner het artikel prettig kon lezen.

RESULTATEN VELDONDERZOEKEen deel van de resultaten wordt besproken in dit artikel. Een uitgebreide omschrijving van het onderzoek en de resultaten is te vinden in de database van de TU Delft (Steenkamer 2014) [6].

LeestestDe leestest is uitgevoerd bij 15 senioren ouder dan 70 jaar in het midden van de woonkamer. Uit de resultaten van de leestest blijkt dat de behoefte aan de verlichtingssterk-

te varieert tussen 30 en 3000 lux. De resultaten voor seni-oren zónder oogaandoeningen lopen op tot 800 lux. De resultaten laten zien dat de meeste senioren een verlich-tingssterkte van 400 lux prefereren, maar dat de benodig-de verlichtingssterkte niet in verband gebracht kan wor-den met de leeftijd, gezien de beperkte groep van 15 proefpersonen.

Kwaliteit van het zichtvermogenHet aantal senioren dat een extra leeslampje gebruikt, stijgt met de leeftijd. Ook het aantal senioren, dat een dimbare lamp gebruikt, stijgt. Senioren vanaf 75 jaar heb-ben ‘s avonds meer moeite met het herkennen van kleu-ren en doen ‘s nachts het licht aan als ze het bed verla-ten. Slechts twee van de zestig van de geënquêteerden is gevallen vanwege onvoldoende verlichting.

Lievelingsplek in de huiskamerZone C en D worden voornamelijk als donker beoordeeld, zie figuur 3. De senioren zitten het liefst in zone A en B, zie figuur 4. De meeste senioren hebben de enquête inge-vuld op een eetkamerstoel of in een fauteuil. Deze bevin-den zich voornamelijk in zone A en B. De bewoners zit-ten dus het liefst in het licht en voeren daar ook hun lees- en schrijftaken het liefst uit.

Hinder van lichtBij een derde van de senioren schijnt de zon wel eens hinderlijk naar binnen. Ze gebruiken dan voornamelijk de zonwering en de gordijnen om dit licht tegen te houden. Men ondervindt bijna geen last van vervelende reflecties van binnen, wel van buiten. Hinder wordt dan vernomen in zone A en dit is afkomstig van objecten van buiten, zoals auto’s, schittering van water, andere gebouwen. Men ondervindt geen hinder van te lichte plekken in de woonkamer. De resultaten van de luminantiemetingen, weergegeven in de figuren 5 en 6, laten zien dat de ver-houdingen tussen donkere en lichte zones in de kamer erg groot zijn. Het groene vlak in de figuren 5 en 6 geeft de gewenste verhouding in de praktijk weer. De meetre-sultaten in deze figuren laten tevens zien dat de gemeten luminantieverhoudingen (Lmean/Lmax) in het gezichtsveld (ergorama) en de omgeving (panorama) niet voldoen aan deze gewenste verhoudingen. Hierbij zijn verschillende

1 2

Resultaten van de enquête waarin de leeftijd van de ondervraag-den aangeduid is in relatie tot hun mobiliteit

Zoneverdeling in de woonkamer ter categorisatie van de resultaten

20131303_BF02.indb 13 04-07-14 12:12

Page 16: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

14 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

aire regressie analyse is er een voorspelling gemaakt van het aantal senioren, dat dezelfde ervaring deelt over een bepaalde temperatuur. Uit het onderzoek blijkt dat meer dan de helft van de senioren 21,5 tot 24,5°C als comforta-bel ervaart. Verder blijkt dat meer dan de helft van de senioren de voorkeur geeft aan ‘iets kouder’ vanaf een temperatuur van 23,8°C.

LuchtkwaliteitEr is voornamelijk een temperatuur gemeten van 24,0 - 27,0°C in de huiskamers. De senioren ervaren deze tem-peratuurrange voornamelijk als ‘warm’. Als men de tem-peratuur wil aanpassen in de huiskamer geven zij de voorkeur aan natuurlijke ventilatie. Er wordt bijna geen gebruik gemaakt van mechanische ventilatie. De resulta-ten van de CO2-gehaltes lagen tussen 545 - 1000 ppm en van de relatieve vochtigheid tussen 50 - 65%. Door de geopende ramen en deuren lagen de gemeten waarden binnen de normen.

Een vijfde van de ondervraagden heeft weleens last van tocht in de huiskamer, voornamelijk bij het grote raam in zone A. Daarentegen is de maximaal gemeten luchtsnel-heid 0,03 m/s (op een hoogte van 0,3 m in zone A). Daarbij is alleen in de zomer gemeten, metingen in de winter waren binnen de afstudeerperiode niet mogelijk.

DISCUSSIE EN CONCLUSIE VELDONDERZOEKWat zijn de visuele behoeften van senioren?Senioren zitten graag in lichte ruimten. Zij voeren daar het liefst de lees- en schrijftaken uit. De minimale hori-zontale verlichtingssterkte voor een leestaak zonder oog-aandoeningen lopen op tot 800 lux. Als de minimale hori-

huiskamers beoordeeld met een kijkrichting vanuit hal-verwege de kamer richting het grote raam (figuur 7).

Non-visueel lichtDe groep senioren die gemiddeld langer dan een uur bui-ten is, slaapt overdag minder dan de groep senioren die korter buiten is, zie figuur 8. Maar er zijn ook senioren die langer dan een uur buiten zijn en gemiddelde meer dan twee keer een dutje doen overdag. Hierbij speelt con-ditie waarschijnlijk een rol. Als men gemiddeld meer dan een uur buiten is, dan voeren zij waarschijnlijk een activi-teit uit, bijvoorbeeld wandelen of fietsen. Dat is vermoei-end en dus wordt er overdag geslapen. Figuur 9 laat zien dat indien men langdurig dichtbij het grote raam zit, min-der slaapt dan de bewoners die het liefst niet in zone A zitten. Doordat men zit, speelt conditie geen rol. Uit de resultaten blijkt dat de verticale verlichtingssterkte bij het grote raam voldoende is voor de stimulering van het slaap/waak-ritme.

BinnentemperatuurDe senioren zijn gevraagd de stand van de thermostaat aan te geven en vervolgens hun ervaring over de huidige temperatuur in de huiskamer. Aan de hand van een line-

3

6

7

5

4Resultaten van de enquête: de donkere zone in de huiskamer voor alle oriëntaties

Resultaten van de luminantieverhouding, panorama (groene vlak is de gewenste verhouding in de praktijk: Lmean/Lmax ≤ 30)

Plattegrond met aanduiding van camerapositie 2 voor luminantie-meting

Resultaten van de luminantieverhouding, ergorama (groene vlak is de gewenste verhouding in de praktijk: Lmean/Lmax ≤ 10)

Resultaten van de enquête: de lievelingsplek in de huiskamer voor alle oriëntaties

20131303_BF02.indb 14 04-07-14 12:12

Page 17: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

15BOUWFYSICA 2 2014HERBESTEMMING EN TRANSFORMEREN

ventilatie. In een periode van een hittegolf is dit niet genoeg om de binnentemperatuur te controleren. Makke-lijke bedienbare installaties zijn dan nodig bij extreme buitentemperaturen. In de onderzochte woningen zat de schakelaar voor het ventilatiesysteem op een onhandige plek boven het aanrecht, slecht bereikbaar voor rolstoel-gebruikers.

Waar moet bouwkundig gezien rekening mee gehouden worden? Bouwkundige maatregelen kunnen getroffen worden om hinder van te veel of te weinig licht te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het vermijden van objecten zoals een overstek van een galerij voor het grote raam, het voorkomen van diepe woningen en het voorkomen van te weinig/te kleine raamopeningen om donkere plek-ken in de kamer tegen te gaan. Verder kunnen door een slim gevelontwerp tocht en koudeval tot een minimum beperkt worden. De toepassing van ramen op verschillen-de oriëntaties kan zorgen voor gelijkmatig verdeeld licht in de ruimte en het komt ten goede aan de daglichtfactor. Tot slot kunnen grote ramen voor voldoende verticale ver-lichtingsterkte zorgen ter stimulering van het slaap/waak-ritme.

CASE STUDY: GASTHUISVELDEN TE BREDAIn 2015 gaat het belastingkantoor op de locatie ‘Gasthuis-velden’ te Breda (gebouw uit 1964) verhuizen naar het nieuwe stationsgebied ‘VIA Breda’. Het gebied ‘Gasthuis-velden’ ligt ten zuiden van het centrum en is in 10 minu-ten lopen te bereiken. Het complex is langwerpig en telt 7 verdiepingen en een kelder. De plattegrond is op iedere verdieping hetzelfde, behalve de bovenste verdieping en de begane grond. Het gebouw heeft een centrale gang in het midden met aan weerskanten een ruimte met een breedte van 5,4 m. De langgevels, parallel aan de centrale gang, zijn zuidoost en noordwest georiënteerd. De kolom-men staan op een stramienmaat van 5,4 x 5,4 m. Zie figuur 10 voor de bestaande situatie. Om al deze redenen lijkt dit kantoor geschikt voor een transformatie tot senio-renwoningen.

zontale verlichtingssterkte gesteld wordt op 400 lux op het tafelblad, dan is een groot deel van de senioren voor-zien van voldoende verlichting. Leestaken zijn te vergelij-ken met het bereiden van eten als precieze oogtaken. Daarom is een minimale horizontale verlichtingssterkte van 300 lux op een tafel of keukenblad gewenst. Geduren-de de avond hebben voornamelijk senioren boven de 75 jaar moeite met het herkennen van kleuren als de kunst-verlichting aan is en in de nacht doen ze kunstverlichting aan indien ze uit bed stappen. Grote luminantieverhou-dingen kunnen verblinding veroorzaken, maar senioren ondervinden geen last van deze hoge contrasten. Ouderen ondervinden wel veel last van reflecties van objecten die zich buiten bevinden.

Is er een relatie tussen blootstelling aan daglicht en het slaap/waak-ritme?Als senioren gemiddeld langer buiten zijn, slapen zij ook minder overdag ten opzichte van senioren die bijna niet naar buiten komen. Als senioren langer dan een uur bui-ten zijn, speelt conditie ook een rol. In zone A van de huiskamer wordt men ook blootgesteld aan een hoge verticale verlichtingssterkte. De meetresultaten van de verticale verlichtingssterkte bij het raam liepen op tot 3.000 lux. Als men het liefst in zone A zit, dan komt het ook ten goede van het slaap/waak-ritme. Bovendien speelt hier conditie of lichamelijke beperking geen rol.

Wat zijn de thermische behoeften van senioren?De optimale binnentemperatuur voor senioren is 21,5 - 23,8oC. Senioren in de groep <80 jaar of >80 jaar ver-schillen in mate van mobiliteit. Dit kan de sensitiviteit van de temperatuur en binnenklimaat beïnvloeden. Voor dit onderzoek kon er gezien de omvang van het aantal proefpersonen statistisch geen onderscheid gemaakt wor-den tussen senioren <80 jaar en >80 jaar, maar dit kan interessant zijn voor verdere onderzoek.

In de zomer houden senioren van natuurlijk ventileren en zitten graag dichtbij het grote raam. Langs het raam ondervindt een deel van de senioren tocht. Het is ondui-delijk in de beantwoording van de vraag of er vanwege de geopende ramen tocht ervaren is of dat men meer alge-meen de vraag beantwoord heeft en bedoelde dat er tocht ervaren wordt gedurende de winter. Dit kan ook koudeval zijn geweest bij het grote raam. Tijdens het afnemen van de enquête was het warm in de huiskamer volgens de senioren. Senioren hanteren voornamelijk natuurlijke

8

9

Resultaten van de enquête: de relatie tussen het aantal dutjes en de verblijfsduur buiten gemiddeld per dag

Resultaten van de enquête: de relatie tussen het aantal dutjes en de lievelingsplek in zone A ten opzichte van zone B, C, D

20131303_BF02.indb 15 04-07-14 12:12

Page 18: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

16 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

verdiepingen wel aansluiten op de verticale ontsluiting per woning.

Een buitenruimte per woning is wettelijk niet verplicht, maar is wel gewenst. Een modulair systeem voor de gevel zorgt voor individuele keuzevrijheid en kan desgewenst verwijderd worden zonder bouwkundige consequenties. Dit modulair systeem bestaat uit een stalen, vierkant frame dat op drie manieren ingevuld kan worden, name-lijk als serre, balkon of zonwering. Dit frame wordt tegen de gevel geplaatst en opgehangen aan de bestaande vloer. Er zijn vier aansluitpunten tussen twee kolommen. Hier-door is er ook een vrije indeelbaarheid, zie figuur 13. De betonnen band dient als ‘klik-systeem’ voor het frame. Zie figuur 14 voor het detail.

Voor de seniorenwoning is gekozen voor een serre. Deze serre is onderdeel van het klimaatontwerp, zie figuur 15. Het fungeert als spouw in de winter en de tussenseizoe-nen. In de zomer kan deze opengezet worden en is het een balkon. Daarnaast zorgt de serre voor een afname van de winddruk en de infiltratie. Binnen voor het venti-latierooster wordt een omkasting (koof) geplaatst om hin-derlijke koudeval te voorkomen en het ‘coanda-effect’ te stimuleren. Indien de bewoner verblijft in de serre, wordt zij blootgesteld aan licht, wat gunstig is voor het welzijn van de bewoners.

De bestaande constructie van het gebouw is een vlakke plaat constructie. Ten gevolge van de huidige eisen ten aanzien van thermische en akoestische isolatie, is het belangrijk dat de toevoegde massa, zoals een zwevende dekvloer, zo licht mogelijk is. Het gewicht van de serre wordt zo licht mogelijk gehouden, zodat er zo min moge-lijk versterkingen toegepast worden op de bestaande con-structie.

EINDCONCLUSIEDe meeste kantoorgebouwen hebben de mogelijkheid te transformeren. Een transformatie bespaart materiaal en de draagconstructie leent zich voor aanpassingen aan de bestaande constructie.

In vergelijking tot jongeren hebben senioren de voorkeur voor hogere binnentemperaturen en meer licht. Tocht en koudeval moeten voorkomen worden. Gewenst zijn

De haalbaarheid van een transformatie van een kantoor-pand naar een appartementencomplex bestaat uit ver-schillende aspecten. Het pand moet de mogelijkheid bie-den tot het maken van een informele uitstraling, een buitenruimte per woning, voldoende daglichttoetreding, het maken van meerdere sparingen in de vloer, brandvei-ligheid enzovoort. En speciaal voor senioren moet er rekening gehouden worden met de draaicirkel van rol-stoelgebruikers, een comfortabel en gezond binnenkli-maat ingesteld op senioren en een aantrekkelijk uitzicht.

Energiegebruik en daglicht van dit kantoorgebouw zijn door middel van dynamische simulatieberekeningen onderzocht, zie daartoe het afstudeerverslag. Om te komen tot een goede transformatie zijn er diverse aanpas-singen voorgesteld. Op gebouwniveau zijn er aanpassin-gen gedaan ter optimalisatie van de daglichttoetreding in de centrale gang, daarbij ontstaat tegelijkertijd een extra zijgevel per woning. Hierdoor is het mogelijk raamope-ningen op meerdere oriëntaties te realiseren, zie figuur 11. Door de openingen niet op iedere verdieping op dezelfde plek te maken, krijgt de gevel een dynamische, informele uitstraling, zie figuur 12.

De stramienmaat 5,4 m x 5,4 m leent zich uitstekend voor het indelen van verschillende grootten van appartemen-ten. In acht genomen moet worden dat de verschillende

10

11 12

Bestaande situatie Gasthuisvelden

Aanpassing gebouwvorm, raamopeningen op meerdere oriëntaties Aanpassing gebouwvorm, dynamische, informele uitstraling

20131303_BF02.indb 16 04-07-14 12:12

Page 19: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

17BOUWFYSICA 2 2014HERBESTEMMING EN TRANSFORMEREN

ondiepe woningen ter voorkoming van donkere zones, veel ramen en gelijkmatig verdeeld licht. Een optimale luminantieverhouding moet berekend worden met een zonnige hemelkoepel. Zonwering met de juiste LTA-waar-de houdt hinderlijk licht tegen, maar moet voorkomen dat de ruimte niet te donker maakt. Een groot raam naast het zitgedeelte zorgt voor voldoende verticale verlichtings-sterkte voor stimulering van de biologische klok geduren-de de zonnige dagen.

In het geval van de ‘Gasthuisvelden’ is dit kantoorgebouw geschikt gebleken voor transformatie naar een senioren-complex. De afstand tussen de kolommen biedt de moge-lijkheid tot een optimale verkaveling. De gevel is aanpas-baar zodat het kan voldoen aan de thermische isolatie volgens het Bouwbesluit.

Een serre als onderdeel van het klimaatsysteem zorgt voor een buitenruimte gedurende de zomer en een spouw gedurende de tussenseizoenen en de winter. Daarnaast biedt het veel uitzicht naar buiten en zorgt het voor de stimulering van het slaap/waak-ritme. Daarnaast beperkt de serre mogelijk hinderlijke koudeval in de winter en reduceert het jaarlijks energieverbruik.

Dit onderzoek geeft alleen de resultaten weer van de situ-atie in een zomerperiode. Vervolgonderzoek naar het gewenste visueel en thermisch comfort in de winterperio-de kan een meer compleet beeld geven van de wensen van senioren. n

BRONNEN [1] Statistiek, C.B. v.d., 2012, Gezondheid, aandoenin-gen, beperkingen; leeftijd en geslacht, 2011 [2] Boyce, P.R., 2003, Human Factors in Lighting, CRC Press [3] Aries, M.B.C., Vlies, R.D. v. d. en Westerlaken, A.C., 2010, Inventarisatie en vastlegging van de state-of-art kennis over licht en ouderen [4] Borst, V., Schols, J.M.G.A. en Mackenbach, J.P., 1997, Toegenomen sterfte van verpleeghuispatienten bij extreme buitentemperatuur; toename groter bij hitte dan bij koude, Nederlands Tijdschrift Geneeskunde 141, 2180-2183 [5] Hoof, J. v. en Hensen, J.L.M., 2006, Thermal comfort and older adults, www.gerontechjournal.net, 4, 223-228 [6] Aarts, M.P.J. en Westerlaken, A.C., 2005, Field study of visual and biological light conditions of indepently-living elderly people, Gerontechnology [Online], 4 [7] Steenkamer, T.M.C., 2014, Verbetering van het ther-misch comfort en de lichtcondities in seniorenwoningen door het ontwikkelen van een optimale woning in een getransformeerd kantoor, TU Delft

13

15

14

Ontwerp modulair gevelsysteem

Ontwerp ventilatieconcept seniorenwoning waarbij geventileerd wordt via de serre

Detail aansluiting frame met gevel

20131303_BF02.indb 17 04-07-14 12:12

Page 20: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

18 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

ir. Th. (Theodoor) Höngens, M+P, Aalsmeer

WIJZIGING BESTEMMINGHet bestemmingsplanHet bestemmingsplan is een voor de burgers en overheid bindend plan over het ruimtegebruik binnen de gemeen-tegrenzen. De gemeenteraad stelt dit plan vast en wijst daarin de bestemming, ofwel functie van de grond aan. Daarnaast zijn in het plan regels opgenomen over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd is. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Dus ook omgevingsvergunningen die te maken hebben met de wijziging. Het bestemmingsplan bepaalt daardoor mede of ergens gebouwd mag worden.

Een functie wijzigen in een bestemmingsplanAllereerst kan worden gekeken of de functiewijziging al mogelijk gemaakt is in het bestemmingsplan. Bijvoor-beeld omdat het bestemmingsplan voorziet in meer dan één bestemming. Vaak zie je dan een bestemming ‘gemengd’ met een omschrijving wat die gemengde bestemmingen kunnen zijn. Als de nieuwe functie vol-doet aan de bestemmingsomschrijving gelden vervolgens alleen nog de eisen uit het Bouwbesluit.

Het kan ook zo zijn dat in het bestemmingsplan een wij-zigingsbevoegdheid is opgenomen. In dat geval kunnen Burgemeesters en Wethouders (verder B&W) de functie-wijziging toestaan als die mogelijkheid in het bestem-mingsplan is omschreven. Zo kan een kantoorbestem-ming in het bestemmingsplan staan en er een wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen voor een woon-bestemming. B&W zijn bij een wijzigingsbevoegdheid overigens niet verplicht om van de wijzigingsbevoegdheid gebruik te maken. Deze situatie vraagt om overleg en afstemming met de gemeente.

Als de nieuwe functie niet wezenlijk afwijkt van de bestemming die opgenomen is in het bestemmingsplan,

Specifiek aan het herbestemmen van gebouwen is dat ze er al zijn. Dat geeft niet alleen randvoor-waarden voor de bouwkundige mogelijkheden, maar ook voor de leefomgevingskwaliteit. Zeker als het gaat om gevoelige functies, zoals wonen, onderwijs en kinderopvang zijn de invloeden van bui-tenaf dan ook zeker van belang. Her te bestemmen (kantoor)gebouwen zijn vaak gelegen op druk-ke plekken met veel verkeer, in de buurt van spoorwegen of nabij industrie of bedrijventerreinen. Geluid en luchtkwaliteit spelen daar een belangrijke rol in de omgevingskwaliteit en gezondheid en ook bij de mogelijkheden tot het wijzigen van de bestemming. In zulke gevallen spreken we van milieubelaste locaties. In het artikel gaan we voor Nederlands grondgebied kort in op de moge-lijkheden voor het wijzigen van bestemming (Wet Ruimtelijke Ordening), de randvoorwaarden van-uit de milieuwetgeving (Wet Geluidhinder en Wet Milieubeheer) en de mogelijkheden om transfor-maties mogelijk te maken in milieubelaste situaties.

HERBESTEMMEN VAN MILIEUBELASTE LOCATIES

dan kan mogelijk gebruik gemaakt worden van een bin-nenplanse afwijking. Een voorbeeld hiervan is bijvoor-beeld een kinderdagverblijf dat wordt gevestigd in een voormalig schoolgebouw. De binnenplanse afwijking volgt een regulier afwegingsproces binnen de gemeente en vraagt dan ook om overleg, afstemming en het mee-werken van de gemeente.

Als de bovenstaande mogelijkheden niet kunnen worden gebruikt, kan een functiewijziging in het bestemmings-plan alleen mogelijk worden gemaakt via een bestem-mingsplanwijziging (omgevingsvergunning met ruimtelij-ke onderbouwing) of met een buitenplanse afwijking. Een tijdelijke afwijking is ook mogelijk, maar dat biedt, voor vaak kostbare transformaties, onvoldoende mogelijk-heden.

De bovenstaande mogelijkheden zijn opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet Ruimtelijke ordening en de onderliggende besluiten en regels.

MILIEURANDVOORWAARDENZeker bij een locatie nabij drukke wegen, spoorwegen of in de buurt van bedrijven- of industrieterreinen spelen de milieurandvoorwaarden een belangrijke rol in het afwe-gingsproces voor een bestemmingswijziging. De geluid- en milieuwetgeving heeft daarvoor de nodige eisen gefor-muleerd. Naast deze ‘harde’ eisen is ook het (gemeentelijk) beleid over hoe om te gaan met de milieu-randvoorwaarden belangrijk in de afwegingen. Hoewel er regels zijn voor bouwen op milieubelaste locaties, is het aan te bevelen om nog een stap extra te maken. Dit omwille van de kwaliteit van de leefomgeving en de gezondheidssituatie.

20131303_BF02.indb 18 04-07-14 12:12

Page 21: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

19BOUWFYSICA 2 2014HERBESTEMMING EN TRANSFORMEREN

‘HARDE’ WETTELIJKE EISEN VOOR GELUID EN LUCHT-KWALITEITGeluidVoor geluid wordt het toetsingskader (Wet Geluidhinder en onderliggende besluiten) vaak als ingewikkeld betiteld. Allereerst moet worden bepaald of het gebouw ligt binnen een zone van een weg, spoorweg of gezoneerd industrie-terrein. De omvang van deze zone is afhankelijk van het type weg. Voor de hoofdinfrastructuur (rijkswegen en spoorwegen) gelden sinds kort emissieplafonds, deze worden gemonitord met toetspunten langs die infrastruc-tuur. Bij gemeentelijke wegen en provinciale wegen is de zone afhankelijk van het aantal rijstroken. Bij gezoneerde industrieterreinen ligt de zone vast in een besluit.

Binnen de zone moet onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting. Dan gelden er vervolgens twee waarden voor Lden (een gewogen dag-, avond- en nachtgemiddelde): de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffings-waarde. Deze zijn opgenomen in de Wet Geluidhinder en bijbehorende besluiten. Tot de voorkeursgrenswaarde zijn er geen belemmeringen voor geluid. Boven de voorkeurs-grenswaarde kan tot de maximale ontheffingswaarde een zogenaamde hogere waarde worden afgegeven. Mits dit kan worden gemotiveerd. De motivatie ligt meestentijds vast in beleid van de betreffende gemeente. Vaak betreft dit verplichtingen als het opnemen van een geluidsluwe gevel per woning met daaraan bij voorkeur de buitenruim-ten en een slaapkamer. In geval van transformatie worden deze verplichtingen vaak versoepeld. Als de geluidsbelas-ting hoger is dan die maximale ontheffingswaarden kan woningbouw alleen plaats vinden met een zogenaamde ‘dove gevel’. De voorwaarde daarvoor is dat in een derge-lijke gevel geen ramen open kunnen. Dit legt praktische beperkingen op voor de herbestemming.

De grenswaarden voor geluidsbelasting zijn in de onder-staande tabel 1 opgenomen. Mochten deze waarden onvoldoende mogelijkheden bieden, dan biedt de Crisis- en Herstelwet vaak mogelijkheden om van bovenstaande grenswaarden af te kunnen wijken.

LuchtkwaliteitVoor de luchtkwaliteit gelden er in de Wet Milieubeheer en onderliggende besluiten twee criteria. Het eerste is of de bestemming is gelegen op een locatie die voldoende luchtkwaliteit heeft. De praktijk leert dat er inmiddels nauwelijks nog locaties zijn in Nederland die niet aan de wettelijke grenswaarden voldoen. Het tweede criterium behandelt de vraag of als gevolg van de verkeersaantrek-kende werking van de bestemmingswijziging elders de luchtkwaliteit slechter wordt dan de grenswaarde én ernstig verslechtert. Ook dit criterium is meestentijds geen struikelblok.

De grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn vastgelegd voor verschillende schadelijke stoffen of voor stoffen die een indicator zijn. De indicatorstoffen zijn zodanig gekozen dat ze goed correleren met de werkelijke schadelijke stof-fen én goed te meten zijn. Een goed voorbeeld daarvan is fijn stof. We weten dat een fractie van het fijn stof de schadelijke deeltjes bevat. Maar deze schadelijke deeltjes waren bij het vaststellen van de eisen moeilijk meetbaar.

Inmiddels zijn er betere meet- en rekenmodellen beschik-baar, zodat we ook de werkelijk schadelijke deeltjes beter kunnen berekenen en meten. Voor die ultrafijne stofdeel-tjes (PM2.5) worden vanaf 2015 grenswaarden van kracht en er is een discussie over hoe om te gaan met roet (ele-mentair koolstof, EC).

De relevante grenswaarden voor de luchtkwaliteit zijn opgenomen in de onderstaande tabel 2.

EEN ‘GEZONDE’ LEEFOMGEVINGDe World Health Organization (WHO) doet actief onder-zoek naar de aspecten geluid en luchtkwaliteit, omdat deze belangrijk zijn voor het welbevinden en daarmee voor de gezondheid. In Nederland hebben wij de Gemeenschappelijke GezondheidsDienst (GGD) die waakt over onze (volks)gezondheid. Ook bij de GGD hebben geluid en luchtkwaliteit de aandacht.

GeluidDe gezondheidseffecten van geluid zijn niet direct zicht-baar, maar meer op de lange termijn. Er zijn twee facto-ren die een belangrijke invloed hebben op de gezondheid. Zo leidt ‘hinder’ door geluid aantoonbaar tot hart- en vaatziekten en als gevolg daarvan tot een verminderde gezondheid en een lagere levensverwachting. De mate van hinderlijkheid heeft niet alleen te maken met de hoogte van het geluidsniveau, maar ook met het karakter van het geluid of wenselijkheid. Zo zijn impulsachtige geluiden van een trein die door de bocht giert hinderlijk als je in een rustige woonwijk woont, maar passen ze bij de woonomgeving als je je in de binnenstad bevindt. De ergernis zit daar misschien meer in het geluidsniveau van het voorbijrazende wegverkeer. Een tweede factor is slaapverstoring door geluid. Ook dat heeft aantoonbare negatieve gezondheidseffecten. Je hoeft daarvoor niet eens echt wakker te worden, maar ook een verlenging van de inslaaptijd, verhoogde motorische activiteit tijdens de slaap en het vervroegd wakker worden leidt tot effec-ten. Bijvoorbeeld het vrachtverkeer dat een nabijgelegen

Tabel 1: Grenswaarden geluidsbelasting

geluidbron voorkeursgrenswaarde maximale ontheffingswaarde

wegverkeer:

– buitenstedelijk en vanwege rijkswegen

Lden = 48 dB Lden = 53 dB

– binnenstedelijk Lden = 48 dB Lden = 63 dB

railverkeer Lden = 55 dB Lden = 68 dB

gezoneerd industrieterrein Letm = 50 dB(A) Letm = 55 dB(A)

Tabel 2: Grenswaarden luchtkwaliteit

omschrijving richtwaarde

fijnstof, PM10 (fijn stof) 40 μg/m3 jaarlijks gemiddelde50 μg/m3 24-uurs gemiddelde

ultrafijn stof, PM2.5 (ultrafijn stof) 25 μg/m3 jaarlijks gemiddelde (vanaf 2015)

stikstofdioxide, NO2 40 μg/m3 jaarlijks gemiddelde (vanaf 2015)200 μg/m3 uurgemiddelde (vanaf 2015)

20131303_BF02.indb 19 04-07-14 12:12

Page 22: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

20 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

bedrijventerrein aandoet kan leiden tot vervroegd ontwa-ken, zeker als daar ’s ochtends vroeg wordt begonnen met werken.

De WHO geeft de volgende richtwaarden aan voor een ‘gezonde’ geluidsbelasting [1]:– LAeq dag/avond: 50 dB(A), richtwaarde voor

matige hinder– LAeq = 40 dB(A) nacht

GGD Nederland heeft een gezondheidseffectenscreening (GES) ontwikkeld en daarmee de milieugezondheidskwa-liteit gekwalificeerd [2]. Deze methodiek is voornamelijk gericht op het integraal beschouwen van verschillende milieucomponenten op de gezondheid van bewoners. Van iedere component zijn klasses aangegeven voor de gezondheidskwaliteit bij een bepaalde blootstelling. De GES wordt voornamelijk gebruikt bij planvorming en beoogd een zo gezond mogelijke inrichting van de woon-omgeving tot stand te brengen. De indeling van de GES klasses is in tabel 3 opgenomen.

Uit het bovenstaande komt in ieder geval naar voren dat de richtwaarden voor een redelijke of goede milieuge-zondheidskwaliteit strenger zijn dan de wettelijke grens-waarden. Geluidsbelastingen die daarboven liggen en zeker in de richting van de maximale ontheffingswaarden voor wegverkeer en railverkeerslawaai worden als onvol-doende gekwalificeerd. In die situaties is het belangrijk om de herbestemming zodanig uit te voeren dat de geluidsbelasting zo min mogelijk hinder en slaapversto-ring oplevert. LuchtkwaliteitDat een slechte luchtkwaliteit invloed heeft op de gezond-heid is inmiddels bij iedereen wel bekend. Het dragen van mondkapjes bij smog in buitenlandse steden is voor velen een schrikbeeld. Vanwege het handhaven van de EU luchtkwaliteitseisen zo’n tien jaar geleden bleek onze eigen luchtkwaliteit ook niet zo goed als we dachten. Als gevolg van deze eisen werden bouwplannen niet in uit-voering genomen, of waren er maatregelen nodig. Neder-land ging op slot. Sindsdien is er forse aandacht voor de luchtkwaliteit. Recent heeft de minister nog besloten om alsnog het snelheidregime op de A13 bij Overschie te handhaven op 80 km/u, dit na druk van de publieke opinie en twee rechtszaken.

De WHO heeft richtwaarden opgesteld ten aanzien van de luchtkwaliteit. De volgende luchtverontreinigende stoffen worden daarbij aangewezen: fijn stof (PM), Ozon (O3), stikstofdioxide (NO2) en zwaveldioxide (SO2). Met name fijnstof en stikstofdioxide zijn stoffen die vaak worden getoetst.

Ook hier is het, net zoals bij geluid, opvallend dat de richtwaarden voor ultrafijn en fijn stof volgens de WHO aanzienlijk strenger zijn dan de grenswaarden die de EU en ook Nederland hanteren. Daaruit kun je de conclusie trekken dat met het voldoen aan de wettelijke grenswaar-den je nog niet kunt spreken van een gezonde leefomge-vingskwaliteit.

Tabel 3: Klasse-indeling geluidsbelasting wegverkeer en GES-score

geluidsbelasting, Lden [dB] GES score milieugezondheidskwaliteit

< 43 0 zeer goed

43 – 47 1 goed

48 – 52 2/3 redelijk

53 – 57 4 matig

58 – 62 5 zeer matig

63 – 67 6 onvoldoende

68 – 72 7 ruim onvoldoende

≥ 73 8 zeer onvoldoende

Tabel 4: Richtwaarden luchtkwaliteit (WHO)

omschrijving richtwaarde

fijnstof, PM10 (fijn stof) 20 μg/m3 jaarlijks gemiddelde50 μg/m3 24-uurs gemiddelde

ultrafijn stof, PM2.5 (ultrafijn stof) 10 μg/m3 jaarlijks gemiddelde25 μg/m3 24-uurs gemiddelde

stikstofdioxide, NO2 40 μg/m3 jaarlijks gemiddelde200 μg/m3 uurgemiddelde

1

2

Geluidsbelasting wegverkeer Amsterdam (2007) (bron: www.atlasleefomgeving.nl)

Luchtkwaliteit in Amsterdam (2010) (bron: www.atlasleefomgeving.nl)

20131303_BF02.indb 20 04-07-14 12:12

Page 23: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

21BOUWFYSICA 2 2014HERBESTEMMING EN TRANSFORMEREN

Rijksweg A10, toepassen van raildempers. Geconcludeerd is dat alleen door het inzetten van een combinatie van ingrepen er een significante verbetering kan worden gere-aliseerd. Dat een maatregel nauwelijks effect oplevert heeft te maken met het aantal bronnen en het feit dat deze rondom én in het plangebied liggen. Alle maatrege-len samen leveren een ‘winst’ op van circa 1 GES-klasse, waarmee het aantal ernstig gehinderden door geluid met circa 1/3 afneemt.

De maatregelen zijn duur en vooralsnog niet kosteneffec-tief. In het kader van de EU-richtlijn omgevingslawaai stelt de Gemeente actieplannen op om de geluidsbelasting te beperken. Als er in het gebied veel kantoorgebouwen tot woningen worden getransformeerd kunnen maatrege-len in het actieplan worden overwogen.

Ook de luchtkwaliteit is onderzocht. Uit de berekeningen blijkt dat die in het gebied voldoet aan de gestelde eisen. Verder onderzoek is niet gedaan.

Amstel IIIHet gebied Amstel III ligt binnen de invloedssfeer van de Rijksweg A2/A9, lokale hoofdwegen en het spoor. Er is hier besloten om de herbestemming van gebouwen niet met een directe titel in het bestemmingsplan mogelijk te maken. Dit had te maken met een strategische keuze, niet met de mogelijkheden van het gebied. Die zijn er wel vol-

Luchtkwaliteit is ook opgenomen in de GES systematiek. De richtwaarden zijn in tabel 5 opgenomen. De richtwaar-den volgens de WHO zijn daarbij als uitgangspunt geno-men.

Voor situaties die juist voldoen aan de wettelijke grens-waarden (circa 40 μg/m3 fijnstof) geeft de WHO aan dat die situaties niet voldoen aan de richtwaarden. Volgens de GES zijn deze situaties als onvoldoende te betitelen. Dat geeft aan dat ook in situaties dat (juist) voldaan wordt aan de grenswaarden er zorgvuldig met de leefomgevings-kwaliteit moet worden omgegaan.

MOGELIJKHEDEN BIJ MILIEUBELASTE SITUATIESAls voorbeeld worden hieronder twee projecten in Amsterdam besproken, waarbij M+P betrokken was als het gaat om herbestemmen van gebouwen. Het gebied Sloterdijk rondom het station en het gebied Amstel III. Beide locaties kenmerken zich door grootschalige leeg-stand van kantoor- en bedrijfsgebouwen en onbebouwde kavels met een kantoorbestemming. In beide gevallen wil de gemeente herbestemming mogelijk maken.

SloterdijkHet bestemmingsplan Sloterdijk is gelegen binnen de zones van het gezoneerde industrieterrein Westpoort, de Rijksweg A10, Haarlemmerweg, lokale ontsluitingswegen en twee kruisende spoorlijnen. Eerst zijn de randvoor-waarden vanuit de wet- en regelgeving in kaart gebracht. Dit leverde het inzicht op dat er een strook gebouwen is waarbij meerdere ‘dove gevels’ noodzakelijk zouden zijn om te kunnen bestemmen binnen de wettelijke eisen. Voor deze gebouwen is het in het plan niet direct moge-lijk gemaakt om te herbestemmen naar bijvoorbeeld een woonfunctie. Voor de overige gebouwen is dat wel moge-lijk. Voor die gebouwen is vastgelegd of er een ‘dove gevel’ noodzakelijk is en met welke geluidsbelasting reke-ning moet worden gehouden. Het gemeentelijke geluids-beleid geeft voor de gebouwen die worden getransfor-meerd versoepelde beleidsregels. Zo is een geluidsluwe gevel per woning is niet nodig.

Voor wat betreft de omgevingskwaliteit is in kaart gebracht wat verschillende ingrepen voor gevolg hebben. Zo is gekeken naar het inzetten van stille wegdekken, plaatsen van extra geluidsschermen langs het spoor en de

Tabel 5: Concentratie fijn stof, ultrafijn stof en stikstofdioxide uitgedrukt in μg/m3, GES score en milieugezondheidskwaliteit volgens GES methodiek

jaargemiddelde [μg/m3] GES score milieugezondheid kwaliteit

fijn stof, PM10

ultrafijn stof, PM2,5

stikstofdioxide, NO2

< 4 < 2 0,04 – 3 2 redelijk

4 – 19 2 – 9 4 – 19 3 vrij matig

20 – 29 10 – 14 20 – 29 4 matig

30 – 34 15 – 19 30 – 39 5 zeer matig

35 – 39 20 – 24 40 – 49 6 onvoldoende

40 – 49 25 – 29 50 – 59 7 ruim onvoldoende

≥ 50 ≥ 30 ≥ 60 8 zeer onvoldoende

3

GES-score zonder geluidmaatregelen (links) en met alle geluidmaatregelen samen (rechts) [3]

20131303_BF02.indb 21 04-07-14 12:12

Page 24: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

22 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

doende. Initiatiefnemers worden uitdrukkelijk uitgenodigd voor transformaties en herbestemmingen.

Voor het gebied is in een vooronderzoek eveneens op ver-schillende manieren naar geluid en luchtkwaliteit geke-ken. Uit een eerste analyse kwam ook hier naar voren dat er een strook gebouwen is die een geluidsbelasting heeft die hoger is dan de maximale ontheffi ngswaarde. Met als gevolg dat ook hier gebouwen drie dove gevels zouden

4Beperkingen naar aanleiding van geluidsbelasting railverkeer: rood is dove gevel, geel is geluidsbelast, groen is geen randvoorwaarde [4]

moeten hebben. Hetgeen praktisch moeilijk haalbaar is bij een woonbebouwing. Net als het gebied Sloterdijk is Amstel III aangewezen door de gemeente voor het trans-formatiebeleid met een soepeler beleid inzake hogere grenswaarden. Initiatiefnemers kunnen daarvan profi teren bij hun aanvraag voor een bestemmingswijziging en (ver)bouwaanvraag.

Om initiatiefnemers verder goed te informeren over de mogelijkheden in het gebied is op kavel en gebouwniveau de geluidsbelasting bepaald en zijn de randvoorwaarden in kaart gebracht (zie ook fi guur 4).

De randvoorwaarden zijn per kavel geïnventariseerd. Voor enkele gebouwen zijn, bij wijze van voorbeeld, de moge-lijkheden en consequenties concreet gemaakt. De gemeente gebruikt deze voorbeelden om initiatiefnemers te informeren.

De bestemmingsplan Sloterdijk en Amstel III Oost en de bijbehorende onderzoeksresultaten zijn te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl.

CONCLUSIEUit de inventarisatie komt naar voren dat de wettelijke grenswaarden voor de beoordeling van geluid en lucht-kwaliteit soepeler zijn dan de criteria vanuit gezondheids-kundig oogpunt. De mogelijkheden om van de wettelijke grenswaarden af te wijken zijn ruim te noemen. Bouw-plannen op milieubelaste locaties komen daarmee vaak succesvol door ruimtelijke procedures. Omwille van het welzijn van toekomstige bewoners en gebruikers is het aan te raden om naast de toetsing aan de regels ook met een gezondheidskundige bril de geluidsbelasting en lucht-kwaliteit te beschouwen. Die kennis kan richting geven aan maatregelen en randvoorwaarden voor het ontwerp om in deze milieubelaste locaties bij te dragen aan een leefomgeving met een zo goed mogelijk kwaliteit. n

BRONNEN [1] Guidelines for community noise, WHO, 1999 en Night noise guidelines for Europe, 2009 [2] Gezondheidseffectscreening - Gezondheid en milieu in ruimtelijke planvorming, Versie 1.6 juni 2012 [3] rapport M+P.OGA.11.03.2 d.d. 25 april 2012 [4] rapport M+P.OGA.12.01.4 d.d. 12 juni 2013

BIJNA JE SCRIPTIE AFGEROND?Schrijf een artikel in Bouwfysica

BIJNA JE SCRIPTIE AFGEROND?

[email protected]

20131303_BF02.indb 22 04-07-14 12:12

Page 25: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

23BOUWFYSICA 2 2014HERBESTEMMING EN TRANSFORMEREN

ir. D.M. (Thijs) van Brakel, DPA Cauberg­Huygen, vestiging Zwolle

ir. J.W. (Jack) Ponsteen, DPA Cauberg­Huygen, vestiging Zwolle

INLEIDINGHet gerenoveerde provinciekantoor Houtplein in Haarlem kan op alle aspecten concurreren met nieuwbouw, maar zeker ook op het gebied van duurzaamheid: de gemiddel-de GPR-score is 9,0 en de EPC bedraagt na de renovatie 0,45. Dit is maar liefst 50% zuiniger dan het Bouwbesluit voor nieuwbouw vereist en komt overeen met een stap in Energielabel van G naar A++. Het zijn zo maar enkele aspecten waarop dit bijzondere gebouw zich onder-scheidt. Agentschap NL heeft het project daarom verko-zen tot voorbeeldproject.

Wat was de sleutel tot succes? Dit artikel beschrijft hoe de bijzonder hoge ambities van de Provincie Noord-Holland tijdens het hele proces bij alle beslissingen zijn meegeno-men en integraal tegen elkaar zijn afgewogen. DPA Cauberg-Huygen heeft hierin als adviseur duurzaamheid en bouwfysica een sturende rol gespeeld.

Het provinciekantoor van de Provincie Noord Holland aan het Houtplein te Haarlem betrof een typisch jaren ’80 gebouw, met bijbehorende uitstraling en binnenklimaat. Het omvat circa 19.000 m² BVO, bestaat uit 5 tot 6 bouw-lagen en is destijds ontwikkeld als een marktconform

In het Haarlems Dagblad van 15 november 2013 viel te lezen dat het kicken is om te werken in het gerenoveerde provinciekantoor Houtplein te Haarlem. Hier doen we het toch voor. Hoe geweldig is het om hieraan een bijdrage te hebben geleverd. Niets duurzaam, niets gezond, niets comfortabel of mooi. “Dit is de omgeving waarin ik het voorrecht heb te mogen werken.” Een groter compliment voor ons werk bestaat niet. Maar desalniettemin is met de opening van provinciekantoor Houtplein in 2013 het meest duurzaam gerenoveerde kantoorgebouw van Nederland gerealiseerd.

PLEZIERIG WERKEN IN HET MEEST DUURZAME KANTOOR VAN NEDERLAND

RENOVATIE PROVINCIEKANTOOR HOUTPLEIN; VAN AMBITIE NAAR WERKELIJKHEID

kantoorgebouw. Het complex is gebouwd in carrévorm en onder het gebouw ligt een tweelaagse parkeergarage.

Het gerenoveerde gebouw is geschikt om 960 flexibele werkplekken te huisvesten. Op het binnenplein is een uit-breiding van circa 800 m² gerealiseerd voor de centrale ondersteunende functies, de zogenaamde karakteristieke “trommel”. Tevens is met de renovatie een duurzaam, gezond en veilig binnenklimaat gerealiseerd.

PROCES GERICHT OP WERKELIJKE DUURZAAMHEIDDe Provincie Noord-Holland en de betrokken partijen heb-ben vanaf de start van het project een zeer hoog ambitie-niveau nagestreefd. In de initiatieffase zijn in een work-shop concrete en zeer hoge duurzaamheidambities geformuleerd. Er is een gebouw nagestreefd dat na reno-vatie aanzienlijk ‘duurzamer’ is dan op dit moment gebruikelijk is voor nieuwbouw. Alle maatregelen op het gebied van duurzaamheid moesten wel rationeel zijn: doelgericht op ‘echte’ duurzaamheid en geen ‘window dressing’ waarbij het gebouw alleen maar duurzamer lijkt.

In het hele traject, van initiatieffase tot en met de realisa-tie, is duurzaamheid integraal in alle beslissingen meege-

1 2

Provinciekantoor voor renovatie ... en na renovatie

20131303_BF02.indb 23 04-07-14 12:12

Page 26: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

24 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

wogen. In elke fase zijn te maken keuzes integraal afge-wogen en is de gerealiseerde duurzaamheid in beeld gebracht en teruggekoppeld naar de Provincie. De volgen-de paragrafen vatten samen welke afwegingen en keuzes hebben geleid tot het duurzame, gezonde en flexibele kantoorgebouw dat het na renovatie is geworden.

THERMISCHE SCHILOm een energiezuinig kantoorgebouw te realiseren is op alle aspecten ontworpen conform de visie van de Trias Energetica, met de volgende drie stappen:– beperk de energievraag;– gebruik duurzame energie;– indien nodig, gebruik fossiele brandstoffen zo schoon

en efficiënt mogelijk.

Een hoogwaardige thermische schil is essentieel binnen de eerste stap om de gebouwgebonden warmtevraag te beperken. Voor de gevels is een hoge isolatiegraad gereali-seerd (Rc ≥ 6 m2K/W) en er is drievoudige beglazing toe-gepast (Uraam ≤ 1,0 W/m2K). Belangrijk bij het beperken van het warmteverlies is ook het dak, waarvoor een hoge-re isolatiewaarde is gehanteerd (Rc ≥ 10 m2K/W).

Bij het voorontwerp is de keuze gemaakt om de bestaan-de gevel te vervangen. Hierbij zijn de verschillende duur-zaamheidsaspecten van deze maatregel integraal tegen elkaar afgewogen. Voordeel van het behouden van de bestaande gevel was een lage milieubelasting ten aanzien van het materiaalgebruik. De voordelen van het vervan-gen van de gevel wogen echter zwaarder: er was effectie-ver een uitstekende kwaliteit van thermische schil en luchtdichtheid te behalen en het bood de mogelijkheid om grotere ramen toe te passen. Dit heeft een grote meer-waarde voor het visueel comfort en het beperken van het energiegebruik (en de warmteproductie) door kunstver-lichting.

Door de hoge isolatiewaarden is de detaillering gedurende het gehele proces een belangrijk aspect geweest. Het pro-ces is er op gericht geweest om niet alleen in theorie een duurzaam gebouw te realiseren, maar vooral een gebouw te realiseren dat in de praktijk zeer duurzaam is. DPA Cauberg-Huygen is vanaf het begin betrokken geweest bij de engineering en heeft onder meer dynamische tempera-tuursimulatieberekeningen uitgevoerd ten aanzien van de warmtestroom door de gevel, waarbij de aansluiting tus-

sen raamkozijn en stelkozijn van het gevelelement maat-gevend bleek (zie figuur 3). Dit heeft onder meer geleid tot het toepassen van hoogwaardige isolatie tussen het raamkozijn en het van het stelkozijn.

Het beperken van koudebruggen is vanaf het begin een belangrijk aandachtspunt geweest. Het binnenspouwblad bestaat uit geprefabriceerde gevelelementen, waarmee de gewenste prestatie zo goed mogelijk gegarandeerd kan worden.

In het bestek zijn de prestatie-eisen voor de diverse bouwkundige onderdelen nauwkeurig omschreven. Zowel de losse elementen als de gehele constructie zijn uitvoerig beproefd. Ook zijn er gedurende de uitvoering periodieke controles uitgevoerd om het hoge kwaliteitsniveau te waarborgen.

LUCHTDICHTHEIDNaast een goede thermische isolatie is ook de luchtdicht-heid van groot belang. Veel aandacht is besteed aan de detaillering en aan uitvoeringsinspecties. Vanaf het begin is DPA Cauberg-Huygen betrokken geweest bij detailcon-troles en zijn diverse luchtdichtheidsmetingen uitgevoerd. Met het oog op de duurzaamheid van de gebouwschil is ook de waterdichtheid beproefd. Door de integrale samen-werking van de diverse partijen en de uitvoeringscontro-les is de kans op uitvoeringsfouten geminimaliseerd. Er is bijvoorbeeld in een vroegtijdig stadium ontdekt dat stel-kozijnen niet goed op de gevel waren afgedicht, waardoor direct kon worden bijgestuurd. Hierdoor is een uitsteken-

3

4

Optimalisatie aansluiting raamkozijn en stelkozijn

Detail geprefabriceerd gevelelement

Hoogwaardige isolatie tussen raam- en stelkozijn

20131303_BF02.indb 24 04-07-14 12:12

Page 27: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

25BOUWFYSICA 2 2014HERBESTEMMING EN TRANSFORMEREN

toegepast. Dit is van grote invloed op de akoestiek. Door een uitgebalanceerd ontwerp met plafondeilanden en de keuze voor meubilair met geluidabsorptie is een goede akoestiek gewaarborgd.

Er zijn gedurende het ontwerpproces diverse simulaties uitgevoerd om het samenspel van koel- en verwarmings-installaties zodanig te optimaliseren, dat de installatie op een zeer efficiënte manier functioneert en dat een hoog comfortniveau behaald wordt. Het comfort in de tussen-seizoenen, wanneer in verschillende delen van het gebouw soms tegelijkertijd verwarming en koeling beno-digd zijn, is hierbij een belangrijk item geweest.

Eén van de bijzondere aspecten aan het project is dat het plan midden in de stad ligt. Actief omgevingsmanage-ment vormde een belangrijk onderdeel van het proces. Dankzij goede communicatie, het creatief zoeken naar oplossingen om de overlast te beperken en een goede afstemming met de omgeving, zijn moeizame en lang-durige bezwaarprocedures voorkomen.

KOELINGDoor de goede thermische schil en de goede luchtdicht-heid heeft het gebouw meer koeling dan verwarming nodig. Om ook de koelvraag te beperken zijn alle ramen met zonbelaste oriëntatie voorzien van automatische bui-tenzonwering. Ook beschikt elke ruimte over te openen ramen. Dit heeft psychologische voordelen, de gebruiker kan het thermisch comfort beïnvloeden, wat een positief effect heeft op de beleving van het binnenklimaat.

Door het toepassen van een sedumdak op “De Trommel” heeft het dak een grotere thermische massa, waardoor buffering van warmte en koude plaats vindt. Hierdoor wordt zowel de warmtelast als de koelvraag teruggedron-gen en kan een hoger comfortniveau worden bereikt.

De warmtelast ten gevolge van interne warmteproductie is zo veel mogelijk beperkt. Het gaat hierbij met name om de warmteproductie van verlichting en gebruikersappara-tuur. Wat betreft de verlichting is gebruik gemaakt van

de luchtdichtheid niet alleen in theorie, maar ook in de praktijk verkregen. De karakteristieke luchtvolumestroom qv;10 bedraagt slechts 0,22 dm3/s per m2 BVO.

VENTILATIE EN LUCHTKWALITEITOm ook warmteverliezen door ventilatie en het energie-gebruik van ventilatoren zo veel mogelijk te beperken, wordt de ventilatielucht ingebracht en afgezogen op basis van de gemeten concentratie CO2. Als de ventilatiebehoef-te laag is, wordt de ventilatie teruggeregeld. Bij koelvraag kan het ventilatiedebiet worden verhoogd aan de hand van de gemeten ruimtetemperatuur. Hierdoor wordt de ventilatie zeer efficiënt ingezet. Ook de warmteterugwin-ning op de ventilatielucht (rendement 70%) draagt bij.

In de kantoortuinen zijn groenvoorzieningen gesitueerd, die een positieve bijdrage leveren aan de luchtkwaliteit en die zorgen voor vochtregulering en kwaliteit van de bin-nenlucht. Daarnaast leveren de groenvoorzieningen een psychologisch voordeel ten aanzien van het werkklimaat.

KLIMATISERINGSSYSTEEMHet gebouw wordt geklimatiseerd door middel van lage temperatuurverwarming (Taanvoer ≤ 35°C) en hoge tempe-ratuurkoeling (Taanvoer ≥ 10°C). Hierdoor worden de distri-butieverliezen zo veel mogelijk beperkt. Dit is mogelijk door het gebruik van een warmtepomp en warmte-kou-deopslag in aquifers. Afgifte vindt plaats via vloerverwar-ming en -koeling en via klimaatplafonds. Door het grote warmteuitwisselend oppervlak kan met relatief kleine temperatuurverschillen worden volstaan. Dit heeft een gunstig effect op het thermisch comfort.

In de zomer wordt koud bronwater (circa 8°C) opge-pompt en zonder tussenkomst van een warmtepomp gebruikt voor gebouwkoeling. Het opgewarmde koude water wordt teruggevoerd in de warme bron. In de winter is deze warmte beschikbaar als bron voor de warmte-pomp. In de winter wordt warm bronwater (circa 14°C) opgepompt en middels een warmtepomp op temperatuur gebracht voor verwarming. De afgekoelde warmte wordt teruggevoerd in de koude bron. In de zomer is deze kou-de beschikbaar als bron voor vrije koeling.

Voorwaarde voor het gebruik van lage temperatuurver-warming en hoge temperatuurkoeling is wel dat in het gebouw geen gesloten verlaagde plafonds kunnen worden

5

6

Impressie interieur

Het boren van de WKO-bronnen in de stedelijke omgeving

20131303_BF02.indb 25 04-07-14 12:12

Page 28: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

26 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

Voor het totale project bedraagt het totaal geïnstalleerde vermogen aan binnenverlichting 9,2 W/m2. Het gaat hier-bij om het totaal van basisverlichting, werkplekverlich-ting, accentverlichting en noodverlichting. Basisverlich-ting en werkplekverlichting vormen samen het gebouwgebonden deel van het geïnstalleerde vermogen, wat neerkomt op een totaal van 8,3 W/m2 voor het hele gebouw.

DUURZAME ENERGIEOPWEKKING DOOR PV-CELLENDe filosofie van de trias energetica is in het ontwerp gevolgd en dus is de toepassing van PV-cellen niet gezien als een doel op zich, maar als een sluitpost in het realise-ren van de energieambitie, nadat de energievraag al in een eerder stadium van het ontwerp is geoptimaliseerd. De Provinciale Staten hebben onlangs besloten gebruik te maken van de voorbereide optie om het gebouw nog duurzamer te maken door 750 m2 PV-cellen aan het gebouw toe te voegen.

GEBOUWGEBONDEN ENERGIEGEBRUIKDe gerealiseerde energieprestatie EPC bedraagt 0,45. Dit betekent dat het gerenoveerde gebouw circa 50% zuiniger is dan ten tijde van de aanvraag conform het Bouwbesluit voor nieuwbouw werd vereist. Dit komt overeen met een stap in Energielabel van G naar A++. Ten opzichte van het oorspronkelijke gebouw is een reductie van de gebouwge-bonden CO2-emissie van maar liefst 61% gerealiseerd.

Ten aanzien van energiezuinigheid wordt vaak alleen gekeken naar het gebouwgebonden energiegebruik. Bij de renovatie draait het uiteindelijk echter een optimalisatie van het totale werkelijke energiegebruik. Het gebouwge-bonden energiegebruik is hier slechts een onderdeel van. Er dient ook rekening gehouden te worden met:– gebouwafhankelijk gebruiksgebonden energiegebruik– gebruik door gebruikersapparatuur

Gebouwafhankelijk gebruiksgebonden energiegebruikHet gebruiksgebonden energiegebruik bestaat onder meer uit het energiegebruik voor liften, pantry’s, grootkeuken en centrale ICT voorzieningen.

Het energiegebruik bij de aanschaf van de apparaten in grootkeuken en pantry’s was een belangrijk selectiecriteri-um. Ook bij de centrale ICT voorzieningen is geprobeerd het energiegebruik zo veel mogelijk te beperken. Er is

LED-verlichting met daglichtschakeling en aanwezigheids-detectie. Ook is het ontwerp zo uitgevoerd dat daglicht en kunstlicht zo efficiënt mogelijk worden aangewend. De energiezuinigheid en warmteproductie door gebruikers-apparatuur is een belangrijk criterium bij de aanschaf van nieuwe apparatuur.

DAGLICHTTOETREDINGHet ontwerp is zo uitgevoerd dat er optimaal gebruik gemaakt wordt van daglicht. Dit vanuit het oogpunt van energiezuinigheid en het beperken van de interne warm-teproductie, maar ook vanwege het positieve effect van daglicht op het aspect gezondheid. Door middel van dag-lichtsimulaties zijn meerdere varianten onderzocht met als doel de toetreding van daglicht zo veel mogelijk te optimaliseren. De plattegronden en stramienen zijn zo ingedeeld dat werkplekken nabij daglichtopeningen zijn gesitueerd, en algemene ruimten voor kasten, archief, verkeersruimten, toiletten en bergingen liggen op plekken waar daglichttoetreding beperkt is.

Al in een vroeg stadium bleek toepassing van een dag-lichtplank of prismatisch glas geen positieve bijdrage aan de daglichttoetreding te kunnen leveren. De meest effici-ente oplossing blijkt het toepassen van een bovenstrook van melkglas in combinatie met ramen met goede zonwe-ring en separate lichtwering (met LTA ≥ 50%). Daarnaast zijn de kozijnen zodanig vormgegeven dat direct zonlicht op de bovenstrook zo veel mogelijk wordt voorkomen. Zo wordt ook bij gesloten zonwering voldoende daglicht bin-nengehaald en de opstelling van de werkplekken is zoda-nig ontworpen dat hinderlijke luminanties worden voor-komen.

KUNSTLICHTMet betrekking tot kunstlicht is gekozen voor het toepas-sen van verlichting met een hoog armatuurrendement. Er is onderscheid gemaakt tussen basisverlichting en accent-verlichting. Bij de werkplekken kan de gebruiker, indien gewenst, extra werkplekverlichting inschakelen. Ook is er gekozen voor een lichte afwerking van vloeren, wanden en plafonds, wat een hoger verlichtingsrendement oplevert voor zowel daglicht als kunstlicht. Om het energiegebruik door verlichting verder te reduceren is gebruik gemaakt van daglichtschakeling en aanwezigheidsdetectie.

De optie om energiezuinige LED-verlichting toe te passen is tot in het definitiefontwerp stadium open gehouden, in verband met de snelle ontwikkelingen op dit gebied. Hier-door was het mogelijk alsnog LED-verlichting toe te pas-sen.

7

8

Daglichtsimulatie: visueel beeld (links) en luminanties (rechts)

Zonwering in combinatie met hoge daglichtoetreding

20131303_BF02.indb 26 04-07-14 12:12

Page 29: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

27BOUWFYSICA 2 2014HERBESTEMMING EN TRANSFORMEREN

beperkt aantal printerruimten met multifunctionele appa-ratuur voor het printen, kopiëren en scannen. Zo worden het energie- en papiergebruik gereduceerd.

BEÏNVLOEDEN GEBRUIKSGEDRAGOok de gebruikers beïnvloeden het energiegebruik. Het gebruiksgedrag wordt daarom positief beïnvloed, onder meer bij de routing. Zo zijn de (vlucht)trappenhuizen uit-nodigend en transparant ontworpen, waardoor mensen beperkt de liften gebruiken. In de centrale hal loopt elke gebruiker langs een energiespiegel die het energiegebruik toont van de posten waarop hij of zij zelf invloed heeft.

PLANNINGDe Provincie heeft haar kantoor op 2 februari 2013, bin-nen de oorspronkelijke planning, in gebruik genomen. Nu het provinciekantoor in gebruik is genomen, vindt een uitgebreide monitoring van de prestaties plaats. De moni-toring geldt voor het functioneren van de installatie en de werkelijke energiegebruiken. Aan de hand hiervan wordt indien nodig bijgestuurd.

VOORBEELDFUNCTIEHet gerenoveerde provinciekantoor Houtplein kan concur-reren met duurzame nieuwbouw en uit rondvraag onder de gebruikers blijkt dat deze bijzonder tevreden zijn over het binnenklimaat. De hoge duurzaamheidambitie is waargemaakt door een integrale benadering vanuit alle disciplines en een nauwe samenwerking van het ontwerp- en bouwteam.

Het provinciekantoor heeft een voorbeeldfunctie voor anderen die de ambitie hebben om een duurzaam kantoor te realiseren. Agentschap NL heeft het project daarom ook verkozen tot voorbeeldproject in het kader van het pro-gramma UKP-NESK1. De combinatie van de renovatie van een bestaand gebouw met daaraan gekoppeld hoge duur-zaamheidambities laat zien dat ook met renovatie een hoog ambitieniveau ten aanzien van duurzaamheid gerea-liseerd kan worden, waarin de gebruiker centraal staat en zich comfortabel voelt. n

bewust voor gekozen om het datahotel buiten het provin-ciekantoor te situeren in verband met de grote koelbe-hoefte. Daarnaast is gekozen voor energiezuinige servers, het uitschakelen van ongebruikte servers en het hanteren van een hoge benuttingsgraad van de servers.

Ten aanzien van de bestaande liften is een revisie uitge-voerd om het energiegebruik te beperken. Door besturing en regeling aan te passen en door het uitvoeren van de cabineverlichting in LED-spots is het energiegebruik van de liften gereduceerd. Ook door het beïnvloeden van het gebruikersgedrag is getracht het energiegebruik door de liften omlaag te brengen.

Energiegebruik door gebruikersapparatuurOok het energiegebruik door gebruikersapparatuur is zoveel mogelijk beperkt. Het gaat hierbij onder meer om computers, printers en kopieerapparaten. Bij de aanschaf van apparatuur is de energiezuinigheid een belangrijk.

Er is bewust voor gekozen om voor 1400 medewerkers 960 flexibele werkplekken te realiseren. Dit “nieuwe wer-ken” maakt deel uit van het reduceren van het energie-gebruik door een zeer compact gebouw ten opzichte van het aantal te faciliteren medewerkers. Er is sprake van een

1 Unieke Kansen Programma Naar Energieneutrale Scholen en Kantoren

9

De (vlucht)trappenhuizen nodigen uit tot gebruik

Tabel 1: Kentallen

bestaand na renovatie

oppervlakte 19.000 m2 19.800 m2

EPC 1,70 (Qpres;tot/Qpres;toel = 1,50) 0,50 (Qpres;tot/Qpres;toel = 0,45)

energielabel G A++

CO2-emissie (totaal energiegebruik) 76,4 kg CO2 /m2 BVO 27,4 kg CO2 /m2 BVO

GPR – gemiddeld 5,1 9,0

GPR – energie 5,1 8,6

GPR – milieu 2,4 7,8

GPR – gezondheid 4,1 9,4

GPR – gebruikskwaliteit 7,3 9,8

GPR – toekomstwaarde 6,5 9,6

20131303_BF02.indb 27 04-07-14 12:12

Page 30: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

28 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

ir. M.E. (Marten) Valk, Deerns Nederland

ir. E.F. (Elsbeth) van Battum, Hogeschool van Amsterdam

ir. E. (Elisabeth) Boersma, Plan B

SCHAARSTEDoor de stijging van het wereldwijde bevolkingsaantal en de toenemende welvaart in met name de snelgroeiende economieën (BRIC-landen) neemt de vraag naar grond-stoffen enorm toe. Hierdoor dreigt een schaarste van ver-schillende grondstoffen. De bouwsector verwerkt vandaag de dag 40% van alle materialen in de wereld [1]. Bewust-wording over materiaalgebruik lijkt dan ook een nood-zaak. Naast het minderen van de benodigde hoeveelheid en het verlengen van de levensduur van zowel gebouwen als materialen kan er ook op een andere manier worden nagedacht over de productie en het gebruik van materia-len. Een voorbeeld hiervan is Urban Mining (zie kader).

Volgens Arjan van Timmeren, hoogleraar Environmental Technology and Design aan de TU Delft, ontbreekt er in Nederland een compleet overzicht van het huidige materi-alengerelateerde metabolisme [1]. Er is geen inzicht in de materiaalstromen in de bouwproductie en de bestaande voorraad materialen in de bouw. Ook wordt bij de impact op het milieu niet altijd de gehele levenscyclus van mate-rialen meegenomen. In de ‘niet-zichtbare’ fasen van materialen zit meestal de grootste impact.

Voor nieuwbouw kantoren en woningen is het in het Bouwbesluit 2012 verplicht gesteld om een berekening van de milieubelasting toe te voegen bij de aanvraag van de omgevingsvergunning. Bij BREEAM, GPR Gebouw en Greencalc maakt materiaalgebruik onderdeel uit van de methode voor het bepalen van de score op het gebied van duurzaamheid. De Nieuwe Bouwopgave in Nederland richt zich echter niet alleen op nieuwbouw maar in grote mate op het transformeren van bestaande gebouwen. Deze gebouwen scoren daarbij soms onverwacht hoog doordat veel materialen bespaard blijven. Dit komt omdat de materialen (deels) al afgeschreven zijn op de gebouw-levensduur van 50 jaar. De milieukosten voor grondstof-winning, productie en bouw hoeven niet opnieuw in rekening te worden gebracht. Daarnaast is in deze bestaande bouw een vaak onbenut vermogen aan materi-alen aanwezig. De winst is te halen door dit vermogen te kapitaliseren in plaats van extra energie te gebruiken om de materialen te slopen.

Materiaalgebruik in de bouwwereld krijgt steeds meer aandacht. In ontwerptrajecten wordt over de materialisatie vaak input verwacht vanuit de bouwfysisch adviseur. Daarnaast speelt het onderwerp ook bij transformatieprojecten een duidelijke rol. Hergebruik van materialen zit nog niet op grote schaal in het standaardsysteem van de bouw. Onderzoek en pilotprojecten zijn nodig om het wiel uit te vinden en ervaring op te doen. Hierin kunnen het bedrijfsleven en het onderwijs iets voor elkaar betekenen. Aan de hand van een concrete onderzoeksvraag uit het werkveld kun-nen studenten werken aan een pilotproject en hiervoor toegepast onderzoek doen. In dit artikel wordt ingegaan op de noodzaak en potentie van hergebruikte materialen in de bouw. Vervolgens wordt aan de hand van het pilotproject Transformatie van de Ru Paréschool in Amsterdam inge-gaan op de samenwerking tussen het bedrijfsleven en het onderwijs.

IT’S ALL IN THE BUILDING

Aan het optimaliseren van hergebruik van materialen en het verlengen van de levensduur is er nog veel te winnen. Maar al te vaak wordt een bestaande inrichting van een gebouw volledig afgevoerd naar de sloop en wordt een compleet nieuwe inrichting naar binnen gebracht. Dit gebeurt vaak al bij een wisseling van huurders zonder dat het gebouw grondig wordt gerenoveerd. Men vindt dit zo gewoon dat men bijna zou vergeten dat deze materialen nog een restwaarde hebben. Door het aanwezige materi-aal op een andere wijze en in een andere functie toe te passen kan een herontwikkeling deels gevoed worden uit de voorraad materialen van het pand zelf. Een materiaal kan dan opnieuw gebruikt worden als product, als gede-gradeerd materiaal of zelfs als grondstof. Maar om welke materialen gaat het dan eigenlijk? Wat zijn de nieuwe toe-passingsmogelijkheden? En over welke hoeveelheden kan er worden gesproken? Juist ook de bouwfysisch adviseur kan deze kennis inbrengen in concrete projecten. Om meer kennis te vergaren ligt samenwerking met onder-zoeksafdelingen binnen het onderwijs voor de hand.

URBAN MININGUrban Mining is gebaseerd op het feit dat er een grote voorraad materialen in de bestaande gebouwde omge-ving aanwezig is die vrijkomt aan het einde van de levensduur van een gebouw of product. Voor Urban Mining bestaat nog geen officiële definitie, Paul H. Brunner, hoogleraar Waste Management aan de Vienna University of Technology, beschrijft de term als ‘een systematisch hergebruik van antropogene materialen van stedelijke gebieden’ [2]. In plaats van nieuwe, primaire, grondstoffen te winnen om hiervan materialen en produc-ten te realiseren wordt er zoveel mogelijk gebruik ge-maakt van materialen die al in de gebouwde omgeving bestaan. Dat kan heel direct, door een vrijgekomen mate-riaal of product meteen weer toe te passen, maar ook indirect, door de vrijgekomen producten in de stad zelf zoveel mogelijk terug te brengen naar de oorspronkelijke grondstoffen om er vervolgens nieuwe producten van te maken.

20131303_BF02.indb 28 04-07-14 12:12

Page 31: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

29BOUWFYSICA 2 2014HERBESTEMMING EN TRANSFORMEREN

PILOTPROJECTENOm ervaring op te doen met het slimmer inzetten van bestaande materialen is het goed om met concrete projec-ten aan de gang te gaan. Een voorbeeld hiervan is de transformatie van de voormalige basisschool Ru Paré in Amsterdam Slotervaart. Elisabeth Boersma (Plan B) heeft samen met O+A Architecten de prijsvraag voor deze transformatieopgave gewonnen.

In Amsterdam staan veel gebouwen leeg. De voormalige Ru Paréschool is een gebouw dat niet langer aansluit bij de visie over hoe er onderwijs gegeven moet worden. De functionele levensduur van het gebouw is ten einde. Ook de architectuur is niet meer van deze tijd en het gebouw voldoet niet meer aan de huidige technische en comfort-eisen. Zo is het gebouw, vlak voor de inwerkingtreding van het eerste Bouwbesluit in 1992, nog opgeleverd met enkel glas en zijn de installaties verouderd. De basis-school is inmiddels verhuisd naar een nieuw gebouw en een verwaarloosd pand in een vooralsnog weinig aantrek-kelijke buurt is achtergebleven.

Zowel de buurt als het gebouw hebben echter veel poten-tie. In plaats van het gebouw af te breken is dan ook besloten dit voormalig schoolgebouw te transformeren en herbestemmen. Verschillende maatschappelijke functies zullen in het gebouw worden ondergebracht. Architecten-bureau O+A en Plan B zetten in dit project in op het gebruik van REST materiaalstromen uit de omgeving en het gebouw zelf. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van direct hergebruik. Hierbij wordt samenge-werkt met ‘sloopbedrijf’ Oranje, een bedrijf dat niet sloopt maar juist demonteert ofwel amoveert. Zij zien de nood-zaak en potentie van hergebruik van materiaal en willen hier ervaring mee opdoen. Het doel is om bij demontage vrijgekomen materialen weer in te zetten voor nieuw-bouw of transformatie ter plaatse. Dat kan indirect of direct hergebruik zijn.

SAMENWERKING MET HET ONDERWIJSIn samenwerking met Marten Valk (Deerns) en Elsbeth van Battum (Hogeschool van Amsterdam) is aan de trans-formatie van de Ru Paréschool een afstudeeropdracht gekoppeld. Studenten uit het afstudeeratelier ‘Smart Trans-formations’ hebben een aantal weken toegepast onderzoek binnen het thema Urban Mining verricht en vervolgens gewerkt aan de transformatieopgave voor de Ru Paré-school. Dit afstudeeratelier valt binnen de specialisaties Bouwtechnologie en Transformatie/Restauratie onder het thema Lifecycle.

Het afstudeeratelier haakt hiermee in op het beleid van de overheid om het hoger beroepsonderwijs meer in te zet-ten voor toegepast onderzoek. Onder leiding van een docent onderzoeker wordt gewerkt aan kennisuitbreiding van en vernieuwde inzichten in een bepaald thema, in dit geval Urban Mining. Hierbij speelt het werkveld een essentiële rol: zij formuleert concrete vragen en proble-men die leiden tot toegepaste onderzoeksvragen. Het onderzoek vindt plaats op twee niveaus: in het afstudeer-atelier door studenten en in een overkoepelende kennis-kring door onderzoekers.

Ook in deze opgave heeft het werkveld mogelijke onder-zoeksvragen binnen het afstudeerthema Urban Mining geformuleerd en het pilotproject aangedragen. Naast begeleiding vanuit de onderwijsinstelling hebben de stu-denten contact met deze werkveldbegeleiders gehad om feedback inzicht in de problematiek en feedback op het werk te krijgen.

Een actuele, concrete vraag vanuit het werkveld was de vraag naar een inventarisatie van de potentiële nieuw-waarde van reeds toegepaste materialen uit te slopen pan-den in de omgeving van de Ru Paréschool: welke materia-len zijn aanwezig, in welke hoeveelheid en waar kunnen ze direct of indirect voor worden toegepast? Op kleine schaal wordt hiermee een stukje inzicht in de bestaande kapitaalvoorraad materialen verkregen. De studenten heb-ben deze inventarisatie uitgevoerd. De resultaten vormen uitgangspunten die bij de transformatieopgave van de Ru Paréschool door de architect worden meegenomen.Na de onderzoeksfase hebben de studenten aan de trans-formatieopgave van de Ru Paréschool gewerkt. Deze resultaten van deze opgave kunnen het werkveld ver-nieuwde inzichten bieden in de oplossingsmogelijkheden binnen dit thema. Momenteel zijn de studenten bezig met het afronden van hun afstudeerproject.

TRIAL AND ERRORDat de omgang met materialen voor de duurzaamheid van gebouwen belangrijk is, staat buiten kijf. Hoe bestaande materialen optimaal kunnen worden herge-bruikt is echter geen gemakkelijk vraagstuk. De bouw staat niet bekend als de meest innovatieve sector. Juist daarom is het goed om met pilotprojecten aan de slag te gaan en ook het onderwijs te betrekken bij dit vraagstuk. De zekerheid die het aanbrengen van volledig nieuwe materialen biedt, helpt ons niet verder. Middels trial en error kunnen we tot toepassingen komen, die in de toe-komst heel gangbaar worden. Deze manier van samen-werken tussen onderwijs en bedrijfsleven biedt interes-sante ingangen voor onze kenniseconomie. In een volgende editie van Bouwfysica worden de resultaten van het afstudeeronderzoek door studenten van de HvA gepresenteerd. n

BRONNEN [1] Arjan van Timmeren, Publicatie ‘Urban Mining’, Cobouw, 03-10-2013 [2] Paul H. Brunner, Urban Mining, A contribution to reindustrializing the city, Journal of industrial Ecology, 2011, Volume 15, Number 3, p339

1

Milieubelastende fasen voor materiaalgebruik

20131303_BF02.indb 29 04-07-14 12:12

Page 32: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

30 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

RUNOFF OF WIND-DRIVEN RAIN

Naam: Thijs Van den BrandeNationaliteit: BelgischUniversiteit: KU LeuvenVakgroep/leerstoel: Afdeling Bouwfysica,

Departement Burger-lijke Bouwkunde

Studie-achtergrond: Burgerlijk-ingenieur Bouwkunde

WAT IS HET ONDERWERP VAN JE PROMOTIE-ONDERZOEK?Slagregen is één van de meest belangrijke vochtbronnen voor gevels. Om inzichten te bekomen in preferentiële bevochtiging,

regenpenetratie, vochtafl oop en gevelvervuiling is het noodzake-lijk om een gedetailleerd beeld te krijgen van de regentoevoer op gevels in de bebouwde omgeving en het verdere gedrag van dit regenwater nadat het de gevel raakt en afl oopt. In mijn doc-toraatsonderzoek werd een model ontwikkeld om regenwater-afl oop te begroten. In een eerste stap wordt de slagregenhoe-veelheid op de gevel bepaald aan de hand van CFD simulaties. Vervolgens wordt de hoeveelheid en het gedrag van het afl open-de water gesimuleerd met behulp van HAMFEM, een model voor het vochtgedrag van gevelmaterialen, dat werd aangevuld met een module voor afl opend water. Naast simulaties bevat het doctoraatsproject ook een luik experimenteel werk om de ont-wikkelde modellen te valideren. Er werden twee experimenten ontwikkeld, één om in gecontroleerde omstandigheden de afl opende waterfi lm te observeren en één om op gevels van bestaande gebouwen regenafl oop en slagregen te kwantifi ceren.

WAAROM IS JOUW ONDERZOEK INTERESSANT VOOR LEZERS VAN BOUWFYSICA?De ontwikkelde modellen kunnen inzichten geven in hoe water langsheen gevels naar beneden stroomt en zo een bijdrage leve-ren in de ontwikkeling van zelfreinigende gevels. Zo blijkt uit de eerste resultaten dat een nauwkeurige bepaling van de slagre-genhoeveelheid noodzakelijk is voor het voorspellen van regen-afl oop op gevels . Anderzijds geeft het nauwkeurig te sturen experiment de mogelijkheid om poreuze gevelmaterialen te tes-ten en te evalueren op hun afl oopgedrag.

STRATEGIES FOR MOISTURE MODELLING OF HISTORICAL BUILDINGS IN ORDER TO CONTROL DAMAGE RISKSNaam: Lien De BackerNationaliteit: BelgischeUniversiteit: Universiteit GentVakgroep/leerstoel: Vakgroep Architectuur en StedenbouwStudie-achtergrond: Industriële wetenschappen: optie bouw-

kunde

WAT IS HET ONDERWERP VAN JE PROMOTIE-ONDERZOEK?Het onderzoek richt zich naar het binnenklimaat in kerkgebou-wen. Bij kerkgebouwen zien we vaak nog een oude robuuste luchtverwarming die meestal enkel tijdens de kerkdienst in wer-king gesteld wordt. Vaak leidt dit soort verwarmingssysteem tot schade aan de talrijke kunstwerken in de kerk, zoals paneel-schilderijen en het orgel. Om de hygrothermische respons te kunnen voorspellen tijdens het verwarmen, wordt gebruik gemaakt van een zogenaamd zonaal model om de luchtstroming op een vereenvoudigde wijze te kunnen voorspellen. Een derge-lijk model werd beschreven door Togari. Hierbij wordt de ruimte opgedeeld in verticale lagen om zo de stratifi catie die ontstaat tijdens het verwarmen te kunnen voorspellen. Dit zonaal model wordt samen met een vergelijking voor het voorspellen van de jetfl ow en natuurlijke ventilatie geïmplementeerd in de BES-software TRNSYS. Daarnaast wordt het model ook uitgebreid met vergelijkingen voor damptransport.

WAAROM IS JOUW ONDERZOEK INTERESSANT VOOR LEZERS VAN BOUWFYSICA?De combinatie van de BES-software TRNSYS met het zonaal model, laat toe om op een snelle en eenvoudige wijze de tem-peratuur- en relatieve vochtigheidsgradiënt te schatten in een grote ruimte. Deze temperatuur- en relatieve vochtigheidsveran-deringen kunnen we vervolgens relateren aan de zogenaamde conserveringsklasses van ASHRAE om een idee te krijgen van het mogelijke risico op scha de aan de kunstwerken in het gebouw.

PROMOVENDI AAN HET WOORD

20131303_BF02.indb 30 04-07-14 12:12

Page 33: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

31BOUWFYSICA 2 2014ACTUEEL

NIEUWE NEN-NORMENIn deze rubriek wordt een overzicht gegeven van de normen, normontwerpen, correctiebladen en aanvullingsbladen op het gebied van de bouwfysica die vanaf januari 2014 zijn verschenen.

DEFINITIEVE NORMENNormnummer Titel PublicatiedatumNEN 8088-1+C1:2012/C2:2014 Ventilatie en luchtdoorlatendheid van gebouwen - Bepalingsmethode voor de

toevoerluchttemperatuur gecorrigeerde ventilatie- en infiltratieluchtvolumestromen voor energieprestatieberekeningen - Deel 1: Rekenmethode

23-01-2014

NEN 1068:2012/C1:2014 Thermische isolatie van gebouwen - Rekenmethoden 27-01-2014NEN 7120+C2:2012/C4:2014 Energieprestatie van gebouwen - Bepalingsmethode 27-01-2014NEN-EN-ISO 16283-1:2014 Akoestiek - Praktijkmeting van geluidisolatie in gebouwen en van bouwelementen

- Deel 1: Luchtgeluidisolatie27-02-2014

NEN 2077:2014 Vaste brandblusinstallaties - Sprinklerinstallaties voor de woonomgeving - Ontwerp, installatie en onderhoud

10-04-2014

NORMONTWERPENNormnummer Titel PublicatiedatumNEN-EN 16703:2014 Akoestiek - Beproevingsmethode voor gipskartonplaatwanden met stalen profielen

- Luchtgeluidisolatie03-02-2014

NEN 2991:2014 Lucht - Risicobeoordeling in en rondom gebouwen of constructies waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt

16-04-2014

AGENDAEVENEMENTEN7-12 sept 2014 Forum Acusticum, Krakau, Polen, www.fa2014.pl12-13-14 sept 2014 Bouw en renovatiebeurs Passive House, Brussel, www.passivehouse.be 15-17 sept 2014 International ISMA Noise and Vibration Engineering Conference, Leuven, www.isma-isaac.be28 okt 2014 9th Energy forum on Advanced Building Skins, Bressanone, Italy, www.buildingecology.com 4 nov 2014 Nationaal sustainability congres, Den Bosch, www.sustainability-congres.nl 4-5 nov 2014 Congres Geluid, Trillingen en Luchtkwaliteit, Nieuwegein, www.gtlcongres-beurs.nl10–11 nov 2014 Experience Light 2014, Eindhoven, www.experiencinglight.nl 16 nov 2014 Inter- Noise 2014, Melbourne, Australië, www.internoise2014.org

CURSUSSEN3 sept 2014 Training NEN 6059-1 en -2: Brandveiligheid bouwwerken, de methodiek, Utrecht, www.nen.nl 9 sept 2014 Basiscursus: Trillingsrichtlijnen in de praktijk, Bruchem, www.sbr.nl9 sept 2014 Cursus Luchtdicht bouwen, Utrecht, sbr, www.sbr.nl 25 sept 2014 Dagcursus Brandveilig denken, Zoetermeer, Peutz Academy, www.peutz.nl2 okt 2014 Dagcursus installatiegeluid, Zoetermeer, Peutz Academy, www.peutz.nl6 okt 2014 Bouwfysica en Bouwtechniek, Tilburg, FMH Academy, www.springest.nl 7 okt 2014 Basiscursus Brandveiligheid: ontwerpen en toetsen, Utrecht, sbr, www.sbr.nl 7 okt 2014 Verdiepingscursus Trillingsrichtlijnen in de praktijk, Rotterdam, sbr, www.sbr.nl 8 okt 2014 Verdiepingscursus Brandveiligheid: implementeren en toepassen, Utrecht, sbr, www.sbr.nl 9 okt 2014 Studiemiddag: Hoe om te gaan met Bouwlawaai, Zoetermeer, Peutz Academy, www.peutz.nl6 nov 2014 Cursus Bouwfysica, Ontwerpen & Toetsen, Utrecht, sbr, www.sbr.nl 6 nov 2014 Driedaagse training meten en rekenen industrielawaai, Zoetermeer, Peutz Academy, www.peutz.nl19-20-21 nov 2014 Cursus Explosieveiligheid, Delft, Stichting Post Academisch onderwijs, www.pao-tudelft.nl 20 nov 2014 Verdiepingscursus Brandveiligheid: Rekenen aan vluchten en wbdbo, Utrecht, sbr, www.sbr,nl 20 nov 2014 Training NEN 6059-1 en -2: Brandveiligheid bouwwerken, de methodiek, Leiden, www.nen.nl27 nov 2014 Cursus Brandveilig beheren van gebouwen, Utrecht, sbr, www.sbr.nl

OPLEIDINGENnajaar 2014 - … 41ste Hogere Cursus Akoestiek, Antwerpen, www.ie-net.benajaar 2014 SKB post HBO Opleiding Ontwerper Duurzame Klimaat Concepten, Utrecht, www.skbopleidingen.nlnajaar 2014 SKB post HBO Opleiding Bouwfysica, Utrecht, www.skbopleidingen.nlnajaar 2014 SKB post HBO Opleiding Fire Safety Engineering, Utrecht, www.skbopleidingen.nl

Wilt u uw evenement, cursus of opleiding ook in onze agenda vermelden, stuur dan een e-mail naar [email protected]

20131303_BF02.indb 31 04-07-14 12:12

Page 34: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

32 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

Op dinsdag 15 april 2014 is door de Neder-lands Vlaamse Bouwfysica Vereniging een excursie georganiseerd naar De Rotterdam in Rotterdam. Het gebouw is ontworpen door Rem Koolhaas en met een oppervlakte van 160.000 m2 het grootste gebouw van Neder-land. In De Rotterdam zijn onder andere appartementen, kantoorruimten en een hotel aanwezig.

Er zijn drie lezingen gehouden die hieronder worden toegelicht:1. Piet Kauffman (adviseur/partner, DVP): ontwikkeling van De Rotterdam Er werd ons door Piet inzicht gegeven in de ontwikkeling van De Rotterdam en de grote uitdagingen hierbij. Zo heeft het behoorlijk wat consequenties om een hoogbouw gebouw als De Rotterdam te plaatsen op de gekozen locatie. Daarnaast is een gebouw met deze afmetingen niet gebruikelijk in

Nederland en vraagt dit om goede organisatie en planning.2. Johan Koudijs (adviseur brandveiligheid en bouwtechniek, DGMR): brandveiligheid en bouwfysica In zijn presentatie heeft Johan de grootste uitdagingen op het gebied van brandveiligheid en bouwfysica toegelicht. Het adviseren over de brandveiligheid in hoogbouw gebouwen valt niet onder de standaard werkzaamheden. Er zijn bijvoorbeeld veel onderzoeken in de vorm van simulaties en praktijktesten uitge-voerd met betrekking tot de gevels en een plasbrandscenario. De schaalgrootte van het gebouw vroeg ook om een nieuwe manier van samenwerking met de brandweer.3. Pim Leenders (adviseur geveltechniek, TGM): De gevels van De RotterdamPim heeft vanuit meerdere opzichten het hele ontwerp- en uitvoeringstraject meegemaakt van de gevels van De Rotterdam: in het ont-werptraject bij de gevelbouwer en in een adviserende rol bij een bouwfysisch advies-bureau. Pim heeft ons in zijn presentatie de grootste uitdagingen van de gevel laten zien. Dit zijn onder anderen het opvangen van hoogteverschillen door verzakking van het gebouw, het procesmatig plaatsen van de gevels in een hoogbouw situatie en de uitda-ging van te openen delen op grote hoogte.

Na de lezingen werden er twee groepen samengesteld die beide door deskundige gid-sen werden rondgeleid door het gebouw. Van de imposante centrale hal en het atrium tot een voorbeeldappartement, een hotelkamer en de hoogste kantoorverdieping met fantas-tisch panoramisch uitzicht over Rotterdam. En tot slot een borrel om nog even na te praten.

De organisatie kijkt terug op een leuke mid-dag en wij zijn erg blij met de vele enthousi-

aste reacties en de grote opkomst. Wij willen ook de sprekers bedanken voor hun inhoude-lijke bijdrage aan deze middag. Door de aan-wezige leden werden de lezingen erg gewaar-deerd.

In de toekomst willen wij graag meer excur-sies aanbieden die gratis en exclusief zijn voor onze leden. Suggesties voor onderwer-pen voor lezingen en interessante gebouwen zijn welkom, deze kunt u sturen aan [email protected]. n

EXCURSIE EN LEZINGEN DE ROTTERDAM

Functies in De RotterdamAtrium in De Rotterdam

Uitleg over de appartementen bij bezoek aan voor-beeld appartement

Het uitzicht bewonderen op de 42e kantoorverdie-ping

Te openen deel in de gevel van de hotelkamer

20131303_BF02.indb 32 04-07-14 12:13

Page 35: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

33BOUWFYSICA 2 2014VERENIGING

Beste leden,We hebben dit jaar iets te vieren binnen de NVBV, we bestaan namelijk 25 jaar! Door alle reuring de afgelopen jaren vanwege de fi nan-ciële crisis zouden we dit heugelijke feit bijna vergeten! We willen het 25-jarig bestaan dan ook niet zomaar voorbij laten gaan en zijn op zoek naar een leuke manier om het samen met onze leden te vieren. Ideeën vanuit de leden zijn daarbij altijd welkom!

Daarnaast wil ik graag nog melden dat wij voor 2014 een aantal acties hebben uitgezet om beter aan te sluiten bij de wensen van de

leden. Uit de enquête die vorig jaar verspreid is onder de leden kwamen een aantal punten naar voren die onze leden erg belangrijk vin-den. Dit zijn onder andere het behartigen van de belangen van de bouwfysicus, het delen van kennis en het bieden van mogelijkheden om te netwerken. Daarnaast is er ook behoefte aan snellere kennisdeling en een levendig platform. In het verslag van de ALV zult u zien dat er serieus werk van wordt gemaakt. Daarbij wil ik ook graag meegeven dat er altijd ruimte is voor leden om ideeën in te brengen. Heeft u misschien een heel mooi project gerealiseerd waar u collega-bouwfysici

VAN HET BESTUURgraag over wilt vertellen? Of heeft u onder-zoek gedaan naar een onderwerp en kent u meerdere partijen die ook een toelichting kunnen geven over dit onderwerp? Laat het ons weten!

Zoals u wel merkt wil de NVBV zich graag focussen op het leuke, uitdagende en interes-sante vakgebied waar wij in werken. Daarbij willen wij ons niet alleen richten op Neder-land maar ook meer aandacht gaan besteden aan de Vlaamse markt. n

Ingrid van de Cruijs, secretaris

VERSLAG ALV 12 MAART 2014Op woensdag 12 maart 2014 heeft de Alge-mene Ledenvergadering (ALV) van de NVBV plaatsgevonden bij RVO in Utrecht. Tijdens de ALV werd het jaarverslag door de verantwoor-delijke bestuursleden en de hoofdredacteur toegelicht. Omdat er dit jaar aansluitend op de ALV geen lezingen georganiseerd werden, was er meer ruimte om in gesprek te gaan met de aanwezige leden. In vervolg op de vorig jaar afgenomen enquête aan de leden wil het bestuur graag van de leden horen wat zij vinden van de plannen voor 2014. Dit heeft geleidt tot interessante discussies en is door het bestuur als erg positief ervaren.

Belangrijke onderwerpen in de ledenvergade-ring waren (in willekeurige volgorde):– Kennisdag op 20 juni 2013 op de TU in

Delft.

– 3 à 4 keer per jaar een excursie voor de leden organiseren inclusief aansluitende netwerkborrel. De eerste excursie is gepland op 15 april 2014 naar De Rotter-dam.

– Betere aansluiting vinden met Vlaanderen en meer Vlaamse leden aantrekken.

– Update van het handboek Bouwfysische Kwaliteit Kantoorgebouwen.

– Bijdrage leveren aan ontsluiting van de Kennisbank Bouwfysica (www.klimapedia.nl).

– Activiteiten van de Dutch Building Commis-sioning Association ondersteunen.

– De website is technisch verbeterd en wordt uitgebreid met een beveiligd gedeelte voor leden.

– Er is overleg gaande over een invulling van het domein www.bouwfysica.nl, bijvoor-

beeld een actief platform voor bouwfysica studenten.

– De Stichting Kennisoverdracht Bouwfysica (SKB) heeft aanzienlijk minder inschrijvin-gen voor de opleidingen.

– Meer aandacht besteden aan huidige spon-soren van de NVBV en het aantrekken van nieuwe sponsoren.

– 2013 is fi nancieel afgesloten zonder verlies.

Graag verwijzen wij u voor meer informatie naar het jaarverslag op de website www.nvbv.org.

Hopelijk tot ziens bij de ALV volgend jaar en wij houden u op de hoogte van interessante ontwikkelingen, excursies en lezingen. n

Ingrid van de Cruijs, secretaris

ADVERTEREN IN BOUWFYSICA? NEEM CONTACT OP MET DE REDACTIE VOOR DE SCHERPE TARIEVEN.

ADVERTEREN IN BOUWFYSICA? NEEM

www.nvbv.org

20131303_BF02.indb 33 04-07-14 12:13

Page 36: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

34 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

SPONSORS VAN DE NVBV

www.dpach.nl Duurzaam Gezond en Veilig

Bodegraven - Ede - Rijssen - Amsterdam

adviseursingenieurs

Bouwfysica | Akoestiek | Brandveiligheid

Balistraat 12585 XK Den HaagPostbus 855772508 CG Den Haag

T (070) 361 55 59F (070) 361 79 [email protected]

K+ Adviesgroep bvIs een ingenieursbureau dat installatietechnische adviezen op een unieke manier combineert met de advisering op het gebied van Bouwfysica, Akoestiek, Energiebeheer, Duurzaam Bouwen en Brandveiligheid

Meer bouwen met minder techniek

K+ Adviesgroep bv

Jodenstraat 6Postbus 2246100 AE EchtT: 0475 – 470 470E: [email protected]

www.k-plus.nl

Enhancing Society Together

royalhaskoningdhv.com/bouwfysica

Mensen met oplossingen voor een goed leef- enwerkcomfort

M+P | MBBM groep www.mp.nl

jaar

peutz groupvestigingen in nederland, belgië, duitsland, frankrijk en spanje

www.peutz.nl

Onze integrale kennis zorgt voor bouwkwaliteitNieman Raadgevende Ingenieurs is een ingenieurs- bureau voor bouwfysica, bouwtechniek en bouwregelgeving. Voor zowel nieuwbouw als bestaande bouw combineren wij onze gedegen kennis tot praktische integrale adviezen op de volgende gebieden:

• Akoestiek • Bouwfysica • Bouwregelgeving • Brandveiligheid • Bouwtechniek en -praktijk • Energie en Duurzaamheid • Installatietechniek

Nieman Raadgevende Ingenieurs B.V.

• Utrecht• Zwolle• Rijswijk• Eindhoven• Putten

[email protected]

Nieman Groep bestaat naast Nieman Raadgevende Ingenieurs uit: Nieman-Valk Technisch Adviesbureau, Nieman-Kettlitz Gevel- en Dakadvies én Nieman Consultancy.

20131303_BF02.indb 34 04-07-14 12:13

Page 37: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

35BOUWFYSICA 2 2014VERENIGING

Sint Maartenslaan 23, 6221 AV MaastrichtT +31 43 321 16 43

WRIWETERING RAADGEVENDE INGENIEURS MAASTRICHT

BrandveiligheidBouwfysica

AkoestiekInstallaties

DGMR. Meer dan Bouwfysica.

Snelle en betrouwbare berekeningen voor

Installatie Bouwbesluit AdviesEnergie

BINK software BV - 078-6148626E-mail: [email protected] - website: www.binksoftware.nl

Bouw

Ruimte

Milieu

Oplossingen voor bouw, ruimte en milieuLBP|SIGHT is een onafhankelijk advies- en ingenieursbureau met veertig jaar ervaring. Passie voor het vak is wat de honderd professionals bindt.

Kelvinbaan 40 3439 MT Nieuwegein(030) 231 13 77

www.lbpsight.nl

BouwadBouwadBouwadBouwadBouwadBouwadvivieess BrBrBraandvndvndvndveeiil il ighghgheeididid

SPAingenieurs.nl

TerneuzenEde

ruimtelijke ordeningmilieuonderzoeken

milieuzorg

vergunningenduurzaamheidbeleidsadviesopleiding

...brengt ideeën tot leven

‘Deerns is het grootste onafhankelijke ingenieursbureau in Nederland op het gebied van installatietechniek, energie en bouwfysica’

Untitled-1 1 7/31/2012 11:45:41 AM

20131303_BF02.indb 35 04-07-14 12:13

Page 38: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

36 2 2014 BOUWFYSICA WWW.NVBV.ORG

COLOFON NEDERLANDS VLAAMSE BOUWFYSICA VERENIGINGBouwfysica25e jaargang, nummer 2, juli 2014ISSN 0928-5377

Redactieir. Marije Vos (hoofd-redacteur, Arcadis)ir. Mirjam Peters (eindredacteur, DGMR)ir. Marco van Beek (Peutz)ir. Caroline Kaas (RHDHV)ir. Ingrid Naus (Floriaan)

ir. Linda Hoes-van Oeffelen (TNO)ir. Sara van der Valk (LBP|SIGHT)ir. Marjolein Vandersickel (Technum-Tractebel Engineering)

Redactieadresir. M. Vosp/a ArcadisPostbus 10512410 CB Bodegravene-mail: [email protected]

Abonnementene 80,- per jaar

AdvertentietarievenOp aanvraag

Grafische realisatieTwin Media BV, CulemborgGedrukt op chloorvrij papier

Bronvermelding omslagHenri van Gelder fotografie

Bestuuring. Ad van der Aa (voorzitter, ABT)ir. Antonin van de Bree (penningmeester, LBP|SIGHT)ir. Ingrid van de Cruijs (secretaris, LBP|SIGHT)ir. Twan Vervoort (Peutz)ir. Daniel van Rijn (RVO)ing. Ruud Veen (Gemeente Haarlem)

ir. Stef Voermans (Mobius)dr. ir. arch. Martin Tenpierik (TU Delft)ir. Herman Eijdems (P2P-consult)

Secretariaat en informatieNederlands Vlaamse Bouwfysica Verenigingp/a LBP|SIGHTPostbus 14753430 BL Nieuwegein

Bij voorkeur per e-mail naar: [email protected]: www.nvbv.orgNederland: Postrekening 92140

Lidmaatschap€ 60,- per jaar (bij automatische incasso);studenten 15 euro;zie website voor details en inschrijvingsformulier.

Leden van de Nederlands Vlaamse Bouwfysica Vereniging ontvangen het blad Bouwfysica.

IN HET VOLGENDE NUMMERIn het volgende nummer hebben we het ver-volgartikel met de uitkomsten van het onder-zoek van de studenten van de Hogeschool Amsterdam. De eindrapporten van het onder-zoek zijn afgerond en in het volgende num-mer wordt Urban Mining verder uitgediept.

Daarnaast wordt een holistische ontwerpbe-nadering voor het binnenmilieu in kantoorge-bouwen nader toegelicht, gaat één van de artikelen over de geluidsisolatie van glazen

wanden, en een ander over de een innovatief ventilatieconcept in scholen. Een afstudeer-der schrijft over de Nationale Milieudatabase.

Voor nummer 4 zijn we nog op zoek naar een aantal artikelen. Onder andere twee artike-len over het bewaken van kwaliteit bij trans-formaties en windcomfort op terrassen en balkons zitten in de pijplijn. Heeft u een onderwerp dat hier goed op aansluit, een aanvulling is, of op een andere manier inspi-

rerend is voor dit nummer, dan horen wij dat graag!

Een outline of een eerste opzet voor het artikel kunt u sturen naar [email protected]. Vergeet u ook niet uw afstudeerders te wijzen op de mogelijkheden voor een artikel en deelname aan de Kees van der Linden-prijs? n

Marije Vos, hoofdredacteur

Op 28 april jongstleden is op 42 jarige leef-tijd Jeffrey Karbaat overleden. Veel te vroeg, veel te onverwachts en een groot verlies voor de bouwfysica.

IN MEMORIAM JEFFREY KARBAATJeffrey werkte sinds 2006 bij DGMR en com-bineerde dat met lesgeven aan onder andere de Haagse Hogeschool. Zijn passie voor het vak bracht hij zowel over aan de klanten en collega’s als aan de studenten bouwkunde. Een vraagbaak, die altijd voor iedereen klaar-stond. De enthousiaste voorzitter van de lan-delijke docenten vakgroep bouwfysica en ook actief voor de Kennisbank Bouwfysica. Een man van de praktijk en inspirator voor velen.

Een alleskunner en voor iedereen een vraag-baak. Nee zeggen is geen optie, hij stond voor iedereen altijd klaar. Bouwbesluit, bezon-ning, EPC, labels; you name it en Jeff weet het, hij kent alle details. Maar niet alleen als het gaat om het vak, ook bij andere onderwer-pen vliegen de details je om de oren. Muziek, van klassiek tot Neill Young en U2 of meer obscure bandjes, de passende wijnen bij iedere gang van het diner, zijn eigen adresjes voor net dat ene gerecht.

In alle rust genieten, van eten, van gezellig-heid. Zo kennen we Jeff, altijd overal voor in. In de kroeg met zijn studenten en ze moed in

praten. Met collega’s na de meting nog even een pizza, maar dan wel bij dat ene specifie-ke tentje. Je ziet hem zo zitten achter zijn bureau, een beetje mopperend, hardop in zichzelf pratend. Toch nog even snel die vraag beantwoorden. Niet te bevatten dat dat plot-seling voorbij is.

We zullen hem Enorm missen, onze Master-SJeff, vraagbaak en goedzak. Veel te jong, veel te onverwachts. Maar we zullen je niet vergeten, aan je blijven denken. Bij die ene dessertwijn, bij “hoe heette dat ene bandje uit de jaren 80 ook alweer”, die vraag over dat specifieke artikel in de norm, bij alle sta-giairs en afstudeerders in de toekomst.

Vele mensen zullen hem missen; collega’s, oud-collega’s, studenten, oud-stagiairs, en afstudeerders. De bouwfysica zal hem mis-sen. 42 is nog veel te vroeg, voor hem, voor zijn familie en vrienden, en voor ons. n

Gertjan Verbaan,DGMR, vestiging Den Haag

20131303_BF02.indb 36 04-07-14 12:13

Page 39: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

20131303_BF02.indb 3 04-07-14 12:17

Page 40: BOUWFYSICA - nvbv. · PDF file2 2 2014 BOUWFYSICA   ir. I. (Irene) Sopjes, Nelissen Ingenieurs­ bureau BV, Eindhoven INLEIDING Nabij het centrum van Eindhoven ligt het voormalige

20131303_BF02.indb 4 04-07-14 12:16